1
Ontwikkelingsstrategie
LEADER Kempen Zuid
2
1. Het gebied ................................................................................................................................... 4
1.1. De afbakening ...................................................................................................................... 4
1.2. Bevolking ............................................................................................................................. 6
1.3. Coherentie van het gebied .................................................................................................. 6
Geografisch en bestuurlijk ................................................................................................................... 6
Economisch en sociaal ......................................................................................................................... 7
Adequate kritische massa ................................................................................................................... 8
1.4. Ruraal karakter .................................................................................................................... 9
2. De Plaatselijke Groep .................................................................................................................. 9
2.1. Samenstelling ........................................................................................................................... 9
2.2. Juridische structuur ................................................................................................................ 11
2.3. Werking ................................................................................................................................. 13
2.4. Selectieprocedure en –criteria ............................................................................................... 17
2.5. Monitoring en evaluatie ......................................................................................................... 20
2.6. Communicatie ........................................................................................................................ 22
2.7. Financieel Plan ........................................................................................................................ 23
2.8. Financieel Beheer ................................................................................................................... 24
3. Ontwikkelingsprogramma ......................................................................................................... 25
3.1 Werkwijze .......................................................................................................................... 25
De voorbereiding en het kader ............................................................................................................. 25
De officiële start .................................................................................................................................... 27
Stappen naar het gebied ....................................................................................................................... 28
Samen met het gebied aan de slag ....................................................................................................... 32
3.2 Overzicht beleid ................................................................................................................. 33
3.3 Doelstellingen en acties ..................................................................................................... 44
3
3.3.1 Thema1: Werken aan biodiversiteit op het Vlaamse platteland .................................. 44
3.3.2 Thema 2: Profilering en promotie van de streekidentiteit (met inbegrip van toerisme
en recreatie) .................................................................................................................................. 50
3.3.3 Thema 3: Armoede en kwetsbaarheid in de landbouw- en plattelandsgemeenschap 60
3.4 Samenwerking .................................................................................................................. 65
3.5 Doelgroepen ...................................................................................................................... 66
3.6 Duurzaam karakter ........................................................................................................... 66
3.7 Innovatie ........................................................................................................................... 67
3.8 Overdraagbaarheid ............................................................................................................ 68
3.9 Complementariteit ............................................................................................................ 69
3.10 Gelijke Kansen ................................................................................................................... 74
4
1. Het gebied
1.1. De afbakening
LEADER Kempen Zuid bestaat uit 11 gemeenten in het zuidoosten van onze provincie. 4 van deze
gemeenten zijn volgens Vlaanderen geen echte plattelandsgemeenten, doordat ze meer dan 350
inwoners/km² tellen (Grobbendonk, Herenthout, Olen en Laakdal).
Tabel 1: lijst van de gemeenten in Leader Zuid (ADSEI, 2012)
gemeente Oppervlakte (km²) Aantal inwoners Bevolkingsdichtheid
(inwoners/km²)
Zandhoven 40100910 12.580 314
Grobbendonk 28356456 11.047 390
Herenthout 23550558 8.747 371
Vorselaar 27622103 7.640 277
Lille 59398481 16.350 275
Kasterlee 71519979 18.132 254
Olen 23174724 11.923 514
Geel 109851111 37.848 345
Meerhout 36287185 9.913 273
Laakdal 42484133 15.533 366
Herselt 52319234 14.399 275
Totaal 514.664.874 164.112 319
Het totale gebied bestrijkt 514.665 ha met 164.000 inwoners, of dus een bevolkingsdichtheid van
319inw/km² (tabel 1).
5
Figuur 1: Situering Leader Kempen Zuid
Figuur 2: Detail Leader Zuid
6
1.2. Bevolking
Er wonen 164.112 mensen in Leader Zuid volgens ADSEI gegevens 2012. Dit is net boven het
Europese aantal van 150.000, maar onder het Vlaamse aantal van 240.000.
1.3. Coherentie van het gebied
Geografisch en bestuurlijk
Het leadergebied behoort tot de landbouwkundige streek ‘Kempen’ die net zoals de Vlaamse
zandstreek een lage natuurlijke bodemvruchtbaarheid heeft. In deze gemeenten is landbouw niet
altijd de belangrijkste ruimtegebruiker. We vinden in deze regio nog heel wat akkerbouw. In Geel en
Kasterlee zijn er veel runderen en veevoederproductie. Er zijn in deze regio zijn ook heel wat
paardenhouders. Samenvattend kunnen we stellen dat dit een versnipperd landbouwgebied is, waar
de open ruimte onder druk staat van andere ruimtegebruikers.
Landschappelijk bevinden we ons hier in de stroomgebieden van de Kleine en Grote Nete. In het
zuiden is het Zuid-Kempisch Heuvelland. Dit gebied behoort tot het gebiedsgericht project van de
Merode. In Leader Kempen Zuid situeren zich ook de landduinen (Geel), een gebiedsgericht project
rond biodiversiteit en ecosysteemdiensten (zie verder).
Van de 11 gemeenten behoren er 10 tot het arrondissement Turnhout. Alleen Zandhoven situeert
zich in het arrondissement Antwerpen. 5 gemeenten (Vorselaar, Lille, Kasterlee, Geel en Meerhout)
behoorden in de vorige programmaperiode tot Leader Regio MiddenKempen Beweegt!.
De kaarten rond interbestuurlijke samenwerking van het kabinet Binnenlands bestuur Bourgeois
tonen een sterke samenwerking tussen de Kempense gemeenten. Verderop een voorbeeld van de
gemeente Grobbendonk. Door de arrondissementele opdeling en de daarbij horende
samenwerkingsverbanden, is Zandhoven vanuit dit oogpunt de vreemde eend in de bijt (kaart 3).
Leader Zuid valt volledig in de Antwerpse Kempen, een toeristische samenwerkingsverband.
Zandhoven behoort tot het Regionaal Landschap de Voorkempen. Grobbendonk, Herenthout,
Vorselaar, Lille, Kasterlee, Olen, Geel en Meerhout behoren tot het Regionaal Landschap Kleine en
Grote Nete. In de de Merode-gemeenten (Laakdal en Herselt) is geen Regionaal Landschap actief. De
3 Antwerpse erfgoedcellen zijn actief in Leader Kempen Zuid: Erfgoedcel Noorderkempen in
Kasterlee, erfgoedcel kErf in Meerhout, Laakdal en Geel en erfgoedcel Kempens karakter in Lille,
Vorselaar, Grobbendonk, Herenthout en Olen.
7
Kaart 3: Interbestuurlijke samenwerkingsverbanden Grobbendonk
Economisch en sociaal
Volgens de VRIND classificatie vormt Leader Kempen Zuid een gordel van overgangsgebied rond de
structuurondersteunende steden Geel en Herentals (geen onderdeel van Leader Kempen Zuid).
Alleen Meerhout wordt geklasseerd als echte plattelandsgemeente. Volgens de Dexia classificatie
centreert het gebied zich rond de middelgrote steden Geel en Herentals als landelijke en agrarische
gemeenten met industriële activiteit (Laakdal, Meerhout), landelijke gemeenten of verstedelijkte
gemeente met sterke demografisch groei (Herselt, Kasterlee, Lille, Vorselaar en Herenthout) en
verstedelijkte plattelandsgemeente met industriële activiteit en demografische groei (Grobbendonk
en Olen). Zandhoven is een woongemeente in landelijke zone.
8
Kaart 4: Interbestuurlijke samenwerking van gemeenten die minstens 25% samenwerking met elkaar
hebben
Adequate kritische massa
Bovenstaande gegevens en de bestaande samenwerkingsverbanden tonen, samen met het gevoerde
proces, aan dat er in dit gebied voldoende dynamiek en kritische massa zijn om met LEADER aan de
slag te gaan. De mix tussen kenners en niet-kenners, landbouw- en natuurexperten, officiële
instanties en gedreven vrijwilligers, moet in dit gebied leiden tot een gedragen LEADER-verhaal met
landbouwfocus.
Afbeelding 1: foto’s doorlopen proces Leader Kempen Zuid
9
1.4. Ruraal karakter
Tabel 1 hierboven geeft aan dat op gebiedsniveau het inwonersaantal lager is dan 350 inwoners per
km², namelijk 319 inw/km².
2. De Plaatselijke Groep (PG)
2.1. Samenstelling
Plaatselijke Groep LEADER Kempen Zuid is een nieuw partnerschap en wordt evenwichtig
samengesteld uit actoren, zowel uit de private als uit de publieke sector. Het is een geheel van
partners waarin de sociaaleconomische milieus van het gebied evenwichtig en representatief
vertegenwoordigd zijn.
De keuze van de partners is weloverwogen. De ontwikkelingsstrategie moet immers gedragen
worden door de volledige Plaatselijke Groep. Door de positie die de leden innemen, moeten ze
kunnen bijdragen tot de uitvoering van de ontwikkelingsstrategie. Ieder lid van de Plaatselijke Groep
brengt heel gediversifieerde competenties in de groep, waardoor de leden elkaar optimaal gaan
aanvullen.
Bij de samenstelling van de Plaatselijke Groep is ook rekening gehouden met de specifieke
doelgroepen waarnaar de voorliggende ontwikkelingsstrategie zich richt.
Op het niveau van de besluitvorming vormen de economische en sociale partners en de verenigingen
ten minste 50% van het plaatselijke partnerschap. (zie tabel 2 en 3).
De leden van de Plaatselijke Groep worden als volgt geïdentificeerd:
a) Vertegenwoordigers vanuit de openbare besturen:
Alle lokale besturen waren nauw betrokken bij de opmaak van de ontwikkelingsstrategie. Voor de
uitvoering ervan brengen ze heel wat expertise in: lokale bestuurskracht, contact met de bevolking,
inhoudelijke expertises. De Provinciale vertegenwoordiging zorgt voor eenvormigheid met en
afstemming op het provinciale plattelandsbeleid. Engagementsverklaringen zijn in bijlage te vinden.
10
Tabel 2: Vertegenwoordiging vanuit openbare besturen in Leader Kempen Zuid
Organisatie/instantie Adres Vertegenwoordiger
overheids-
instantie?
Provincie Antwerpen
Koningin Elisabethlei 22, 2018
Antwerpen Peter Bellens J
Ilse Van den Broeck J
Stad Geel Werft 20, 2440 Geel Griet Smaers J
gemeente Vorselaar Markt 14, 2290 Vorselaar Filip Van den Broeck J
Gemeente Laakdal Kerkstraat 21, 2430 Laakdal Tine Gielis J
Gemeente Herenthout
Bouwelsesteenweg 8, 2270
Herenthout Roger Gabriels J
Gemeente Kasterlee Markt 1, 2460 Kasterlee Guy Van de Perre J
Gemeente Olen Dorp 1, 2250 Olen Marcel Bellens J
Gemeente Herselt Kerkstraat 1, 2230 Herselt Martine Peeters J
gemeente Zandhoven Liersebaan 12, 2240 Zandhoven Hans Soetemans J
gemeente Lille Rechtestraat 44, 2275 Lille Kris Breugelmans J
Gemeente Meerhout Markt 1, 2450 Meerhout Jos Tordoor J
gemeente Grobbendonk Boudewijnstraat 4, 2280 Grobbendonk Hermans Cambré J
b) Vertegenwoordigers vanuit organisaties en verenigingen
Tabel 3: Vertegenwoordiging organisaties en verenigingen in Leader Kempen Zuid
Organisatie/instantie Adres Vertegenwoordiger overheids-instantie?
erfgoedcel Kempens Karakter Begijnenstraat 27, 2200 Herentals Jeroen Janssens N
Welzijnszorg Kempen Dr. Van De Perrestraat 218 A, 2440 Geel Katrien Serroyen N
Samenlevingsopbouw Brusselsepoortstraat 8, 2800 Mechelen Anke Anthoni N
RL KGN Lichtaartsebaan 45, 2460 Kasterlee Bas Van der Veken N
Kempens Landschap Peredreef 5, 2580 Putte Tine Van den Broeck N
Boerenbond Diestsevest 40, 3000 Leuven Sarah Seyen N
Landelijke Gilde vzw Maal 1, 2440 Geel Ludo Pluym N
Natuurpunt Coxiestraat 11, 2800 Mechelen Roger Buyl N
ONS Remylaan 4b, 3018 Wijgmaal Nik Van Gool N
Beweging.net Aeropolis I, Haachtsesteenweg 579, 1030 Brussel Rob Kuypers N
Agrobeheerscentrum Eco² Diestsevest 40, 3000 Leuven Mathias Vanspringel N
Thomas More Kleinhoefstraat 4, 2440 Geel Sofie Verreydt N
Rurant vzw Hooibeeksedijk 1, 2440 Geel Greet Aernouts N
TPA Bie De Busser N
Al deze organisaties, verengingen en deskundigen waren actief betrokken bij de opmaak van de
ontwikkelingsstrategie: ze namen deel aan de voorbereidende sessies, brachten hun kennis van het
gebied in en leverden inhoudelijke expertise aan. Voor de uitvoering van de strategie brengen ze
11
opnieuw heel wat expertises in: inhoudelijk expertise, contacten in verschillende lokale netwerken,
uitgebreide gebiedskennis… Engagementsverklaringen zijn in bijlage te vinden.
2.2. Juridische structuur
De LEADER-groep kiest voor de formule om een administratieve en financiële verantwoordelijke aan
te duiden die in staat is om overheidssubsidies te beheren en die erop toeziet dat het partnerschap
goed functioneert.
De Plaatselijke Groep duidt RURANT vzw aan als administratieve en financiële verantwoordelijke.
RURANT zal ook fungeren als rechtspersoon. Vanuit de Plaatselijke Groep wordt binnen de 6
maanden na de eventuele goedkeuring van de ontwikkelingsstrategie een overeenkomst afgesloten
met RURANT vzw.
RURANT vzw is het platform voor rurale ontwikkeling in de provincie Antwerpen. De organisatie
verbindt 11 partners: het Antwerpse provinciebestuur, Landelijke Gilden, Toerisme Provincie
Antwerpen, de provinciale landbouwkamer, de Thomas More Hogeschool (voorheen: Katholieke
Hogeschool Kempen), de Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen (IOK), de
Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO), de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), vzw Kempens
Landschap, Plattelandsklassen vzw en de scholengemeenschap Katholiek Onderwijs Geel-Kasterlee
(KoGeKa). Samen zetten die zich in voor het behoud en de versterking van het platteland in de
provincie Antwerpen. Dit gebeurt door het stimuleren van innovatief ruraal ondernemerschap en het
versterken van participatie op het platteland. Het opzetten van samenwerkingen tussen
ondernemers, organisaties en overheden is hierbij de gehanteerde methodiek. RURANT organiseert
daartoe onder meer het jaarlijkse plattelandsevenement PROMinANT, zet sterk in op hoeve- en
streekproducten, ontwikkelde het streekmerk Pure Kempen, verbindt de stad Mechelen met het
omliggende platteland en begeleidt de LEADER-werking in de provincie Antwerpen. Dit gebeurt
meestal in een publiek-privaat samenwerkingsverband, gebruik makend van Europese, Vlaamse en
provinciale subsidies via concrete projecten
Coördinaten administratieve en financiële verantwoordelijke: RURANT vzw - Hooibeeksedijk 1, 2440
Geel - 014/852707 014/853615 (fax) - www.rurant.be.
12
2.3. Werking Plaatselijke Groep
Plaatselijke Groep
De Plaatselijke Groep baseert zich niet op een bestaande Plaatselijke Groepering, maar vormt een
nieuw samenwerkingsverband.
Binnen de Plaatselijke Groep zal worden afgesproken welke vergaderfrequentie wordt aangehouden.
Er worden minstens 2 bijeenkomsten per jaar georganiseerd.
De besluitvorming gebeurt bij voorkeur bij consensus. Lukt dit niet, dan bij gewone meerderheid.
Elke stemgerechtigde vertegenwoordiger heeft daarbij één stem.
