Poldernimf
Vliegvisclub De Poldervlieg Zevenentwintigste jaargang nummer 1 jaar 2017
Redactie en Bestuur
Huisorgaan van de Poldervlieg, Vliegvisclub in St. Pancras en omgeving
Website: http://www.depoldervlieg.nl
Redactie: Jelke Boersma, Martien Boersen, Frits van Merkenstein, Dirk Barendregt en Bart de Steenhuijsen Piters
Technische realisatie: Bart de Steenhuijsen Piters
Redactie adres: Bart de Steenhuijsen Piters, [email protected]
Bestuur van de Poldervlieg:
Jan Spruit (voorzitter): 072-5743909
Din van Nieuwenhuijzen (secretaris): 06-54261327
Erik van Soest (penningmeester): 072-5114701
Secretariaat: Din van Nieuwenhuijzen, Zuidje 15, 1636 XB Schermerhorn,
De redactie en het bestuur zijn niet verantwoordelijk voor de inhoud van dit blad. De redactie behoudt zich het recht voor artikelen en bijdragen in te korten.
3
Inhoud
Redactie en Bestuur ........................................................................................... 2
Tussen Vlieg en Netje ........................................................................................ 4
Reisverhaal: er is vissen en vissen.................................................................... 6
Op Sterk Water: de Stad van de Zon ......................................................... 11
Catch `n release: gehaakt! .............................................................................. 16
Reisverhaal: Hotel Bräurup, Mittersill, Oostenrijk september 2016 .... 19
Loterijgeld verbrassen, een dagje Ruigenhoek .......................................... 26
De IDEALE vliegendoos.................................................................................. 29
Boekbespreking: Negen Vliegen, door Paul Blokdijk ............................... 31
4
Tussen Vlieg en Netje
door Jelke Boersma
Als vliegvisser wordt er veel van je verwacht. Hoe veelzijdig moet je als mens,
als vliegvisser, zijn om optimaal te kunnen genieten van het vissen met de
vlieg? Met je laarzen stevig op de grond moet je ook in staat zijn om je met
allerlei zweverigheden bezig te houden. Het klinkt haast tegenstrijdig maar
niets is minder waar. Het schijnt dat vliegvissers die aandacht geven aan een
ontspannen geest meer vis vangen.
Kortgeleden las ik een interessant boek (het slimme onbewuste, Ab Dijksterhuis
2007) over onbewuste processen. Het boek toont aan door middel van testen
dat onze onbewuste capaciteiten ongeveer tweehonderdduizend keer zo
groot zijn als die van onze bewuste denkprocessen. De keuzes die wij maken
en die wij bewust ervaren, hebben hun oorsprong in dat wat wij onbewust
denken. Ook al ons gedrag vindt zijn oorsprong in het onbewuste. Conclusie: wil je beter worden in wat je doet, train dan je onbewuste capaciteiten.
Wat mij heel erg aanspreekt, is Dijksterhuis’ uitleg over het verschijnsel
‘ziendoen’. Hij beschrijft hoe in een school vissen alle vissen altijd dezelfde
richting uit zwemmen alsof ze op afstand bestuurd worden door dezelfde
persoon. Wat er gebeurt, is het volgende: als een vis een andere vis een
beweging ziet maken, doet deze automatisch exact hetzelfde. Er is sprake van
een een-op-een-relatie tussen waarneming en gedrag. Daar zit geen schakel en
dus geen tijdvertraging tussen. Het bewustzijn is immers veel te traag en
onbewuste processen (reflexen) zijn vele malen sneller. In onze menselijke
cultuur wordt het onbewuste wel eens wat onderschat. Een klein voorbeeld
wat iedereen wel eens heeft meegemaakt. Ik ben zelf wel eens onderweg
geweest in de auto, waarbij na enige tijd mijn gedachten afdwaalden en voor ik
het wist, was ik kilometers verder zonder dat bewust ervaren te hebben. In
dat traject zaten bochten en waren er ook andere auto’s onderweg. Mijn
onbewuste heeft feilloos de besturing van mijn auto overgenomen en effectief gereageerd.
En wat heeft dit nu met vliegvissen te maken? hoor ik u denken. In het boek
Troutbum van John Gierach beschrijft hij dit prachtige verschijnsel in hoofdstuk
3: Zen and the art of flyfishing. Schrikt u niet, deze zin is niet de opmaat om een
boekbespreking te gaan starten. Maar toch wil ik u meenemen naar zijn
verhaal. Hij beschrijft zijn vliegvissersloopbaan en zet die af tegen de man –
genaamd Ed Engle - die hem het nimfvissen heeft geleerd. Deze Ed beschikt
volgens John over wat hij noemt Fish-sence. Dat is iets dat alle goede jagers en
5
vissers hebben. We praten hier niet over een wetenschap, laat staan een
buitenzintuigelijke waarneming, maar het lijkt er wel verrekte veel op. Fish-
sence is wat zen-meesters in de zen-meditatie ‘de verlichting’ zouden noemen.
Die verlichting wordt bereikt door lange meditatieve training. Het leert je om
in het hier en nu te zijn en dát te zien wat voor je is zonder te hoeven schakelen tussen gedachten of theorieën.
Het is grappig om te merken hoe lang je naar iets moet kijken voordat je het
werkelijk begint te zien. John Gierach beschrijft hoe hij de gedragingen van zijn
leermeester Ed gadeslaat en opmerkt hoe Ed, als in een trance, zijn vissen
vangt op diezelfde plek die hijzelf eerder minutieus heeft afgevist zonder iets
te vangen. De Fish-sence is een onbewuste staat, waarin je vis kunt vangen
zonder dat je precies weet hoe je dat doet. Op een dag na vele vissen te
hebben gemist vangt John een forel en realiseert zich wat er gebeurt. De
minimale bewegingen die hij in zijn leader ziet, worden opgeslagen in zijn
onbewuste. En hoe subtiel de beweging in de leader dan ook kan zijn, die
wordt door het onbewuste geregistreerd en omgezet in de handeling om de haak te zetten:
‘At some point, the setting of the hook takes on an instinctive quality. At some point
you stop thinking ‘Hey, I think I just got a hit’ or ‘Gee, that kind of looked like a
trout.’ The wiggle or flash and the jerk in the rod hand seem to happen
simultaneously, automatically, the same way you drop a hot frying pan without
having to think ‘Boy, that really stings.’ I don't remember the exact day of my
enlightenment, but I recall that I'd already decided I was a pretty good nymph-fisher.
It was on the South Platte on a nasty, overcast day (a good fishing day) when the
water was the color of pewter and just as hard to see into. I set the hook for no
apparent reason but with the absolute certainty that a trout had taken the fly. I
wasn't at all surprised at the weight and wiggle at the other end. It didn't occur to
me what had happened until I was holding the trout in my hands, and then I started
to giggle. Sixteen inches, the best fish of the day; I didn't know how I'd caught her, and I didn't care.’
Wat is nu het praktisch nut van deze wetenschap? Hoe is dit nu in te zetten?
Ach, het is goed om alle gedachten te relativeren en jezelf in een opperste
staat van ‘zijn’ te brengen. Hoe je dat voor jezelf het beste doet, daar kom je achter door veel te vissen, of zal ik voortaan zeggen: vis-zen.
6
Reisverhaal: er is vissen en vissen
door Milco Dobbeling
Op vrijdag 2 september is het dan eindelijk zover dat de vistrip naar
Noorwegen kon beginnen. Na een aantal zeer intensieve vergaderingen lijkt
alles nu perfect geregeld en kan er niks meer fout gaan. De boodschappen zijn
gedaan en het proviand voor de hele week is ingeslagen. We rijden met de
camper van Koos die van alle gemakken is voorzien. Hij is dan ook helemaal
volgestampt met alle vaste en vloeibare waren die nodig zijn om minstens een
week te kunnen overleven in de Noorse wildernis. Met het samenstellen van
het menu wordt er uiteraard ook van uitgegaan dat er een paar keer een
heerlijk verse zoetwatervis genuttigd zal worden. Vlagzalm is werkelijk een
heerlijke vis. Nico en Koos hebben ook al enige uren in de keuken gestaan om
heerlijke sauzen en stoofpotten te bereiden die gecombineerd met pasta's of
rijst de magen moeten vullen. Ik moest helaas nog een half dagje werken maar
Koos, Marcel en Nico hadden die dag al vrij. Bijna op de minuut nauwkeurig
komt de camper aanrijden en kan mijn bagage als laatste worden geladen.
