Download - Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Transcript
Page 1: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69

Geachte abonnee,

Page 2: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Handboek Informatiewetenschap

69e aanvulling/oktober 2014

Betreft Verwijderenblz.

Invoegenblz.

Band 1

200 Inhoud (1) 1 t/m 7 1 t/m 7400 Over de auteurs 3 t/m 6

10a t/m 10b114c en 14d

3 t/m 610a t/m 10b114c en 14d

Band 2

200 Inhoud (2) 1 t/m 7 1 t/m 7

II 211 Smart budgetteren anno 2014 – 1 t/m 12II 645 Kijk vooruit met predictieve analysis – 1 t/m 7

Band 3

200 Inhoud (3) 1 t/m 7 1 t/m 7

IV A 115 CRIS – Current Research InformationSystems – 1 t/m 12

IV A 140 Bibliotheken en makersplaatsen – 1 t/m 14

Band 4

200 Inhoud (4) 1 t/m 7 1 t/m 7

IV B 446 Persistente Identifiers – 1 t/m 24

IV B 630 Data Seal of Approval – 1 t/m 29

Band 5

200 Inhoud (5) 1 t/m 7 1 t/m 7

Page 3: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Betreft Verwijderenblz.

Invoegenblz.

Band 6

200 Inhoud (6) 1 t/m 7 1 t/m 7

Berekend worden 156 pagina’s.

Samenstellers en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een zo betrouwbaarmogelijke uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaardenvoor eventueel in deze uitgave voorkomende onjuistheden.

Bewaar het laatste geleidebiljet. U kunt dan controleren tot welke datum de uitgave isbijgewerkt. 65.2634.69

Page 4: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties
Page 5: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Inhoud

Band 1

100 Woord vooraf200 Inhoud300 Over de redactie400 Over de auteurs500 Register

Deel I Informatiewetenschap

I 100 InleidingI 200 Informatiewetenschap en informatiemaatschappijI 300 Retrievaltechniek; technologieën voor het terugvinden van

tekstuele informatieI 400 Bewaren in het licht van historische communicatieculturenI 500 Informatiewetenschap en de documentaire informatieketenI 510 De bibliotheekbezoeker in beeldI 520 Elektronische tijdschriftenI 525 E-journal lifecycle managementI 530 Een Steen van Rosetta voor het geautomatiseerd herkennen

van digitaal beeldmateriaalI 540 E-publishing voor wetenschappers: digitaal vastleggen,

publiceren en distribueren van onderzoeksinformatieI 550 KennismanagementI 555 Documenten onder controleI 560 Informatievaardigheden op de werkplekI 561 Informatie(zoek)gedragI 562 Mediawijsheid in NederlandI 565 Websiteanalyse

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

INHOUD ( 1 ) 2 0 0 – 1

Page 6: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

I 700 Bibliometrische methoden bij evaluatie en observatie vanwetenschappelijke ontwikkelingen

I 800 Informatie-economieI 900 Informatiebeveiliging

Band 2

Deel II Bedrijfsvoering

II 200 Inleiding financieel beleidII 205 AdministratieII 210 De begrotingII 211 Smart budgetteren anno 2014II 215 Interne sturing en managementinformatie*II 220 Het jaarverslagII 225 BenchmarkingII 230 Het vaststellen van de ROI voor informatie- en kennis-

dienstverleningII 235 Van cijfers naar verhalenII 240 LiquiditeitII 290 Rekeningschema openbare bibliotheken*II 300 Personeelsmanagement in openbare bibliothekenII 330 Personele ontwikkelingen in de Openbare BibliotheekII 335 Arbeidsomstandigheden in bibliotheken; de Arbocatalogus

Openbare BibliothekenII 340 Functiebeschrijving en functiewaarderingII 350 De veranderende beroepspraktijk in de Openbare

Bibliotheek: balans functie-innovatieII 360 Opleidingen op het terrein van informatievoorzieningII 365 Mbo-opleiding Medewerker informatiedienstverleningII 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in

de informatiedienstverleningII 370 Kerncompetenties voor de informatieprofessionalII 500 Marketing van gemeentelijke archiefdienstenII 610 Kwaliteitszorg in openbare bibliothekenII 615 Certificering van openbare bibliothekenII 620 Evaluatief onderzoek in bibliothekenII 630 ‘Missing links’

* Nog niet opgenomen.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

2 0 0 – 2 I NHOUD ( 1 )

Page 7: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

II 640 Meten en verbeteren van kwaliteit in dienstverleningII 645 Kijk vooruit met predictieve analysisII 650 Prestatie-indicatorenII 651 Prestatie-indicatoren van bibliothekenII 660 Governance en informatievoorzieningII 700 Kwaliteitsverbetering van de informatiehuishoudingII 710 Veranderingen doorvoerenII 715 Het geheim van veranderenII 720 Kwaliteitszorg in veranderkundig perspectiefII 730 Cultureel ondernemerschap: kijken met andere ogenII 735 Co-creatie van organisaties met consumentenII 740 Outsourcing: afstemmen en samenwerking

Deel III Wet- en regelgeving

III 100 Auteursrecht, naburige rechten en databankrechtenIII 110 Bescherming van technische voorzieningen en informatie

voor rechtenbeheerIII 120 Webarchivering en auteursrechtIII 130 Juridische aspecten van de digitale bibliotheekIII 140 Open AccessIII 200 Leenrecht openbare bibliothekenIII 400 ArchiefrechtIII 500 Wet openbaarheid van bestuurIII 600 Bescherming van persoonsgegevensIII 700 Europese harmonisatie van auteursrecht en naburige

rechten – gevolgen voor de bibliotheekpraktijkIII 750 Europees aanbestedingsrecht voor bibliotheken en archievenIII 760 Internationaal en Europees bibliotheekbeleid

Band 3

Deel IV Bibliotheken en archieven

A Ontwikkeling van bibliotheken, documentatie-instellingen en archievenIV A 100 Het bibliotheekwezenIV A 105 Zes jaar vernieuwing van openbare bibliotheken. Wat ging

eraan vooraf, wat leverde het op?IV A 110 Deorganisatie vandewetenschappelijke informatievoorziening

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

INHOUD ( 1 ) 2 0 0 – 3

Page 8: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

IV A 115 CRIS – Current Research Information SystemsIV A 120 De branche van openbare bibliotheken: organisatie en trendsIV A 130 De bibliotheek van de toekomst: transformatieve innovatie in

NieuwegeinIV A 140 Bibliotheken en makersplaatsenIV A 200 Het archiefwezen in NederlandIV A 210 Archivering als basis voor verantwoordingIV A 300 Internationale Samenwerking van BibliothekenIV A 500 Van archiefbeheer tot taakinformatieIV A 600 De digitale bibliotheek. Op schoot bij de eindgebruiker

B Informatietechnologie en automatiseringIV B 210 Digitaliseren van documenten: op weg naar DIS en WorkflowIV B 230 Elektronische tekstarchievenIV B 240 Naar een betere automatisering van openbare bibliothekenIV B 250 RFID voor bibliotheken en archievenIV B 310 Kennismanagement bij de overheidIV B 410 Digitale archivering: duurzaam bewaren en op lange termijn

beschikbaar stellen van elektronische publicaties en documen-ten

IV B 420 Digitale archivering binnen bedrijvenIV B 430 Organisatie van duurzame digitale opslagIV B 440 Archivering van websitesIV B 445 Duurzame vastlegging van toegang tot webpagina’sIV B 446 Persistente IdentifiersIV B 450 Remano 2004: een positiebepalingIV B 460 Archivering in een digitale wereldIV B 465 Een contentplan als basis van een digitale bibliotheekIV B 470 Open toegang tot onderzoeksresultaten en onderwijs-

materiaal in NederlandIV B 500 De handtekening: van geschreven naar elektronischIV B 520 WorkflowIV B 530 Printing on demandIV B 540 Digitale geheugensIV B 550 Code voor InformatiebeveiligingIV B 560 Certificatie van informatiebeveiligingIV B 570 Zonder ‘grondwerk’ geen snelwegIV B 580 Verticale internetportals voor professioneleinformatie:

contouren van een nieuwe partij in de informatieketen

2 0 0 – 4 I NHOUD ( 1 )

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

Page 9: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Band 4

IV B 590 WebportalenIV B 600 Alternatieve authenticatietechniekenIV B 610 Really Simple Syndication?IV B 620 Standaarden voor gegevensuitwisselingIV B 630 Data Seal of ApprovalIV B 640 De digitale bibliothecarisIV B 650 De bouwstenen van de digitale bibliotheekIV B 660 De waardebepaling van een digitale bibliotheekIV B 670 De impact van web 2.0 op bibliothekenIV B 680 Archiefinformatie als Linked data op het Sematisch WebIV B 690 HetOAISmodel, een leidraad voorduurzame toegankelijkheidIV B 691 ED3 - Eisen duurzaam digitaal depotIV B 692 Het behoud van digitaal erfgoed: het Unesco Charter en

ontwikkelingen in NederlandIV B 695 Metadatauitwisseling met OAI-PMH

C Bibliotheekbouw, archiefvorming en -inrichtingIV C 100 Strategische keuzen bij een bibliotheekinterieurIV C 200 Opzet en inrichting van een bibliotheekinterieurIV C 300 ArchiefbouwIV C 400 Openbare bibliotheken in Nederland

D CollectiemanagementIV D 100 Collectiemanagement in bibliothekenIV D 110 Collectievorming in ontwikkeling bij openbare bibliothekenIV D 200 Collectieprofielen in bibliothekenIV D 210 Het audiovisuele archief als digitaal curatorIV D 220 Preservering van digitale AV-collecties volgens de OAIS

standaard.IV D 300 Cartografie en ruimtelijke dataIV D 400 Een nieuwe tak van sport voor bibliothecarissen: LicensingIV D 500 GIS en duurzaamheidIV D 600 E-books: op de drempel van de doorbraakIV D 800 ArchiefmanagementIV D 810 Bewaarplicht

I NHOUD ( 1 ) 2 0 0 – 5

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

Page 10: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

E CollectiebeheerIV E 200 De conservering en restauratie van archief- en bibliotheek-

materiaalIV E 300 Digitalisering van fotomateriaalIV E 400 Digitalisering van erfgoedcollecties

Band 5

F OntsluitingIV F 100 Ontsluiting van documentenIV F 101 Metadataverwerking in internationaal perspectief. Van Regels

voor de Titelbeschrijving naar Resource Description andAccess (RDA)

IV F 110 De nieuwe toegang tot audiovisuele contentIV F 150 Encoded Archival Description voor de digitale toegang tot

bibliotheekcollectiesIV F 200 Z39.50: Zoeken in catalogi en databases op het internetIV F 300 Over het bouwen van taxonomieënIV F 310 Het onderhouden van taxonomieënIV F 320 Linked dataIV F 400 CrowdsourcingIV F 410 Case: Middelburg DronkIV F 500 Digitale hulpmiddelen voor persoonlijk literatuurbeheerIV F 550 Inhoudelijk toegankelijk maken van informatiecollecties in

een digitale omgeving: opgenomen als dossier in deel VIIV F 560 De toegankelijkheid van de digitale bibliotheekIV F 580 Bibliotheken en websitesIV F 600 Bibliotheek.nlIV F 650 Tagging en folksomoniesIV F 660 De informatie die je zoektIV F 670 Zicht op de veelheid aan bronnen op internetIV F 700 Een traject voor het selecteren van zoekmachinesoftwareIV F 800 De actualiteit van 19e-eeuwse classificatietheorieIV F 900 Automatisch classificeren

2 0 0 – 6 I NHOUD ( 1 )

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

Page 11: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

G DienstverleningIV G 100 Informatieverstrekking in universitaire bibliothekenIV G 200 Klanttevredenheidsonderzoek door archieven, bibliotheken

en museaIV G 300 Toegevoegde waarde creëren en metenIV G 400 De businesscase van ING’s Kennis- & Informatiecentrum

(KIC): een poging tot offensieve strategie om reorganisatieste overleven

IV G 500 Digitaal lenen van muziekIV G 600 DOK, the Library Concept CenterIV G 700 Gaming in de bibliotheekIV G 800 Workshops, een must voor de informatieprofessionalsIV G 900 Digitale beschikbaarheid van juridische informatie

Deel VI Dossiers

Begrip in documentmanagementDigitale duurzaamheid

Band 6

Intranetwijzer voor bibliotheek en archiefContractenbeheerZoeken in geautomatiseerde informatiesystemenKwaliteitsmanagement in de documentaire informatieVan rups tot vlinderDe nieuwe openbare bibliotheekInformatie in BedrijfInhoudelijk toegankelijk maken van informatiecollecties ineen digitale omgeving

I NHOUD ( 1 ) 2 0 0 – 7

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

Page 12: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties
Page 13: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

hoofd bibliotheek, adviseur en (interim-)afdelingshoofd. Daarnaast is zijzelfstandig onderzoeker op dit terrein en voorzitter van de redactie/redactielid van verschillende vaktijdschriften. Ze is gespecialiseerd op(informatie)ontwikkelingen bij rijksoverheden en lokale overheden.IV A 400 Opleidingen

Peter Bleuel is freelance tekstschrijver en houdt zich voornamelijk bezigmet de gebruikerskant van de techniek. Gezien zijn achtergrond alsdocent informatica, coursewareontwikkelaar en projectleider bij eeneducatief communicatiebureau, spitst zijn werk zich in hoofdzaak toe ophet gebruik, de inzetbaarheid en de gebruikersvriendelijkheid van zowelhard- als software in de ruimste zin van het woord. Daarnaast blijfteducatieve communicatie, met name gericht op jongeren, een belang-rijke activiteit.I 900 Informatiebeveiliging

Auke Bloembergen is in Delft opgeleid tot Civiel Ingenieur, maar is daarna‘de automatisering ingerold’. Sinds 2001 is hij werkzaam bij HEC waar hijin de eerste jaren vooral contra-expertises uitvoerde, steunend op zijnervaring in informatiemanagement, systeemontwikkeling en beheer.Sindsdien is zijn werkterrein uitgebreid en voert hij ook projectopdrach-ten uit.II 700 Kwaliteitsverbetering van de informatiehuishouding

Erik Boekesteijn works in the Science and Innovation Department atDOK, the Library Concept Center. His work includes project manage-ment, acquisition, marketing, promotion and innovation. Together withJaap he works on many DOK Studio productions. They are also hired as ateam by other libraries for consultancy. Erik is also one of the founders ofthe UGame Ulearn project. Erik has a degree in English and is specializedin the area of interpreter/translator. Erik has written some articles forinternational magazines such as CIL andMLS that were well received. Erikis co-owner of Shanachie Media and author of the book ShanachieTour, alibrary road trip across the USA, that was published by ITI.As a team Jaap and Erik keynoted many of the major conferences in thelast three years and in 2009, as first Europeans, they received the honoraryand prestigious award: Movers and Shakers of the library world 2009.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 voorwerk/400

OVER DE AUTEURS 4 0 0 – 3

Page 14: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Albert Boekhorst ([email protected]) is universitair docent aan deUniversiteit van Amsterdam en visiting professor aan de Universiteitvan Pretoria (Zuid-Afrika) en Tallinn University (Estland). Hij doet sinds1991 onderzoek naar informatievaardigheden in het onderwijs.I 560 Informatievaardigheden op de werkplek

Benjamin de Boe is productmanager bij Intersystems, wereldwijdleverancier van technologie voor informatiesystemen in de zorg.

P. te Boekhorst werkt als vakreferent Engels (algemene taal- enletterkunde) aan de Universitäts- und Landesbibliothek Münster en isdaar regelmatig betrokken bij projecten voor perfomance measurementen benchmarking. Hij is ook verantwoordelijk voor de bibliotheek vanhet “Haus der Niederlande’’, het centrum voor Nederlandse studies inDuitsland.II 650 Prestatie-indicatoren

Jeroen de Boer (1973) werkt sinds 2012 bij het Kenniscentrum vanBibliotheekservice Fryslân. Hij studeerde Kunst en Kunstbeleid inGroningen (1995-2000) en werkte daarna voor verschillende cultureleorganisaties, uiteenlopend van centra voor kunsteducatie, het onderwijsen de bibliotheek. Naast zijn betrekking bij Bibliotheekservice Fryslân ishij ook bestuurslid van Stichting FabLab Benelux. In 2012 won hij deBibliotheekInitiatiefPrijs van het Victorine van Schaickfonds met hetproject SocialMediaCaster. Momenteel besteedt hij veel aandacht aanFryskLab, een mobiel BibliotheekFabLab met een specifieke focus ophet onderwijs.

De heer R.J. de Boer heeft van 1995 – 1997 Bouwkunde gestudeerd aan deTechnische Universiteit in Eindhoven. Van 1998 tot heden studeert hijBedrijfsinformatiesystemen aan de Universiteit van Amsterdam. Zijnspecialisatie is: Informatiemanagement en Kennismanagement.IV B 600 Alternatieve authenticatietechnieken

Daan Boom is knowledge manager van de Nederlandse KPMG-organisatie en verantwoordelijk voor de afdeling kennismanagementen de research- en informatieafdeling.Dossier Van rups tot vlinder

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

4 0 0 – 4 OVER DE AUTEURS

Page 15: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Dr. J.E.A. Boomgaard is directeur van het Gemeentearchief in Amster-dam.IV A 200 Het archiefwezen in Nederland

Jeroen Bosman is vakreferent geowetenschappen in de Universiteitsbi-bliotheek Utrecht. Hij houdt zich daar tevens bezig met het verbeterenvan de zoekfunctionaliteit en gebruiksvriendelijkheid van eigen ontslui-tingssystemen. Ook is hij nauw betrokken bij de inhoudelijke ontwikke-ling van de digitale bibliotheek (introductie e-books, citatiedatabases) envirtuele kenniscentra. Hij doceert aan dezelfde universiteit overwetenschappelijke informatievoorziening, citeren en publiceren. Verderis hij is docent bij GO opleidingen (o.a. internetzoeken en Web 2.0) enVogin (de basiscursus voor o.a. informatiespecialisten). In zijn vrije tijd isJeroen Bosman fietsend fotograaf en fotograferend fietser.IV F 500 Digitale hulpmiddelen voor persoonlijk literatuurbeheer

K. Breed is werkzaam als management-consultant bij Cap Gemini, divisieOverheid.IV B 310 Kennismanagement bij de overheid

Stef van Breugel (1954) is socioloog en zelfstandig gevestigd organisa-tieadviseur. Hij schreef eerder in dit handboek over opleidingsinitiatie-ven binnen de bibliotheeksector. Van Breugel is adviseur van de LibrarySchool en ondersteunt bibliotheken bij het vormgeven van de lerendeorganisatie. In dit verband evalueerde hij het effect van De GelderseWerkplaats. Van Breugel geeft directie-coaching en organiseert manage-ment-development. Van zijn hand verschenen verschillende publicatieswaaronder De Bibliotheek als Professionele Organisatie.II 380 Op losse schroeven. De werkplaats, ervaringen met de vormingvan een lerend netwerk voor bibliotheken

Drs. G.J. van Bussel MBA is directeur van Van Bussel DocumentServices in Helmond en universitair docent Archiefwetenschap aan deUniversiteit van Amsterdam.I 555 Documenten onder controleII 630 ‘Missing links’IV B 450 Remano 2004: een positiebepaling

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 voorwerk/400

OVER DE AUTEURS 4 0 0 – 4 a

Page 16: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Rogier Brussee is als senior onderzoeker verbonden aan het Cross-medialab van de Hogeschool Utrecht, de werkplaats van het lectoraatCrossmedia Business van de Faculteit Communicatie & Journalistiek.IV F 400 Crowdsourcing

Rob Bruijnzeels werkt sinds maart 2001 bij de Vereniging van OpenbareBibliotheken in Den Haag en is daar hoofd van de beleidsafdeling. Totzijn portefeuille behoort onder meer het concipiëren van een consistentlandelijk ICT-beleid. Darnaast is hij verantwoordelijk voor het ontwikke-len van een toekomststrategie voor het Nederlandse openbarebibliotheekwerk. Een heel specifiek onderdeel hiervan vormt het projectBibliotheken 2040, waarin een uitdagende en fantasievolle toekomst vanopenbare bibliotheken wordt verkend.IV F 600 Bibliotheek.nl: van Al@din tot zoekmachine

Drs. T. ten Cate is directeur van Digital display, dat adviezen verzorgt ophet grensvlak van organisatie en informatisering, in het bijzonder metbetrekking tot vraagstukken op het gebied van document management.IV B 570 Zonder ‘grondwerk’ geen snelweg

Charles Citroen (c&c Advies, [email protected]) was na zijn studiechemie onmiddellijk overtuigd van het belang van een goede informa-tievoorziening voor onderzoek en management. Hij was werkzaam bij deChemische Vereniging, vervolgens als hoofd centrale informatie bijTNO en tenslotte als informatiemanagement adviseur externe projectenvoor bedrijven bij de Bibliotheek TU Delft.Dossier Informatie in Bedrijf

Raymond de Coninck (nl.tree, [email protected]) is na zijnopleiding HEAO CE gaan werken als marketeer en concurrentieana-list bij KPN Telecom. Daarna was hij actief als consultant MarketingIntelligence bij Synergetics/vouw Marketing, waar hij projecten heeftgedaan voor onder andere telecom- en energiebedrijven. Vervolgensheeft hij als zelfstandig marketingadviseur onder andere voor de GartnerGroup in Groot-Brittannië gewerkt. Op dit moment is RaymondMarktmanager bij nl.tree, de Community Service Provider voor hetonderwijs in Nederland en onder andere bouwer van Kennisnet.Dossier Informatie in Bedrijf

4 0 0 – 4b OVER DE AUTEURS

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

Page 17: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Beth Delaney houdt zich al zo’n 25 jaar bezig met eisen aan collectie-management systemen, het implementeren van metadatastandaarden enhet ontwikkelen van beleid in Amerikaanse en Europese AV-archieven.Zij heeft ervaring in zowel analoog als digitaal collectiemanagement bijomroeparchieven en in erfgoeinstellingen. Als consultant heeft Delaneyzich gespecialiseerd in digitale preserveringsprocessen, preserverings-business-requirements en preserveringsmetadata in het AV-domein.Delaney heeft een master’s titel in Bibliotheek- en Informatiewetenschap-pen, met een specialisatie in archieven.IV D 220 Preservering van digitale AV-collecties volgens de OAISstandaard

Daphne Depassé is zelfstandig kennis- en informatiemanager en helptorganisaties met het verbeteren van hun kennis- en informatievoorzie-ning. Daarnaast schrijft zij over het vakgebied – voor verschillendemedia. Daphne werkte ruim vijf jaar bij het ProjectManagement Bureauin Amsterdam, waar zij als adviseur en projectleider uiteenlopendeprojecten en onderzoeken heeft uitgevoerd op het gebied vaninformatiemanagement. Zij startte haar loopbaan als researcher enconsultant in de zakelijke dienstverlening en tussentijds heeft zij nogkorte tijd in de ICT gewerkt als information consultant. Zij is (cumlaude) afgestudeerd in [email protected] 200 Informatiewetenschap en informatiemaatschappij

Ingrid Dillo heeft geschiedenis gestudeerd aan de Leidse universiteit enschreef haar proefschrift over de Verenigde Oostindische Compagnie.Ingrid is een generalist die de laatste vijfentwintig jaar voornamelijkactief is geweest op het gebied van beleidsontwikkeling. Na haaraanstelling als beleidsonderzoeker bij Research voor Beleid in Leidenis ze voor een groot aantal jaar beleidsadviseur geweest bij hetNederlandse ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Onderzoek en deKoninklijke Bibliotheek. Momenteel is Ingrid adjunct directeur bijDANS (Data Archiving and Networked Services). Haar interessesomvatten onder andere management van onderzoeksdata en decertificering van data-archieven. Internationaal is Ingrid actief in de‘Research Data Alliance’, het ‘ICSU World Data System’ en de ‘Knowl-edge Exchange’.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 voorwerk/400

OVER DE AUTEURS 4 0 0 – 4 c

Page 18: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Mw. drs. A.A. Doek (1961) is nahaar opleiding aan de Frederik MullerAkademie (b.o.b.) en haar doctoraal Nederlands (UU) van 1983-1993werkzaam geweest in een openbare bibliotheek. Daarna (1993-2000) waszij hoofd Gebruikersondersteuning bij de Bibliotheek van de EUR. Sinds2000 is zij hoofd Informatiecentrum bij de Universiteitsbibliotheek vande UvA. Tevens is ze secretaris van de NVB-afdeling WetenschappelijkeBibliotheken (sinds 1998).IV G 100 Informatieverstrekking in universitaire bibliotheken

Peter van Dorp heeft klassieke talen en antieke wijsbegeerte gestudeerdaan de Universiteit van Amsterdam, de katholieke Universiteit Leuvenen de Vrije Universiteit Amsterdam. Momenteel volgt hij een studietechnische informatica aan de Open Universiteit. Hij werkt bij ABNAMRO en is daar twee en een half jaar betrokken geweest bij een projectvoor een intern (B2E) webportaal als Portal Conceptmanager en alsProjectmanager. Momenteel gaat zijn interesse uit naar software voorpersonalisatie, e-learning en tekstanalyse en de toepasbaarheid daarvanin concrete situaties.IV B 590 Webportalen

T.G. van Dijk (1950) is sinds 1990 werkzaam bij de Vereniging vanOpenbare bibliotheken NBLC in de financiële hoek, waarvan tot medio1997 als concerncontroller van Vereniging NBLC en Stichting NBLC.Sinds november 1997 werkzaam als adjunctdirecteur van NBLC, deVereniging van Openbare Bibliotheken. Voorzitter van de projectgroepRekeningschema, de groep die voor de branche als opdracht heeft hetvaststellen van een uniform rekeningschema, alsmede het ontwikkelenvan een kostentoerekeningsmodel voor openbare bibliotheken.II 200 Inleiding financieel beleidII 205 AdministratieII 210 De begrotingII 220 Het jaarverslagII 240 LiquiditeitII 290 Rekeningschema openbare bibliotheken

Jaap Dijkstra is universitair docent Recht en ICT bij de Faculteit derRechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen, waar hij onderandere het vak ‘Juridisch kennismanagement’ verzorgt. Hij is afgestu-deerd jurist en in 1998 gepromoveerd in de sociale wetenschappen op het

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

4 0 0 – 4d OVER DE AUTEURS

Page 19: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

gebruik van juridische kennissystemen. Van 1998 tot 2000 heeft hij alswetenschappelijk onderzoeker bij het Telematica Instituut in Enschedemeegewerkt aan diverse kennismanagementprojecten. Zijn huidigeonderzoek bij de RUG concentreert zich op juridische aspecten vankennismanagement en kennismanagement voor de rechtspraktijk.III 130 Juridische aspecten van de digitale bibliotheek

Margriet van Eck Poppe (Info Research Alkmaar, InfoResearchAlk-maar@ chello.nl) is haar werkend leven begonnen in de museumwereld,waar zij aan verschillende collectie registratieprojecten leiding gaf. Naenkele jaren lesgeven in het HBO onderwijs volgde een overstap naar hetbedrijfsleven. Margriet’s ervaringen als informatiemanager bij een grootreclamebureau en als adviseur bij het MKB brachten haar op het ideevoor dit dossier.Dossier Informatie in Bedrijf

Drs. F.F.M. Ector is hoofd stafbureau van het Streekarchief RegioEindhoven.II 630 Records management en performance

Jurgen Egges werkt sinds 1 november 2006 als knowledge manager voorhet Knowledge & Information Centre van ING Groep in Amsterdam.Hiervoor was hij werkzaam in diverse functies op IM-gebied binnen INGen Nationale Nederlanden.IV B 465 Een contentplan als basis van een digitale bibliotheek

Drs. N.P. van Egmond werkt sinds 1991 bij het Algemeen Rijksarchief,eerst als institutioneel onderzoeker bij PIVOT (Project InvoeringVerkorting OverbrengingsTermijn), als hoofd productgroep verwervenen gegevensbeheer.IV D 800 Archiefmanagement

Jan Feringa (1958, Emmen) werkt sinds 2010 als Hoofd van de sectorBackoffice bij de Universiteitsbibliotheek Groningen. Hij studeerdeEconometrie in Groningen (1978-1985), werkte daarna twee jaar alswetenschappelijk assistent bij Bedrijfskunde (RUG) en was vervolgens indiverse, meest leidinggevende, functies werkzaam in het bedrijfsleven. In2007 begon hij de aan de deeltijd Bachelor opleiding Geschiedenis inGroningen die hij in 2013 cum laude afrondde. Feringa draagt vanaf 2010

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 voorwerk/400

OVER DE AUTEURS 4 0 0 – 5

Page 20: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

als lid van de Beleidsgroep Innovatie Kennisinfrastructuur bij aan hetCRIS-beleid van het Nederlandse hoger onderwijs en onderzoek en is alsinitiator en stuurgroeplid (senior supplier) betrokken bij de vervangingvan Metis door Pure bij de RUG. Auteursidentificatie (ORCID): https://orcid.org/0000-0002-5398-0159

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

4 0 0 – 6 OVER DE AUTEURS

Page 21: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Marian Koren (1953) studeerde Nederlands en Internationaal recht aande Universiteit van Utrecht, en specialiseerde zich in mensenrechten aande Universiteit van Straatsburg. Daarnaast studeerde zij Zweeds met alsspecialisatie jeugdliteratuur aan de Universiteiten van Amsterdam,Uppsala en Stockholm.Op 20 november 1996, de Internationale Dag van de Rechten van hetKind, promoveerde ze, cum laude, aan de Universiteit van Amsterdam ophet proefschrift: Tell me! The right of the child to information, eenmultidisciplinaire studie met bijdragen uit internationaal recht, psycho-logie, communicatiewetenschap en bibliotheekwetenschap, gerelateerdaan mensenrechten (in het bijzonder van kinderen).Sinds 1979 is zij werkzaam bij de Vereniging van Openbare Bibliotheken,thans als Hoofd van hetWetenschappelijk Bureau en Internationale Zaken.Haar ervaringen op het brede terrein van het bibliotheekwerk, beleidsont-wikkeling, onderzoek en management worden ingezet voor vakcongressenmet bijdragen van internationale expertise en uitwisseling, zorg voorbibliotheekonderzoek en uitgeven van vakpublicaties. Tevens houdt zecolleges aan buitenlandse universiteiten en geeft lezingen in vele landen.Marian Koren is als bestuurslid actief in verschillende internationaleprofessionele organisaties waaronder de International Federation ofLibrary Associations and Institutions (IFLA).IV A 120 De branche van openbare bibliotheken: organisatie en trendsIII 760 Internationaal en Europees bibliotheekbeleid

Paul KunstII 640 Meten en verbeteren van kwaliteit in dienstverlening

Michiel Laan begon zijn werkzame leven in 1996 als advocaat bij hetentertainmentrechtkantoor Kalff Katz & Koedooder. Vervolgens was hijenkele jaren werkzaam bij de sectie Intellectuele Eigendom van het aanErnst&Young gelieerde Holland Van Gijzen Advocaten. Van daaruitmaakte hij in 2001 de overstap naar de Centrale Discotheek Rotterdam.Daar was hij als directeur eindverantwoordelijk voor de start van hetdigitaal uitlenen in Nederland in 2005 en de uitbreiding van het digitaaluitlenen naar Belgiëe in 2008. Sinds 2009 is hij zelfstandig adviseur enmanagementconsultant.IV G 500 Digitaal lenen van muziek

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 voorwerk/400

OVER DE AUTEURS 4 0 0 – 1 0 a

Page 22: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Lisa de Leeuw was van 1995 tot 2008 werkzaam bij ABN AMRO BankN.V., waarvan de laatste zes jaar als management assistent voorverschillende Executive Vice Presidents van internationale afdelingen.In augustus 2008 is zij bij DANS begonnen als management assistent voorde adjunct directeur en projectassistent voor het voorbereiden vanDARIAH (Digital Research infrastructure for the Arts and Humanities).In 2009 heeft ze het secretariaat van het Data Seal of Approval op zichgenomen. Momenteel is ze coördinator van het DANS projectburo, maaktze deel uit van het DARIAH CIO team en is ze management assistent.

Frank Lekanne Deprez is manager bij KPMG Advisory Services endeeltijdlector/associate professor ‘Kennisorganisaties en Kennismanage-ment’ aan de Hogeschool Zuyd in Heerlen. Hij adviseert het (senior)management van (internationale) organisaties op het gebied van virtuelekennisgemeenschappen, business integration, kenniseconomie, kennis-strategie en kennismanagement.Dossier Van rups tot vlinder

Henk Lemckert was na zijn studie Internationaal recht aan UniversiteitLeiden werkzaam bij Jongbloed Juridische Boekhandel. Daarnaaststudeerde hij in deeltijd Wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit.Gedurende enkele jaren was hij bestuurslid van de Afdeling JuridischeInformatie van de KNVI en is hij lid van de International Association ofLaw Libraries. Als collectiespecialist Recht bij de Koninklijke Bibliotheekhoudt hij zich onder meer bezig met de acquisitie voor zowel de digitaleals de fysieke juridische collectie.IV G 900 Digitale beschikbaarheid van juridische informatie

Jos LemminkII 640 Meten en verbeteren van kwaliteit in dienstverlening

Prof. John Mackenzie Owen (1949) is hoogleraar documentaire informa-tiewetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Eerder was hij seniorconsultant bij TICER bv, van het NBBI en Cap Gemini. Hij is mede-oprichter van de postdoctorale mastersopleiding Kennismanagement bijhet Tilburg Institute of Advanced Studies (TIAS).I 500 Informatiewetenschap en de documentaire informatieketen

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

4 0 0 – 1 0b OVER DE AUTEURS

Page 23: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

I 540 E-publishing voor wetenschappers: digitaal vastleggen, publicerenen distribueren van onderzoeksinformatieI 550 Kennismanagement

Ir. Anneke Manche is consultant bij Biblioservice Gelderland. Haarwerkzaamheden richten zich op leren en ontwikkelen, kennisdeling enbibliotheekinnovatie. Zij is projectleider van ‘DeWerkplaats, bouwen aaneen lerend netwerk, gericht op kennisdeling en bibliotheekontwikke-ling’.E:[email protected] 380 Op losse schroeven.Dewerkplaats, ervaringenmet de vorming vaneen lerend netwerk voor bibliotheken

F. Mangelaars is werkzaam als management-consultant bij Cap Gemini,divisie Overheid.IV B 310 Kennismanagement bij de overheid

Liesbeth Mantel studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit Leidennadat zij de BDI-opleiding in Deventer had afgerond. Na enkele jaren inde kunstwereld gewerkt te hebben, keerde zij in 2003 terug in hetbibliotheekvak als webcoördinator bij de bibliotheek van de Erasmus

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 voorwerk/400

OVER DE AUTEURS 4 0 0 – 1 0b1

Page 24: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties
Page 25: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

W.J.Th. Smit (1945) is vanaf 1970 werkzaam bij de Koninklijke Bibliotheekin Den Haag. Na ruim 15 jaar als boekrestaurator te hebben gewerkt werdhij met ingang van januari 1990 benoemd tot hoofd van de afdelingConservering en Optische Technieken.IV E 200 De conservering en restauratie van archief- en bibliotheek-materiaal

J. Smits is senior-titelbeschrijver en senior informatiespecialist bij deKoninklijke Bibliotheek. Van 1979 tot 1999 was hij werkzaam alskaartbeheerder, verantwoordelijk voor acquisitie, ontsluiting ten be-hoeve van de Nederlandse Bibliografie, conservering en ter beschikkingstelling van de cartografische collectie van het Depot van NederlandsePublikaties. Daarnaast is hij voorzitter van de Groupe des Cartothecairesde LIBER en Secretaris Hoofdcommissie Catalogiseren FOBID.IV D 300 Cartografie en ruimtelijke data

Hanneke Smulders (Infomare, infomareAwxs.nl) werkt – na haar B DAopleiding tot informatiespecialist – sinds 1984 als zelfstandig ondernemer ininformatiemanagement. In 1990 richtte zij Infomare op. Zij heeft een bredeervaring in het formuleren van adviezen en praktische oplossingen voor hettoegankelijker maken van informatie in de ruimste zin van het woord.Dossier Informatie in Bedrijf

Cees Snoek is universitair hoofdocent aan het intelligente systemen labvan de Universiteit van Amsterdam en hoofd R&D bij EuvisionTechnologies, een spin-off van het lab. Hij was eerder verbonden aanCarnegie Mellon University en de University of California, Berkeley. Voorzijn onderzoek naar beeldzoekmachines ontving hij in 2012 de Neder-landse Prijs voor ICT-onderzoek.I 530 Een Steen van Rosetta voor het geautomatiseerd herkennen vandigitaal beeldmateriaal

Drs. ing. S. J. van Spronsen is directeur van Iquad Consultancy BV in Delft.IV B 520 WorkflowIV B 540 Digitale geheugens

Cedric Stalpers (1972) is docent onderzoeksmethoden aan de FaculteitEconomie en Bedrijfswetenschappen van de Universiteit van Tilburg.Daarvoor heeft hij zeven jaar als onderzoeker in de bibliotheekbranchegewerkt. Oktober 2005 is hij gepromoveerd aan de Universiteit Utrecht,

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 voorwerk/400

OVER DE AUTEURS 4 0 0 – 1 4 c

Page 26: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

op een onderzoek onder scholieren naar hun leesgedrag en bibliotheek-gebruik. Ook elders in het boekenvak heeft hij als onderzoeker gewerkt,onder andere voor boekhandel De Slegte en Uitgeverij Zwijsen, hetgeengeresulteerd heeft in de publicatie Moeilijkheid gemeten: een nieuw,kwalitatief instrument voor het bepalen van de complexiteit van narratieve teksten.In zijn vrije tijd schrijft hij korte verhalen, zoals Grey Knight in RustyArmour, The Price of Betrayal en Lady of the Sea.

