Allochtone Zelforganisaties in Nijmegen

Post on 01-Jan-2016

32 views 0 download

description

article

Transcript of Allochtone Zelforganisaties in Nijmegen

Allochtone zelforganisaties inNijmegenTussen eigenheid en aanpassing

Hans Voutz (Onderzoek & Statistiek, gemeente Nijmegen)oktober 2000

Inhoudsopgave

Samenvatting 3

1 Inleiding 171.1 De aanleiding tot dit onderzoek 171.2 De opzet van het onderzoeksrapport 19

2 Achtergronden, probleemstelling en onderzoeksopzet 212.1 Achtergronden bij het bestaan van de allochtone zelforganisaties 212.2 Probleemstelling 252.3 Onderzoeksopzet 26

3 De allochtone zelforganisaties in Nijmegen 293.1 Inleiding 293.2 Een eerste indeling op basis van herkomstland 293.3 Turkse en Marokkaanse organisaties 32

3.3.1 Moskeeverenigingen 323.3.2 Organisaties op het gebied van belangenbehartiging 333.3.3 Vrouwengroepen 413.3.4 Nieuwe groepen 453.3.5 Andere organisaties 49

3.4 Antilliaanse en Arubaanse organisaties 493.5 Surinaamse organisaties 513.6 Organisaties van Zuid-Europeanen 543.7 Molukse organisaties en organisaties van Indische Nederlanders 543.8 Organisaties van asielzoekers en vluchtelingen 57

4 Allochtone zelforganisaties en hun betekenis voor demaatschappelijke emancipatie van hun achterban 594.1 Inleiding 594.2 De ontwikkelingsdynamiek van de zelforganisaties in Nijmegen 60

4.2.1 Een aantal redenen voor de grote diversiteit van de zelforganisaties 604.2.2 De ontwikkeling van Turkse en Marokkaanse zelforganisaties 624.2.3 Conclusie: organisatiedynamiek en maatschappelijke emancipatie 66

4.3 De concrete invulling van de maatschappelijke emancipatie 684.3.1 Inleiding 684.3.2 De activiteiten 684.3.3 De middelen 71

Inhoudsopgave (vervolg)

2

4.3.4 Conclusie: allochtone zelforganisaties en maatschappelijk emanciptie? 724.4 Suggesties voor een toekomstige samenwerking met de zelforganisaties 74

4.4.1 Inleiding 744.4.2 Suggesties 75

Allochtone zelforganisaties in NijmegenSamenvatting

3

SamenvattingI Inleiding

In Nijmegen bestaan er net als in andere steden vele organisaties van en binnen de ver-schillende allochtone gemeenschappen. Op zich is dit niet verwonderlijk, want het gaatom inwoners die zich in een aantal opzichten onderscheiden, zowel met betrekking totde (meeste) autochtone stedelingen, alsook ten opzichte van elkaar. Er zijn verschillenqua herkomst, etniciteit, cultuur, politiek en religie. Tevens is het voor een aanzienlijkdeel van de gemeenschappen nog steeds zo dat er sprake is van ongelijke maatschap-pelijke kansen ten opzichte van de autochtone bevolking. Cijfers laten dienaangaandegrote achterstanden zien: op de arbeidsmarkt, in het onderwijs en op het gebied vansociale en politieke participatie. Welnu, het gegeven dat er vele allochtone organisatieszijn in Nijmegen getuigt zowel van het verlangen naar een plek voor zichzelf, met enonder gelijken, alsook van het streven naar een meer evenredige deelname aan hetmaatschappelijke verkeer.

De bedoelde organisaties worden in hun omgeving (lokaal sociaal beleid en welzijns-werk) aangeduid als zelforganisaties. Het voorvoegsel zelf verwijst daarbij naar devolgende karakteristieken: specifieke belangen van een allochtone doelgroep zijn in hetgeding, de organisatie wordt gedragen door ‘eigen mensen’ (die op vrijwillige basisactief zijn) en als zodanig gaat het om de eigen verantwoordelijkheid die genomenwordt om daadwerkelijk in te burgeren in de Nederlandse samenleving. In sommigegevallen formuleren de organisaties zelf deze eigen verantwoordelijkheid als streven,maar veel vaker wordt dit punt naar voren gehaald door de omgeving.

In Nijmegen krijgen de meeste allochtone zelforganisaties subsidie van de lokale over-heid. Hiermee drukt de gemeente uit dat het bestaan van de zelforganisaties van belanggevonden wordt voor de maatschappelijke emancipatie van de verschillende doel-groepen die vertegenwoordigd worden. Om dit belang verder te onderbouwen heeft degemeentelijke beleidsafdeling Samenlevingsopbouw, Werk en Inkomen, van waaruit dezelforganisaties gesubsidieerd worden, besloten om een evaluerend onderzoek te latenverrichten naar het functioneren van die organisaties. De afdeling Onderzoek enStatistiek is belast met de uitvoering van dat onderzoek. Globaal gesproken is erbehoefte aan substantiële informatie op een tweetal gebieden:-Elk jaar weer komen er nieuwe organisaties bij, terwijl een aantal oudere organisatiesniet of nauwelijks meer actief is. Wat is de dynamiek achter deze ontwikkelingen?Welke organisaties zijn er precies? Hoe zijn die te categoriseren?-Wanneer het de bedoeling is om het belang van de zelforganisaties voor de maatschap-pelijke emancipatie van de verschillende allochtone gemeenschappen verder te onder-bouwen en in dat licht te komen tot gerichte afspraken in het kader van het lokale so-ciale beleid, voor welke organisaties is dat dan mogelijk? Wat doen de organisaties nual op het gebied van de maatschappelijke emancipatie? Wat zouden ze in de toekomstkunnen doen? 1

1 Dit soort vragen is mede ingegeven door de veronderstelling dat eenaantal zelforganisaties in ieder geval zorgt voor een ontmoetingsruimte,maar dat er weinig of zelfs geen specifieke activiteiten ontplooid wordenop het gebied van de maatschappelijke emancipatie. Met deze activiteitenwordt gedoeld op: voorlichting, hulpverlening, belangenbehartiging e.d.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

4

II AchtergrondenHet feit dat de allochtone zelforganisaties (in Nijmegen) evaluerend onderzocht wordenstaat niet op zichzelf. Er zijn verschillende maatschappelijke en theoretische ontwikke-lingen die een dergelijk onderzoek legitimeren.

Maatschappelijke emancipatie en eigen verantwoordelijkheidHet is nog steeds een pregnant gegeven dat de meeste allochtone gemeenschappen inNederland geconfronteerd worden met grote sociale problemen. Om er een paar tenoemen: hoge werkloosheid, achterstanden in het onderwijs, een lage participatiegraadop het vlak van voorzieningen (gezondheidszorg, welzijnswerk e.d.) en taalproblemen.Ondanks vele beleidsinspanningen en tal van onderzoeken blijven de problemen hard-nekkig bestaan.2 Wat nu? Steeds vaker wordt geappelleerd aan het eigen initiatief ende eigen verantwoordelijkheid binnen de allochtone gemeenschappen zelf. De onge-lijkheid van meerderheid en minderheid zou om zelforganisatie van de minderhedenvragen. Uiteindelijk zouden de minderheden hun emancipatie zelf moeten bevechten.“De immigranten en minderheden in Nederland hebben een achterstand. Een belangrijkdeel van die achterstand zullen ze zelf moeten inlopen. Te hopen valt dat het voorbeelden de ervaringen van een aantal emancipatiebewegingen in Nederland hen van dienstmogen zijn. Emancipatie wordt immers nooit gegeven, maar moet worden bevochten:door zelforganisatie, door inzet en vasthoudendheid, door een duidelijk ideaal.”3

Een kentering binnen het allochtonenbeleidHet appèl op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de allochtone zelforganisa-ties vormt een kentering in het Nederlandse allochtonenbeleid zoals dat de laatste jarengevoerd is. Daarin werd namelijk uitdrukkelijk geformuleerd dat allochtonen in dezelfdemate als autochtone Nederlanders dat doen gebruik moeten maken van algemenevoorzieningen. Voorkomen zou moeten worden dat ze door middel van categoriale voor-zieningen, alleen voor hen bedoeld, doodgeknuffeld worden. Maar inmiddels is ge-bleken dat de allochtone populaties veel te weinig via de algemene instituties bereiktworden. Steeds vaker hoort men nu geluiden waarin gepleit wordt voor een specifiekdoelgroepenbeleid en in het kielzog daarvan voor een belangrijke(re) rol van de zelf-organisaties.4 Dit betekent overigens niet dat men voorstander is van categoriale pro-fessionele instellingen. Veeleer wordt er gedacht aan een belangrijke intermediaire rolvan de verschillende zelforganisaties.

2 De publicist Paul Scheffer publiceerde hierover een paginagroot artikelin NRC Handelsblad (29 januari jl.) met de veelzeggende titel Het mul-ticulturele drama. In dit verhaal, waarop in de maanden februari en maarthonderden reacties volgden, wordt de maatschappelijke achterstand van veelallochtonen vergeleken met de sociale kwestie van een eeuw geleden.Scheffer betoogde dat het hoog tijd is om daadwerkelijk iets te onder-nemen, omdat anders een maatschappelijke tweedeling langs sociale en et-nische lijnen definitief het geval zal zijn.

3 Roger van Boxtel, minister van grote steden- en integratiebeleid, in NRCHandelsblad van 12 februari jl.

4 Zie bijvoorbeeld de nota Werken aan sociale kwaliteit 1999-2002 vanstaatssecretaris Vliegenthart (Volksgezondheid, Welzijn en Sport). In dezenotitie wordt een dergelijk doelgroepenbeleid aanbevolen.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenSamenvatting

5

Lokaal sociaal beleid, burgerschap en civil societyHet zal niemand ontgaan zijn dat de oplossing van hardnekkige sociale problemen enhet benadrukken van sociale participatie hoog op de agenda staan van de verschillendeoverheden in ons land. Er moet voorkomen worden dat groepen burgers, waaronderook allochtonen, maatschappelijk aan de kant (blijven) staan. Tevens wordt vanmoderne burgers, ook wanneer ze geen werk hebben, verwacht dat ze zich inzettenvoor zaken van algemeen belang. Juist de combinatie van deze twee elementen vormteen nieuwe oriëntatie binnen het sociale beleid. De overheid draagt de verantwoorde-lijkheid voor een structurele betrokkenheid van alle burgers bij tal van maatschappelijkeverbanden. Maar tevens zijn er diverse verbanden van burgers zelf, zoals vrijwilligeassociaties en zelforganisaties, die in dit opzicht van belang zijn. Niet alleen omdat zeeventuele maatschappelijke problemen kunnen oplossen, maar ook en vooral omdat zede eigenwaarde van de betrokkenen accentueren en zorgen voor elementaire vormenvan maatschappelijke participatie. De allochtone zelforganisaties zijn per definitie vrij-willige associaties van mensen en in die zin passen ze binnen moderne opvattingen vanburgerschap. Daarbij zijn echter twee vragen te stellen. Op de eerste plaats de vraaghoe precies de verhouding ligt tussen eigenheid enerzijds en aanpassing (aan maat-schappelijke noodzakelijkheden) anderzijds. Op de tweede plaats de vraag op welkewijze de organisaties passen binnen de hele structuur van lokaal opererende groepen eninstellingen op het gebied van sociaal beleid. Zijn er bijvoorbeeld relevantecommunicatieprocessen tussen allochtone en autochtone organisaties? Wat is de ver-houding tussen het professionalisme van de verschillende welzijnsinstellingen en hetvrijwillige karakter van de allochtone zelforganisaties?

III ProbleemstellingUitgaande van een breed maatschappelijk erkende noodzaak om daadwerkelijk iets tedoen aan de achterstand van veel mensen die behoren tot de verschillende allochtonegemeenschappen willen we weten op welke wijze de functionerende zelforganisatiesvan betekenis (kunnen) zijn voor het proces van maatschappelijke emancipatie. Partici-patie van allochtonen in het maatschappelijke leven en hun emancipatie tot volwaardigeburgers wordt primair gerealiseerd door het vinden van (gepast) werk of door het pres-teren op onderwijsniveau. Maar op weg daar naar toe, zeg maar in het emancipatie-streven zelf, kan de eigen organisatievorming een belangrijke rol spelen. Althans ditwordt verondersteld. Of dit zo is en in welke mate dit het geval is valt juist teonderzoeken.

In die zin sluit het onderzoek aan bij een recent landelijk uitgevoerde studie naar hetfunctioneren van de allochtone zelforganisaties.5 In dit theoretische onderzoek wordthet functioneren van de zelforganisaties geanalyseerd vanuit verschillende conceptenmet betrekking tot de maatschappelijke integratie van allochtonen. Het door ons uit-gevoerde onderzoek is evenwel primair gericht op empirische praktijk in Nijmegen.

De kern van het onderzoek richt zich dus op de vraag welke bijdragen de vele zelforga-nisaties kunnen leveren aan het emancipatieproces van de allochtonen, aan hun streven

5 Bedoeld wordt Voor elkaar? Een beschouwing over de betekenis van organi-saties van migranten voor het integratie- en het vrijwilligerswerkbeleid,geschreven door Rinus Penninx en Boris Slijper (Instituut voor Migratie-en Etnische Studies, Universiteit van Amsterdam), maart 1999.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

6

naar gelijkwaardige maatschappelijke participatie. Daarbij hanteren we de volgendecentrale onderzoeksvragen:1. Welke allochtone zelforganisaties zijn er in Nijmegen? Hoe zijn die te categoriseren

naar: etnische herkomst van de deelnemers, doelstelling en doelgroep, ‘gender’,leeftijd en ruimte van activiteit (stedelijk of wijkniveau)? Welke ontwikkelingenhebben zich in de loop van de tijd voorgedaan? Hoe reageren de zelforganisaties opnieuwe maatschappelijke problemen?

2. Over welke middelen kunnen de organisaties beschikken? Wat zijn de belangrijksteknelpunten? Onder middelen verstaan we: financiën, ruimte, deskundige en actievebestuursleden, vrijwilligers en professionele ondersteuning. Kunnen de organisatiesmet de beschikbare middelen hun doelstellingen effectief realiseren?

3. Wat doen de organisaties specifiek op het vlak van maatschappelijke emancipatie?Hierbij worden de volgende gebieden onderscheiden: ontmoeting, individuelehulpverlening (en spreekuur), voorlichting, belangenbehartiging, cursussen ensamenwerking met andere organisaties en instellingen.

Ter verheldering: er wordt gesproken van integratie, wanneer een oriëntatie op deNederlandse samenleving gepaard gaat met het behoud van de eigen culturele identi-teit; de term participatie is bedoeld om aan te geven in welke mate de allochtonendaadwerkelijk deelnemen aan reguliere maatschappelijke instellingen; terwijl metemancipatie verwezen wordt naar denkbeelden en activiteiten waarmee de integratie enparticipatie gerealiseerd kunnen worden.6

IV OnderzoeksopzetOm aan de noodzakelijke informatie te komen is gekozen voor het voeren van gesprek-ken met bestuursleden en actieve vrijwilligers van de zelforganisaties. Daarbij gaat hetniet alleen om het verkrijgen van informatie sec maar ook om het activeren van de ge-ïnterviewden in de richting van de doelstellingen die te maken hebben met maatschap-pelijke emancipatie. De term perspectiefonderzoek is daarbij gebruikt om aan te duidendat het onderzoek ook opgevat kan worden als een gebaar aan de zelforganisaties omeen belangrijke rol te spelen met betrekking tot de maatschappelijke emancipatie van deverschillende allochtone doelgroepen.

In totaal hebben in het afgelopen jaar 53 zelforganisaties in Nijmegen een subsidieaan-vraag ingediend. Daarvan zijn er 15 van Turkse en 9 van Marokkaanse origine. De restis verdeeld over 15 verschillende nationaliteiten. Daarnaast zijn er organisaties die omwelke reden dan ook geen subsidie ontvangen en zijn er verenigingen en instellingen diede zelforganisaties ondersteunen en daarom wél in aanmerking komen voor financiëleondersteuning. Welnu, al deze organisaties zijn schriftelijk benaderd om aan het onder-zoek mee te werken door middel van een te voeren gesprek met een of meerdere be-stuursleden. Voor zover de organisaties daadwerkelijk bereikt konden worden hebbenze zonder uitzondering hun medewerking aan het onderzoek verleend. Dat betekent dusdat vrijwel alle organisaties, door middel van gesprekken met hun bestuursleden, zijnondervraagd. Maar, zo blijkt achteraf, zijn er toch ook nog verenigingen waarvan het

6 Van Dalen kent aan emancipatie twee betekenissen toe: 1. streven naargelijkgerechtigheid, zelfstandigheid, eerlijker maatschappelijke ver-houdingen; en 2. toekenning van gelijke rechten, gelijkstelling voor dewet.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenSamenvatting

7

bestaan niet vermoed werd en die dus hun bijdrage aan het onderzoek niet hebbenkunnen leveren.

De gesprekken hebben plaats gevonden in de maanden mei, juni, augustus en septem-ber 2000. Achteraf kunnen we stellen dat het in sommige van die gesprekken moeilijkwas om uit de sfeer van sociaal wenselijke of opportunistische verhalen te komen. Zouje het ‘echte’ verhaal willen horen dan zou je in ieder geval alleen al veel meer tijdmoeten hebben en bovendien zou je dan in al die verschillende allochtone talen moetenkunnen communiceren. Men moet dit in het achterhoofd houden bij de interpretatie vande onderzoeksbevindingen.

Daarnaast is er gebruik gemaakt van relevante literatuur. In het onderzoek wordt op talvan punten verwezen naar studies die elders zijn verricht naar allochtone zelforganisa-ties, maar ook naar beleidsnotities op het vlak van lokaal sociaal beleid.

V De verschillende soorten allochtone zelforganisaties in Nijmegen

Een eerste indeling op basis van de herkomstlandenDe zelforganisaties vormen steeds op de een of andere wijze combinaties van een eigenidentiteit (etnisch, cultureel, politiek en / of religieus) enerzijds en een streven naar deverbetering van maatschappelijke kansen anderzijds. Vooral in het opkomen voor deeigen identiteit komen tal van verbindingen tot uiting met de landen van herkomst, insommige gevallen zelfs zo sterk dat er sprake is van directe invloeden. Desondanks iser op dit terrein geen specifiek onderzoek gedaan en heeft de nadruk primair gelegen opde vraag wat de organisaties concreet betekenen (voor hun achterban) in de Nederland-se context.Op basis van de verschillende herkomstlanden waar Nijmeegse zelforganisaties naarverwijzen is de volgende indeling gemaakt:-Turkse en Marokkaanse organisaties,-Antilliaanse en Arubaanse organisaties,-Surinaamse organisaties,-Organisaties van Zuid-Europeanen,-Molukse organisaties en organisaties van Indische Nederlanders,-Organisaties van asielzoekers en vluchtelingen.

Aangezien de Turkse en Marokkaanse organisaties het overgrote deel vormen van allein Nijmegen opererende allochtone zelforganisaties zal een aanzienlijk deel van de ana-lyse betrekking hebben op deze twee gemeenschappen.

Turkse en Marokkaanse organisatiesVanuit de historisch gegroeide migratie vanuit Turkije en Marokko naar Nederland zienwe een duidelijk patroon. Allereerst betreft het gastarbeiders, vervolgens in het kadervan de gezinshereniging de komst van vrouwen en kinderen, tenslotte op dit momentde maatschappelijke ontwikkeling van een tweede en derde generatie. In verschillendeperiodes van het vestigingsproces zijn verschillende soorten organisaties opgericht,bovendien in de meeste gevallen onderling verdeeld langs politieke en religieuzescheidslijnen. In het onderzoek hebben we de volgende soorten organisaties onder-scheiden:

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

8

-moskeeverenigingen,-organisaties op het gebied van belangenbehartiging,-vrouwengroepen,-nieuwe groepen,-andere organisaties.

MoskeeverenigingenDeze organisaties, waarvan er in totaal vier in Nijmegen zijn, zijn opgericht vanuit dewens een eigen gebedsruimte te bezitten. Na de gezinshereniging bij de Turkse enMarokkaanse gastarbeiders zagen de mannen zich genoodzaakt om hun religieuze ver-plichtingen serieus te nemen. Zowel in verband met de opvoeding van de kinderen als-ook om de lokale gemeenschap te sacraliseren. Om de gebedsruimte te vestigen isorganisatie nodig. Er dienen verzoekschriften ingediend te worden, er moet subsidieworden aangevraagd, etc. Als de moskee er eenmaal is blijft de organisatie bestaan inde vorm van een moskeebestuur. De moskeeën zijn dan wel religieuze centra maar des-ondanks hebben ze tegenwoordig een belangrijke sociale functie. Sowieso omdat zeeen aanzienlijk deel van de allochtone populatie organiseren, maar ook omdat er steedsmeer activiteiten plaatsvinden die gericht zijn op de maatschappelijke emancipatie vande gelovigen. Zo wordt er bijvoorbeeld taalles gegeven aan vrouwen en zijn er voor-lichtingsactiviteiten op de gebieden gezondheidszorg en onderwijs. In de literatuur overde islam in Nederland wordt gesproken over vermaatschappelijking (van de islam) enover een cognitive shift. Dit laatste duidt op een mentaliteitsverandering, vooral bijjonge islamieten, waardoor maatschappelijke onderwerpen steeds meer aan bod komenbinnen de moskeeruimte.

Organisaties op het gebied van belangenbehartigingEr zijn verschillende organisaties binnen zowel de Turkse als de Marokkaanse gemeen-schap die als uitgangspunt hebben: de verdediging van maatschappelijke (en culturele)belangen van de achterban. Deze belangenbehartigingsorganisaties zijn in de loop vande jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw ontstaan vanuit een politiek discoursdat als links omschreven kan worden. Men sprak toen van arbeidersverenigingen, eenorganisatievorm die gefundeerd werd vanuit een klassenanalyse. De oprichters gingenuit van een typisch arbeidersbewustzijn. Verder voelden ze zich onderdeel van eenwereldwijde socialistische beweging. In de Turkse context denken we bijvoorbeeld aanHTIB (Turkse Arbeidersgemeenschap in Nederland), in het geval van de Marokkanenaan KMAN (Komitee Marokkaanse Arbeiders in Nederland).

Voor de totstandkoming van een minimale sociale structuur gericht op Turkse enMarokkaanse groepen zijn de hier bedoelde organisaties van groot belang geweest. Opdit moment bestaan de meeste organisaties nog steeds, maar hun perspectief isgeringer geworden. Daarvoor zijn verschillende oorzaken aan te geven. Bijvoorbeeld hetgegeven dat hun activiteiten voor een deel door de overheid zelf zijn overgenomen,maar we denken ook aan het feit dat de belangenbehartigingsorganisaties in de loop dertijd veel actieve kaderleden zijn kwijtgeraakt.

Met de oprichting van de Stichting Turkse Ouderen Nijmegen is getracht een nieuwebelangenbehartigingsorganisatie in het leven te roepen, specifiek gericht op de belangenvan Turkse ouderen. Deze organisatie heeft inmiddels een tamelijk uitgebreid taken-pakket.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenSamenvatting

9

De Marokkaanse vereniging El Joudor is van alle hier bedoelde organisaties de enige dieparticipeert binnen een zogenaamde wijkpost. Het betreft hier een wekelijks spreekuurin de wijk Willemskwartier, waar deze organisatie een aantal uren (per week) aan deel-neemt.

VrouwengroepenDe moskeeverenigingen en de belangenbehartigingsorganisaties opereren op stedelijkniveau. Op wijkniveau, dat wil zeggen in de wijken waar veel Turken en Marokkanenwonen, is een groot aantal vrouwengroepen actief. Deze groepen worden ondersteunden begeleid door de welzijnsstichting Tandem. Hun centrale doelstelling is tweeledig:enerzijds zorgen voor een elementaire maatschappelijke participatie van Turkse enMarokkaanse vrouwen; anderzijds trachten om na verloop van tijd een kader van dezevrouwen te creëren, waardoor ze betrokken kunnen worden bij de organisatie van ac-tiviteiten. De vrouwengroepen hebben geen eigen ruimte maar huren eens per weekeen zaaltje in het wijkcentrum. De ene week wordt er voorlichting gegeven (bijvoor-beeld over het onderwijs, de gezondheidszorg en inbraakpreventie), de andere week isbedoeld voor een gezellig samenzijn of een uitstapje. Aangezien veel vrouwen deNederlandse taal niet beheersen wordt er veel moeite gedaan om toch Nederlands tespreken.

In Dukenburg is twee jaar geleden een Marokkaanse meidengroep, Ladies PopulairMaroc, opgericht. Deze organisatie behandelt thema’s die eigen zijn aan de specifiekepositie van Marokkaanse meisjes, zoals: uitgaan, trouwen, weerbaarheid en leventussen twee culturen.

Nieuwe groepenWe hebben drie zogenaamde nieuwe groepen onderscheiden. Daarbij heeft de aan-duiding nieuw betrekking op: een relatief jonge achterban, relatief hoog opgeleideinitiatiefnemers en een vrij recente oprichtingsdatum. De Marokkaanse verenigingAnour en de Turkse stichting SEMA zijn opgericht met als doel iets te doen aan deonderwijsachterstand van de kinderen in het basisonderwijs. Bij beide organisaties issprake van een islamitisch zelfbewustzijn; Anour verzorgt ook lessen in de koran,SEMA heeft een internaat opgezet. Beide groepen hullen zich enigszins in stilzwijgenomtrent de precieze aard van de islamitische achtergronden.

Een derde nieuwe organisatie is het Turks Cultureel Centrum. Dit zouden we kunnenzien als een jonge tegenhanger van de verschillende belangenbehartigingsorganisaties.Men richt zich op Turkse jongeren, met name om hen zich bewust te laten worden vande rijke Turkse cultuur. Tevens verzorgt men informatieve programma’s (over dieTurkse cultuur) voor basisscholen en politie. Het Turks Cultureel Centrum is politiekgezien chauvinistisch dan wel nationalistisch en wordt daarom door een aantal linksegroepen gemeden.

Er zou iets voor te zeggen zijn om ook de onder ‘vrouwengroepen’ behandeldemeidengroep Ladies Populair Maroc te karakteriseren als een ‘nieuwe groep’. Immers deachterban is jong en relatief hoog opgeleid, terwijl de vereniging nog niet zo langgeleden is opgericht. Maar anders dan bij Anour, SEMA en Turks Cultureel Centrum iser geen sprake van een ideologische lading. Elke indeling in deze kent zo zijn be-

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

10

perkingen. Zo is er bijvoorbeeld onlangs een Koerdische studentenvereniging opgericht,die trouwens niet benaderd is voor het onderzoek; waar zou die dan moeten wordengeplaatst?

Andere organisatiesTenslotte zijn er nog Turkse en Marokkaanse organisaties die niet eenduidig te plaatsenzijn binnen een van de vier voorafgaande categorieën. Het betreft een voetbalclub, eenmulticulturele sportvereniging en een groep Nederlandse vrouwen die Turks leert.

Antilliaanse en Arubaanse organisatiesHet vestigingspatroon van Antillianen en Arubanen in Nederland wordt gekenmerktdoor een duidelijke breuk. De eerste generatie migranten bestond hoofdzakelijk uithoger opgeleiden. Deze mensen kwamen vooral naar Nederland om hier verder testuderen. Velen bleven hier en vonden werk. Maar na verloop van tijd kwamen mensennaar Nederland vanuit hele andere achtergronden en motieven: alleenstaande moeders,kansarme jongeren e.d.

De breuk is tevens zichtbaar in soort en aantal organisaties. De eerste groep hogeropgeleide Antillianen en Arubanen richtte organisaties op vanuit belangen op degebieden sport, cultuur en studie. Van maatschappelijke achterstand was nauwelijkssprake. Heel lang was een honkbalveld de centrale ontmoetingsplek voor Antillianen enArubanen uit Nijmegen e.o. Maar die plek is hen afgenomen, bovendien zijn verschillen-de organisaties opgehouden te bestaan. De nieuwe groepen zijn vooralsnog niet ofnauwelijks georganiseerd.

Vandaar dat de gemeente Nijmegen zelf het initiatief genomen heeft, samen met eenaantal Antilliaanse en Arubaanse sleutelfiguren, om nieuwe organisaties in het leven teroepen. Het zogenaamde Trabou tin-project is opgestart, met name bedoeld omprobleemjongeren maatschappelijk te begeleiden naar opleiding en werk. Een integraalbestanddeel van dit project is de oprichting van een aantal nieuwe zelforganisaties, enwel op de gebieden: cultuur, sport, emancipatie en wijkontwikkeling. Verder zou er eenoverkoepelende, centrale organisatie moeten komen. Momenteel wordt er eenbehoefteonderzoek gedaan, om te kijken of er binnen de Antilliaanse en Arubaansegemeenschap trekkers zijn die de op te richten zelforganisaties kunnen leiden.

Naast de zogenaamde probleemjongeren zijn er zoals gezegd relatief veel Antilliaanseen Arubaanse alleenstaande moeders. Een aantal van hen heeft zich spontaangeorganiseerd door middel van huiskamerbijeenkomsten. Verder is er een Surinaams-Antilliaanse groep, Kreton, die zichzelf financieel bedruipt met inkomsten die doormiddel van muzikale en folkloristische optredens verkregen worden.

Surinaamse organisatiesDe komst van Surinamers naar ons land vertoont nogal wat overeenkomsten met dievan Antillianen en Arubanen. Aanvankelijk kwamen vooral de hoger opgeleiden, later,en dan vooral na de onafhankelijkheid in 1975, zijn er mensen met heel verschillendeachtergronden gekomen. Al met al kan er niet gesproken worden van een homogeneSurinaamse gemeenschap. Naast de verschillen qua maatschappelijke positie zijn er

Allochtone zelforganisaties in NijmegenSamenvatting

11

vele scheidslijnen langs etnische en religieuze lijnen. Er zijn Creolen, Javanen, Hindoe-stanen, islamitische Hindoestanen, Chinezen e.d.

Aan de ene kant is de Surinaamse gemeenschap verdeeld tussen verschillende etnischegroepen en de daarbij horende organisaties. Aan de andere kant hebben die organisatieszich verenigd in de Stichting Beheer Accommodatie Surinamers, waardoor er gezamen-lijk een gebouw beheerd wordt. In zijn algemeenheid geldt dat er binnen de verschillen-de Surinaamse groepen sprake is van een gestage maatschappelijke vooruitgang. Deorganisaties richten zich daarom steeds minder op hulpverlening en belangenbehartigingen steeds meer op ontmoetings- en culturele activiteiten. Als een groot probleem wordtdoor de organisaties ervaren het feit dat het gebouw, waar ze over kunnen beschikken,veel te klein is, terwijl de huur alsmaar stijgt.

Organisaties van Zuid-EuropeanenMet Zuid-Europeanen wordt gedoeld op: Grieken, Italianen, Joegoslaven, Spanjaardenen Portugezen. Indertijd kwamen deze mensen als gastarbeiders naar Nederland, maaranders dan Turken en Marokkanen hebben zij zich relatief succesvol maatschappelijkkunnen ontwikkelen.

