BELVEDERE
<Belvedere.nu>Praktijkboek cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling
Inhoud
Voorwoord
Inleiding
Belvedere
Thema’s
Argumenten
Nu
Initiatief en beweging
Feiten en waarden
Verbeelding en ontwerp
Kosten en opbrengsten
Morgen en overmorgen
Indexen
7
9
13
17
97
109
115
141
163
193
209
235
7 – belvedere.nu / Voorwoord
Voorwoord
Tien jaar Belvedere
Nog maar tien jaar geleden was het helemaal niet vanzelfsprekend om cultuurhistorie een plek te geven in de
ruimtelijke ordening. Daar moest door de opstellers van de ‘Nota Belvedere’ hard voor worden gevochten. Maar
zo vernieuwend als Belvedere toen was, zo vanzelfsprekend is het nu. Belvedere is de norm geworden, ook in mijn
beleid van de monumentenzorg.
En er zijn mooie resultaten bereikt. Alleen al via de subsidieregeling zijn meer dan 400 projecten ondersteund,
waarvan ik persoonlijk de Nieuwe Hollandse Waterlinie één van de meest aansprekende voorbeelden vind. Was
de Nieuwe Hollandse Waterlinie tien jaar geleden als een ‘verborgen geheim in het groen’ alleen bij fijnproevers
bekend, nu is het een nationaal erkend project met een investeringsagenda van tientallen miljoenen euro’s, waar
ieder jaar duizenden Nederlanders volop van kunnen genieten.
Inmiddels zijn diverse andere projecten rondom verdedigingswerken opgestart. Verdedigingswerken die ons mee-
nemen door onze nationale geschiedenis: de restanten van de Romeinse rijksgrens (de Limes) uit het jaar ‘nul’, de
Staats-Spaanse linies in Zeeland uit de tachtigjarige oorlog, de verdedigingswerken langs onze kust van de Atlantikwall
uit de Tweede Wereldoorlog en tot slot de atoombunkers en militaire terreinen uit de koude oorlog.
Juist omdat verdedigingswerken ons zo’n tastbaar beeld geven van onze cultuurhistorie, steken publieke, private én
particuliere partijen er graag tijd, geld en aandacht in. En gelukkig geldt dat niet alleen voor verdedigingswerken. Of
het nu gaat om de inrichting van de openbare ruimte, de aanleg van nieuwe natuur of de ontwikkeling van
woningbouw: de praktijk laat zien dat de cultuurhistorie waarde kan toevoegen aan ruimtelijke ontwikkeling en
vice versa. Beide grootheden versterken elkaar.
Maar wat is nu het geheim van de smid? Het standaardantwoord hierop is dat elk project anders is en dus ook anders
aangepakt moet worden. Daar ben ik het mee eens. Maar desondanks zijn er, tussen de oogharen door kijkend,
toch wat rode draden te ontdekken in die tien jaar ervaring met het Belvedere ‘denken en werken’. Deze lessen staan
opgetekend in dit boek. Als naslagwerk voor degenen die al zo werken, ter inspiratie voor degenen die met Belvedere
aan de slag willen.
dr. Ronald H.A. Plasterk
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Inleiding
Dagelijks worden er gemiddeld zo’n tweehonderd woningen in Nederland opgeleverd. Per dag houden bijna zeven
landbouwbedrijven op te bestaan en komt er ongeveer twee kilometer aan straten en wegen bij. De cijfers zeggen
iets over het tempo waarin de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland zich voltrekt. Dat is hoog. Maar ze vertellen
niets over het landschaps- of stadsbeeld dat eruit voortkomt. Welke kwaliteiten hebben plaats moeten maken voor
de nieuwe ontwikkelingen? Welke kwaliteiten komen er voor in de plaats? En hoe wordt een en ander gewaardeerd?
Ruimtelijke ingrepen en transformaties hebben een grote invloed op de dagelijkse leefomgeving van een gemeen-
schap. Die leefomgeving heeft een belangrijke culturele betekenis. Er zijn geschiedenissen en herinneringen aan
verbonden, soms ook tradities en mythen. Mensen genieten ervan en ergeren zich eraan. Juist die culturele bete-
kenis van de leefomgeving is nogal eens ongrijpbaar gebleken en veronachtzaamd. Woonwijken, bedrijventerrei-
nen, ruilverkavelingen en andere ruimtelijke interventies toonden aan het eind van de vorige eeuw een culturele
onverschilligheid die steeds meer mensen tegen de borst stuitte.
Rond de eeuwwisseling kwam daar een beleidsmatige reactie op. De cultuurhistorie kwam nadrukkelijk in beeld,
omdat de culturele betekenis van de ruimte daar zijn wortels in heeft. Belanghebbenden kunnen er een gezamen-
lijke referentie in vinden, een gezamenlijke taal van waaruit nieuwe ontwikkelingen vorm kunnen krijgen. Het rijk
bracht in 1999 de nota Belvedere uit, een beleidsnota over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting.
‘De cultuurhistorische identiteit wordt sterker richtinggevend voor de inrichting van de ruimte, en het rijksbeleid
zal daarvoor goede voorwaarden scheppen’, zo luidde de centrale doelstelling. Het devies van de nota Belvedere
was ‘Behoud door Ontwikkeling’, een begrip dat kernachtig weergeeft waar het om te doen was: ‘het voortbestaan
van oude gebouwen en structuren, het voortzetten van inrichtingsprincipes en het voortbouwen op historische
processen, in relatie tot nieuwe gebruiksvormen’. Voortbestaan, voortzetten en voortbouwen: de cultuurhistorie
moet kwaliteit en betekenis toevoegen aan ruimtelijke ontwikkelingen, maar zonder nieuwe belemmeringen op
te werpen.
Zo kreeg de cultuurhistorie een actievere rol in de ruimtelijke ordening. De reguliere monumentenzorg was tot dan toe
vooral gericht op de bescherming van monumentale panden, objecten en structuren, maar onttrok zich over het alge-
meen aan de ruimtelijke dynamiek. Omgekeerd liet de ruimtelijke ordening de cultuurhistorie veelal links liggen.
Zolang er geen monumentenstatus in het geding was, was er nauwelijks aandacht voor. Beide domeinen zijn inmiddels
naar elkaar toegegroeid. De modernisering van de monumentenzorg zal deze toenadering ook instrumenteel bezegelen.
Belvedere kiest positie tussen bescherming en ontwikkeling, maar zonder er afstand van te nemen. Bescherming
9 – belvedere.nu / Inleiding
als doel op zich kan nog steeds een waardevolle strategie zijn en het blijft belangrijk om ook ontwikkelingen in
gang te zetten met heel andere motieven dan de cultuurhistorie. Belvedere gaat mee in de ruimtelijke ontwikke-
ling, maar verrijkt deze met het gebruik en dus het behoud van al dan niet beschermde cultuurhistorische waarden.
LeeswijzerNa een intensieve impuls van tien jaar begint de denk- en werkwijze van ‘Behoud door Ontwikkeling’ tot tastbare
resultaten te leiden. Deel 1 laat aan de hand van dertien thema’s, geïllustreerd met concrete projecten, zien tot waar
dit denken ons heeft gebracht, welke afwegingen zijn gemaakt en welke vragen er nog liggen voor het verder evolu-
eren van dit denken. In vier argumenten, voorzien van korte toelichtingen, worden de conclusies veralgemeniseerd.
In deel 2 wordt de rijke verzameling voorbeelden, kennis, redeneringen, ervaringen en tips ontsloten die de laat-
ste tien jaar heeft opgeleverd. Ze zijn gerangschikt naar vijf domeinen die in meer of mindere mate aan ieder
project verbonden zijn: initiatief en beweging; feiten en waarden; verbeelding en ontwerp; kosten en opbreng-
sten en ‘morgen en overmorgen’ over het bestendigen van de opgedane kennis en ambitie. Iedereen kan daar zelf
zijn weg in vinden, van de bouwer die een nieuwe woning op een agrarisch erf wil zetten tot de gemeentelijke
projectleider die een hele woonwijk of binnenstad moet revitaliseren.
10 – belvedere.nu / Inleiding
Belvedere
18
24
30
36
42
48
54
60
66
72
78
84
90
Thema’sStuwkracht door verbreding
Vestingwerken, Den Bosch
Planologische normen gaan samen met historische waarden
Strubben-Kniphorstbosch, Drenthe en rivierverruiming, Deventer
Van sturing op incident naar gebiedsmentaliteit
VechtVisie en Op Buuren, Maarssen
Ambities vragen nazorg
Hart van Zuid, Hengelo
Continu schakelen tussen schaalniveaus en betekenissen
Nieuwe Hollandse Waterlinie
Kleinschalige oplossingen voor sluipende verrommeling
Agrarisch landschappelijk bouwen, Noord-Groningen
en Dordtse Kleuren, Dordrecht
Herbouw tussen inspiratie en reconstructie
Huis de Wiers, Nieuwegein en Kasteel Heemstede, Houten
Voortbouwen op een meerdimensionaal verleden
Leidsche Rijn, Utrecht
Gebiedsidentiteit in de hoofden en de harten
Daip, Grevelingskanaal
Naoorlogs erfgoed: niet aaibaar, wel van waarde
Paddepoel Zuidwest, Groningen
Niet te kopiëren maatwerk
Snelle Loop, Gemert
Ondergronds erfgoed ontsluiten en beleven
Castellum en Hoochwoert, Woerden
Herbestemming met accent op vroeger of vandaag
SugarCity, Halfweg en GWL-terrein, Amsterdam
99
101
103
105
ArgumentenCultuurhistorie kan de ruimtelijke ontwikkeling
extra betekenis en kwaliteit geven
Dynamiek kan een belangrijke voorwaarde voor behoud zijn
Cultuurhistorie kan tegenstellingen overbruggen
Cultuurhistorie kan de waarde van ruimtelijke investeringen vergroten
Thema’s uit dewerkpraktijk
Projecten die starten vanuit een cultuurhistorische urgentie kunnen uitgroeien tot
spraakmakende ruimtelijke projecten door groot te denken en breed te kijken. Een res-
tauratie heeft meer spin-off als er een actueel gebruik aan verbonden is, of als deze deel
uitmaakt van een bredere ontwikkelingsstrategie. De financieringskansen en het draag-
vlak nemen toe, zonder dat dit ten koste hoeft te gaan van de historische waarden.
Wat in 1998 begon met een sectoraal restauratieplan voor de Bossche vestingwerken, is
inmiddels uitgegroeid tot een stadsontwikkelingsproject van formaat. Het project
‘Versterkt Den Bosch’ kent maar liefst 78 deelprojecten, verschillende evenementen en
vele participanten en steunbetuigers. De vestingwerken, die vanaf de veertiende eeuw
zijn aangelegd, krijgen er weer een centrale en beeldbepalende rol in de stad mee.
De directe aanleiding voor de opschaling was het feit dat de gemeente het restau-
ratieplan niet van de grond kreeg. De financiering kwam niet rond en er was onvoldoende
bestuurlijk draagvlak. Ook het Projectbureau Belvedere wees een eerste subsidieverzoek af,
21 – belvedere.nu / Thema’s20 – belvedere.nu / Thema’s
Stuwkracht door verbreding
Vestingwerken, Den Bosch
Informatiecentrum Bastionder
omdat het te veel op behoud leunde en er geen verbinding werd gelegd met ruimtelijke
ontwikkelingen. Daarop besloot de gemeente een andere koers te gaan varen. Doel was niet
langer de restauratie op zich, maar de totaalontwikkeling van de binnenstadsrand aan de
hand van de vestingwerken. De initiatiefnemer van het restauratieplan, de sector Stads-
bedrijven, benaderde de sector Stadsontwikkeling om gezamenlijk een visie op te stellen.