Daniel Steinmeier is als technisch specialist werkzaam bij de afdelingApplicatiebeheer van Beeld en Geluid. Hij heeft veel ervaring in het viadiverse webplatforms toegankelijk maken van AV-materiaal voor educa-tieve doeleinden. Metadatastandaarden, waaronder IEEE-LOM enuitwisselingsprotocollen zoals OAI-PMH- hebben van aanvang eenbelangrijke rol gespeeld in zijn werk. Momenteel is Steinmeier bij Beelden Geluid o.m. belast met het coördineren van digitale instroompro-cessen. Steinmeier heeft een master’s titel in Taal- en Cultuurstudies metmedia als specialisatie.IV B 446 Persistant IdentifiersIV B 695 Metadatauitwisseling met OIA-PMHIV D 220 Preservering van digitale AV-collecties volgens de OAISstandaard

Mw. J. Sternheim-Hendriks heeft onder andere de leergang Praktischemarketing voor Openbare Bibliotheken gedaan. Na gewerkt te hebbenals bibliotheektechnisch medewerker bij de R.K. Openbare Bibliotheekte Den Haag en bibliothecaris van de opleiding voor fysiotherapie teEnschede, was ze vanaf 1980 in verschillende functies werkzaam bijBiblioservice Gelderland in Arnhem. De afgelopen tien jaar werkte ze alsadviseur bij de unit Bibliotheekwerk, met als speciaal aandachtsgebied:innovatieve ontwikkelingen op ICT-gebied die van invloed zijn op dedienstverlening in openbare bibliotheken. Sinds 1 januari 2004 is zebeleidsmedewerker bij de unit Bibliotheekwerk.Ze publiceerde o.a : ‘Collectiebeleid Bibliotheek.nl’, in 2003 geschreveni.o.v. de Vereniging van Openbare Bibliotheken.IV F 600 Bibliotheek.nl: van Al@din tot zoekmachine

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

4 0 0 – 1 4d OVER DE AUTEURS

Page 27: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Inhoud

Band 1

100 Woord vooraf200 Inhoud300 Over de redactie400 Over de auteurs500 Register

Deel I Informatiewetenschap

I 100 InleidingI 200 Informatiewetenschap en informatiemaatschappijI 300 Retrievaltechniek; technologieën voor het terugvinden van

tekstuele informatieI 400 Bewaren in het licht van historische communicatieculturenI 500 Informatiewetenschap en de documentaire informatieketenI 510 De bibliotheekbezoeker in beeldI 520 Elektronische tijdschriftenI 525 E-journal lifecycle managementI 530 Een Steen van Rosetta voor het geautomatiseerd herkennen

van digitaal beeldmateriaalI 540 E-publishing voor wetenschappers: digitaal vastleggen,

publiceren en distribueren van onderzoeksinformatieI 550 KennismanagementI 555 Documenten onder controleI 560 Informatievaardigheden op de werkplekI 561 Informatie(zoek)gedragI 562 Mediawijsheid in NederlandI 565 Websiteanalyse

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

INHOUD ( 2 ) 2 0 0 – 1

Page 28: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

I 700 Bibliometrische methoden bij evaluatie en observatie vanwetenschappelijke ontwikkelingen

I 800 Informatie-economieI 900 Informatiebeveiliging

Band 2

Deel II Bedrijfsvoering

II 200 Inleiding financieel beleidII 205 AdministratieII 210 De begrotingII 211 Smart budgetteren anno 2014II 215 Interne sturing en managementinformatie*II 220 Het jaarverslagII 225 BenchmarkingII 230 Het vaststellen van de ROI voor informatie- en kennis-

dienstverleningII 235 Van cijfers naar verhalenII 240 LiquiditeitII 290 Rekeningschema openbare bibliotheken*II 300 Personeelsmanagement in openbare bibliothekenII 330 Personele ontwikkelingen in de Openbare BibliotheekII 335 Arbeidsomstandigheden in bibliotheken; de Arbocatalogus

Openbare BibliothekenII 340 Functiebeschrijving en functiewaarderingII 350 De veranderende beroepspraktijk in de Openbare

Bibliotheek: balans functie-innovatieII 360 Opleidingen op het terrein van informatievoorzieningII 365 Mbo-opleiding Medewerker informatiedienstverleningII 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in

de informatiedienstverleningII 370 Kerncompetenties voor de informatieprofessionalII 500 Marketing van gemeentelijke archiefdienstenII 610 Kwaliteitszorg in openbare bibliothekenII 615 Certificering van openbare bibliothekenII 620 Evaluatief onderzoek in bibliothekenII 630 ‘Missing links’

* Nog niet opgenomen.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

2 0 0 – 2 I NHOUD ( 2 )

Page 29: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

II 640 Meten en verbeteren van kwaliteit in dienstverleningII 645 Kijk vooruit met predictieve analysisII 650 Prestatie-indicatorenII 651 Prestatie-indicatoren van bibliothekenII 660 Governance en informatievoorzieningII 700 Kwaliteitsverbetering van de informatiehuishoudingII 710 Veranderingen doorvoerenII 715 Het geheim van veranderenII 720 Kwaliteitszorg in veranderkundig perspectiefII 730 Cultureel ondernemerschap: kijken met andere ogenII 735 Co-creatie van organisaties met consumentenII 740 Outsourcing: afstemmen en samenwerking

Deel III Wet- en regelgeving

III 100 Auteursrecht, naburige rechten en databankrechtenIII 110 Bescherming van technische voorzieningen en informatie

voor rechtenbeheerIII 120 Webarchivering en auteursrechtIII 130 Juridische aspecten van de digitale bibliotheekIII 140 Open AccessIII 200 Leenrecht openbare bibliothekenIII 400 ArchiefrechtIII 500 Wet openbaarheid van bestuurIII 600 Bescherming van persoonsgegevensIII 700 Europese harmonisatie van auteursrecht en naburige

rechten – gevolgen voor de bibliotheekpraktijkIII 750 Europees aanbestedingsrecht voor bibliotheken en archievenIII 760 Internationaal en Europees bibliotheekbeleid

Band 3

Deel IV Bibliotheken en archieven

A Ontwikkeling van bibliotheken, documentatie-instellingen en archievenIV A 100 Het bibliotheekwezenIV A 105 Zes jaar vernieuwing van openbare bibliotheken. Wat ging

eraan vooraf, wat leverde het op?IV A 110 Deorganisatie vandewetenschappelijke informatievoorziening

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

INHOUD ( 2 ) 2 0 0 – 3

Page 30: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

IV A 115 CRIS – Current Research Information SystemsIV A 120 De branche van openbare bibliotheken: organisatie en trendsIV A 130 De bibliotheek van de toekomst: transformatieve innovatie in

NieuwegeinIV A 140 Bibliotheken en makersplaatsenIV A 200 Het archiefwezen in NederlandIV A 210 Archivering als basis voor verantwoordingIV A 300 Internationale Samenwerking van BibliothekenIV A 500 Van archiefbeheer tot taakinformatieIV A 600 De digitale bibliotheek. Op schoot bij de eindgebruiker

B Informatietechnologie en automatiseringIV B 210 Digitaliseren van documenten: op weg naar DIS en WorkflowIV B 230 Elektronische tekstarchievenIV B 240 Naar een betere automatisering van openbare bibliothekenIV B 250 RFID voor bibliotheken en archievenIV B 310 Kennismanagement bij de overheidIV B 410 Digitale archivering: duurzaam bewaren en op lange termijn

beschikbaar stellen van elektronische publicaties en documen-ten

IV B 420 Digitale archivering binnen bedrijvenIV B 430 Organisatie van duurzame digitale opslagIV B 440 Archivering van websitesIV B 445 Duurzame vastlegging van toegang tot webpagina’sIV B 446 Persistente IdentifiersIV B 450 Remano 2004: een positiebepalingIV B 460 Archivering in een digitale wereldIV B 465 Een contentplan als basis van een digitale bibliotheekIV B 470 Open toegang tot onderzoeksresultaten en onderwijs-

materiaal in NederlandIV B 500 De handtekening: van geschreven naar elektronischIV B 520 WorkflowIV B 530 Printing on demandIV B 540 Digitale geheugensIV B 550 Code voor InformatiebeveiligingIV B 560 Certificatie van informatiebeveiligingIV B 570 Zonder ‘grondwerk’ geen snelwegIV B 580 Verticale internetportals voor professioneleinformatie:

contouren van een nieuwe partij in de informatieketen

2 0 0 – 4 I NHOUD ( 2 )

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

Page 31: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Band 4

IV B 590 WebportalenIV B 600 Alternatieve authenticatietechniekenIV B 610 Really Simple Syndication?IV B 620 Standaarden voor gegevensuitwisselingIV B 630 Data Seal of ApprovalIV B 640 De digitale bibliothecarisIV B 650 De bouwstenen van de digitale bibliotheekIV B 660 De waardebepaling van een digitale bibliotheekIV B 670 De impact van web 2.0 op bibliothekenIV B 680 Archiefinformatie als Linked data op het Sematisch WebIV B 690 HetOAISmodel, een leidraad voorduurzame toegankelijkheidIV B 691 ED3 - Eisen duurzaam digitaal depotIV B 692 Het behoud van digitaal erfgoed: het Unesco Charter en

ontwikkelingen in NederlandIV B 695 Metadatauitwisseling met OAI-PMH

C Bibliotheekbouw, archiefvorming en -inrichtingIV C 100 Strategische keuzen bij een bibliotheekinterieurIV C 200 Opzet en inrichting van een bibliotheekinterieurIV C 300 ArchiefbouwIV C 400 Openbare bibliotheken in Nederland

D CollectiemanagementIV D 100 Collectiemanagement in bibliothekenIV D 110 Collectievorming in ontwikkeling bij openbare bibliothekenIV D 200 Collectieprofielen in bibliothekenIV D 210 Het audiovisuele archief als digitaal curatorIV D 220 Preservering van digitale AV-collecties volgens de OAIS

standaard.IV D 300 Cartografie en ruimtelijke dataIV D 400 Een nieuwe tak van sport voor bibliothecarissen: LicensingIV D 500 GIS en duurzaamheidIV D 600 E-books: op de drempel van de doorbraakIV D 800 ArchiefmanagementIV D 810 Bewaarplicht

I NHOUD ( 2 ) 2 0 0 – 5

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

Page 32: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

E CollectiebeheerIV E 200 De conservering en restauratie van archief- en bibliotheek-

materiaalIV E 300 Digitalisering van fotomateriaalIV E 400 Digitalisering van erfgoedcollecties

Band 5

F OntsluitingIV F 100 Ontsluiting van documentenIV F 101 Metadataverwerking in internationaal perspectief. Van Regels

voor de Titelbeschrijving naar Resource Description andAccess (RDA)

IV F 110 De nieuwe toegang tot audiovisuele contentIV F 150 Encoded Archival Description voor de digitale toegang tot

bibliotheekcollectiesIV F 200 Z39.50: Zoeken in catalogi en databases op het internetIV F 300 Over het bouwen van taxonomieënIV F 310 Het onderhouden van taxonomieënIV F 320 Linked dataIV F 400 CrowdsourcingIV F 410 Case: Middelburg DronkIV F 500 Digitale hulpmiddelen voor persoonlijk literatuurbeheerIV F 550 Inhoudelijk toegankelijk maken van informatiecollecties in

een digitale omgeving: opgenomen als dossier in deel VIIV F 560 De toegankelijkheid van de digitale bibliotheekIV F 580 Bibliotheken en websitesIV F 600 Bibliotheek.nlIV F 650 Tagging en folksomoniesIV F 660 De informatie die je zoektIV F 670 Zicht op de veelheid aan bronnen op internetIV F 700 Een traject voor het selecteren van zoekmachinesoftwareIV F 800 De actualiteit van 19e-eeuwse classificatietheorieIV F 900 Automatisch classificeren

2 0 0 – 6 I NHOUD ( 2 )

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

Page 33: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

G DienstverleningIV G 100 Informatieverstrekking in universitaire bibliothekenIV G 200 Klanttevredenheidsonderzoek door archieven, bibliotheken

en museaIV G 300 Toegevoegde waarde creëren en metenIV G 400 De businesscase van ING’s Kennis- & Informatiecentrum

(KIC): een poging tot offensieve strategie om reorganisatieste overleven

IV G 500 Digitaal lenen van muziekIV G 600 DOK, the Library Concept CenterIV G 700 Gaming in de bibliotheekIV G 800 Workshops, een must voor de informatieprofessionalsIV G 900 Digitale beschikbaarheid van juridische informatie

Deel VI Dossiers

Begrip in documentmanagementDigitale duurzaamheid

Band 6

Intranetwijzer voor bibliotheek en archiefContractenbeheerZoeken in geautomatiseerde informatiesystemenKwaliteitsmanagement in de documentaire informatieVan rups tot vlinderDe nieuwe openbare bibliotheekInformatie in BedrijfInhoudelijk toegankelijk maken van informatiecollecties ineen digitale omgeving

I NHOUD ( 2 ) 2 0 0 – 7

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

Page 34: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties
Page 35: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Smart budgetteren anno 2014

PATR I CK TUL LEMANS EN STE FAN IA ANG IUS

In een tijd vol onzekerheden is goed budgetteren een tijdrovende enlastige opgave. Deloitte zocht uit hoe budgettering in organisatiesplaatsvindt en met welk doel. De meeste organisaties zouden het procesvan budgetteren graag sneller en efficiënter maken. De auteur geeftverschillende suggesties hoe dat te realiseren is en beschrijft SMART-planningsmethodieken.

De wereld om ons heen lijkt te bewegen naar een staat van permanenteonzekerheid en onvoorspelbaarheid. Deloitte onderzoekt momenteelwereldwijd hoe bedrijven en instellingen budgettering aanpassen aan deeisen van de 21ste eeuw. Parallel aan het benchmarkonderzoek hebbenwe recente management- accountingliteratuur verkend. Bedrijven willenbudgettering sneller, lichter en robuuster maken. Op welke manierenkan dit? In dit artikel worden een aantal concrete suggesties gegeven,zowel vanuit de praktijk als vanuit de theorie. De mogelijke verbeterin-gen in budgettering vatten we samen met het acroniem SMART. EenSMART-budgetproces wordt gedreven door de Strategie van deorganisatie, resulteert in Meetbare doelstellingen die gekoppeld zijnaan middelen en Acties, is geïntegreerd met Risk management en isTijdgebonden.

1 Benchmarkonderzoek

In het benchmarkonderzoek is gevraagd naar het doel en nut vanbudgettering in de betreffende organisaties. Budgettering vervult devolgende functies in de planning- en controlcyclus: target setting,coördinatie, monitoren en control, prestatiemeting en beloning, taak-stelling en CAPEX-planning (zie verder figuur 1).

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 ii/ii211

SMART BUDGETTEREN ANNO 201 4 I I 2 1 1 – 1

Page 36: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Het blijkt dat de functies van het budget in de planning- en controlcyclusniet ter discussie staan. Geen enkel bedrijf wil stoppen met budgetteren.Vooral in stabiele bedrijfstakken en sectoren is het budget een geschiktinstrument voor management control en onderlinge afstemming vanorganisatieonderdelen. Niettemin wil ruim driekwart van de bedrijvenbudgettering de komende twee jaar verbeteren. Wat zijn de belangrijkstepijnpunten?• 70 procent van de bedrijven is minimaal vier maanden bezig met

budgetteren.• Er is consensus dat strategische initiatieven worden vertaald in

financiële en niet-financiële kritische prestatie-indicatoren (KPI’s)van het budget. Toch geeft circa 40 procent van de bedrijven aan datdit in hun organisatie niet adequaat gebeurt.

• In ruim 50 procent van de onderzochte bedrijven is budgettering eenbottom-up gedreven proces, waarin entiteiten plannen opstellenzonder uitgesproken richtlijnen voor de beoogde doelstellingen enuitkomsten.

• Tweederde deel van de bedrijven rondt de cyclus minimaal tweemaanden voor het jaareinde af.

• Ruim 30 procent van de bedrijven begint al zes maanden voor heteinde van het boekjaar te budgetteren.

De deelnemende bedrijven willen budgettering versnellen en efficiëntermaken. Hoe kunt u dit doen, en bieden eigentijdse planningsmethodie-ken uit de literatuur soelaas? In de volgende paragraaf ga ik in oprecente management-accountingliteratuur over budgettering.

2 Budgettering in recente literatuur

Verreweg de meeste onderzochte organisaties budgetteren incrementeel.Bij incrementeel budgetteren wordt alleen gekeken naar de wijzigingenten opzichte van de vorige budgetperiode. Er wordt impliciet vanuitgegaan dat middelen rationeel en doelmatig worden ingezet in deorganisatie. Bij de opstelling van een budget voor het nieuwe planjaar zalde inzet van middelen in principe niet wijzigen, behalve voor inflatie- envolumecorrecties. Deze methodiek is transparant en eenvoudig, maarhoudt beperkt rekening met risico’s en onzekerheid die van invloed

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I I 2 1 1 – 2 SMART BUDGETTEREN ANNO 20 1 4

Page 37: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

kunnen zijn op de totstandkoming en bewaking van budgetten. Inmanagement-accountingliteratuur zien we alternatieve plannings- enbudgetteringsmethodieken die ik hierna kort beschrijf: scenariobudget-tering, continuous budgettering, beyond budgeting, de A3-methodiek enOGSM. Voor een uitvoerige beschrijving verwijs ik naar de publicaties inde literatuurlijst.

Scenariobudgettering veronderstelt dat in het budgetproces strategischedrivers of risico’s worden geïdentificeerd die bepalend zijn voor demate waarin een organisatie haar doelen zal halen. Deze drivers zijnafhankelijk van de context van een organisatie en kunnen te makenhebben met de hoogte van grondstofprijzen, wet- en regelgeving, het welof niet doorgaan van een strategische alliantie, enz. Voor alle driversworden aannames gemaakt over of en hoe sterk ze zich zullenmanifesteren. Deze aannames vormen de basis voor alternatieveplanscenario’s; het meest waarschijnlijke scenario wordt gekozen alsbudget. Op dit punt onderscheidt scenariobudgettering zich van hetklassieke one-figurebudget. Vervolgens wordt gedurende de planning- encontrolcyclus beoordeeld of de aannames nog in lijn zijn met deverwachte ontwikkeling in de realiteit. Op basis hiervan kan wordenbesloten dat niet het budgetscenario maar een alternatief scenarioleidend moet worden verklaard in de aansturing van de operatie.

Met continuous budgeting worden bedrijfsprestaties voortdurendgevolgd met het oog op het identificeren van risico’s of kansen. Zodraer signalen zijn dat er wordt afgeweken van het budget wordt nietmechanisch bijgestuurd, maar wordt eerst onderzocht wat de diepereoorzaken zijn van de afwijkingen. Vervolgens wordt op basis van deopgedane kennis besloten tot bijsturingsmaatregelen of bijstelling vanhet budget. Belangrijke randvoorwaarden voor deze methode zijn:• Het management moet om bij kansen of risico’s bij te sturen,

gecommitteerd blijven aan de strategische prioriteiten van deorganisatie.

• De organisatie heeft een cultuur die besluiten neemt op basis van eengrondige analyse van de oorzaken van de afwijkende prestaties.

• Het management heeft de bereidheid om interactief, zowel verticaalals horizontaal, veel informatie te delen en te overleggen over dewenselijkheid van geïdentificeerde bijsturingsmaatregelen.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 ii/ii211

SMART BUDGETTEREN ANNO 201 4 I I 2 1 1 – 3

Page 38: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

In het geval van scenariobudgettering wordt vooraf nagedacht overafwijkende omstandigheden en inzetbare scenario’s, terwijl dit bijcontinuous budgeting op het moment van het optreden van de afwijkinggebeurt.

Volgens beyond budgeting zou het budgetteringsproces moeten wordengeëlimineerd om de problemen die het proces veroorzaakt te kunnenwegnemen. De organisatie past zich continu aan de nieuwe inzichtenaan, op basis van de laatste voortschrijdende prognose of rolling forecast.Op basis van deze prognose worden middelen toegekend. Het beyond-budgetingmodel heeft zeker een aantal goede aspecten in zich, zoals hetdelegeren van verantwoordelijkheden tot diep in de organisatie en hetlaten samenwerken van organisatieonderdelen als onderdeel van eennetwerkorganisatie. In totaal zijn tien principes ontwikkeld. Vierprincipes hebben te maken met het creëren van een flexibeleorganisatiestructuur, de andere zes met het creëren van een adaptiefprestatiemanagementproces. Voorbeelden van bedrijven die beyondbudgeting toepassen komen vooral uit Scandinavië, zoals Svenskahandelsbanken, Borealis en Statoil. In Nederland is dit concept (nog)niet aangeslagen.

De A3-methodiek wordt vooral in non-profitorganisaties en -instellingentoegepast, zoals de Koninklijke Marechaussee, Dienst Justitiële Instellin-gen en GGZ Friesland. Ook ziekenhuizen en gemeentelijke organisatiesplannen volgens deze systematiek. De methodiek is zeker ook toepasbaarin de profitsector. De A3-methodiek reduceert ‘dikke’ plannen, zoals hetmeerjarenbeleidsplan, het jaarplan of een programma/projectplan, totéén A3-papierformaat. De plannen zijn door de toepassing van het INK-managementmodel overzichtelijk en concreet. Daarbij worden missieen visie, via het definiëren van succesbepalende factoren vertaald inconcrete resultaten en acties. Alle aandachtsgebieden van het INK-managementmodel worden daarbij in ogenschouw genomen. Op dezewijze krijgen bestuurders en leidinggevenden een consistent ensamenhangend plan in handen, zonder het gevoel te hebben de gripte verliezen. Met de A3-methodiek is het mogelijk om ‘meer sturing metminder papier’ te bereiken. Ook het proces van totstandkoming van hetplan en de monitoring van de realisatie zijn onderdeel van A3. A3 omvatde gehele planning- en controlcyclus. Het proces van totstandkoming

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I I 2 1 1 – 4 SMART BUDGETTEREN ANNO 20 1 4

Page 39: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

kenmerkt zich door participatie; deze participatieve aanpak moet zorgenvoor commitment aan de doelstellingen en afspraken over de acties.

Functie Omschrijving

Target setting De decompositie van het strategisch plan inactiviteiten om de targets uit het strategischplan voor het eerstkomende planjaar tehalen. Deze functie omvat ook de cascade-ring van targets naar alle geledingen van deorganisatie.

Coördinatie Het afstemmen en verbinden van doelstel-lingen van de afzonderlijke bedrijfsonderde-len en entiteiten met de doelstellingen vanandere entiteiten en met die van de organi-satie als geheel.

Monitoren en control Het budget is referentie voor periodiekeoordeelsvorming over de geleverde presta-ties en daartoe verrichte activiteiten, zodat ingeval van afwijkingen corrigerende maatre-gelen kunnen worden genomen.

Prestatiemeting en-beloning

Het afleggen van verantwoording en deoordeelsvorming over geleverde prestatiesen daartoe verrichte activiteiten als basisvoor beloning van managers.

Taakstelling Het formaliseren van de taakopdracht vooractiviteiten voor het eerstkomende jaar en deautorisatie voor de inzet van middelen dienodig zijn om deze activiteiten uit te voeren.

CAPEX-planning De budgetcyclus is het raamwerk voorinvesteringsplanning waarin besluiten wor-den genomen of bewaakt over (veelal een-malige) projecten of investeringen waarvande financiële gevolgen voor de ondernemingaanzienlijk en meerjarig zijn.

Figuur 1. Functie van budgettering in planning- en controlcyclus.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 ii/ii211

SMART BUDGETTEREN ANNO 201 4 I I 2 1 1 – 5

Page 40: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

OGSM sluit aan op de uitgangspunten van de A3-methodiek. OGSM staatvoor Objectives, Goals, Strategies en Measures. Ook de OGSM-systema-tiek streeft via een daadkrachtiger en sneller planningsproces te komentot een jaarplan op 1 A4. Deze methodiek heeft zich in de praktijk bewezenbij organisaties als Procter & Gamble, Mars en Coca-Cola. Met Objectivesen Goals wordt bepaald wát de organisatie wil bereiken. Met Strategies enMeasures concretiseert de organisatie hóé ze daar wil komen. De krachtvan OGSM is dat er steeds een kwalitatief element gevolgd wordt door eenkwantitatieve meting. De Goals zijn dus onlosmakelijk verbonden met deObjectives en de Measures (het dashboard) met de Strategies. Dit maaktcascadering mogelijk om de OGSM vanuit de top van de organisatie doorte vertalen naar OGSM’s voor businessunits, functies, afdelingen ofindividuele managers.

3 SMART budgetteren

Als we de budgettering bij de bedrijven uit het benchmarkonderzoekspiegelen aan de methodieken uit de literatuur, zien we dat geen enkeleorganisatie beyond budgeting toepast. Wel zien we dat bedrijven intoenemende mate rolling forecasting overwegen als stuurinstrumentnaast het budget. OGSM en A3 zijn krachtige methoden om op compacteen consistente wijze de strategie met het financiële budget te verbinden,ook wel verticale planintegratie genoemd. A3 biedt tevens handvattenvoor periodieke prestatiemeting en verantwoording. Weinig bedrijvenwerken in budgettering systematisch met scenario’s. Dit komt voorname-lijk door het feit dat organisaties veel tijd nodig hebben om tot éénjaarplan of budget te komen. Een andere reden kan zijn dat managersover onvoldoende kennis en/of vaardigheid beschikken om in scenario’ste denken.

Hoe ontwikkelt u een budgetproces dat uw organisatie adaptief enwendbaar maakt in een tijd die gekenmerkt wordt door onzekerheid eneconomische tegenwind? Welke leading practices stellen het manage-ment in staat om vooruit te denken over hoe kansen en risico’s zichontwikkelen, zodat de organisatie zich kan voorbereiden op de mogelijkeuitkomsten? We duiden een toekomstbestendig budgetteringsproces aanmet het acroniem SMART. Een robuust budgetproces neemt Strategie

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I I 2 1 1 – 6 SMART BUDGETTEREN ANNO 20 1 4

Page 41: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

als vertrekpunt, leidt tot Meetbare doelstellingen, koppelt doelstellingenaan Acties en middelen, is geïntegreerd met Risk management en isTijdgebonden.

4 Strategie als vertrekpunt

Budgetteren dient plaats te vinden in de context van de strategie.Leidende bedrijven zorgen voor een expliciete verbinding tussenstrategische planning en budgettering. Er gaat weinig tot geen tijdverloren tussen de strategische review en de start van de budgetcyclus.Het budgetproces bestaat uit twee opeenvolgende fasen: target setting enoperationele jaarplanning. Budgetten worden meer top-down opgesteld,in die zin dat het topmanagement overeenstemming bereikt met devolgende echelons in de organisatie over targets en doelstellingen. Pasnadat targets zijn geconfirmeerd wordt gestart met de detailuitwerking inde operationele jaarplannen. Hierdoor wordt vermeden dat entiteitenplannen op een moving target. Veel bedrijven vinden dat budgettenbottom-up opgesteld moeten worden, om draagvlak en acceptatie vandoelstellingen en acties te bewerkstelligen. Om deze reden starten veelbedrijven de budgetcyclus relatief vroeg in het boekjaar, vaak nog voor debedrijfsvakanties (juni/juli). Echter, een lange planningshorizon ver-groot de onzekerheid over relevante planningsvariabelen (omzet,valutaontwikkelingen, grondstoffenprijzen, macro-economische trends,enz.). De doelstellingen en uitgangspunten voor deze variabelen zijnachterhaald bij de afsluiting van het budgetproces. Bovendien zullenmanagers hun ambities over doelen of inzet van middelen zo laagmogelijk stellen wanneer hun beloning afhangt van het budget. Dezewijze van budgettering kan de verkeerde stimulans geven, waardoormensen dingen doen die goed voor henzelf zijn, maar slecht voor deonderneming. Ambities van managers zullen niet volledig aansluitenbij de ambitieuze doelstellingen van de organisatie. Laat in het proceszullen toch weer top-down managementcorrecties plaatsvinden omdoelstellingen aan te scherpen of budgetten te actualiseren in het lichtvan veranderde marktomstandigheden.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 ii/ii211

SMART BUDGETTEREN ANNO 201 4 I I 2 1 1 – 7

Page 42: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

5 Meetbare doelstellingen

Vanuit de strategie is het mogelijk om kwalitatieve statements door tevertalen in financiële KPI’s en targets voor de komende jaren. Wij noemendeze doorvertaling van strategie in het budget ook wel verticale plan-integratie. Deze doorvertaling kan bijvoorbeeld met behulp van strategymaps of strategische kaarten gevisualiseerd worden. Voor een beperkte setindicatoren, vaak de financieel georiënteerde, worden de eerste jaar-targets kwantitatief geformuleerd. Bij het vaststellen ervan houdt deorganisatie rekening met strategische ambities voor het komend planjaar,maar wordt tevens gekeken naar de eigen historische prestaties, externeontwikkelingen en verwachtingen van analisten en vermogensverschaffers.Een aanbeveling is om zoveel mogelijk te werken met relatieve targets dieeen verbetering weergeven ten opzichte van prestaties van de afgelopenperiode. Targets worden krachtiger als die zijn getoetst aan externebenchmarks van concurrenten uit uw branche. Door deze targets op terekken richt u de organisatie op het verslaan van de concurrentie.

MaatregelenS Strategie en

strategischedoelstellingenals vertrekpunt

– Ontkoppel target setting en operationelejaarplanning.

– Budgettering sluit direct aan op het procesvan strategie.

– Voorkom moving targets: stel eerst deuitkomst in termen van doelstellingen vasten werk daarna detailplanning uit.

M Meetbaredoelstellingen

– Pas relatieve targets toe.–Vergelijk budgetdoelstellingen met externebenchmarks, prestaties van bedrijven uituw sector.

– Stel targets vast als relatieve verbeteringen tenopzichte van de resultaten van vorig boekjaar.

A Actiegericht – Eerst focus op initatieven en acties, daarna opvertaling in cijfers.

– Koppel acties en iniatieven aan doelstellingen.– Alloceer middelen zo laat mogelijk, in hetlicht van actuele ontwikkelingen(dynamic resource management).

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I I 2 1 1 – 8 SMART BUDGETTEREN ANNO 20 1 4

Page 43: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

MaatregelenR Risico’s

gemitigeerd– Integreer risicomanagement in planning deplanning en controlcyclus.

– Maak gebruik van alternatieve scenario’som risico’s te identificeren en contingentiesuit te werken.

T Tijdgebonden – Budgetteer in een korte aaneengeslotenperiode na de bedrijfsvakantie als deze in dezomervakantie valt.

– Werk gedisciplineerd, volgens een strakproces met een duidelijke kalender.

– Begin zo laat mogelijk en eindig kort voorhet jaareinde.

– Budgetteer vaker in de zin van het herijkenvan doelstellingen gedurende het jaar.

Figuur 2. Mogelijkheden om SMART te budgetteren.

6 Actiegericht

Het budget is de brug tussen strategie en executie. In veel bedrijven isbudgettering uitsluitend een financiële cijferoefening. Dit terwijl definanciële cijfers het sluitstuk zijn van de budgetcyclus. U budgetteert enplant immers geen geldstromen maar verbeteractiviteiten en -projectenom de strategie te implementeren. Het jaarplan vertaalt op coherentewijze missie en strategie in concrete jaarresultaten, speerpunten en acties.De OGSM-methode en A3-systematiek leveren zeer bruikbare instrumen-ten om de vertaalslag van strategie naar uitvoering en acties te maken. Hetbudget leidt op die manier tot meer actiegerichtheid in de uitvoering.Verder kunt u in het licht van marktonzekerheid eerst de activiteiten enplannen op hoofdlijnen vaststellen en de benodigde middelen hiervoorreserveren. In de huidige dynamische omstandigheden is het verstandigom in het budgetproces geen onomkeerbare besluiten te nemen overresource-allocatie.Leidende bedrijven nemen beslissingen over bijvoorbeeld de bestedingvan discretionaire uitgaven op het gebied van marketing en promotie,beslissingen over de timing van productintroducties, capaciteitsaanpas-singen en dergelijke zo laat mogelijk. Dit stelt het management in staat

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 ii/ii211

SMART BUDGETTEREN ANNO 201 4 I I 2 1 1 – 9

Page 44: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

om snel en evenwichtig in te spelen op marktontwikkelingen. Hetmanagement kan middelen op flexibele wijze alloceren van het ene naarhet andere deel van de business op het moment dat marktomstandigh-eden dit nodig maken. Dit noemen we dynamic resource management.Door specifieke besluiten over te hevelen van budgettering naarbijvoorbeeld het forecastingof sales & operations planningsproces wordtde budgetcyclus lichter en mogelijk ook sneller.

7 Risico’s beheerst

Leidende bedrijven betrekken informatie over risico’s in het plannings-proces. Risico’s worden in de budgetcyclus besproken in termen vanrelevantie, businessimpact en mitigerende acties. Dit zorgt voor eeninhoudelijke discussie over kansen en bedreigingen, die in het komendplanjaar doelstellingen en speerpunten beïnvloeden. Een discussie dietevens bijdraagt aan de vaststelling van de assumpties waarop het budgetgebaseerd zal worden. Het risicobewustzijn wordt veel meer als eenproces benaderd dan als een vaststaande risicoacceptatiegraad die onderalle omstandigheden voor de gehele organisatie van toepassing is. Zoonderscheidt een multinational (producent van diervoeder) strategischerisico’s (bijvoorbeeld de integratie van acquisities, strategie in opkomen-de markten of geopolitieke risico’s), operationele risico’s (margemanagement, volatiliteit in grondstofprijzen, ontstaan van dierziektesenz.), financiële risico’s (debiteuren, valuta, liquiditeit) en compliance-risico’s. Bij het bepalen van het meerjarenplan zijn in de hele organisatie(businessunit, regio, group) risicobeoordelingen gemaakt. Deze wordenvervolgens ook in de tactische planning geëvalueerd. Daarmee is hetproces van risicomanagement geïntegreerd in de planning- en controlcy-clus. Naarmate bedrijven meer inzicht hebben in de risico’s en kansen endie systematisch monitoren, kunnen ze sneller signaleren of en zo ja hoede bedrijfsomgeving verandert. Scenario’s zijn geschikte instrumentenom risico en onzekerheid te adresseren. Met mathematische scenario-modellen wordt de financiële impact van risico en onzekerheid tenaanzien van de meest volatiele en materiële drivers onder een(consistente) set van assumpties geëvalueerd. Het topmanagement krijgteen onderbouwd beeld en gevoel over de verwachte prestaties van deorganisatie en de mogelijke bandbreedte waarbinnen deze gerealiseerd

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I I 2 1 1 – 1 0 SMART BUDGETTEREN ANNO 20 1 4

Page 45: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

kunnen worden. Dat maakt de toekomst niet minder onzeker, maarverhoogt wel het vertrouwen in de haalbaarheid van targets en plannenin het budgetproces.

8 Tijdgebonden

In bijna alle organisaties is budgetteren een jaarlijkse exercitie. Maar,waarom jaarlijks? U kunt frequenter targets bijstellen als de bedrijfs-omgeving zeer dynamisch is. Een voorbeeld is een multinational die incyclische omstandigheden opereert en elk halfjaar targets herijkt enmiddelen heralloceert. Uiteraard kan dit alleen in een strak budgetprocesmet een korte doorlooptijd. In dit voorbeeld hanteert de organisatie eenvaste, voortschrijdende planningshorizon van vier kwartalen, waarbij deeerste twee kwartalen taakstellend zijn. Het budgetproces neemt achtweken in beslag.Een andere aanbeveling is om zo laat mogelijk in het jaar metbudgetteren te beginnen. Het voorspellend vermogen van de organisatievermindert immers naarmate de planningshorizon van uw budget verderweg in de toekomst ligt. De budgetcyclus vindt plaats in de laatstemaanden van het boekjaar. Hoe later kan worden gestart, hoe meerinzicht er bestaat in de resultaten over het lopende jaar als referentie voorhet budgetjaar. Tevens geldt voor organisaties die het boekjaar conformde kalender laten lopen, dat door later te beginnen het verlies van tijd enaandacht door de vakantieperiode minimaal is.

9 Ten slotte

In figuur 2 ziet u de aanbevelingen om SMART te budgetteren samengevat.Het ideale budgetteringsproces is hét platform waarin managers encontrollers een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de geplande activiteitenvoor komend jaar, die leiden tot strategie-implementatie. Er is helaas geenuniversele blauwdruk van het ideale planning- en budgetteringsproces dieoveral werkt. Welke aanpassingen u kunt maken zal afhangen vanbedrijfsspecifieke omstandigheden, marktomstandigheden, maar ook delevensfase van de organisatie (pionier, start-up, volwassen), de cultuur enmanagementstijl in uw organisatie.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 ii/ii211

SMART BUDGETTEREN ANNO 20 14 I I 2 1 1 – 1 1

Page 46: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Literatuur

Bogsnes, B. (2000) ‘Implementing Beyond Budgeting – Unlocking thePerformance Potential’.