Binnen alle Zuid-Europese gemeenschappen figureert een zelforganisatie.7 Maar net alsbij de Surinamers is er geen sprake (meer) van een grote maatschappelijke proble-matiek. Wél is er samen met de Stichting Welzijn Ouderen Nijmegen een aantalvoorlichtingsprojecten (gericht op de ouderen) opgezet. Het zijn dan ook vooral deouderen binnen deze gemeenschappen die kampen met sociale problemen (zoals ver-eenzaming). Vooral voor hen hebben de zelforganisaties betekenis.

Vanuit het voormalige Joegoslavië is er de laatste jaren een groep vluchtelingengekomen die op gespannen voet leeft met de al langer hier aanwezige voormaligelandgenoten. Naast het feit dat de nieuwkomers taalproblemen hebben is er veelonzekerheid omtrent de verblijfsstatus. Een typisch probleem verder betreft verschillentussen ouders en kinderen: ouders willen meestal wel terug naar het geboorteland,terwijl hun kinderen liever in Nederland blijven.

Molukse organisaties en organisaties van Indische NederlandersDe Molukse bevolkingsgroep kent van alle allochtone groepen in Nederland wellicht hetmeest ideaaltypische vestigingspatroon, met name omdat er na de eerste generatie, dievlak na de tweede wereldoorlog kwam, nooit aanwas is gekomen van nieuwe eerstegeneratie personen. Daardoor zien we een karakteristieke ontwikkeling: de eerste gene-ratie Molukkers is vrijwel niet maatschappelijk geïntegreerd, de tweede generatie vormtals het ware een innerlijk gespleten overgangsgeneratie (tussen de Molukse identiteit enintegratie in Nederland), terwijl de derde generatie sociaal gezien nauwelijks nog sub-stantiële verschillen laat zien ten opzichte van autochtone Nederlanders.

Onder andere het bestaan van vele organisaties en organisatievormen binnen deMolukse gemeenschap heeft op positieve wijze bijgedragen aan de sociale vooruitgangvan de gemeenschap. Kerkelijke groepen zorgden voor een sociale infrastructuur, 7 Dit geldt niet voor de Portugezen, want die zijn er nauwelijks inNijmegen.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

12

evenals de vele wijkraden; daarnaast ontstonden belangenbehartigingsorganisaties eninspraakorganen. Op dit moment is er naast een aantal kerkelijke verenigingen nog éénwijkraad in Nijmegen actief, de Molukse Wijkraad Hatert. Naast een gerichtheid op despecifieke problemen van de Molukse ouderen houdt de wijkraad zich de laatste tijdvooral bezig met de huidige situatie op de Molukken.

Voor de Indische Nederlanders kan een soortgelijk verhaal verteld worden. De actievezelforganisatie, Stichting Arisan Indonesia, richt zich vooral op ouderen. Daarnaastworden activiteiten ontplooid om de banden met Indonesië aan te halen.

Organisaties van asielzoekers en vluchtelingenAsielzoekers en vluchtelingen, vaak aangeduid als de nieuwe etnische groepen, zullenin de nabije toekomst een steeds groter deel gaan uitmaken van de allochtone populatieals geheel. Bij asielzoekers en vluchtelingen doen zich verschillende specifieke proble-men voor. Op de eerste plaats een extreem hoge werkloosheid. Op de tweede plaatslange wachttijden voordat duidelijkheid bestaat over de juridische status. Op de derdeplaats psychologische problemen ten gevolge van met name oorlogservaringen. Er zijnin Nijmegen plusminus tien zelforganisaties actief binnen de gemeenschappen van asiel-zoekers en vluchtelingen. De meeste staan nog in de kinderschoenen, omdat het ac-tieve kader allereerst moet zorgen wortel te schieten binnen de doelgroep. Voor deSomaliërs, veruit de grootste gemeenschap binnen de nieuwe etnische groepen, ligt deorganisatieproblematiek enigszins anders. Er is momenteel een apart wekelijks spreek-uur (bij inter-lokaal), waarmee mensen geholpen kunnen worden door middel van eenzogenaamd hulpverleningstraject. Daarnaast is in Hatert gestart met een wijkgerichteorganisatie van Somalische vrouwen.

VI De middelen waar de zelforganisaties over kunnen beschikkenOnder middelen hebben we verstaan: subsidiegelden, een eigen ruimte, een actief kaderen professionele steun.

De subsidiegelden gaan in overwegende mate naar de stedelijke belangenbehartigings-organisaties. Maar het grootste deel van die bedragen gaat meteen weer op aan hetbetalen van de huur voor de in gebruik zijnde ruimtes.

De vrouwengroepen ontvangen elk een bedrag tussen de 2.000 en 3.000 gulden perjaar. Hun uitgaven zijn aan strikte regels gebonden.

Moskeeën en moskeeverenigingen ontvangen geen subsidie. Terwijl het Turks CultureelCentrum en de stichting SEMA in ruime mate kunnen beschikken over eigen financiëlemiddelen.

Behalve de organisaties die een eigen pand in beheer hebben kampen alle zelforganisa-ties met een acuut ruimteprobleem. Men is aangewezen op een zaaltje in een nabijge-legen wijkcentrum.

Daarnaast is er een zogenaamd kaderprobleem. Dat wil zeggen dat er veel te weinigactieve vrijwilligers zijn om activiteiten te kunnen ontplooien. Vaak is het bovendien zodat de meest actieve en deskundige organisatieleden mensen zijn met een betaalde

Allochtone zelforganisaties in NijmegenSamenvatting

13

baan, waardoor ze alleen in de avonduren en weekenden tijd hebben om iets te onder-nemen. De steun in de vorm van werkgelegenheidsprojecten (WIW-banen e.d.) biedtnauwelijks soelaas, omdat de aldus werkzame personen hoofdzakelijk in de sfeer vanbeheer en onderhoud dienst doen en niet of nauwelijks een bijdrage kunnen leveren aande inhoudelijke invulling van activiteiten. Verder is er steun in de vorm van mede-werking die door Tandem gegeven wordt aan het invullen van (subsidie)formulieren(e.d.).

Kortom, de middelen waar de zelforganisaties over kunnen beschikken zijn erg beperkt.

VII De activiteiten van de zelforganisatiesMet betrekking tot de activiteiten die de zelforganisaties ontplooien hebben we eenonderscheid gemaakt tussen: ontmoeting, festiviteiten en cultuurbeleving, uitstapjes,voorlichting, individuele hulpverlening, spreekuur, belangenbehartiging en toeleiding,cursussen en activiteiten waarbij contact en samenwerking met autochtonebevolkingsgroepen gerealiseerd worden.

De ontmoetingsfunctie komt bij de meeste organisaties veelvuldig tot uiting. Verderwordt er bijna overal voorlichting gegeven (aan de achterban) over verschillende maat-schappelijke onderwerpen. Daarbij wordt aan reguliere maatschappelijke instellingengevraagd om de activiteiten inhoudelijk in te vullen.

Individuele hulpverlening, spreekuur, belangenbehartiging en toeleiding behoren slechtssporadisch tot het takenpakket van de zelforganisaties. Cursussen worden gegevendoor: de moskeeverenigingen (godsdienstlessen aan kinderen), Anour en SEMA (onder-wijsprogramma’s) en het Turks Cultureel Centrum (informatie over de achterban voorbasisscholen en politie).

Een aantal organisaties werkt samen met reguliere instellingen of participeert (bijvoor-beeld door middel van een voetbalelftal) binnen lokale samenlevingsverbanden.

VIII Interpretaties en conclusies

De ontwikkelingsdynamiek van de zelforganisatiesWe hebben het gehad over de verschillende zelforganisaties die er in Nijmegen zijn, hunmiddelen en de activiteiten die ze ontplooien. Gebleken is dat het overgrote deel vandie organisaties werkzaam is binnen de Turkse en Marokkaanse gemeenschappen.

Dat er veel Turkse en Marokkaanse zelforganisaties zijn heeft te maken met een aantalfactoren. Het gaat om relatief grote gemeenschappen, het zijn bovendien gemeen-schappen die al lang deel uitmaken van de stad, terwijl er bovendien in beide gevallensprake is van verschillen in politieke en religieuze zin.

Er zijn niet alleen veel Turkse en Marokkaanse zelforganisaties, ze zijn bovendien onderte verdelen in verschillende categorieën, zoals we gezien hebben. Is die categorischeonderverdeling nader te verklaren?

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

14

Als uitgangspunt voor een mogelijke verklaring hebben we de stedelijk opererendebelangenbehartigingsorganisaties genomen. Deze zijn ooit opgericht vanuit hetperspectief de gehele (Turkse of Marokkaanse) gemeenschap te vertegenwoordigen. Ditgeschiedde vanuit een progressieve politieke analyse. De hier bedoelde organisatieshebben een belangrijk stempel gedrukt op de totstandkoming van een minimalestedelijke sociale infrastructuur gericht op allochtonen. Maar na verloop van tijd zijn erverschillende nieuwe organisaties opgericht, mede vanwege een diversificatie van desociale problemen en ten gevolge van nieuwe politieke invalshoeken. Die nieuweorganisaties hebben betrekking op de volgende thematieken: ouderen, jongeren,vrouwen, religie en onderwijs.

Er is een geschiedenis van migratie naar burgerschap. Daarbinnen zien we een evolutievan verschillende soorten zelforganisaties en misschien ook wel van het begrip zelf-organisatie zelf. In die evolutie zien we een aantal opvallende lijnen. Op de eerste plaatshet feit dat organisaties nu zeer divers van aard zijn, dat wil zeggen dat ze betrekkinghebben op verschillende onderwerpen. Op de tweede plaats is er sprake van een andereideologische kleuring. Met name de rol van de islam is belangrijker geworden. We ziendat zowel bij moskeeën en moskeeverenigingen, die in toenemende mate een sociale rolvervullen, alsook bij een aantal nieuwe organisaties dat zich op onderwijsgebied mani-festeert. Op de derde plaats is de maatschappelijke en politieke context veranderd. Er isnu meer dan vroeger een op allochtonen gerichte sociale infrastructuur, waardoor eenaantal werkzaamheden van de zelforganisaties door anderen wordt uitgeoefend. Metname ten gevolge hiervan is ook het concept zelforganisatie aan veranderingen onder-hevig.

Het feit dat er binnen de andere allochtone gemeenschappen minder zelforganisatieszijn kan betekenen dat die gemeenschappen minder participeren in het lokale maat-schappelijke verkeer. Maar het meest voor de hand ligt het gegeven dat het in demeeste gevallen over veel kleinere gemeenschappen gaat. Bovendien is er in een aantalgevallen sprake van een zodanige maatschappelijke ontwikkeling dat de betrokkenenzich (kennelijk) niet meer apart organiseren. Organisaties die er wél nog zijn richten zichdan op culturele onderwerpen of op de problematiek van ouderen. In een aantal anderegevallen (Antillianen en Arubanen, asielzoekers en vluchtelingen) is er sprake van eenomvangrijke sociale problematiek en wordt het ontbreken van zelforganisaties wél alseen deel van die problematiek gezien.

De zelforganisaties en maatschappelijke emancipatieKunnen we concluderen dat de zelforganisaties van belang zijn voor de maatschappe-lijke emancipatie van hun achterban? Deze vraag kan met ja beantwoord worden, wan-neer we de pretenties niet al te hoog stellen. Met name als ontmoetingscentra en alsplatforms voor diverse voorlichtingsactiviteiten staan de zelforganisaties aan de basisvan de maatschappelijke participatie van een aanzienlijke groep mensen.

In tweede instantie moeten we echter ook concluderen dat de organisaties (meestal)niet op eigen kracht in staat zijn om andere activiteiten (zoals belangenbehartiging entoeleiding naar scholing en werk) te ontplooien.

Deze conclusies gelden in algemene en globale zin voor alle zelforganisaties in Nijme-gen. Wanneer we specifiek verder ingaan op de betekenis van verschillende catego-

Allochtone zelforganisaties in NijmegenSamenvatting

15

rieën organisaties voor een aanpak van verschillende maatschappelijke problemenzouden we het volgende beeld kunnen schetsen:

• Een aantal belangenbehartigingsorganisaties zorgt voor een ontmoetingsgelegen-heid voor Turkse en Marokkaanse mannen. Tevens zijn het mogelijke aanspreek-punten voor beleid en welzijnswerk, indien contact gewenst is met de betrokkendoelgroepen. Een drietal organisaties zorgt voor een meer specifieke betekenis:-De Stichting Turkse Ouderen Nijmegen bekommert zich om de belangen vanTurkse ouderen in de stad. Een soortgelijk initiatief voor Marokkaanse ouderen staatin de steigers.-De Marokkaanse vereniging El Joudor profileert zich temidden van wijkgebondeninitiatieven (samen met reguliere instellingen van maatschappelijk werk).-De alevitische vereniging Haci Bektas Veli Culturele Vereniging is van specifiekewaarde voor de lokale emancipatie van de alevieten, aangezien dezen pas sinds kortover een eigen ruimte beschikken, terwijl ze bovendien sterk beïnvloed worden dooreen in meerdere Europese landen florerend alevitisch emancipatiestreven.

• De wijkgebonden Turkse en Marokkaanse vrouwengroepen zorgen ervoor dat er eenminimaal niveau gerealiseerd is waarmee allochtone vrouwen, die zich in een cumu-latieve achterstandssituatie bevinden, zich op de (lokale) samenleving kunnen oriën-teren. Het gaat om een uiterst laagdrempelige voorziening. Vrouwen die ervoor inaanmerking komen worden in staat gesteld om zich te ontwikkelen met betrekkingtot aanpak en organisatie van activiteiten.-Er wordt gestreefd om ook voor Somalische vrouwen wijkgroepen op te zetten. Opdit moment functioneert al een dergelijke organisatie: Heegan (in de wijk Hatert).-Het Internationaal Vrouwen Centrum bedient vrouwen die niet via de bestaandekanalen bereikt worden. Dit zijn ofwel vrouwen die in wijken wonen waar geenwijkgroepen bestaan ofwel vrouwen die tot gemeenschappen behoren waarbinnenvrouwen geen gelegenheid hebben om zich apart te organiseren.

• De religieus gefundeerde organisaties Anour en SEMA weten ouders en kinderen temobiliseren in het perspectief van een aanpak van de onderwijsachterstand vanTurkse en Marokkaanse kinderen. Dit kan een bijdrage leveren aan de maatschappe-lijke ontwikkeling van de betrokkenen. Het kan echter wel zo zijn dat beideorganisaties vanwege hun (deels) strenge islamitische uitgangspunten een damopwerpen tegen maatschappelijke integratie.

• Een aanzienlijke groep Turkse jongeren wordt gemobiliseerd door het Turks Cultu-reel Centrum. Andere zelforganisaties blijken nauwelijks jongeren te mobiliseren.Door het Turks Cultureel Centrum worden (Turkse) jongeren aangesproken op hun(Turkse) identiteit en op de wens om samen te voetballen.

• De moskeeverenigingen belichamen de vermaatschappelijking van de islam opNederlandse bodem, in die zin dat ze steeds vaker ruimte bieden voor voorlichtings-en hulpverleningsactiviteiten.

• Een aantal zelforganisaties binnen de Surinaamse, Zuid-Europese, Molukse enIndische gemeenschappen concentreert zich op de sociale problematiek van deouderen: vereenzaming, huisvesting e.d.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

16

• Een aantal pas opgerichte organisatie in kringen van asielzoekers en vluchtelingenzorgt voor in ieder geval het begin van een sociale infrastructuur onder dezegroepen. In de Somalische gemeenschap is sinds kort begonnen met het zoge-naamde TUSMO-project. Dit is gericht op de opvang van zwerf- en andereprobleemjongeren. Sleutelfiguren uit zelforganisaties doen aan dit project mee.

Zo zien we dat er sprake is van een divers spectrum waarbinnen de zelforganisaties vanbelang zijn of kunnen zijn voor de maatschappelijke emancipatie van de betrokkenallochtone gemeenschappen. Die rol moet echter niet overdreven worden, mede in hetlicht van de uiterst gebrekkige middelen.8

Suggesties voor een versterking van de rol van de zelforganisatiesHet toekomstige functioneren van de zelforganisaties zal in belangrijke mate afhangenvan perspectieven die vanuit de overheid (en andere participanten binnen het lokalesociale beleid) ontwikkeld worden. Er wordt een pleidooi gehouden voor de totstand-koming van integrale projecten waarbinnen de allochtone zelforganisaties participeren.Dienovereenkomstig zou het subsidiebeleid meer moeten uitgaan van projectfinan-ciering. De organisaties op zich worden in de huidige context naar de marge wegge-drukt door geprofessionaliseerde instellingen binnen het maatschappelijk werk. Om ditenigszins te voorkomen zou het zin hebben om te organisaties meer dan nu het geval isactief te betrekken bij de totstandkoming en uitvoering van het lokale sociale beleid. Indat kader wordt tevens gepleit voor een oplossing van het ruimtegebrek waar demeeste organisaties mee kampen.

8 Van belang is de enorme diversiteit. Deze conclusie sluit aan bij dedriewekelijkse discussie in NRC Handelsblad tussen minister Van Boxtel enAhmed Aboutaleb (van multicultureel instituut Forum). Op zaterdag 21oktober jl. concludeerden beide discussiepartners dat de doelgroepen uitde tijd zijn. Er zijn op dit moment bepaalde categorieën (binnen deallochtone gemeenschappen) die te onderscheiden zijn. Bovendien zijn ervele nieuwe gemeenschappen.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenInleiding

17

1 Inleiding1.1 De aanleiding tot dit onderzoek

In Nijmegen bestaan er net als in andere steden vele organisaties van en binnen de ver-schillende allochtone gemeenschappen.9 Dat dit zo is mag min of meer vanzelf-sprekend heten, aangezien we van doen hebben met inwoners die zich in een aantalopzichten onderscheiden, zowel met betrekking tot de (meeste) autochtone stedelingenalsook ten opzichte van elkaar. Hierbij denken we natuurlijk aan de vele verschillen dieer zijn qua herkomst, etniciteit, cultuur, politiek en religie. Tevens zien we dat voor eenaanzienlijk deel van de allochtone gemeenschappen sprake is van ongelijke maatschap-pelijke kansen ten opzichte van de autochtone bevolking. Nog steeds laten de cijfersschrikbarende achterstanden zien: op de arbeidsmarkt, in het onderwijs en op hetgebied van maatschappelijke en politieke participatie. Welnu, het feit dat er veleallochtone organisaties zijn in een stad als Nijmegen getuigt zowel van het verlangennaar een plek voor zichzelf, met en onder gelijken, alsook van het streven naar eenmeer evenredige deelname aan het maatschappelijke verkeer.

De bedoelde organisaties worden in hun omgeving (lokaal sociaal beleid en welzijns-werk) aangeduid als zelforganisaties. Met deze term doelen we op ten minste drieeigenschappen. Op de eerste plaats de bestaansreden van een organisatie, namelijk hetopkomen voor de belangen van een allochtone doelgroep. Deze belangen kunnen zeerbreed omschreven worden; de behoefte aan een ontmoetingsruimte kan eronder vallen,maar ook de pleitbezorging bij een officiële instantie. Op de tweede plaats het gegevendat de organisatie opgericht is door de leden zelf van een allochtone gemeenschap. Zozijn er bijvoorbeeld ook verschillende organisaties van autochtone zaakwaarnemers, dieopkomen voor de belangen van allochtonen, maar strikt genomen zijn dit geenzelforganisaties. Op de derde plaats tenslotte het functioneren van de zelforganisatie.Dit is primair afhankelijk van de vrijwillige inzet van de eigen mensen. Voor zover erberoepskrachten actief zijn dienen deze uitsluitend als ondersteuning van het werk vande vrijwilligers.

Het voorvoegsel zelf refereert in het bijzonder aan de gedachte dat het rechtvan groepen burgers om volwaardig deel te nemen aan de ontwikkeling van de maat-schappij niet gegeven wordt, maar steeds zal moeten worden veroverd, door eigen ini-tiatief en eigen organisatievorming.10 In die zin kan de zelforganisatie van groepen

9 We gebruiken het woord allochtoon in de volgende betekenis: niet hiergeboren en behorend tot een andere etnische-, culturele- en / ofreligieuze gemeenschap. Andere termen, om hetzelfde aan te duiden (zoalsetnische minderheid en migrant, zullen we ook hanteren.

10 Zo staat het bijvoorbeeld te lezen in een door minister Van Boxtel, ver-antoordelijk voor grote steden- en integratiebeleid, geschreven voorwoordin een doe-het-zelf handboek voor zelforganisaties van migranten: “Net alsandere burgers zijn ook leden van etnische minderheden primair zelf ver-antwoordelijk voor hun plaats in de samenleving van de toekomst. Zij zijnzelfredzaam en autonoom, ze kennen en nemen hun rechten, zoals zij hunplichten kennen en vervullen. Wie er dan ondanks eigen inspanning niet inslaagt het burgerschap vorm te geven mag op steun van de overheid reke-nen.” (Uitgave van FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling.Utrecht, 1999).

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

18

allochtone burgers ook een reactie zijn op het feit dat hun maatschappelijke positie inde loop der jaren nauwelijks verbeterd is.

In Nijmegen krijgen de meeste allochtone zelforganisaties subsidie van de lokale over-heid. Hiermee drukt de gemeente uit dat het bestaan van de zelforganisaties van belanggevonden wordt voor de maatschappelijke emancipatie van de verschillende doel-groepen die door de organisaties vertegenwoordigd worden. De volgende activiteitenworden daarbij in het teken van die emancipatie gesteld:-Het creëren van een ontmoetingsruimte. Hierdoor kunnen mensen zich thuis voelen enop krachten komen in een voor hen vertrouwde omgeving, dat wil zeggen in een ruim-te met personen die dezelfde achtergrond kennen.-De organisatie van cursussen en voorlichtingsprogramma’s die tot doel hebben om departicipatie en integratie in de lokale samenleving te bevorderen. Hierbij kan mendenken aan het geven van informatie over het onderwijsstelsel, maar ook aan uitstapjesnaar musea e.d.-Hulpverlening en belangenbehartiging. De organisatie kan bijvoorbeeld haar ledenhelpen bij het invullen van formulieren of ze kan de belangen van haar achterban be-pleiten bij relevante instellingen.-Toeleiding. Hier wordt mee bedoeld: leden wegwijs maken in de bureaucratie van in-stellingen en stelsels, zodat ze na verloop van tijd zelfstandig gebruik kunnen makenvan alle reguliere maatschappelijke voorzieningen.

In de praktijk is het zo dat de subsidie gegeven wordt voor:-Kosten in verband met huisvesting, zoals: huur, energie, onderhoud, verzekeringen enkleine aanschaffingen. In een groot aantal gevallen blijkt dat de verstrekte subsidie voormaar liefst 80% opgaat aan deze kosten.-Specifieke organisatiekosten, zoals: telefoon, porti en het betalen van sprekers.-Activiteiten gericht op cultuurbeleving en voorlichting.

Naast de zelforganisaties komen ook andere organisaties in aanmerking voordezelfde subsidieregeling. Dat zijn: incidentele initiatieven in het kader van multicul-turele ontwikkelingen en organisaties (zoals de welzijnsinstelling Tandem) die ten be-hoeve van de zelforganisaties werken.

Welnu, de gemeentelijke beleidsafdeling Samenlevingsopbouw, Werk en Inkomen, vanwaaruit de allochtone zelforganisaties gesubsidieerd worden, heeft enige tijd geledenbesloten om een evaluerend onderzoek te laten verrichten naar het functioneren van debedoelde organisaties. Aan de afdeling Onderzoek en Statistiek is gevraagd om eendergelijk onderzoek uit te voeren. Op zich is het functioneren van de zelforganisatieslangs hoofdlijnen bekend, immers alle organisaties die subsidie ontvangen rapporterenjaarlijks over hun doelstellingen en hun activiteiten, maar er is behoefte aan eensystematisch overzicht, en dan met name gericht op twee hoofdpunten:-Elk jaar weer komen er nieuwe organisaties bij, terwijl sommige oudere organisatiesniet of nauwelijks meer actief zijn. Wat is de dynamiek achter deze ontwikkelingen?Welke organisaties zijn er precies? Hoe zijn die te categoriseren? Kan er kortom eensystematisch beeld geschetst worden van de verschillende zelforganisaties, gerelateerdaan zaken als: de herkomst van de betrokken groep, de maatschappelijke positie van degroep en generatiespecifieke kenmerken?

Allochtone zelforganisaties in NijmegenInleiding

19

-Wanneer het de bedoeling is om de zelforganisaties uitdrukkelijker dan nu het geval iste betrekken bij het lokale sociale beleid11, gericht op de emancipatie van deverschillende allochtone groepen in de stad, voor welke organisaties gaat dat dan op?Wat doen de organisaties nu al op dit gebied? Alom wordt aangenomen dat deontmoetingsfunctie overal wel van de grond komt, maar wat er precies op andereterreinen gebeurt is enigszins vaag.

We volstaan nu met deze aanleiding om een onderzoek te verrichten naar de allochtonezelforganisaties in Nijmegen. Verderop, wanneer de probleemstelling van het onderzoekaan de orde komt, komen we uitvoerig terug op de zojuist gestelde vragen.

1.2 De opzet van het onderzoeksrapportInmiddels is het onderzoek verricht en is dit rapport een verslag van de gedane werk-zaamheden. De opbouw van het rapport is de volgende:

-In hoofdstuk 2 staan we allereerst stil bij een aantal relevante (maatschappelijke entheoretische) verschijnselen die te maken hebben met allochtone zelforganisaties. Ver-volgens wordt de probleemstelling van het onderzoek behandeld, evenals de onder-zoeksopzet. Wat zijn precies de vragen die gesteld zijn? Hoe is naar de antwoorden ge-zocht?

-In hoofdstuk 3 wordt verslag gedaan van het onderzoek. Hier zal vooral aan de ordekomen welke allochtone zelforganisaties er zijn en hoe ze verdeeld zijn naar herkomst-land, ‘gender’, leeftijd en oriëntatie. Verder wordt weergegeven wat de organisatiesdoen en over welke middelen ze kunnen beschikken.

-Hoofdstuk 4 tenslotte bevat een verdere analyse van de onderzoeksbevindingen op hetpunt van de relevantie van de zelforganisaties voor de maatschappelijke emancipatievan de verschillende allochtone gemeenschappen. Gekeken wordt naar de huidigesituatie, maar ook naar wenselijke toekomstige ontwikkelingen.

11 Wat er precies bedoeld wordt met de uitdrukking lokaal sociaal beleid enaanverwante termen zal in het volgende hoofdstuk aan de orde komen.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenAchtergronden, probleemstelling en onderzoeksopzet

21

2 Achtergronden, probleemstelling enonderzoeksopzet

2.1 Achtergronden bij het bestaan van de allochtone zelforganisaties

Maatschappelijke emancipatieHet zal niemand ontgaan zijn dat er al geruime tijd een debat gevoerd wordt over hetwel en wee van de multiculturele samenleving. Kernpunt daarbij is de bedroevende con-statering dat de verschillende allochtone groepen sociaal gezien in een achterstands-situatie verkeren. Dat is al heel lang zo, ondanks diverse beleidsinspanningen om het tijte keren, bovendien ondanks de vele onderzoeksrapporten (gewijd aan allochtonen) diemet een regelmaat van twee per dag aan ons voorbijtrekken. Volgens publicist PaulScheffer12 hebben we te maken met een maatschappelijk vraagstuk dat qua omvang enimportantie te vergelijken is met de sociale kwestie van een eeuw geleden. Toen ginghet om de maatschappelijke integratie van de arbeidersklasse, nu om die van de ver-schillende etnische groepen. Nog steeds, zo betoogde Scheffer, lijkt Nederland nietecht doordrongen te zijn van de noodzaak om het multiculturele drama daadwerkelijkaan te pakken. Daardoor komt een langdurige maatschappelijke tweedeling, die voorallangs etnische lijnen loopt, akelig dichtbij.

Wanneer grote groepen structureel uitgesloten worden van de maatschappelijke voor-uitgang is hiermee op termijn zelfs een gevaar voor de democratie als zodanig gegeven.Niet alleen omdat de uitgeslotenen in een staat van onmaatschappelijkheid terecht kun-nen komen, maar ook en vooral omdat het alom gerespecteerde ideaal van maatschap-pelijke gelijkheid op de tocht komt te staan. Immers wat is dat feitelijk waard als hetmerendeel van de allochtonen niet meeprofiteert van de maatschappelijke vooruitgang.Betrokkenen lijken het eens te zijn over de stelling dat er iets moet gebeuren, dat zelf-genoegzaam wegkijken echt niet meer kan. Maar, zo hoor je ook steeds vaker, kunnende allochtone gemeenschappen niet zelf meer doen om een proces van maatschappe-lijke emancipatie tot stand te brengen? Neem bijvoorbeeld de volgende twee conclu-sies: “De ongelijkheid van meerderheid en minderheid vraagt om zelforganisatie van deminderheden. Uiteindelijk moeten ze hun emancipatie zelf bevechten.”13 “De immi-granten en minderheden in Nederland hebben een achterstand. Een belangrijk deel vandie achterstand zullen ze zelf moeten inlopen. Te hopen valt dat het voorbeeld en deervaringen van een aantal emancipatiebewegingen in Nederland hen van dienst mogenzijn. Emancipatie wordt immers nooit gegeven, maar moet worden bevochten: doorzelforganisatie, door inzet en vasthoudendheid, door een duidelijk ideaal.”14

We zouden het bovenstaande een eerste optiek kunnen noemen met betrekking tot demaatschappelijke relevantie van allochtone zelforganisaties. Kunnen deze organisaties

12 Zie zijn artikel (met de veelzeggende titel Het multiculturele drama) inNRC Handelsblad van 29 januari jl.

13 Paul Scheffer in NRC Handelsblad van 25 maart jl.14 Roger van Boxtel, minister van grote steden- en integratiebeleid, in NRCHandelsblad van 12 februari jl.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

22

inderdaad iets betekenen (en wat dan) voor de emancipatie van de betrokken doel-groepen? 15

Een kenteringDe wens om de zelforganisaties een essentiële bijdrage te laten leveren met betrekkingtot maatschappelijke emancipatie houdt een kentering in het Nederlandse allochtonen-beleid in, met name als het gaat om de beoordeling van zelforganisaties.

Toen de eerste generatie (Turkse en Marokkaanse) gastarbeiders naar Nederland kwamheeft het een tijd geduurd alvorens zelforganisaties werden opgericht. Die oprichtingvalt te plaatsen in het verlengde van een oriëntatie op permanent verblijf in ons land.Toen de terugkeerwens nog domineerde hadden de betrokkenen genoeg aan informeleontmoetingen. Later, in de loop van de jaren zeventig van de vorige eeuw, zou blijkendat terugkeer naar het land van herkomst geen optie meer was en dat een permanentverblijf in Nederland in het vizier kwam. Het verschijnsel van gezinshereniging deed zichvoor, evenals het verlangen naar een eigen, islamitische gebedsruimte. Maar bovenalbegon men zich te realiseren dat collectieve maatschappelijke belangen verdedigdmoesten worden. Denk aan: acties tegen dreigende ontslagen, acties voor een beterehuisvesting, strijd tegen discriminatie en opkomen voor juridische gelijkheid. Alduswerden rond deze thema’s zelforganisaties opgericht. We spreken dan vooral overlandelijk opererende organisaties met een duidelijke linkse politieke signatuur.16 Deoverheid heeft toen, om een specifiek allochtonenbeleid te ontwikkelen, in belangrijkemate gebruik gemaakt van de kennis en de ervaring die bij de zelforganisaties aan-wezig waren. Denk aan de oprichting van inspraakorganen en de totstandkoming vancategoriaal welzijnsbeleid.

