1
Hoe kijken bewoners zelf aan tegen hun leven in het rusthuis? Leen Plessers en Linda Geerits, WZC Sint-Jozef Neerpelt
Studiedag verpleegkundigen ethiek NVKVV
Donderdag 25 maart 2010
1. Inleiding
2. Een woordje uitleg over het ontstaan en de achtergrond van
rusthuisboek ‘Leven voorbij de deur’
3. Gelukkig leven in een woon- en zorgcentrum?
3.1. Wat is geluk?
3.2. Wat is geluk voor een bewoner in een woon- en zorgcentrum?
3.2.1. Opname 3.2.1.1. Aangrijpende gebeurtenis
3.2.1.2. Gevoel van geruststelling
3.2.1.3. Gedwongen door omstandigheden
3.2.1.4. In de steek gelaten…
3.2.1.5. Eigen keuze
3.2.1.6. Het is hier goed, maar het is toch niet thuis.
3.2.2. Een eigen plek zoeken 3.2.2.1. Aftasten
3.2.2.2. Ontnuchtering
3.2.2.3. Aanvaarden
3.2.3. Het leven verder zetten in het WZC
3.2.4. Enkele aspecten uit de belevingswereld 3.2.4.1. Verlies van privacy en autonomie
3.2.4.2. Afhankelijkheid
3.2.4.3. Wachten
3.2.4.4. Familie
2
3.2.4.5. Sociale contacten
3.2.5. De balans opmaken
3.2.6. Sterven
3.3. Kan een bewoner in het WZC nog gelukkig zijn?
3.3.1. Van ‘gelaten tevredenheid’ naar ‘gelukkige tevredenheid’ in
het woon- en zorgcentrum
3.3.2. Persoonlijke groei en innerlijke kracht in het woon- en
zorgcentrum
3.3.3. Een uitdaging voor iedere medewerker 3.3.3.1. Luisteren naar het verhaal
3.3.3.2.Verbindingen maken
3.3.3.3. Nieuwe ervaringen
3.3.3.4.Ook leven in het heden
3.3.3.5.De kleine dingen in het leven
3.3.3.6.Bezielde medewerkers
4. Slot
3
Hoe kijken bewoners zelf aan tegen hun leven in het rusthuis? Leen Plessers en Linda Geerits, WZC Sint-Jozef Neerpelt
Studiedag verpleegkundigen ethiek NVKVV
Donderdag 25 maart 2010
1. Inleiding
Ben je hier gelukkig?
Ik noem dat niet gelukkig. Ik noem dat content.
Voor deze lezing zoomen we in op het thema ‘Geluk’. Een bewoonster verwoordt het als
volgt: Als je mij vraagt of ik hier gelukkig ben, antwoord ik: ’Thuis was ik gelukkig, hier
ben ik tevreden.’ Deze uitspraak raakte en inspireerde ons. De uitspraak vormt dan ook het
vertrekpunt van onze lezing. Deze veelzeggende uitspraak kwam in de vele gesprekken die
wij met de bewoners hadden, naar aanleiding van rusthuisboek ‘Leven voorbij de deur’, in
verschillende vormen naar voor. De uitspraak brengt ons misschien wel tot de kern van hun
beleving.
We stellen ons dan ook de vraag: Wat is geluk? Wat betekent gelukkig zijn? Waarom
zeggen de bewoners dat ze ‘thuis’ gelukkig waren en zijn ze in het rusthuis al tevreden met
een ‘content’ gevoel? Wat is geluk voor een rusthuisbewoner? Is tevreden zijn, vrede
hebben met… voldoende om in het rusthuis voluit te leven? Kan een bewoner in het WZC
nog gelukkig zijn?
Aan de hand van verhalen uit ‘Leven voorbij de deur’ nemen we een kijkje in de
belevingswereld van de bewoners. Hoe beleven de bewoners hun verblijf in het woon- en
zorgcentrum? Hoe voelt het om oud en afhankelijk te zijn? Hoe wordt een opname in het
rusthuis beleefd? Wat is goede zorg? Wat betekent het om vertrouwde deuren te sluiten en
afscheid te nemen? Een bejaarde opent in het rusthuis zijn laatste deur.
En we gaan na hoe je als medewerker in het rusthuis een bijdrage kan leveren om het
geluksgevoel van de bewoner te verhogen. Hoe kunnen we als medewerker de bewoner
helpen om zijn (on)tevredenheid om te buigen naar een innerlijk gelukkig zijn? Hoe kunnen
we samen met de bewoner op zoek gaan naar innerlijke rust en positieve levenskracht?
Pas als we ons laten raken en laten leiden door de verhalen van de bewoners kunnen
we hen helpen om in het woon- en zorgcentrum gelukkig te leven en te sterven. Want het
leven stopt niet bij een opname in een woon- en zorgcentrum. Ouder worden kan ook een
boeiend proces zijn, gekenmerkt door persoonlijke groei. Ook in het woon- en zorgcentrum
tref je een enorme intensiteit van leven aan, met warme ontmoetingen en nieuwe
levenservaringen.
4
2. Een woordje uitleg over het ontstaan en de achtergrond van
rusthuisboek ‘Leven voorbij de deur’
Tijdens onze werkzaamheden in de Dienst Animatie in Woon- en zorgcentrum Sint-Jozef te
Neerpelt hebben wij voortdurend de eer getuige te zijn van de persoonlijke verhalen van de
bewoners. Het zijn verhalen over afscheid nemen, vertrouwde deuren sluiten en een nieuwe
deur openen. Soms zijn de verhalen pijnlijk en donker. Dan weer vrolijk en hoopvol. Maar
verhalen die uit het hart komen, zijn ook ontroerend en inspirerend. Tijdens kamerbezoeken
en groepsgesprekken zitten wij vaak ademloos te luisteren. Wij vonden het zonde dat er niets
gebeurde met deze toch wel ingrijpende ervaringen van de bewoners. Wij vonden het jammer
dat er zoveel waardevolle verhalen verloren gingen. Daarom besloten wij de verhalen van de
bewoners te bundelen in een boek. Onze eerste bedoeling was om een ‘onthaalboekje’ samen
te stellen om nieuwe bewoners een hart onder de riem te steken, maar uiteindelijk is het
project uitgegroeid tot een boek dat ook medewerkers in de zorgsector, studenten,
vrijwilligers en familieleden raakt en tot nadenken stemt.
Maandenlang trokken wij in ons woon- en zorgcentrum van deur tot deur om via
interviews en diepgaande gesprekken materiaal te verzamelen voor rusthuisboek ‘Leven
voorbij de deur’. Als je in het rusthuis een deur opentrekt, valt er een heel leven uit!
Verrast stelden wij vast dat ouderen graag hun verhalen willen doorgeven. Tijdens de
gesprekjes werd het verhaal dat binnenin de bewoners leeft aangeraakt. Bijna als
vanzelfsprekend vertelden zij daarover. Wij luisterden, soms als getuige dan weer als gids.
Wij hebben echt ons best gedaan om ieder verhaal met respect en zorg neer te
schrijven. We wilden niemand kwetsen of het vertrouwen beschamen. Maar anderzijds wilden
wij wel een eerlijk beeld schetsen van het leven in het rusthuis. Soms was het wikken en
wegen. Alle verhalen in het boek hebben we besproken met de bewoner (of familie). De
bewoners gaven ons te kennen dat ze echt trots en vereerd waren dat ze aan dit project
mochten meewerken. In het boek wordt hun verhaal vereeuwigd. Hun verhalen sterven niet,
hun verhalen blijven voortleven.
Wij koesteren nog steeds mooie herinneringen aan die gesprekken. Het was een verrijkende
ervaring om zo bewust en doordacht met het verhaal van de bewoners bezig te zijn. De
bewoners reikten ons talrijke grote en kleine tips aan om de rusthuiswerking te optimaliseren.
Wij hebben heel veel van hen geleerd!
De gesprekken werden opgenomen en achteraf uitgeschreven. Met de uitgeschreven versie in
handen klopten wij niet veel later opnieuw bij de bejaarden aan. Iedere keer was dit toch weer
een spannende gebeurtenis. Voor de meeste bewoners was het een vreemde ervaring om
geconfronteerd te worden met hun persoonlijke verhaal. Vaak waren dit emotionele
momenten. Het persoonlijke verhaal zwart op wit op papier aantreffen, is confronterend
maar stemt ook tot nadenken, herbeleven, kaderen van gevoelens en gebeurtenissen…
Stilaan raakten wij meer en meer overtuigd van het helende effect van dit project voor
de bewoner. We merkten dat de confrontatie met het persoonlijke verhaal verhelderend
werkt. Een verwerkingsproces wordt op gang gebracht. Want een rusthuisopname gaat altijd
gepaard met een wirwar van gevoelens. De bewoner moet afscheid nemen, het verleden een
stukje loslaten en in het woon- en zorgcentrum een nieuwe thuis maken. Wij stelden ons en
onze bewoners de vraag: Hoe beleeft een bewoner dit alles? Hoe kijkt hij zelf aan tegen zijn
leven in het rusthuis?
