7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
1/59
Referentie nummerDNS SSB 007: Deel 1: 2014
SSB 2014
CONCEPTNATIONALESTANDAARD
DNS SSB007: Deel 1: 2014
Eerste concept editie2014-03-21
Richtlijnen voor de varkenshouderij
Deel 1: Basis richtlijnen voor agrarische
bedrijven
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
2/59
DNS SSB 007: Deel 1: 2014
ii SSB 2014 Alle rechten voorbehouden
(Deze bladzijde is bewust onbeschreven gelaten)
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
3/59
DNS SSB 007: Deel 1: 2014
SSB 2014 Alle rechten voorbehouden iii
Inhoudsopgave Blz.
Voorwoord .......................................................................................................................................................... iv Leden van de Techn ische Commissie ............................................................................................................. v1 Scope ...................................................................................................................................................... 12 Defini ties................................................................................................................................................. 13 Locat iegeschiedenis en beheer ........................................................................................................ 43.1 Algemeen................................................................................................................................................ 43.2 Locat ie geschiedenis ............................................................................................................................ 43.3 Locat iebeheer ........................................................................................................................................ 44 Registraties en zelfbeoordeling/interne inspect ie ............................................................................. 55 Gezondheid , veil igheid en welzi jn van medewerkers ........................................................................ 55.1 Algemeen................................................................................................................................................ 55.2 Gezondheid en vei ligheid ..................................................................................................................... 55.3 Hygine ................................................................................................................................................... 55.4 Training ................................................................................................................................................... 65.5 Gevaren en eerste hulp ......................................................................................................................... 65.6 Beschermende kleding/ui trusting ....................................................................................................... 75.7 Welzi jn medewerkers ............................................................................................................................ 76 Onderaannemers en bezoekers ........................................................................................................... 77 Afval en milieubeheer, recycling en hergebruik ............................................................................. 77.1 Algemeen................................................................................................................................................ 7
7.2 Ident if icat ie van afval en verontrein igende stof fen ........................................................................... 87.3 Plan van aanpak inzake afval en milieuvervu il ing ............................................................................. 88 Mil ieu en mi lieubeheer .......................................................................................................................... 88.1 Algemeen................................................................................................................................................ 88.2 Invloed van agrari sche acti viteiten op het mil ieu en biodiversiteit ................................................. 89 Klachten .................................................................................................................................................. 810 Recal l procedure ................................................................................................................................... 811 Voedselveil igheid (niet van toepassing op bloemen en siergewassen) .......................................... 912 Traceerbaarheid en scheiding ............................................................................................................. 9
Annex A(informatief) Algemene richtlijnen voor het uitvoeren van een risicoanalyse.................................... 10Annex B(informatief) Risicoanalyse en locatiebeheer behorende bij paragraaf 3.3....................................... 14
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
4/59
DNS SSB 007: Deel 1: 2014
iv SSB 2014 Alle rechten voorbehouden
Voorwoord
In het streven een zekere ordening teweeg te brengen in de samenleving in het algemeen en ter versterkingvan de varkenssector in het bijzonder, is er door het Surinaams Standaarden Bureau een TechnischeCommissie samengesteld voor de ontwikkeling van een standaard voor de varkensproductie (december 2012).
Deze Technische Commissie heeft gewerkt aan de formulering van deze standaard bestaande uit drie delennamelijk:
Deel 1: Basis richtlijnen voor agrarische bedrijven
Deel 2: Basis richtlijnen voor veeteelt
Deel 3: Specifieke richtlijnen voor de varkensteelt
Deze drie delen zijn samen nodig voor het komen tot de standaard voor de varkensproductie in Suriname.
Ter verduidelijking:
Het eerste deel kan onafhankelijk van de andere delen gebruikt worden als basis voor alle agrarischebedrijven. Het eerste en het tweede deel vormen samen de basis voor goede agrarische praktijken voor deveeteelt sector. Het derde deel samen met de twee voorgaande delen vormen de standaard voor goedeagrarische praktijken voor de varkenshouderij. Het derde deel moet voor de andere specifieke veeteeltsectoren nog opgemaakt worden.
Ons doel is dat de volledige standaard over een aantal jaren van toepassing is op alle varkensbedrijven
(zowel grote als kleine varkenshouders) in Suriname, zodat voedselveiligheid en voedselzekerheid in ons landverbeterd wordt en gewaarborgd blijft. Tevens zullen de Surinaamse varkensbedrijven hierdoor een beterepositie kunnen innemen op de internationale markt.
Voor het bereiken van dit doel is een goede samenwerking nodig van alle stakeholders en de overheid. Devarkenshouders moeten zich organiseren en een landelijk plan van aanpak ontwikkelen voor de stapsgewijzeimplementatie van de standaard in samenspraak met de overheid.
Bij de ontwikkeling van deze standaard is gebruikgemaakt van de volgende referentie(documenten):
Food and Agriculture organization (FAO): GAP Database, 2007
Food and Agriculture Organization of the United Nations (FAO): GAP Principles, 2007
GLOBAL GAP
Food and Agriculture Organization of the United Nations (FAO) en World Organization for AnimalHealth (OIE): Guide to Good Farming Practices for Animal Production Food Safety,Rome, 2009
Compassion in World Farming Trust (CIWF): Animal Welfare Aspects of Good Agricultural Practice:Pig Production, 2006
Paramaribo, maart 2014.
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
5/59
DNS SSB 007: Deel 1: 2014
SSB 2014 Alle rechten voorbehouden v
Leden van de Technische Commissie
Het Surinaams Standaarden Bureau (SSB) heeft conform zijn bevoegdheden zoals vastgelegd in deStandaardenwet van 20 augustus 2004 (Staats Blad 2004 no. 121, zoals gewijzigd bij S.B. 2012 no. 42),houdende vaststelling van regels betreffende standaarden voor goederen en geaccepteerdewerkwijzen/processen, een commissie van deskundigen benoemd.
De commissie die aan de formulering van deze standaard heeft gewerkt ziet er als volgt uit:
VOORZITTER ORGANISATIE
Mw. Ir. Arianne de Bye, MSc. Suriname Pig Farms NV
ONDERVOORZITTER
Mw. Drs. Lorraine Akrum, MSc. Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij/Keuringsdierenarts
LEDEN
Dhr. Soereschandre Kalpoe, BSc. Veehoudersbond
Dhr. Ing. Guilliano Jodhabier BAB Vitalo NV
Mw. Razia Gaffar-Alli, BSc. Surinaams Standaarden Bureau (SSB)
(technisch secretaris)
Mw. Roshni Mohan, BSc. Surinaams Standaarden Bureau (SSB)
(technisch secretaris)
Overeenkomstig de procedures van standaardisatie dient er elke vijf (5) jaar een verplichte herziening van destandaard plaats te vinden en even zoveel keren daarvoor als noodzakelijk.
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
6/59
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
7/59
CONCEPT NATIONALE STANDAARD DNS SSB 007: Deel 1: 2014
SSB 2014 Alle rechten voorbehouden 1
Deel 1: Basis richtli jnen voor agrarische bedrijven
1 Scope
Deze standaard is van toepassing op alle agrarische bedrijven in Suriname, ongeacht de grootte van hetbedrijf. Dit document bevat minimale basis vereisten die nodig zijn voor een optimale agrarischebedrijfsvoering.
2 Definities
2.1afvalbeheersplan
procedure voor het verzamelen, verwerken, hergebruiken en afvoeren van afgedankte of overtolligeapparatuur, producten of materialen in welke vorm dan ook, inclusief vaste stoffen, vloeistoffen en gassen
2.2agrarisch bedrijfbedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten bestemd voor consumptie of handelsdoeleinden, doormiddel van het telen van gewassen of het houden van dieren
2.3
aquacultuuraquacultuur omvat de teelt van aquatische organismen, zoals vissen, weekdieren, schaaldieren, schelpdierenen wieren bedoeld voor consumptie of handelsdoeleinden
2.4bedrijfsleider
natuurlijke persoon of personen die op het (landbouw)bedrijf verantwoordelijk zijn voor de normale dagelijksegang van zaken op financieel of productiegebied
2.5beschermende kleding
kleding met de juiste eigenschappen die voldoende veiligheid biedt bij het werken met onder andere dieren,chemicalin en medicijnen
2.6bezoeker
een niet bij het bedrijf behorend persoon die na afspraak een deel of het geheel bedrijf mag betreden
2.7chemicalin
chemicalin zijn chemische elementen en hun samenstellingen, in natuurlijke staat of als resultaat van eenproductieproces
2.8corrigerende maatregelen
maatregelen die genomen worden om de oorzaken van een afwijking of een andere ongewenste situatie te
elimineren om herhaling te voorkomen
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
8/59
DNS SSB 007: Deel 1: 2014
2 SSB 2014 Alle rechten voorbehouden
2.9conversieratio
verhouding van de omzetting van voer (plantaardige eiwitten) naar dierlijke eiwitten
2.10
desinfectiemiddelmiddel dat micro-organismen inactiveert of dood
2.11diergeneesmiddel
substantie die bestemd is om- al dan niet- na bewerking of verwerking te worden gebruikt voor:
i) het genezen, lenigen of voorkomen van enige aandoening, ziekte, ziekteverschijnsel, pijn,verwonding of gebrek van een dier;
ii) het herstellen, verbeteren of wijzigingen van het functioneren van organen van een dier; en
iii) het onderkennen van een ziekte of gebrek bij dieren door toepassing bij een dier
2.12faciliteit
installatie binnen een inrichting waar niet een eind- of tussenproduct wordt bewerkt of vervaardigd en die geenonderdeel zijn van het gebouw
2.13gebouw
elk bouwwerk dat een voor de mens toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten,ruimte vormt
2.14gestandaardiseerd
naar vaste maatstaf gemaakt
2.15gewasbeschermingsmiddel
mengsel met een of meer werkzame stoffen, bestemd om te worden gebruikt om:
planten of plantaardige producten te beschermen tegen alle schadelijke organismen of de werkingdaarvan te voorkomen;
levensprocessen van planten te benvloeden, voor zover het niet gaat om voedende stoffen;
plantaardige producten te bewaren;
ongewenste planten te doden; en
delen van planten te vernietigen of een ongewenste groei van planten te remmen of te voorkomen
2.16gezondheids- en veiligheidsprocedure
gespecificeerde wijze voor het uitvoeren van een activiteit die te maken heeft met de gezondheid en deveiligheid van mens en dier. Hierin zijn ook de taken en bevoegdheden van de daartoe verantwoordelijkepersonen beschreven
2.17hygine (standaarden/procedures)
hygine is een verzamelnaam voor alle handelingen en handelingswijzen die ervoor zorgen dat mensen endieren gezond blijven door ziekteverwekkers uit de buurt te houden
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
9/59
DNS SSB 007: Deel 1: 2014
SSB 2014 Alle rechten voorbehouden 3
2.18infectie
binnendringen en de vermeerdering van ziektekiemen in een organisme, al dan niet gevolgd doorziekteverschijnselen
2.19landbouwpraktijkuitvoering van wetenschap of kunst van het bewerken van de grond, het oogsten van gewassen en het fokkenvan vee
2.20management
leiding van een organisatie die, via het voorbereiden, cordineren en auditen van de personele en materilemiddelen, vooraf vastgestelde doelen en doelstellingen tracht te bereiken
2.21medewerker
iemand die met anderen in hetzelfde bedrijf, organisatie of vestiging werkt
2.22milieu
onder milieu verstaan we het geheel van atmosfeer, bodem, water en geluiden die van invloed zijn op hetwelzijn van plant, dier en mens
2.23nood- en ongevallenprocedure
gespecificeerde wijze voor het uitvoeren van een activiteit die te maken heeft met nood en ongevallen bijmens en dier. Hierin zijn ook de taken en bevoegdheden van de daartoe verantwoordelijke personenbeschreven
2.24
onderaannemerpersoon of organisatie die in opdracht van een aannemer, zonder voor hem in dienst te zijn, het aangenomenwerk geheel of gedeeltelijk uitvoert tegen een vastgestelde prijs
2.25parallelle productie/parallel eigendom
parallelle productie komt voor bij bedrijven waarbij de twee productiestromen onafhankelijk van elkaar gezienmoeten worden (gestandaardiseerd versus niet- gestandaardiseerd)
2.26personeel
alle mensen die in dienst zijn bij een onderneming
2.27procedure
document waarin vastgestelde methoden voor het voeren van een bedrijf staan opgetekend
2.28producent
persoon, organisatie of bedrijf dat iets maakt of voortbrengt
2.29productie-eenheid
(deel van een) productiemiddel, dat zelfstandig (ofwel onafhankelijk van de andere delen van hetdesbetreffende productiemiddel) kan worden ingezet
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
10/59
DNS SSB 007: Deel 1: 2014
4 SSB 2014 Alle rechten voorbehouden
2.30registratie
systematische verzameling van informatie over personen, instellingen of zaken die op dezelfde wijze wordtbijgehouden ten behoeve van het gebruik door verschillende personen
2.31registratiesysteemsysteem waarin gegevens worden vastgelegd over de dagelijkse praktijk, zodanig dat deze ook geschikt zijnvoor uitkomstonderzoek
2.32risico
kans dat een bepaalde ongewenste gebeurtenis (bijv. ziekte, klacht of bijwerking) optreedt
2.33risico-inventarisatie
systematische inventarisatie van de bedrijfsrisico`s, meestal uitgevoerd als onderdeel van risicomanagement
2.34veehouderij
bedrijf waar vee gehouden en gefokt wordt
2.35voedselveiligheid
garantie dat voedsel geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid van de eindverbruiker wanneer hetwordt bereid en gegeten, rekening houdend met het doel en de manier van de consumptie ervan
3 Locatiegeschiedenis en beheer
3.1 Algemeen
Een van de hoofdelementen van duurzame landbouw is de continue integratie van locatiespecifieke kennis enpraktische ervaring in toekomstig(e) management, planning en uitvoering. Het land, de gebouwen en anderefaciliteiten die deel uitmaken van het bedrijf dienen op passende wijze te worden beheerd, zodat een veiligeproductie van voedsel en bescherming van het milieu worden gegarandeerd.