In de loop van de jaren tachtig van de vorige eeuw zien we echter dat de overheidsteeds meer afstand is gaan nemen van het categoriale perspectief. De redenering wonterrein dat etnische minderheden, als burgers van ons land, gewoon een beroepmoesten doen op algemene voorzieningen. Voorkomen zou moeten worden dat zeeigen eilandjes binnen en naast de samenleving zouden vormen. Alleen in flankerendezin zou een specifiek allochtonenbeleid gevoerd moeten worden. Voor de zelforgani-saties betekende dit dat ze een beetje op een zijspoor gemanoeuvreerd werden. Deoverheid vond het belangrijker dat algemene instellingen rekening zouden houden metde eigen invalshoeken en problemen van allochtonen.

Op dit moment lijkt zich echter weer een nieuwe fase aan te dienen. Allerwegen wordterkend dat door middel van algemeen sociaal beleid en algemeen maatschappelijk werkde allochtonen veel te weinig bereikt worden. De problemen zijn hardnekkig en de be- 15 De rol van de zelforganisaties moet niet als alleenzaligmakend gezienworden, immers we kunnen niet voorbijzien aan belangrijke structurelefactoren. Neem bijvoorbeeld het gegeven dat veel industriële werkgelegen-heid verloren is gegaan, juist in die sectoren waar veel allochtonen werk-zaam waren.

16 Opvallend is dat organisaties die politiek rechts of religieus geïnspi-reerd waren zich veel minder met de belangenstrijd in Nederland bezighielden. Zij oriënteerden zich in de eerste plaats op aansluiting bij ont-wikkelingen in de landen van herkomst. Pas in de laatste jaren zien we datook deze organisaties aansluiting zoeken bij maatschappelijke kwesties diebinnen de Nederlandse context relevant zijn.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenAchtergronden, probleemstelling en onderzoeksopzet

23

trokkenen weten nauwelijks een weg te vinden naar de hulpverlenende instanties. Duswordt er meer en meer gesproken over een trendbreuk binnen het allochtonenbeleid, indie zin dat er weer ruimte moet komen voor categoriale perspectieven.17

Lokaal sociaal beleidDe kentering waarover zojuist gesproken werd is tevens zichtbaar in het algemene ka-binetsbeleid ten aanzien van sociale vraagstukken.18 Ging het eerste paarse kabinet noguit van een absolute prioriteit van werkgelegenheid (werk, werk en nog eens werk), nu,onder paars 2, geldt als primair aandachtspunt: de vergroting van de sociale cohesiedoor middel van een versterking van de sociale infrastructuur. Met het begrip socialecohesie wordt gedoeld op de mate waarin burgers in gedrag en beleving uitdrukkinggeven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden. Van belang is bijvoor-beeld het gevoel er te mogen zijn, erbij te horen en niet aan de kant te staan. Wanneerde sociale cohesie tekort schiet hebben mensen al snel het gevoel dat ze niet geaccep-teerd worden en dat ze er eigenlijk niet toe doen. We weten dat allochtonen, naastlangdurig werklozen en bepaalde groepen ouderen, aan het gevaar bloot staan in eenproces van sociale uitsluiting en maatschappelijke marginalisering terecht te komen. Omdit tegen te gaan of zelfs te voorkomen wordt het van belang gevonden dat menseneen beroep kunnen doen op lokale sociale verbanden, het liefst zo dicht mogelijk bijhuis, in hun eigen leefomgeving.

Zelforganisaties kunnen in dat opzicht gezien worden als deel van de totale lokale so-ciale infrastructuur. Deze term wordt nergens hard omschreven; de een verstaat er allelokale sociale voorzieningen onder, terwijl de ander alle vormen van maatschappelijkeen informele zorg bedoeld. Hoe dan ook, de strekking mag duidelijk heten: de socialeinfrastructuur bestaat uit alle regels, diensten, organisaties en voorzieningen (op lokaalniveau) die bevorderend werken voor het realiseren van de gewenste sociale cohesie.Binnen het grote stedenbeleid is sociale infrastructuur, naast fysieke-, economische- enkennisinfrastructuur, de vierde beleidspeiler.

De zelforganisaties, als onderdeel van lokaal sociaal beleid, zouden aangesproken kun-nen worden op hun vermogen mensen op te vangen, mensen concreet te helpen methun vragen, mensen op weg te helpen naar bredere sociale participatie e.d.

Civil societyDe vraag is evenwel, uitgaande van de verschillende lijnen waarlangs de allochtonezelforganisaties een rol kunnen spelen binnen het lokale sociale beleid, of de organi-saties wel kunnen beantwoorden aan al die hooggespannen verwachtingen. We moetenniet vergeten dat ze hoofdzakelijk afhankelijk zijn van de inzet van vrijwilligers, terwijl 17 Zie bijvoorbeeld de nota Werken aan sociale kwaliteit 1999-2002 vanstaatssecretaris Vliegenthart. “Regelmatig blijkt dat mensen niet wordenaangesproken of bereikt door algemeen beleid, dat wil zeggen door beleiddat geen onderscheid maakt naar specifieke groepen. Categoriaal, aanvul-lend beleid als extra stimulans is dan gewenst.” (p. 7)

18 We volgen hier een betoog van Paul Schnabel, directeur van het SociaalCultureel Planbureau, die onlangs publiceerde over de vraag hoe door eenversterking van de (lokale) sociale infrastructuur de maatschappelijkecohesie versterkt kan worden. Zie ‘Het Sociaal Debat, Deel 1’(Elsevierbedrijfsinformatie; Den Haag, 2000).

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

24

een overwegend deel van (andere) sociale instellingen geprofessionaliseerd is en dussteunt op het werk van beroepskrachten. Is het niet zo dat de zelforganisaties in hetbovenstaande te instrumenteel en te functioneel opgevat worden? In dit verband is hetinteressant om te wijzen op een Amsterdamse onderzoekstraditie19 waarbinnen de zelf-organisaties primair gezien worden als (culturele) organisaties van migranten en niet alsverlengstukken van het overheidsbeleid. Vanuit deze optiek zouden slechts een paarzelforganisaties, althans in strikte zin, passen binnen de sociale politiek van de over-heid.

Maar, zo lezen we bij de aan het IMES (Instituut voor Migratie- en Etnische Studies)verbonden onderzoeker Jean Tillie20, het feit dat die organisaties in strikte zin niet altijdeven functioneel zijn binnen het vigerende overheidsbeleid hoeft geen probleem te zijn.Immers ze kunnen op een andere schaal van betekenis zijn. Het feit dat mensen elkaarkunnen ontmoeten is al relevant, of het gegeven dat actieve mensen bepaalde vaar-digheden opdoen (organiseren e.d.), maar ook het feit dat mensen rekening lerenhouden met elkaar. In de lijn van de Amerikaanse politicoloog Robert D. Putnam21

wordt gesproken over civil society (civiele gemeenschap); een term die in wezen veelbreder is dan lokaal sociaal beleid e.d., omdat allerlei soorten organisaties meegenomenworden, ook voetbalverenigingen, gezelligheidsclubs en naaikransjes. Als mensen maargeorganiseerd zijn, zo lijkt het adagium.

Allochtone zelforganisaties zijn vaak wellicht niet veel meer dan vriendenclubs vanlouter vrijwilligers en met misschien maar een zeer beperkt bereik. In het al vermeldeartikel van Paul Schnabel komt naar voren dat een behoorlijk aantal leden van etnischeminderheidsgroepen met ernstige integratieproblemen kampt, ten gevolge van allerleioorzaken, waardoor deze mensen zich alleen nog maar een klein beetje staande kunnenhouden in de Nederlandse samenleving door zich op de eigen groep te richten. Dan isde aanwezigheid van een ontmoetingsruimte al heel wat.

In zichzelf gekeerde eigenheid?Het denken over de allochtone zelforganisaties kent vanaf het begin een onderstroomwaarbij die organisaties enigszins gewantrouwd worden. Zitten achter sommige Turkseen Marokkaanse verenigingen niet religieuze fundamentalisten aan de touwtjes te trek-ken? Of worden de subsidies wel aangewend voor de doelstellingen waarvoor ze be-doeld zijn? Hebben de organisaties überhaupt wel een achterban? Dit soort vragen komje tegen in een aantal publicaties, maar vooral ook bij ambtenaren en politici die nietgoed raad weten met de op het eerste oog onbekende dimensies van de organisaties.

In 1982 gaf het toenmalige ministerie van WVC opdracht om onderzoek te doen naarhet functioneren van de allochtone zelforganisaties. Met name wilden de beleidsvoer-ders weten wie precies vertegenwoordigd wordt door de organisaties. Uit een tweetal

19 Gedoeld wordt op de vele onderzoeken naar allochtone zelforganisatie(s)op het IMES (Instituut voor Migratie- en Etnische Studies) te Amsterdam.

20 ‘Zelforganisaties’ als civic communities; Lezing voor de StichtingSamenwerkingsverbanden van Marokkanen en Tunesiërs. Utrecht, 9 april 1999.(IMES, Universiteit van Amsterdam).

21 Zie bijvoorbeeld Making Democracy Work. Civic Traditions in Modern Italy(uit 1993) en Bowling Alone. The Collapse And Revival Of AmericanCommunity (uit 1998).

Allochtone zelforganisaties in NijmegenAchtergronden, probleemstelling en onderzoeksopzet

25

publicaties die uit dit onderzoek zijn voortgekomen22 kunnen we opmaken dat het inieder geval in die periode zo was dat de verschillende organisaties nauwelijks naarbuiten toe opereerden. In de onderzoeksrapporten wordt gesproken van: louter recrea-tieve activiteiten, gerichtheid op de eigen groep en niet-representatief leiderschap.

In de Nijmeegse context blijkt dat veel beroepskrachten die actief zijn binnen het socia-le beleid moeite hebben om in contact te komen met de allochtone zelforganisaties.Veel voorkomende kritiekpunten zijn: de organisaties zijn niet bereikbaar, ze wetennauwelijks wat er te koop is op het gebied van voorzieningen en zorg, ze houden zichniet aan afspraken e.d.23 Ook het door de gemeentelijke afdeling Onderzoek enStatistiek uitgevoerde wijkonderzoek24 maakte melding van een probleem met betrek-king tot het benaderen van de zelforganisaties: “Autochtone en allochtone bevolkings-groepen hebben veelal hun eigen organisaties, centra, evenementen en activiteiten.Samenhang en menging komen nog weinig voor. Door het gebrek aan communicatiekunnen dan toch tegenstellingen ontstaan, op individueel of huishoudenniveau oftussen groepen.” (pag. 57)

2.2 Probleemstelling

Wat willen we weten en waarom?Uitgaande van de breed maatschappelijk erkende noodzaak om daadwerkelijk iets tedoen aan de achterstand van veel mensen die behoren tot de verschillende allochtonegemeenschappen willen we weten op welke wijze de organisaties die binnen deallochtone groepen zelf actief zijn van betekenis kunnen zijn in dit emancipatieproces.Participatie van allochtonen in het maatschappelijk leven en hun emancipatie tot vol-waardige burgers wordt primair gerealiseerd door het vinden van (gepast) werk en / ofhet presteren op onderwijsniveau.25 Maar op weg daar naar toe, zeg maar in het eman-cipatiestreven zelf, speelt de eigen organisatievorming een belangrijke rol. Althans ditwordt verondersteld. Of dit zo is en in welke mate dit het geval is valt te onderzoeken.De kern van het onderzoek richt zich dus op de vraag welke bijdrage de vele zelforga-nisaties van allochtonen kunnen leveren aan het emancipatiestreven van de allochtoneburgers, aan hun streven naar gelijkwaardige maatschappelijke participatie. In dat kaderzijn de onderstaande onderzoeksvragen geformuleerd.

De centrale onderzoeksvragen1. Welke allochtone zelforganisaties zijn er in Nijmegen? 22 Functies eigen organisaties buitenlanders – H. de Graaf (1983) en Plaat-selijke organisaties van Turken en Marokkanen – H. de Graaf (1985). DenHaag, NIMAWO.

23 Deze voorbeelden zijn gebaseerd op gesprekken die in het kader van ditonderzoek gevoerd zijn met vertegenwoordigers van Vluchtelingenwerk enBewonersoverleg Nijmegen.

24 Wijkonderzoek 1998; afdeling Onderzoek en Statistiek – mei 1999.25 Dit wil niet zeggen dat alleen arbeid en onderwijs als relevante integra-tiekaders worden gezien. Er zijn verschillende sferen van integratie;daarbij kan echter verondersteld worden dat het hebben van een baan of hetbehalen van positieve resultaten in het onderwijs door veel mensen gezienworden als harde indicatoren van maatschappelijke integratie.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

26

Het antwoord op deze vraag moet een inventarisatie zijn van de organisaties die er zijnen hoe die te categoriseren zijn naar:

-etnische herkomst van de deelnemers;-politieke en maatschappelijke achtergronden;-doelstelling en doelgroep;-‘gender’ (dat wil zeggen op mannen of op vrouwen gericht);-leeftijd van de deelnemers;-ruimte van activiteit (wijk- of stedelijke niveau).

Het antwoord moet vervolgens verder uitgesplitst worden naar ontwikkelingen die in detijd hebben plaats gevonden. Is het bijvoorbeeld zo dat een bepaald type organisatieeen reactie is op een ander type? Is het zo dat in de loop van de tijd de belangen vanjongeren gaan prevaleren? Of juist die van vrouwen? Hoe reageren de organisaties opmaatschappelijke ontwikkelingen?

2. Over welke middelen kunnen de organisaties beschikken? Wat zijn de belangrijksteknelpunten hierbij?Onder middelen wordt verstaan:

-financiële basis (krijgt de organisatie subsidie, wordt er contributie geheven?);-de beschikbare ruimte;-aantal deskundige bestuursleden;-aantal vrijwilligers;-professionele steun (als die aanwezig is, leidt die dan tot een vergroting vande zelfredzaamheid?).

3. Wat doen de organisaties op het vlak van maatschappelijke emancipatie? Hierworden de volgende gebieden onderscheiden:

-ontmoeting;-individuele hulpverlening / spreekuur;-voorlichting;-belangenbehartiging;-cursussen;-samenwerking met andere organisaties en instellingen.

2.3 Onderzoeksopzet

Het soort onderzoekOm aan de verlangde informatie te komen is gekozen voor het voeren van gesprekkenmet bestuursleden en / of actieve vrijwilligers van de zelforganisaties. Deze manier vanwerken hebben we aangeduid met de term perspectiefonderzoek. Perspectief wil in ditverband zeggen dat niet alleen het verkrijgen van informatie (op zich) aan de orde ismaar dat de informatie, en vooral ook de manier waarop die verkregen wordt, in hetperspectief staat van een beter functioneren van de onderzochte organisaties. Dat wilzeggen dat, wanneer de overheid de allochtone zelforganisaties serieus wil uitnodigenom een belangrijke rol te vervullen in het lokale sociale beleid, dat dan dit onderzoek aleen eerste stap is om dat perspectief te realiseren.

Daarnaast is ook gesproken met vertegenwoordigers van instellingen rondomde zelforganisaties, zoals: Vluchtelingenwerk, Tandem, SWON, Inter-lokaal e.d.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenAchtergronden, probleemstelling en onderzoeksopzet

27

Aanvankelijk was het de bedoeling om niet alleen gesprekken met het organisatiekaderte voeren maar om tevens een survey onder de achterban van de verschillende organi-saties op te zetten. De gedachte hierachter was om na te gaan of de organisaties weleen achterban hebben en, als dat het geval is, hoe binnen die achterban geoordeeldwordt over hun bestaan en betekenis. Hier is echter van afgezien, niet alleen vanwegeorganisatorische en financiële overwegingen, maar ook en vooral omdat het feitelijkheel moeilijk is om representativiteit te bereiken.26 Dat neemt natuurlijk niet weg dat inde gesprekken gevraagd en gekeken kan worden naar de mate waarin een bedoeldeachterban bereikt wordt.

Een overzicht van organisaties die subsidie hebben aangevraagd in de loop van 1999In totaal gaat het om 53 verschillende organisaties. De volgende tabel geeft hiervan eenoverzicht. Hoe is de verdeling per nationaliteit? Hoeveel organisaties zijn niet nationaalof etnisch gebonden?

Tabel 1Nationaliteit Aantal organisaties

Turks 15Marokkaans 9Surinaams 3Somalisch 2Angolees / Kongolees 2Antilliaans en Arubaans 1Bosnisch 1Grieks 1Indonesisch 1Iraans 1Italiaans 1Joegoslavisch 1Koerdisch 1Moluks 1Pools 1Vietnamees 1-Internationaal 4-Ondersteunend 7

Met ‘Internationaal’ zijn organisaties bedoeld die zich richten op allochtonen in het alge-meen. De ondersteunende groepen betreffen instellingen die de allochtone zelforganisa-ties professioneel ondersteunen, zoals: Inter-Lokaal, SWON e.d. Verder valt ook hetInternationaal Vrouwen Centrum hieronder. Dit richt zich op allochtone vrouwen dieelders geen ruimte hebben om activiteiten te kunnen ontplooien. 26 Aangezien er vele zelforganisaties zijn die allemaal slechts een bepaalddeel van een allochtone bevolkingsgroep representeren zou je in een surveyheel veel verschillende steekproeven moeten trekken. Praktisch zou datbijna ondoenlijk zijn. Bovendien is het bekend dat binnen allochtone ge-meenschappen veel onderlinge verdeeldheid heerst, met als gevolg dat dekans groot is dat een ondervraagde persoon, die bij een bepaalde groephoort, niet waardevrij oordeelt over een organisatie die bij een anderegroep hoort.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

28

In werkelijkheid zijn er meer zelforganisaties dan alleen de organisaties die een beroepdoen op de gemeentelijke subsidieregeling. Bijvoorbeeld de moskeeverenigingen; dezekomen niet in aanmerking voor overheidssteun, in verband met de strikte scheidingtussen kerk en staat. Daarnaast zijn er diverse, deels onbekende verenigingen die omwelke reden dan ook geen subsidie aanvragen.

Opzet en organisatie van het onderzoekAl in de eerste maanden van 1999 is door de gemeentelijke afdeling Samenlevings-opbouw, Werk en Inkomen voorgesteld om het functioneren van de allochtonezelforganisaties te evalueren. Maar door verschillende redenen kon pas in de loop vandit jaar met dat onderzoek begonnen worden. Om te beginnen is een gespreksrondegestart met een aantal vertegenwoordigers van instellingen die te maken hebben metde zelforganisaties, dit om de probleemstelling van het onderzoek te toetsen opindrukken en opvattingen van deskundigen in het veld.27 Vervolgens is er eenbegeleidingscommissie gevormd28, bedoeld om de probleemstelling, de voortgang vanhet onderzoek en de eindresultaten te beoordelen. In totaal heeft deze commissie vierkeer vergaderd. In principe zijn alle relevante opmerkingen, gemaakt door leden van debegeleidingscommissie, verwerkt in het onderzoeksverslag.

Volgens de opdrachtgever van het onderzoek zou het zwaartepunt moeten liggen bij deorganisaties die een vijftal nationaliteiten vertegenwoordigen, te weten: Turken, Marok-kanen, Antillianen, Somaliërs en Iraniërs. De eerste twee omdat ze verreweg de groot-ste allochtone populaties in Nijmegen vormen29, de meeste zelforganisaties kennen enal een relatief lange organisatiegeschiedenis hebben. Antillianen zijn van belang vanwe-ge de recentelijk gegroeide zorg over de maatschappelijke marginalisering van Antil-liaanse jongeren. Terwijl de laatste twee groepen prioriteit zouden moeten krijgenomdat het relatief nieuwe gemeenschappen zijn, bestaande uit politieke vluchtelingenen omdat ze volgens velen als moeilijk benaderbaar gelden.

Het onderzoek zelf, dat wil zeggen het voeren van de gesprekken met bestuursledenen / of actieve vrijwilligers van de zelforganisaties, heeft plaats gevonden in demaanden mei, juni, augustus en september 2000.30

27 Zo is er gesproken met personen die aan de volgende organisaties ver-bonden zijn: de Stichting voor Vluchtelingen en Nieuwkomers, Tandem, deAdvies Commissie Allochtonen, Ombudswerk Etnische Minderheden, Inter-lokaal en met de gemeentelijke procesmanager op het gebied van de multi-culturele samenleving.

28 Daar maken de volgende personen deel van uit: mevr. El Guada (coördi-nator minderheden bij de Wetenschapswinkel), dhr. Güclü (leerkrachtbasisschool De Wieken), dhr. Himi (bestuurslid van de Marokkaanse ver-eniging El Joudor), dhr. Klomberg (beleidsambtenaar Samenlevingsopbouw,Werk en Inkomen), mevr. Solomon (Tandem), dhr. Vegt (programcoördinatorOnderzoek en Statistiek) en mevr. Voeten (ambtelijk secretaris van deAdvies Commissie Allochtonen).

29 Dit is trouwens niet helemaal juist, omdat de Indische Nederlanders veelgroter in getal zijn dan bijvoorbeeld de Marokkanen. Maar de IndischeNederlanders vormen kennelijk niet een groot maatschappelijk probleem. Ziehierover later.

30 In het volgende hoofdstuk komt aan de orde welke organisaties benaderdzijn, hoe de gesprekken verlopen zijn e.d.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenDe allochtone zelforganisaties in Nijmegen

29

3 De allochtone zelforganisaties in Nijmegen3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de gesprekken die gevoerd zijn met ver-tegenwoordigers van de allochtone zelforganisaties in Nijmegen. Het merendeel van diegesprekken is gevoerd met Turkse en Marokkaanse organisaties. De reden hiervan iseenvoudig: er zijn nu eenmaal heel veel Turkse en Marokkaanse organisaties. In deAntilliaanse gemeenschap zijn er momenteel weinig tot geen organisaties, een gegevendat als onderdeel gezien mag worden van de huidige maatschappelijke problematiekwaar deze etnische groep mee worstelt. Somaliërs en Iraniërs kennen slechts een paarorganisaties.

De gesprekken die gevoerd zijn werden steeds voorafgegaan door een uitnodigingsbrief,waarna vervolgens een telefonische afspraak gemaakt kon worden. Wanneer het lukteom organisaties te bereiken31 was de medewerking aan het onderzoek geen enkel pro-bleem meer. Dat wil zeggen dat de respons zeer hoog ligt. Daar staat tegenover dat hetin relatief veel gevallen moeilijk bleek te zijn om uit de sfeer van sociaal wenselijke ofopportunistische verhalen te komen. Men moet zich dit zo voorstellen: het actievekader van de zelforganisaties krijgt eens in de zoveel tijd bezoek van een officiële in-stantie, recentelijk bijvoorbeeld nog in het kader van het Stadsdebat, en in principewordt dan een standaardverhaal verteld. Zou je het ‘echte’ verhaal willen horen, danzou je op z’n minst veel meer tijd moeten hebben en bovendien zou je dan in al die ver-schillende allochtone talen moeten kunnen communiceren. Men moet dit in het achter-hoofd houden bij de interpretatie van de informatie die volgt.

Men dient zich verder te realiseren dat alle nu volgende analyses hoofdzakelijk zijn ge-baseerd op de gevoerde gesprekken. Weliswaar is ook gebruikt gemaakt van relevanteliteratuur, maar er is niet gestreefd naar een omvattende theoretische analyse van deallochtone zelforganisaties in Nijmegen. Daarom zijn er zeker lacunes aan te wijzen inde gehanteerde indelingen en achtergrondverhalen. Daarbij komt dat in de wereld vande zelforganisaties onderlinge politieke verschillen en tegenstellingen soms een emi-nente rol spelen, waardoor in de betreffende gevallen elke analyse politiek (en theo-retisch) ter discussie gesteld kan worden.

3.2 Een eerste indeling op basis van herkomstland

InleidingAllochtone zelforganisaties zijn steeds op de een of andere wijze een combinatie vaneen aparte identiteit (etnisch, cultureel, politiek en / of religieus) enerzijds en eenstreven naar verbetering van de sociale positie anderzijds. Vooral met betrekking tot deaparte identiteit kan gewezen worden op een groot aantal verschillen. Immers allemigrantengemeenschappen brengen verschillen en tegenstellingen (die eigen zijn aan delanden van herkomst) mee. En we weten dat het daarbij in enkele gevallen, bijvoor- 31 In enkele gevallen bleek dit moeilijk of zelfs onmogelijk te zijn, bij-voorbeeld omdat opgegeven telefoonnummers niet bleken te kloppen.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

30

beeld wanneer we letten op de strijd tussen links en rechts georiënteerde Turkse orga-nisaties, om een niet te overbruggen kloof gaat. Hoe belangrijk deze kwestie ook is (ofgevonden wordt), in het onderzoek is om allerlei redenen ervoor gekozen om er niet alte diep op in te gaan.32 Dat is een beperking, maar een begrijpelijke, want het is niet deopzet van het onderzoek om een omvattende analyse te maken van de diverse achter-gronden die ten grondslag liggen aan het ontstaan van de zelforganisaties. De centralevraag was en is: op welke wijze kunnen de zelforganisaties van betekenis zijn voor demaatschappelijke emancipatie van hun achterban in Nederland.

Desondanks moeten we steeds rekening houden met twee invalshoeken: dat de zelf-organisaties een eigen discours33 hanteren, waarmee ze een fundamentele identiteit totuitdrukking brengen, en dat ze reageren op een actuele maatschappelijke problematiek.De combinatie van identiteit en maatschappelijke ontwikkeling, zeg maar: van eigen-heid en aanpassing, heeft kenmerken die per allochtone gemeenschap verschillend zijn.Daarom onderscheiden we zelforganisaties voor de volgende groepen:34

-Turken en Marokkanen;-Antillianen en Arubanen;-Surinamers;-Zuid-Europeanen;-Molukkers en Indische Nederlanders; en-asielzoekers en vluchtelingen.

Turkse en Marokkaanse organisatiesTurken en Marokkanen hebben een vestigingsgeschiedenis in Nederland die veel onder-linge overeenkomsten vertoont. Aanvankelijk waren er de gastarbeiders die in ons landhet laaggeschoolde industriële werk kwamen verrichten. Vervolgens kwamen ookvrouwen en kinderen naar Nederland (gezinshereniging) en groeiden de Turkse enMarokkaanse gemeenschappen vooral in de grote steden gestaag uit tot een aanzienlijkdeel van de bevolking. Turkse en Marokkaanse gemeenschappen laten verder ook over-eenkomsten zien met betrekking tot de betekenis van de islam (althans voor een aan-zienlijk deel van de populatie) en meegenomen politieke tegenstellingen uit de landenvan herkomst. De eerste zelforganisaties van Turken en Marokkanen waren landelijkopererende belangenbehartigingsorganisaties. Deze hadden voornamelijk een linkse po- 32 Een voor de hand liggende reden is bijvoorbeeld: gebrek aan tijd. Eenandere reden is: het niet onnodig willen aanwakkeren van politieke (enandere) tegenstellingen tussen de organisaties.

33 Letterlijk wordt hiermee bedoeld: vertoog. Je zou kunnen stellen datzelforganisaties een maatschappijvisie hanteren, gebaseerd op politieke en/ of religieuze achtergronden, van waaruit een specifieke sociale ofpolitieke strijd afgeleid wordt. Linkse groepen laten zich daarbij bij-voorbeeld leiden door een klassenstrijdschema, terwijl rechtse organisa-ties meestal een nationalistische of religieusfundamentalistische bena-dering volgen. In beide gevallen wordt een strategie gevolgd die verbondenis met politieke praktijken in het moederland. In relativerende zin kanopgemerkt worden dat lang niet alle zelforganisaties een (duidelijk) dis-cours hanteren en dat het belang ervan vooral in de jaren zeventig entachtig van de vorige eeuw lag. Na de val van de Berlijnse Muur is eengroot aantal politieke tegenstellingen aan erosie onderhevig geraakt.

34 Nu volgt slechts een korte typering van een aantal allochtone gemeen-schappen (en hun zelforganisaties). Verderop zal de indeling aan de handvan de onderzoeksbevindingen in een meer omvattende zin helder gemaaktworden.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenDe allochtone zelforganisaties in Nijmegen

31

litieke signatuur. Daartegenover stond een aantal religieuze of rechts nationalistischeorganisaties. De verenigingen die aan belangenbehartiging deden oriënteerden zich dui-delijk op de Nederlandse situatie, terwijl de andere meer bezig waren met situaties inTurkije en Marokko. In de jaren negentig van de vorige eeuw zien we in beide gemeen-schappen nieuwe organisatiepatronen ontstaan, al naar gelang eigen maatschappelijkeproblemen van bepaalde groepen (jongeren, ouderen en vrouwen) onderkend worden.

Antilliaanse en Arubaanse organisatiesDe eerste generatie Antillianen en Arubanen die naar Nederland kwam bestond inhoofdzaak uit hoger opgeleiden die hier kwamen studeren. Organisatievorming hadbetrekking op: studie, cultuur en sport; maatschappelijke achterstand was niet aan deorde. Momenteel is dat anders; de meeste Antilliaanse en Arubaanse migranten komentegenwoordig uit de lagere sociale klassen en deze mensen zitten in Nederland voor-alsnog in een maatschappelijk isolement. Zo is er bijvoorbeeld sprake van een relatiefhoge mate van criminaliteit onder Antilliaanse jongeren.

Surinaamse organisatiesDe immigratie van Surinamers naar Nederland lijkt een beetje op die van Antillianen enArubanen: eerst kwamen slechts hoger opgeleiden, later ook steeds meer lager opge-leiden. Vooral na de onafhankelijkheid van Suriname, in 1975, is het aandeel van delager opgeleiden drastisch toegenomen. Surinamers zijn qua etniciteit en religie onder-verdeeld in verschillende groepen. Er zijn Creolen, Hindoestanen, Javanen, Chinezene.a. Deze verschillen zien we terug op het niveau van de Surinaamse zelforganisaties.

Organisaties van Zuid-EuropeanenMet Zuid-Europeanen wordt gedoeld op Joegoslaven, Italianen, Spanjaarden, Portuge-zen en Grieken. Deze mensen kwamen indertijd als gastarbeiders naar ons land, maaranders dan Turken en Marokkanen hebben zij zich relatief succesvol maatschappelijkkunnen ontwikkelen.

Molukse organisaties en organisaties van Indische NederlandersDe Molukse bevolkingsgroep is qua organisatievorming interessant omdat ze een aantalnergens anders voorkomende kenmerken laat zien. Allereerst het gegeven dat de ge-meenschap niet telkens een aanwas krijgt van nieuwe eerste generatiemensen, waar-door we een gestage maatschappelijke ontwikkeling zien per generatie. Vervolgensomdat de Molukse gemeenschap zich, na het drama van de treinkapingen, duidelijk isgaan richten op een permanent verblijf in Nederland. Tenslotte omdat Molukkers internsteeds een hoge organisatiegraad kenden: op het gebied van kerkelijke groepen, wijk-raden en belangengroepen.