Rond kwart voor twee begint de trip en wijst de Tom Tom aan dat er nog
ruim 1700 km is af te leggen. Het plan is om de 2 uur te stoppen en dan van
chauffeur te wisselen. Het weer is perfect en alles loopt op rolletjes en met
een gangetje van ruim honderd km het uur telt de Tom Tom steeds verder af
naar nul. Op de pont naar Putgarden (duur 45 min.) kunnen we de benen
weer even strekken en nuttigen we een prima maaltje. s’ Nachts rijden na
bijna een hele dag op te zijn geweest, was toch wel wat vermoeiend en
daarom wisselen we om de anderhalf uur van chauffeur. Om een uur of zeven
passeren we de grens met Noorwegen en we arriveren rond een uur of half
twaalf bij onze eindbestemming: Kvennan camping waar we door de vader van
de eigenaar worden ontvangen. Hij wijst ons de weg naar de gereserveerde
hut alwaar Nico bijna een hart verzakking krijgt. De hut is klein maar vooral
de matrassen zijn van een dusdanig slechte en vochtige kwaliteit dat hij - en
later ook wij - er niet vrolijk van worden. De onderste plank aan de voorzijde
van de hut is half verrot en kan met gemak worden verwijderd zodat frisse
lucht de hut in kan. Toch maar even met de eigenaar praten dan. Na wat
puzzelen en zwaar nadenken blijkt er toch nog een andere hut beschikbaar te
zijn aan de rivieroever. Deze hut heeft een slaapplek maar is min of meer
gekoppeld met een oude caravan voor de overige twee plekken. Koos slaapt
in zijn eigen bed en omdat zijn camper naast de hut kan staan, hebben we toch een perfecte plek. Snel pakken we de spullen uit en richten de boel in.
7
Koos kan het niet laten, heeft binnen no time zijn waadpak aan en staat voor
de deur in de rivier. Helaas zonder succes. Op de camping ontmoeten we die
avond een groep Zweden die voor de 15e keer hier elk jaar een weekje
komen vissen. De groep bestaat uit familie en collega’s van 20 tot 60 jaar schat
ik. We worden uitgenodigd om s’ avonds vis te komen eten die ze hebben
gevangen. Het wordt een avond om nooit te vergeten. Er wordt gezongen en
enorm veel gelachen. De gevangen vis, veelal vlagzalm van over de 40 cm en
een enkele forel van flink formaat, worden gestoofd op een open vuur en
enkele exemplaren worden gerookt. Dit wordt met gekookte aardappel en
saus van augurk, mayo, crème frais en witte wijn door iedereen smaakvol
genuttigd. Ook de nodige vloeibare versnaperingen zorgen voor een heel
bijzondere avond. De volgen de dag gaan we op aanwijzing van deze Zweden
vissen op een stuk bij de ‘hangbrug’ bij het plaatsje Trynset. Het is wel weer
even wennen om te vissen op zo’n grote rivier. Maar al gauw wordt er door iedereen lekker gevangen.
Het weer is geweldig met een lekker zonnetje en af en toe een wolkje. De
volgende dag willen we naar een stuk met veel eilandjes gaan maar helaas is
deze plek al bezet door een groep van tien Fransen. Uiteindelijk vinden we
een andere, zeer belovende stek. Een stuk waar het water met verschillende
stromingen rondom een aantal kleine en grotere eilanden stroomt. Nico vindt
al snel een kabbelend stuk met daarin een wat dieper gat. Hier vangt hij binnen
korte tijd een paar prachtige exemplaren. Enkele stuks worden bewaard voor
het avondmaal later die dag. We waaieren die dag wat uit en vangen allemaal
zeer mooie vissen. Ondanks dat we slechts voor een tweetal nachten hebben
geboekt, is het gelukkig mogelijk nog een paar nachten bij te boeken op deze Kvennan camping.
Dinsdag rijden we noordwaarts om een ander stuk van de Glomma en een
zijrivier te bevissen. We kopen een vergunning bij het plaatselijke tankstation
en beginnen op een wat meer gekanaliseerd stuk van de zijrivier te vissen.
Koos pakt op een stuk voor de brug een prachtige, dikke veertig plusser. De
rest van het kanaal is minder goed te bevissen en we besluiten toch maar in de
Glomma zelf ons geluk te zoeken. Het is wat taai vissen en goede vangsten
blijven uit. Tijdens de lunch met een heerlijk warm stuk pizza brood uit de
oven besluiten we naar het riviertje Nora (met een streepje door de O) te
verkassen. Dit zijriviertje ligt in een soort dal en dat is werkelijk een prachtig
gezicht. Het is wel een aardige uitdaging want de rivier is bezaait met grote en
kleine keien en het verloop is heel steil. De pockets waar je kan vissen, zijn
klein en het water stroomt zeer snel. Koos weet met een nymf toch enkele forellen te vangen. Het lukt mij ook er een aantal met de droge vlieg op het
8
droge te krijgen. Ook hier bewijst de snowflake dun weer zijn vangkracht. De
forellen in zulke stroompjes zijn klein en heel fel. Rond een uur of vijf stappen
we het water uit en besluiten weer terug te gaan naar de camping. Waar we
na een paar drankjes en een heerlijke maaltijd een kampvuur maken langs de
rivier. Met een biertje of een goede cognac in de hand genieten we van de
natuur en bespreken de afgelopen dag en allerlei andere zaken. Dit soort
avonden zijn onvergetelijk en onbetaalbaar! De laatste dag in Kvennan
besluiten we nogmaals het stuk rondom de eilanden te bevissen. Marcel, Nico
en Koos zoeken een wat rustiger stuk op waar ze eerder prima hadden
gevangen. Ik blijf op een stuk waar twee stromen rondom twee eilanden bij
elkaar komen. De stroom loopt uit in een stuk van ongeveer een kilometer,
waar genoeg vis blijkt te zitten. Na de middagpauze, dit keer met warme soep,
blijft Koos ook in dit stuk vissen en vangen we de nodige veertigers. Aan het
eind van de middag loop ik ruim achter Koos langs om wat meer stroom op te
vissen toen mijn aandacht wordt getrokken door een stuk hout dat in een
buiten bocht aan de kant drijft. Het stuk hout blijkt het net van Marcel te zijn
dat hij eerder die dag was verloren. Je ziet maar weer ‘zonder geluk vaart
9
niemand wel’. Rond een uur of vijf stappen we uit het water om ongeveer 110 km zuidelijker naar de Koppang camping te verkassen.
Hier aangekomen worden we zoals verwacht weer ‘hartelijk’ ontvangen door
de eigenaar. We worden hut 2 toebedeeld en binnen no time is de hut weer
gevuld met onze spullen. Na het diner drinken we nog wat met oude
bekenden van de workshop vliegvissen in de Glomma. Eric de Noorman,
Torre en de altijd zeer vriendelijk Bas de Bruin zijn weer druk bezig een 11-tal
beginnende vliegvissers wegwijs te maken op de Glomma. Donderdag vissen
we rondom de eilanden bij het witte kerkje. Het begin van de dag verloopt
qua vangsten wat stroef. Er wordt wel wat gevangen maar het is erg lastig. Dit
verandert echter na de middag. De vangsten worden steeds beter en vooral
Koos heeft een top dag met meer dan 40 vissen. Nico en Marcel vangen ook
prima en zijn zeer tevreden. Helaas is het voor mij een wat mindere dag, want
mede door triest nieuws ben ik niet geconcentreerd en blijf op vijf vissen
steken. De laatste dag besluiten we op een stuk vlak onder de camping te
vissen. Ook hier is de ochtend wat minder maar naarmate de dag
voortschrijdt worden de vangsten weer beter. Door de regen van die ochtend
voorspelt Torre al een hatch. We waren alle vier wat uit over de rivier maar
vinden elkaar weer op een stuk waar de rivier rondom een eiland loopt en
weer samen komt met de hoofdstroom. Hier vangen we allemaal prima en dit
maakt de voor mij wat slechte dag ervoor meer dan goed. Waarschijnlijk was
dit het moment van de voorspelde hatch. Een groene CDC klinkhamer haakje
16 (gekregen van Hans Voorwinden van Muddler) blijkt het vliegje van de dag
te zijn. Aan het eind van de middag lopen we langzaam aan weer stroom op
richting de camper en trekken we voor het laatst onze pakken uit. s’ Avonds
nuttigen we onze laatste maaltijd en pakken onze spullen zoveel mogelijk in,
om na een laatste pils de koffer in te duiken. De volgende dag vertrekken we
rond zeven uur en beginnen aan de 1600 km lange thuisreis. Door
verschillende vormen van vertraging zijn we ongeveer 22 uur later weer thuis. Het einde van een prachtige en nooit te vergeten visweek.
