Kinderopvang in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in kaart
Provinciale afdeling Vlaams-Brabant en Brussel
Erik Damen Jessy Vandevelde
Stijn Van Keer
Inhoudstafel 1. Inleiding..................................................................................................................... 3 2. Enkele demografische gegevens (ter situering) ................................................... 4
2.1 Aantal inwoners in de 19 gemeenten van het BHG................................................................... 4 2.2 Aantal kinderen (0 – 3j.) in de 19 gemeenten van het BHG...................................................... 5 2.3 Socio-economische status van de Brusselse gemeenten ....................................................... 6
3. Aanbod van kinderopvang in de 19 gemeenten van het BHG ............................. 8 3.1 Aantal voorzieningen in de 19 gemeenten van het BHG.......................................................... 8 3.2 Algemeen beeld van het aantal opvangplaatsen ...................................................................... 9 3.3 Gesubsidieerde versus zelfstandige opvangsector ............................................................... 14
4. Kinderopvang in BHG: Nader bekeken ................................................................ 16 4.1 Aantal opvangvoorzieningen bij Kind en Gezin...................................................................... 16
4.1.1. Aantal erkende opvangvoorzieningen bij Kind en Gezin ............................................................... 16 4.1.2. Aantal zelfstandige opvangvoorzieningen bij Kind en Gezin ......................................................... 17
4.2 Aantal opvangplaatsen bij Kind en Gezin................................................................................ 18 4.2.1 Totaal aantal kinderopvangplaatsen bij Kind en Gezin.................................................................. 18 4.2.2 Aantal kinderopvangplaatsen erkend en gesubsidieerd door Kind en Gezin................................. 21 4.2.3 Totaal aantal zelfstandige kinderopvangplaatsen onder toezicht van Kind en Gezin .................... 22
4.3 Aantal opvangvoorzieningen bij ONE...................................................................................... 23 4.3.1 Aantal erkende opvangvoorzieningen bij ONE .............................................................................. 23 4.2.4 Aantal zelfstandige opvangvoorzieningen bij ONE ........................................................................ 24
4.4 Aantal opvangplaatsen bij ONE................................................................................................ 25 4.4.1 Totaal aantal kinderopvangplaatsen bij ONE................................................................................. 25 4.4.2 Aantal opvangplaatsen erkend en gesubsidieerd door ONE ......................................................... 26 4.4.3 Aantal zelfstandige opvangplaatsen onder toezicht van ONE ....................................................... 27
4.5 Aantal opvangplaatsen bij Kind en Gezin versus ONE .......................................................... 28 4.5.1 Totaal aantal opvangplaatsen bij Kind en Gezin versus ONE ....................................................... 28 4.5.2 Aantal erkende en gesubsidieerde opvangplaatsen bij Kind en Gezin versus ONE...................... 29 4.5.3 Aantal zelfstandige opvangplaatsen bij Kind en Gezin versus ONE.............................................. 30
4.6 Percentage opvangplaatsen van Kind en Gezin t.o.v. 300000-norm..................................... 31 4.7 Gemiddelde ouderbijdragen bij Kind en Gezin in kinderdagverblijven ................................ 32
5 Besluit...................................................................................................................... 34 5.1 Enkele vaststellingen ................................................................................................................ 34 5.2 Verdere uitdieping ..................................................................................................................... 35
6 Bijlagen.................................................................................................................... 37 6.1 Opvangvormen bij Kind en gezin ............................................................................................. 37
6.1.1 Erkend en gesubsidieerd: .............................................................................................................. 37 6.1.2 Onder toezicht en niet gesubsidieerd ............................................................................................ 37
6.2 Opvangvormen bij ONE............................................................................................................. 38 6.2.1 Erkend en gesubsidieerd ............................................................................................................... 38 6.2.2 Onder toezicht en niet gesubsidieerd. ........................................................................................... 38
6.3 Overzicht kinderopvangplaatsen in de 19 Brusselse gemeenten ......................................... 39
2
1. Inleiding Het voorliggend rapport dient gesitueerd te worden in het opgestarte ondernemingsplan ‘profilering van Kind en Gezin in Brussel’ in 2004, een initiatief genomen binnen de provinciale afdeling Vlaams-Brabant en Brussel. Er werd vooropgesteld om een rapport samen te stellen op basis waarvan de huidige toestand kan geëvalueerd worden en waaruit eventuele (beleidsmatige) voorstellen ter verbetering van de dienstverlening kunnen voortvloeien. Kenmerkend voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) is dat er twee subsidiërende en controlerende overheden zijn, die elk vanuit hun eigen missie het opvanglandschap benaderen. Om een zicht te krijgen op het aantal voorzieningen en opvangplaatsen in Brussel zijn de gegevens van Kind en Gezin en ONE samengebracht. In dit rapport wordt het kinderopvanglandschap in de 19 gemeenten van het BHG in kaart gebracht. Zowel het erkende en gesubsidieerde aanbod als het zelfstandige aanbod bij Kind en Gezin en bij Office de la Naissance et de l’Enfance (ONE) zijn opgenomen. Voorliggend rapport brengt het bestaande kinderopvangaanbod, van zowel Kind en Gezin als ONE gedetailleerd in beeld. Het rapport geeft op gemeentelijk niveau een overzicht van de verschillende opvangvormen in het BHG en bevat (voor het eerst) zowel informatie van Kind en Gezin als van ONE. Om een goed overzicht mogelijk te maken werd in het rapport gebruik gemaakt van tabellen en kaarten, eerder dan de gedetailleerde (ellenlange) excel-lijsten te presenteren. Afkortingen die in de grafieken worden gebruikt , worden achteraan in bijlage verduidelijkt. Het rapport beperkt zich tot een beschrijvende weergave van de huidige situatie. De cijfers die werden opgenomen dateren van 1 juli 2005. Het rapport brengt op gemeentelijk niveau (de 19 gemeenten van het BHG) volgende gegevens in beeld:
- enkele (situerende) demografische gegevens - het aantal voorzieningen in de gemeenten van het BHG, zowel voor Kind en Gezin als voor ONE - het aantal plaatsen in de gemeenten van het BHG, zowel voor Kind en Gezin als voor ONE - het aantal gesubsidieerde plaatsen in de gemeenten van het BHG, zowel voor Kind en Gezin als voor
ONE - het aantal zelfstandige plaatsen in de gemeenten van het BHG, zowel voor Kind en Gezin als voor ONE - de verschillende opvangvormen en hun onderlinge verhoudingen in de gemeenten van het BHG, zowel
voor Kind en Gezin als voor ONE - de kinderopvangsituatie erkend en onder toezicht van Kind en Gezin, gerelateerd aan de 300 000 norm1 - de gemiddelde ouderbijdragen in de gemeenten van het BHG voor de erkende kinderdagverblijven (KDV)
van Kind en Gezin Cijfers van de buitenschoolse opvang zijn nauwelijks in dit rapport verwerkt, omdat er geen eenduidige en vergelijkbare cijfers voorhanden zijn. Enkel de buitenschoolse opvang erkend en gesubsidieerd door Kind en Gezin werd opgenomen. Dit rapport beperkt zich dan ook hoofdzakelijk tot het in kaart brengen van de opvang van kinderen tussen 0 en 3 jaar.
1 De Vlaamse Regering hanteert de 30%-norm ten aanzien van Brussel. Dit betekent dat men 300.000 Brusselaars als het doelpubliek voor het beleid beschouwt (Vlaams Regeerakkoord, 2004).
3
2. Enkele demografische gegevens (ter situering) Het BHG is geen monoliet blok. In tegendeel, de 19 Brusselse gemeenten verschillen in grootte, inwonersaantallen, socio-economische kenmerken, etc. Deze verschillen vinden (logischerwijs) hun weerslag op de sector kinderopvang. Vooraleer het aanbod aan kinderopvang in beeld te brengen, wordt een overzicht gegeven van de inwonersaantallen, het aantal kinderen (0 – 3j.) en de socio-economische status van de verschillende gemeenten van het BHG. 2.1 Aantal inwoners in de 19 gemeenten van het BHG Kaart 1: aantal inwoners per gemeente in het BHG op 1 januari 2004
Bron: NIS (2004) Cartografie: Sabine Drieskens, Scientific Institut of Public Health, Department of Epidemiology De 19 gemeenten in het BHG verschillen onderling sterk in hun inwonersaantal. Brussel-stad, Schaarbeek en Anderlecht hebben het hoogste bevolkingsaantal. Koekelberg, St. Agatha-Berchem, Ganshoren, St. Joost-ten Node en Watermaal-Bosvoorde hebben een inwonersaantal onder de 25.000.