5
Roos is op weg naar de activiteitenzaal. Ik vraag of ze even tijd voor me heeft. Roos knikt.
Nietsvermoedend gaat ze zitten. Ik laat haar de uitgeschreven tekst zien. Roos wil graag dat
ik haar verhaal voorlees. We spreken af dat ze mij zal onderbreken als er iets geschreven
staat dat anders verwoord moet worden of dat ze liever niet in het boek kwijt wil.
Er hangt een spanning in de lucht. Ik ben wat zenuwachtig omdat ons gesprek heel intens
was. Roos en ik kregen een band met elkaar. Het voelt vreemd om dat gesprek nu voor te
lezen. Ik wil het vertrouwen van Roos niet beschamen.
Ik begin te lezen en Roos luistert. Ik voel haar verdriet weer opstijgen. Ik stop even met lezen
om te polsen naar haar reactie. Ik zie dat ze weent, maar Roos gebaart me dat ik verder moet
lezen. Dan zegt ze verschillende keren na elkaar: ‘Zo is het. Zo is het. Het klopt helemaal!’
In het rusthuisboek zijn ook verhalen van bewoners met dementie opgenomen. In eerste
instantie leek het ons zeer moeilijk om deze bejaarden via interviews en gesprekken te
bevragen over hun leven in het rusthuis. Eerst was het onze de bedoeling om het verhaal van
de dementerende bewoners weer te geven met foto’s. Maar tijdens onze zoektocht naar
sprekende foto’s, botsten we plots op unieke verhalen.
We ontdekten dat door te polsen naar hun gevoelens ook heel wat bewoners met
dementie hun verhaal kwijt kunnen. Eigenlijk was het heel eenvoudig: Als je nabij bent en
vraagt naar hun beleving, vertellen ook de bewoners met dementie hoe zij zich voelen in
het rusthuis! We legden ons oor te luister op de afdeling voor personen met dementie en
kwamen terug met korte gesprekjes waarin de dementerende bewoners met weinig woorden
toch zoveel vertelden.
6
Dag Annie.
Ik ken jou niet.
Ik werk hier. Hoe gaat het met je?
Ik doe het stilletjes aan. Zo hou ik het wel vol.
Waar ben je nu?
Tja, waar ben ik nu?
Ben je hier tevreden?
Ja. Het is het beste om overal tevreden over te zijn.
Waar ben je dan tevreden over?
Over alles! Ik neem de dingen zoals ze zijn. Ik kan niet zeggen dat ik ergens moeite mee heb.
Zijn de mensen vriendelijk voor je?
Ja, hoor. Ik mag niet mopperen. Ze zijn hier zelden boos.
Wat maakt jou gelukkig?
De kleine dingetjes in het leven, iets voor iemand anders doen…
Wat mis je in het rusthuis?
Dat weet ik niet. Dat kan ik niet zeggen. Ik neem alles zoals het komt.
Ben je bang voor de dood?
Voor de dood? Nee, eigenlijk niet. Misschien één enkel ogenblik of zo, maar feitelijk niet.
Waar ben jij bang voor?
Ik zou het niet kunnen zeggen.
Ben je wel eens verdrietig?
Eén enkele keer.
Wat maakt jou verdrietig?
De eenzaamheid. Ook al ben je hier met velen, je bent toch alleen.
Als jij je eenzaam voelt, wat zou je dan helpen?
Iemand die met mij praat. Dat is al genoeg!
We nemen u graag mee op sleeptouw en gidsen u door de gangen van Woon- en zorgcentrum
Sint-Jozef te Neerpelt. Aan de hand van verhalen en citaten uit ‘Leven voorbij de deur’ nemen
we een kijkje in de belevingswereld van de bewoners. We stappen een stukje mee met de
bewoner: van opname tot overlijden…
7
3. Gelukkig leven in een woon- en zorgcentrum?
Sprookjes beginnen altijd met ‘Er was eens…’ en eindigen met ‘Ze leefden nog lang en
gelukkig’. Maar sprookjes bestaan al sinds mensenheugenis. Ze stammen uit de tijd dat de
mensen al stokoud waren op hun veertigste. Nu zit het WZC vol ‘negentig plussers’. Maar is
het wel zo leuk om heel oud te worden? Kan je als zorgbehoevende oudere nog gelukkig
leven in een WZC?
3.1. Wat is geluk?
We zoeken eerst naar een omschrijving van wat ‘geluk’ of ‘gelukkig zijn’ inhoudt en maken
dan de vertaling naar de bewoner toe.
Volgens het woordenboek is geluk ‘de aangename toestand waarin men al zijn (aardse)
wensen en verlangens bevredigd ziet’.
De geluksprofessor Ruut Veenhoven, socioloog en hoogleraar aan de Erasmus Universiteit
Rotterdam, geeft volgende wetenschappelijke definitie van geluk: geluk is de mate waarin
iemands eindoordeel over zijn leven als geheel positief uitvalt. Hoe gelukkig je bent, hangt
dus af van het antwoord op de vraag of je tevreden bent met je leven als geheel. Het gaat hier
om levensvoldoening.
Professor Ruut Veenhoven deed ook onderzoek naar ‘Geluk op leeftijd’. Uit publieksenquêtes
trok hij volgende conclusies over de levensvoldoening van hoogbejaarden:
- Het blijkt allesbehalve waar te zijn dat een langer leven een slechter leven is. Juist op
de oude dag, zo leert het onderzoek, is de levenstevredenheid hoog.
- De tevredenheid onder adolescenten is hoog, maar na het 18° levensjaar tekent zich
een daling af. Dat zou kunnen betekenen dat het leven wat minder prettig wordt bij
intrede in de volwassen wereld van huwelijk en beroep. Vanaf het 30ste levensjaar
daalt de levenstevredenheid. Rond die leeftijd zit men meestal volop in de kinderen.
Vanaf 60 neemt de tevredenheid echter weer toe. En de levenstevredenheid onder
hoogbejaarden is zelfs hoger dan die onder 18-jarigen.
- Geluk daalt wel beduidend in het jaar voor de dood.
3.2. Wat is geluk voor een bewoner in een woon- en
zorgcentrum?
Ruut Veenhoven omschrijft geluk dus als ‘levensvoldoening’. Uit onderzoek blijkt dat de
levenstevredenheid bij hoogbejaarden hoog is. Maar waarom zeggen onze bewoners dan dat
ze thuis gelukkig waren en moeten ze het in het rusthuis doen met een tevreden gevoel? Wat
is geluk voor een rusthuisbewoner? Is tevreden zijn, vrede hebben met… voldoende om in
het rusthuis voluit te leven? Kan je in het WZC, naast tevreden zijn, ook echt gelukkig leven
en sterven?
8
Enkele citaten en verhalen uit ‘Leven voorbij de deur’:
- Thuis was ik gelukkig, hier ben ik content. (Jacqueline)
- Geluk: dat zijn de kleine dingetjes in het leven, iets voor iemand anders doen. (Annie,
bewoner met dementie)
- Ik woon op kamer 13, voor mij is dat een geluksgetal. (Liza, 77 jaar)
- Ben je gelukkig in het rusthuis?
Nee, was het maar waar!
Wat mis je hier dan?
Mijn vader en moeder.
Wat zouden ze hier voor je kunnen doen?
Bij me blijven!
- Zorgen ze goed voor je, Anna?
Ik weet het niet. Jullie weten dat beter.
Ik kom niets tekort. Ik heb een goede thuis. Wat moet je nog meer hebben?
Als je tevreden bent, is alles goed.
Uit de verhalen van onze bewoners blijkt dat vele bewoners zeggen het goed te vinden, maar
in hun verhalen komt vooral droefheid naar boven… De bewoners zeggen tevreden te zijn,
maar toch zit er iets verdrietigs in hun houding. Het is eerder een ‘gelaten tevredenheid’.
‘Het is zo. Ik moet me erbij neerleggen. Ik moet tevreden zijn.’ Ze nestelen zich stilaan in hun
rol als ‘bewoner in het WZC’.
Naar ons inziens is levenstevredenheid een onmisbaar element om gelukkig te zijn
maar echt gelukkig zijn omvat, volgens ons, net iets meer dan ‘levensvoldoening’. Echt
geluk raakt een diepere laag aan. We spreken dan van innerlijke levenskracht, een
‘gelukkige tevredenheid’, een innerlijk gelukkig zijn…
9
Tijdens een gespreksgroepje op de afdeling vertelde ik dat wij een lezing gingen geven over
geluk in het WZC. Kunnen bewoners van een WZC, ondanks hun afhankelijkheid, nog
gelukkig zijn? Het gesprek schoot de diepte in. Heel mooi was dat. Bijna twee uur lang
hebben de bewoners over dat onderwerp gefilosofeerd.