Katalysator en richtsnoerHoewel de koerswijziging voor beide afdelingen wennen was, bleek deze uiteindelijk
een schot in de roos. De restauratie kon als katalysator en richtsnoer gaan fungeren
voor tal van ruimtelijke opgaven: verbetering van de openbare ruimte, natuurontwikke-
ling, waterberging en stedelijke ontwikkeling. Langs de opgegraven, gerestaureerde en
waar nodig herbouwde stadsmuur wordt een avontuurlijke wandelroute aangelegd. De
singelgracht wordt bevaarbaar gemaakt, in aanvulling op het eerdere herstel van de
Binnendieze – een stelsel van waterverbindingen in de oude binnenstad. De restauratie-
werkzaamheden vergroten hierdoor de aantrekkingskracht van het stadscentrum. De
restauratie van de wal bij de Hekellaan kent straks misschien zelfs een koppeling van
drie belangen: restauratie, belevingswaarde en bereikbaarheid. Hier bestaan plannen
om de restauratie te combineren met de bouw van een ondergrondse parkeergarage.
Een bovengronds parkeerveld kan daardoor verdwijnen, het zicht op de vestingwerken
verbetert, het water komt terug in de gracht en er ontstaat een logische en mooie voet-
gangersroute tussen de binnenstad en het buiten de singels gelegen Zuiderpark.
Het project heeft bovendien betekenis voor de natuur. De vestingwal is een eco-
systeem op zichzelf en in het zuiden grenst de vesting direct aan natuurgebied het
Bossche Broek, een van de acht ‘poorten’ naar het nationale landschap Het Groene Woud.
In het westen gaat de restauratie hand in hand met natuurvriendelijke oevers van de
Dommel. Deze rivier fungeert hier als stadsgracht en vormt een ecologische verbindings-
zone. Onder het gerestaureerde Bastion Maria aan de Dommel is een onzichtbaar bassin
aangelegd dat extra ruimte voor waterberging biedt bij hevige regenval en tegelijk de
muren van het gedeeltelijk herbouwde bastion vormt.
Architectonische contrasten tussen gerestaureerde en toegevoegde elementen,
houden ‘oud’ en ‘nieuw’ nadrukkelijk als zodanig herkenbaar. De eenheid tussen alle
verschillende deelprojecten wordt bewaakt door te werken met een vast ontwerpteam,
dat wordt gevoed door een op de opgave afgestemd planteam met deskundigen op het
gebied van onder meer archeologie, verkeer, civiele techniek, openbare ruimte en ecologie.
Er is bovendien een onafhankelijke en breed opgezette klankbordgroep actief, die
gevraagd en ongevraagd adviseert.
SamenwerkingDankzij deze brede aanpak, wist de gemeente de nodige overheidssubsidies en bijdragen
van non-profit organisaties binnen te slepen. Alleen al internationaal is zo’n vier miljoen
euro verworven. De gemeente ’s-Hertogenbosch neemt deel aan een groot aantal
Europese samenwerkingsverbanden. Deze zijn onder meer georganiseerd rond vesting-
steden, steden die het water in hun binnenstad een nieuwe functie geven en steden die
militair erfgoed benutten in hun ruimtelijke ontwikkeling. Behalve een grote hoeveelheid
kennis, heeft dat middelen opgeleverd die onder meer zijn ingezet bij de restauratie van
de westelijke wal en de ecologische inrichting van het Vughtereiland (tussen de Dommel
en het Bossche Broek). Inmiddels heeft Den Bosch de leiding gekregen over de interna-
tionale vestingstedenorganisatie Walled Towns Friendship Circle.
Er is een aparte stichting actief die zich concentreert op de relatie met het bedrijfs-
leven, de Stichting ’s Hertogenbosch Vestingwerken. Het bestuur bestaat voornamelijk uit
huidige en voormalige ondernemers. Deze stichting zoekt naar verschillende manieren
om bijdragen te verwerven. Er is een ‘Club van Steunberen’, waar bedrijven zich voor een
vast bedrag van een paar duizend euro bij kunnen aansluiten. De tegenprestatie: publi-
citeit, netwerkkansen en informatie uit de eerste hand. Daarnaast heeft de stichting alle
banken in Den Bosch en een paar andere bedrijven kunnen inschrijven als ‘Fundamenten’.
Deze bedrijven verbinden zich tegen een aanzienlijke bijdrage aan één specifiek deel-
project. Met ieder ‘Fundament’ afzonderlijk wordt een sponsorplan opgesteld.
Om de vestingwerken niet alleen via fysieke ingrepen onder de aandacht te brengen,
maar de beleving ook op andere manieren te versterken, is tevens een educatief spoor
gevolgd. Op het Bastion Oranje, een zeventiende-eeuws bastion, is het informatie-
centrum ‘Bastionder’ gebouwd. Het ontwerp is van Marc van Roosmalen en Marlène van
Gessel, die samen met landschapsarchitect Martien van Osch (OSLO) de externe leden
van het vaste ontwerpersteam vormen. Dit onder het maaiveld gelegen, met gras
begroeide gebouw, vormt momenteel het vertrekpunt voor rondleidingen over de vesting-
werken en door het Bossche Broek. Een trap met een aanlegsteigertje legt een directe
verbinding met de stadsgracht.
Vestingstad van EuropaHoewel een groot deel van de projecten nog concreet vorm moet krijgen, hebben de tot
op heden uitgevoerde projecten en educatieve activiteiten Den Bosch als vestingstad op
de kaart gezet. De stad werd in 2005 uitgeroepen tot Vestingstad van Europa en won met
het vestingproject in 2007 de Regional Champions Award. De vestingwerken zijn ook
benoemd tot ‘kanjermonument’, een predicaat dat het ministerie van OCW heeft toe-
gekend aan rijksmonumenten van grote betekenis en met een dringende restauratie-
behoefte. De gemeente en de sectoren Stadsbedrijven en Stadsontwikkeling in het
bijzonder zetten de integrale, ontwikkelingsgerichte aanpak inmiddels bij meer projecten
in. De verbreding heeft aanvankelijk wellicht meer energie en geld gekost dan het eerder
voorgenomen restauratieplan, maar heeft uiteindelijk zoveel enthousiasme en inkomsten
opgeleverd dat de extra inspanningen al lang en breed zijn terugverdiend.
23 – belvedere.nu / Thema’s22 – belvedere.nu / Thema’s
Natuur en water hebben meer ruimte nodig. Voor beide belangen zijn planologische
programma’s opgezet en beschermingsregimes ontwikkeld, ondersteund met harde
wettelijke normen. Maar betekent dit ook dat een belang als cultuurhistorie dan per
definitie ondersneeuwt, of laten de belangen zich goed combineren als er ruimte is om
de mogelijkheden te verkennen? Verschillende projecten tonen aan dat natuur, water
en cultuurhistorie soms dichter bij elkaar liggen dan op het eerste gezicht lijkt.
In het Drentse esdorpenlandschap zijn nogal wat strubben te vinden. Dit zijn knoestige,
grillig uitgelopen bosjes van eikenstruiken. Eeuwen geleden onderhielden de dorpelingen
een hakhoutbos tussen de landbouwgrond op hun essen en de heide waar hun schapen
graasden. Dit eikenbos vormde ook een natuurlijke barrière zodat de schapen niet op de
akkers konden komen. Aan de kant van de heide ontstond kreupelhout doordat de
schapen de jonge twijgjes eraf knabbelden en jonge boompjes op die manier kort hielden.
De eiken langs de rand kregen daardoor nooit de kans hoog op te groeien. Tussen
Schipborg en Anloo waren de strubben dusdanig bepalend voor het bosrijke landschap,
dat het gebied zijn naam eraan ontleent: het Strubben-Kniphorstbosch.
In 2006 waren de strubben echter nauwelijks meer herkenbaar. De akkers en heide-
velden waren goeddeels verdwenen. In het begin van de twintigste eeuw bebosten land-
goedeigenaren delen van het terrein. Ook Defensie kreeg een groot deel in het bezit, en
exploiteerde dat deels als productiebos en deels als oefenterrein met schietbanen, een
stormbaan, barakken en loopgraven. De strubben raakten overwoekerd en uit het zicht.
Andere cultuurhistorische sporen was hetzelfde lot beschoren. Want niet alleen de ken-
merkende strubben vertegenwoordigen hier een cultuurhistorische waarde. Er zijn ook
veertien archeologische rijksmonumenten en 42 plekken van hoge archeologische waar-
de. Dankzij de rijke bewoningsgeschiedenis wordt het gebied ook wel de ‘Randstad van
de prehistorie’ genoemd. Maar alleen de grootste archeologische monumenten, zoals
de hunebedden en de grafheuvel Galgenberg, hadden nog een zelfstandige plek in het
landschap. Andere grafheuvels en oude karrensporen waren onzichtbaar geworden.
Ecologische hoofdstructuurToen Defensie aangaf het terrein te willen verlaten, wees de rijksoverheid het geheel aan
27 – belvedere.nu / Thema’s
Planologische normen gaan samen
met historische waarden
Strubben-Kniphorstbosch, Drenthe
en rivierverruiming, Deventer
26 – belvedere.nu / Thema’s
volgens de gemeente de oudste openbare wandelplaats van Nederland. Niet in de laatste
plaats dankzij de ligging aan de IJssel, op de oever recht tegenover de binnenstad, heeft
De Worp van oudsher een grandeur waar Deventer trots op is. In de negentiende eeuw
verschijnt er chique bebouwing, zoals de muziekkoepel, de buitensociëteit en het
IJsselhotel aan het water. De visuele relatie tussen de rivier, het plantsoen, het hotel en
de binnenstad vertroebelt als de gemeente in 1932 besluit, na ettelijke overstromingen,
om een dijk aan te leggen tussen de Worp en de uiterwaard van de IJssel.
Nu dankzij de klimaatverandering de IJssel meer water dreigt af te voeren dan de
huidige bedding toelaat, is onder meer bij Deventer een ingreep nodig. De door politiek
en bevolking omarmde ontwerpvariant zoekt de extra ruimte in de aanleg van een aantal
geïsoleerde riviergeulen, waarvan de IJssel er hier meer had, de zogenaamde ‘hanken’. De
belangrijkste ruimtelijke pluspunten van deze ontwerpvariant zijn dat het IJsselhotel
weer pal aan het water ligt, het zicht vanaf de binnenstad intact blijft en de verbinding
tussen de Worp en de IJssel wordt versterkt. Net als in het Strubben-Kniphorstbosch,
heeft de aandacht voor de cultuurhistorische waarden geleid tot een plan dat niet alleen
een antwoord biedt op de water- en natuuropgave, maar tegelijk het karakter van het
gebied versterkt. De opgave voor de toekomst zal zijn om de cultuurhistorie zijn
betekenisgevende rol te laten spelen bij ontwikkelingen die gedomineerd worden door
belangen met een sterkere juridische verankering.
29 – belvedere.nu / Thema’s
als archeologisch reservaat, het enige in Nederland. Dat betekende dat vanaf dat
moment de Monumentenwet van toepassing was en dat ingrijpen zonder overleg verbo-
den was. Staatsbosbeheer werd de nieuwe eigenaar en nam ook van een aantal land-
goedeigenaren grond over. Vanwege de positie in de ecologische hoofdstructuur, golden
er ook specifieke ecologische vereisten voor de inrichting. Niettemin leefde bij
Staatsbosbeheer het besef dat bij het opstellen van een nieuw inrichting- en beheerplan
de cultuurhistorie leidend en de natuur volgend diende te zijn. Voor deze organisatie
was dat nieuw. Maar in de uitwerking, in samenwerking met landschapsarchitect Berno
Strootman en cultuurhistoricus Jan Neefjes, bleek dat ‘leidend’ en ‘volgend’ een tegen-
stelling suggereerden die er niet was.