Ik kom toch nog even terug op de titel van dit verhaal. Er is vissen en vissen.
Enkele weken eerder was ik op Sal, een van de Kaapverdische eilanden. En
zoals gewoonlijk had ik mijn vis handlijn en nieuwe Hawaii sling (onderwater
speer) mee. In dit tweede wereld land is het vissen van levensbelang. Elke dag
werden er met kleine bootjes kleine hoeveelheden vis aan land gebracht. Deze
werd direct op de pier verhandeld. De meeste vissen waren mij onbekend
maar er lagen ook bekende vissen zoals tonijn, wahoo, triggerfish, zeilvis en
zelfs een in mijn ogen wat minder verse mahi mahi of dolphinfish. Groepjes
jonge jongens waren op de pier die ruim 50 meter de zee in liep zelf ook bezig
10
vis te vangen die zich onder de pier bevond. Ook waren er altijd jongens bezig
met handlijntjes en zelfgemaakte speren om zo te proberen een maaltje bij
elkaar te vangen. Op een dag zag ik een aantal vissers op de kop van de haven
hun geluk beproeven. Het bleken een local te zijn met een soort
samengestelde werphengel en zowaar een Nederlander met zijn reis
telescoop hengel. De local had al een aardige oranje papegaaivis gevangen die
op apegapen lag in een klein emmertje. Hij viste met een steen als lood en
gebruikte de bek van een zee-egel en wat garnalen als aas. De Nederlander
deed stukjes van een op de pier voor een euro gekochte makreelsoort aan de
haak. De Nederlander kreeg na verloop van tijd ook een aanbeet en ving een
zelfde type papegaai vis die hij aan de local gaf. Deze was hier ongelooflijk blij
mee. Even later was ik weer in het water aan het snorkelen met mijn sling en
zag een soort poonachtige vis. Ik dacht aan de local en deed een poging de vis
te spiesen. En het schot was raak. Toen ik trots boven kwam met mijn prooi
aan de speer kwam er een jongen op een oude surfplank aan gepeddeld. Hij
was zeer geïnteresseerd in de vis. Ik gaf hem deze en hij was er erg blij mee.
Hij peddelde meteen naar het strand om de vis aan zijn vrienden te laten zien.
Ik geloof dat hij de rest van de middag met de vis in zee heeft gespeeld en
deze zeker mee naar huis heeft genomen om hem op te eten. Hij was er zo
blij mee dat ik vroeg of ik een foto van hem mocht maken. Dat mocht maar
wel met de vis. Je ziet dat vissen niet overal sportvissen kunnen worden
genoemd. Op veel plaatsen in de wereld is vissen een pure noodzaak. En wat
kunnen wij ons dan enorm bevoorrecht noemen om zomaar eens een week of
een weekend naar een ander land te gaan om vissen aan de haak te slaan, puur voor ons plezier.
11
Op Sterk Water: de Stad van de Zon
door de Redactie
Inleiding
Langereis is een buurtschap en kanaal in de gemeenten Opmeer en Hollands
Kroon in de Nederlandse provincie Noord-Holland. Het buurtschap is gelegen
tussen het dorp en de polder Veenhuizen/De Lage Hoek en de plaatsen
Aartswoud en Winkel. De bewoners van Langereis zijn deels agrarisch actief.
Precies op de grens met De Lage Hoek, nabij Veenhuizen, staat de molen De
Vier Winden. Deze poldermolen uit 1891 staat er voor bemaling van de
polder De Lage Hoek. De plaatsnaam is afgeleid van het water. Die naam
komt van oorsprong van de rivier de Reise of Reis die er liep van het
Berkmeer tot in de Zuiderzee totdat deze werd rechtgetrokken als een
afwateringskanaal. De riviernaam was afgeleid van de Germaanse benaming
voor stromen en zich bewegen, rîsan. Het kanaal was vrij lang voor een
afwateringskanaal dus noemde men het De Lange Reise. Deze benaming komt
uit 1598 en gold toen ook al voor de ontstaande kern van bewoning langs het
kanaal. In 1745 wordt het geschreven als De Lange Reys en dan heeft het niet
meer de betekenis van de oude rivier maar verwijst het naar het feit dat het nogal veel tijd kostte als men langs het hele kanaal reisde.
Vistechnische informatie
Er is weinig eenduidige en breed gedeelde informatie te melden over de
Langereis wat de vismogelijkheden betreft. Van enkele van de eigen leden
weten we dat er in de winter soms goed voorn gevangen wordt rond de
bruggen maar ook niet bij elke brug. En dan waar voorn zit …. ligt ook snoek.
Frits sprak een collega van zijn werk die met zijn beide zonen vaak vanuit de
boot met pluggen sleepte op de Langereis en die ving regelmatig knappe
snoek, alhoewel ook geen meter + . Dat laatste, mooie snoek, hoorden we
ook van een lid van de Poldervlieg. En was het niet Jan Schreiner die in
‘Vliegvissen nieuwe stijl’ beschreef hoe hij in de Langereis bij Lutjewinkel met
zeven worpen ook zeven snoekbaarsjes van allemaal 42 cm ving op een
streamer? Frits z’n vangsten waren altijd matig, hooguit wat baars van 22 cm
en kleiner. De helderheid van het water kan erg verschillen, niet alleen in de
zomer of winter maar soms ook van de plek in de Langereis. Dat geldt ook
voor de diepte, al is het gemiddeld tussen de 1,5 en 2 meter diep in het
midden. Blijft nog over dat het voor de kantvissers nog wel eens zoeken is
naar een goed te bevissen plek, want lang niet altijd wordt er gemaaid in de
12
winter en de kanten kunnen soms steil zijn. Het is wel ‘gezond’ water, althans
voor de sportvisser want parkeren kan je niet overal, dat betekent dus
tactisch parkeren (vlak bij een brug, dan kan je oversteken) en vooral veel
lopen om open plekken te vinden). Na deze wat terughoudende opening wat
betreft de visstand toch een positieve opmerking: het is rustig qua bebouwing
en dat betekent dat je op veel plekken een mooi uitzicht hebt over Noord
Hollands polderlandschap.
Biologische aspecten
We hebben het viswater op twee plaatsen bemonsterd. Het water was
redelijk helder met een lichte groene troebeling. De temperatuur was
ongeveer 6 graden en de pH waarde op beide plaatsen was 8.4. Dat is aan de
hoge kant maar voor blankvoorn geschikt. Er zijn geen waterplanten
waargenomen. Levende wezens waren schaars. Op een van de monsterpunten
vonden we een kleine haftennimf, een kleine aasgarnaal (Mysis), een muggen
larf en een paar hele kleine wormpjes. Het was dus schraal wat waterleven
betreft. Dat zou kunnen betekenen dat er nu met kleine nimfen op witvis gevist zou moeten worden.
Alles goed, Dirk?
13
Verslag van het vissen
Frits: Het was niet makkelijk om de vis te vinden maar uiteindelijk werd een
brug weer eens de ultieme winterstek. Opvallend was dat de ene kant van de
brug weinig opleverde terwijl de andere kant van de brug voor en na de
lunchpauze voor vier van ons vijfmans gezelschap voldoende vis opleverde om
er tot het eind van de dag te blijven staan. Tegen een uur of half vier zakten de
vangsten van de nimfvissers drastisch terug, vermoedelijk ook omdat het weer
wat ging omslaan. Zelf heb ik dapper volgehouden om met een streamer te
vissen, iemand moet toch immers waarborgen dat het water met zoveel
mogelijk technieken wordt getest. Ondanks het gegeven dat er op die plek
naast de brug meerdere snoeken actief waren, lukte het mij niet om ook maar
een enkele aanbeet te krijgen. Ik vermoed dat het onder water zo wemelde
van de prooivis dat mijn streamers, wat ik ook probeerde, gewoon niet
opvielen. Overigens was het wel een prachtige dag in een mooi Hollands
polderlandschap. Dat het weer voor een groot deel ook nog meeviel en het in
ieder geval niet regende was daarbij een bonus.
