nummer 70 | juli/augustus 2014 | 9e jaargang
Literair internettijdschrift
CIRCUMPLAUDO
CIRCUMPLAUDO 2
CIRCUMPLAUDO
nummer 70
juli/augustus 2014
9e jaargang
-tweemaandelijks verschijnend literair platform-
Ad van der Zwart Marijke Scholten
Eric Peterse Redactie
www.circumplaudo.nl
Webadres
www.facebook.com/Circumplaudo Facebook
[email protected] E-mail
Kopij kan worden ingezonden naar het bovenstaande e-mailadres. Kopij
Ad van der Zwart Vormgeving website
Marijke Scholten Eindredactie
Robert Lerich | Dreamstime Omslagfoto’s
Eric Peterse Vormgeving omslag en binnenwerk
Rob den Boer Beheer facebookpagina
© 2014 Copyright berust bij de betreffende auteurs. Copyright
Deze uitgave is zonder subsidie tot stand gekomen.
CIRCUMPLAUDO 3
Inhoud
Argibald - Cartoons 4, 19, 20, 24 en 42
Rudolf Paul - Piemellengte in Parijs 5
Leo van der Sterren - De groene waterpas 9
Fabian de Sackenay - Gedichten 21
Hilde A.M. Jutte - Het besluit 25
Gurkje van Dam - Gurkje leert koken 36
CIRCUMPLAUDO 4
Argibald
CIRCUMPLAUDO 5
Rudolf Paul
Piemellengte in Parijs
Hier zit ik dan in mijn nieuwe zomerjurk mooi te wezen op
het terras van het befaamde Les Deux Magots. Met mijn rug
tegen de muur, onder de grote spiegels. Met m’n blote benen
in het zonlicht, m’n gezicht in de schaduw. Ze hebben me
hier in m’n eentje achtergelaten bij het beroemdste literaire
café van Parijs. Om mijn beduimelde pocket van Heming-
way, A Moveable Feast, over het Parijs van weleer uit te le-
zen en af en toe naar mensen te kijken, voorbijgangers, Pa-
rijzenaars van nu. En wachten… hopen dat er een charman-
te, intellectuele Fransoos langs loopt, die me opmerkt, op
me af komt en met me in gesprek raakt.
Zou zo maar kunnen. Gebeurde vroeger toch ook toen
Sartre en de Beauvoir en Camus hier stamgasten waren? En
daarvoor, in de jaren twintig: Hemingway, Scott Fitzgerald,
James Joyce en T.S. Eliot. En nog een generatie eerder:
Apollinaire, Rimbaud.
Maar niks daarvan, geen enkele overgebleven existentia-
list, modernist, surrealist. Ze zijn dood, allemaal dood, hun
lichamen vergaan, hun botten en schedels rustend onder de
CIRCUMPLAUDO 6
pompeuze grafstenen van het Cimetière du Père-Lachaise,
waar de meiden naar toe zijn onder begeleiding van de Bel-
gin. De jongens zijn op weg, onder aanvoering van Lange
Hans en Herr Hermann, naar de graftombe van Napoleon,
de andere kant op.
Ach ja, Napoleon… Eens de machtigste man van Europa.
Maar die heeft hier als achttienjarige verlegen jongen ook
nog rondgehangen, die heeft zich ergens hier in de buurt
door een lelijk hoertje laten ontmaagden. Nee, Napoleon, de
kleine keizer, dat was niks voor de dames, hadden ze be-
weerd. Dat manneke van 1,63 meter met z’n petieterige ie-
niemieniepiemie van slechts 3,8 cm – Bertus had het ge-
checkt op internet – nog net een ietsiepietsje groter dan het
plassertje van ons Manneke Pis te Brussel, snoof de Belgin,
maar het scheelde niet veel. Maar met zijn mieniepikkie
heeft Napoleon toch maar eventjes een tijdje de onverzadig-
bare Keizerin Marie-Louise blij kunnen maken; die lustte er
wel pap van, dat achttienjarige, breedheupige, grote, rond-
borstige, zeer begaafde meisje uit Oostenrijk – acht talen
sprak ze, en ze speelde piano.
Maar nee, geen bezoekje aan het graf van Napoleon de
geweldenaar voor de meiden uit Amsterdam en de Belgin uit
Brussel. Ze verkozen het om de graven van Chopin, Molière
en Proust te aanschouwen, dode beroemdheden gelegen op
het Cimetière du Père-Lachaise onder protserige grafstenen.
En ook griezelige tombes: die enge vent die bezig was uit
zijn graf te klimmen, die wilden ze beslist zien. Ook hiervan
een foto op de laptop van Bertus. Maar bovenal wilden de
dames de laatste rustplaats bezoeken van ene Victor Noir –
die trouwens maar weinig met rust gelaten werd. Duizenden
CIRCUMPLAUDO 7
hitsige vrouwen beklommen zijn mansgrote beeltenis van
brons en wreven zich klaar over zijn fikse, glanzende broek-
bobbel. Het was een vrouwengeheim – nou ja, zo geheim
was het eigenlijk niet: het was algemeen bekend dat als je
als vrouw een uitbundig seksleven ambieerde, je maar het
beste in de legende kon geloven en aan het ritueel kon mee-
doen. Victor Noir, de jongeman die daar languit lag in brons
en steeds al die vrouwen over zich heen kreeg – May West
zou beslist tegen hem hebben gezegd als ze hem tegenkwam
toen hij nog leefde: Young man, is that a pistol you’re car-
rying in your pocket, or are you just very glad to see me?
Die Victor Noir was een journalist geweest, slechts een-en-
twintig jaar, doodgeschoten door een neef van Napoleon.
Trouwens, nu ik het toch met mezelf over de afmetingen
des piemels heb, bedenk ik me dat hier, ja juist hier, in dit
befaamde restaurant, Les Deux Magots, Scott Fitzgerald
eens aan Hemingway vroeg – ik haal even mijn beduimelde
pocket A Moveable Feast erbij die ik gisteren bij zo’n stalle-
tje langs de Seine heb gekocht, ik blader erin… ja hier heb je
het… het hoofdstukje A Matter of Measurements… Scott
Fitzgerald beklaagt zich bij Hemingway: ‘Zelda said that the
way I was built I could never make any woman happy…
She said it was a matter of measurements.’ Hemingway
nodigt Scott even mee te komen naar het herentoilet om
gezamenlijk het tussenbeens gevalletje van Scott te bekijken
en te beoordelen. Hij verklaart: ‘You’re perfectly fine…
There’s nothing wrong with you. Go over to the Louvre and
look at the people in the statues and then go home and look
at yourself in the mirror in profile.’ Scott stribbelt nog wat
tegen maar Hemingway troont hem mee naar de Louvre. ‘It
CIRCUMPLAUDO 8
is not basically a question of the size in repose,’ legt Hem-
ingway uit. ‘It is the size that it becomes. It is also a question
of angle.’ En verder schrijft Hemingway: ‘I explained to him
about using a pillow and a few other things that might be
useful for him to know.’
Ik kijk op van mijn lectuur. Using a pillow… a question of
angle… hmmm. Waar heb ik toch eerder over dergelijke za-
ken gelezen? Ach ja, natuurlijk. Bij onze Jan Wolkers. In dat
naargeestige verhaal De Verschrikkelijke Sneeuwman,
waarin een meisje op een zolderkamer op bed zit, haar
vriendje met een in verbandgaas gewikkeld hoofd geklemd
tussen haar blote dijen, ze zegt: doe maar een kussen onder
je knieën, dan kom je er beter voor.
