Onderzoek naar de methode Dans in Samenhang (in het Nederlandse werkveld van de docent dans)
Is de methode nog steeds toereikend om alle doelgroepen in alle situaties te bereiken?
door Ingeborg Bos (2016)
In opdracht van ArtEZ Bachelor Docent Dans
1
Inhoudsopgave:
Voorwoord: pag. 3
Inleiding: pag. 4
Aanleiding en visie: pag. 5
Historisch perspectief: pag. 6
Het onderzoek: pag. 10
Uitkomsten: pag. 11
Diepte interviews: pag. 15
Algemene conclusies interviews: pag. 16
Impressies van de interviews, Adriaan Luteijn: pag. 16
Anne Bos: pag. 17
Berry Doddema: pag. 18
Liselot van den Boogaard en Rosalie de Jong: pag. 19
Eindconclusies: pag. 21
Tot slot: pag. 22
Bijlage: pag. 23
2
Voorwoord
Voor jullie ligt het eindverslag van het onderzoek naar hoe de methode Dans in Samenhang
functioneert in het huidige, brede werkveld van de docent dans in Nederland. Dit onderzoek is in
opdracht van Netty van den Bosch, hoofd van de ArtEZ opleiding Bachelor Docent Dans en in het
kader van Next Move uitgevoerd. De inhoudelijke vragen die aan dit onderzoek ten grondslag liggen
komen dan ook voort uit vele gesprekken die ik met Netty van den Bosch heb mogen voeren over de
plaats, het belang en de toekomst van de methode Dans in Samenhang in ons curriculum.
Ik ben in dit onderzoek bijgestaan door Danique Jongbloed, die mijn klankbord was voor de
enquêtevragen en interviewvragen, de rol van (mede)interviewer op zich nam en daarna het uittypen
van de interviews en schrijven van samenvattingen van de interviews. Ik wil haar graag bedanken
voor haar inzet en enthousiasme. Daarnaast wil ik Vera Bergman, Anja Krans, Margreet Luitwieler,
Rina Bernabela, Mariët Andringa en David Berg bedanken voor de inspirerende inhoudelijke
gesprekken en hun belangstelling voor het onderzoek. Tot slot wil ik zeggen dat ik erg blij was met de
hulp van Rick Nijhof bij het technische deel van de enquêtes.
3
Inleiding
In september 2015 startte de ArtEZ Bachelor Docent Dans (ArtEZ BA DD) een Erasmus+ strategic
Partnership Project met DOCH te Stockholm (Zweden) en RAMA te Aarhus (Denemarken). Het
project kreeg de naam Next Move.
In dit project is het centrale thema: ‘Redefining the Profession of the Dance/Music Teacher’. Onze
gezamenlijke visie en missie ten aanzien van kunsteducatie spitst zich toe op het streven naar
inclusie, naar een samenleving waar dans en muziekonderwijs voor iedereen beschikbaar zou
moeten worden, ongeacht leeftijd, sekse, achtergrond, fysieke en/of mentale mogelijkheden of
ontwikkeling.
Voor het Erasmus fonds, dat dit project subsidieert, moeten de drie betrokken opleidingen drie
zogenaamde Intellectual Output opleveren. Hierbij concentreert DOCH zich op een Joint Module,
RAMA werkt aan een Digital Student Portfolio en ArtEZ ontwerpt een Manual for Methods.
Voor mij als ArtEZ BA DD hoofdonderzoeker was het vanzelfsprekend dat we voor de ArtEZ
Intellectual Output allereerst kritisch naar de methode voor danseducatie zouden kijken die we in de
eigen opleiding hanteren, te weten Dans in Samenhang (Bergman, 2003). De opleiding is enthousiast
over de basisprincipes van deze methode en wil deze graag ook op Internationaal niveau delen met
soortgelijke docenten opleidingen. Echter, in het kader van de herdefinitie van het beroep van
Docent Dans, is het logisch om te onderzoeken of deze methode nog volstaat in het snel
veranderende werkveld. Omdat alle drie opleidingen gedurende het eerste jaar van Next Move eerst
naar het werkveld op nationaal niveau keken, is het onderstaande onderzoek ook binnen Nederland
gehouden.
Ik wilde een beeld krijgen van het huidige werkveld van de docent dans en weten of de methode
Dans in Samenhang nog voldeed en hoe leidinggevenden en docenten dans en onze alumni in het
werkveld tegen die methode aankeken. Kennen ze de methode, (her)kennen ze de daarin
beschreven benaderingswijzen voor danseducatie, passen ze die zelf toe in hun werk en volstaan de
vijf benaderingswijzen om les te kunnen geven aan alle mogelijke doelgroepen in alle situaties waar
danseducatie plaatsvindt?
Ik had het vermoeden dat de vijf benaderingswijzen voor danseducatie die beschreven staan in Dans
in Samenhang, misschien wel niet meer toereikend genoeg waren om het volledige werkveld van de
docent dans te bedienen.
4
Tegelijkertijd leek het mij van groot (internationaal) belang om een soort zelfde taal te spreken als
we het over danseducatie hebben, een soort ‘Esperanto’ van de dans, een begrippenkader dat
iedereen herkent en dat overal in het werkveld toepasbaar is. Om het analysemodel van Dans in
Samenhang, de onderverdeling van alle soorten van dans in vijf didactische benaderingswijzen als
gezamenlijk referentie kader te nemen als we samen over danseducatie praten of het doceren.
(Even als opfrisser, de vijf benaderingswijzen waarover we het hier hebben zijn: de Technische,
Reproductieve, Creatief/Expressieve, Choreografische en de Theoretisch/Receptieve benadering).
Tot slot ga ik er vanuit dat de bewuste toepassing van de vijf (of zes) benaderingswijzen ertoe
bedraagt dat alle mogelijke doelgroepen, in alle mogelijke situaties/contexten middels deze
benaderingen bereikt kunnen worden. Of te wel, het is volgens mij de aangewezen methode om
Inclusie te bevorderen, hetgeen immers een belangrijk doel van Next Move is.
Aanleiding en visie
Dans in Samenhang, een meta methode
Als docent dans en scriptiebegeleider van de vierdejaars studenten aan de ArtEZ BA DD krijg ik al vele
jaren onderzoeken van studenten onder ogen die in hun hoofd- of subvragen refereren aan de vijf
benaderingswijzen van Dans in Samenhang. Dit komt uiteraard doordat ze de methode zelf ervaren
hebben op hun opleiding en er ook mee aan de slag gingen tijdens hun stages. Voor hun profilering
doen ze vaak onderzoek naar danseducatie voor een specifieke doelgroep, in een specifieke situatie
en vragen zich hierbij af, welke benaderingswijzen en didactische werkvormen hierbij het beste
aansluiten. Gedurende de begeleidingen voer ik regelmatig fundamentele gesprekken met de
studenten over hun vakvisie en hoe de vijf benaderingswijzen en de beroepsrollen zich daartoe
verhouden. Voor onze studenten geeft het analysemodel van Dans in Samenhang structuur en
richting en helpt het ze keuzes maken voor hun beroepspraktijk. Bij mij leverde die gesprekken met
studenten ook een persoonlijke vraag op; voldoen de vijf benaderingen wel, of is er, in het snel
breder wordende werkveld waarin de aandacht voor het individu steeds zwaarder weegt, niet de
behoefte aan een zesde benaderingswijze?