3.2 Locatie geschiedenis
3.2.1 Er dient een visuele identificatie te zijn, zoals een fysieke aanduiding (bord) op elk(e) veld/boomgaard/ kas/ erf/ perceel/ stal/ hok en/of andere plaatsen/ locaties op het bedrijf, welke gebruikt wordenvoor de productie. Tevens een schema of plattegrond van het bedrijf waar deze aanduidingen op te zien zijn.
3.2.2 Voor elke productie-eenheid/ locatie dient een registratiesysteem te zijn opgezet en gemplementeerdvoor veehouderij/ aquacultuur en/of agrarische activiteiten die plaatsvinden op die locatie.
3.3 Locatiebeheer
3.3.1 Er dient een risico-inventarisatie beschikbaar te zijn. De risico-inventarisatie moet jaarlijks wordenaangepast voor wat betreft nieuwe of gewijzigde risicos bij bestaande of nieuwe productie locaties. Risico-inventarisatie moet aantonen dat deze desbetreffende locatie geschikt is voor produktie met het oog opvoedselveiligheid, milieubescherming en diergezondheid (zie Annex A: algemene richtlijnen voor het uivoerenvan een risicoanalyse en Annex B: risicoanalyse en locatiebeheer behorende bij paragraaf 3.3).
3.3.2 Een beleidsplan voor de bedrijfsvoering dient te zijn opgesteld waarin strategien zijn vastgesteld om
de in de risico-inventarisatie gedentificeerde risico's te minimaliseren.
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
11/59
DNS SSB 007: Deel 1: 2014
SSB 2014 Alle rechten voorbehouden 5
4 Registraties en zelfbeoordeling/interne inspectie
4.1 Belangrijke gegevens van agrarische activiteiten moeten geregistreerd en bewaard worden.
4.2 Producenten moeten bijgewerkte registraties ten minste 2 jaar bewaren tenzij een langere periode wordt
voorgeschreven in specifieke beheerspunten. Deze registraties dienen tenminste 3 maanden vr deinspectiedatum te worden bijgehouden. Voor de veehouderij geldt dat deze registraties tenminste nproductie ronde vr de initile inspectie teruggaan.
4.3 Er is gedocumenteerd bewijs dat een jaarlijkse interne zelfbeoordeling is uitgevoerd onderverantwoordelijkheid van de producent of een interne inspectie voor elk lid van de groep.
4.4 Er is gedocumenteerd bewijs dat er effectieve corrigerende maatregelen zijn genomen engemplementeerd naar aanleiding van de tekortkomingen die zijn geconstateerd tijdens de interne inspectie.
5 Gezondheid, veiligheid en welzijn van medewerkers
5.1 Algemeen
Voor een veilige en efficinte exploitatie van elk agrarisch bedrijf staat de mens centraal. De eigenmedewerkers van het bedrijf, de onderaannemers en de producenten zorgen voor de kwaliteit van deproducten en voor milieubescherming. Opleidingen en trainingen dragen bij tot duurzaamheid en hetbevorderen van welvaart en welzijn van alle stakeholders. Er dient veilig te worden gewerkt en allemedewerkers dienen zowel begrip te hebben van en competent te zijn voor de door hen uit te voeren taken.Medewerkers en onderaannemers dienen voorzien te zijn van geschikte uitrusting om veilig te kunnen werkenen in geval van ongelukken tijdige en passende hulp te kunnen krijgen.
5.2 Gezondheid en veiligheid
5.2.1 De producent dient over een schriftelijke risico-inventarisatie voor gevaren voor de veiligheid engezondheid van de medewerkers te beschikken. De geschreven risico-inventarisatie kan een generieke zijnmaar moet aangepast zijn aan de omstandigheden op het bedrijf. De risico-inventarisatie moet wordenherbeoordeeld en geactualiseerd indien veranderingen (bijvoorbeeld nieuwe machines, nieuwe gebouwen,nieuwe gewasbeschermingsmiddelen, aangepaste teeltpraktijken enzovoorts) zich voordoen.
5.2.2 Het bedrijf dient te beschikken over een gedocumenteerde gezondheids- en veiligheidsprocedures dieingaan op de thema's zoals benoemd in de risico-inventarisatie van 5.2.1. De gezondheids- enveiligheidsprocedures moeten ingaan op de punten die naar voren zijn gekomen in de risico-inventarisatie enmoeten passend zijn voor de bedrijfsactiviteiten. Dit kan nood- en ongevallenprocedures encalamiteitenplannen omvatten voor alle onderkende risico's in de werksituatie enzovoorts. De proceduresmoeten jaarlijks worden herbeoordeeld en moeten worden geactualiseerd indien de risico-inventarisatie wijzigt.
5.2.3 Medewerkers moeten hun competentie wat betreft verantwoordelijkheden en taken via visueleobservatie kunnen aantonen. De instructies en trainingen mogen door de producent zelf gegeven worden. Ermoet bewijs van instructie- en trainingsdossiers aanwezig zijn.
5.3 Hygine
5.3.1 Het bedrijf dient te beschikken over een schriftelijke risico-inventarisatie voor hyginekwestiesbetreffende de productieomgeving. De risico's zijn afhankelijk van de producten die geproduceerd en/ofgeleverd worden. De risico-inventarisatie kan een generieke zijn, maar moet aangepast zijn aan deomstandigheden op het bedrijf en moet jaarlijks opnieuw beoordeeld en geactualiseerd worden, indienveranderingen (bijvoorbeeld andere activiteiten) zich voordoen.
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
12/59
DNS SSB 007: Deel 1: 2014
6 SSB 2014 Alle rechten voorbehouden
5.3.2 Het bedrijf dient te beschikken over gedocumenteerde hygine-instructies voor alle medewerkers. Dehygine-instructies zijn zichtbaar aanwezig op het bedrijf, door middel van duidelijke tekens (afbeeldingen)en/of in de taal die de meeste medewerkers spreken. In de instructies moet ten minste zijn opgenomen:
de noodzaak/juiste wijze van handen wassen;
het afdekken/ behandelen van wondjes;
de beperking van roken, eten en drinken tot daartoe bestemde plaatsen;
het bekendmaken van relevante infecties of omstandigheden zoals symptomen van ziekte(bijvoorbeeld braken, geelzucht, diarree), waarbij de desbetreffende medewerkers geen directcontact mogen hebben met het product en met oppervlakken die met voedsel in contact komen;
het gebruik van geschikte beschermende kleding.
5.3.3 Alle personen die op het bedrijf werken moeten jaarlijks basisinstructies op het gebied vanhyginestandaarden zoals gedocumenteerd in 5.2.2. ontvangen. Zowel mondelinge als geschreven instructiesworden gegeven als introductie training voor hygine. Alle nieuwe medewerkers moeten deze training hebbengevolgd en hun deelname bevestigd hebben. Alle instructies van 5.2.2. moeten zijn opgenomen in dezetraining. Alle medewerkers, inclusief eigenaren en bedrijfsleiders, moeten jaarlijks deelnemen aan debasishyginetraining van het bedrijf.
5.3.4 Hygineprocedures van het bedrijf dienen gemplementeerd te worden.
5.4 Training
5.4.1 Er dient een registratie te worden bijgehouden van trainingsactiviteiten met daarin de onderwerpen,de trainers, de data en de deelnemers. Bewijs van deelname is vereist.
5.4.2 Alle medewerkers die werken met diergeneesmiddelen, chemicalin, desinfectiemiddelen,gewasbeschermingsmiddelen, biociden en/of andere gevaarlijke stoffen en/of deze toedienen en allemedewerkers die werken met gevaarlijke of complexe apparatuur (zoals gedefinieerd in de risico-inventarisatie in 5.2.1), moeten over de juiste documentatie beschikken om hun competentie aan te tonen.
