8/20/2019 Nieuwsbrief 2 - Leergang Pensioenrecht 2015-2016
1/14
Faculteit Rechtsgeleerdheid – KU Leuven
LEERGANG PENSIOENRECHT NIEUWSBRIEF
Nr. 2
academiejaar 2015 - 2016
Prof. dr. Yves Stevens en Evy Van Genechten
- 1/14 -
Leergang Pensioenrecht 2015-2016
INHOUDSTAFEL1. Europees Hof van Justitie: Afwijzing verzoek langer in dienst te blijven ..................................................... 2
2. Europees Hof voor de Rechten van de Mens: Schending recht op eerlijk proces en eigendomsrecht ........... 2
3. Grondwettelijk Hof: Herstelpensioenen oorlogsslachtoffers en gelijkheidsbeginsel ...................................... 3
4. Lagere rechtspraak ................................................................................................................................ 4
4.1. Gemengde loopbaan en toepassing eenheid van loopbaan ............................................................... 4
4.2. Vordering in tussenkomst en vrijwaring .......................................................................................... 4
5. Belgische rechtsleer ............................................................................................................................... 5
5.1. Uitkering van levensverzekering na eerdere ‘verzekeringsgift”: Nieuw standpunt ............................... 5
5.2. Pensioenbijdragen aan Voorzorgskas apothekers zijn aftrekbare beroepskosten ................................ 5
5.3. Pensioen werknemers: wijzigingen vanaf 2016 ................................................................................ 5
5.4. Themanummer TORB: het pensioendebat ....................................................................................... 5
5.5. Wat te verwachten van de rechtmatige (pensioen)verwachting? ....................................................... 5
5.6. La portée de l’information précontractuelle en assurance vie: précisions de la CJUE........................... 6
5.7. Vlabel viseert nu ook levensverzekering ter kanalisering beding van terugkeer .................................. 6
5.8. Heffingsbevoegdheid en belastbaarheid in België van Nederlandse AOW-uitkering............................. 6
6. Buitenlandse rechtspraak: Toekomstige effecten en niet-retroactiviteit in het Engels recht ......................... 6
7. Buitenlandse rechtsleer .......................................................................................................................... 7
7.1. Frankrijk ....................................................................................................................................... 7
7.2. Duitsland ...................................................................................................................................... 7
8. Nieuwe Life and Benefits ........................................................................................................................ 7
9. FSMA mededelingen .............................................................................................................................. 7
10. International Update ............................................................................................................................ 8
10.1. Russia ......................................................................................................................................... 8
10.2. New Zealand ............................................................................................................................... 8
10.3. Thailand ...................................................................................................................................... 9
10.4. Poland ........................................................................................................................................ 9
11. Gelezen in het Staatsblad ................................................................................................................... 10
11.1. Afschaffing grensbedrag bij cumulatie werknemerspensioen met een overlevingspensioen ............. 10
11.2. Aanpassing uitvoeringsbesluit aan verhoging pensioenleeftijd ....................................................... 10
11.3. Pensioen operationeel kader geïntegreerde politie ....................................................................... 10
11.4. Herwaarderingscoëfficiënt VAPZ-bijdragen .................................................................................. 10
11.5. Vermindering basispensioenbijdragevoet ..................................................................................... 10
11.6. Flexi-jobs horeca – pensioenbepalingen ...................................................................................... 11
11.7. IAO-verdrag nr. 128 aangenomen door Franse gemeenschapscomissie ......................................... 11
11.8. Sectorpensioenen ...................................................................................................................... 11
Ombudsman: Garantiemaatregelen werknemersstelsel in ambtenarenstelsel ................................... 13
Pensioenopinies: 31+13 = 28,33 of hogere pensioenwiskunde? ......................................................... 14
8/20/2019 Nieuwsbrief 2 - Leergang Pensioenrecht 2015-2016
2/14
- 2/14 -Leergang Pensioenrecht 2015-2016
1. EUROPEES HOF VAN JUSTITIE: AFWIJZING VERZOEK LANGER IN
DIENST TE BLIJVEN
Verzoeker, een ambtenaar bij de Europese Unie,had een aanvraag ingediend om in dienst te kunnenblijven na de wettelijke pensioenleeftijd, tot deleeftijd van 67 jaar. Dit werd geweigerd enverzoeker werd op 31 oktober 2014 ambtshalve oppensioen gesteld.
Artikel 52 van het Statuut van ambtenaren van deEuropese Unie bepaalt dat een Europese ambtenaar
van rechtswege op pensioen gesteld moet wordenop de laatste dag van de maand waarin deze deleeftijd van 66 jaar bereikt. Een ambtenaar kanechter, ook nog volgens artikel 50, in dienst blijventot de leeftijd van 67 jaar en zelfs uitzonderlijk totde leeftijd van 70 jaar, als de ambtenaar ditaanvraagt en het belang van de dienst ditrechtvaardigt.
Volgens de verzoeker volgt hieruit dat een verzoektot langer werken steeds toegekend moet worden,
tenzij het belang van de dienst zich hiertegen verzet.Het Hof van Justitie stelt dat artikel 52 duidelijk isen de toestemming om langer in dienst te blijventoegekend kan worden als het belang van de diensthet rechtvaardigt. Het middel mist juridischegrondslag en wordt verworpen.
Het Hof gaat verder door te stellen dat er, bij debeoordeling van een aanvraag om na de leeftijd van65 jaar in dienst te blijven, een ruimeappreciatiemarge bestaat. Het Hof kan enkel
tussenkomen in geval van een manifesteappreciatiefout of misbruik van recht. De verzoekertoont niet aan dat er sprake is van een manifestefout. Ook dit middel wordt afgewezen.
Ten slotte wijst het Hof ook de middelen metbetrekking tot de gerechtvaardigde verwachting ende schending van het beginsel van behoorlijkbestuur af, wegens gebrek aan bewijs.
HvJ 29 oktober 2015, nr. F-52/15.
2. EUROPEES HOF VOOR DER ECHTEN VAN DE MENS:
SCHENDING RECHT OP EERLIJKPROCES EN EIGENDOMSRECHT
In casu had een Griekse gepensioneerde, voormaligofficier van de politie, een verhoging van zijnpensioen aangevraagd op basis van nieuwewetgeving. Op 3 november 2005 wordt dit verzoekgeweigerd door de ‘Comptabilité Générale de l’Etat’(hierna CGE). De man tekent hiertegen op 17februari 2006 beroep aan. Op 31 augustus 2006gaat de CGE over tot een beperkte verhoging. Deze
beslissing wordt pas op 9 maart 2007 ter kennisgebracht van de man. In deze beslissing antwoordtde CGE niet op de bezwaren van de man. De manstelt daarop (op 4 oktober 2006) beroep in bij het ‘Cour des comptes’ tegen de stilzwijgendeverwerping van zijn bezwaren door de CGE.