Op zeker ogenblik kwam een uitspraak ter sprake van een trappistin - uit het slotklooster in
Brecht- tijdens een interview met Annemie Struyf in het televisieprogramma ‘In Godsnaam’.
Zij verwoordde ‘gelukkig zijn’ als volgt: ‘Ik ben gelukkig als ik God in mij voel.’ Voor de
bewoners in het gespreksgroepje was dit erg herkenbaar. Zo reageerde Jet: ‘Dat klopt, om
gelukkig te zijn heb ik wel eens de neiging om naar de kapel te gaan.’ En ook voor Mia is
bidden een vorm van gelukkig zijn. Geluk, zo vertelden de bewoners mij, is ook tot rust
komen, nadenken, dicht bij zichzelf komen… Dit stuk vinden de bewoners vaak terug in
de godsdienst. De uitbouw van het pastorale/spirituele gebeuren in het WZC is dan ook een
belangrijke peiler om het geluksgevoel van de bewoner te verhogen. In deze context zijn ook
activiteiten als meditatie, relaxatie, een zingevingwandeling in de natuur, spirituele opvang,
gesprekken met diepgang, yoga… zinvol en gelukmakend.
Op mijn vraag of bewoners in het rusthuis nog gelukkig kunnen zijn, kreeg ik enige
aarzelende, maak ook enkele volmondige ja ’s als antwoord. Maar bejaarden moeten er wel
voor openstaan, vertelden ze erbij. Geluk heeft ook te maken met aanvaarden, loslaten,
tevreden zijn, je ingesteldheid, doorzettingsvermogen, zelf dingen kunnen
doen/beslissen, iets betekenen voor anderen…
Catho schoof ineens de uitspraak ‘Geluk hangt soms aan een klein draadje’ naar voren.
Mathilde reageerde hierop: ‘Ik zou er eerder een elastiekje van maken. Want geluk gaat op
en neer.’
We vragen ons af waarom de ene bewoner wel en de andere niet de ‘gelaten tevredenheid’
kan ombuigen naar een ‘gelukkige tevredenheid’. Om dit beter te kunnen begrijpen stappen
we een stukje mee in de belevingswereld van de bewoner: van opname tot overlijden…
3.2.1 De opname
3.2.1.1. Aangrijpende gebeurtenis
Je kunt je niet voorstellen hoe het is om in een rusthuis te wonen. Je moet het echt zelf
ervaren. Ik was hier 3 maanden in kortverblijf. Ik zat al met mijn gedachten thuis, toen ik de
kans kreeg om in deze kamer te wonen. Het was een zware beslissing, maar ik wist dat het
niet anders kon. Het went wel, dacht ik, het moet zijn tijd hebben. Maar toen ik het reglement
onder ogen kreeg, voelde ik me heel vreemd. Het was ineens definitief. Je moet zoveel
achterlaten. Het zijn niet alleen de meubels. Het is je verleden, een stuk van je leven… Ik
herinner mij nog heel goed het moment dat ik thuis de deur dichttrok en voorgoed in het
rusthuis kwam wonen.
10
Toen ik mijn SIS-kaart moest afgeven, heb ik het heel moeilijk gehad. Het was alsof ik mijn
identiteit en persoonlijkheid moest afgeven. Ja, dat heb ik heel lastig gevonden.
Uit onze gesprekken met de bewoners kwam het voortdurend terug: de opname in het
rusthuis is een zeer aangrijpende gebeurtenis! Het is afscheid nemen van je vertrouwde
thuis en in een onbekende omgeving opnieuw beginnen. Het is het verliezen van relaties, de
eigen geschiedenis… Het achterlaten van de vertrouwde omgeving en de herinneringen die
ermee gepaard gaan, vraagt veel van de bewoners. Zij maken een heel proces door.
Deze bejaarden moeten hun weg nog zoeken in het rusthuis. Het is dan ook belangrijk
de bewoner in deze periode voldoende zelf aan het woord te laten. Wat is zijn verhaal? Wij
merkten dat het bevrijdend is voor de nieuwe bewoner om zijn verhaal te mogen vertellen
over loslaten en afscheid nemen. Luisteren naar het verhaal van de nieuwkomer smeedt
banden. Een unieke kans voor iedere medewerker!
3.2.1.2. Gevoel van geruststelling
Ik vind dat het rusthuis een uitkomst biedt. Je moet veel achterlaten, maar je bent ook van
een andere grote last af. Je bent niet meer alleen en als er iets is, heb je dadelijk hulp.
Ondanks het feit dat een opname een aangrijpende gebeurtenis is, hebben vele bewoners toch
ook wel een gevoel van geruststelling. Er wordt voor alles gezorgd, het eten staat klaar, als
er iets gebeurt, is er dadelijk hulp…
Ook familieleden kampen vaak met schuldgevoelens bij de beslissing van een opname
in het WZC, daarnaast komt er ook een gevoel van geruststelling na de opname.
3.2.1.3. Gedwongen door omstandigheden
Als ik vraag of ze zich thuis voelt, antwoordt ze: ‘Mijn kamer is mooi ingericht. Het is hier
goed, maar mijn echte thuis mis ik wel. Mijn alledaagse bezigheden, het huis, de tuin… Ach,
het kan niet anders.’
De opname in het rusthuis is er niet zomaar gekomen, maar heeft vaak een duidelijke reden:
ziekenhuisopname, verwardheid, overlijden van partner, eenzaamheid, hulpbehoevendheid,
niet meer alleen kunnen zijn, gevoel van onveiligheid… Naast de opname moet de bewoner
dit ook nog verwerken. Een rusthuisopname gebeurt meestal omdat het niet anders kan.
Je zit hier dus met het gegeven dat de bewoner eigenlijk niet in het rusthuis wil
wonen. De meeste bewoners hebben niet de keuze gemaakt om ‘bewoner van een WZC’ te
zijn. Het verouderen, het aftakelen van het lichaam… wordt hen als het ware aangedaan. Het
is een passief gebeuren, waar men zelf niet veel aan kan doen. Op dit gegeven kan de bewoner
op verschillende manieren reageren:
- Ofwel positief: Hij kiest hij ervoor zijn leven verder te leven, bewust en intens.
(gelukkige tevredenheid)
- Ofwel negatief: Klagen, depressie (ontevreden)
- Of hij hangt er ergens tussenin… (gelaten tevredenheid)
11
- In het begin was ik hier niet gelukkig. Nu hang ik ergens tussen ongelukkig en
gelukkig in. (Toke, 89 jaar)
3.2.1.4. Eigen keuze
Als je het leven in het rusthuis gadeslaat, wat denk je dan?
Dan denk ik: een mens vervalt! Het is goed dat er rusthuizen bestaan. Waar moeten oude
mensen zoals ik anders naartoe? Ik heb de beslissing om naar het rusthuis te gaan niet zelf
genomen. Mijn broer heeft dat gedaan. Hij komt me alle dagen bezoeken. Ik heb er vrede
mee dat ik hier woon. Wie zou mij nog in huis nemen? Ik ben niet getrouwd en heb geen
kinderen.
Er is vaak een duidelijk verschil merkbaar tussen het geluksgevoel bij bewoners die de
beslissing om naar het rusthuis te gaan zelf hebben genomen en bewoners die niet zelf deze
keuze maakten..
Zo vroeg ik bij een kennismakingsgesprek aan een bejaarde of hij zijn nieuwe kamer wilde
zien. Hij vond dit echter niet nodig. Ik drong aan en zei dat het toch wel fijn was om eens te
kijken waar hij zijn meubels kon zetten. Maar hij zei opnieuw dat dit niet nodig was. Hij wist
dat hij in zijn nieuwe kamer gelukkig zou zijn. Een mooi voorbeeld van een positief ingestelde
oudere.
Als ze mij vragen hoe ik hier binnengekomen ben, antwoord ik vrolijk: ‘Met een looprekje!’
De positieve ingesteldheid van de bejaarde in kwestie is enorm belangrijk om gelukkig te
leven in het WZC.
In het begin durfde ik niet goed nee te zeggen als het animatieteam mij vriendelijk uitnodigde
voor een activiteit. Nu doe ik alleen nog wat ik echt graag doe. Ik vind het fijn dat ik die
keuze heb.