De Cultuurhistorische Inventarisatie uit 2006 maakte duidelijk dat veel middel-
eeuwse karrensporen en andere historische landschappelijke patronen hun ligging dan-
ken aan prehistorische oriëntatiepunten als grafheuvels en hunebedden. Strootman
wilde de routes tussen de monumenten, zoals de vele historische routes naar de
Galgenberg, opnieuw open en zichtbaar maken. Staatsbosbeheer stelde voor om
opnieuw schaapskuddes in te zetten in het beheer van de heide- en strubbengebieden.
Op verschillende open te maken en te houden plekken, zoals rond de stormbaan, zijn
inmiddels de eerste rasters uitgezet.
Bij het Strubben-Kniphorstbosch beschouwden de planmakers natuur en cultuur
niet los van elkaar, maar ze onderzochten beide in hun ruimtelijke, historische en ecolo-
gische samenhang. Natuurbeheer kreeg daarmee een andere betekenis: in plaats van de
zelfredzaamheid van de natuur centraal te stellen, bracht het inrichting- en beheerplan
de historische beheervormen terug die het landschap ooit vormden. Daarmee blijven de
strubben voortbestaan en ontstaan naar verwachting nieuwe kansen voor bijzondere
plant- en diersoorten als de bruine vuurvlinder, het rozenkransje en de hazelworm. Het
militair erfgoed kan op termijn wellicht vleermuizen gaan herbergen.
Ruimte voor de RivierNatuur kent als belang een stevige basis in met name Europese richtlijnen en regelgeving.
Ook water is ten opzichte van cultuurhistorie een ‘sterk’ belang. Hier speelt de urgentie
een rol. Het behoud van erfgoed moet het opnemen tegen de dreiging van natte voeten
of erger. Toch liggen ook hier kansen om vanuit een inspirerende rol een eigen plek te
verwerven in de belangenafweging. In van oudsher sterk door de waterhuishouding
getekende landschappen, biedt de geschiedenis aanknopingspunten voor nieuwe
wateropgaven, die op hun beurt soortgelijke kansen opleveren om de cultuurhistorie
weer tot leven te brengen. Bijvoorbeeld door voormalige militaire inundatievelden in te
richten voor de noodopvang van overtollig water. Of door bekenstelsels weer meer
water af te laten voeren, waardoor ze weer dominanter worden in het veenlandschap.
Dit soort oplossingen voor watervraagstukken heeft een positief effect op de leesbaar-
heid van het landschap. Ook in Deventer is dit het geval. Daar draagt de noodzakelijke
verruiming van de IJssel bij aan het herstel van de allure van het plantsoen De Worp,
28 – belvedere.nu / Thema’s
Gebiedseigen bouwen komt tot uiting in ontwerpkeuzes als stijl, kleur en materiaal.
Daar kunnen al dan niet dwingende richtlijnen voor worden opgesteld. Maar het
gebiedseigene krijgt pas echt vaste voet aan de grond als het is verankerd in een collec-
tieve mentaliteit, zowel bij de bouwende partijen als bij de bevolking – een mentaliteit
die op zijn beurt ook weer historisch geworteld is, maar wel kan worden gestimuleerd.
Dat de speurtocht naar de identiteit van de Vechtstreek zou uitmonden in een beeld-
kwaliteitsplan voor een nieuwbouwwijk van zeshonderd woningen, dat had de
Vechtplassencommissie niet kunnen vermoeden. Deze commissie komt al sinds 1936 op
voor de cultuurhistorische waarden en de ruimtelijke kwaliteit in de hele Vechtstreek,
van Utrecht tot Muiden. Zij was bezorgd over allerlei kleine bouwprojecten langs de
oevers van de Vecht: nieuwe woonbuurtjes, ontgrondingen, herbestemde boerderijen.
Veel van deze ontwikkelingen sloten in hun ontwerp onvoldoende aan bij hun omge-
ving, vond de commissie. Tezamen tastten ze zo het karakter van de streek aan.
Symbool voor deze gang van zaken stond een landhuis van architect Michael Graves,
direct aan het water. Vooral vanwege een groen dak met een rij patrijspoorten heeft dit
gebouw een uitgesproken architectuur. Het werd slecht ontvangen. “Wansmaak!”, kalk-
te een anonieme criticus op de gevel, nog voordat de bouwhekken verwijderd waren.
De Vechtplassencommissie vindt het belangrijk dat de Vechtstreek zich kan blijven
ontwikkelen, maar zij hoopte de wijze waarop te kunnen bijsturen in een richting die
meer recht doet aan de kwaliteiten van het gebied. Ze besloot in 2001 een eigen visie op
te stellen, en nam daarvoor de landschapsbureaus LA4sale en Noël van Dooren in de
arm. Het Projectbureau Belvedere zorgde voor een belangrijk deel van de financiering.
Nieuw Vechts WonenEen nauwgezette analyse van de bebouwing en beplanting langs de oevers geeft de
commissie houvast om toekomstige bouwinitiatieven te kunnen beoordelen. De initia-
tiefnemers zelf en hun architecten kunnen er richtlijnen aan ontlenen om hun bouw-
plan op de omgeving af te stemmen. De analyse van Noël van Dooren kreeg gestalte in
het Vecht Vademecum, waarin de verschillende kwaliteitsaspecten (variërend van
‘Hortensia’ tot ‘Deltametropool’) alfabetisch belicht en uitgelegd worden. Ieder kan
33 – belvedere.nu / Thema’s
Van sturing op incidentnaar gebiedsmentaliteit
VechtVisie en Op Buuren, Maarssen
32 – belvedere.nu / Thema’s
werpen over de hele wijk te verspreiden. In een straatje van tien woningen zijn wonin-
gen van vier of vijf verschillende architecten te vinden. Zo kon een werkbaar midden
worden gevonden tussen de gewenste variatie en de hedendaagse efficiency-eisen in de
bouw. De eerste woningen zijn inmiddels opgeleverd. Op het eerste oog lijkt het een
nostalgisch vormgegeven nieuwbouwwijk zoals er in Nederland de laatste jaren meer
zijn verrezen. De toekomst zal uitwijzen of de situering in een lint van dorpen langs de
Vecht, de detaillering van het stedenbouwkundig ontwerp en de afwisseling in architec-
tuur sterk genoeg zijn om Op Buuren zich te laten onderscheiden van retrowijken waar
minder gedegen onderzoek aan ten grondslag ligt.
BoerenhofstedeOok bij andere, kleinschaligere projecten is de Vechtplassencommissie uitgenodigd bij
de planvoorbereiding. Voorbeelden zijn het ontwerp van de nieuwe buitenplaats
Overweer in Breukelen en de mogelijke sloop en herbouw op de Vindicta-locatie in
Maarssen. De commissie hanteert de eigen visie ook bij het beoordelen van bouwaan-
vragen en ontwerp-bestemmingsplannen waar zij niet rechtstreeks bij betrokken is.
Maar het is aannemelijk dat de invloed van de VechtVisie verder strekt, dat ook andere
partijen gebruik maken van de hierin opgeslagen kennis. In Nieuwersluis kwam een
boerderij vrij, omdat het landbouwbedrijf het niet meer redde. Hoewel het niet de
meest imposante boerderij in de omgeving was, besloten de nieuwe eigenaren niet tot
nieuwbouw. Zij lieten het pand (inclusief een aangebouwde houten stal) en het omlig-
gende erf grondig opknappen. Moderne, ontsierend geachte schuren zijn gesloopt en de
nieuwe inrichting beantwoordt aan eisen die onder meer de waterhuishouding en het
recreatieve gebruik van de omgeving stellen. Deze Boerenhofstede Vecht en Schans en
Op Buuren zijn twee uitersten van hetzelfde verschijnsel: een andere mentaliteit om
met fysieke veranderingen in een gevoelig gebied om te gaan.
opzoeken welke lemma’s relevant zijn, en daar een eigen plan mee componeren of een
eigen oordeel mee vormen.
De analyse van LA4sale richt zich meer op de samenhang. Het ‘Nieuw Vechts
Wonen’ speelt zich voor een belangrijk deel af op zogenoemde ‘korrels’, bestaande uit
een kavel met bebouwing en beplanting. Door de korrels te classificeren in onder meer
villa-, boerderij- en landgoedkorrels, en daar de gemeenschappelijke kenmerken van op
te sporen, ontstaat een beeld van hoe een kavel ingericht moet worden om te voldoen
aan de Vechtse karakteristiek. Door het samenspel van de korrels te doorgronden, ont-
staat zicht op het soort korrel dat op een locatie op zijn plaats kan zijn. Deze exercitie
leidde onder meer tot de conclusie dat het niet de architectuur is waardoor het huis van
architect Graves misplaatst lijkt, en evenmin de ligging direct aan het water. Het wijkt
af van de Vechtse mores, doordat de ‘groene voet’ ontbreekt: de keurig verzorgde en
weelderige buitenruimte rondom de Vechtse landhuizen.
Het elfde VechtdorpDe tien Vechtdorpen nemen in de studie een aparte plaats in. In tegenstelling tot de
korrels, zijn de dorpen volgens de VechtVisie heel compact, dicht en stenig. De straten
zijn smal en samen met een enkel hofje of een overtuin aan de andere kant van de weg,
vaak de enige openbare ruimte. De bebouwing is “gevarieerd in stijl en van hoge wel-
stand”. Hoewel het Vechtdorp niet de hoofdzaak in de VechtVisie vormde, in de aanlei-
ding noch in de conclusies, groeide het in de praktijk uit tot de meest beeldbepalende
testcase.
Rond dezelfde tijd als waarin de Vechtplassencommissie haar visie aan het opstel-
len was, onderhandelde projectontwikkelaar Kondor Wessels met de gemeente
Maarssen en de provincie Utrecht over woningbouw op een verouderd industrieterrein
in een bocht van de Vecht. Zij spraken af dat de ontwikkelaar zeshonderd woningen
mocht neerzetten, als het bedrijf ook een omvangrijke bodemsanering zou uitvoeren.
Het moest een hoogwaardige woonbuurt worden, daar waren de ontwikkelaar en de
overheid het over eens. De VechtVisie bood gelegenheid om de inspiratie voor die hoge
waarde te ontlenen aan de cultuurhistorie van de Vechtstreek. Het industriële verleden
van de plek werd grotendeels uitgewist. In plaats daarvan zou een elfde Vechtdorp ver-
schijnen, Op Buuren genaamd, geflankeerd door Op Buuren Buiten dat een landgoed-
sfeer krijgt en Op Buuren Park met een jachthaven en een klein aantal woningen.
Kondor Wessels, de gemeente, de Vechtplassencommissie en een aantal ontwerp-
bureaus (Copijn, Mulleners + Mulleners en LA4sale als auteur van de VechtVisie) werkten
gezamenlijk een beeldkwaliteitsplan uit. Kenmerken van de bestaande Vechtdorpen
komen terug in dit nieuwe: de vorm en maatvoering van de straten, de vele kleuren,
gevelbreedtes en dakvormen. Met afwisselende architectuurstijlen wordt een groeipro-
ces gesuggereerd. De ontwerpen verwijzen naar verschillende periodes en op enkele
kavels wordt met hypermoderne architectuur een recente toevoeging gesimuleerd. Deze
variatie is in Op Buuren gerealiseerd door acht architecten in te schakelen en hun ont-
35 – belvedere.nu / Thema’s34 – belvedere.nu / Thema’s
Voormalige gieterij, nu ROC Twente
Ambities voor een gebiedsontwikkeling komen vaak voort uit een creatief en inspire-
rend werkproces. Dromen en visioenen komen tot leven in een concreet toekomst-
beeld. Vasthouden aan de geformuleerde ambities is vers twee. Financiële of juridische
struikelblokken willen de prioriteit voor een hoog cultuurhistorisch kwaliteitsniveau
nog wel eens verdringen. Tenzij daar vooraf al de nodige waarborgen voor worden inge-
bouwd.