5.5 Gevaren en eerste hulp
5.5.1 Ongevallenprocedures moeten permanent duidelijk zichtbaar worden opgehangen in toegankelijkeruimten en locaties. Deze instructies zijn beschikbaar in de taal die het meest wordt gesproken door demedewerkers en/of d.m.v. pictogrammen. De procedures moeten duidelijk het volgende aangeven:
aanduiding van het bedrijf op een plattegrond of adres bedrijf
contactpersoon of personen
een recente lijst van belangrijke telefoonnummers.
5.5.2 Potentile gevaren moeten duidelijk worden aangeduid met waarschuwingsborden (bijvoorbeeldafvalkuilen, brandstoftanks, toegangsdeuren van opslagruimten van gewasbeschermingsmiddelen/meststoffen/andere chemicalin, evenals wachttijden enzovoorts). Deze moeten in de taal of talen zijn die hetmerendeel van het personeel spreekt en/of voorzien zijn van pictogrammen.
5.5.3 Veiligheidsadviezen over stoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid van medewerkers moetenbeschikbaar/ toegankelijk zijn.
5.5.4 Eerste Hulp Bij Ongevallen (EHBO) koffers moeten op alle vaste locaties en in de nabijheid vanveldwerk aanwezig zijn.
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
13/59
DNS SSB 007: Deel 1: 2014
SSB 2014 Alle rechten voorbehouden 7
5.5.5 Tijdens werkzaamheden op het bedrijf moet er altijd n persoon aanwezig zijn die een EHBO-cursus heeft gevolgd (dat wil zeggen binnen de afgelopen 5 jaar).
5.6 Beschermende kleding/uitrusting
5.6.1 Medewerkers, bezoekers en onderaannemers zijn uitgerust met geschikte beschermende kleding diein overeenstemming is met de gebruiksinstructies op alle etiketten of de (wettelijke) vereisten.
5.6.2 Herbruikbare beschermende kleding dient na gebruik schoongemaakt te zijn en zodanig te wordenopgeslagen dat besmetting van de persoonlijke kleding wordt voorkomen.
5.6.3 Beschermende kleding moet schoon zijn. Tevens is er een schoonmaakschema dat afhankelijk is vande gebruikswijze en de mate van mogelijke verontreiniging. Beschermende kleding en uitrusting dient apartgewassen te worden van persoonlijke kleding. Herbruikbare handschoenen dient men eerst te wassenalvorens deze uit te doen. Wegwerpartikelen (handschoenen, overalls, enzovoorts) moeten na eenmaliggebruik worden afgevoerd. Ook dienen vuile en beschadigde beschermende kleding en uitrusting enverbruikte filterpatronen op de juiste wijze afgevoerd te worden. Alle beschermende kleding en uitrustinginclusief reservefilters moeten buiten de opslagfaciliteit voor gewasbeschermingsmiddelen opgeslagenworden en fysiek worden gescheiden van andere chemische stoffen die de kleding of uitrusting kunnenbesmetten.
5.7 Welzijn medewerkers
5.7.1 Er is documentatie beschikbaar waarin is vastgelegd dat een met name genoemd lid van hetmanagement verantwoordelijk is voor het toezien op de naleving en uitvoering van bestaande, actuele enrelevante nationale regelgeving voor gezondheid, veiligheid en welzijn van medewerkers.
NOOT Uit de registraties moet blijken dat de zorg van werknemers op het gebied van gezondheid, veiligheid enwelzijn worden vastgelegd in geplande bijeenkomsten, die tenminste eenmaal per jaar tussen het management en demedewerkers van de locatie gehouden worden. Deze gesprekken moeten kunnen plaatsvinden zonder angst voor
intimidatie of vergelding.
5.7.2 Gelegenheid tot handen wassen, drinkwater, een plek om voedsel te bewaren en een plek om te etenmoeten beschikbaar zijn voor de medewerkers.
5.7.3 Beschikking hebben over een omkleedruimte en primaire sanitaire voorzieningen.
5.7.4 Huisvesting voor medewerkers op het bedrijf moet bewoonbaar zijn en beschikken over allebasisvoorzieningen.
6 Onderaannemers en bezoekers
6.1 Alle onderaannemers en bezoekers dienen op de hoogte te worden gesteld van de relevanteprocedures op het gebied van persoonlijkeveiligheid en hygine.
6.2 Alle onderaannemers en bezoekers dienen relevante infecties of omstandigheden zoals symptomenvan ziekte (bijvoorbeeld braken, geelzucht, diarree), bekend te maken aan desbetreffende leidinggevende vanhet bedrijf, die de nodige bedrijfsprocedures in acht neemt.
7 Afval en mil ieubeheer, recycling en hergebruik
7.1 Algemeen
Voor het beperken van afval is het van belang de huidige bedrijfsprocessen na te gaan, om zodoendemogelijk afval te vermijden, beperken, hergebruiken en recyclen.
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
14/59
DNS SSB 007: Deel 1: 2014
8 SSB 2014 Alle rechten voorbehouden
7.2 Identificatie van afval en verontreinigende stoffen
Tijdens de verschillende bedrijfsprocessen ontstaan verschillende afvalproducten en verontreinigende stoffendie een bron van vervuiling van het milieu kunnen zijn. Alle mogelijke afvalproducten (bijvoorbeeld plastiek,meststoffen bij overschot of overmatig gebruik, uitlaatgassen, olie, brandstof, geluid, afvalwater, chemicalin,
enzovoorts) moeten gedentificeerd en opgenomen worden in een lijst.
7.3 Plan van aanpak inzake afval en mil ieuvervu ili ng
Een gedocumenteerd beheersplan voor bedrijfsafval, teneinde verspilling en vervuiling te voorkomen en/of tebeperken, dient beschikbaar te zijn. Ook dienen er afdoende maatregelen voor afvalverwijdering te zijnopgenomen in het afvalbeheersplan. Alle rommel/afval dient opgeruimd te zijn, inclusief gemorste brandstof.Incidenteel voorkomende en onbeduidende rommel en afval op daavoor aangewezen plaatsen is acceptabel,evenals afval van werk van dezelfde dag.
NOOT Als de composteermethode dusdanig is dat er geen risico bestaat voor overdracht van ziekten, kan organischafvalmateriaal worden gecomposteerd en voor bodemverbetering worden gebruikt.
8 Milieu en mil ieubeheer
8.1 Algemeen
Van groot belang is het beheer en behoud van natuur en landschap; verhoging en behoud van soortenrijkdomen de structurele diversiteit van land- en landschapskenmerken, zal bijdragen aan de rijkdom en diversiteitvan flora en fauna.
8.2 Invloed van agrarische activiteiten op het milieu en biodiversiteit
Er moet een geschreven beleidsplan voor duurzame landbouwproductie en natuurbeheer opgesteld wordenvoor het eigen bedrijf of nationaal, waarin de invloed van landbouwactiviteiten op het milieu als uitgangspuntis opgenomen. De agrarische activiteiten moeten geen negatieve invloed hebben op het milieu enbiodiversiteit z.a. plaagdierbestrijdingspraktijken ("Bestrijdingsmiddelen besluit 2005 maart no. 21","Wetswijziging Bestrijdingsmiddelenwet 2005", "Staatbesluit 16 april 2012 verboden middelen", "Beschikkingetikettering bestrijdingsmiddelen 2007" en "List of prohibited pesticides in Suriname 2012"), gebruik vangroenbemesters, beschermde gebieden, waterbronnen, enzovoorts.
9 Klachten
9.1 Klachten dienen beheerd te worden, zodat dit leidt tot een algeheel beter productiesysteem.
9.2 Er dient een gedocumenteerde klachtenprocedure beschikbaar te zijn die mogelijk maakt dat alleontvangen klachten met betrekking tot zaken die door deze standaard worden afgedekt, geregistreerd enopgevolgd worden. De maatregelen die naar aanleiding van deze klachten worden genomen, dienengedocumenteerd te worden.
10 Recall procedure
10.1 De producent moet de beschikking hebben over gedocumenteerde procedures die aangeven welkesoorten gebeurtenissen tot recall kunnen leiden, welke personen verantwoordelijk zijn voor het nemen vanbeslissingen over de eventuele recall van producten, welke werkwijze wordt gevolgd om klanten en debetrokken instantie(s) te informeren en welke methoden worden toegepast voor het afstemmen van de
voorraad. De procedures moeten jaarlijks worden getest om te waarborgen dat ze werken. Dit mag eengesimuleerde test zijn. Van deze test moet een registratie bewaard worden.
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
15/59
DNS SSB 007: Deel 1: 2014
SSB 2014 Alle rechten voorbehouden 9
11 Voedselveiligheid (niet van toepassing op bloemen en siergewassen)
In alle fasen van de bedrijfsactiviteiten moeten de mogelijke risico's voor de voedselveiligheid vastgesteld enbeoordeeld worden. Door het vaststellen van deze risico's wordt er onder andere voor gezorgd dat allegrondstoffen afkomstig zijn van veilige en beveiligde bronnen. Van alle medewerkers en onderaannemers
moet informatie met betrekking tot risico's voor de voedselveiligheid (bijvoorbeeld recente ziekten)beschikbaar zijn. Procedures voor corrigerende maatregelen moeten ingesteld zijn in het geval vanopzettelijke bedreiging.
12 Traceerbaarheid en scheiding
12.1 Scheiding is verplicht als de producent geregistreerd is voor parallelle productie/ parallel eigendom.Bijvoorbeeld als n (1) onderneming op meerdere locaties actief is, waarbij niet op elke locatiegestandaardiseerde producten geproduceerd (kunnen) worden. In dit geval moeten de gestandaardiseerde enniet gestandaardiseerde producten gescheiden gehouden worden.
12.2 Er dient een correcte scheiding (fysieke identificatie of productbewerkingsprocedures, met inbegrip vande desbetreffende registraties) te zijn van gestandaardiseerde en niet gestandaardiseerde producten, waarbijduidelijk wordt aangegeven van welk deel van het bedrijf het product afkomstig is. De producten dienen ooktraceerbaar te zijn, welke middels documenten bewezen zal moeten worden. Dit ter voorkoming datgestandaardiseerde en niet gestandaardiseerde producten met elkaar vermengd worden.Middels een eindcontrole kan de correcte productverzending van gestandaardiseerde en niet-gestandaardiseerde producten verzekerd worden.
12.3 Er dienen adequate identificatieprocedures die passen bij de schaalgrootte van de activiteiten teworden opgesteld, gedocumenteerd en onderhouden. Het bedrijf moet ook beschikken over dossiers voor hetidentificeren van producten die zijn ingekocht bij verschillende bronnen. De registratie moet het volgendeomvatten: product omschrijvingen, aantal ingekochte producten(en), leveranciersgegevens,traceerbaarheidsgegevens/-codes met betrekking tot de ingekochte producten, lijst van goedgekeurde
leveranciers. Dit om onderscheid te maken tussen gestandaardiseerde en niet gestandaardiseerde productenvan verschillende bronnen.