De eigen mening, de keuzevrijheid van de bewoner is een belangrijk element om gelukkig te
zijn. De bewoner moet zoveel mogelijk de regie van zijn eigen leven in eigen handen
kunnen en mogen nemen. Hij moet zoveel mogelijk zelf kunnen beslissen over zijn dagritme,
dagactiviteiten, maaltijden, de toegediende zorgen en zijn naderende levenseinde. Menselijk
geluk heeft ook te maken met zelf de regie hebben over je leven, zelf doen wat je nog kan…
In de woonzorgcentra moet men zoveel mogelijk de bewoners hun functies laten
gebruiken, iets laten doen, zelfredzaamheid stimuleren. Laat bewoners gewoon aardappels
schillen. Dit geeft eigenwaarde en afleiding. Bewoners worden daardoor gelukkiger. Je kan
bewoners zelfs bevragen en betrekken in beleidsbeslissingen. Zij zijn heel goed in staat hun
12
noden en behoeften te verwoorden. Als je echt luistert, reiken de bewoners talloze
inspirerende tips aan om de werking te optimaliseren.
3.2.1.5. In de steek gelaten…
Ik heb een zoon en een dochter. We hebben een goede band met elkaar. Ze helpen mij waar
ze kunnen en ze komen ieder weekend op bezoek. Ik moet aanvaarden dat ze niet alle dagen
kunnen komen. Zij hebben het ook druk.
Vaak is het ook zo dat de bewoner in de periode voor en vlak na de opname veel aandacht
krijgt van de familie. Eens de bewoner in het rusthuis verblijft, is er een gevoel van
opluchting en geruststelling. De familie neemt gas terug, komt even op adem… De familie
geeft de zorg uit handen. Bewoners voelen zich vaak in de steek gelaten door familieleden.
Soms krijgen zij het gevoel ‘bedot’ te zijn door hun familie. Om de bejaarde te ‘sparen’ of te
‘overtuigen’ worden de negatieve aspecten van het leven in een WZC verbloemd.
Anderzijds beseffen de ouderen ook dat de kinderen hun eigen leven en gezin hebben.
Ze willen hen ook niet te zeer belasten.
Voor de eigenwaarde en het geluksgevoel van de bewoners is het eveneens belangrijk om
ergens bij te horen. De familie is het eerste waar je bij wilt horen. Als medewerkers in het
WZC kunnen wij de familie niet vervangen, maar wij kunnen wel de uitdaging aangaan een
‘familiegevoel’ te creëren waarbij vertrouwensrelaties tussen bewoner en personeel en
personeelsleden onderling essentieel zijn.
3.2.1.6. Het is hier goed, maar het is toch niet thuis.
Zelfs tijdens mijn kortverblijf in het rusthuis heb ik twee weken in het ziekenhuis gelegen. Zo’n
ziekenhuisverblijf is heel anders. Geef mij toch maar het rusthuis! Ik heb liever geen witte
jassen aan mijn bed. Leven in het rusthuis is gezelliger. Het is hier goed, maar het is toch niet
thuis.’
Hoe hard medewerkers in het WZC ook hun best doen, zij kunnen de bewoner nooit hun
oude ‘thuisgevoel’ teruggeven. Het WZC is geen ziekenhuis. Ondanks het feit dat er de
laatste jaren in de woonzorgcentra meer aandacht is voor het huiselijke, het wonen… merken
we dat er toch nog steeds een sterke nadruk op de peiler ‘zorg’ ligt. Dit schept ook
verwachtingen bij de bewoner, buitenwereld, familie…
Tijdens de familieraad, merkte een familielid op dat ook de familie meer aandacht heeft voor
de zorgaspecten en soms vergeten dat vader/ moeder op de eerste plaats in het WZC ‘woont’.
Als medewerker, familie of vrijwilliger hebben we het niet steeds in de gaten maar
ouderen in het WZC worden nog steeds als patiënt benaderd, ze slijten de laatste jaren van
hun leven in een omgeving die nog erg veel van een ziekenhuis weg heeft.
Naar ons inziens moet de aandacht meer verlegd worden op wonen en welzijn. Zorg moet
iets zijn dat je er automatisch bij krijgt als je in een WZC woont. Zorg op zich brengt geen
geluk, welzijn wel. Zorg kan wel een voorwaarde scheppen. Het gaat vooral om de manier
waarop de zorg geboden wordt.
13
Als de bewoner zegt: ‘Het is hier goed, maar het is toch niet thuis.’, moeten we ons ook
afvragen wat hij met deze ‘thuis’ bedoeld. Zou hij als hij zijn oude dag, die gepaard gaat met
afhankelijkheid en zorg, thuis zou doorbrengen wel gelukkiger zijn? Of bedoelt hij met ‘thuis’
zijn leven van vroeger, toen hij nog niet oud en afhankelijk was? Naar ons aanvoelen gaat het
voor een groot stuk toch om het vroegere beeld van ‘thuis’ waar de bejaarde op terugblikt,
toen hij nog geen zorgen nodig had.
3.2.2. Een eigen plek zoeken
3.2.2.1. Aftasten
Tijdens de eerste weken, maanden zoekt de bewoner zijn eigen plek in het rusthuis. Hij toetst
af: Wie zijn de anderen? Bij wie kan ik voor wat terecht? Hoe verloopt het leven in het
rusthuis? Word ik wel aanvaard? Een bewoner omschreef dit gevoel als volgt:
Het is alsof je naar een nieuwe school moet en voor de eerste keer helemaal alleen op de
speelplaats staat.
In het begin denkt de bewoner ook vaak dat er van alles van hem verwacht wordt. Dit maakt
hem onzeker en geeft hem een onwennig gevoel. Hij wordt overvallen door informatie en
indrukken. De bewoner laat het allemaal op hem afkomen. Hij weet van niets, is afhankelijk
en laat het allemaal gebeuren. Later nestelt hij zich in zijn afhankelijkheid, in zijn
onderdanige rol.
3.2.2.2. Ontnuchtering
Het allereerste ‘gevoel van geruststelling’ verandert in ontnuchtering eens hij in het rusthuis
verblijft. Is dit het nu? Ga ik hier de rest van mijn leven doorbrengen? Hier ga ik
sterven. De bewoner beseft wel dat hij beter af is in het rusthuis, maar zijn gevoel is nog niet
mee. De ouderen die nu in het WZC terechtkomen, hebben steeds meer zorg nodig. In deze
fase van hun leven nemen de lichamelijke noden vaak de ‘zin’ in het leven weg. Daarbij komt
dan nog eens het achterlaten van hun (t)huis. Een rusthuisopname is: het verliezen van
fundamenten, loslaten, een veranderingsproces doormaken, omgaan met sociale
verschuivingen… Ze hebben moeilijk, psychisch en lichamelijk. Ze ‘weten’ wel dat ze beter
af zijn in het WZC maar gevoelsmatig staan ze zover nog niet. Wij moeten ons de vraag
stellen: Hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze lichamelijke beperking het verder zetten van
het leven niet verstoort, het ‘geluksgevoel’ niet belemmert?
14
Toen wij een bewoonster uitnodigden voor een activiteit, zei ze het volgende:
Animatie? Wat is dat voor een woord?
Weet je wat animo wil zeggen?
Ja, dat betekent ziel. Mijn ziel is op dit moment erg overstuur.
Ik vind animatie een stom woord. Mij krijg je niet mee om te dansen en te springen.
Ik wil in bed blijven liggen.
Ik wil naar huis.
Deze bewoonster verwoordt heel duidelijk dat ze helemaal nog niet toe is aan activiteiten of
om deel te nemen aan het leven in het WZC. Ze voelt zich ontredderd. Haar ziel is overstuur.
Want wie wil er nu meegetrokken worden in het ritme van het rusthuisleven met iemand die
je verdriet niet ziet? De bejaarde verzet zich. Ze is er nog niet klaar voor. Ze moet haar eigen
ritme nog zoeken.
Het is heel belangrijk om de bewoner de nodige tijd te gunnen, zijn eigen ritme te
vinden in het WZC. Wat stelt warme zorg voor als je niet eerst het verhaal van de bewoner
beluistert en zijn gevoelens erkent?
Als je vertrekt vanuit het verhaal / de beleving van de bewoner wordt een basis gelegd.
Er wordt een vertrouwensband gesmeed. Dan pas je nagaan: ‘Wat kan ik als medewerker voor
die oudere betekenen?’ De rest komt als het ware vanzelf. Als de bewoner zich gehoord en
begrepen voelt, ontstaat er een vertrouwensband en zal hij eerder geneigd zijn deel te
nemen aan het leven in het rusthuis.
3.2.2.3. Aanvaarden
Stilaan ontdekt de bejaarde nieuwe mogelijkheden. Hij begint zijn draai te vinden. Hij
aanvaardt zijn ‘lot’. Hij begint stilaan vrede te krijgen met de idee dat hij in het WZC zijn
laatste stukje leven zal doorbrengen. Er ontstaan nieuwe contacten, vertrouwensrelaties…
De bewoner is niet meer helemaal op zichzelf gericht, maar heeft meer aandacht voor wat
er rondom hem gebeurt. Voor sommige bewoners verloopt dit aanvaardingsproces erg
moeizaam, anderen gaat het gemakkelijker af.
