Download - Kennistoets: vragen

Transcript

215huis art s & we tensch ap

Ken

nis

toet

s

5 7 (4) apr il 2014

De toetsvragen zijn afkomstig van de Landelijke Huisartsgeneeskundige Kennistoetsen van Huis-artsopleiding Nederland. De vragen zijn altijd als juist/onjuist geformuleerd. De antwoorden wor-den verzorgd door de afdeling Implementatie van het NHG. Correspondentie over de vragen is mo-gelijk via: Secretariaat Huisartsopleiding Nederland, rubriek H&W, Postbus 20072, 3502 LB Utrecht of per e-mail: [email protected].

De heer Den Ouden, 58 jaar, is glazenwasser en heeft het laat-

ste halfjaar pijn in zijn rechter knie bij het beklimmen van de

ladder. De heer Den Ouden denkt zelf aan ‘slijtage’ van zijn

knie en vraagt aan de huisarts of er een foto gemaakt kan

worden. Na lichamelijk onderzoek stelt de huisarts de waar-

schijnlijkheidsdiagnose gonartrose en vraagt een X-rechter-

knie aan. De aios heeft tijdens het consult geobserveerd. Na

het consult vraagt hij de huisarts wat de waarde is van deze

foto. De huisarts zegt (1) dat er een goede correlatie is tus-

sen de klinische diagnose gonartrose en de bevindingen op

de röntgenfoto. (2) Tevens geeft röntgendiagnostiek een beeld

van de ernst van de artrose. Tot slot heeft de uitslag van de foto

(3) consequenties voor het beleid.

6. De uitspraak na 1 van de huisarts is correct.

7. De uitspraak na 2 van de huisarts is correct.

8. De uitspraak na 3 van de huisarts is correct.

De 69-jarige heer Van Wonderen komt bij de huisarts met een

exacerbatie COPD. Gezien de frequente exacerbaties (meer dan

twee keer per jaar) voegt de huisarts inhalatiecorticosteroïden

toe aan de behandeling met luchtwegverwijders.

9. Bij dit aantal exacerbaties is behandeling met in-halatiecorticosteroïden geïndiceerd.

Bij evaluatie van het effect van de behandeling blijken de exa-

cerbaties niet te zijn afgenomen. De huisarts besluit de inha-

latiecorticosteroïden te staken.

10. Dit beleid is correct.

De antwoorden staan op pagina 220.

Kennistoets: vragenDe zesjarige Ahmed komt met zijn moeder bij de huisarts. Hij

is gisteren teruggekomen van een vijf weken durende vakan-

tie in Marokko. Moeder vertelt dat Ahmed tijdens zijn vakan-

tie geelzucht heeft gehad. Het begon drie weken geleden. Er is

toen hepatitis A geconstateerd en er werd bedrust geadviseerd

in verband met klachten van moeheid. Nu ziet Ahmed niet

meer geel, maar hij is nog wel moe. Moeder vraagt of hij nog

bedrust moet houden en of hij aanstaande maandag wel naar

school toe mag, in verband met mogelijke besmettelijkheid.

De huisarts vertelt moeder dat Ahmed (1) nog besmettelijk is.

Verder zegt zij (2) dat bedrust gecontinueerd moet worden. (3)

Daarnaast meldt zij bij de GGD dat hepatitis A is vastgesteld

omdat dit verplicht is.

1. De bewering na 1 is correct.

2. De bewering na 2 is correct.

3. De bewering na 3 is correct.

Tijdens de dienst legt de huisartsopleider samen met de aios

een visite af bij mevrouw De Jong, 29 jaar. Zij is 30 weken

zwanger (G1P0) en heeft de huisarts gebeld vanwege plotse-

ling ontstane pijn in de bovenbuik. Zij heeft 1 maal gebraakt

en zij heeft geen diarree. Ze voelt de baby goed bewegen. Bij

onderzoek is de bloeddruk 140/80 mmHg en is er geen eiwit

in de urine aantoonbaar. De aios denkt aan het HELLP-syn-

droom. Volgens de opleider (1) past deze bloeddrukwaarde niet

bij het HELLP-syndroom en (2) maakt ontbreken van proteïnu-

rie deze diagnose zeer onwaarschijnlijk.

4. De bewering van de opleider na 1 is correct.

5. De bewering van de opleider na 2 is correct.