“Iedereen zal de wil moeten hebben om er uit te komen en oplossingsgericht in plaats
van probleemgericht moeten denken. Dat is een erg belangrijke voorwaarde om dit pro-
ject met succes tot stand te brengen”, betoogt Jan Nieuwenhuizen al in 2001 in het
Masterplan voor het Hart van Zuid in Hengelo. Nieuwenhuizen is de algemeen directeur
van Projectbureau Hart van Zuid. De gemeente Hengelo en de Van Wijnen Groep werken
daarin in een publiek-private samenwerking (PPS) aan de herontwikkeling van een uit-
gestrekte industriële enclave, gelegen op een steenworp afstand van de binnenstad.
39 – belvedere.nu / Thema’s
Ambities vragen nazorg
Hart van Zuid, Hengelo
38 – belvedere.nu / Thema’s
Voormalige buigerij, wordt appartementencomplex Voormalige modelmakerij, nu brandweerkazerne
die zijn intrek nam in Storks oude modelmakerij en de watertoren gebruikt als bluswater-
reservoir. Het Regionaal Opleidingscentrum Twente heeft de voormalige gieterij in zijn
nieuwbouw geïncorporeerd. De 150 meter lange fabriekshal vormt de centrale ontsluitings-
as van het nieuwe gebouwcomplex en is van buitenaf nauwelijks meer zichtbaar.
Per deelgebied bekijkt het projectbureau samen met de geïnteresseerde partijen en
het supervisieteam wat het convenant als minimum voorschrijft en wat de praktijk ver-
der nog biedt om de identiteit van het gebied te behouden. Pas na deze verkenningsfase
toetst het Projectbureau de ambities aan de realiteit. Zodra de begroting sluitend is,
wordt een deelgebied ontwikkeld. Voor deze volgorde is gekozen vanuit de hoop dat de
betrokken partijen gegrepen worden door de mogelijkheden. Zo kan het gebeuren dat
uiteindelijk meer behouden wordt dan alleen de objecten met een monumentenstatus.
Voorbeelden hiervan zijn de Buigerij en de Weverij. Van de Buigerij, een oud magazijn,
zijn de wanden bewaard. Daar tussenin zijn 41 appartementen gebouwd. In de Weverij,
de oude bontweverij van Stork, zijn zeven woonwerkeenheden gerealiseerd.
FlexibiliteitDankzij de gefaseerde aanpak kan het projectbureau flexibel inspelen op veranderingen
die zich tijdens het lange planproces voordoen. Die flexibiliteit past goed bij de PPS-
constructie, waarin de overheid zich vooral richt op wat publiek gewenst is en de markt in
de gaten houdt wat privaat mogelijk is. Dat verschilt en verandert nogal eens. De mogelijk-
heden om in Hengelo een programma te vinden voor de enorme oppervlakten waar het
hier om gaat, zijn minder gunstig dan die in de Randstad. De gevonden constructie
draagt eraan bij dat de ambities hoog, maar wel realistisch blijven.
Het masterplan uit 2001 is in 2008 geactualiseerd. Aanpassingen zijn onder meer de
blijvende ruimte voor de zware industrie, een kleiner woningbouwprogramma en de
Laan Hart van Zuid, de slagader van het gebied die het tracé van de voormalige spoorlijn
van Stork volgt. Het Convenant en het Supervisieteam, maar ook de door bewoners
opgerichte Stichting Hart voor Zuid, vormen ondertussen het geweten van het Project-
bureau. Doordat deze teams van deskundigen en omwonenden een grote stem hebben
en de flexibele planvorming de ruimte biedt om die stem te accommoderen, kunnen ze
ingrijpen wanneer ze het gevoel hebben dat de echo van het rijke verleden niet meer
voldoende doorklinkt. Jan Nieuwenhuizen in het Belvedere Festival Magazine (2008):
“Ik heb het vertrouwen, maar ook de eigen weerstand georganiseerd”.
Met zijn 50 hectare is dit een van de grootste binnenstedelijke transformatieprojecten
in Nederland.
De beide partners hebben zich de ambitie gesteld om “de echo van een rijk indus-
trieel verleden te laten doorklinken in de toekomst”, zoals zij dat in 2001 formuleren.
Niet alleen omdat zich op het terrein enkele beeldbepalende industriële panden bevin-
den, maar vooral omdat de industrie diep in de plaatselijke samenleving verankerd is.
Zo’n anderhalve eeuw geleden vestigde machinefabrikant Stork zich in Hengelo. Dat
was de directe aanleiding voor de groei van het dorpje Hengelo tot welvarende indus-
triestad. Er verschenen grote fabriekshallen en kantoorgebouwen, maar ook een vereni-
gingsgebouw en een tuindorp voor de arbeiders. Vrijwel iedere familie in de stad heeft
connecties met het concern. Met de komst van branchegenoten Dikkers en Siemens
naar het terrein ontstond een industriële enclave midden in de stad.
Convenant en supervisieteamDe ambitie moest gestalte krijgen in een flexibel plan. Het terrein is te groot om in één
keer te ontwikkelen. Naar verwachting zal de uitvoering niet voor 2018 zijn afgerond.
Zo’n termijn stelt eisen aan de wijze waarop de kwaliteitsambities zijn geborgd. In
Hengelo gebeurt dat via een convenant en een supervisieteam. Aan de vooravond van de
gebiedsontwikkeling lieten de PPS-partners een uitgebreide cultuurhistorische waarde-
inventarisatie maken. Deze bracht de meest kenmerkende gebouwen in kaart, benoem-
de de belangrijkste stedenbouwkundige en monumentale waarden en gaf aan op wat
voor manieren cultuurhistorie in de planvorming kon worden ingezet.
De cultuurhistorische waardestelling en de ambitie van hoogwaardig hergebruik
kregen een vertaling in het Convenant Industrieel Erfgoed. Dit geeft aan welke waarden,
gebouwen of elementen minimaal behouden moesten blijven om de industriële eigen-
heid van het gebied overeind te houden. Op abstracter schaalniveau beschrijft het in
acht punten de karakteristiek van het gebied, waaronder de geschakelde fabriekspan-
den en het patroon van voormalige spoorwegen en straten. Het convenant is onder
meer ondertekend door de provincie, de gemeente, de Rijksdienst voor het Cultureel
Erfgoed en de ontwikkelaar. Om de doorwerking te verzekeren, stelden de gemeente en
Van Wijnen een supervisieteam in, bestaande uit gerenommeerde personen uit de
wereld van de cultuurhistorie en de architectuur. Dit team ziet toe op de naleving van
het convenant, maar de deelnemers zijn ook inzetbaar voor advies en nieuw onderzoek.
Eerste nieuwbouwprojectenDe voormalige industriële enclave ontwikkelt zich inmiddels stapsgewijs tot een nieuw
stadsdeel met woningen, bedrijven, opleidingscentra en recreatieve functies. Ook de
zware industrie behoudt een plek in het Hart van Zuid. Stork is met een bedrijfsonder-
deel achtergebleven (Stork Thermeq, voor ketels en waterstoomsystemen) en Siemens
breidt haar kantoorlocatie zelfs uit. De eerste nieuwbouwprojecten en transformaties
zijn inmiddels een feit. Een eerste proeve bood de in 2001 geopende brandweerkazerne,
41 – belvedere.nu / Thema’s40 – belvedere.nu / Thema’s
Gedekte gemeenschapsweg vanaf Fort Honswijk
Cultuurhistorische gebruiken, objecten en structuren zijn te vinden op alle schaal-
niveaus. Ze zijn zeer divers in hun betekenis of waardering. In gebiedsontwikkelingen
komen al deze schaalniveaus en motieven voor behoud samen. Door slim te schakelen
tussen de niveaus en motieven krijgen afzonderlijke beleidsinitiatieven en projecten
gezamenlijk een meerwaarde.
Versterkingen, waterwerken en open velden vormden tussen 1815 en 1940 een ingenieus
verdedigingssysteem tussen Muiden en de Biesbosch. Bij vijandelijke dreiging kon het
leger weilanden onder water zetten. Een laag water van zo’n veertig centimeter blok-
keerde de doorgang: te diep om te lopen, te ondiep om te varen. Forten bewaakten de
zwakke plekken. Deze Nieuwe Hollandse Waterlinie was de grootste en technisch verst
doorgevoerde uitvoering van een beproefd verdedigingssysteem voor de lage landen.
Al bijna tien jaar lang is deze overbodig geworden militaire structuur het toneel van
grote bestuurlijke aandacht. In 2000 benoemde het kabinet de Waterlinie tot nationaal
project, in 2003 nam het de linie op in de nationale ruimtelijke hoofdstructuur, in 2008
verbonden alle betrokken overheden zich via het Pact van Rijnauwen aan een uitvoe-
ringsprogramma en sinds 2009 is de Nieuwe Hollandse Waterlinie Nederlands grootste
rijksmonument. Al deze bestuurlijke aandacht laat zich niet alleen verklaren uit de his-
torische waarde. Minstens zo belangrijk is de actuele betekenis die de linie blijkt te heb-
ben, op alle schaalniveaus – van de nationale ruimtelijke ordening tot het individuele
fort. Die betekenis wordt bewezen door de talloze restauraties, herbestemmingen en
andere investeringsprojecten die in deze periode al zijn uitgevoerd.
De basis voor het nieuwe toekomstperspectief vormt het Linieperspectief ‘Panorama
Krayenhoff’. Deze ruimtelijke visie is in 2004 uitgebracht door de Liniecommissie, waar-
in vijf departementen en vijf provincies zijn vertegenwoordigd. In grote lijnen komt het
Linieperspectief erop neer dat de westzijde – het verdedigde deel – verder verdicht mag
worden, met groen of bebouwing. De oostzijde wordt open gehouden. Dit is het land
dat vroeger onder water gezet moest kunnen worden. Daar tussendoor loopt de ‘hoofd-
verdedigingslijn’, waar het merendeel van de zesenveertig forten aan ligt. Het land-
schappelijke contrast en de militaire bouwwerken maken deze verdedigingslijn herkenbaar.
Op deze manier komt de Waterlinie tot zijn recht als cultuurhistorische landschapsstruc-
45 – belvedere.nu / Thema’s44 – belvedere.nu / Thema’s
Continu schakelen tussen schaalniveaus
en betekenissen
Nieuwe Hollandse Waterlinie
Coupure in de wal langs de gedekte gemeenschapsweg
nieuwe particuliere initiatieven op het kleinste schaalniveau, die de aanpak op het
hogere schaalniveau onderbouwen. De eerste ondernemers met plannen voor de ont-
wikkeling van het door Defensie verlaten Fort Honswijk hebben zich al gemeld.
Projecten binnen de projectenveloppe ‘Linieland’ sorteerden hier al op voor en ont-
lenen er extra waarde aan. Zo is in opdracht van de gemeente Houten de laatste nog
herkenbare gedekte gemeenschapsweg opgeknapt. Zo’n weg fungeerde als geheime
verbinding tussen een aantal verdedigingswerken. De weg werd 'gedekt' door een aarden
wal en aan het zicht onttrokken door hoge bomen. De soldaten konden zo beschermd
en onbespied wapens en voedsel transporteren. Binnen het project is de hele constellatie
van weg, begroeiing, aarden wal en inundatiekanaal tussen Fort Honswijk en het Werk
aan de Korte Uitweg hersteld en beter herkenbaar gemaakt. Een door OKRA landschaps-
architecten en Bunker Q ontworpen coupure in de wal lokt passanten naar een uitkijk-
punt aan het kanaal. Hier varen in de toekomst kanoërs voorbij die een Waterlinie-
kanoroute volgen. De weg zelf is inmiddels onderdeel van een bewegwijzerde fietsroute
en een lange-afstandswandelpad langs de Waterlinie.