Aanvaarden dat dit nu zijn leven is, helpt om de opname te verwerken, om
gelukkig te zijn…
Denk je dat je in het rusthuis gelukkig kan worden?’ ‘Ja,’ zegt Dora dapper, ‘ik sta ervoor
open. Ik aanvaard mijn lot. Ik ben sociaal. Ik heb altijd als verkoopster gewerkt. Ik ben
graag onder de mensen. Ik ga het zeker proberen.’
Nu ik in het rusthuis woon, besef ik eigenlijk pas wat ik achterliet: een rijk gevuld leven en
een fijne thuis. Ik heb daar vroeger nooit bij stilgestaan. Hier heb ik tijd om na te denken. Ik
kan mijn gevoelens op dit ogenblik in één woord samenvatten. Ik ben dankbaar. Ik blik
dankbaar terug op het verleden, maar ik kijk het leven ook dankbaar tegemoet.
15
3.2.3. Het leven verder zetten in het WZC
De deur van Mia staat op een kier. Ik hoor haar rommelen met plastieken zakken.
Kastdeuren gaan open en dicht. Mia is duidelijk druk in de weer. ‘Wat ben je aan het doen?’
vraag ik nieuwsgierig. ‘Ik ben mijn winterkleding in zakken aan het steken.
…
Een paar dagen later kom ik Mia tegen in de gang. ‘Ben je erin geslaagd om alle
kledingstukken te sorteren?’ vraag ik. ‘Jawel,’ lacht Mia, ‘het is me gelukt. Ik moet eigenlijk
nog wat extra kleren kopen want er zijn toch wel enkele stukken versleten en sommige zijn
wat krap geworden. Maar wanneer zou ik dat toch moeten doen en waar moet ik die
kledingstukken dan weer laten?’
Het leven gaat door, ook in het WZC. Het rusthuis kan de oude thuis niet vervangen, maar
‘anders’ kan ook goed zijn. Stilaan zet de bejaarde zijn leven verder in het WZC, beetje bij
beetje.
Uit de gesprekken die wij met onze bewoners hadden, viel het ons echt op dat vele bewoners
zeggen het goed te vinden, maar in hun verhalen komt vooral droefheid naar boven… We
krijgen te maken met een ‘gelaten tevredenheid’ bij vele bewoners. ‘Het is zo. Ik moet me er
bij neerleggen. Ik moet tevreden zijn.’ Bij gebrek aan uitdagingen om eigen initiatieven te
ontwikkelen, wordt de bewoner bijna automatisch passief, onderdanig en schikt hij zich in
zijn rol als ‘bewoner in het WZC’. (hospitalisatiesyndroom)
Kan je nog lachen in het rusthuis?
Heel soms, maar toch niet echt veel. Dat is voorbij. Lachen is voor mij verleden tijd. Vorige
week was er een kaas- en wijnavond op de afdeling. Er kwam ook een verhalenverteller. Ik
wilde er niet naartoe, maar ik hoorde ze wel lachen tot hier. Ik nam genoegen met het lachen
van anderen.
3.2.4. Enkele aspecten uit de belevingswereld
We halen hier nog enkele belangrijke aspecten uit de beleving van onze bewoners uit
rusthuisboek ‘Leven voorbij de deur’ aan. Want pas als we ons laten raken en laten leiden
door de verhalen van de bewoners kunnen we hen helpen om in het woon- en zorgcentrum
gelukkig te leven en te sterven.
16
3.2.4.1. Verlies van privacy en autonomie
Als je nog thuis woont, doe je wat je wilt. Dat durf ik hier niet. Hier moet je rekening
houden met anderen. Ik heb een grote muziekinstallatie. Weet je dat die hier nog nooit heeft
gespeeld! En vroeger galmden er altijd vrolijke deuntjes door mijn huis. Ik ben toch wel een
beetje bang om anderen te storen. Ik doe het maar beter niet, denk ik dan. Maar als ik echt
graag iets op televisie wil zien, zal ik toch kijken.
Melanie neemt vaak deel aan het ontspanningsaanbod in het rusthuis. Ze is sociaal en kan
goed opschieten met de medebewoners. Toch nodigt ze niet vaak iemand uit op haar kamer.
Ze vertelt dat ze erg op haar privacy is gesteld. Haar kamer beschouwt ze als een eigen plek
waar ze tot rust kan komen.
3.2.4.2. Afhankelijkheid
Het voelt vreemd als je lichaam je in de steek laat. Ik durfde in het begin ook niet met mijn
loopwagentje de gang op. Ik moest steun hebben want ik zakte door mijn benen, maar ik was
verlegen om zo onder de mensen te komen.
De verzorgster brengt me naar de kamer. Het raam staat een beetje open. Het is koud. Ik
bibber, maar toch laat ze de deur openstaan. Ik zou willen dat de zon er even doorkwam, dan
wordt het wat warmer in mijn kamer.
3.2.4.3. Wachten
Ik bel.
‘Als je wat tekort komt, moet je bellen!’ zeggen ze.
De minuten duren lang. Ik zit in de rolstoel en schuif naar voor. Zeer ongemakkelijk.
Na lang wachten, bel ik opnieuw.
Het is de eerste keer deze week dat ik mij weer erg oud voel!
Er heeft nog niemand mijn bel gehoord.
Ik heb hier al veel geweend. Ik mis mijn thuis. Ik ben hulpbehoevend en moet vaak mijn bel
gebruiken. De verpleging heeft het erg druk. Gisteren zat ik op toilet en moest ik 20 minuten
wachten vooraleer ze mij er weer vanaf hielpen. Ik ben maar een magere vrouw. Heel mijn
lichaam deed pijn. Er is te weinig personeel in de rusthuizen. De verpleegsters kunnen het
ook niet helpen. Ik ben niet alleen. Het zit hier vol zorgbehoevende bejaarden. Ze hebben
weinig tijd voor ons en we moeten zoveel betalen!
17
3.2.4.4. Familie
Wat is je grootste zorg?
Mijn kinderen! Mijn kinderen blijven altijd mijn kinderen.
Ik geniet van de bezoekjes met mijn kinderen. Zij zitten dan samen met mij aan tafel. Zij
schenken koffie in en smeren mijn boterhammen. Ik word, net als vroeger, nog eens
opgediend als papa. Het zijn maar kleine dingen, maar het doet zo goed.
De familie heeft een belangrijke impact op de geluksfactor van de bewoner!
Niet alleen de bejaarde zoekt een thuis in het rusthuis, ook de familie probeert zich een weg te
banen door de rusthuisgangen en hoopt er een nieuwe thuis te vinden.
Uitgaande van het besef dat familie een belangrijke geluksfactor is voor de bewoners, is het
heel belangrijk om de familie te betrekken in het WZC. Wij onderstrepen het belang van
familiewerking, het organiseren van familiebijeenkomsten, familiebegeleiding,
familieactiviteiten… We moeten ervoor zorgen dat familie zich ook thuis voelt in het rusthuis,
Na anderhalf jaar bouwen aan een nieuw thuisgevoel in de knusse kamer van mijn moeder
voelde ik mij klaar om mij, samen met haar, buiten de kamer te begeven. Het werd mijn
eerste rolstoelervaring. De rollen waren voorgoed omgekeerd. Er was geen weg terug. Nog
altijd vind ik dit een confronterende aangelegenheid.
(Mia, dochter van bewoonster met dementie)
Een opname in een WZC, ziekte en sterven raakt ook de familie. In crisismomenten is de
verbondenheid met mensen die dichtbij staan vaak nog sterker. Deze thema’s bespreekbaar
maken, biedt vaak ook kansen om de relaties met dierbaren te versterken…
Familiegesprekken kunnen dan kansen bieden om elkaar echt te leren kennen, inspireren tot
vergeving, eeuwenoude tradities tussen generaties doen ontdekken, kansen geven om
dankbaarheid te tonen, afscheid te nemen…
3.2.4.5. Sociale contacten
Over de sociale contacten met de bewoners kan ik het volgende zeggen: dat is voor mij wat
afwachten en aftasten omdat je de mensen nog niet kent. Het is een beetje zoeken. Je moet
ook altijd voorzichtig zijn. Je kent ze niet. Word ik wel aanvaard? Gaan ze mij accepteren?
Ik stoor ook niet graag. Ik wil andere mensen niet in de weg staan en dan heb ik wel eens de
neiging om in mijn kamer te blijven.
18
Sociale contacten zijn nodig voor het zelfbeeld van bewoners. Zonder sociale contacten
verdwijnt er een stukje identiteit. Mensen leven ook voor anderen. Bijvoorbeeld: de wens om
voor anderen te blijven vechten, leven…
Sociale contacten bevestigen dat mensen erbij horen en verhogen het geluksgevoel.