De Indische Nederlanders worden soms niet eens (meer) als allochtonen beti-teld, omdat ze zo geruisloos zijn ingeburgerd. Toch hebben ze nog steeds eigen orga-nisaties en is er sprake van maatschappelijk isolement, vooral bij de ouderen.

Organisaties van asielzoekers en vluchtelingenHier betreft het groepen die nog niet zo lang in Nederland verblijven. Eigen kenmerkenvan deze gemeenschappen zijn: relatief hoog opgeleid, relatief vaak persoonlijk getrau-

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

32

matiseerd (ten gevolge van oorlogen en vluchtgedrag), aanpassingsproblemen in Neder-land en vooralsnog een lage sociale positie.

3.3 Turkse en Marokkaanse organisatiesWe maken een onderscheid tussen de volgende soort groepen:

-Moskeeverenigingen;-Organisaties op het gebied van belangenbehartiging;-Vrouwengroepen;-Nieuwe groepen;-Andere organisaties.

3.3.1 Moskeeverenigingen

Achtergrond en doelstellingVoor veel Turkse en Marokkaanse gastarbeiders werd de wens om een eigen gebeds-ruimte te bezitten van groot belang, zeker toen eenmaal bleek dat het verblijf in Neder-land permanent was. De familie kwam over, dat wil zeggen vrouw en kinderen, enmede daardoor zagen de mannen zich genoodzaakt om hun religieuze verplichtingenserieus te nemen. Zowel in verband met de opvoeding van de kinderen alsook in relatietot het ontstaan van gemeenschappen hier, waarbij de moskee net als in het land vanherkomst een middelpunt zou moeten zijn. Hoe moslim te blijven in een vreemde om-geving zou voor velen een zaak van levensbelang worden. De moskee zou niet alleende vorming van gemeenschappen hier sacraliseren maar ook de verbinding met moeder-land en tradities in ere houden.35

Ervoor zorgen dat er een gebedsruimte komt vereist organisatie en daarmee ontstaanvormen van zelforganisatie. Verzoekschriften moeten ingediend worden, subsidie aan-gevraagd, etc. Als de moskee er eenmaal is blijft de organisatie bestaan, bijvoorbeeld inde vorm van een moskeebestuur

In Nijmegen zijn momenteel twee Turkse en twee Marokkaanse moskeeën dan welmoskeeverenigingen actief: Stichting Moskee Eyüp en Moskee Krekelstraat binnen deTurkse gemeenschap; Abi Bakr en Stichting Islamitische Moskee36 bij de Marokkanen.De moskee aan de Krekelstraat is slechts een dag in de week open, terwijl de Marok-kaanse moskee aan de Graafseweg (waar Stichting Islamitische Moskee thuis is) be-dreigd wordt met sloop, dit in verband met een algehele renovatie van het gebied al-daar. Maar het bestuur van de stichting is inmiddels aan het praten met het bestuur van

35 Over de oprichting van moskeeverenigingen en over andere soorten islami-tische organisatievorming in Nederland zijn vele interessante studies ver-schenen. Ik noem hierbij: Hoe blijf ik overeind als moslim?; Continuïteiten verandering bij Marokkaanse moslims van Martijn de Koning (lezinggehouden op de ‘Sociaal-wetenschappelijke studiedagen’, 3 mei 2000) en Eenantropologische visie op islam in Nederland van J. Tennekes (in‘Migrantenstudies’ jg. 7, no. 4, 1991).

36 De Marokkaanse organisatie El Hak, die verderop ter sprake komt, isverbonden aan de Stichting Islamitische Moskee. Nogal wat bestuursledenzijn van beide organisaties lid.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenDe allochtone zelforganisaties in Nijmegen

33

Abi Bakr om te fuseren. Aldus zijn Stichting Moskee Eyüp en Abi Bakr in het kader vande zelforganisatie het meest relevant.

De sociale relevantie van moskeeverenigingen heeft vooral twee aspecten. Aan de enekant zijn moskeeën daadwerkelijke centra waar een aanzienlijk deel van de allochtonebevolking samenkomt, zijn het met andere woorden bezielde middelpunten vanallochtone gemeenschappen. Aan de andere kant is er rond de islam in Nederland endus ook rond de moskeeën sprake van een vermaatschappelijking. Dat wil zeggen datsteeds meer maatschappelijke onderwerpen in eigen kring behandeld (moeten) worden.Dat is logisch gelet op de maatschappelijke positie van de gelovigen; wanneer dezebijvoorbeeld te kampen hebben met werkloosheid of met schooluitval van de kinderen,dan zullen deze thema’s ongetwijfeld ook binnen de moskee aan de orde komen. In ditverband spreekt onderzoeker Thijl Sunier37 van een cognitive shift bij jonge bestuurdersvan Turkse moskeeën in Rotterdam. Deze jongeren beseffen meer dan hun ouders dathun toekomst in Nederland ligt en dat ze dus ook de hier bestaande problemen moetenaanpakken.

ActiviteitenIn Nijmegen zijn er in het afgelopen jaar de volgende activiteiten rond de tweemoskeeën georganiseerd:-Godsdienstlessen voor kinderen;-Taalles voor vrouwen die analfabeet zijn;-Gezondheidsvoorlichting;-Voorlichting over het onderwijssysteem in Nederland;-Festiviteiten rond de geboorte van kinderen in de gemeenschap;-Feesten rond bruiloften.Verder komt het regelmatig voor dat mensen geholpen worden bij het oplossen van hunfinanciële problemen. Het kan zijn dat mensen de begrafenis van een familielid niet kun-nen betalen of dat ze oplopende schulden hebben. In dat soort gevallen kan men daneen beroep doen op de moskeevereniging.

Middelen en knelpuntenDe volgende paradox doet zich voor: aan de ene kant zijn de moskeeën en moskee-verenigingen sociaal gezien van groot belang (ze hebben een relatief grote achterban,ze helpen mensen in nood en ze organiseren tal van activiteiten – deels in samen-werking met lokale sociale instellingen), terwijl ze aan de andere kant geen subsidieontvangen en dus weinig financiële middelen hebben. Geld is afkomstig van contributieen giften.

3.3.2 Organisaties op het gebied van belangenbehartigingIn zowel de Turkse als de Marokkaanse gemeenschap zijn er verschillende organisatiesdie als uitgangspunt hebben: de verdediging van maatschappelijke (en culturele) be-langen van de achterban. Op papier wordt die achterban vaak aangeduid als de heleTurkse of Marokkaanse gemeenschap, terwijl in werkelijkheid slechts een deel daarvanvertegenwoordigd wordt. Dat deel is een bepaald segment van die gemeenschap, ge- 37 Zie Islam in beweging; Turkse jongeren en islamitische organisaties.Amsterdam, Het Spinhuis – 1996.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

34

baseerd op eigenheid in politieke, etnische en / of familiaire sfeer.38 Als zodanig zijn debelangenbehartigingsorganisaties de eerste allochtone zelforganisaties in de Neder-landse context. Het zijn veelal organisaties (of vertakkingen daarvan) die in de jarenzeventig en tachtig van de vorige eeuw vanuit een links politiek discours werkten. Zebeschouwden zich toen als arbeidersorganisaties, waarmee uitgedrukt werd dat debelangen van Turkse en Marokkaanse arbeiders in het geding waren en dat de be-langenstrijd die gevoerd werd vooral ook een klassenstrijd zou moeten zijn. Met datuitgangspunt was het mogelijk om samen te werken met linkse partijen en groepen inNederland.

-DHD

Achtergrond en doelstellingDeze Turkse organisatie bestaat vanaf 1995 en is een fusie van twee eerder bestaandeTurkse organisaties (te weten: HTIB en TID). HTIB was aanvankelijk een socialistischeorganisaties. Vanuit een marxistische maatschappijanalyse werd de situatie van Turksegastarbeiders in Nederland (en breder in Europa) in klassentermen gezien. Een aantaljongeren vond de analyse (en de daaruit voortvloeiende praktijk) te rigide en richtte alsreactie op de dogmatische ouderen een organisatie van onafhankelijke progressievejonge Turken op. Dit werd TID. De onafhankelijkheid had tevens betrekking op deonderworpenheid van HTIB aan de landelijke koepelorganisatie. In de loop van de jarennegentig kwam het tot fusiebesprekingen, omdat, zeker in het postsocialistischetijdperk, de verschillen uiteindelijk minder groot bleken dan aanvankelijk werd gedacht.Aldus werd DHD opgericht. DHD staat voor: Democratische Volksvereniging. In plaatsvan socialistisch noemt men zich nu democratisch links. Maar op dit moment is deidentiteit van DHD minder vanzelfsprekend dan die van HTIB en TID in het verleden.Niet in de laatste plaats omdat een actieve linkse politiek op dit moment (in Nederland)andere vormen en andere inhouden heeft gekregen.

Activiteiten-Er is dagelijks de mogelijkheid om elkaar te ontmoeten; er zijn plusminus twintig vastebezoekers.-Op gezette tijden worden er feesten georganiseerd; bijvoorbeeld rond sinterklaas enhet Turkse kinderfeest. Er zijn dan ongeveer vijftig bezoekers aanwezig.-Door middel van voorlichtingsactiviteiten wordt getracht de achterban wegwijs temaken op het gebied van actuele maatschappelijke problemen; met name ten aanzienvan sociale wetgeving en onderwijs. Hier komen gemiddeld tussen de twintig en vijftigpersonen op af.-Als men dat nodig vindt wordt er geprotesteerd tegen activiteiten van het Turks Cultu-reel Centrum39, omdat deze organisatie verdacht wordt van extreemrechtse achter-gronden. Dit protest heeft trouwens geen andere gedaante dan een brief die naar hetcollege van B en W gestuurd wordt wanneer het Turks Cultureel Centrum een beroep

38 In enkele gevallen (bijvoorbeeld bij de Turkse DHD) staat het lidmaat-schap van de organisatie alleen open voor democratische landgenoten.

39 Het Turks Cultureel Centrum komt verderop aan de orde bij de besprekingvan nieuwe organisaties.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenDe allochtone zelforganisaties in Nijmegen

35

doet op overheidssteun. DHD vindt het dan noodzakelijk om opheldering te verschaffenover de ‘ware’ achtergrond van deze organisatie.-Tot voor kort, dat wil zeggen tot afgelopen jaar, bestond er een samenwerkings-verband met de Marokkaanse vereniging El Joudor, de Turkse vrouwengroep TKD,Groen Links en Inter-Lokaal gericht op een jaarlijkse behandeling van een themaaangaande de maatschappelijke achterstelling van allochtonen. Maar dit initiatief isdoodgebloed, mede door een gebrek aan actief kader.40

Middelen en knelpuntenQua middelen ziet de situatie voor DHD er als volgt uit:-Men kan beschikken over een eigen pand (aan de Waldeck Pyrmontsingel), alwaarzowel een ontmoetingszaal alsook een kantoorruimte aanwezig is.-Aan gemeentelijke subsidie wordt per jaar 38.000 gulden ontvangen, maar van dat be-drag moet 22.000 gulden aan huur betaald worden, 6.000 gulden aan energiekosten en1.000 gulden aan belastingen. DHD-leden betalen per maand 2,5 gulden aancontributie.-Er is een bestuur van in totaal 7 personen; voor de rest zijn er nog 8 min of meer ac-tieve vrijwilligers. Het bestuur wordt elk jaar gekozen; nadeel hiervan is dat er steedsnieuwe bestuursleden zijn, zonder ervaring, waardoor de continuïteit van het werk ver-loren raakt. Een extra probleem hierbij is het feit dat veel ex-kaderleden naar de Rand-stad verhuisd zijn.-In de kantoorruimte kan men beschikken over twee computers, een antwoord- en eenfaxapparaat.-Als aanvulling op de werkzaamheden van het bestuur zijn er 3 gesubsidieerde banen: 2voor het beheer van de zaal en 1 voor kantoorwerkzaamheden.

-Haci Bektas Veli Culturele Vereniging

Achtergrond en doelstellingDe Haci Bektas Veli Culturele Vereniging41 is een organisatie van alevieten uit Turkije.Alevieten behoren binnen de islamitische scheiding tussen soennieten en sjiieten tot delaatste groep. In Nijmegen hangt men een typische Anatolische religie aan. Theolo-gische kennis is weinig ontwikkeld; het gaat eerder om een volksreligie (met een oraletraditie) dan om een canonieke schriftreligie. Alevieten hechten grote waarde aan de in-nerlijke beleving van hun godsdienst en aan het volgen van een aantal sociale regels.Zo kennen alevieten bijvoorbeeld geen sterke scheiding tussen vrouwen en mannen,zodat vrouwen kunnen deelnemen aan de belangrijkste religieuze rituelen. Ook het ge-bruik van alcohol is niet verboden, hoewel het wel streng gereglementeerd is. Verderbehoren het moskeebezoek, het vijf maal per dag verrichten van gebedsrituelen, debedevaart naar Mekka en de vastenmaand niet tot de religieuze verplichtingen. Zowelvanwege de aard van hun religie alsook vanwege de langdurige onderdrukking door de 40 We doelen hier op het platform mozaïek, vanaf 1993 actief in de Nijmeegsesamenleving. Er is gewerkt aan de totstandkoming van een betere woningver-deling ten bate van allochtonen. Er zijn activiteiten ontplooid tegen dis-criminatie en racisme en is er een begin gemaakt met het geven van taal-lessen aan allochtone vrouwen in de verschillende wijken.

41 Haci Bektas Veli was een belangrijke religieuze voorman. Hij leefde in dedertiende eeuw en is tot op heden een inspiratiebron.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

36

soennitische meerderheid hebben de alevieten direct belang bij de scheiding tussen kerken staat, zoals die in Turkije sinds 1925 bestaat. Pas vanaf het midden van de jarentachtig (van de vorige eeuw) bestaat er een alevitische emancipatiebeweging. Geschatwordt dat er in Nijmegen ongeveer 1200 Turkse alevieten wonen; daarvan zijn 170 ge-zinnen lid van HBVCV. Formeel heeft de oprichting in 1994 plaatsgevonden, maarjarenlang kon er feitelijk niet veel ondernomen worden omdat er geen (eigen) ruimtewas. Die ruimte is er nu wel, vanaf september van het afgelopen jaar, waardoor eenvolwaardig bestaan mogelijk is geworden.

Activiteiten-Dagelijks is er een ontmoetingsruimte; vooral werkloze mannen zijn hierdoor in de ge-legenheid om te kaarten of televisie te kijken.-Voor jongeren zijn er sazlessen.42

-Samen met DHD is geld ingezameld voor de slachtoffers van de aardbeving in Turkije;tevens is er met DHD samengewerkt om te protesteren tegen activiteiten van het TurksCultureel Centrum.-Er wordt momenteel gewerkt aan de totstandkoming van een brochure in het Neder-lands, om de doelstellingen en activiteiten nader toe te lichten.

Middelen en knelpunten-Omdat Haci Bektas Veli Culturele Vereniging pas sinds kort over een eigen ruimte kanbeschikken en omdat er pas een nieuw bestuur is samengesteld bevinden veel(geplande) activiteiten zich in een fase van voorbereiding. Dit geldt onder andere voorvoorlichtingsactiviteiten op het gebied van langdurige werkloosheid enonderwijsproblemen.-Zoals gezegd is er sinds september 1999 een eigen pand, en wel aan de Bijleveld-singel. Het huurcontract loopt evenwel tot maart 2001; wat er na die tijd met de ruimtegebeurt is nog niet zeker.-De gemeentelijke subsidie bedraagt 12.000 gulden per jaar, maar aan huur moet alleenal 16.000 gulden betaald worden. De leden betalen 2,50 gulden per maand aan contri-butie.-Het werk van de organisatie steunt op een paar bestuursleden / vrijwilligers.-Aan professionele ondersteuning zijn er momenteel 2 gesubsidieerde banen ter be-schikking gesteld; 1 voor beheer van de ontmoetingsruimte en 1 voor schoonmaak-werkzaamheden. Er wordt gewerkt aan een derde gesubsidieerde kracht, en wel vooradministratieve doeleinden.

-Stichting Turkse Ouderen Nijmegen (STON)

Achtergrond en doelstellingDeze organisatie is in 1995 opgericht en heeft als centrale doelstelling: het opkomenvoor de belangen van Turkse ouderen in Nijmegen en het bevorderen van het welzijnvan deze mensen.43 Specifieke zaken die in verband gebracht kunnen worden met de 42 Een saz is een soort gitaar.43 De oprichting is mede op aandringen van Inter-Lokaal en het regulierewelzijnswerk (Tandem en SWON) tot stand gekomen. Dit in verband met een

Allochtone zelforganisaties in NijmegenDe allochtone zelforganisaties in Nijmegen

37

positie van Turkse ouderen zijn bijvoorbeeld de vraag of er een eigen bejaardentehuismoet komen en de vraag hoe men later begraven wil worden. In een folder kunnen wehet volgende lezen: “Vijfendertig jaar geleden kwamen veel Turken naar Nederland. Zijvormen de meerderheid van alle buitenlanders die naar Nederland kwamen om tewerken. Sommigen van hen zijn nu op een leeftijd gekomen dat zij met pensioen gaan.Velen zitten met de vraag of ze hier blijven of terug zullen gaan naar Turkije. Aan deene kant is er het geboorteland. Aan de andere kant Nederland, waar de kinderen enkleinkinderen opgroeien. De ouderen hebben aan Nederland de beste jaren van hunleven gegeven. Vertrekken is moeilijk. De STON vindt het belangrijk dat de ouderen derest van hun leven in welzijn kunnen doorbrengen. Omdat wij de situatie van deouderen kennen, willen wij opkomen voor de belangen van onze landgenoten. Dit doenwij bijvoorbeeld door te onderzoeken welke hulp de ouderen straks nodig hebben enhoe de ouderen later willen wonen. Willen zij samen met andere landgenoten in eenbejaardenhuis wonen of in een wooncentrum? Willen zij verzorgd worden doorpersoneel dat hun taal spreekt?”

Activiteiten-Dagelijkse ontmoeting vanaf 10.00 uur ’s ochtend.-Spreekuur; bijvoorbeeld in de maand maart, wanneer de belastingformulieren ingevuldmoeten worden. Studenten met verstand van belastingrecht komen dan helpen.-Voorlichting op tal van gebieden; zoals gezondheidszorg, sociale verzekeringen, woon-vormen. Dit steeds in samenwerking met deskundigen van desbetreffende maatschap-pelijke instanties.-Festiviteiten; enerzijds rond typische islamitische vieringen, anderzijds zijn er elk jaartwee algemene feesten waar ook autochtone buurtbewoners voor uitgenodigd worden.-Excursies en uitstapjes; elk jaar worden er bustochten georganiseerd naar grote stedenin het buitenland, maar ook naar musea in Nederland of naar andere plekken met eenrecreatieve waarde.-Er is een zangkoor dat klassieke Turkse liederen ten gehore brengt. Regelmatig wordter opgetreden bij lokale evenementen.-Bezoek brengen aan zieke mensen (thuis of in het ziekenhuis).

Middelen en knelpunten-Er is de beschikking over een eigen ruimte: een voormalig politiebureau aan deKoninginnelaan.-Een jaarlijkse subsidie van de gemeente, te weten 27.000 gulden; maar 24.000 guldenmoet aan huur betaald worden. Via de bar zijn er kleine verdiensten, verder door collec-tes bij uitstapjes.-Er zijn geen leden (want de STON is een stichting), maar bij activiteiten gaan er stee-vast 140 uitnodigingsbrieven de deur uit.-Het bestuur bestaat uit 11 leden, waarvan de meerderheid vrouw is. Binnen hetbestuur is er een taakverdeling, dat wil zeggen dat er verschillende programmagroepjes

breed gedragen erkenning van de specifieke ouderenproblematiek. Men wildeeen overkoepelende organisatie in het leven roepen, zodat de ouderenbijvoorbeeld niet de dupe zouden worden van verdeeldheid tussen de albestaande Turkse zelforganisaties.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

38

zijn. Professioneel worden bestuursleden ondersteund door middel van cursussen viaOsmose en SWON.44

-Er is momenteel een ‘ID-baner’ in dienst, maar slechts voor een paar uur per week.Deze is verantwoordelijkheid voor de bardienst en verricht schoonmaakwerkzaam-heden. Er wordt naarstig gezocht naar nog een gesubsidieerde kracht (of een stagiaire),om een dagelijks spreekuur bemand te kunnen opzetten.-Er is een computer, maar geen fax- of antwoordapparaat.

-TKD en HTKB

Achtergrond en doelstellingTKD en HTKB zijn twee Turkse vrouwenorganisaties. De vroegere verenigingen HTIB enTID hadden ieder ook een eigen vrouwengroep, maar terwijl HTIB en TID gefuseerd zijngeldt dat niet voor de twee vrouwenorganisaties. Van HTKB mogen we aannemen datze alleen op papier bestaat; wellicht zijn er een paar bestuursleden, maar aan activi-teiten is er niets. TKD heeft als doelstelling: het geven van voorlichting aan Turksevrouwen. Hierbij wordt een vorm van maatschappelijke bewustwording nagestreefd diede vrouwen in staat zou moeten stellen om zelfstandig in de Nederlandse samenlevingte kunnen opereren.45

ActiviteitenHet afgelopen jaar heeft de stichting TKD weinig tot niets ondernomen. Een aantalactieve bestuursleden is bezig geweest in verband met de aardbeving in Turkije. Voorde rest heeft men deelgenomen aan Internationale Vrouwendag op 8 maart en heeftmen een voorlichtingscampagne opgezet op het gebied van drugsverslaving (insamenwerking met Nederlandse verslavingsdeskundigen). Daarbij lag de nadruk op decommunicatieproblemen tussen Turkse ouders en –kinderen.

Middelen en knelpunten-Eens per week, op maandagmiddag, kan TKD gebruik maken van de ruimte die voor derest van de week door de Stichting Turkse Ouderen Nijmegen wordt beheerd.-Per jaar is er een gemeentelijke subsidie van 3.200 gulden. Huur hoeft niet betaald teworden. Inmiddels is gebleken dat voor het komende jaar, 2001, geen subsidie is aan-gevraagd (trouwens ook niet door HTKB), wat erop duidt dat het bestaan nog slechtseen papieren aangelegenheid is.-Er zijn 3 bestuursleden; 2 daarvan hebben een fulltime baan elders.-Er is behoefte aan professionele ondersteuning, met name om brieven in het Neder-lands te kunnen schrijven.

44 Stichting Osmose, in Arnhem gevestigd, is een organisatie die ten behoevevan allochtonen werkt, vooral op het gebied van voorlichting en cursussenbestuursondersteuning. SWON staat voor: Stichting Welzijnswerk OuderenNijmegen.

45 Op zich is dit ook de doelstelling van de verderop te behandelen wijkge-bonden vrouwengroepen, maar bij TKD wil men, naar eigen zeggen, meer danalleen samenzijn en koffiedrinken.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenDe allochtone zelforganisaties in Nijmegen

39

-El Hak

Achtergrond en doelstelling Deze Marokkaanse vereniging is in 1984 opgericht en is nauw verbonden aan demoskee op de Graafseweg. De centrale doelstelling van El Hak is: opkomen voor debelangen van de Marokkaanse gemeenschap in Nijmegen. Men zegt zich te richten opde hele Marokkaanse gemeenschap in Nijmegen, maar in de praktijk is het bereik veelminder groot. Volgens informatie van het bestuur zijn er maximaal honderd leden, maarde meeste daarvan betalen geen contributie.

Activiteiten-Van maandag tot en met vrijdag is de organisatie overdag bereikbaar. Je kunt echtermoeilijk spreken van een ontmoetingsruimte, aangezien slechts een klein kamertje ingebruik is; de rest van het pand hoort bij de moskee. Terwijl de moskee zelf natuurlijkwel open staat voor ontmoeting.-Spreekuur; dat wil zeggen dat er elke dag minimaal één bestuurslid aanwezig is omvragen te beantwoorden of vertaalwerkzaamheden te verrichten. In beide gevallen gaathet om juridische kwesties, huursubsidie e.d. Een enkele keer komt het voor dat iemandbegeleid wordt naar een reguliere maatschappelijke instelling op het gebied van hulp-verlening.

Middelen en knelpunten-Zoals gezegd is er een kamer binnen een groter gebouw (de moskee). Dat is niet veelen dit tekort wordt als een groot probleem ervaren, omdat El Hak, mits er een grotereruimte zou zijn, naast het dagelijkse spreekuur ook graag andere activiteiten zou willenondernemen, zoals: feesten (met vrouwen en kinderen), aparte vrouwenactiviteiten envoorlichting gericht op jongeren.-Een jaarlijkse subsidie ad 8.000 gulden, waarvan 6.000 gulden aan huur opgaat en1.200 gulden aan telefoonkosten. De leden die contributie betalen maken 12,50 guldenper jaar over.-Weliswaar zijn er bestuursleden, maar die zijn nauwelijks actief. Het spreekuur wordtfeitelijk draaiende gehouden door twee door de Stichting Uitzicht gestationeerde(Marokkaanse) beroepskrachten.

Van belang voor een duidelijker positiebepaling van El Hak is het volgende wellichtrelevant: aan het slot van het gesprek dat de onderzoeker voert met een achttalbestuursleden en andere betrokkenen ontstaat eigenlijk een heel nieuw gesprek, maardan vanuit hetgeen de Marokkaanse mannen zelf wezenlijk vinden. Het onderwerpbetreft het gegeven dat zij steeds vaker de greep kwijtraken op hun kinderen, metname hun zonen. Talrijke voorbeelden worden genoemd van jongens die de school niethebben afgemaakt en op straat, of nog erger: in criminele circuits terecht zijn gekomen.De vaders weten niet echt welke de problemen zijn die dit allemaal veroorzaken, vooreen deel schamen ze zich, zo lijkt het, en uiteindelijk zoeken ze de oorzaak in een te verdoorgeschoten vrijheid binnen de Nederlandse samenleving. Zelf staan ze heel ver afvan die samenleving en weten ze bijvoorbeeld nauwelijks van het bestaan van school-contactpersonen, van een schooladviesdienst of van het specifiek op Marokkaansevaders gerichte project.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

40

-El Joudor

Achtergrond en doelstellingEl Joudor is een Marokkaanse vereniging die in 1990 is opgericht. De centrale doel-stelling is: het verbeteren van de concrete leefomstandigheden van met nameMarokkaanse migranten in Nijmegen e.o. Het met name is opmerkelijk, omdat hiermeegesuggereerd wordt dat niet alleen Marokkaanse belangen maar ook die van andere(etnische) groepen verdedigd worden. In de praktijk blijkt het echter vrijwel uitsluitendom Marokkanen te gaan.

ActiviteitenWat gebeurt er precies om een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de concreteleefomstandigheden van de Marokkaanse migranten?-Allereerst is er een dagelijks spreekuur, van 9.00 tot 15.00 uur. Tijdens dit spreekuurworden vragen behandeld op het gebied van: verblijfsvergunning, huursubsidie, aan-vraag kinderbijslag e.d. Uit de wijde omgeving van Nijmegen krijgt El Joudor vragen tebeantwoorden. In de meeste gevallen heeft men zelf genoeg deskundigheid in huis omhet een en ander af te handelen, niet in de laatste plaats door de aanwezigheid van eenin het vluchtelingenrecht gespecialiseerde beroepskracht. Zelden hoeven mensen dieom hulp vragen doorgestuurd te worden naar een desbetreffende reguliere maatschap-pelijke instelling. Vaak is het zelfs zo dat mensen bij El Joudor aankloppen omdat zeeerst elders niet verder kwamen of werden afgewezen. Tijdens het spreekuur is deruimte tevens beschikbaar als ontmoetingsruimte.-Eens per week wordt er deelgenomen aan een zogenaamde wijkpost in het Willems-kwartier. Dit is een buurtgericht spreekuur voor allochtonen; verschillende organisatiesen instellingen doen daar aan mee. Het project is in februari jl. gestart en momenteelwordt gekeken hoe het precies verder ontwikkeld kan worden. Op 19 oktober zal eenalgehele evaluatie van de wijkpost plaatsvinden.-Er werd deelgenomen aan het reeds genoemde project samen met DHD, TKD en GroenLinks. Maar zoals inmiddels bekend is dit project ter ziele gegaan.-Een bestuurslid van El Joudor is namens een aantal Nijmeegse achterstandswijken af-gevaardigd in een landelijk platform binnen het grote steden-beleid.-Eens per jaar wordt er meegewerkt aan de organisatie van een intercultureel feest.

Middelen en knelpunten-Er is een permanente ruimte, te weten een gedeelte van een pand aan de Pontanus-straat dat samen met een tiental andere verenigingen en stichtingen wordt gehuurd. Dieruimte betreft iets tussen een zaaltje en een woonkamer in, met de aanwezigheid vanaanrecht e.d.-De gemeentelijke subsidie bedraagt ca 7.500 gulden per jaar, 4.500 gulden moetenjaarlijks aan huur betaald worden. In 1999 bedroegen de contributiegelden 300 gulden.-Er zijn drie door de Stichting Uitzicht betaalde beroepskrachten, waarvan er tweeMarokkaans zijn. In feite doen deze mensen de belangrijkste werkzaamheden; daartoewordt ook gerekend het elk jaar maken van een financieel jaarverslag.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenDe allochtone zelforganisaties in Nijmegen

41

Anders dan El Hak lijkt El Joudor opener te staan voor een oriëntatie op concretesamenwerking met anderen. Wel is het zo dat de organisatie46 nogal kritisch staattegenover een aantal reguliere hulpverlenende instanties. Met name Inter-lokaal moethet ontgelden; bij deze instelling zouden veel te veel onervaren stagiaires werken,waardoor vragen om hulp een onnodig lange wachttijd kennen.

3.3.3 VrouwengroepenAnders dan de al genoemde vrouwengroepen die gelieerd waren en zijn aan bestaandezelforganisaties (van mannen) gaat het nu om nieuw opgezette, speciaal op vrouwengerichte en wijkgebonden initiatieven, die bovendien in vrijwel alle gevallen door dewelzijnsstichting Tandem ondersteund, om niet te zeggen: gestuurd en bestuurdworden. De centrale doelstelling van deze vrouwengroepen is steeds tweeledig: ener-zijds zorgen voor de elementaire maatschappelijke participatie van Turkse en Marok-kaanse vrouwen – deze vrouwen zijn meestal, hoewel ze soms al meer dan twintig jaarin Nederland wonen, nooit uit huis geweest, anders dan om boodschappen te doen,bovendien spreken ze niet of nauwelijks Nederlands en zijn ze soms zelfs ook in hunherkomsttaal analfabeet -; anderzijds zorgen voor de totstandkoming van een kader pergroep, dat wil zeggen 3 à 4 vrouwen die op termijn de leiding kunnen nemen in devoorbereiding en de organisatie van activiteiten. Om deze doelstellingen te realiserenzorgt Tandem steeds voor een activiteitenbegeleidster die een aantal uren per weekwerkzaam is op dit gebied van de allochtone zelforganisaties.