BekendheidOm initiatieven op het kleinste schaalniveau te stimuleren, zet het projectbureau zich
in om de bekendheid met de mogelijkheden te vergroten. Zo wil het nieuwe initiatieven
losmaken bij ondernemers. Zij kunnen gebruik maken van het merk Waterlinie en tege-
lijkertijd zelf van toegevoegde waarde zijn. Te denken valt aan boeren of horeca-onder-
nemers, maar ook aan kennisinstellingen als de Stichting GeoFort, die vanuit het Fort
bij de Nieuwe Steeg werkt aan nieuwe GPS-systemen – onder meer voor de Waterlinie
zelf. De ondernemers gaan samenwerken aan productontwikkeling en marketing.
Internationaal wordt kennis uitgewisseld met ondernemers in bijvoorbeeld Vlaamse en
Ierse nationale landschappen. Productinnovatie en verbreding verstevigen de economi-
sche basis onder het behoud van de Waterlinie.
Ook de bekendheid bij het brede publiek heeft de volle aandacht. Tot de eerste
quick wins behoorden de realisatie van een informatiecentrum in Fort Vechten bij Bunnik
en de langeafstandswandelroute. Er is fors geïnvesteerd in ‘September Fortenmaand’ en
andere publieksmanifestaties. Onlangs verscheen een dvd met getuigenverhalen van
voormalige militairen en omwonenden. De wisselwerking tussen de Nieuwe Hollandse
Waterlinie als grootschalig fenomeen en de kleine initiatieven die bedrijven of particu-
lieren daaraan verbinden, brengen de Waterlinie weer tot leven. De continue schakeling
tussen schaalniveaus en betekenissen is tot nu toe cruciaal gebleken om de Waterlinie
zichtbaar, beleefbaar en duurzaam bruikbaar te maken.
47 – belvedere.nu / Thema’s
tuur en als ‘megasingel door de Deltametropool’. In die laatste hoedanigheid markeert
de Waterlinie de oostelijke begrenzing van de Randstad en de landschapsecologische
overgang van hoog naar laag Nederland.
Van nationaal tot lokaal perspectiefOm een grootschalige structuur als deze van de grond te krijgen, is de medewerking
nodig van veel gemeenten, ondernemers en andere lokale partijen. Voor hen hebben de
forten, waterwerken en open velden vaak net een andere betekenis, naast de cultuur-
historische waarde. Ze kunnen bijvoorbeeld een inspirerende woon- en werkomgeving
vormen of deel uitmaken van een toeristisch-recreatief programma. De organisatie van
het nationale project Nieuwe Hollandse Waterlinie is erop gericht om de betekenissen
op verschillende schaalniveaus bij elkaar te brengen. Dat gebeurde in eerste instantie
via enkele ‘quick wins’. Fort aan de Klop kreeg bijvoorbeeld een nieuwe bestemming
als herberg, theehuis en camping. Het buurtschapje dat van oudsher in Fort Blauwkapel
ligt, werd nieuw leven ingeblazen in combinatie met een kleinschalig woningbouw-
programma. Een groot deel van deze projecten stond al langer op stapel, maar het
nationale label van de Waterlinie bracht ze in een stroomversnelling. De quick wins
maakten bestuurders, maar ook ondernemers en burgers enthousiast voor de
Waterlinie.
Meer structureel kreeg de samenwerking vorm in zeven zogeheten ‘projectenvelop-
pen’ voor deelgebieden. Binnen een envelop werken provincies, gemeenten, water-
schappen, grondeigenaren, historische verenigingen, ondernemers en anderen samen
aan meerdere restauratie- en ontwikkelingsprojecten op regionaal en lokaal niveau. Een
nationaal projectbureau vervult de spilfunctie tussen alle betrokkenen en schakelt
voortdurend tussen de verschillende niveaus. Een kwaliteitsteam adviseert over alle in
ontwikkeling zijnde plannen en houdt daarbij met name de onderlinge samenhang in
het oog.
LinielandschapIn vier delen van de Waterlinie heeft de samenwerking inmiddels de vorm aangenomen
van integrale gebiedsontwikkeling. Het Pact van Rijnauwen maakte dat mogelijk, onder-
steund door een financiële impuls van zeventig miljoen euro, gelijkelijk verdeeld over
het rijk en de provincies. Een voorbeeld is het nog relatief ongeschonden linielandschap
ten zuiden van Houten, op het Eiland van Schalkwijk. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is
hier in al haar facetten nog goed herkenbaar. Dit gebied zal zich ontwikkelen in de rich-
ting van een landschapspark, dat voorziet in een deel van het recreatieve, ecologische
en waterhuishoudkundige programma voor de regio en waarin wellicht op kleine schaal
woningbouw mogelijk is. De Waterlinie biedt de ankerpunten en het richtsnoer. Er zijn
investeringen te verwachten in de toeristisch-recreatieve bereikbaarheid met onder
meer een liniepont over de Lek tussen Fort Honswijk en Fort Everdingen, en met een
nieuwe fietsverbinding tussen Nieuwegein en Houten via Schalkwijk. Gehoopt wordt op
46 – belvedere.nu / Thema’s
Een boer die zijn stal vergroot, een bewoner die een uitbouw maakt, een bedrijf dat
nieuwe neonverlichting installeert: verrommeling van de leefomgeving vindt soms
sluipenderwijs plaats. De oorzaak ligt lang niet altijd in achteloosheid. Veel mensen
zijn graag bereid een positieve bijdrage aan de leefomgeving te leveren, maar hebben
niet de kennis of de vaardigheid om dat uit zichzelf te doen. De afgelopen jaren zijn op
het platteland en in de stad uiteenlopende initiatieven genomen om hen daarin te
ondersteunen.
Ze waren veel Noord-Groningers een doorn in het oog, de grote stalen landbouwschuren
die her en der in het landschap verschenen. Qua schaal, opbouw en ligging weken ze
compleet af van de oude schuren. De vereniging Wierde & Dijk, waarin boeren en andere
bewoners samenwerken aan de kwaliteit van natuur en landschap in Noord-Groningen,
vond dat het ook anders moest kunnen. Wierde & Dijk begon daarom in 2001 het project
‘Agrarisch landschappelijk bouwen op het hogeland’. De vereniging werkte daarin
samen met LTO Noord Projecten, architect Jan Giezen en landschapsarchitecte Greet
Bierema en wist zich gesteund door Europese, nationale en provinciale subsidies, onder
meer van Belvedere. Inzet was om te komen tot ontwerpstrategieën om nieuwe boeren-
schuren beter te laten aansluiten op hun omgeving. Want dat ontwikkelingen als
schaalvergroting, mechanisatie en nieuwe teelten boeren ertoe noopten om hun bedrijf
uit te breiden, dat stond buiten kijf.
Streekeigen ontwerpOnderzoek legde de pijnpunten bloot. Traditionele boerderijschuren bevinden zich vaak
aan of achter het woonhuis, met dezelfde dakvorm en opgetrokken uit dezelfde materi-
alen. De nieuwe standaardschuren zijn van staal en staan meestal los op het erf en
hebben ook in hun ontwerp niets met het woonhuis te maken. Ze hebben een hogere
onderbouw en een flauwere dakhelling. Sommige hebben een wit dak of zijn in andere,
felle kleuren geschilderd. Van details die de oude schuren kenmerken, zoals de houten
goten, witte kozijnen, groene deuren en uilenborden in de nok, is in de stalen schuren
niets over. Giezen stelde daar een modelschuur tegenover die beter in het landschap
past. Deze heeft weliswaar een stalen dak, want dat bleek financieel noodzakelijk. Maar
51 – belvedere.nu / Thema’s50 – belvedere.nu / Thema’s
Kleinschalige oplossingen voor sluipende
verrommeling
Agrarisch landschappelijk bouwen
in Noord-Groningen
en Dordtse Kleuren in Dordrecht
53 – belvedere.nu / Thema’s
in aspecten als de dakhelling, goothoogte, bakstenen gevels, detaillering en de situe-
ring op het erf zijn ze onmiskenbaar Noord-Gronings.
Als groeiende boerenbedrijven in Noord-Groningen massaal voor deze schuur zou-
den kiezen, was daadwerkelijk een halt toegeroepen aan een sluipende verrommelings-
tendens. Dat is helaas niet gebeurd. Er zijn slechts drie van deze schuren gebouwd: in
Pieterburen, Godlinze en Stedum. Voor een verdere verspreiding bleken de meerkosten
toch te hoog. Maar er was ook een inhoudelijk struikelblok. Het vastleggen van een aan-
tal uiterlijke kenmerken doet onvoldoende recht aan de specificaties van een concrete
locatie en kan gemakkelijk leiden tot historiserend bouwen. In een volgend project voor
agrarisch landschappelijk bouwen, ditmaal in het nationaal landschap Drentsche Aa en
wederom met medewerking van LTO Projecten Noord en architect Jan Giezen, wordt
daarom proefgedraaid met een meer procesmatige aanpak. Uit een zorgvuldige samen-
werking tussen het agrarische bedrijf, een architect, een landschapsarchitect, de
gemeente en de provincie moeten oplossingen voortkomen die zijn afgestemd op de
streekeigen karakteristieken en de specifieke locatie.
Dordtse KleurenHoewel verrommeling in de media vooral wordt gerelateerd aan het landelijk gebied,
speelt dezelfde thematiek ook in de stad. Ook hier worden initiatieven ontplooid die
kleine ondernemers en bewoners ondersteunen met kennis en bouwstenen. Eigenaren
van panden in de Dordtse binnenstad kunnen bijvoorbeeld bij hun schilderwerk putten
uit een waaier met 55 typisch Dordtse kleuren. Het palet bevat kleuren die vanouds in
Dordrecht voorkomen en hebben luisterrijke namen gekregen als het Itz Wit en het
Beverenburch, genoemd naar respectievelijk een kunstschilder en een karakteristiek
pand. De waaier is opgesteld door de plaatselijke Stichting de Stad, op grond van een
onderzoek naar het historische kleurengebruik in Dordrecht waartoe de gemeente
opdracht had gegeven. De stichting biedt desgevraagd ook kleuradviezen en plaatselijke
schildersbedrijven hebben geleerd te werken met de kleurenwaaier. Veel extra kost het
niet en het straatbeeld knapt er zienderogen van op – dat is aangetoond in de Wijnstraat,
die diende als proeftuin.
Sluipende verrommeling ontstaat als kleine investeerders massaal kiezen voor
efficiënte standaardoplossingen of als iedereen de eigen smaak volgt, bij gebrek aan
houvast over collectieve kwaliteiten. Oplossingen hiervoor, in de stad en in het landelijk
gebied, kennen een paar gemeenschappelijke componenten. Ze bieden kennis aan over
het verleden, zodat mensen weten waar ze aan bijdragen en waarom dat de moeite
waard is. Ze bieden aanknopingspunten over hoe de cultuurhistorische kwaliteiten te
vertalen zijn in hedendaagse ontwerpen, maar geen pasklare modellen. Ze bieden waar
nodig professionele ondersteuning, bij het ontwerp en in de uitvoering. En de meerkos-
ten voor wie mee wil doen blijven binnen de perken.
52 – belvedere.nu / Thema’s
Soms zijn objecten of structuren geheel verdwenen, maar bestaat toch de wens het
verleden te laten herleven. Een nauwgezette reconstructie behoort tot de mogelijk-
heden, maar er kan ook een uitgesproken eigentijdse vorm ontstaan die refereert aan
het verleden. Bijvoorbeeld door historische vormen en patronen te stileren.