Kom, ik stap maar eens op. Zal ik naar het Louvre lopen
aan de andere kant van de rivier? Net als Hemingway en
Scott Fitzgerald naar mannenpikkies gaan kijken, allemaal
in repose. Het is toch wat!
CIRCUMPLAUDO 9
Leo van der Sterren
De groene waterpas
Mensen die zeggen alles aan het toeval over te laten, hoeven
niet op mijn sympathie of achting te rekenen. Reinheid, rust
en regelmaat, dat zijn de instrumenten die in slagorde opge-
steld dienen te staan om existenties in goede banen te lei-
den. Die middelen verlenen de mens structuur en houvast.
Regulering houdt het leven draaiende. Zonder dat loopt al-
les vast. Contingentie verstoort en vertraagt. Iemand die zijn
lot in de koude handen van de serendipiteit legt, kan eigen-
lijk net zo goed meteen afzwaaien. Nee, het is het maar goed
dat onze tijd op aarde van de wieg tot het graf geregeld is,
als afspiegeling, op een lager niveau, van de goddelijke
voorbeschikking. Want God helpt de mensen. Hij draagt een
niet onaanzienlijk steentje bij aan een gesmeerde voortgang
van het wereldgebeuren, onze goeie ouwe God.
Zo stuurde een kunstzinnige kennis waar ik via de digitale
post mee correspondeerde, mij ooit een portretfoto toe. Ik
heb de foto geprint en die prijkt nu op het dressoir tussen de
groene waterpas en de salamander met de fez op zijn hoofd.
CIRCUMPLAUDO 10
Op de voorgrond staat de kunstzinnige kennis terwijl daar-
achter links een schildersezel prijkt en rechts een tafel met
daarop papier, een inktstel en een kroontjespen. Die foto
doet mij aan een zeventiende-eeuws schilderij denken. De
compositie moet bewust zo zijn gedaan. In het midden het
gezicht van mijn kennis, links de schildersezel als symbool
van zijn bemoeienis met de beeldende kunst en rechts het
schrijfgerei als embleem van zijn hoedanigheid als dichter
en auteur. Waarom de dingen onduidelijk laten, als dat niet
hoeft? ‘En neem me niet kwalijk maar u bent soms toch heel
erg hermetisch. En waarom? Waarvoor is dat nodig?’ Dat
vroeg ik de dichter met het arabesk gemotiveerde sjaaltje
om zijn hals. En hij ontkende glashard dat hij het hermetis-
me huldigde. Zonder enig blikken of blozen.
O ja, ik houd zeer veel van het maniertje van de elegante
vrouw met het hondje. Als alle mensen moet ik door de
week gewoon werken, maar op zaterdag en zondag vormt de
elegante vrouw met het hondje een vast bestanddeel van
mijn leven. Ik zie haar net voor het middaguur in de richting
van het centrum van de stad schrijden. En aan het einde van
de middag, zo tegen zessen, begeeft zij zich in omgekeerde
richting – naar huis, neem ik aan. Het hondje loopt voorop
maar heeft niet de leiding. Nee, de elegante vrouw heeft de
touwtjes strak in handen, dat zie je zo. Ook als ik verlofda-
gen heb, is er de confrontatie met de elegante vrouw met het
hondje. Zelfs als ik in de ziektewet zit, sleep ik me tweemaal
per dag uit bed om van achter de als geaquarelleerde gera-
niums de vrouw met het hondje gade te slaan. En deze han-
deling heeft niets met een dwangneurose te maken. Dit is
CIRCUMPLAUDO 11
gewoon een daad die getuigt van diep respect voor individu-
en die zich niets aan het toeval gelegen laten liggen, zoals de
elegante vrouw met het hondje dat ook niet doet door elke
dag op exact hetzelfde tijdstip exact dezelfde handelingen te
verrichten.
Dit soort mensen heb ik lief.
Maar dan die andere categorie, zij die het contingente vere-
ren als ware het een goddelijke instantie.
‘De toevallige ontmoeting van een naaimachine en een pa-
raplu op een operatietafel.’ O, wat haat ik deze volzin. Mij
gruwen die vieze surrealisten met hun violette sneeuw en
genummerde hartstochten! Ik verafschuw bohémiens, anar-
chisten en nihilisten. Sujetten die met alle winden meewaai-
en. Die lieden doen hun hele leven niets anders dan de boel
ontwrichten en de dingen uit hun lood wippen. Ik heb daar
zo de schurft aan, dat wil je niet weten.
Dat vermaledijde woord ‘contingentie’ komt uit de wijsbe-
geerte. Het begrip duidt het tegengestelde aan van noodza-
kelijkheid. Contingent zijn die entiteiten die niet noodzake-
lijk bestaan en die kwaliteiten die niet noodzakelijk inherent
zijn aan de entiteit die ze kwalificeren. De bewering ‘Alle
volwassenen zijn ouder dan achttien jaar’ is noodzakelijk
waar, maar ‘alle paarden zijn bruin’ niet, omdat de bruin-
heid van paarden op toeval berust; paarden kunnen immers
ook zwart en wit en grijs zijn. De scholastische denker Tho-
mas van Aquino stelde dat er aan elk objectief ervaarbaar
CIRCUMPLAUDO 12
ding een element van toevalligheid kleeft, iets dat evengoed
anders had kunnen zijn. Ieder ding heeft eigenschappen die
er toevallig aan toekomen – er aan toevallen. Deze redene-
ring druist wel in tegen de opvatting dat in de goddelijke
orde alles is voorbeschikt en er dus geen sprake kan zijn van
toeval. Het door de goddelijke voorzienigheid geconditio-
neerde leven zou moeten zijn als een roman waarin alles wat
gebeurt en alles wat beschreven wordt, doelgericht is; waar-
in bij wijze van spreken geen mus van het dak valt, zonder
dat het een gevolg heeft. Toch?
In hun beladen baldadigheid aanbaden de dadaïsten het
toeval. Net als de surrealisten verkeren de dadaïsten niet
binnen de kring waarin zich mijn vrienden bevinden. Net als
de surrealisten vind ik de dadaïsten maar vieze, niet deu-
gende lieden die een gat in de dag slapen en God verachten
door hem als een hangbuikzwijntje of een tiran met een rode
kop en worstvingers af te beelden, of als een arrogante tur-
ner die heel stuntelig van het paard kukelt en zijn pols
breekt. Iedereen schiet in de lach, totdat men de ernst van
de situatie inziet. De turner staat namelijk keihard te jan-
ken.
De filosofen en schrijvers die later onder het begrip ‘existen-
tialisme’ geschaard zouden worden, opperden dat ons be-
staan uitsluitend op contingentie berust. Dat wij, mensen,
hier op aarde mogen vertoeven, wordt door het toeval be-
paald. Het toeval gedoogt ons als het ware en doet intussen
zijn strooiende of verstrooiende werk. De existentialisten
kwalificeerden de wereld als absurd en het bestaan als rela-
CIRCUMPLAUDO 13
tief zinloos. De mens moet zijn bestaan zelf zinvol maken, zo
luidde de opdracht waarmee deze filosofen en schrijvers de
mensheid het bos in zonden.