De ‘Cour de comptes’ behandelt de zaak op 5 maart2010. Het vernietigt de beslissingen van de CGE(waarin de bezwaren van de man afgewezenworden) en verwijst de zaak terug naar het CGE, die
binnen de drie maanden opnieuw zal moetenoordelen, rekening houdend met de nieuwewetgeving die wel degelijk van toepassing is op desituatie van de man. Het arrest van de ‘Cour decomptes’ maakt geen melding van de beslissing vande CGE van 31 augustus 2006. Als op 25 december2010 blijkt dat het CGE nog geen uitvoeringgegeven heeft aan het arrest, geeft de ‘Cour decomptes’ de CGE nog een maand de tijd om aan te
geven waarom het weigert uitvoering te geven aanhet arrest. Het CGE stelde dat het niet verplicht kan
worden een arrest uit te voeren voor het kracht vangewijsde heeft gekregen, ter vermijding vanonzekerheid over de staatsfinanciën. Bij beslissingvan 1 april 2011 stelt de CGE het pensioen vast opdezelfde hoogte als bij beslissing van 31 augustus2006. De ‘Cour de comptes’ besluit tot eenongerechtvaardigde weigering tot uitvoering vaneen arrest en beveelt de CGE om binnen de driemaanden het arrest uit te voeren. De ‘Cour decomptes’ stelt dat ‘de publieke financiën’ nietkunnen rechtvaardigen dat er verschillende jaren
gewacht moet worden om een arrest uit te voeren.De Staat kan immers nadien een eventueel
8/20/2019 Nieuwsbrief 2 - Leergang Pensioenrecht 2015-2016
3/14
- 3/14 -Leergang Pensioenrecht 2015-2016
onterecht betaald bedrag terugvorderen. De CGEweigert echter nog steeds om het arrest uit tevoeren.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mensoordeelt dat het recht op toegang tot een rechter eneen eerlijk proces (art. 6 EVRM) denkbeeldig blijftals een interne juridische orde van een lidstaat zoutoelaten dat een definitieve, bindende rechterlijke
beslissing ten nadele van een partij buiten werkingblijft. De uitvoering van een arrest maakt integraaldeel uit van het ‘proces’ in de zin van artikel 6. HetHof besluit dan ook tot een schending van artikel 6EVRM. Aangezien het arrest in hoofde van de man
ook een vordering doet ontstaan die voldoende isvastgesteld om afdwingbaar te zijn, is de weigeringvan de CGE om het bedrag van het pensioen binneneen redelijke termijn te berekenen volgens de
aanwijzingen van de ‘Cour de comptes’ ook eenschending van artikel 1, 1e Protocol van het EVRM.
EHRM 3 december 2015, nr. 6314-12.
3. GRONDWETTELIJK HOF: HERSTELPENSIOENEN
OORLOGSSLACHTOFFERS EN
GELIJKHEIDSBEGINSEL
De wet op de herstelpensioenen voor de burgerlijkeslachtoffers van de oorlog 1940-1945 bepaalt dat dewet enkel van toepassing is op slachtoffers dieBelgen zijn. De slachtoffers moesten wel Belg zijnop het ogenblik van het schadelijke feit of er moesteen naturalisatieaanvraag ingediend zijn voor 10mei 1940.
Om de toepassing van deze wet te kunnenuitbreiden tot personen die wegens hun leeftijd noggeen aanvraag voor naturalisatie hadden kunnenindienen (bijvoorbeeld minderjarigheid voor 1940) isde wet gewijzigd. De wet is ook van toepassing oppersonen die op 10 mei 1940 nog geen 22 jaarwaren, Belg geworden zijn voor 1 januari 1960 enzonder onderbreking de gewone verblijfplaats inBelgië hadden sinds 1 januari 1931 (of vanaf degeboorte na 1 januari 1931).
Hierdoor ontstaan er twee groepen van Belgen dieslachtoffers zijn. De Hogere Commissie van Beroepte Brussel vraagt aan het Grondwettelijk Hof of deze
regel de artikelen 10 en 11 van de Grondwetschendt doordat de vereiste van ononderbrokenverblijf alleen van toepassing is op de tweede(verruimde) categorie van slachtoffers.
Het Hof stelt dat die voorwaarde ertoe strekt zich te
vergewissen van de verbondenheid van deaanvrager met en zijn integratie in de nationalegemeenschap. Het Hof haalt rechtspraak van hetHof van Justitie aan. Het Hof van Justitie heeftimmers al geoordeeld dat het vrij verkeer van
personen zich verzet tegen een wettelijke regelingop grond waarvan een lidstaat absoluut, onder alleomstandigheden, weigert om aan zijn onderdaneneen uitkering te betalen die burgerslachtoffers van
de oorlog of repressie is toegekend, op de louteregrond dat zij gedurende de periode dat dezeuitkering wordt betaald, niet op het grondgebiedvan deze staat wonen, maar op dat van een anderelidstaat.
Het Grondwettelijk Hof stelt dat het
gelijkheidsbeginsel zich om analoge redenenertegen verzet dat de wetgever, op algemene wijzeen in alle omstandigheden, sommige Belgen hetvoordeel ontzegt van een herstelpensioen dat wordttoegekend aan de burgerlijke slachtoffers van deTweede Wereldoorlog, om de enkele reden dat zijhun gewoonlijke verblijfplaats niet opononderbroken wijze op het nationale grondgebiedhebben gehad. De verbondenheid tussen eenslachtoffer van WOII en de nationale gemeenschapwordt niet ontkend door het loutere feit dat dat
slachtoffer gedurende een beperkte periode heeftverbleven in een andere lidstaat van de EuropeseUnie, ongeacht of dat verblijf heeft plaatsgehadvóór of na de indiening van zijn pensioenaanvraag.
Er is bijgevolg sprake van een schending van deartikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhanggelezen met het vrij verkeer van personen.
GwH 3 december 2015, nr. 172/2015.
8/20/2019 Nieuwsbrief 2 - Leergang Pensioenrecht 2015-2016
4/14
- 4/14 -Leergang Pensioenrecht 2015-2016
4. L AGERE RECHTSPRAAK
4.1. Gemengde loopbaan en toepassing
éénheid van loopbaan
Een man heeft van 1 juli 1968 tot en met 30 juni1999, zijnde 31 jaar, als zelfstandige gewerkt. Hij isdaarna in de loop van het jaar 1999 als ambtenaarbeginnen werken. In de loop van 2012 is zijntewerkstelling als ambtenaar geëindigd. Volgens deman heeft hij bijgevolg een loopbaan van 13 jaarals ambtenaar.
Het RSVZ oordeelde dat de man een loopbaan in deoverheidssector van 16,67/45ste heeft.Gecombineerd met zijn loopbaan als zelfstandige,komt men tot een totale loopbaan van 47,67 jaar.De RSVZ past het principe eenheid van loopbaantoe en kort de loopbaan van zelfstandige in met2,67 jaar, tot 28,33/45ste. Hierdoor komt de man
volgens het RSVZ echter niet aan de vereiste 2/3e loopbaan om te kunnen genieten van hetminimumpensioen als zelfstandige.
Het Arbeidshof stelt vast dat de RSVZ niet bewijstdat (en waarom) de loopbaan als ambtenaar op16,75 moet worden bepaald. Er wordt enkel een
loopbaan van 31 jaar als zelfstandige en 13 jaar alsambtenaar aangetoond. Het RSVZ gaat er bijgevolgzonder rechtvaardiging vanuit dat het principeeenheid van loopbaan toegepast moet worden.