Van de zeventiende tot en met de negentiende eeuw was De Wiers een buitenplaats aan
de Lek bij het dorp Vreeswijk. In de twintigste eeuw overspoelden de industrialisatie en
de verstedelijking de buitenplaats. Het landhuis maakte plaats voor een scheepswerf,
de groene omgeving veranderde in een bedrijventerrein tussen twee kanalen en
Vreeswijk werd een wijk van Nieuwegein. Nu, in de eenentwintigste eeuw, kondigt de
volgende transformatie zich aan. Een jachthaven, een nieuwe woonbuurt en een goed
restaurant zijn daar de voorboden van. Net als in de negentiende eeuw komen mensen
hier weer om te genieten, net als in de twintigste eeuw komen ze er om te werken. Maar
de context is volledig veranderd. Het nieuwe Huis de Wiers staat symbool voor al deze
transformaties. Het souterrain is oud en gerestaureerd, de bovenbouw is nieuw. De con-
tour van de bovenbouw is historisch geïnspireerd, maar de detaillering en het materi-
aal- en kleurgebruik zijn eigentijds.
Referentie Architect Jaco de Visser was adviseur van een klankbordgroep die de gemeente
Nieuwegein had ingesteld voor de herontwikkeling van het industriegebied. Hij zag
weinig heil in het toenmalige plan om er urban villa’s te bouwen. In de geschiedenis van
het oude landhuis hoopte hij een alternatief te vinden. Zichtbare resten waren er niet
meer. Het oude Huis de Wiers was in 1947 gesloopt onder druk van de zich uitbreidende
bedrijvigheid. Maar ondergronds waren er nog wel degelijk resten aanwezig, ontdekte
De Visser na onderzoek samen met (toen nog amateur-)archeoloog René van der Mark.
Gedeeltes van de verlaten scheepswerf bleken te rusten op het souterrain van het land-
huis. De kruisgewelven in het souterrain waren er nog en ook delen van de ommuring
van het voorterrein en de fundering van het poortgebouw werden teruggevonden, hoe-
wel allemaal in slechte staat.
57 – belvedere.nu / Thema’s56 – belvedere.nu / Thema’s
Herbouw tussen inspiratieen reconstructie
Huis de Wiers, Nieuwegein
en Kasteel Heemstede, Houten
59 – belvedere.nu / Thema’s
Het is de voorkeur van de architect en de opdrachtgever die de balans bepaalt tussen een
nauwgezette reconstructie en een eigentijdse interpretatie, maar ook de omgeving van
het gebouw speelt er een rol in. Kasteel Heemstede staat nog steeds buiten de stad, in
een relatief open landschap, hoewel van het oorspronkelijke landgoed weinig meer over
is. Op enige afstand van het kasteel loopt er zelfs een snelweg doorheen. De wijk De
Wiers lijkt daarentegen in niets meer op het buiten dat het in de zeventiende eeuw was.
De natuur is verdrongen. Er zijn kanalen gegraven, er is een industriële geschiedenis
overheen gekomen en nu ontwikkelt het zich tot een intensief gebruikt woon-, werk- en
recreatiegebied in een voormalige groeikern. De vorm en de materialisering geven Huis
de Wiers een statigheid die past bij het landhuis dat lang geleden op de plek stond,
maar zijn ook op te vatten als een knipoog naar de industriële bebouwing die het beeld
hier bijna een eeuw lang heeft gedomineerd.
58 – belvedere.nu / Thema’s
De Visser nam zelf het initiatief om het souterrain te restaureren en er een nieuw
gebouw bovenop te zetten, geïnspireerd op het oude Huis de Wiers. Hij maakte het
architectonisch ontwerp, zijn partner (interieurarchitecte Odette Ex) ontwierp het inte-
rieur en zij namen zelf hun intrek in het gebouw, zowel met de bureaus van beiden als
met hun gezin. Hij vroeg de gemeente om in het bestemmingsplan horeca toe te voegen
aan de gecombineerde woon- en werkbestemming, om de ruimte onder de herstelde
kruisgewelven te kunnen verhuren als restaurant en het huis zo ook voor het publiek
toegankelijk te maken. Tussen 2005 en 2007 werden het huis en de omliggende tuin
opgeleverd; bijgebouwen zoals het poortgebouw volgen in de toekomst.
De contouren van het nieuwe Huis de Wiers zijn afgeleid van zijn zeventiende-
eeuwse voorganger. De hoogte, de grondvorm en het karakteristieke dubbele zadeldak
zijn identiek of zo goed als identiek. Het silhouet dat zo ontstaat, vormt een krachtige
cultuurhistorische referentie. De verdere invulling past in het recente cultuurbeeld. De
ramen zijn onregelmatig gepositioneerd, de begane grond is transparant door het
gebruik van veel glas, het dak vloeit zonder geprononceerde rand of ornamentiek over in
de gevels. In de eigentijdse opbouw is de cultuurhistorische achtergrond ook op een
andere, meer verborgen manier te herkennen. Het gebruik van de oorspronkelijke, uit
1654 stammende fundering stelde eisen aan het gewicht van de opbouw. De nu gang-
bare bouwmaterialen zijn te zwaar. De Visser wilde bovendien materialen gebruiken met
een natuurlijke uitstraling, die weinig afwerking nodig hebben. Een groot deel van de
constructie is daarom uitgevoerd in hout: het casco, de gevels, de vloeren en het dak.
Met name in het interieur is het hout sfeerbepalend. Aan de buitenkant zijn tegen het
hout koperen platen bevestigd. Het voorgeoxideerde koper benadert de kleur van het
metselwerk waarin het oude landhuis opgetrokken was. Het huis krijgt er een doorleefde
uitstraling mee. Het past in het beeldkwaliteitsplan voor de omgeving, dat mede door
De Vissers inbreng niet alleen aan het visuele beeld appelleert, maar ook aan de klanken
en de geuren van de voormalige scheepswerf.
Kasteel HeemstedeDe Visser heeft zich verre gehouden van reconstructies of andere vormen van historise-
ring. Die keuze staat tegenover de keuze om zo veel mogelijk van de historische situa-
tie te laten zien. Een voorbeeld daarvan is niet ver van Nieuwegein te vinden. In
buurgemeente Houten staat een ander landhuis, kasteel Heemstede. Net als Huis de
Wiers was dit kasteel teloorgegaan, hoewel door brand in plaats van door sloop, en ook
hier bevindt zich een restaurant in het souterrain met kantoren daarboven. Maar Van
Hoogevest Architecten maakte voor de herbouw een nauwkeurige reconstructie van
het oude gebouw. Zelfs de stenen zijn volgens oorspronkelijk recept gebakken. De
keuze voor een reconstructie was mogelijk omdat de oude bouwtekeningen nog
beschikbaar waren. Bovendien was het monumentale kasteel pas recent afgebrand.
Het lag daarom nog vers in het geheugen, in tegenstelling tot het al bijna vergeten
Huis de Wiers.
Tracé voormalige Romeinse weg
Het cultuurhistorisch verhaal van een gebied beperkt zich zelden tot één object of tijds-
laag. Een nieuwe ontwikkeling kan zich alleen presenteren als een nieuw hoofdstuk in dit
verhaal, als de strekking ervan overeind blijft. Daarvoor is niet alleen een verbinding nodig
met de toekomstige opgave – ook wel externe integratie genoemd – maar ook tussen de
verschillende cultuurhistorische disciplines van de archeologie, historische geografie en
bouwkunst – de interne integratie.
Nieuwbouw die zich voegt naar eeuwenoude patronen en tastbare herinneringen aan het
verleden herbergt, zoals een oude tuinderskas en de contouren van een ridderhofstad. De
Vinexlocatie Leidsche Rijn bij Utrecht is een van de allereerste proeftuinen van het
Belvedere-denken. Sterker nog, al een paar jaar voordat Belvedere het licht zag, was cultuur-
historie er een belangrijk thema in de planvorming. De eerste aanzet werd gegeven in 1993
toen de gemeente het instrument van de Cultuurhistorische Effectrapportage (CHER) intro-
duceerde. Sinds die tijd moeten, vooruitlopend op ingrijpende transformaties, eerst de
63 –belvedere.nu / Thema’s62 – belvedere.nu / Thema’s
Voortbouwen op een meerdimensionaal verleden
Leidsche Rijn, Utrecht
Oude dijkweg, opgenomen in stedenbouwkundige structuur Educatief project Graaf Junior
Andere samenhangHeel anders is de aanblik van De Balije, een ander topgebied. Rechte, noord-zuid lopende
straten maken in één oogopslag duidelijk dat hier een andere samenhang van cultuurhisto-
rische structuren als basis voor de planvorming heeft gediend. Inderdaad kende dit gebied
van oudsher langwerpige percelen met sloten ertussen, ontstaan als gevolg van elfde-
eeuwse ontginningen. De percelen waren met hun bebouwing georiënteerd op de ontgin-
ningsas, in dit geval de Leidsche Rijn. Naar achteren toe boden ze vrij zicht. De enige
bebouwing die de noord-zuid richting enigszins doorbrak, waren enkele oude boerderijen.
Deze lagen op de verhoging van de oude Heldammer stroomrug, tevens het oude kerken-
pad naar De Meern. Tijdens bouwwerkzaamheden voor de naastgelegen wijk Veldhuizen in
1997 – nadat de CHER allang voltooid was – bleek dat zich onder dit oude kerkenpad de fun-
damenten bevonden van de weg die vroeger langs de Limes, de Romeinse grens, liep. De
Romeinen hadden destijds op de hoger gelegen stroomrug houten palen geplaatst met
daartussen een grindlaag, om zo het uiterst drassige gebied toegankelijk te maken. De
boerderijen waren vervolgens weer op deze stevige ondergrond gebouwd.
Deze vondst maakte duidelijk dat de samenhang van cultuurhistorische elementen
en structuren hier nog sterker was dan gedacht. Omdat de planvorming voor De Balije
nog op gang moest komen, bleek het mogelijk deze samenhang expliciet te tonen.
Landschapsarchitecten van Buro Lubbers transformeerden de stroomrug tot parkzone met
daar doorheen het tracé van de Romeinse weg – gemarkeerd door grind – en geflankeerd
door de monumentale boerderijen. Een bloembed van krokussen geeft ieder voorjaar het
tracé van de oude Heldammer rivierbedding aan. De Romeinse weg breekt nog letterlijk door
het eerste appartementengebouw van Veldhuizen, maar loopt vervolgens op andere be-
bouwing dood. Verder volgt de bebouwing vooral de structuur van de langwerpige percelen,
waarbij de zichtlijnen vanaf de Leidsche Rijn naar achteren zoveel mogelijk behouden zijn.
IdentificatieDe aandacht voor de samenhang van de verschillende cultuurhistorische structuren heeft
in elk van de vijf gebieden geleid tot een eigentijds beeld waar het verleden nog doorheen
schemert, maar met eigentijdse bebouwing nadrukkelijk ook een nieuwe laag aan is toege-
voegd. Leidsche Rijn is daarmee een van de eerste grootschalige ontwikkelingen waar in de
dagelijkse realiteit kan worden ervaren op welke manier cultuurhistorie kan bijdragen aan
de ruimtelijke kwaliteit. Het is ook een van de eerste ontwikkelingen waarbij in de toekomst
zal moeten blijken of de nieuwe bewoners zich met dit beeld en de geschiedenis gaan
identificeren. Volgens de gemeentelijke historici gaat dat niet vanzelf. Al tijdens de ontwik-
keling van de wijk hebben zij geprobeerd het verhaal van het gebied op de toekomstige
bewoners over te dragen met openbare opgravingen, informatiepanelen, festiviteiten en
publicaties. Evaluerend zeggen zij wel dat dit aspect van meet af aan in de planvorming
meer aandacht moet krijgen. De beste garantie voor toekomstig behoud is immers dat de
huidige bevolking de cultuurhistorische rijkdom van het gebied beleeft en waardeert.
65 – belvedere.nu / Thema’s
cultuurhistorische karakteristieken van een gebied of plek in kaart worden gebracht en op
waarde geschat. Het stadsbestuur bepaalt vervolgens wat van deze waarden moet worden
ingepast, of onderzocht, of wat mag verdwijnen. Ontwerpers en ontwikkelaars kunnen de
rapportage gebruiken als bron van informatie en inspiratie.