Ik ken hier veel mensen. Ik geniet van de ontmoetingen met leeftijdsgenoten, oude kennissen
en dorpsgenoten. De hele buurt van vroeger kom ik hier weer tegen. Ik krijg regelmatig
bezoek. Dat vind ik echt gezellig. Ach, het is hier zo slecht nog niet.
3.2.5. De balans opmaken
De laatste jaren van mijn leven blik ik terug op de fouten die ik maakte. Fouten maakt
iedereen, maar ik heb uit mijn fouten geleerd. Alles is volbracht. Er zijn moeilijke periodes
geweest, maar uiteindelijk is alles toch goed gekomen. Mijn leven was de moeite waard. Op
mijn sterfbed zal ik ook tranen van vreugde laten.
Naar ons gevoel heeft het wel of niet gelukkig zijn in het WZC vaak weinig te maken met
het woon- en zorgcentrum als dusdanig: de kamer, de infrastructuur, de dienstverlening...
Ook al doen medewerkers nog zo hard hun best, het is geen garantie op gelukkige bewoners.
Geen enkele relatie in het woon- en zorgcentrum, geen enkele wijze van omgaan met de
bewoner kan het thuisgevoel helemaal terugbrengen. Hoe je het ook draait of keert: een
opname in een woon- en zorgcentrum is een aangrijpende gebeurtenis, afhankelijk worden is
zeer confronterend…
Het verschil tussen gelukkige of ongelukkige bewoners heeft vooral te maken met de wijze
waarop tegenslagen in het leven verwerkt zijn en conflicten in relaties uitgesproken zijn.
Geluk in het WZC heeft te maken met hoe bewoners de balans van hun leven opmaken.
Dit brengt ons terug bij de definitie van geluk die professor Ruut Veenhoven,
socioloog aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, geeft: geluk is de mate waarin iemands
eindoordeel over zijn leven als geheel positief uitvalt. Hoe gelukkig je bent hangt dus af
van het antwoord op de vraag of je tevreden bent met je huidige levensomstandigheden.
Geluk heeft te maken met levensvoldoening.
Ouderen maken in het WZC de balans op van hun leven. Ze blikken terug, willen orde
scheppen in hun herinneringen en met zichzelf in het reine komen. Als medewerker kan je de
bewoner ondersteunen/stimuleren bij het opmaken van een (positieve) balans. Vooral op
kwetsbare momenten is het belangrijk dat mensen hun verhaal kunnen vertellen. Bewoners in
een woon- en zorgcentrum hebben te kampen met vele verlieservaringen: afscheid nemen van
thuis, overlijden van partner, verlies van zelfstandigheid, lichamelijke achteruitgang…
Luisteren naar het verhaal van de bewoner is belangrijk in het verwerkingsproces. Dit wordt
onvoldoende beseft in de zorgverlening. Als de zorg maar goed is, de maaltijden lekker en
verzorgd, de ruimtes gezellig en goed onderhouden… Onze ervaringen met het rusthuisboek
hebben ons geleerd dat de meeste ouderen graag hun verhalen doorgeven. Zij waren
ontzettend dankbaar. Een goed rusthuis is een rusthuis waar ouderen hun verhaal kwijt
kunnen! Door echt te luisteren naar het verhaal van de bewoner help je hem bij het opmaken
van een (positieve) levensbalans, hetgeen bijdraagt tot een verhoging van het geluksgevoel.
19
3.2.6. Sterven
Tijdens een gespreksgroepje vroegen wij aan onze rusthuisbewoners: Wat vinden jullie
belangrijk in jullie laatste levensdagen? Zij antwoordden het volgende:
1) Geen pijn lijden
2) Niet alleen zijn
3) Pastorale begeleiding
4) Opvang voor familieleden
5) Kunnen afscheid nemen met volle verstand
Uit de gesprekken die wij hadden met onze bewoners merkten wij duidelijk dat zij ook in het
allerlaatste stadium van hun leven hun eigen lot in handen willen hebben. Zij willen de
waarheid weten. Vaak worden er beslissingen genomen boven hun hoofd en krijgen zij niet
de juiste informatie omdat familie of hulpverleners hen willen sparen.
Door reeds van bij de opname open te communiceren over het levenseinde, wordt de
autonomie en de zelfstandigheid van de bejaarde gestimuleerd. Dit bevordert de tevredenheid
en geeft de ouderen de kans het laatste stukje van hun leven bewuster en intenser te leven.
Leven in het rusthuis is ook leven met de dood voor ogen.
Ja, ik ben bang. De moed zinkt soms in mijn schoenen. Ik heb nu een andere huisdokter. Bij
hem voel ik me meer op mijn gemak. De vorige dokter stuurde mijn dochter naar buiten. Hij
wilde mij alleen spreken, maar ik wilde dat niet. In dit stadium van mijn leven vind ik het
belangrijk dat er naar mij geluisterd wordt. Ik wil dat mijn kinderen betrokken worden. Ik
wil deze momenten samen beleven met de mensen die dichtbij me staan. Dat is alles wat me
nog rest.
Ik hoop dat ik gezond blijf. Ik ben bang om af te takelen. Ik zeg altijd: ‘Als ik te veel moet
afzien, mogen ze me een pilletje geven.’ Ik heb al een hele ouderdom en een mooi leven
achter me. Waarom dan nog afzien? Dat moet toch niet. Ik heb gehoord dat je dan een
briefje moet ondertekenen. Ik moet dit hier maar eens bespreken.
Uit de gesprekken en interviews met de bewoners, komt ook het verdriet van de bewoners
naar voor als er medebewoners sterven. Dit verdriet wordt dikwijls onderschat, onvoldoende
erkend en gerespecteerd. Het leven in het rusthuis gaat gewoon verder. De kamer wordt
ontruimd en enkele dagen later is de nieuwe bewoner al daar. We zien vaak dat bewoners dit
verdriet voor zichzelf houden, hun emoties niet uiten omdat ze anderen niet tot last willen
zijn. Hierdoor dreigen ze in een soort isolement terecht te komen.
20
Harry en Lei zijn pas overleden. Met hen kon ik goed opschieten. Toen Lei gestorven is,
kreeg ik het erg moeilijk. Ik had last van hoge bloeddruk en ik heb die middag niets gegeten.
Ik trek mij dat erg aan. Ik ben heel emotioneel. Ik kan daar niets aan doen. Zo zit ik in
elkaar. Je weet eigenlijk op voorhand dat die vriendschappen hier niet blijven duren. De
dood loert om iedere hoek. Maar het is toch telkens weer moeilijk. Als het mijn beurt is om te
gaan, hoop ik dat ik niet te veel moet afzien.
Het is dan ook belangrijk om samen met de bejaarden rouwen om de overleden
medebewoner. Dit kan gebeuren in een klein afscheidsritueel waarbij men iets kan vertellen
over de overledene, teksten voorlezen, luisterliedje, kaarsje branden, een herdenkingshoekje
op de afdeling maken, samen een rouwkaartje maken voor nabestaanden, een bezinning met
koffietafel organiseren voor de medebewoners…
3.3. Kan een bewoner in het WZC nog gelukkig zijn?
3.3.1. Van ‘gelaten tevredenheid’ naar ‘gelukkige tevredenheid’
in het woon- en zorgcentrum
In het WZC viel het ons echt op dat bewoners vertelden tevreden te zijn, maar toch baadde
deze tevredenheid in een waas van droefheid. Wij misten de levensenergie, de innerlijke
‘drive’… We spreken dan ook van een ‘gelaten tevredenheid’ en een ‘gelukkige
tevredenheid’ bij de bewoners in het WZC.
Ik ben hier tevreden. Je moet begrijpen dat niet iedereen graag hier is. Ik eigenlijk ook niet.
Maar er zit niets anders op. Ik zou ook nog liever jong zijn en thuis wonen, maar het is nu
eenmaal zo. Er is een tijd van komen en een tijd van gaan. Mijn tijd voor het rusthuis was
gekomen.
‘Tevreden zijn’ is een eerste belangrijke stap naar ‘gelukkig zijn’. ‘Tevreden zijn’ is een
voorwaarde om gelukkig te leven en te sterven. Een positieve levensbalans en het leven
aanvaarden zoals het zich aandient, helpt om verder te kunnen met je leven. Het helpt te
kijken door een positieve bril. Wij spreken hier over ‘gelaten tevredenheid’.