4
2.2 Aantal kinderen (0 – 3j.) in de 19 gemeenten van het BHG Kaart 2: procentueel aandeel van kinderen 0-3 jaar t.o.v. de totale bevolking per 1 januari 2004
Bron: CBGS (2004) Cartografie: Sabine Drieskens, Scientific Institut of Public Health, Department of Epidemiology Deze kaart toont duidelijk aan dat de gemeenten met een hoog aandeel jonge kinderen vooral in het noordwesten van het BHG gelegen zijn. Bovendien is het aandeel van jonge kinderen (0 – 3 jarigen) in het BHG veel hoger dan in de rest van Vlaanderen. In het BHG bedraagt het aandeel kinderen van 0 tot 3 jaar gemiddeld 4,21, in Vlaanderen is dit 3,02. Vooral de gemeenten Molenbeek (5,58), Schaarbeek (5,09) en St. Joost-ten Node (5,40) steken er bovenuit. De zuidoostelijke gemeenten (om. Watermaal-Bosvoorde, Oudergem, Elsene, Ukkel, de Woluwes) benaderen het Vlaamse gemiddelde (tussen de 3 en 3,50).
5
2.3 Socio-economische status van de Brusselse gemeenten Om enige vergelijkingsbasis te krijgen met de socio-economische status van de gemeenten waarin de kinderopvanginitiatieven zich bevinden, hebben we gebruik gemaakt van de ‘townsend-score’ verschenen in het rapport ‘Gezondheidsindicatoren BHG 2004’ door het Observatorium voor gezondheid en welzijn Brussel. In dit rapport wordt de gemiddelde socio-economische status van de gemeente bepaald door het samenstellen van cijfers omtrent gemiddeld inkomen, het minimuminkomen en de werkloosheidsgraad en hetgeen verwerkt werd tot een clustervariabele. Deze clustervariabele geeft een goede indicatie weer van de ‘rijkdom’ (van de inwoners) van de gemeenten in het BHG in onderlinge vergelijking. Hoe hoger de berekende ‘townsend-score’, hoe armer de (inwoners van de) gemeente. Kaart 3 geeft deze ‘townsend-score’ voor de gemeenten in het BHG weer. Kaart 3: Gemiddelde socio-economische status van de gemeente t.o.v. andere gemeenten in BHG
Bron: Observatorium voor Gezondheid en Welzijn (2004) Cartografie: Sabine Drieskens, Scientific Institut of Public Health, Department of Epidemioly
6
Uit kaart 2 en kaart 3 blijkt dat de gemeenten met het hoogste aantal kinderen tussen 0 en 3 jaar, tevens de gemeenten zijn met de laagste socio-economische status (hoogste townsend-score). In de ‘buurtatlas’ 2 worden meerdere indicatoren (sociaal-economische, geografische,…) op gemeentelijk en buurtniveau voorgesteld die een beeld vormen van de context waarin de kinderen en hun gezinnen in deze gemeenten leven.
2 Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (2005). Buurtatlas van de bevolking van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij de aanvang van de 21e eeuw.
7
3. Aanbod van kinderopvang in de 19 gemeenten van het BHG Kinderopvang is een gemeenschapsmaterie, waardoor in het BHG de twee gemeenschappen (Vlaamse en Franse gemeenschap) bevoegd en verantwoordelijk zijn voor het beleid, het aanbieden en het controleren van kinderopvang. Deze specifieke situatie, eigen aan de Belgische staatsstructuur , zorgt ervoor dat er niet alleen verschillen zijn in voorzieningstypes, maar ook verschillen in voorwaarden voor het aanbieden van opvang, verschillen in controle, verschillen in (pedagogische) accenten, … . In dit hoofdstuk willen we de focus leggen op het aantal opvangplaatsen in het BHG en dus zowel de plaatsen onder toezicht van en erkend en/of gesubsidieerd door K&G als ONE worden gezamenlijk voorgesteld. In bijlage wordt dezelfde oefening per gemeente gemaakt hetgeen een gedetailleerd gemeentelijk overzicht van het bestaande kinderopvangaanbod weergeeft. 3.1 Aantal voorzieningen in de 19 gemeenten van het BHG Figuur 1: Aantal voorzieningen in het BHG
10
51
5
101
33
4
14
0
32
85
2431
35
24
104
0
20
40
60
80
100
120
O.O.
-dien
st
Erk.
KDV
I.B.O
.
crèch
e
Prég
ardie
nnat
Maiso
n com
m. d'
acce
ull
acc.
Conc
enc.
Extra
Sco
l.
Z.O.
O MC
Z-KD
V
ARGO
Acc.
auton
omes
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
zelfstandig
erkend en gesubsidieerd
Bron: Kind en Gezin & ONE (2005) Figuur 1 geeft het aantal kinderopvangvoorzieningen in het BHG weer. Uit de figuur valt, de grote mate aan diversiteit in verschillende opvangvormen, op. De verschillen doen zich voor op regelgevend vlak (Kind en Gezin, ONE), op het al dan niet gesubsidieerd zijn, op het aantal aan opvangplaatsen (gezinsopvang, groepsopvang), op de omkadering, op organiserende besturen, etc. Als bijlage (6.1 en 6.2) worden al deze verschillende opvangvoorzieningen nader toegelicht.
8
3.2 Algemeen beeld van het aantal opvangplaatsen Op 1 juli 2005 waren er in de 19 Brusselse gemeenten 13.811 plaatsen (gesubsidieerde en zelfstandige sector). Kind en gezin en ONE telden respectievelijk 5.972 (43,2%) en 7.930 (57,4%) plaatsen. Een aantal van deze plaatsen staan onder dubbel toezicht, nl. 91 bij Kind en Gezin en 84 bij ONE. Deze dubbeltellingen zijn uitgezuiverd. De verschillen zijn te verklaren door verschillen in capaciteitsbepaling. Figuur 2: aantal opvangplaatsen in absolute aantallen in de 19 gemeenten van het BHG (Kind en Gezin en ONE)
0
500
1.000
1.500
2.000
2.500
3.000
3.500
Ande
rlech
t
Brus
sel
Else
ne
Etter
beek
Ever
e
Gans
hore
n
Jette
Koek
elber
g
Oude
rgem
Scha
arbe
ek
St.A
gath.
-Ber
ch.
St. G
illis
St.Ja
ns-M
olenb
.
St.Jo
ost-t
-Nod
e
St.La
mbr.-
Wol.
St.P
ieter
s-Wol.
Ukke
l
Vorst
Wate
rm.-B
osv.
DubbeltellingenTotaal aantal ONE min dubbeltellingenTotaal aantal Kind en Gezin min dubbeltellingen
Bron: Kind en Gezin en ONE (2005) Figuur 2 toont het aantal opvangplaatsen in absolute aantallen in BHG. Deze absolute cijfers geven een beeld van de verdeling van plaatsen in de verschillende gemeenten van het gewest.
9
Tabel 1: percentage opvangplaatsen in de 19 gemeenten van het BHG (Kind en Gezin en ONE) % Kind en Gezin % ONE Anderlecht 49,8% 50,2% Brussel 54,0% 46,0% Elsene 23,9% 76,1% Etterbeek 42,5% 57,5% Evere 48,2% 51,8% Ganshoren 58,9% 41,1% Jette 54,6% 45,4% Koekelberg 50,4% 49,6% Oudergem 61,2% 38,8% Schaarbeek 42,6% 57,4% Sint-Agatha-Berchem 67,0% 33,0% Sint-Gillis 38,6% 61,4% Sint-Jans-Molenbeek 57,8% 42,2% Sint-Joost-Ten-Node 14,6% 85,4% Sint-Lambrechts-Woluwe 25,5% 74,5% Sint-Pieters-Woluwe 26,9% 73,1% Ukkel 31,3% 68,7% Vorst 20,9% 79,1% Watermaal-Bosvoorde 45,2% 54,8% Brussels Hoofdstedelijk Gewest 42,8% 57,2% Bron: Kind en Gezin en ONE Terwijl in figuur 2 de absolute aantallen weergegeven werden, geeft tabel 1, Figuur 3 en Kaart 4 een overzicht van het procentueel aandeel van het aantal opvangplaatsen in de 19 gemeenten van het BHG die onder toezicht staan of erkend/gesubsidieerd zijn bij respectievelijk Kind en Gezin en ONE. Het procentueel aandeel (tabel 1) dat Kind en Gezin heeft in het aantal opvangplaatsen in het BHG is relatief hoog (42.8%). Er zijn ook zeer grote verschillen tussen de gemeenten onderling (14.6% - 67.0%). In het volgende hoofdstuk wordt er een meer gedetailleerde analyse over het opvangaanbod gemaakt.
10
Figuur 3: aantal opvangplaatsen per 100 kinderen (0 tot 3 jaar) in de 19 gemeenten van het BHG.