Doeleman, H. en Groot, K. de (2011) ‘Naar leiderschap in planning &control met de A3 methodiek’.

Frow, N., Marginson, D. en Ogden S. (2010) ‘Continuous Budgeting:Reconciling Budget Flexibility with Budgetary Control’.

Hope, J., Bunce, P. en Röösli, F. (2011) ‘The Leader’s Dilemma: How toBuild an Empowered and Adaptive Organization without LosingControl’.

Kruik, D. (2011) ‘Management control: Krijgen prestaties en risico’s deaandacht die ze verdienen?’ MCA 6.

Stede, W. van der en Kruik, D. (mei 2012) ‘Scenariobudgettering’, CFOMagazine.

Eck, M. van, Leenhouts, E. en Tielen, J. (2013) ‘Business Plan op 1 A4,word succesvoller met OGSM’, Pearson.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I I 2 1 1 – 1 2 SMART BUDGETTEREN ANNO 20 1 4

Page 47: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Kijk vooruit met predictieve analysis

BENJAM IN DE BOE

Data zijn het goud van de 21ste eeuw. Net als olie moeten data de machinesvan de economie laten draaien. Maar of ze al dan niet een smerendewerking hebben voor het financiële reilen en zeilen van een ondernemingmoet deze zelf uitvinden. Feit is, zo zegt de auteur, dat managers inhet algemeen, en financiële managers in het bijzonder, hun beleid beterweten te verkopen met onderbouwde toekomstscenario’s. Predictiveanalytics is een instrument waarmee bestuurders hun beslissingen kunnenbaseren op informatie in plaats van alleen op intuïtie.

In de onderlinge vergelijking van prestaties van ondernemingenblijken de beter presterende organisaties vier tot vijf keer zo veel tehebben besteed aan analytische toepassingen dan minder succesvollebedrijven. Tot die conclusie kwam IT-dienstverlener Accenture in een,enkele jaren geleden uitgevoerd, onderzoek. Tegelijkertijd constateerdede dienstverlener in een samen met SAP en Forrester gepubliceerdestudie dat ruim 60 procent van de belangrijkste managementbesluitenwerden genomen op ‘gevoel’. Dat percentage zal inmiddels een stuklager liggen, nu veel jongere managers hun plek in de bestuurskamerhebben gevonden. Met meer affiniteit met IT dan hun oudere collega’szullen ze gemakkelijker hun weg weten te vinden naar informatie,vergaard via business intelligence.

1 Business intelligence

Business intelligence (BI) staat voor het verzamelen, analyseren, presente-ren en verspreiden van bedrijfsinformatie die van strategisch belang is.Grote hoeveelheden basisgegevens uit bijvoorbeeld een ERP-systeem ofandere bronnen worden gecondenseerd tot een bondig overzicht. Diefeiten ondersteunen de besluitvorming. Managementvragen zoals ‘wat is

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 ii/ii645

K I J K VOORU I T MET PRED I CT I EVE ANALYS I S I I 6 4 5 – 1

Page 48: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

mijn omzet voor dit product in vergelijking met vorig jaar?’, kan ERP-software alleen doorgaans maar moeilijk beantwoorden. Die gegevenszijn of waren er ooit wel, maar er is extra software nodig om ze teverzamelen en te analyseren: business intelligence.

BI-uitgevers beloven dat de kosten van hun BI-pakketten te rechtvaardi-gen zijn met de hogere winsten die voortkomen uit betere besluitvor-ming door het gebruik ervan. Wanneer BI-software bijvoorbeeldgebruikt wordt voor de aggregatie en analyse van verkoopgegevens,laten de prestaties zich via kengetallen toetsen aan interne en externemarktverwachtingen. Aan de hand van eventuele verschillen zijn deactiviteiten bij te sturen. Met diezelfde BI-toepassingen is achteraf via eennieuwe analyseronde te controleren of er verbeteringen optreden. Dieafstemming van besluitvorming en controle is onmisbaar voor financiëleen andere managers die een cijfermatige fundering verkiezen bovenintuïtie en gevoel. Zo soepel als hiervoor geschetst, loopt het bestuurlijkebesluitvormingsproces in de praktijk meestal niet. Dat komt deels dooreen onaangepast gebruik van tools onder de BI-vlag, met als klassiekvoorbeeld Excel spreadsheets. Deze zijn weliswaar wijdverspreid infinanciële kringen en hebben ontegensprekelijk hun verdienste, maar alsBI-tool zijn ze meestal niet geschikt. Het door Excel aangemoedigde‘doe-het-zelf gebruik’ leidt immers al snel tot meerdere versies vaneenzelfde bestand bij verschillende gebruikers, zonder dat er eenkoppeling is met de door IT centraal verzamelde brongegevens.Wanneer IT dan ook nog eens, overigens met de beste bedoelingen,kleine aanvullingen of correcties aanbrengt, is het verband helemaalzoek. Het spreadsheetrapportagetraject bemoeilijkt het nemen vanverantwoorde ondernemingsbesluiten.

2 Sturen via achteruitkijkspiegel

Echter, ook bij correct geïnstalleerde en gebruikte BI-systemen openbaartzich al snel een ander probleem, vooral bij de actualiteit van de gegevens.Zodra informatie uit de operationele systemen is getransformeerd naarde BI-omgeving, is het bijna per definitie verouderd, omdat deze trans-formatie altijd een zekere vertraging met zich meebrengt. Afhankelijkvan de concrete implementatie en de ingeplande frequentie van dietransformatie, kan die vertraging oplopen van enkele seconden, van

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I I 6 4 5 – 2 K I JK VOORU I T MET PRED I C T I EVE ANALYS I S

Page 49: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

minuten tot dagen, weken of zelfs maanden. ‘Managers sturen door tekijken via de achteruitkijkspiegel’, zo luidt een bekende klacht in BI-kringen. Dergelijke bestuurders hebben we niet graag in het verkeer endus ook niet op de bestuurdersstoel van een onderneming. Daar zien weliever iemand die vooruit kan kijken. Die persoon zal op zijn minst overactuele gegevens moeten beschikken. Daarnaast moet hij op indicatorenfocussen waarmee hij een realistisch beeld over de toekomst kanschetsen.

3 Predictive analytics

Aan BI wordt daarom dezer dagen een nieuwe dimensie toegevoegd:predictive analytics (PA). Heel nieuw is dat concept overigens niet.Kredietverleners en verzekeraars (of alles waar het woord ‘risk’ invoorkomt) maken al tientallen jaren gebruik van de technieken achter PAom beslissingen te nemen over het toekennen van een krediet of depremie voor een verzekering, ook al was dat niet noodzakelijk onder denoemer ‘predictive’. Een voorbeeld: voor het bepalen van de premie vaneen verzekeringspolis van een auto wordt de geactualiseerde kostprijs vanhet voertuig gecombineerd met een berekening van de kans op eenongeval. Die kansberekening is op zich dan weer typisch afhankelijkvan factoren als het type van de wagen, de leeftijd en ervaring van debestuurder en gelijkaardige parameters. De wiskundige aanpak van PAwaait nu stilaan over naar andere domeinen, waar ondertussen ookeen kritische massa aan (big) data is ontstaan, die toelaat om zinvollemodellen op te bouwen.

4 Wat is predictive analytics?

Binnen de wereld van big-data-adepten heerst de algemene opvatting dathet zonder meer opslaan van al die data niet de omzet doet stijgen, maaralleen de kosten voor de benodigde IT-infrastructuur. Het integraaldoorlezen en interpreteren van reusachtige hoeveelheden data is geenoptie. Een bedrijf kan pas waarde aan die data ontlenen wanneer hetdaarop de juiste analyses loslaat waarmee het goud uit de informatiebergis te delven (data mining). Dat goud is waardevolle informatie waarmee

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 ii/ii645

K I J K VOORU I T MET PRED I CT I EVE ANALYS I S I I 6 4 5 – 3

Page 50: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

een nieuwe bedrijfsactiviteit valt te plannen of een bestaande business iste verbeteren. Ter verbreding van het klassieke scala aan BI-instrumen-ten zijn PA-tools gericht op het herkennen van regelmatig weerkerendepatronen in historische en actuele data. Die patronen zijn te vertalennaar mathematische formules of een model. Dit kan een simpele lineaireextrapolatie zijn zoals [kostprijs polis] = [kostprijs voertuig] * [kans opongeval] + [marge] of een set van regels zoals ALS [merk = BMW] DAN[kostprijs polis] = 200 euro, maar ook een complexer model op basisvan niet-lineaire regressies, neurale netwerken of andere wiskundigeprincipes.Dat voorspellende model laat zich projecteren op een nieuwe hoeveel-heid data om zo de waardes van de afhankelijke variabelen met een zekervertrouwen in te schatten. Deze aanpak is niet alleen handig bij hetplannen op macroniveau, maar ook op microniveau, want de uitkomstenvan een individuele analyse maken direct ingrijpen soms noodzakelijk.Deze vorm van actieve analyse pasten we samen met onze partnersbijvoorbeeld toe bij klanten in de zorgsector. Een van die projecten gingom het in kaart brengen van de risico’s op heropname van patiënten. Dieblijken erg hoog wanneer we ze relateren aan het gebruik van bepaaldecombinaties van medicijnen. Op het macroniveau hanteert het zieken-huis de uitkomsten van deze voorspellende analyse bij het uitstippelenvan een medicatiebeleid dat de riskante combinaties zo veel mogelijkuitsluit. Echter ook op microniveau, aan de ontvangstbalie van hetziekenhuis, zijn deze modellen bruikbaar. Wanneer tijdens het intakege-sprek voor een opname het model op de gegevens van een patiënt wordtlosgelaten, volgt er onmiddellijk een waarschuwing wanneer blijkt datdeze volgens het dossier een risicovolle combinatie van medicijnengebruikt.

5 Praktische invoering

De grootste uitdaging bij PA-projecten ligt niet zozeer bij de mathema-tische complexiteit of de veelheid aan data op zich, als wel bij depraktische invoering van de systemen binnen een organisatie of eenafdeling. Het gemiddelde PA-pakket met de geavanceerde statistische enmathematische berekeningen voor het samenstellen van de modellendraait immers vaak in een geïsoleerde omgeving, meestal op grote afstand

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I I 6 4 5 – 4 K I JK VOORU I T MET PRED I C T I EVE ANALYS I S

Page 51: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

van de bedrijf kritische operationele systemen, zowel in technologischeals organisatorische zin. Voor het gebruik van de analysemethodiek opmacroniveau hoeft dat nog geen problemen op te leveren. Het resultaatvan een bepaald toegepast model laat zich vastleggen in een rapport ofprotocol, dat vervolgens langs de vertrouwde rapportagelijn zijn wegnaar de managers weet te vinden. Die aanpak wordt soms aangeduid alsprescriptive analytics. Maar wie PA op een afdelingsniveau wil gebruiken,moet het analysemodel doorgaans opnieuw implementeren in eentechnologie die compatibel is met de ter plekke toegepaste operationele,veelal transactiegedreven systemen. Dit is uiteraard een duur enfoutgevoelig proces. Wanneer blijkt dat het model bijstelling behoeftdoor nieuwe marktomstandigheden of op basis van feedback naingebruikname, moet het implementatieproces opnieuw worden opge-start. Als alternatief bieden enkele uitgevers van software voor hetbouwen van modellen ook een oplossing aan voor het uitvoeren van diemodellen in een productieomgeving. Die pakketten zijn doorgaans ergduur en passen niet altijd binnen de standaarden voor beveiliging enbetrouwbaarheid, ingevoerd door de IT-organisatie.

Voorbeelden van gebruik van predictive analytics

– Er bestaat een interessant en berucht voorbeeld van predictiveanalytics in de retail-wereld: ‘How Target Figured Out A Teen GirlWas Pregnant Before Her Father Did’, Kashmir Hill, www.forbes.com/sites/kashmirhill/2012/02/16/how-target-figured-out-a-teen-girl-was-pregnantbefore-her-father-did/.

– Een ander artikel over hoe FICO gebruikmaakt van PMML om eenbreed gebruik van PA beheersbaar te maken in retail is: ‘Applicationof PMML to Operationalize Thousands of Predictive Models forRetail’,Shafi Rahman e.a., http://kdd13pmml.files.wordpress.com/2013/07/application_of_pmml_to_operationalize_thousands_of_predictive_models_for_retail.pdf.

– Een bredere kijk op analytics vinden we terug in het gerenommeer-de boek van Thomas Davenport en Jeanne G. Harris Competing onAnalytics: TheNew Science ofWinning. Hierin zijn voorbeelden vanen achtergrondinformatie te vinden over analytics in het algemeen.De aangehaalde thema’s slaan meestal op wat tegenwoordig als

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 ii/ii645

K I J K VOORU I T MET PRED I CT I EVE ANALYS I S I I 6 4 5 – 5

Page 52: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

predictive analytics bestempeld wordt (het onderscheid tussenpredictive, prescriptive en descriptive is sowieso een beetjegekunsteld). Het boek bevat nog veel meer voorbeelden.

– Nog een voorbeeld uit een heel ander domein is de verkiezings-campagne van Obama in 2012, die ook bol stond van allerleitoepassingen van (predictive) analytics (zie http://edition.cnn.com/2012/11/07/tech/web/obama-campaign-tech-team).

6 PMML

De meeste op de markt verkrijgbare tools voor PA-modelleringondersteunen de standaard predictive model markup language (PMML).PMML is net als HTML een standaard voor het eenduidig beschrijven vande lay-out en inhoud van een webpagina. Deze XML-gebaseerdestandaard voorziet in een manier om de formules en parameters achtereen voorspellend model eenduidig te beschrijven. Dat model vormt dushet product van een PA-tool, met eventueel big data als bron. Het gebruikvan de standaard vereenvoudigt zo het operationaliseren van voorspel-lendemodellen, omdat het een duidelijke scheiding aanbrengt tussen hetmaken en het gebruiken ervan. Hierdoor kan het team dat verantwoor-delijk is voor de bouw van de modellen, de gespecialiseerde softwaretoepassen die het verkiest en hoeft de IT-organisatie niet af te wijken vanhaar standaarden voor beveiliging of betrouwbaarheid. Er is immers eengroeiend aantal gevestigde infrastructurele oplossingen voorhanden diede uitvoering van PMML in een technisch veeleisende omgevingondersteunen, zonder dat er een letter code voor geschreven hoeft teworden.

7 Conclusie

Er bestaat consensus over dat klassieke BI-projecten veel energie vergenen zich doorgaans impliciet beperken tot historische inzichten (deachteruitkijkspiegel). Wanneer we vandaag de stap willen zetten om ookvooruit te kijken en voorspellende analyses te maken op operationeledata, bieden de technieken van predictive analytics mogelijkheden.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I I 6 4 5 – 6 K I JK VOORU I T MET PRED I C T I EVE ANALYS I S

Page 53: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Daarbij is een standaard als PMML (meer informatie over de PMML-standaard is te vinden op www.dmg.org) een essentieel hulpmiddel omgebruikers kort op de bal te laten spelen met actuele inzichten, terwijlzowel modelontwikkelaars als IT-beheerders de tools van hun keuzekunnen blijven gebruiken.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 ii/ii645

K I J K VOORU I T MET PRED I CT I EVE ANALYS I S I I 6 4 5 – 7

Page 54: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties
Page 55: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Inhoud

Band 1

100 Woord vooraf200 Inhoud300 Over de redactie400 Over de auteurs500 Register

Deel I Informatiewetenschap

I 100 InleidingI 200 Informatiewetenschap en informatiemaatschappijI 300 Retrievaltechniek; technologieën voor het terugvinden van

tekstuele informatieI 400 Bewaren in het licht van historische communicatieculturenI 500 Informatiewetenschap en de documentaire informatieketenI 510 De bibliotheekbezoeker in beeldI 520 Elektronische tijdschriftenI 525 E-journal lifecycle managementI 530 Een Steen van Rosetta voor het geautomatiseerd herkennen

van digitaal beeldmateriaalI 540 E-publishing voor wetenschappers: digitaal vastleggen,

publiceren en distribueren van onderzoeksinformatieI 550 KennismanagementI 555 Documenten onder controleI 560 Informatievaardigheden op de werkplekI 561 Informatie(zoek)gedragI 562 Mediawijsheid in NederlandI 565 Websiteanalyse

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

INHOUD ( 3 ) 2 0 0 – 1

Page 56: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

I 700 Bibliometrische methoden bij evaluatie en observatie vanwetenschappelijke ontwikkelingen

I 800 Informatie-economieI 900 Informatiebeveiliging

Band 2

Deel II Bedrijfsvoering

II 200 Inleiding financieel beleidII 205 AdministratieII 210 De begrotingII 211 Smart budgetteren anno 2014II 215 Interne sturing en managementinformatie*II 220 Het jaarverslagII 225 BenchmarkingII 230 Het vaststellen van de ROI voor informatie- en kennis-

dienstverleningII 235 Van cijfers naar verhalenII 240 LiquiditeitII 290 Rekeningschema openbare bibliotheken*II 300 Personeelsmanagement in openbare bibliothekenII 330 Personele ontwikkelingen in de Openbare BibliotheekII 335 Arbeidsomstandigheden in bibliotheken; de Arbocatalogus

Openbare BibliothekenII 340 Functiebeschrijving en functiewaarderingII 350 De veranderende beroepspraktijk in de Openbare

Bibliotheek: balans functie-innovatieII 360 Opleidingen op het terrein van informatievoorzieningII 365 Mbo-opleiding Medewerker informatiedienstverleningII 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in

de informatiedienstverleningII 370 Kerncompetenties voor de informatieprofessionalII 500 Marketing van gemeentelijke archiefdienstenII 610 Kwaliteitszorg in openbare bibliothekenII 615 Certificering van openbare bibliothekenII 620 Evaluatief onderzoek in bibliothekenII 630 ‘Missing links’

* Nog niet opgenomen.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

2 0 0 – 2 I NHOUD ( 3 )

Page 57: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

II 640 Meten en verbeteren van kwaliteit in dienstverleningII 645 Kijk vooruit met predictieve analysisII 650 Prestatie-indicatorenII 651 Prestatie-indicatoren van bibliothekenII 660 Governance en informatievoorzieningII 700 Kwaliteitsverbetering van de informatiehuishoudingII 710 Veranderingen doorvoerenII 715 Het geheim van veranderenII 720 Kwaliteitszorg in veranderkundig perspectiefII 730 Cultureel ondernemerschap: kijken met andere ogenII 735 Co-creatie van organisaties met consumentenII 740 Outsourcing: afstemmen en samenwerking

Deel III Wet- en regelgeving

III 100 Auteursrecht, naburige rechten en databankrechtenIII 110 Bescherming van technische voorzieningen en informatie

voor rechtenbeheerIII 120 Webarchivering en auteursrechtIII 130 Juridische aspecten van de digitale bibliotheekIII 140 Open AccessIII 200 Leenrecht openbare bibliothekenIII 400 ArchiefrechtIII 500 Wet openbaarheid van bestuurIII 600 Bescherming van persoonsgegevensIII 700 Europese harmonisatie van auteursrecht en naburige

rechten – gevolgen voor de bibliotheekpraktijkIII 750 Europees aanbestedingsrecht voor bibliotheken en archievenIII 760 Internationaal en Europees bibliotheekbeleid

Band 3

Deel IV Bibliotheken en archieven

A Ontwikkeling van bibliotheken, documentatie-instellingen en archievenIV A 100 Het bibliotheekwezenIV A 105 Zes jaar vernieuwing van openbare bibliotheken. Wat ging

eraan vooraf, wat leverde het op?IV A 110 Deorganisatie vandewetenschappelijke informatievoorziening

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

INHOUD ( 3 ) 2 0 0 – 3

Page 58: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

IV A 115 CRIS – Current Research Information SystemsIV A 120 De branche van openbare bibliotheken: organisatie en trendsIV A 130 De bibliotheek van de toekomst: transformatieve innovatie in

NieuwegeinIV A 140 Bibliotheken en makersplaatsenIV A 200 Het archiefwezen in NederlandIV A 210 Archivering als basis voor verantwoordingIV A 300 Internationale Samenwerking van BibliothekenIV A 500 Van archiefbeheer tot taakinformatieIV A 600 De digitale bibliotheek. Op schoot bij de eindgebruiker

B Informatietechnologie en automatiseringIV B 210 Digitaliseren van documenten: op weg naar DIS en WorkflowIV B 230 Elektronische tekstarchievenIV B 240 Naar een betere automatisering van openbare bibliothekenIV B 250 RFID voor bibliotheken en archievenIV B 310 Kennismanagement bij de overheidIV B 410 Digitale archivering: duurzaam bewaren en op lange termijn

beschikbaar stellen van elektronische publicaties en documen-ten

IV B 420 Digitale archivering binnen bedrijvenIV B 430 Organisatie van duurzame digitale opslagIV B 440 Archivering van websitesIV B 445 Duurzame vastlegging van toegang tot webpagina’sIV B 446 Persistente IdentifiersIV B 450 Remano 2004: een positiebepalingIV B 460 Archivering in een digitale wereldIV B 465 Een contentplan als basis van een digitale bibliotheekIV B 470 Open toegang tot onderzoeksresultaten en onderwijs-

materiaal in NederlandIV B 500 De handtekening: van geschreven naar elektronischIV B 520 WorkflowIV B 530 Printing on demandIV B 540 Digitale geheugensIV B 550 Code voor InformatiebeveiligingIV B 560 Certificatie van informatiebeveiligingIV B 570 Zonder ‘grondwerk’ geen snelwegIV B 580 Verticale internetportals voor professioneleinformatie:

contouren van een nieuwe partij in de informatieketen

2 0 0 – 4 I NHOUD ( 3 )

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

Page 59: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Band 4

IV B 590 WebportalenIV B 600 Alternatieve authenticatietechniekenIV B 610 Really Simple Syndication?IV B 620 Standaarden voor gegevensuitwisselingIV B 630 Data Seal of ApprovalIV B 640 De digitale bibliothecarisIV B 650 De bouwstenen van de digitale bibliotheekIV B 660 De waardebepaling van een digitale bibliotheekIV B 670 De impact van web 2.0 op bibliothekenIV B 680 Archiefinformatie als Linked data op het Sematisch WebIV B 690 HetOAISmodel, een leidraad voorduurzame toegankelijkheidIV B 691 ED3 - Eisen duurzaam digitaal depotIV B 692 Het behoud van digitaal erfgoed: het Unesco Charter en

ontwikkelingen in NederlandIV B 695 Metadatauitwisseling met OAI-PMH

C Bibliotheekbouw, archiefvorming en -inrichtingIV C 100 Strategische keuzen bij een bibliotheekinterieurIV C 200 Opzet en inrichting van een bibliotheekinterieurIV C 300 ArchiefbouwIV C 400 Openbare bibliotheken in Nederland

D CollectiemanagementIV D 100 Collectiemanagement in bibliothekenIV D 110 Collectievorming in ontwikkeling bij openbare bibliothekenIV D 200 Collectieprofielen in bibliothekenIV D 210 Het audiovisuele archief als digitaal curatorIV D 220 Preservering van digitale AV-collecties volgens de OAIS

standaard.IV D 300 Cartografie en ruimtelijke dataIV D 400 Een nieuwe tak van sport voor bibliothecarissen: LicensingIV D 500 GIS en duurzaamheidIV D 600 E-books: op de drempel van de doorbraakIV D 800 ArchiefmanagementIV D 810 Bewaarplicht

I NHOUD ( 3 ) 2 0 0 – 5

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

Page 60: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

E CollectiebeheerIV E 200 De conservering en restauratie van archief- en bibliotheek-

materiaalIV E 300 Digitalisering van fotomateriaalIV E 400 Digitalisering van erfgoedcollecties

Band 5

F OntsluitingIV F 100 Ontsluiting van documentenIV F 101 Metadataverwerking in internationaal perspectief. Van Regels

voor de Titelbeschrijving naar Resource Description andAccess (RDA)

IV F 110 De nieuwe toegang tot audiovisuele contentIV F 150 Encoded Archival Description voor de digitale toegang tot

bibliotheekcollectiesIV F 200 Z39.50: Zoeken in catalogi en databases op het internetIV F 300 Over het bouwen van taxonomieënIV F 310 Het onderhouden van taxonomieënIV F 320 Linked dataIV F 400 CrowdsourcingIV F 410 Case: Middelburg DronkIV F 500 Digitale hulpmiddelen voor persoonlijk literatuurbeheerIV F 550 Inhoudelijk toegankelijk maken van informatiecollecties in

een digitale omgeving: opgenomen als dossier in deel VIIV F 560 De toegankelijkheid van de digitale bibliotheekIV F 580 Bibliotheken en websitesIV F 600 Bibliotheek.nlIV F 650 Tagging en folksomoniesIV F 660 De informatie die je zoektIV F 670 Zicht op de veelheid aan bronnen op internetIV F 700 Een traject voor het selecteren van zoekmachinesoftwareIV F 800 De actualiteit van 19e-eeuwse classificatietheorieIV F 900 Automatisch classificeren

2 0 0 – 6 I NHOUD ( 3 )

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

Page 61: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

G DienstverleningIV G 100 Informatieverstrekking in universitaire bibliothekenIV G 200 Klanttevredenheidsonderzoek door archieven, bibliotheken

en museaIV G 300 Toegevoegde waarde creëren en metenIV G 400 De businesscase van ING’s Kennis- & Informatiecentrum

(KIC): een poging tot offensieve strategie om reorganisatieste overleven

IV G 500 Digitaal lenen van muziekIV G 600 DOK, the Library Concept CenterIV G 700 Gaming in de bibliotheekIV G 800 Workshops, een must voor de informatieprofessionalsIV G 900 Digitale beschikbaarheid van juridische informatie

Deel VI Dossiers

Begrip in documentmanagementDigitale duurzaamheid

Band 6

Intranetwijzer voor bibliotheek en archiefContractenbeheerZoeken in geautomatiseerde informatiesystemenKwaliteitsmanagement in de documentaire informatieVan rups tot vlinderDe nieuwe openbare bibliotheekInformatie in BedrijfInhoudelijk toegankelijk maken van informatiecollecties ineen digitale omgeving

I NHOUD ( 3 ) 2 0 0 – 7

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

Page 62: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties
Page 63: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

CRIS – Current Research Information Systems

JAN FER INGA

1 Inleiding

Systemen waarin we resultaten van wetenschappelijk onderzoek vastleg-gen, noemen we CRIS, Current Research Information Systems. Dezesystemen komen we tegen bij instellingen die aan wetenschappelijkonderzoek doen. In Nederland zijn dat de universiteiten plus een aantalonderzoeksinstellingen, zoals de KNAW. Ook steeds meer hogescholengaan over tot het werken met een CRIS.In een dergelijk systeem leggen instellingen de resultaten vast van hetwetenschappelijk onderzoek dat ze verrichten, om deze resultaten tekunnen tonen en erover te kunnen rapporteren. Deze rapporten zijnnodig voor interne en externe beoordelingen van onderzoekers ofonderzoeksorganisaties. Traditioneel lag hierbij de nadruk op weten-schappelijke resultaten en dan met name op de wetenschappelijkepublicaties. Recent zien we dat maatschappelijke ‘resultaten’ (samenwer-king met niet-wetenschappelijke organisaties, publieke optredens,patenten, etc.) ook gewicht in de schaal gaan leggen.

2 Geschiedenis in Nederland

CRIS-systemen komen we eind vorige eeuw al tegen, ook in Nederland. In1993 begint de Radboud Universiteit Nijmegen met Metis, een systeemvoor de registratie van onderzoeksinformatie. Kort daarna wordt Metis ingebruik genomen door de Erasmus Universiteit Rotterdam, de Universi-teit Utrecht en de Universiteit van Amsterdam.1 Na verloop van tijdwerken alle Nederlandse universiteiten plus enkele andere instellingen

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_a/a115

CR I S – CURRENT RESEARCH IN FORMAT ION SYSTEMS I V A 1 1 5 – 1

Page 64: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

met Metis, het CRIS van de Radboud universiteit. In 2010 besluiten deuniversiteiten, academische ziekenhuizen en KNAW tot een gezamen-lijke CRIS-aanbesteding, met als belangrijkste redenen de gewensteonderlinge uitwisselbaarheid van gegevens en om schaalvoordelen tehalen. Tot teleurstelling van velen leidt deze aanbesteding in 2011 niet toteen gunning. Daarna beslissen instellingen individueel over de toekomstvan hun CRIS, wat vaak resulteert in vervanging van Metis door eennieuw systeem. Op dit moment zijn dat de CRIS-producten Pure (RUG,UMCG, UvT, RU, UMC en KNAW) en Converis (LUMC, LU en EUR).

3 Rol van een CRIS

CRIS-systemen zijn ontstaan met als doel om op één plaats allewetenschappelijke publicaties vast te leggen, die onder verantwoordelijk-heid van een bepaalde instelling zijn geproduceerd. Van deze publicatiesworden in het CRIS de bibliografische metadata vastgelegd plus eenclassificatie van de publicatie en informatie over de werkrelatie van debetreffende auteur(s). Doel van deze vastlegging was om op een centraleplaats alle gegevens bij elkaar te hebben zodat op elk gewenst momentoverzichten kunnen worden geproduceerd van de research output permedewerker, vakgroep, faculteit, etc.In de loop van de jaren is het toepassingsgebied van CRIS-productenverbreed. Zo ontstonden er koppelingen waardoor de publicaties in hetCRIS automatisch te zien waren op de profielpagina van de medewerkerop de website van de instelling, zoals de Metis-module PROMAS.2 Ookwerd het werkingsgebied van het CRIS verbreed van ‘publicaties’ naar‘research output’. Dat betekent dat ook informatie over activiteiten alspatenten, lezingen en redacteurschappen kon worden vastgelegd in hetCRIS, maar ook dat verschillende objecten aan elkaar gekoppeld kondenworden, zoals publicaties, data, projecten, congressen en apparatuur. Eenandere uitbreiding was dat ook de fulltext bij een publicatie kon wordenopgenomen in het CRIS, zodat deze als bron ging dienen voor hetinstitutional repository van de instelling of zelf als institutional repositoryging fungeren. Ook verschenen modules voor het volgen van devoortgang van masterstudenten en promovendi, zoals de Metis-moduleHora Est.3

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V A 1 1 5 – 2 CR I S – CURRENT RESEARCH IN FORMAT ION SYSTEMS

Page 65: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Inmiddels zijn de CRIS-producten van de verschillende aanbiederszodanig geëvolueerd dat kan worden gesteld dat ze zich niet meerbeperken tot het vastleggen van publicaties, maar de hele levenscyclusvan een onderzoeksproject ondersteunen van idee tot aanvraag en vanaanvraag tot onderzoeksproject incl. de hele administratie van input(menskracht en middelen) en output.

4 De spelregels

Hoe een CRISmoet worden gevuld, hangt natuurlijk sterk af van de regelsvan de toezichthoudende instanties. In het Verenigd Koninkrijk hebbende verschillende CRIS-aanbieders de regels van REF (Research Excellen-ce Framework) moeten incorporeren.4 In Nederland spelen de VSNU, devereniging van universiteiten, en de NFU, De Nederlandse Federatie vanUniversitair Medische Centra, hierin een belangrijke rol. Een belangrijkdocument is ‘Definitieafspraken Wetenschappelijk Onderzoek’5 van april2010. In dit document staan de definitieafspraken van onderzoeksinput-en output. Alle relevante documenttypes en andere soorten input enoutput komen in dit document aan de orde. In maart 2014 hebbenKNAW, VSNU en NWO het ‘Standard Evaluation Protocol 2015 – 2021,Protocol for Research Assessments in the Netherlands’ laten uitkomen.6

In dit nieuwe Standard Evaluation Protocol (SEP) worden de spelregelsbeschreven van de zesjaarlijkse beoordelingscyclus van het Nederlandsewetenschappelijke onderzoek. Aan de orde komen onder anderebeoordelingscriteria, beoordelingscategorieën (van 1 = ‘excellent’ tot4 = ‘unsatisfactory’), beschrijving van de diverse elementen die tot debeoordeling horen, verslaglegging en de follow-up.Een belangrijk verschil met voorheen is dat de maatschappelijkerelevantie van onderzoek nadrukkelijk meetelt in de beoordeling, naastde puur wetenschappelijke kwaliteit.7 Gevolg hiervan is dat er nu tweezogenaamde ‘Quality Domains’ worden onderkend, ‘Research quality’ en‘Relevance to society’. Binnen deze twee domeinen wordt verschilgemaakt in drie ‘Assessment Dimensions’: ‘Demonstrable products’,8

‘Demonstrable use of products’ en ‘Demonstrable marks of recognition’.Elke ‘output indicator’ past in een van de zes categorieën aan de hand vanhet betreffende domein en de betreffende dimensie. Zo valt een citatie

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_a/a115

CR I S – CURRENT RESEARCH IN FORMAT ION SYSTEMS I V A 1 1 5 – 3

Page 66: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

onder het domein ‘Research quality’ en de dimensie ‘Demonstrable useof products’ en valt een publieke lezing onder het domein ‘Relevanceto society’ en de dimensie ‘Demonstrable products’. Net als bij dewetenschappelijke publicaties is het de bedoeling dat deze gegevens inhet CRIS worden vastgelegd, voor zover de verschillende CRIS-producten dit aankunnen uiteraard.

5 Het inrichten van een CRIS

5.1 De ‘scope’ van het CRIS-project

Als een instituut besluit tot het aanschaffen van een CRIS, dan is het heelbelangrijk om goed na te denken over de ‘scope’ van het CRIS. ModerneCRIS-producten bieden naast het registreren van onderzoeksoutput veeladditionele modules. Vaak heeft een instelling al software in huis vooreendergelijke functionaliteit, dus moet er een keus worden gemaakt of debestaande software wordt uitgefaseerd of dat men verder gaat met dehuidige software en dat er dus een koppeling moet worden gemaakt methet CRIS.Een voorbeeld hiervan is de repository. Praktisch elke instelling heeft eenzogenaamd ‘institutional repository’ waarin de fulltext inhoud wordtgetoond van documenten. Dit kunnen wetenschappelijke publicatiesbetreffen, maar ook bachelor- en masterscripties, afbeeldingen (bv. foto’svan handschriften en landkaarten), datasets, transcripties, bronbewer-kingen, etc. Een CRIS kan een groot deel en in bepaalde gevallen zelfs allefunctionaliteit van repositorysoftware afdekken. Omdat het hosten enbeheren van een repository omgeving plus een CRIS een stuk duurder isdan alleen het hosten en beheren van een CRIS, kan het interessant zijnom (een groot deel van) de inhoud van het institutional repository in hetCRIS te laden. Nog een voordeel van deze oplossing is dat het opnemenvan nieuwe publicaties minder werk kost. De metadata van de publicatieplus een PDF worden in het CRIS geladen, terwijl ze anders in het CRISen in de repository zou moeten worden geladen. Dit nadeel kan overigensondervangen worden door een interface te bouwen van CRIS naarrepository, maar het kost natuurlijk ook geld om een dergelijke interfacete maken en te beheren. Een nadeel van de combinatie CRIS enrepository is het risico dat publicaties tweemaal worden geladen, eenmaal

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V A 1 1 5 – 4 CR I S – CURRENT RESEARCH IN FORMAT ION SYSTEMS

Page 67: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

uit het CRIS en eenmaal uit het institutional repository. Er zal tijd engeld moeten worden gestoken in het eenmalig ontdubbelen vanpublicaties.Vergelijkbare afwegingen als bij de repositoryfunctionaliteit moetenworden gemaakt voor andere nieuwe of bestaande functionaliteit:– modules voor het volgen van promovendi en masterstudenten– software voor het genereren van website-profielen van wetenschappers

en afdelingen– software voor het zoeken van ‘funding opportunities’ en het matchen

aan onderzoekers– modules voor het volgen en ondersteunen van aanvragen voor grants– projectadministratie (per project alle bijbehorende publicaties,

medewerkers, mijlpalen, geldstromen, patenten, etc.).

Omdat elke instelling andere keuzes zal maken bij de keuze van de‘scope’ van de invoer of vervanging van een CRIS, varieert de complexi-teit van de meest simpele variant waarin louter onderzoeksoutput wordtgeregistreerd, tot software die de gehele levenscyclus van onderzoeks-projecten ondersteunt. Dit verschil in ‘scope’ betekent ook dat er groteverschillen bestaan in doorlooptijd en kosten van dergelijke projecten.Voor instellingen met een medische faculteit geldt nóg een belangrijkekeuze: één of twee CRIS-omgevingen. Voordeel van een gezamenlijk CRISis lagere licentiekosten en minder kosten voor hosting en beheer(exploitatiekosten). Verder is er minder invoerwerk, omdat tegenwoordigbij een aanzienlijk deel van de publicaties sprake is van faculteits-overstijgende samenwerking. Stel, aan een publicatie werkt een mede-werker mee van de economische faculteit en een van de medischefaculteit, dan hoeft in het ene geval een publicatie maar eenmaalbinnengehaald of met de hand ingevuld te worden, in het andere gevaltweemaal. Verder geldt bij twee gescheiden CRIS-omgevingen eengrotere kans op fouten, omdat een publicatie tweemaal moet wordeningevoerd en een co-auteur van een andere faculteit geen kans krijgt omeen eventuele fout te corrigeren.Nadeel van een gezamenlijke aanpak is dat beide instellingen doorgaanseen ander bronsysteem voor personeelsgegevens hebben, wat hetidentificeren van auteurs (zie § 5.2) lastiger maakt. Ook aan het realiserenvan profielpagina’s zitten bij een gecombineerd CRIS meer haken en

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_a/a115

CR I S – CURRENT RESEARCH IN FORMAT ION SYSTEMS I V A 1 1 5 – 5

Page 68: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

ogen. Verder zouden er problemen op kunnen treden als VSNU en NFUtegenstrijdige rapportagevoorschriften gaan hanteren.