Jelke: Ik ben de dag begonnen met streamers en heb tot ongeveer kwart over
twaalf door gevist met een geel-zwart streamertje aan een intermediate lijn.
Echt succesvol was het niet en ik heb geen beet gevoeld. Het water was niet
heel helder en de stroming van het water, ook in de diepere laag, was groter
dan ik had verwacht. Om ongeveer kwart over twaalf wordt er door Martien
bij de brug flink gevangen. Hoewel ik niet lang meer kan doorvissen in verband
met een verjaardagfeest tuig ik snel mijn hengel op met een drijvende lijn. Met
kleine nimfjes zijn de eerste twee ruisvoorns die ik vang van een prachtig
formaat. Ik schat dat de eerste die ik ving ongeveer 25 cm was en de tweede
iets kleiner. Een feest om te vangen! Omdat mijn vistijd beperkt was, ben ik in
de afgesproken lunchpauze doorgegaan met vissen. Bijzonder dat je op een
hot spot zo door kan blijven gaan zonder dat de vis zich verplaatst. Ik ving ze
met kleine nimfjes tegen de bodem. Wanneer de nimf op diepte was, was het
in enkele gevallen voldoende om de lijn strak te zetten om vis te haken. Het
was moeilijk om aanbeten te zien en een klein beetverklikkertje gaf voldoende
signaal om contact te maken met een mooie ruisvoorn. Ik heb alleen maar
ruisvoorn gevangen, niet alleen diep, maar ook tijdens het afzinken van de
nimf. Een fijne dag aan de waterkant met dank aan Martien die zo verstandig was de streamers in te wisselen voor de nimfjes.
Martin: Wij zouden in de Langereis gaan vissen met een harde zuidwesterwind
die bovendien ook nog eens dwars op het water stond. Nu vis ik daar nooit in
de winter maar wel eens in het late voorjaar en zomer met een drijvende lijn
met nimfjes en dan gericht op de aan het oppervlakte zich verradende
14
ruisvoorns. Bij het water aangekomen pakte ik met mijn aftma 4/5 hengel, een
intermediate glaslijn en een leader van 170/200 cm met twee nimfjes
verzwaard met 2,4 zilver kraaltjes. Deze hengel met tuig liggen altijd in mijn
auto en daarmee heb ik deze winter overlag gevist. Misschien geen goede
keus, dacht ik nog, voor het ondiepere water van de Langereis, maar dat viel
reuze mee want ik raakte niet vast aan de bodem op een paar takjes na. Het
voordeel was wel dat de wind geen vat had op de vliegenlijn. Na op meerdere
plekken gevist te hebben en geen enkele aanbeet te hebben gehad, haalde ik
de leader eraf en knoopte een stukje 28/00 eraan met een streamertje,
waarmee ik een uurtje heb gevist. Maar ja, als ik geen voorn kan vangen en ze
er dan ook waarschijnlijk niet zijn op die plekken, is er ook geen roofvis, dat is
de theorie toch? Nadat ik mijn streamer had verspeeld aan een obstakel onder
water, knoopte ik toch maar weer de leader met nimfjes eraan en
aangekomen bij een brug waar de anderen ook al waren, ving ik eindelijk mijn
eerste visjes. Door mijn manier van vissen met intermediate lijn (sneller dan
met een beetverklikker) ving ik een aantal baarsjes en een enkel voorntje. Aan
de andere kant van deze nogal tamelijk brede brug, ving ik in de luwte
ruisvoorns en een aantal mooie blankvoorns. Deze dag was voor mij het
bewijs dat ook in de winter en op wat ondieper water het vissen met een intermediate glaslijn (althans die ik heb) succesvol kan zijn.
Ruard: Vanwege de wind besloot ik met een langzaam zinkende lijn te vissen.
De wind stond in de lengte van het water, was vlagerig en bij tijden hard. Ik
15
viste met een aftma 4 hengel en een langzaam zinkende 4 lijn met een leader
van twee meter en twee nimfen haakje 14. Bij de brug ving ik één voorntje en
ook wat baarsjes en ik had eerder nog iets vast gehad (snoek?). Ik ging wat
lopen om een schooltje vis tegen te komen. Dat was niet zo maar Martien
stond zich helemaal lek te vangen op een plekje vlak naast de brug. Ik belandde
na een tijdje ook aan de luwe kant van de brug en kon daar met moeite nog
wat voorn vangen. Ik kreeg nog wat les van mijn ‘oude’ leermeester (= Martien!!!) maar ook dat hielp me niet erg op weg. Volgende keer beter.
Martien: Bij het begin van de visdag leek het mij het beste om met een
streamer te starten. Er stond een stevige zuidwesten wind die normaal
gesproken de nodige aanbeten tot gevolg zou moeten hebben. Na twee uur
vissen, met mijn 6 hengel, en gebruik makend van allerhande streamers van
groot tot klein, had ik totaal nog geen bewijs van aanwezigheid van roofvis
gezien. Blijkbaar was de snoek niet zo los als dat ik in eerste instantie gehoopt
had. Ik besloot tot het wijzigen van de tactiek en tuigde mijn aftma 4 hengel op
met drijvende lijn en een onderlijn van 2 meter 12/00 nylon waaronder ik met
een afstand van 40 cm uit elkaar twee kleine nimfjes haakmaat 18 knoopte.
Met behulp van een klein drijvertje probeerde ik vanwege de wind de juiste
diepte te vinden. Dit bleek een schot in de roos. Aan de zuidkant van een brug
ving ik het eerste voorntje maar aan de noordkant van dezelfde brug ving ik
een behoorlijk aantal vissen. De soorten die aan de kant kwamen, waren ruis
en blankvoorn een paar minibaarsjes en een blei. Het laatste uur wisselde ik
mijn drijvende lijn voor een langzaam zinkende lijn om te kijken of dit nog
effect had op mijn vangsten. Dit bleek niet het geval en na het even uitzoeken van de juiste diepte en vissnelheid ging het vangen gewoon door.
Onze conclusie over de Langereis
De Langereis is een aantrekkelijk, maar niet makkelijk water. Deze keer
hadden we met maar een keer verkassen de hot spot gevonden, maar daarvoor
hadden we met vijf man al een behoorlijk stuk Langereis afgevist. Bruggen zijn
dan meestal de goede stekken, maar niet elke brug. De Langereis telt daarbij
heel wat bruggen, al denk ik dat een grote brug met een duidelijk luwe kant,
zeker in de winter, wel de aandacht verdient. Het snoekvissen ging moeilijk
maar dat kan ook te maken hebben met de overdaad aan prooivis op de
stekken waar we visten. Bovendien waren de ervaringen van Frits in
polderwater de laatste weken al niet geweldig, een ervaring waar we
meerdere snoekvissers, ook buiten Noord Holland, over horen. Er zit vis
genoeg, vooral ook ruisvoorn, dus misschien is het nog eens de moeite om de testvisserij in de zomer of vroege herfst eens te herhalen.
16
Catch `n release: gehaakt!
door Bart de Steenhuijsen Piters
Vliegbinders kunnen zich helemaal verliezen in het nabootsen van een insect.
Sommigen geloven in natuurlijke imitaties en zullen er alles aan doen om hun
zelf gemaakte vlieg zo veel mogelijk op het originele exemplaar te laten lijken.
Anderen hebben er meer vertrouwen in om met hun vlieg een natuurlijk
effect in of op het water te veroorzaken. Weer anderen willen een zo groot
mogelijke aantrekkingskracht te weeg brengen door een teaser effect. Wat al
deze vliegbinders gemeen hebben, is dat er helaas ook een haak uit de vlieg
moet steken. En die haak maakt geen onderdeel uit van het patroon. Eigenlijk
zijn vlieg en haak twee gescheiden voorwerpen die om functionele reden, het
vangen van de vis, bij elkaar komen. Is het eigenlijk niet heel eigenaardig dat
we zo veel moeite doen om die vlieg de gewenste vorm te geven, om hem dan
te misvormen door hem op die vaak proportioneel veel te grote haak te plaatsen? Alsof een vis wel de vlieg, maar niet de haak zal zien.
Neil Patterson was mij lang alleen bekend van onze eigen trofee. Ik dacht dat
het een illustere vliegvisser uit het verre verleden was, maar sinds ik
geabonneerd ben op Fly Fishing & Fly Tying blijkt hij alive and kicking te zijn. En
dat kan je over hem wel zeggen, want in zijn columns komt hij er graag met
gestrekt been in. Dan constateert hij iets dat volgens hem ontzettend fout of
verwerpelijke onzin is, om daar met maximale zelfovertuiging het betere
alternatief tegenover te stellen. Niet met de gesofisticeerde Britse stijl, maar
met een soort working class houding die doet vermoeden dat hij het vliegvissen
in een voormalige kolenmijn heeft geleerd.