Misschien vraagt u af wat de methode Dans in Samenhang in mijn ogen nou zo spannend maakt?
Want is het niet gewoon een van de vele methodes voor danseducatie die er in de afgelopen
decennia geschreven zijn? Ik vind van niet.
5
Dans in samenhang is namelijk een ‘Metamethode’, waaronder zich vele andere methodes bevinden
(onder de Technische benadering hoort Ballet thuis en daarvoor gebruikt men dan bijv. de Vaganova
methode, of onder de Reproductieve benadering valt Hip Hop, waarbinnen vaak de direct methode
wordt toegepast). Dans in Samenhang biedt vooral een analysemodel voor danseducatie.
De onderverdeling van het vak in vijf verschillende benaderingswijzen dwingt de docent dans na te
denken over de diversiteit binnen zijn vak én de diversiteit onder zijn leerlingen. Het laat docenten
dans kritisch kijken naar hun eigen vaardigheden en attitudes ten aanzien van danseducatie. Zo kan
het leiden tot het besef dat men zijn lessen steevast ‘technieklessen’ noemt terwijl de meest
gebruikte benaderingswijze de Reproductieve blijkt te zijn. Of docenten leren inzien dat ze hun
leerlingen moeilijk choreografieën kunnen laten maken, zonder ze eerst Creatief/Expressief en
Reflectief te hebben laten werken. En welke didactische werkvormen moet een docent dan
toepassen om dit proces bij de leerlingen adequaat te initiëren en te begeleiden? Of hoe leert men
een groep leerlingen effectief een choreografie aan, welke methodes binnen de Reproductieve
benadering heeft de docent dan tot zijn beschikking?
Maar het belangrijkste besef dat de methode waarschijnlijk losmaakt is dat men zich af gaat vragen
of alle leerlingen wel hetzelfde willen leren, kunnen leren of moeten leren binnen het dans vak?!
Het analysemodel helpt docenten te reflecteren over de doelen van danseducatie in relatie tot hun
eigen lessen. Bepalen de docenten of instellingen zélf wat nuttig, haalbaar en aangenaam is om te
leren voor een bepaalde doelgroep of individu daarbinnen? Of is het beter als we onszelf de
volgende soort vragen stellen alvorens we lesplannen maken? Bij voorbeeld: Is het nuttig om mijn
leerlingen in het voortgezet onderwijs tijdens de praktische lessen ook een dans theoretische basis
mee te geven en hoe zorg ik er dan voor voldoende afwisseling zodat alle leerlingen geboeid blijven?
Of: waarom wil ik dat mijn leerlingen vooral aan hun technische vermogen werken als ze maar eens
per jaar hun vaardigheden op het toneel mogen laten zien en het nooit tot professional zullen
brengen? En: is die relatieve technische perfectie dan belangrijker dan gelijk met de andere dansers
leren dansen of hun expressie op het toneel, of het creëren van een moment waarop leerlingen hun
eigen choreografie kunnen tonen en elkaar daarop feedback geven?
Deze vragen zijn legitiem, want is het niet het belangrijkste doel van de docent dans om iedereen in
zijn les te bereiken, te zorgen dat iedereen leert wat hij kan en wil leren en daarvan geniet? Dan is
het goed om te weten dat de Technische en Reproductieve benadering vooral de rol van danser
aanspreken en de Creatief/Expressieve en Choreografische benadering helpen de dansmaker te
ontwikkelen en de Theoretisch/Receptieve de kijker en criticus in de leerling stimuleert. En dat dit
echt allemaal binnen één les of lessenserie kan, om zodoende alle soorten leerlingen te bereiken.
Volgens mij kan de (inter-)nationale toepassing van het analysemodel van Dans in Samenhang het
6
gesprek tussen dans docenten en opleidingen verhelderen, het vak meer diepgang geven en inclusie
bevorderen. En daarom is dit onderzoek spannend en relevant.
Historisch perspectief:
Vanaf het moment dat het boek ‘Dans in Samenhang’ (Vera Bergman, 2003) uitkwam is de methode
en de visie op danseducatie die daarin beschreven wordt omarmd door de ArtEZ BA DD. De opleiding
werd zich gestaag bewuster van het feit dat het werkveld van de docent dans niet meer alleen uit
privé balletscholen en muziekscholen bestond, maar dat danseducatie in bredere contexten en
functies gezien moest worden. Centra voor de kunsten boden soms een ander dan alleen technisch
aanbod in danseducatie en ook in het regulier onderwijs ontstond, na de invoering van de tweede
fase en het vak CKV, steeds meer belangstelling voor dans. Voor dat breder wordende werkveld, dat
niet langer ‘slechts’ uit amateurs (lees liefhebbers) bestond moest een passend soort lessen komen
en onze studenten moesten dat kunnen leveren. Hun gradering maakte ze immers bevoegd voor dat
hele werkveld, inclusief alle vormen van regulier onderwijs.
De klant of leerling kwam centraal te staan en er werden stappen gezet richting leerling- of
doelgroepgericht onderwijs waarin de wensen en individuele mogelijkheden van de leerling
belangrijker werden dan het traditionele (theaterdans)vakgerichte en docent gestuurde onderwijs.
Dat dit geen gemakkelijk proces was moge duidelijk zijn. Tradities zijn belangrijk en waardevol in de
danswereld, maar ook behoorlijk onbeweeglijk, men is heel goed in de poot stijf houden als het gaat
om visies op wat en hoe men amateurs dans aanbiedt.
De notie dat er wellicht mensen zijn die graag op een andere manier met dans bezig zijn dan op de
aan de theaterdansvakken klevende technisch/reproductieve benadering drong en dringt nog steeds
niet helemaal door. Het hoogste doel blijft blijkbaar om zo goed mogelijk te kunnen dansen en daar
kleeft technisch vermogen aan. Maar als je lichaam niet (meer) gebouwd is op die perfectie, of als je
liever naar dans kijkt en erover praat dan het zelf doet, wat dan? En als je dans maken pas echt de
meest kunstzinnige uitingsvorm van dans vindt, en daar tools voor wilt krijgen, waar moet je dan
naar toe? En last, but not least, als dans voor jou een schoolvak is, waarin je leert je gevoelens en
ideeën alleen en met anderen creatief te verwerken in betekenisvolle dans, wat voor soort dansles
krijg je dan?