De Plaatselijke Groep heeft onder andere de volgende taken:
- goedkeuren en indienen van een ontwikkelingsstrategie
- aanduiden van een administratief en financieel verantwoordelijke
- opstellen van een reglement voor selectieprocedure
- verzorgen van de noodzakelijke binding en communicatie tussen enerzijds de
ontwikkelingsstrategie met haar acties en anderzijds de plaatselijke bevolking en
besturen
- opvolgen en operationaliseren van de ontwikkelingsstrategie
- de keuze van de concrete projecten die passen binnen de maatregelen van het
ontwikkelingsplan
- voorzien van de nodige coördinatie met de andere relevante lopende projecten in het
gebied
- projectbeoordeling en evaluatie
- goedkeuren van een jaarlijks activiteitenverslag en rekening
Het voorzitterschap zal worden waargenomen door de gedeputeerde voor plattelandsbeleid van de
provincie Antwerpen. De voorzitter opent en sluit de vergaderingen en leidt de besprekingen. Bij
diens afwezigheid wordt de vergadering geleid door een vervanger, aangeduid door de voorzitter.
13
Na de installatie van de Plaatselijke Groep worden de vaardigheden, ervaringen en capaciteiten van
de Plaatselijke Groep verder in kaart gebracht en wordt gezocht naar een maximalisatie van de
aanwezige en beschikbare energie en competenties. RURANT vzw beschikt hiervoor over een
specifiek tool: Skill Plotting Tool.
Dagelijks bestuur
Binnen de Plaatselijke Groep wordt er een dagelijks bestuur aangeduid. Het dagelijks bestuur en de
coördinator zullen samen het secretariaat van de Plaatselijke Groep vormen. Het dagelijks bestuur
volgt de dagelijkse werking op van de Plaatselijke Groep en de uitvoering van de
ontwikkelingsstrategie. Het dagelijks bestuur zal hiervoor een intensiever vergaderritme dan de
Plaatselijke Groep handhaven.
Het dagelijks bestuur heeft onder andere de volgende taken:
- voorbereiding PG-vergaderingen
- advies betreffende de keuze van concrete projecten die binnen de ontwikkelingsstrategie
passen
- verzorgen van de noodzakelijke binding en communicatie tussen enerzijds de
ontwikkelingsstrategie met haar acties en anderzijds de plaatselijke bevolking en
besturen
- opvolgen en operationaliseren van de ontwikkelingsstrategie
- opstellen en opvolgen van een jaarlijks werkingsplan
- kwaliteitscontrole op de uitvoering van de projecten.
Technische werkgroep
Specifiek voor de technische beoordeling van de ingediende projectvoorstellen wordt er een
technische werkgroep opgericht, bestaande uit:
- de LEADER-coördinatoren van de drie LEADER-gebieden in de provincie Antwerpen
(LEADER Kempen Zuid, LEADER Kempen Oost en LEADER MarkAante Kempen+)
- de plattelandscoördinator van de Provincie Antwerpen
- een vertegenwoordiger van VLM
- een vertegenwoordiger van RURANT vzw
14
De technische werkgroep heeft als taak om de ingediende projectvoorstellen technisch te screenen.
Daarbij moet vooral aandacht gaan naar:
- complementariteit met andere subsidiemogelijkheden, met voorop:
- PDPO III maatregelen ‘Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland’
en ‘Plattelandsontwikkeling door samenwerking met de stedelijke omgeving’
- Platteland plus
- Europese structuurfondsen (EFRO, Interreg)
- toepassing van de subsidiabiliteitsregels
- (meetbaarheid van) de opgegeven indicatoren
De technische werkgroep brengt hierover een advies uit aan de Plaatselijke Groep.
Plattelandsgroep
Aanvullend op de bijeenkomsten van Plaatselijke Groep zullen er regelmatige bijeenkomsten
plaatsvinden van de Plattelandsgroep. De Plattelandsgroep bestaat in eerste instantie uit een
uitgebreidere vertegenwoordiging vanuit alle partners uit de Plaatselijke Groep. In tweede instantie
kunnen deze aangevuld worden met andere organisaties en actoren uit het gebied. Het doel is om,
naast de LEADER-werking, te werken aan een bredere plattelandswerking. Dit door vooral in te
zetten op netwerking, kennisopbouw en kennisuitwisseling binnen deze groep. Op deze manier
wordt de LEADER-methodiek niet alleen ingezet voor de drie gekozen thema’s, maar ook voor andere
thema’s binnen het LEADER-gebied.
Coördinator
Voor de uitwerking van het plan wordt een coördinator ingezet door de administratief en financieel
verantwoordelijke (RURANT vzw, Hooibeeksedijk 1, 2440 Geel).
De coördinator is in zekere zin de projectleider en draagt de verantwoordelijkheid om de groep in de
juiste richting te laten ontwikkelen. Hij/zij moet zorgen voor de convergentie van de
gemeenschappelijke doelen, de coördinatie of afstemming, de jurisdictie of bekrachtiging binnen de
groep (verslagen), de organisatie van de relaties tussen de leden, het netwerkbeheer en last but not
least: de coaching van de leden van de Plaatselijke Groep.
15
De coördinator moet beschikken over sociale, leidinggevende en organisatorische vaardigheden.
Hij/zij past best de kennis toe uit de wereld van het projectmanagement en van de
groepsontwikkeling o.a. Community of Practice (Wenger, 1998). Het belangrijkste resultaat waarnaar
hij/zij moet werken is het vergroten van de betrokkenheid van de leden en daarmee samengaand
een groeiend vertrouwen in het gebied wat betreft plattelandsontwikkeling. Dit laatste is niet
vanzelfsprekend, omdat er op verschillende niveaus en beleidsvlakken soms tegenovergestelde
belangen spelen.
Concrete opdrachten van de coördinator:
- ondersteunt de werking van de PLAATSELIJKE GROEP inhoudelijk en administratief
- is het permanente aanspreekpunt voor de leden van de PLAATSELIJKE GROEP, de
projectpromotoren en voor de inwoners uit het LEADER-gebied
- bereidt de vergaderingen en beslissingen voor van de PLAATSELIJKE GROEP, verzorgt het
secretariaat en staat in voor een accurate verslaggeving
- verzorgt de communicatie over LEADER naar de inwoners van de streek
- adviseert mensen en organisaties met ideeën en/of projectvoorstellen
- helpt bij het tot stand komen van een gedragen ontwikkelingsvisie
- volgt de Vlaamse en Europese ontwikkelingen m.b.t. het plattelandsbeleid op de voet
- heeft een opdracht tot het vergroten van het dynamisme in het gebied en de
PLAATSELIJKE GROEP en zal de kans krijgen de nodige opleiding te volgen om zich
optimaal van deze taak te kwijten.
- vorming in het kader van het takenpakket
- controletaken in opdracht van Europa behoren niet tot het takenpakket van de
coördinator, met uitzondering van de administratieve controles en taken die door de
beheersdienst worden gedelegeerd.
Voor de uitvoering van deze taken zal er een intense samenwerking opgezet worden tussen de drie
LEADER-gebieden in de provincie Antwerpen en het provinciaal steunpunt platteland van de
provincie Antwerpen. Op deze manier kan er optimaal competentiegericht gewerkt worden en
kunnen de verschillende opdrachten beter worden uitgevoerd. Bovendien wordt er een conflict
vermeden tussen de volgende enigszins onverenigbare kerntaken
- administratieve en financiële taken
- begeleiden, animeren, communiceren en netwerken
16
Op deze manier kunnen de verschillende coördinatoren de drie verschillende LEADER-gebieden
ondersteunen. Elk LEADER-gebied heeft daarbij zijn eigen aangeduide LEADER-coördinator, zijn eigen
aanspreekpunt. Essentieel daarbij is dat elk aanspreekpunt voldoende aanwezig is in zijn/haar
LEADER-gebied om het contact met de plaatselijke actoren optimaal te doen verlopen.
Het bedrag aan kosten voor de gehele werking van de Plaatselijke Groep is voorzien op 25% van het
totaal toegekende budget voor de hele periode. 10% van het budget voor de werking van de
Plaatselijke Groep zal gebruikt worden voor opleiding en vorming in het kader van de opdracht en
om het dynamisme in de regio aan te zwengelen.
Zie verder bij ‘financieel plan’ voor verdere detaillering.
2.4. Selectieprocedure en -criteria
Binnen de 6 maanden na goedkeuring van voorliggende ontwikkelingsstrategie wordt een
gedetailleerd draaiboek opgemaakt. Daarin worden zowel de gehele selectieprocedure als de criteria
verder uitgewerkt. Dit draaiboek wordt ter beschikking gesteld van de projectpromotoren.
Het is de intentie van de groep om in de eerste helft van 2015 een eerste projectoproep naar het
gebied te doen.
Selectieprocedure
Aan de hand van een beknopt sjabloon kunnen promotoren een projectidee aanmelden. Op basis
hiervan kan de coördinator een eerste inhoudelijke toetsing uitvoeren in functie van de
doelstellingen van voorliggende ontwikkelingsstrategie.
Promotoren zullen projecten formeel kunnen indienen, volgens een bepaald type formulier en tegen
een specifieke indieningsdatum. Er wordt sterk gelet op de laagdrempeligheid van de administratieve
verplichtingen, zodat een maximaal aantal uitvoerders kan participeren.
De coördinator gaat na of de dossiers volledig en ontvankelijk zijn. De ontvankelijkheidcriteria zijn
objectief vast te stellen feiten die minimaal vervuld moeten zijn opdat men in aanmerking zou komen
voor cofinanciering. Ingediende projecten moeten dus aan al deze criteria voldoen om in aanmerking
te komen voor cofinanciering.
17
De ontvankelijkheid van de projectaanvragen wordt bepaald aan de hand van volgende criteria:
- De volledigheid van het aanvraagformulier
- Het toepassingsgebied van het project moet gelegen zijn binnen het LEADER-gebied
- Inpasbaarheid binnen de geldende wetgeving (bv.: conform zijn met de bestemmingsplannen
inzake ruimtelijke ordening, gewestplan, ruimtelijke uitvoeringsplannen, …)
- Continuïteit en respecteren van de gestelde uitvoeringstermijnen;
- De doelstellingen van de plattelandsprojecten moeten toepassing hebben op de doelstellingen
van deze ontwikkelingsstrategie
- Conformiteit met concurrentieregels (de minimis).
Alle ontvankelijke dossiers worden dan door de technische werkgroep gescreend, waarbij er gekeken
wordt naar de technische aspecten, zoals de complementariteit met andere subsidiemogelijkheden,
de toepassing van de subsidiabiliteitsregels en de (meetbaarheid van de) opgegeven indicatoren. De
technische werkgroep brengt hierover een advies uit aan de Plaatselijke Groep.
Tijdens haar vergaderingen zal de Plaatselijke Groep, na afweging van de argumenten pro en contra
besluiten of een concreet project al dan niet past in de doelstellingen zoals deze in deze
ontwikkelingsstrategie vooropgesteld worden. Op basis van deze overwegingen en na het verifiëren
van de selectiecriteria zal de Plaatselijke Groep beslissen over het al dan niet goedkeuren en
financieren van het voorliggende deelproject. Selectiecriteria hebben een eerder subjectief karakter
en hebben betrekking op het inhoudelijke aspect van een project of lokale ontwikkelingsstrategie. In
tegenstelling tot de ontvankelijkheidcriteria is het hier geen noodzakelijke voorwaarde dat aan al
deze selectiecriteria voldaan wordt om in aanmerking te komen voor subsidietoekenning.
Mogelijke selectiecriteria zijn:
- passen in één van de thema’s die in deze ontwikkelingsstrategie worden vooropgesteld
- niet betoelaagd worden door enig ander project in het kader van de verschillende Europese
Initiatieven
- aantonen dat het project werkt met en voor de inwoners van het plangebied
- geschiktheid van de promotor aantonen
- aantonen van de effectieve haalbaarheid en continuïteit aantonen
- duiden van de duurzaamheid van het project en zijn resultaten
- aangeven van de additionaliteit (meerwaarde) en innovatieve waarde
- zo exact mogelijk weergeven van de meetbare en niet-meetbare resultaten
18
- aangeven hoe de opgebouwde kennis uit het project ter beschikking wordt gesteld van de
Plaatselijke Groep
- voorleggen van een sluitend financieel plan, rekening houdend met de voorwaarden zoals ze in
dit plan worden aangegeven
- aantonen dat er bij de communicatie rond het project een duidelijke vermelding staat van de
steun die zij vanuit het plan ontvangen.
Om de projecten goed te kunnen beoordelen gaat de Plaatselijke Groep op zoek naar een antwoord
op de volgende drie vragen.
Vraag 1: Is het een goed project?
- Is het project financieel haalbaar? Is het mogelijk om de geplande resultaten te bereiken met
het voorziene budget, of zijn de budgetten aangegeven in de financieringstabel onrealistisch
hoog geraamd?
- Is het project technisch haalbaar? Is het mogelijk om de geplande resultaten te bereiken binnen
de voorziene termijn en binnen de mogelijkheden van het gebied?
- Zijn de indicatoren (meetbare resultaten) duidelijk omschreven?
- Is het project goed en voldoende omschreven?
- Is de behoefte goed gemotiveerd?
- Is de promotor de meest geschikte op het vlak van kwalificatie, expertise, professionaliteit….?
Vraag 2: Is het een goed LEADER-project?
Innovatief
- Is het project vernieuwend, innoverend of origineel?
- Levert het project iets extra, of is het eerder reguliere werking van de promotor?
Integraliteit:
- Is het project een louter sectoraal gegeven, of is er over verschillende sectoren heen gekeken?
Duurzaamheid:
- Heeft het project ook een effect op langere termijn?
- Is het project maatschappelijk gedragen, zodat het ook blijft ‘leven’ na de projectperiode?
Samenwerking:
- Is er gedragenheid en samenwerking tussen private en publieke partners? Is er gezocht naar
samenwerking met andere partners?
- Is er verspreiding van informatie naar andere actoren?
19
Doelgroepen:
- Is er optimaal gezocht naar mogelijke doelgroepen voor het project?
- Betrekt het project de bevolking actief?
Complementariteit:
- Is het project een ‘LEADER-project’ of past het eerder binnen andere subsidieprogramma’s?
- Levert het project een meerwaarde t.o.v. al bestaande initiatieven en/of financieringen?
- Is de LEADER steun noodzakelijk om het project te realiseren?
Vraag 3: Is het een goed LEADER-project voor dit gebied?
- Motivatie van de projectindiener: Laat de indiener in zijn/haar aanvraag blijken dat hij/zij
gemotiveerd is om dit voorgestelde project tot een goed einde te brengen?
- Past het project binnen de doelstellingen van de ontwikkelingsstrategie en in de visie die
daarvan de grondslag vormt?
- Gebeurt er in het project iets met het gebied? Zijn er acties voorzien die gericht zijn op en
rekening houden met het LEADER-gebied?
- Bieden de beoogde resultaten een duidelijke meerwaarde voor het gebied?
Binnen een maand na de beslissing door de Plaatselijke Groep zal de coördinator de indieners op de
hoogte stellen van de beslissing. Van de uitvoerders wordt verwacht dat zij binnen de gestelde
tijdslimieten het deelproject effectief zullen opstarten.
2.5. Monitoring en evaluatie
Toezicht op de eigen werking
De PLAATSELIJKE GROEP neemt de nodige maatregelen om een afdoende financiële controle van
haar werking mogelijk te maken door de bevoegde instanties. Het spreekt vanzelf dat zowel tijdens
als na afloop van de uitvoering van de ontwikkelingsstrategie de nodige schikkingen worden
getroffen om controle en toezicht mogelijk te maken op de uitvoering van de ontwikkelingsstrategie.
Hierbij wordt vrije toegang verleend tot het grondgebied, tot de lokalen die met de uitvoering
verband houden en tot alle boekhoudkundige bewijsstukken en documenten. Dit geldt zowel voor
E.U. ambtenaren als voor bevoegde ambtenaren van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
20
Voor het monitoren en evalueren van de output en de resultaten van voorliggende
ontwikkelingsstrategie worden de volgende indicatoren voorgesteld:
Thema 1: Streekidentiteit
- innovatieve acties waarmee lokale producten de streekidentiteit versterken: min 3
- acties rond streekidentiteit waarmee de lokale economie wordt versterkt: min 3.