Het Arbeidshof gaat verder door te stellen dat deverminderde loopbaan (door toepassing van deeenheid van loopbaan) enkel dient voor de
berekening van het rustpensioen. Het dient nietvoor de vaststelling van het recht op eenminimumpensioen. Aangezien de man daadwerkelijk31 jaar als zelfstandige gepresteerd heeft, voldoethij aan de voorwaarde van een 2/3e loopbaan voorde toepassing van het minimumpensioen en moetdit toegekend worden.
Arbh. Gent 3 april 2015, AR nr. 2013/AG/301,onuitg.
4.2. Vordering in tussenkomst en vrijwaring
Een vrouw vorderde de veroordeling van deUniversiteit van Namen tot het betalen van eenbackservice in de groepsverzekering, voor een
bedrag van 75.544,61 euro. De Universiteit vanNamen heeft een vordering tot tussenkomst envrijwaring gericht tegen de Franse Gemeenschap.De arbeidsrechtbank oordeelde dat de vorderingvan de vrouw gegrond was en veroordeelde deUniversiteit Namen tot het betalen van de
backservice. De arbeidsrechtbank veroordeelde ook,na een heropening van de debatten, de FranseGemeenschap tot betaling van het bedrag aan deUniversiteit van Namen. De Franse Gemeenschapheeft beroep aangetekend tegen dit vonnis en
vordert dat de vordering tot vrijwaring ongegrondverklaard wordt.
Het Arbeidshof stelt dat de door de staat
gesubsidieerde universiteiten, op basis van artikel41 van de wet van 27 juli 1971, voor hun door dewerkingsmiddelen gefinancierd personeel eenstatuut moeten voorzien dat gelijkwaardig is aan hetstatuut van het personeel van degemeenschapsuniversiteiten. De statuten moetenniet identiek zijn. Iedere universiteit heeft hierin een
appreciatiemarge. De wet voorzag slechts eenharmonisatie.
De universiteit van Namen was dan ook nietverplicht een pensioenregeling te voorzien dieidentiek of gelijkwaardig is aan dat van hetadministratief en technisch personeel van degemeenschapsuniversiteiten. De Universiteit vanNamen heeft bijgevolg vrijwillig eengroepsverzekering aangegaan voor zijnadministratief en technisch personeel.
De Franse Gemeenschap draagt bij tot definanciering van de vrije universiteiten viawerkingsmiddelen. Deze dekken niet de lasten vande pensioenen en emeritaten. De pensioenlastenzijn enkel gesubsidieerd in het kader van despeciale subsidie voorzien in artikel 38 van de wetvan 27 juli 1971 voor het onderwijzend personeelen dus niet voor het administratief en technischpersoneel. De werkgeversbijdragen voor eengroepsverzekering moeten gedragen worden doorhet eigen patrimonium van de universiteit. Deuniversiteit van Namen kan bijgevolg niet van de
8/20/2019 Nieuwsbrief 2 - Leergang Pensioenrecht 2015-2016
5/14
- 5/14 -Leergang Pensioenrecht 2015-2016
Franse Gemeenschap eisen dat zij de bijdragen voorzijn rekening neemt.
De universiteit van Namen stelde eveneens dat ersprake was van buitencontractueleaansprakelijkheid. De fout zou erin bestaan dat deafgevaardigde van de Franse Gemeenschap in eene-mail had gesteld dat de betrokkene kon genietenvan de voorwaarden van de groepsverzekering, met
backservice voor de eerder gepresteerde jaren. Dekosten zouden ten laste vallen van het budget vande Franse Gemeenschap. De schade bestaat uit hetbetalen van de backservice.
Het arbeidshof stelt echter dat de verplichting tothet opnemen van de betrokkene in degroepsverzekering, voortvloeit uit hetgroepsverzekeringscontract dat de universiteit heeft
afgesloten en het feit dat de betrokkene aan devoorwaarden voldoet. De door de universiteitopgeworpen schade vloeit dus voort uit deze feitenen niet uit de mail van de afgevaardigde. Er is geenoorzakelijk verband. De vordering tot tussenkomsten vrijwaring is ongegrond. De universiteit isgehouden het geheel te betalen.
Arbh. Luik 13 oktober 2015, AR nr. 2014/AN/74,onuitg.
5. BELGISCHE RECHTSLEER
5.1. Uitkering van levensverzekering na
eerdere ‘verzekeringsgift”: nieuw standpunt
De auteur bespreekt het standpunt, en voor welkeoverlijdens het van toepassing is, van Vlabel
omtrent de belastbaarheid van een uitkering vaneen levensverzekering na een eerdere ‘verzekeringsgift’.
X., “Vlaams Gewest. Erfbelasting. Uitkering vanlevensverzekering na eerdere ‘verzekeringsgift’.Nieuw standpunt. Inwerkingtreding.”, Fiscoloog 2015, nr. 1455, 14.
5.2. Pensioenbijdragen aan Voorzorgskas
apothekers zijn aftrekbare beroepskosten
De auteur bespreekt een arrest van het Hof vanBeroep van Gent van 30 juni 2015. In dit arrest
buigt het Hof zich over de vraag ofpensioenbijdragen aan de Voorzorgskas voorapothekers aftrekbare beroepskosten zijn.
S. V AN CROMBRUGGE, “Pensioenbijdragen aan Voorzorgskas apothekers zijn aftrekbareberoepskosten”, Fiscoloog 2015, nr. 1455, 12.
5.3. Pensioen werknemers: wijzigingen vanaf
2016
In de komende jaren wordt de wettelijkepensioenleeftijd opgetrokken tot 67 jaar. Hiermeesamenhangend worden ook de minimumleeftijd ende loopbaanvoorwaarde voor het vervroegd
pensioen strenger gemaakt. Ook de minimumleeftijdvoor het overlevingspensioen wordt opgetrokkennaar 55 jaar.
M. BRUYNINCKX, “Pensioen werknemers: wijzigingenvanaf 2016”, Soc.Wegw . 2015, nr. 18, 2.
5.4. Themanummer TORB: het pensioendebat
In het themanummer van het Tijdschrift voorOnderwijsrecht en Onderwijsbeleid (T.O.R.B.)vinden we volgende bijdragen terug:- De pensioenhervorming als maatschappelijk
debat (door F. V ANDENBROUCKE)- Hervorming van de rustpensioenen van het
onderwijspersoneel: quo vadis ? (door R. J ANVIER en J. J ANSSENS)
- De ziekte(pensioen)regeling van deambtenaren in het onderwijs van de VlaamseGemeenschap: van ‘(re)visited’ tot
‘(re)calculated’ (door R. J ANVIER , G. V AN C AMP en F. V ANDENBROUCKE)
- Uitdagingen voor de ambtenarenpensioenen:enkele ‘facts and figures’ (door R. J ANVIER en J. J ANSSENS)
Themanummer Pensioendebat, TORB 2015, nr. 1,1-64.
5.5. Wat te verwachten van de rechtmatige
(pensioen)verwachting?