Leidsche Rijn was de eerste opgave waarvoor de gemeente de CHER toepaste. Het plan-
gebied besloeg een oppervlakte van zo’n 2500 hectare, verdeeld over de gemeente Utrecht
en het toen nog zelfstandige Vleuten-De Meern. Hier moesten in dertig jaar tijd zo’n 30.000
woningen verrijzen voor 80.000 mensen. Het document kwam uiteindelijk in 1995 gereed,
vlak voordat een planteam onder leiding van landschapsarchitecte Riek Bakker aan het
Masterplan begon te werken. Dit team benoemde ‘identiteit’ tot een van de speerpunten en
nam de aanbevelingen uit de CHER zoveel mogelijk over. De kwaliteitskaart van het Master-
plan bevatte volgens de gemeentearcheologen zelfs 80 tot 90 procent van cultuurhistorische
structuur van de waarderingskaart uit de CHER.
Stapeling van waardenDe cultuurhistorische ambitie van de gemeente Utrecht was voor die tijd zeer vooruitstre-
vend. Naast behoud van erfgoed, was het bereiken van ruimtelijke kwaliteit van meet af aan
een van de doelstellingen. Bijzonder was ook de manier waarop naar de cultuurhistorie in
het gebied werd gekeken. De tot dan toe harde scheidslijnen tussen archeologische, land-
schappelijke en architectuurhistorische invalshoeken vervaagden. Het ging om de stapeling
van waarden en de samenhang ertussen. Op de cultuurhistorische waardekaart van het
plangebied werden vijf deelgebieden zichtbaar die een sterke samenhang kenden van cul-
tuurhistorische elementen en structuren uit verschillende tijdslagen. Aan deze gebieden
werd niet alleen een hoge waarde toegekend door de gemeentelijke archeologen en cul-
tuurhistorici, maar ook door de ontwerpers. De hier aangetroffen cultuurhistorie bood
meer aanknopingspunten voor de planvorming dan de plekken waar slechts losse relicten
uit één tijdslaag aanwezig waren.
Een van de vijf cultuurhistorische ‘topgebieden’ – de huidige wijk Het Zand – bezat
bijvoorbeeld een gave middeleeuwse blokverkaveling, met daartussen de restanten van een
Romeins badhuis, een castellum en een middeleeuws kasteel, verbonden door nog altijd
gebruikte, historische wegen. Een duurzaam beheer van deze kwaliteiten diende volgens de
CHER uitgangspunt te zijn voor de ontwikkeling van het gebied. Aantasting moest worden
voorkomen.
De supervisor van deelplan Het Zand, stedenbouwkundige Hans Ebberink, benutte de
gevonden kwaliteiten als onderlegger voor de planvorming. Hij besloot de middeleeuwse
blokverkaveling met kronkelige wegen, sloten en boerderijen te handhaven en tot het
raamwerk voor de nieuwbouw te maken. Hiertussen bevinden zich onder meer het hoger
gelegen castellum en een oude kersenboomgaard, die door omwonenden wordt onderhouden.
Opvallend is ook de nieuwbouw van een voorzieningencluster dat zich nestelt om twee
schoorstenen van voormalige kassencomplexen.
64 – belvedere.nu / Thema’s
Grevijlinkhuis, Annerveenschekanaal
Veel mensen voelen zich betrokken bij hun woonplaats. Ze zijn geïnteresseerd in de
geschiedenis ervan en kennen de verhalen die de geschiedenis kleuren. Door bewoners
te betrekken bij de zoektocht naar een gebiedsidentiteit en bij het formuleren van toe-
komstkansen, ontstaat een rijk beeld van het verleden en een door de gemeenschap
gedragen ontwikkelingsvisie. Daar zijn inmiddels veel methodieken voor uitgedacht
en toegepast.
In 2004 werd de leegstaande hervormde kerk van Annerveenschekanaal in Drenthe
omgetoverd tot een werkplaats voor dorpsontwikkeling. Studenten van de Hogeschool
Van Hall Larenstein gingen er werken aan een ontwikkelingsvisie voor de dorpen langs
het Grevelingskanaal. Zij deden dat op locatie, in een van die dorpen, om intensief te
kunnen samenwerken met de bevolking. De bewoners hadden eerder al blijk gegeven
van een grote betrokkenheid bij hun dorp, ook al waren velen van hen er geboren noch
getogen. In Annerveenschekanaal had de dorpsbevolking bijvoorbeeld met succes
gestreden voor het behoud van een school en een oude klapbrug. Enige scepsis hadden
de bewoners aanvankelijk wel, toen de studenten zich meldden. Maar die verdampte
toen de bewoners in de gaten kregen dat ze in ruil voor hun kennis en medewerking een
waardevol instrument aangereikt kregen, een werkwijze waarin zij hun eigen wensen en
ideeën konden aanscherpen en onder de aandacht van de beleidsmakers konden brengen.
Werkplaats voor dorpsontwikkelingDe werkplaats Daip, genoemd naar het Groningse woord voor ‘kanaal’ of ‘diep’, had al
een voorgeschiedenis. In 2002 verscheen de Agenda voor de Veenkoloniën. Provincies,
waterschappen en gemeenten wilden daarmee iets doen aan de economische teruggang
van dit Drents-Groningse landbouwgebied. Een van de programma’s had tot doel om de
kanalen waar ooit turf over afgevoerd werd, te ontsluiten voor de recreatievaart: Van
turfvaart naar toervaart. Daar viel ook het Grevelingskanaal onder. De gemeenten Aa en
Hunze en Veendam en de dorpsverenigingen van Annerveenschekanaal en Eexterveensche-
kanaal / Bareveld grepen dit programma aan om een bredere visie op de ontwikkeling
van de dorpen te ontwikkelen. Deze moest ook ingaan op vraagstukken zoals het terug-
lopende voorzieningenniveau en de vergrijzing. Mede door tussenkomst van de Brede
69 – belvedere.nu / Thema’s68 – belvedere.nu / Thema’s
Gebiedsidentiteit inde hoofden en de harten
Daip Grevelingskanaal
Hogeschool is nieuwe werkplaatsen begonnen, in samenwerking met andere onderwijs-
instellingen en met steun van onder meer het ministerie van LNV. De werkplaats leverde
de studenten een unieke praktijkervaring op, maakte dat deskundigen zich niet alleen
adviserend maar ook lerend opstelden en hielp vooral bewoners om samen, los van de
dagelijkse realiteit en op basis van hun persoonlijke beleving een visie op de toekomst
van het dorp op te stellen. Die visie straalt datgene uit, wat Willem Foorthuis, de lector
Plattelandsvernieuwing van Van Hall Larenstein, de bewoners al bij aanvang op het hart
drukte: “Deze plek is en blijft van jullie”.
71 – belvedere.nu / Thema’s
Overleggroep Kleine Dorpen (BOKD) Drenthe, die veel ervaring heeft met het opstellen
van dorpsontwikkelingsplannen in samenwerking met bewoners, kwam het contact
met de hogeschool tot stand.
De studenten interviewden dorpsbewoners, vooral de ouderen onder hen die veel
over de historie konden vertellen. Ze organiseerden excursies waarin zij met bewoners en
deskundigen kennis over de geschiedenis van het dorp konden uitwisselen. De studenten
vroegen dorpsbewoners om mooie en lelijke plekken te fotograferen, en om aan de hand
van een karakteristiek voorwerp te vertellen over de identiteit en kwaliteit van hun dorp.
Al deze activiteiten resulteerden in een mental map van de dorpen. Deze gaf inzicht in
de sociale verhoudingen, bijvoorbeeld met de opmerking ‘hier moet je zorgen dat je een
kind op school hebt, dan word je meteen opgenomen’ bij de school in Annerveensche-
kanaal. Symbolen als een zwemmer in het kanaal of de zogenaamde krabbersdopjes
(een soort vingerhoedjes voor het rooien van aardappelen) maakten duidelijk hoe som-
mige plekken in de hoofden van bewoners betekenis hadden gekregen. Deze betekenis
was veelal niet meer in het landschap herkenbaar, en dreigde daarom in de vergetelheid
te raken. Andersom kwam het ook voor dat bewoners de betekenis van wel herkenbare
elementen niet meer kenden, zoals van het witte hekje dat in een nabijgelegen dorp
exact de locatie van de oude Semslinie, de grens tussen Groningen en Drenthe, aangaf.
Vier prioriteitenNa vier maanden werkte een nieuwe groep studenten onder supervisie van het architecten-
bureau DAAD op basis van de mental map vier toekomstscenario’s uit. Deze varieerden
van ontwikkelingen ten nutte van de dorpsbewoners zelf tot de versterking van de toe-
ristische infrastructuur. Zo kregen de bewoners inzicht in de keuzemogelijkheden. Dat
leidde tot een aantal duidelijke keuzes, zoals het verdichten van de bestaande lintbe-
bouwing en het concentreren van nieuwe aanlegplaatsen voor de toervaart op plekken
waar recreatie en water ook nu al samengaan. Om te voorkomen dat de gemeente een te
groot wensenpakket in handen zou krijgen, gaven de bewoners vier prioriteiten aan: de
verbetering van het knooppunt in Bareveld (waar twee bebouwingslinten kruisen), de
aanleg van een fiets- en wandelpad op het schouwpad langs het kanaal, de aanleg van
een dwars op het kanaal lopend fietspad in Annerveenschekanaal en de verruiming van
het beleid voor leegstaande gebouwen.
Inmiddels is de vaarweg uit het programma Van turfvaart naar toervaart gerealiseerd.
In 2008 hebben zo’n negenhonderd toervaarders de veendorpen weten te vinden. Op basis
van de ontwikkelingsvisie komen de eerste projecten tot stand, zoals de vervanging van
vissteigers door stevigere aanlegsteigers in de nabijheid van bestaande voorzieningen.
Ook werkt de gemeente aan herbestemming van leegstaande gebouwen. Samen met de
woningstichting Woonborg zoekt ze naar een nieuwe gebruik voor het achttiende-eeuwse
Grevijlinkhuis en de inmiddels door de werkplaats verlaten kerk in Annerveenschekanaal.
De werkplaats plattelandsvernieuwing heeft zich voortvarend verder ontwikkeld.
Daip won in 2006 de HBO Innovatieprijs en de Grontmij aanmoedigingsprijs. De
70 – belvedere.nu / Thema’s
Voermanhaven, Groningen-Paddepoel
Wat maakt cultuurhistorische eigenschappen tot cultuurhistorische kwaliteiten, bruik-
baar bij nieuwe ontwikkelingen? Die vraag speelt vooral bij jong erfgoed: naoorlogse
woonwijken, bedrijventerreinen en ruilverkavelingen. Uitzonderingen daargelaten, staat
dit erfgoed niet bekend om zijn schoonheid en soms wreekt zich dat in het gebruik.
Maar dat is geen reden om de cultuurhistorie te negeren.
Paddepoel in Groningen staat model voor een generatie woonwijken uit de wederop-
bouwperiode waar nu sociaal-economische problemen optreden. Veel middelhoogbouw
in overvloedig groen, de straten zonder bebouwingswanden en de scheiding van ver-
keerssoorten – in de jaren zestig golden ze als ingrediënten voor een omgeving die licht,
lucht en ruimte combineerde met betaalbare woningen.
In die jaren bestond een sterk geloof in de maakbaarheid van de samenleving. De
maatvoering was nauwkeurig geoptimaliseerd, met het groeiende autoverkeer in het
vizier, en het voorzieningenniveau was precies afgestemd op de geplande omvang van de
bevolking. Dankzij de systeembouw kon het tempo van de woningproductie hoog blijven.