De op Turkse vrouwen gerichte groepen zijn de volgende: Aktifler, Bahar, Bati KadinlarKomitesi, Cagri, Dogus, Dostlar, El Ele, Groep 2000 en Safak. Marokkaanse vrouwenkunnen zich wenden tot: Atlas, El Warda, Ladies Populair Maroc en MarokkaanseVrouwengroep Nieuw West. Er zullen ongetwijfeld nog meer groepen zijn, maar wezen-lijk gezien zullen die niets toevoegen aan de volgende beschrijving, aangezien alle wijk-gebonden vrouwengroepen dezelfde opzet kennen. Laten we een aantal groepen ietsnauwkeuriger bekijken.

-AktiflerBestaat al achttien jaar in de wijk Hatert. De naam betekent letterlijk: actieven. Oor-spronkelijk door Turkse vrouwen uit de wijk opgezet, later onder verantwoordelijkheidvan Tandem gekomen en in de loop van de tijd vaker van samenstelling verandert. Elkedinsdagochtend is er een groepsbijeenkomst, en wel van 9.30 tot 11.30 uur. Over eenheel jaar genomen is er dan een afwisselend programma, dat wil zeggen:-voorlichting, in het afgelopen jaar bijvoorbeeld over het Nederlandse onderwijssysteem,drugs, inbraakpreventie en omgaan met pubers (steeds in samenwerking met daartoedeskundige vertegenwoordigers van reguliere instanties);-gezelligheidsactiviteiten, zoals bingo en sinterklaasvieringen;-uitstapjes, o.a. naar het Valkhofmuseum;-kookcursus, cursus handwerken en cursus voetverzorging.

Er wordt naar gestreefd om Nederlands te spreken, maar vaak, zeker wanneer deonderwerpen wat aan de gevoelige kant zijn, schakelen de vrouwen over op het ver-trouwde Turks. De groep komt bij elkaar in het wijkcentrum, maar er is geen ruimte ombijvoorbeeld een keer een feest te organiseren. Verder is het vaak te duur om uitstapjes 46 Tijdens het gesprek dat ik ter plekke voerde in het kader van dit onder-zoek waren er plusminus 25 personen aanwezig.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

42

te regelen; subsidiegelden mogen niet hiervoor gebruikt worden en eigen inkomsten zijnminimaal.

-BaharDeze Turkse vrouwengroep is actief in Hatert en Hatertse Hei.47 In wezen kan hetzelfdeverhaal verteld worden als het zojuist vertelde. Tijdens het gesprek met de activiteiten-begeleidster is nader ingegaan op de achtergronden van de groep. Om te beginnen washet van belang, voor de oprichtsters, om te weten wat de vrouwen zelf willen. Ver-volgens kwam aan de orde op welke wijze de initiatiefneemsters inhoudelijk enprofessioneel ondersteund konden worden door het welzijnswerk. Vaak is het eenprobleem dat de Turkse (of andere allochtone) vrouwen niet gewend zijn om hunwensen onder woorden en naar voren te brengen. Leiding nemen is al helemaal eenbijna onmogelijke opgave. De vrouwen die uiteindelijk bij de voorbereiding van deactiviteiten betrokken raakten en raken bleken en blijken voor een deel al eerder actiefgeweest te zijn in verband met andere en eerdere vormen van zelforganisatie. Naast deal beschreven activiteiten van Aktifler is hier ook sprake van een cursus waarmeevrouwen kunnen leren initiatief te nemen en een cursus met als thema: relatie-verbetering in de wijk.

-DostlarBestaat al twaalf jaar in het Willemskwartier. De activiteiten zijn de volgende:-koffie- en theemiddagen, eens per week, er komen dan tussen de 30 en 40 vrouwen;-om de andere week voorlichting en / of cursus (bloemschikken en handwerken);-uitstapjes;-een jaarlijks feest;-een kookproject samen met Marokkaanse en autochtone vrouwen.

Naast de activiteitenbegeleidster wordt de groep ondersteund door een Turkse werk-neemster die een gesubsidieerde (WIW-)baan uitoefent.48 Het kader van de vrouwenzelf bestaat uit vier vrijwilligsters. Maar de meeste van deze vrouwen hebben niet veeltijd, mede in verband met het hebben van een vaste baan. Maar daarnaast is er weinigtot geen organisatorische ervaring en is de beheersing van de Nederlandse taal zeer ge-brekkig. Eens in de zes weken is er een vergadering van het kader. Dan worden de teondernemen activiteiten gepland en de boekhouding bijgehouden.

-El EleNegen jaar geleden opgericht en actief in de wijk Neerbosch Oost. De begeleidstervanuit Tandem is zelf Turkse en afgestudeerd op het HBO met een eindscriptie overzelforganisatie onder Turkse vrouwen. Bovendien is er een Turkse WIW-werkneemsterdie vooral administratieve activiteiten ontplooit. El Ele wil vrouwen stimuleren omcollectief te handelen en op langere termijn is het de bedoeling dat er netwerkenontstaan van geactiveerde Turkse vrouwen die elkaar kennen en snel weten te vinden.Maar dat zijn doelstellingen die nog ver in de toekomst verborgen liggen, omdat hetmomenteel nog niet echt lukt om de groep te verzelfstandigen ten opzichte vanTandem. Wel wordt er gewerkt met nieuwe methodieken waarmee vrouwen leren om 47 Hierover heb ik gesproken met Marijke Swinkels, activiteitenbegeleidstervan Tandem. Naast de Turkse groep Bahar begeleidt zij ook de Somalischegroep Heegan.

48 Voor de helft van haar werktijd werkt ze voor deze groep, voor de anderehelft voor de Marokkaanse groep El Warda.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenDe allochtone zelforganisaties in Nijmegen

43

stapsgewijs in te grijpen in de hen omringende wereld. Zoals ook bij andere groepen hetgeval is is er een kader. Het uitdrukkelijke streven is dat de vrouwen die daartoe be-horen (ook) elders actief worden. Op basis van geleerde vergadertechnieken (e.d.) lukthet ook vrij aardig dat vrouwen doorstromen naar andere vormen van vrijwilligerswerk.Het nadeel van een dergelijke ontwikkeling is natuurlijk dat steeds nieuwe vrouwen in-gewerkt moeten worden, waardoor de continuïteit enigszins verloren gaat. Het blijktdat activiteiten elders vrouwen een zekere status geven.

De voorlichtingsactiviteiten hebben het laatste jaar vooral in het teken gestaan van hetNederlandse onderwijsstelsel. Het blijkt dat veel Turkse ouders hun kinderen graag zienslagen op school, maar dat ze vaak niets weten van het schooltype waar hun kind meete maken heeft e.d. Kinderen kijken teveel televisie, ouders lezen niet voor, kinderenlezen te weinig, etc. Met de schooladviesdienst is over dit soort problemen een cursusopgezet, bedoeld om in dit geval de moeders een beetje wegwijs te maken. Meestal zijner tussen de twintig en dertig bezoeksters aanwezig geweest bij deze cursus.

-AtlasIn de wijk Hatert, al in 1986 opgericht. De activiteitenbegeleidster via Tandem is zelfMarokkaanse. Op zich is het functioneren niet wezenlijk anders dan dat van de veleTurkse groepen. Toch is er een tweetal karakteristieke bijzonderheden van Marok-kaanse vrouwengroepen in het algemeen: op de eerste plaats het gegeven dat de taal-achterstand nog groter is, de vrouwen spreken niet alleen bijna geen Nederlands, maarze zijn ook vaak in hun eigen taal analfabeet; op de tweede plaats zijn er tussenMarokkaanse vrouwen opvallend veel onderlinge tegenstellingen.49 Naast de wekelijksebijeenkomst is er voor een aantal vrouwen nog een tweede moment van samenzijn,namelijk dan wanneer ze via het ROC (Regionaal Opleidings Centrum) taalles ont-vangen. Binnen Atlas is het gebruikelijk om aan taalvaardigheid te doen, zodat vrouwenop elementair niveau leren zich uit te drukken in het Nederlands. Men doet dat bijvoor-beeld door het schoolkrantje van de kinderen te lezen.

-El WardaIn het Willemskwartier, al ruim zes jaar bestaand. In principe bedoeld voor Marokkaansevrouwen uit de wijk, maar sporadisch doen ook vrouwen van andere nationaliteitenmee, onder andere is een Somalische lid. De twee hoofdactiviteiten van de groep zijn:naailes en les in Arabische taal en –cultuur. De meeste vrouwen zijn al heel lang inNederland, terwijl ze de Nederlandse taal nauwelijks machtig zijn. Vandaar dat eenaantal van hen sinds kort taalles volgt bij het ROC. Als zodanig is alleen al hetwekelijkse samenzijn van de groep van belang, omdat het een gelegenheid is om heteigen huis te verlaten en samen te zijn met anderen. Anders zitten de vrouwen maarthuis, met weinig geld en veel kinderen. Volgens de activiteitenbegeleidster is de groepniet makkelijk. Als ze zin hebben kunnen de vrouwen elkaar het leven tamelijk zuurmaken; lange tirades over en weer zijn dan het gevolg. Dit doet zich bijvoorbeeld voorwanneer geprobeerd wordt een aantal vrouwen wat meer verantwoordelijkheid tegeven en anderen het daar niet mee eens zijn.50 Volgens de leiding is het zo dat de 49 Dit moet verder niet overdreven worden, het is een soort cultureelgegeven, in de zin dat het binnen de Marokkaanse cultuur past. Marokkanenbezitten meer dan bijvoorbeeld Turken wantrouwen ten opzichte van land-genoten die niet uit de eigen streek afkomstig zijn.

50 Tijdens mijn aanwezigheid bij een bijeenkomst van El Warda moest er bij-voorbeeld gekozen worden voor twee vrouwen die de groep naar buiten toezouden kunnen vertegenwoordigen. Dit bleek een hels karwei, omdat de ene

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

44

vrouwen wel van alles willen maar te weinig zelf verantwoordelijkheid nemen voor deuitvoering. Een aantal eisen:-tijd en ruimte om na de naailes langer te kunnen blijven (in het wijkcentrum);-opvulling van een aantal lesuren (Arabisch) dat momenteel in verband met geldpro-blemen is uitgevallen;-meer mogelijkheden om uitstapjes te maken.

-Ladies Populair MarocEen Marokkaanse meidengroep, voornamelijk in Dukenburg actief en in de loop van1997 en 1998 opgericht. In die tijd werden er regelmatig Marokkaanse meidenfeestengeorganiseerd in jongerencentrum Staddijk; elke keer met een speciaal feestthema. Inde zomermaanden was dat thema bijvoorbeeld: trouwen, omdat in die tijd van het jaarveel Marokkaanse meisjes trouwen. De feesten trokken telkens ruim zeventigbezoeksters. Door dat succes begonnen sommige meiden eraan te denken om ookandere activiteiten te ontplooien. Op dat moment was er in Nijmegen weinig te doenvoor Marokkaanse meisjes. Weliswaar waren er wijkgebonden vrouwengroepen, maardie gingen uit van de belangen van moeders. De jongere vrouwen hadden belangstellingvoor: computerles, uitstapjes, themabijeenkomsten en naailessen. Maar op deachtergrond speelde en speelt heel erg de gedachte dat Marokkaanse meiden nogalstreng in de gaten gehouden worden door hun ouders. Als je als meisje bijvoorbeeld‘gewoon’ in de stad uitgaat word je al snel als een slecht meisje gezien en dan wordt erover je geroddeld. Daarom zitten Marokkaanse meiden relatief vaak in een isolement.Het is wél geoorloofd om naar aparte meidenbijeenkomsten te gaan. Het blijkt steedsvaker dat de meiden zich weerbaarder opstellen, maar ze blijven een balans zoekentussen Marokkaanse en Nederlandse cultuur. Het standpunt van de ouders wordtgerespecteerd, terwijl er binnen dat respect gestreefd wordt naar een eigen positie.51

Uiteindelijk is samen met Tandem Ladies Populair Maroc opgericht. In 1998 is voor heteerst subsidie aangevraagd en ontvangen. Inmiddels zijn er vijf medewerksters die opvrijwillige basis meedoen aan de voorbereiding en uitvoering van diverse activiteiten. Inde afgelopen tijd ging het om de volgende zaken:-Een uitstapje naar de vrijmarkt in Beverwijk, mede omdat daar veel Marokkaansestandjes aanwezig zijn.-Een aantal themabijeenkomsten, bij deelneemsters thuis, onder andere over trouwenen uithuwelijken.-De voorbereiding en organisatie van een concert van de in eigen kring immens popu-laire zanger Cheb Zahouani.

Marokkaanse vrouw niet wou dat de andere de taak op zich zou gaan nemen.Vandaar dat uiteindelijke de Somalische als enige werd aangewezen om degroep naar buiten toe te representeren.

51 Over de positie van Marokkaanse (en Turkse) meisjes in Nederland bestaateen interessant artikel van de Amsterdamse onderzoekster Lenie Brouwer:Good girls, bad girls; Moroccan and Turkish runaway girls in the Nether-lands. (Publicatie van Culturele Antropologie / SNWS – Amsterdam).Interessant is verder dat de activiteitenbegeleidster van de Marokkaansegroep Atlas, Zohra Zarouali, regelmatig als romanschrijfster publiceertover het leven van Marokkaanse jongeren in Nederland. De titel van haarlaatste boek luidt: Een doel voor ogen. Volgens NRC Handelsblad vanvrijdag 8 sept. jl. worden haar boeken verslonden door Marokkaanse meis-jes.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenDe allochtone zelforganisaties in Nijmegen

45

Alleen sporadisch kan de groep gebruik maken van de ruimte in het wijkcentrum, dus iser vraag naar een eigen accommodatie. Er is nu bijvoorbeeld geen inloopvoorziening.Een ander probleem is dat de actieve medewerksters een betaalde baan hebben,waardoor ze weinig tijd hebben om het vrijwilligerswerk te doen.

Samenvattend ten aanzien van de wijkgebonden vrouwengroepenDe achtergrond en doelstelling van alle zojuist genoemde organisaties is dezelfde:zorgen dat de schrikbarende achterstand op het gebied van maatschappelijke parti-cipatie door Turkse en Marokkaanse vrouwen wordt verminderd. Met medewerking vande welzijnsorganisatie Tandem komen de vrouwen minimaal eens per week bij elkaar;zowel voor de gezelligheid alsook om voorlichting te krijgen over relevante onderwerpendie betrekking hebben op de Nederlandse samenleving.

Geprobeerd wordt om vanuit de doelgroep telkens drie à vier vrouwen bij het organise-ren van de activiteiten te betrekken.

Voor alle wijkgebonden vrouwengroepen geldt dat de gemeente jaarlijks een bedragtussen de 2.000 en 3.000 gulden (per organisatie) aan subsidie verschaft. Dit bedragmoet besteed worden aan de organisatie van voorlichtingsactiviteiten (e.d.) en magbijvoorbeeld niet gebruikt worden voor uitstapjes. Als de vrouwen ergens naar toewillen moeten ze dat in principe zelf betalen. Vaak blijkt dat een groot probleem te zijn.Wat de ruimte betreft: de vrouwengroepen mogen voor hun wekelijkse bijeenkomstgebruik maken van de voorzieningen in het wijkcentrum. Maar wil men bijvoorbeeld eenfeest organiseren, dan is daar vaak geen ruimte voor. In de wijkcentra is het bovendienduur om koffie en thee te drinken. Men is gedwongen deze drankjes in de centra tekopen, per kopje moet 1 gulden of 1,25 gulden betaald worden, en dat wordt over hetalgemeen erg prijzig gevonden.

3.3.4 Nieuwe groepenWat we precies hieronder verstaan zal in het onderstaande duidelijk worden. De aan-duiding ‘nieuw’ refereert vooral aan de volgende betekenissen: een jongere achterban,dat wil zeggen behorende tot de tweede of zelfs derde generatie; hoger opgeleideinitiatiefnemers; maar ook over het algemeen nieuw in de tijd, dat wil zeggen nog nietzo lang geleden opgericht.

-Anour

Achtergrond en doelstellingMarokkaanse vereniging; in 1996 opgericht en in de weekenden (op zaterdag enzondag) aanwezig in het wijkcentrum van de wijk Heseveld. De oprichters van dezevereniging zijn hoog opgeleide Marokkanen, voor een deel bijvoorbeeld werkzaam in dereclassering, maar ook als ingenieur of leraar. Tevens zijn het religieus bevlogen per-sonen die hun bereikte maatschappelijke status combineren met een islamitisch zelfbe-wustzijn. De doelstelling van Anour is tweeledig: aan de ene kant het verzorgen vanlessen in de Arabische taal en –cultuur (aan kinderen), aan de andere kant het gevenvan voorlichting (over het Nederlandse onderwijsstelsel) aan de ouders. In de praktijk

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

46

komt het ook voor dat kinderen geholpen worden door middel van huiswerkbegeleiding.Goede prestaties in het onderwijs worden gezien als de sleutel tot een volwaardigemaatschappelijke participatie later. Maar niet alleen dat, er wordt op gewezen datMarokkaanse kinderen ook opgevoed moeten worden met een bewustzijn van waar zevandaan komen, waar hun ‘roots’ liggen en wat de islam betekent.52

Activiteiten-Elke zaterdag en zondag, van 10.00 tot 13.30 uur, wordt er les (of huiswerk-begeleiding) gegeven aan Marokkaanse kinderen, verdeeld over een aantal verschillendeleeftijdsgroepen. De lessen worden gegeven door bevoegde studenten en / ofdocenten, die dit werk echter vrijwillig doen.-De op de ouders gerichte voorlichtingsbijeenkomsten vinden in principe eens in deveertien dagen plaats. Hiervoor worden, indien dat nodig is, deskundigen van buitengevraagd.

Het is niet helemaal duidelijk hoeveel mensen aangesloten zijn bij de activiteiten vanAnour. Volgens bestuursleden betalen zestig gezinnen contributie. Die gezinnen zijntrouwens niet alleen in Nijmegen gehuisvest maar ook in een aantal omringendegemeentes.

Middelen en knelpunten-Men maakt gebruik van de ruimte in een wijkcentrum, zoals gezegd gaat het daarbijslechts om 7 uur per week, verdeeld over zaterdag en zondag. Maar mocht het zo zijndat, en dat is vaak op zondag het geval, door het wijkcentrum een andere activiteitgepland wordt dan krijgt die prioriteit.-Aan subsidie wordt 12.600 gulden per jaar ontvangen, maar alleen al aan huur moet12.700 gulden betaald worden. De gezinnen die contributie betalen, in totaal zestig,betalen 15 gulden per jaar.-Er zijn drie actieve bestuursleden en twee actieve vrijwilligers. Deze mensen zijn ersteeds in de weekenden, waarbij de vrijwilligers zorgen voor het noodzakelijke onder-houd en de bestuursleden voor de coördinatie. Kantoorwerkzaamheden worden bij debestuursleden thuis verricht, in de avonduren.-De bestuursleden vinden het onbegrijpelijk en ongehoord dat ze slechts in zeer mar-ginale zin kunnen doen wat ze willen doen. De gemeente zou onvoldoende het belangonderkennen van de door Anour ontplooide onderwijsactiviteiten.

-Stichting SEMA

Achtergrond en doelstellingEen Turkse vrijwilligersorganisatie, voortgekomen uit de Turkse gemeenschap in deregio. De stichting is in 1995 opgericht, de letters SEMA staan voor: StichtingEducatief en Cultureel Centrum Maasland. Net als bij Anour bestaan de oprichters vooreen groot deel uit hoog opgeleide personen, dit keer met een Turkse achtergrond, en 52 Bij al deze aspecten wordt ook uitdrukkelijk gewezen op het belang omkinderen een identiteit en (zelf)bewustzijn te geven, zodat ze niet doel-loos op straat zwerven of zelfs in crimineel vaarwater terechtkomen.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenDe allochtone zelforganisaties in Nijmegen

47

zijn ze religieus georiënteerd. De hoofddoelstelling van SEMA is het geven vanonderwijs aan (Turkse) kinderen uit de zogenaamde kansarme groepen. Hiertoe is nietzo lang geleden in de wijk Hatert een pand aangekocht, een voormalig schoolgebouw,om er een internaat te vestigen, dat wil zeggen dat de kinderen meerdere dagen in deweek kunnen (over)blijven. De initiatiefnemers van SEMA gaan er van uit dat Turkseouders heel ambitieus zijn als het gaat om de onderwijsprestaties van hun kinderen,maar dat ze zelf meestal geen substantiële stimulans kunnen bieden om die prestatiesdaadwerkelijk te realiseren. Wanneer Turkse kinderen door allerlei omstandighedenachterop raken in het Nederlandse onderwijs wordt dit gezien als iets dat ook aanleidingkan zijn tot ongewenste maatschappelijke ontwikkelingen, omdat die kinderen geengerespecteerde plaats kunnen verwerven in de samenleving. SEMA ziet zich zelfwerken als aanvulling op het reguliere onderwijs.

ActiviteitenIn strikte zin is SEMA geen organisatie maar een onderwijsinstelling. Vandaar devolgende activiteiten: leerlingbegeleiding, huiswerkbegeleiding, vergroting van onder-wijsstimulerend gedrag bij de ouders e.d.53

Middelen en knelpunten-De dagelijkse leiding is in handen van twee personen. Verder is er een stichtings-bestuur en zijn er twee coördinatoren fondsenwerving. De dagelijkse werkzaamhedenworden uitgevoerd door een dertigtal vrijwilligers met een HBO- of universitaireachtergrond.-Financiële middelen zijn vooral afkomstig uit giften. Daarnaast is subsidie bij degemeente Nijmegen aangevraagd en is een bedrag van 4.000 gulden ontvangen vanStichting Steunfonds voor het Buurt- en Klubhuiswerk te Nijmegen.

Opvallend is dat SEMA veel gedaan heeft om zichzelf te positioneren op de markt vanonderwijs aan allochtonen.54

-Turks Cultureel Centrum

Achtergrond en doelstellingIn 1995 opgericht, duidelijk het stempel dragend van jongeren die tot de tweedegeneratie behoren: veelal in Nederland geboren en / of hier al langere tijd op school ofeen schoolloopbaan achter de rug, levend tussen twee culturen en twee talen. Dedoelstelling van het Turks Cultureel Centrum kan op drie verschillende niveaus bepaaldworden. Op de eerste plaats de opvoeding van Turkse jongeren in en met de cultuurvan het herkomstland. Men wil dat de doelgroep niet alleen weet heeft van het bestaanvan bepaalde feesten, bijvoorbeeld, maar ook bekend raakt met het waarom daarvan.Op de tweede plaats het introduceren van de Turkse cultuur bij reguliere maat-schappelijke instellingen. Dit kan zijn de organisatie van een themadag op eenbasisschool, maar bijvoorbeeld ook informatie die aan de politie gegeven wordt overtypische culturele achtergronden van een Turkse delinquent. Op de derde plaats het 53 Voor meer informatie wordt verwezen naar SEMA Jaarverslag 1999.54 Zie pag. 11 van het jaarverslag.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

48

maatschappelijke bewust maken van de Turkse jongeren, dat wil zeggen: duidelijkmaken hoe wetten, gebruiken en praktijken in Nederland functioneren. Wat kan wel enwat kan niet? Wat staat in de grondwet? Waar gaat het bij verkiezingen om? Dat soortvragen dus.

Activiteiten-Het Turks Cultureel Centrum is gehuisvest in een voormalig schoolgebouw aan deCitroenvlinderstraat. In dit gebouw zijn er meerdere ruimtes, onder andere een ont-moetingszaal en een bibliotheek. Op het gebied van activiteiten is het volgende gedaan:-Dagelijkse ontmoeting; vanaf 12.00 uur is het centrum geopend.-De viering van typisch Turkse dan wel islamitische feesten, bijvoorbeeld het kinder-feest op 23 april.-Deelname aan een inzamelingsactie voor de slachtoffers van de aardbeving in Turkije.-Deelname met een eigen team aan de voetbalcompetitie, als elftal bij een al bestaandevereniging in Nijmegen (SJN).-Deelname met een team aan de zaaalvoetbalcompetitie.-Diverse uitstapjes.-Gezamenlijke zwemactiviteiten.-De opzet van een theatergroep.-Voorlichtingsactiviteiten op het gebied van onderwijs, gemeentepolitiek en politie.-Vertaal- en tolkwerkzaamheden in het ziekenhuis.

Middelen en knelpunten-Zoals gezegd is er een eigen ruimte waarin men permanent huist.-Aan gemeentelijke subsidie wordt 8.000 gulden per jaar ontvangen. Dit bedrag wordtechter als een lachertje afgeschilderd, alleen al omdat per maand 3.000 gulden aanhuur betaald moet worden. Een aantal bestuursleden denkt erover het subsidiegelddemonstratief terug te storten in de kas van de gemeente. De voornaamste inkomstenworden gegenereerd uit contributieheffingen (10 gulden per lid per maand) en uitgiften. Er zouden 200 leden zijn.-Als het moet kunnen van die 200 leden 70 tot 80 personen geactiveerd worden ommee te doen aan de organisatie van een bepaalde activiteit. Elk jaar, soms is dat eensper anderhalf jaar, wordt er een nieuw bestuur gekozen op een algemene ledenverga-dering.-Er is geen steun van buitenaf, noch in de vorm van professionele advisering noch in degedaante van gesubsidieerde arbeid.55 56

55 Het Turks Cultureel Centrum wordt door een aantal andere organisatiesverdacht van rechts-extremistische invloeden. Gewezen wordt dan op delange arm van gewezen MHP-leden. In Nijmegen zijn het vooral DHD, TKD enHaci Bektas Veli Culturele Vereniging die dit punt regelmatig aan de ordestellen. Omgekeerd zegt het Turks Cultureel Centrum dat die zojuistgenoemde verenigingen in de praktijk niets voorstellen, aangezien zealleen koffiehuisachtige activiteiten zouden organiseren. Debeschuldigingen in de richting van het Turks Cultureel Centrum zijn medegebaseerd op het boek Grijze wolven; een zoektocht naar extreem rechts vanStella Braam en Mehmet Ulger. In die publicatie wordt het Turks CultureelCentrum genoemd als een oord waar extreem rechtse invloeden samenkomen.

56 In hetzelfde gebouw aan de Citroenvlinderstraat is ook gehuisvest:Stichting Cultureel Vrouwencentrum Hilal. Dit is de vrouwelijke tak vanhet Turks Cultureel Centrum.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenDe allochtone zelforganisaties in Nijmegen

49

3.3.5 Andere organisatiesTenslotte is er sprake van een aantal (zelf)organisaties dat niet eenduidig te plaatsen isbinnen een van de vier voorafgaande categorieën.

-TGBEen Turkse voetbalploeg. Deze vereniging, waar ook autochtone Nijmegenaren lid vanzijn, neemt met een aantal elftallen deel aan de voetbalcompetitie. Het eerste teamspeelt al een aantal jaren in de vierde of vijfde klasse van de KNVB. Oorspronkelijk isTGB opgericht door leden van de vroegere vereniging HTIB.

-GüllerEen organisatie van met name Nederlandse vrouwen die Turks leert. Men komt eensper week bij elkaar onder leiding van een bevoegd docente. De redenen om de Turksetaal te leren zijn zeer divers; voor de een betreft het bijvoorbeeld het gegeven dat zegetrouwd is met een Turkse man en haar kinderen tweetalig wil opvoeden, voor deander zijn het de jaarlijkse vakanties naar Turkije en de wens om daar met de bevolkingte kunnen communiceren. Doordat de vrouwen Turks spreken kunnen ze in hun eigenomgeving als tolk functioneren, bijvoorbeeld op een school tussen Turkse enNederlandse ouders of in het ziekenhuis om een arts beter te kunnen laten spreken meteen Turkse patiënt.

Aanvankelijk is Güller gestart in wijkcentrum Villa Nova, vanuit de doelstelling dat ookTurkse vrouwen zich zouden aansluiten bij de groep. Dit bleek echter niet te gebeuren.Momenteel worden de Turkse lessen bij iemand thuis gegeven. De groep ontvangt eenjaarlijkse gemeentelijke subsidie ter hoogte van 1.600 gulden.57

-De ToekomstEen multiculturele sportvereniging, maar in werkelijkheid bijna uitsluitend uitMarokkaanse jongeren bestaand. Elke zondagmiddag tussen 13.00 en 16.00 uur wordter in een zaal (IJsbergstraat) gesport, verdeeld over drie verschillende leeftijdsgroepen.De centrale doelstelling is om de jongeren op een positieve wijze een bezigheid teverschaffen en ze aldus van straat te houden. Men noemt zich multicultureel omdatgestreefd wordt naar een sportieve integratie met autochtone jongeren en andereallochtonen. De vereniging heeft tussen de 70 en 80 leden, die ieder naar vermogentussen de 1 gulden en 2,5 gulden per maand aan contributie betalen. De gemeentegeeft ongeveer 2.900 gulden per jaar aan subsidie. De zaalhuur bedraagt 43 gulden peruur. De vereniging wordt praktisch geleid door vier bestuursleden.

3.4 Antilliaanse en Arubaanse organisatiesDe term Nederlandse Antillen suggereert een eenheid die er feitelijk niet of nauwelijksis. Zowel qua geografische afkomst alsook qua sociaal-economische positie zijn de An-tillianen (en Arubanen) een zeer heterogene bevolkingsgroep. Men is afkomstig van zes 57 Dat Güller uit dezelfde pot (‘sociaal cultureel werk’) subsidie ontvangtals alle andere organisaties wordt door de subsidieverstrekker zelf alseen toevalligheid gezien, aangezien de activiteiten van Güller eerderpassen binnen de zogenaamde volwasseneneducatie.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

50

verschillende eilanden (verdeeld over twee taalgebieden) en tientallen nationaliteiten.De schrijver Boeli van Leeuwen omschreef een Antilliaan ooit als: “iemand die met zijnvoeten op de rotsige bodem van zijn eiland staat, met zijn heupen in het woelige levenvan Carácas en met zijn hoofd in de troebele Amsterdamse grachten.” En toen had hijhet alleen nog maar over de Benedenwindse Antillianen.

De organisatievorming van Antillianen en Arubanen is (in Nijmegen) van oudsher totaalanders dan die van bijvoorbeeld Turken en Marokkanen. Sowieso zijn er altijd veelminder organisaties geweest, maar de organisaties die er waren, waren vaak uitsluitendop cultuur of sport gericht, bovendien deden die niet altijd een beroep op subsidie-kanalen. De eerste generatie die naar Nederland kwam bestond bijna uitsluitend uithoog opgeleide mensen, afkomstig uit de zogenaamde hogere kringen, die hier kwamenom verder te studeren. Voor zover er organisaties werden opgericht hadden die betrek-king op studentenaangelegenheden of op culturele / sportieve zaken. Is voor een grootaantal Turken en Marokkanen de moskee het culturele en religieuze middelpunt van degemeenschap, voor Antillianen (en Arubanen) is dat het honkbalveld. Op de Antillen ishonkbal veruit de meest belangrijke sport, dienovereenkomstig ontstaan er spontaangemeenschapsleven en organisatievorming rondom het honkbalveld. Het doet nogsteeds pijn dat de gemeente Nijmegen indertijd een honkbalveld, toen een centrum vanAntilliaanse en Arubaanse cultuur, opdoekte door aan het terrein een andere bestem-ming te geven.58 Door velen wordt dit nog steeds gezien als een aanslag op de ziel vande eigen cultuur. Op dit moment bestaan er weliswaar nog steeds Antilliaanse (enArubaanse) zelforganisaties, maar als zodanig is hun reikwijdte onduidelijk of beperkt.Als we letten op de lijst van allochtone zelforganisaties die subsidie ontvangen, dankomen we daarop slechts één Antilliaanse groepering tegen, terwijl het daarbij dan nogniet eens om een organisatie (in strikte zin) gaat maar om een salsacafé. Bedoeld is hetCaraïbisch Cultureel Centrum Nijmegen.