12.4 Producthoeveelheden (van geproduceerde, binnenkomende, uitgaande en opgeslagen producten) vanzowel gestandaardiseerde als niet gestandaardiseerde producten en verkoopgegevens (voornamelijkhoeveelheden en omschrijvingen van het product) dienen geregistreerd te zijn.
12.5 Er dienen conversieratios en/of verliezen berekend en gecontroleerd worden en beschikbaar zijn voorelk relevant behandelproces. Alle hoeveelheden gegenereerd productafval dienen te worden geregistreerd.
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
16/59
DNS SSB 007: Deel 1: 2014
10 SSB 2014 Alle rechten voorbehouden
Annex A(informatief)
Algemene richtlijnen voor het uitvoeren van een risicoanalyse
A.1 Introductie van een r is icoanalyse
Bij het document Basis richtlijnen voor Agrarische bedrijven zijn een aantal risicoanalyses nodig voor debevordering van de voedselveiligheid, de gezondheid van werknemers en de veiligheid en bescherming vanhet milieu. Deze bijlage biedt hulp aan de producent.
A.1.1 Wat is r is ico
Risico is de kans van optreden van een gebeurtenis maal de impact die de gebeurtenis heeft
(Risico = Kans X Gevolg). Een grote kans op het plaatsvinden van een gebeurtenis hoeft dus nog geen grootrisico te betekenen (grote kans, maar het nadelig effect is klein, dus het risico is tamelijk klein).
A.1.2 Wat is gevaar
Een gevaar is alles wat schade kan veroorzaken, zoals chemicalin, elektriciteit, werken met laddersenzovoorts.
A.1.3 Wat is r is icoanalyse
Een risicoanalyse is een methode waarbij een schatting van de gelopen risicos wordt gemaakt door hetbepalen van de kans dat een gevaar zich voordoet en de gevolgen daarvan. Bij een risicoanalyse wordengevaren benoemd en in kaart gebracht. Per gevaar wordt de kans van het optreden ervan bepaald en wordtvervolgens berekend wat de schade als gevolg daarvan is als het gevaar zich daadwerkelijk voordoet.
Een risicoanalyse is dus gewoon een zorgvuldig onderzoek van wat schade kan veroorzaken aan het product,milieu en/of werknemers, zodat er daarna beoordeeld kan worden of er voldoende voorzorgsmaatregelen zijngenomen en/of er meer gedaan moet worden om de schade te voorkomen.
Het proces moet niet te ingewikkeld worden. In veel bedrijven zijn de risico's reeds bekend en denoodzakelijke controlemaatregelen zijn eenvoudig toe te passen. Er moet gecontroleerd worden of er redelijkevoorzorgsmaatregelen genomen zijn om besmetting en/of letsel te voorkomen.
A.1.4 Doel
Een risicoanalyse helpt te concentreren op die risico's die echt van belang zijn op de werkplek- die risicosmet de potentie om rele schade te veroorzaken.
Eenvoudige, effectieve en goedkope maatregelen kunnen in vele gevallen gemakkelijk risico's beheersen(bijvoorbeeld het garanderen dat verspillingen, bijvoorbeeld lekkage van chemicalin, onmiddellijk wordenopgeruimd zodat producten niet verontreinigd raken).
Er wordt niet verwacht dat alle risicos voorkomen worden, maar er wordt wel verwacht dat de producten enwerknemers zoveel mogelijk beschermd worden voor zover "redelijkerwijs mogelijk" is.
Op grond van een risicoanalyse kunnen de volgende maatregelen worden genomen:
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
17/59
DNS SSB 007: Deel 1: 2014
SSB 2014 Alle rechten voorbehouden 11
i) Preventie: het voorkomen dat iets gebeurt of het verminderen van de kans dat het gebeurt;
ii) Repressie: het beperken van de schade wanneer een gevaar optreedt;
iii) Correctie: het instellen van maatregelen, men accepteert de kans en het mogelijke gevolg van
een bedreiging; en
iv) Manipulatie: het wijzigen van de parameters in de berekening om tot een gewenst resultaat tekomen.
De bedoeling van een risicoanalyse is dat er na de analyse wordt vastgesteld op welke wijze de risicosbeheerst kunnen worden, of teruggebracht tot een aanvaardbaar niveau.
A.1.5 Vij f stappen voor het ui tvoeren van een risicoanalyse
Stap 1: Identificeren van de gevaren.
Stap 2: Bepalen wie/wat zou kunnen worden geschaad en hoe.
Stap 3: Risico's beoordelen en beslissen over voorzorgsmaatregelen.
Stap 4: Vastleggen van het werkplan/bevindingen en ze uitvoeren.
Stap 5: Herziening van de analyse en aanpassen indien nodig.
Stap 1: Het identi ficeren van de gevaren
Als eerst moet bepaald worden hoe producten, milieu en/of de werknemers schade kunnen oplopen. Enkeletips om te helpen de gevaren die van belang zijn te identificeren:
Loop door de werkplek heen en identificeer van wat er redelijkerwijs kan worden verwacht datschade kan veroorzaken (bv. situaties, apparatuur, producten, methoden, enzovoorts);
Aan de werknemers (indien van toepassing) of hun vertegenwoordigers vragen wat ze ervan vinden.Ze kunnen gevaren hebben opgemerkt die voor anderen niet direct in het oog springen;
Instructies van de fabrikant of veiligheidsinformatiebladen (Material Safety Data Sheets) voorchemicalin en apparatuur controleren, want ze kunnen erg nuttig zijn bij het identificeren van degevaren en deze in hun ware perspectief te plaatsen; en
Beoordelen van voorafgaande incidenten en verslagen van ongevallen. Deze kunnen vaak helpenom minder voor de hand liggende gevaren te identificeren. Vergeet niet om na te denken over delange termijn risico's voor de gezondheid (bijvoorbeeld hoge geluidsniveaus of blootstelling aanschadelijke stoffen), evenals gevaren voor de (voedsel) veiligheid.
Stap 2: Bepalen wie/wat zou kunnen worden geschaad en hoe
Voor elk gevaar moet duidelijk zijn wie of wat zou kunnen worden geschaad; dit zal helpen om de bestemanier van het beheren van de risico's te identificeren.
Let op:
Sommige activiteiten hebben bepaalde vereisten (bijvoorbeeld oogsten); en
Extra aandacht zal nodig zijn voor bepaalde risico's, met name in situaties waarin individuen niet de
hele tijd aanwezig kunnen zijn op de werkplek (bijvoorbeeld schoonmakers, bezoekers, aannemers,onderhoud werknemers, enzovoorts).
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
18/59
DNS SSB 007: Deel 1: 2014
12 SSB 2014 Alle rechten voorbehouden
Stap 3: Risico's b eoordelen en beslissen over voorzorgsmaatregelen
Na de gevaren gedentificeerd te hebben moet er beslist worden wat dan te doen. Er wordt verwacht allevoorzorgsmaatregelen te nemen om de producten en werknemers zoveel mogelijk te beschermen voor zover"redelijkerwijs mogelijk" is. Het makkelijkste is, wat er wordt gedaan vergelijken met wat omschreven is als
goede praktijken.
Als eerst moet er gekeken worden naar wat er al wordt gedaan, ga na welke controle maatregelen reedsaanwezig zijn en hoe het werk is georganiseerd. Vergelijk dit vervolgens met de goede praktijken enbeoordeel of er meer gedaan moet worden om op hetzelfde niveau te komen. Hou tijdens het evaluatieprocesrekening met het volgende:
Kan het gevaar helemaal voorkomen worden; en
Zo niet, hoe kunnen de risico's beheerd worden, zodat schade geminimaliseerd wordt.
Indien mogelijk gelden bij het beheer van risico's de volgende principes:
Probeer een minder riskante optie (bijvoorbeeld gebruik van minder gevaarlijke chemicalin);
Voorkom toegang tot het gevaar (bijvoorbeeld door bewaking of afgesloten hek);
Organiseren van de werkzaamheden/taken om blootstelling aan het gevaar te verminderen;
Voorzien van persoonlijke beschermingsmiddelen (bijvoorbeeld kleding, schoeisel, brillen,enzovoorts); en
Welzijnsvoorzieningen (bijvoorbeeld eerste hulp en wasgelegenheid bij ongelukken)
Verbetering van de gezondheid en veiligheid hoeft niet veel te kosten. Bijvoorbeeld plaatsen van een spiegel
op een gevaarlijke blinde hoek voorkomt ongevallen, dit is een goedkope voorzorgsmaatregel gezien hetrisico.
Betrek het personeel (indien van toepassing), zodat je er verzekerd van bent dat de voorgesteldevoorzorgsmaatregelen werkzaam zijn in de praktijk en geen nieuwe risicos vormen.
Stap 4: Vastleggen van het werkplan/bevindingen en ze uitvoeren
De bruikbaarheid in de praktijk van de resultaten van de risicoanalyse zal een verschil maken als het gaat omvoedselveiligheid, gezondheid en veiligheid van werknemers op het bedrijf. Opschrijven van de resultaten vande risicoanalyse en ze delen met de medewerkers, moedigt aan om de implementatie ervan te voltooien.Het opschrijven van de resultaten dient simpel te worden gehouden (bijvoorbeeld contaminatie bij de oogst:wassen van de handen op het veld).
Het is niet te verwachten dat de risicoanalyse perfect is, maar het moet geschikt en voldoende zijn.Het bedrijf moet kunnen aantonen dat:
Een goede controle werd uitgevoerd;
Er gevraagd is wie of wat zou kunnen worden benvloed;
Alle significante gevaren zijn behandeld;
De voorzorgsmaatregelen redelijk zijn en het resterende risico laag is; en
De medewerkers of hun vertegenwoordigers (indien mogelijk) bij het proces betrokken waren.
Een goed plan van aanpak omvat vaak verschillende maatregelen, zoals:
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
19/59
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
20/59
DNS SSB 007: Deel 1: 2014
14 SSB 2014 Alle rechten voorbehouden
Annex B(informatief)
Risicoanalyse en locatiebeheer behorende bij paragraaf 3.3
Bij de eerste inspectie dient er een risicoanalyse aanwezig te zijn voor alle locaties die geregistreerd staan.Tijdens de daaropvolgende inspecties, dient er een risicoanalyse beschikbaar te zijn voor nieuwe ofbestaande productielocaties waar er een verandering in risico's is. De risicoanalyse moet aangeven dat delocatie in kwestie geschikt is voor productie met betrekking tot voedselveiligheid, het milieu en de gezondheidvan de dieren.
Een risicoanalyse is nodig bij het eerste onderzoek om te bepalen of de locatie geschikt is. De risicoanalysemoet jaarlijks worden herzien en er dient rekening gehouden te worden met verandering in risico's of bijgebruik van nieuwe locaties. In de risicoanalyse moet er rekening worden gehouden met de plaatselijke
geschiedenis en de impact van de voorgestelde ondernemingen op het vee en gewassen in de omgeving ( zieannex A Algemene richtlijnen voor het uitvoeren van een risicoanalyse en Annex B voor specifieke informatieover wat moet worden gerapporteerd).