Thema 2: Agrobiodiversiteit
- initiatieven die bijdragen tot een verhoogd draagvlak voor agrobiodiversiteit: min 3
- acties die land- en tuinbouwers uit de regio ondersteunen om te kunnen bijdragen aan
natuurbeheer: min 3.
Thema 3: Armoede en kwetsbaarheid in de landbouw- en plattelandsgemeenschap
- nieuwe samenwerkingsverbanden tussen armoedeorganisaties en andere krachten uit de regio:
min 3;
- nieuwe initiatieven, acties rond outreaching: min 3.
Minstens één keer zal de Plaatselijke Groep een globale inhoudelijke en financiële tussentijdse
zelfevaluatie organiseren. Hiervoor wordt er bij de opstart van de PG een opsomming gemaakt van
kritische succesfactoren met betrekking tot de gekozen thema’s.
Toezicht op de externe uitvoerders
Verder wordt er van de uitvoerders van de verschillende deelprojecten een tussenstand verwacht
over de realisaties en de financiële afhandeling van de deelprojecten. Hiertoe zal een geëigende
rapportering en formulering worden opgemaakt. De Plaatselijke Groep volgt deze rapporteringen op,
na voorbereiding door de coördinator. De Plaatselijke Groep kan te allen tijde en onaangekondigd
een plaatsbezoek brengen aan een deelproject om de vooruitgang van dit deelproject te toetsen.
Indien uit deze controlemechanismen blijkt dat de uitvoerders niet voldoen aan de criteria, zal de
LEADER-steun worden opgezegd en eventueel teruggevorderd. Voor het toezicht op en de evaluatie
van de projecten zal in eerste instantie de coördinator verantwoordelijk zijn. De coördinator legt aan
de Plaatselijke Groep ter goedkeuring een evaluatieverslag voor, o.m. gebaseerd op een kritische
toetsing van de projectgebonden outputindicatoren die in de projectaanvraag werden beschreven.
21
Alle belanghebbenden kunnen projectresultaten en een overzicht van alle toegekende en lopende
projecten opvragen bij het secretariaat. Mogelijk wordt deze informatie ook in digitale vorm publiek
kenbaar of toegankelijk gemaakt, bijvoorbeeld met een eigen website.
2.6. Communicatie
Na goedkeuring van de ontwikkelingsstrategie wordt een communicatieplan opgemaakt en
vervolgens een communicatiecampagne opgestart. Dit plan wordt opgebouwd vanuit volgende
stappen:
- doelgroep bepalen: welke? Belangrijkheid?
- doelstellingen bepalen: SMART
- boodschap: wat naar welke doelgroep?
- planning: volgorde, timing
- organisatie: wie doet wat
- financiën: kostprijzen
- evaluatie en bijsturing
Afhankelijk van de beoogde doelgroep worden de passende initiatieven benoemd.
Dit plan moet ervoor zorgen dat:
- LEADER bekend raakt bij de potentiële begunstigden;
- zoveel mogelijk inwoners van het gebied kennismaken met LEADER en met voorliggende
ontwikkelingsstrategie;
- communicatie en uitwisseling wordt gestimuleerd tussen sectoren, actoren en diverse levende
krachten uit het gebied
- alle opgedane kennis en expertise in de verschillende activiteiten en projecten optimaal
verspreid geraakt
Hierbij wordt bijzondere aandacht besteed aan voorlichting en informatie van de plaatselijke
bevolking (zowel belanghebbenden als het brede publiek) over de strategie en de bestaande
mogelijkheden, maar ook over de resultaten van de strategie.
22
Voor de communicatie wordt in eerste instantie een beroep gedaan op het netwerk en de
beschikbare communicatiekanalen van de leden van de Plaatselijke Groep. Hiertoe worden onder
andere de volgende initiatieven ondernomen m.b.t. communicatie en voorlichting:
- communicatie via de verschillende structuren van de leden van de Plaatselijke Groep
- communicatie via de lokale media
- communicatie via de geëigende diensten van de lokale overheden.
Aanvullend worden er vanuit de Plaatselijke Groep de nodige initiatieven opgezet, zoals:
- informatievergaderingen op gezette tijden
- continue communicatie via een website.
Ook aan de diverse promotoren wordt gevraagd om mee te werken aan de communicatie. Het zal als
voorwaarde worden gesteld aan de uitvoerders van de deelprojecten dat zij bij de uitvoering van hun
deelproject en bij de communicatie daarrond steeds de steun vermelden die zij vanuit deze
ontwikkelingsstrategie verkregen.
Er wordt op gelet dat alle gevoerde communicatie en publiciteit met betrekking tot LEADER voldoet
aan de Europese voorschriften in dit verband (o.a. het gebruik van logo’s), conform het reglement
‘uitvoering lokale ontwikkelingsstrategieën’.
In een streven naar efficiëntie, slagkracht en kostenbesparing wordt hiervoor optimaal
samengewerkt met de twee andere LEADER-gebieden in de Provincie Antwerpen en het provinciaal
steunpunt platteland van de Provincie Antwerpen.
2.7 Financieel Plan
Financieel zijn er geen prioritaire thema’s bepaald. De uiteindelijke verdeling van het budget over de
thema’s zal afhangen van de ingediende projecten en de noden van de regio op het ogenblik van de
oproepen.
Volgens de richtlijnen kan max. 25% van het beschikbaar budget worden besteed aan de werking van
de Plaatselijke Groep. Minimum 75% van de financiële middelen wordt dus besteed aan de financiële
23
ondersteuning van de goedgekeurde projecten. Onderstaande indicatieve financiële tabel is in deze
zin uitgewerkt.
Tabel 4: Indicatieve financiële tabel
LEADER KEMPEN ZUID
Totaal budget (Eu-Vl-Prov) € 1.684.657,41
1. MR opmaak LOS € 20.000,00
2. Samenwerking Leader € 125.000,00
Beschikbaar budget uitvoering LOS + Werking PG € 1.539.657,41
3. Uitvoering LOS (min 75%) € 1.154.743,06
Indicatief gelijkwaardig verdeeld over de drie gekozen thema's Totaal per thema
bedrag max% bedrag min%
Thema 1: Plattelandsarmoede € 384.914,35 65% € 207.261,57 35% € 592.175,93
Thema 2: Landbouw- en natuureducatie € 384.914,35 65% € 207.261,57 35% € 592.175,93
Thema 3: Streekidentiteit € 384.914,35 65% € 207.261,57 35% € 592.175,93
TOTALEN € 1.776.527,79
4. Werking PG (max 25%) € 384.914,35
indicatief verdeeld als volgt € 264.514
€ 36.400 overheadkosten a rato van 0,65fte x 7 jaar
€ 42.000 werkingskosten (7.000€/j *6j)
€ 42.000 promotiekosten (7.000€/j *6j)
10% van dit bedrag wordt besteed aan vorming € 38.491
EU + Vl + Prov inbreng vanuit promotoren
€ 1.154.743,06 € 621.784,72
personeelskosten: 0,65fte x 7 jaar (coördinator + adminsitratieve ondersteuning)
Omdat het hier gaat om een indicatieve financieringstabel, wordt deze nog bijgestuurd door de
Plaatselijke Groep in functie van de voortgang van deze ontwikkelingsstrategie.
2.8 Financieel Beheer
De Plaatselijke Groep stelt een administratieve en financiële verantwoordelijke aan (RURANT vzw)
die in naam van de Plaatselijke Groep alle transacties uitvoert. De administratief en financiële
verantwoordelijke opent hiervoor een aparte rekening.
Jaarlijks evalueert de Plaatselijke Groep het vastleggen en de uitbetalingen van het steunbedrag aan
de verschillende uitvoerders.
De Plaatselijke Groep volgt op elke vergadering de financiële afhandeling van de uitvoering van de
ontwikkelingsstrategie van nabij op.
24
3. Ontwikkelingsprogramma
3.1. Werkwijze
De voorbereiding en het kader
Het volledige proces om te komen tot 3 LEADER-gebieden in onze provincie met een thematische
focus is een logisch vervolg van de opmaak van het Provinciaal PlattelandsOntwikkelingsPlan. De
voorbereidingen gebeurden steeds in nauwe samenwerking tussen de Dienst Landbouw- en
Plattelandsbeleid (DLP) van de provincie en Rurant vzw, het platform voor rurale ontwikkeling in de
provincie Antwerpen, die ook in de vorige programmaperiode zorgden voor de opmaak van de Lokale
Ontwikkelingsstrategie en de begeleiding van de 2 LEADER-gebieden, LEADER MarkAante Kempen en
LEADER Regio Midden-Kempen beweegt!
De eerste krijtlijnen van dit proces werden ondersteund door een procesteam, dat ook al begeleidde
bij de opmaak van het PPOP. Dit procesteam bestond uit Karl L’hermitte, Bie De Busser en Jan
Vincke. Rurant vzw en DLP zorgden voor de praktische uitwerking.
De uitvoering van het proces zelf met de mensen uit het gebied is heel bewust gebeurd door onszelf
(plattelandscoördinator van de Provincie Antwerpen, coördinator van vzw Rurant en de 2 LEADER-
coördinatoren). Dit was een intensief, maar zeer leerzaam proces. De eerste krijtlijnen voor een goed
onderbouwde plattelandswerking in onze provincie zijn hiermee gelegd.
In het voorbereidend proces zijn 3 belangrijke keuzes gemaakt:
1. Keuze voor maximalisatie
2. Van 15 naar 12 keuzethema’s
3. 1 generiek thema nl. armoede in de landbouw- en plattelandsgemeenschap
De keuze voor maximalisatie sluit nauw aan bij het idee dat we zoveel mogelijk mensen van onderuit
willen betrekken in het plattelandsverhaal. Iedereen die kan, krijgt de kans om mee te werken aan
LEADER binnen onze provincie.
De provincie Antwerpen wenst LEADER namelijk in te zetten als een instrument om een
gebiedsgerichte plattelandswerking uit te bouwen met en voor het Antwerpse platteland. Vanuit
25
deze filosofie is ernaar gestreefd om zoveel mogelijk gemeenten mee te nemen in het LEADER-bad,
vertrekkende vanuit de Vlaamse indicatoren. Deze afbakeningsoefening werd door de provincie en
Rurant vzw gedaan.
Vlaanderen heeft een lijst van 15 plattelandsthema’s aangeleverd. De provincie heeft de keuze
gemaakt om met 12 thema’s naar de gebieden te stappen. Het thema erosiebestrijding is geschrapt,
omdat dit niet van toepassing is in onze provincie. Daarnaast zijn de thema’s ‘Uitbouw van een
functioneel wegennet op het platteland’ en ‘Leefbare dorpen’ eruit gehaald, omdat dit vaak over
zeer grote investeringsprojecten gaat die zeer lokaal gebonden zijn en dus weinig LEADER-waarde, of
-potentie hebben.
Van de 3 te kiezen thema’s, bepaalde de provincie Antwerpen ook 1 generiek thema nl. armoede en
kwetsbaarheid in de landbouw- en plattelandsgemeenschap. De ervaring leert ons dat het niet zo
evident is om binnen plattelandsontwikkeling projecten rond dit thema te doen landen. Omdat we
echter de problematiek van armoede op het platteland zeker niet uit de weg willen gaan, leggen we
net de nadruk op dit thema, en gaan we met een extra werkgroep aan de slag rond dit thema.
Voor het thema armoede werd een apart proces opgezet omdat we hiervoor specifieke expertise
nodig hebben en het ook een generiek thema is.
Omdat we het belangrijk vinden dat mensen zich herkennen in de Lokale Ontwikkelingsstrategie en
de dynamiek die dit teweeg brengt om de komende jaren een stevige plattelandswerking op te
zetten, werd zwaar ingezet op het proces.
Dit vertaalde zich in 4 bijeenkomsten met lokale overheden en bovenlokale organisaties van het
gebied. Tijdens deze bijeenkomsten werd geïnformeerd over het gebiedsgerichte luik van PDPOIII, is
inhoud gegeven voor de opmaak van de Lokale Ontwikkelingsstrategie en zijn plattelandsthema’s
gekozen waar het gebied verder mee aan de slag wil. Er werd ook ruimte voorzien voor informele
netwerking, zodat de mensen en organisaties van de LEADER-gebieden de kans krijgen om elkaar te
leren kennen.
26
De officiële start
Op 6 juni 2014 is het startschot geven met de ‘Lancering projectoproep voor
Plattelandsontwikkelingsprojecten (OKW en Platteland + ‘) en ‘de oproep voor Lokale
Ontwikkelingsstrategieën’ in Wortel Kolonie. Het PMC lanceerde die dag de oproep om Lokale
Ontwikkelingsstrategieën voor Plaatselijke Groepen in te dienen.
Publiek-private samenwerkingsverbanden tussen gemeenten en het middenveld kunnen een
strategie opmaken voor hun gebied, gefocust op 3 landbouwthema’s. Rurant vzw, het platform voor
plattelandsontwikkeling in de provincie Antwerpen, zal een ondersteunde rol spelen bij de opmaak
van deze Lokale Ontwikkelingsstrategie. Daartoe organiseert ze in samenwerking met de provincie in
de loop van juni infosessies, gevolgd door werksessies in het najaar 2014.
Uitgangspunten LEADER die we belangrijk vinden gedurende het hele proces
- LEADER-werking (bottom-up)
- LEADER als plattelandsloket: LEADER als instrument voor een optimale uitvoering van het Europees
Vlaams en provinciaal plattelandsbeleid.
- Dynamiek van de huidige Antwerpse LEADER-gebieden, LEADER Regio Midden-Kempen beweegt!
en LEADER MarkAante Kempen, niet verloren laten gaan
- Gebiedseigen uitdagingen zoeken
Uitgangspunten hoe we willen vorm geven aan ons Antwerpse platteland (uit het PPOP)
1. People – planet – profit: We willen projecten die tegelijk zorg dragen voor people
(maatschappij), planet (omgeving, klimaat) en profit (economische rendabiliteit, efficiënt
gebruik van hulpbronnen). Dit kan binnen het eigen beleidsdomein, maar gebeurt het liefst
beleidsdomeinoverschrijdend (zie criterium 2).
2. Samenwerking: Samenwerking staat centraal in alles wat we beogen met het provinciale
plattelandsbeleid. Platteland is bij uitstek een geïntegreerd beleidsdomein, waar net de
samenwerking tussen eerder sectorale beleidsdomeinen centraal staat.
27
3. Gemeenschapsvormend: Het platteland is een plek waar mensen wonen, en dus sociale
netwerken uitbouwen. Hier willen we op inzetten, net omdat dit in veel andere programma’s
niet wordt meegenomen, en het platteland zich door zijn sociaal weefsel onderscheidt van
de stedelijke context.
4. Multifunctioneel ruimtegebruik – functieverweving: Omdat onze ruimte zo schaars is
geworden, moeten we op zoek naar multifunctionaliteit.
5. Impulsbeleid: Gelet op onze beperkte financiële slagkracht voeren we vanuit
plattelandsbeleid via het PPOP een impulsbeleid. Op deze manier geven we letterlijk en
figuurlijk ruimte aan nieuwe initiatieven (pilootprojecten).
6. Mensen zijn belangrijker dan stenen: We streven naar projecten die bijdragen tot de
leefbaarheid van dorpen, die gemeenschapsvormend zijn. We vinden het belangrijk dat als er
geïnvesteerd wordt in stenen, die stenen in de eerste plaats een gemeenschapsvormend
aspect hebben. Door deze keuze zetten we dus niet meer in op de klassieke
dorpskernvernieuwingsprojecten, waar vooral de stenen primeerden.
7. Streekgericht werken: Onze provincie kent verschillende streken. Via ons plattelandsbeleid
willen we die streken extra ondersteunen.
Stappen naar het gebied
Vier werksessies
Per gebied zijn we 4 keer samengekomen in 1 informatieve sessie voor de zomervakantie en 3
werksessies voor de opmaak van de nieuwe LEADER-gebieden in het najaar. Voor deze sessies
werden de betrokken gemeenten en het bovenlokale middenveld uitgenodigd. Per organisatie werd
een afvaardiging van maximaal 2 personen gevraagd.