5.2 Het identificeren van auteurs

Een fundamentele noodzaak bij een CRIS is de juiste identificatie van eenauteur. Auteurs moeten uit elkaar gehouden kunnen worden en het moetduidelijk zijn of een co-auteur van een publicatie verbonden is aan dedesbetreffende instelling of dat het om een externe co-auteur gaat.Om auteurs goed te kunnen identificeren moet het CRIS gevuld zijn metgegevens van de onderzoekers en afdelingen van de instelling. Dezegegevens komen doorgaans uit het lokale HR (Human Resource)systeem, soms aangevuld met gegevens uit andere systemen (bv. kamer-en telefoonnummers uit een Facility Management System). Na de initiëlevulling met HR-gegevens moet een synchronisatiekoppeling tussen hetCRIS en het HR-systeem worden ingericht, zodat alle relevante mutatiesin personeelsgegevens ook goed in het CRIS worden meegenomen.Gezien alle bijzondere categorieën medewerkers bij een universiteit(student-assistent, emeritus, buitenpromovendus, gastonderzoeker vanbuiten, onderzoeker met meer dan één aanstelling, etc.), is dit bepaaldgeen sinecure. Deze HR-gegevens kunnen we als de ruggengraat van eenCRIS zien. Gegevens over onderzoeksoutput hebben namelijk alleenmaar betekenis als ze te relateren zijn aan de juiste medewerkers en deonderzoeksorganisatie.

5.3 Migratie van onderzoeksgegevens

Als we kijken naar de inhoud van een CRIS, moeten we verschil makentussen de data waarmee het CRIS is gevuld bij de lancering en degegevens die er daarna ingestopt worden (zie daarvoor § 6). Als eennieuw CRIS wordt ingevoerd, worden de ‘oude’ gegevens over deonderzoeksoutput uit het vorige CRIS over het algemeen gemigreerdnaar het nieuwe CRIS. Met een schone lei beginnen heeft namelijkweinig zin, alleen al omdat de onderzoeken in het kader van SEP eencyclus van zes jaar doorlopen. Ook de weergave van de publicatielijstop de website zou zeer lijden onder het weglaten van gegevens uitvoorgaande jaren.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V A 1 1 5 – 6 CR I S – CURRENT RESEARCH IN FORMAT ION SYSTEMS

Page 69: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Dit migreren van onderzoeksinformatie is doorgaans een complexeaangelegenheid. Het nieuwe CRIS heeft over het algemeen een ietsandere indeling in documenttypes, dus moeten er per documenttypezorgvuldig ‘mappings’ worden ontworpen van het oude naar het nieuwedocumenttype, vaak tot op veldniveau. De ervaring leert namelijk datondanks het uniforme SEP-regime instituten toch vaak lichte afwijkingenhebben in de manier waarop ze indeelden, registreerden en het oudeCRIS vulden, waardoor het blindelings overnemen van ‘mappings’ vaneen andere instelling die hetzelfde CRIS gebruikt, niet volstaat.

6 Het toevoegen van een publicatie aan een CRIS

Het toevoegen van onderzoeksoutput aan een CRIS kan op viermanieren:1) met de hand2) een bestand inlezen3) inlezen uit een database4) automatisch zoeken

Welke methode een invoerder ook kiest, men moet altijd bedacht zijn ophet risico dat een publicatie al door iemand anders is ingevoerd in hetCRIS. De CRIS-producten waarschuwen over het algemeen de invoerderna het invoeren van een titel voor het mogelijk reeds voorkomen vandeze titel. Deze vier methoden van toevoegen van onderzoeksoutputzijn gerangschikt van inefficiënt naar efficiënt. Een wetenschappelijkartikel met de hand inbrengen kost tussen de vijf en vijftien minuten.Een publicatie invoeren via een automatische attendering per mail kostminder dan een minuut.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_a/a115

CR I S – CURRENT RESEARCH IN FORMAT ION SYSTEMS I V A 1 1 5 – 7

Page 70: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

6.1 Met de hand onderzoeksinput toevoegen

Afbeelding 1. Schermafdruk van een wetenschappelijk artikel in het CRIS-productPure (deel 1).

Als met de hand een nieuw record, bv. een publicatie, wordt ingebracht,dan bestaat dat over het algemeen uit de volgende stappen:a) In het CRIS kiezen voor het toevoegen van een record. Dit is meestal

één knop waarop geklikt dient te worden.b) Het juiste documenttype selecteren door een aantal keuzes aan te

klikken. Bijvoorbeeld:• Research output → Contribution to journal → Article• Research output → Thesis → Doctoral thesis• Research output → Non-textual form → Software• Activity→ External academic engagement→Membership of peer

review panel or committee

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V A 1 1 5 – 8 CR I S – CURRENT RESEARCH IN FORMAT ION SYSTEMS

Page 71: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

• Activity → Business and community → Work on advisory panel toindustry or government on non-government organisation

• Press clipping → Expert commentc) Bibliografische gegevens invullen. Denk hierbij aan metadata als

titel, taal, tijdschrift, jaar, volume, paginanummers, samenvatting,trefwoorden, DOI (Digital Object Identifier), etc. (zie bv. onder‘Publication information’ in afb. 1 of onder ‘Journal’, ‘Publicationstatus’, ‘Keywords’ of ‘Links’ in afb. 2).

d) Classificatie en werkrelatie invullen. Wetenschappelijk, professio-neel of populair? Peer-reviewed of niet (zie onder ‘Type’ in afb. 1).Verder dient van de interne auteurs aangegeven te worden tot welkonderzoeksprogramma en/of afdeling zij behoren (zie onder‘Authors and affiliations’ in afb. 1).

e) Een of meer PDF’s met de fulltext toevoegen, indien toegestaanuiteraard (zie ‘Documents’ in afb. 2).9

Afbeelding 2. Schermafdruk van een wetenschappelijk artikel in het CRIS-productPure (deel 2).

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_a/a115

CR I S – CURRENT RESEARCH IN FORMAT ION SYSTEMS I V A 1 1 5 – 9

Page 72: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

6.2 Een bestand inlezen

Demeeste CRIS systemen zijn in staat bestanden in het formaat BibTex ofRIS in te lezen.10 Op die manier kan onderzoeksoutput uit systemen alsGoogle Scholar, Refworks, Reference Manager, Endnote, etc. wordeningelezen. Hiermee wordt de invoerder veel data-entry werk bespaard.Wel moeten dan nog per record gegevens t.a.v. classificatie en werkrelatieworden toegevoegd.

6.3 Inlezen uit een database

Moderne CRIS-producten kunnen rechtstreeks zoeken in veel databasesof er publicaties van een auteur of instituut voorkomen en deze gegevensvervolgens importeren. Denk hierbij aan databases als Web of Science,Scopus, PubMed, ADS (Astrophysics Data System), Mendeley, Worldcat,arXiv.org, etc. Hiermee wordt de invoerder heel veel data-entry werkbespaard. Wel moeten dan nog gegevens t.a.v. werkrelatie wordengecontroleerd en/of toegevoegd.

6.4 Automatisch zoeken

CRIS-producten kunnen zo worden ingesteld dat ze periodiek, bv.eenmaal per week, zoeken in één of meer databases die genoemd zijnin § 6.3 op bepaalde auteurs. De betreffende auteur kan alle veelvoorkomende varianten van zijn of haar naam opgeven per database. Metname auteurs met namen met een of meer voorvoegsels (zoals ‘van derVelde’), auteurs met veel initialen en auteurs die na een huwelijk hunachternaam hebben uitgebreid, moeten verdacht zijn op het voorkomenvan meerdere varianten van hun naam in databases.De auteur krijgt dan regelmatig een emailbericht met de boodschap dathet systeem denkt een publicatie van hem of haar te hebben gevonden.De auteur kan de publicatie ontkennen of bevestigen. In het laatste gevalwordt de publicatie automatisch in het CRIS geladen. Wel moeten dannog gegevens t.a.v. werkrelatie worden gecontroleerd en/of toegevoegd.De problematiek rond het identificeren van auteurs zou overigensgemakkelijk kunnen worden opgelost als de wetenschappelijke wereldéén auteurcode zou kunnen gebruiken, maar helaas is dit nog niet hetgeval.11

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V A 1 1 5 – 1 0 CR I S – CURRENT RESEARCH INFORMAT ION SYSTEMS

Page 73: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

7 Het werken met een CRIS

Initieel werd het CRIS meestal gevuld door stafmedewerkers, zoalssecretaresses, wetenschappelijke coördinatoren, beleidsmedewerkers,etc. De wetenschappers leverden gegevens aan over hun publicaties enstafmedewerkers zorgden er voor dat de informatie zo goed mogelijk inhet CRIS werd verwerkt. Bij instellingen waarvan de wetenschappelijkeproductie goed werd afgedekt door databases als PubMed of Web ofScience speelde de wetenschapper soms zelfs nauwelijks een rol bij hetvullen van het CRIS.Enkele jaren geleden werd een verschuiving zichtbaar richting data-entrydoor de wetenschappers zelf, bijvoorbeeld met behulp van het productPersonal Metis. Voor deze verschuiving is een aantal redenen aanwijsbaar.De eerste reden is dat het invoerproces via de stafmedewerker kon leidentot vertraging en extra fouten. Gevolg hiervan was dat nieuwe publicatiessoms laat en incorrect op de website van de instelling verschenen. Als deauteur zelf kort na verschijnen van de publicatie een nieuw record aaneen CRIS kan toevoegen, dan wordt een extra schakel die vertraging enfouten kan opleveren, geëlimineerd. De tweede reden is het toenemendebesef dat het ‘uitventen’ van de resultaten van een onderzoeker eenessentieel onderdeel is van zijn of haar werk. De onderzoeker is dus zelfeindverantwoordelijk voor dit aspect van zijn of haar werk. Gezien degeringe tijdsbelasting ligt het dus voor de hand dat de onderzoeker detaak van het bijhouden van het CRIS niet meer delegeert aan eenstafmedewerker. De derde reden is dat de generaties onderzoekers dieminder vertrouwd zijn met ICT-gereedschappen, met pensioen zijn ofbinnenkort gaan. Samen met de vierde reden, het feit dat de CRIS-producten steeds toegankelijker en gebruiksvriendelijker worden, zorgtdit er voor dat de inspanning om met een CRIS-product te leren werken,inmiddels heel gering is. De vijfde reden is dat door het toenemendebelang van valorisatie en maatschappelijke relevantie, steeds meercontent voor het CRIS alleen maar bekend is bij de onderzoeker zelf.Voor zaken als lezingen en gastdocentschappen bestaan nu eenmaal geendatabases.

Auteursidentificatie (ORCID): https://orcid.org/0000-0002-5398-0159.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_a/a115

CR I S – CURRENT RESEARCH IN FORMAT ION SYSTEMS I V A 1 1 5 – 1 1

Page 74: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Noten

1. Zie voor meer informatie http://www.metisris.nl/2. Zie bijvoorbeeld http://www.metisris.nl/modules/metis-promas, http://vbn.aau.dk/

en/ (Aalborg) of https://pure.royalholloway.ac.uk/portal/en/organisations/alpha-betically.html (Royal Holloway).

3. Zie http://www.metisris.nl/modules/hora-est.4. Zie voor meer informatie http://www.ref.ac.uk/5. http://www.vsnu.nl/files/documenten/Feiten_en_Cijfers/Definitie_afspraken_We-

tenschappelijk_Onderzoek_april_2010-IRRH-def-20100406.pdf.6. http://www.vsnu.nl/files/documenten/Domeinen/Onderzoek/SEP2015-2021.pdf.7. zie bv. de tabel op pagina 26 en de toelichting op pagina 27.8. zie de tabel op pagina 26.9. Zie ook http://www.sherpa.ac.uk/romeo/10. Zie http://www.bibtex.org/ en http://en.wikipedia.org/wiki/RIS_(file_format).11. Zie bv. http://en.wikipedia.org/wiki/Digital_Author_Identification of http://libgui-

des.wsulibs.wsu.edu/content.php?pid=137729&sid=1179206.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V A 1 1 5 – 1 2 CR I S – CURRENT RESEARCH INFORMAT ION SYSTEMS

Page 75: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Bibliotheken en makersplaatsen

DOOR : JEROEN DE BOER

Sinds enkele jaren is er een toename te signaleren tussen het samengaanvan bibliotheken en zogenaamde makersplaatsen (al naar gelang huninvulling en functie aangeduid als makerspace, hackerspace of FabLab).In dit artikel wordt dit fenomeen nader beschreven.

Maken is van alle tijden. Daarom is het erg bijzonder dat juist de huidigemaker movement, een eigentijdse variant op de Do It Yourself (DIY)beweging, door Forbes Magazine wordt gekenschetst als de derdeindustriële revolutie en Barack Obama het benoemde als één van degrootste kansen voor de Amerikaanse economie. De deelnemers zijn tevinden op tal van fysieke plekken, grofweg in te delen in hackerspaces,makerspaces en FabLabs. Vaak worden ze door elkaar gebruikt, maardaarmee wordt hun onderscheidende signatuur en ontstaansgeschiede-nis genegeerd. In dit artikel zal de verzamelterm makersplaats wordengebruikt. Daarvan zijn er alleen in Nederland al zo’n 50 en wereldwijdmeer dan 1.000.

Door internet, sociale media en digitale fabricage zijn nieuwe maak-principes ontstaan, gebaseerd op openheid, sociale betrokkenheid entransparantie. Denk aan open source 3d printers voor do-it-yourselfproductontwikkeling. Dit is de volgende fase waarin mensen, meer danooit, hun eigen betekenis aan producten en hun omgeving willen enkunnen geven. Dit veronderstelt een open, gezamenlijke en gedistri-bueerde inspanning zoals dat ook plaatsvindt in de open content- enopen source ontwikkeling, waarbij het internet wordt gebruikt alsplatform. Daarvoor zijn ‘21st century skills’ van essentieel belang.1

De in dit artikel gebruikte aanduiding makersplaats is een over-koepelende term voor hackerspace, makerspace of FabLab. Om teverduidelijken hoe de verschillende makersplaatsen zich van elkaar

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_a/a140

B I B L IO THEKEN EN MAKERSPLAATSEN I V A 1 4 0 – 1

Page 76: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

onderscheiden volgt hier een korte beschrijving. In bibliotheken komenoverigens voornamelijk de laatste twee voor.

HackerspacesHalverwege de jaren negentig ontstonden in Duitsland hackerspaces,plaatsen waar computerprogrammeurs kennis en infrastructuur metelkaar konden delen. De Duitse hackersconferentie Chaos CommunicationCamp bracht het fenomeen in 2007 onder de aandacht in de VerenigdeStaten. Dat leidde tot een groei aan Amerikaanse hackerspaces. Integenstelling tot de Duitse hackerspaces hielden computerprogrammeurszich niet alleen bezig met programmeren en hacken, maar werkten ze ookaan fysieke projecten. Een voorbeeld is de toonaangevende 3D-printervanMakerbot Industries, die in de New Yorkse hackerspace NYC Resistorwerd ontwikkeld.

MakerspacesRond 2005 kwamen makerspaces in zwang door het tijdschrift MAKE ende registratie van het domein makerspace.com. Het begrip makerspacebood een passende uitweg voor initiatieven die zich liever niet wildenassociëren met hackers, een termmet een soms ook negatieve connotatie.Een makerspace is een soort minifabriek waar objecten wordenvervaardigd op basis van digitale ontwerpen. Dat gebeurt met 3D-printersen andersoortige (ambachtelijke) machines. Vaak hebben makerspaceseen educatieve focus, gericht op kinderen en jongeren. Iedereen kan eenmaker- of hackerspace beginnen: er zijn geen eisen aan verbonden.

FabLabsIn tegenstelling tot maker- en hackerspaces moeten FabLabs (een afkor-ting voor fabrication laboratory) voldoen aan een aantal voorwaarden. Dezezijn vastgelegd in het zogenaamde Fab Charter.2 Zo moeten FabLabs, eenconcept van MIT-professor Neil Gershenfeld, beschikken over eenzelfde(uitbreidbare) basisset van gereedschappen en instrumenten. Verderdient er een minimale, drempelloze openstelling voor geïnteresseerden tezijn, wordt er een programma-aanbod ontwikkeld en vormen ze eenwereldwijd netwerk. Binnen FabLabs wordt ondernemerschap en zelf-werkzaamheid gestimuleerd, waarmee zij informele leeromgevingen zijnom ‘21ste-eeuwse vaardigheden’ (delen, samenwerken, probleemoplos-send vermogen en ondernemerschap) te ontwikkelen. Ze worden

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V A 1 4 0 – 2 B I B L I OTHEKEN EN MAKERSP LAATSEN

Page 77: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

vaak lokaal opgezet en geëxploiteerd door non-profitinstellingen.Nederland telt momenteel ruim 30 erkende FabLabs. Daarmee heefthet wereldwijd het hoogste aantal labs. Wereldwijd bedraagt het aantalomstreeks de 400 labs. Elk Nederlandse initiatief wordt beoordeeld (en aldan niet gecertificeerd) door de Stichting FabLab Benelux.3

De makersplaatsLoop een willekeurige makersplaats binnen en je ziet hoe mensen samenwerken aan uiteenlopende projecten, variërend in schaal. Zo creëert eenaantal internationale FabLabs een goedkope bamboe armprothese en iser het voorbeeld van de wiskundeleraar met zijn fascinatie voor deontbrekende chocoladeletter Pi. In het FabLab in Amsterdam werdsamen hem een mal gefabriceerd. Kinderen maken op speelse manierkennis met de werking van electronica of leren programmeren. Inhogescholen en universiteiten zijn het plekken waar studenten aan deslag kunnen met projecten. De Wereldbank bestudeert het fenomeen omte zien of het ingezet kan worden in ontwikkelingsgebieden.

Makersbeweging en bibliothekenIn hun zoektocht naar hernieuwde relevantie zoeken bibliotheken intoenemende mate aansluiting bij de makersbeweging. Er is namelijksprake van een aantal gedeelde kernwaarden, zoals focus op de lokalegemeenschap, de ontwikkeling van het individu en het delen van kennisen informatie. ‘Als je anderhalf jaar geleden googelde op de combinatiemakersplaats en bibliotheek zou je misschien twee hits krijgen’, zegtMaxine Bleiweis, directeur van de Westport Public Library (VS), één vande eerste bibliotheken die een FabLab binnen een bibliotheek opzette.‘Wanneer je dat nu doet word je overspoeld met resultaten.’

Helaas is in lang niet alle gevallen sprake is van een duurzaam concept.Vaak blijft het bij het (incidenteel) toegang bieden tot een 3D printer enontbreekt lokale relevantie. En juist onderzoek naar dat laatste is debelangrijkste stap die gezet moet om überhaupt het besluit te kunnennemen er één in de bibliotheek op te nemen, of zelf op te zetten. Demakersplaats bestaat namelijk bij de gratie van lokale vragers enaanbieders. De veelgebruikte frase ‘think global, act local’ is daarmeealleszeggend.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_a/a140

B I B L IO THEKEN EN MAKERSPLAATSEN I V A 1 4 0 – 3

Page 78: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

In Makers, The New Industrial Revolution (2012) zegt Chris Anderson: ‘Delaatste tien jaar werd geleerd hoe we konden produceren, uitvinden ensamenwerken op het web. De komende tien jaar worden die verworven-heden toegepast binnen de echte wereld.’ In makersplaatsen, de plekkenwaar die toepassing plaatsvindt, wordt met behulp van steeds goedkoperwordende moderne technologie (open source ontwerp-programma’s endigitale fabricage-apparatuur als 3D printers- en scanners) ontworpen,gespeeld en verbeterd. Zo kunnen op kleine schaal fysieke producten enprototypes gemaakt worden en is men niet (meer) afhankelijk vankostbare of onbereikbare productiefaciliteiten. De makers delen hunkennis vervolgens online met elkaar. Hiermee vindt een koppeling plaatstussen de verworvenheden van het sociale web en het fysieke domein.

Makersplaats en Bibliotheek als PlatformMakersplaatsen sluiten naadloos aan op de filosofie van bibliotheek alsplatform, de on- en offline bibliotheek als facilitator van informatie-uitwisseling en kennisdeling. Deze platformgedachte, inmiddels wijdverbreid in progressief bibliotheekland, wordt uitgedragen door DavidLankes en David Weinberger. Lankes’ credo luidt ‘Stop lending, startsharing’ en hij heeft het daarom liever over bibliothecarissen danbibliotheken. Bibliotheken transformeren in zijn ogen van plaatsen dietoegang bieden tot informatie naar plaatsen waar informatie gemaaktwordt.4 Weinberger’s filosofie betreft tevens de onlinemanifestatie van debibliotheek.5 Die zou volgens hem alomtegenwoordig moeten zijn enprincipes als open source, open data en open access moeten huldigen.Opengestelde bibliotheekcollecties maken daardoor deel uit van kennisdie wordt opgebouwd in sociale netwerken. Dat betekent dat collectiesniet alleen vanuit de bibliotheek worden gevoed, maar door iedereen diedaaraan een bijdrage levert.

De toenadering tussen bibliotheken en makersplaatsen is één van deuitwerkingen van de bibliotheek-als-platformtheorie. De informatiefunc-tie van bibliotheken gaat er flink mee op de schop. Het traditioneleaanbod wordt aangevuld met gedeelde kennis van gebruikers, hetbeschikbaar stellen van nieuwe technologie en bijbehorend educatiefmateriaal. Daarmee is het aanhaken bij de makersbeweging heel logisch.Bibliotheken zijn immers de plek waar men idealiter in aanrakingkomt met nieuwe technologieën, dus waarom stoppen nu digitale

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V A 1 4 0 – 4 B I B L I OTHEKEN EN MAKERSP LAATSEN

Page 79: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

fabricage-apparatuur steeds relevanter wordt? Het is relatief goedkoop(een goede 3D printer zoals de Nederlandse Ultimaker koop je kant enklaar voor € 1.700, of als zelfbouwkit voor € 1.200), waardoor het slechtseen kwestie van tijd is voordat ze in steeds meer huishoudens aanwezigzullen zijn. De Drie Dwaze Dagen van De Bijenkorf en aandacht in DeWereld Draait Door doen wonderen voor de publieke acceptatie. Hetbeschikbaar stellen van technologie is echter de eerste stap, omdat decreatieve toepassingen veel relevanter zijn dan de technologie op zich.

Overeenkomstige kernwaardenDe Amerikaanse bibliothecaris Char Booth bracht in 2012 de Library Billof Rights (1938) van de American Library Organisation terug naar eenaantal kernwaarden. Het doel was om het concept van het bibliotheek-werk in een tijdloos perspectief te plaatsen. De gedestilleerde waardentoegankelijkheid, vrijheid, belangenbehartiging, onderzoek en openheid komenverrassend veel overeen met de principes van de makersbeweging.In Steven Levy’sHackers, Heroes of the Computer Revolution wordt deze hackerethic opgesomd aan de hand van de principes delen, openheid,samenwerking en een hands-on mentaliteit. In het artikel Hacker Values ≈Library Values verbond auteur Nicholas Schiller vervolgens de overeen-komsten.6 Beide staan bijvoorbeeld voor drempelloze informatieontslui-ting: bibliotheken geven toegang tot boeken en digitale bronnen, terwijlde makersbeweging digitale ontwerpen deelt op open online platforms.Gedeelde drijfveer is het geestelijk ontwikkelen van individuele gebruikersen daarmee de community.Een onderwerp als belangenbehartiging heeft vele gezichten, zoals hetaanvechten van restrictief auteursrechtbeleid, of bescherming van(online) privacy. Bibliothecarissen nemen het op in mediawijsheidsaan-bod, terwijl hackers vaak betrokken zijn bij digitale burgerrechten-organisaties als de Electronic Frontier Foundation en ze tonen middelsethische hacks (openheid) aan waar het anders of beter kan. Samenwer-king, tenslotte, past binnen de gedeelde visie dat men niet kanfunctioneren zonder een actieve en betrokken gebruikersgroep of lokalepartners.Een praktisch voorbeeld is de Library Box van bibliothecaris JasonGriffey, een wifi accesspoint met gekoppelde digitale bibliotheek metauteursrechtvrije titels.7 Library Box is een hack op Pirate Box, dat geencontentbeperkingen kende en werd ontwikkeld door hackers. Schiller

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_a/a140

B I B L IO THEKEN EN MAKERSPLAATSEN I V A 1 4 0 – 5

Page 80: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

stelt daarom tot slot ook dat bibliotheekorganisaties kunnen profiterendoor zelf betere bibliotheektoepassingen te ontwikkelen.

Initiatieven in Amerikaanse bibliothekenVooral in Amerika is een flink aantal voorbeelden te vinden dat detoenadering illustreert. De belangrijke eerste stap werd gezet doorFayetteville Free Library in de staat New York, waar in 2012 het eersteFabLab in een bibliotheek werd gerealiseerd. Directeur Sue Considine:‘Voor ons staat de bibliotheek voor toegankelijkheid. Het verschijnselmakerspace is op heel natuurlijke wijze tot stand gekomen. Door daaropin te haken creëren we toegang tot interessante technologie enmogelijkheden.’8

In het kielzog van Fayetteville volgdeWestport Public Library, dat onlangsde eerste verjaardag van haar makerspace vierde. In Chicago PublicLibrary is in juli 2013 het Maker Lab geopend. Voor de programmeringvan deze pilot wordt samengewerkt met onder meer New York PublicLibrary en het Northwestern University Department of MechanicalEngineering.

Barbara Stripling, voorzitter van de American Library Association,benadrukte in een persbericht de waarde die makersplaatsen inbibliotheken kunnen hebben: ‘It’s enabling libraries to transform theirrelationship with communities and to empower community members ofall ages to be creators of information, not just consumers.’ Het Institute ofMuseum and Library Services (IMLS) maakte in het kader van het door deAmerikaanse overheid opgezette evenement Nation of Makers bekend datzij minimaal 1 miljoen dollar beschikbaar stelt voor bibliotheken enmusea die makersplaatsen willen starten of met aanverwante activiteiten(bijvoorbeeld programmeren) aan de slag willen. Ook stelt zij een toolkitbeschikbaar die put uit de ervaring van instanties die hiermee al eerderstartten.

Initiatieven in NederlandIn Nederland ging de FlevoMeerBibliotheek in 2013 onder de noemerBibliolab een samenwerking aan met FabLab Dronten. InitiatiefnemerJohan Vrielink, oprichter van FabLab Dronten, zegt: ‘Het biedt nieuwekansen voor bibliotheken. Zij zijn niet alleen uitleencentra, maar ookkenniscentra op het gebied van digitale technieken. Met dit nieuwe

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V A 1 4 0 – 6 B I B L I OTHEKEN EN MAKERSP LAATSEN

Page 81: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

imago kunnen ze ondernemende mensen binnenhalen en hen kennislaten maken met veilige door computer aangestuurde machines. Het isecht heel gaaf om hiermee te leren omgaan en dingen te maken.’

In Friesland werkt Bibliotheekservice Fryslân aan de realisatie vanFryskLab, een mobiel FabLab. In tegenstelling tot veel anderebibliotheken wil de Bibliotheekservice geen onderdak bieden aan eenbestaande makersplaats, maar vormt ze zelf de FabLaborganisatie. Opdeze manier hoopt zij zoveel mogelijk te kunnen bijdragen aan deinhoudelijke verankering van bibliotheek en makersplaats. Vanafnovember 2012 is begonnen met het in kaart brengen van potentiëlepartners, financieringsmogelijkheden en inhoudelijke invulling (bijvoor-beeld door een sterke focus op lokale aandachtsgebieden als water-technologie en creatief vakmanschap). Er is gekozen voor een tot FabLabomgebouwde bibliobus vanwege de sterk gespreide bewoning van deprovincie, waardoor zoveel mogelijk mensen, met name kinderenen jongeren, met de nieuwe ontwikkelingen, gekoppeld aan lokalevraagstukken, kennis kunnen maken.

Minister Bussemaker besteedde aandacht aan het project FryskLabtijdens de behandeling van de Bibliotheekwet: ‘Het past heel wel in devijf functies, met name in de functies van cultuur en ontmoeting. Voorzover ik begrijp, beheert het FryskLab de oude bibliotheek, waarjongeren leren om techniek en creativiteit te ontwikkelen. Daar ligt eennadrukkelijke relatie met cultuur en met het doel om jongeren kennis telaten maken met techniek. Ik vind dat heel erg interessant. Het past ookbij de omschrijving van ontmoeting. Andersom is het weer niet zo datelke thematiek, zoals het interesseren van jongeren voor techniek encreativiteit, in de functie van een bibliotheek zou moeten vallen. Dat kanook heel goed op een andere manier; daar liggen aanknopingspuntenmet het onderwijsbeleid en met het techniekpact. Dus past het voorbeeldvan het FryskLab goed in de vijf functies van een bibliotheek. Die vijffuncties zullen niet overal op elke locatie vorm moeten krijgen, maar opde een of andere manier zullen bij de bibliotheekorganisatie — in ditgeval de Friese organisatie — die vijf functies vormvrij wordenweergegeven.’

In haar jaarlijks gepubliceerde Trendrapport benoemt Kennisnetde maker movement en DIY-cultuur als één van de vijf bepalende

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_a/a140

B I B L IO THEKEN EN MAKERSPLAATSEN I V A 1 4 0 – 7

Page 82: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

technologietrends die antwoord kunnen geven op actuele onderwijsv-raagstukken. Hierin worden ook bibliotheekinitiatieven als FryskLab metname genoemd.

In Brabant werkt Bibliotheek Tilburg samen met het lokale FabLab 013en worden activiteiten in de bibliotheek georganiseerd binnen hetproject Digilab. FabLab 013 biedt daarbij ondersteuning. De provincialebibliotheekorganisatie Cubiss lanceerde in juli 2014 het project Makers-buzz. Deze mobiele voorziening reist langs bibliotheken en op termijnook festivals.Bij CODA Apeldoorn wordt in de zomer van 2014 een makersplaatsingericht met een speciale focus op jongeren en onderwijs. CODA werktbij de invulling en realisatie ervan samen met FryskLab en FabLabArnhem.De Zeeuwse Bibliotheek is onderdeel van een grootschalig provinciaalinitiatief om het concept FabLab in Zeeland uit te rollen. Bibliotheekbladpubliceerde in mei 2014 een overzichtsartikel over bibliotheken enFabLabs.

Fab the Library!Bibliotheekservice Fryslân begint in 2014 met het project Fab the Library!.Deze leergang is tot stand gekomen dankzij een subsidiebijdrage van hetSectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB). De algemene doelstellingis om het concept FabLab te introduceren in de bibliotheeksector. Dezedoelstelling wordt gerealiseerd door het samenstellen van drie modulesdie bibliotheken kunnen afnemen en waarmee zij voldoende kennis,vaardigheden en competenties vergaren om een FabLab in de biblio-theek te kunnen realiseren en bezoekers kennis te laten maken met deprincipes van digitale fabricage en open design. In veel gevallen is er nogniet sprake van een duurzaam bibliotheekconcept. Vaak blijft het bij het(incidenteel) toegang bieden tot een 3D printer en ontbreekt lokalerelevantie. En juist onderzoek naar dat laatste is de belangrijkste stap diegezet moet worden om überhaupt het besluit te kunnen nemen omeen Fablab in de bibliotheek op te nemen, of zelf op te zetten. Demakersplaats bestaat namelijk bij de gratie van lokale vragers enaanbieders.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V A 1 4 0 – 8 B I B L I OTHEKEN EN MAKERSP LAATSEN

Page 83: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

MediawijsheidFab the Library koppelt de toepassing van Fablabs in de bibliotheek aanmediawijsheid, waaronder kennis over eigen mediagedrag en kennis overde werking en gebruik van media. Het begrip mediawijsheid is breed enin de literatuur worden verschillende groepen competenties genoemddie er deel van uitmaken. Uitgaande van het raamwerk mediawijsheid vanMediawijzer.net wordt het begrip mediawijsheid uitgewerkt in debeoogde leergang aan de hand van de vier competentiegroepen gebruik,kritisch begrip, communicatie en strategie:1. Gebruik: Hierbij gaat het om het technisch gebruik en het bedienenvan media(-apparaten), zoals de machines, de software en natuurlijk dewebtools waarmee ontwerpen worden gedocumenteerd en gedeeld.Digitale geletterdheid is hierin een belangrijke component.2. Kritisch begrip: Het is belangrijk dat men media-inhoud en eigenmediagedrag kritisch leert analyseren en evalueren (inclusief het zelfmaken van media-inhoud en inzicht in de consequenties hiervan) entevens de rol van media als instituut in de samenleving en het eigen levenleert begrijpen. Aan deze competenties wordt binnen het projectinvulling gegeven doordat gebruikers met de principes van digitalefabricage en open personal design leren hoe ‘dingen’ werken, welkesystemen erachter zitten en daar controle op kunnen uitoefenen. Hetprincipe van ‘leren door te maken’ richt zich primair op de ontwikkelingvan kritisch begrip ten aanzien van de werking van media en de manierwaarop we met media vorm kunnen geven aan de wereld om ons heen.3. Communicatie: Het gaat hierbij om actief, creatief en sociaal mediage-bruik. Deze competenties staan centraal in het werken in een FabLabfaciliteit waar open delen het uitgangspunt is. Zowel online als offlineworden ideeën, concepten, ontwerpen en prototypes gedeeld en geleerdvan elkaar. Afwegingen inzake auteurs- en eigendomsrechten maken hierdeel van uit.4. Strategie: Binnen deze competentiegroep draait het om het ophoofdlijnen kunnen maken van keuzes in het mediagebruik, begrijpenwelk medium voor welke functie het meest geschikt. In de context van demodules leren deelnemers niet alleen op welke platforms zij informatievinden die ze kunnen gebruiken voor hun eigen projecten, maardaarnaast leren zij ook over de verschillende mediaplatforms waarop zijhun werk kunnen publiceren en delen met een brede (internationale)community. Begrippen als open source en open data spelen hierbij eenbelangrijke rol.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_a/a140

B I B L IO THEKEN EN MAKERSPLAATSEN I V A 1 4 0 – 9

Page 84: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Modules Fab the LibraryFab the Library bestaat uit drie modules die gezamenlijk een methodevormen om een FabLab of daaraan gerelateerde diensten in hetbibliotheekproductportfolio op te nemen. Deze modules vormentezamen een leergang of professionaliseringsaanbod voor professionalsin de bibliotheeksector.

Module 1, Introductie: FabLab ‘How to Make Almost Anything’In deze module maken deelnemers kennis met het FabLab concept,digitale fabricage en de principes van open design. Aan de hand van eenaantal presentaties en interactieve demosessies leren de deelnemers overde FabLabgeschiedenis, het concept en de onderliggende principes.

In deze module wordt specifiek aandacht besteed aan de manier waaropFabLabs in bibliotheken een plek kunnen krijgen. De belangrijkste vraagwaar deze module antwoorden op formuleert is: Wat is de betekenis enmeerwaarde van FabLabs in relatie tot de bibliotheek en de bredereculturele erfgoedsector?

Na deze workshop zijn deelnemers in staat om nieuwe maakprincipes teverbinden aan de werkpraktijk van de bibliotheek en collega’s teenthousiasmeren en mee te krijgen in het werken met de principes vanFabLab. Daarnaast kunnen deelnemers bestaande FabLabprojectenvertalen naar de eigen werkpraktijk.

Module 2, Praktijk: The Machines – 101 course digital fabricationIn deze module leren de deelnemers werken met de verschillendemachines in het FabLab. De standaardset machines in een FabLab bestaatuit een lasersnijder, een 3D printer, een vinyl snijder, een borduur-machine en een freesmachine. Omdat het een gestandaardiseerde set vanmachines betreft kunnen ontwerpen uit de gehele, internationaleFabLabcommunity uitgewisseld worden en in elk FabLab met elkemachine worden gefabriceerd tot fysieke prototypes.

In deze module wordt gewerkt met de 3D printer, de vinylsnijder en delasercutter. Deelnemers krijgen eerst uitleg over de machines en decomponenten waaruit de machines zijn opgebouwd. Daarna wordtuitgelegd welke software de machines aanstuurt. Op basis van een aantal

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V A 1 4 0 – 1 0 B I B L I OTHEKEN EN MAKERSP LAATSEN

Page 85: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

oefeningen leren deelnemers met de software en machines werken. Zezullen aan het einde van de module in staat zijn om zelfstandig tekunnen werken in een FabLab en bezoekers en klanten in een FabLabkunnen begeleiden in het gebruik van de faciliteiten.