Indien het antwoord ja is op n van de 3 vragen in het stroomschema hieronder, is een risicoanalyse nodig.
Tabel B.1 Stroomschema voor een ris icoanalyse
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
21/59
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
22/59
DNS SSB 007: Deel 1: 2014
16 SSB 2014 Alle rechten voorbehouden
v) ondanks het legaal karakter kunnen sommige extractie hoeveelheden nadelige invloed hebbenop flora en fauna die afhankelijk zijn van de waterbron.
Overstromingen: onbedoelde overstromingen - microbiologische en chemische verontreiniging.
Andere effecten:
1) stof, rook en lawaai overlast veroorzaakt door het gebruik van landbouwmachines;
2) verontreiniging van stroomafwaartse locaties door slib of chemisch beladen drainagewater;
3) verneveling bij het bespuiten;
4) insecten aangetrokken door gewassen, afvalstoffen en/of het gebruik van mest;
5) schade toegebracht door plagen van nabijgelegen natuurlijke of beschermde gebieden;
6) rook, damp en/of stof van nabijgelegen industrile of transportinstallaties inclusief wegen met zwaar
verkeer;
7) diefstal door bewoners van nabijgelegen gemeenschappen;
8) aangrenzende agrarische activiteiten;
9) beschikbaarheid van geschikt vervoer naar markten;
10) beschikbaarheid van geschikte arbeid; en
11) beschikbaarheid van inputs.
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
23/59
DNS SSB 007: Deel 1: 2014
SSB 2014 Alle rechten voorbehouden 17
Tabel B.2 Aanbevolen microb iologische richt lijnen voor het gebruik van afvalwater in delandbouw1
a
Categorie Voorwaarden voorhergebruik
Blootgestelde groepen IntestinaleNematoden
b
(rekenkundiggemiddeldeof eieren perliter
c)
FaecaleColiformen
(geometrischgemiddeldeaantal per100 ml
c)
Afvalwaterzuiveringom de gewenste
microbiologischekwaliteit tebereiken
A Irrigatie van:
gewassen dierauw wordengegeten
sportvelden,
openbareparken
d.
Werknemers
Consumenten
derden
1 1000 Een reeks vanstabilisatie vijversom de aangegevenmicrobiologischekwaliteit tebereiken of eengelijkwaardigebehandeling.
B Irrigatie van:
graan
industrile-envoedergewassen,
weilanden
bomene
Werknemers 1 Geenaanbevolenstandaard
Retentie instabilisatie vijversvoor 8-10 dagen ofgelijkwaardigeverwijdering vanHelminth enFaecale Coliformen
C Lokale irrigatie vangewassen incategorie B indien ergeen blootstellingplaatsvindt van
werknemers enderden
Geen Niet vantoepassing
Niet vantoepassing
Voorbehandelingzoals vereist doorde irrigatietechnologie, maarniet minder dan de
primairesedimentatie.
aIn specifieke gevallen, moet er rekening worden gehouden met de lokale epidemiologische, sociaal-culturele
en ecologische factoren, en de richtlijnen dienovereenkomstig aan te passen.
bAscarisen Trichurisspecies en haakwormen.
cGedurende de irrigatie periode.
dEen strengere richtlijn ( 200 Faecale Coliformen per 100 ml) is geschikt voor de openbare grasvelden, zoals
grasvelden van hotels waar sprake is van direct contact met de mens.
eIn het geval van fruitbomen, moet irrigatie twee weken vr het fruit wordt geplukt eindigen, en vruchten
moeten nietvan de grond worden opgeraapt. Besproengssystemen mogen nietgebruikt worden.
WHO richtlijnen voor drinkwaterkwaliteit
Tabel 3 geeft waarden voor de controle van de microbile kwaliteit van het drinkwater. Individuele waarden
moeten niet direct uit de tabellen worden gebruikt. De waarden dienen gebruikt en genterpreteerd te worden
in samenhang met de informatie in deze Richtlijn en de aanvullende stukken. Een gevolg van variabele
gevoeligheid voor ziekteverwekkers is dat blootstelling aan drinkwater van een bepaalde kwaliteit kan leiden
tot verschillende effecten op de gezondheid in verschillende populaties.
1WHO Technical Report Series 778, 1989
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
24/59
DNS SSB 007: Deel 1: 2014
18 SSB 2014 Alle rechten voorbehouden
Als afgeleide van de richtlijn is het noodzakelijk om referentiepopulaties te definiren of, in sommige gevallen,
te richten op specifieke gevoelige subgroepen. Nationale of lokale overheden kunnen specifieke kenmerken
van hun bevolking toepassen bij de afleiding van nationale standaarden.
Table B.3 Richtwaarden voor de controle van microbile kwaliteit2a
Organismen Richtwaarden
Water direct bestemd voor d rinken
E.Coli of thermotolerante coliforme bacterinb c
Mag niet detecteerbaar zijn in een 100 ml monster
Behandeld water voordat het in het
distributiesysteem gaat.
E.Coli of thermotolerante coliforme bacterinb
Mag niet detecteerbaar zijn in een 100 ml monster
Behandeld water in het distributiesysteem E.Coli of
thermotolerante coliforme bacterinb
Mag niet detecteerbaar zijn in een 100 ml monster
aOnmiddellijke onderzoekswerk moet worden genomen als E.Coli wordt gedetecteerd.
bHoewel E.coli de nauwkeurigere indicator van faecale verontreiniging is, is de telling van thermotolerante
colibacterin een aanvaardbaar alternatief. Indien nodig, moeten de juiste bevestigende tests wordenuitgevoerd. Totale colibacterin zijn niet als indicatoren te gebruiken van de sanitaire kwaliteit vanwaterleveranciers, vooral in tropische gebieden, waar veel bacterin van geen sanitaire betekenis voorkomenin bijna alle onbehandelde waterbronnen.
cHet wordt erkend dat een groot deel van de watervoorziening op het platteland, vooral in ontwikkelings-
landen, faecaal verontreinigd is. Vooral onder deze omstandigheden moeten doelstellingen voor de geleide-lijke verbetering van de watervoorziening op middellange termijn worden ingesteld.
2WHO- richtlijnen voor drinkwaterkwaliteit; 3eEd, De integratie van de eerste en tweede addenda, Vol. 1 2008
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
25/59
Referentie nummerDNS SSB 007: Deel 2: 2014
SSB 2014
CONCEPTNATIONALESTANDAARD
DNS SSB007: Deel 2: 2014
Eerste concept editie2014-03-21
Richtlijnen voor de varkenshouderij
Deel 2: Basis r icht lijnen voor veeteelt
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
26/59
DNS SSB 007: Deel 2: 2014
ii SSB 2014 Alle rechten voorbehouden
(Deze bladzijde is bewust onbeschreven gelaten)
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
27/59
DNS SSB 007: Deel 2: 2014
SSB 2014 Alle rechten voorbehouden iii
Inhoudsopgave Blz.
Voorwoord .......................................................................................................................................................... iv Leden van de Techn ische Commissie ............................................................................................................. v1 Scope ...................................................................................................................................................... 12 Defini ties................................................................................................................................................. 13 Terrein ..................................................................................................................................................... 23.1 Algemeen................................................................................................................................................ 23.2 Ongediertebestr ijding ........................................................................................................................... 33.3 Hygine van Machines en Installat ies ................................................................................................. 33.4 Gezondheid , vei ligheid en welzijn van de werknemers ..................................................................... 34 Veeherkomst, -identi ficati e en traceerbaarheid ................................................................................. 45 Veevoer en water ................................................................................................................................... 55.1 Algemene beschikbaarheid van veevoer en water ............................................................................ 55.2 Diervoerregisters ................................................................................................................................... 65.3 Opslag en voorziening van veevoer .................................................................................................... 66 Stal len en voorzieningen ...................................................................................................................... 67 Diergezondheid ...................................................................................................................................... 77.1 Algemeen................................................................................................................................................ 78 Diergeneesmiddelen ............................................................................................................................. 98.1 Algemeen................................................................................................................................................ 98.2 Groeibevorderaars ................................................................................................................................ 98.3 Controle op res iduen .......................................................................................................................... 108.4 Diergeneesmiddelen administ ratie .................................................................................................... 108.5 Opslag van diergeneesmiddelen ....................................................................................................... 108.6 Lege medic ijn verpakkingen .............................................................................................................. 109 Verwi jdering van gestorven dieren .................................................................................................... 1110 Veetransport ........................................................................................................................................ 1110.1 Algemeen.............................................................................................................................................. 1110.2 Ident if icat ie en traceerbaarheid ......................................................................................................... 1110.3 Laden en lossen .................................................................................................................................. 1110.4 Geschiktheid (condit ie) van vee ........................................................................................................ 12
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
28/59
DNS SSB 007: Deel 2: 2014
iv SSB 2014 Alle rechten voorbehouden
Voorwoord
In het streven een zekere ordening teweeg te brengen in de samenleving in het algemeen en ter versterkingvan de varkenssector in het bijzonder, is er door het Surinaams Standaarden Bureau een TechnischeCommissie samengesteld voor de ontwikkeling van een standaard voor de varkensproductie (december 2012).
Deze Technische Commissie heeft gewerkt aan de formulering van deze standaard bestaande uit drie delennamelijk:
Deel 1: Basis richtlijnen voor agrarische bedrijven
Deel 2: Basis richtlijnen voor veeteelt
Deel 3: Specifieke richtlijnen voor de varkensteelt
Deze drie delen zijn samen nodig voor het komen tot de standaard voor de varkensproductie in Suriname.
Ter verduidelijking:
Het eerste deel kan onafhankelijk van de andere delen gebruikt worden als basis voor alle agrarischebedrijven. Het eerste en het tweede deel vormen samen de basis voor goede agrarische praktijken voor deveeteelt sector. Het derde deel samen met de twee voorgaande delen vormen de standaard voor goedeagrarische praktijken voor de varkenshouderij. Het derde deel moet voor de andere specifieke veeteeltsectoren nog opgemaakt worden.
Ons doel is dat de volledige standaard over een aantal jaren van toepassing is op alle varkensbedrijven
(zowel grote als kleine varkenshouders) in Suriname, zodat voedselveiligheid en voedselzekerheid in ons landverbeterd wordt en gewaarborgd blijft. Tevens zullen de Surinaamse varkensbedrijven hierdoor een beterepositie kunnen innemen op de internationale markt.
Voor het bereiken van dit doel is een goede samenwerking nodig van alle stakeholders en de overheid. Devarkenshouders moeten zich organiseren en een landelijk plan van aanpak ontwikkelen voor de stapsgewijzeimplementatie van de standaard in samenspraak met de overheid.