De rechtmatige verwachting op pensioen staat nietbeschreven in een pensioenwet. Sommige
verwachtingen bekomen echter juridische erkenning.
8/20/2019 Nieuwsbrief 2 - Leergang Pensioenrecht 2015-2016
6/14
- 6/14 -Leergang Pensioenrecht 2015-2016
De auteur gaat de verschillende aspecten vanrechtmatige verwachtingen na.
B. LIETAERT, “Wat te verwachten van de rechtmatige(pensioen)verwachting? Rechtmatige verwachtingenversus neerwaartse gelijkschakeling”, in P. GOSSERIESen M. MORSA, Le droit du travail au XXIe siècle. Liber Amicorum Claude Wantiez , Gent, Larcier, 2015,739-769.
5.6. La portée de l’information
précontractuelle en assurance vie: précisions
de la CJUE
Le cadre juridique de l’Union européenne impose
aux États membres de fournir une informationprécontractuelle nécessaire à la bonnecompréhension des contrats d’assurances vie qu’unclient veut souscrire. La question qui est posée estde savoir s’ils peuvent prévoir, en droit interne, desmesures plus contraignantes que ce qui est prévudans la troisième directive vie. Le présentcommentaire vise à faire le point sur la situation.
D. F AIRON, “La portée de l’informationprécontractuelle en assurance vie: précisions de laCJUE”, For.Ass . 2015, nr. 156, 148.
5.7. Vlabel viseert nu ook levensverzekering
ter kanalisering beding van terugkeer
De Vlaamse belastingdienst heeft zich gebogen over
de kwestie van het al dan niet toepassen vanerfbelasting op de uitkering van eenlevensverzekering die aansluit op een schenkingmet beding van terugkeer, dit ter louterekanalisering van die terugkeer. Vlabel distantieertzich volledig van een Beslissing van de federale
belastingadministratie uit 2007 en - hoogstopmerkelijk - ook van het standpunt dat Vlabeleerder dit jaar zelf innam in antwoord op eenInterpretatieve vraag. Meer fundamenteel lijkt hetnieuwe standpunt van Vlabel volgens de auteurzonder meer in strijd te zijn met de wet. De auteurbespreekt het standpunt.
P. V AN EESBEECK , “Vlabel viseert nu ooklevensverzekering ter kanalisering beding vanterugkeer”, Fiscoloog 2015, nr. 1452, 8.
5.8. Heffingsbevoegdheid en belastbaarheid
in België van Nederlandse AOW-uitkering
De auteur bespreekt een arrest van het Hof vanBeroep van Gent van 17 februari 2015, waarin hetzich buigt over de heffingsbevoegdheid enbelastbaarheid in België van een Nederlandse AOW-uitkering.
S. V AN CROMBRUGGE, “Heffingsbevoegdheid enbelastbaarheid in België van Nederlandse AOW-uitkering”, Fiscoloog 2015, nr. 1451, 11.
6. BUITENLANDSE RECHTSPRAAK :
TOEKOMSTIGE EFFECTEN EN NIET-RETROACTIVITEIT IN HET ENGELSRECHT
Het UK Court of Appeal heeft zich in een arrestuitgesproken over twee pensioengerelateerde zaken.
In de eerste zaak gaat het om de vraag hoe hetpensioen op basis van de Kaderrichtlijn Deeltijdsearbeid (97/81/EC) en meer bepaald op basis vanwelke prestaties het pensioen berekend moet
worden. Moeten alle prestaties in aanmerkinggenomen worden, of enkel de prestatiesgepresteerd vanaf de omzetting van de richtlijn innationaal recht.
In de tweede zaak wordt de vraag gesteld of eenpartner van hetzelfde geslacht recht heeft op hetoverlijdenskapitaal dat door het aanvullendpensioenreglement voorzien wordt voor
echtgenoten, in de situatie waar het ‘civilpartnership’ en huwelijk pas mogelijk geworden is
na de pensionering van de werknemer.
Omdat beide zaken over dezelfde principes vanEuropees recht gaan, namelijk het principe van “noretroactivity” en het principe van “future effects”,behandelt het UK Court of Appeal beide zakensamen.
Het principe van niet-retroactiviteit houdt in datEuropees recht geen terugwerkende kracht heeft,tenzij, uitzonderlijk, het duidelijk uit de bewoording
of het algemene opzet blijkt dat dit de bedoelingwas, dit effect noodzakelijk is voor het bereiken van
8/20/2019 Nieuwsbrief 2 - Leergang Pensioenrecht 2015-2016
7/14
- 7/14 -Leergang Pensioenrecht 2015-2016
het doel en de wettige verwachtingen van debetrokkenen behoorlijk beschermd zijn. Op basisvan het “future effects” principe is aangepaste
wetgeving, tenzij anders bepaald, onmiddellijk vantoepassing op toekomstige effecten van een situatiedie ontstaan is onder de wet zoals die bestond voorde wijziging.
Door toepassing van deze principes stelt het UK
Court of Appeal in de eerste zaak dat er enkelrekening gehouden moet worden met degepresteerde periodes na de omzetting van derichtlijn. Pensioenrechten voor een bepaaldearbeidsperiode zijn immers definitief verworven bij
het verstrijken van die arbeidsperiode. Dit heeft alseffect dat de rechten vastgesteld moeten worden opbasis van het Europees recht dat van toepassingwas op het moment dat de arbeidsperiode
gepresteerd werd.
In de tweede zaak stelt het UK Court of Appeal dathet recht op overlijdenskapitaal voor de overlevendeechtgenoot verworven werd, en dus definitiefvastgesteld werd, tijdens zijn arbeidsperiode. Ermoet bijgevolg geoordeeld worden op basis van het
Europees Recht dat van toepassing was ten tijdevan die arbeidsprestatie. In casu was op datmoment de verschillende behandeling toegestaan.Hier anders over oordelen zou, volgens het UKCourt of Appeal, in strijd zijn met het principe vanniet-retroactiviteit.
Ten slotte stelt het UK Court of Appeal dat het nietnodig is om een vraag te stellen aan het EuropeesHof van Justitie, omdat het “zeker genoeg was vanzijn eigen interpretatie om de verantwoordelijkheid
te nemen voor zijn beslissing zonder tussenkomstvan het Hof”.
Beide beroepen werden afgewezen.
UK Court of Appeal 6 October 2015, Case nr. A2/2014/1195 & 1061.
7. BUITENLANDSE RECHTSLEER
7.1. Frankrijk
X., “L'ocde plaide pour un recul de l'âge minimumde départ en retraite en France”, La SemaineJuridique Social 2015, nr. 50, 491.
F. D ANNENBERGER , “Le stress intense subi par unsalarié caractérise une cause accidentelle de décès”,La Semaine Juridique Générale 2015, nr. 50, 1368.
X., “Conditions d'application du taux réduit du forfaitsocial pour le plan d'épargne pour la retraite collectifdans les PME”, La Semaine Juridique Générale 2015,nr. 50, 1360.
A. B ARÈGE, “Pilots de ligne L'impossible mise à laretraite pendant le congé sabbatique”, La SemaineJuridique Social 2015, nr. 44, 1387.