Module 3, Strategie: FabLabimplementatieIn de derde module leren deelnemers over de organisatorische, zakelijkeen strategische infrastructuur en voorzieningen die nodig zijn om eenFabLab op te zetten, in te richten en te exploiteren.Deelnemers leren over verschillende businessmodellen van FabLabs enontwerpen voor hun eigen situatie een solide financierings/verdienmo-del. In de module wordt gebruik gemaakt van verschillende methoden entechnieken zoals het ‘Four Action Framework’ en het ‘Business ModelCanvas’. In dit model wordt onderscheid gemaakt tussen negenverschillende bouwstenen die tezamen het business model beschrijven.In deze module worden ook alle diensten van de FabLab communitygeïntroduceerd. Denk hierbij aan workshops, trainingen, begeleiding ennatuurlijk het Fabacademy programma. Verder wordt het politiek,economische landschap rond FabLabs geschets en zal er aandacht zijnvoor onderzoek en de technische randvoorwaarden waaraan een FabLabmoet voldoen.

Na afloop van deze module hebben de deelnemers een overzicht van allerandvoorwaarden en infrastructurele voorzieningen die nodig zijn voorhet realiseren van een FabLab faciliteit in de bibliotheek. Daarnaastmaken de deelnemers kennis met elkaar en vormen zij na afloop eennetwerk van waaruit gemeenschappelijke ondersteuning, kennisuitwis-seling en bijvoorbeeld gebundelde inkoop van materialen en machineskan plaatsvinden.

Bijdrage vanuit de bibliotheek: Linked Open DataBinnen het project FryskLab wordt door Bibliotheekservice Fryslân,Hogeschool Rotterdam en Metamatter een kennisbank ontwikkeld opbasis van linked open data. Deze kennisbank wordt hierna opgeschaaldnaar een kennisbank die gebruikt kan worden voor ieder FabLab.Noodzakelijk daarvoor is dat de elementaire opzet van datamodelleringgeneriek is en aansluit bij gangbare standaarden. Tevens dient er eenplatform te zijn om samen te werken aan de ontwikkeling van data en de

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_a/a140

B I B L I O THEKEN EN MAKERSP LAATSEN I V A 1 4 0 – 1 1

Page 86: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

modellering ervan. De ontwikkeling van een FryskLabkennisbank dientdaarom als een prototype dat herbruikbaar is in andere FabLabs. Hierbijwordt samengewerkt met de Fab Foundation. Bij de realisatie van dekennisbank wordt gebruik gemaakt van het principe van linked opendata en semantische technologie. Zij is namelijk gericht op hettoekennen van betekenis aan data in een vorm die door computersmakkelijk kan verwerkt worden.

De betekenis van data wordt op een elementaire wijze gerepresenteerddoor middel van ‘predicaten logica’ – eenvoudige zinnen bestaand uitsubject, predicaat en object – bijvoorbeeld ‘dit object’ (subject) ‘isgemaakt in’ (predicaat) ‘Leeuwarden’ (object) of ‘dit object’ (subject) ‘isgemaakt op’ (predicaat) ‘een 3D printer’ (object) of ‘dit object’ (subject),‘is’ (predicaat) ‘een Vogelhuisje’ (object) of ‘dit object’ (subject), ‘isgemaakt door’ (predicaat) ‘Stichting Pica’ (object).

Deze zinnen worden ook 3-tuple of ‘triple’ genoemd. Deze wijze vandatarepresentatie maakt het mogelijk om op basis van logica (axioma’s)informatie te herleiden die oorspronkelijk niet in de data is vastgelegd .Zo kunnen bijvoorbeeld alle FabLab gebruikers gevonden worden dieooit een vogelhuisje in Leeuwarden op een 3D printer hebben gemaaktom ze voor een tentoonstelling uit te nodigen.

Semantische technologie is dan ook oorspronkelijk ontwikkeld in hetveld van Kunstmatige Intelligentie, maar is met de opkomst van hetinternet zeer geschikt gebleken als methode voor de organisatie van data.Dat is concreet waar te nemen in het fenomeen Linked Open Data: eennetwerk van informatiebronnen dat gekoppeld is door onderlingeverwijzingen. Hierin worden gespecialiseerde informatiebronnen ontslo-ten via meer algemene informatiebronnen.

Met de inzet van semantische technologie kan kennis in een FabLabworden gestructureerd en vastgelegd in een kennisbank. Hiervoorworden van het World Wide Web Consortium (W3C) vastgesteldestandaarden gebruikt zoals het ‘Resource Description Framework’ (RDF)dat de standaard is voor de triplets van de predicaten logica, en de ‘WebOntology Language’ (OWL) die de standaard is voor manier om eenbepaald kennisdomein te beschrijven.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V A 1 4 0 – 1 2 B I B L I OTHEKEN EN MAKERSP LAATSEN

Page 87: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Stichting PICA geeft financiële ondersteuning voor het project dat in2015 wordt afgerond.

Duurzaam model vs hypeBibliotheken kiezen over het algemeen voor relaties met bestaandemakersplaatsen. Het zelf opzetten van een lab komt nauwelijks voor. Voorbeide benaderingen valt iets te zeggen, maar de juiste inbedding in eenlokale bibliotheekorganisatie is gebaat bij een stevige participatie vandiezelfde bibliotheek.Omdat het opnemen van de makersplaats aan veel kernwaarden van hetbibliotheekwerk raakt is een gedegen visie op zijn plaats, maar dat is nietaltijd het geval. Of om het maar gewoon te zeggen zoals het is: met hetplaatsen van een 3D printer in de bibliotheek en het van tijd tot tijdorganiseren van demonstratiesessies wordt de makersbeweging onrechtaangedaan. Maar ook de bibliotheek komt er bekaaid vanaf. Zij staatimmers voor de mooie opdracht van het verspreiden van informatie,gemeenschapszin, een centrale positie in de samenleving en hetverbinden van mensen en kennis. Een incidentele knoppencursus isdan een wel erg mager aanbod. Nog gecompliceerder wordt het door hetopgedane besef dat makersplaatsen pas succesvol zijn wanneer wordtvoldaan aan lokale omstandigheden. Is er bijvoorbeeld voldoende‘achterland’ om een lab te kunnen exploiteren, zowel aan gebruikers-als aanbiederskant? Wat zijn voorwaarden van lokale financiers? Zijn erplaatselijke ontwikkelingen die kans bieden om daar bij aan te sluiten?De wijze les van FabLabdeskundige Massimo Menichinelli is dan ook tebeginnen met het krijgen van inzicht in lokale omstandigheden en deweerslag die deze hebben op een project. Dat kost veel tijd en moeite,maar lijkt onontbeerlijk voor een succesvol en duurzaam initiatief.

Verder lezen

Shareable: Libraries Reinvented as Laboratories http://www.shareable.net/blog/libraries-reinvented-as-laboratories

Makerspaces, Participatory Learning, and Libraries: http://theunquiet-librarian.wordpress.com/2012/06/28/makerspaces-participatory-learning-and-libraries

Lijst van FabLabs wereldwijd http://www.fabfoundation.org/fab-labs/

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_a/a140

B I B L I O THEKEN EN MAKERSP LAATSEN I V A 1 4 0 – 1 3

Page 88: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Makerspace Open Lab at Santa Barbara Public Libraryhttp://www.independent.com/news/2013/may/27/makerspace-open-lab-santa-barbara-public-library/

A Fabulous Labaratory: The Makerspace at Fayetteville Free Libraryhttp://publiclibrariesonline.org/2012/10/a-fabulous-labaratory-the-makerspace-at-fayetteville-free-library/

Library Staff, Supporters Celebrate Maker Space Birthday http://westport.patch.com/groups/around-town/p/library-staff-suppor-ters-celebrate-maker-space-birthday

Chicago Public Library welcomes first ‘fab lab’ http://www.chicagobu-siness.com/article/20130613/NEWS05/130619888/

Waarom een bibliolab in Lelystad? http://fablab.nl/2013/02/16/waar-om-een-bibliolab-in-lelystad/

Musik, Medien und ein 3D-Drucker im ‘Makerspace’ http://www.koeln.de/koeln/makerspace_in_der_zentralbibliothek_eroeffnet_726305.html

Longsight Library becomes a mini-makerspace for spring! http://manchesterlitlist.blogspot.nl/2013/02/longsight-library-becomes-mini.html

Noten

1. http://www.kennisnet.nl/themas/21st-century-skills/vaardigheden/benodigde-vaar-digheden-voor-de-21ste-eeuw/

2. http://fab.cba.mit.edu/about/charter/3. http://stichtingfablab.nl/4. Lankes, R.D. (2012) Library as Platform: Unlocking the Potential of Our Communities http://

quartz.syr.edu/rdlankes/Presentations/2012/SCLRC.pdf5. Weinberger, D. (2012) Library as Platform http://lj.libraryjournal.com/2012/09/future-

of-libraries/by-david-weinberger/6. Schiller. N (2012) Hacker Values ≈ Library Values http://acrl.ala.org/techconnect/?

p=22827. Library Box http://librarybox.us/8. To Remain Relevant, Libraries Should Help Patrons Create - The Digital Shift http://www.

thedigitalshift.com/2012/05/ux/to-remain-relevant-libraries-should-help-patrons-create/

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V A 1 4 0 – 1 4 B I B L I OTHEKEN EN MAKERSP LAATSEN

Page 89: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Inhoud

Band 1

100 Woord vooraf200 Inhoud300 Over de redactie400 Over de auteurs500 Register

Deel I Informatiewetenschap

I 100 InleidingI 200 Informatiewetenschap en informatiemaatschappijI 300 Retrievaltechniek; technologieën voor het terugvinden van

tekstuele informatieI 400 Bewaren in het licht van historische communicatieculturenI 500 Informatiewetenschap en de documentaire informatieketenI 510 De bibliotheekbezoeker in beeldI 520 Elektronische tijdschriftenI 525 E-journal lifecycle managementI 530 Een Steen van Rosetta voor het geautomatiseerd herkennen

van digitaal beeldmateriaalI 540 E-publishing voor wetenschappers: digitaal vastleggen,

publiceren en distribueren van onderzoeksinformatieI 550 KennismanagementI 555 Documenten onder controleI 560 Informatievaardigheden op de werkplekI 561 Informatie(zoek)gedragI 562 Mediawijsheid in NederlandI 565 Websiteanalyse

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

INHOUD ( 4 ) 2 0 0 – 1

Page 90: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

I 700 Bibliometrische methoden bij evaluatie en observatie vanwetenschappelijke ontwikkelingen

I 800 Informatie-economieI 900 Informatiebeveiliging

Band 2

Deel II Bedrijfsvoering

II 200 Inleiding financieel beleidII 205 AdministratieII 210 De begrotingII 211 Smart budgetteren anno 2014II 215 Interne sturing en managementinformatie*II 220 Het jaarverslagII 225 BenchmarkingII 230 Het vaststellen van de ROI voor informatie- en kennis-

dienstverleningII 235 Van cijfers naar verhalenII 240 LiquiditeitII 290 Rekeningschema openbare bibliotheken*II 300 Personeelsmanagement in openbare bibliothekenII 330 Personele ontwikkelingen in de Openbare BibliotheekII 335 Arbeidsomstandigheden in bibliotheken; de Arbocatalogus

Openbare BibliothekenII 340 Functiebeschrijving en functiewaarderingII 350 De veranderende beroepspraktijk in de Openbare

Bibliotheek: balans functie-innovatieII 360 Opleidingen op het terrein van informatievoorzieningII 365 Mbo-opleiding Medewerker informatiedienstverleningII 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in

de informatiedienstverleningII 370 Kerncompetenties voor de informatieprofessionalII 500 Marketing van gemeentelijke archiefdienstenII 610 Kwaliteitszorg in openbare bibliothekenII 615 Certificering van openbare bibliothekenII 620 Evaluatief onderzoek in bibliothekenII 630 ‘Missing links’

* Nog niet opgenomen.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

2 0 0 – 2 I NHOUD ( 4 )

Page 91: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

II 640 Meten en verbeteren van kwaliteit in dienstverleningII 645 Kijk vooruit met predictieve analysisII 650 Prestatie-indicatorenII 651 Prestatie-indicatoren van bibliothekenII 660 Governance en informatievoorzieningII 700 Kwaliteitsverbetering van de informatiehuishoudingII 710 Veranderingen doorvoerenII 715 Het geheim van veranderenII 720 Kwaliteitszorg in veranderkundig perspectiefII 730 Cultureel ondernemerschap: kijken met andere ogenII 735 Co-creatie van organisaties met consumentenII 740 Outsourcing: afstemmen en samenwerking

Deel III Wet- en regelgeving

III 100 Auteursrecht, naburige rechten en databankrechtenIII 110 Bescherming van technische voorzieningen en informatie

voor rechtenbeheerIII 120 Webarchivering en auteursrechtIII 130 Juridische aspecten van de digitale bibliotheekIII 140 Open AccessIII 200 Leenrecht openbare bibliothekenIII 400 ArchiefrechtIII 500 Wet openbaarheid van bestuurIII 600 Bescherming van persoonsgegevensIII 700 Europese harmonisatie van auteursrecht en naburige

rechten – gevolgen voor de bibliotheekpraktijkIII 750 Europees aanbestedingsrecht voor bibliotheken en archievenIII 760 Internationaal en Europees bibliotheekbeleid

Band 3

Deel IV Bibliotheken en archieven

A Ontwikkeling van bibliotheken, documentatie-instellingen en archievenIV A 100 Het bibliotheekwezenIV A 105 Zes jaar vernieuwing van openbare bibliotheken. Wat ging

eraan vooraf, wat leverde het op?IV A 110 Deorganisatie vandewetenschappelijke informatievoorziening

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

INHOUD ( 4 ) 2 0 0 – 3

Page 92: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

IV A 115 CRIS – Current Research Information SystemsIV A 120 De branche van openbare bibliotheken: organisatie en trendsIV A 130 De bibliotheek van de toekomst: transformatieve innovatie in

NieuwegeinIV A 140 Bibliotheken en makersplaatsenIV A 200 Het archiefwezen in NederlandIV A 210 Archivering als basis voor verantwoordingIV A 300 Internationale Samenwerking van BibliothekenIV A 500 Van archiefbeheer tot taakinformatieIV A 600 De digitale bibliotheek. Op schoot bij de eindgebruiker

B Informatietechnologie en automatiseringIV B 210 Digitaliseren van documenten: op weg naar DIS en WorkflowIV B 230 Elektronische tekstarchievenIV B 240 Naar een betere automatisering van openbare bibliothekenIV B 250 RFID voor bibliotheken en archievenIV B 310 Kennismanagement bij de overheidIV B 410 Digitale archivering: duurzaam bewaren en op lange termijn

beschikbaar stellen van elektronische publicaties en documen-ten

IV B 420 Digitale archivering binnen bedrijvenIV B 430 Organisatie van duurzame digitale opslagIV B 440 Archivering van websitesIV B 445 Duurzame vastlegging van toegang tot webpagina’sIV B 446 Persistente IdentifiersIV B 450 Remano 2004: een positiebepalingIV B 460 Archivering in een digitale wereldIV B 465 Een contentplan als basis van een digitale bibliotheekIV B 470 Open toegang tot onderzoeksresultaten en onderwijs-

materiaal in NederlandIV B 500 De handtekening: van geschreven naar elektronischIV B 520 WorkflowIV B 530 Printing on demandIV B 540 Digitale geheugensIV B 550 Code voor InformatiebeveiligingIV B 560 Certificatie van informatiebeveiligingIV B 570 Zonder ‘grondwerk’ geen snelwegIV B 580 Verticale internetportals voor professioneleinformatie:

contouren van een nieuwe partij in de informatieketen

2 0 0 – 4 I NHOUD ( 4 )

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

Page 93: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Band 4

IV B 590 WebportalenIV B 600 Alternatieve authenticatietechniekenIV B 610 Really Simple Syndication?IV B 620 Standaarden voor gegevensuitwisselingIV B 630 Data Seal of ApprovalIV B 640 De digitale bibliothecarisIV B 650 De bouwstenen van de digitale bibliotheekIV B 660 De waardebepaling van een digitale bibliotheekIV B 670 De impact van web 2.0 op bibliothekenIV B 680 Archiefinformatie als Linked data op het Sematisch WebIV B 690 HetOAISmodel, een leidraad voorduurzame toegankelijkheidIV B 691 ED3 - Eisen duurzaam digitaal depotIV B 692 Het behoud van digitaal erfgoed: het Unesco Charter en

ontwikkelingen in NederlandIV B 695 Metadatauitwisseling met OAI-PMH

C Bibliotheekbouw, archiefvorming en -inrichtingIV C 100 Strategische keuzen bij een bibliotheekinterieurIV C 200 Opzet en inrichting van een bibliotheekinterieurIV C 300 ArchiefbouwIV C 400 Openbare bibliotheken in Nederland

D CollectiemanagementIV D 100 Collectiemanagement in bibliothekenIV D 110 Collectievorming in ontwikkeling bij openbare bibliothekenIV D 200 Collectieprofielen in bibliothekenIV D 210 Het audiovisuele archief als digitaal curatorIV D 220 Preservering van digitale AV-collecties volgens de OAIS

standaard.IV D 300 Cartografie en ruimtelijke dataIV D 400 Een nieuwe tak van sport voor bibliothecarissen: LicensingIV D 500 GIS en duurzaamheidIV D 600 E-books: op de drempel van de doorbraakIV D 800 ArchiefmanagementIV D 810 Bewaarplicht

I NHOUD ( 4 ) 2 0 0 – 5

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

Page 94: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

E CollectiebeheerIV E 200 De conservering en restauratie van archief- en bibliotheek-

materiaalIV E 300 Digitalisering van fotomateriaalIV E 400 Digitalisering van erfgoedcollecties

Band 5

F OntsluitingIV F 100 Ontsluiting van documentenIV F 101 Metadataverwerking in internationaal perspectief. Van Regels

voor de Titelbeschrijving naar Resource Description andAccess (RDA)

IV F 110 De nieuwe toegang tot audiovisuele contentIV F 150 Encoded Archival Description voor de digitale toegang tot

bibliotheekcollectiesIV F 200 Z39.50: Zoeken in catalogi en databases op het internetIV F 300 Over het bouwen van taxonomieënIV F 310 Het onderhouden van taxonomieënIV F 320 Linked dataIV F 400 CrowdsourcingIV F 410 Case: Middelburg DronkIV F 500 Digitale hulpmiddelen voor persoonlijk literatuurbeheerIV F 550 Inhoudelijk toegankelijk maken van informatiecollecties in

een digitale omgeving: opgenomen als dossier in deel VIIV F 560 De toegankelijkheid van de digitale bibliotheekIV F 580 Bibliotheken en websitesIV F 600 Bibliotheek.nlIV F 650 Tagging en folksomoniesIV F 660 De informatie die je zoektIV F 670 Zicht op de veelheid aan bronnen op internetIV F 700 Een traject voor het selecteren van zoekmachinesoftwareIV F 800 De actualiteit van 19e-eeuwse classificatietheorieIV F 900 Automatisch classificeren

2 0 0 – 6 I NHOUD ( 4 )

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

Page 95: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

G DienstverleningIV G 100 Informatieverstrekking in universitaire bibliothekenIV G 200 Klanttevredenheidsonderzoek door archieven, bibliotheken

en museaIV G 300 Toegevoegde waarde creëren en metenIV G 400 De businesscase van ING’s Kennis- & Informatiecentrum

(KIC): een poging tot offensieve strategie om reorganisatieste overleven

IV G 500 Digitaal lenen van muziekIV G 600 DOK, the Library Concept CenterIV G 700 Gaming in de bibliotheekIV G 800 Workshops, een must voor de informatieprofessionalsIV G 900 Digitale beschikbaarheid van juridische informatie

Deel VI Dossiers

Begrip in documentmanagementDigitale duurzaamheid

Band 6

Intranetwijzer voor bibliotheek en archiefContractenbeheerZoeken in geautomatiseerde informatiesystemenKwaliteitsmanagement in de documentaire informatieVan rups tot vlinderDe nieuwe openbare bibliotheekInformatie in BedrijfInhoudelijk toegankelijk maken van informatiecollecties ineen digitale omgeving

I NHOUD ( 4 ) 2 0 0 – 7

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

Page 96: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties
Page 97: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Persistente identifiers:identificatiemechanismes in hetdigitale ti jdperk

DAN I E L STE INME I ER

Inleiding

Wat is, afgezien van conventies, feitelijk het verschil tussen een naam eneen identifier? Beide zijn bedoeld om iets te identificeren. Maar waar wevan een naam doorgaans niet verwachten dat deze gegarandeerd uniek is,verwachten we dit van een identifier wel, tenminste binnen de contextvan een identificatiesysteem.Iedereen die werkzaam is bij een instelling met een eigen catalogus ofdatabase weet echter dat de context van identifiers weleens kanveranderen. Met name wanneer een instelling overgaat op een nieuwcatalogussysteem, wanneer databases samengevoegd worden of wanneerrecords gepubliceerd worden op internet, zien we dat ontwikkelaars ervaak voor kiezen (of zelfs genoodzaakt zijn) om records te voorzien vaneen nieuwe identifier zodat ze ook binnen de nieuwe contextgegarandeerd uniek zijn. De identifiers uit het oude systeem worden inzulke gevallen dan gedegradeerd tot een ‘bron-id’. Zelfs wanneer nog opdeze oude identifiers gezocht kan worden, zijn deze toch afhankelijkgeworden van extra context om op de juiste manier geïnterpreteerd tekunnen worden. Anders gezegd, we moeten niet alleen weten wat deidentifier is maar ook binnen welke context deze uniek is.

Een dergelijke manier van identificeren vereist echter dat het identifica-tienummer veel semantiek bevat om gegarandeerd uniek te kunnen zijnbinnen een nieuwe context. Semantische waardes meegeven aanidentifiers kan echter problematisch zijn aangezien dingen met beteke-nis, zoals collectienamen of bedrijfsnamen, veranderlijk zijn. Met dekomst van internet is dit probleem nog groter geworden omdat het kaderwaarbinnen objecten gebruikt en hergebruikt worden enorm is toegeno-

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b446

P ERS I ST ENTE I DENT I F I E RS I V B 4 4 6 – 1

Page 98: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

men. Het is dan ook van groot belang om identifiers te hebben die uniekzijn over de hele wereld en die zo min mogelijk semantiek bevatten zodatde noodzaak om de identifiers aan te passen minimaal is. Om te bereikendat nummers gegarandeerd uniek zijn moet de uitgifte van identifiersinternationaal gecoördineerd worden. Hiermee wordt voorkomen datdezelfde nummers door verschillende partijen gebruikt worden.Natuurlijk zijn dergelijke mechanismes sinds de jaren ’70 gangbaargeworden. Het bekendste voorbeeld is misschien wel het nummerwaarmee literaire uitgaves uniek kunnen worden geïdentificeerd name-lijk ISBN (International Standard Book Number). Ook voor vele andereproducten (van muziekopnames tot aan wijn) zijn identificatiemechanis-mes ontworpen, vaak ontwikkeld onder de hoede van de InternationaleOrganisatie voor Standaardisatie (ISO).Veel van deze mechanismes zijn echter bedacht voor objecten met eenfysieke representatie. Hierdoor zijn ze niet geoptimaliseerd voor gebruikop het web of voor het verwijzen naar digitale objecten. Verwijzingen ophet web zijn namelijk complexer dan men op het eerste gezicht zoudenken. We zouden natuurlijk kunnen stellen dat naar een specifiekebron op het web altijd uniek verwezen kan worden door middel van hetadres: een domeinnaam is tenslotte een centraal beheerd mechanismedat naar een bepaalde server verwijst en alles na de domeinnaamspecificeert de locatie van de bron op de webserver. Dit principe houdtechter geen rekening met domeinnamen die veranderen, pagina’s diehernoemd of verhuisd worden, versiebeheer van objecten of het feit datdezelfde objecten op verschillende webpagina’s tegelijk kunnen staan.Om deze reden zijn er de afgelopen jaren verschillende organisatiesgeweest die zich hebben bezig gehouden met het ontwikkelen van eensysteem voor zogenaamde persistente identifiers. Deze identifiers zijnspeciaal gericht op het uniek identificeren van objecten op het web enbestemd voor het permanent doorverwijzen naar digitale representatiesvan objecten, of metadata hiervan, zonder afhankelijkheid van eventueleveranderingen aan onderliggende websites.Echter, zoals het wel vaker gaat bij de ontwikkeling van technieken opinternet is er uiteindelijk niet één gestandaardiseerde manier voor hetbeheer en het aanmaken van persistente identifiers ontwikkeld, maar is ereen veelheid aan mechanismes ontstaan met gedeeltelijk verschillende engedeeltelijk overlappende functionaliteit. Maar er is wel een aantaleigenschappen te benoemen dat kenmerkend is voor de meesteimplementaties van persistente identifiers.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 4 4 6 – 2 PERS I S T ENTE I D ENT I F I ERS

Page 99: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

In dit artikel zal eerst kort geschetst worden welke vormen vanidentificatie en localisering gangbaar zijn op het web. Vervolgens zalbeschreven worden welke voordelen persistente identifiers kunnenbieden en wat de hun kenmerkende eigenschappen zijn. Tenslotte zalhet gebruik van persistente identifiers aan de hand van een praktijkvoor-beeld nader beschouwd worden en zal bekeken worden welke zaken nogte verbeteren zijn aan de techniek.

URI, URL en URNOm te begrijpen hoe en waarom er verschillende mechanismes zijnontstaan voor het aanmaken van persistente identifiers is het goed omeerst te kijken hoe binnen de techniek van het internet naar webpagina’sverwezen wordt en welke problemen dit met zich meebrengt.In het kader van identificatie op het web worden vaak de termen URL,URI en URN gebruikt, soms ook op een wellicht wat verwarrende manierdoor elkaar. Maar wat is eigenlijk het verschil tussen deze drie termen,afgezien van de laatste letter?Binnen de context van dagelijks internetgebruik is de term URLwaarschijnlijk de bekendste als het gaat om verwijzingen naar webpagi-na’s. Het is tevens de oudste van de drie hierboven genoemde afkortingenen was al een onderdeel van de eerste technische implementatie vanwebsoftware in 1991.1 De ‘Uniform Resource Locator’ wordt gebruikt alseen manier om aan webpagina’s te kunnen refereren door middel vaneen naam. Dit werkt dankzij DNS (Domain Name System) dat ervoor zorgtdat aan de hand van het opgegeven domein doorverwezen kan wordennaar het IP-adres van de webserver. Dit adres moet uiteindelijk bekendzijn om communicatie met een webserver tot stand te kunnen brengen.De URL wordt ook wel adres genoemd en is een manier om te refererenaan bronnen die op het web te vinden zijn. Het doel van de URL wasechter voornamelijk om te dienen als een systeem voor het adresseren vanwebpagina’s, niet om deze te identificeren.Om een overkoepelend concept te creëren dat zowel kan dienen als termvoor het localiseren van objecten als voor het identificeren van objecten,werd in 1994 de term URI geïntroduceerd in een zogenaamde ‘Requestfor comments’ (RFC). Dit was een soort memo geschreven door TimBerners-Lee, de man die een aantal jaar daarvoor het eerste voorstelschreef dat leidde tot de ontwikkeling van het web.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b446

P ERS I ST ENTE I DENT I F I E RS I V B 4 4 6 – 3

Page 100: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

URI staat voor ‘Uniform Resource Identifier’ en kan geclassificeerdworden als een concept dat zowel een identificerende als eenlocaliserende functie kan hebben.2 De URL is daarmee een subset vaneen URI aangezien deze laatste slechts tot doel heeft om bronnen telocaliseren, niet om deze te identificeren.Een concept, daarentegen, dat alleen bedoeld is voor identificatie istenslotte de URN (Uniform Resource Name). Deze term is ook vastgelegdin een RFC in 1994. Het idee achter de URN is om een mechanisme tebieden voor het identificeren van bronnen zonder daarbij afhankelijk te zijnvan de specifieke locatie. Deze techniek vervult dus slechts de identificeren-de functie van het URI-concept. In de memo wordt de functie van de URNbeschreven als: het bieden van een unieke persistente identifier voorherkenning, toegang tot de bron en informatie over de bron. Hierbijworden ook al enkele eigenschappen genoemd die later ook bijimplementaties van systemen voor persistente identifiers van belang zijnzoals uniciteit, schaalbaarheid en de mogelijkheid om aan de hand van eenidentifier te kunnen doorverwijzen naar een locatie.3 URN’s zijn opge-bouwd volgens een vast principe: elke URN begint met ‘urn:’, vervolgenskomt een zogenaamde Namespace Identifier (NID) en hierna de identifierzelf, ook wel de Namespace Specific String (NSS) genoemd. De NID bepaaltuiteindelijk hoe de identifiers die na de NID volgen, opgebouwd moetenworden. ElkeNIDmoet geregistreerd zijn bij de Internet AssignedNumbersAuthority (IANA), door middel van een RFC. In 2001 is bijvoorbeeld eenNID geregistreerd door Juha Hakala van de universiteitsbibliotheek vanHelsinki, voor het National Bibliography Number (NBN).4 Dit nummerwordt door Nationale Bibliotheken doorgaans toegekend aan publicatieszonder ISBN- of ISSN-nummer. De registratie van de NID maakt hetmogelijk voor iedereen in de wereld die deze nummers gebruikt om eengeldige URN te vormen op basis van hun al bestaande NBN-identifiers.Omdat elk land een eigen systeem gebruikt voor het vormen van dezenummers is in de RFC bepaald dat door middel van landcodes enorganisatiecodes de uniciteit van URN’s gewaarborgd moet worden.5 DeRFC bevat ook een suggestie voor implementatie van een zogenaamde‘resolver’ op het web zodat URN-NBN-identifiers ook gebruikt kunnenworden als een locatiemechanisme voor het doorverwijzen naar een objectof informatie over een object. Op deze manier worden binnen eendergelijke implementatie beide functies van het URI-concept vervuld,namelijk identificeren en localiseren.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 4 4 6 – 4 PERS I S T ENTE I D ENT I F I ERS

Page 101: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

De voordelen van persistente identifiers

‘Dode’ linksZoals het concept van de URN al laat zien is het voordeel van eenpersistente identifier boven een URL dat de identifier onafhankelijk isvan een achterliggende locatie die tenslotte kan veranderen tijdens delevenscyclus van een digitaal object. In de literatuur over dit onderwerp ishet vaak gehoorde argument dat persistente identifiers er uiteindelijkvoor moeten zorgen dat er geen ‘dode’ links ontstaan gedurende de tijddat een object op het web aangeboden wordt.6 Er zijn namelijkverschillende redenen waarom links niet meer werken: domeinnamenveranderen, pagina’s krijgen een andere plek op de webserver ofdocumenten worden geheel verwijderd.7

Dit probleem werd door Tim Berners-Lee zelf ook al onderkend in 1998 inhet invloedrijke artikel ‘Cool URI’s don’t change’. Hij schetst in dit artikelveelgehoorde redenen voor het veranderen van links en stelt een aantaloplossingen voor om wijzigingen te voorkomen. Hij doet bijvoorbeeld desuggestie om een aantal zaken die doorgaans snel veranderen zoalsauteur, onderwerp en status niet op te nemen in een URL om zo tevermijden dat deze na verloop van tijd gewijzigd moet worden.8 Omdatzijn artikel vooral aanstuurt op het creëren van onveranderlijkeverwijzingen naar websites wordt het idee van ‘Cool URI’s’ vaak genoemdin verbandmet persistente identifiers. Er is echter geen consensus over devraag in hoeverre ‘Cool URI’s’ daadwerkelijk beschouwd moeten wordenals een doeltreffend mechanisme voor implementatie van het conceptvan persistente identifiers. Juha Hakala bijvoorbeeld, stelt in zijn artikelover persistent identifiers dat dit niet het geval is omdat het aanmaken van‘Cool URI’s’ niet centraal gecoördineerd is zoals bij het aanmaken vanISBN-nummers en omdat deze niet kunnen voorzien in versiebeheer of inhet leggen van een relatie tussen gelijke objecten die op verschillendelocaties worden aangeboden.9

HerkomstDit laatste punt is een andere belangrijke reden om persistente identifierste implementeren binnen een collectie digitale objecten. In de culturele

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b446

P ERS I ST ENTE I DENT I F I E RS I V B 4 4 6 – 5

Page 102: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

wereld zien we vaak dat archieven, bibliotheken en andere instellingenmet een eigen collectie hun gedigitaliseerde materiaal online plaatsen.Meestal gebeurt dit inclusief een manier om de metadata van dezeobjecten te kunnen ophalen, al dan niet door middel van OAI-PMH(Open Archives Intitiative Protocol for Metadata Harvesting). Dit zorgtervoor dat andere instellingen metadata van dezelfde objecten op huneigen site beschikbaar kunnen stellen. Deze partijen kunnen vervolgensde metadata zelf ook weer doorgeven aan derden. Hierdoor kan hetmakkelijk gebeuren dat een object of in ieder geval de metadata daarbijop meerdere sites te vinden en te bekijken is zonder dat het voor degebruiker onmiddellijk duidelijk is dat het om hetzelfde object gaat.Zeker wanneer er geen mogelijkheid is om te controleren wat de bron ofde afkomst is van een digitaal object wordt het in dit soort scenario’suiteindelijk zeer lastig om dubbelingen te voorkomen.Er zijn op het web, onder andere door de inzet van OAI-PMH, veel sites tevinden die grote hoeveelheden digitale objecten uit verschillendebronnen binnenhalen en zelf beschikbaar stellen om zo centraledoorzoekbaarheid vanuit een bepaald thema te kunnen realiseren.De educatieve contentketen van Kennisnet bijvoorbeeld, is een aggregaatdat zich richt op het verzamelen van leermateriaal vanuit diverseinstellingen in Nederland. Gebruikers kunnen bovendien zelf ookbronnen aandragen om toe te voegen aan deze verzameling digitaleobjecten. Binnen deze architectuur is de persistente identifier benoemdals de aangewezen manier om dubbelingen te voorkomen, die optredendoordat dezelfde objecten vanuit verschillende bronnen toegevoegdworden.10 Dit vereist uiteraard wel dat de applicatie die verantwoordelijkis voor het binnenhalen van nieuwe objecten ook ingebouwde logica bezitom te kunnen filteren op basis van persistente identifiers. Het is dan ookvan belang dat persistente identifiers zo vroeg mogelijk in de ketenworden aangemaakt, bijvoorbeeld voorafgaand aan publicatie van eenobject, en dat deze in de hele keten door alle partijen wordendoorgegeven.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 4 4 6 – 6 PERS I S T ENTE I D ENT I F I ERS

Page 103: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Illustration 1: Hoe dubbelingen kunnen ontstaan: Repository 3 haalt objectenbinnen van repository 1 en 2, maar repository 2 haalt ook objecten binnen vanrepository 1.

Digitale preserveringPersistente identifiers spelen ook een belangrijke rol in het concept vandigitale preservering. Digitale preservering heeft als doel om digitaleobjecten voor de lange termijn te behouden zodanig dat de integriteit ende authenticiteit van het object gewaarborgd blijft. ‘Behouden’ betekentin dit geval ook dat een digitaal object voor de gebruiker toegankelijk enafspeelbaar moet blijven ook al veranderen in de loop der tijd deonderliggende technieken die nodig zijn voor de juiste representatie vanhet object.Het besef dat ook digitaal materiaal onderhevig is aan verval, en deerkenning van de noodzaak om hier maatregelen tegen te nemen, is deafgelopen tien jaar steeds sterker geworden en heeft geleid tot hetopstellen van richtlijnen waaraan archieven en instellingen moetenvoldoen om onbedoelde wijzigingen aan digitale objecten en verlies tegente gaan. Het meest gangbare model voor digitale preservering is het

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b446

P ERS I ST ENTE I DENT I F I E RS I V B 4 4 6 – 7

Page 104: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

functionele model OAIS (Open Archival Information System) waarbin-nen abstracte onderdelen en processen van een digitaal archief zijnbeschreven met daarbij behorende functies voor het behoud van dedigitale objecten op de lange termijn.De belangrijkste eisen waaraan de instelling moet voldoen om eendergelijke houdbaarheid te kunnen garanderen zijn vastgelegd in de ISO-standaard ISO 16363. In deze standaard is aangaande identifiers van deobjecten vastgelegd dat een instelling ieder object uniek moet kunnenidentificeren en dat de instelling deze identifiers ook moet kunnenonderhouden zodat ze doorverwijzen ongeacht de fysieke locatie.11 Juistwanneer het gaat om het toegankelijk houden van een digitaal object voorde lange termijn is het vanzelfsprekend van belang dat het archief ook instaat is om datgene wat het object identificeert eveneens voor de langetermijn te preserveren. De wens om een betrouwbare digitale dienstver-lening voor de lange termijn te kunnen garanderen kan dus ook eengoede reden zijn om persistente identifiers te implementeren.