Om een antwoord te geven op bovenstaande vragen en om onze studenten voor de volle breedte
van het werkveld op te leiden heeft de ArtEZ BA DD het afgelopen decennium stapje voor stapje de
kerngedachten en het analysemodel van de methode Dans in Samenhang in zijn curriculum
verweven.
7
Onder sterke invloed van de introductie van de landelijke competentie set voor de opleidingen
docent dans en de daaruit voortvloeiende profilering van zowel de verschillende opleidingen als van
haar individuele studenten werden visies op het vak en het beroep veel genuanceerder. Een
baanbrekende stap was de 180 graden draai ten aanzien van de didactische visie op danseducatie,
zowel in het werkveld als op de eigen opleiding; de draai van docent gestuurd en vakgericht
onderwijs naar leerlinggericht onderwijs. Hiermee werden de wensen en mogelijkheden van de
leerling én student het uitgangspunt voor de keuzen voor doelen, inhoud, opbouw, werkvormen en
didactische benaderingswijzen van de lessen.
Om deze visie vorm te geven in de totale opzet van het curriculum, werden bij ArtEZ BA DD de vier
leerjaren gekoppeld aan overkoepelende thema’s. In het eerste jaar wordt ingezoomd op
doelgroepen, dus aan wie geven onze alumni les, in het tweede jaar staan de situaties waar dans
wordt aangeboden centraal gevolgd door de beroepsrollen van de docent dans en de vijf
benaderingswijzen in het derde jaar, waarna de vierdejaars een keuze maken uit de voorgaande
thema’s en daarop profileren.
Het feit dat de opleiding koos voor de rol van docent als de belangrijkste rol en de rollen van danser,
dansmaker en ondernemer als (onmisbare) onderliggende beroepsrollen, betekende een
verschuiving in de zwaartepunten binnen de opleiding. De aandacht voor de pedagogische en
didactische competenties nam toe en er werd gezocht naar een beter evenwicht in lessen gericht op
de ontwikkeling van de technisch/reproductieve kwaliteiten voor de rol van danser, het creatieve en
kunstzinnige vermogen in de rol van de dansmaker en de omgevingsgerichtheid in de rol van
ondernemer.
In het verlengde hiervan werd van de docenten verlangd zich af te vragen in welke benadering(en)
zijzelf gespecialiseerd waren en dat bewust uit te dragen bij het voorbereiden en geven van hun
eigen praktische en theoretische lessen, dus ‘practice what you preach’!
Er werd een innovatie van de voormalige vakdidactieken (lees methodiek Klassiek, Jazz, Modern,
ADV) ingezet door de ontwikkeling van het vak DME; Dans Methode Educatie. Hierin wordt het
dansvak niet langer ingedeeld in bepaalde technieken/dansvormen (vakgericht), maar in
benaderingswijzen (leerlinggericht). Dus valt bv Jazz onder de Technische, Reproductieve en soms
ook Choreografische benadering. Dit leverde een heel andere kijk op dansonderwijs op!
Hieruit voortvloeiend werden ook de stages totaal anders vormgegeven. Van oudsher waren de
stages vooral gericht waren op de (theater)danstechnische vakken Klassiek, Modern en Jazz voor het
buitenschoolse werkveld en ADV/Improvisatie voor het binnenschoolse veld. Dit werd veranderd in
stages waarin de doelgroepen, situaties en benaderingswijzen leidend zijn. Dus bijv. een
reproductieve en choreografische stage met tieners in een centrum voor de kunsten, of een
creatief/expressieve stage met senioren in een zorgcentrum etc.
8
Danseducatie en stages inrichten aan de hand van het analysemodel van Dans in Samenhang heeft
een vernieuwend effect gehad op zowel vraag als aanbod van danslessen, educatieve projecten en
evenementen in de regio Arnhem. De diversiteit in doelgroepen voor dans en situaties waar met
dans wordt gewerkt is hierdoor beslist toegenomen. Niet in het minst door de ondernemende
initiatieven van onze studenten en alumni.
Als (voorlopig) laatste stap was en blijft dan ook van groot belang om het werkveld mee te nemen in
deze veranderingen, om leidinggevenden bij dans-en balletscholen in te lichten en waar nodig bij te
scholen in hoe ArtEZ BA DD denkt over danseducatie en over wat we willen dat onze studenten doen
en leren in hun scholen en instituten. Geïnteresseerde stagebegeleiders/docenten van de dans- en
balletscholen kregen les in de principes van Dans in Samenhang en in hoe de opleiding dat vertaalde
naar het curriculum. Tot slot er vinden zeer regelmatig ronde tafel gesprekken plaats met onze
partners en stagebegeleiders uit het werkveld over de doelen en inhoud van stagelessen en de
criteria waarop die beoordeeld moeten worden.
Alle bovenstaande innovatieve stappen in het denken over danseducatie hebben ook grote gevolgen
voor de inhoud van de scripties van onze vierdejaars. De overgrote meerderheid vraagt zich binnen
hun onderzoek af welke rollen en benaderingswijzen zij toe passen bij de doelgroep waar ze hun
praktische onderzoek (stage, kunstzinnige product) mee uitvoeren.
De opleiding heeft gedurende dit proces van visie- en curriculum innovatie, in 2012 haar vorderingen
voor kunnen leggen aan de accreditatie commissie. Deze was dusdanig onder de indruk van de reeds
gezette en de nog geplande stappen dat we beloond werden met het predicaat ‘goed’. Als
aanbeveling en stimulans kregen we mee om ons internationaal te gaan profileren, hetgeen
resulteerde in de geslaagde aanvraag bij het Erasmus Fonds.
Gesterkt door het succes van de accreditatie en het verlangen om onze didactische visie uit te dragen
in het Internationale veld, begonnen we aan Next Move, waarbinnen dit onderzoek plaatsvindt!
9
Het onderzoek
Doelstelling:
Ik wil achterhalen of (het analysemodel dat ten grondslag ligt aan) de methode Dans in Samenhang
nog volstaat en of het de aangewezen methode is om inclusie te bevorderen.
Methode:
Om een indruk te kunnen krijgen over hoe het huidige werkveld van de docent dans eruit ziet en hoe
er in dat werkveld gedacht werd over en gewerkt werd met de vijf benaderingswijzen van Dans in
Samenhang, heb ik enquêtes en diepte interviews als instrumenten ingezet.
Er zijn in totaal drie verschillende enquêtes uitgezet, bij drie verschillende doelgroepen. Er zijn
leidinggevenden van instituten waar danseducatie plaatsvindt benaderd en docenten dans die actief
zijn in het werkveld. In beide gevallen ging het hier om leden van de NBDO, de beroepsvereniging
van dansdocenten. Daarnaast zijn alumni van de ArtEZ BA Docent Dans, die les gehad hebben in de
methode Dans in Samenhang, gevraagd de enquête in te vullen die via de facebook alumnipagina
werd verspreid.