Bij de ontwikkeling van deze standaard is gebruikgemaakt van de volgende referentie(documenten):
Food and Agriculture organization (FAO): GAP Database, 2007
Food and Agriculture Organization of the United Nations (FAO): GAP Principles, 2007
GLOBAL GAP
Food and Agriculture Organization of the United Nations (FAO) en World Organization for AnimalHealth (OIE): Guide to Good Farming Practices for Animal Production Food Safety,Rome, 2009
Compassion in World Farming Trust (CIWF): Animal Welfare Aspects of Good Agricultural Practice:Pig Production, 2006
Paramaribo, maart 2014.
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
29/59
DNS SSB 007: Deel 2: 2014
SSB 2014 Alle rechten voorbehouden v
Leden van de Technische Commissie
Het Surinaams Standaarden Bureau (SSB) heeft conform zijn bevoegdheden zoals vastgelegd in deStandaardenwet van 20 augustus 2004 (Staats Blad 2004 no. 121, zoals gewijzigd bij S.B. 2012 no. 42),houdende vaststelling van regels betreffende standaarden voor goederen en geaccepteerdewerkwijzen/processen, een commissie van deskundigen benoemd.
De commissie die aan de formulering van deze standaard heeft gewerkt ziet er als volgt uit:
VOORZITTER ORGANISATIE
Mw. Ir. Arianne de Bye, MSc. Suriname Pig Farms NV
ONDERVOORZITTER
Mw. Drs. Lorraine Akrum, MSc. Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij/Keuringsdierenarts
LEDEN
Dhr. Soereschandre Kalpoe, BSc. Veehoudersbond
Dhr. Ing. Guilliano Jodhabier BAB Vitalo NV
Mw. Razia Gaffar-Alli, BSc. Surinaams Standaarden Bureau (SSB)
(technisch secretaris)
Mw. Roshni Mohan, BSc. Surinaams Standaarden Bureau (SSB)
(technisch secretaris)
Overeenkomstig de procedures van standaardisatie dient er elke vijf (5) jaar een verplichte herziening van destandaard plaats te vinden en even zoveel keren daarvoor als noodzakelijk.
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
30/59
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
31/59
CONCEPT NATIONALE STANDAARD DNS SSB 007: Deel 2: 2014
SSB 2014 Alle rechten voorbehouden 1
Deel 2: Basis r ichtlijnen voor veeteelt
1 Scope
Deze standaard is van toepassing op alle veeteelt (inclusief pluimvee) bedrijven in Suriname, ongeacht degrootte van het bedrijf. Dit document omvat algemene vereisten voor Goede Praktijken (Code of GoodPractices) die nodig zijn voor de veehouderij. Specifieke vereisten voor de verschillende diersoorten enverschillende productiesystemen worden in vervolg documenten individueel behandeld.
2 Definities
2.1contaminatie
verontreiniging of besmetting met chemische, fysische of microbiologische stof
2.2fokdierdier dat wordt gehouden voor het fokken en dat daartoe meestal wordt geselecteerd op basis van zijngenetische eigenschappen
2.3
gemedicineerde diervoederelk mengsel van n of meerdere diergeneesmiddelen en een diervoeder dat is bestemd om te wordentoegediend aan dieren vanwege de eigenschappen van het diergeneesmiddel
2.4hyginepraktijken
methoden en handelingen ter voorkoming van ziekten en ter bewaring, verbetering en bevordering van dealgemene gezondheidstoestand
2.5intensieve veehouderij
onder "intensieve veehouderij" verstaat men de vormen van veehouderij die niet direct aan gras- of bouwlandzijn gebonden. Het gaat vooral om de varkens-, kalver- en pluimveehouderij
2.6mestvarken
varken dat intensief gehouden wordt voor de vleesproductie
2.7nationaal screeningsprogramma
grootschalig onderzoek volgens een bepaalde strategie om vermoedelijke dierziekten te ontdekken
2.8noodslachting
slachten (buiten een slachthuis) van een voor het overige gezond dier dat een ongeval heeft gehad endaardoor om welzijnsredenen niet levend naar het slachthuis kan worden vervoerd
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
32/59
DNS SSB 007: Deel 2: 2014
2 SSB 2014 Alle rechten voorbehouden
2.9pluimveebedrijf
bedrijf waarbij vogels gehouden wordt, het zogenaamde pluimvee. De vogels worden gehouden voor vlees ofeieren
2.10quarantaine periodetijdelijke isolatie van dieren die besmet zouden kunnen zijn met ziektekiemen
2.11residu
rest van een bepaalde stof, bijvoorbeeld een bestrijdingsmiddel, die ergens achterblijft
2.12sanitaire status
status met betrekking tot de gezondheid van mens en dier
2.13
troglanggerekte bak waarin voedsel wordt gegeven
2.14vee-administratieverkrijgen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen en doenfunctioneren van een bedrijf of organisatie
2.15veterinair instrumentarium
apparatuur of materiaal dat voor veterinaire (diergeneeskundige) doeleinden wordt gebruikt
2.16
voedergewaslandbouwgewas bestemd voor het voederen van dieren
2.17voedingsschema
overzicht van voedingsoorten en hoeveelheden bestemd voor bepaalde leeftijds- of doelgroepen
3 Terrein
3.1 Algemeen
Het land, de gebouwen en andere faciliteiten die deel uitmaken van het bedrijf dienen op passende wijze teworden beheerd, zodat een veilige productie van voedsel en bescherming van mens, dier en milieu wordengegarandeerd.
3.1.1 Er dient een visuele beoordeling plaats te vinden om er zeker van te zijn dat de faciliteiten geschikt zijnvoor het beoogde doel, worden onderhouden en in goede staat verkeren. Dit omvat de beoordeling vanbedrijfsgebouwen en het terrein (bijvoorbeeld bodemstructuur, drainage, water en voerinstallatie geschikt voorhet vee en -type). Van de afgelopen jaren dient de historie van het terrein te worden nagetrokken om na tegaan of het geschikt is voor de kweek.
ADVIES Bodemkaarten kunnen gemaakt worden als hulpmiddel voor het plannen van rotaties en om te assisterenbij het juiste en optimale gebruik van plantbeschermingsproducten, kunstmest en organische mest voor bedrijven dieveevoer voor eigen consumptie produceren en die in de open lucht vee produceren. Kaarten van bodemtypen, organischemest en PPP (Plant Protectie Producten) toepassingsschema's dienen (indien van toepassing) beschikbaar te zijn.
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
33/59
DNS SSB 007: Deel 2: 2014
SSB 2014 Alle rechten voorbehouden 3
3.1.2 Alle elektrische installaties die zijn aangesloten op het electriciteitsnet dienen ontoegankelijk te zijnvoor vee, beschermd en goed geaard te zijn.
3.1.3 Alle elektrische installaties dienen geinstalleerd te worden door een gekwalificeerde elektricien enadequate registers dienen te worden bijgehouden. Eenvoudige daaropvolgende elektrische armatuur
vervangen (bijvoorbeeld stekkers, gloeilampen) kan door de landbouwer worden gedaan indien hij aantoontover de competentie te beschikken.
3.1.4 Schrikdraad, waar gebruikt, dient zodanig te worden beheerd dat ze alleen een kortstondige ongemakveroorzaken. Medewerkers moeten kunnen aantonen dat ze zich hiervan bewust zijn.
3.1.5 Alleen chemische middelen (zoals verf, conserveringsmiddelen, desinfecterende middelen en anderechemische verbindingen) die zijn goedgekeurd door de respectievelijke regelgevende instantie en geschiktzijn voor de veehouderij dienen gebruikt te worden op oppervlakten die toegankelijk zijn voor het vee. Voorbijkomende informatie betreffende bestrijdingsmiddelen zie ("Bestrijdingsmiddelen besluit 2005 maart no. 21","Wetswijziging Bestrijdingsmiddelenwet 2005", "Staatbesluit 16 april 2012 verboden middelen", "Beschikkingetikettering bestrijdingsmiddelen 2007" en "List of prohibited pesticides in Suriname 2012").
3.1.6 Verf, conserveermiddelen, desinfecterende middelen en andere chemische verbindingen dienen uitde buurt van vee en voedingsmiddelen te worden opgeslagen, om contaminatie te voorkomen.
3.1.7 Voor het gebruik van dierlijk afval afkomstig van het bedrijf, in overeenstemming met de nationaleregelgeving of Goede Praktijken (Codes of Good Practice), dient het bedrijf een formele overeenkomst metderden aan te gaan. Tevens dient er een gedocumenteerd rapportage beschikbaar te zijn.
3.2 Ongediertebestrijding
3.2.1 Alle toegangsmogelijkheden tot de gebouwen of installaties dienen doeltreffend beschermd te wordenom de toegang van ongedierte en vogels, waar praktisch mogelijk, te voorkomen.
3.2.2 Een plattegrond met de geplaatste lokdozen en/of vallen dient aanwezig te zijn.
3.2.3 Lokazen dienen op een zodanige wijze geplaatst te worden dat nietbeoogde diersoorten geentoegang hiertoe hebben.
3.2.4 Verslagen van ongediertebestrijding inspecties en hun follow-up actieplan (nen) dienen beschikbaarte zijn. De boer kan zijn eigen gegevens bijhouden. Inspecties moeten plaatsvinden zodra het bewijs vanvoorkomen van ongedierte aanwezig is. In het geval van ongedierte, moet er een telefoonnummer van eenongedierte bestrijdings expert beschikbaar zijn of er moet een competente werknemer op het bedrijfbeschikbaar zijn om schadelijke organismen te kunnen bestrijden.
3.3 Hygine van Machines en Installaties
3.3.1 Bulk-laders, vrachtwagens/trucks en trailers die gewassen of veevoer laden en vervoeren dienenschoon en geschikt te zijn voor het transport van grondstoffen die in de voedselketen worden gebruikt.Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het schoonhouden van trailers en bulk-laders die twee doelendienen, om contaminatie te voorkomen.
3.3.2 Documenten, inclusief de instructies van de fabrikant dienen beschikbaar te zijn met betrekking totonderhoud en reiniging van machines/installaties bestemd voor gewassen en/of veevoer.
3.4 Gezondheid, veiligheid en welzijn van de werknemers
3.4.1 Een goed getrainde werknemer is een kundige en betrouwbare werknemer.
3.4.2 Alle werknemers dienen op de hoogte te zijn van de noodprocedures die relevant zijn voor het bedrijfin het geval van noodsituaties, die een bedreiging voor gezondheid van de mens, voedselveiligheid ofdiergezondheid en welzijn vormen.
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
34/59
DNS SSB 007: Deel 2: 2014
4 SSB 2014 Alle rechten voorbehouden
3.4.3 Indien een werknemer van de intensieve veehouderij, medische behandeling nodig heeft, dan moetde behandelende arts onmiddellijk op de hoogte worden gesteld dat er vanwege het werk een mogelijkverhoogd risico bestaat van bacterin zoals MRSA (Methicillin Resistant Staphylococcus Aureus) enESBL ( Extended Spectrum Beta Lactamase).