Zo heb ik eens een man gekend die alle gevallen van ver-
band die hij aan het toeval kon toeschrijven, noteerde. Hij
had talloze schriften vol gekalligrafeerd met beschrijvingen
van coïncidenties. Hij liet me eens een passage uit een van
zijn notitieboeken lezen die als titel ‘Het geval van Ulysses’
droeg. In die tekst beschreef hij hoe hij op zekere dag ont-
waakte en hem meteen de naam ‘Ulysses’ binnenviel. Hij
had geen flauw idee waarom hij uitgerekend aan die naam
moest denken. Het gelijknamige boek van James Joyce had
hij vele jaren geleden gelezen, maar speelde voor zover hij
kon nagaan geen prominente rol in zijn bewustzijn. Maar op
diezelfde dag werd hij voortdurend geconfronteerd met din-
gen die met ‘Ulysses’ te maken hadden. In de twee boekhan-
dels van zijn woonplaats lag het boek in de etalage. Omdat,
zo bleek, het uitgerekend vandaag de zoveelste sterfdag van
James Joyce was. Bij het reisbureau: ‘maak een odyssee’. Bij
een bloemenwinkel: mollige bloemen. En om twaalf uur
precies begonnen de sirenes te loeien want het was de eerste
maandag van de maand. En toen hoorde hij een wild uit-
ziende zwerver met een groene jas en een cap met een groe-
ne klaver die op de hoek van het Dublinplein en de Harp-
straat had postgevat, zingen:
‘Flow on, lovely river, flow gently along
By your waters so sweet sounds the lark's merry song.
On your green banks I wander where first I did join
CIRCUMPLAUDO 14
With you, lovely Molly, the rose of Mooncoin.’
‘Zoveel toevalligheden, je zou er haast iets van gaan denken.’
Met deze volzin had de man die alle gevallen van toeval regi-
streerde, de passage in dit bewuste notitieboek afgesloten,
een volzin die overigens wel vaker bleek te zijn neergedwar-
reld op de bladen van die vreemde schriften.
Niets echter schreide zo ten hemel als de wijze waarop As-
trid Sailliaert het existentiële der dingen onderging. Hoe zij
lijdzaam toestond dat het toeval elke verhaallijn in haar le-
ven verstierde. Astrid Sailliaert liet werkelijk alles aan de
onvoorzienigheid over.
De ironie wilde dat ik Astrid door toedoen van het toeval
leerde kennen. Het was in de stad. De stad was als een ver-
troeteld kind dat altijd zijn zin moest hebben. Ik at een
broodje diepzeevis. Ik sloeg vanuit de Luitstraat rechtsaf de
Henseniusstraat in, zij linksaf vanuit de Henseniusstraat de
Luitstraat in. Allebei namen we de binnenbocht, allebei even
kort. We botsten. We zouden nog vaker botsen. Wat er nog
restte van het broodje diepzeevis belandde op het trottoir.
Zij nam me op alsof ik een geschenk uit een of andere hemel
was. Zij hechtte veel waarde aan de botsing, zou zij mij later
inprenten. En ik uiteindelijk ook, zij het zeer tijdelijk. Met
Astrid Sailliaert omgang hebben, betekende de wereld van
het surrealisme binnenstappen. Dat was natuurlijk niet ver-
standig van mij. Ik had beter moeten weten en op mijn ratio
moeten vertrouwen. Achteraf is het gemakkelijk praten.
Maar Astrid Sailliaert straalde een alles overweldigend cha-
CIRCUMPLAUDO 15
risma uit. Voor Astrid Sailliaert was de serendipiteit een re-
ligie die zij uit volle borst beleed. Zij was volledig ingesteld
op de werking van wind en wonderen.
Op het eerste gezicht gehoorzaamde de stad aan de regels
die de mensen haar hadden opgelegd. En bij tweede be-
schouwing ook. Maar als je, zoals ik, verslaafd was aan de
stad, als je haar lichaam verkende en beminde, als je haar zo
dicht op de huid zat dat je de tochten van haar adem voelde,
merkte je dat er onderhuids iets broeide. Alsof haar maag en
darmen niet goed functioneerden. De stad bestond twee
keer. Wat aan de oppervlakte kwam, beantwoordde aan de
wetten en de normen. Maar in het clair-obscur woei zij met
alle stinkende winden mee. Zij gaf zich aan een ieder die
haar baan kruiste. En als de stroom beknot werd of gekana-
liseerd, dan veranderde ze in een furie. Ga slapen, verwend
nest!
Wanneer je een ontmoeting had gepland met Astrid Sailliae-
rt spande het er altijd om of zij überhaupt op kwam dagen.
Hoewel Astrid zich bewust was van het feit dat iemand op
haar zat te wachten, liet zij dingen die haar programma ver-
stoorden, zonder enige bedenking prevaleren. En de non-
chalance of zelfs blijmoedigheid waarmee ze dat deed, zou
menigeen als beledigend ervaren. Haar vrijblijvendheid
streefde naar het legendarische. Maar dat boeide haar totaal
niet. Zo is Astrid, zei Astrid dan, omdat het komt zoals het
komt. Ik heb vaak vergeefs op haar gewacht. Ik heb haar
vaak vergeefs vervloekt.
CIRCUMPLAUDO 16
Astrid ricocheerde als een ongeleid projectiel door de aldus
almaar uitdijende omgeving. Haar extreme spontaniteit en
impulsiviteit konden danig op de wekker werken. Als kam-
pioen in onbetrouwbaarheid had zij al talloze baantjes ge-
had maar geen enkele werkgever was opgewassen tegen
haar grillige gedrag. In de wereld van de arbeid viel Astrid
onmogelijk te handhaven.
Haar hoofd fier in de wind voer Astrid op het kompas van
het toeval over de oceaan van het leven. Midden in de nacht,
na uren van slempen, kon ze naar huis fietsend een gesprek
aanknopen met de koeien die in de wei stonden te grazen.
De koeien staarden haar dan suffig aan. ‘Saillant, saillant!’
merkte ze wijsgerig op terwijl ze zorgvuldig haar pretoogjes
cultiveerde.
Met mensen zoals Astrid, hoe mooi ze ook oogde en hoe
aardig ze ook mocht zijn, hield je geen amoureuze relatie
vol. Zelfs een vriendschap moest wel stuklopen op haar ab-
solute afhankelijkheid van het toeval. Als twee mensen iets
hebben afgesproken en één van de twee doorkruist die plan-
nen telkens weer, ja, dat werkt niet. Het duurde enige tijd
voordat dat inzicht tot mij door was gedrongen. Astrid werd
namelijk verliefd op mij. Aanvankelijk was ik de koning te
rijk en werd ik ook verliefd op haar, maar gaandeweg besef-
te ik meer en meer dat haar liefde niets met mijn persoon te
maken had, maar met de wijze waarop wij elkaar ontmoet
hadden. Die contingente samenloop van omstandigheden.
Zo vermijdbaar als het was om verliefd op haar te worden,
zo onvermijdbaar was de waanzin die zij verspreidde. O, dat
CIRCUMPLAUDO 17
kitscherige maniërisme. Met haar totale en absolute onder-
worpenheid aan het toeval tergde zij de hemel. Het stoïcis-
me neigde naar een fatalisme dat de menselijke waardigheid
dementeerde. Ik zag in dat het geen zin had om nog langer
in onze relatie te investeren. Toen ik haar zenuwtrekkend de
bons gaf, keek ze me opnieuw aan alsof haar een geschenk
uit de hemel ten deel viel. Ze pakte mijn hoofd vast, kuste
me hard op de mond en maakte rechtsomkeert zonder een
woord te zeggen. Zo beende Astrid Saillaert mijn leven uit.