Voorts heb ik, samen met Danique Jongbloed, vijf diepte interviews afgenomen over de breedte van
het werkveld dans. We hebben gesproken met Adriaan Luteijn, artistiek manager van Introdans
Interactie, Anne Bos, conrector van het Vathorst College, Berry Doddema, eigenaar van Modern
Dance Center te Dortmund, Liselot van den Boogaard en Rosalie de Jong, alumni van ArtEZ BA
Docent Dans. De keuze voor deze gesprekspartners kwam voort uit drie overwegingen. De
geïnterviewden hadden interesse voor Next Move, ten tweede vormden ze samen een mooie
dwarsdoorsnee van situaties waar docenten dans werkzaam zijn en ten derde ging het om mensen
die al dan niet kennis hadden of gebruik maakten van de methode Dans in Samenhang.
Met boven beschreven aanpak hoopte ik een beeld te krijgen van het functioneren van de methode
uit de volle breedte van het werkveld, bij respondenten die wél dan niet opgeleid waren met het
gedachtegoed van Dans in Samenhang. Hierbij ben ik uitgegaan van de volgende hoofdvraag:
Volstaan de vijf benaderingen van danseducatie uit de methode ‘Dans in Samenhang’, zoals die
worden gedoceerd op de ArtEZ opleiding docent dans en worden toegepast door diens alumni in
het huidige, veranderende werkveld van de docent dans in Nederland. En als dit niet het geval is
welke aspecten zouden er binnen de bestaande methode aangepast moeten worden en welke
nieuwe benadering(en) zouden er ontwikkeld moeten worden?
10
Omdat ik drie verschillende doelgroepen heb bevraagd in de enquêtes, heb ik ook per doelgroep
subvragen geformuleerd. Bij de doelgroep docenten dans wilde ik vooral weten of ze tijdens hun
voorbereiding denken vanuit de vijf benaderingen van Dans in Samenhang. Of ze naar aanleiding van
de beginsituatie of een vraag vanuit een bestaande groep leerlingen, bewuste keuzes maken voor de
toepassing van één of meerdere benaderingen. En of ze een verschuiving bij zichzelf en om zich heen
in het werkveld constateren in de populariteit voor bepaalde benaderingen.
Door leidinggevenden van dansscholen of instituten waar danseducatie gegeven wordt te
enquêteren, hoopte ik een beeld te krijgen van de trends in soorten lessen, stijlen of dansvormen die
aangeboden worden. Dat beeld geeft een indicatie van de mogelijke verschuivingen in de vraag van
dansamateurs, hetgeen weer invloed heeft op de doelen van danseducatie en de bijbehorende
benaderingswijzen. Tot
slot wilde ik van de alumni van de ArtEZ BA Docent Dans graag een meer beargumenteerde visie op
de ontwikkelingen in het werkveld krijgen. Daarnaast was ik erg benieuwd naar of en hoe ze de
beroepsrollen en het analysemodel van Dans in Samenhang toepasten en of ze ideeën hadden voor
een mogelijke zesde benadering1.
Uitkomsten
Ik heb de resultaten van de drie enquêtes zorgvuldig bestudeerd en in verslagen vastgelegd. Omwille
van de leesbaarheid beperk ik mij in dit stuk alleen tot de voorzichtige conclusies die hiervan afgeleid
konden worden2.
Uitkomsten n.a.v. de enquête onder docenten dans:
Het blijkt dat het overgrote deel van de docenten dans die bekend is met de in de methode Dans in
Samenhang beschreven benaderingswijzen van danseducatie die altijd of met regelmaat toepast in
hun danslessen. Daarbij valt op dat er een significante verschuiving is naar het vaker aanspreken van
de leerlingen in de rol van dansmaker, door middel van de Creatief/Expressieve benadering en de
1 Degenen die precies willen weten wat de subvragen waren waarop de enquête- en interviewvragen zijn gebaseerd, kunnen die lezen in de bijlage.2 Ondanks het feit dat de enquêtes meerdere malen onder de aandacht van mogelijke respondenten zijn gebracht, zijn er slechts 69 enquêtes ingevuld en teruggestuurd, vandaar dat ik spreek van voorzichtige conclusies.
11
Choreografische benadering. De docenten hebben hiervoor ook nieuwe lessen en nieuwe groepen
leerlingen gecreëerd.
Daarnaast valt op dat de docenten hun beroepsrollen aan het verbreden zijn, want ze stellen dat ze
veel vaker de rol van coach, choreograaf, repetitor, ondernemer en theorie docent toe zijn gaan
passen. Dat laatste komt ongetwijfeld door het feit dat er de laatste jaren meer werk is ontstaan voor
docenten dans in het VO en MBO.
Tot slot valt het op dat bijna alle respondenten aangeven dat ze grote behoefte hebben aan
bijscholing. Daarbij hebben ze belangstelling voor methodische verdieping, choreografie en coaching,
maar vooral ook in de (verdere) specialisatie binnen een bepaalde stijl of dansvorm.
Uitkomsten n.a.v. de enquête onder leidinggevenden:
De leidinggevenden geven aan dat er binnen hun (dans)scholen of instituten sprake is van een
uitbreiding van het lesaanbod. Opvallend is dat het huidige aanbod van de traditionele dansstijlen als
Modern, Klassiek en Jazz ongeveer net zo hard stijgt als de iets nieuwere dansvormen, Urban,
Streetdance en Musical. Dit zou kunnen betekenen dat de meeste scholen of hun lessen uitgebreid
hebben naar lessen voor meerdere leeftijdsgroepen of dat de leidinggevenden binnen hun school het
zwaartepunt van het aanbod aan het verleggen zijn.
Verder blijkt dat de veel scholen en instituten aan verbreding van het aanbod zijn begonnen, naast
de lessen waarin de leerling op de rol van danser wordt aangesproken is er nu ook meer aandacht de
rol van dansmaker en aandacht voor de algemene belangstelling voor een gezonde lichaam en geest.
Opmerking na vergelijking van de antwoorden op beide enquêtes:
Opvallend is dat leidinggevenden in mindere mate een toename van belangstelling zien voor de rol
van dansmaker (bij hun leerlingen en docenten) dan de docenten dans zelf. De laatste groep geven
immers aan beduidend vaker de creatief/expressieve en de choreografische benaderingswijze toe te
passen, zowel binnen hun lessen als in uitbreiding van hun aanbod in specifieke ADV, Improvisatie
lessen en Choreografie lessen.
Als deze uitbreiding niet zozeer in de scholen of instituten plaatsvindt, gebeurt het dan mogelijk in de
situaties waar de respondenten en toename van dansaanbod gesignaleerd hebben, te weten
(vakantie)workshops, naschoolse opvang, regulier onderwijs en educatieve gezelschappen?
Het zou interessant zijn om deze opmerking en de daaropvolgende vraag aan beide groepen voor te
leggen.