0,00
10,00
20,00
30,00
40,00
50,00
60,00
70,00AN
DERL
ECHT
BRUS
SEL
ELSE
NE
ETTE
RBEE
K
EVER
E
GANS
HORE
N
JETT
E
KOEK
ELBE
RG
OUDE
RGEM
SCHA
ARBE
EK
SINT
-AGA
THA-
BERC
HEM
SINT
-GILL
IS
SINT
-JANS
-MOL
ENBE
EK
SINT
-JOOS
T-TE
N-NO
DE
SINT
-LAM
BREC
HTS-
WOL
UWE
SINT
-PIE
TERS
-WOL
UWE
UKKE
L
VORS
T
WAT
ERMA
AL-B
OSVO
ORDE
Kind en Gezin ONE
Bron: Kind en Gezin en ONE (2005) Figuur 3 geeft een overzicht over het aantal opvangplaatsen per 100 kinderen (0 – 3 jaar). De gemeenten Oudergem, St. Lambrechts-Woluwe, Ukkel en Etterbeek vallen op door een hoog relatief aantal opvangplaatsen (meer dan 50 plaatsen per 100 kdn./3j.). Tevens heeft Brussel-stad (47,93), de gemeente met het hoogste aantal inwoners, relatief gezien een hoog aantal opvangplaatsen op haar grondgebied. De gemeenten Koekelberg, St-Jans-Molenbeek, St. Joost-ten Node en Schaarbeek daarentegen hebben een eerder gering aantal opvangplaatsen. Deze cijfers hebben het bijkomend voordeel dat ze gerelateerd kunnen worden aan de Barcelona-norm3 (als referentiepunt 33%). In 2004 bereikte het Vlaams gewest 34.6%4. Op 1 juli 2005 behaalde het BHG 32.8%. 3 Een Europese norm (van de Raad van Europa) die aanbeveelt dat lidstaten van de EU tegen 2010 kinderopvang dienen te voorzien voor 33% van alle kinderen tussen 0 en 3 jaar. 4 Kind en Gezin (2004), Jaarverslag Kinderopvang.
11
Kaart 4: aantal opvangplaatsen in verhouding tot het aantal kinderen (0-3j.)
Bron: Kind en Gezin en ONE Cartografie: Sabine Drieskens, Scientific Institut of Public Health, Department of Epidemiology Uit deze kaart valt op te maken dat een relatief hoog aantal plaatsen in de kinderopvang vooral terug te vinden is in de zuid-oostelijke gemeenten van het BHG (Ukkel, Oudergem, Sint-Lambrechts-Woluwe, Etterbeek, Elsene,…). De westelijke gemeenten hebben minder dan 33% plaatsen en een aantal centraal gelegen gemeenten, uitgezonderd Brussel zelf, zelfs onder de 20%. Indien dit gerelateerd wordt aan het aandeel van de jonge kinderen (0 – 3 j.) in de gemeente (cfr. kaart 2) dan kan men vaststellen dat er in de gemeenten met een relatief hoog aandeel van jonge kinderen (0- 3j.) relatief gezien minder plaatsen in de kinderopvang aanwezig zijn. Het valt ook op dat de gemeenten met een hoge socio-economische status (cfr. kaart 3), beschikken over een hoog aantal opvangplaatsen en tevens de gemeenten zijn met het laagst aantal kinderen tussen 0 en 3 jaar.
12
De gemeenten met de laagste socio-economische status (bijv. Sint-Joost-ten-Node en Sint-Jans-Molenbeek) beschikken relatief gezien over minder kinderopvangplaatsen.
13
3.3 Gesubsidieerde versus zelfstandige opvangsector Het opvangaanbod wordt gerealiseerd door initiatieven die werken op zelfstandige basis en initiatieven die gesubsidieerd worden. Een initiatief dat opvang aanbiedt op zelfstandige basis ontvangt geen subsidies van de bevoegde overheid (op basis van bijkomende voorwaarden is er wel een (beperkte) financiële tegemoetkoming mogelijk). Een dergelijk initiatief is voor de continuïteit van haar werking afhankelijk van andere middelen. In de praktijk is een zelfstandig initiatief voor haar inkomsten afhankelijk van de ouderbijdragen die geïnd worden. De prijs van de ouderbijdrage wordt bepaald op basis van het marktmechanisme. De erkende opvangsector daarentegen wordt in haar werking gesubsidieerd door haar bevoegde overheid. De erkende opvangvoorzieningen hanteren dan ook ouderbijdragen die opgelegd worden door de bevoegde overheid (op basis van het inkomen van de ouders). Het spreekt voor zich dat de erkende opvangsector beduidend meer overheidsmiddelen ontvangt. De subsidiërende overheid kan in haar subsidiëringsbeleid prioriteiten en voorrangsregels vastleggen, zoals toegankelijkheid van de kinderopvang, betaalbare opvang voor kwetsbare groepen, … . In BHG wordt het huidige opvangaanbod in 2005 voor slechts 59% (inclusief de RAGO-crèches) gerealiseerd door de erkende sector. In Vlaanderen is dit ruim 2/3 van het aanbod. Figuur 4: Het aandeel van de zelfstandige, erkende sector en totaal aantal plaatsen per 100 kdn (0-3j.)
0,00
10,00
20,00
30,00
40,00
50,00
60,00
70,00
ANDE
RLEC
HT
BRUS
SEL
ELSE
NE
ETTE
RBEE
K
EVER
E
GANS
HORE
N
JETT
E
KOEK
ELBE
RG
OUDE
RGEM
SCHA
ARBE
EK
SINT
-AGA
THA-
BERC
HEM
SINT
-GILL
IS
SINT
-JANS
-MOL
ENBE
EK
SINT
-JOOS
T-TE
N-NO
DE
SINT
-LAM
BREC
HTS-
WOL
UWE
SINT
-PIE
TERS
-WOL
UWE
UKKE
L
VORS
T
WAT
ERMA
AL-B
OSVO
ORDE
TOTA
AL
tot. zelfst (K&G -RAGO + ONE) per 100kdn (0-3j.)
tot. Erk. (K&G +RAGO + ONE) per 100kdn (0-3j.)
Bron: Kind en Gezin en ONE
14
De kinderdagverblijven van de RAGO (Raad van het Gemeenschapsonderwijs) werden bij de cijfers van de gesubsidieerde sector meegerekend. Deze voorzieningen worden niet gesubsidieerd door Kind en Gezin maar beschikken, zoals zelfstandige voorzieningen, over een attest van toezicht,maar aangezien ze gefinancierd worden vanuit het gemeenschapsonderwijs, worden ze in dit rapport bij de gesubsidieerde sector gerekend. Ook in deze voorziening betalen de ouders een dagprijs op basis van het gezinsinkomen. Het aandeel van RAGO-plaatsen is zeer aanzienlijk, nl. 895 plaatsen. Dit is 12,5% van de opvangplaatsen in het BHG onder toezicht van Kind en Gezin. Het aandeel van de zelfstandige sector in BHG bedraagt 40,9%. Indien de RAGO-creches bij de zelfstandige sector opgeteld worden dan komt de verhouding te liggen op 52.6% voor de erkende sector en 47.4% voor de zelfstandige sector. In vergelijking met Vlaanderen is het aandeel van de zelfstandige sector in het BHG substantieel hoger Het aandeel van de zelfstandige sector is vooral hoog in de gemeenten Oudergem, Etterbeek en Brussel (hoger aandeel dan erkende sector). Ondermeer de zelfstandige kinderdagverblijven van de Europese gemeenschap spelen hierbij een rol .Opvallend is ook dat in de gemeenten met een beperkt aantal plaatsen, de zelfstandige sector eerder beperkt vertegenwoordigd is (St. Joost-ten- Node, St. Jans- Molenbeek en Evere).
15
4. Kinderopvang in BHG: Nader bekeken Tot nog toe is het aanbod bekeken vanuit zijn totaliteit. In het volgende gedeelte wordt een opsplitsing gemaakt tussen de twee subsidiërende en controlerende overheden (Kind en Gezin – ONE) . De Vlaamse Gemeenschap hanteert voor Brussel in haar subsidiëringpolitiek de zogenaamde 300.000-norm. Ze beoogt in haar dienstverlening het bereik van 300.000 Brusselaars (ongeveer 30% van de bevolking in het BHG). Vanuit deze opdracht die de Vlaamse Gemeenschap zich toemeet, worden hieronder de verschillende facetten van het opvangbeleid in beeld gebracht. Zoals in de inleiding aangehaald werd, zijn er weinig éénduidige en vergelijkbare gegevens beschikbaar over het aanbod aan buitenschoolse opvang. In dit rapport wordt de vermelding van buitenschoolse opvang beperkt tot de IBO’s. 4.1 Aantal opvangvoorzieningen bij Kind en Gezin 4.1.1. Aantal erkende opvangvoorzieningen bij Kind en Gezin Figuur 5: aantal voorzieningen erkend door Kind en Gezin
0
2
4
6
8
10
12
ANDE
RLEC
HT
BRUS
SEL
ELSE
NE
ETTE
RBEE
K
EVER
E
GANS
HORE
N
JETT
E
KOEK
ELBE
RG
OUDE
RGEM
SCHA
ARBE
EK
SINT
-AGA
THA-
BERC
HEM
SINT
-GILL
IS
SINT
-JANS
-MOL
ENBE
EK
SINT
-JOOS
T-TE
N-NO
DE
SINT
-LAM
BREC
HTS-
WOL
UWE
SINT
-PIE
TERS
-WOL
UWE
UKKE
L
VORS
T
WAT
ERMA
AL-B
OSVO
ORDE
O.O. aangesloten bij DVO Erk. KDV I.B.O.
Bron: Kind en Gezin (2005) Figuur 5 toont het aantal voorzieningen dat erkend en gesubsidieerd worden door Kind en Gezin. Het valt op dat er zeer weinig aangesloten onthaalouders zijn. Het volledige BHG telt amper 10 onthaalouders aangesloten bij een dienst voor opvanggezinnen. Tevens zijn er slechts 5 IBO’s in 4 gemeenten actief.