J.-P. LIEUTIER , “Réforme de l'épargne salariale, del'épargne retraite et de l'actionnariat salarié”, DroitSocial 2015, nr. 10, 777.
X., “Retraite complémentaire AGIRC-ARRCO:l'accord est finalisé”, La Semaine JuridiqueEntreprise et Affaires 2015, nr. 46, 867.
7.2. Duitsland
M. ULBRICH, J. GROTE en T. BRITZ, “Diebetriebsrentenrechtliche Zulässigkeit abgesenkterGarantien in Lebensversicherungsproducten”, BB 2015, nr. 44, S. 2677.
D. WELLISCH en T. K UTZNER , “MittelbarePensionerhöhungen bei endgehaltsabhängingenPensionszusagen an Gesellschafter-Geschäftsführer”,BB 2015, nr. 45, S. 2731.
8. NIEUWE LIFE AND BENEFITS
In Life&Benefits 2015/9 lezen we:- Tweedepijlerpensioenen zelfstandigen – IPT-
verzekering en jaarovergang (door P. V ANEESBEECK )
- Wettelijk pensioen werknemers – Strengeretoegangsvoorwaarden voor het (vervroegd)pensioen (door I. DE SOMVIELE)
- Eerstepijleruitkeringen – Aanvullendearbeidsongeschiktheid is prioritair teverzekeren risico (door L. VEREYCKEN)
9. FSMA MEDEDELINGEN
De FSMA vaardigde volgende documenten uit:- Informatieverschaffing bij uittreding uit een
aanvullende pensioentoezegging:FSMA_2015_15 van 6 oktober 2015.
8/20/2019 Nieuwsbrief 2 - Leergang Pensioenrecht 2015-2016
8/14
- 8/14 -Leergang Pensioenrecht 2015-2016
-
Sectoroverzicht 2014 Instellingen voorbedrijfspensioenvoorzieningen.
Bron: www.fsma.be
10. INTERNATIONAL UPDATE
10.1. Russia
On October 7, the head of the Pension Fund of theRussian Federation announced that contributions tosecond-pillar individual accounts will be diverted tothe first-pillar public program in 2016, marking the
third straight year of contributions being diverted.
The move is aimed at reducing the government'sbudget deficit caused largely by low oil prices, and itis expected to save around 344 billion rubles in2016.
In 2012 Russia implemented a new public pensionlaw that created a two-pillar pension systemconsisting of a mandatory first-pillar earnings-related benefit and a second-pillar individualaccount that is voluntary for workers born after1966; workers born before 1967 are not eligible to
participate in the second pillar. Previously, the old-age pension [called the labor pension] was made upof a flat-rate portion, a notional account and amandatory individual account, which allowed aworker the choice between a government-runpension fund and a privately managed fund [alsocalled the nonstate pension fund, or NSPF]. Newentrants to the labor force from 2015 forward areeligible for an earnings-related benefit basedentirely on the new rules. Workers who opt for thesecond pillar have 6% of their earnings directed to
an individual account that is managed by an NSPFand 10% of their earnings directed to the first pillar.However, since January 2014, all contributions have
been diverted to the first pillar.
Bron: SSA, International Update, October 2015.
10.2. New Zealand
On September 16, the Treasury released Review ofKiwiSaver Fund Management Market Dynamics and Allocation of Assets, which examines the variousaspects of KiwiSaver after 7 years of operation.Objectives of the report include observing the effect
of KiwiSaver on the overall economy, assessing thelevel of competition among KiwiSaver providers, anddetermining if the rate of return is providing the
highest level of retirement income.
Introduced in July 2007, KiwiSaver is a subsidizedretirement savings plan that supplements thecountry's flat-rate universal public pension—knownas New Zealand Superannuation (NZS). Workers are
automatically enrolled in a KiwiSaver plan but mayopt out. According to the report, the take-up ratefor KiwiSaver has far exceeded initial governmentprojections.
One objective of the report is to monitor KiwiSaver'srole in the country's economy. As of June 2014,KiwiSaver Assets Under Management (AUM) totalledNZ$22.8 billion—about 9% of GDP, and by 2020,
they are projected to reach NZ$70 billion—or 23%of GDP. Also, the report states that while KiwiSaver AUM represent only 3% of household wealth,KiwiSaver is still in its early stages and has thepotential to grow.
Another objective of the report is to assess the level
of competition among the providers. Six of the 20providers managed 93% of the total AUM. Five ofthem had default funds. As of July 2014, fouradditional providers were named as defaultproviders; when combined, these nine providersmanaged 90% of AUM. According to the report,while the market seems to be working “in aneconomically efficient and competitive manner,” thegovernment should monitor the five largest banksthat offered KiwiSaver accounts to make sure thatthey do not gain significantly more market share.
The banks have the advantage of an establishednetwork, less stringent rules for providing financialadvice, and the ability to easily combine KiwiSaverwith the marketing of other financial products.
The level of competition is also reflected in the levelof fees that providers charge accountholders. Feesas a percentage of AUM have declined. The reportfinds that this decrease shows that economies ofscale are being utilized and some competition existsamong the providers. However, the fees are highaccording to international standards. The feestructure is complex and not easily comparable.
8/20/2019 Nieuwsbrief 2 - Leergang Pensioenrecht 2015-2016
9/14
- 9/14 -Leergang Pensioenrecht 2015-2016
The report asserts that with lower levels ofcompetition, providers do not have to lower their
fees. A higher level of knowledge among consumersstimulates competition. On the whole, consumersneed to increase their level of financial literacy.
The report indicates that the government's onlineKiwiSaver FundFinder calculator has helped to raise
the level of awareness of fees and rates of return.This tool easily compares this and other metrics.
According to the report, net rates of return forKiwiSaver are mixed compared with some
government financial institutions. KiwiSaverinvestments have a higher percentage in incomethan growth instruments, compared with the NewZealand Superannuation Fund (NZSF, a reserve fund
to help finance the future cost of NZS—the publicpension funded by general revenues—as thepopulation ages) and other government financialinstitutions that have a higher percentage investedin growth instruments. Over time, the NZSF hasoutperformed KiwiSaver.
Bron: SSA, International Update, October 2015.
10.3. Thailand
On August 20, the government launched the
National Savings Fund (NSF) for the roughly 25million informal workers not covered by a formalpension program. The voluntary NSF is designed toencourage retirement savings through governmentmatching of member contributions based on savingsand age. Government officials expect that NSF
savings will help support a worker's economicsecurity in old age while contributing to thecountry's economic growth.
Workers aged 15 to 60 who are not participating ina formal pension program are eligible to participatein the NSF by making a monthly contribution of atleast 50 baht up to a maximum annual contributionof 13,200 baht. The annual government matchequals 50% of member contributions not to exceed600 baht for workers aged 15–30; up to 80% of
member contributions not to exceed 960 baht forworkers aged 31–50; and up to 100% of member
contributions not to exceed 1,200 baht for workersolder than age 50. NSF members are not required tomaintain the same amount of contribution each
month; however, members who stop contributingaltogether lose the government match. Also,professional fund managers will invest the fundsand the government will provide a guaranteed rateof return.