12
Uitkomsten n.a.v. de enquête onder alumni ArtEZ BA Docent Dans:
De alumni van de ArtEZ BA Docent Dans werken in de volle breedte van het werkveld, het merendeel
van hen werkt zowel in het binnen- als in het buitenschoolse werkveld. Ze geven aan dat ze vaker in
workshopsituaties werken en ook vaker in het onderwijs, meestal in projectvorm. Ze geven dans aan
steeds meer specifieke doelgroepen, met of zonder beperkingen. Inclusie is in hun ogen een
wenselijk streven.
Naast de reguliere lessen aan de gebruikelijke doelgroepen, zien de alumni in het werkveld een grote
toename in het werkveld van lessen voor relatief nieuwe doelgroepen amateurs die voor de dans
kiezen, groepen waar een decennium geleden nog nauwelijks aandacht voor was. Ze zien
bijvoorbeeld een toename van peuterlessen enerzijds, maar ook voor senioren anderzijds, terwijl ook
het aantal lessen voor gemengde groepen volgens hen groeit. Ook het aantal jongenslessen en dans
voor vluchtelingen in AZC’s groeit.
Naast de ‘trendy’ situaties waarin dans onderwezen zoals hierboven beschreven wordt, is er volgens
de alumni ook een toename van dansonderwijs in de naschoolse opvang , Community Art projecten
en lessen door educatieve gezelschappen in het reguliere basis-en voortgezet onderwijs.
Verder is opvallend dat de alumni de leeftijdsgrenzen voor danseducatie zien oprekken, er wordt
tegenwoordig zowel meer les gegeven aan peuters als aan senioren.
De alumni maken tijdens hun werk goed gebruik van het onderscheid in beroepsrollen en de
methode Dans in Samenhang met de daarbij horende terminologie zoals die gehanteerd worden op
de ArtEZ BA Docent Dans. Zowel de rollen als het onderscheid in verschillende benaderingswijzen
geven hen een helder denk- en werkkader. Hierbij moet opgemerkt worden dat ze op zich wel
interesse hebben in een mogelijke nieuwe benaderingswijze, maar ze niet weten waar die precies
over zouden moeten gaan.
Wat ze wel duidelijk weten is dat er een zichtbare trend in het werkveld is naar lessen waarbinnen de
Creatief/Expressieve en Choreografische benaderingswijze leidend zijn. Hierin fungeren de docenten
meestal zelf als choreograaf, maar ze werken ook veel met leerlingen in de rol van dansmaker.
De alumni hebben veel belangstelling voor Yoga, Pilatus, Tai Chi en aanverwante technieken, hierin
geven ze zelf les of zouden ze graag bijscholing krijgen. Bijscholing blijkt sowieso zeer in trek, de
alumni verdiepen zich in een breed scala aan danstechnieken en nieuwe (fusion-)dansvormen, maar
hebben ook veel interesse in verdieping van alle andere benaderingswijzen en in alle rollen van de
docent dans.
13
Om een beeld te krijgen of de alumni, die immers goed bekend zijn met de vijf benaderingswijzen uit
Dans in Samenhang, nut zien in de ontwikkeling van een zesde benaderingswijze, heb ik in een open
vraag geïnformeerd naar wensen van zowel henzelf als hun leerlingen die mogelijk zouden kunnen
leiden tot een zesde benaderingswijze.
Opvallende uitspraken in dit verband waren:
“Ik denk niet dat er zozeer behoefte is aan nieuwe benaderingswijze(n) als wel een diversiteit
in het lesaanbod om deze benaderingswijze(n) te gebruiken. Ik probeer in mijn lessen de
verschillende benaderingswijzen aan bod te laten komen. Het verschilt ook heel erg per
doelgroep of dansstijl wat iedereen wil”.
“Mentaal fit zijn; geestelijke gezondheid naast fysiek fit zijn is iets wat momenteel veel
aandacht heeft. Ik verwacht dat die samenwerking alleen maar meer komt, omdat er meer
stress, verdeelde aandacht, multitasking ontstaat. Geef docenten tools om de mensen meer
in contact met zichzelf te brengen”.
“Er zouden meer mogelijkheden gegeven moeten worden om met de doelgroep ouderen
samen te werken”.
“Ik zie wat in een mensvormende benaderingswijze. Vooral in het binnenschools werkveld.
Leren samenwerken, naar elkaar kijken, een open houding t.o.v. kunst en cultuur,
zelfvertrouwen opbouwen, grenzen verleggen, creatief naar oplossingen zoeken etc”.
14
Diepte interviews
De ArtEZ BA Docent Dans heeft een al lang bestaand en uiterst betrokken kring van werkveldpartners
waarmee zeer regelmatig contact wordt onderhouden over de ontwikkelingen op het gebied van
danseducatie in de regio en over de aansluiting van het curriculum van de opleiding op het werkveld.
Het was voor de opleiding dan ook vanzelfsprekend dat onze loyale partners ook als
gesprekspartners en klankbord zouden gaan fungeren binnen (de onderzoeken van) Next Move.
De belangrijkste partners hebben zich dan ook gecommitteerd en zijn vanaf de kick-off van het
project betrokken geweest. Zij waren bijv. ook allen actief aanwezig tijdens de Midterm Conferentie
in december 2017 en zullen ook een rol spelen bij de Eindconferentie in mei 2018.
Danique Jongbloed en ik hebben, zoals eerder vermeld, contact gezocht met een drietal Next Move
werkveld partners en twee alumni die samen verschillende segmenten van het werkveld van de
docent dans vertegenwoordigen te weten: Adriaan Luteijn, artistiek manager van Introdans
Interactie, choreograaf en docent dans, Arnhem, Anne Bos, conrector en docent dans aan het
Vathorst College (kunst profiel school), Amersfoort, Berry Doddema, eigenaar van Modern Dance
Center, dans docent, Dortmund, Liselot van den Boogaard, alumna van ArtEZ BA Docent Dans,
werkend in binnen-en buitenschools werkveld, Rosalie de Jong, alumna van ArtEZ BA Docent Dans,
werkend in binnen-en buitenschools werkveld.
De Next Move werkveld partners worden gezien als gezaghebbende bronnen omdat zij gezien hun
uitgebreide contacten, hun staat van dienst en hun plaats en functie in het werkveld, een heel goed
beeld hebben van dat werkveld, de beroepskwalificaties en de inhoud/aansluiting van de ArtEZ BA
Docent Dans op het werkveld.
De meningen van de twee alumni zijn interessant omdat zij de nieuwe generatie docenten dans
vertegenwoordigen en voldoen aan het profiel van de afgestudeerden die de ArtEZ BA Docent Dans
beoogt, namelijk dans ondernemers die breed inzetbaar zijn en tegelijkertijd zich gespecialiseerd
hebben in een bepaalde rol, doelgroep en/of situatie.