16
Zes gemeenten hebben één erkend KDV en de gemeente Koekelberg heeft als enige geen enkele voorziening gesubsidieerd door Kind en Gezin. 4.1.2. Aantal zelfstandige opvangvoorzieningen bij Kind en Gezin Wat de zelfstandige voorzieningen betreft, ziet het opvanglandschap in het BHG er helemaal anders uit. Enerzijds is het aandeel van de zelfstandige opvang hoger dan in Vlaanderen. Anderzijds valt het te noteren dat deze zelfstandige opvangvoorzieningen in belangrijke mate onder het toezicht van Kind en Gezin ressorteren. Verschillen in regelgeving, controle, dienstverlening worden hiervoor als redenen aangehaald.5Bij deze gegevens worden de RAGO-crèches terug opgenomen bij de cijfers van de voorzieningen met ‘attest van toezicht’ van Kind en Gezin. Figuur 6: aantal zelfstandige opvangvoorzieningen onder toezicht van Kind en Gezin in het BHG
02468
101214161820
ANDE
RLEC
HT
BRUS
SEL
ELSE
NE
ETTE
RBEE
K
EVER
E
GANS
HORE
N
JETT
E
KOEK
ELBE
RG
OUDE
RGEM
SCHA
ARBE
EK
SINT
-AGA
THA-
BERC
HEM
SINT
-GILL
IS
SINT
-JANS
-MOL
ENBE
EK
SINT
-JOOS
T-TE
N-NO
DE
SINT
-LAM
BREC
HTS-
WOL
UWE
SINT
-PIE
TERS
-WOL
UWE
UKKE
L
VORS
T
Z .O .O M C Z-KDV RAG O
Bron: Kind en Gezin Uit figuur 6 blijkt dat ook binnen de zelfstandige opvangsector, het aandeel van de gezinsopvang (zelfstandige onthaalouders, max. 7 pl.) eerder beperkt is in het BHG. Vooral de mini-crèche (8 – 22pl.) is de meest frequente opvangvorm.
5 Cartografie van de Vlaamse voorschoolse kinderopvang in Brussel, UGent 2005.
17
Zoals reeds eerder aangehaald, is het aandeel van de RAGO-crèches (gesubsidieerd vanuit onderwijs, maar onder toezicht van Kind en Gezin) zeer belangrijk in dit zelfstandig aanbod (12,5% van de zelfstandige opvangplaatsen onder toezicht van Kind en Gezin). De gemeenten Anderlecht, Oudergem, Schaarbeek en Ukkel springen in het oog door hun hoog aantal mini-crèches. Etterbeek en vooral Brussel beschikken over een aantal zelfstandige kinderdagverblijven (ZKDV) (meer dan 23 pl.). 4.2 Aantal opvangplaatsen bij Kind en Gezin Het aantal plaatsen in een gemeente geeft een (duidelijker) beeld over de effectieve aanwezigheid van kinderopvang. In de onderstaande figuren worden deze gegevens in beeld gebracht voor Kind en Gezin en ONE. 4.2.1 Totaal aantal kinderopvangplaatsen bij Kind en Gezin Figuur 7: het aantal opvangplaatsen in absolute aantallen erkend of onder toezicht van Kind en Gezin (0-3 j.)
0
200
400
600
800
1.000
1.200
1.400
1.600
1.800
ANDE
RLEC
HT
BRUS
SEL
ELSE
NE
ETTE
RBEE
K
EVER
E
GANS
HORE
N
JETT
E
KOEK
ELBE
RG
OUDE
RGEM
SCHA
ARBE
EK
SINT
-AGA
THA-
BERC
HEM
SINT
-GILL
IS
SINT
-JANS
-MOL
ENBE
EK
SINT
-JOOS
T-TE
N-NO
DE
SINT
-LAM
BREC
HTS-
WOL
UWE
SINT
-PIE
TERS
-WOL
UWE
UKKE
L
VORS
T
WAT
ERMA
AL-B
OSVO
ORDE
ERKENDE opvangplaatsen dagopvang + RAGOZELFSTANDIGE opvangplaatsen dagopvang -RAGO
Bron: Kind en Gezin (2005) Figuur 7 toont aan dat Brussel (logischerwijs) het hoogst aantal opvangplaatsen aanbiedt, waarbij het aandeel van de zelfstandige sector zeer aanzienlijk is (cfr. infra). Anderzijds valt op dat eerder kleinere gemeenten (Oudergem, Etterbeek) ongeveer evenveel opvangplaatsen aanbieden dan de meer bevolkingsrijke gemeenten (Schaarbeek, Anderlecht). Figuur 8 geeft hiertoe een eenduidigere vergelijkingsbasis.
18
Figuur 8: het aantal opvangplaatsen per 100 kinderen (0-3j) erkend of onder toezicht van Kind en Gezin
0,00
5,00
10,00
15,00
20,00
25,00
30,00
35,00
40,00
45,00AN
DERL
ECHT
BRUS
SEL
ELSE
NE
ETTE
RBEE
K
EVER
E
GANS
HORE
N
JETT
E
KOEK
ELBE
RG
OUDE
RGEM
SCHA
ARBE
EK
SINT
-AGA
THA-
BERC
HEM
SINT
-GILL
IS
SINT
-JANS
-MOL
ENBE
EK
SINT
-JOOS
T-TE
N-NO
DE
SINT
-LAM
BREC
HTS-
WOL
UWE
SINT
-PIE
TERS
-WOL
UWE
UKKE
L
VORS
T
WAT
ERMA
AL-B
OSVO
ORDE
zelfst. K&G (-RAGO) plaatsen per 100kdn (0-3j.)
erkende K&G (+RAGO) plaatsen per 100 kdn (0-3j.)
Bron: Kind en Gezin (2005) Het hoge aantal opvangplaatsen erkend of onder toezicht van Kind en Gezin in Oudergem, Brussel en Etterbeek wordt vooral bekomen door het grote aandeel van de zelfstandige sector. In Oudergem (63) en Etterbeek (89) hebben de zelfstandige kinderdagverblijven van de Europese gemeenschap of de Europese Commissie een belangrijk aandeel hierbij. In Brussel (644) zijn veel meer dan de helft van de zelfstandige opvangplaatsen te danken aan de opvang georganiseerd door en voor de Europese gemeenschap of de Europese Commissie (zie figuur 9). Op uitzondering van St. Joost-ten-Node hebben de kleinere gemeenten (St. Agatha-Berchem, Ganshoren, Oudergem, Watermaal-Bosvoorde) van het BHG relatief gezien een aanzienlijk aandeel van de erkende en onder toezicht staande voorzieningen bij K&G op hun grondgebied. Deze cijfers refereren naar de totale bevolking in het BHG. In een volgend hoofdstuk worden de cijfers gerelateerd aan de 300 000 norm. Zoals reeds eerder aangehaald worden de opvangplaatsen gecreëerd door de RAGO-crèches bij de erkende sector geteld. Het aandeel van deze RAGO–crèches is vooral terug te vinden in de gemeenten St.-Gillis, St.-Agatha-Berchem en Oudergem. In figuur 11 wordt het aantal opvangplaatsen in de RAGO-crèches en de kinderdagverblijven van de Europese Gemeenschap (EG) of Europese Commissie (EC) per gemeente weergegeven samen met het totaal aantal opvangplaatsen (erkend en zelfstandig) bij Kind en gezin.
19
Figuur 9: aantal plaatsen in RAGO-crèches en kinderdagverblijven van de Europese Gemeenschap en Commissie en het totaal aantal opvangplaatsen bij Kind en Gezin
0
200
400
600
800
1.000
1.200
1.400
1.600
1.800AN
DERL
ECHT
BRUS
SEL
ELSE
NE
ETTE
RBEE
K
EVER
E
GANS
HORE
N
JETT
E
KOEK
ELBE
RG
OUDE
RGEM
SCHA
ARBE
EK
SINT
-AGA
THA-
BERC
HEM
SINT
-GILL
IS
SINT
-JANS
-MOL
ENBE
EK
SINT
-JOOS
T-TE
N-NO
DE
SINT
-LAM
BREC
HTS-
WOL
UWE
SINT
-PIE
TERS
-WOL
UWE
UKKE
L
VORS
T
WAT
ERMA
AL-B
OSVO
ORDE
RAGO EG Totaal aantal opvangplaatsen dagopvang
Bron: Kind en Gezin (2005) De RAGO-crèches en de kinderdagverblijven van de Europese Gemeenschap en Commissie (Brussel, Etterbeek en Oudergem) hebben een aanzienlijk aandeel in het totaal aantal dagopvangplaatsen in Brussel. Zeker het aandeel in Brussel van de opvang door de EG en EC is aanzienlijk (meer dan de helft van de beschikbare opvangplaatsen). De RAGO-crèches bijvoorbeeld zijn verantwoordelijk voor 12,5% van het totaal aantal plaatsen. Bij de kinderdagverblijven van de Europese Gemeenschap en Commissie zitten ook een aantal buitenschoolse opvangplaatsen verrekend, hetgeen een (licht) vertekend beeld geeft. 4.2.2
20
Aantal kinderopvangplaatsen erkend en gesubsidieerd door Kind en Gezin Figuur 10: aantal opvangplaatsen erkend en gesubsidieerd door Kind en Gezin
050
100150200250300350400450500
ANDE
RLEC
HT
BRUS
SEL
ELSE
NE
ETTE
RBEE
K
EVER
E
GANS
HORE
N
JETT
E
KOEK
ELBE
RG
OUDE
RGEM
SCHA
ARBE
EK
SINT
-AGA
THA-
BERC
HEM
SINT
-GILL
IS
SINT
-JANS
-MOL
ENBE
EK
SINT
-JOOS
T-TE
N-NO
DE
SINT
-LAM
BREC
HTS-
WOL
UWE
SINT
-PIE
TERS
-WOL
UWE
UKKE
L
VORS
T
WAT
ERMA
AL-B
OSVO
ORDE
O.O.-dienst
Erk. KDV
I.B.O.