VersiebeheerZoals eerder genoemd is een belangrijk voordeel van de persistenteidentifier ten opzichte van de URL het feit dat eerstgenoemdeversiebeheer mogelijk maakt. Zoals we in het voorgaande al zagen,bieden URL’s geen oplossing voor het probleem dat de inhoud van eenobject kan veranderen. In deze gevallen moet, ofwel de URL aangepastworden om te kunnen blijven verwijzen naar een eerdere versie of deinhoud moet stilzwijgend veranderen waarbij de oude versie danhelemaal niet meer toegankelijk is. Er is natuurlijk ook nog een derdeoptie mogelijk namelijk dat de nieuwe versie een nieuwe URL krijgt en deoude versie op de oorspronkelijke URL beschikbaar blijft. Maar ook dannog bestaat het probleem dat er in dat geval geen gestandaardiseerdemanier is om de relatie tussen de twee versies aan te duiden.Aangezien persistente identifiers uniek verwijzen naar een bepaald objectkan een instelling in het kader van versiebeheer ervoor kiezen om bij eenverandering aan het object een nieuwe identifier toe te kennen aan denieuwe versie. Op dezemanier kan naar beide versies van het object uniekverwezen worden en blijven beide versies apart toegankelijk of in iedergeval apart te onderscheiden. De oude versie kan dan nog altijd gevondenworden aan de hand van de oorspronkelijke identifier.12 Er kan voorgekozen worden om de relatie tussen beide versies te leggen door middel

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 4 4 6 – 8 PERS I S T ENTE I D ENT I F I ERS

Page 105: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

van een bepaalde benaming binnen de syntax van de identifier of doormiddel van metadata.Eerstgenoemde strategie is bijvoorbeeld de manier waarop de UK DataArchive omgaat met versiebeheer van persistente identifiers. Binnen dezemethode wordt de identifier opgedeeld in een aantal functioneel los teonderscheiden delen waarvan het laatste deel wordt gebruikt omversienummers mee aan te duiden.13

Het nadeel van de eerste methode is dat er toch enige afhankelijkheid vansemantiek ontstaat bij het interpreteren van identifiers die op eendergelijke manier tot stand zijn gekomen, hetgeen voor mensen op zichgeen probleem is, maar voor geautomatiseerde verwerking wel.Wanneer de relatie alleen gelegd wordt in de metadata bestaat dezeafhankelijkheid niet. Binnen de uitgebreidere variant van de metadata-standaard Dublin Core, de zogenaamde Qualified Dublin Core, bestaat erbijvoorbeeld de mogelijkheid om naar een nieuwere versie te verwijzendoor middel van het element ‘isReplacedBy’.14 Zo kan de relatie tussenversies gestandaardiseerd vastgelegd worden zodat ook binnen applica-ties logica ingebouwd kan worden om iets met deze informatie te doen bijde presentatie van objecten.Overigens is het in beide gevallen van belang dat er tenminste binnen deinstelling een eenduidig beleid is opgesteld rondom versiebeheer. Ditopdat voor medewerkers en gebruikers te allen tijde duidelijk is in welkegevallen een verandering leidt tot het aanmaken van een nieuweidentifier en in welke gevallen een verandering doorgevoerd kan wordenzonder een nieuwe identifier aan te maken. In veel gevallen zal een keuzehieromtrent gebaseerd zijn op de vraag in hoeverre het van belang is voorgebruikers om nog te kunnen verwijzen naar een eerdere versie. Bij hetherstellen van een eenvoudige typefout zal dit misschien niet het gevalzijn maar bij een betekenisvolle verandering aan de inhoud is dit vaak welvan belang.15

RelatiesOp een vergelijkbare manier kunnen er door middel van metadata nietalleen relaties gelegd worden tussen versies van objecten maar ook tussenverschillende objecten onderling. Het toekennen van een identifier aaneen object dwingt de instelling dan ook om na te denken over wat eenobject precies is binnen de context van het archief. Is het een geheel ofbestaat het eigenlijk uit een samenstelling van losse objecten? Met het oogop het gebruik is het goed om vast te leggen in beleid in welke gevallen

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b446

P ERS I ST ENTE I DENT I F I E RS I V B 4 4 6 – 9

Page 106: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

aparte onderdelen binnen een object ook apart te identificeren moetenzijn. Er kan dan voor gekozen worden om meerdere persistenteidentifiers aan te maken per object.Binnen de Educatieve contentketen van Kennisnet is bijvoorbeeldafgesproken om niet alleen voor het object zelf een persistente identifieraan te maken maar ook voor de metadata van het object, zodat hetmogelijk wordt om verschillende soorten metadata te kunnen onder-scheiden, die ieder een ander doel dienen maar over hetzelfde objectgaan.16

BronvermeldingTenslotte is een belangrijk voordeel van de persistente identifier dat dezebronvermelding eenduidiger maakt. Aangezien digitale objecten opmeerdere plaatsen beschikbaar gesteld kunnen worden is het zowel voorde instelling als voor de gebruikers van belang dat naar de meestoorspronkelijke representatie van een object verwezen kan worden. Ervanuitgaande dat de instelling die de digitale objecten beheert ook deinstelling is die verantwoordelijk is voor het aanmaken en onderhoudenvan de persistente identifiers voor haar collectie, kunnen we stellen dathet koppelen van persistente identifiers aan objecten een goede methodeis om enige controle te houden over het eigenaarschap van haar digitaleobjecten op internet. Dit omdat de instelling zo zelf kan bepalen naarwelke representatie van het object de gebruiker wordt doorverwezen bijhet aanroepen van de persistente identifier op het web. In veel gevallenzal er bijvoorbeeld doorverwezen worden naar het digitale object op dewebsite van de instelling zelf of naar metadata over het object zoals dezedoor de instelling verbonden is aan het object. Voor de gebruiker draagtdeze koppeling tegelijkertijd bij aan het gemak waarmee de oorspronke-lijke eigenaar van objecten gevonden kan worden en biedt ze een manierom bronnen op een ondubbelzinnige manier te kunnen identificeren enciteren. We zien dan ook dat persistente identifiers in de wereld vanonderzoeksdata en wetenschappelijke publicaties veelal voor dit doelein-de worden ingezet, bijvoorbeeld in het geval van de dienst DataCite dieinstellingen de kans geeft om via hun dienst persistente identifiers aan temaken voor data.17

Overeenkomsten en verschillenEr zijn dus voor instellingen met veel digitale objecten, en een groteverspreiding daarvan op het web, goede redenen om voor het

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 4 4 6 – 1 0 P ERS I S T ENTE I DENT I F I E RS

Page 107: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

archiefmateriaal persistente identifiers aan te maken. Zoals we al eerderhebben gezien zijn er vele soorten systemen die op een bepaalde manierhet concept van de persistente identifier geïmplementeerd hebben. Maarwat is eigenlijk het gemeenschappelijke uitgangspunt van deze technie-ken? En hoe weten we welk systeem we het beste kunnen kiezen? Om daarachter te komen is het goed om eerst te kijken wat een persistenteidentifier precies kenmerkt en welke eigenschappen centraal staanbinnen de meeste implementaties van dit concept.

PersistentieHet eerste kenmerk ‘persistentie’ is meteen het meest voor de handliggende kenmerk. Het is niet onmiddellijk duidelijk wat hiermeebedoeld wordt. Betekent dit dat een identifier voor altijd beschikbaarmoet zijn? En betekent beschikbaar zijn dan dat deze voor altijd moetdoorverwijzen naar een internetpagina? Gezien de snelle ontwikkelingenop internet lijkt dit een bijna onhaalbare eis.Meestal wordt dan ook gesteld dat de identifier tenminste zolangpersistent moet zijn als het object waar het naar verwijst beschikbaaris.18 Volgens Nicholas is persistentie bovendien een begrip dat niet opzichzelf staat maar dat in relatie tot andere eigenschappen tot uiting moetkomen. Bijvoorbeeld als garantie dat de identifier persistent doorverwijstnaar de juiste informatie.19

Ook is het belangrijk om te beseffen dat persistentie niet met techniekalleen opgelost kan worden maar dat er vanuit de instelling de wil moetzijn om persistentie te garanderen door de identifiers gedurende eenvastgestelde periode actief te onderhouden zodat deze altijd doorverwij-zen naar de juiste informatie. Een dergelijke bereidheid kan bijvoorbeeldtot uiting komen door het belang van persistente identifiers vast te leggenin metadatabeleid. Hierdoor is binnen een instelling duidelijk datwanneer er technisch iets verandert aan de opbouw van URL’s binnende website van de instelling, ook de verwijzingen bij de persistenteidentifiers aangepast moeten worden.Aangezien dit onderhoud altijd een zekere mate van inspanning kost, ishet goed om hiermee bij de uitgifte van persistente identifiers al rekeningmee te houden. Dit kan door vooraf in beleid vast te leggen welkeobjecten persistent geïdentificeerd moeten worden en welke niet. Omhierover een zinnige keuze te maken is het dan van belang om hetverwachte gebruik van de objecten bij een vastgestelde gebruikersgroepvooraf te inventariseren. In dit beleid zou ook vastgelegd moeten zijn hoe

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b446

P ERS I S TENTE I DENT I F I E RS I V B 4 4 6 – 1 1

Page 108: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

lang het onderhoud aan de identifiers gegarandeerd wordt, zodatgebruikers weten wat ze kunnen verwachten. Voor het idee vanpersistentie is betrouwbaarheid essentieel.20

In die zin sluit dit idee over persistentie van identifiers ook aan bij debredere discussie over wat duurzaam behoud van digitale objecten inhoudt.Binnen het internationale model voor digitale duurzaamheid OAIS wordtook gesteld dat het voor betrouwbaar behoud noodzakelijk is om essentiëleeigenschappen van een object te benoemen die onafhankelijk vanveranderingen in techniek behouden moeten blijven. Deze eigenschappenmoeten voorts getoetst worden aan een vastgestelde gebruikersgroep, dezogenaamde ‘Designated Community’ die uiteindelijk a) bepaalt of eenobject nog beschouwd kan worden als authentiek en b) of de diensten diedoor een instelling geleverd worden betrouwbaar zijn.

Centrale uitgifte, uniciteit en schaalbaarheidEen ander kenmerk dat eigenlijk alle implementaties van persistenteidentifiers gemeen hebben is dat er voor het genereren van de identifierseen bepaald mechanisme bedacht is dat moet garanderen dat deidentifiers wereldwijd uniek zijn. Juist het wereldwijd unieke karaktervan persistente identifiers onderscheidt deze van ‘gewone’ identifiers.Binnen de architectuur van relationele databases is het bijvoorbeeldgebruikelijk om elk record in de database te voorzien van een uniekeidentifier, de zogenaamde primary key. Deze is binnen de context van dedatabase uniek en zou op een bepaalde manier als persistent beschouwdkunnen worden in de zin dat het niet gebruikelijk is deze identifierzomaar te wijzigen.Buiten de context van de database is de identifier gewoon een nummeren bovendien ook niet gegarandeerd uniek. In veel databasesystemen isde identifier of primary key een simpel nummer dat per recordautomatisch opgehoogd wordt. Wanneer deze identifiers buiten dedatabase worden gepubliceerd, bijvoorbeeld op een website waar ookdata uit andere databases toegankelijk wordt gemaakt is de kans dus grootdat de identifiers niet uniek zijn en noodzakelijkerwijs aangepast moetenworden om dubbelingen te voorkomen.21

Bij veel systemen van persistente identifiers wordt dit probleemsimpelweg voorkomen doordat uitgifte van de identifier, of een deeldaarvan, centraal gecoördineerd wordt. Het kan bijvoorbeeld zo geregeldzijn dat elke afzonderlijke organisatie een eigen nummer krijgt dat in elkeidentifier terugkomt waarmee al op eenvoudige wijze voorkomen wordt

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 4 4 6 – 1 2 P ERS I S T ENTE I DENT I F I E RS

Page 109: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

dat twee verschillende instellingen hetzelfde nummer aanmaken. Diteigen nummer van de organisatie wordt binnen veel systemen ook welaangeduid als een ‘prefix’. Binnen de specificaties van dergelijkesystemen voor persistente identifiers is er dan voor gekozen om doormiddel van een bepaalde opbouw (de syntax van de identifier incombinatie met een centraal register van aangesloten organisaties)ervoor te zorgen dat alle identifiers uit een bepaald systeem op dezelfdemanier te interpreteren zijn. De manier waarop uitgifte van de identifiersis geregeld moet ook zorg dragen voor de schaalbaarheid van deidentifiers. Als voorbeeld kunnen we het ‘Handle-system’22 noemen.Binnen dit systeem wordt schaalbaarheid gegarandeerd doordat naarextra servers kan worden uitgebreid, zowel wanneer een server een grootaantal aanvragen krijgt te verwerken als in het geval dat een server eenzeer grote hoeveelheid identifiers moet opslaan voor een bepaaldepartij.23 Aangezien de software zelf ook de nummers aanmaakt en eenregister van organisaties bijhoudt, is de uniciteit van identifiers met ditsysteem ook gegarandeerd.Dat uniciteit en schaalbaarheid enkele van de belangrijkste eigenschap-pen van persistente identifiers zijn, blijkt ook uit het feit dat deze tweeeigenschappen expliciet genoemd worden in de richtlijnen vooridentifiers zoals deze beschreven zijn binnen het OAIS-model. Om eenbetrouwbare digitale dienst te leveren moet een archief volgens dezestandaard een manier hebben om alle objecten in het digitale archiefuniek te kunnen identificeren, voorkomen dat dubbelingen ontstaan eneen systeem hebben dat ook met toekomstige hoeveelheden nogafdoende functioneert. Implementatie van een systeem voor persistenteidentifiers kan een instelling dus helpen bij het vervullen van de OAIS-eisen aangezien bij dergelijke systemen al in ontwerp rekening isgehouden met deze eisen.Echter, niet voor alle systemen geldt dat centrale uitgifte de manier iswaarmee schaalbaarheid en uniciteit gegarandeerd worden. PURL24

(Persistent Uniform Resource Locator) bijvoorbeeld werkt door middelvan het installeren van software op een eigen server met een eigendomein waarbij degene die de software installeert zelf verantwoordelijk isvoor uitgifte van identifiers.Gerelateerd aan het kenmerk van centrale uitgifte, en voor sommigeinstellingen zelfs doorslaggevend in de keuze voor een bepaald systeem, isook de manier waarop centrale uitgifte organisatorisch is ingericht en inhoeverre hier kosten aan verbonden zijn. Ook hier zijn de verschillen

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b446

P ERS I S TENTE I DENT I F I E RS I V B 4 4 6 – 1 3

Page 110: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

tussen de systemen groot. PURL kan zoals hierboven gezegd, licentievrijgeïnstalleerd en gebruikt worden. DOI25 (Digital Object Identifier)daarentegen wordt beheerd door The International DOI Foundation dieook de organisaties aanwijst die de uitgifte van DOI-prefixen beheren.Deze organisaties kunnen op hun beurt weer kosten berekenen aanorganisaties die DOI’s willen aanmaken.26 DOI is afgeleid van Handle enook bij Handle worden er kosten berekend voor het in stand houden vaneen centraal register van organisaties met bijbehorende prefixen.

DoorverwijzenEen ander wezenlijk kenmerk van persistente identifiers is dat zedoorverwijzen naar een digitaal object of naar metadata over het object.Deze eigenschap hangt samen met een van de meest in het oogspringende voordelen van persistente identifiers namelijk dat ze het‘rotten’ van links op internet zouden moeten voorkomen. Het kunnendoorverwijzen, bijvoorbeeld door te verwijzen naar een internetpagina, isook iets dat een persistente identifier voor heeft op het gebruik van een‘gewone’ identifier zoals bijvoorbeeld een unieke code in een database. Inzulke gevallen is het doorverwijzen naar een digitaal object iets dat isvastgelegd in de record zelf, afhankelijk van hoe de database is ingericht.Persistente identifiers daarentegen staan los van de manier van opslag vande data zelf en zijn ontworpen om door te verwijzen naar externeobjecten. Wanneer we stellen dat het kunnen doorverwijzen eenessentiële eigenschap is van persistente identifiers betekent dat ook datbepaalde systemen voor het identificeren van objecten feitelijk nietbeschouwd kunnen worden als systemen voor persistente identifiers(hoewel ze misschien wel een systeem bieden voor het genereren vanwereldwijd unieke identifiers).Een voorbeeld is Universally Unique Identifier (UUID). Dit systeem biedteen methode voor het genereren van een identifier die in de praktijk alswereldwijd uniek beschouwd kan worden doordat de kans dat iemandprecies dezelfde identifier per ongeluk genereert zeer klein is. Dit syteembiedt echter geen ingebouwde mogelijkheid om de identifier door telaten verwijzen naar een object of data over een object.27

Maar wanneer we stellen dat doorverwijzen een essentiële eigenschap iskunnen we ons afvragen welke manier van doorverwijzen dan voldoet.Verschillende systemen voor persistente identifiers hebben deze vraag opverschillende manieren beantwoord. In de praktijk is HTTP natuurlijk demeest voor de hand liggende invulling voor deze eigenschap, omdat

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 4 4 6 – 1 4 P ERS I S T ENTE I DENT I F I E RS

Page 111: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

identifiers vaak gekoppeld worden aan digitale objecten die op hetinternet te vinden zijn. Dat de identifier dus ook doorverwijst met behulpvan internettechniek is in dat geval een logische keuze. Systemen zoalsPURL zijn dan ook gebouwd op dezelfde technieken als internetpagina’s.PURL maakt gebruik van DNS voor adressering van de identifier engebruikt HTTP-redirects voor het doorverwijzen naar objecten ofmetadata over objecten. Hierin ligt ook meteen de beperking: als dedomeinnaam om een of andere reden toch een keer moet veranderendan werken de identifiers ook niet meer, net zoals bij andereinternetpagina’s. Bij het ontwikkelen van het Handle-systeem voorpersistente identifiers is er bewust voor gekozen om een systeem teontwerpen dat onafhankelijk is van DNS.28 Er zijn weliswaar zogenaamde‘resolvers’ die te benaderen zijn op een domeinnaam zoals http://hdl.handle.net maar dit is bewust bedacht als een extra toevoeging en niet alseen afhankelijkheid besloten in de architectuur van het systeem.

Illustration 2: Schematische weergave van hoe het doorverwijzen vaak werkt: eenidentifier wordt door de resolver omgezet in een locatie naar een digitaal object zodatde gebruiker het object kan ontvangen.

Semantiek of niet?Een vraagstuk rondom persistente identifiers waarover de meningenverdeeld zijn, is of persistente identifiers semantiek mogen bevatten ofniet. Zo ja, dan volgt meteen de vraag hoeveel semantiek dan acceptabel is.Duidelijk is wel dat eventuele semantiek vooral onveranderlijke kenmerkenvan het object moet betreffen. Het eerdergenoemde voorbeeld van de UKData Archive waarbij versienummers verwerkt worden in de identifier kanbijvoorbeeld gezien worden als een acceptabele afhankelijkheid vansemantiek. Maar een begrip als status (dat hier feitelijk heel dicht tegenaan ligt) is in de meeste gevallen geen semantische waarde die in deidentifier vastgelegd moet worden, aangezien deze veranderlijk is. Dit is inieder geval binnen het concept van Cool URI’s een waarde die volgens deschrijver vermeden dient te worden.29

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b446

P ERS I S TENTE I DENT I F I E RS I V B 4 4 6 – 1 5

Page 112: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Dat er geen overeenstemming is over of en hoeveel semantiek acceptabelis, blijkt ook uit de manier waarop de verschillende systemen omgaan metdit principe. De twee meest extreme posities hier worden ingenomendoor de eerder genoemde implementaties die vanwege het ontbrekenvan een mechanisme voor centrale uitgifte met moeite tot persistenteidentifiers gerekend kunnen worden, namelijk Cool URI’s en UUID’s.Cool URI’s bevatten veel semantiek omdat de identificering plaatsvindtaan de hand van leesbare URL’s met een domeinnaam, een pad en eenbestandsnaam die ook nog semantiek kan bevatten. UUID’s daarentegenbevatten geen enkele semantiek aangezien het hier slechts eenwillekeurig gegenereerd nummer betreft dat verder op geen enkelemanier afhankelijkheid kent met een inhoudelijk aspect van het objectwaar het indirect aan gekoppeld is.De overige (meestgebruikte) systemen voor persistente identifiers zittentussen deze twee posities in. Handles zijn bijvoorbeeld wel gekoppeld aaneen organisatie door middel van een nummer, zodat Handles van eenbepaalde organisatie voor een deel van de identifier eenzelfde nummerhebben. Het nummer is echter niet semantisch in die zin dat het niet hoeftte veranderen als de organisatie van naam verandert. Afhankelijk van despecifieke implementatie is dit bij PURL weer anders. Aangezien PURL’safhankelijk zijn van een bepaalde domeinnaam voor de doorverwijzing,kan het zijn dat wanneer een organisatie op zijn eigen domein een PURL-resolver heeft draaien, de identifier aangepast moet worden als deorganisatie van naam verandert. Ook in het geval dat de algemene PURL-resolver op purl.org wordt gebruikt, gelden voor het aanmaken enonderhouden van PURL’s veel van dezelfde principes als voor Cool URI’snamelijk dat er goed nagedacht moet worden over de opbouw van deidentifiers om te voorkomen dat deze afhankelijk worden van verander-lijke semantische betekenis. Als goed voorbeeld kunnen misschien dePURL’s van het Dublin Core metadataschema genoemd worden, zoals dievoor het veld datum: http://purl.org/dc/elements/1.1/date.We zien dat hier verwezen wordt naar de algemene resolver op purl.org,dat een afkorting van de naam van het metadataschema wordt gebruiktals hoofdniveau, dat de verschillende elementen gegroepeerd zijn ondereen subniveau en dat het versienummer verwerkt is in de opbouw om tevoorkomen dat aanpassingen aan de velden van het metadataschemaleiden tot aanpassingen aan de identifiers. Er zijn dus duidelijk alleensemantische waardes opgenomen die naar alle waarschijnlijkheid nietmeer hoeven te veranderen.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 4 4 6 – 1 6 P ERS I S T ENTE I DENT I F I E RS

Page 113: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

In het algemeen kan gesteld worden dat de meeste systemen voorpersistente identifiers in grotere of kleinere mate een afhankelijkheidkennen van inhoudelijke betekenissen die verbonden zijn aan deobjecten die ze identificeren. Waar deze betekenis duidelijk zichtbaar isin de identifier zelf, zal de organisatie een goed doordacht beleid moetenformuleren voor de opbouw van identifiers zodat er een minimaleafhankelijkheid bestaat van veranderlijke inhoudelijke kenmerken.

Vergelijking meest voorkomende PI-systemenZonder uitgebreid in te gaan op de ontstaansgeschiedenis, architectuur,ontwikkeling en mogelijkheden van alle systemen voor persistenteidentifiers zoals deze de afgelopen decennia zijn ontwikkeld, zouden weop basis van bovengenoemde kenmerken een vergelijking kunnenmakenvan de verschillende systemen zoals deze hierboven aan bod zijngekomen. Het gaat hier om een globaal overzicht op basis waarvan debelangrijkste verschillen en overeenkomsten tussen de systemen over-zichtelijk kan worden gemaakt.

globaaluniek

centraleuitgifte

doorver-wijzen

kosten semantiek

Handle ja ja ja ja *DOI ja ja ja * *PURL * nee ja nee jaUUID * nee nee nee neeCool URI * nee nee nee jaURN-NBN

ja ja * nee *

*afhankelijk van implementatie

Feitelijk geeft bovenstaande tabel een licht vertekend beeld van desituatie in de zin dat sommige kwalificaties meer eenduidigheidsuggereren dan in werkelijkheid bestaat. Anders gezegd: de ingevuldewaardes zijn in stricte zin van toepassing, maar er zijn uitzonderingen tebedenken waarbij bepaalde PI-systemen geïmplementeerd zijn op eenmanier die deze kwalificaties zou veranderen. Zo bestaan er bijvoorbeeldimplementaties die UUID’s gebruiken als deel van een identifier in een‘resolver’ zodat de UUID’s wel degelijk doorverwijzen naar informatie

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b446

P ERS I S TENTE I DENT I F I E RS I V B 4 4 6 – 1 7

Page 114: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

over een object.30 De specificatie van UUID zelf voorziet echter niet indeze functionaliteit. Aan de tabel is te zien dat met name Handle en DOIde meeste eigenschappen bezitten die in dit artikel gehanteerd wordenals kenmerkend voor persistente identifiers. Als we stellen dat deeigenschap om door te verwijzen noodzakelijk is om een systeem tekunnen beschouwen als een implementatie van het concept ‘persistentidentifier’, zien we ook dat Cool URI’s en UUID’s strict genomen nietvoldoen aan de eisen.

Persistente identifiers in Europees verbandZoals hierboven genoemd biedt het implementeren van persistenteidentifiers voordelen voor instellingen met objecten die ook in digitalevorm op het web te vinden zijn. Maar hoeveel van dergelijke instellingenbinnen Europa hebben feitelijk een PI-systeem geïmplementeerd?Naar deze vraag is onderzoek gedaan binnen het Driver-project vanSURFfoundation. Binnen het meest recente onderzoek dat is gedaan in2008 bleek dat maar liefst 84.3 procent van de ondervraagde instellingenpersistente identifiers had toegekend aan alle documenten onder hunbeheer.31 Binnen de ondervraagde instellingen zijn demeest gebruikte PI-systemen Handle, URN, DOI en PURL met respectievelijk 42,7%, 35,3%,15,3% en 12,7% van de ondervraagde instellingen.32

Sinds die tijd zijn er ook overkoepelende initiatieven ontstaan waaruitblijkt dat er ook sinds 2008 nog steeds ingezet wordt op de techniek vanpersistente identifiers. Een dergelijk initiatief is bijvoorbeeld Persid.Binnen dit Europese project werken instellingen uit acht verschillendelanden samen aan een internationale infrastructuur die URN:NBN-identifiers kan doorverwijzen naar de verschillende lokale organisatiesdie deze beheren.33

Momenteel is het nog zo dat resolvers van URN-identifiers per landkunnen verschillen. De URN:NBN-resolver van Nederland is bijvoor-beeld ingericht voor het doorverwijzen van URN:NBN-identifiers uitNederland, afkomstig van wetenschappelijke instellingen oftewel URN’svan het type URN:NBN:NL:UI.34 De URN-resolver van Finland daarente-gen (http://urn.fi) kan zowel nationale URN:ISBN- als URN:NBN-identifiers doorverwijzen. De Duitse NBN-resolver kan naast URN ookDOI doorverwijzen. Nationale resolvers hebben dus verschillendemogelijkheden en zijn op verschillende url’s te vinden.Binnen Nederland is de Koninklijke Bibliotheek als nationale ‘Registra-tion Agency’ verantwoordelijk voor het ‘NL’-domein van URN:NBN. Zij is

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 4 4 6 – 1 8 P ERS I S T ENTE I DENT I F I E RS

Page 115: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

daarmee ook verantwoordelijk voor het toekennen van ‘community-id’s’(zoals ‘UI’ voor wetenschappelijke instellingen) en voor het toekennenvan ‘repository-id’s’ voor de individuele instellingen die tot een bepaaldecommunity behoren. DANS (Data Archiving and Networked Services) isverantwoordelijk voor de nationale resolver.35

Zoals te zien is aan de verschillen tussen resolvers binnen verschillendelanden is het van belang dat er internationale samenwerking is op hetgebied van resolvers zodat gebruikers van URN:NBN-identifiers niet zelfhoeven te bedenken uit welk land een bepaalde URN afkomstig is omvervolgens de URL van de resolver te zoeken. Ook is er behoefte aan eenresolver om identifiers uit verschillende PI-systemen met elkaar uitwissel-baar te maken, bijvoorbeeld DOI’s en URN:NBN’s. Een dergelijkinitiatief is de ‘Europeana Resolution Discovery Service’ een prototypevoor een zogenaamde ‘meta-resolver’ die in staat is om zowel URN:NBN-identifiers als DOI’s naar de juiste resolver door te verwijzen.36

Een ander initiatief is de NBN-resolver van de Deutsche Nationalbiblio-thek die momenteel in staat is om URN:NBN-identifiers uit verschillendeEuropese landen door te verwijzen naar de nationale resolvers enbovendien ook in staat is om onder andere Handles en DOI’s door teverwijzen.37

vIllustration 3: Schematische weergave van hoe een internationale urn:nbn-resolverkan werken: de internationale resolver herkent uit welk land een urn:nbn-identifierkomt en stuurt deze door naar de nationale resolver die deze weer doorverwijst naarde repository waar het object te vinden is.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b446

P ERS I S TENTE I DENT I F I E RS I V B 4 4 6 – 1 9

Page 116: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Praktijkvoorbeeld Nederlands Instituut voor Beeld en GeluidBinnen verschillende Europese samenwerkingsprojecten voor archiefma-teriaal op internet zijn deelnemende organisaties tegenwoordig verplichtom hun objecten te voorzien van een persistente identifier, meegeleverdin de beschrijvende metadata. Dit was ook een eis vanuit het projectClarin-nl38 waaraan Beeld en Geluid deelneemt. Clarin is een projectwaarbij een infrastructuur is ontwikkeld voor onderzoeksbronnen op hetgebied van taal.De bijdrage van Beeld en Geluid bestond uit het via een OAI-PMH-provider toegankelijk maken van online video’s voor onderwijs enonderzoek. OAI-PMH is een protocol waarbij metadata in XML-formaatop een gestandaardiseerde manier kan worden uitgeleverd en opge-vraagd. Als systeem voor persistente identifiers werd gekozen voorHandle. De betrouwbaarheid van centrale uitgifte gecombineerd metde onafhankelijkheid van semantiek waren enkele van de factoren die bijdeze besluitvorming een rol speelden. Er werd tevens voor gekozen omzowel de objecten als de specifieke bestanden zoals deze op internetstonden, apart te identificeren door middel van Handles. Dit betekendedat voor elk record in de catalogus een Handle werd aangemaakt en datvoor elk bestand dat op internet beschikbaar was gemaakt nog een extraHandle werd aangemaakt. Hierdoor werd – voor elk mediabestand uit deonderwijscollectie – zowel een Handle gecreëerd voor de media zelf, alsvoor de record in het algemeen. Deze keuze was mede ingegeven door demanier waarop besloten was doorverwijzingen te implementeren. DeHandle voor het record verwees door naar de metadata van deindividuele record zoals deze beschikbaar was in de OAI-PMH-provider,terwijl de Handle voor het mediabestand doorverwees naar een pagina opde videoportal waar het bestand af te spelen was voor onderwijsinstellin-gen met een licentie.Dat deze methode een voordeel had boven rechtstreeks verwijzen naareen afspeelpagina bleek toen de videoportal naar een nieuw domeinverhuisde; na een kleine aanpassing van de verwijzingen binnen deHandle-service verwezen alle identifiers door naar de nieuwe locatiezonder dat er aan de identifiers zelf iets hoefde te veranderen.

Persistente identifiers vs. Linked DataNatuurlijk zijn er ook een aantal beperkingen te benoemen aan hetconcept en de techniek van persistente identifiers. Deze beperkingen zijnenerzijds inherent aan de eigenschappen van deze techniek zoals

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 4 4 6 – 2 0 P ERS I S T ENTE I DENT I F I E RS

Page 117: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

hierboven beschreven. Ze hebben anderzijds te maken met nieuweontwikkelingen binnen de wereld van het web waarvan het nietonmiddellijk duidelijk is hoe deze te verenigen zijn met de uitgangspun-ten van persistente identifiers. Een voorbeeld van het laatste isbijvoorbeeld de ontwikkeling van ‘Linked Data’. Linked Data is hetconcept om data die op internet op een open manier beschikbaargemaakt is, aan elkaar te linken zodat er een web van aan elkaarverbonden data ontstaat waarbinnen relaties benoemd kunnen worden.Binnen de techniek van persistente identifiers is wel beschreven datobjecten uniek geïdentificeerd kunnen worden maar er wordt niet directeen manier geboden om objecten aan elkaar te linken en om relatiestussen objecten te kunnen beschrijven. Linked Data staat bovendien opgespannen voet met persistente identifiers omdat binnen het concept vanLinked Data gekozen is om objecten te identificeren door middel vanHTTP URI’s. Zoals hierboven beschreven zijn persistente identifiers juistin het leven geroepen omdat de techniek van HTTP en URL’s niet werdgezien als een afdoende manier om objecten uniek te kunnenidentificeren. De voorstanders van Linked Data daarentegen zien vaakniet het nut in van een apart schema voor persistente identifiers datgeheel los staat van HTTP, vooral wanneer deze toch vaak terugvallen opde techniek van HTTP voor het regelen van doorverwijzingen. Ze stellendat veel van de zaken waar PI-systemen een oplossing voor moetenbieden, waaronder persistentie, ook mogelijk zijn met HTTP-URI’s.39

Zoals eerder gezegd erkennen voorstanders van het gebruik vanpersistente identifiers ook dat echte persistentie uiteindelijk meergelegen is in het beleid van een instelling en de organisatorischeinspanning die wordt gestoken in het onderhouden van doorverwijzin-gen dan dat persistentie altijd gegarandeerd is binnen de architectuurvan de techniek zelf.In andere aspecten lijken de twee groepen simpelweg uiteenlopendedoelstellingen te hebben; persistente identifiers bevatten doorgaans zomin mogelijk semantiek zodat veranderingen niet noodzakelijk zijnterwijl binnen Linked Data juist voor mensen leesbare URI’s de voorkeurhebben.De twee technieken zijn ook organisatorisch behoorlijk verschillend.Linked Data is, net als het web zelf, volledig gedecentraliseerd terwijlpersistente identifiers juist vaak in ieder geval ten dele steunen op eeninstantie die de uniciteit garandeert en uitgifte van nummers en/ofprefixen regelt. Ondanks deze verschillen zijn er ontwikkelingen te zien

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b446

P ERS I S TENTE I DENT I F I E RS I V B 4 4 6 – 2 1

Page 118: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

waarbij er een aanzet wordt gedaan om een brug te slaan tussen deze tweetechnieken zodat de voordelen van beide technieken optimaal benutkunnen worden. Een van de nadelen van PI-systemen is zoals eerdergezegd dat er zoveel verschillende soorten zijn, die op afwijkendemanieren werken zodat ze onderling niet makkelijk uitgewisseld kunnenworden. Het is bovendien mogelijk dat hetzelfde object meerdere soortenidentifiers heeft, bijvoorbeeld een PURL en een Handle, zonder dat voorde gebruiker meteen duidelijk is dat het om hetzelfde object gaat. Dit iseen bezwaar dat met behulp van Linked Data opgelost kan worden doorde relatie tussen de twee objecten op een gestandaardiseerde manier vastte leggen. Dit punt is een van de bevindingen van de ‘DenHaag PersistentObject Identifier – Linked Open Data-manifesto’, een initiatief omuitgangspunten te beschrijven die een wisselwerking tussen PI-systemenen Linked Open Data mogelijk moeten maken.40

Wanneer in de toekomst dergelijke initiatieven verder uitgewerkt wordenkan dit beide technieken ten goede komen; de betrouwbaarheid vangecentraliseerde uitgifte van persistente identifiers met de structuur ende uitwisselbaarheid van Linked Data.

Bronnen

Audit and certification of Trustworthy Digital Repositories, 2011, http://public.ccsds.org/publications/archive/652x0m1.pdf

Barbara Bazzanella, Stefano Bortoli, Paolo Bouquet, ‘Can persistentidentifiers be cool?’ in: International Journal of Digital Curation 2013,Vol. 8, No. 1, pp. 14-28, http://dx.doi.org/10.2218/ijdc.v8i1.246

T. Berners-Lee, Cool URIs don’t change, 1998, http://www.w3.org/Provider/Style/URI.html

Louise Corti, UKDA use of persistent identifiers: Case study, 2012,http://www.bl.uk/aboutus/stratpolprog/digi/datasets/worksho-parchive/LousieCortin_IdentifiersForTheUKDA_May2012.pdf

D5.4.1 Europeana Resolution Service, 2010, http://www.europeanacon-nect.eu/documents/02_Europeana_Resolution_Discovery_Service.pdf

M. Van Der Graaf, The European Repository Landscape 2008 : Inventoryof Digital Repositories for Research Output, Amsterdam UniversityPress, 2009, http://dx.doi.org/10.5117/9789089641908

Juha Hakala, ‘Persistent identifiers: an overview’, 2010, http://metadaten-twr.org/2010/10/13/persistent-identifiers-an-overview/

I V B 4 4 6 – 2 2 P ERS I S T ENTE I DENT I F I E RS

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

Page 119: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Jeroen Hamers, Wim Muskee, Edwin Verwoerd, Marjan Frijns en JasperRoes, ‘Afspraak Unieke Persistente Identifier voor Leermateriaal enMetadatarecord’, 2011, http://www.edustandaard.nl/fileadmin/con-tentelementen/kennisnet/EduStandaard/Documenten/Afspraak_Unieke_Persistente_Identifier_voor_Leermateriaal_en_Metadatare-cord_v1.0.pdf

Hans-Werner Hilse and Jochen Kothe, ‘Implementing Persistent Identi-fiers: Overview of concepts, guidelines and recommendations’, 2006,http://nbn-resolving.de/urn:nbn:de:gbv:7-isbn-90-6984-508-3-8

Nick Nicholas, Nigel Ward, Kerry Blinco, ‘A Policy Checklist for EnablingPersistence of Identifiers’ in: D-Lib Magazine January/February 2009Volume 15 Number 1/2, http://www.dlib.org/dlib/january09/nicholas/01nicholas.html

Nick Nicholas, Nigel Ward, Kerry Blinco. ‘Abstract Modelling of DigitalIdentifiers’ in: Ariadne Issue 62 January 2010, http://www.ariadne.ac.uk/issue62/nicholas-et-al/

RFC 1373: http://www.ietf.org/rfc/rfc1737.txtRFC: 3188: http://tools.ietf.org/html/rfc3188Kevin Richards, Richard White, Nicola Nicolson, Richard Pyle, GBIF

(2011). A Beginner’s Guide to Persistent Identifiers, version 1.0.Released on 9 February 2011. Copenhagen: Global BiodiversityInformation Facility, 33 pp, accessible online at http://www.gbif.org/resources/2575

K. Sollins, L. Masinter, ‘RFC 1737: Functional Requirements for UniformResource Names’, 1994, http://www.ietf.org/rfc/rfc1737.txt

Henry S. Thompson, David Orchard, URNs, Namespaces and Registries,2006, http://www.w3.org/2001/tag/doc/URNsAndRegistries-50-2006-08-17

Emma Tonkin. ‘Persistent Identifiers: Considering the Options’. July2008, Ariadne Issue 56 http://www.ariadne.ac.uk/issue56/tonkin/

Noten

1. Hilse 2006, 4.2. Hilse 2006, 4.3. RFC 1373.4. RFC: 3188.5. Ibid.6. Zie bijvoorbeeld Hilse 2006, 6 en Hakala 2010.7. Hilse 2006, 6.