Ik, droever en wijzer geworden, zag haar nooit meer terug
en zou nooit meer een broodje diepzeevis eten.
Toen de relatie eenmaal aan diggelen lag, werd ik mij be-
wust van het onmogelijk paradoxale van Astrids stijl van
leven. Ik zag nu met terugwerkende kracht dat Astrid niet
zomaar een toevalsfetisjiste was. Iemand die echt alles aan
het toeval overlaat, plant niets. Maar Astrid Sailliaert zocht
het toeval op – wat niet kan. Maar daarmee verleende haar
obsessie haar bestaan toch een zekere structuur – een struc-
tuur die elke echte aanbidder van het toeval niet zou kunnen
tolereren. Dat was de tegenstrijdigheid die in Astrid stak.
Dat was haar tragiek.
Mijn ervaring met Astrid Saillaert heeft me tot het uiterste
gesterkt in mijn opvatting dat aan een levenswandel staal-
harde regels en regelmaten ten grondslag dienen te liggen.
Nog meer dan vroeger ent ik mijn bestaan op vooruitziende
en beraamde routine. De dressoir staat intussen vol met be-
tekenisvolle voorwerpen, parafernalia van de structuur. Een
decanteerfles. Een foto van Astrid, ter lering. En vermaak, ze
CIRCUMPLAUDO 18
blijft mooi. Een sculptuur die een zich oprichtende liniaal
voorstelt. Twee klokken. Sleur, kom hier en gehoorzaam!
Ik mijd de stad met haar woud van goden en haar intriges
en haar arabeske stoelgang. Ik ontwikkel een zintuig om
verschijnselen te detecteren die de orde ondermijnen. Ik
ontloop die verschijnselen. Dadaïsten en surrealisten, vade
retro! Reproduceerbare tijd, dat wordt het doel waar ik voor
ijver. Gelukkig loop ik dan Cato tegen het lijf, ja, ja, min of
meer op dezelfde manier als toen met Astrid, weer door toe-
doen van het toeval. Maar verder verschilt Cato met alles
van, aan en om Astrid. Een godin van de orde, Cato, een
Jeanne d’Arc van de regelmaat, een hogepriesteres van het
Darwiniaanse fundamentalisme die ervoor zorgt dat mensen
die ik niet als mijn vrienden kan hebben, mij niet te dicht op
de huid zitten. We gaan samenwonen in een huis vol klok-
ken en kalenders en vanaf dat moment transformeert mijn
leven tot een soortement van grote, alomvattende werkbe-
spreking, maar ik vind het prima zo. Nog nooit heb ik een
dergelijk degelijk geluk gekend. Bedankt, Cato! Onze
vriendschap in de niet aflatende strijd tegen de verslaving
aan en verheerlijking van het toeval zal nimmer versagen.
CIRCUMPLAUDO 19
Argibald
CIRCUMPLAUDO 20
Argibald
CIRCUMPLAUDO 21
Fabian de Sackenay
Gedichten DE LAATSTE TIJD
Ik denk niet veel meer De laatste tijd Allerhande dingen heb ik gezien En doorstaan Maar nu weet ik echt van niet veel meer En ik denk van weinig nog iets In alle etalages Die ik aanzien moet Zie ik nooit iets dat Ik hebben wil De koetsen waarin veel ik zit zijn Prachtig maar zij weten niet Wie zij zijn en Waar allemaal zij zijn langsgegaan Maar niemand vertelt mij iets En dat maakt mij huilerig Ik denk niet veel meer De laatste tijd
CIRCUMPLAUDO 22
EN SECUUR
De complexe buitenwereld Flatblokken en op de hoeken gespuis Maant veelal tot inkering en niet naar buiten gaan Dat loont Zij zijn alleszins niet te verdrijven vanwaar zij zijn Die brede stoep dat trapportaal Er zijn er slechts weinigen die daar opgewekt passeren Alleen Zij moeten ergens heen en zij moeten ergens langs Meestal heeft een en ander niets tot Gevolg Maar af en toe wordt er iemand heel vreemd neergestoken Dat alles daar in die buitenwereld Op die stations en in de portieken Maakt een mens waakzaam en voortdurend op zijn hoede Klaarwakker Uit alle hoeken waar geen licht is zijn zij niet te verjagen En nooit ga ik langs ze heen ik blijf onder De lantaarns Want ik ben een voorzichtig man die het lot niet tart In de ruimten waar ik wel komen kan zie ik Wonderbaarlijke luchten met zwarte vogels Daar tegenaan gegooid Een vrouw zich voor mij ontkleden In een mij vertrouwde omgeving Heel veilig
CIRCUMPLAUDO 23
EEN DODE ZWARTE
Ik kon haar niet benaderen Zij was zo mooi Doodsangst pakte mij En legde mij neer Twintig meter achter haar Bleef ik lopen door straten En winkelcentra het werd Donker en koud met natte Sneeuw en harde wind En het waaien der schaduwen Deed mij twijfelen of ik haar Nog volgde danwel een ander In een zijstraat Vrijwel verdwaald Stuitte ik op een Dode zwarte hond Onmiddellijk wenste ik mij In vreemdheid te wentelen En het gebeurde Onwetend waar ik mij bevond Begon ik onder haar balkon
Plots luid te zingen over de Vrouwen in mijn leven
Een strijkkwartet was er En nog veel meer was er En ik dirigeerde Staande op Een hond
CIRCUMPLAUDO 24
Argibald
CIRCUMPLAUDO 25
Hilde A.M. Jutte
Het besluit Cynthia woog nu ze 45 jaar was geen gram meer dan toen ze
op haar zeventiende als typiste bij Brautigams Kantoormeu-
bilair was komen werken. Dat was nog onder de oude Brau-
tigam. Inmiddels was zijn zoon hem opgevolgd, die was met
moderne ideeën gekomen, had de fabriek in kantoormeube-
len naar Zuid-Korea verplaatst en z’n kantoorpersoneel naar
cursussen gejaagd. Zo had Cynthia op kunnen klimmen tot
directiesecretaresse. Hard werken, streng diëten en fanatiek
sporten hadden haar lijf strak gehouden, ondanks twee
zwangerschappen. High lights in haar haar zorgden voor de
juiste, dynamische uitstraling en op haar arbeidsethos was
niets aan te merken. Als het werk het nodig maakte om
vroeg te beginnen, dan deed ze dat. Moest ze ’s avonds lan-
ger doorwerken, dan was ook dat geen probleem.
Die 29ste oktober was zij vroeg begonnen, er zou om ne-
gen uur een meeting zijn met twee invloedrijke aandeelhou-
ders in verband met het aangekondigde massaontslag. Mas-
saontslag en meeting vroegen de nodige voorbereidingen,
om half zeven was Cynthia al op kantoor. Weliswaar ging
ook zij haar baan verliezen, maar zij redeneerde dat een ijze-
CIRCUMPLAUDO 26
ren werkdiscipline en kritiekloze toewijding het goed zou-
den doen bij een sollicitatie. Om vijf voor negen werkte ze
haar make-up bij en verruilde ze de orthopedische schoenen
die ze tegenwoordig droeg in verband met knie- en heup-
problemen, voor elegante pumps. Representativiteit voor
alles, was haar motto.
Om negen uur stipt stapte Hommen, één van de aandeel-
houders, uit de lift. De directie zetelde op de bovenste ver-
dieping. Omdat het gebouw maar vier verdiepingen hoog
was, deed dat wat sneu aan, vond Hommen, maar dat hield
hij voor zich. Hij vond de directiesecretaresse aan de tele-
foon. Dat was de andere aandeelhouder, die stond vast in de
file.