Bron: Kind en Gezin (2005) Brussel heeft het hoogste aantal erkende opvangplaatsen. Bij de middelgrote Brusselse gemeenten hebben St. Jans-Molenbeek, Anderlecht en Jette het meest erkende opvangplaatsen bij Kind en Gezin. Logischerwijs hebben de kleinere Brusselse gemeenten minder (erkende) opvangplaatsen. De gemeente Koekelberg heeft geen erkende opvangplaatsen bij Kind en Gezin. Wat betreft de IBO-plaatsen wordt een deel van de erkende plaatsen zowel door het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten (FCUD) als door Kind en Gezin gesubsidieerd. 4.2.3
21
Totaal aantal zelfstandige kinderopvangplaatsen onder toezicht van Kind en Gezin Figuur 11: aantal zelfstandige plaatsen onder toezicht van Kind en Gezin6
0
20
40
60
80
100
120
140
160
ANDE
RLEC
HT
BRUS
SEL
ELSE
NE
ETTE
RBEE
K
EVER
E
GANS
HORE
N
JETT
E
KOEK
ELBE
RG
OUDE
RGEM
SCHA
ARBE
EK
SINT
-AGA
THA-
BERC
HEM
SINT
-GILL
IS
SINT
-JANS
-MOL
ENBE
EK
SINT
-JOOS
T-TE
N-NO
DE
SINT
-LAM
BREC
HTS-
WOL
UWE
SINT
-PIE
TERS
-WOL
UWE
UKKE
L
VORS
T
WAT
ERMA
AL-B
OSVO
ORDE
Z.O.O MC Z-KDV RAGO
Bron: Kind en Gezin (2005) De meeste plaatsen in de zelfstandige sector zijn terug te vinden in de mini-creches. De gemeente Anderlecht spant de kroon met 257 plaatsen in mini-creches. Ook Oudergem, Schaarbeek en Ukkel hebben veel plaatsen in mini-creches. Brussel bezit 1126 zelfstandige opvangplaatsen, waarvan 1029 in ZKDV. Dit cijfer is vooral te verklaren door de ZKDV van de Europese gemeenschap. Op dezelfde manier dienen de cijfers van de gemeenten Oudergem en Etterbeek (ook invloed van Europese gemeenschap) geïnterpreteerd te worden. De RAGO creches zijn in 17 van de 19 gemeenten terug te vinden (behalve Anderlecht en St. Joost-ten Node), en zijn relatief gezien sterk vertegenwoordigd in Oudergem, Schaarbeek en Ukkel.
6 In absolute aantallen beschikken Anderlecht en Brussel over heel wat meer plaatsen dan andere gemeenten. Anderlecht beschikt over 256 plaatsen in minicrèches en Brussel heeft 1026 plaatsen in zelfstandige kinderdagverblijven. Om de grafiek leesbaar te houden werd de grafiekas ingekort. Dit is geen correcte weergave. In de toekomst zou het werken met een breuklijn een goed alternatief zijn.
22
4.3 Aantal opvangvoorzieningen bij ONE 4.3.1 Aantal erkende opvangvoorzieningen bij ONE Figuur 12: Voorzieningen erkend door ONE
0
5
10
15
20
25
ANDE
RLEC
HT
BRUS
SEL
ELSE
NE
ETTE
RBEE
K
EVER
E
GANS
HORE
N
JETT
E
KOEK
ELBE
RG
OUDE
RGEM
SCHA
ARBE
EK
SINT
-AGA
THA-
BERC
HEM
SINT
-GILL
IS
SINT
-JANS
-MOL
ENBE
EK
SINT
-JOOS
T-TE
N-NO
DE
SINT
-LAM
BREC
HTS-
WOL
UWE
SINT
-PIE
TERS
-WOL
UWE
UKKE
L
VORS
T
WAT
ERMA
AL-B
OSVO
ORDE
CrèchePrégardiennatMaison comm. d'acceullAcc. conven.Extra Scol.
Bron: ONE (2005) Figuur 12 geeft het aantal erkende voorzieningen bij ONE gedetailleerd weer. Opvallend hier zijn er nauwelijks onthaalouders aangesloten bij een dienst (Accueillante d’enfants conventionné) terug te vinden. Vooral de crèches (0 – 3j. cap. 18 – 48pl) en prégardiennats (18mnd – 3j. cap 18 – 48pl) zijn in het erkende opvanglandschap aanwezig. De crèches zijn in alle gemeenten van het BHG terug te vinden. De andere opvangvormen komen eerder in beperkte mate voor. In enkele gemeenten is er een duidelijke aanwezigheid van prégardiennats.
23
4.2.4 Aantal zelfstandige opvangvoorzieningen bij ONE Figuur 13: aantal zelfstandige voorzieningen onder toezicht van ONE
0
2
4
6
8
10
12
14
ANDE
RLEC
HT
BRUS
SEL
ELSE
NE
ETTE
RBEE
K
EVER
E
GANS
HORE
N
JETT
E
KOEK
ELBE
RG
OUDE
RGEM
SCHA
ARBE
EK
SINT
-AGA
THA-
BERC
HEM
SINT
-GILL
IS
SINT
-JANS
-MOL
ENBE
EK
SINT
-JOOS
T-TE
N-NO
DE
SINT
-LAM
BREC
HTS-
WOL
UWE
SINT
-PIE
TERS
-WOL
UWE
UKKE
L
VORS
T
WAT
ERMA
AL-B
OSVO
ORDE
Acc. autonomes Haltes-Garderies Maison d'enfants
Bron: ONE (2005) Het aandeel van het aantal zelfstandige gezinsopvang (accueillante d’enfants autonomes) is verwaarloosbaar t.o.v. het totaal aantal opvangplaatsen. De Haltes-Garderies staan in voor de occasionele opvang en hebben geen Vlaamse tegenhanger. La maison d’enfants (9 – 24pl.) (deze opvangvorm is enigszins vergelijkbaar met de mini-crèche) is ook bij ONE de meest frequente opvangvorm.
24
4.4 Aantal opvangplaatsen bij ONE 4.4.1 Totaal aantal kinderopvangplaatsen bij ONE Figuur 14: het totaal, erkende en zelfstandige opvangplaatsen erkend of onder toezicht van ONE per 100 kinderen (0-3j)
0,00
5,00
10,00
15,00
20,00
25,00
30,00
35,00
40,00
45,00
ANDE
RLEC
HT
BRUS
SEL
ELSE
NE
ETTE
RBEE
K
EVER
E
GANS
HORE
N
JETT
E
KOEK
ELBE
RG
OUDE
RGEM
SCHA
ARBE
EK
SINT
-AGA
THA-
BERC
HEM
SINT
-GILL
IS
SINT
-JANS
-MOL
ENBE
EK
SINT
-JOOS
T-TE
N-NO
DE
SINT
-LAM
BREC
HTS-
WOL
UWE
SINT
-PIE
TERS
-WOL
UWE
UKKE
L
VORS
T
WAT
ERMA
AL-B
OSVO
ORDE
TOTA
AL
zelfst. ONE plaatsen per 100 kdn (0-3j.)
erkende ONE plaatsen per 100 kdn (0-3j.)
Bron: ONE (2005) Uit deze grafiek blijkt dat ONE vooral instaat voor de erkende opvangplaatsen. Het aandeel van de zelfstandige sector is beduidend lager dan bij Kind en Gezin en vertoont een ongelijke verdeling over de verschillende gemeenten. Een relatief sterk aandeel van de zelfstandige sector onder toezicht van ONE is vooral terug te vinden bij de gemeenten Ukkel, St. Lambrechts- Woluwe, Etterbeek en Oudergem. Verdere opsplitsing naar opvangvorm bij de erkende en onder toezicht staande voorzieningen wordt weergegeven in figuur 15.