Een groot probleem binnen de Antilliaanse en Arubaanse gemeenschap is natuurlijk hetgegeven dat de eerste generatie in aantal inmiddels is overvleugeld door een volgendegeneratie met een geheel andere achtergrond. Het zijn nu vooral de zogenaamde kans-arme jongeren die de aandacht trekken. Daar is al heel veel over geschreven, maarwaar het in ons verband om gaat is vooral het feit dat deze nieuwe generatie Antillia-nen en Arubanen spontaan niet of nauwelijks georganiseerd is, althans niet op eenwijze die gezagdragers voor ogen hebben. Dat gebrek aan organisatie wordt als eengroot probleem gezien in relatie tot de enorme maatschappelijke problemen waar dejongeren mee worstelen: werkloosheid, uitval in het onderwijs, taalproblemen, aanpas-singsproblemen, gebrek aan sociale vaardigheden, criminaliteit, etc.

In feite heeft de gemeente Nijmegen besloten om dan maar zelf iets te ondernemen ophet gebied van organisatievorming binnen de Antilliaanse en Arubaanse gemeenschap.Aldus is het zogenaamde Trabou tin-project gestart, bedoeld als duidelijk alternatiefvoor Antilliaanse en Arubaanse jongeren in de stad.59 Zodat deze jongeren een 58 Het betreft de periode toen dhr. Buitenhuis wethouder was en allochtonezaken onder zijn beheer vielen. Het honkbalveld bij Neerbosch Oost werdtoen als het ware onttrokken aan de Antilliaanse gemeenschap, omdat hetterrein nodig zou zijn voor activiteiten van een scoutinggroep. Diescoutinggroep werd toen van belang gevonden als ‘wapen’ tegen de ontstaneoverlast van jongeren in de wijk.

59 Voor een verslag van dit project verwijzen we naar de brochure van deDirectie Wijkaanpak en Leefbaarheid (okt. 1999).

Allochtone zelforganisaties in NijmegenDe allochtone zelforganisaties in Nijmegen

51

intensieve maatschappelijke begeleiding ontvangen om te verhinderen dat ze, zoals nuvaak het geval is, snel in crimineel vaarwater terechtkomen. Een integraal bestanddeelvan Trabou tin is de oprichting van een aantal nieuwe zelforganisaties, en wel op devolgende gebieden: cultuur, sport, emancipatie en wijkontwikkeling. Verder zou er eenoverkoepelende, centrale organisatie moeten komen. Hiertoe wordt momenteel eenbehoefteonderzoek gedaan, vooral om te kijken of er binnen de Antilliaanse enArubaanse gemeenschap trekkers zijn en op welke wijze de totstandkoming van nieuweorganisaties professioneel ondersteund kan worden.60 61

De nieuwe generatie Antillianen en Arubanen bestaat niet alleen uit zogenaamde kans-arme jongeren, ook veel alleenstaande vrouwen / moeders maken er deel van uit. Eendeel van deze vrouwen is georganiseerd door middel van huiskamerbijeenkomsten ofsociaal-culturele groepen. Een karakteristieke organisatie is bijvoorbeeld de groepKreton. Oorspronkelijk was dit een Surinaamse vrouwengroep, bekend in de wijdeomgeving van Nijmegen in verband met zang- en dansvoorstellingen, maar inmiddelsmaken er ook Antilliaanse vrouwen deel van uit. Om principiële redenen wordt geensubsidie aangevraagd, aangezien men niet afhankelijk wil zijn van ‘die mallemolen’. Metoptredens en modeshows kan Kreton zichzelf bedruipen, al is het slechts minimaal, enmet het aldus verdiende geld kunnen elementaire vormen van hulp- en dienstverleninggerealiseerd worden. In het geval van een dreigende huisuitzetting wordt er bijvoor-beeld bemiddeld tussen slachtoffer en woningbouwvereniging, of in een ander gevalbegeleidt men nieuwkomers naar een hulpverlenende instantie. Een groot probleemvoor Kreton is het ontbreken van een eigen ruimte. Eerst kon de groep steeds opzondag gebruik maken van het BAS-gebouw in Meijhorst 62, maar sinds een aantalmaanden is dit niet meer mogelijk.

3.5 Surinaamse organisatiesNet als bij de Antillianen en Arubanen bestond de eerste generatie van de Surinamersdie na de tweede wereldoorlog naar Nederland kwamen voornamelijk uit hoog opgeleidepersonen. Velen gingen hier naar de universiteit of waren werkzaam bij de overheid ofin het onderwijs. Pas in de loop van de jaren zeventig veranderde dit beeld; niet alleenkwamen er toen veel meer Surinaamse migranten, maar vooral ook mensen afkomstiguit allerlei lagen van de bevolking, waaronder ook degenen met een lage sociale statusen weinig perspectief op succes in Nederland. Bovendien raakte de etnische samenstel- 60 Deze informatie is gebaseerd op een gesprek dat ik voerde met Michael Bak(projectcoördinator bij Trabou tin), Mario Figaroa (lid van de Advies Com-missie Allochtonen) en Esther Solomon (medewerkster bij Tandem).

61 Projectcoördinator Michael Bak is heel optimistisch ten aanzien van dekansen van het project: “Ik heb het gevoel dat de Antilliaanse gemeen-schap op Trabou tin zat te wachten. Overal reageerden mensen: eindelijkiets voor de Antillianen. Vooral de ouders, maar ook de jeugd was zekerniet afwijzend. Het eerste wat ik ben gaan doen is uitzoeken hoe de Antil-liaanse gemeenschap in Nijmegen in elkaar stak, wie de central figurenwaren en wat hun visie was. Als je een groep goed wilt bedienen, moet jeweten hoe ze in elkaar steekt. Ik had natuurlijk het projectplan, maar ikwilde weten hoe de Antilliaanse gemeenschap het zelf beleefde. Al gauwkwamen mensen spontaan met ideeën en tips, en boden ze hun diensten aan.”(p. 8 van de brochure).

62 Dit is een ruimte waar alle Surinaamse groepen gebruik van kunnen maken.Je kunt het nauwelijks een gebouw noemen, de term keet is eerder op zijnplaats.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

52

ling van de Surinaamse bevolking steeds meer gemêleerd; eerst waren het vrijwel uit-sluitend Creolen die naar ons land kwamen, later ook Hindoestanen, Javanen en Chine-zen. Daarom is het onmogelijk om over de Surinamers te spreken, de Surinamers zijnonderling heel erg verdeeld; enerzijds qua sociaal-economische positie, anderzijds quaetnische samenstelling. Vooral de etnische verschillen zijn vaak groot en voor buiten-staanders ondoorzichtig of onbegrijpelijk.63

De verschillen zijn ook steeds tot uiting gekomen in het grote aantal verschillende Suri-naamse organisaties. Landelijk gezien werden die organisaties aanvankelijk, toen ervoornamelijk Creolen hier woonden, gebundeld in de Landelijke Federatie van Suri-naamse Welzijnsstichtingen. Later stichtten de Hindoestanen een eigen, overkoepelen-de landelijke federatie: Lalla Rookh. In de tussentijd nam de etnische en religieuze ver-deeldheid toe. Een heus verzuilingsproces kwam op gang, met aan de kant van deHindoestanen de strijd voor eigen tempels, scholen en media. De Hindoestaansemoslims, die een minderheid vormen binnen de Hindoestanen, sloten zich ofwel aan bijmoslims van andere landen ofwel vormden een nieuwe zuil.

-Stichting Beheer Accommodatie Surinamers (Stichting BAS)

Achtergrond en doelstellingDe Surinaamse organisaties in Nijmegen hebben gezamenlijk de Stichting BAS opge-richt. Dat wil zeggen dat alle organisaties van hetzelfde gebouw, een keet in Meijhorst,gebruik maken. In de praktijk betekent dit dat elke organisatie één dag per week hetgebouw voor zich kan claimen. De organisaties zijn voornamelijk actief op cultureel (ofreligieus) gebied en niet of nauwelijks in de sfeer van hulpverlening of belangenbe-hartiging. De reden hiervoor zou kunnen zijn dat de Surinaamse gemeenschap alsgeheel, zeker ten opzichte van andere allochtone populaties, een gestage maat-schappelijke vooruitgang doormaakt en in een aantal opzichten zelfs niet veel meerachterloopt bij de progressie van autochtone Nederlanders. Zo is bijvoorbeeld dewerkloosheid onder Surinamers afgenomen en is de positie van Surinaamse kinderen inhet onderwijs drastisch verbeterd.

ActiviteitenHet beheren van de ruimte; zorgen dat elke organisatie gebruik kan maken van hetgebouw.

Middelen en knelpunten-Het gebouw is veel te klein, waardoor voor de grotere activiteiten (feesten e.d.) steedsuitgeweken moet worden naar het veel duurdere wijkcentrum.-Als gevolg van het nieuwe gemeentelijke beleid inzake de ruimteverdeling in wijkcentra(e.d.) is het zogenaamde nultarief, waarbij voor ruimtegebruik geen huur betaald hoefdete worden, verlaten, met als gevolg dat de Surinaamse zelforganisaties nu gecon- 63 Vooral tussen Creolen en Hindoestanen botert het niet. Vergelijk bijvoor-beeld een aantal artikelen hierover in Contrast (van 10 december 1998):‘Zielcontact toont racisme tussen Creolen en Hindoestanen’ en ‘Trouwen metCreolen beschouwen ze als verraad’.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenDe allochtone zelforganisaties in Nijmegen

53

fronteerd worden met kosten die ze niet of nauwelijks kunnen opbrengen. Dit probleemzit zo hoog dat overwogen wordt om de huur als zodanig op te zeggen, met alle ge-volgen van dien.

-Sunnet Al Rasoel

Achtergrond en doelstellingEen organisatie van Hindoestaanse moslims. Op papier bestaat deze organisatie alvanaf 1989, maar pas drie jaar geleden heeft men voor het eerst subsidie ontvangenvan de lokale overheid, waardoor het grootste aantal activiteiten pas sinds deze tijd vande grond is gekomen. De centrale doelstelling van de organisatie moet gezocht wordenin het creëren van ontmoetingsactiviteiten voor de eigen gemeenschap. De ontplooideactiviteiten hebben vooral een sociaal-cultureel en religieus karakter:

Activiteiten-een toneelgroep van kinderen;-een vrouwengroep;-voorlichting over ziektes;-een zanggroep van kinderen;-lessen in het URDU;-voorlichting over de achtergronden van Hindoestanen;-ondersteuning van studenten die een scriptie schrijven over Hindoestaanse moslims;-geestelijke begeleiding van patiënten in het ziekenhuis;-lezingen verzorgen.

Middelen en knelpunten-Een gemeentelijke subsidie (tussen de 2.000 en 3.000 gulden);-Een met andere groepen te delen ruimte, waar in principe een dag in de week over be-schikt kan worden;-Tussen de 80 en 100 leden (niet allemaal uit Nijmegen trouwens);-7 bestuursleden.

-Sport- en Ontspanningsvereniging Nijmegen (SON)

Achtergrond en doelstellingOorspronkelijk was deze organisatie bedoeld voor alle allochtonen, maar ondertussenzijn alleen Surinamers lid. De doelstelling is tweeledig: sport en ontspanning. De sportheeft betrekking op een aantal activiteiten, zoals: badminton, voetbal voor jongeren enconditietraining voor vrouwen. De ontspanning houdt in: een aantal multicultureleontmoetingsdagen, evenals ontmoetingsbijeenkomsten speciaal voor vrouwen enjongeren. Indertijd werd gekozen voor een aparte sportbeleving, omdat de deelnemersniet in competitieverband, maar puur recreatief wilden sporten en omdat de contributieelders als te hoog beschouwd werd.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

54

Activiteiten-Het sporten geschiedt wekelijks in een gehuurde zaal. Bij badminton en conditietrainingis een gediplomeerde sportleraar aanwezig.-De sociaal-culturele ontmoetingsbijeenkomsten vinden een paar keer per jaar plaats.

Middelen en knelpunten-Aan jaarlijkse contributie wordt 5.300 gulden ontvangen. Dit geld is echter sinds kortalleen bedoeld voor de zogenaamde ontspanningsactiviteiten. De deelnemers aan desportieve bezigheden betalen contributie, voor bijvoorbeeld badminton is dat 150gulden per persoon per jaar. Hierdoor nemen alleen mensen deel die dat kunnen beta-len, terwijl het oorspronkelijk juist de opzet was om de niet-draagkrachtigen gelegen-heid te bieden om te sporten. Er zijn plusminus zes actieve vrijwilligers / bestuursledendie de organisatie draaiende houden. Incidenteel worden die mensen ook wel eensaangesproken om aan hulpverlening te doen. Bijvoorbeeld om te helpen bij het schrijvenvan een brief naar een instantie.

3.6 Organisaties van Zuid-EuropeanenOver deze groep, en dan hebben we het over Joegoslaven, Grieken, Italianen en Span-jaarden, wordt wel eens gesproken in termen van ‘de stille weg naar succes’. Hiermeewordt bedoeld dat de Zuid-Europeanen zich gestaag ontwikkeld hebben in de luwte vanandere allochtone bevolkingsgroepen. Met gestage ontwikkeling wordt met name ge-doeld op het gegeven dat de meeste Zuid-Europeanen redelijk harmonieus zijn geïnte-greerd in de Nederlandse samenleving.

Elke genoemde groep in Nijmegen heeft een eigen organisatie; samen beheren die eengebouw aan de Pontanusstraat. Momenteel vallen de Zuid-Europenanen buiten hetsubsidiebeleid van de overheid. Bovendien is er geen sprake van een afgezonderdemaatschappelijke problematiek. Hooguit is er een specifiek probleem van ouderen.Vanuit de Stichting Welzijn Ouderen Nijmegen (SWON) wordt vanaf 1993 elke tweejaar een voorlichtingsproject georganiseerd ten behoeve van de Zuid-Europese ouderen.

3.7 Molukse organisaties en organisaties van Indische NederlandersDe Molukkers hebben zich in Nederland ontwikkeld van een probleemgroep, aanvanke-lijk, tot een redelijk succesvolle allochtone groepering, nu. Daarom zijn ze voor het be-palen van succesfactoren – ten aanzien van de maatschappelijke participatie en inte-gratie van allochtonen – zo interessant. Temeer daar de mate van maatschappelijk suc-ces bij Molukkers min of meer gelijk loopt met de opvolging in generaties. De eerste ge-neratie staat wat dat betreft model voor een absoluut kansarme maatschappelijke posi-tie: geen werk, nauwelijks opleiding, alleen Maleis sprekend, voortdurend terug willennaar de Molukken, autoritaire gezinsstructuren, geïsoleerde woonoorden e.d. Met detweede generatie, grotendeels in Nederland zelf geboren, verandert het beeld over eenlangere periode bezien drastisch.-Het Maleis maakt meer en meer plaats voor het Nederlands.-Jongeren trekken weg uit de woonoorden, mengen met autochtone Nederlanders,gaan hun huis anders inrichten en hun kinderen minder autoritair opvoeden.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenDe allochtone zelforganisaties in Nijmegen

55

-Er ontstaat een bewustzijnsproces, aanvankelijk langs hele radicale lijnen (denk aan detreinkapingen in de jaren zeventig), later meer gericht op het besef dat verblijven inNederland een permanente zaak is.-De creatie van een groot aantal banen voor Molukkers. Bij de GAB’s gingen Molukseconsulenten functioneren, er kwam onderzoek naar de werkgelegenheidssituatie vanMolukkers, specifieke werkgelegenheidsprojecten kwamen van de grond, er ontstondzelfs een ‘duizend-banenplan Molukkers’ en een aantal Molukkers werd ingeschakeld inhet welzijnswerk.-De landelijke overheid wist het een en ander op te pikken. In 1978 verscheen deMolukkersnota en een tijd later werd het Inspraakorgaan Welzijn Molukkers (IWM) inhet leven geroepen.

Qua organisatievorming is het proces van maatschappelijke emancipatie, waarmee detweede en momenteel de derde generatie Molukkers vooruit is gekomen, mede mogelijkgebleken door de mogelijkheid om gebruik te maken van eigen bestaande verenigingen:belangengroepen, kerkelijke organisaties en wijkraden.

Ook de Molukkers vallen momenteel buiten het lokale subsidiebeleid. Alleen de MolukseWijkraad Hatert wordt door de gemeente financieel ondersteund. Dit heeft mede temaken met de nog steeds moeilijke maatschappelijke positie van Molukse ouderen.

-Molukse Wijkraad Hatert

Achtergrond en doelstellingDe wijkraad heeft het werk van een aantal eerder bestaande organisaties overgenomen.De doelstelling is drieledig: op de eerste plaats toezicht houden op de openbare orde inde wijk, op de tweede plaats zorgen voor een ontmoetingsruimte (en de organisatie vansociaal-culturele activiteiten), op de derde plaats het voeren van overleg (namens de ge-meenschap) met de lokale politiek. Naast de wijkraad zijn er nog kerkelijke organisatiesactief. Voor veel Molukkers is de wijk een lokaal integratiekader, zeg maar zoiets alseen dorpsgemeenschap. Maatschappelijk gesproken zijn er geen grote problemen. Metbetrekking tot werkgelegenheid, huisvesting, onderwijs en sociale participatie is ernauwelijks nog sprake van een achterstand ten opzichte van autochtone Nederlanders.Momenteel zijn de twee belangrijkste problemen: het omgaan met de situatie op deMolukken en de relatieve eenzaamheid van ouderen. Beide problemen zijn in hoge matepsychisch en emotioneel van aard.

Activiteiten-Voor de ouderen wordt er samen met de SWON (Stichting Welzijn Ouderen Nijmegen)op diverse fronten gewerkt aan een verzachting van hun lijden. Er worden huisbezoekenafgelegd, voorlichtingsbijeenkomsten gehouden en uitstapjes georganiseerd.-Met betrekking tot de situatie op de Molukken is er de organisatie van een aantal stilletochten en het geven van voorlichting aan jongeren.

Middelen en knelpunten-Jaarlijks ontvangt men 14.000 gulden aan gemeentelijke subsidie, maar dit bedrag islouter bedoeld voor de huur van een ruimte.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

56

-Er zijn plusminus vijf actieve bestuursleden. Het gebrek aan kader wordt als een grootprobleem gezien.

-Stichting Arisan Indonesia

Achtergrond en doelstellingVeel mensen weten niet dat de Indische Nederlanders in Nijmegen tot een van de groot-ste allochtone groepen gerekend moeten worden. In totaal gaat het om ongeveer 5.000personen. Er zijn blanken en kleurlingen; voor zover er sprake is van een maatschappe-lijke problematiek heeft deze vooral betrekking op de gekleurde Indische Nederlanders.In de jaren na de tweede wereldoorlog zijn deze mensen naar Nijmegen gekomen en zijnze min of meer geruisloos opgegaan in de lokale samenleving. Maar achter die relatievestilte heeft toch altijd een bron van frustratie bestaan. Allereerst door de herinneringaan problemen in het verleden. Vervolgens door met lede ogen te kijken naar de aan-dacht die er ontstond voor tal van andere allochtone groepen, terwijl de Indische Neder-landers nauwelijks werden opgemerkt. Bovendien waren ze nooit goed georganiseerd.Op dit moment is het zo dat vooral de ouderen in een isolement zitten of dreigen tegeraken, terwijl de tweede en derde generatie relatief probleemloos maatschappelijk isgeïntegreerd.

De Stichting Arisan Indonesia (SARI) is opgericht vanwege twee doelstellingen: debanden met Indonesië versterken en binnen Nijmegen een brugfunctie vervullen tussenalle bestaande (grote en kleine) organisaties. Dit laatste heeft inmiddels geleid tot hetontstaan van PION: Platform Indische Organisaties Nijmegen. Hierbij zijn een negentalgroeperingen aangesloten

Activiteiten-In het kader van de banden met Indonesië is een milieu-educatieproject opgezet,samen met de KUN en mede door het ministerie van Volkshuisvesting en RuimtelijkeOrdening gefinancierd.-Ter voorkoming van het isolement van de oudere Indische Nederlanders in Nijmegen isgestart met welzijnswerk onder deze mensen. Uit zichzelf doen de ouderen heel weinigeen beroep op de reguliere voorzieningen. Vrijwilligers gaan bij de ouderen op bezoeken / of adviseren de Stichting Thuiszorg. Met ingang van november 2000 worden ersamen met SWON maandelijkse ontmoetingsmiddagen georganiseerd voor de oudereIndische Nederlanders.-Extra aandacht wordt er geschonken aan de oorlogsgetroffenen.-De uitgave van een tijdschrift en van boeken (bijvoorbeeld: Bandoeng aan de Waal64).-Taalcursussen Indonesisch voor beginners.-Voorlichtingsdagen voor toeristische organisaties.

Middelen en knelpunten-Van de gemeente ontvangt men jaarlijks een bedrag ter hoogte van plusminus 3.500gulden.

64 Afgelopen mei verschenen bij boekhandel Roelants.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenDe allochtone zelforganisaties in Nijmegen

57

-Er is geen eigen ruimte en dit gemis is een wezenlijk knelpunt. Inmiddels is er eenaanbevelingscomité van bekende Indische Nijmegenaren opgericht, met als doel devestiging van een Indisch Huis in de stad.-Er zijn ongeveer 60 vrijwilligers die momenteel werkzaamheden verrichten voor deStichting Arisan Indonesia.

3.8 Organisaties van asielzoekers en vluchtelingenOver het algemeen worden asielzoekers en vluchtelingen aangeduid als de nieuwe et-nische groepen. In de nabije toekomst zullen zij naar alle waarschijnlijkheid een steedsgroter wordend deel uitmaken van de allochtone populatie als geheel. Qua maat-schappelijke positie en achtergrond kan men al op dit moment een drietal bijzondereproblemen signaleren. Op de eerste plaats blijkt uit een recent door het ITS uitgevoerdonderzoek dat onder de nieuwe etnische groepen de werkloosheid nog veel hoger isdan onder bijvoorbeeld Turken en Marokkanen. Slechts 35% van de vluchtelingen uitAfghanistan, Ethiopië, Eritrea, Iran, Somalië en Vietnam heeft werk gevonden in Neder-land. Maar degenen die werk hebben werken wel ver onder het niveau van hun capa-citeiten. Op de tweede plaats zijn veel asielzoekers en vluchtelingen getraumatiseerdten gevolge van oorlogen en andere vormen van geweld, waardoor een extra druk ligtop het sociale werk onder deze groepen. Op de derde plaats staat de oprichting vanzelforganisaties nog in de kinderschoenen, bovendien blijkt organisatievorming in depraktijk niet makkelijk te zijn, met name door onderlinge spanningen en (politieke)tegenstellingen.

Er zijn de volgende zelforganisaties in Nijmegen:-BHU (Bosnië);-Vietnamese bootvluchtelingen;-CORAC (Kongo en Angola);-Familia Dei (Zaïre en West-Afrika);-Heegan (Somalië);-Walaaleeye (Somalië);-Horseed (Somalië);-Hambasteghi (Iran);-Elbeyet Elsoudani (Soedan).

-HeeganSomalische vrouwengroep in Hatert. Op dezelfde wijze opgezet en ondersteund (doorTandem) als Turkse en Marokkaanse vrouwengroepen. Volgens begeleidster M.Swinkels is het een hels karwei om iets met Somalische vrouwen op te zetten. Demeeste vrouwen zijn door de oorlog en clantegenstellingen in hun eigen land zwaargetraumatiseerd. Veel vrouwen hebben hun man of een aantal van hun kinderenverloren. Vrouwen die bij verschillende clans horen blijken elkaar ook hier het leven zuurte maken, tot en met gebruikmaking van fysiek geweld. Somalische vrouwen zijn nooitbegeleid geweest en hebben nooit geleerd om zelfstandig te handelen. Niets is voor henvanzelfsprekend. Mensen die niet bij de eigen clan horen worden systematisch gewan-trouwd.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

58

-HambasteghiIraanse vereniging, ongeveer twee jaar geleden opgericht. Sinds een jaar een subsidievan 2.900 gulden per jaar. Maar de vereniging draait niet goed. Dit in verband met hetfeit dat het niet lukt om Iraanse mensen te bereiken. Er heerst veel onderlingwantrouwen in de Iraanse gemeenschap, mede door activiteiten van de geheime dienst.Verder zijn er veel verschillen qua geografisch herkomst en sociale positie. Momenteelis er een bestuur van vijf leden, maar hoe die leden precies liggen in de Iraansegemeenschap is niet helder.

Het doel van de vereniging is het verzorgen van lessen Perzisch voor Iraanse kinderen,gekoppeld aan bewustwording met betrekking tot de eigen culturele roots. Deinitiatiefnemers van Hambasteghi zijn van mening dat veel Iraanse mensen, wanneer zeeenmaal in het westen zijn, hun verleden zo snel mogelijk willen vergeten.

-CORACVereniging van Kongolezen en Angolezen. Bestaat al vier jaar, maar is formeel pas tweejaar geleden opgericht. De doelgroep bestaat uit een kleine vijftig personen in Nijmegene.o. De vereniging is primair sociaal-cultureel van karakter. Het doel is om de achterbante verenigen door middel van muziek, eten en drinken. Als dat lukt kan in tweede in-stantie gewerkt worden aan belangenbehartiging e.d. Op dit moment worstelen deKongolezen en Angolezen vooral met de situatie dat ze geen kant uit kunnen. Velenhebben, terwijl ze vaak al zes of zeven jaar wachten, nog steeds geen definitieve ver-blijfsvergunning, waardoor ze maatschappelijk gesproken in een soort niemandsland zit-ten. Vooral de vrouwen hebben hier veel last van. Maar dit kan ook te maken hebbenmet het feit dat deze vrouwen binnen hun eigen cultuur een beperkte maatschappelijkebewegingsruimte bezitten.

Met Tandem is de organisatie in het AZC bezig om een naaicursus op te zetten voorallochtone vrouwen. Er is dringend behoefte aan een ruimte, vooral bedoeld ommuzikale optredens te kunnen verzorgen. CORAC ontvangt 2.000 gulden per jaar aansubsidie. Er zijn drie actieve bestuursleden en plusminus tien vrijwilligers die aan devoorbereiding van bepaalde activiteiten meedoen.

-Familia DeiVereniging van Kongolezen en West-Afrikanen. Net als CORAC bedoeld voor sociaal-culturele activiteiten. Tot voor kort zijn er dansvoorstellingen en modeshows gegeven.Verder is er een voetbalteam dat zo nu en dan een wedstrijd speelt tegen een Neder-landse tegenstander. De organisatie kreeg tot dit jaar subsidie, maar in de maand meikreeg men te horen dat een continuering van deze subsidie niet mogelijk is, omdatFamilia Dei alleen activiteiten op het gebied van feest en ontmoeting organiseert; verderbetreurt de gemeente het feit dat er twee organisaties zijn voor een relatief kleinedoelgroep.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenAllochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun

achterban

59

4 Allochtone zelforganisaties en hun betekenisvoor de maatschappelijke emancipatie van hunachterban

4.1 InleidingIn dit hoofdstuk wordt primair gekeken naar de vraag wat de onderzoeksbevindingen,zoals die in het vorige hoofdstuk zijn weergegeven, hebben opgeleverd voor een ana-lyse van de betekenis die de zelforganisaties hebben voor de maatschappelijkeemancipatie van hun achterban. Wanneer sommige mensen veronderstellen dat deallochtone zelforganisaties (eigenlijk) toevluchtsoorden van etnische minderheden zijn,bedoeld om de keiharde maatschappelijke realiteit te ontvluchten, kunnen we dan opbasis van het gedane onderzoek in Nijmegen dit beeld bevestigen? Of zien we juist eenandere richting? Namelijk dat de organisaties belangrijke vertrekpunten zijn voor demaatschappelijke participatie en integratie van de verschillende migrantengemeen-schappen. In de realiteit van hun bestaan zijn de zelforganisaties, zo kunnen we nureeds concluderen, te situeren ergens tussen die twee uitersten in. Ze zijn zowelgegroepeerd rond een culturele eigenheid alsook op basis van noodzakelijke eisen dievoortkomen uit de specifieke maatschappelijke positie in Nederland. Vandaar deondertitel van dit verslag: tussen eigenheid en aanpassing. Het balanceren tussen dietwee eigenschappen geldt voor alle onderzochte organisaties. De wijze waarop ditprecies plaatsvindt is echter zeer verschillend, zowel per etnische gemeenschap alsookper soort organisatie binnen de verschillende gemeenschappen.

Ten aanzien van de maatschappelijke betekenis van de zelforganisaties kunnen inwezen drie verschillende perspectieven genoemd worden. We spreken van integratie alshet streven is om volwaardig Nederlands staatsburgerschap te bereiken, maar dit tekoppelen aan het recht een eigen culture identiteit te behouden.65 Met participatiedoelen we op de mate waarin allochtonen daadwerkelijk deelnemen aan het maat-schappelijke verkeer. Emancipatie heeft betrekking op geestelijke en materiële prak-tijken waarmee integratie en participatie dichterbij komen.

Het feit alleen al dat er vele (en vooral ook vele verschillende) organisatievormen onderallochtone stadsbewoners zijn mag, bij wijze van vertrekpunt op weg naar een gelijk-waardige sociale participatie, als positief gewaardeerd worden.66 Immers men verwacht 65 In een proefschrift van Karin Simone Prins (Van ‘gastarbeider’tot ‘Neder-lander’; adaptatie van Marokkanen en Turken in Nederland – Groningen,1996) wordt het begrip integratie op een dergelijke wijze ingevuld endaarmee afgezet tegen de begrippen assimilatie (opgaan in de Nederlandsesamenleving zonder behoud van eigen cultuur), separatie (behoud van eigencultuur zonder oriëntatie op de Nederlandse samenleving) en marginalisatie(geen eigen culturele identiteit en geen betrokkenheid op de Nederlandsesamenleving).