A pension is paid beginning at age 60 (the normalretirement age) based on the value of the member'saccount balance. A monthly subsistence allowanceof 600 baht may be provided to members with lowaccount balances. An amendment to the law
establishing the NSF allows applicants older thanage 50 who join within 1 year to contribute to thefund for up to 10 years.
More than 300,000 people joined the NSF within thefirst month following the fund's launch.
Bron: SSA, International Update, October 2015.
10.4. Poland
On November 4, the Constitutional Tribunal releasedits ruling on parts of a 2014 pension reform law thatmade second-pillar individual accounts voluntary forall new entrants to the workforce; allowed currentparticipants to opt out of the second pillar; and
transferred all government bond investments heldby the second-pillar open pension funds (OFEs) tothe first pillar, which is managed by Poland's socialinsurance institution (ZUS). The Tribunal evaluatedthe constitutionality of various measures of the lawand found that the most significant changes were
legal. However, the Tribunal ruled against the law'sban on OFE advertising during periods when fundmembers may leave the second pillar.
When the previous government implemented thesecond-pillar reforms in February 2014, it arguedthat the changes would ensure that workers have astable source of income in retirement while alsoreducing the country's public debt. The governmentestimated that the transfer of all government bondassets—which accounted for around 51.5% of all
assets held by the OFEs—would reduce public debtby around 9.3% of GDP in 2014.
8/20/2019 Nieuwsbrief 2 - Leergang Pensioenrecht 2015-2016
10/14
- 10/14 -Leergang Pensioenrecht 2015-2016
Bron: SSA, International Update, November 2015.
11. GELEZEN IN HET STAATSBLAD
11.1. Afschaffing grensbedrag bij cumulatie
werknemerspensioen met een
overlevingspensioen
Voor overlevingspensioenen die ingaan vanaf 1 januari 2015 wordt de eenheid van loopbaan indagen uitgedrukt, in plaats van in jaren. Hetcumulatieplafond wordt vanaf 1 januari 2015, voor
de overlevingspensioenen die vanaf 1 januari 2015ingaan, berekend op basis van 110% van eenvolledig overlevingspensioen, te vermenigvuldigen
met de omgekeerde loopbaanbreuk uitgedrukt indagen. Hierdoor is het grensbedrag dat rekeninghoudt met ‘jaren van gewoonlijke en hoofdzakelijketewerkstelling’ overbodig geworden. Het KoninklijkBesluit treedt retroactief in werking op 1 januari2015.
KB van 6 oktober 2015 tot wijziging van artikel 52van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot
vaststelling van het algemeen reglementbetreffende het rust- en overlevingspensioen voorwerknemers, BS 21 oktober 2015.
11.2. Aanpassing uitvoeringsbesluit aan
verhoging pensioenleeftijd
Bij wet van 10 augustus 2015 is de wettelijkepensioenleeftijd opgetrokken tot 67 jaar. Bij KB van6 oktober 2015 wordt het KB van 21 december1967 tot vaststelling van het algemeen reglementbetreffende het rust- en overlevingspensioen voorwerknemers aangepast aan deze verhoging.
KB van 6 oktober 2015 tot wijziging van hetkoninklijk besluit van 21 december 1967 totvaststelling van het algemeen reglementbetreffende het rust- en overlevingspensioen voorwerknemers, wat de wettelijke pensioenleeftijdbetreft, BS 15 oktober 2015.
11.3. Pensioen operationeel kader
geïntegreerde politie
Het Grondwettelijk Hof heeft in het arrest nr.103/2014 van 10 juli 2014 de preferentiële
pensioenregeling voor de leden van het operationeelkader van de geïntegreerde politie vernietigd. HetKB van 9 november 2015 voert twee maatregelen in
met het oog op een billijke regeling.
Het gaat enerzijds om een stelsel van non-activiteit,een periode van maximaal 4 jaar dat betrokkenenvoor hun vervroegd pensioen mogen stoppen metwerken. Dit is een tijdelijke regeling die, mits een
uitzondering, enkel geldt voor de personeelsledendie voor het arrest van het Grondwettelijk Hof vaneen preferentiële vervroegde pensioenleeftijd van54, 56 of 58 jaar genoten en die minstens 58 jaaroud zijn, minstens 20 aanneembare dienstjaren
hebben en op het einde van de non-activiteit aan devoorwaarden voor vervroegd pensioen voldoen.
Anderzijds gaat het om de mogelijkheid om een
aangepaste betrekking aan te vragen. Dezemogelijkheid staat open voor ieder lid van hetoperationeel kader dat minstens 58 jaar oud is.
KB van 9 november 2015 houdende bepalingeninzake het eindeloopbaanregime voorpersoneelsleden van het operationeel kader van degeïntegreerde politie, BS 25 november 2015.
11.4. Herwaarderingscoëfficiënt VAPZ-
bijdragen
De herwaarderingscoëfficiënt waarmee deberoepsinkomsten, gebruikt voor de bepaling vande voorlopige bijdragen, geïndexeerd worden, wordt jaarlijks bij KB vastgesteld. Het KB van 9 november2015 bepaalt dat deze herwaarderingscoëfficiëntook gebruikt zal worden voor de berekening van de VAPZ-bijdragen. HEt KB treedt in werking op 1
januari 2015.
KB 9 november 2015 tot vaststelling van deweerslag van de schommelingen van het indexcijfervan de consumptieprijzen op de bijdragen voorzelfstandigen met het oog op de opbouw van eenaanvullend pensioen, BS 24 november 2015.
11.5. Vermindering
basispensioenbijdragevoet
De wettelijke basispensioenbijdragevoet voor de
plaatselijke besturen (41,5%) die op 31 december2011 aangesloten waren bij het gemeenschappelijk
8/20/2019 Nieuwsbrief 2 - Leergang Pensioenrecht 2015-2016
11/14
- 11/14 -Leergang Pensioenrecht 2015-2016
pensioenstelsel van de plaatselijke besturen, wordtdoor tussenkomst van het Reservefonds,verminderd met 3,5% voor de jaren 2016 en 2017
en met 3% voor de jaren 2018 en 2019. Dit KBtreedt in werking op 1 januari 2016.
KB van 26 oktober 2015 tot uitvoering van artikel 16,eerste lid, 2) van de wet van 24 oktober 2011 totvrijwaring van een duurzame financiering van depensioenen van de vastbenoemde personeelsledenvan de provinciale en plaatselijke overheidsdienstenen van de lokale politiezones, tot wijziging van dewet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fondsvoor de pensioenen van de geïntegreerde politie enhoudende bijzondere bepalingen inzake socialezekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen
voor de jaren 2016, 2017, 2018 en 2019, BS 3november 2015.
11.6. Pensioenbepalingen voor Flexi-jobs
horeca
De Wet van 16 november 2015 zorgt ervoor dat depersonen die zogenaamde flexi-jobs in de horecaopnemen, onder de pensioenwetgeving voorwerknemers vallen.
Wet van 16 november 2015 houdende diverse
bepalingen inzake sociale zaken, BS 26 november2015.