25
4.4.2 Aantal opvangplaatsen erkend en gesubsidieerd door ONE Figuur 15: aantal erkende plaatsen gesubsidieerd door ONE
0
100
200
300
400
500
600
700
800
900
ANDE
RLEC
HT
BRUS
SEL
ELSE
NE
ETTE
RBEE
K
EVER
E
GANS
HORE
N
JETT
E
KOEK
ELBE
RG
OUDE
RGEM
SCHA
ARBE
EK
SINT
-AGA
THA-
BERC
HEM
SINT
-GILL
IS
SINT
-JANS
-MOL
ENBE
EK
SINT
-JOOS
T-TE
N-NO
DE
SINT
-LAM
BREC
HTS-
WOL
UWE
SINT
-PIE
TERS
-WOL
UWE
UKKE
L
VORS
T
WAT
ERMA
AL-B
OSVO
ORDE
crèche Prégar. Maison comm. d'acceull acc. Convenc. Extra Scol.
Bron: ONE (2005) Ook bij de plaatsen erkend door ONE valt te noteren dat de onthaalouders aangesloten bij een dienst eerder beperkt zijn (acc. conv.). Het meest aantal plaatsen zijn terug te vinden bij de opvangvorm creche (0 – 3j.: cap. 18 – 48pl.), dewelke voorkomen in alle gemeenten van het BHG en de prégardiennats (18mnd – 3j.: cap. 18 – 48 pl.). De andere opvangvormen vertegenwoordigen eerder een beperkt aantal opvangplaatsen.
26
4.4.3 Aantal zelfstandige opvangplaatsen onder toezicht van ONE Figuur 16: aantal zelfstandige plaatsen onder toezicht van ONE
0
50
100
150
200
250
300
350
400
ANDE
RLEC
HT
BRUS
SEL
ELSE
NE
ETTE
RBEE
K
EVER
E
GANS
HORE
N
JETT
E
KOEK
ELBE
RG
OUDE
RGEM
SCHA
ARBE
EK
SINT
-AGA
THA-
BERC
HEM
SINT
-GILL
IS
SINT
-JANS
-MOL
ENBE
EK
SINT
-JOOS
T-TE
N-NO
DE
SINT
-LAM
BREC
HTS-
WOL
UWE
SINT
-PIE
TERS
-WOL
UWE
UKKE
L
VORS
T
WAT
ERMA
AL-B
OSVO
ORDE
Acc. autonomes Haltes-Garderies Maison d'enfants
Bron: ONE (2005) Ook bij de zelfstandige opvang is het aandeel van de onthaalouders zeer beperkt. De Haltes-Garderies (occasionele opvang) staan in voor eerder een beperkt aantal plaatsen, maar zijn wel aanwezig in 15 gemeenten van het BHG.
27
4.5 Aantal opvangplaatsen bij Kind en Gezin versus ONE 4.5.1 Totaal aantal opvangplaatsen bij Kind en Gezin versus ONE Figuur 17: Totaal aantal opvangplaatsen bij Kind en Gezin versus ONE
0
200
400
600
800
1.000
1.200
1.400
1.600
1.800
Ande
rlech
t
Brus
sel
Else
ne
Etter
beek
Ever
e
Gans
hore
n
Jette
Koek
elber
g
Oude
rgem
Scha
arbe
ek
St.A
gath.
-Ber
ch.
St. G
illis
St.Ja
ns-M
olenb
.
St.Jo
ost-t
-Nod
e
St.La
mbr.-
Wol.
St.P
ieter
s-Wol.
Ukke
l
Vorst
Wate
rm.-B
osv.
Totaal aantal Kind en Gezin min dubbeltellingenTotaal aantal ONE min dubbeltellingenDubbeltellingen
Figuur 17 geeft het totaal aantal opvangplaatsen weer per gemeente. Een aantal dubbeltellingen (zie hoger) werden uitgezuiverd. Het hoog aantal plaatsen in de gemeente Brussel is opvallend. 4.5.2
28
Aantal erkende en gesubsidieerde opvangplaatsen bij Kind en Gezin versus ONE Figuur 18: Vergelijking tussen het aantal erkende en gesubsidieerde plaatsen bij Kind en Gezin en bij ONE
0
200
400
600
800
1000
1200AN
DERL
ECHT
BRUS
SEL
ELSE
NE
ETTE
RBEE
K
EVER
E
GANS
HORE
N
JETT
E
KOEK
ELBE
RG
OUDE
RGEM
SCHA
ARBE
EK
SINT
-AGA
THA-
BERC
HEM
SINT
-GILL
IS
SINT
-JANS
-MOL
ENBE
EK
SINT
-JOOS
T-TE
N-NO
DE
SINT
-LAM
BREC
HTS-
WOL
UWE
SINT
-PIE
TERS
-WOL
UWE
UKKE
L
VORS
T
WAT
ERMA
AL-B
OSVO
ORDE
erkend en gesubsidieerd bij Kind en Gezin (zonder RAGO)
erkend en gesubsidieerd bij ONE
Bron: Kind en Gezin en ONE Opvallend is dat niet in alle gemeenten van het BHG de erkende sector van ONE overweegt. In de gemeenten Ganshoren, Jette, St. Jans-Molenbeek en St. Agatha-Berchem zijn er meer erkende opvangplaatsen van Kind en Gezin te noteren. 4.5.3
29
Aantal zelfstandige opvangplaatsen bij Kind en Gezin versus ONE Figuur 19: Vergelijking tussen aantal zelfstandige plaatsen onder toezicht van Kind en Gezin en bij ONE7
0
100
200
300
400
500
600
ANDE
RLEC
HT
BRUS
SEL
ELSE
NE
ETTE
RBEE
K
EVER
E
GANS
HORE
N
JETT
E
KOEK
ELBE
RG
OUDE
RGEM
SCHA
ARBE
EK
SINT
-AGA
THA-
BERC
HEM
SINT
-GILL
IS
SINT
-JANS
-MOL
ENBE
EK
SINT
-JOOS
T-TE
N-NO
DE
SINT
-LAM
BREC
HTS-
WOL
UWE
SINT
-PIE
TERS
-WOL
UWE
UKKE
L
VORS
T
WAT
ERMA
AL-B
OSVO
ORDE
Aantal K&G Aantal ONE
Bron: Kind en Gezin en ONE
1204
In driekwart van de gemeenten staan een (aanzienlijk) overwicht aan zelfstandige plaatsen onder toezicht van Kind en Gezin. Opvallend hierbij is dat in sommige gemeenten het aantal plaatsen, onder toezicht van Kind en Gezin het driedubbele is van ONE (Anderlecht, Oudergem, Evere en Brussel). Bovendien torent Brussel erbovenuit wat de absolute aantallen betreft. In figuur 20 wordt het procentueel aandeel van zowel de zelfstandige als de erkende/gesubsidieerde sector voor Kind en Gezin en ONE in kaart gebracht.
7 In absolute aantallen beschikt Brussel over heel wat meer plaatsen dan andere gemeenten. Om de grafiek leesbaar te houden werd de grafiekas ingekort en de exacte waarde boven de grafiekbalk genoteerd. Dit is geen correcte weergave. In de toekomst zou het werken met een breuklijn een goed alternatief zijn.
30
4.6 Percentage opvangplaatsen van Kind en Gezin t.o.v. 300000-norm Figuur 20: percentage opvangplaatsen t.o.v 300000 norm erkend en onder toezicht van Kind en Gezin8
0,00
10,00
20,00
30,00
40,00
50,00
60,00
70,00
80,00
90,00
100,00
ANDE
RLEC
HT
BRUS
SEL
ELSE
NE
ETTE
RBEE
K
Bron: Kind en Gezin
%
Om het aandeel van Kind en GeziMet deze 300000 norm wil de VlaaIn dit rapport is er m.b.t. de kindero(0- 3j.) in het BHG. Opmerkelijk zijn de 133 plaatsen vnorm) erkend of onder toezicht vangenoteerd waarbij het aandeel vanJette, St. Agatha-Berchem en WatOp basis van deze 300000 norm khet BHG zorgt. Van deze plaatsengesubsidieerde sector (hierbij zijn Bovendien kan er een groot verschopvangplaatsen bij K&G. Het contVorst en Koekelberg anderzijds, is
8 In realiteit ligt het percentage van de zelte houden werd de grafiekas ingekort. Dit In de toekomst zou het werken met een b
totaal 133,2
EVER
E
GANS
HORE
N
JETT
E
KOEK
ELBE
RG
OUDE
RGEM
SCHA
ARBE
EK
SINT
-AGA
THA-
BERC
HEM
SINT
-GILL
IS
SINT
-JANS
-MOL
ENBE
EK
SINT
-JOOS
T-TE
N-NO
DE
SINT
-LAM
BREC
HTS-
WOL
UWE
SINT
-PIE
TERS
-WOL
UWE
UKKE
L
VORS
T
WAT
ERMA
AL-B
OSVO
ORDE
TOTA
AL
percentage opvangplaatsen zelfst. K&G t.o.v 300000 normpercentage opvangplaatsen gesubs. K&G t.o.v 300000 norm
n naar opvangnormen in te schatten, wordt de zgn. 300000 norm gehanteerd. mse regering zijn dienstverlening aftoetsen. pvang geopteerd om deze 300000 norm te vertalen in 30% van alle kinderen
oor 100 kinderen (0-3j.) in de gemeente Oudergem (op basis van de 300 000 Kind en Gezin. De zeer hoge aantallen worden vooral in die gemeenten de zelfstandige sector ook zeer hoog is (met uitzondering van Ganshoren, ermaal-Bosvoorde). an gesteld worden dat Kind en Gezin voor 472 plaatsen op 1000 kinderen in worden er 246 door de zelfstandige sector voorzien en 226 door de opnieuw de RAGO plaatsen opgeteld!). il tussen de verschillende gemeenten vastgesteld worden wat betreft
rast, tussen Oudergem, Brussel en Etterbeek enerzijds en St. Joost-ten Node, enorm.
fstandige opvangplaatsen in Oudergem hoger. Het bedr aagt nl. 92,50%. Om de grafiek leesbaar is geen correcte weergave. Het totale percentage (133,2%) werd in de grafiek weergegeven. reuklijn een goed alternatief zijn.