SESSIE 1 Informeren 4 juli 2014 Geel
Per LEADER-gebied is een eerste informatieve sessie georganiseerd, net voor de zomervakantie, over
plattelandsontwikkelingsprojecten en LEADER. Wat is het verschil tussen beide, welke mogelijkheden
zijn er binnen de plattelandsontwikkelingsprojecten (OKW en P+) ?
28
Verder is toen elk LEADER-thema toegelicht aan de hand van voorbeelden en werd een eerste
oefening gedaan rond de keuze-thema’s.
Verslag/ppt in bijlage
Aanwezigheidslijst in bijlage
SESSIE 2 Collecteren 11 september 2014 Geel
In een tweede stap zijn alle ideeën verzameld die leefden in het gebied.
Dit gebeurde via e-mailverkeer dat voorafging aan de tweede sessie en tijdens een fysieke sessie in
groepjes. Elk groepje werd verplicht om rond alle LEADER-thema’s na te denken. De expertise die in
de groep aanwezig was over de LEADER-thema’s werd ook gedeeld met elkaar. Er werd afgesloten
met een reflectie door de ‘meekijker’ van dienst: Karel L’hermitte (Landelijke Gilden).
29
Verslag/ptt in bijlage
Lijst van ideeën in bijlage
Aanwezigheidslijst in bijlage
SESSIE 3 Selecteren 7 oktober 2014 Herselt
Dit is de sessie waar de keuze gebeurt van de plattelandsthema’s door de mensen van het gebied.
Van de verzamelde ideeën van sessie 2 is een lijst gemaakt die werd verwerkt tot een keuzevoorstel
van 3 tot 4 thema’s.
We baseerden ons hiervoor op ‘onze’ LEADER-criteria:
- Gebiedskapitaal: LEADER-projecten zijn bij uitstek gebiedsgericht, gaan met een specifieke
gebiedsgerichte uitdaging of sterkte aan de slag.
- Gemeenschapsvormend: LEADER is bottom-up. Het is dus belangrijk om met de gekozen
thema’s lokaal aan de slag te kunnen en de gewone burger te betrekken.
- Impuls: LEADER is projectwerking, en dus geen reguliere werking.
- Beleidsdomeinoverschrijdend: LEADER is plattelandsontwikkeling en dus
beleidsdomeinoverschrijdend. De thema’s moeten bijdragen tot de gezamenlijke realisatie
van doelstellingen uit verschillende beleidsdomeinen.
- Samenwerking: LEADER zet aan tot samenwerking tussen gemeenten, tussen verschillende
actoren,….
In deze sessie brachten we de 3 tot 4 thema’s aan, die wij gekozen hadden op basis van de input van
de groep. De groep kon dan zelf nog één of meerdere thema’s toevoegen. Vervolgens werd een
plattelandsparlement georganiseerd, waarbij iedere aanwezige nog een pleidooi kon houden voor 1
thema. Tot slot werd een finale keuze gemaakt door stemming bij meerderheid.
Bij LEADER Kempen Zuid werden volgende plattelandsthema’s uit deze stemming weerhouden:
- Profilering en promotie van de streekidentiteit (met inbegrip van toerisme en recreatie)
- Werken aan biodiversiteit op het Vlaamse platteland
30
De input van de groep uit sessie 2 en het gebiedskapitaal is ook gebruikt om elk LEADER-thema
verder te verfijnen naar subdoelstellingen.
Verslag/ptt in bijlage
Aanwezigheidslijst in bijlage
SESSIE 4 Consolideren 9 december 2014 Geel
De laatste stap in het proces bestaat erin te komen tot de opmaak van de Lokale
Ontwikkelingsstrategie (LOS) en de vorming van de Plaatselijke Groep (PG). Deze stap wordt
genomen nadat de terugkoppeling van de gekozen thema’s van VLM is ontvangen eind november.
Tijdens deze bijeenkomst maken we samen de laatste stappen naar een volwaardig Lokale
Ontwikkelingsstrategie. Op de agenda staan: bekrachtiging van de doelstellingen, zicht op
samenstelling en structuur van de Plaatselijke Groep, enkele spelregels die duidelijk moeten zijn bij
de indiening van het LOS en het samen zoeken naar een naam voor de Plaatselijke Groep.
Generiek thema ‘Armoede en kwetsbaarheid in de landbouw- en
plattelandsgemeenschap’
Het generieke thema armoede en kwetsbaarheid in de landbouw- en plattelandsgemeenschap werd
eerst verder uitgediept in een denktank met specialisten vanuit de eigen provinciale dienst welzijn en
het middenveld op 1 oktober 2014.
31
Op 23 oktober 2014 organiseerden we specifiek rond het thema armoede een aparte sessie voor de
3 LEADER-gebieden samen. Voor deze sessie zijn de mensen uitgenodigd die ook op de andere
sessies waren uitgenodigd, aangevuld met OCMW-voorzitters van de betrokken gemeenten en het
brede middenveld dat actief is rond dit thema. Het was de bedoeling van deze sessie om de
aanwezigen te inspireren en uit te dagen, maar ook om ideeën te collecteren, die wij dan verder
verwerken tot subdoelstellingen.
Zeker voor dit thema wordt er gestreefd, naar een gemeenschappelijke, geïntegreerde aanpak.
Plattelandsarmoede stopt niet bij een grens. Daarom streven we ernaar om ook met deze werkgroep
nog vaker bijeen te komen, wat moet leiden tot goede projectideeën.
Verslag/PTT
Aanwezigheidslijst
Samen met het gebied aan de slag
Nu de sessies van de opmaak van dit nieuwe LEADER-gebied achter de rug zijn, hopen we zo snel
mogelijk aan de slag te kunnen. De dynamiek is in ieder geval aanwezig.
Het zal ook de taak zijn van ‘het team platteland’ om hen te informeren, te prikkelen en uit te dagen,
zodat de taak van een Plaatselijke Groep meer wordt dan alleen maar projecten goedkeuren en
oproepen lanceren voor het gebied.
We hebben echt de ambitie om dit proces ook actief te blijven voeren met het organiseren van
vormingen over actuele plattelandsthema’s, brainstormsessies, bezoeken aan goede
voorbeeldprojecten en nog meer dergelijke projecten.
De installatievergadering van de Plaatselijke Groep van LEADER Kempen Zuid is voorzien in februari
2015.
32
3.2. Overzicht beleid
Europees
Burgemeestersconvenant 2020
Het burgemeestersconvenant is een initiatief van de Europese commissie dat zich rechtstreeks richt
tot lokale overheden. De campagne richt zich op een verlaging van de CO2-uitstoot op het hele
grondgebied. Binnen het jaar na de ondertekening legt de gemeente een nulmeting voor en een
energie-actieplan.
De zogenaamde nulmeting geeft weer hoeveel CO2-uitstoot door energieverbruik er is op het
grondgebied van de gemeente. Hiermee weet de gemeente vanwaar die CO2 vooral komt
(gebouwen, industrie, mobiliteit, landbouw & natuur) en via welke acties het meest CO2-winst te
halen is tegen een redelijke kost. De gemeenteraad keurt een gemeentelijk energie-actieplan goed.
Bovenstaande figuur (VVSG) toont dat alle gemeenten in Leader Kempen Zuid het
burgemeestersconvenant ondertekenden.
PDPOII: As 3 en Leader
Gedurende PDPOII werden volgende As3 projecten gerealiseerd in Leader Kempen Zuid: bouw
ecologisch scoutslokaal in Geel - bouw van een klompenmuseum in Laakdal- realisatie van een
Frankisch plein in Vorselaar - ontmoetingscentrum in Geel -ontmoetingshuis in Laakdal - realisatie
poos- en picknickplaatsen in enkele gemeenten.
Verder waren er ook nog projecten over het grondgebied van de hele provincie.
33
Gedurende PDPOII (2007-2013) behoorden Geel, Vorselaar, Lille, Meerhout en Kasterlee tot het
Leadergebied Regio Midden-Kempen Beweegt!, samen met 2 andere gemeenten (Balen en Retie). De
MiddenKempen had een brede ontwikkelingsstrategie met 8 doelstellingen, hieronder opgesomd:
D1: Creëren van een belevingsvol toeristisch-recreatief product en de ontsluiting ervan
D2: Ontsluiten van het culturele erfgoed op het platteland, zodat dit kan bijdragen tot de
streekidentiteit
D3: Ondersteunen van lokale economie en ruraal ondernemerschap
D4: Bevorderen van verkeersluwe dorpskernen en ontsluiten van trage wegen
D5: Opwaarderen van de pleinen in de centra, dorpen en gehuchten
D6: Inspireren en activeren van verenigingen en bewonersgroepen om hen de waarde te doen
inzien van het platteland, zodat ze dat gaan betrekken in hun werking
D7: Oprichten van sociale initiatieven en infrastructuur en die uitbouwen en coördineren
in de nabijheid van de bewoners
D8: Bewaren, stimuleren en opwaarderen van leven, wonen en zorg in de thuisomgeving,
met speciale aandacht voor kwetsbare groepen
Via Leader MIK werden o.a. volgende zaken gerealiseerd: een project rond typische
straatnaamborden in de hele regio - een project rond herstel van specifieke trage wegen, o.a. in
Kasterlee - de herinrichting van een dorpsplein in Lille - …
Streekpact Kempen (Resoc Kempen)1
Op 11 juni 2013 werd het Streekpact voor de Kempen 2013 – 2018 goedgekeurd. Het heeft 5
speerpunten:
- Ondernemen, innoveren en internationaliseren
- Leren en werken in eigen streek
- Ruimte om te ondernemen in een vlot bereikbare regio
- Welzijn en zorg voor elke Kempenaar
- Groene en duurzame Kempen
1 Het streekpact is van toepassing op het volledige arrondissement Turnhout. LEADER Kempen Oost is hier een onderdeel
van geografisch.
34
Hieronder een toelichting van het laatste speerpunt, omdat dit het meest relevant is voor een Lokale
Ontwikkelingsstrategie met agrarische focus.
De Kempen is een groene regio met uitgebreide landbouwpercelen, bossen en parken. Er liggen
meer dan honderd natuurreservaten verspreid over het arrondissement Turnhout. Van het kleinste
‘Biezen’ in Arendonk met 532 m² tot het grootste natuurreservaat ‘De Liereman’ in Oud-Turnhout
met 389 hectare is er in de Kempen in totaal zo’n 4.800 hectare of 3,5% van de totale oppervlakte
natuurreservaat.
Onderstaande kaart geeft een overzicht van de natuurgebieden, bossen, parken en agrarische
gebieden.
Kaart 3: overzicht natuur in de Kempen (IOK)
35
Met 326 inwoners per km² is de Kempen een van de dunst bevolkte regio’s in Vlaanderen. Enkel
RESOC Meetjesland – Leie en Schelde en RESOC Westhoek zijn nog dunner bevolkt. De gemiddelde
Vlaamse bevolkingsdichtheid bedraagt 470 inwoners per km².
35% van de Kempense onbebouwde oppervlakte bestaat uit grasland, 31% uit akkerland en 19% uit
bossen. In 2010 had de Kempen 48.607 hectare cultuurgrond.
Figuur 4: Indeling Kempisch onbebouwd oppervlak (RESOC, 2012)
Indeling Kempense onbebouwde oppervlakte, 2012 (bron: Lokale statistieken – verwerking RESOC
Kempen)
Met het Streekpact wordt de overgang naar een klimaatneutrale regio ingezet, worden
hefboomtrajecten gerealiseerd voor verdere transitie naar een duurzame Kempen en wordt
gestreefd naar een nucleair veilige en duurzame Kempen. Ook wordt de Kempense open ruimte
ingezet als troef door het behoud van de open ruimte en door versterking van landschappelijke
infrastructuren in functie van land- en tuinbouw, natuur en bos (o.a. door recreatief medegebruik,
ruimtelijke processen…). Tegelijk wordt gewerkt aan meer samenwerking, het versterken van de
36
leefbaarheid van het platteland door het tegengaan van verschraling (o.a. door versterken
sociaaleconomisch weefsel) en het versterken en valoriseren van de streekidentiteit.
Landduinen
De streek van Balen, Geel, Meerhout en Mol is een uniek landduinenlandschap. Landduinen zijn
zandige heuvels die zijn ontstaan tijdens de laatste ijstijden door het uitwaaien van zand uit de
rivieren. Dit specifieke landschap van hoge, droge landduinen en lage, natte beekvalleien is nog altijd
structuurbepalend. De landduinen zijn vooral bedekt met bossen, maar hier en daar vind je ook open
plekken, zoals in Geel-Bel en Balen-Keiheuvel. De landduinen en de valleien van Grote en Molse Nete
zijn Europees beschermd, omdat ze een specifieke wereld van planten en dieren herbergen.
Het landschap heeft ook waarde voor de mensen: belevingswaarde, leveren van
ecoysteemdiensten,… Dit gebiedsgericht project wil het natuurlijk kapitaal van de landduinen
beschermen, versterken en valoriseren. De regio is uitverkoren als testgebied om het concept
ecosysteemdiensten te laten landen op terrein.
Figuur 5: gebiedsgericht project van de Landduinen
37
Merode2
Toen in 2004 de prinsen de Merode hun gebied van 1.500 ha te koop stelden, werd dit eerst
opgekocht door de Vlaamse overheid. Later is het overgekocht door ANB, provincie Antwerpen,
Kempens Landschap, Natuurpunt, Scherpenheuvel-Zichem, Tessenderlo, Westerlo en de Abdij van
Averbode. De nieuwe eigenaars ondertekenden een charter om dit bijzondere gebied als 1 geheel te
behouden, waarna in 2007 het plattelandsproject De Merode werd opgestart met de opmaak van
een integraal plan voor 5 jaar (2007-2011). In deze eerste periode zijn bosbeheerplannen
opgemaakt, inrichtingsplannen gemaakt, de Merodebox gelanceerd (een mand met lokale producten
uit het gebied), een wandelknooppuntennetwerk gerealiseerd, een ondernemersnetwerk opgestart,
een huisstijl ontwikkeld en Merodehappenings georganiseerd. Veel van deze initiatieven kwamen tot
stand met Europese fondsen: Life, Interreg (Grenzeloos wandelen, Collabor8, Rural Alliances) en
PDPOII As3 (Den Eik, zie hierboven).
Figuur 6: De Merode werkingsgebied
Het nieuwe integrale plan voor de periode 2012 – 2017 heeft als expliciete doelstellingen om te
streven naar een verzelfstandiging van het gebied met alternatieve financieringsmechanismen, de
creatie van samenhang tussen de bestaande netwerken, een gezamenlijke aanpak voor beheer,
onderhoud en toezicht van erfgoedkernen en het verkrijgen van een permanent statuut. Dit
permanent statuut moet ervoor zorgen dat de 3 betrokken provincies geleidelijk het
programmamanagement overnemen om zo een maximale inkapseling te garanderen in het
provinciale beleid met gebiedsgerichte accenten. De coördinatie binnen de provincies ligt bij DRSTV
(Dienst Recreatie, Sport, Toerisme en Vrije Tijd) provincie Antwerpen, waarbij in werkgroepen
2 Laakdal, Herselt en een stuk van Geel zijn de gemeenten die in Leader Zuid tot het werkingsgebied van de Merode horen.
38
afsprakennota’s zijn opgesteld over interprovinciale afstemming op het vlak van hoeve- en
streekproducten, toerisme en ruraal ondernemerschap en branding.
Wanneer het oude en het nieuwe plan naast elkaar worden gelegd, komt er in het nieuwe plan 1
pijler bij over de verzelfstandiging van het gebied. De 3 andere pijlers blijven behouden. Wel wordt er
afgestapt van de vroegere ruilverkavelingen en beheersplannen. Voortaan ligt de focus meer op
branding, ondernemersnetwerken, behouden en renoveren van erfgoed en het opzetten van
projecten rond de verschillende thema’s.