De interviews waren deels gestoeld op dezelfde vragen als in de enquêtes over de rollen van de
docent dans en het functioneren methode Dans in Samenhang. Voor de rest gingen de interviews
dieper in op de visie op danseducatie van de ondervraagden, op hun beeld van de veranderingen in
het huidige werkveld en op hun verwachtingen en wensen voor de toekomst van het vak. Tot slot
15
gaven de werkveld partners hun visie op wenselijke aanpassingen in het curriculum en
aannamebeleid van de BA opleidingen Docent Dans, die van ArtEZ in het bijzonder.
Algemene Conclusies n.a.v. de Interviews:
Alle ondervraagden kennen de vijf benaderingswijzen van Dans in Samenhang. Deze worden in hun
eigen lessen of door werknemers in hun instituten al dan niet bewust toegepast. Daarnaast vinden ze
allemaal dat de bewuste toepassing van verschillende benaderingswijzen inclusie bevordert. Men
ziet geen noodzaak voor een zesde benaderingswijze.
De geïnterviewden zien allen een uitbreiding van het aantal doelgroepen waaraan en situaties waarin
danseducatie gegeven wordt.
De geïnterviewden zien allen een toename in de rol van coach/begeleider, hetgeen een direct gevolg
is van de tendens dat leerlingen aan het choreograferen/presenteren zijn geslagen.
De ArtEZ BA docent dans dient te reageren op de tendensen in zowel het binnenschoolse- als
buitenschoolse werkveld door het aanname beleid en het curriculum aan te passen.
Impressies van de interviews
(Onderstaand interview had plaats in de burelen van Introdans en werd geleid door ondergetekende
en Danique Jongbloed.)
Adriaan Luteijn streeft bewust naar inclusie. Dit blijkt ook uit het overkoepelende doel van
Introdans Interactie; danskunst onder een zo’n breed mogelijk publiek onder de aandacht brengen
omdat iedereen kan en mag dansen. Daarom geven ze projecten in het reguliere binnenschoolse
werkveld maar ook voor speciaal onderwijs en aan speciale doelgroepen buitenschools.
Tijdens deze workshops, maar ook in zijn eigen lessen, worden altijd alle benaderingswijzen behalve
de technische toegepast. Adriaan vindt dit belangrijk omdat er dan “voor ieder wat wils” is. Iedereen
vindt een andere manier van werken fijn. Zo kan iedere leerling een moment in de comfortzone
hebben en een uitdaging tijdens een ander onderdeel. Adriaan gaf aan dat de opbouw van de lessen
qua benaderingswijzen voor een workshop in het VO hetzelfde is als bij een les voor een speciale
doelgroep. Het doel van de les is hetzelfde, namelijk het ervaren van dans en het toewerken naar een
product, alleen de opdrachten om daar te komen verschillen.
16
Omdat Introdans Interactie aan zoveel verschillende doelgroepen les geeft, werd Adriaan gevraagd of
hij op zoek is naar allround docenten of gespecialiseerde docenten. Hij gaf aan liever te werken met
omnivoren, docenten die met alle doelgroepen om kunnen gaan. Een breed geschoolde dansdocent,
breed in de zin van aan alle doelgroepen les kunnen geven. Hij vind dat je als docent moet kunnen
differentiëren, elke doelgroep anders aan moet kunnen spreken en weten hoe je diegene benadert.
Dit heb je nodig om tot inclusie te kunnen komen. Iedereen te betrekken bij dans, niemand buiten te
sluiten. Inclusie gaat ook nog een stap verder. Als je weet hoe je dansles kunt geven aan een
doelgroep heb je stap één gezet. De volgende stap is dat je twee doelgroepen samen in een les zet
en ze gelijkwaardig laat zijn.
Adriaan vindt dat de BA Docent Dans de auditie moet opengooien voor nieuwe doelgroepen, om te
beginnen met fysiek beperkten die al veel dans ervaring hebben. Het docentencorps moet op deze
verandering voorbereid worden. Hoe kun je een les zo differentiëren dat iedereen mee kan komen,
ook als daar fysiek beperkten bij zijn? Hoe laat je daarbinnen iedereen gelijkwaardig zijn en geef je
iedereen de mogelijkheid te groeien in zijn kunnen?
Het gesprek ging verder over de consequenties van het toelaten van nieuwe soorten studenten voor
het curriculum en de bevoegdheid. Stel er komen studenten in een rolstoel op de opleiding. Kunnen
zij dan in alle benaderingen les geven? Deze studenten kunnen geen passen voordoen, daardoor kan
de student moeilijk lesgeven in de reproductieve en technische benadering. Is het mogelijk dat een
student zich meer verdiept in de andere drie benaderingswijzen en daarin een HBO waardige docent
dans wordt? Dit vond Adriaan een lastige vraagstuk. Als iemand leert werken in creatief/expressieve,
de choreografische en de theoretisch/receptieve benadering staat dit gelijk aan een docent
dansexpressie, hetgeen hij zelf ook is, dus zou het moeten kunnen, vindt hij.
(Onderstaand interview had plaats op het Vathorst College en werd geleid door ondergetekende en
Danique Jongbloed.)
Anne Bos als doel in de lessen die hij geeft dat de leerlingen de taal van de dans leren spreken, dat
ze leren communiceren door middel van dans. Hij hecht meer waarde aan de expressiviteit van de
leerlingen dan aan de techniek die ze opdoen. Hij wil de kunstenaar in de leerlingen naar boven
halen, daar legt hij de focus op. Hij is van mening dat hij daarmee ook aan de 21ste century skills
werkt. Dit omdat ze vaak moeten samenwerken, moeten onderzoeken (chaos ervaren en erop
vertrouwen dat het wel komt) en daarmee leren problemen op te lossen.
Hij past de rol van coach veel toe, die zit volgens hem al in de creatief/expressieve benaderingswijze.
Anne zegt dat hij om de kerndoelen VO te bereiken vooral de creatief/ expressieve benadering
toepast. Zijn docenten gebruiken ook alle andere benaderingen, alleen de technische wordt niet vaak
17
gebruikt. . Het niveau van de leerlingen verschilt enorm daarom moet je verschillende
benaderingswijzen toepassen om inclusie te bereiken. Hij noemde het voorbeeld van een groep
brugklassers waarvan de helft al een vooropleiding volgde en de andere helft links en rechts niet kon
onderscheiden. “En dan moet je iedereen uitdagen en niemand frustreren, dat roep ik altijd naar
iedereen. Dat is onze opdracht.”
Anne Bos zou de bevolking bij de ArtEZ BA Docent Dans graag meer divers zien, meer verschillende
soorten mensen die de opleiding volgen. Hij ziet hierin wel al enige verandering, de laatste jaren.
Daarnaast vindt hij dat er meer tijd en ruimte zou moeten zijn voor ervaring opdoen in de praktijk.