Daar kon Hommen niet op wachten, hij had nog meer te
doen vandaag. Ongeduldig klopte hij op de deur van Borro-
meüs Brautigam, de directeur. De secretaresse stond zich
naast hem uit te putten in verontschuldigingen. Ze had van-
af half acht geprobeerd Brautigam te bereiken, ze had ge-
beld, gemaild en ge-sms’t en zelfs had ze Brautigams vrouw
gebeld, maar die had hem de hele nacht niet gehoord of ge-
zien. Misschien had hij ’s nachts doorgewerkt, dat deed hij
wel vaker, zo beweerde de secretaresse. Met de juiste yoga-
en meditatietechnieken had hij zijn behoefte aan slaap tot
een minimum terug weten te brengen. Hommen vroeg zich
af of ze besefte dat ook zij binnenkort haar baan kwijt zou
zijn.
Hij keek geërgerd op zijn horloge, de aandeelhouder. Hij
was iets te zwaar, maar zijn pak camoufleerde dat. “Is tie
soms in slaap gevallen,” bromde hij en roffelde nog maar
CIRCUMPLAUDO 27
eens op de deur. Er kwam geen reactie. De secretaresse
vond het kennelijk tijd voor kordaat optreden, ze opende de
deur en ging naar binnen. Haar snerpende gil deed zeer aan
zijn oren. Hij duwde haar opzij, eigenlijk een beetje te ruw,
en keek naar het bureau van Brautigam. Die zat scheef in
zijn bureaustoel, z’n gebroken ogen staarden langs het com-
puterscherm het oneindige in. Hommen belde 112.
Wat vooraf ging
Borromeüs, zoon van de eigenaar van Brautigams Kantoor-
meubelenfabriek, kwam van school in de tijd dat je niet echt
plannen hoefde te hebben voor je leven. Hij had genoeg ta-
lent om een groot harpist te worden, maar voor klassieke
muziek trok hij z’n neus op. Hij noemde het oubollig gedoe,
burgerlijk gezemel. Borromeüs had het nog even geprobeerd
in een symfonische rockband, maar die muziek was toen net
helemaal uit. De teleurstelling daarover maakte zo’n indruk
op hem dat hij vanaf dat moment nauwgezet alle trends
probeerde te volgen, of het nou om macrobiotiek, kraken of
juichen voor het Nederlands elftal ging. Ook in spirituele
zaken volgde hij elk jaar een nieuwe richting, afhankelijk
van de mode. Bij de demonstraties tegen kruisraketten
stond hij te zwaaien met een rode vlag en toen de muur in
Berlijn viel, stond hij juichend bij de Brandenburger Tor en
was hij ‘altijd al’ anticommunistisch geweest.
Vlak na de val van de muur verklaarde iemand in Ameri-
ka de geschiedenis voor geëindigd omdat de vrije markt ge-
wonnen had en Borromeüs bekende zich tot het marktlibe-
ralisme. Dat was maar net op tijd, een week later stierf plots
zijn vader en erfde hij, als enige zoon, de firma. Borromeüs
CIRCUMPLAUDO 28
was toen 29 jaar en woonde samen met Mathilde, zijn
jeugdliefde. Trouwen was in die tijd niet zo in zwang.
Tijd voor yoga, mantra’s en andere hippe zaken had de kers-
verse zakenman even niet. Een familiebedrijf runnen bleek
hard werken te zijn. Dat had hij zich nooit zo gerealiseerd.
Nu besefte hij dat hij nog veel moest leren. Het eerste jaar
leunde hij zwaar op de oudere, ervaren werknemers zoals
Van Delft, de meester-meubelmaker en Haasnoot, de boek-
houder. Met hun kennis en kunde kon hij de boel draaiende
houden maar het viel hem zo zwaar dat hij in het weekeinde
zijn zorgen probeerde te verdrijven met drank en designer-
drugs, tot verdriet van zijn vriendin.
Op een zaterdagavond werd hij wegens dronkenschap een
kroeg uitgesmeten. Verongelijkt mokkend ging hij naar huis,
plofte op de bank en zapte langs wat televisiekanalen. Ma-
thilde was al naar bed. Bij een praatprogramma legde hij de
afstandsbediening opzij. Een wat pafferige man sprak daar
over moderne bedrijfsvoering. De man had de mond vol van
‘lean and mean’, van ‘outsourcing’ en ‘aandelenemissies’.
Een traan biggelde over de zatte wang van Borromeüs, hij
dacht ‘hij heeft gelijk, het moet allemaal anders’. Nu het
hem duidelijk werd dat hij helemaal fout zat met de be-
drijfsvoering, wrong hij zijn handen van spijt en berouw.
Zijn dronkemanstranen doorweekten zijn overhemd. Hij
wilde zich bekeren, zijn zonden biechten, absolutie ontvan-
gen, maar wist niet waar hij een priester kon vinden die be-
drijfsvoering in zijn pakket had.
De volgende ochtend vond Mathilde hem liggend op de
bank, de tv nog aan, met vlekken op zijn overhemd van op-
CIRCUMPLAUDO 29
gedroogde tranen en zweet. Het was een broeierige nacht
geweest. Ze deed de tv uit en maakte hem voorzichtig wak-
ker.
Borromeüs voelde zich niet erg fris en fruitig. Toch was
hij niet vergeten wat hij die nacht gehoord had van de wat
pafferige man op tv. “Het moet allemaal anders,” zei hij te-
gen Mathilde. Ze keek hem vragend aan. “Geen drank en
drugs meer, om te beginnen,” legde hij uit. Daarna moest hij
overhaast naar de wc. Mathilde was wel blij met z’n voor-
nemen de drank en drugs af te zweren en was die hele zon-
dag heel toegeeflijk en lief voor hem.
In plaats van drank en drugs, zocht hij nu zijn rust in yo-
ga en meditatie. Een gezonde geest in een gezond lichaam,
dat soort werk. Daardoor werd hij snel fitter en zo kreeg hij
tijd om te zoeken naar antwoorden op de vragen waar hij
mee worstelde; zoals daar zijn: Waartoe zijn bedrijven op
aarde? Is winst belangrijk en zo ja, hoe verhoog ik die? Hoe
breid ik het marktaandeel uit? Al zoekende kwam hij op het
spoor van een econoom uit Chicago, een ware hogepriester,
nee een goeroe, misschien wel een maitreya. Zijn woorden
waren als honing en Borromeüs begreep dat het allemaal
ging om vrije concurrentie, de onzichtbare hand van de
markt en andere heilige begrippen. Borromeüs trok zijn
conclusie. Zijn bedrijf moest lean and mean worden, en dy-
namisch.
Zijn eerste stap was het verplaatsen van de fabriek naar
Zuid-Korea. Zijn tweede stap was het omvormen van het
kantoor in een marketingafdeling. Daarvoor werd het per-
soneel naar cursussen gejaagd. Bij de eerste stap werd Van
Delft ontslagen, Mathilde was ontzet en vroeg Borromeüs
CIRCUMPLAUDO 30
waar z’n eerbied voor vakmanschap was gebleven. Bij de
tweede stap werd Haasnoot ontslagen, Cynthia klom op tot
directiesecretaresse, Mathilde verliet Borromeüs. Maar het
bedrijf floreerde, groeide als kool en Brautigams Kantoor-
meubilair ging naar de beurs.