66 In Nijmegen gaat het om tientallen verschillende organisaties, zoals wegezien hebben. Maar elk aantal is slechts bij benadering te geven, omdatlang niet alle groepen te traceren zijn, bijvoorbeeld wanneer ze geen sub-sidie ontvangen of wanneer ze niets te maken willen hebben met de maat-schappelijke omgeving. Zou je naar een stad als Amsterdam kijken dan zouje nog veel meer verschillende organisaties tegenkomen. Vergelijk bijvoor-

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

60

van moderne burgers dat ze zich organiseren, dat ze zich inzetten voor collectieve be-langen, dat ze verantwoordelijkheid nemen e.d.67 Wat zelforganisatie evenwel preciesbetekent voor bredere vormen van maatschappelijke participatie moet nader bekekenworden. Daartoe zullen we in dit hoofdstuk eerst kijken naar de ontwikkelingsdynamiekdie te traceren valt in het ontstaan en bestaan van de verschillende zelforganisaties.Wat is er gebeurd op dit gebied en hoe zijn (nieuwe) ontwikkelingen te plaatsen tegende achtergrond van nationaliteit en etniciteit? Kunnen we bepaalde ontwikkelingen al inhet teken plaatsen van de maatschappelijke emancipatie? Vervolgens onderzoeken wenader hoe door de verschillende organisaties invulling wordt gegeven aan die maat-schappelijke emancipatie van de achterban. We doen dat door te kijken naar doelstel-lingen, activiteiten en middelen. Tenslotte zullen enige suggesties worden gegeven voorhet (beleidsmatig) omgaan met de allochtone zelforganisaties in de naaste toekomst.

4.2 De ontwikkelingsdynamiek van de zelforganisaties in NijmegenUit het vorige hoofdstuk is duidelijk geworden dat er qua aantal zelforganisaties eengroot verschil bestaat tussen de Turkse en Marokkaanse gemeenschappen enerzijds enalle andere etnische groepen anderzijds. In het ene geval gaat het om een groot aantalzelforganisaties, die bovendien verder onder te verdelen zijn naar verschillen qua doel-stelling, achterban en activiteiten. In het andere geval zijn we per etnische gemeen-schap meestal maar één (of in een enkel geval twee of drie) organisatie(s) tegenge-komen. Dat dit verschil er is en vooral dat het zo duidelijk zichtbaar is verdient een na-dere toelichting. Daartoe trachten we eerst een aantal redenen voor dit verschil tegeven (par. 4.2.1), gaan we vervolgens dieper in op de specifieke ontwikkeling vanTurkse en Marokkaanse organisaties (par. 4.2.2) en maken we ten slotte een aantalconcluderende opmerkingen (par. 4.2.3).

4.2.1 Een aantal redenen voor de grote diversiteit van de zelforganisaties• Dat er veel zelforganisaties zijn binnen de Turkse en Marokkaanse gemeenschappen

heeft te maken met een aantal verschijnselen dat eigen is aan deze groepen. Op deeerste plaats zijn het relatief grote gemeenschappen. In Nijmegen wonen momen-teel ongeveer 4.500 mensen van Turkse en 2.500 personen van Marokkaanse af-komst. Daarmee vormen zij de grootste allochtone gemeenschappen in de stad. Opde tweede plaats gaat het om twee populaties die al gedurende lange tijd, eigenlijkal vanaf de jaren zeventig, deel uitmaken van de plaatselijke bevolking. Op de derdeplaats zijn er relatief veel relevante verschillen binnen elk van de twee gemeen-schappen; verschillen die te herleiden zijn tot etnische afkomst, religieuze menings-verschillen, politieke tegenstellingen e.d. Allemaal potentiële beginpunten van apar-te organisatievorming. Op de vierde plaats zien we bij zowel Turkse als Marokkaan-se burgers de ontwikkeling van organisatiepatronen die aan leeftijd en ‘gender’ ge-relateerd zijn. Op de vijfde plaats is er ook qua maatschappelijke positie van Turkenen Marokkanen veel reden om zich te organiseren, immers het merendeel van dezemigranten verkeert nog steeds in een achterstandssituatie. Op de zesde plaats is er

beeld de onderzoeken die door het IMES (Instituut voor Migratie- en Et-nische Studies) in Amsterdam gedaan zijn naar de zelforganisaties vanTurken, Marokkanen, Ghanezen, Surinamers en Antillianen.

67 Deze verwachting mogen we gerust een van de peilers van hedendaags over-heidsbeleid noemen, afgaande op de vele initiatieven die op dit punt ge-nomen worden om de burgers maatschappelijk te activeren of te reactiveren.Zie ook hoofdstuk 2 van dit onderzoeksverslag.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenAllochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun

achterban

61

altijd vanuit Turkije en Marokko zelf, door de overheden aldaar, druk uitgeoefend op‘hun’ onderdanen in het buitenland, onder andere door het stimuleren van aparteorganisaties. Op de zevende plaats tenslotte zijn de Turkse en Marokkaanse ge-meenschappen al vanaf het begin speerpunten in het minderhedenbeleid, waardoorde betreffende organisaties al heel lang bekend zijn met praktijken die nodig zijn omorganisaties op te richten en in stand te houden. Denk aan: het aanvragen van sub-sidie, het maken van jaarverslagen, de presentatie naar buiten e.d.

• Ter relativering van het bovenstaande kan een aantal argumenten aangevoerdworden. Op de eerste plaats is er bij de Turkse en Marokkaanse gemeenschappensprake van een groot aantal wijkgebonden vrouwengroepen. Daarbij is het de vraagof dit, in eigenlijke zin, wel zelforganisaties zijn. Op de tweede plaats zijn er danwel op dit moment weinig zelforganisaties binnen de andere allochtone gemeen-schappen, maar dat kan best in de toekomst veranderen. Bijvoorbeeld wanneergroepen langer hier verblijven en bekend raken met subsidiemogelijkheden. We zienbijvoorbeeld nu al dat een zeer kleine gemeenschap West-Afrikanen, bestaande uitongeveer vijftig personen, al twee organisaties herbergt.

• Binnen de andere allochtone gemeenschappen zien we allerlei verschillen ten op-zichte van het organisatiepatroon dat we bij Turken en Marokkanen hebben ge-constateerd. Daarbij spelen de volgende verklaringen mee:-Sowieso gaat het om kleinere aantallen mensen die deel uitmaken van de gemeen-schap.-Bij sommige gemeenschappen is er sprake van een aantoonbare maatschappelijkevooruitgang, waardoor in ieder geval op het gebied van hulpverlening en belangen-behartiging de directe noodzaak tot organisatievorming wegvalt. We kunnen ditconstateren bij de Molukse, Indische, Zuid-Europese en Surinaamse gemeenschap-pen. De consequenties hiervan zijn evenwel uiteenlopend. Aan de ene kant zijn erbijvoorbeeld nog verschillende Surinaamse organisaties, maar hun bestaan is primairgericht op ontmoeting en cultuurbeleving. Aan de andere kant geldt voor de anderedrie groepen dat bestaande (zelf)organisaties zich voornamelijk bezighouden met deproblematiek van ouderen. Dit is verklaarbaar, aangezien de gestage vooruitgangvan deze gemeenschappen niet of nauwelijks van toepassing is op degenen die totde eerste generatie behoren.-De Antilliaanse en Arubaanse organisaties hebben te maken gekregen met een in-grijpende wijziging van het immigratiepatroon. De eerste generatie bestond voor-namelijk uit hoogopgeleide en kansrijke personen, terwijl de huidige generatie, diequa omvang al vele malen groter is, in meerderheid bestaat uit kansloze lager-opgeleiden (alleenstaande moeders, jongeren). De al langer bestaande organisatiessluiten niet aan bij de problemen van de nieuwkomers. Een geschikte structuur vanzelforganisaties voor deze groep ontbreekt vooralsnog. Vandaar het initiatief(Trabou tin) om in samenwerking met verschillende instanties een aantal nieuweorganisaties op te zetten.-In de categorie asielzoekers en vluchtelingen vormt de Somalische gemeenschapde grootste groep; bovendien is het een groep die in het kader van sociale preven-tie nogal wat aandacht krijgt. Somaliërs zijn nog maar kort in Nederland, maar vooreen groot deel van hen is er sprake van een grote maatschappelijke problematiek:werkloosheid, isolement, taalproblemen en het stigma dat men niet benaderbaar is.Daarom dat er pogingen worden ondernomen, analoog aan het Trabou tin-projectonder Antillianen en Arubanen68, om Somaliërs uit hun maatschappelijke isolement

68 Hiermee wordt bedoeld dat analoog aan het project onder Antillianen enArubanen getracht wordt om sleutelfiguren uit de eigen gemeenschap een rol

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

62

te halen. De eigen organisatievorming gaat moeizaam. De in heel Gelderlandopererende vereniging Walaaleeye heeft een aantal middagen per week eenspreekuur in het gebouw van ‘Inter-lokaal’. De organisatie Horseed, uit jongensbestaand, is op zoek naar een eigen ruimte, vooral om te kunnen sporten. Devrouwengroep Heegan zou je kunnen zien als een begin, wellicht, van deontwikkeling naar meerdere wijkgebonden organisaties van Somalische vrouwen.Maar de ervaringen van deze groep tot nu toe laten zien dat het proces vanorganisatievorming uiterst moeizaam verloopt.69 Eigenlijk gaat het bij Somaliërs inhet algemeen vooral om het perspectief de aansluiting met de lokale samenlevingniet (helemaal) kwijt te raken.-Bij asielzoekers en vluchtelingen uit andere landen zijn er met betrekking tot orga-nisatievorming verschillende problemen. Denk aan: het niet bereiken van de achter-ban (de Iraanse vereniging Hambasteghi), het onderling niet eens zijn (twee organi-saties van Kongolezen en West-Afrikanen), een Soedanese organisatie in opbouwe.d. Het is bekend dat de Iraanse bevolking (in Nijmegen e.o.) onderling heel ergverdeeld is, waardoor organisatievorming vooralsnog uiterst moeilijk is. Datzelfdegeld voor de Afghaanse gemeenschap.

4.2.2 De ontwikkeling van Turkse en Marokkaanse zelforganisatiesIn hoofdstuk 3 hebben we de Turkse en Marokkaanse organisaties onderverdeeld in vijfverschillende categorieën. Binnen elke categorie blijken de organisaties op hoofdpuntenmet elkaar overeen te komen, qua doelstelling, achterban en soort activiteiten. Hoemoeten we het bestaan en de ontwikkeling van die vijf verschillende categorieën zien?Vanuit welke maatschappelijke, maar ook etnisch-interne ontwikkelingen zijn deverschillende organisatiecategorieën te plaatsen?

Om te beginnen zou je kunnen veronderstellen dat de organisaties op het gebied vanbelangenbehartiging een centraal referentiepunt vormen, waarmee bedoeld wordt datandere groepen in belangrijke mate (thematisch) verwijzen naar het bestaan van dezeorganisaties, en dan vooral naar activiteiten die ze zelf niet (meer) ontwikkelen. Debelangenbehartigingsorganisaties opereren op stedelijk niveau en gaan in zeer algemenezin uit van de belangen van de doelgroep. In principe wordt die doelgroep bovendienzeer breed omschreven. De hier bedoelde organisaties bestaan over het algemeen alwat langer en doen al geruime tijd een beroep op het lokale subsidiebeleid. Van oudsherkomen deze organisaties het dichtst in de buurt van wat je een politiek discours vanzelforganisaties zou kunnen noemen.70 Ze werden niet alleen opgericht om de belangenvan de achterban te verdedigen, tevens gingen ze uit van een duidelijke politiekeoriëntatie op de maatschappelijke emancipatie van de achterban. Voor een deel werddie politieke visie meegenomen uit Turkije en Marokko zelf, voor een ander deel washet een manier om zich daadwerkelijk op de Nederlandse situatie te richten. Veel reli-gieuze organisaties deden dat aanvankelijk bijvoorbeeld niet, waardoor zij buiten het te laten spelen binnen het (lokale) sociale beleid. Maar er is ook een be-langrijk verschil: Trabou tin is door de gemeente zelf opgezet, waarnavervolgens Antilliaanse sleutelfiguren benaderd zijn, terwijl de Somaliërszelf zijn begonnen met het project.

69 De Somalische bevolking is heel erg intern verdeeld in verschillendeclans; een verdeling die grotendeels nog doorwerkt in het leven buiten delandsgrenzen.

70 Zie bijvoorbeeld de toelichting hierop in hoofdstuk 2 van dit onderzoeks-verslag.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenAllochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun

achterban

63

streven naar participatie en integratie stonden. Voor zover er op dit moment sprake isvan een sociale infrastructuur in de stad die rekening houdt met de specifieke nodenvan Turken en Marokkanen is dit mede te danken aan het werk van de hier bedoeldebelangenbehartigingsorganisaties. Met name de Turkse organisaties HTIB en TID (nuDHD) zijn wat dat betreft van groot belang geweest. Maar op dit moment is er sprakevan een zekere inzakking. Op de eerste plaats hebben vroegere kaderleden, mede dank-zij de met succes gevoerde emancipatiestrategie, posities veroverd in de Nederlandsesamenleving, zonder dat ze door nieuwe mensen zijn opgevolgd. Op de tweede plaatsis inmiddels een elementaire sociale structuur in de stad ontstaan, waardoor debelangen van de achterban in ieder geval meer dan vroeger het geval was worden op-gepakt door verschillende maatschappelijke instanties. Op de derde plaats is geblekendat vooral de jongeren tegenwoordig weinig tot geen affiniteit meer hebben met hetpolitieke discours waarbinnen de belangenbehartigingsorganisaties opereerden.

Binnen het kader van de zojuist getypeerde organisaties blijken lang niet alle problemenwaar de achterban momenteel mee worstelt adequaat aan bod te komen. Neem bijvoor-beeld de specifieke problematiek van Turkse ouderen. Op een gegeven moment diendedeze zich aan, maar werd mede door onderlinge verdeeldheid tussen de bestaandeorganisaties niet goed opgepakt. Met als gevolg dat initiatieven ondernomen werdenom te komen tot een nieuwe organisatie, in dit geval de Stichting Turkse OuderenNijmegen (STON).71

In een notendop is zojuist beschreven wat met de term ontwikkelingsdynamiek be-doeld wordt: een nieuwe organisatiecategorie ontstaat dan wanneer binnen de be-staande kaders een bepaald probleem niet of onvoldoende wordt opgepakt. Zo zijn deverschillende wijkgebonden vrouwengroepen evenzeer te begrijpen als de invulling vaneen ruimte, namelijk gelegenheid bieden aan Turkse en Marokkaanse vrouwen ommaatschappelijk te participeren, die eerst leeg bleef. Weliswaar hadden de belangen-behartigingsorganisaties in een aantal gevallen ook eigen vrouwenorganisaties, maardeze bleken na verloop van tijd te weinig aansluiting te vinden bij de nieuwe vrouwendie in het kader van de gezinshereniging naar Nijmegen kwamen. Het kader van debestaande vrouwenorganisaties bestond voornamelijk uit hoger opgeleide vrouwen,terwijl de nieuwe vrouwen lager opgeleid en vaak zelfs analfabeet waren. Aldus werd inhet kader van het lokale welzijnsbeleid het initiatief genomen om deze vrouwen opwijkniveau, dicht bij huis, te organiseren. Of konden vrouwen een beroep doen op hetInternationaal Vrouwen Centrum (IVC), dat speciaal is opgericht voor die allochtonevrouwen die niet door een reeds bestaande organisatie vertegenwoordigd worden.

Ook de zogenaamde nieuwe organisaties blijken in te spelen op thema’s die niet aanbod komen bij de al langer bestaande groepen. De Marokkaanse vereniging Anour en deTurkse stichting SEMA richten zich primair op het verbeteren van de onderwijs-prestaties van de kinderen. De belangenbehartigingsorganisaties doen op dit punt niets,maar zijn ook niet deskundig om iets te ondernemen. Terwijl de initiatiefnemers vanAnour en SEMA niet alleen die deskundigheid zelf in huis hebben, maar ook in eenmeer algemene zin (tweede generatie!) ontgroeid zijn aan de bestaande organisaties 71 In hoofdstuk 3 hebben we de STON gerekend tot de organisaties op het ge-bied van belangenbehartiging, maar eigenlijk, gezien de zojuist geschetsteontwikkeling, zou deze organisatie apart geplaatst moeten worden. Welis-waar is het ook een belangenbehartigingsorganisatie, mar ze is dat alleenvoor ouderen.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

64

(eerste generatie!). De nieuwe groepen appelleren heel duidelijk op het belang van goedonderwijs, wil je maatschappelijk verder komen, en daarbij op het nog steedsachterblijven van Turkse en Marokkaanse kinderen in het huidige onderwijsstelsel. VanTurkse en Marokkaanse ouders is bekend dat ze heel veel waarde hechten aan deonderwijsprestaties van hun kinderen, maar dat ze tegelijkertijd zelf nauwelijks op dehoogte zijn van wat er allemaal komt kijken bij die prestaties, waardoor ze de kinderenniet kunnen stimuleren.72 Voor het Turks Cultureel Centrum ligt de zaak iets anders;weliswaar is ook hier sprake van een nieuwe generatie, maar wordt er minder eenexclusieve nadruk gelegd op het onderwijs. Bovendien is er anders dan bij Anour enSEMA niet zozeer sprake van een religieuze maar van een (Turks) nationalistischeoriëntatie. Het Turks Cultureel Centrum werpt zich op als een volwaardig alternatiefvoor de bestaande belangenbehartigingsorganisaties. In de praktijk worden vooraljongeren bereikt, in een breed gebied tussen het benadrukken van de eigen Turkseidentiteit enerzijds en verschillende mogelijkheden om collectief te sporten anderzijds.

Opvallend is dat de drie genoemde nieuwe organisaties tamelijk eensgezind zijn op eentweetal punten. Op de eerste plaats doen ze vrij denigrerend over de bestaandeorganisaties binnen hun eigen gemeenschap.73 Op de tweede plaats is er bij alle driesprake van een radicaal zelfbewustzijn. Bij Anour en SEMA moet dat in een religieuzezin begrepen worden, bij het Turks Cultureel Centrum domineert het chauvinisme tenaanzien van de Turkse identiteit. Met betrekking tot het radicale islamitische zelfbe-wustzijn worden wel eens vergelijkingen getrokken tussen de huidige maatschappelijkeemancipatie van allochtonen en die van de katholieken een eeuw geleden. Terrechtvaardiging van die vergelijking geldt dan vooral de aanwezigheid van een religieusgefundeerde samenhangende wereldbeschouwing. In die zin zou de katholiekeemancipatiebeweging van toen op één lijn gesteld kunnen worden met de huidigevermaatschappelijking van de islam. Of dat zo is valt te bezien, maar het is wél duidelijkdat de nieuwe organisaties een ideologisch kader bezitten dat momenteel bij anderegroepen afwezig is. Ze vertonen een grote mate van zelfbewustzijn. In die zin zoudenze, net als bijvoorbeeld de katholieke organisaties in de eerste helft van de vorigeeeuw, van betekenis kunnen zijn voor in ieder geval de mentale kant van maat-schappelijke emancipatie.

Zowel binnen de Turkse alsook de Marokkaanse gemeenschap vormen de moskeeën enmoskeeverenigingen binnen de zojuist geschetste dynamiek in meerdere opzichten eenbijzonder organisatietype. Op de eerste plaats zijn veel mensen die bij een van de orga-nisaties betrokken zijn ook lid van een moskee of moskeevereniging. In die zin zijn dezelaatste overkoepelend ten opzichte van tegenstellingen die elders nogal eens de kop op-steken. Op de tweede plaats organiseren de twee grootste moskees in Nijmegen in

72 Er is een interessante studie van de Amerikaanse antropologie MargaretMead op dit gebied: Culture and commitment; the new relationships betweenthe generations in the 1970s. In dit boek verbindt Mead de kwestie vansociale vooruitgang van migranten met de ontwikkeling in generaties, endaarbij dan vooral met de betere prestaties in het onderwijs naarmate ersprake is ven tweede en derde generatie. Mead laat de eerste generatievooral terugkijken in het verleden, de tweede bivakkeer in het hier en nu,terwijl de derde (pas) de toekomst belichaamt.

73 Bij het Turks Cultureel Centrum wordt er gesproken over de andere orga-nisaties als ‘veredelde koffiehuizen’; Anour wil niets te maken met debestaande verdeeldheid in de Marokkaanse gemeenschap; SEMA richt zichliever op autochtone dan op bestaande Turkse organisaties.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenAllochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun

achterban

65

principe dezelfde activiteiten (zoals: voorlichting, taallessen en hulpverlening) als deandere organisaties. Daarbij is het echter zo dat de achterban omvangrijker is dan dievan de andere groepen. Op de derde plaats zijn de bestuursleden van in ieder geval ‘AbiBakr’ en ‘Stichting Moskee Eyüp’ personen die al gedurende lange tijd het vertrouwengenieten van een groot deel van de achterban. Wanneer we ons opnieuw voor de geesthalen dat al verschillende keren is gesproken over een vermaatschappelijking van deislam (in Nederland), dan ligt het voor de hand om (ook) de moskeeorganisaties te be-schouwen in het licht van de maatschappelijke emancipatie.74

Globaal gezien kunnen we de (historische) ontwikkeling van Turkse en Marokkaansezelforganisaties op twee manieren typeren: door te wijzen op ontwikkelingen in delanden van herkomst en door de ontwikkeling van verschillende vormen van maat-schappelijke betrokkenheid in Nederland.

Ontwikkelingen in de herkomstlandenOm begrijpelijke redenen zijn we hier niet of nauwelijks op ingegaan. Maar het is evi-dent dat de zelforganisaties mede voortkomen uit een aantal ontwikkelingen in Turkijeen Marokko. De Turkse en Marokkaanse overheden hebben steeds geprobeerd omgreep te houden op ‘hun’ burgers in het buitenland, zowel langs politieke als religieuzelijnen. Maar er zijn veel meer relaties. Om een voorbeeld te noemen: momenteel zienwe in verschillende Europese landen een opleving van alevitische organisaties; eenontwikkeling die rechtstreeks verwijst naar de onderdrukking van Alevieten in Turkije.In het algemeen zijn posities in de herkomstlanden verantwoordelijk voor politieketegenstellingen in ons land, tussen linkse en rechtse groepen, en voor de strijd tussenfundamentalistische moslims en niet gelovige migranten.

Maatschappelijke betrokkenheid in NederlandZoals al meermaals naar voren is gebracht zijn de eerste zelforganisaties van Turken enMarokkanen politiek georiënteerde arbeidersverenigingen geweest. Deze organisatiesvormden in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw een adequate betrokken-heid bij de toenmalige problematiek van de eerste generatie gastarbeiders. Er warentoen ook al religieus geïnspireerde organisaties, maar die hielden zich nauwelijks met deNederlandse situatie bezig. Later, in de loop van de jaren tachtig, tijdens de gezinsher-eniging, zien we dat dit beeld verandert. Het overkomen van de families betekende voorveel Turken en Marokkanen dat ze zich openlijker als moslims gingen manifesteren. Erontstonden islamitische scholen, omroepen, winkels, bibliotheken, videotheken,sportclubs e.d.75 Stilaan zouden ook meer en meer religieuze groeperingen gaan besef-fen dat het verblijf in Nederland een meer permanent karakter droeg, waardoor zij zichuitdrukkelijker gingen richten op een maatschappelijke betrokkenheid hier. We hebbengezien dat vanuit een aantal religieuze richtingen initiatieven zijn genomen om iets tedoen aan de schrikbarende onderwijsachterstand van Turkse en Marokkaanse kinderen.Tevens hebben we geconstateerd dat de moskeeën en moskeeverenigingen socialeactiviteiten zijn gaan ontplooien. Een interessante studie over de verschillende integra- 74 Het spreekt voor zich, om volledig te zijn, dat ook de organisaties diewe omschreven hebben als andere organisaties passen binnen het geschetsteontwikkelingsmodel. Organisaties ontstaan wanneer ergens anders geenruimte is om dat te doen wat men wil doen.

75 Zie bijvoorbeeld Neder-Islam (in ‘De Groene Amsterdammer’ van 30 oktober1996) door Aart Brouwer.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

66

tieconcepten die ten grondslag liggen (lagen) aan de tegenstellingen tussenprogressieve en islamitische Turken is een recente publicatie van Frank Buijs.76 In ditartikel wordt ingegaan op de totstandkoming van een moskee in een Rotterdamse wijk.Uiteengezet wordt hoe progressieve Turken steeds uitgingen van een aansluiting bijNederlandse waarden en instellingen, terwijl de moslims (aanvankelijk) slechtsopteerden voor integratie in een eigen, islamitische kring.

4.2.3 Conclusie: organisatiedynamiek en maatschappelijke emancipatieHerhaaldelijk is in het voorafgaande betoog naar voren gekomen dat de allochtone zelf-organisaties in Nijmegen vooral aanwezig zijn onder Turken en Marokkanen. Een aantalmogelijke verklaringen van dit gegeven hebben we geopperd aan het begin van dezeparagraaf. De vraag nu is in hoeverre de hoge organisatiegraad onder Turken enMarokkanen een beslissende factor is voor de maatschappelijke emancipatie van debetrokken groepen. Kun je zeggen: hoe meer (gesubsidieerde) organisaties hoe beter?Niet zonder meer, de vraag blijft voortdurend wat die organisaties precies doen. Alszodanig is bijvoorbeeld het bestaan van een kleine twintig gesubsidieerde Turkseorganisaties in Nijmegen geen enkele garantie voor de maatschappelijke vooruitgangvan de Turkse stadsbewoners. Andere bevolkingsgroepen, met veel minderorganisaties, doen het wat dat betreft aanzienlijk beter. Daarom kan het soms zinvolzijn de relevantie van de allochtone zelforganisaties enigszins te relativeren.Maatschappelijke emancipatie blijkt vooral af te hangen van individuele factoren, zoalsopleiding, motivatie en taalbeheersing77, en in dat perspectief zou je steeds moetenkijken naar de daadwerkelijke emancipatoire betekenis van de zelforganisaties.

Toch is het evident dat door het bestaan van de verschillende zelforganisaties alloch-tonen in ieder geval een plek hebben die hen laat participeren aan de samenleving.Daardoor kunnen ze zich thuis voelen en, in vele gevallen zelfs meer dan alleen dat:worden er pogingen ondernomen om hun maatschappelijke positie te verbeteren. Wehebben gezien dat nieuwe organisaties inspelen op nieuwe behoeften en nieuwe doel-groepen, waardoor verschillende relevante onderwerpen in ieder geval door organisa-ties in de publiciteit worden gebracht.

De kwestie van maatschappelijke emancipatie is een ingewikkelde problematiek. Aan deene kant kun je wijzen op de individuele ontplooiing van leden van allochtone gemeen-schappen. Aan de andere kant zou je kunnen uitgaan van een groepsgebonden vooruit-gang. Vooruitgang op het ene terrein hoeft niet noodzakelijkerwijs gepaard te gaan metontwikkeling op het andere. In het al vermelde artikel van Frank Buijs (Multiculturelesamenleving en democratie) wordt de vraag opgeworpen: “Is de groep een steun of eenbelemmering voor het individu?” Het antwoord zoekt de auteur in een soort midden- 76 Multiculturele samenleving en democratie. In ‘Migrantenstudies’, 2000,nr. 3.

77 Hierover is nogal wat literatuur bekend. In Nederland hebben bijvoorbeeldde Amsterdamse onderzoekers M. Crul en J. Rath veel onderzoek gedaan naar(individuele) succesfactoren bij migranten die maatschappelijk alsgeslaagd gelden. In het kader van het onderzoek naar de zelforganisatiesin Nijmegen heb ik ook zelf ontdekt dat in gevallen van succesvollewoordvoerders van allochtone organisaties, bijvoorbeeld mensen met eeneigen zaak of een baan met aanzien, steeds individuele factoren daarmee temaken hebben. Bijvoorbeeld het gestimuleerd zijn door de ouders of dooreen oudere broer of zus.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenAllochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun

achterban

67

positie: uitgaan van individuele bevrijding, maar tevens gebruik maken van de warmtevan de groep (de eigen organisatie, de eigen gemeenschap). Maar de individuele kantkrijgt de voorkeur. Op de eerste plaats omdat het steeds moeilijker is om gemeenschap-pelijke belangen helder te omschrijven: “Gemeenschappen zijn niet langer vanzelf-sprekende gegevenheden en niet langer alomvattend…de relatie tussen individu encollectiviteit is in korte tijd drastisch veranderd. Traditionele ideologische conceptenvoldoen daardoor niet meer, maar nieuwe zijn niet beschikbaar.” (p. 139) Op detweede plaats om tegenwicht te bieden aan het allesoverheersende denken in termenvan allochtone groepen: “In de gangbare academische en politieke benadering wordt denadruk gelegd op groepspluralisme en worden individualistische integratieconceptenvergaand genegeerd.” (p. 145)

Het verschijnsel van individualisering, zo kun je het voorafgaande ook samenvatten, isniet voorbij gegaan aan de verschillende allochtone gemeenschappen en hun organisa-ties. Organisaties raken hun kaderleden kwijt, bijvoorbeeld omdat deze een vaste baanhebben gekregen, maar ook omdat ze meer tijd zijn gaan besteden aan het gezinsleven.Jongeren voelen zich niet geroepen hen op te volgen, mede omdat hun identiteit nietmeer vanzelfsprekend en omvattend samenvalt met die van die ene organisatie. En gazo maar door.

De verschillen tussen de verschillende allochtone gemeenschappen, voor wat betrefthet aantal zelforganisaties, laten zich als volgt samenvatten:-Onder de Turkse en Marokkaanse bevolkingsgroepen zien we tal van organisaties optal van gebieden. De doelgroep bestaat uit mensen die al geruime tijd deel uitmakenvan de lokale samenleving, maar die tegelijkertijd nog steeds sociaal gesproken in eenachterstandspositie zitten ten opzichte van autochtone stadsbewoners. De zelforga-nisaties zijn aanspreekpunten, zowel vanuit culturele en religieuze eigenheden, alsookwat betreft de noodzaak om te werken aan maatschappelijke emancipatie.-Onder verschillende andere allochtone gemeenschappen (Surinamers, Molukkers,Indische Nederlanders en Zuid-Europeanen) zijn er veel minder zelforganisaties, maardaarbij gaat het dan ook om gemeenschappen die in overwegende mate in de buurtkomen van een gelijkwaardige maatschappelijke participatie. De organisaties die er zijnrichten zich veelal op culturele onderwerpen, of hebben betrekking op de specifiekeproblematiek van ouderen.78

-Onder de nieuwe groepen allochtonen (Antilliaanse en Arubaanse nieuwkomers, asiel-zoekers en vluchtelingen) zien we hele andere uitgangsposities. De gemeenschappenzijn nog maar kort in Nijmegen, zijn meestal gering van omvang en soms intern verdeeldals gevolg van diverse tegenstellingen. Voor veel groepen (Bosniërs, Kongolezen,Soedanezen, Iraniërs) dient een enkele organisatie zich aan, vooral om de gemeen-schap enigszins bij elkaar te houden. In het geval van Antillianen en Arubanen wordt erin een gezamenlijk initiatief van beleid en welzijnswerk gewerkt aan de totstandkomingvan nieuwe (vormen van) zelforganisaties. Bij de Somaliërs hebben we tenslotte temaken met een meer gedifferentieerder organisatiepatroon: een organisatie op hetgebied van belangenbehartiging, verschillende aanzetten om te komen totwijkgebonden vrouwengroepen en een jongerenorganisatie.