4 Veeherkomst, -identificatie en traceerbaarheid
4.1 Alle vee-identificatie (vee-ID) systemen moeten in overeenstemming zijn met de lokale of nationalevereisten/regelgeving. Alle veebedrijven dienen een verplaatsingsregister te handhaven waarin tenminste devolgende aspecten zijn opgenomen: datum verplaatst naar/van boerderij; aantal verplaatst;identificatiemerken (tags/chips/tatoeages/Batch ID), adres waarnaar of vanwaar ze verplaatst zijn.
4.2 Er dienen procedures aanwezig te zijn om te garanderen dat alle dieren zijn geboren/uitgebroed engrootgebracht op een landbouwbedrijf dat voldoet aan deze standaard (Basis richtlijnen voor Agrarischebedrijven, Basis richtlijnen voor veeteelt, Basis richtlijnen voor specifieke diersoorten). Procedures,waaronder verplaatsingsverslagen (minimum 3 jaar; voor de eerste inspectie 3 maanden) en goedgekeurdeverzendnota's of een gelijkwaardig document met dezelfde gegevens, die voldoen aan bovengenoemdestandaarden, moeten beschikbaar zijn. Voor aangekocht rundvee is een quarantaine periode van 60 dagen envoor schapen een quarantaine periode van 28 dagen van toepassing alvorens het tot goedgekeurd vee wordtgerekend. De quarantaine periode moet worden afgerond voordat het vee wordt verzonden om te wordengeslacht. Middels documenten moet kunnen worden bewezen dat de sanitaire status en wachttijden vanaangekochte runderen in overeenstemming zijn met bovengenoemde standaarden.Voor melkvee, gezien hetfeit dat de jaarlijkse vervanging hoger is dan 20%, wordt een quarantaine periode van 28 dagen nodig geacht.Voor varkens: de quarantaine periode voor gekochte biggen en gespeende varkens is 28 dagen.Veeadministratie moet het adres en de gegevens van het originele bedrijf aangeven.
4.3 Deze standaarden (Basis richtlijnen voor Agrarische bedrijven, Basis richtlijnen voor veeteelt, Basisrichtlijnen voor specifieke diersoorten) zijn van toepassing op het bedrijf waar de specifieke diersoortvoorkomt en niet slechts op gedeelten van het bedrijf.
4.4 Alle dieren dienen een individueel uniek nummer of batchnummer per bedrijf te hebben als identificatie,afhankelijk van de diersoort. Mestvarkens en pluimvee kunnen een batch- ID nummer hebben. Fokdierenhebben een individueel ID nummer, zulks conform geldende regelgeving en zoals beschreven in deveeadministratie.
4.5 Er dient volledige traceerbaarheid van het vee te zijn tot het bedrijf van geboorte/uitbroeden. Identificatievan dieren met verplaatsings/migratie geschiedenis van de boerderij van geboorte/uitbroeden dientvastgelegd, geregistreerd en opgeslagen te zijn in een centrale administratie, hetzij individueel of als groep.Mestvarkens en pluimvee (niet bestemd voor de fok) kunnen een groep/stal ID hebben.
4.6 Er dient een identificatie mechanisme gebruikt te worden om specifiek vee of groepen/stallen van vee teidentificeren die medicamenteuze behandeling (voor welke er een wachttijd is vereist) nodig hebben of al
hebben ontvangen, tenminste tot de wachttijd achter de rug is.
4.7 Het veeteelt bedrijf moet ervoor zorgen dat alle veetransporten gepaard gaan met een bewijs vanverzending en deze moet voldoen aan de standaard en nationale regelgeving (Ministerie van LandbouwVeeteelt en Visserij) indien aanwezig. Deze verzendbewijzen moeten worden gebruikt in geval vanverandering van locatie/bedrijf/eigenaar en tijdens het vervoer naar het slachthuis. Op het verzendbewijs moetonder andere aangegeven zijn: bedrijfsnaam, locatie, datum van verzending, aantal/soorten dieren,gezondheidsstatus (voor varkens zie hoofdstuk 10 van specifieke richtlijnen voor de varkensteelt) van dedieren en bestemming.
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
35/59
DNS SSB 007: Deel 2: 2014
SSB 2014 Alle rechten voorbehouden 5
5 Veevoer en water
5.1 Algemene beschikbaarheid van veevoer en water
5.1.1 Algemeen
Voldoende, hoog kwalitatief voer en water zijn heel belangrijk voor de gezondheid, dierwelzijn en ontwikkelingvan de dieren en zijn belangrijk voor een efficinte productie.
5.1.1.1 Er dient voldoende schoon en veilig water beschikbaar te zijn,ook als vee in de wei wordt gehouden.Vervuilde drinkfaciliteiten moeten schoongemaakt worden. Er dient een plan beschikbaar te zijn om devoorziening in extreem weer/klimaat te waarborgen.
5.1.1.2 Mengvoer dat gebruikt wordt op het bedrijf moet samengesteld en/of betrokken worden van eenbedrijf dat volgens erkende internationale standaarden fabriceert.
5.1.1.3 Voermengmachines op de veebedrijven dienen geregistreerd te zijn of goed bevonden door de
desbetreffende bevoegde autoriteit.
5.1.1.4 Veevoer-etiketten die de inhoud van het voer weergeven moeten bewaard worden door de veeteler,als bewijs van herkomst en ingredinten van het voer. Factuurnummer moet worden geregistreerd in deproductie-database en dit nummer is terug te traceren naar gegevens van de de veevoer lading, die bewaardworden door de voerleverancier.
5.1.1.5 Al het aangekocht veevoer, dat is opgeslagen op de boerderij, dient traceerbaar te zijn tot deleverancier.
5.1.1.6 Eiwitten in het veevoer mogen alleen afkomstig zijn van planten, melk, eieren of vis (vismeel niettoegestaan voor herkauwers). Veevoer gegevens moeten kunnen aantonen dat alleen toegestane bronnenzijn/worden gebruikt.Etikettering of een verklaring van de producent met betrekking tot de oorsprong van het
eiwit dient als bewijs te worden opgeslagen door de boer.
5.1.1.7 Bedrijven, die veevoer in hun eigen machines mengen/produceren, dienen protocollen voor hetmengproces van de verschillende mengvoeders te hebben opgesteld. Gedetailleerde verslagen dienenbeschikbaar te zijn die het percentage van de componenten aantonen.
5.1.1.8 Alle gewassen die als grondstof worden gebruikt voor het mengen van voer, moeten van een goedekwaliteit zijn en geen bron van contaminatie vormen (bijvoorbeeld geen residuen van bestrijdingsmiddelenbevatten).
5.1.1.9 Veevoer verslagen moeten kunnen aantonen dat het gebruikte vismeel afkomstig is van toegestanebronnen. Etikettering of een verklaring van de producent met betrekking tot de duurzaamheid en herkomstvan het vismeel dient als bewijs te worden opgeslagen door de boer. Ook mag de maximale toegestaneconcentratie niet worden overschreden.
5.1.1.10 Indien gemedicineerde diervoeders worden gebruikt, dient er een procedure aanwezig te zijn waarbijer wordt aangegeven hoe er met de residuen in meng/voedersysteem moet worden omgegaan. Tevens dienter een aparte bak/vak te zijn, met zichtbare identificatie, waarin residuen van dit voer worden opgeslagen endeze moeten op voorgeschreven wijze worden afgevoerd.
5.1.1.11 Er dient een procedure aanwezig te zijn om ervoor te zorgen dat de voedingsystemen regelmatigworden schoongemaakt. Dit moet bij controle duidelijk zichtbaar zijn. De medewerkers moeten zich hiervanbewust zijn.
5.1.1.12 Er dienen geschreven noodprocedures beschikbaar te zijn en gemplementeerd te worden, in geval
de mechanische/geautomatiseerde diervoedersysteem of watervoorziening komt uit te vallen. Dezenoodprocedures moeten binnen 24 uur water en voedsel te garanderen. Alle werknemers dienen op dehoogte te zijn van deze noodprocedures.
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
36/59
DNS SSB 007: Deel 2: 2014
6 SSB 2014 Alle rechten voorbehouden
5.2 Diervoerregisters
5.2.1 Van al het ingekochte voer dienen documenten, met inbegrip van het type diervoer, hoeveelheid endatum van levering, beschikbaar te zijn.
5.2.2 Documenten van de diervoerleveranciers, zoals etiketten, facturen en overzichten met vermelding vaningredinten, dienen beschikbaar te zijn.
5.3 Opslag en voorziening van veevoer
5.3.1 Voer moet, gescheiden op basis van type en omstandigheden, zodanig worden opgeslagen omachteruitgang en contaminatie te voorkomen.
5.3.2 Alle voerinstallaties, silos, opslagplaatsen en vrachtwagens dienen regelmatig te wordenschoongemaakt. Werknemers dienen zich hiervan bewust te zijn. Silos en opslagplaatsen dienen minimaaln (1) keer per jaar schoongemaakt te worden.
5.3.3 Alle bedrijven dienen voorzorgsmaatregelen te treffen om knaagdieren en schadelijke organismen tebestrijden en om de verontreiniging van diervoeders (inclusief het areaal voor voedergewassen waar mogelijk)door huisdieren te voorkomen.
5.3.4 Gemedicineerde diervoeders dienen gescheiden te worden gehouden. Bulk opslag of zakken dienenduidelijk gemarkeerd en gedentificeerd te zijn om geen kruisbesmetting tussen gemedicineerde en niet-gemedicineerde diervoeders te voorkomen.
5.3.5 Specifiek voer, zoals gemedicineerde diervoeders of diervoeders die bestemd zijn voor deverschillende diersoorten, dient duidelijk gedentificeerd te zijn en afzonderlijk bewaard te worden.
5.3.6 Een voedingsschema moet beschikbaar zijn, waarin aangegeven wordt welke voertype en dehoeveelheid gevoerd wordt, rekening houdend met de verschillende leeftijden, het productietype en de
productie status.
6 Stallen en voorzieningen
6.1 Bescherming van de dieren tegen slechte weersomstandigheden ondersteunt het welzijn en kanziekten en plagen voorkomen. Huisvesting waarin het vee wordt gehouden moet geschikt zijn voor dit typevee en in een goede en schone staat verkeren.
6.2 De afmeting van de stal dient, afhankelijk van de diersoort en het aantal dieren, te voldoen aan devereisten van de dierwelzijnswet.
6.3 Ventilatie (natuurlijke of kunstmatige) dient effectief en geschikt te zijn voor het veetype om de juistetemperatuur en atmosfeer te behouden en om condensatie te voorkomen (zie dierwelzijnswet).
6.4 De huisvesting dient zodanig te zijn, dat dit in een schone en hyginische staat verkeert en moet zogehoudenworden.
6.5 Vloeren dienen onderhouden te worden om uitglijden en daardoor stress van de dieren te voorkomen.Er mag geen kans op blessures of abnormaal gedrag zijn als gevolg van de vloer conditie.