Alleen een ochtend stage lopen bij een school of instelling is te kort om alles mee te krijgen. Verder is
er in het curriculum te weinig aandacht voor het voortgezet onderwijs vergeleken bij de
balletscholen en het basisonderwijs, daardoor blijft de drempel hoog om stage in het VO te lopen.
Juist om het dansaanbod binnen het binnenschoolse werkveld te vergroten, denkt Anne dat de
voorbereiding op de opleiding beter moet. Als de alumni beter voorbereid zijn kun je scholen gaan
overtuigen dat ze ook dans moeten gaan opnemen binnen hun onderwijs.
(Onderstaand interview had plaats te Haarlem en werd geleid door ondergetekende.)
Berry Doddema is van origine Jazzdans docent, maar heeft zich ontwikkeld in allerlei andere
beroepsrollen. Naast zijn lesgeefpraktijk is Berry inspirator en curriculumontwikkelaar in zijn school.
Hij zet zich in voor de ontwikkeling van opleidingstrajecten tot kwalitatief hoogwaardige docenten
voor het buitenschoolse danswerkveld in Duitsland. Verder is hij lid van de werkgroep
‘Berufsprofilierung Tanzpädagogik’ binnen het Dachverband Tanz Deutschland en is hij voorzitter van
daCi Duitsland. Berry heeft een uitgebreid internationaal netwerk op het gebied van danseducatie.
In zijn dansschool is er sprake van zeer bewust gehanteerde pedagogische en didactische principes,
werkvormen en benaderingswijzen. Tijdens zijn eigen lessen voor kinderen in de bovenbouw past hij
de technische, reproductieve en choreografische benaderingswijze toe. Regelmatig verdiept hij de
lessen bovendien door toepassing van de theoretische benadering en receptieve benadering in de
vorm van dansbeschouwing toe. Hij leidt zijn 16-jarige leerlingen op tot zelfstandig opererende
‘assistenten’ van de dans docenten in zijn school. Eigen en gedeelde verantwoordelijkheid en
initiatief van de leerlingen in de les en peer education zijn belangrijke waarden in zijn school.
Zijn docententeam wordt getraind in het toepassen van creatieve en choreografische opdrachten
binnen hun danstechnische lessen. Doel hiervan is het leerproces faciliteren waarbinnen de
leerlingen hun fantasieën zichtbaar leren maken in dans en dit leren communiceren met het publiek,
ook non-verbaal. Berry vindt namelijk dat dans twee betekenissen heeft, een esthetische en een
communicatieve.
18
Tot de leeftijd van acht jaar worden de leerlingen vooral thematisch onderwezen via de
creatief/expressieve en reproductieve benadering. Binnen de les is er veel aandacht voor
samenwerkingsopdrachten en het leren kijken naar en praten over dans, om uiteindelijk dans te
kunnen maken.
Tussen het achtste en twaalfde jaar wordt er twee maal, in overleg met de ouders én het kind, een
bewuste keuze gemaakt voor een bepaalde verdere dansrichting binnen zijn instituut. Hierbij wordt
dus zeer leergericht gewerkt en wordt er waarde gehecht aan de specifieke leerstijl, affiniteiten,
mogelijkheden en talenten van het individuele kind.
Berry zou graag zien dat het niveau van de choreografieën die er voor de verschillende
leeftijdsgroepen gemaakt worden binnen zijn school verbeteren qua kunstzinnig niveau. Daarnaast
zoekt hij naar wegen om de choreografische benadering van zijn leerlingen verder uit te diepen.
Maar hij vindt ook dat de BA opleidingen Docent Dans meer onderwijs zouden moeten geven in de
choreografische benadering van hun studenten; ze moeten beter leren choreograferen voor
verschillende leeftijds- en doelgroepen.
Berry heeft ambivalente gevoelens over of de BA opleidingen Docent Dans in Nederland het beste
allrounders of specialisten kunnen opleiden. In zijn school heeft hij namelijk eigenlijk beide nodig.
Allrounders zijn multi inzetbaar en beheersen meerdere benaderingswijzen, hetgeen Berry wil in zijn
lessen. Aan de andere kant vindt hij dat docenten die technische lessen geven in Ballet, Modern, Jazz
of Kinderdans daar heel veel van af moeten weten, of te wel specialist zijn in die stijl of vorm.
Mogelijke oplossingen zijn, intensieve nascholingstrajecten of eerdere profileringen binnen de
opleidingen richting een specifieke techniek.
(Onderstaand interview had plaats te Utrecht en werd geleid door Danique Jongbloed.)
Liselot van den Boogaard en Rosalie de Jong zijn zowel binnen- als buitenschools erg actief. Hun
lessen beginnen vaak reproductief, maar ze passen in de loop van de tijd ook de andere vier
benaderingswijzen toe.
Liselot zet de benaderingswijzen ook in bij het buitenschoolse werkveld. Binnen technische lessen zet
zij improvisatie in om de leerlingen meer diepgang te geven. Ze leren hierdoor bewust en anders te
kijken naar dans en het ook anders toe te passen. De techniek verbeteren blijft het belangrijkste doel
maar de Creatief/Expressieve benadering is het middel. Vise versa kunnen ze elkaar ook
ondersteunen.
Liselot en Rosalie zien zichzelf in eerste instantie als docent. Ze gebruiken de andere beroepsrollen
ook wel continu, maar de rol van docent prevaleert, want ook als je als dansmaker een stuk creëert
voor of met de klas, blijf je docent. Ze geven wel aan zichzelf ook vaak als coach te beschouwen. Zo
begeleiden ze basisschooldocenten in hoe ze zelf danslessen kunnen verzorgen (CMK).
19
In het reguliere onderwijs werken Liselot en Rosalie altijd met thema’s waarmee de leerlingen aan de
slag gaan en waarbij zij als docenten ondersteunen, begeleiden en coachen. Zo blijft de leerling
eigenaar van zijn eigen leerproces en voelt de noodzaak betrokken te blijven. Op basis- en
middelbare scholen wordt er vaak interdisciplinair aan verschillende thema’s gewerkt. Hierdoor
worden er verschillende leerstijlen aangesproken waardoor alle kinderen betrokken worden bij het
project.
Liselot en Rosalie zien om zich heen een groei in het lesgeven aan speciale doelgroepen, ouderen,
mensen met een beperking. Liselot heeft zelf rollatordans gegeven.
Het samenbrengen van twee doelgroepen, zoals bij Introdans Interactie wel gebeurt hebben ze nog
niet gezien. Rosalie denkt dat dit op project basis wel mogelijk is, maar zou het niet snel doen omdat
het veel organisatie vergt.
Verder merken ze dat nieuwe media hot is in het werkveld. Ze worden gevraagd hierop in te spelen
in hun lessen, bijv. door vooraf filmpjes te sturen naar de leerlingen.
Liselot en Rosalie vinden dat het gedrag van leerlingen wezenlijk veranderd is. De concentratieboog
is korter geworden. Hier spelen ze op in door veel variatie in hun lessen aan te brengen en snel te
switchen. Dit werkt goed, gewend aan de snelheid van de nieuwe media kunnen de leerlingen ook
snel schakelen in de dansles.