78 Hiermee wordt overigens niet gesuggereerd dat het bestaan van zelforga-nisaties louter bepaald wordt door de maatschappelijke problematiek van debetreffende gemeenschappen. We hebben gezien dat dit bestaan van vele fac-toren afhankelijk is.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

68

4.3 De concrete invulling van de maatschappelijke emancipatie

4.3.1 InleidingOp welke wijze precies invulling wordt gegeven door de zelforganisaties aan de maat-schappelijke emancipatie van de allochtone gemeenschappen komt nu aan de orde. Dieinvulling kan op velerlei manieren gestalte krijgen. In de inleiding van dit onderzoeks-verslag is daarbij gewezen op de volgende zaken: het bieden van een ontmoetings-ruimte, het verzorgen van cursussen en voorlichtingsprogramma’s, hulpverlening, be-langenbehartiging en toeleiding. Waar het om gaat, bij maatschappelijke emancipatie, isde vraag op welke wijze gewerkt kan worden aan het vergroten van de mogelijkhedenom gelijkwaardig aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen. We zullen in het nuvolgende het potentieel van de allochtone zelforganisaties onder de loep nemen, opbasis van de onderzoeksbevindingen zoals die in het vorige hoofdstuk zijn weergege-ven. Daarbij kijken we eerst naar de activiteiten (par. 4.3.2), vervolgens naar middelenen knelpunten (par. 4.3.3), om te eindigen met een aantal concluderende opmerkingen(par. 4.3.4).

4.3.2 De activiteitenWanneer we een inventarisatie maken van de verschillende activiteiten, die we zijntegengekomen in de behandeling van de zelforganisaties (zie hoofdstuk 3), zouden wede volgende indeling kunnen hanteren (althans met betrekking tot Turkse en Marok-kaanse groepen):

-Ontmoeting;-Festiviteiten en cultuurbeleving79;-Uitstapjes80;-Voorlichting81;-Individuele hulpverlening82;-Spreekuur, belangenbehartiging en toeleiding;-Cursussen83;-Activiteiten waarbij contact en samenwerking met de autochtone bevolkinggerealiseerd wordt.

79 Hiertoe worden gerekend: feesten rond de geboorte van kinderen, huwe-lijkspartijtjes, islamitische feesten, maar ook bijvoorbeeld muzieklessendie gericht zijn op het beheersen van een muziekinstrument dat in de eigencultuur een belangrijke rol speelt.

80 In de praktijk blijken die georganiseerd te worden naar: grote steden(meestal in het buitenland), dierentuinen, musea en andere attracties.

81 Bijvoorbeeld op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, sociale wet-geving, inbraakpreventie e.d. De voorlichtingsactiviteiten vinden steedsplaats in samenwerking met een voor het te behandelen onderwerp relevanteinstantie.

82 Dit kan zijn: het financieel ondersteunen van iemand (in verband metschulden of in verband met huurachterstand), ziekenbezoek, ondersteuningbieden bij het invullen van een formulier.

83 Hiermee wordt bedoeld dat de organisatie zelf de deskundigheid in huisheeft om bepaalde cursussen te geven, bijvoorbeeld op het gebied van taal,godsdienst en / of onderwijs.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenAllochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun

achterban

69

De eerste drie hebben vooral betrekking op het benadrukken van eigenheid en eigenidentiteit. De andere passen binnen de op maatschappelijke emancipatie gerichte doel-stellingen.

Tabel 2soort activiteit 1 2 3 4 5 6 7

ontmoeting + + + + +festiviteiten en cultuur + + + + +uitstapjes + + +voorlichting + + + + +individuele hulpverlening + +spreekuur, belangenbehartiging e.d. + +cursussen + + +contact en samenwerking + + + +

Toelichting: 1=moskeeën en moskeeverenigingen; 2= belangenbehartigingsorganisa-ties; 3= Stichting Turkse Ouderen Nijmegen; 4= wijkgebonden vrouwengroepen;5=nieuwe groepen; 6=Turks Cultureel Centrum en 7=andere groepen.

Toevoegingen: - voorlichting en individuele hulpverlening komt bij de belangen-behartigingsorganisaties wél bij DHD aan de orde.

-de wijkgebonden vrouwengroepen bieden cursussen aan hunzogenaamde kaderleden.

Door middel van een plusteken is aangegeven welke activiteit gedaan wordt door eenbepaald type organisatie. Enige nuancering is echter op zijn plaats.

-De ontmoetingsfunctie komt, in dezelfde mate als het organiseren van feesten en hetbeleven van de eigen cultuur, bij de meeste organisaties tot uiting. Hierbij moet echterde kanttekening gemaakt worden dat dit voor de vrouwengroepen maar in beperktemate het geval is. Dit komt omdat deze groepen gebonden zijn aan een paar uren in deweek dat ze gebruik kunnen maken van een ruimte in het wijkcentrum. Door vrijwel allevrouwengroepen wordt dit als een groot probleem ervaren; er is geen permanenteinloopmogelijkheid en voor het organiseren van een feest moet uitgeweken wordennaar een (meestal dure) ruimte elders. Een andere kanttekening betreft de ontmoetings-functie van de moskee, omdat deze gebonden is aan het samenzijn in verband metreligieuze verplichtingen.

-De voorlichtingsactiviteiten hebben in principe overal hetzelfde patroon: naar aanleidingvan een thema, verwijzend naar een bepaald probleem binnen de gemeenschap, wordtaan een reguliere maatschappelijke instantie gevraagd om informatie en voorlichting. Erkomt dan iemand langs die een of meerdere keren een voorlichtingsbijeenkomst ver-zorgt. Zo is er bijvoorbeeld in het afgelopen jaar bij veel vrouwengroepen voorlichtinggegeven door de Schooladviesdienst, in samenwerking met de allochtone school-contactpersonen. Na een viertal bijeenkomsten konden de aanwezige vrouwen een cer-tificaat verdienen, wanneer ze na afloop blijk gaven het een en ander te hebben opge-stoken. Tijdens andere bijeenkomsten zijn leden van het politiekorps langs geweest ominformatie te geven over inbraakpreventie e.d.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

70

-Individuele hulpverlening zal ongetwijfeld op meerdere plekken, informeel, aan de ordezijn, maar in het kader van de gevoerde gesprekken is het slechts bij de moskees (finan-ciële bijstand) en de Stichting Turkse Ouderen (ziekenbezoek) aan de orde gesteld.

-Spreekuur, belangenbehartiging en toeleiding blijken slechts in enkele gevallen tot deactiviteiten te behoren. Daarbij zijn belangenbehartiging en toeleiding eigenlijk te grotewoorden voor hetgeen geschiedt. Natuurlijk zal het wel eens voorkomen dat iemandzoals dat heet: toegeleid wordt naar een reguliere maatschappelijke instantie, maarstructureel is dit geen optie. Alleen in het geval van de Marokkaanse vereniging ElJoudor ligt dit iets anders. Aan de ene kant heeft deze organisatie een eigen juridischspreekuur en is ze in staat om een hoop vragen zelf te beantwoorden, aan de anderekant doet ze mee, met tal van andere organisaties, aan een wijkgericht spreekuur in hetWillemskwartier.

-De cursussen hebben betrekking op:• Godsdienstlessen (aan kinderen) bij de moskeeën;• Onderwijsprogramma’s bij Anour en SEMA;• Voorlichtingsprogramma’s vanuit het Turks Cultureel Centrum voor

scholen en politie.

-Onder ‘contact en samenwerking’ vallen verschillende zaken:• De samenwerking van DHD, TKD, El Joudor en Groen Links;• Het koor van de Stichting Turkse Ouderen, dat tijdens diverse gelegen-

heden in Nijmegen optreedt;• De deelname van een aantal vrouwenorganisaties aan Internationale

Vrouwendag (8 maart);• Het voetbalelftal van het Turks Cultureel Centrum;• Activiteiten van de vrouwengroep Güller;• Contacten met welzijnsinstellingen (Tandem, NIM, Inter-lokaal).

Kun je nu, de bovenstaande activiteiten overziend, concluderen dat er sprake is van eenwezenlijke bijdrage van de zelforganisaties aan de maatschappelijke emancipatie vanhun achterban? In eerste instantie zijn we geneigd om deze vraag met ja te beant-woorden, wanneer we tenminste de pretenties niet al te hoog stellen. Met name alsontmoetingscentra en als platforms voor diverse voorlichtingsactiviteiten staan demeeste allochtone zelforganisaties aan de basis van de maatschappelijke participatievan een grote groep mensen. Niet alleen is er een plek gecreëerd voor die mensen, ookhet gevoel van eigenwaarde zal hoogstwaarschijnlijk toegenomen zijn. Hoeveel mensenprecies door de zelforganisaties bereikt worden valt moeilijk te zeggen. Hooguit kun jeeen aantal indicaties bepalen: de moskees beroepen zich op honderden vaste be-zoekers, de belangenbehartigingsorganisaties mobiliseren tussen de twintig en vijftigpersonen voor een activiteit, maar als die activiteit een religieus thema betreft (zoals bijde Alevieten) kan het aantal bezoekers drastisch toenemen, de vrouwengroepenvariëren in aantal tussen de tien en twintig en het Turks Cultureel Centrum beweertrond de honderd personen (actief) te kunnen betrekken bij de activiteiten.

Zou je verder kijken, in tweede instantie, dan blijken verreweg de meeste zelforga-nisaties niet op eigen kracht in staat te zijn om de op maatschappelijke emancipatiegerichte activiteiten inhoudelijk zelf in te vullen. Wanneer ze dat wél kunnen, zoals inde gedaante van de ‘nieuwe organisaties’, is er sprake van een hoger opgeleid actief

Allochtone zelforganisaties in NijmegenAllochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun

achterban

71

kader of van een deskundig netwerk waar gebruik gemaakt van kan worden. Of wezien, zoals bij de Turkse ouderen, dat bestuursleden zelf cursussen volgen, via Tandemen de stichting Osmose, waardoor ze op termijn bepaalde inhoudelijke activiteiten ineigen hand kunnen nemen.

4.3.3 De middelenTot de middelen rekenen we:

-subsidiegelden;-een eigen ruimte;-een actief kader;-professionele steun.

Tabel 3middelen 1 2 3 4 5 6 7

subsidiegelden + + + + + +een eigen ruimte + + + +/- +een actief kader + +/- + + +professionele steun + + +/-

Toelichting:

-De subsidiegelden gaan in overwegende mate naar de belangenbehartigingsorganisa-ties. Maar het grootste deel van dat geld gaat meteen weer op aan het betalen van dehuur voor het pand. De vrouwengroepen ontvangen elk een bedrag tussen de 2.000 en3.000 gulden per jaar. De uitgaven zijn strikt gebonden aan regels. Moskees en mos-keeverenigingen krijgen geen subsidie, in verband met een strikte scheiding in Neder-land tussen staat en kerkelijke aangelegenheden. Het Turks Cultureel Centrum enStichting SEMA kunnen boven op de subsidiegelden nog beschikken over eigenfinanciële middelen (die onder andere door giften verkregen zijn).

-Met het hebben van een eigen ruimte wordt bedoeld dat de organisatie kan beschikkenover een eigen pand, al of niet gehuurd, of althans over een substantieel deel van eengebouw. Bij de moskees gaat het bijvoorbeeld om niet meer voor andere doeleinden ge-bruikte schoolgebouwen (e.d.). De Turkse verenigingen DHD en Haci Bektas VeliCulturele Vereniging hebben panden rondom de Wedren. De Turkse ouderen behereneen oud politiebureau aan de Koninginnelaan, terwijl het Turks Cultureel Centrum eenoude school gekregen heeft. De Stichting SEMA heeft zelf een pand aangekocht, maarde Marokkaanse vereniging Anour moet het doen met een paar lokaaltjes die opzaterdag en zondag gehuurd kunnen worden in een wijkcentrum.

-Wat het actieve kader betreft is er vooral gekeken naar het aantal actieve bestuurs-leden en naar andere vrijwilligers die ingezet kunnen worden bij activiteiten. We moetenechter bedenken dat de daadwerkelijke betekenis van het kader danig gerelativeerdmoet worden. Meestal is het zo dat bestuursleden (of inhoudelijk deskundigen)werkende mensen zijn, die slechts in de avonduren, en dan ook niet altijd, tijd hebbenom iets te doen voor de zelforganisatie.

-Met professionele steun wordt bedoeld de aanwezigheid van werknemers in het kadervan een WIW-regeling. Het gaat om personeel in eigen dienst, dat echter in de meeste

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

72

gevallen niet vakkundig is op het terrein van de sociale werkzaamheden. Bij debelangenbehartigingsorganisaties (inclusief de Turkse ouderen) gaat het in totaal om elfgesubsidieerde banen; daarvan zijn er zes geschapen voor beheer en onderhoud, terwijler vijf gecreëerd zijn voor kantoor- en bestuurswerkzaamheden. In vrijwel alle gevallengaat het om werknemers die tot dezelfde allochtone groep behoren als die waar debetreffende organisaties zich op richten. Verder is een aantal WIW-banen ingezet bij dewijkgebonden vrouwengroepen, deels uit het oogpunt van een sociale activering van debetrokkenen zelf.

Concluderend mogen we stellen dat de middelen erg beperkt zijn. De organisatiesgeven dit zelf voortdurend aan. Er is altijd te weinig geld, veel groepen kampen metruimteproblemen, terwijl ook het aantal mensen dat zich actief inzet voor deorganisaties niet erg groot is.

4.3.4 Conclusie: allochtone zelforganisaties en maatschappelijk emancipatieWat betekenen de zelforganisaties voor de maatschappelijke emancipatie van hunachterban? Is het zo dat degenen die deelnemen aan activiteiten van de organisatiesvervolgens ook op breder vlak maatschappelijk kunnen participeren (en integreren)?

-In zijn algemeenheid is het bestaan van vele allochtone zelforganisaties een teken vanmaatschappelijke participatie. De organisaties zijn er en daarmee zijn er platforms ge-geven voor de organisatie van op emancipatie gerichte activiteiten. Tevens kunnen hetaanspreekpunten zijn voor degenen die contact zoeken met een bepaald deel van deallochtone gemeenschap in de stad.

-Op het vlak van de ontplooide activiteiten hebben we geconstateerd dat vooral tweefuncties uit de verf komen: aan de ene kant de ontmoeting, gepaard met festiviteitenen cultuur(beleving) en soms met uitstapjes; aan de andere kant de voorlichting,grotendeels in samenwerking met reguliere maatschappelijke instanties. Dat betekentdus dat er wel degelijk een emancipatoire rol gespeeld wordt, maar dat die rol beperktis. Hoe beperkt precies hangt van de organisatie zelf af. Een cruciaal gegeven is echterdat op basis van de huidige middelen waar de organisaties over kunnen beschikken eengrotere rol niet mogelijk is. Bovendien is het daarbij de vraag of een mogelijke grotere,substantiëlere rol (beleidsmatig) wel gewenst is. De organisaties zouden dan immers inhet vaarwater terechtkomen van al bestaande professionele instellingen. Daarbij komtdat de reikwijdte van de allochtone organisaties steeds tegen een innerlijke beperktheidaanloopt. Neem bijvoorbeeld de volgende constatering: “Dit alles zijn waarschijnlijkergelegenheden voor de ontwikkeling van het sociale leven in een beschaafd samenlevendan de veelomvattende identiteiten en dichte relaties van warme verbondenheid waarintraditioneel de revitalisering van de civil society wordt gezocht.”84

-Wanneer we terugkeren naar de gevoerde discussie over individuele en groepsge-bonden maatschappelijke emancipatie moeten we constateren dat de zelforganisaties in

84 Zie een samenvatting (p. 8) van het door het Sociaal en CultureelPlanbureau gepubliceerd onderzoek naar vrijwilligerswerk in de civilsociety. (dinsdag 23 februari 1999) Met ‘dit alles’ wordt gedoeld opplekken in de samenleving waar mensen elkaar tegenkomen vanwege eengemeenschappelijke activiteit, zoals een schoolplein, een winkelcentrume.d.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenAllochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun

achterban

73

principe werkzaam zijn op het terrein van de groep. De paradox doet zich voor dat wan-neer individuen zich ontwikkelen, bijvoorbeeld door een vaste baan of een scholings-cursus, zij vaak in dezelfde mate dat ze zich ontwikkelen los komen te staan ten op-zichte van de zelforganisaties.

-In de sfeer van ontoereikende middelen (geld, ruimte, menskracht en professioneleondersteuning) is het van extra belang om te letten op de twee laatst onderscheidenmiddelen: het eigen kader en de professionele steun via gemeente en welzijnswerk. Eris geconstateerd dat er over het algemeen een gebrek is aan actieve vrijwilligers, waar-door een aantal zogenaamde sleutelfiguren overbelast dreigt te raken. Terwijl de gerea-liseerde WIW-banen nauwelijks voor verlichting zorgen, omdat deze vrijwel uitsluitendeen niet-inhoudelijke invulling hebben. Maar er is nog iets anders; en dat is het gegevendat er niet echt sprake is van een allochtoon kader dat een brug kan slaan tussen deeigen achterban en de diverse maatschappelijke instanties. In het geval van een aantalTurkse zelforganisaties is dit kader naar de Randstad vertrokken, terwijl in vele anderegevallen deskundige mensen simpelweg geen tijd hebben voor de zelforganisaties, om-dat ze elders een vaste baan hebben. Hoe dan ook, dit is een groot probleem, niet in delaatste plaats (ook) een communicatieprobleem. In het kader van het lokale sociale be-leid85streeft de overheid, voorop de lokale overheid zelf, naar een vergaande mate vanprofessionalisering van het sociale beleid. Gesproken wordt bijvoorbeeld van een ge-zamenlijke sociale agenda, van systematische informatieoverdracht en van commu-nicatie- en overlegstructuren. De vraag is echter of deze wijze van professionaliseringwel aansluit bij het denken en werken zoals die binnen de allochtone zelforganisatiesaanwezig zijn. Er lijkt sprake te zijn van een paradox. De overheid voert anders dan eentijd geleden, toen de economische ontwikkeling centraal stond, uitdrukkelijk een sociaalbeleid en wil daarbij de betrokken groepen, waaronder allochtonen, betrekken. Maar dedoelstellingen en vooral ook activiteiten van dat nieuwe sociale beleid zijn zodanig pro-fessioneel aangescherpt dat de groepen waar het om gaat qua belevingswereld niet(meer) op dezelfde golflengte zitten. Ze missen niet alleen de kennis en de middelen omgelijkwaardig te participeren binnen het lokale sociale beleid, het is daarenboven devraag of ze dat in de huidige context wel willen. Het is namelijk denkbaar dat de alom-tegenwoordigheid van het professionele jargon wordt opgevat als de dominantie vanéén bepaalde cultuur (wit en bureaucratisch) boven de culturele, politieke en religieuzeidentiteiten van de verschillende allochtone organisaties.

-Aldus zouden we de allochtone zelforganisaties nog steeds willen situeren in het span-ningsveld tussen eigenheid en aanpassing; waarbij dit spanningsveld, op een anderbegripsniveau gesteld, er een is tussen vrijwilligerswerk en geprofessionaliseerd wel-zijnswerk. In een landelijke evaluatie van het subsidiebeleid met betrekking tot (lande-lijke) organisaties van migranten86 wordt dit probleem meermaals genoemd. Aan de enekant kunnen de organisaties, wanneer ze dezelfde taal spreken als de overheid, loskomen te staan van hun eigen mensen; terwijl ze aan de andere kant, wanneer ze nietmeegaan met het professionele overheidsjargon, buiten de beleidsnetwerken wordengehouden. De onderzoekers die het overheidsbeleid hebben geëvalueerd waarschuwen 85 Zie bijvoorbeeld de door het ministerie van VWS(Volksgezondheid, Welzijnen Sport) uitgegeven nota Werken aan sociale kwaliteit – Welzijnsnota1999-2000 (uitgegeven: 9.4.1999)

86 Voor elkaar? Een beschouwing over de betekenis van organisaties van mi-granten voor het integratie- en het vrijwilligerswerkbeleid door RinusPenninx en Boris Slijper (Instituut voor Migratie- en Etnische Studies,Universiteit van Amsterdam, maart 1999)

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

74

voor het scheppen van zogenaamde papegaaiencircuits van gelijkgestemden: “…dateen vorm van algemeen beleid zodanig kan zijn gebonden aan mainstream-denken, datze blind kan zijn en blijven voor activiteiten die binnen organisaties van migrantenplaatsvinden.” (p. 35)

-Het is zelfs de vraag in welke mate je nog kunt spreken van zelforganisaties; daarbijeen klemtoon leggend op het woordje zelf. Je kunt minimaal drie ontwikkelingen ken-schetsen die het zelf van de zelforganisaties ondergraven. Op de eerste plaats is hetniet meer vanzelfsprekend dat organisaties vanuit een coherente maatschappijvisie debelangen van hun achterban verdedigen. Zowel de maatschappijvisie als de achterbanraken versnipperd. De nu al bijna klassieke belangenbehartigingsorganisaties reagerenbijvoorbeeld niet meer adequaat op de problemen van dit moment. Bovendien bestaatde achterban allang niet meer. Veeleer zijn er verschillende groepen die hooguit op eenbepaald deelpunt organisatorische initiatieven ontplooien. Op de tweede plaats is eranders dan bijvoorbeeld twintig jaar geleden een (minimale) sociale infrastructuur dierekening houdt met de belangen van allochtone gemeenschappen. Voor een deel is hetzo dat inmiddels vanuit overheden en semi-overheden de zelforganisaties professioneelworden ondersteund (en soms zelfs opgericht), waardoor die organisaties in belangrijkemate afhankelijk geworden zijn van geprofessionaliseerde instellingen. Op de derdeplaats blijken de zelforganisaties in de meeste gevallen over zo weinig middelen te be-schikken dat ze in de praktijk nauwelijks een vuist kunnen maken.

4.4 Suggesties voor een toekomstige samenwerking met de zelforganisaties

4.4.1 InleidingDit slotgedeelte van het onderzoeksverslag bevat een aantal suggesties voor een beteresamenwerking met de zelforganisaties in het kader van het lokale sociale beleid. Menmoet echter bedenken dat het niet meer dan een paar suggesties zijn, aangezien ditonderdeel geen uitdrukkelijke opzet was van het gevoerde onderzoek. Desondanks zijner tijdens de gesprekken punten naar voren gekomen die relevant zijn voor een toe-komstige oriëntatie op de zelforganisaties. Dat wil zeggen een oriëntatie vanuit delokale overheid en instanties die in de sfeer van hulpverlening te maken hebben metallochtone doelgroepen. Ter verduidelijking van wat bedoeld wordt keren we nog eventerug naar wat in hoofdstuk 2 gezegd is over lokaal sociaal beleid en bekijken we hoede lokale overheid op dit moment de allochtone zelforganisaties binnen dat beleidplaatst.

Binnen het grote stedenbeleid, waar zoals we weten ook Nijmegen onder valt, is desociale ontwikkeling van de stedelijke samenleving een belangrijk uitgangspunt. Als weuitgaan van de nota Werken aan sociale kwaliteit – Welzijnsnota 1999-2002 (ministerievan Volksgezondheid, Welzijn en Sport) kunnen we hierbij de volgende doelstellingenformuleren:-Bevordering van participatie en toegankelijkheid (van het voorzieningenaanbod);-Voorkomen van sociale uitsluiting;-Ondersteuning van het lokaal sociaal beleid (dat wil zeggen dat alle betrokken onder-delen op elkaar zijn afgestemd);-Professionaliteit en kwaliteit van aanbieders van zorg en welzijn;-Onderzoek, monitoring en informatievoorziening.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenAllochtone zelforganisaties en hun betekenis voor de maatschappelijke emancipatie van hun

achterban

75

Dat is een hele mond vol; strikt genomen is de uitvoering van een dergelijke sociale ont-wikkeling alleen goed mogelijk door professionele instellingen. Vervolgens is het dus devraag hoe de overheid dit pleidooi voor een strak en professioneel sociaal beleid wilcombineren met een andere oproep, namelijk dat de zelforganisaties meer betrokkenmoeten worden bij dit beleid. In het voorafgaande hebben we gezien dat dit een grootprobleem is, aangezien de organisaties qua middelen, maar ook qua belevingswereldniet echt passen in een strak geregisseerde sociale politiek.

In Nijmegen voert de overheid een tweesporenbeleid: aan de ene kant wordt ingezet ophet toegankelijker maken van algemene maatschappelijke instellingen voorallochtonen87, terwijl aan de andere kant de zelforganisaties ondersteund worden om teflankeren rondom het algemene beleid. Dat flankerende karakter, zo hebben we in hetuitgevoerde onderzoek gezien, komt aardig overeen met de heersende praktijk van dezelforganisaties. Ze zorgen voor een ontmoetingsruimte en ze bieden gelegenheid omvoorlichting te geven aan de achterban, naast een aantal andere praktijken. Tochspreekt de lokale overheid de organisaties steeds meer aan op het punt van wat ze nogmeer te bieden hebben dan alleen dit. Ze worden geacht cijfers en andere inschattingente maken over zaken als bereik, productontwikkeling, kwaliteit e.d. Dit roept de vraagop of dit niet te hoog gegrepen is. Zijn er andere opties denkbaar? Welke suggestieszijn er door de organisaties zelf gedaan? Ligt het niet meer voor de hand dat dezogenaamde algemene instellingen zelf meer initiatieven ontplooien in de richting vande allochtone organisaties?

4.4.2 Suggesties• De onderzoekers die het landelijke subsidiebeleid inzake de zelforganisaties hebben

onderzocht 88 concluderen aan het eind van hun rapport dat het steeds nodig blijftom een fundamentele discussie te voeren over het onderwerp. Want, zo zeggen zij,het gaat niet alleen om het functioneren van de zelforganisaties (op zich), maar ookom de vraag op welke wijze de samenleving als geheel, met handhaving van dedemocratische spelregels, de gelijkheid van alle ingezetenen kan waarborgen entegelijkertijd recht kan doen aan de grotere en nieuwe verscheidenheid diemigranten met zich mee brengen. Dat betekent dus dat je (ook) steeds moet kijkennaar de wijze waarop de verschillende hulpverlenende instanties zelf initiatievennemen in de richting van de allochtone bevolkingsgroepen en hun organisaties.Deze zogenaamde multiculturalisering van de instellingen laat echter nog veel tewensen over, terwijl het toch gaat om een van de belangrijkste perspectieven omeen gelijkwaardige maatschappelijke participatie van allochtonen te realiseren.Kortom, wanneer er middelen vrijkomen, heeft het zin deze te gebruiken voor in-vesteringen op het gebied van de zojuist bedoelde multiculturalisering.

• Uitgaande van wat door maatschappelijke instellingen als relevante perspectievenbeschouwd worden kunnen de zelforganisaties actief benaderd worden om mee tewerken aan bepaalde programma’s. Hierbij kunnen we bijvoorbeeld denken aan dewerkwijze van de Stichting Welzijn Ouderen Nijmegen (SWON). Deze belangen-

87 Dit wil niet zeggen dat dit in de praktijk ook daadwerkelijk het gevalis. Integendeel, zo zouden we willen stellen, immers uit relevant onder-zoek op dit gebied blijkt nog steeds dat maatschappelijke instellingenniet echt toegankelijk zijn voor allochtonen.

88 Zie noot 77.

Allochtone zelforganisaties in NijmegenTussen eigenheid en aanpassing

76

groep van ouderen heeft een aantal ontmoetings- en voorlichtingsprogramma’s ont-wikkeld ten behoeve van allochtone ouderen en heeft met dat pakket actief eenaantal betrokken zelforganisaties benaderd. Op soortgelijke wijze hebben de alloch-tone contactpersonen bij de Schooladviesdienst voorlichtingsprogramma’s gemaaktdie in het afgelopen jaar bij diverse vrouwengroepen zijn gepresenteerd. Bij verschil-lende interviews, die ik gehad heb met bestuursleden van zelforganisaties, is ditaspect naar voren gekomen als een positieve wijze om invulling te geven aan hetsociale beleid. Men wil meer geactiveerd worden en meer betrokken raken bij hetbeleid dat betrekking heeft op de achterban. Er valt bijvoorbeeld ook te denken aaneen initiatief van het Internationaal Vrouwen Centrum, waarbij voorgesteld is omeen gemeentebrede trajectbegeleiding voor allochtone vrouwen tot stand tebrengen. Hiermee wordt bedoeld dat die vrouwen, indien ze een verzoek tot hulpdoen, niet alleen worden doorverwezen naar een bepaalde instelling, maar geduren-de een langdurig traject gevolgd worden, om te zorgen dat de geboden hulp nietslechts incidenteel maar substantieel is. Hier ligt nog een heel terrein braak, tussende officiële instanties en de leefwereld van allochtone hulpbehoevenden. Denk aanvertaalwerk, intermediaire contactpersonen, bruggenhoofden e.d.

• De logische consequentie van de zojuist opgezette redenering is dat de zelforgani-saties daadwerkelijk geactiveerd worden om mee te werken aan projecten die demaatschappelijke participatie en integratie van allochtonen op het oog hebben. Ditpast niet alleen in het kader van het alom gepropageerde interactieve beleid, waar-bij geluisterd wordt naar opvattingen, deskundigheden en perspectieven zoals diebij groepen burgers aanwezig zijn, maar het is ook een manier om organisaties, dienu enigszins een slapend bestaan leiden, weer wakker te krijgen. Het gemeentelijkesubsidiebeleid gaat momenteel voornamelijk uit van het bestaan van zelforganisa-ties als zodanig en van de kosten die nodig zijn om een pand te onderhouden. In delijn van het voorafgaande zou het logischer zijn om over te gaan op projectfinan-ciering. De hoogte van de toegekende subsidie zou dan meer in overeenstemminggebracht kunnen worden met daadwerkelijk geleverde prestaties. Op zich zit ditelement ook nu al in het gevoerde beleid, immers de zelforganisaties kunnen eenberoep doen op extra financiële middelen als ze bijzondere projecten realiseren.Maar daarbovenop zou er meer gedaan kunnen worden om de organisaties metgerichte voorstellen te activeren.

• In de sfeer van de (financiële en materiële) knelpunten kun je een tweetal centraleproblemen onderkennen. Het ene probleem betreft de niet altijd even heldere toe-wijzing van subsidiegelden. Sommige organisaties krijgen veel geld en kunnenbovendien beschikken over gesubsidieerde banen, terwijl andere gedwongen zijn opeen houtje te bijten. Maar vaak is niet duidelijk waar een dergelijk verschil op ge-baseerd is. Dus lijkt het logisch om heldere en uniforme criteria te formuleren metbetrekking tot de lokale financiële ondersteuning van de allochtone zelforganisaties.Het andere probleem is het systematische ruimtegebrek. Uitgezonderd een paar opstedelijk niveau opererende organisaties, die over een eigen pand beschikken waarze dagelijks gebruik van kunnen maken, heeft het merendeel van de zelforganisatiesgeen eigen ruimte. Ze zijn aangewezen op een achterafzaaltje van het wijkcentrumin de buurt, maar soms is zelfs die voorziening niet voorhanden. Zonder een rede-lijke ruimte kunnen de organisaties echter geen substantiële praktijk ontwikkelen.Daarom is het op korte termijn een allereerste prioriteit om te zorgen dat alle zelf-organisaties in ieder geval een ruimte tot hun beschikking hebben.