Landschapsbeelden
De landschapsbeelden biodiversiteit geven een visie op de gewenste groene infrastructuur in een
streek. Door te werken aan samenhangende netwerken van groene infrastructuur geven we dieren
en planten meer kansen.
Op veel plaatsen kan de groene infrastructuur nog beter, of moeten er meer groene elementen
komen. Het landschap in de provincie Antwerpen is echter heel divers. Hoe weet je welke elementen
waar nodig zijn? De landschapsbeelden geven hier streekgericht een antwoord op in onze provincie.
Een landschapsbeeld biodiversiteit geeft aan welke groene infrastructuur nodig is in een bepaalde
streek.
Om de gewenste visie te bereiken, kunnen tal van acties worden opgestart. Iedereen kan namelijk op
zijn eigen niveau een belangrijke bijdrage leveren tot het realiseren van een groter netwerk van
groene infrastructuur:
ecologisch beheer van bermen in een gemeente
vergroenen van een school- of bedrijventerrein
kiezen voor streekeigen bomen en struiken in openbaar groen
een tuin aantrekkelijk maken voor vlinders en bijen
houtkanten aanplanten als perceelscheiding
verbinden van bossen met dreven of trage wegen
aanleggen van een golvende bosrand
…
Figuur 7 toont de typische landschapsbeelden voor Leader Kempen Zuid.
39
Provinciale visie agrobiodiversiteit
Advies- en ingenieursbureau Antea heeft in 2014 in opdracht van de provincie Antwerpen kaarten
opgemaakt die aangeven waar er kansen liggen voor samenwerking tussen natuur en landbouw, en
tussen water en landbouw. Deze kaarten moeten lokale en bovenlokale actoren ondersteunen en
helpen bij het maken van keuzes voor LEADER.
Het gekozen thema indachtig toont figuur 8 waar er het meest potentie is om de ruimte open te
houden en figuur 9 waar open ruimte is te verdichten met KLE’s.
Lekkers met Streken: provinciaal beleid hoeve- en streekproducten
Met ‘Lekkers met Streken’ wil de provincie Antwerpen zijn rijkdom aan hoeve- en streekproducten
promoten en de ondernemers achter dit streeklekkers ondersteunen.
Wie op zoek gaat naar producten uit eigen streek, maakt kennis met een zeer ruim en divers aanbod,
gaande van verse en verwerkte groenten en fruit over zuivelproducten, vers vlees en fijne
vleeswaren, gebak en brood, koekjes en chocolade tot koffiemelanges, bieren, water en andere
dranken. Kortom, het lekkers uit eigen streek heeft voor iedereen wat te bieden!
Onze provincie telt meer dan 250 hoeve- en streekproducten. Een aantal daarvan is op Vlaams
niveau erkend als streekproduct. Wat al deze lekkernijen gemeen hebben, is hun verbondenheid met
de streek door het gebruik van streekeigen grondstoffen, een traditionele bereidingswijze of de
lokale productie. Bovendien is er altijd een link met de rijke geschiedenis of de traditie van de streek.
Met andere woorden: de lokale bevolking erkent de producten als streekeigen en is er fier op!
40
Figuur 7: enkele landschapsbeelden uit Leader Kempen Zuid
In Leader Kempen Zuid is er, gezien de beperkte open ruimte die er nog is, veel potentie om deze
kostbare ruimte open te houden. Anderzijds zijn er hier en daar nog potenties tot het verdichten van
het landschap met KLE’s.
41
42
Figuur 8: Potenties om de open ruimte open te houden in de provincie Antwerpen
Figuur 9: Potentie om de open ruimte te verdichten in de provincie Antwerpen
43
3.3 Doelstellingen en acties
3.3.1. Thema 1: Werken aan biodiversiteit op het Vlaamse platteland (agrobiodiversiteit)
Context
Onder biodiversiteit verstaan we de verscheidenheid van levende organismen en ecologische
processen. In de landbouw is er een nauw verband tussen productieactiviteit en biodiversiteit.
Levende organismen en ecologische processen zijn voor landbouwers immers productiefactoren,
waarvan ze in hoge mate afhankelijk zijn. Tegelijk oefenen landbouwers hun productieactiviteit uit in
de natuurlijke omgeving, die ze door hun activiteiten zowel negatief als positief kunnen beïnvloeden.
“Agrobiodiversiteit” omvat alle vormen van biodiversiteit die voorkomen in agro-ecosystemen. In
principe omvat dit zowel gedomesticeerde biodiversiteit (d.w.z. dieren en planten die worden
geproduceerd voor marktdoeleinden), als wilde biodiversiteit die een indirecte relatie heeft met de
landbouwproductie en een onderdeel vormt van het agro-ecosysteem (zoals weidevogels, wilde
planten, leven in de beek, bodemdieren, micro-organismen, enz.) (OECD 2001; Meul et al. 2004).
De relatie tussen landbouw en biodiversiteit is bijzonder complex. Zowel in positieve, neutrale als in
negatieve zin beïnvloeden ze elkaar. Bepaalde aspecten van agrobiodiversiteit en de gerelateerde
ecosysteemdiensten staan onder druk in de huidige Vlaamse landbouwsystemen. De bestaande
agromilieumaatregelen kunnen worden geoptimaliseerd en potentieel nieuwe maatregelen
ontwikkeld, zodat ze de agrobiodiversiteit versterken. Vanuit de evaluatie van de huidige
agromilieumaatregelen is gebleken dat er twee grote knelpunten zijn: de participatiegraad en de
gebiedsgerichtheid van de maatregelen. Door de inpasbaarheid te vergroten van
agromilieumaatregelen in de bedrijfsvoering, is het mogelijk om beide knelpunten te overwinnen.
Het belang van het agrarisch gebied voor biodiversiteit
Het agrarisch gebied is van belang als leefgebied voor tal van wilde planten en dieren. Zo zijn er heel
wat positieve relaties te vinden tussen landbouw en agrobiodiversiteit. Door de eeuwen heen heeft
de landbouw bijgedragen tot de vorming en instandhouding van een grote verscheidenheid aan
specifieke landschappen en biotopen (velden, weiden, hagen, ...), die vaak belangrijke habitats
vormen voor wilde fauna en flora. De ontstaansgeschiedenis van de landbouw heeft daarbij een
sterke invloed gehad op de verspreiding en adaptatie van soorten aan agrarische ecosystemen.
44
Zo hebben heel wat soorten zich als cultuurvolgers aangepast aan het leven in landbouwgebieden
(bv. steppebewoners als hamster en haas). Daarenboven komen tal van soorten die van oorsprong in
kleine aantallen voorkwamen in natuurlijke ecosystemen, nu talrijker voor in het landbouwgebied,
onder andere omdat ze er vaak een grote voedselrijkdom aantreffen, omdat ze tolerant(er) zijn voor
verstoring en/of omdat er minder concurrerende soorten en natuurlijke vijanden voorkomen dan in
natuurlijke ecosystemen (Lahr et al. 2005; Lahr et al. 2007b).
Typische biotopen en natuurelementen in Vlaamse agro-ecosystemen
Het agrarisch gebied in Vlaanderen bevat een groot aantal typische biotopen en natuurelementen
die een geschikt leefgebied vormen voor tal van soorten. Het agrarisch gebied omvat het geheel van
terreinen die in landbouwgebruik zijn met inbegrip van tussenliggende KLE (groen-blauwe
dooradering). Enkele belangrijke biotopen die we onderscheiden zijn:
- Graslanden: kunnen een geschikt biotoop vormen voor o.a. weidevogels en
haasachtigen, afhankelijk van landschappelijke context, bodemgesteldheid,
vochtigheidsgraad en beheer. Daarnaast zijn in grasland ook tal van aan grasland-
gebonden plantensoorten en daarmee geassocieerde plantenetende en
bloembezoekende insecten en andere ongewervelden te vinden.
- Akkers: kunnen afhankelijk van o.a. landschappelijke context en teeltkeuze geschikt
leefgebied vormen voor akkervogels. Ook loopkevers, spinnen en andere ongewervelden
kunnen talrijk zijn in akkerbiotopen (Booij et al 2007). Daarnaast zijn ook tal van
specifieke akkerplanten gebonden aan specifieke akkerbiotopen.
- Boomgaarden: herbergen vaak een bijzonder rijke insectenfauna en bieden
foerageergelegenheid voor tal van vogels (Lahr et al. 2005).
- Ook houtkanten, alleenstaande bomen, kleine bosjes, holle wegen en andere kleine
landschapselementen zijn belangrijke structuurelementen in het agrarisch landschap, die
tal van plant- en diersoorten herbergen.
- Naast houtige randen kunnen ook allerhande perceelranden met grassen en kruiden een
belangrijk leefgebied vormen voor planten, akkervogels, dagvlinders en tal van andere
insectengroepen.
- Poelen vormen een geschikt leefgebied voor verschillende soorten amfibieën (kikkers,
salamanders) en andere waterdieren (libellen, waterkevers, …)
45
- Beken, sloten, grachten en greppels vormen een belangrijk leefgebied voor vissen en
ander waterleven. Ook water-, moeras- en oeverplanten zijn afhankelijk van deze
waterlopen.
- Daarnaast zijn ook stallen, gebouwen en schuren op erven belangrijke foerageer- en
broedplaatsen voor verschillende soorten.
46
SWOT-tabel
Tabel 4: SWOT agrobiodiversiteit Leader Kempen Zuid
Sterkte Zwakte Kans Bedreiging
Verdichting
woonkernen
Veel losstaande initiatieven
(zie gevoerd beleid)
Gebiedsgerichte acties Moeilijker voor
gemeenten om
rond dit thema
projecten in te
dienen
Waardevolle natuur- en
landbouwgebieden
Kleinere, lokale initiatieven
(zie gevoerd beleid)
Maatschappelijk
draagvlak voor
landbouw in
versnipperd landschap
Spanningsveld
natuur-
landbouw
Know-how aanwezig
(Hooibeekhoeve,
Natuurpunt,…)
Ontbreken van een regionaal
landschap in een aantal
gemeenten uit Leader
Kempen Zuid
Betrekken land- en
tuinbouwsector
Sectorale
invulling vanuit
natuur,
waardoor
moeilijk thema
voor landbouw
Unieke landschappen
en ecosystemen
(gebiedsgerichte
projecten –
landschapsbeelden
fig.7)
Beheer door
landbouwers van KLE’s,
andere natuurlijke
structuren
Kleinere percelen
Invulling geven aan
kansenkaarten
agrobiodiversiteit
opgemaakt door dienst
landbouw- en
plattelandsbeleid
47
De SWOT-analyse volgt uit een analyse van het gebied, het doorlopen proces met het gebied en een
algemene literatuurstudie over het thema agrobiodiversiteit (zie hierboven). Uit de SWOT en het
doorlopen proces met het gebied kunnen onderstaande doelstellingen en acties gedestilleerd
worden.
Doelstellingen en acties
LEADER Kempen Zuid kiest binnen dit thema resoluut de kaart van agrobiodiversiteit. Alle acties
onder deze doelstelling hebben betrekking tot of een link met agrobiodiversiteit.
D1: Agrarisch natuurbeheer door (en met) landbouwers
Mogelijke acties onder deze doelstelling:
- Beheeracties in samenwerkingsverbanden (bv. begrazingsprojecten,…)
- Behoud, herstel en beheer van KLE’s
- Randenbeheer, poelen en houtkanten (experimenten met vernieuwende
beheerovereenkomsten)
- …
D2: Meer biodiversiteit in het landbouwlandschap
Mogelijke acties onder deze doelstelling:
- Bij- en andere insectvriendelijke projecten (inrichtingswerken, informatie,…)
- Sensibiliseringsacties over landbouw & natuur
- acties over fauna-akkers en perceelranden
- initiatieven in functie van een betere kwaliteit van waterlopen
- Biodiversiteitsscans landbouwbedrijven
- …
48
D3: Werken aan draagvlakverbreding rond agrobiodiversiteit
Mogelijke acties onder deze doelstelling:
- Sensibiliseringsacties en educatieve projecten
- Acties die de link leggen tussen landbouw, natuur en recreatie
- Samenwerkingsprojecten burger-landbouwer
- …
Voor alle acties onder dit thema gelden onderstaande voorwaarden:
Tabel 5: voorwaarden invulling thema agrobiodiversiteit Leader Kempen Zuid
Begunstigden lokale besturen, vzw’s, lokale en bovenlokale organisaties,
landbouwers, provinciale diensten (max. 5%), private actoren,
verenigingen met winstoogmerk…
Algemene voorwaarde Maatschappelijke meerwaarde verbonden aan project
Cofinanciering
Plafondbedrag
Minimale inbreng promotor +
copromotoren samen
Max. 65% - min. 45%
200.000€ voor 1 budgetjaar - €300.000 voor 2 budgetjaren
15%
Verdeling budget per thema 33.33% (indicatief)
Bijkomende randvoorwaarde
-Acties van landbouwers ter voorbereiding van een beheerovereenkomst (bijv. Water) of om tegemoet te komen aan de vergroening komen niet in aanmerking voor steun.
49
3.3.2. Thema 2: Profilering en promotie van de streekidentiteit (met inbegrip
van toerisme en recreatie)
Context
(uit Strategisch Plan Antwerpse Kempen, 2012)
Kempenaars herkennen elkaar. “Da’s er ene van bij ons,” zeggen ze. Deze herkenning is geen toeval:
ze duidt op een gezamenlijk verleden van de streek en zijn bewoners. Op een geschiedenis van
mensen die hun lastige land hebben moeten temmen en vruchtbaar maken. Het is het verhaal van
een randgebied. Van leven in de marge.
De Kempen is van oorsprong een ruw heidelandschap: uitgestrekt, droog en verlaten. Door hard werk
wordt het gebied door mensen ingepalmd, bebost, ontgonnen, gewonnen, veroverd zelfs. Maar de
ruwe, zanderige bodem maakt die verovering niet makkelijk. Het vraagt volharding, inventiviteit,
koppigheid, aanpassing, plantrekkerij. De Kempenaars worden pioniers, noodgedwongen: ze zoeken
het allemaal zelf uit, gaan op zoek naar eigen oplossingen.
Succesverhalen maken en schrijven ze zelf, tegenslagen verwerken ze op eigen houtje. Deze strijd voor
vruchtbare grond en een beter leven heeft een gevoel gecreëerd van zelfwaarde en samenhorigheid.
De Kempenaar staat met beide voeten op de grond, staat voor echtheid en honkvastheid. Hij is niet
bang voor hard labeur en geniet van ontspanning- na-de-inspanning, mét bijhorend feestgedrag.
De Kempen ligt aan de rand van het land. Dit ‘randlandgevoel’ overheerst de Kempense geschiedenis,
ruimtelijk en mentaal. De rand van het land wordt vaak beschouwd als achtergesteld, kneuterig en
minderwaardig. Wat het binnenland niet wil zien, wordt naar de Kempen gebracht: zware,
vervuilende industrie, maar ook afval. Industrieel afval, nucleair afval, maatschappelijk afval.
Leven aan de rand van het land bracht vaak een gevoel mee van verdrukking en marginaliteit, maar
zorgt ook voor een sfeer van vernieuwing, en van mogen mislukken, van veerkracht en empathie,
solidariteit en anders-zijn. De Kempenaar leert relativeren en gaat met moeilijke situaties om vol
humor, deugnieterij, met vlijt en sociaal vindingrijk.
Toeristisch Vlaanderen wordt opgesplitst in drie grote delen of macroproducten: de kust, de zes
kunststeden en de 15 groene regio’s. Met haar 46 gemeenten – het grootste deel van de provincie
Antwerpen – is de Antwerpse Kempen de grootste groene regio van Vlaanderen. Leader Kempen
Zuid ligt volledig in de Antwerpse Kempen (zie boven).
50
Natuur en landschap
De Antwerpse Kempen is gekend als een uitgesproken groene regio, met een grote variatie in natuur
en landschap: van loof- en dennenbossen tot zandgrond en heidegebied. Een landschap dat bij
uitstek geschikt is voor activiteiten als wandelen, fietsen en paardrijden of mennen. Dit actieve
gebruik van het landschap toont dan ook het beste van de natuur in al haar facetten, en zorgt voor
een hoge belevingswaarde en bewustwording.