11.7. IAO-verdrag nr. 128 aangenomen door
Franse gemeenschapscomissie
Bij decreet van 2 april 2015 geeft de FranseGemeenschapscommissie het volle effect aan IAO-verdrag nr. 128 met betrekking tot de uitkeringen
voor invaliditeit, ouderdom en de langstlevenden,aangenomen te Genève op 29 juni 1967.
Decreet Franse Gemeenschapscommissie BrusselsHoofdstedelijk Gewest van 2 april 2015 houdendeinstemming met het Verdrag OIT n° 128betreffende uitkeringen wegens invaliditeit,ouderdom en aan de langstlevende, aangenomen teGenève op 29 juni 1967, BS 4 december 2015.
11.8. Sectorpensioenen
KB van 23 augustus 2015 waarbij algemeenverbindend wordt verklaard de collectievearbeidsovereenkomst van 23 februari 2015,gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden
uit de voedingsnijverheid, tot wijziging van decollectieve arbeidsovereenkomst van 7 november2011 betreffende de instelling van het "Sectoraal
Fonds voor de tweede pijler voor bedienden van devoedingsnijverheid", BS 19 oktober 2015.
KB 12 oktober 2015 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 11 mei 2015, gesloten in het Paritair Comitévoor de gezondheidsinrichtingen en -diensten,tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomstvan 13 december 2010 tot invoering van eensectoraal aanvullend pensioenstelsel, BS 23 oktober2015.
KB van 23 augustus 2015 waarbij algemeenverbindend wordt verklaard de collectievearbeidsovereenkomst van 10 december 2014,gesloten in het Paritair Subcomité voor deopvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -
diensten van de Vlaamse Gemeenschap, totvaststelling van het percentage van de bijdragenvoor het jaar 2015 voor het fonds voorbestaanszekerheid genaamd "Sociaal Fonds 319.01tot financiering tweede pensioenpijler" en totbepaling van de datum van aanvraag tot vrijstellingvan de bijdragen voor het jaar 2015, BS 29 oktober2015.
KB van 20 oktober 2015 waarbij algemeenverbindend wordt verklaard de collectievearbeidsovereenkomst van 22 december 2014,gesloten in het Paritair Comité voor de Vlaamsewelzijns- en gezondheidssector, tot
overplaatsing van de zetel van het "Sociaal Fonds331 tot financiering tweede pensioenpijler", BS 6november 2015.
KB van 16 oktober 2015 waarbij algemeenverbindend wordt verklaard de collectievearbeidsovereenkomst van 17 maart 2015, geslotenin het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid,ter vervanging, met het oog op coördinatie, van decollectieve arbeidsovereenkomst van 8 oktober 2003tot instelling van het "Sectoraal Fonds voor detweede pijler voor arbeiders van devoedingsindustrie, BS 9 november 2015.
KB van 26 oktober 2015 waarbij algemeenverbindend wordt verklaard de collectievearbeidsovereenkomst van 11 december 2013,gesloten in het Paritair Comité voor het beheervan gebouwen, de vastgoedmakelaars en dedienstboden, betreffende de vaststelling van debijdrage ter financiering van het sectoraalpensioenplan georganiseerd door het "Fondstweede pijler PC 323", BS 20 november 2015.
KB van 26 oktober 2015 waarbij algemeenverbindend wordt verklaard de collectievearbeidsovereenkomst van 26 maart 2015, gesloten
in het Paritair Comité voor het gas- enelektriciteitsbedrijf , tot wijziging van decollectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 2014
8/20/2019 Nieuwsbrief 2 - Leergang Pensioenrecht 2015-2016
12/14
- 12/14 -Leergang Pensioenrecht 2015-2016
betreffende de aanvullende pensioenen van dewerknemers op wie de collectievearbeidsovereenkomst van 29 september 2003betreffende de arbeids- en loonsvoorwaarden vantoepassing is, BS 20 november 2015.
KB van 30 oktober 2015 waarbij algemeenverbindend wordt verklaard de collectievearbeidsovereenkomst van 11 mei 2015, gesloten inhet Paritair Comité voor degezondheidsinrichtingen en -diensten, totwijziging van het pensioenreglement van hetsectoraal aanvullend pensioenstelsel 330, BS 24november 2015.
KB van 26 oktober 2015 waarbij algemeenverbindend wordt verklaard de collectieve
arbeidsovereenkomst van 22 december 2014,gesloten in het Paritair Comité voor de Vlaamsewelzijns- en gezondheidssector, tot wijzigingvan de collectieve arbeidsovereenkomst van 7februari 2011 tot invoering van een sectoraalaanvullend pensioenstelsel, BS 24 november 2015.
KB van 26 oktober 2015 waarbij algemeenverbindend wordt verklaard de collectievearbeidsovereenkomst van 24 maart 2015, geslotenin het Paritair Subcomité voor de beschuttewerkplaatsen gesubsidieerd door de VlaamseGemeenschap of door de VlaamseGemeenschapscommissie en de sociale
werkplaatsen erkend en/of gesubsidieerddoor de Vlaamse Gemeenschap, totoverplaatsing van de zetel van het "Sociaal Fonds327.01 tot financiering tweede pensioenpijler", BS 25 november 2015.
KB van 26 oktober 2015 waarbij algemeenverbindend wordt verklaard de collectievearbeidsovereenkomst van 24 maart 2015, geslotenin het Paritair Subcomité voor de beschuttewerkplaatsen gesubsidieerd door de VlaamseGemeenschap of door de VlaamseGemeenschapscommissie en de sociale
werkplaatsen erkend en/of gesubsidieerddoor de Vlaamse Gemeenschap, tot vaststellingvan het percentage van de bijdragen voor het jaar2015 voor het fonds voor bestaanszekerheidgenaamd "Sociaal Fonds 327.01 tot financieringtweede pensioenpijler" en tot bepaling van dedatum van aanvraag tot vrijstelling van de bijdragenvoor het jaar 2015, BS 25 november 2015.
KB van 26 oktober 2015 waarbij algemeenverbindend wordt verklaard de collectievearbeidsovereenkomst van 24 maart 2015, geslotenin het Paritair Subcomité voor de beschuttewerkplaatsen gesubsidieerd door de VlaamseGemeenschap of door de VlaamseGemeenschapscommissie en de socialewerkplaatsen erkend en/of gesubsidieerd
door de Vlaamse Gemeenschap, tot wijzigingvan de collectieve arbeidsovereenkomst van 15februari 2011 tot invoering van een sectoraalaanvullend pensioenstelsel, BS 25 november 2015.
KB van 26 oktober 2015 waarbij algemeenverbindend wordt verklaard de collectievearbeidsovereenkomst van 4 december 2014,gesloten in het Paritair Subcomité voor de dienstenvoor gezins- en bejaardenhulp van de
Vlaamse Gemeenschap, tot vaststelling van hetpercentage van de bijdragen voor het jaar 2015voor het fonds voor bestaanszekerheid genaamd"Sociaal Fonds 318.02 tot financiering tweede
pensioenpijler" en tot bepaling van de datum vanaanvraag tot vrijstelling van de bijdragen voor het jaar 2015, BS 25 november 2015.