’s Nachts, als Borromeüs z’n ogen sloot, zag hij Van Delft
en Haasnoot voor zich, en de anderen die hij ontslagen had,
hun blikken verwijtend. Hij kreeg een hekel aan slapen, zet-
te meditatietechnieken in om met minder slaap toe te kun-
nen. Hierdoor werd hij nog veel productiever, wat de
winsten weer verder opjoeg. Nu de zaken zo goed gingen,
zocht hij een vrouw die bij zijn nieuwe status paste. Hij vond
Xandra, een gedreven zakenvrouw, dynamisch en doortas-
tend. Het werd een schitterende bruiloft met zelfs een be-
roemde voetballer als gast.
Enkele jaren later, Borromeüs naderde zijn veertigste ver-
jaardag, kreeg hij een urgente kinderwens. Hij zag jonge
vaders op straat lopen met een draagzak-met-baby. Dat wil-
de hij ook. Xandra had geen tijd voor een zwangerschap, dus
huurden ze een draagmoeder in en negen maanden later
werd Fleurtje geboren. Fleurtje werd door een reeks au pairs
en nanny’s opgevoed in de rechte leer van de vrije markt.
Tot grote vreugde en trots van Borromeüs waren haar eerste
woordjes ‘onzichtbare hand’ en ‘kleine overheid’.
Helaas was in hun woonplaats de openbare basisschool,
waar van overheidswege naar de letter en geest van de vrij-
handel werd onderwezen, vol. Dat was even slikken voor
Borromeüs en Xandra, maar ze schikten zich naar de wetten
van vraag en aanbod en het gebod van de schaarste en
CIRCUMPLAUDO 31
stuurden hun Fleurtje dan maar naar de school met de Bij-
bel.
Tegen de tijd dat Fleurtje in groep zes zat, waren ver in Chi-
cago de hogepriesters van de vrije markt tot een nieuw in-
zicht gekomen. Er was geen twijfel over mogelijk, zij hadden
hun heilige boeken digitaal gelezen, hun orakels met enkele
muisklikken geraadpleegd en de tekenen begrepen: vaste
banen waren een belemmering voor de vrije markt. Het
nieuwe dogma werd afgekondigd.
De directeur van de plaatselijke vleesconservenfabriek
vernam het. Hij boog drie keer richting Wall Street en pre-
velde zijn winstmarge. Daarna riep hij de personeelschef bij
zich, verklaarde hem de nieuwe geloofswaarheid en stelde
hem voor samen te bidden tot de onzichtbare hand; opdat
wijsheid hun deel zou zijn.
Het bleek nog niet eens eenvoudig om alle vaste mede-
werkers te ontslaan. Wetten stonden in de weg. Men lobby-
de gedreven bij senaat en congres en de wetten werden aan-
gepast, tot helemaal niemand in de Verenigde Staten nog
enige ontslagbescherming genoot. Stad na stad, staat na
staat werd toen getroffen door een ongekende ontslaggolf.
En de hogepriesters zagen dat het goed was.
Latijns-Amerika volgde. Her en der ontstonden opstan-
den van verarmde vakmensen, er werd gedemonstreerd
door mensen die de onzekerheid beu waren. De opstanden
werden naar beproefd recept in bloed gesmoord, oude kolo-
nelsregimes herrezen.
De Europeanen hadden eerst een wat afwachtende hou-
ding gehad. Men vreesde praktische bezwaren. Maar allengs
CIRCUMPLAUDO 32
begon men het concurrentievoordeel van de Amerikanen te
vrezen. De Verenigde Staten zetten hun morele superioriteit
inzake het ontslagrecht kracht bij door het inzetten van hun
kredietbeoordelaars. Hun Moody’s en Standard & Poor’s
dreigden met downrating van elk land en elk bedrijf dat nog
aan ontslagbescherming deed. Dat betekende hogere staats-
schulden voor de landen. Voor de bedrijven kwam het neer
op uitsluiting van de beurs en grote moeilijkheden bij het
krijgen van leningen bij de bank.
Ook Brautigams Kantoormeubilair zou een einde moeten
maken aan alle vaste contracten; de aandeelhouders ston-
den erop, de kredietwaardigheid van het bedrijf stond op het
spel! De groei was in het geding! Borromeüs besefte dat het
zijn plicht was om de aandeelhouders ter wille te zijn en dat
betekende ontslag voor alle medewerkers in vaste dienst. En
toch aarzelde Borromeüs. Hij schrok er zelf van. Hoe kon hij
twijfelen aan de juistheid van massaontslag? Op zondag
belde hij, enigszins ontredderd, een econoom van de juiste
richting en vroeg om een vertrouwelijk gesprek. De eco-
noom luisterde naar zijn probleem, bezwoer hem driemaal
daags de mantra ‘lean and mean’ 365 keer te herhalen en
verleende hem absolutie. Hierdoor gesterkt stelde Borrome-
üs het reorganisatieplan op.
Op 31 december zou Brautigams Kantoormeubilair het
kantoor hier en de fabriek in Zuid-Korea sluiten om op 2
januari in nieuw te huren ruimtes opnieuw te beginnen,
zonder de last van vaste contracten. Ervaren werknemers
konden terugkomen tegen slechtere arbeidsvoorwaarden, en
op tijdelijk contract. De beloofde vrije markt gloorde aan de
horizon.
CIRCUMPLAUDO 33
Op maandag legde Borromeüs het plan voor aan de Raad
van Commissarissen en op dinsdag kwam het in de media.
Dinsdagavond, na het eten, kreeg hij een kus van Xandra.
Ze was trots op hem. Fleurtje keek hun vragend aan. Bor-
romeüs besefte dat ze groot begon te worden, elf was ze nu,
ze kreeg al borstjes. Met haar grijze ogen en sluike haar in
die onbestemde kleur die iedereen uit beleefdheid als don-
kerblond omschreef, was ze niet uitgesproken knap. Maar ze
had lange benen en een smalle taille en het sprankelende
dat kinderen van die leeftijd kunnen hebben. Hij nam aan
dat hij binnenkort bars zou moeten doen tegen al te opdrin-
gerige vriendjes. Xandra legde Fleurtje uit waarom ze zo
trots was op pappa. Het was 27 oktober.
Woensdagmiddag stond Fleurtje ineens in z’n kantoor. Ze
was aan haar nanny ontsnapt en langs de portier en Cynthia
geglipt. “Pap,” begon Fleurtje, “wist je dat er geschreven
staat: ‘De ijver van uw huis heeft mij verslonden.’ Wist je
dat?” Borromeüs keek haar even onderzoekend aan, wierp
nog even een blik op het staafdiagram – hij was het niet
eens met de lengte van de x-as – op z’n tablet en zei toen
maar: “Nee, dat wist ik niet. Waar staat dat geschreven?” Hij
sloot zijn tablet af, zoals hij tegenwoordig altijd deed als hij
met iemand sprak. De laatste tijd deed eigenlijk iedereen dat
en hij kon moeilijk achterblijven.
“Johannes 2, vers 17.” Een Bijbelvers, hij had het kunnen
weten. “Dat is mooi, dat je je Bijbelverzen zo goed kent, de
dominee is vast tevreden. Maar wat bedoel je er in Gods-
naam mee?” Fleurtje trok even haar wenkbrauwen op bij het
voorlaatste woord maar liet zich niet uit het veld slaan.
“Waarom ga jij Stefans pappa ontslaan?”
CIRCUMPLAUDO 34
Borromeüs zweeg, z’n ogen neergeslagen voor de verwij-
tende blik van z’n dochter. “Heb je last van geldzucht, pap?