6.6 Verlichting in gebouwen dient permanent beschikbaar te zijn en regelmatig gecontroleerd te worden.
6.7 Alle stallen, rennen en omheinde stukken land waar het vee verblijft, dienen vrij te zijn van scherpevoorwerpen, hoeken, gebroken latten of machines die ertoe kunnen leiden het vee zichzelf verwond.
6.8 Alle dieren (inclusief jonge dieren) dienen visueel contact met elkaar te hebben, met uitzondering vangegronde situaties (bijvoorbeeld bij zieke dieren).
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
37/59
DNS SSB 007: Deel 2: 2014
SSB 2014 Alle rechten voorbehouden 7
6.9 Troggen dienen een stevig fundament met goede drainage te hebben en dienen te wordenonderhouden om lekkageste minimaliseren, zodat er geen problemen worden veroorzaakt door natte vloeren,lekkage in opslagtanks of belemmering van de toegang.
6.10 Er dient rekening te worden gehouden met de juiste plaatsing van de watertroggen, met name die voor
gehuisvest vee, om schade aan het vee en vervuiling van de troggen te voorkomen.
7 Diergezondheid
7.1 Algemeen
Een Veterinair Gezondheids Plan (Veterinary Health Plan=VHP), opgesteld met behulp van een dierenarts,ondersteunt een optimale gezondheid van de dieren door middel van continue zorg (door een dierenarts,Animal Health Assistant (AHA) en opgeleid personeel). Gezonde dieren zijn essentieel voor een veiligekweek/teelt.
7.2 Alle veebedrijven dienen een bedrijfsdierenarts of AHA te hebben. Veterinaire bezoeken dienen jaarlijksplaats te vinden of frequenter indien nodig. Verslagen van routine veterinaire bezoeken door een dierenarts ofAHA moeten kunnen worden overlegd.
7.3 Met de hulp van de bedrijfsdierenarts, dient een schriftelijk VHP geformuleerd, gemplementeerd,beoordeeld en ten minste jaarlijks bijgewerkt te worden. Een schriftelijk VHP moet het volgende bevatten:
ziektepreventie strategien (waaronder kweekonderzoek);
belangrijke ziekten die bekend zijn of waarschijnlijk aanwezig zijn;
behandelingen die toegepast moeten worden bij regelmatig voorkomende omstandigheden/problemen;
aanbevolen vaccinatie protocollen;
aanbevolen parasitaire controlemaatregelen; en
vereisten voor toediening van gemedicineerd water/voer.
De beoordeling moet ook betrekking hebben op:
kudde prestatie;
het milieu waarin vee zich vertoeft;
biosecurity; en
werknemers competentie / opleidingsbehoeften.
Aanvullende eisen kunnen worden opgenomen in de sectorspecifieke standaarden. De VHP moet jaarlijksworden herzien, bijgewerkt indien nodig en ondertekend door de bedrijfsdierenarts.
7.4 Vee in slechte gezondheid of met een letsel moet afzonderlijk worden gedentificeerd en dient directvoldoende aandacht te krijgen waaronder consultatie van een dierenarts of AHA indien nodig. Werknemersdienen zich hiervan bewust te zijn en moeten dit kunnen aantonen.
7.5 Elk bedrijf dient uitgerust te zijn met passende voorzieningen om zieke of gewonde dieren te kunnen
isoleren. Dit geldt niet voor pluimveebedrijven waar het een gewoonte is om zieke dieren direct op te ruimen.
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
38/59
DNS SSB 007: Deel 2: 2014
8 SSB 2014 Alle rechten voorbehouden
7.6 Geneesmiddelen dienen alleen te worden gebruikt wanneer dat nodig is (voor de behandeling) ofwanneer voorgeschreven door een dierenarts of voor preventieve doeleinden (bijvoorbeeld ontwormen).Werknemers dienen zich hiervan bewust te zijn en moeten dit kunnen aantonen.
7.7 Wachttijden voor diergeneesmiddelen dienen bekend te zijn en strikt te worden nageleefd. Alle dieren
die verkocht worden aan een ander bedrijf voordat de wachttijd is verstreken, moeten van een schriftelijkebevestiging van de aard en datum van de behandeling en de datum waarop de wachttijd zal worden afgerond,vergezeld zijn.Elk dergelijk dier moet duidelijk worden gemarkeerd en makkelijk identificeerbaar zijn als te zijnbehandeld.Recente behandelingen controleren in de geneesmiddelen registratie en nagaan of dit overeenkomt metdesbetreffend gedentificeerd vee. Werknemers dienen zich hiervan bewust te zijn en moeten dit kunnenaantonen.
7.8 Alle behandelingen die een chirurgische ingreep omvatten bij het vee, dienen uitgevoerd te wordendoor eenbevoegde dierenarts (tenzij anders schriftelijk aangegeven door de dierenarts). Werknemers dienenzich hiervan bewust te zijn en moeten dit kunnen aantonen.
7.9 Al het veterinair instrumentarium dient schoon te zijn en goed te worden onderhouden. Reiniging dient
te worden uitgevoerd volgens de instructies van betreffende instrumentaria.
7.10 Het bedrijf dient over een schriftelijke procedure te beschikken waarin wordt aangegeven hoe om tegaan met gebroken naalden die achtergebleven zijn in een dier. Door het dier te markeren wordt ervoorgezorgd dat die naald niet in de voedselketen terechtkomt. Werknemers die met naalden werken dienen zichhiervan bewust te zijn en moeten dit kunnen aantonen. Tevens moet de wachttijd van het toegediendegeneesmiddel in acht worden genomen.
7.11 Gebruikte naalden en scherpe instrumenten dienen veilig te worden opgeslagen in een scherpevoorwerpen container, die op een verantwoorde manier en in overeenstemming met lokale regelgeving wordtafgevoerd en verwerkt. Werknemers dienen zich hiervan bewust te zijn en moeten dit kunnen aantonen.
7.12 Bij noodslachtingen dienen dierwelzijn principes in acht te worden genomen. Werknemers dienen zich
hiervan bewust te zijn en moeten dit kunnen aantonen. Regelgeving moet worden gehandhaafd.
7.13 Veehouders dienen inzicht te tonen voor zowel hyginepraktijken als het implementeren van praktijkendie geschikt zijn voor het bedrijf. Werknemers dienen zich hiervan bewust te zijn en moeten dit kunnenaantonen.
7.14 Het stalklimaat (bijvoorbeeld luchtcirculatie, temperatuur, gasparameters en stofgehalte) dient op eenzodanig niveau te zijn dat het geen nadelige invloed op de dier gezondheid heeft. Werknemers dienen hetbewustzijn met betrekking tot de eisen van het stalklimaat te tonen, zodat aan deze vereisten kan wordenvoldaan. Relevante richtlijnen van de temperatuur en de gasparameters moeten in acht worden genomen endeze zijn uiteengezet in de bedrijfsspecifieke modules van deze standaard.
7.15 Alle bedrijven dienen deel te nemen aan externe onderzoek- en verbeteringsprogrammas voor demogelijk aanwezige zonotische pathogenen.
7.16 Alle bedrijven zijn verplicht de bevoegde autoriteit op de hoogte te stellen van aanwezige dierziekte(n)waarvoor een meldingsplicht geldt en die door de OIE (Office International des Epizooties) (WorldOrganization for Animal Health) zijn bepaald.
7.17 Gekozen rassen dienen stress stabiel te zijn en voldoende tolerantie voor belangrijke ziekten enplagen te hebben. Ook dienen deze rassen geschikt te zijn voor de tropen.
7.18 De dieren dienen te allen tijde op zodanige wijze te worden behandeld dat ze worden beschermdtegen pijn, verwondingen en ziekten. Werknemers dienen zich hiervan bewust te zijn en moeten dit kunnenaantonen.
7/22/2019 Richtlijnen Voor de Varkenshouderij 007 2014
39/59
DNS SSB 007: Deel 2: 2014
SSB 2014 Alle rechten voorbehouden 9
7.19 Huisdieren en pluimvee dienen te allen tijde onder controle te worden gehouden, zodat zij geen leedveroorzaken voor het vee. Aanwezigheid van wilde vogels in de stallen dient geminimaliseerd te worden(bijvoorbeeld met behulp van vogelverschrikkers). Werknemers dienen zich hiervan bewust te zijn en moetendit kunnen aantonen. Honden mogen zich niet bevinden in de melkstal of pluimveestallen.
8 Diergeneesmiddelen
8.1 Algemeen
Diergeneesmiddelen voorgeschreven door een dierenarts of als onderdeel van het VHP kunnen bijdragen toteen goede diergezondheid. Het geneesmiddel moet geregistreerd zijn bij de nationale bevoegde instantie(s)en verslagen van alle aanvragen moeten worden bijgehouden. Opleiding van het personeel is hierbij vancruciaal belang.
8.1.1 Diergeneesmiddelen waarvan de vervaldatum reeds verstreken is en de lege verpakkingen(bijvoorbeeld lege flessen) dienen duidelijk gedentificeerd en gescheiden te worden. Tevens moeten deze op
een zodanige manier, in samenspraak met de behandelende dierenarts, worden verwijderd van het bedrijfzodat deze niet zal resulteren in misbruik/verkeerd gebruik. Werknemers dienen aan te kunnen tonen dat zijbekend zijn met de wijze van verwijdering en de redenen hiervan.
8.1.2 Veehouders dienen slechts geregistreerde diergeneesmiddelen voor specifieke diersoorten tegebruiken. Een actuele lijst van alle diergeneesmiddelen die worden gebruikt dient te worden bewaard. Diergeneesmiddelen die verboden zijn in het land van bestemming dienen niet gebruikt te worden.
8.1.3 De instructies van het diergeneesmiddel op het etiket dienen strikt opgevolgd te worden om eengoede administratie bij te houden en risico's voor vee, werknemers, consumenten en het milieu te vermijden.
8.1.4 Instructies op het etiket of andere officile insructies (bijvoorbeeld van een dierenarts) moetenaanwezig zijn op het bedrijf.
8.2 Groeibevorderaars
ADVIES Deze standaard is geen voorstander van het gebruik van groeibevorderaars, maar in situaties waar hetgebruik wel is toegestaan in het land van productie en in het land van bestemming dienen de volgende punten van dezeparagraaf (8.2) te worden toegepast.
8.2.1 De producent dient zich te houden aan de recente wetgeving met betrekking tot het gebruik vangroebevorderaars en moet beschikken over een kopie van de desbetreffende regelgeving.
8.2.2 De producent dient zijn directe klanten over het gebruik van groeibevorderaars te informeren.Gedocumenteerd bewijs van de verstrekte informatie moet beschikbaar zijn.
8.2.3 Vee dat behandeld is met groeibevorderaars moet ten alle tijden gescheiden worden gehouden vanvee dat niet behandeld is en de veehouder moet dit middels documentatie kunnen aantonen. Er dient eenschriftelijke procedure te zijn waarin wordt beschreven hoe kruisbesmetting van dieren wordt voorkomen(bijvoorbeeld w
Top Related