KB 26 oktober 2015 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 10 december 2014, gesloten in het ParitairSubcomité voor de opvoedings- enhuisvestingsinrichtingen en -diensten van de
Vlaamse Gemeenschap, tot overplaatsing van dezetel van het "Sociaal Fonds 319.01 tot financieringtweede pensioenpijler", BS 8 december 2015.
Nummer 2 afgesloten op 15 december 2015
www.law.kuleuven.be/leergangpensioenrechtDeze niet periodieke nieuwsbrief is verbonden aan de leergang pensioenrecht en wordt in functie van recenteontwikkelingen opgesteld. Het doel is de studenten te informeren over de allerlaatste ontwikkelingen in hetpensioenrecht in zijn meest ruime benadering. De nieuwsbrief is verwijzend en moet de studenten op pad zettennaar nieuwe bronnen. De redactie berust integraal bij Yves Stevens en Evy Van Genechten. Zowel studenten alsdocenten in de leergang pensioenrecht zijn vrij om suggesties te geven naar de inhoud. Reacties zijn [email protected] of [email protected].
De nieuwsbrief “Leergang pensioenrecht” is erkend als juridisch tijdschrift in de zin van art. 280,5° van het wetboek der
registratie, hypotheek en griffierechten – erkenningsnummer E.L. 911/1021/135.
8/20/2019 Nieuwsbrief 2 - Leergang Pensioenrecht 2015-2016
13/14
8/20/2019 Nieuwsbrief 2 - Leergang Pensioenrecht 2015-2016
14/14
PENSIOENOPINIES
- 14/14 -
Leergang Pensioenrecht 2015-2016
31+13 = 28,33
Hogere pensioenwiskunde?
Of men nu in de aanvullende of de wettelijke
pensioenen is gespecialiseerd: eenieder zal toegeven dat
pensioenen bijwijlen een bijzonder technische en
complexe materie vormen. In deze nieuwsbrief staat
hiervan een prachtig voorbeeld (zie nummer 4.1.)
De feiten van deze zaak: een man werkt 31 jaar
als zelfstandige (1968-1999) en 13 jaar als ambtenaar
(1999-2012). Volgens de normale wiskundige regels
geeft dit: 31+13=44.
De man werkt echter als ambtenaar in een
voordelig stelsel waardoor de 13 jaren als ambtenaar
meetellen voor 16,67 jaren. Hierdoor heeft de manbijgevolg 47,67 jaar gewerkt (31+16,67). Dit is gaat
boven de eenheid van loopbaan (45/45ste) waardoor de
loopbaan ingekort moet worden. Dit gebeurt met 2,67ste
waardoor de man in kwestie 45/45sten heeft. Maar die
2,67sten worden evenwel afgetrokken van de loopbaan
als zelfstandige: 31-2,67=28,33. Het gevolg is dat de
man uiteindelijk onder de voorwaarde van 30 jaar zit om
een minimumpensioen als zelfstandige te trekken. Het is
dus niet het minimumpensioen dat telt maar wel de
gewone pensioenberekening als zelfstandige.
Het is een rare kronkel: als de man minder hadgewerkt, dan had hij recht gehad op het hogere bedrag
van het minimumpensioen dan dat hij krijgt door de
gewone berekeningsregels toe te passen. Gevolg: het
arrest geeft de indruk dat hoe minder men werkt, hoe
groter het pensioen zal zijn. Of hoe de wereld soms op
zijn kop staat.
Deze redenering is echter gebrekking omdat we
niet weten hoeveel voordeliger het pensioen is dat de
man geniet als ambtenaar. De overschrijding van de
eenheid van loopbaan komt immers doordat de man zijn
ambtenarenjaren voordeliger worden aangerekend. We
mogen er dan ook vanuit gaan – maar we weten dat nietzeker – dat de man een hoger wettelijk
ambtenaarpensioen trekt dan dat het verschil met het
wettelijk minimumpensioen als zelfstandige omvat.
Zoniet gaat hij er in totaal helemaal op achteruit.
Wat er ook van zij: deze zaak toont nog maar
eens aan hoe moeilijk onze pensioenstelsels zijn en hoe
scheef ons pensioenstelsel bijwijlen is opgebouwd. De
regels tussen de verschillende stelsels zijn in sommige
situaties daadwerkelijk niet op elkaar afgesteld.
Maar er is meer aan de hand. Het arrest van het
Arbeidshof stelt niet enkel en alleen een duidelijke
anomalie vast in het pensioensysteem als het gaat over
gemengde carrières. Een verdere lezing van het arrest
leidt namelijk tot een echte doordenker. Zo wordt
duidelijk dat het Arbeidshof zelf ook geworsteld heeft
met de wiskunde van het RSVZ. Het Arbeidshof geeft het
RSVZ daarbij een stevige veeg uit de spreekwoordelijke
pan: “Het RSVZ maakt een a contrario redenering uit de
afwezigheid van een regeling.” Nu weet elkeen dat a
contrario redeneringen erg gevaarlijk zijn. Zo houdt het
verbod op honden in supermarkten a contrario in dat je
wel met een leeuw binnen mag (en dit ongeacht of de
winkel een leeuw als symbool voert).
Over wat gaat het? De hamvraag is of de
reductie tot de eenheid van loopbaan (45/45ste) ookmoet worden toegepast op de minimumregeling. Het
RSVZ argumenteert volgens het Arbeidshof dat “als de
regelgever zou gewild hebben dat ook met de herleiding
tot de eenheid geen rekening wordt gehouden, hij dit
uitdrukkelijk zou bepaald hebben. Hij heeft dit echter
niet gedaan. Er bestaat geen regel die voorschrijft dat
een loopbaan van twee derden bepaald wordt zonder
rekening te houden met de herleiding tot de loopbaan.”
Wat het RSVZ derhalve voorstelt is eigenlijk nog
niet zo dom. Integendeel zelfs: het is niet meer dan
logisch. Als er een overschrijding is van de eenheid vanloopbaan bij een gemengde carrière moet er herleid
worden. Dat is duideljk. Alleen heeft de wetgever niet
vastgelegd waar of hoe . De logica echter van het feit
van het herleiden kan moeilijk betwist worden: anders
hebben mensen met een gemengde carrière sowieso
hogere rechten dan zij die geen gemengde carrière
hebben.
Het komt me dan ook voor dat het RSVZ
terzake logisch en naar analogie met de niet gemengde
carrières heeft trachten te handelen. Maar het
Arbeidshof oordeelt hier anders over. En zelfs dat is
ergens te begrijpen: als er geen regel is, dan kun je hemniet toepassen en al zeker niet a contrario. De
spreekwoordelijke veeg uit de pan zou dan ook collectief
gegeven moeten worden door het Arbeidshof samen met
het RSVZ aan de regelgever. Onze wetgever is hier in
gebreke gebleven om duidelijkheid te scheppen.
Het gevolg van deze rechtspraak is dat er niet
meer herleid gaat worden voor het minimumpensioen bij
de zelfstandigen met een gemengde carrière. Is dit wel
billijk? Want concreet houdt dit de afschaffing van de
eenheid van loopbaan in voor de zelfstandigen met een
gemengde carrière als ambtenaar die boven de 45 jaren
uitkomen. Dit wordt ongetwijfeld vervolgd. De wetgever
is aan zet. YS
Top Related