Die is een wortel van alle kwaad,” ging ze met strenge stem
verder. Borromeüs zuchtte zachtjes, nog meer Bijbelverzen.
“Zij die daaraan lijden, hebben zich met vele smarten door-
boord,” ging ze stug verder. Borromeüs volhardde in zijn
zwijgen. “Het is lichter dat een kameel gaat door het oog van
een naald, dan dat een rijke ingaat in het Koninkrijk Gods.”
Borromeüs vroeg zich even af welke Bijbelvertaling ze in ’s
hemelsnaam op die school hanteerden.
“Wie is die Stefan eigenlijk?” vroeg Borromeüs om de
zondvloed aan verzen te stuiten. Fleurtje kleurde een beetje
rood. “Een jongen,” zei ze zachtjes. “Wat is zijn achter-
naam?” “Rouveen.” Fleurtjes blos werd nog wat dieper.
Rouveen, de portier. Borromeüs sloot zijn ogen even. Nu zag
hij niet alleen de verwijtende blik van Van Delft en Haas-
noot, maar ook die van Rouveen. En vooral die van zijn
dochter. Geschrokken opende Borromeüs zijn ogen weer.
“Heb je geen huiswerk?” zei hij uiteindelijk.
Nadat Fleurtje was vertrokken om haar huiswerk te gaan
maken, bleef Borromeüs nog wat zitten. Hij herhaalde zijn
mantra, maar raakte de tel kwijt en werd ongedurig. Hij be-
gon te ijsberen en toen dat niet hielp ging hij wat wandelen
in het park. Hij liep langs de vijver en vroeg zich zomaar af
hoe diep het water zou zijn. Zou hij er kunnen staan? In het
gladde oppervlak van het water zag hij verwijtende ogen.
Haastig wendde hij z’n blik af.
Terug op kantoor googlede hij wat citaten van de hoge-
priesters uit Chicago, in de hoop een tegengif te vinden, een
tegengif tegen de twijfel die zijn dochter zo onverhoeds in
CIRCUMPLAUDO 35
zijn hersenpan had weten te gieten. Maar de citaten die hij
vond, kwamen hem hol voor. Tijdens zijn moeizame zoek-
tocht naar duidelijkheid herinnerde hij zich dat hij in geen
jaren gerookt had, ging de straat weer op en zocht een poos-
je naar een tabakswinkel. Daar kocht hij dure sigaren. Om-
dat hij binnen niet mocht roken, rookte hij voor de deur van
het kantoor. Terwijl hij probeerde kringetjes van de rook te
blazen, begon hij een uitweg te zien. Hij rookte nog een
tweede sigaar en ging weer naar boven. Rouveen groette
hem beleefd.
Zodra hij weer achter zijn bureau zat, begon hij zijn maat-
regelen te treffen. Eerst belde hij zijn private banker en gaf
die de opdracht al zijn aandelen te verkopen, ongeacht de
opbrengst. Vervolgens belde hij naar zijn notaris om zijn
testament te wijzigen. Hij liet een pizza en een fles wijn be-
zorgen en genoot daar omstandig van. De portier was in-
middels al naar huis, Borromeüs ging weer naar buiten en
rookte een derde sigaar. Terug achter zijn bureau kamde hij
zijn haar nog even en toen, toen stopte hij met ademhalen.
U en mij zou het niet lukken, zomaar, zo zonder hulpmidde-
len stoppen met ademhalen totdat het over is, maar Borro-
meüs had na al die jaren yoga en meditatie zijn lichaam zo
onder controle dat hij het gewoon kon. Hij stopte met
ademhalen en tien minuten later was hij dood.
CIRCUMPLAUDO 36
Gurkje van Dam
Gurkje leert koken
Vroeger was heus niet altijd alles beter, maar ook niet per se
slechter. Het was vroeger gewoon anders dan nu. Nu hebben
veel kinderen een eigen kamer, in 1935 hadden veel kinde-
ren, zoals mijn moeder en haar zussen, niet eens een eigen
bed. Het was toen nog heel gewoon dat je met twee, drie of
vier kinderen in een bed lag, in sommige gevallen om en om
wat hoofd en voeten betreft.
En in 1970, toen ik zelf klein was, was broccoli nog een
onbekende groente in Nederland. En het kan natuurlijk zijn
dat het was omdat ik in een achterlijk dorp woonde, maar
ook paprika’s, courgettes en aubergines waren bij ons onbe-
kend. Net als pizza’s trouwens.
Leg dat maar eens uit aan kinderen van nu, hoe dat eruit-
zag, een wereld zonder pizza’s. Maar die wereld heeft ooit
bestaan. Totdat er mensen massaal op vakantie begonnen te
gaan, bijvoorbeeld naar Italië. Vriendinnetjes van Corrie,
m’n zusje, en mij hadden daar altijd hele verhalen over, over
hoe ze met de Alpenkreuzer over de Alpen trokken om te
gaan kamperen aan het Comomeer. Wij gingen maar zelden
CIRCUMPLAUDO 37
op vakantie en al helemaal niet naar het buitenland. Mijn
vader gebruikte zijn vrije dagen liever om het huis strak in
de verf te zetten, dat spaarde schilderkosten uit. Hij was dan
meestal zo chagrijnig van vermoeidheid en de pijn in z’n
botten door het ongewone werk, dat wij kinderen bij voor-
keur zo ver mogelijk van huis zwierven om hem te ontlopen.
Maar tot in Italië brachten die zwerftochten ons toch niet.
We zijn wel een keertje een week op vakantie gegaan, naar
een huisje bij Doorn dat van kennissen van mijn ouders was.
Ik was toen elf. Mijn moeder was de hele week bezig het
huisje te poetsen, opdat het er maar netjes uitzag op de dag
dat we weer vertrokken. Mijn vader was al net zo chagrijnig
als thuis, nu omdat hij het zonde van zijn tijd vond om een
hele week niks te doen. En het kostte nog geld ook.
Wel is daar onze cavia – wij spraken nog van ‘marmotje’
– daar een keer weggelopen. Tot onze vreugde vonden we
hem weer terug; vlak naast het huisje had hij een bijzonder
smakelijk polletje gras gevonden en daar zat hij toegewijd
aan te knabbelen, al die tijd dat we hem zochten. Verder was
het wel leuk dat alle kamers beneden waren, zodat je zo uit
je slaapkamerraam kon stappen. En dat moest je dan stie-
kem doen want anders kreeg je klappen omdat je de boel
vies maakte.
Maar met zulke verhalen konden Corrie en ik natuurlijk
niet op tegen die van onze vriendinnetjes, met hun Alpen-
kreuzer en hun corduroy broeken en hun onweer tussen de
bergen en zwemmen in je bikini in het Comomeer. Corrie en
ik hadden alleen in een sloot gezwommen, in badpakken.
Mijn moeder vond bikini’s veel te bloot en corduroy broeken
CIRCUMPLAUDO 38
kregen we ook al niet. Die waren ordinair. Wij moesten rok-
jes aan of geruite, wollen broeken zonder zakken, waar je
dus niks aan had.