Een van de kwesties die terugkomt in de columns van Neil Patterson is de
zichtbaarheid van de haak. Met groot misbaar wijst hij regelmatig op de in zijn
ogen schrijnende tekortkoming van conventionele vliegenpatronen, zoals in
FF&FT van maart 2016: ‘Lastly, conventional flies float the wrong way up, hook in
full view of the trout – a contradiction of all that is sane on this earth, let alone
water.’ Zijn betere alternatief is in dit geval een Gnat West, zo gebonden dat
de vlieg op z’n rug op het water landt, met de haak naar boven, buiten het
zicht van de vis. Als je zijn bind instructies leest, mag je gerust zeggen dat die
onconventioneel zijn. Zoals hij de hackle vormt door de fibers eerst op de
haaksteel te binden en dan naar het oog toe te duwen, zodat ze als een oude
paraplu erover heen wijzen. En in dit patroon vormt de thorax van de haak integraal onderdeel van het ontwerp.
17
In de FF&FT van juli 2016 vertelt hij over zijn ervaringen met vliegvissen in
Patagonia. Op de Rio Rivadavia zit een prachtige populatie forel die zo
kieskeurig is, dat alleen de beste imitaties van Rhyacophila resultaat hebben.
Het alternatief van Neil Patterson voor de conventionele nimfen die alleen
nog werken als ze op een haak # 22 of 24 worden gebonden, is de
zogenaamde Hook-nose Nymph. Hij gebruikt daarvoor een dunne tube die hij
niet op de haak zet, maar op de tippet. Daaraan bindt hij wel degelijk de haak
met wat pauwen fiber, maar die vormt nu deel van de vlieg: ‘This way, rather
than the fly being tied on the hook, it’s ‘tied’ on your tippet, the body pushed down
over the hook-eye so the hook isn’t hanging off the back, it’s sticking out the front – like a nose.’
In FF&FT van februari 2017 behandelt hij weer de zichtbaarheid van de haak.
Nu heeft hij zijn vizier gezet op natte vliegen: ‘You have to hope that your pattern
– or fly movement – is attractive enough to distract the trout from eying up the
‘nasty bits’ of your fly .’ Zijn betere alternatief is in dit geval een vlieg die hij de
Bikini heeft gedoopt. Het blijkt een natte vlieg te zijn die, vergeleken bij
conventionele patronen, achterste voren is gebonden. De haak wordt bedekt
door transparante kralen die, als het licht erop schijnt, onzichtbaar worden tegen het silhouet van het oppervlakte water.
Telkens als ik me zet aan de column van Neil Patterson, vraag ik me af hoe ik
het nu weer voor m’n oren ga krijgen. Ik heb dozen vol vliegen met zichtbare
haken. Moet ik die nu bij het grofvuil zetten of eenvoudigweg laten verstoffen
in een ladekast die ik niet meer open? Om vanaf nu alleen Neil Patterson
imitaties te binden? Ik vraag me af wat hij eigenlijk van onze trofee-wedstrijd
vindt. Vissen met alleen maar koperdraad op de haak klinkt mij als volslagen
tegenstrijdig met Neils’ nieuwste inzichten. Wie gaat hem vertellen over onze
trofee? En als we dat doen, moeten we als clubleden elkaar stevig vasthouden,
want reken er maar op dat hij een column zal wijden aan ons. Zo iets als ‘I
have heard of a Dutch flyfishing club – sounds like a contradiction to me – that has
dedicated a trophy to me. In a way, that could be seen as a compliment, though
these guys cannot do more to miss the point, as the rule of the game is to use only
copper wire for their flies. Does this iterate that this club is still in the Iron Age of
flysfishing? Poor guys, read my columns. Hide your hooks, and keep my name, or
rename your trophy to another famous flyfisher, yet long dead so he doesn’t have to witness the silliness of it.’
Ik stel voor dat we Neil Patterson bedanken voor zijn innovatieve ideeën,
maar gewoon als vliegbinders blijven doen wat graag doen. Staat de FF&FT
tenslotte ook niet vol patronen, maand in, maand uit, die de haak zichtbaar en
18
duidelijk aanwezig presenteren? En laten we hem maar niet vertellen over onze trofee, want die wedstrijd is te leuk om als voer voor Neil te dienen.
Noot: in 2003 bevestigde Neil Patterson zijn enthousiasme over onze trofee, dus het
hier bovenstaande citaat berust geheel op fictie
19
Reisverhaal: Hotel Bräurup, Mittersill, Oostenrijk
september 2016
door Jan Spruit
Op zondagmorgen 25 september 2016 ging de wekker erg vroeg af. Om 04.00
uur stond Rob met zijn grote, luxe Mercedes bus voor de deur. De visspullen
waren op zaterdag al bij hem thuis ingeladen, dus we konden meteen door om
Roland op te halen, die voor de komende zes dagen onze visgids zou zijn in
het dal van Mittersill. Dat ligt 1200 meter boven zeeniveau. Effect op mij was
dat mijn oren regelmatig dichtklapten. Roland is daar meer dan tien maal
geweest, ook deze zomer nog. Zie zijn tekst in de Poldernimf nr. 2016-2.
Willem en Martien reden er met een andere auto heen. Helaas was Ferry op
het laatste moment verhinderd door ziekte van zijn vrouw. Na een reis van 12 uur met onderweg veel wegwerkzaamheden waren we 1023 km verder.
De hele week was het prachtig weer, met een dagtemperatuur van rond de 24
graden. Dit was een stuk beter na een nogal verstoorde zomer met veel regen
en in augustus sneeuw op 2000 meter. Dit werd mogelijk veroorzaakt door El
Niño die in 2016 over de hele wereld het klimaat verstoorde (en de
20
visvangsten, waarover later meer). Na aankomst checkten we in en namen een
biertje uit de eigen huisbrouwerij. Roland stelde voor om wat stekken te laten
zien voor het diner. Wat mij meteen opviel, waren de afstanden die we die
week zouden moeten afleggen. De hoofdrivier is de Salzach, die van west naar
oost door het dal stroomt, met een bevisbare lengte van 45 km. Het totale
viswater is theoretisch 130 km lang, maar is deels niet bevisbaar of
onbereikbaar. De rivier is sterk gekanaliseerd, met grote rotsblokken aan
weerszijden van waaraf je kunt vissen. Op enkele plaatsen zijn er stenen en
strandjes. Vanuit de gletsjers ten zuiden van Mittersill stromen diverse beekjes
in de Salzach. Daar gingen we die zondagmiddag eerst maar eens kijken,
evenals de Elisabethsee en de Hintersee. Meteen bij de bestudering van de
beken viel Roland op dat er in vergelijking met eerdere jaren weinig vis zat.
Ook wij zagen slechts enkele kleintjes wegschieten, terwijl Roland en Ferry
hier een paar jaar geleden er meer dan 20 hadden uitgehaald in een paar uur
tijd. Een voedzame maaltijd met een biertje leidde tot het voorstel om op de
kamer van Rob en mij, die de meeste zitruimte had, elke avond te gaan
evalueren en een planning voor de volgende dag te maken. Een paar
visvrienden hadden toevallig ook nog een beetje whisky mee en dat bevorderde de discussie en de besluitvorming aanzienlijk.
Het grote voordeel van hotel Bräurup is dat je je er nooit kan verslapen. Het
ligt pal naast een katholieke kerk met zo’n typisch Oostenrijkse ui als
klokkentoren en iedere morgen om 06.00 uur luidt men daar de klok 26 + 26
+ 26 = 78 keer, met een volume om het halve dal te wekken. Vergeet je
wekker dus gerust. Een keer kwam Roland om die tijd de priester tegen en kon nog net enige moordneigingen onderdrukken.
Maandag gingen wij alle vijf vissen op de Salzach, voor de kenners: bij de
kabelbaan. Op aanwijzing van Roland verdeelden we ons over de waterkant.
