Post on 29-Jul-2020
De Wiershoeck-‐Kinderwerktuin, 6 en 7 oktober 2015 Beste natuurliefhebber/-‐ster, Over afgelopen dinsdag kan ik kort zijn, het was gewoon een miezerige dag waarop weinig was te zien. Gelukkig was het woensdag beter, maar ik had ’s morgens andere bezigheden en daardoor bleef het 2e bezoek aan mijn favoriete ‘jachtreservaat’ beperkt tot een paar uur in de middag. Op beide dagen vlogen er regelmatig groepen ganzen over en vanuit de bomen rondom klonk bijna voortdurend het rumoer van tientallen / honderden spreeuwen.
Ook op een miezerige dag kan je met een beetje geluk wel een aardig plaatje schieten. Zeker als je je een beetje op de kleintjes let, maar met een macrolens doe ja dat toch al voortdurend.
Ook aan deze rups van de perzikkruiduil is duidelijk te zien dat het een vochtige dag was. De rups is tot 40 mm groot, het lichaam varieert in kleur van purperachtig bruin tot groen; over de rug een witte middenstreep, die door een rij donkere, V-‐vormige vlekken loopt, die vooral op de segmenten vier, vijf en elf zeer opvallend zijn; vanaf elk spiraculum een schuine, neerwaartse, donkere streep; kop lichtbruin. De rups kan worden gezien in
de periode juli-‐oktober; of, als de rups overwintert, tot in het voorjaar. De rups, die zowel in een groene als in een bruine vorm voorkomt, foerageert ´s nachts en rust overdag op de waardplant; soms wordt de rups ook 's middags foeragerend aangetroffen. De soort overwintert als pop in een cocon in de grond en soms als rups.
De dambordvlieg of grauwe vleesvlieg (Sarcophaga carnaria) is een tweevleugelig insect dat in Europa en Afrika algemeen voorkomt. De lengte is ongeveer 13 tot 15 millimeter, kleinere exemplaren komen ook voor, de kleur is grijszwart. Op het borststuk zitten enkele lichtere lengtestrepen, op het achterlijf is een patroon van afwisselende lichte vlekken zichtbaar, waaraan de naam dambordvlieg te danken is. Het borststuk is erg breed evenals de uiteinden van de poten. De ogen zijn groot, rond en opvallend rood gekleurd.
In tegenstelling tot de meeste vliegen is de soort eierlevendbarend, er worden wel eitjes geproduceerd, maar deze komen in het vrouwtje al uit. Dit heeft als voordeel dat de larven (maden) meteen kunnen beginnen met eten. De larven worden afgezet op aas of vers vlees van open wonden waarin ze zich verder ontwikkelen. Lange tijd werd gedacht dat ze vlees of aas als voedsel hadden, vandaar de naam vleesvlieg, maar de larven jagen op andere, aas-‐etende larven en zijn dus carnivoor. De dambordvlieg is niet gebonden aan een habitat; als er voedsel is voor de larven (karkassen) kan de vlieg zich handhaven. De volwassen vlieg leeft van nectar en bezoekt bloemen maar zuigt ook aan uitwerpselen. De familie Sarcophagidae (dambordvliegen) telt 17 geslachten met in totaal ruim 70 soorten. In de afgelopen zomer zag ik regelmatig wenkvliegjes (wappervliegjes) met een paar rode nimfen van de mijt. Ook nu zag ik nog meerdere van deze slechts enkele millimeters ‘grote’ vliegjes, maar nu allemaal zonder zo’n helderrode ongenode gast. De familie Wenk-‐/Wappervlieg bestaat uit moeilijk uit elkaar te houden, kleine, meestal glimmend zwarte vliegjes die gemakkelijk te herkennen zijn aan hun ronde kop en mierachtige lichaam. De meeste hebben een zwart vlekje in elke vleugel. Die vleugels houden ze heel vaak op de manier zoals je op de foto ziet: half gespreid en half omhoog gericht. Wenkvliegjes vormen soms enorme zwermen van wel 30.000 tot 50.000 stuks.
In de kruidentuin op De Wiershoeck zag ik dit lege wantsenhuidje. Op dezelfde plant zat een volwassen groene schildwants (het is nog even wennen aan de nieuwe naam). Het is niet uitgesloten dat deze wants uit het lege huidje is gekropen, maar dan moet dat toch al even geleden zijn. Na de vervelling duurt het nog even (hoe lang?) voordat de wants op kleur is en de volwassen groene schildwants bij het lege huidje (ik heb het huidje ernaast gelegd) is al uitgekleurd.
Ik kwam tientallen spinnenwebben met regendruppels tegen.
Deze koningin aardhommel geniet nog even van het zonnetje op de woensdag. Het is waarschijnlijk een van de laatste keren dat het kan voordat ze in een muf muizennest o.i.d. gaat overwinteren. Deze soort vliegt van begin maart tot half oktober. Nesten worden vaak gemaakt in oude muizennesten of mollengangen en kunnen wel tot 1,5 meter diep liggen. De koningin paart met slechts één mannelijke aardhommel. De koningin van de aardhommel is 22-‐28 mm, een werkster 11-‐17 mm en het mannetje 14-‐16 mm lang. De nestzoekende koninginnen zijn te zien van begin februari tot midden mei, de werksters van midden april tot midden oktober en de jonge koninginnen en mannetjes van eind juli tot eind september (bij benadering). De mannetjes sterven, de jonge (bevruchte) koninginnen overwinteren.