31
4.7 Gemiddelde ouderbijdragen bij Kind en Gezin in kinderdagverblijven Tot slot nemen we in dit overzicht de gemiddelde ouderbijdrage per gemeente op. De opgenomen cijfers gelden enkel voor de erkende KDV gesubsidieerd door Kind en Gezin. De gemiddelde ouderbijdrage in een KDV in Vlaanderen ligt op 12.64 euro voor een volledige dag. De gemeente Koekelberg is niet opgenomen in het overzicht voor de eenvoudige reden dat er geen erkend KDV van Kind en Gezin aanwezig is. Kaart 5: gemiddelde ouderbijdrage (volledige dagen) in erkende KDV (Kind en Gezin) per gemeente in BHG.
bron: Kind en Gezin cartografie: Sabine Drieskens, Scientific Institut of Public Health, Department of Epidemiology In 9 van de 19 gemeenten in het BHG innen de voorzieningen een gemiddelde ouderbijdrage (veel) hoger dan het Vlaamse gemiddelde van 12.64 euro. In 3 gemeenten worden (zeer) lage ouderbijdragen door de voorzieningen geïnd. Kinderen die volledige dagen opgevangen worden, nemen het grootste gedeelte van de bezetting op zich.
32
Kaart 6: Gemiddelde ouderbijdragen (halve dag) in erkende KDV (Kind en Gezin) per gemeente in het BHG
bron: Kind en Gezin cartografie: Sabine Drieskens, Scientific Institut of Public Health, Department of Epidemiology De uitersten in de ouderbijdragen bij een volledige dag zijn nog explicieter aanwezig bij de ouderbijdragen voor een halve dag (ruwe schatting 10 à 15% van de bezetting). In kaart 6 worden de gemiddelde ouderbijdragen voor een halve dag in de erkende KDV (Kind en Gezin) per gemeente weergegeven. Voor alle duidelijkheid is er een extrapolatie doorgevoerd om een vergelijkingsbasis te hebben met de ouderbijdragen voor een volledige dag (halve dag = 60%).
33
5 Besluit In het voorliggend rapport wordt het opvangaanbod in de 19 gemeenten van het BHG gedetailleerd geanalyseerd. Het rapport is opgebouwd vanuit een beschrijvende optiek. In een laatste beschouwing willen we een aantal conclusies en opvallende vaststellingen ter overweging meegeven. 5.1 Enkele vaststellingen • aandeel opvangplaatsen K&G versus ONE 42.8% van al de opvangplaatsen in het BHG zijn erkend bij of staan onder toezicht van K&G. Relatief gezien kan men stellen dat Kind en Gezin (rekening houdend met de 300.000-norm) in vergelijking met ONE een nadrukkelijker aandeel heeft in het aantal opvangplaatsen in het BHG. Een van de oorzaken hiervan is het hoge aantal zelfstandige opvangplaatsen waarvan een aanzienlijk aandeel wordt uitgebaat door overwegend Franstalige verantwoordelijken. Er is tevens een merkbaar verschil tussen de gemeenten onderling vast te stellen. • opvangplaatsen K&G t.o.v. de 300 000 norm Aangezien de voorgaande cijfers gerelateerd zijn aan de totale bevolking van het BHG kan het een meer aangewezen piste zijn om het aantal opvangplaatsen erkend en onder toezicht van K&G te relateren aan de 300 000 norm die de Vlaamse gemeenschap hanteert om zijn doelbereik voor het BHG te definiëren. K&G beschikt in het BHG over 472 opvangplaatsen op 1000 kinderen van 0-3j. (Barcelona-norm is 330). Opnieuw dient hier aangestipt te worden dat de verdeling van deze opvangplaatsen over de verschillende gemeenten in het BHG grote verschillen vertoont. • zelfstandige en gesubsidieerde opvangplaatsen Het aandeel van de zelfstandige sector in de 19 gemeenten van het BHG bedraagt 41% (waarbij de RAGO-crèches bij de erkende sector gerekend zijn!). Indien dit aandeel vergeleken wordt met het aandeel van de zelfstandige sector in Vlaanderen dan ligt dit substantieel hoger (resp. 41% versus 31%). • zelfstandige sector onder toezicht van K&G Opvallend is dat toch een zeer groot aantal (en ruimschoots meer dan bij ONE) van de zelfstandige opvangvoorzieningen hun aanvraag tot toezicht richten tot K&G. Dit heeft tot gevolg dat hierdoor niet alleen het aandeel van de zelfstandige sector bij K&G zeer hoog is, maar tevens de cijfers van opvangplaatsen bij K&G hierdoor drastisch opgeklommen zijn. Van de 472 plaatsen op 1000 kinderen (gerelateerd aan de 300 000 norm) zijn er niet minder dan 246 door de zelfstandige sector ingevuld. • opvangplaatsen EG, EC en overheid Een niet onbelangrijk aantal opvangplaatsen in het BHG wordt gerealiseerd door de EG en EC (796 plaatsen). Voor Brussel stad zijn deze opvangplaatsen zelfs verantwoordelijk voor meer dan de helft aan zelfstandige opvangplaatsen. Deze voorzieningen staan onder toezicht van K&G en niet bij ONE.
34
De RAGO crèches zijn een apart verhaal, Zij vertegenwoordigen niet minder dan 12.5% van de opvangplaatsen in het BHG. Ook andere ‘overheids’instanties organiseren opvangplaatsen onder de vorm van mini-crèches en/of ZKDV. • Franstalige voorzieningen onder toezicht van K&G Gegevens vanuit administratie doen vaststellen dat zeer veel voorzieningen met overwegend Franssprekende verantwoordelijken opteren om onder toezicht te staan van K&G. Enkele mogelijke oorzaken voor deze (toenemende) tendens dient zeker nog bestudeerd en geanalyseerd te worden. Verschil in regelgeving (wat betreft aanvraag én controle) zal zeker een van de belangrijke redenen zijn voor deze voorzieningen om voor hun toezicht te opteren voor K&G. Verkeerdelijk wordt op het terrein (ouders) dan ook soms verondersteld dat voorzieningen onder toezicht van K&G Nederlandstalige opvang aanbieden. • aandeel van kinderen vanuit de Brusselse rand in de kinderdagverblijven van de gemeenten van het BHG? Hieromtrent zijn er geen cijfers in dit rapport opgenomen. Evenwel vanuit het terrein en uit onderzoeksgegevens (Universiteit Gent) blijkt dat een niet onbelangrijk percentage van de opvangcapaciteit in het BHG ingevuld wordt door kinderen vanuit de rand rond Brussel. 5.2 Verdere uitdieping Dit rapport beperkt zich tot een beschrijvende weergave van de huidige situatie (aanbod). Verdere interpretatie en analyse van deze gegevens met relevante demografische en socio-economische indicatoren kunnen de kinderopvang in het BHG in een bredere context plaatsen. Ter informatie en louter exemplarisch willen we een aantal linken leggen. Graag verwijzen we naar de buurtatlas en andere onderzoeken waar onschatbare achtergrond informatie gevonden kan worden om deze cijfers maatschappelijk te duiden. (vb. tewerkstelling – occasionele/flexibele opvang) • aantal kinderen 0-3j. en socio-economische status van de gemeente Het hoogste aantal jonge kinderen in de gemeenten van het BHG zijn te vinden in die gemeenten die (in vergelijking met de andere gemeenten in het BHG) socio- economisch gezien relatief het armst zijn. Bovendien zijn het aantal (erkende?) opvangplaatsen in deze ‘armere’ gemeenten beduidend lager dan in de ‘rijkere’ gemeenten. Op deze manier doet er zich een verdere’ scheeftrekking voor tussen de verschillende gemeenten. • toegankelijkheid van de kinderopvang Het aandeel van jonge kinderen en nieuwe geboorten zijn vooral hoog bij de migranten. Uit onderzoek is vastgesteld dat deze groep uit de populatie weinig toegang kent/heeft tot de kinderopvang. Aangezien deze evolutie zich in de toekomst waarschijnlijk zal verder zetten, zal ook de organisatie van de kinderopvang zich hierop moeten toespitsen, aangezien het hoogst aantal opvangplaatsen nu gerealiseerd worden in de andere gemeenten.