De aanwezigheid van water in al zijn vormen (beken, vennen, rivieren, kanalen, plassen, vijvers, …)
vergroot het gevoel van landschapsbeleving. Water zorgt bovendien voor een specifieke biotoop en
plantengroei.
Om dit groene buitengebied mee ‘beleefbaar’ te maken voor toeristen, kunnen we samen met de
betreffende sectoren en steeds met respect voor de draagkracht, heel wat bos-, natuur- en
landbouwgebieden publieksgericht ontsluiten. Deze ontsluiting is vooral gericht op de behoeften en
beleving van de gebruiker, niet alleen op educatie en informatieoverdracht.
Authenticiteit
Authenticiteit staat voor echtheid, voor wat origineel en oorspronkelijk is. De Kempen kent een rijke
geschiedenis, vaak op wandel- of fietsafstand. Deze geschiedenis is terug te vinden in het landschap,
en in de kleine historische stadjes en dorpskernen.
Authenticiteit staat ook voor het uitdragen van een identiteit, en het bevestigen van wat eigen is. Dit
hoeft niet enkel over het verleden te gaan; ook wat vandaag ontstaat of bestaat, kan authentiek zijn.
Eten en drinken
Zoet of zout, eten of drinken. Heel wat ingrediënten, dranken of gerechten worden geteeld,
gebrouwen of ontwikkeld in de Antwerpse Kempen. We kennen een sterke werking rond deze
streekproducten. Bovendien zijn de streekondernemers vaak te bezoeken, en is het streekproduct
ter plaatse te koop.
De Kempen kenmerkt zich door een groot aantal horecazaken, van verfijnd culinair tot de degelijke
brasseriekeuken. De porties zijn steeds royaal. Op café is vaak een grote keuze aan (abdij)bieren.
51
Rust
In de Stille Kempen… is er rust. Geen omgevingslawaai, maar wel stilte, ruimte en zuurstof die van de
Antwerpse Kempen de ideale plaats maken om te onthaasten, te ontsnappen uit de dagelijkse
routine en sleur. De uitgestrekte bossen, het platteland, de abdijen, … versterken dit beeld van de
Stille Kempen als ideale plaats om de batterijen weer op te laden en nieuwe energie op te doen.
Kernwoorden binnen dit thema zijn meditatie, wellness, kleinschaligheid, zorgeloosheid. Vrij zijn. De
tijd die stilvalt.
Platteland en landbouw
De Kempen, dat is het platteland. Het ruwe, dorre heidegebied werd ontgonnen door de
landbouwsector. Boeren zijn zelfs landschapsbouwers. Het Kempense platteland is gastvrij, met een
sterke no-nonsense mentaliteit. Toffe landbouweducatie, hoevepunten, boomgaarden waar je zelf
fruit mag plukken en inventieve landbouwverbreding zorgen voor kansen op toeristisch gebied.
Het Kempense platteland is ook een bruisend platteland: er is altijd wel iets te beleven. Er is altijd wel
ergens een café open. Er is altijd wel iemand die met je mee op stap wil.
Het Kempense platteland is ook letterlijk platte-land. Dit zorgt voor een aangenaam fiets- en
wandellandschap, ook voor de minder getrainde fietser of wandelaar.
Verblijf
De Antwerpse Kempen herbergt een groot en gevarieerd aanbod aan logies: campings,
gastenkamers, hotels, vakantiewoningen, … Er is aandacht voor sociaal toerisme en jeugdverblijven.
Er is de voorbije jaren voornamelijk ingezet op de uitbreiding van het aanbod kleinschalige logies. Dit
resulteert in een kwalitatief aanbod, voornamelijk in de duurdere klasse. Het huidige aanbod voor
kleine groepen (familie of vrienden) is te klein, gezinsvriendelijke logies zijn te weinig bekend.
Leader Kempen Zuid heeft veel toeristische troeven. Toch willen we ons binnen LEADER Kempen
Zuid vooral focussen op de landbouwidentiteit van de streek een daarop inzetten. De voorbije
jaren is in de provincie Antwerpen en ook met PDPO II middelen veel gebeurd op het vlak van
toerisme: het aanleggen van fiets- en wandelknooppunten,… Hier willen we de volgende periode
NIET meer op inzetten. Wel willen we projectindieners stimuleren om op zoek te gaan naar
52
kruispunten tussen toerisme en platteland, tussen streekidentiteit en landbouw… We zijn er van
overtuigd dat hier nog pareltjes liggen wachten.
Figuur 10 toont dat er in LEADER Kempen Zuid al heel wat landbouwverbredende ondernemers actief
zijn. Net daarom willen we een stapje verder gaan; we noemen dit een 2.0 versie… er moet al heel
wat innovatie zitten in projectideeën. Streekproducten kunnen enkel een middel zijn om de
streekidentiteit te versterken, maar zijn nooit het doel op zich.
De streek wordt niet alleen gekenmerkt door landbouwverbreding, maar ook door tal van andere
toeristisch-recreatieve initiatieven. Denken we maar aan het de-Merode-gebied. Ook gemeenten
zoals Kasterlee en Geel zetten sterk in op toerisme en streekidentiteit. Vanuit deze potenties kunnen
er via het thema streekidentiteit mooie win-wins gerealiseerd worden.
De streek kent al een aantal ambassadeurs. Voorbeelden zijn: Pure Kempen, een kwaliteitslabel voor
streekgebonden goederen en diensten uit de Antwerpse Kempen, of een aantal individuele rurale
ondernemers die al sterk inzetten op streekidentiteit.
Wat er met Pure Kempen gebeurt, heet in marketingtermen regional branding. Daarbij ga je een
regio promoten zoals je dat in de reclamewereld met een product zou doen. Het betekent letterlijk
‘van een streek een merk maken’. Net als ieder merk van auto's, frisdranken, of wat dan ook, roept
ook iedere plaats - waar ook op aarde - bepaalde gevoelens op. Zelfs al ben je er nog nooit van je
leven geweest, je weet meteen of je er met plezier of met tegenzin naartoe trekt, wat je er min of
meer kunt beleven, welke kleren je ongeveer moet meenemen, misschien zelfs wel wat je er al dan
niet te eten zult krijgen. Door die verwachtingen een beetje extra in de verf te zetten - als ze kloppen
- of het beeld proberen te corrigeren - als dat niet klopt - maak je je streek aantrekkelijker voor
bezoekers. Maar ook voor wie er woont, krijgt ze daardoor een meerwaarde. Een goed imago straalt
immers af op de inwoners (www.purekempen.be).
53
Figuur 10: Landbouwverbreding in de provincie Antwerpen (landbouw- en plattelandskaarten DLP,
2012)
De Antwerpse Kempen was bij de eerste in Vlaanderen om de methodiek van regional branding, die
in toeristische kringen al langer bekend was, toe te passen op een plattelandsregio. De streek heeft
dan ook heel wat te bieden. Enkele jaren geleden voerde de Thomas More hogeschool een imago-
onderzoek uit. Dit bleken onze 5 belangrijkste troeven te zijn:
- eten en drinken
- warme mensen
- warme temperaturen
- veel ontspanningsmogelijkheden
- rust in het groen.
Pure Kempen leert ondernemers om deze troeven uit te spelen en zo een onderscheidend vermogen
te creëren. Dat moet hen een voetje voor geven op hun concurrenten, wat dan weer de lokale
economie ten goede komt. (website Pure Kempen, 2014)
54
Continuering en verdere uitbouw van goede bestaande projecten is zeer belangrijk. Het warm
water moet niet opnieuw uitgevonden worden. Wel moeten partners soms samen gezet worden.
Hoe groter de gelijkenissen, hoe boeiender de verschillen!
Deze slagzin indachtig, kan een Plaatselijke Groep nadenken over hoe ze het territoriaal kapitaal van
het gebied terug in het bewustzijn van de bewoner kan brengen. De globalisering die
algemeen voor welvaart zorgt, heeft immers een negatief effect op de streekidentiteit.
Uniformering en vervlakking doen afbreuk aan de natuurlijke en sociale kwaliteiten van de
samenleving en van het gebied.
Er zullen nog meer lokale samenwerkingsverbanden worden opgezet, met als doel het
realiseren van een sterke betrokkenheid van de lokale bevolking bij de (verdere) ontwikkeling
van de streekidentiteit. Enerzijds wordt verder gewerkt aan de ontwikkeling van de
streekidentiteit. Anderzijds willen we deze streekidentiteit vermarkten met het oog op het
realiseren van een duurzame economische meerwaarde binnen de regio. Dit impliceert het
ontwikkelen van producten die passen in het kader van de diversificatie binnen de landbouw,
de beleving, de recreatie, de gastronomie, e.a. (LOS MAK,2007)
SWOT-tabel
Tabel 6: SWOT analyse thema streekidentiteit Leader Kempen Zuid
Sterkte Zwakte Kans Bedreiging
Aanwezigheid van
toeristisch sterke
gemeenten en
attractiepolen, zoals
Kasterlee, Zilvermeer
Beperkte innovatie bij
ondernemers
Sterke provinciale
werking rond hoeve-en
streekproducten
‘Lekker s met streken’
Keuze maken voor een
duidelijke toeristische
strategie om
verwarring bij
consument te
vermijden
Merodegebied Landbouw onder druk,
bijna verplicht tot
verbreding
Kwaliteitslabel Pure
Kempen
Men moet vertaalslag
kunnen maken naar
2.0.
55
Natuur en landschap in
de streek
Beperkte/moeilijke
distributie van hoeve-
en streekproducten
Boeren als
landschapsbouwers
Behoud agrarische
focus binnen
streekidentiteit
Kempen = letterlijk
PLATTE-LAND
Veel
landbouwverbreding
=> potentie voor 2.0
Aanwezigheid wandel-
en fietsknooppunten
Bezoekers van
attractiepolen ook
landbouw/platteland
van de streek leren
kennen
Het huidige aanbod
voor kleine groepen is
te klein,
gezinsvriendelijke
logies zijn te weinig
bekend
Toeristische cluster
Antwerpse Kempen
Landbouwidentiteit
van streek nog meer
uitdragen
Betrekken van lokale
bevolking bij verdere
ontwikkeling
streekidentiteit
Realiseren van
economische return
door streekidentiteit
Aanwezigheid pioniers
56
Verantwoording keuze thema
Naast de analyse van het gebied en de oogst aan ideeën die uit de groep kwam, hebben we ook
steeds gekeken naar de potentie van een aantal LEADER-criteria voor elk thema, nl.
Hoeveel potentie heeft dit thema op volgende LEADER-criteria?
Potentie tot…SAMENWERKING
Potentie tot…INTEGRALITEIT
Potentie tot… GEBIEDSKAPITAAL/GEBIEDSEIGEN
Potentie tot…GEMEENSCHAPSVORMING
Potentie tot…IMPULS
Op alle 5 criteria scoort het thema streekidentiteit hoog.
Het zal een uitdaging zijn om binnen dit thema de focus op landbouw te houden (goede voorbeelden
uit de voorbije PDPO periode kunnen al als inspiratie dienen + SWOT analyse).
Het thema streekidentiteit is een ‘toegankelijk en breed thema’ voor een nieuw LEADER-gebied. Het
is relatief eenvoudig om de bevolking en toeristen bij dit thema te betrekken.
Doelstellingen en acties
D1: Hoeve- en streekproducten 2.0
In dit gebied gebeurt er in sommige gemeenten al heel wat rond hoeve- en streekproducten. Via
deze doelstelling willen we verder werken op de aanwezige potenties in de streek met initiatieven
rond distributie, nieuwe productontwikkeling, het delen van good practices, ….
Mogelijke acties onder deze doelstelling:
- Potenties uitdiepen rond hoeve- en streekproducten in het kader van streekidentiteit, bv.
biogerst voor Gageleer, hoogstamfruit voor bio-sappen, melkautomaat in woon- en
zorgcentrum
- Vernieuwende initiatieven rond distributie, nieuwe productontwikkeling…
- …
57
D2: Lokale voedsel strategieën die bijdragen aan de streekidentiteit
We denken hierbij aan het inschakelen van landbouwers, gemeenten e.a. in food hubs, het voorzien
van openbare voorzieningen met lokaal voedsel…. Dit betekent dat deze projecten niet meer kunnen
onder de maatregel ‘OmgevingsKwaliteit’ voor LEADER Kempen Zuid.
Mogelijke acties die passen onder deze doelstelling:
- Projecten rond (oude) groenten, rassen …: vb. lokale producten in lokale
supermarkten/scholen…. met gezicht/identiteit van de producent via app./QR code
- Projecten die lokale producten in de kijker zetten: vb. streek'sterren' toekennen aan horeca
op basis van gebruik streekproducten in de keuken
- Landbouwers als streekambassadeurs: kenmerken/karakter van de streek leren kennen en
stimuleren om dit uit te dragen in projecten/producten, bv. ontwikkelen fietsroute langs
landbouwbedrijven en poosplaatsen met info over landbouwtechnieken, oude werktuigen,
productie en korte ketenverhaal
– …
D3: Branding van de streek
Hieronder verstaan we de communicatie over de streekidentiteit en de vermarkting van deze
identiteit.
Mogelijke acties onder deze doelstellingen:
– acties rond branding van de regio (streekvermarkting met agrarische focus)
– communicatie over de streekidentiteit en de vermarkting van deze identiteit
– …
D4: Innovatieve toeristische en recreatieve projecten uitwerken en versterken
Het opzetten van innovatieve concepten rond toerisme en recreatie in de streek in relatie tot
landbouw.
Mogelijke acties onder deze doelstelling:
58
– het opzetten van innovatieve concepten rond toerisme en recreatie in de streek in relatie tot
landbouw: vb. after-work-party, datingavond op de boerderij met hapjes, drankjes… een
doe-aanbod
– …
Voor alle acties onder deze doelstelling gelden onderstaande voorwaarden:
Tabel 7: voorwaarden invulling thema streekidentiteit Leader Kempen Zuid
Begunstigden lokale besturen, vzw’s, lokale en bovenlokale organisaties,
landbouwers, provinciale diensten (max. 5%), private actoren,
verenigingen met winstoogmerk…
Algemene voorwaarde Maatschappelijke meerwaarde verbonden aan project
Co-financiering
Plafondbedrag
Minimale inbreng promotor +
copromotoren samen
Max. 65% - min. 45%
200.000€ voor 1 budgetjaar - €300.000 voor 2 budgetjaren
15%
Verdeling budget per thema 33.33% (indicatief)
Bijkomende randvoorwaarden voor acties onder deze doelstelling:
- In het geval van lokale voedselvoorziening geldt dat er maximum één intermediair tussen landbouwer en consument mag zijn en dat de productie en afzet binnen een straal van 50 km moeten gebeuren. - In het geval van samenwerking tussen kleinschalige marktdeelnemers (steun i.h.k.v. art.35 -2c van Verord. 1305/2013) moet voldaan worden aan art. 11 – 3° van Verord. 807/2013. Hiervoor moet de kleine marktdeelnemer: * ofwel een natuurlijke persoon zijn die geen economische activiteit uitoefent op het ogenblik dat hij bijstand vraagt *ofwel een micro-onderneming zijn, zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG, d.w.z. een onderneming waar minder dan 10 personen werkzaam zijn en waarvan de omzet of het jaarlijkse balanstotaal niet meer dan 2 miljoen euro bedraagt.
59
- Bepalingen rond investeringen in de private sector en vooral bij rechtspersonen met een winstoogmerk worden het best goed overwogen. Hiervoor moet een motivatie worden uitgewerkt met inbegrip van de geldende steunvoorwaarden (plafondbedrag, steunpercentage, e.d.). - Begunstigden die een structurele ondersteuning ontvangen via KRATOS (opvolger van BAS of bedrijfsadvies & sensibilisering) komen niet in aanmerking voor subsidie onder het vierde subthema, tenzij het advies geen betrekking heeft op de KRATOS - adviesmodules. Deze KRATOS-modules en uitvoerders worden in 2015 geselecteerd. Daarna wordt dit gecommuniceerd aan de Plaatselijke Groepen.