Deze koningin had een andere plek uitgekozen voor haar ‘middagdutje’. Ik vond haar op de composthoop, in de bloem van een pompoen. De aardhommel is kort en gelijkmatig zwart behaard met een gele band achter de kop en een tweede gele band op het tweede achterlijfssegment. De laatste twee achterlijfssegmenten zijn wit. Alleen de koninginnen en werksters met een smalle bruingele kraag op de voorrand van het borststuk zijn met grote mate van zekerheid als aardhommel te betitelen. Zodra de kraag breder en lichter geel wordt, wordt de kans op verwisseling met andere soorten uit de Aardhommel-‐groep steeds groter (veldhommel, grote veldhommel en wilgenhommel). De laatste twee soorten zijn echter zeldzamer dan de aardhommel en vinden we vooral in natuurgebieden met schraalgraslanden.
Ondanks dat de zomer voorbij is gaat de bloei bij sommige planten nog gewoon door. Het is me al vaker opgevallen dat vooral rozen erg lang bloeien. In het verleden zag ik al meerdere keren bevroren rozenknoppen.
De vorige week kwam ik een citroenpendelvlieg tegen met wel erg fletse gele vlekken op het achterlijf. Meestal zijn de vlekken op de eerste twee achterlijfsegmenten citroengeel, de vlekken daarna zijn wittig. Bij deze citroenpendelvlieg zijn de vlekken op het tweede achterlijfsegment oranje, dat zie je wel vaker bij deze zweefvlieg.
De kool op de Kinderwerktuin is zeer geliefd bij huisjesslakken. Op veel koolplanten zat zeker een tiental slakken. Waarschijnlijk zijn het allemaal segrijnslakken, ook dit nog jonge exemplaar. Via onderstaande link kom je op een site met o.a. afbeeldingen van verschillende soorten huisjesslakken. http://www.freewebs.com/belevenissen-‐van-‐een-‐tuinkabouter/slakken.htm
Ik kwam nog een paartje parende tweetandschildwants tegen. Deze donkerbruine wants (10 tot 14 mm lang) heeft op zijn halsschild (pronotum) twee ‘rode’ stippen. De naam dankt hij aan de twee puntige, bruine stekels op de zijkanten van het halsschild. In het nimfenstadium zijn deze nog niet ontwikkeld. De tweetandschildwants is roofzuchtig en leeft van rupsen, keverlarven en bladluizen. De nimfen leven van dezelfde prooien, maar drinken soms ook sap van planten. De keuze van de prooi is afhankelijk van het seizoen en beschikbaarheid van voedsel. De vrouwtjes leggen op de top van de bladeren de eitjes, die daar overwinteren. Soms overwintert hij als nimf. De imago is te zien van juli tot oktober. Voor de nieuwe ’abonnees’ vermeld ik graag nogmaals de link naar een (volgens mij) bijzonder interessante site over insecten: http://www.mijninsectenwereld.nl/ De foto’s zijn met een relatief goedkope camera (met voorzetlens) gemaakt.
Op de (mij) bekende rozenstruik is nog steeds een larve van de rozenbladwesp te vinden. Je vindt hem op / bij de vers aangevreten blaadjes.
De gewone rode bladloper is een heuse zweefvlieg, hoewel het zweefgedrag niet vertoond wordt. Het is een mooie vlieg (12-‐13 mm) met een prachtig goudkleurig borststuk dat het meest opvalt bij de vrouwtjes. De mannetjes zijn een fractie kleiner en donkerder. De zweefvlieg wordt vooral aangetroffen tijdens een zonnebad op een blad. Bloemen vormen geen aantrekkingskracht voor deze soort, wat de naam al aangeeft. Ze speuren de bladeren af naar voedsel waarbij ze zenuwachtig over het bladoppervlak heen en weer lopen. Ze leven van pollenkorrels die via verstuiving op de bladeren terecht komen. Het is een algemeen voorkomende soort.
Een week eerder zag ik voor het eerst een stippelblindwants. Dit keer kwam ik er weer eentje tegen. De vorige keer zat hij / zij op een els, dit keer op een hazelaar. De afstand tussen beide bomen is ongeveer 25 meter. Zou het dezelfde wants zijn, of zouden er meerdere exemplaren op de tuinen van De Wiershoeck aanwezig zijn?
Het klein geaderd witje is in ons land één van de gewoonste vlinders. Hij vliegt in twee en vaak zelfs drie generaties per jaar tussen half april en eind oktober. In de gemiddelde tuin is dit één van de meest voorkomende witjes en de kleinste. Over het algemeen zijn de vleugels van de mannetjes aan de bovenzijde bijna geheel wit, vooral bij de eerste generatie. De mannetjes van de latere generaties hebben nooit meer dan één enkele zwarte stip. De stip kan echter bij sommige exemplaren heel erg bleek zijn en is soms nauwelijks zichtbaar. Het klein geaderd witje is een erg variabele soort. Er bestaan bijna geheel witte vrouwtjes, maar er zijn ook vrouwtjes die veel meer zwarttinten dan wittinten in de vleugel hebben. In de meeste gevallen is het vrouwtje sterk getekend. De vleugeltip is donker en er zijn altijd twee grote, donkere stippen op de voorvleugel zichtbaar. De onderste stip kan versmolten zijn met de brede zwarte streep langs de onderkant van de vleugel. De tekening kan lichtgrijs zijn bij de voorjaarsgeneratie, maar is meestal zwart in de latere generaties. Groetjes, Luit