Na 10 minuten ving Martien peuterend in het kantje een fraaie forel. Dat gaf
ons moed. Dat was voor mij ook wel nodig, want zoals veel clubleden weten
ben ik een liefhebber van ‘Duits’ vissen, in de Eifel, Sauerland en het Zwarte
Woud, op langzaam stromend water, waar je de vis kunt zien stijgen en
gericht aanwerpen. Hier was het een of twee zware nimfen stroomop
inwerpen in het snelstromende witachtige water en laten gaan die hap. Bij een
ruk heb je beet. Een vorm van visserij die mij niet zo trekt, ofwel not my cup of
tea. Er zouden veel grote vissen zitten, maar de vangsten bleven schaars die
eerste dag. Dan heb ik liever wat minder grote, maar wel droog te vangen
vissen. Rob had bij aanvang trots zijn nieuw aangeschafte Vision Switchhengel
getoond, maar in de lunchpauze bleek de top spontaan te zijn gebroken, ofwel het was een ‘Twisthengel’ geworden, zoals een van de maten opmerkte.
21
We besloten in de middag te verkassen naar de Finkausee, 50 km westwaarts
en hoger in het dal. Je moest per auto een ticket kopen om in het Nationale
Park te mogen rijden over een smal weggetje met uitwijkplaatsen. Het was
een adembenemend dal tussen hoge bergtoppen en het leek wel het einde der
wereld. Het dag totaal was uiteindelijk voor vijf man acht vissen. Op de
terugweg in het duister zagen we een fraai mannetjeshert, een jonge haas die
een tijd voor de auto uit huppelde en een vos. Op de kamer evalueerden we
flink de dag en bespraken we de tactiek voor de komende dagen, met vloeibare inspiratie van levenswater.
Hotel Bräurup kent niet alleen een eigen brouwerij met prima bier, maar heeft
intern ook een eigen vliegviswinkeltje, waar je van alles kunt kopen (wat we
allemaal deden, ondanks de reeds vrij volle auto’s), dat de vergunningen afgeeft
en ook actuele adviezen. Volgens de beheerder Ludo was het smeltwater van
de augustus sneeuw debet aan de mindere vangsten in de Salzach de laatste
tijd.
Dinsdag besloten we te splitsen, Willem en Martien begonnen op de
Hintersee en na de lunch gingen ze naar de Salzach. Rob, Roland en ik gingen
eerst naar de Salzach, daarna naar de Felberbach en eindigden bij de
22
Hintersee. Rob voelde in de Salzach een grote klap, had een korte dril en
toen ging de vis door zijn 25/100 heen. Dat was dus een knappe! Roland
pakte er een bruine forel van 40 cm en zelf had ik in de Felberbach een
tamelijk gevaarlijke (zowel voor je eigen benen als voor je hengel) klauterpartij
ondernomen naar beneden, waar ik overging tot zogenaamd ‘pocketvissen’.
Elk klein terrasvormig poeltje uitpeuteren met een Klinkhamer of een
Snowflakedun (SFD), daar pakte ik een klein bruin forelletje waar ik, gelet op
de moeilijkheidsgraad van het vissen, toch heel blij mee was. Willem en
Martien vingen ’s ochtends op de Hintersee nog wat vissen, in de middag kon
alleen Roland er wat kleintjes uit peuteren. We werden flink afgeleid door
burlende herten boven ons in de bergen. Het galmde het hele dal door.
Roland sprak een jager die met een grote kijker bij de Felberbach zat te
studeren op een berghelling. De volgende dag zou hij met twee jagers elk een
hert proberen te schieten. Natuurlijk dachten wij toen aan onze Mark.
Woensdag konden we vissen op de Krimmler Ache. Roland had gelet op zijn
ervaring hier meteen een paar dagen gereserveerd, omdat per dag maar elf
vissers worden toegelaten. We reden weer van oost naar west het hele dal
door en stapten vervolgens in Krimml in een grote taxibus die de elf vissers en
nog wat wandelaars in 40 minuten over zeer bochtige zandpaden naar boven
reed, 1600 meter boven zeeniveau, tot boven de beroemde watervallen (380
meter hoog zoals een aardige blondine mij in de bus terug vertelde). Roland
onderhandelde slim met de Limburgse en Belgische vliegvissers wie waar zou
uitstappen in het dal. Hij begon met Rob en Martien in het begin, Willem en ik
aan het eind (waar de Ache dus eigenlijk begint na een kleine waterval) en de
rest in het midden. Het maken van goede afspraken is wel nodig, want de
totale lengte schat ik op vier kilometer, zodat je snel een andere visser
tegenkomt. Later heb ik nog eens uitgerekend dat er van mei tot half oktober
zo’n 2000 manvisdagen op dat stukje water komen. Veel vissen kennen
daarom veel vliegen bij naam, vrees ik: ‘Aha weer een Peute….laat maar gaan die
namaakhap’. Grappig was dat de Limburgers halverwege uitstapten, maar
meteen naar boven doorliepen. Toen Willem en ik afdaalden omdat het
beginstuk vrij leeg was en de vis niks deed op onze nimfen (het was nog koud
met de zon nog achter de bergtop) kwamen wij na een half uur al ‘Jules’, de
eerste Limburger, tegen, die net bezig was een selfie te maken (zonder vis
overigens). Hij beweerde er al 15 te hebben gevangen op een kleine
Klinkhamer. Dus hij kan of heel hard lopen en vissen of heel hard liegen. Een
gevleugelde uitdrukking die week werd dan ook: ‘Is dat een Limburgs- of een
Noord-Hollands verhaal?’. Maar we bonden toch maar een Klinkhamer aan,
23
nooit verkeerd trouwens. Willem ving er een paar mooie exemplaren op. Het water was overal vrij laag door de droogte de laatste weken.
Martien (25), Roland (35) en Rob (15) hadden duidelijk een beter stuk
getroffen dan de opa’s Willem (9) en Jan (8). Ook op dit stuk had ik het weer
moeilijk. Soms had ik deze trip het gevoel dat ik na 25 jaar opnieuw moest
leren vliegvissen. Mijn eerste vis ving ik pas later op die dag, vooral toen
Willem (die er 4 maal eerder was geweest) mij hielp met aanwijzingen als: ‘van
de kant vissen, vooral niet waden (alleen om door te steken).’ In een fraaie
rustige pool die wij de ‘Opa-Pool’ doopten, pakte ik nog wel een mooie
vlagzalm van 40 cm en wat beekjes. Willem viste de rest eruit. Het was een
adembenemend landschap, hoewel ook hier vrij veel verkeer was van auto’s
van inboorlingen en taxi’s, heel veel mountainbikers en Nordic walkers. Er
stonden een paar panden, die allemaal een terras en doorlopend ‘warme
Küche’ hadden. Het was dus allemaal vrij toeristisch en ik denk dat Oostenrijk
moet oppassen voor oververzadiging. Bij Krimml zijn zes grote
parkeerplaatsen voor de bekijkers van de waterval. Er staan borden in vele talen, waaronder Arabisch.
24
Donderdag gingen Roland, Rob en ik weer naar Krimml, terwijl Willen en
Martien de Salzach onveilig maakten. Vrijdag deden we dat omgekeerd. Het
gekke was dat ik pas om 15.30 uur begon te vangen, maar er toen in een uur
acht pakte, waarvan vijf in een stuk met snelle pools en jawel, pockets. Op de Snowflakedun!
Vrijdag visten Roland, Rob en ik op de boven-Salzach, waar het water helder
en ondiep was, totdat men de sluizen van de Trattenbach openzette en de
rivier een halve meter in een uur steeg. Er staat ook een waarschuwingsbord
op de oever maar al wadend zie je dat dus niet. Roland was nieuwsgierig de
donkere poort onder een soort fabriek, die waarschijnlijk elektriciteit opwekt,
ingelopen toen het water laag was. Gelukkig bleven de deuren toen dicht,
want het is de vraag of je reisverzekering plotseling wegspoelen dekt. Vanaf de
instroom van de Habach, met gletsjer smeltwater, wordt de Salzach stroomaf
wit, hoog en snel. In de pauze kwam Rob aangelopen met in een hand zijn
hengel en in de andere een stuk van zijn vliegenlijn, kapot getrokken op een
steen. Hij was wel de man van de materiaal- en andere pechsoorten deze reis.
Op vrijdagavond haalde Willem als medisch geschoold persoon hechtingen uit
zijn hoofd van een ongelukje eerder op zijn werk. Zaterdag stootte Rob zijn
hoofd tegen de klep van zijn bus op precies dezelfde plek. Maar keihard hè, hij bleef doorvissen en vangen.