3.3.3 Thema 3: Armoede en kwetsbaarheid in de landbouw- en
plattelandsgemeenschap
Context
Armoede op het platteland lijkt wel onzichtbaar en onbekend. Er is een gebrek aan gegevens
over plattelandsarmoede en er is een gebrek aan aandacht voor dit thema. Er is nog maar weinig
over gekend. Omdat zowel armoedebestrijding als plattelandsbeleid horizontale thema’s zijn, die
vele beleidsdomeinen doorkruisen, is het bovendien moeilijk om een grondige analyse te maken.
Volgens Vandenbussche (1998, p.51-52) is een van de belangrijkste verschillen met de stedelijke
context de vaststelling dat armoede en sociale uitsluiting op het platteland meer geografisch
verspreid en vaak verdoken voorkomen. Dat maakt deze fenomenen moeilijk meetbaar. Door de
beperkte zichtbaarheid moet er rekening gehouden worden met een onderschatting van de
armoedeproblematiek op het platteland.
Armoede is een complex probleem dat onder meer daarom door verschillende beleidsdomeinen
tegelijk moet worden aangepakt. Samenwerking, afstemming en kennisuitwisseling tussen de
Vlaamse beleidsdomeinen, de verschillende bestuursniveaus, relevante partners uit het
middenveld en het onderzoeksveld zijn daarvoor onontbeerlijk (Vlaams Plattelandsbeleidsplan).
VLM (2009,p.6) verwijst naar twee demografische tendensen die een impact hebben op de
zorgnoden op het platteland: de ontgroening of de daling van het aantal jongeren en de
vergrijzing of de toename van de hogere leeftijdsklassen. De vergrijzing veroorzaakt een
toenemende vraag naar zorg op het platteland. Daarbij komt dat informele zorgverlening
60
tegenwoordig minder vanzelfsprekend is. Dit zorgt voor een toenemende vraag naar
professionele zorg. Voor bejaarden op het platteland zijn thuiszorg, gezinszorg, maaltijden aan
huis en mantelzorg essentieel om te kunnen blijven wonen in het eigen huis en de vertrouwde
omgeving. Met de toenemende vergrijzing valt volgens Vandenbussche (1999, p.56) een
stijgende armoede te voorspellen. Er bestaat ook een veelheid aan groepen kwetsbare jongeren,
zoals bv. kinderen geboren in gezinnen in armoede, kinderen van leefloners, jongeren met een
leefloon,…
Bij plattelandsarmoede gaat het niet om één urgent probleem, maar om met elkaar verbonden
problemen. Zo zijn belangrijke knelpunten onder andere terugtredende diensten en
voorzieningen, vervoersarmoede, onderbescherming en woonnoden op het platteland voor
huurders én eigenaars.
SWOT-tabel
Tabel 8: SWOT analyse thema armoede Leader Kempen Zuid
Sterkte Zwakte Kans Bedreiging
Actief verenigingsleven Beperkt aanbod
opvangplaatsen
hulpbehoevenden
Grenzend aan 2 andere
nieuwe LEADER-
gebieden met
ongeveer zelfde
problematiek
Beperkte slagkracht
kleine gemeenten
Sterke landbouwsector Sociale woonwijken
vaak eilandjes
Dynamiek rond dit
thema
Moeilijk te bereiken
doelgroep
Regionale spelers Beperk aanbod
kinderopvang
Organisatie mobiele
diensten
Té weinig
samenwerking
Goede lokale
voorbeelden
Beperkt aanbod
eerstelijnszorg
Intergemeentelijke
samenwerking
Woning –en
grondprijzen
61
Beperkt aanbod
openbaar vervoer
Experimenten met
lokale boerenmarkten
vervreemding
Terugtredende
diensten en
detailhandel
Dwarsverbanden
leggen met andere
sectoren (integraal
denken)
Tijdelijke initiatieven,
niet duurzaam
vergrijzingsgolf stadsvlucht
Mogelijkheden rond
gezond lokaal voedsel
Doelstellingen en acties
Vanuit het LEADER-programma willen we door een geïntegreerde aanpak drie knelpunten voor
kwetsbare groepen op het platteland op de agenda zetten, inzetten op participatie en overleg en
oplossingen aanreiken en uitvoeren.
D1: Inspelen op de behoefte aan gezond voedsel aan democratische prijzen voor
kansengroepen
Gezonde voeding is maar al te vaak onbekend en onbemind bij sociaal kwetsbare mensen. Het is ook
vaak zo dat zij heel weinig informatie hebben over mogelijkheden met kwaliteitsvolle, lokale
producten. Daarnaast moet er ruimte zijn voor sociale initiatieven. Zo verkoopt een sociale
kruidenier bv. voedsel tegen sterk verminderde prijzen aan mensen die het nodig hebben.
Essentieel hierbij is dat dit een inrijpoort is voor andere doelen: ontmoeting, detectie van rechten én
activiteiten.
62
Mogelijke acties onder deze doelstellingen
- acties gericht op gezond voedsel en die gelinkt kunnen worden aan sociale cohesie
- initiatieven rond sensibilisering kansengroepen en gezonde voeding
- innovatieve aspecten en samenwerkingsvormen rond sociale kruideniers en food outlet stores
- acties rond voedseloverschotten, boerenmarkten en dorpsrestaurants
- acties rond het betrekken van kansengroepen bij boerderij-activiteiten
- …
D2: Een minimum aan basishuisvesting
De Kempen wordt gekenmerkt door een woningvoorraad die gemiddeld ouder, minder kwalitatief en
minder goed uitgerust is. Het kenmerk kwaliteit gaat sterk gepaard met de ouderdom van woningen.
Voor de maatschappelijk kwetsbare doelgroepen is energiebesparing echter een meer dringende
kwestie dan voor de doorsnee Vlaming.
Energie besparen is anticiperen op eventuele latere problemen bij het betalen van de energiefactuur.
Mensen met een laag inkomen worden meerdere keren getroffen. Zij wonen vaak in
energieverslindende (huur-)woningen van lage kwaliteit. Zij hebben geen geld voor energiezuinige
toestellen, hebben onvoldoende financiële armslag om in te spelen op financiële stimuli en missen
vaak de vaardigheden om hun rechten op de energiemarkt af te dwingen
Mogelijke acties onder deze doelstelling:
- initiatieven die inzetten op het verlagen van de energiefactuur van kwetsbare doelgroepen
- initiatieven die de (kwetsbare)burger ondersteunen/begeleiden bij het (duurzaam) renoveren van
zijn woning of initiatieven die inzetten op begeleiding
- experimenten op duurzame renovaties met sociale tewerkstelling, enkel in functie van renovatie
met het oog op het realiseren van betaalbaar, duurzaam en kwaliteitsvol wonen voor kwetsbare
doelgroepen.
63
- acties rond energieloketten en energiescans en begeleiding bij energiebesparende investeringen
- initiatieven rond dienstverlening en advies op maat van kwetsbare groepen
(bv. mobiele werkwinkel,…)
- vernieuwende initiatieven rond eigenaarsproblematiek en alternatieve woonvormen (behoefte aan
duurzame en haalbare huisvestingsvormen, coöperatieve woonmodellen,…)
- …
D3: Mensen bereiken (outreaching)
Ontmoeting is essentieel voor sociale contacten en netwerken, zeker voor mensen in armoede, die
vaak minder sterke sociale netwerken hebben en minder mobiel zijn. Beleidsmakers moeten ook
meer rekening houden met de specifieke rurale context. Er is nood aan communicatie en informatie
op maat. Een grote vooruitgang kan liggen in het automatisch toekennen van rechten: mensen
maken niet altijd gebruik van tegemoetkomingen die ze zelf moeten aanvragen (bv.
mantelzorgpremie, sociaal tarief telefoon,…). In dit gebied is er nood aan een proactieve strategie
tegen financiële onderbescherming.
Mogelijke acties onder deze doelstelling:
- acties rond erfbetreders en proactief opsporen van onderbescherming (door vrijwilligers,…)
- impulsen voor zorg-, buurt en scharniernetwerken,…
- acties die mensen uit hun isolement proberen te halen
- acties rond ondersteuning van vrijwilligersnetwerken
- initiatieven die vereenzaming tegengaan
- …
64
Voor alle acties onder deze doelstelling gelden onderstaande voorwaarden:
Tabel 9: Voorwaarden thema armoede Leader Kempen Zuid
Begunstigden lokale besturen, vzw’s, lokale en bovenlokale organisaties,
landbouwers, provinciale diensten (max. 5%), private actoren,
verenigingen met winstoogmerk…
Algemene voorwaarde Maatschappelijke meerwaarde verbonden aan project
Cofinanciering
Plafondbedrag
Minimale inbreng promotor +
copromotoren samen
Max. 65% - min. 45%
200.000€ voor 1 budgetjaar - €300.000 voor 2 budgetjaren
15%
Verdeling budget per thema 33.33% (indicatief)
3.4. Samenwerking
Behalve de bottom-up benadering en nieuwe samenwerkingsverbanden is ook samenwerking tussen
plattelandsgebieden (interterritoriaal en transnationaal) een belangrijk aspect in de LEADER-
richtlijnen. Samen kunnen de plattelandsgebieden een kritische massa vormen die soms noodzakelijk
is voor de levensvatbaarheid van een project. Het elkaar aanvullen, uitwisselen van kennis, samen
invloed uitoefenen zijn eveneens belangrijke aspecten van samenwerking tussen gebieden.
Er zal door de Plaatselijke Groep actief worden gezocht naar mogelijkheden voor het gezamenlijk
opstarten van projecten met andere plattelandsgebieden, zowel interterritoriaal (samenwerking
tussen Antwerpse, Vlaams of Waalse LEADER gebieden) als transnationaal (samenwerking tussen
LEADER-gebieden uit verschillende lidstaten).
Specifiek voor voorliggende ontwikkelingsstrategie lijkt vooral het thema ‘Armoede en
kwetsbaarheid in de landbouw- en plattelandsgemeenschap’ kansen te bieden op samenwerking.
Enerzijds omdat dit thema op deze manier inhoudelijk versterkt kan worden, anderzijds omdat dit
thema terugkomt in alle drie de LEADER-gebieden in de Provincie Antwerpen.
65
3.5. Doelgroepen
De LEADER-groep heeft een brede focus voor ogen als het gaat over doelgroepen. Alle levende
krachten uit het gebied komen in aanmerking als doelgroep.
In functie van de gekozen thema’s van deze ontwikkelingsstrategie
- Streekidentiteit
- Agrobiodiversiteit
- Armoede en kwetsbaarheid in de landbouw- en plattelandsgemeenschap
zal er bijkomende aandacht gegeven worden aan specifieke doelgroepen, waaronder:
- rurale ondernemers met voorop de land- en tuinbouwers
- kinderen en jongeren in schoolverband
- volwassenen in verenigingsverband
- individuele recreanten
- kansengroepen
- zorg- en buurtnetwerken
- ….
3.6 Duurzaam karakter
De Plaatselijke Groep streeft inhoudelijk naar een geïntegreerde duurzaamheid en zal dus streven
naar het in stand houden of verbeteren van de sociale, economische en ecologische omstandigheden
in het gebied. Dit zet de plaatselijke actoren ook aan tot samenwerking.
Het duurzaam karakter wordt duidelijk versterkt, omdat de gekozen thema’s vertrekken vanuit een
duidelijke bestaande context. We denken hierbij aan:
- Economisch: de plattelandsbewoners in het algemeen en de landbouw en detailhandel zijn
vragende partij om de streekidentiteit te versterken door economisch onderbouwde
initiatieven.
- Ecologisch: het landschap in het gebied LEADER Kempen Zuid omvat heel wat natuurlijke
structuren die belangrijk zijn voor de ecologische waarde van het gebied én een troef voor de
streekidentiteit.
66
- Sociaal: er is in de regio al een sterk sociaal weefsel aanwezig, dat via projecten bijkomende
impulsen zal krijgen.
Door het opzet van dit plan én door de synergie die tussen de verschillende actoren wordt
gerealiseerd, wordt de duurzaamheid van dit plan ook in de tijd gegarandeerd.
De betrokkenheid van en de gedragenheid door de diverse relevante lokale actoren vormt ook een
garantie dat de acties worden uitgewerkt in nauwe synergie met de bestaande, lokale dynamiek en
die bovendien nog zullen versterken.
De ontwikkelingsstrategie zal gerealiseerd worden door tal van deelprojecten, die op zich afgebakend
en tijdelijk zijn. Er zijn enerzijds duidelijke termijnen waarbinnen gewerkt moet worden. In dit plan
worden anderzijds, via de deelacties, wel diverse elementen uitgewerkt die elk een eigen
draagkracht hebben en ook nog na de afloop van het plan onverminderd verder kunnen gaan. Dit
plan is immers gebaseerd op het omzetten van een maatschappelijke vraag in marktconforme
concepten, die een eigen financiële draagkracht genereren.
Op deze manier zal de werking van het plan beschouwd worden als een aanzet, een opstart, een
‘duwtje in de rug’ van een ontwikkeling en een dynamiek op langere termijn.
3.7 Innovatie
Voorliggende ontwikkelingsstrategie is innoverend omdat er verschillende elementen en actoren bij
elkaar gebracht worden.
De Plaatselijke Groep zal bij de goedkeuring van de projecten uitdrukkelijk rekening houden met het
innovatief karakter van de verschillende projecten. Het innoverend karakter kan worden aangetoond
aan de hand van onder andere deze kenmerken:
- het verschijnen van nieuwe producten en diensten waarin specifieke lokale elementen vervat
zitten
- nieuwe methoden waarmee het eigen menselijk, natuurlijk en/of financieel potentieel van het
gebied kan worden gebundeld en zodoende beter worden benut
67
- combinaties van en verbindingen tussen economische sectoren die van oudsher van elkaar
gescheiden zijn
- originele vormen van organisatie en betrokkenheid van de lokale bevolking
- …
De Plaatselijke Groep is op zich een innovatief samenwerkingsverband tussen actoren uit de
publieke, economische en sociale sector en biedt heel wat ontwikkelingspotentieel in het gebied. Het
innovatieve ligt vooral in de integrale benadering. Door een synergie tussen de verschillende
componenten en verschillende partners die een specifieke competentie inbrengen, wordt een geheel
gecreëerd van elkaar versterkende componenten die zich volledig inschakelen voor de uitvoering van
voorliggende ontwikkelingsstrategie.
3.8. Overdraagbaarheid
Hoewel het plan maximaal zal inspelen op lokale troeven en inhoudelijke elementen, is het concept
van dit plan overdraagbaar op andere domeinen. Vooral de geïntegreerde en bottom-up aanpak van
dit plan kan als vernieuwend element worden aangebracht. Er is immers van bij het begin vanuit het
gebied en met het gebied invulling gegeven aan de kaders zoals die door de Vlaamse overheid zijn
aangereikt:
- wat betreft het toepassingsgebied is er aan elke lokale overheid die in aanmerking komt de kans
gegeven om te participeren
- wat betreft de inhoudelijke thema’s is er in verschillende sessies samen met de levende krachten
uit het gebied gezocht naar de meest relevante thema’s
Met deze participatieve werkwijze is er zo optimaal mogelijk gewerkt volgens de LEADER-methodiek,
vooral dan aan het belangrijke bottom-up principe .
De manier waarop is te werk gegaan bij de opmaak van voorliggende ontwikkelingsstrategie daagt de
levende krachten uit het gebied nu reeds uit om ook met andere thema’s samen aan de slag te gaan.
Vooral de integraliteit, samenwerking, kennisdeling netwerking zetten hiertoe aan.
Over de weerhouden thema’s zal er veel kennis worden opgedaan dankzij de deelprojecten die de
diverse projectpromotoren zullen ontwikkelen. Aan deze projectpromotoren wordt gevraagd (een
voorwaarde voor goedkeuring) om de opgedane kennis optimaal te delen binnen de regio. Via de
68
coördinator zal de Plaatselijke Groep dit faciliteren en nog bijkomende initiatieven nemen, zodat de
opgedane kennis en de resultaten van de deelprojecten ter beschikking komen van andere actoren
binnen de regio, maar ook van andere plattelandsgebieden.