De tot snot gekookte andijvie van mijn moeder kon ook al
niet concurreren met hun kampeereten, zoals witte bonen in
tomatensaus of macaroni met campingworst. Maar het werd
pas echt erg toen de vriendinnetjes vertelden over hoe het
kampeereten eens mislukt was en ze patat zouden gaan ha-
len. De familie had geen patattent kunnen vinden en toen
hadden ze iets lokaals gegeten, heel apart en heel lekker en
wij zouden het nooit raden. Dat klopte helemaal, wij hadden
geen idee. Toen de jongste verklapte dat het om een pizza
ging, konden wij ook weinig anders dan onze vriendinnetjes
appelig aankijken. Wij hadden geen idee wat pizza was.
Het jaar daarop werden de verhalen van onze vriendinne-
tjes nog wilder. Ze waren zomaar, zonder dat het eten eerst
mislukt was, pizza gaan eten. Toen ik vroeg wat nou toch
een pizza was, schudde de jongste haar hoofd en zei iets van
‘domme, domme, Gurkje’. Ze legden niet uit wat een pizza
was, we zouden het volgens hen toch niet snappen. De oud-
ste had nog een nieuwtje, ze had een jongen gezoend. Corrie
en ik trokken een vies gezicht en ik besefte ineens dat ik na
de vakantie naar de brugklas zou gaan, voor het eerst sinds
de kleuterschool zou ik weer bij jongens in de klas zitten.
Nog weer een jaar later ging ook Corrie, die de jongste
was bij ons thuis, naar de middelbare school. Mijn moeder
vond dat we nu groot genoeg werden om eens alleen thuis te
zijn en besloot een baantje te zoeken. Daar was mijn vader
het eigenlijk niet zo mee eens, zijn reputatie als kostwinner
wankelde. Maar hij wou niet door de mand vallen als ou-
CIRCUMPLAUDO 39
derwets en bekrompen. Dus schikte hij zich, tot op zekere
hoogte.
Al gauw zou blijken wat die zekere hoogte zoal inhield, hij
maakte duidelijk dat hij niet van zins was om iets aan het
huishouden te gaan doen. Na twee avonden tegen elkaar
schreeuwen zei mijn moeder tegen mijn vader dat dan
Gurkje en Corrie het maar moesten doen. Toen we dat
hoorden, wees ik verontwaardigd naar mijn drie broers.
Maar nee, die hadden huiswerk. En voor ik iets kon zeggen
over mijn eigen huiswerk kreeg ik te horen dat ik zo niet
zeuren moest want dat ik heus niet te groot was voor klap-
pen.
Na een week of twee begonnen Corrie en ik een soort van
routine te krijgen in het stofzuigen, bedden opmaken, bood-
schappen doen en wat dies meer zij. Het meeste deden we
wel min of meer zoals het de bedoeling van mijn moeder
was. Mijn vader bemoeide zich over het algemeen niet met
die vrouwenzaken. Alleen het eten, daar had hij dan wel een
mening over. Dat we nooit eerder hadden gekookt en het
allemaal nog moesten leren, daar had hij dan weer geen
boodschap aan. Het was al gauw te zout of te flauw en dan
waren de aardappelen weer aangekookt of de herenbonen
nog te rauw of stond het eten te laat op tafel. Dan was het
huis te klein en deugden z’n dochters nergens voor. Die eer-
ste maanden dat mijn moeder werkte, stonden we met de
zenuwen in ons lijf achter de pannen, hopend en biddend
dat het goed zou gaan.
Op een dag besefte ik dat ik ’s morgens om tien uur al een
knoop in mijn maag had als we ’s avonds moesten koken.
CIRCUMPLAUDO 40
Corrie vond ook dat het zo niet langer ging en we spraken af
in opstand te komen. De volgende drie keren ging het koken
goed, maar de vierde avond ging er in de ogen van mijn va-
der iets verkeerd, ik weet niet meer wat. Te weinig suiker in
de appelmoes ofzo. Hij begon tegen ons te schreeuwen en te
tieren, maar dit keer schreeuwden wij terug. Wij vonden in
onszelf een grote woede en bleken tot onze eigen verrassing
in staat tot driftbuien die die van ons vader dicht benader-
den. Het werd een heel spektakel; er werd gesmeten met
huisraad en geslagen met deuren, ik krijste mezelf zo’n
beetje schor en mijn zusje bleek te beschikken over een on-
stelpbare tranenvloed. Daarna heeft m’n vader nog vaak
gemopperd over het eten maar het stomme getier was over.
En zo nu en dan wou er daarna eens een broer helpen bij de
afwas.
Het kostte Corrie en mij daarna nog een maand of tien
voor we mijn moeder ervan overtuigd hadden dat als wij
moesten koken en boodschappen doen en stofzuigen enzo-
voorts, dat wij dan mochten beslissen wat we aten. Daarna
ging de tot snot gekookte andijvie in de ban, en fietsten we
naar Lisse om daar kookboeken uit de bibliotheek te halen.
Daarin lazen wij over spannende nieuwe ideeën, zoals korte-
re kooktijden en, heel opzienbarend, het gebruik van krui-
den.
In een van die kookboeken kwamen we een recept tegen
voor pizza. IJverig pende ik het over. Als wij dan niet naar
Italië zouden gaan, gingen we maar zelf pizza bakken. Er
waren maar twee probleempjes; we wisten niet hoe een piz-
za er uit hoorde te zien en hoe of die zou smaken, en we
konden de juiste ingrediënten nergens krijgen. Corrie en ik
CIRCUMPLAUDO 41
waren het er al snel over eens, die probleempjes zouden we
gewoon oplossen.
Op een middag dat we allebei bijtijds vrij van school wa-
ren, gingen we aan de slag. De bakkersvrouw keek zuur toen
we alleen om een half onsje gist kwamen en de slager had
geen salami. Hij verkocht ons metworst. We hadden toma-
tensaus nodig, maar hadden die niet en besloten dat plakjes
tomaat veel beter zouden zijn. De mozzarella stelde ons wel
voor raadsels maar Corrie had dat opgezocht in de encyclo-
pedie op school. Ze wist het zeker, het was kaas. Nou, dan
zou het met plakjes jong belegen ook wel gaan. In het recept
sprak men van knoflookpoeder, maar ook die was niet te
krijgen. Verse knoflook gek genoeg wel. Helaas hadden we
geen idee hoeveel knoflook een snufje poeder zou vervan-
gen. We begrepen wel meer hoeveelheden niet. Hoe ver-
houdt een halve salami zich tot een half pond metworst?
Dan was er nog het zinnetje ‘tomatensaus en bijvoorbeeld
plakjes champignons, uiringen, stukje prei’, dat we lazen als
en en, niet als of of. We hadden tenslotte zeven magen te
vullen. Uiteindelijk schoven we een rechthoekige lap deeg,
die de hele bakplaat bedekte, belegd met een berg groente,
worst en kaas in de oven. Het werd toch erg lekker en we
hebben jarenlang gedacht dat een pizza er altijd zo uit zag en
niet anders. De vriendinnetjes met hun spannende levens en
hun corduroy broeken begonnen we toen al uit het oog te
verliezen.
CIRCUMPLAUDO 42
Argibald
CIRCUMPLAUDO 43
CIRCUMPLAUDO 44
Titel: Brieven, 1985-1986 Auteurs: Jac.P. Meiland & H.A.M. Jutte
Aantal pagina’s: 220 ISBN 978-90-79430-00-0 Verkrijgbaar bij Pumbo.nl
Prijs: € 16,00
CIRCUMPLAUDO 45
Titel: Ik vond de site beter… Auteur: Argibald
Aantal pagina’s: 106 ISBN 978-94-90759-12-4
Uitgeverij: Xtra Prijs: € 9,90
CIRCUMPLAUDO 46
Top Related