PERS I S TENTE I DENT I F I E RS I V B 4 4 6 – 2 3

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b446

Page 120: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

8. Berners-Lee 1998.9. Hakala 2010.10. Hamers et. al. 2011, 7.11. Audit and certification of Trustworthy Digital Repositories, 4-9, 4-10.12. Richards et. al. 2011, 17-18.13. Zie bijvoorbeeld de uitleg van dit mechanisme bij Corti 2012.14. http://dublincore.org/documents/2012/06/14/dcmi-terms/?v=terms#terms-isRe-

placedBy.15. Zie voor een voorbeeld van een dergelijk beleid ook de presentatie van de UK Data

Archive: Corti 2012.16. Hamers et. al. 2011, 6.17. Zie: http://www.datacite.org/18. Zie bijvoorbeeld Hakala 2010.19. Nicholas et. al. 2010.20. Nicholas et. al. 2009.21. Richards et al, 7.22. http://www.handle.net/23. http://www.handle.net/faq.html.24. http://purl.oclc.org.25. http://www.doi.org/26. http://www.doi.org/faq.html.27. Richards et. al. 2011, 7-8.28. http://www.handle.net/overviews/system_fundamentals.html#dns29. Berners-Lee 1998.30. Het 3TU.Datacentrum heeft dit bijvoorbeeld gerealiseerd, zie: http://datasupport.

researchdata.nl/start-de-cursus/iv-gebruiksfase/data-citeren/persistent-identifiers-bij-3tudatacentrum-en-dans/

31. Van Der Graaf 2009, p. 61.32. Ibid. p. 64.33. http://www.persid.org/34. http://persistent-identifier.nl.35. http://www.kb.nl/expertise/voor-bibliotheken/registration-agency-nbn.36. http://www.europeanaconnect.eu/documents/02_Europeana_Resolution_

Discovery_Service.pdf.37. http://nbn-resolving.org.38. http://www.clarin.nl.39. Thompson et al. 2006.40. Zie: http://www.knowledge-exchange.info/Default.aspx?ID=462.

I V B 4 4 6 – 2 4 P ERS I S T ENTE I DENT I F I E RS

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

Page 121: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Het Data Seal of Approval: keurmerk voorduurzame en betrouwbare databewaarplaatsen

I NGR ID D I L LO EN L I SA DE LEEUW

Introductie

Als we data willen delen is het een sine qua non dat die data voor de langetermijn bewaard moeten worden in een betrouwbaar digitaal archief.Data die door wetenschappers worden gecreëerd en gebruikt, moetenworden beheerd, gecureerd en gearchiveerd zodat de initiële investeringin het verzamelen van die data niet verloren gaat. Onderzoekers moetener zeker van kunnen zijn dat de data die de archieven aanbiedenbruikbaar en betekenisvol blijven, ook op de lange termijn. Daarnaastdienen de archieven zelf een duurzaam business model te hebben.

Het concept duurzaamheid brengt in vele opzichten uitdagingen mee.Deze uitdagingen liggen op allerlei terreinen: organisatie, techniek,financiële, juridische aspecten, etc. Certificering kan een belangrijkebijdrage leveren aan het garanderen van de betrouwbaarheid enduurzaamheid van digitale archieven en daarmee aan de mogelijkhedenvoor het delen van data over een lange termijn.

De definitie van onderzoeksdataWat verstaan we precies onder de term onderzoeksdata? Het gaat hierzeker niet alleen om de wetenschappelijke data die worden gegenereerddoor de grote faciliteiten in de beta-wetenschappen. De term onder-zoeksdata moet breed geïnterpreteerd worden.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b630

HET DATA SEAL OF APPROVAL I V B 6 3 0 – 1

Page 122: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Op het web zijn veel definities te vinden.1 De Australische GriffithUniversity hanteert de volgende definitie:‘Research data are factual records, which may take the form of numbers, symbols,text, images or sounds, which used as primary sources for research, which arecommonly accepted in the research community as necessary to validate researchfindings.’Onderzoeksdata zijn data die door onderzoekers worden geproduceerd,verzameld en/of gebruikt. Een andere definitie komt van de universiteitvan Minnesota. Deze definitie biedt ruimte aan de verschillendebewerkingsniveau’s van data:‘Research data are data in any format or medium that relate to or support research,scholarship, or artistic activity. They can be classified as:• Raw or primary data: information recorded as notes, images, video footage,

paper surveys, computer files, etc.• Processed data: analyses, descriptions, and conclusions prepared as reports or

papers.• Published data: information distributed to people beyond those involved in data

acquisition and administration.’

Deze definities maken duidelijk dat de certificering van digitalearchieven niet alleen van belang is voor wetenschappelijke archievenmet primaire onderzoeksdata, maar evenzeer voor cultureel erfgoedin-stellingen, zoals bibliotheken, musea en archieven.

Het delen van data en het begrip ‘vertrouwen’In de afgelopen jaren is het delen van data een belangrijk onderwerpgeworden in Europa. Het bekende rapport Riding the Wave. How Europecan gain from the rising tide of scientific data, dat in 2011 werd gepubliceerd,benadrukte toen al ‘the critical importance of sharing and preserving reliabledata produced during the scientific process’.

Een jaar later moedigde EC Vice-President Neelie Kroes onderzoekersaan om hun data zo veel mogelijk open beschikbaar te stellen. Kroes waservan overtuigd dat ‘sharing data, and having the forum to openly use andbuild on what is shared, are essential to science. They fuel the progress and practiceof scientific discovery.’ Data zijn het nieuwe goud voor Europa.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 6 3 0 – 2 HET DATA SEAL OF APPROVAL

Page 123: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Neelie Kroes Vice President of the European Commission responsiblefor the Digital Agenda Opening Science Through e-InfrastructuresEuropean Federation of Academies of Sciences and HumanitiesAnnual Meeting – ‘Open infrastructures for Open Science’ Rome,Italy, 11 April 2012 European Commission – SPEECH/12/258 11/04/2012 http://europa.eu/rapid/press-release_SPEECH-12-258_en.htm?locale=en

Daarmee bereidde ze de weg voor de Recommendation on Access to andPreservation of Scientific Information, die de Europese Commissie in 2012publiceerde. In deze aanbeveling stimuleerde de Commissie eenEuropees open access-beleid.

Inmiddels bevat het nieuwe Europese kaderprogramma voor onderzoekHorizon 2020 een open data-pilot. Ook in de Verenigde Staten wordtopen data-beleid door de overheid gestimuleerd. President Obamapubliceerde daar de Executive Order ‘Making Open and Machine Readablethe New Default for Government Information’, inclusief onderzoeksdata.

Waarom wordt er steeds meer waarde gehecht aan onderzoeksdata?Allereerst maakt het delen van data de wetenschap transparanter. Hetwordt zo mogelijk om onderzoek te repliceren en te valideren. Dit zalde kwaliteit van het onderzoek ten goede komen. Gezien de velefraudegevallen in de Nederlandse wetenschap van de afgelopen jaren isdit zeker in onze nationale context een belangrijk argument.

Gesloten datacultuur voedingsbodem voor wetenschappelijke fraudeIn de academische psychologie heerst een cultuur om onderzoeksge-gevens niet openbaar te maken, schrijven Peter Doorn en Ingrid Dillo.Om de fraudegevoeligheid te verkleinen moet dat doorbrokenworden. Data horen altijd gedeeld te worden. Het volledige artikel iste vinden op: http://www.refdag.nl/opinie/gesloten_datacultuur_voedingsbodem_voor_wetenschappelijke_fraude_1_589330

Een ander voordeel van het delen van data is de mogelijkheid tothergebruik van data door onderzoekers die de data niet zelf hebben

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b630

HET DATA SEAL OF APPROVAL I V B 6 3 0 – 3

Page 124: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

gegenereerd. Dit hergebruik zal tot meer efficiëntie in het onderzoekleiden. Het biedt onderzoekers de mogelijkheid om datasets tecombineren en over disciplines heen te gebruiken. Verder kunnenopen data ook buiten de wetenschap worden ingezet voor economischeen maatschappelijke belangen. Uiteindelijk zal het delen van data leidentot een hoger rendement op de initiële investering.

Hoewel het delen van data dus duidelijke voordelen biedt voor dewetenschap en voor de maatschappij als geheel, is het zeker nog geenalgemeen gebruik. In 2011 heeft DANS (Data Archiving and NetworkedServices) een nationale survey uitgevoerd: ‘The Dutch data landscape in32 interviews and a survey’. In deze survey werd aan vierhonderdonderzoekers uit allerlei disciplines gevraagd waar zij hun data bewaren.Meer dan zeventig procent antwoordde dat ze hun data bewaarden ophun eigen computer of een computer van hun instituut.

The Dutch data landscape in 32 interviews and a surveyDeze publicatie laat zien hoe Nederlandse onderzoekers denken overhet delen van data in hun vakgebied. DANS heeft een enquêteuitgevoerd en een groot aantal toponderzoekers geïnterviewd. Zoontstond een beeld over de gehele breedte van de Nederlandsewetenschap: Hoe wordt er tegenwoordig omgegaan met data, wat zouer verbeterd kunnen worden, en hoe moet dit gebeuren?Meer info: http://www.dans.knaw.nl/content/categorieen/publica-ties/dutch-data-landscape-32-interviews-and-survey

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 6 3 0 – 4 HET DATA SEAL OF APPROVAL

Page 125: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Ook uit een recent onderzoek van de Noorse research council blijkt dattachtig procent van de ondervraagde onderzoekers het belang van hetdelen van data onderstreept, maar 85 procent aangeeft zijn of haar datanog altijd te bewaren op de eigen of instituutscomputer.

Waarom is het delen van data nog altijd bedreigend voor een deel van deonderzoekers? Een van de argumenten die onderzoekers noemen, is datdata die elders gegenereerd zijn niet betrouwbaar zijn. Dit argumentheeft alles te maken met vertrouwen. Om dit argument te ontkrachten,moeten we ervoor zorgen dat we het element betrouwbaarheidinbouwen in de diensten van digitale archieven die onderzoekersduurzame toegang verlenen tot data van anderen.

Vertrouwen ligt aan de basis van het opslaan en delen van data. Datvertrouwen moet ontstaan bij verschillende belanghebbenden. Dedeponeerders van data willen de zekerheid dat hun data in het digitalearchief veilig zijn en toegankelijk, bruikbaar en betekenisvol blijven. Degebruikers van data hebben vragen als: zijn de data goed bewaard, zijnde authenticiteit en integriteit van de data behouden, zijn de data vaneen goede kwaliteit, verwijzen de identifiers naar de juiste objecten? Definanciers hebben andere zorgen. Zij willen er op kunnen bouwen dathun investering in de productie van de data optimaal rendeert en dusdat de data voor een lange termijn beschikbaar blijven voor hergebruik.

Welke karakteristieken kunnen digitale archieven betrouwbaar maken?In de eerste plaats zou een digitaal archief de missie moeten hebben omop betrouwbare wijze en voor de lange termijn toegang te geven totde digitale data onder hun hoede, nu en in de toekomst. Ten tweedezou er contante monitoring, planning en onderhoud moeten zijn. Debedreigingen en risico’s binnen hun systemen moeten duidelijk zijn.Ten slotte zou er een regelmatige cyclus van controle en certificeringaanwezig moeten zijn. Betrouwbaarheid is niet iets wat je een keerbereikt en waaraan je dan geen aandacht meer besteedt.

Certificering kan een belangrijke bijdrage leveren aan het vertrouwen bijverschillende belanghebbenden. Het Data Seal of Approval (DSA) teltzestien richtlijnen voor databewaarplaatsen en biedt de mogelijkheid toteen basiscertificering. In het vervolg van dit artikel wordt uitgebreid opdeze standaard ingegaan.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b630

HET DATA SEAL OF APPROVAL I V B 6 3 0 – 5

Page 126: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Het Data Seal of ApprovalBij de oprichting van DANS in 2005 (zie kader), door de tweeNederlandse onderzoeksorganisaties KNAW en NWO, kreeg het instituutde taak toegewezen om een keurmerk voor digitale data te ontwikkelen.Het keurmerk moest ervoor zorgen dat gearchiveerde data in detoekomst nog steeds kunnen worden gevonden, begrepen en gebruikt.In 2008 werd de eerste editie van het Data Seal of Approval: Kwaliteitsricht-lijnen voor digitale onderzoeksdata op een internationale conferentiegepresenteerd. In eerste instantie was het keurmerk ontwikkeld voorgebruik binnen Nederland, maar al snel bleek dat het internationaal ookzeer goed bruikbaar zou zijn. Daarom is het Data Seal of Approval in 2009overgedragen aan een internationaal bestuur: de DSA board. De DSAboard houdt zich sinds die tijd bezig met het beheren en verderontwikkelen van de richtlijnen en het peer review proces.

Data Archiving and Networked Services (DANS)DANS bevordert duurzame toegang tot digitale onderzoeksgegevens.Hiertoe stimuleert DANS dat wetenschappelijke onderzoekers gege-vens duurzaam archiveren en hergebruiken, bijvoorbeeld via hetonline archiveringssysteem EASY. Tevens biedt DANS met NARCIStoegang tot duizenden wetenschappelijke datasets, e-publicaties enandere onderzoeksinformatie in Nederland. Daarnaast verzorgt hetinstituut training en advies en doet het onderzoek naar duurzametoegang tot digitale informatie. Gedreven door data zorgt DANS ermet zijn dienstverlening en deelname in (inter)nationale projecten ennetwerken voor dat de toegang tot digitale onderzoeksgegevens verderverbetert. DANS is een instituut van KNAW en NWO. Zie ook http://www.dans.knaw.nl/

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 6 3 0 – 6 HET DATA SEAL OF APPROVAL

Page 127: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

De huidige DSA board bestaat uit de volgende instellingen:

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b630

HET DATA SEAL OF APPROVAL I V B 6 3 0 – 7

Page 128: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

De doelstellingen van het Data Seal of Approval zijn: het waarborgen vandata, het garanderen van een hoge kwaliteit en het richting geven aanbetrouwbaar beheer van data voor de toekomst zonder dat daarvoornieuwe standaarden, reglementen of hoge kosten nodig zijn.

Het keurmerk:• geeft onderzoekers de zekerheid dat hun data op een betrouwbare

manier worden opgeslagen en kunnen worden hergebruikt;• geeft financiers van onderzoek de garantie dat onderzoeksresultaten

voor hergebruik beschikbaar zullen blijven;• geeft onderzoekers de mogelijkheid om op betrouwbare wijze de

databewaarplaats te beoordelen waar de door hen te hergebruikendata worden bewaard;

• maakt het mogelijk dat databewaarplaatsen data efficiënt kunnenarchiveren en beschikbaar stellen.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 6 3 0 – 8 HET DATA SEAL OF APPROVAL

Page 129: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

De 16 richtlijnenHet Data Seal of Approval bevat 16 richtlijnen voor het toepassen enverifiëren van de kwaliteitsaspecten betreffende de creatie, opslag en het(her)gebruik van digitale data. De richtlijnen zijn ontworpen met eenfocus op wetenschappelijke materialen, maar kunnen toegepast wordenop alle digitale informatietypen. De DSA-richtlijnen dienen als basis voorhet toewijzen van een keurmerk door de Data Seal of Approval Board(DSA board).

Data Seal of ApprovalWebsite: http://www.datasealofapproval.orgContact: [email protected] Seal:

De criteria voor het toekennen van het Data Seal of Approval aandatabewaarplaatsen zijn in overeenstemming met, en in lijn met,nationale en internationale richtlijnen voor het digitaal archiveren vandata waaronder de Kriterienkatalog vertrauenswürdige digitale Langzeitarchivedie door NESTOR is ontwikkeld, de Digital Repository Audit Method Based onRisk Assessment (DRAMBORA) gepubliceerd door het Digital CurationCentre (DCC) en DigitalPreservationEurope (DPE) en TrustworthyRepositories Audit & Certification (TRAC): Criteria and Checklist of theResearch Library Group (RLG). Bovendien is rekening gehouden metFoundations of Modern Language Resource Archives van het Max PlanckInstituut en Stewardship of Digital Research Data: A Framework of Principles andGuidelines gepubliceerd door het Research Information Network. De

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b630

HET DATA SEAL OF APPROVAL I V B 6 3 0 – 9

Page 130: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

DSA-richtlijnen kunnen worden gezien als een minimale set die uitbovenstaande voorstellen is gedistilleerd.

DRAMBORA: http://www.dcc.ac.uk/resources/repository-audit-and-assessment/dramboraTRAC: http://www.crl.edu/archiving-preservation/digital-archives/metrics-assessing-and-certifyingFoundations of Modern Language Resource Archives - artikel vanPeter Wittenburg, Daan Broeder, Wolfgang Klein, Stephen Levinsonen Laurent Romary: http://pubman.mpdl.mpg.de/pubman/item/escidoc:58934:4/component/escidoc:58935/Wittenburg_2006_foun-dations.pdfStewardship of Digital Research Data: A Framework of Principles andGuidelines: http://www.rin.ac.uk/our-work/data-management-and-curation/stewardship-digital-research-data-principles-and-guidelines

Grondslag voor de DSA-richtlijnen zijn vijf criteria die samen de kwaliteitvan de duurzame archivering bepalen:• de data zijn op het internet te vinden;• de data zijn toegankelijk, waarbij tevens rekening wordt gehouden

met de relevante wetgeving met betrekking tot persoonlijke informa-tie en intellectueel eigendom van de data;

• de data zijn beschikbaar in een bruikbaar formaat;• de data zijn betrouwbaar;• er kan naar de data worden verwezen (persistent identifiers).

Via de DSA-richtlijnen worden deze criteria geïmplementeerd. Derichtlijnen richten zich tot drie belanghebbende partijen:• de dataproducent – verantwoordelijk voor de kwaliteit van de digitale

data;• de databewaarplaats – verantwoordelijk voor de kwaliteit van de opslag

en beschikbaarheid van de data: het databeheer;• de dataconsument – verantwoordelijk voor de kwaliteit bij het gebruik

van de digitale data.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 6 3 0 – 1 0 HET DATA SEA L OF APPROVAL

Page 131: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Het uitgangspunt hierbij is dat de databewaarplaats verantwoordelijk isom de dataproducent en dataconsument te ondersteunen en in staat testellen zich aan de richtlijnen te houden.

Een databewaarplaats wordt een Trusted Digital Repository (TDR) alsdeze zelf voldoet aan richtlijnen 4 t/m 13 en als deze bewaarplaats hetdataproducenten en dataconsumenten mogelijk maakt om richtlijnen1 t/m 3 en 14 t/m 16 na te leven.

Richtlijnen voor dataproducentenDe kwaliteit van de digitale onderzoeksdata wordt bepaald door:• hun intrinsieke waarde voor de betreffende sector (vakgebied):

wetenschappelijk, bedrijfsleven, etc.• het formaat waarin de data en ondersteunende informatie worden

opgeslagen;• de documentatie (metadata, contextuele informatie) betreffende de

data.

Richtlijn 1:De dataproducent deponeert de data in een databewaarplaats met voldoendeinformatie waarmee derden de kwaliteit van de onderzoeksdata en de naleving vanvakgerelateerde en ethische standaarden kunnen beoordelen.Sector specifieke kwaliteitscriteria geven de mate aan waarin de data voorde consument van belang zijn. Het oordeel van experts en collega’s in hetvakgebied is de belangrijkste beslisfactor voor de kwaliteit van data.Transparantie betreffende de naleving van ethische normen in derelevante disciplines maakt het makkelijker om de inhoud van de dataop de juiste waarde te schatten. Het is daarom de verantwoordelijkheidvan de dataproducent om voldoende informatie te verstrekken zodat deconsumenten de data kunnen beoordelen.

Richtlijn 2:De dataproducent levert de data aan in formaten die door de databewaarplaatsworden aanbevolen.De bits die samen een digitaal object vormen, zijn gerangschikt volgensde regels voor een bepaald dataformaat. Voor de digitale objectenbestaan diverse dataformaten. Voor alle formaten geldt dat ze kunnenverouderen. Hieruit vloeit een kans voort dat het dataobject onbruikbaarwordt. Voor de opslag van dataobjecten wordt gebruik gemaakt van

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b630

HE T DATA SEAL OF APPROVAL I V B 6 3 0 – 1 1

Page 132: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

voorkeursformaten. Voorkeursformaten zijn formaten waarvan een databe-waarplaats met een redelijke zekerheid kan garanderen dat deze leesbaaren bruikbaar zullen blijven. Gewoonlijk zijn dit de de facto standaardendie in een bepaalde discipline gangbaar zijn.

Richtlijn 3:De dataproducent levert de data aan met de metadata waar de databewaarplaats omvraagt.Het is de verantwoordelijkheid van de dataproducent om de data aan televeren met informatie over de context van de data (metadata). Er is eenverschil tussen beschrijvende, structurele en administratieve metadata.Deze moeten in overeenstemming met de richtlijnen van de databewaar-plaats worden aangeleverd.• Beschrijvende metadata bestaan uit informatie die nodig is om onder-

zoeksdata te kunnen vinden en die transparantie toevoegt aan debetekenis (definitie en waarde) en het belang ervan. Voorbeelden vanbeschrijvende metadata zijn de data-elementen van de Dublin CoreElement Set (zie kader), met velden als ontwikkelaar, soort, en datum.

• Structurele metadata geven aan hoe verschillende componenten van eenset bij gerelateerde data met elkaar verband houden. Deze metadatazijn nodig voor de verwerking van data. Als data gecodeerd zijn, is hetcodeboek onderdeel van de structurele metadata.

• Administratieve metadata zijn nodig om permanente toegang tot de datamogelijk te maken. Het gaat hier om de beschrijving van intellectueeleigendom, voorwaarden voor toegang en gebruik evenals specifiekemetadata die nodig zijn voor duurzame archivering van de data.

De databewaarplaats specificeert het vereiste niveau van de metadata diede producent dient te creëren en zorgt voor gereedschap voor deeffectieve invoer daarvan.

Dublin Core Element SetDe Dublin Core Metadata Element Set is een woordenschat van vijftieneigenschappen voor gebruik bij bronbeschrijving. De naam ‘Dublin’komt van oorsprong uit de genodigden workshop in Dublin, Ohio(1995); ‘Core’, omdat de elementen breed en generiek zijn, bruikbaar

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 6 3 0 – 1 2 HET DATA SEA L OF APPROVAL

Page 133: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

voor het beschrijven van een breed scala aan bronnen. http://dublincore.org/documents/dces/

Richtlijnen voor databewaarplaatsenDe databewaarplaats is verantwoordelijk voor toegang en behoud vandigitale onderzoeksdata voor de lange termijn. Twee factoren bepalen dekwaliteit van de databewaarplaats:• de kwaliteit van het organisatorische kader waarin de databewaar-

plaats is ingebed (organisatie en processen);• de kwaliteit van de technische infrastructuur van de databewaarplaats.

Organisaties die een rol spelen in digitale archivering en een TrustedDigital Repository opzetten, beschikken over een gezonde financiële,organisatorische en wettelijke basis voor de lange termijn.

Richtlijn 4:De databewaarplaats heeft een expliciete missie op het gebied van digitale archiveringen draagt deze uit.

Richtlijn 5:De databewaarplaats betracht zorgvuldigheid om de naleving van wettelijke regels encontracten te kunnen garanderen inclusief, indien van toepassing, regelgeving voorhet beschermen van personen.

Richtlijn 6:De databewaarplaats past voor het beheer van de dataopslag gedocumenteerdeprocessen en procedures toe.

Richtlijn 7:De databewaarplaats heeft een langetermijnplanning voor het behoud van dedigitale objecten.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b630

HE T DATA SEAL OF APPROVAL I V B 6 3 0 – 1 3

Page 134: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Richtlijn 8:Archivering vindt gedurende de volledige levenscyclus van data aan de hand vanexpliciete werkschema’s plaats.

Richtlijn 9:De databewaarplaats neemt de verantwoordelijkheid voor de toegang tot enbeschikbaarheid van digitale objecten over van de dataproducenten.

Richtlijn 10:De databewaarplaats maakt het de consumenten mogelijk om de data te vinden,gebruiken en er persistent naar te verwijzen.

Richtlijn 11:De databewaarplaats garandeert de integriteit van de digitale objecten en demetadata.Deinformatie indedigitaleobjectenenmetadata is volledigencompleet, alleveranderingen worden bijgehouden en tussentijdse versies zijn beschikbaar.

Richtlijn 12:De databewaarplaats garandeert de authenticiteit van de digitale objecten enmetadata.Dit heeft betrekking op de mate van betrouwbaarheid van het object zoalshet is aangeleverd door de data producent en de herkomst van de datainclusief bestaande verbanden tussen originele en gedissemineerde dataen, of bestaande verbanden tussen datasets en metadata in stand wordengehouden.

Richtlijn 13:De technische infrastructuur ondersteunt de taken en functies zoals beschreven ininternationaal geaccepteerde archiefstandaarden zoals OAIS expliciet.De technische infrastructuur vormtdebasis voor eenTrustedDigital Repository.Het OAIS referentiemodel, een ISO-norm, dient onder meer als de factostandaard voor de gehanteerde terminologie voor digitale archivering envoor het definiëren van de functies van een databewaarplaats.

Richtlijnen voor dataconsumentenDe dataconsument gebruikt de digitale onderzoeksdata in naleving vanonderstaande richtlijnen.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 6 3 0 – 1 4 HET DATA SEA L OF APPROVAL

Page 135: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Richtlijn 14:De dataconsument moet de toegangsreglementen naleven zoals door de databewaar-plaats bepaald.

Richtlijn 15:De dataconsument houdt zich aan, en gaat akkoord met, alle gedragscodes die inhoger onderwijs en onderzoek gangbaar zijn voor de uitwisseling en het juiste gebruikvan kennis en informatie.

Richtlijn 16:De dataconsument respecteert de van toepassing zijnde licenties van de databewaar-plaats met betrekking tot het gebruik van de onderzoeksdata.De kwaliteit van het gebruik van de data wordt bepaald door de matewaarin de data onbeperkt door de diverse doelgroepen kunnen wordengebruikt, daarbij de betreffende gedragscode(s) in acht nemend.

Het open en vrije gebruik van onderzoeksdata vindt plaats binnen derelevante wettelijke kaders en de beleidsrichtlijnen zoals door derelevante landelijke overheid bepaald.

Wat de toegang tot informatie betreft, is de dataconsument gebonden aande relevante landelijke wetgeving. De databewaarplaats kan afzonderlijketoegangsreglementen hebben, die beperkingen bevatten die wordenopgelegd door de wetten van het land waarin de databewaarplaats zichbevindt. Toegangsreglementen dienen zo veel mogelijk te zijn gebaseerdop relevante internationale toegangsstandaarden (bijvoorbeeld CreativeCommons).

De meeste landen hebben wettelijke kaders voor het ethische gebruik enhergebruik van data. Deze kaders lopen uiteen van statutaire gedrags-codes —die de privacy van burgers beschermen— tot formele gedrags-codes die de basis vormen voor ethisch onderzoek. Databewaarplaatsenmoeten van deze plaatselijke wettelijke kaders op de hoogte zijn enervoor zorgen dat hiermee rekening wordt gehouden als data voorhergebruik worden aangeboden.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b630

HE T DATA SEAL OF APPROVAL I V B 6 3 0 – 1 5

Page 136: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Procedures

De zelfevaluatie en het peer review procesHet startpunt van het aanvragen van een Data Seal of Approval is de websitewww.datasealofapproval.org waar een aanmeldingsformulier ingevuld kanworden. Zodra het aanmeldingsformulier ontvangen is door de DSA board,wordt een zelfevaluatie opengesteld in de DSA online tool. De zelfevaluatiebestaat uit bewijsvoering dat de aanvragende databewaarplaats voldoet aande 16 DSA-richtlijnen en het bijbehorende nalevingsniveau.Het DSA wordt in een internationale omgeving gebruikt. Om detransparantie te vergroten is de voertaal daarom Engels.

Na het indienen van de zelfevaluatie door de databewaarplaats wijst deDSA board een peer reviewer aan die twee maanden de tijd heeft om dezelfevaluatie te beoordelen. De peer reviewer wijst het DSA toe of vraagtom extra informatie afhankelijk van het voldoen aan de richtlijnenen het bijbehorende nalevingsniveau. Het opnieuw indienen van deaangepaste aanvraag en het vragen om extra informatie door de peerreviewer gaat door totdat de reviewer voldoende bewijs heeft gezien omhet DSA toe te wijzen. In het geval van een dispuut kan de aanvragendedatabewaarplaats zich richten tot de DSA board.

Zolang een zelfevaluatie nog in het aanvraagproces zit, wordt die nietpubliek gemaakt. De zelfevaluatie inclusief de bewijsvoering wordt pasvia de websites van het DSA en de aanvragende databewaarplaatsopenbaar gemaakt als het DSA is toegewezen.

Omdat de toegewezen aanvragen, inclusief bewijsvoering en eventuelepeer review commentaren, openbaar toegankelijk zijn via de DSA-website, is het mogelijk ze te gebruiken als naslagwerk of voorbeeld.

Voeren van een Data Seal of ApprovalZodra een Data Seal of Approval is toegewezen door de DSA board maghet DSA-logo getoond worden op de website van de databewaarplaats. Deboard levert de HTML code aanmet daarin het DSA-logo en een link naarde zelfevaluatie van de betreffende databewaarplaats.

De DSA board zorgt er tegelijkertijd voor dat de goedgekeurdezelfevaluatie beschikbaar is op de website, daarbij gebruikmakend van

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 6 3 0 – 1 6 HET DATA SEA L OF APPROVAL

Page 137: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

de naam van de betreffende databewaarplaats en eventueel hun logoindien dat is aangeleverd.

Vernieuwen van een Data Seal of ApprovalEen verkregen Data Seal of Approval (voor een bepaalde periode)mag voor onbepaalde tijd gevoerd worden, maar zal op gezette tijdenvernieuwd moeten worden als de databewaarplaats wil blijven voldoenaan de laatst uitgegeven richtlijnen en het recentste DSA-logo wil voeren.DSA-gecertificeerde bewaarplaatsen worden automatisch op de hoogtegebracht zodra er een update beschikbaar is. De huidige Seal is gebaseerdop versie 2 van de richtlijnen en vertoont de jaren 2014-2015 (zie kader).

Data Seal of Approval levenscyclus

1. De DSA board komt formeel één keer per jaar bij elkaar en wordtgekozen in een even jaar voor een periode van twee jaar.

2. De nieuwe DSA board wordt gelijk ingesteld na de General Assemblybijeenkomst waarin de uitslag van de verkiezingen bekend gemaaktworden. Interim boardleden, verkozen door een buitengewoneGeneral Assembly bijeenkomst, worden ingesteld direct na hunverkiezing, maar hun termijn eindigt gelijk met de volledige board.

3. De board neemt wijzigingen tot de DSA-richtlijnen en statuten inberaad gedurende de periode waar ze voor gekozen zijn. Dewijzigingen zullen ingevoerd worden aan het eind van de huidigeSeal periode.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b630

HE T DATA SEAL OF APPROVAL I V B 6 3 0 – 1 7

Page 138: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

4. De DSA-richtlijnen blijven actueel voor een periode van tweekalenderjaren: de Seal periode.

5. De Data Seal of Approval wordt per Seal periode toegewezen.6. Het gevoerde DSA-logo vertoont de twee jaren van de Seal

periode.7. Elke databewaarplaats die het DSA voert wordt ruim van tevoren

op de hoogte gebracht van het aflopen van de Seal periode engevraagd om te hernieuwen.

8. De databewaarplaats kan dan kiezen om (a) zijn zelfevaluatie teupdaten voor de nieuwe periode en een DSA-aanvraag in te dienenvoor de meest recente Seal, inclusief de nieuwe versie van derichtlijnen of (b) het verouderde logo te blijven voeren op hunwebsite.

Data Seal of Approval gemeenschap en statutenHet Data Seal of Approval wordt voortgedreven door de vrijwillige inzetvan alle betrokkenen. De organisatie van het DSA is vastgelegd in statuten,die beschikbaar zijn via de DSA-website. In de statuten worden deverschillende taken en rechten omschreven van de DSA-gemeenschap.

De DSA-gemeenschap is in een aantal onderdelen uit te splitsen:• DSA Community: de community bestaat uit alle organisaties die één of

meer DSA-gecertificeerde databewaarplaatsen hebben;• DSA General Assembly: het bestuursorgaan van de DSA community.

De General Assembly kiest de DSA board en geeft advies als dat nodigis. General Assembly leden komen uit de DSA community en hebbenhet meest recente DSA ontvangen voor hun databewaarplaats. Verderhebben ze toegezegd een maximum van drie peer reviews per jaar uitte voeren om ervoor te zorgen dat het DSA actief gehouden wordt vooren door de gemeenschap en duurzaam blijft;

• DSA board: de bestuursleden van de board worden voorgedragen engekozen door de vertegenwoordigers van de leden van de GeneralAssembly en komen ook uit hun midden. De DSA board isverantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van de DSA community,beheert en controleert de DSA-beoordelingsprocedure, roept verga-deringen van de General Assembly bijeen en informeert de DSA-gemeenschap over alle DSA-activiteiten;

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 6 3 0 – 1 8 HET DATA SEA L OF APPROVAL

Page 139: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

• Peer reviewers: peer reviewers horen bij een organisatie uit de GeneralAssembly en hebben ten minste één zelfevaluatie doorlopen die resul-teerde in de toekenning van het meest recente DSA. Zij beoordelenhet bewijsmateriaal op een tijdige, volledige en onpartijdige wijze enzorgen dat DSA-aanvragen vertrouwelijk blijven totdat het DSA wordttoegekend.

DSA online toolOm een DSA-aanvraag makkelijker en transparanter te laten verlopen, iseen online tool ontwikkeld. Het is een online systeem dat de aanvrager enpeer reviewer begeleidt van aanvraag tot toewijzing van het DSA.Wanneer een DSA wordt aangevraagd op de DSA-website, stuurt de DSAboarddegegevensnaardeadministrator vandeonline tool.Deadministratorplaatst eerst alle gegevens vandeorganisatie ende bijbehorende databewaar-plaats inhet systeemenvoegt dandedoordeboarduitgekozenpeer reviewertoe. De aanvrager ontvangt een gebruikersnaam, wachtwoord en login linkwaarmee hij toegang krijgt tot de online tool. De tool bevindt zich in eenbeveiligde omgeving die herkenbaar is aan de https voor het webadres.

Zodra de aanvrager inlogt in de online tool krijgt hij de assessment guidete zien. Deze geeft een kort overzicht van het doel van een DSA, eenaantal invulinstructies en een uitleg over de gebruikte termen in deonline tool. Daarnaast wordt ook een overzicht getoond van de 16richtlijnen en het gevraagde minimale nalevingsniveau. Na aangegevente hebben dat de assessment guide is gelezen wordt de aanvrager perrichtlijn door zijn zelfevaluatie geleid waarin alle 16 richtlijnen stuk voorstuk aan bod komen. Om de review van de databewaarplaats makkelijkerte maken, wordt daarnaast gevraagd om de context waarin dedatabewaarplaats functioneert te beschrijven. Tijdens het invullen vande bewijsvoering en het nalevingsniveau zijn per richtlijn hulptekstenbeschikbaar voor het structureren van de bewijsvoering.

Nadat de aanvrager de bewijsvoering en het nalevingsniveau van allerichtlijnen heeft ingevuld voor de databewaarplaats kan de zelfevaluatieingediend worden via het systeem. De aanvrager ontvangt hiervan eenautomatisch gegenereerde bevestigingsemail.