Zo kan er zeker bekeken worden of er samenwerkingsverbanden mogelijk zijn met andere
nabijgelegen LEADER-gebieden. In de eerste plaats wordt dan zeker gedacht aan een toenadering tot
de twee nabijgelegen LEADER-regio’s binnen de provincie Antwerpen.
Daarbovenop wordt nog onderzocht wat er mogelijk is op gebied van samenwerking met LEADER-
regio’s in andere Vlaamse provincies, in Wallonië of in andere Europese lidstaten. Vooral over de
grens met Nederland in de provincie Noord-Brabant en Nederlands Limburg lijken er wat dat betreft
opportuniteiten te zijn. Een kruisbestuiving met andere (LEADER)regio’s kan voor een wederzijds
surplus zorgen en het innoverend aspect van de projecten, de netwerken en het duurzame karakter
van de projecten alleen maar ten goede komen.
3.9. Complementariteit
Voorliggende ontwikkelingsstrategie wordt opgezet vanuit een duidelijk streven naar synergie met
de andere beleidsinstrumenten die van toepassing zijn op het Vlaamse platteland in het algemeen en
op de streek in het bijzonder.
Het is duidelijk dat bij de afweging en de selectie van de verschillende deelprojecten de nadruk zal
liggen op de complementariteit en niet op de ‘concurrentie’ met de andere beleidsinstrumenten.
Complementariteit dient vooral te worden gezocht met:
- de PDPO III maatregelen ‘Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland’ en
‘Plattelandsontwikkeling door samenwerking met de stedelijke omgeving’
- Platteland plus
- de Europese structuurfondsen (EFRO, Interreg)
Ook met andere EU-programma’s zal complementariteit gezocht worden. We denken hierbij aan:
- de thematische programma’s: Erasmus+, creatief Europa,…
- andere programma’s: samenwerking derde landen,…
69
Door de aard van deze programma’s is kans op mogelijke interferentie tussen voorliggende
ontwikkelingsstrategie en deze EU-programma’s eerder klein. Integendeel, ze zijn juist sterk
complementair.
Complementariteit met andere PDPO III maatregelen
Andere PDPOIII-maatregelen zijn prioritair t.o.v. de maatregel ‘uitvoering lokale
ontwikkelingsstrategieën’. Indien een promotor steun kan krijgen via een andere PDPO-maatregel
(bijv. EIP, VLIF, Bedrijfsadvies, demonstratieprojecten, opleiding in de landbouw,…), dient hij/zij het
project bij de andere maatregel in te dienen. Deze regel geldt niet t.o.v. ‘Versterken
omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland’ en ‘Plattelandsontwikkeling door samenwerking
met de stedelijke omgeving’, aangezien de LEADER-maatregelen in dit verband als prioritair worden
gecategoriseerd.
Indien er gelijktijdig een thematische projectoproep wordt georganiseerd in het kader van EIP
operationele groepen én het project komt in aanmerking voor subsidie onder de EIP gestelde
voorwaarden, dan kan de desbetreffende promotor niet indienen bij LEADER en wordt hij/zij
doorverwezen naar het EIP-programmasecretariaat.
De LEADER-coördinator zal deze intenties en voorwaarden tot complementariteit sterk bewaken.
Ook de aanwezigheid van VLM in de technische werkgroep moet hiertoe bijdragen.
70
Complementariteit met de PDPO III maatregelen ‘Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van
het platteland’ en ‘Plattelandsontwikkeling door samenwerking met de stedelijke omgeving’.
Complementariteit met Platteland Plus.
Van bij de opmaak van het PPOP is er rekening gehouden met de complementariteit met het
LEADER-programma.
Deze ontwikkelingsstrategie is in eerste instantie complementair te noemen met de doelstellingen
van het PPOP van de provincie Antwerpen.
Inhoudelijk is er een duidelijk onderscheid. In voorliggende ontwikkelingsstrategie zijn er drie
thema’s gekozen uit een specifiek voor het LEADER programma opgestelde keuzelijst van 15 thema’s.
Ook bij de verdere uitwerking van de thema’s is de complementariteit gezocht. Naaste de verplichte
agrarische focus bij de uitwerking is er in voorliggende ontwikkelingsstrategie vooral gezocht naar
thema’s die gebiedsgericht spelen en waar de samenwerking tussen lokale actoren (gemeenten,
organisaties,…) kansen bieden.
Als een project in aanmerking komt om te worden ingediend in het kader van voorliggende
ontwikkelingsstrategie, maar ook om ingediend te worden bij de subsidieoproepen PPOP, dan zal er
prioriteit gegeven worden aan LEADER. Een eventuele niet-goedkeuring in het kader van de LEADER-
oproepen betekent ook uitsluiting van het PPOP luik omgevingskwaliteit en luik Platteland Plus.
De complementariteit tijdens de uitvoering van deze ontwikkelingsstrategie moet worden bewaakt
door een regelmatig overleg tussen de plattelandscoördinator Provincie Antwerpen en de LEADER-
coördinator. Dergelijke intensieve samenwerking, afstemming en communicatie en het goede beeld
dat bestaat rondom activiteiten leidt ertoe dat projecten, projectonderdelen of activiteiten van
specifieke partners waarin risico’s op dubbelfinanciering ontstaan, meestal al worden opgespoord in
de fase van projectontwikkeling.
71
Complementariteit met de Europese structuurfondsen (EFRO, Interreg)
In het LEADER- gebied zijn de volgende programma’s actief:
- EFRO Doelstelling 2
- Interreg IVA Grensregio Vlaanderen-Nederland
- Interreg IVA ‘2 Zeeën’ of Maritiem Programma
- Interreg IVB Noordzee regio
- Interreg IVB Noordwest-Europa
- Interreg Europe IVC
De complementariteit zit vooral in de verschillende dynamieken tussen de programma’s. LEADER
onderscheidt zich hierbij duidelijk door kleinschaligheid en lokale gebondenheid.
Ook inhoudelijk is er een duidelijk complementariteit. De gekozen thema’s en doelstellingen van het
LEADER-gebied verschillen van de thema’s en doelstellingen in de Europese Structuurfondsen.
Gelet op de noodzakelijke complementariteit en het belang van het uitsluiten van
dubbelfinanciering, zullen plattelandsacties die zijn uit te voeren met steun vanuit de
structuurfondsen complementair zijn aan de plattelandsacties, die met steun vanuit voorliggende
ontwikkelingsstrategie kunnen worden uitgevoerd.
Voorliggend ontwikkelingsplan en de Europese structuurfondsen raken elkaar expliciet op enkele
domeinen:
- EFRO Doelstelling 2: 2.A.1(2) Prioritaire as: Versterken van het concurrentievermogen van
KMO’s, 2.A.4 (2) Investeringsprioriteit 2.1.: Bevordering van het ondernemerschap door het
vergemakkelijken van economische exploitatie van nieuwe ideeën en door het aanmoedigen van
de oprichting van nieuwe bedrijven, eveneens via starterscentra. 2.1.2. Bevorderen van een
ondernemingsvriendelijk klimaat bij lokale en provinciale besturen.
Complementariteit: Op het vlak van bijvoorbeeld toerisme is duidelijk complementariteit te
vinden met het thema streekidentiteit en vooral met de innovatieve toeristische en recreatieve
producten.
- EFR0 Vl-NL: Biodiversiteit
Complementariteit: de schaalgrootte is sterk verschillend, LEADER kan als een aanzet of kiem
gebruikt worden naar iets groters.
72
- EFRO 2 Zeeën: Specifieke doelstelling 1.3: Bredere ontwikkeling van sociaal-innovatieve -
oplossingen om te komen tot efficiëntere en effectievere lokale producten en diensten gericht op
de grote maatschappelijke uitdagingen in het 2 Zeeën-gebied: gezondheid, demografische
verandering en welzijn, werkloosheid, alsook een inclusieve, innovatieve en veilige samenleving.
“Het Programma zal bijdragen tot de ontwikkeling van sociaal-innovatieve toepassingen door…..
het betrekken van de derde sector en sociale ondernemingen, bedrijfsleven en overheid.”
- NWE : “Landeigenaren” staan vermeld als doelgroep voor het efficiënt omgaan met hulpbronnen
en grondstoffen.
Complementariteit: mogelijk raakpunt met het thema open ruimte, maar de invulling van dit
thema is anders..
- LIFE: in Natuur en biodiversiteit van LIFE zijn de prioriteiten complementair, nl. op de Natura
netwerken en Vogel richtlijn gebieden, ook de “geïntegreerde acties ter verbetering en behoud
van ecosystemen en –diensten” die LIFE voorstaat, kunnen complementair zijn (streefdoel 2; Life,
hier streefdoel 3?).
Complementariteit door de schaalgrootte die absoluut niet te vergelijken is.
De effectieve complementariteit zal worden bewerkstelligd door het inbouwen van een dubbel
toetsingscriterium: zowel inhoudelijk als qua begunstigde, zal er een onderscheid zijn tussen de
plattelandsacties die in de Europese structuurfondsen worden gesteund en de acties die in het kader
van PDPO kunnen uitgevoerd worden. Terwijl de Europese structuurfondsen zich prioritair richten op
economische activiteiten / activiteiten met een duidelijk prioritaire economische finaliteit en
individueel ondernemerschap, zijn de gebiedsgerichte plattelandsacties van PDPO eerder algemeen
gebiedsgerichte initiatieven van onder meer lokale besturen, verenigingen, plattelandsactoren….
Deze complementariteit wordt trouwens gewaarborgd door een vertegenwoordiging voorzien van de
minister bevoegd voor Landbouw of van het beleidsdomein bevoegd voor Landbouw en Visserij in de
Comité van Toezicht van het EFRO-programma en vice versa.
De complementariteit wordt bewaakt door regelmatig overleg tussen de plattelandscoördinator
Provincie Antwerpen, de LEADER-coördinator en de Dienst Europa van de Provincie Antwerpen.
Projectvoorstellen worden in een vroeg stadium verwezen naar het inhoudelijke en qua partnerschap
en geografie meest logische programma. In een goede onderlinge verstandhouding bevorderen de
verschillende programmasecretariaten en de bij de verschillende programma’s betrokken
partnerbesturen de afstemming. Dat doen ze door het organiseren van overleg, door het delen van
informatie op programmaniveau en door het inspelen op de verschillen tussen de programma’s om
73
een zekere afbakening en ‘specialisatie’ te bevorderen. Dergelijke intensieve samenwerking,
afstemming en communicatie en het goede beeld dat bestaat rondom activiteiten leidt ertoe dat
projecten, projectonderdelen of activiteiten van specifieke partners waarin risico’s op
dubbelfinanciering ontstaan, meestal al worden opgespoord in de fase van projectontwikkeling.
3.10. Gelijke Kansen
Armoede is één van de drie gekozen thema’s van de ontwikkelingsstrategie. Dit omvat ook de
premisse van gelijke kansen. De LEADER-groep zal een gelijke kansenbeleid nastreven, zowel in haar
eigen werking als in de projectoproepen ze organiseert. Het gaat dan zowel over gelijke kansen voor
mannen als vrouwen, als voor maatschappelijke achterstandsgroepen als minderheden,
gehandicapten, uitkeringsgerechtigden, allochtonen, ...
De LEADER-groep streeft er ook naar om iedere discriminatie te voorkomen op grond van
bijvoorbeeld geslacht, geloofsovertuiging, handicap, leeftijd, seksuele gerichtheid, ras of etnische
afkomst en dit in alle acties die de LEADER-groep onderneemt.
74
Bibliografie
ADSEI, 2012. Cijfers bevolking en oppervlakte per gemeente.
Booij et al., 2007
D’Haene K, Laurijssens G., Van Gils B., De Blust G., Turkelboom F. (2010) Agrobiodiversiteit. Een steunpilaar voor de 3de generatie agromilieumaatregelen? Rapport Dexia classificatie.2012.
Kabinet Bourgeois. 2012. Interbestuurlijke samenwerkingsverbanden.
Lahr et al. 2005
Lahr et al. 2007b
Leader MarkAante Kempen. Lokale Ontwikkelingsstrategie Leader MarkAante Kempen 2007-2013.
Mathijssen C. (2012). Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië. Horizonten: Cera CVBA
Meul et al. 2004
Provincie Antwerpen. 2012. Dienst Landbouw- en Plattelandsbeleid. Nota gebiedsgericht beleid in de
provincie Antwerpen.
Provincie Antwerpen, dienst landbouw- en plattelandsbeleid. PlattelandsOntwikkelingsPlan Provincie
Antwerpen (2015-2020); Dienst Landbouw-en Plattelandsbeleid. 2013.
Provincie Antwerpen. Website. www.provincieantwerpen.be 2014
Pure Kempen. Websit. www.purekempen.be. 2014
Toerisme Provincie Antwerpen, 2012. Strategisch Plan Antwerpse Kempen 2013-2020. 49p. Toerisme
Provincie Antwerpen vzw.
OECD 2001;
Regio Middenkempen Beweegt! Lokale Ontwikkelingsstrategie 2007-2013.
RESOC Kempen. Streekpact.
Vandenbussche J. (1998). Sociale Uitsluiting in plattelandsgebieden. Brussel: Koning
Boudewijnstichting
Vandenbussche, J.(1999) De andere kant van het platteland: Sociale uitsluiting in
plattelandsgebieden. Alert 25 (1), 51-64
VLM, Vlaams Plattelandsbeleidsplan: Actieprogramma 2013-2015
75
VLM. Website
VLM.2009.
VRIND classificatie.2012.
Wattiez M.(2013) Armoede (op den) buiten. Dossier Campagne Welzijnszorg 2013.
Brussel:Welzijnszorg vzw
76
Bijlage 1: LEADER aanvraagformulier
Vlaams Programmadocument voor Plattelandsontwikkeling (PDPO) 2014-
2020: Maatregel ‘Opmaak Lokale Ontwikkelingsstrategie’(LEADER)
AANVRAAGFORMULIER
Naam Plaatselijke Groep:
LEADER KEMPEN ZUID
Coördinaten contactpersoon:
Peter Bellens
Naam en adres organisatie:
LEADER KEMPEN ZUID
p/a RURANT vzw
Hooibeeksedijk 1
2440 Geel
Telefoon:
014/852707
E-mail:
Rekeningnummer:
IBAN: BE81 7330 2409 4224
BIC: KREDBEBB
77
VERKLARINGEN EN VERBINTENISSEN
De aanvragende instantie: LEADER KEMPEN ZUID
vertegenwoordigd door: BELLENS PETER
in de hoedanigheid van: Voorzitter
Bevestigt de juistheid en de volledigheid van de informatie in deze aanvraag en de bijgevoegde
ontwikkelingsstrategie;
Verklaart kennis genomen te hebben van maatregel ‘Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën’ in het
Programmadocument voor Plattelandsontwikkeling 2014-2020 en het reglement ‘Opmaak lokale
ontwikkelingsstrategieën’;
Verbindt er zich toe, indien het voorstel wordt geselecteerd binnen LEADER:
- de verplichtingen na te komen die bij deelname aan LEADER ontstaan;
- alle vereiste informatie ter beschikking te stellen, die de Vlaamse overheid nodig heeft;
- zowel tijdens als na afloop van de uitvoering van de ontwikkelingsstrategie de nodige schikkingen
te treffen om controle en toezicht op de uitvoering van de ontwikkelingsstrategie mogelijk te
maken. Hierbij wordt vrije toegang verleend tot het grondgebied en de lokalen die met de
uitvoering verband houden en tot alle boekhoudkundige bewijsstukken en documenten, en dit
zowel voor EU ambtenaren, voor Vlaamse ambtenaren als voor provinciale ambtenaren;
- op eenvoudige vraag van de Vlaamse Overheid medewerking te verlenen aan
evaluatieonderzoeken;
- zich te voegen naar en akkoord te gaan met elke wijziging van de verplichtingen die ontstaat door
wijzigingen in de Europese en/of Vlaamse regelgeving.
Datum: 19/12/14
Handtekening: ………………………………….
Top Related