‘Gelukkig zijn’ gaat, volgens ons, echter nog een stapje verder. ‘Gelukkige tevredenheid’
houdt in dat je tevreden bent met al wat je hebt, maar ‘gelukkig zijn’ houdt ook net iets meer
in… Dat heeft ook te maken met een dieper tevreden zijn, bezieling, innerlijke kracht,
thuiskomen bij jezelf, innerlijk geluk… Door een goede zorgverlening, een huiselijke sfeer te creëren… kunnen wij de
tevredenheid van de bewoner verhogen. Het geluksgevoel van de bewoner verhogen vraagt
iets extra, meer diepgang…
21
3.3.2. Persoonlijke groei en innerlijke kracht in het woon- en
zorgcentrum
Vele mensen voelen zich oud zodra ze hier komen. Dat heb ik nooit gehad. Het leven stopt
niet als je naar het rusthuis gaat. Het is wel zo dat dit is je laatste thuis is. Je komt hier om te
sterven. Dat weet je vooraf. Je hebt al een heel leven achter je. Je moet hier proberen te
leven zoals vroeger. Je moet je ogen opentrekken: In het rusthuis valt heel wat te beleven! Ik
hou nog altijd van een pleziertje. Zolang ik mijn leven heb, wil ik ervan profiteren!
Bejaarden moeten in het WZC de kans krijgen om te ‘leven’, nieuwe ervaringen op te
doen… Ouder worden en leven in een WZC worden vaak geassocieerd met aftakeling,
eenzaamheid, verdriet en overlijden. Toch kan ouder worden evengoed een boeiend proces
zijn, gekenmerkt door persoonlijke groei. Ook het leven in een WZC heeft een zonnige kant
en kan gepaard gaan met plezier, vriendschap en gezelligheid. Woonzorgcentra kunnen ook
plaatsen zijn waar mooie dingen gebeuren. Achter de rusthuisdeuren tref je immers een
enorme intensiteit van leven aan, met warme ontmoetingen, eenvoudige verlangens en
nieuwe levenservaringen.
Bewoners stimuleren tot persoonlijke groei in het WZC is een ware uitdaging. Het
is stilstaan bij hoe de bewoners heeft geleefd. Wat was voor hem een houvast in
crisismomenten? Wat bezielde hem? Wat was zijn levensovertuiging? Met welke angsten
werd hij geconfronteerd en hoe ging hij hiermee om? Welke levenslessen leerde het leven
hem? Om de ‘gelaten tevredenheid’ om te buigen naar een ‘gelukkige tevredenheid’, om de
bewoners te stimuleren tot persoonlijke groei… is het belangrijk om te werken vanuit hun
krachten. D.w.z. aandacht besteden aan het opsporen van krachten en zoveel mogelijk de
alledaagse gebeurtenissen benutten als groeimomenten, leerkansen.
Weet je, het hoeft allemaal niet zo groots te zijn. Je moet hier een beetje je thuis terugvinden.
In het begin is dat misschien wat zoeken, maar het is wel belangrijk dat je dat doet. Ik heb
hier mijn thuis gevonden. De vriendelijke contacten met het personeel, de bezoekjes van de
kinderen en de rustgevende omgeving maken mij gelukkig en zorgen ervoor dat ik mij hier
goed voel.
3.3.3. Een uitdaging voor iedere medewerker
Werken in een WZC is zorgen voor bijzondere kwetsbare mensen die men een thuis wil
bieden, maar die daar eigenlijk niet willen zijn. Dit is een zware opdracht die veel kennis en
reflectie vereist. Samen met de bewoner op zoek gaan naar de innerlijke kracht en de
positieve kanten van het ouder worden, is een uitdaging voor iedere medewerker.
Hoe kan je als medewerker in het rusthuis een bijdrage leveren om het geluksgevoel
van de bewoner te verhogen? Hoe kunnen we als medewerker de bewoner helpen om zijn
(on)tevredenheid om te buigen naar een innerlijk gelukkig zijn? Hoe kunnen we samen met de
bewoner op zoek gaan naar innerlijke rust en positieve levenskracht? Hierboven reikten we al
een aantal elementen aan, maar we willen hieronder nog even dieper op enkele zaken ingaan.
22
3.3.3.1. Luisteren naar het verhaal
Het is belangrijk om de bewoner echt te leren kennen. Waar haalde hij zijn innerlijke
kracht vandaan op moeilijke momenten? Wat was zijn houvast in crisismomenten?
Ook voor de verwerking van de opname in het WZC kan je teruggaan naar moeilijke
momenten in ’t leven. De periode rond de opname moet ruimte bieden om gevoelens te
ordenen, om sterktes te herontdekken en inzicht te verwerven. Waar haalde de bewoner in
crisismomenten zijn kracht vandaan? Geluk betekent ook leren van verlieservaringen. Als
medewerker kan je samen met bewoner op ontdekkingstocht gaan: Waar heb je kracht
gevonden in moeilijke momenten in het leven? Kan je deze kracht terug oproepen? Kan
je dit gebruiken om nu in deze moeilijke fase verder te gaan? Belangrijk hierbij is:
aftasten, luisteren naar verhaal van bewoner, dragen, elkaar leren kennen, samen op zoek gaan
naar kracht en sterkte in bewoner… Eens de bewoner zich goed voelt in huis, kan je de
bewoner een beetje laten gedijen, hem stimuleren de draad van zijn eigen leven weer op te
nemen… Maar als er moeilijke momenten komen o.a. problemen in de familie,
afhankelijkheid, ziekte… kan je terugkomen op de innerlijke kracht van de bewoner.
Belangrijk hierbij is ook dat je de bewoner zelf laat ontdekken welke richting hij
uitgaat. Wat de innerlijke kracht betreft: Het is niet aan ons om die te bepalen, maar het is
van belang voor de bewoner om deze zelf te ontdekken…Als medewerker kan je kleine
‘duwtjes’ geven, dingen aanraken… maar moet je de bewoner ook respecteren, aftoetsen hoe
ver hij wil en kan gaan.
Het WZC moet een plek zijn waar er intensief naar elkaar geluisterd en met elkaar
gesproken kan worden. Als bewoners hun verhaal niet kunnen of willen vertellen, is hen
nabij zijn onontbeerlijk.
3.3.3.2. Verbindingen maken
Vertrouwensrelaties met medewerkers dragen bij tot kwaliteit van leven en het geluksgevoel
van de bewoners.
Willy zit in de rieten salon te wachten. Hij wil graag zijn e-mails checken maar de computer
is bezet. Als ik met een stapel papier in mijn handen voorbijkom, spreekt hij me aan. We
praten even, maar de deadline van de huiskrant nadert. ‘Ik kom deze week nog bij je langs,’
verontschuldig ik me. ‘Neen,’ zegt Willy ernstig, ‘je moet niet langskomen, je moet
binnenkomen!’
Deze bewoner vertelt dat ‘binnenkomen’ niet hetzelfde is als ‘langskomen’. Hij verwoordt
schitterend de kern van de problematiek. Wat betekent ‘binnenkomen’ voor een bewoner? Het
is in elk geval verder komen dan de deur. Het is echt luisteren, binnenkomen in de persoon,
aanwezig zijn, authentiek zijn, een vertrouwensrelatie aangaan, verbinding maken…
Bewoners ondersteunen en stimuleren tot ‘gelukkige tevredenheid’ is ook de omslag
maken van ‘langskomen’ naar ‘binnenkomen’…
23
3.3.3.3. Nieuwe ervaringen
Ik geniet ervan dat hier zoveel te doen is. Het animatieteam verzint altijd weer iets nieuws. Ik
maak een heleboel mee. Ik vind het heerlijk dat ik ook iets te vertellen heb, want ik kom
nergens meer.
Het leven eindigt niet in het rusthuis. Het rusthuis moet een open huis zijn waar het één en
ander te beleven valt, met activiteiten of projecten om naar uit te kijken. Nieuwe
ervaringen kunnen bijdragen tot nieuwe inzichten en innerlijk geluk. Iets meemaken, een
bijdrage kunnen leveren, iets te vertellen hebben… is heel belangrijk voor het gevoel van
zelfwaarde van de bewoner. Wij ervaren steeds weer dat ouderen ook openstaan voor
nieuwigheden, dat er ook nood is aan activiteiten die de dagelijkse sleur doorbreken…
Voorwaarde is wel dat deze nieuwigheden gebracht worden vanuit vertrouwen, bezieling en
authenticiteit van het personeel.
Enkele voorbeelden:
Een tijdje geleden werden hier, zoals bij een echte Open Bedrijvendag, bedrijfsbezoeken
georganiseerd. De bewoners kregen zo de gelegenheid om eens een kijkje te nemen achter de
schermen van het rusthuis. Wij maakten op een heel andere manier kennis met de
verschillende diensten in huis. Tijdens het bezoek aan de grootkeuken, zag kokkin Annemie
dat ik erg geïnteresseerd was. Zij nodigde me uit om eens te komen helpen.