De toegewezen reviewer ontvangt tegelijkertijd automatisch een emailvan het systeem met de melding dat er een nieuwe aanvraag ingediend is,

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b630

HE T DATA SEAL OF APPROVAL I V B 6 3 0 – 1 9

Page 140: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

hierin staat verder vermeld wat de deadline is voor het afronden van debeoordeling. Een reviewer heeft na indiening van een zelfevaluatie tweemaanden de tijd die te beoordelen. Zolang een reviewer zijn beoordelingniet afgerond heeft krijgt hij op vastgestelde tijdstippen voor hetverlopen van de deadline automatisch herinneringen van het systeem.De administrator van de online tool ontvangt deze herinneringen ookzodat hij indien nodig de board op de hoogte kan stellen, zodat dieactie kan ondernemen om het proces op gang te houden. Het systeemleidt de reviewer tijdens zijn review door de bewijsvoering en hetgekozen nalevingsniveau. Tijdens de review zijn per richtlijn helptekstenaanwezig om de reviewer te ondersteunen bij zijn beoordeling van dezelfevaluatie.

Als de reviewer zijn review heeft afgerond in het systeem wordt deaanvrager automatisch op de hoogte gebracht van de uitkomst. Dat kanenerzijds bestaan uit een verzoek om meer informatie, zodat de reviewerde aanvraag beter kan beoordelen of dat het DSA is toegewezen.

In het eerste geval krijgt de aanvrager een melding dat de zelfevaluatie isbeoordeeld, maar dat er nog aanvullingen nodig zijn om het DSA toete wijzen. De aanvrager wordt in deze melding uitgenodigd opnieuw inte loggen in de online tool om de zelfevaluatie aan te vullen. Zodra deaanvrager inlogt in het systeem zijn de nummers van de richtlijnen dienog aanvulling behoeven rood gemaakt zodat hij makkelijk ziet waar nogwijzigingen nodig zijn. Tevens zijn de eventuele commentaren zichtbaardie de reviewer heeft toegevoegd aan alle richtlijnen. Als de aanvragertevreden is met zijn aanvullingen dient hij de zelfevaluatie opnieuw in,hierna brengt het systeem de reviewer automatisch op de hoogte, zodathij verder kan met de beoordeling. Dit proces kan zich een aantal keerherhalen totdat het DSA wordt toegewezen.

In het tweede geval ontvangt de aanvrager een melding via het systeemdat het DSA is toegewezen. Hierin is ook gelijk de html code met hettoegewezen DSA en link naar de zelfevaluatie voor de eigen websiteopgenomen. Verder zorgt het systeem ervoor dat de zelfevaluatieinclusief de review openbaar beschikbaar worden op de DSA-website.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 6 3 0 – 2 0 HET DATA SEA L OF APPROVAL

Page 141: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Ervaringen van aanvragende organisatiesTijdens de jaarlijkse Data Seal of Approval (DSA)-conferenties is onderandere een aantal case studies gepresenteerd van databewaarplaatsen dieeen DSA hebben aangevraagd.Hieruit kwamen de volgende punten naar voren.

Algemeen:• Een DSA-zelfevaluatie doen kost niet veel tijd, gemiddeld twee tot vier

dagen. De duur is vooral afhankelijk van het niveau van de aanwezigedocumentatie en de openbaarheid daarvan.

• Ook al is het de bedoeling dat de meeste documentatie publiektoegankelijk is, is een uitzondering gemaakt voor documentatie metprivacy- en bedrijfsgevoelige informatie zoals bijvoorbeeld een lange-termijnvisie.

• Het DSA is zeer bruikbaar als evaluatie om de interne procedures doorte lopen en bij te werken indien nodig. Hierdoor wordt de actuelestand van zaken zichtbaar, die eventueel ook als basis kan dienen voortoekomstige accreditatie. Verder worden de procedures en documen-tatie door een externe professional geëvalueerd, geëxamineerd engoedgekeurd en is het DSA zeer behulpzaam bij het bepalen van desterke en zwakke punten.

• Het DSA onderbouwt de noodzaak en het nut van de successie/langetermijn planning en helpt om deze onderwerpen hoger op de agendavan het management te krijgen.

• Het DSA draagt bij aan een betrouwbare uitstaling. Het kan gebruiktworden voor verbetering van reputatie, maar ook als ijkpunt voorvergelijking. Het maakt duidelijk wat een digitaal archief inhoudt/doet en het geeft transparantie naar de gemeenschap op het gebiedvan duurzaamheid.

• Het DSA verhoogt het vertrouwen van de gebruikers: het laat zien dater met standaarden gewerkt wordt, net zoals ze gewend zijn vanbijvoorbeeld traditionele musea of archieven.

• Het DSA draagt bij aan het bouwen aan een gemeenschap: ‘we’ werkenallemaal met dezelfde standaarden.

• Het DSA onderstreept de noodzaak om meer conform OAIS-standaarden te werken.

• Interactie met de peer reviewer wordt als veelbetekenend ervaren.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b630

HE T DATA SEAL OF APPROVAL I V B 6 3 0 – 2 1

Page 142: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

• Het DSA-logo maakt makkelijk herkenbaar waar het keurmerk voorstaat.

• Doordat de DSA-richtlijnen algemeen genoeg zijn is het mogelijk zeniet alleen op wetenschappelijke data toe te passen maar ook oppublicaties.

• Door de algemenere benadering is het DSA minder ‘dreigend’,gedetailleerd en tijdrovend dan uitgebreidere standaarden, zoalsbijvoorbeeld TRAC of ISO. De nadruk ligt vooral op het vergroten vanhet bewustzijn en de transparantie is groot, verder kijkt het meervanuit het gemeenschaps- en ‘peer reviewer’ oogpunt dan ‘top down’.

• Het DSA is een solide basis voor het aanvragen van een certificering opbasis van DIN 31644.

• Door het vernieuwen van het DSA zal de vooruitgang binnen dedatabewaarplaats getoond worden.

Praktisch:• DeDSA-evaluatie is een statisch document, houdt er dus rekening mee

dat links kunnen veranderen of niet meer bereikbaar zijn.• Het is beter om geen technologische details te vermelden die kunnen

wijzigen.• Het kan handig zijn om, buiten de herinneringen voor het aanvragen

van een nieuw DSA om, een schema op te stellen om de DSA-zelfevaluatie door te spreken.

ADS heeft een analyse gemaakt van hun ervaringen bij het aanvragenvan een Data Seal of Approval (DSA). Deze ‘case study’ kan een nuttigeinformatie bron zijn bij het aanvragen van een DSA.http://www.dcc.ac.uk/resources/case-studies/ads-dsa

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 6 3 0 – 2 2 HET DATA SEA L OF APPROVAL

Page 143: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Gerelateerde initiatieven en de toekomst

Evalueren van een digitaal archief: drie manierenEr bestaat al een tijd de vraag naar een manier om de betrouwbaarheidvan een digitaal archief te evalueren. De laatste paar jaar is een aantalevaluatierichtlijnen beschikbaar gekomen.

Het Data Seal of Approval (DSA) biedt de mogelijkheid tot eenbasiscertificering.

De DIN-standaard biedt een tweede set richtlijnen. De 34 criteria zijnopgesteld door het Duitse NESTOR (een samenwerkingsverband vanmusea, archieven en bibliotheken) en geformaliseerd tot de DIN31644-standaard.

Een van de NESTOR-werkgroepen heeft een certificeringsprocesontwikkeld gebaseerd op de DIN31644-standaard: Kriterien für ver-trauenswürdige digitale Langzeitarchive. Deze DIN-standard is inessentie een catalogus van criteria waaraan digitale archieven zoudenmoeten voldoen. In 2014 worden de eerste audits gebaseerd op DINuitgevoerd.

DIN31644-standaard: Information und Dokumentation – Kriterienfür vertrauenswürdige digitale Langzeitarchive. http://www.nabd.din.de/cmd?level=tpl-art-detailansicht&committeeid=54738855&artid=147058907&languageid=de

NESTOR is een netwerk van expertise over lange termijn bewaring vandigitale data in Duitsland. Het bestaat uit twaalf bibliotheken,archieven en musea die de standaardisatie activiteiten samen brengten standaarden aanlevert voor de gebruikersgemeenschap.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b630

HE T DATA SEAL OF APPROVAL I V B 6 3 0 – 2 3

Page 144: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

http://www.langzeitarchivierung.de/Subsites/nestor/EN/Home/home_node.html

Certificering op basis van DIN 31644 is aan te vragen via NESTOR:http://www.langzeitarchivierung.de/Subsites/nestor/EN/nestor-Siegel/siegel_node.html

De derde manier om een digitaal archief te evalueren wordt gebodendoor de ISO standaard 16363. Deze standaard is gebaseerd op het OAIS-model dat een raamwerk biedt voor het begrijpen en bewust worden vanarchiveringsconcepten die nodig zijn voor het bewaren van en de langetermijn toegang tot digitale informatie. De Amerikaanse organisatiesRLG, OCLC enNARA hebben gebaseerd op dit model TRAC ontwikkeld:the Trustworthy Repository Audit and Certification Criteria andChecklist, de voorloper van de huidige ISO-standaard.

De standaard is heel gedetailleerd en bevat meer dan honderd criteriadie kijken naar de verschillende aspecten van een digitaal archief. Zefocussen op de organisatorische infrastructuur, digitaal objectmanage-ment en infrastructuur en risicomanagement. In 2011 zijn er zes testauditsuitgevoerd: drie in Europa en drie in de USA. De ISO standaard isgebaseerd op een formele externe audit van het archief, geformaliseerdin de ISO 16939: Requirements for bodies providing audit and certification ofcandidate trustworthy digital repositories.

ISO standaard 16363: Audit and Certification of trustworthy digitalrepositories http://www.iso.org/iso/iso_catalogue/catalogue_tc/catalogue_detail.htm?csnumber=56510ISO standaard 16919: Requirements for bodies providing audit andcertification of candidate trustworthy digital repositories http://www.iso.org/iso/catalogue_detail.htm?csnumber=57950

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 6 3 0 – 2 4 HET DATA SEA L OF APPROVAL

Page 145: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Certificering op basis van ISO 16363 is aan te vragen via: http://www.iso16363.org/

Het European Framework for Audit and Certification of digital RepositoriesHoe passen deze standaarden bij elkaar? In 2010 is een Memorandum ofUnderstanding (MoU) ondertekend door de betrokken partijen. Het doelvan de MoU was het inrichten van een integraal raamwerk van meerdereniveau’s voor de certificering van digitale archieven. Dit EuropeseFramework for Audit and Certification of digital Repositories biedt drieevaluatieniveaus van oplopende betrouwbaarheid.

Memorandum of Understanding to create a European Framework forAudit and Certification of Digital Repositories http://www.trusteddi-gitalrepository.eu/Site/Trusted%20Digital%20Repository.html

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b630

HE T DATA SEAL OF APPROVAL I V B 6 3 0 – 2 5

Page 146: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Basic Certification wordt toegewezen aan archieven die het DSA behalen.

Extended Certification wordt toegewezen aan archieven met basic certificationdie daarnaast een gestructureerde, extern geëvalueerde en publiekelijktoegankelijke zelfevaluatie gedaan hebben op basis van ISO16363 ofDIN31644.

Formal Certification wordt toegewezen aan archieven die naast de basiccertification, via een volledige externe audit, certificering verwerven opbasis van ISO16363 of DIN31644.

De focus van het DSA richt zich op kleinere organisaties binnen hetwetenschappelijke data domein. De twee meer formele standaarden DINen ISO zijn veeleisender, maar geven ook meer garanties met betrekkingtot betrouwbaarheid.

Samenwerking met het World Data System (WDS)In 2013 heeft een aantal financiers (de Europese Commissie, deAmerikaanse National Science Foundation en de Australische overheid)de oprichting van de internationale Research Data Alliance (RDA)gestimuleerd.

De RDA ‘builds the social and technical bridges that enable open sharing ofdata. The RDA vision is researchers and innovators openly sharing data acrosstechnologies, disciplines, and countries to address the grand challenges of society.’https://rd-alliance.org/about.html

Het werk binnen de RDA wordt verricht door werkgroepen enzogenaamde ‘interest groups’. Onlangs is de werkgroep ‘RepositoryAudit and Certification: DSA–WDS Partnership’ van start gegaan. In dezewerkgroep werkt de DSA board samen met de wetenschappelijke

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 6 3 0 – 2 6 HET DATA SEA L OF APPROVAL

Page 147: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

commissie van ICSU/WDS. Het World Data System (WDS) is een orgaanvan de International Council for Science (ICSU), waarvan data-archievenlid kunnen worden. Het WDS verplicht een aantal ledencategorieën omeen accreditatietraject te doorlopen. Deze accreditatie vertoont veelovereenkomsten met DSA. Daarom is besloten in deze werkgroep demogelijkheden voor samenwerking te verkennen. Dat zou in de toekomstkunnen leiden tot meer efficiëntie en meer certificeringen. De ervaringvan DSA ligt vooral binnen de sociale en geesteswetenschappen, die vanhet WDS vooral bij de aard- en ruimtewetenschappen.

Het World Data System (WDS) is een orgaan van de InternationalCouncil for Science (ICSU): https://www.icsu-wds.org/organization/intro-to-wds

RDA working groep die zich richt op Repository Audit and Certifica-tion: https://rd-alliance.org/group/repository-audit-and-certifica-tion-ig-dsa%E2%80%93wds-partnership-wg.html

DSA business modelHet gaat goed met DSA. De DSA-gemeenschap groeit en bloeit. Anno 2014zijn er inmiddels meer dan 31 Seals uitgereikt en bijna 30 digitalearchieven zijn momenteel bezig met een DSA-zelfevaluatie.

De meerwaarde van het DSA-traject wordt niet alleen door individuelebewaarplaatsen erkend. We zien dat ook binnen de Europese onderzoe-kinfrastructuren het belang van het kweken van vertrouwen in deaangeboden diensten steeds meer wordt onderkend. Onderzoeksinfras-tructuren als CESSDA, CLARIN en ook DARIAH kijken in dit kader naarde DSA-richtlijnen. CLARIN heeft DSA-certificering al voor al zijn centraverplicht gesteld. CESSDA is bezig om de DSA-richtlijnen in de eigen

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b630

HE T DATA SEAL OF APPROVAL I V B 6 3 0 – 2 7

Page 148: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

infrastructuur in te passen, en ook DARIAH overweegt volgens derichtlijnen te gaan werken. In het projectvoorstel voor het vervolg vanhet Europese EUDAT-project, zal DSA eveneens een aanzienlijke rolgaan spelen.

Consortium of European Social Science Data Archives (CESSDA):http://www.cessda.net/

Common Language Resources and Technology Infrastructure (CLA-RIN): http://clarin.eu/

Digital Research Infrastructure for the Arts and Humanities (DARI-AH): http://www.dariah.eu/

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

I V B 6 3 0 – 2 8 HET DATA SEA L OF APPROVAL

Page 149: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

European Data Infrastructure (EUDAT): http://eudat.eu/

Het succes van DSA levert tegelijkertijd de uitdaging om de DSA-organisatie in de komende jaren nog verder te professionaliseren, zodatde DSA-gemeenschap ook in de toekomst kan blijven groeien.

Note

1 http://ands.org.au/guides/what-is-research-data.html

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 iv_b/b630

HE T DATA SEAL OF APPROVAL I V B 6 3 0 – 2 9

Page 150: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties
Page 151: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Inhoud

Band 1

100 Woord vooraf200 Inhoud300 Over de redactie400 Over de auteurs500 Register

Deel I Informatiewetenschap

I 100 InleidingI 200 Informatiewetenschap en informatiemaatschappijI 300 Retrievaltechniek; technologieën voor het terugvinden van

tekstuele informatieI 400 Bewaren in het licht van historische communicatieculturenI 500 Informatiewetenschap en de documentaire informatieketenI 510 De bibliotheekbezoeker in beeldI 520 Elektronische tijdschriftenI 525 E-journal lifecycle managementI 530 Een Steen van Rosetta voor het geautomatiseerd herkennen

van digitaal beeldmateriaalI 540 E-publishing voor wetenschappers: digitaal vastleggen,

publiceren en distribueren van onderzoeksinformatieI 550 KennismanagementI 555 Documenten onder controleI 560 Informatievaardigheden op de werkplekI 561 Informatie(zoek)gedragI 562 Mediawijsheid in NederlandI 565 Websiteanalyse

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

INHOUD ( 5 ) 2 0 0 – 1

Page 152: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

I 700 Bibliometrische methoden bij evaluatie en observatie vanwetenschappelijke ontwikkelingen

I 800 Informatie-economieI 900 Informatiebeveiliging

Band 2

Deel II Bedrijfsvoering

II 200 Inleiding financieel beleidII 205 AdministratieII 210 De begrotingII 211 Smart budgetteren anno 2014II 215 Interne sturing en managementinformatie*II 220 Het jaarverslagII 225 BenchmarkingII 230 Het vaststellen van de ROI voor informatie- en kennis-

dienstverleningII 235 Van cijfers naar verhalenII 240 LiquiditeitII 290 Rekeningschema openbare bibliotheken*II 300 Personeelsmanagement in openbare bibliothekenII 330 Personele ontwikkelingen in de Openbare BibliotheekII 335 Arbeidsomstandigheden in bibliotheken; de Arbocatalogus

Openbare BibliothekenII 340 Functiebeschrijving en functiewaarderingII 350 De veranderende beroepspraktijk in de Openbare

Bibliotheek: balans functie-innovatieII 360 Opleidingen op het terrein van informatievoorzieningII 365 Mbo-opleiding Medewerker informatiedienstverleningII 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in

de informatiedienstverleningII 370 Kerncompetenties voor de informatieprofessionalII 500 Marketing van gemeentelijke archiefdienstenII 610 Kwaliteitszorg in openbare bibliothekenII 615 Certificering van openbare bibliothekenII 620 Evaluatief onderzoek in bibliothekenII 630 ‘Missing links’

* Nog niet opgenomen.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

2 0 0 – 2 I NHOUD ( 5 )

Page 153: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

II 640 Meten en verbeteren van kwaliteit in dienstverleningII 645 Kijk vooruit met predictieve analysisII 650 Prestatie-indicatorenII 651 Prestatie-indicatoren van bibliothekenII 660 Governance en informatievoorzieningII 700 Kwaliteitsverbetering van de informatiehuishoudingII 710 Veranderingen doorvoerenII 715 Het geheim van veranderenII 720 Kwaliteitszorg in veranderkundig perspectiefII 730 Cultureel ondernemerschap: kijken met andere ogenII 735 Co-creatie van organisaties met consumentenII 740 Outsourcing: afstemmen en samenwerking

Deel III Wet- en regelgeving

III 100 Auteursrecht, naburige rechten en databankrechtenIII 110 Bescherming van technische voorzieningen en informatie

voor rechtenbeheerIII 120 Webarchivering en auteursrechtIII 130 Juridische aspecten van de digitale bibliotheekIII 140 Open AccessIII 200 Leenrecht openbare bibliothekenIII 400 ArchiefrechtIII 500 Wet openbaarheid van bestuurIII 600 Bescherming van persoonsgegevensIII 700 Europese harmonisatie van auteursrecht en naburige

rechten – gevolgen voor de bibliotheekpraktijkIII 750 Europees aanbestedingsrecht voor bibliotheken en archievenIII 760 Internationaal en Europees bibliotheekbeleid

Band 3

Deel IV Bibliotheken en archieven

A Ontwikkeling van bibliotheken, documentatie-instellingen en archievenIV A 100 Het bibliotheekwezenIV A 105 Zes jaar vernieuwing van openbare bibliotheken. Wat ging

eraan vooraf, wat leverde het op?IV A 110 Deorganisatie vandewetenschappelijke informatievoorziening

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

INHOUD ( 5 ) 2 0 0 – 3

Page 154: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

IV A 115 CRIS – Current Research Information SystemsIV A 120 De branche van openbare bibliotheken: organisatie en trendsIV A 130 De bibliotheek van de toekomst: transformatieve innovatie in

NieuwegeinIV A 140 Bibliotheken en makersplaatsenIV A 200 Het archiefwezen in NederlandIV A 210 Archivering als basis voor verantwoordingIV A 300 Internationale Samenwerking van BibliothekenIV A 500 Van archiefbeheer tot taakinformatieIV A 600 De digitale bibliotheek. Op schoot bij de eindgebruiker

B Informatietechnologie en automatiseringIV B 210 Digitaliseren van documenten: op weg naar DIS en WorkflowIV B 230 Elektronische tekstarchievenIV B 240 Naar een betere automatisering van openbare bibliothekenIV B 250 RFID voor bibliotheken en archievenIV B 310 Kennismanagement bij de overheidIV B 410 Digitale archivering: duurzaam bewaren en op lange termijn

beschikbaar stellen van elektronische publicaties en documen-ten

IV B 420 Digitale archivering binnen bedrijvenIV B 430 Organisatie van duurzame digitale opslagIV B 440 Archivering van websitesIV B 445 Duurzame vastlegging van toegang tot webpagina’sIV B 446 Persistente IdentifiersIV B 450 Remano 2004: een positiebepalingIV B 460 Archivering in een digitale wereldIV B 465 Een contentplan als basis van een digitale bibliotheekIV B 470 Open toegang tot onderzoeksresultaten en onderwijs-

materiaal in NederlandIV B 500 De handtekening: van geschreven naar elektronischIV B 520 WorkflowIV B 530 Printing on demandIV B 540 Digitale geheugensIV B 550 Code voor InformatiebeveiligingIV B 560 Certificatie van informatiebeveiligingIV B 570 Zonder ‘grondwerk’ geen snelwegIV B 580 Verticale internetportals voor professioneleinformatie:

contouren van een nieuwe partij in de informatieketen

2 0 0 – 4 I NHOUD ( 5 )

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

Page 155: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Band 4

IV B 590 WebportalenIV B 600 Alternatieve authenticatietechniekenIV B 610 Really Simple Syndication?IV B 620 Standaarden voor gegevensuitwisselingIV B 630 Data Seal of ApprovalIV B 640 De digitale bibliothecarisIV B 650 De bouwstenen van de digitale bibliotheekIV B 660 De waardebepaling van een digitale bibliotheekIV B 670 De impact van web 2.0 op bibliothekenIV B 680 Archiefinformatie als Linked data op het Sematisch WebIV B 690 HetOAISmodel, een leidraad voorduurzame toegankelijkheidIV B 691 ED3 - Eisen duurzaam digitaal depotIV B 692 Het behoud van digitaal erfgoed: het Unesco Charter en

ontwikkelingen in NederlandIV B 695 Metadatauitwisseling met OAI-PMH

C Bibliotheekbouw, archiefvorming en -inrichtingIV C 100 Strategische keuzen bij een bibliotheekinterieurIV C 200 Opzet en inrichting van een bibliotheekinterieurIV C 300 ArchiefbouwIV C 400 Openbare bibliotheken in Nederland

D CollectiemanagementIV D 100 Collectiemanagement in bibliothekenIV D 110 Collectievorming in ontwikkeling bij openbare bibliothekenIV D 200 Collectieprofielen in bibliothekenIV D 210 Het audiovisuele archief als digitaal curatorIV D 220 Preservering van digitale AV-collecties volgens de OAIS

standaard.IV D 300 Cartografie en ruimtelijke dataIV D 400 Een nieuwe tak van sport voor bibliothecarissen: LicensingIV D 500 GIS en duurzaamheidIV D 600 E-books: op de drempel van de doorbraakIV D 800 ArchiefmanagementIV D 810 Bewaarplicht

I NHOUD ( 5 ) 2 0 0 – 5

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

Page 156: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

E CollectiebeheerIV E 200 De conservering en restauratie van archief- en bibliotheek-

materiaalIV E 300 Digitalisering van fotomateriaalIV E 400 Digitalisering van erfgoedcollecties

Band 5

F OntsluitingIV F 100 Ontsluiting van documentenIV F 101 Metadataverwerking in internationaal perspectief. Van Regels

voor de Titelbeschrijving naar Resource Description andAccess (RDA)

IV F 110 De nieuwe toegang tot audiovisuele contentIV F 150 Encoded Archival Description voor de digitale toegang tot

bibliotheekcollectiesIV F 200 Z39.50: Zoeken in catalogi en databases op het internetIV F 300 Over het bouwen van taxonomieënIV F 310 Het onderhouden van taxonomieënIV F 320 Linked dataIV F 400 CrowdsourcingIV F 410 Case: Middelburg DronkIV F 500 Digitale hulpmiddelen voor persoonlijk literatuurbeheerIV F 550 Inhoudelijk toegankelijk maken van informatiecollecties in

een digitale omgeving: opgenomen als dossier in deel VIIV F 560 De toegankelijkheid van de digitale bibliotheekIV F 580 Bibliotheken en websitesIV F 600 Bibliotheek.nlIV F 650 Tagging en folksomoniesIV F 660 De informatie die je zoektIV F 670 Zicht op de veelheid aan bronnen op internetIV F 700 Een traject voor het selecteren van zoekmachinesoftwareIV F 800 De actualiteit van 19e-eeuwse classificatietheorieIV F 900 Automatisch classificeren

2 0 0 – 6 I NHOUD ( 5 )

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

Page 157: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

G DienstverleningIV G 100 Informatieverstrekking in universitaire bibliothekenIV G 200 Klanttevredenheidsonderzoek door archieven, bibliotheken

en museaIV G 300 Toegevoegde waarde creëren en metenIV G 400 De businesscase van ING’s Kennis- & Informatiecentrum

(KIC): een poging tot offensieve strategie om reorganisatieste overleven

IV G 500 Digitaal lenen van muziekIV G 600 DOK, the Library Concept CenterIV G 700 Gaming in de bibliotheekIV G 800 Workshops, een must voor de informatieprofessionalsIV G 900 Digitale beschikbaarheid van juridische informatie

Deel VI Dossiers

Begrip in documentmanagementDigitale duurzaamheid

Band 6

Intranetwijzer voor bibliotheek en archiefContractenbeheerZoeken in geautomatiseerde informatiesystemenKwaliteitsmanagement in de documentaire informatieVan rups tot vlinderDe nieuwe openbare bibliotheekInformatie in BedrijfInhoudelijk toegankelijk maken van informatiecollecties ineen digitale omgeving

I NHOUD ( 5 ) 2 0 0 – 7

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

Page 158: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties
Page 159: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Inhoud

Band 1

100 Woord vooraf200 Inhoud300 Over de redactie400 Over de auteurs500 Register

Deel I Informatiewetenschap

I 100 InleidingI 200 Informatiewetenschap en informatiemaatschappijI 300 Retrievaltechniek; technologieën voor het terugvinden van

tekstuele informatieI 400 Bewaren in het licht van historische communicatieculturenI 500 Informatiewetenschap en de documentaire informatieketenI 510 De bibliotheekbezoeker in beeldI 520 Elektronische tijdschriftenI 525 E-journal lifecycle managementI 530 Een Steen van Rosetta voor het geautomatiseerd herkennen

van digitaal beeldmateriaalI 540 E-publishing voor wetenschappers: digitaal vastleggen,

publiceren en distribueren van onderzoeksinformatieI 550 KennismanagementI 555 Documenten onder controleI 560 Informatievaardigheden op de werkplekI 561 Informatie(zoek)gedragI 562 Mediawijsheid in NederlandI 565 Websiteanalyse

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

INHOUD ( 6 ) 2 0 0 – 1

Page 160: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

I 700 Bibliometrische methoden bij evaluatie en observatie vanwetenschappelijke ontwikkelingen

I 800 Informatie-economieI 900 Informatiebeveiliging

Band 2

Deel II Bedrijfsvoering

II 200 Inleiding financieel beleidII 205 AdministratieII 210 De begrotingII 211 Smart budgetteren anno 2014II 215 Interne sturing en managementinformatie*II 220 Het jaarverslagII 225 BenchmarkingII 230 Het vaststellen van de ROI voor informatie- en kennis-

dienstverleningII 235 Van cijfers naar verhalenII 240 LiquiditeitII 290 Rekeningschema openbare bibliotheken*II 300 Personeelsmanagement in openbare bibliothekenII 330 Personele ontwikkelingen in de Openbare BibliotheekII 335 Arbeidsomstandigheden in bibliotheken; de Arbocatalogus

Openbare BibliothekenII 340 Functiebeschrijving en functiewaarderingII 350 De veranderende beroepspraktijk in de Openbare

Bibliotheek: balans functie-innovatieII 360 Opleidingen op het terrein van informatievoorzieningII 365 Mbo-opleiding Medewerker informatiedienstverleningII 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in

de informatiedienstverleningII 370 Kerncompetenties voor de informatieprofessionalII 500 Marketing van gemeentelijke archiefdienstenII 610 Kwaliteitszorg in openbare bibliothekenII 615 Certificering van openbare bibliothekenII 620 Evaluatief onderzoek in bibliothekenII 630 ‘Missing links’

* Nog niet opgenomen.

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

2 0 0 – 2 I NHOUD ( 6 )

Page 161: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

II 640 Meten en verbeteren van kwaliteit in dienstverleningII 645 Kijk vooruit met predictieve analysisII 650 Prestatie-indicatorenII 651 Prestatie-indicatoren van bibliothekenII 660 Governance en informatievoorzieningII 700 Kwaliteitsverbetering van de informatiehuishoudingII 710 Veranderingen doorvoerenII 715 Het geheim van veranderenII 720 Kwaliteitszorg in veranderkundig perspectiefII 730 Cultureel ondernemerschap: kijken met andere ogenII 735 Co-creatie van organisaties met consumentenII 740 Outsourcing: afstemmen en samenwerking

Deel III Wet- en regelgeving

III 100 Auteursrecht, naburige rechten en databankrechtenIII 110 Bescherming van technische voorzieningen en informatie

voor rechtenbeheerIII 120 Webarchivering en auteursrechtIII 130 Juridische aspecten van de digitale bibliotheekIII 140 Open AccessIII 200 Leenrecht openbare bibliothekenIII 400 ArchiefrechtIII 500 Wet openbaarheid van bestuurIII 600 Bescherming van persoonsgegevensIII 700 Europese harmonisatie van auteursrecht en naburige

rechten – gevolgen voor de bibliotheekpraktijkIII 750 Europees aanbestedingsrecht voor bibliotheken en archievenIII 760 Internationaal en Europees bibliotheekbeleid

Band 3

Deel IV Bibliotheken en archieven

A Ontwikkeling van bibliotheken, documentatie-instellingen en archievenIV A 100 Het bibliotheekwezenIV A 105 Zes jaar vernieuwing van openbare bibliotheken. Wat ging

eraan vooraf, wat leverde het op?IV A 110 Deorganisatie vandewetenschappelijke informatievoorziening

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

INHOUD ( 6 ) 2 0 0 – 3

Page 162: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

IV A 115 CRIS – Current Research Information SystemsIV A 120 De branche van openbare bibliotheken: organisatie en trendsIV A 130 De bibliotheek van de toekomst: transformatieve innovatie in

NieuwegeinIV A 140 Bibliotheken en makersplaatsenIV A 200 Het archiefwezen in NederlandIV A 210 Archivering als basis voor verantwoordingIV A 300 Internationale Samenwerking van BibliothekenIV A 500 Van archiefbeheer tot taakinformatieIV A 600 De digitale bibliotheek. Op schoot bij de eindgebruiker

B Informatietechnologie en automatiseringIV B 210 Digitaliseren van documenten: op weg naar DIS en WorkflowIV B 230 Elektronische tekstarchievenIV B 240 Naar een betere automatisering van openbare bibliothekenIV B 250 RFID voor bibliotheken en archievenIV B 310 Kennismanagement bij de overheidIV B 410 Digitale archivering: duurzaam bewaren en op lange termijn

beschikbaar stellen van elektronische publicaties en documen-ten

IV B 420 Digitale archivering binnen bedrijvenIV B 430 Organisatie van duurzame digitale opslagIV B 440 Archivering van websitesIV B 445 Duurzame vastlegging van toegang tot webpagina’sIV B 446 Persistente IdentifiersIV B 450 Remano 2004: een positiebepalingIV B 460 Archivering in een digitale wereldIV B 465 Een contentplan als basis van een digitale bibliotheekIV B 470 Open toegang tot onderzoeksresultaten en onderwijs-

materiaal in NederlandIV B 500 De handtekening: van geschreven naar elektronischIV B 520 WorkflowIV B 530 Printing on demandIV B 540 Digitale geheugensIV B 550 Code voor InformatiebeveiligingIV B 560 Certificatie van informatiebeveiligingIV B 570 Zonder ‘grondwerk’ geen snelwegIV B 580 Verticale internetportals voor professioneleinformatie:

contouren van een nieuwe partij in de informatieketen

2 0 0 – 4 I NHOUD ( 6 )

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

Page 163: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

Band 4

IV B 590 WebportalenIV B 600 Alternatieve authenticatietechniekenIV B 610 Really Simple Syndication?IV B 620 Standaarden voor gegevensuitwisselingIV B 630 Data Seal of ApprovalIV B 640 De digitale bibliothecarisIV B 650 De bouwstenen van de digitale bibliotheekIV B 660 De waardebepaling van een digitale bibliotheekIV B 670 De impact van web 2.0 op bibliothekenIV B 680 Archiefinformatie als Linked data op het Sematisch WebIV B 690 HetOAISmodel, een leidraad voorduurzame toegankelijkheidIV B 691 ED3 - Eisen duurzaam digitaal depotIV B 692 Het behoud van digitaal erfgoed: het Unesco Charter en

ontwikkelingen in NederlandIV B 695 Metadatauitwisseling met OAI-PMH

C Bibliotheekbouw, archiefvorming en -inrichtingIV C 100 Strategische keuzen bij een bibliotheekinterieurIV C 200 Opzet en inrichting van een bibliotheekinterieurIV C 300 ArchiefbouwIV C 400 Openbare bibliotheken in Nederland

D CollectiemanagementIV D 100 Collectiemanagement in bibliothekenIV D 110 Collectievorming in ontwikkeling bij openbare bibliothekenIV D 200 Collectieprofielen in bibliothekenIV D 210 Het audiovisuele archief als digitaal curatorIV D 220 Preservering van digitale AV-collecties volgens de OAIS

standaard.IV D 300 Cartografie en ruimtelijke dataIV D 400 Een nieuwe tak van sport voor bibliothecarissen: LicensingIV D 500 GIS en duurzaamheidIV D 600 E-books: op de drempel van de doorbraakIV D 800 ArchiefmanagementIV D 810 Bewaarplicht

I NHOUD ( 6 ) 2 0 0 – 5

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

Page 164: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

E CollectiebeheerIV E 200 De conservering en restauratie van archief- en bibliotheek-

materiaalIV E 300 Digitalisering van fotomateriaalIV E 400 Digitalisering van erfgoedcollecties

Band 5

F OntsluitingIV F 100 Ontsluiting van documentenIV F 101 Metadataverwerking in internationaal perspectief. Van Regels

voor de Titelbeschrijving naar Resource Description andAccess (RDA)

IV F 110 De nieuwe toegang tot audiovisuele contentIV F 150 Encoded Archival Description voor de digitale toegang tot

bibliotheekcollectiesIV F 200 Z39.50: Zoeken in catalogi en databases op het internetIV F 300 Over het bouwen van taxonomieënIV F 310 Het onderhouden van taxonomieënIV F 320 Linked dataIV F 400 CrowdsourcingIV F 410 Case: Middelburg DronkIV F 500 Digitale hulpmiddelen voor persoonlijk literatuurbeheerIV F 550 Inhoudelijk toegankelijk maken van informatiecollecties in

een digitale omgeving: opgenomen als dossier in deel VIIV F 560 De toegankelijkheid van de digitale bibliotheekIV F 580 Bibliotheken en websitesIV F 600 Bibliotheek.nlIV F 650 Tagging en folksomoniesIV F 660 De informatie die je zoektIV F 670 Zicht op de veelheid aan bronnen op internetIV F 700 Een traject voor het selecteren van zoekmachinesoftwareIV F 800 De actualiteit van 19e-eeuwse classificatietheorieIV F 900 Automatisch classificeren

2 0 0 – 6 I NHOUD ( 6 )

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014

Page 165: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties

G DienstverleningIV G 100 Informatieverstrekking in universitaire bibliothekenIV G 200 Klanttevredenheidsonderzoek door archieven, bibliotheken

en museaIV G 300 Toegevoegde waarde creëren en metenIV G 400 De businesscase van ING’s Kennis- & Informatiecentrum

(KIC): een poging tot offensieve strategie om reorganisatieste overleven

IV G 500 Digitaal lenen van muziekIV G 600 DOK, the Library Concept CenterIV G 700 Gaming in de bibliotheekIV G 800 Workshops, een must voor de informatieprofessionalsIV G 900 Digitale beschikbaarheid van juridische informatie

Deel VI Dossiers

Begrip in documentmanagementDigitale duurzaamheid

Band 6

Intranetwijzer voor bibliotheek en archiefContractenbeheerZoeken in geautomatiseerde informatiesystemenKwaliteitsmanagement in de documentaire informatieVan rups tot vlinderDe nieuwe openbare bibliotheekInformatie in BedrijfInhoudelijk toegankelijk maken van informatiecollecties ineen digitale omgeving

I NHOUD ( 6 ) 2 0 0 – 7

69 Informatiewetenschap www.iwabase.nl oktober 2014 inhoud/200

Page 166: Handboek Informatiewetenschap aanvulling 69 Geachte abonnee, · II 366 Beroepsgericht opleiden voor bibliotheken: medewerkers in de informatiedienstverlening II 370 Kerncompetenties