Bij de evaluatie die avond merkte Roland op dat hij nog nooit zo slecht had
gevangen op de Salzach. Van de nieuwkomers was Martien de spekkoper. Zie
voor de vangsten de tabel aan het einde. Voor het avondeten moesten wij
naar een andere zaal in verband met een groot feest, met muziek en een hoop
lawaai. De serveersters lieten constant de deur open, totdat Willem ingreep
en met enige kracht de deur dichtsmeet, tot algemeen genoegen van onze
zaal. Daarna werd hij telkens keurig dichtgedaan. Het toetje was ‘Heisse
Liebe’, maar bestond tot onze teleurstelling uit koud ijs?!? Rare jongens die
Oostenrijkers! En dat met van die uitgesneden jurken ‘waardoor het moeilijk is haar in de ogen te kijken’, zoals Milco ooit uitsprak.
Zaterdag was onze laatste dag en besloten we wat andere koppels te vormen.
Roland ging met Martien naar beneden en Rob, Willem en ik gingen naar de
boven-Salzach. Bij het optuigen deelde ik wat Snowflake duns uit aan mijn
maten en uiteindelijk werden door ons drieën 24 vissen gevangen waarvan 18
op de SFD. Willem kraaide en kondigde meteen aan er een doos vol van te
gaan bouwen. Zie voor de bindinstructies het filmpje van Milco en Bart op
onze site. Overigens zag ik op een gegeven moment stroomafwaarts opeens
een vissende koe. Althans een wadende koe, die voorzichtig onder de
waterval de rivier overstak en aan de struiken aan de linkeroever ging
25
knabbelen. Toen ik een half uur later op die plek probeerde naar de
rechteroever te komen, merkte ik toch dat vier poten beter is dan twee
benen, want door de sterke stroming viel ik bijna voorover en maakte mijn mouwen nat, waarna verder alles ok was.
Dat Rob een goede en voorzichtige chauffeur was, bleek uit de volgende
anekdote. Na het ochtendgedeelte deden we wat inkopen, waarna we
besloten op zoek te gaan naar de Trattenbach Stausee. De helling was 18% en
de weg had diverse haarspeldbochten. Na enig zoeken besloten we een oude
dame met haar buurvrouw de weg te vragen: ‘Ein Stausee?? Marie weisst Du
dass?’ Ik keek achteloos in de bus naar achteren en bedacht plotseling dat ik
mijn hengel bij het pauzeren op de bus had gelegd. Ik sprong eruit en er
meteen weer in omdat ik schrikdraad raakte dat vlak naast de auto stond.
Willem vroeg wat er aan de hand was en sprong ook uit de bus. Maar de
hengels van beide vergeetachtige opa’s lagen nog keurig op het dak. Het zou
toch zonde zijn geweest van zo’n prachtige 8 ft 4# Hardy Sintrix met
bijpassende reel. Die Stausee hebben we nooit gevonden, dus gingen we weer terug naar de Ober Salzach.
26
Terwijl wij op tijd stopten met vissen, de auto’s leeg stripten en vervolgens
weer netjes vulden kregen we behoefte aan nog een (voor-)laatste biertje in
de zon. We zaten daar net heerlijk aan te nippen, toen er hoempapa muziek
aankwam, een oude brandweer auto met sirene daar weer dwars doorheen
blèrde en vervolgens een man of 60 in bruine uniformen zich naast het hotel
opstelde. Het was dat ze niet in de houding konden staan, anders had ik me
toch 70 jaar terug in de tijd gedacht. Maar het bleek de lokale brandweer te
zijn, wat een nogal fors korps was dat kennelijk wat te vieren had en het terras overnam.
Die zondag reedden we om acht uur ’s ochtends weer huiswaarts en kwamen
na een voorspoedige reis om zes uur ’s avonds aan. Over deze reis
concludeerden wij dat het weer prima was geweest, misschien te goed voor
behoorlijke vangsten, de sfeer en de kameraadschap uitstekend, en dat Roland
een uitstekende gids was die ervoor gezorgd had dat we toch allemaal ons
visje vingen (nogmaals dank namens ons allen en dat de uitgereikte fles whisky
maar moge smaken). Bräurup heeft een bepaalde naam en trekt dan ook
continue vele grote groepen vissers. Persoonlijk zal ik er niet zo snel weer
heengaan. Pratend met andere vissers gaf iemand de tip van Polen, rivieren San
en Danujec. Misschien iets voor 2017? OF wordt het toch een keertje Funen? Of………?
Bijlage: overzicht van onze vangsten
MB WG RH JS RV Totaal
ma 2 1 2 1 2 8
di 9 2 7 1 1 20
wo 25 9 35 8 15 92
do 4 1 11 8 12 36
vrij 21 8 5 2 6 42
zat 2 7 9 7 10 35
Totaal 63 28 69 27 46 233
27
Loterijgeld verbrassen, een dagje Ruigenhoek
door: Frits van Merkenstein
Ik was weer eens de gelukkige winnaar van de hoofdprijs tijdens de nieuwjaar
veiling van 2015 en daarmee begon het zoeken naar een leuke besteding. Ik
had Ruard en Hans als gezellen uitgenodigd. Wil je vervolgens op een dag €
100 kwijtraken dan is een forellenput met een lekkere lunch en nog even
nazitten een goede keuze. Onze criteria waren dat het niet te ver weg was,
want aan vroeg opstaan heb ik een hekel, er uitsmijters verkrijgbaar waren en
er een mogelijkheid tot nazit was. Ruard ging op zoek en de keuze viel
uiteindelijk op de Ruigenhoek bij Utrecht. De datum was 29 april 2015 , maar
ondanks dat het zo langgeleden was, konden we tijdens de veiling van 2017
ons de dag nog goed voor de geest halen. Daarbij wellicht geholpen door het
impliciete dreigement de € 100 terug te moeten storten als ik geen verslag zou doen van hoe we het geld verbrast hebben. Hieronder onze verslagen.
Ruard
Ik heb nogal wat heen en weer gebeld en gemaild met de mensen van de
Ruigenhoek om ervoor te zorgen dat we tussen de middag een uitsmijter
zouden kunnen eten. Ze zijn daar nogal flexibel dus uiteindelijk lukte dat en ze
waren ook nog eens heel lekker. Eenmaal aan het vissen, vingen we al snel
enkele forellen die voor hun lengte ook nog redelijk sterk waren. We visten
met een drijvende lijn en over het algemeen ging dat goed. Ik heb ook nog
forel gevangen aan een klein, droog, zwart vliegje. Voor het drijfvermogen had
ik wat foam ingebonden. Ik had op een bepaald moment een wat grotere en
zwaardere forel aan mijn lijn en ik probeerde hem met mijn hengel naar me
toe te trekken. Hij lag al bijna aan de kant, maar ik stond te vissen met een
splitcane hengel en deed bijna alles verkeerd. Op een slecht moment hoorde
ik ‘PANG’ en was de hengel gebroken. Maar zoals mijn Amsterdamse vismaat
zegt: ‘beter een splitcane breken dan een carbonhengel, want die eerste kan je
gewoon zelf weer maken en die carbonhengel daar is het mooitje vanaf tenzij
je een nieuwe top kan bestellen.’ Het was een dag met zon, wind en wolken.
De vis zat over het algemeen hoog, ik viste gevist met een wassing line en ving met de Cove nimf, spiders, droog met een torretje en met een muddler.
Hans
Het was een heel gezellige dag en Ruard had zijn best gedaan om een heerlijke
uitsmijter voor ons te regelen. Wat betreft de vangsten, Ruard had er 12,
Frits 7 en ik had er 8 op buzzers en een droge Sedgehog. Het was de eerste
28
keer dat ik met buzzers viste en vond het heel bijzonder dat ze er knalhard op
aanbeten. De eigenaar wilde de gebroken splitcane van Ruard wel houden om
aan de muur te hangen, misschien om aan te geven dat zijn sterke forellen een
hengel in tweeën trekken, maar zoals Ruard al schreef: een splitcane kan je repareren.
Het loterij brassen wordt letterlijk genomen
Frits
Al met al was het een leuke dag. De vijver was groot genoeg om een plekje
voor jezelf te vinden, ook toen er meer vissers kwamen, maar ook weer niet
zo groot dat je erg ver moest lopen om even een praatje met Hans of Ruard
te maken. Opmerkelijk was wel dat zwarte streamers weinig deden. Kleine,
zwarte vliegjes of nimfjes die redelijk snel werden binnen gevist, leverden veel
meer aanbeten op. We hebben de dag afgesloten bij de eigenaar in de hut met een kop koffie; ik kan hun appeltaart met slagroom ook aanbevelen.