Analoog aan de Open Bedrijvendag organiseerden wij de afgelopen jaren ook in het rusthuis
bedrijfsbezoeken voor de bewoners. De bewoners gingen op ‘bedrijfsbezoek’ in de
grootkeuken, de kelder van het rusthuis, bij de administratie en de sociale dienst. Ze kregen
een woordje uitleg van de kinesisten en gingen op bezoek bij de bewoners van de afdeling
voor dementerende bejaarden. Door het organiseren van bedrijfsbezoeken in het rusthuis
kregen de bewoners meer respect en begrip voor de verschillende diensten. Bewoners
beseffen vaak niet wat er allemaal achter de schermen gebeurt. Anderzijds gaven de
bedrijfsbezoeken de personeelsleden ook de gelegenheid om op een heel andere manier om
te gaan met de bewoners.
Voorafgaand aan het bedrijfsbezoek op de afdeling voor dementerenden kregen de
bewoners een woordje uitleg over dementie en de werking van de afdeling. Er werden tips
gegeven m.b.t. het omgaan en de beleving van dementerenden en er was ruimte voor het
stellen van vragen. Het viel ons op dat vele bewoners in het woon- en zorgcentrum echt
behoefte hebben aan informatie over dementie. Er werden heel wat vragen gesteld en
bezorgdheden uitgesproken.
Vastenactie: Het glazen (rust)huis.
Enkele weken geleden organiseerden we de vastenactie ‘Het glazen (rust)huis’. Vier
personeelsleden sloten zich voor het goede doel 24 uur op in het glazen (rust)huis, zonder te
eten. Ondertussen verrasten ze bewoners, familie en personeel met een (radio)programma vol
24
verrassingen (o.a. interessante interviews, bewegingsmoment, verteluurtje voor de kleinsten,
zangstonde, vers fruitsap bij het ochtendgloren…).
De bewoners genoten van het ‘evenement’. Zij nodigden familie uit en hadden iets te
vertellen. Ook het feit dat ze met ‘plaatjes aan te vragen’ iets konden betekenen voor
minderbedeelden, maakte hen gelukkig.
3.3.3.4. Ook leven in het heden
Het verleden is een heel belangrijk gegeven in het leven van de oudere. Het maakt de oudere
tot wie hij nu is. Het vertellen van gebeurtenissen uit het verleden, kleurt het heden en geeft
weer zin aan het leven. Maar naar ons inziens wordt er in de rusthuizen te veel gefocust op
het verleden. Liedjes uit de oude doos, reminiscentie, oude volksspelen, oude films, kienen…
zijn aangename bezigheden voor ouderen, maar men mag niet vergeten dat de bejaarde ook in
het nu leeft. Normaal verouderende personen leven niet voortdurend in het verleden. Bij hen
primeert ook het heden. Zij leven mee met kinderen en kleinkinderen, denken na over hun
leven in het rusthuis, de relaties met medebewoners en personeelsleden…
Uit onderzoek blijkt dat echt gelukkige mensen heel sterk in het ogenblik aanwezig zijn. Dit
gegeven vonden we ook terug toen we gingen grasduinen in uitspraken/citaten over ‘geluk’
van bekende inspirerende figuren.
Zodra je je verbindt met de realiteit van dit moment, zal de kracht van het leven door je
stromen. (Eckhart Tolle)
Het is een kunst om gelukkig te zijn, om helemaal in het ogenblik te leven. (Anselm Grün)
Het geheim ligt in het heden; als u aandacht besteedt aan het heden, zult u het kunnen
verbeteren. (Paulo Coelho)
Reeds van bij de opname worden er heel wat gegevens verzameld om de zorg zoveel mogelijk
af te stemmen op de bewoner als uniek individu. Naast de medische vragenlijst gaat men ook
op zoek naar wie de bewoner was: beroep, ervaringen uit de kindertijd, hobby’s,
familieleven… Vaak staan in deze dossiers veel feitelijke gegevens uit het verleden, maar
bevat het weinig informatie over de beleving van de oudere. Uit ervaring weten we dat er
uiteindelijk maar weinig met de gegevens uit zo’n dossier gebeurt. Naar ons aanvoelen, mist
zo’n dossier iets wezenlijks als er niet vertrokken wordt vanuit het heden, vanuit het verhaal
van de bewoner. Het is belangrijk om ook te focussen op de beleving van de bewoner. Wat
houdt de bewoner op dit moment bezig? Waar zit hij nog mee?
3.3.3.5. De kleine dingen in het leven
Net zoals geluk zit in kleine dingen, kan je als medewerker in hele kleine dingen de
innerlijke krachten van de bewoner aanboren.
Enkele voorbeelden:
- Levensvragen, spirituele uitspraken en zingevingsteksten in de huiskrant
- Bezinningsmomenten, advent- en vastenacties…
- Warme en vriendelijk zorg aanreiken
- Creatief omspringen met de tijd
25
Een goede verzorgster moet vele kwaliteiten hebben. Ze moet alert zijn en de bejaarden
feilloos aanvoelen. Zonder dat de bejaarde iets zegt, moet ze zien of er iets scheelt. Dat is
een hele kunst. Sommige personeelsleden hebben dat echt in zich, anderen moeten nog veel
leren. Ik ga je een voorbeeld geven van warme zorg. Iedere morgen krijg ik een dienblad met
mijn ontbijt. Op de folie die ze over het brood trekken, staat altijd mijn kamernummer. Maar
op een keer stond er: ‘Goedemorgen Jet!’ Echt, mijn naam stond er zelfs bij! Zoiets doet
plezier. Dat zijn zo van die kleine dingen die het leven aangenaam maken.
- Bewoners helpen om het positieve te zien. Samen nieuwe doelen zoeken
Wat heb je vandaag gedaan wat je een goed gevoel gaf? Vertrekken vanuit een
positieve bril om de zaken te bekijken…
Wij vroegen aan onze bewoners: Wat vinden jullie positief aan een leven in het rusthuis?
De top 5 van hun antwoorden:
1) Veilig, geborgen gevoel
2) Sociale contacten
3) Activiteitenaanbod, animatie
4) Het is een geruststelling voor de familie.
5) Hotelservice: maaltijd, zorg, onderhoud, sociale dienst, administratie…
3.3.3.6. Bezielde medewerkers
Innerlijke kracht uit de bewoners halen, is geen gemakkelijke opdracht. Dit alles vraagt
bezielde medewerkers. Om bewoners te stimuleren hun innerlijke krachten aan te boren,
moet je als medewerker ook een kijk hebben op je eigen krachten. Dit vraagt ook enige
diepgang in je eigen leven. We botsen op het feit dat dit in de opleiding tot verzorgende of
verplegende nog onvoldoende aan bod komt. Het menselijk geluk, dat toch eigenlijk het
hoofddoel is van de zorg, wordt vaak gewoon vergeten!
Bovendien zitten we met het gegeven dat er veel te weinig tijd is voor extra aandacht
en diepgaande gesprekken met de bewoners. Maar laten we ons daar ook niet op blindstaren.
Er zijn ondanks het grote gebrek aan tijd toch een aantal dingen die je als medewerker kan
doen om het geluksgevoel van de bewoner te verhogen. Een bewoner met dementie reikte ons
hiervoor een hele mooie tip: ‘Geluk, dat zijn de kleine dingetjes in het leven, iets voor iemand
anders doen…‘ Voor de bewoners hoeven het allemaal geen grootse dingen te zijn. Met
vriendelijkheid en bezieling kom je al een heel eind. Door samen het leven in het rusthuis te
beleven en via dagdagelijkse dingen kan je de bewoner echt leren kennen en samen het pad
naar ‘gelukkige tevredenheid’ bewandelen..
Als zorgverleners moeten we geloven dat het werken met ouderen in het WZC een opgave
maar ook een gave is waarbij je geprikkeld kan worden om het beste van jezelf te geven.
Bewust luisteren naar de verhalen van de bewoners, je erdoor laten raken… is fascinerend en
confronterend. Het stemt tot nadenken over je eigen levensverhaal en kan je een boost geven
om zelf ten volle te kiezen voor het echte leven.
26
4. Slot
Tot zover deze rondleiding in de belevingwereld van de bewoners van WZC Sint-Jozef te
Neerpelt. Wij hopen, samen met onze bewoners, dat hun verhalen op de één of andere manier
blijven hangen, dat ze u raken en aan het denken zetten…
Maar dit was ook ons verhaal. Dit is ook hoe wij project rusthuisboek ervaren en
beleefd hebben. Dit is wat wij uit de verhalen van onze bewoners leerden en meepikten. Dit is
ons ‘ervaringsverhaal’. Misschien hebt u vanuit uw eigen professionele en persoonlijke
achtergrond bemerkingen en vragen bij ons verhaal? Misschien waren er raakvlakken of
herkenningspunten? Wij hopen dat wij u met ons ervaringsverhaal konden inspireren om na te
denken over uw werkveld en over uw eigen verhaal.
Wij wensen u verder: ‘Veel geluk!’
Leen Plessers & Linda Geerits
Woon- en zorgcentrum Sint-Jozef
www.sintjozefneerpelt.be
Top Related