Voor de nabije toekomst zien Liselot en Rosalie meer werk voor docenten dans in het binnenschoolse
werkveld. De vraag zal toenemen nu de scholen moeten werken met de 21st century skills. Dans is
zeer geschikt om daaraan te werken. Hiervan moeten we basis- en middelbare scholen gaan
overtuigen en zo meer werk voor onszelf creëren.
Verder zien ze het werkveld steeds breder worden, er komen steeds meer doelgroepen bij. Ze zijn
van mening dat hier niet extreem veel extra aandacht naartoe moet binnen het curriculum van de
opleiding. Als je de basis docentvaardigheden beheerst, kun je aan iedereen lesgeven.
Tot slot gaven ze aan dat het contact tussen de opleiding en werkveld goed onderhouden moet
worden, zodat de opleiding in kan spelen op de actuele vragen uit het werkveld. Ze pleiten ervoor
niet alleen stages te lopen in de regio Arnhem, maar ook verder in den lande. Dit komt de brede
ontwikkeling van de docent te goede.
20
Eindconclusies
Naar aanleiding van de enquêtes en interviews heb ik de indruk gekregen dat de vijf
benaderingswijzen die beschreven staan in de methode Dans in Samenhang volstaan, er is geen
behoefte aan een zesde benadering.
De toepassing van de vijf benaderingswijzen lijkt inclusie te bevorderen.
Het analyse model van de methode lijkt goed te werken als kader voor het gesprek over het vak dans
en geeft richting bij het ontwikkelen van een visie op doelen binnen danseducatie en bij het
ontwerpen van lesplannen voor verschillende doelgroepen in verschillende situaties.
In het werkveld van de docent dans lijkt een toename zichtbaar van de toepassing van de
creatief/expressieve en choreografische benaderingswijze om de rol van dansmaker bij de leerling én
docent te ontwikkelen, dit gegeven zou consequenties moeten hebben voor de curricula van de BA
opleidingen Docent Dans.
Mijn Next Move
Bij de scriptiebegeleiding van de vierdejaars studenten heb ik een toename waargenomen in hun
fascinatie voor toepassing van yoga, ademhalingstechnieken, houding-en bewegingscorrectie,
mindfulness en de Mindset methode binnen de dansles. Hiernaast onderzoeken de studenten de rol
van gezonde voeding in relatie tot dans en de balans tussen rust en trainingsinspanning.
Uit de enquêtevragen naar verschuivingen in het werkveld en bijscholing voor docenten dans, kwam
ook een toename van interesse voor dit soort onderwerpen naar voren.
Deze interesse van studenten en docenten dans wil ik samenvatten als een groeiende aandacht voor
‘de fysieke en mentale gezondheid van de individuele mens die danst’.
Daarnaast is er volgens mij steeds meer oog voor de sociale functie van dans, de toename van dans
als middel om mensen uit verschillende doelgroepen samen te brengen.
Als reactie op deze tendensen wil ik dan ook in het laatste Next Move jaar of in de nabije toekomst
gaan onderzoeken of een overkoepelende benadering, zeg ‘de menselijke benadering’, een relevante
toevoeging zou kunnen zijn op de reeds bestaande vijf dansbenaderingen.
Verder zie ik op den duur mogelijkheden voor een onderzoek naar de vertaling van de benaderingen
van dans naar de andere podiumkunsten, waardoor de methode een vakoverstijgend karakter zou
21
kunnen krijgen en het inhoudelijke en didactische discours tussen verschillende kunstdisciplines op
gang gebracht zou kunnen worden.
Tot slot
Ik hoop dat dit onderzoek bijdraagt aan een internationaal discours over het spanningsveld tussen de
exclusiviteit die kleeft aan het traditionele imago van de dans, de exclusiviteit die heerst op de BA
opleidingen docent dans en de inclusiviteit die we nastreven zowel in het werkveld als op de
opleidingen. Waar leiden we voor op, wie leiden we op en hoe doen we dat, dit zijn essentiële vragen
voor de toekomst van danseducatie.
22
Bijlage:
Subvragen die de basis vormden voor de enquête-en interviewvragen:
Vragen in relatie tot de methode Dans in Samenhang:
Ten aanzien van Inclusie. Is de methode Dans in Samenhang, of liever het analysemodel dat
daaraan ten grondslag ligt, bruikbaar voor alle docenten dans (en gerelateerde kunsten) in de
volle breedte van het (internationale) werkveld, dus voor alle doelgroepen en in alle
situaties?
Volstaan de vier ‘rollen’ van de dansamateur: danser, maker, kijker, criticus waarop de
methode is gebaseerd?
Volstaat het onderscheid van vier rollen van de docent dans: docent, danser, dansmaker,
ondernemer/organisator, of behoeven die uitbreiding of verdere nuancering?
Vragen over het werkveld:
Is er in het werkveld van de Docent Dans een opkomst van nieuwe doelgroepen zichtbaar?
Is er in het werkveld van de Docent Dans een verschuiving zichtbaar in het aanbod van
dansstijlen en -vormen en in het gebruik van bepaalde benaderingswijzen en de daarbij
aansluitende rollen van de docent dans?
Vragen in relatie tot de curricula van de Bachelor opleidingen Docent Dans:
Moeten de Bachelor opleidingen Docent Dans, in reactie op belangstelling in het werkveld én
ambities/fascinaties van studenten, in hun curricula extra aandacht gaan geven aan de rol
van coach, procesbegeleider, repetitor, assessor, onderzoeker, curriculum- of
projectontwikkelaar?
Moeten de Bachelor opleidingen Docent Dans, in reactie op belangstelling in het werkveld én
ambities/fascinaties van studenten, in hun curricula aandacht gaan geven aan de trends in de
richting van lichaamsbewustzijn: yoga, Pilates, gaga, Franklin methode etc. en methodes voor
geestelijk welzijn: Mindfulness, Mindset in relatie tot danseducatie?
23
Extra subvragen voor alumni van de ArtEZ BA Docent Dans:
Naast bovenstaande vragen, zijn er voor de alumni een aantal extra vragen geformuleerd met als
doel om meer inzicht te krijgen in hoe de beroepspraktijk van alumni van de ArtEZ BA Docent Dans
(afgestudeerd in de afgelopen 7 jaar) eruit ziet. In welke rollen zij aan het werk en in welke situaties
in het werkveld geven zij les? Aan welke doelgroepen geven zij les en vooral ook hoe doen zij dat?
Welke toekomstsontwikkelingen zien zij voor danseducatie en welke bijscholing is voor hen relevant
en wenselijk? En tot slot, hoe verhouden al deze vragen zich tot het onderwijs dat zij genoten over de
methode Dans in Samenhang en de stages die zij hierin gelopen hebben?
24
Top Related