Al met al om te vissen een aardige vijver, dichtbij, erg aardige beheerders
maar de omgeving was wat minder, want aan bijna alle kanten zag je
bebouwing. Het was grappig dat wij op het stukje weiland ernaast de hele middag een aantal ooievaars liepen.
29
De IDEALE vliegendoos
door Jan Spruit
Sinds 1991 ben ik vliegvisser en al die jaren ben ik op zoek naar de ideale
vliegendoos. Eerst gebruikte ik hard plastic dozen met vakjes, soms
doorzichtig, soms donkergroen, wat een handige kleur is als je hem ergens laat
liggen in het gras. Moeilijk terug te vinden, dus gouden handel voor de
winkeliers. Nadeel van hard plastic is dat alle vliegen door elkaar liggen en het
moeilijk is om het gewenste exemplaar er uit te pakken. Ook een plotselinge
windvlaag kan gevaarlijk zijn, al zie je dan wel hoe goed je vliegen kunnen vliegen. Het gewicht van sommige dozen is ook behoorlijk.
Na enkele jaren verschenen er foam dozen, die zeer licht zijn en sluiten met
vier kleine magneetjes. Je steekt de vliegen naar voren in het witte foam, dat
daardoor natuurlijk op termijn beschadigd wordt. Je vliegvisvest wordt er wel
aanmerkelijk lichter van, maar de capaciteit om er vliegen in op te bergen is
vrij beperkt. Vervolgens innoveerde men door hard plastic dozen met
zogenaamde slits op de markt te brengen. Hierbij gaat de haak van de vlieg
naar achteren in een gleufje van een soort donker foam. Er treden geen
beschadigingen meer op en de grip is stevig. Er zijn zelfs dozen met een
tussenflap, waardoor je vier tableaus kunt laden met wel 400-500 vliegen per doos. Dat weegt weer flink in je vest.
Met iedere nieuwe uitvinding ging ik mee, vanuit een soort gevoel dat het
beter kon dan tot nu toe. En elke winter zat ik honderden vliegen over te
pakken naar een andere doos. Dat is overigens best een aardig karwei, maar
ook een beetje (veel) zen. Op een gegeven moment kwam ik, kijkend naar
andere leden van de Poldervlieg, op het idee om zo weinig mogelijk vliegen
mee te nemen en dan iedere pauze mijn doosjes aan te vullen vanuit grote
voorraaddozen, die ik bij bouwmarkten en de Xenos aanschafte. Maar dan heb
je weer een grote tas nodig om al die reservedozen mee te nemen en de
discipline om twee tot drie keer per dag alle dozen na te kijken en aan te
vullen. Ga je een dag ergens vissen, zoals bijv. afgelopen september op de
Krimmler Ache, dan moet je alles voor een dag meenemen, want even terug
kan niet. Bovendien komen veel vliegen nooit aan bod, alleen je favorieten heb
je bij je. Terwijl een verrassing wonderen kan doen ‘als ze niet willen bijten’. Ik
heb wel eens gehoord van one-fly vliegvissers, hoewel ik er nog nooit een in
levende lijve ontmoet heb. Zou ik een vlieg moeten kiezen, dan zou het een Snowflake Dun worden, denk ik. Dan heb je maar één klein doosje nodig .
30
Ik heb een standaard vliegvisvest van Vision en een klein reservevest (via de
veiling gekocht van Joost Stolk), dat altijd in de auto ligt met een
vliegenhengeltje, voor het geval dat…... In dat vestje zitten twee vliegendozen
met favorieten. Daarbij heb ik ook een chestpack met een grote doos
gemengde vliegen voor zeer warm weer. Op dit moment zitten in mijn
standaard vliegvisvest negen dozen: twee foam dozen met droge vliegen, een
hard plastic doos met nimfen (net verplaats vanuit een foam doos), een C&F
doos met kleine droge vliegen incl. threaders om ze op je tippet te krijgen.
Dan heb ik nog een foam doos met natte vliegen, een foam doos met spiders en drie foam dozen met forelstreamers, poppers en boobies.
Om alles bij te houden heb ik een multomap aangelegd met een overzicht van
de vliegendozen en ruwe schetsen van de vliegen die hierin zitten. De
nummering is door alle wijzigingen fantastisch en loopt van D3 (droge vliegen)
tot N20 (nimfen, wat nu mijn primaire doos is). Lijkt een beetje op het leger,
waar vaak ook sprake is van de 323e pantserdivisie (maar dat is om de vijand
in verwarring te brengen, denk ik, terwijl ik -zonder schrift - alleen mezelf in
verwarring breng). Ook fotografeer ik de vliegendozen na elke wijziging en leg
dat vast in de computer met lijsten. Er staan heel veel lege en volle
vliegendozen op mijn zolder, ondanks regelmatig afstoten van dozen op de
clubveilingen. En misschien heb ik sommige dozen volgend jaar weer nodig, bij
voortschrijdend inzicht. Het blijft dus nog zoeken naar de ideale oplossing,
misschien dat een volgende innovatie helpt? Tot die tijd blijft het waarschijnlijk
zo als op de foto, vanuit een soort angst dat die ene wel-vangende vlieg eens zou kunnen ontbreken bij gewijzigd beleid.
31
Boekbespreking: Negen Vliegen, door Paul Blokdijk
door Dirk Barendregt
Ieder VNV-lid zal het wel in de boekenkast hebben staan. Het is een cadeautje
van de VNV uit 2011. De vraag is of iedereen het ook heeft gelezen. Het komt
er soms niet van. Het boekje is de moeite waard om het op te zoeken, het uit
de kast te nemen en het alsnog te openen. Met beleid, want het is met geplakte katernen gemaakt in een slappe kaft. Voorzichtig openvouwen dus.
De meesten van jullie kennen Paul Blokdijk. Hij heeft regelmatig op de club
wat verteld en gedaan. Hij heeft ook veel artikelen en boeken geschreven. Het
artikel in de laatste Poldernimf, genaamd ‘de Streamer en de Vis’ was ook van
zijn hand: een artikel over de plaatsen waar we aasvis en rover kunnen vinden
in de verschillende jaargetijden en waarom dat zo is voor zover we dat weten.
Paul heeft tenminste 40 jaar viservaring en kent de biologische facetten van de natuur waarin hij vist en gevist heeft. Dat is in dit boekje heel goed te merken.
Er worden negen vliegen uitgelicht. Iedereen kent de meesten wel. Het zijn
basale patronen die veelzijdig ingezet kunnen worden. Ze bootsen veel
elementaire eigenschappen van waterdiertjes na. Paul gebruikt een strak
schema voor elke vlieg, namelijk herkomst, biologische achtergrond als die te
geven is voor een nabootsing, bindpatroon en vis belevenissen. Paul heeft op
verschillende plaatsen met deze vliegen gevist en er allerlei vissoorten mee
gevangen, van ruisvoorn tot bonefish. Deze laatste natuurlijk niet op een Red Tag. De vliegen zijn op de volgende plaatsen ingezet:
De Fazantenstaart (Pheasant tail): in de polder, Duitse riviertjes en Scandinavische meren.
Het Zonkertje: in de polder en een Zweedse en een Noorse rivier.
De Duikerwants: in de Singel en Twentse en Achterhoekse beken. De Parachute Dun: in de polder, Duits en Noors riviertje en een Deense beek. De Red Tag: in Wilnis ving Paul daarmee zijn eerst vis (ruisvoorn 32 cm), in de
Glomma in Noorwegen. De Deceiver: in de polder, de Middellandse zee, de Cariben en aan de Ierse kust. De Kokerjuffer: in een Ardenner rivier en een Finse beek.
De Vlokreeft: in de polder en de Oostzee.
De Gotcha: in zout Belize, Mexico en de Bahama’s.
Als je de visverhalen leest, vergeet je even alles bij deze ras verteller. Het
boekje is bijzonder de moeite waard vind ik, maar dat heb je al wel begrepen.
En niet alleen voor beginners, de ervaren visser zal er ook plezier aan beleven.
www.muddler.nl
Vliegen binden op klassieke wijze
Materiaal dat zijn kwaliteit heeft bewezen
Voor vliegvissen zoals het is bedoeld
Top Related