35
• kwetsbare groepen en kinderopvang Steeds meer wordt benadrukt dat kinderopvang een maatschappelijke functie draagt. Betaalbaarheid van de kinderopvang voor kwetsbare groepen is dan ook zeer belangrijk. Alhoewel niet zomaar lineair de analyse kan gemaakt worden tussen de gemiddelde ouderbijdrage en betaalbaarheid van de kinderopvang kan er toch een belangrijke indicatie uit getrokken worden. Uit analyse van de ouderbijdrage bij de KDV blijkt dat de gemiddelde ouderbijdrage in het BHG zeer hoog ligt (in vergelijking met Vlaanderen). Opnieuw zijn hier grote verschillen tussen de gemeenten onderling (in socio-economisch armere gemeenten worden lagere ouderbijdragen geïnd dan bij rijkere gemeenten). Evenzeer kan er vastgesteld worden dat relatief gezien de erkende voorzieningen van K&G (en in zekere mate ook bij ONE) relatief gezien minder vertegenwoordigd zijn in deze armere gemeenten. En kan men zich vragen stellen met betrekking tot de toegankelijkheid voor armere gezinnen tot de erkende opvangvoorzieningen. Aangezien de prijzen in de zelfstandige sector bepaald worden volgens het marktmechanisme is deze opvangvorm (zonder externe ondersteuning) dikwijls niet betaalbaar voor deze kwetsbare groepen. • aantal erkende voorzieningen en kinderopvang in de gemeenten van het BHG Er kan vastgesteld worden dat in bijna de helft van de gemeenten van het BHG er slechts 1 of 2 erkende voorziening is van K&G. Binnen het kader van de maatschappelijke meerwaarde van de kinderopvang, (fysieke) bereikbaarheid, betaalbaarheid, … is het belangrijk dat de toegankelijkheid voor kwetsbare gezinnen in deze erkende voorzieningen verder uitgewerkt wordt.
36
6 Bijlagen 6.1 Opvangvormen bij Kind en gezin 6.1.1 Erkend en gesubsidieerd: Erkende kinderdagverblijf (KDV) Dit zijn opvangvoorzieningen die voorzien in dagopvang van minimaal 23 kinderen voor ze naar de basisschool gaan en in de overgangsperiode tussen de kinderopvang en de basisschool. Erkende kinderdagverblijven kunnen, in dezelfde lokalen, kinderen uit het kleuteronderwijs buitenschools opvangen. Aangesloten onthaalouders Deze onthaalouder vangt gemiddeld maximaal 4 kinderen tussen 0 en 12 jaar op bij haar of hem thuis en wordt begeleid door een dienst voor opvanggezinnen. Dienst voor opvanggezinnen (DVO) De Dienst voor Opvanggezinnen begeleidt aangesloten onthaalouders. De dienst sluit de overeenkomsten met de ouders en wijst de kinderen toe aan de onthaalouders. Initiatief voor Buitenschoolse opvang (IBO) Dit initiatief richt zich specifiek en exclusief op buitenschoolse opvang van kinderen in het basisonderwijs. De minimumcapaciteit van een initiatief bedraagt 21 plaatsen. Deze capaciteit kan gerealiseerd worden over verschillende vestigingsplaatsen, die elk een capaciteit van minstens 8 plaatsen hebben. 6.1.2 Onder toezicht en niet gesubsidieerd Zelfstandig kinderdagverblijf (ZKDV) Zelfstandige opvangvoorziening voor minimaal 23 kinderen beneden de 12 jaar. Zelfstandige mini-crèche (MC) Zelfstandige opvangvoorziening van minstens 8 kinderen en maximaal 22 kinderen beneden de 12 jaar. Zelfstandige onthaalouder (ZOO) Onthaalouder die zorgt voor de opvang van maximaal zeven kinderen beneden de twaalf jaar, eigen kinderen beneden de zes jaar meegerekend. Deze onthaalouder werkt op zelfstandige basis.
37
6.2 Opvangvormen bij ONE 6.2.1 Erkend en gesubsidieerd “la Crèche”: kinderen tussen 0 – 3 jaar; capaciteit tussen 18 – 48 plaatsen (voor een hogere capaciteit moet er een specifieke toelating zijn van ONE); openingsuren : 10 u gedurende 5 werkdagen en 220 dagen per jaar; de ouderbijdrage is gebaseerd op het maandinkomen. “le Prégardiennat”: kinderen tussen 18 maand en 3jaar; capaciteit tussen 18 en 48 plaatsen ……zie hierboven “La Maison Communale d’Accueil de l’Enfance: kinderen tussen de 0 en 6 jaar; capaciteit tussen de 12 en de 24 plaatsen; openingsuren 10 u gedurende 5 werkdagen en 220 dagen per jaar. Het organiserend bestuur is de gemeente of een gemeentelijke VZW. “l’Accueillante d’Enfants Conventionné”:voor kinderen tussen 0 en 6 jaar; aangesloten bij een crèche of een maison communale; vangen 1 tot max 4 kinderen op (in fulltime prestaties) eigen kinderen inbegrepen; het aantal ingeschreven kinderen mag max. het dubbele zijn dan de toegelaten capaciteit; gelijktijdig mogen er maximum 5 kinderen aanwezig zijn (uitzonderlijk zijn 6 kinderen toegelaten als het een broertje of zusje betreft van een kind dat al is opgenomen en op voorwaarde dat het tussen de 2,5 j. en 6 j. oud is.) 6.2.2 Onder toezicht en niet gesubsidieerd. “La maison d’enfants”:voor kinderen van 0 tot 6 jaar met een capaciteit van 9 tot 24 kinderen (afwijking kan bij goedkeuring). “L’Accueillante d’ enfants autonome”: voor kinderen van 0 tot 6 jaar. Er kunnen tussen de 1 en max. 4 kinderen (fulltime) worden opgevangen (eigen kinderen inbegrepen). Het aantal ingeschreven kinderen mag niet meer dan het dubbel bedragen van de toegestane capaciteit. Gelijktijdig mogen er niet meer dan 5 kinderen worden opgevangen (uitzonderlijk zijn 6 kinderen toegelaten als het een broertje of zusje betreft van een kind dat al is opgenomen en op voorwaarde dat het tussen de 2,5 j. en 6 j. oud is.) “Haltes-garderies et autres haltes d’accueils”
38
6.3 Overzicht kinderopvangplaatsen in de 19 Brusselse gemeenten
ANDERLECHT
0
50
100
150
200
250
300
350O.
O.-d
ienst
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
n com
muna
le d'a
cceu
ll
Accu
eillan
t(e) C
onve
ntion
né(e
)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
te Au
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
BRUSSEL
0
200
400
600
800
1.000
1.200
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
n com
muna
le d'a
cceu
ll
Accu
eillan
t(e) C
onve
ntion
né(e
)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
te Au
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
39
ELSENE
0
100
200
300
400
500
600
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
ETTERBEEK
0
50
100
150
200
250
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
EVERE
0102030405060708090
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
n com
muna
le d'a
cceu
ll
Accu
eillan
t(e) C
onve
ntion
né(e
)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
te Au
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
40
GANSHOREN
0
10
20
30
40
50
60
70
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
n com
muna
le d'a
cceu
ll
Accu
eillan
t(e) C
onve
ntion
né(e
)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
te Au
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
JETTE
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
KOEKELBERG
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
41
OUDERGEM
0
20
40
60
80
100
120
140
160
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
SCHAARBEEK
0
50
100
150
200
250
300
350
400
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
SINT-AGATHA-BERCHEM
0
10
20
30
40
50
60
70
80
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
42
SINT-GILLIS
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
SINT-JANS-MOLENBEEK
0
50
100
150
200
250
300
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
SINT-JOOST-TEN-NODE
0102030405060708090
100
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
43
JETTE
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
KOEKELBERG
05
1015202530354045
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
n com
muna
le d'a
cceu
ll
Accu
eillan
t(e) C
onve
ntion
né(e
)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
te Au
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
OUDERGEM
0
20
40
60
80
100
120
140
160
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
44
SCHAARBEEK
0
50
100
150
200
250
300
350
400
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
SINT-AGATHA-BERCHEM
0
10
20
30
40
50
60
70
80
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
n com
muna
le d'a
cceu
ll
Accu
eillan
t(e) C
onve
ntion
né(e
)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
te Au
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
SINT-GILLIS
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
45
SINT-JANS-MOLENBEEK
0
50
100
150
200
250
300
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
SINT-JOOST-TEN-NODE
0102030405060708090
100
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
SINT-LAMBRECHTS-WOLUWE
0
50
100
150
200
250
300
350
400
450
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
46
SINT-PIETERS-WOLUWE
0
50
100
150
200
250
300
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
UKKEL
0
50
100
150
200
250
300
350
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
VORST
0
50
100
150
200
250
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
nco
mmun
aleAc
cueil
lant(e
)Co
nven
tionn
é(e)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
teAu
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
47
WATERMAAL-BOSVOORDE
0102030405060708090
100
O.O.
-dien
st
KDV
IBO
Crèc
he
Prég
ardie
nnat
Maiso
n com
muna
le d'a
cceu
ll
Accu
eillan
t(e) C
onve
ntion
né(e
)
ZOO MC
ZKDV
ARGO
Accu
eillan
te Au
tonom
e
Halte
s-Gar
derie
s
Maiso
n d'en
fants
48