Ruimtelijk manifesteerde zich dat in een herhaling van identieke bouwpatronen, waarvan
de vorm was bepaald aan de hand van overwegingen zoals de bezonning en de bouw-
techniek. Het onderliggende landschap speelde geen rol in het ontwerp, en de aansluiting
op de stad was bepaald aan de hand van een efficiënte afwikkeling van het verkeer.
Veel wederopbouwwijken zijn aan herstructurering toe. De openbare ruimte wordt
als sociaal onveilig ervaren. Woningen zijn veelal te klein en soms ook te gebrekkig om
aan de eigentijdse woonwensen te voldoen. Op het eerste gezicht lijken de ontwerp-
uitgangspunten van destijds niet te handhaven, zeker niet als dit zou leiden tot hogere
kosten of lagere opbrengsten. Er zijn dan ook legio voorbeelden van sloop en nieuwbouw
waarbij de oorspronkelijke ontwerpmotieven geen enkele rol meer spelen. Maar daarmee
gaat ook iets verloren, is de opvatting van steeds meer architecten, cultuurhistorici en
ook bewoners. De wederopbouw heeft wellicht minder aaibaar erfgoed opgeleverd,
maar de gelaagdheid van de stad sneeuwt onder als ze niet meer herkenbaar is als een
afzonderlijke groeifase. En, misschien nog belangrijker, er schuilen ook actuele kwaliteiten
in het wonen in het groen, in complexen die niet direct aan de straat liggen. Inmiddels
is de aanwijzing van de eerste rijksmonumenten uit deze periode in voorbereiding – de
75 – belvedere.nu / Thema’s74 – belvedere.nu / Thema’s
Naoorlogs erfgoed:niet aaibaar,
wel van waarde
Paddepoel-Zuidwest, Groningen
77 – belvedere.nu / Thema’s
zogeheten top 100 – en wordt ook nagedacht over de aanwijzing van beschermde naoor-
logse stadsgezichten.
Nieuwe en bestaande kwaliteitenBij de herstructurering van het zuidwestelijke deel van de Groningse wederopbouwwijk
Paddepoel zijn de bestaande (cultuurhistorische) kwaliteiten als uitgangspunt genomen.
Het herstructureringsplan is tussen 1999 en 2001 ontworpen door De Nijl Architecten,
een bureau voor architectuur en stedenbouw dat een specialisatie heeft opgebouwd in
de aanpak van de naoorlogse stad. De stedenbouwkundige structuur van Paddepoel
bestaat uit een assenkruis van hoofdwegen, voorzieningen en plantsoenen, met daar-
binnen repeterende stroken middelhoogbouw en eengezinswoningen (‘stempels’).
Vooral in het zuiden was het woningbestand te eenzijdig van samenstelling, met veel
portieketagewoningen zonder lift. Langs de hoofdwegen en aan de buitenranden was
veel groen te vinden, ook aan de zijde van de oude stad en het water van het Reitdiep.
De schuine rand van de wijk aan het Reitdiep leidde in combinatie met de stempelstruc-
tuur tot onregelmatig gevormde groene restruimten.
De Nijl identificeerde de aansluiting op de omgeving als een van de voornaamste
zwaktes van de wijk. Om die reden brachten de ontwerpers een nieuwe hiërarchie aan
binnen de bestaande structuur. Om de aansluiting op het centrum te verbeteren, is een
bestaande weg verlengd tot aan de spoorweg, waar ruimte voor een station is gereser-
veerd. Het Reitdiep is als bijzondere kwaliteit bij de wijk betrokken. Nieuwe woningbouw
oriënteert zich deels op deze lijnen, waardoor de verscheidenheid in de woonomgeving
belangrijk toeneemt en de wijk voor meer Groningers interessant wordt. De nieuwe blik-
vanger van de wijk is de Voermanhaven, een nieuwe insteekhaven binnen een woonhof
aan het Reitdiep.
Er zijn in totaal 290 nieuwe woningen gebouwd, vooral aan de buitenranden van
Paddepoel-Zuidwest, tegenover 318 gesloopte woningen. De nieuwbouw kent een deels
andere woningtypologie, met meer besloten binnenterreinen. Maar de nieuwbouw voegt
zich wel in de orthogonale structuur van de wijk en sluit qua maatvoering, kleurgebruik
en bouwmateriaal aan op de oudere bebouwing. De strakke architectuur ligt in het ver-
lengde van de bouwstijl in de oudere delen van de wijk. En net als destijds, wordt de
kwaliteit in hoge mate gezocht op het niveau van het ensemble, naast het afzonderlijke
gebouw.
Expressie herstellenIn Groningen blijkt dat wederopbouwwijken te moderniseren zijn met nieuwe woning-
typologieën en bescheiden maatregelen aan de bestaande stedenbouwkundige structuur.
Het stedenbouwkundige ontwerp van destijds bevat waarden die ook nu nog actueel
zijn en die de wijk een onderscheidend karakter geven ten opzichte van latere nieuw-
bouwwijken en oudere delen van de stad, al vraagt het in sommige gevallen het nodige
onderzoek om ze bloot te leggen en enig herstelwerk om ze weer tot expressie te brengen.
76 – belvedere.nu / Thema’s
Eenzelfde vernieuwingsstrategie wordt gezocht voor ander erfgoed van na de oorlog. Een
voorbeeld hiervan is het onderzoek van de vereniging Het Oversticht en Hebly Theunissen
architecten naar de cultuurhistorische waardestelling van naoorlogse bedrijventerreinen.
Via casestudies voor Dollegoor in Almelo en Bergweide in Deventer is een methodiek
ontwikkeld, die ingaat op de betekenis voor de stad, de ontstaansgeschiedenis, het
ruimtelijk karakter en de afzonderlijke gebouwen en structuren van een terrein. Ook bij
natuur- en landschapsontwikkeling klinkt steeds vaker de vraag of de rationele ruilver-
kavelingen uit de jaren zestig en zeventig niet ook een cultuurhistorische waarde vertegen-
woordigen. Om de recreatieve en ecologische waarde van dergelijke landschappen te
vergroten worden op dit moment vaak groene landschapselementen teruggebracht van
voor de ruilverkaveling; het landschap wordt als het ware opnieuw gestoffeerd naar het
beeld van 1930 of eerder.
Ook de opvolgers van de wederopbouwwijken, de woonerven uit de jaren zeventig,
zijn inmiddels onderwerp van onderzoek en soms al van herstructurering. Hoewel ook
deze wijken niet bovenaan de maatschappelijke ranglijst van nationaal erfgoed staan, is
hierbij ook oog voor de cultuurhistorische waarde. De gemeente Emmen heeft een naam
hoog te houden in de stedenbouw van de woonerven. Het eerste woonerf ter wereld lag
in Emmen. Emmen was ook de eerste gemeente die onderzoek deed naar de cultuur-
historische waarde van deze stedenbouw en de conclusies vertaalde in een aanpak voor
de herstructurering. Dat gebeurde in het kader van Emmen Revisited, het programma
waarin een groot aantal partijen sinds 1997 samenwerkt aan de ruimtelijke en sociale
vernieuwing van naoorlogse wijken. Ook hier wordt erkend dat erfgoed niet aaibaar
hoeft te zijn om toch onderscheidend vermogen en cultuurhistorische waarde te hebben,
en dat die een meerwaarde vertegenwoordigen bij vernieuwing.
Eenvormigheid behoort tot de belangrijkste oorzaken van ongenoegen over de ruimte-
lijke inrichting. Dat geldt voor het stedelijk gebied, maar evengoed voor het landelijk
gebied. De lokale geschiedenis kan tot verrassende, non-conformistische oplossingen
leiden voor ontwikkelingsopgaven.
Dat de twee parallelle waterlopen bij Gemert niet door natuurlijke omstandigheden zijn
ontstaan, dat is in één oogopslag duidelijk. Ze zijn gegraven. In de vijftiende of zestien-
de eeuw was een tweede waterloop, enkele meters naast een gekanaliseerde beek, nodig
om een hoogopgelopen conflict tussen rivaliserende gemeenschappen op te lossen. In
2005 werd de inmiddels verdwenen scheiding hersteld om de natuur en de waterhuis-
houding te verbeteren.
Het herstel is in de eerste plaats te danken aan de lokale historicus Simon van
Wetten. Hij had de kleurrijke geschiedenis van de Snelle Loop, zoals de beek heet, in 1995
op schrift gesteld en laten uitgeven door de Gemertse heemkundekring De Kommanderij.
81 – belvedere.nu / Thema’s80 – belvedere.nu / Thema’s
Niet te kopiëren maatwerk
Snelle Loop, Gemert
de Walgraaf. Sinds 2005 lopen de beken weer naast elkaar: de oude nu met een flauwe
oever om de ecologische rijkdom van drassige oeverzones het gebied in te brengen, en
de nieuwe voorzien van dwarse stroken keien die vissen de kans bieden om het hoogte-
verschil te overbruggen. Vanaf de provinciale weg tussen Gemert en Beek en Donk is de
curieuze splitsing te zien. Verderop kunnen wandelaars de dubbele loop oversteken via
een zestien meter lange voetgangersbrug, die beide beken kruist. Deze wandelroute
ontsluit de dubbele loop, en indirect de daaraan verbonden geschiedenis, voor een
breed publiek.
De dubbele loop is een incident in de ruimte dat herinnert aan een incident in de
geschiedenis, en daarmee bijdraagt aan de uniciteit van de omgeving. Alleen op deze
plek voegt de aanleg van een dubbele loop een specifieke betekenis toe aan de openbare
ruimte. Elders wordt een vergelijkbare problematiek anders opgelost, ook stroomop-
waarts aan de Snelle Loop zelf, waar wel deels voor de oplossing van het meanderen is
gekozen. Dat sluit aan op het reconstructieplan Gemert-Bakel als geheel, dat de periode
rond 1900 als referentieperiode hanteert. Dat wordt beschouwd als het hoogtepunt van
de beekdalen als cultuurlandschap. Het hele gebied was toen ontgonnen in een patroon
van kleine weidepercelen met elzenhagen langs de sloten en greppels die de perceels-
grenzen vormden. De waterlopen waren nodig omdat hier veel kwelwater aan de opper-
vlakte komt. Het vele water zorgde voor een grote landschappelijke en ecologische
diversiteit. Deze probeert men nu terug te krijgen door de sloten, elzen, weiden en andere
karakteristieke landschapselementen terug te brengen.
83 – belvedere.nu / Thema’s
Dat was enkele jaren voordat de Nederlandse intensieve veehouderij getroffen werd
door de varkenspest, onder meer hier in de Peel. Het waterschap Aa en Maas en het ont-
werpbureau Kragten wisten de reconstructieplannen die hierop volgden in verband te
brengen met de door Van Wetten opgerakelde episode uit de streekgeschiedenis. Dat
gebeurde dankzij de aanwezigheid van een cultuurhistoricus in de reconstructiecom-
missie, die ook verbonden was aan de heemkundekring.
Hoogoplopend conflictOoit was de Snelle Loop een meanderende beek tussen de gemeente Gemert aan de ene
oever en de gemeenten Aarle, Beek en Rixtel aan de andere oever. Die gemeentegrens
bleek weinig stabiel, de beek verlegde zijn stroming nog wel eens en de grens bewoog
dan mee, tot ongenoegen van de benadeelde gemeente. Er werd daarom besloten om de
Snelle Loop te kanaliseren. Dat gaf bestuurlijke rust. Maar niet lang.
De beek was niet diep. Het vee van de Gemertse boeren had er geen moeite mee om
het water over te steken en zich te goed te doen aan het gras van de buren. Aan het eind
van de dag bracht een speciaal daarvoor aangestelde schutter het vee terug naar de
eigenaar. Hij ontving daar een halve stuiver per beest voor. Tot de schutters in 1538
opdracht kregen om de vergoeding te vervijftienvoudigen. Het tarief zou voortaan
zeveneneenhalve stuiver per beest bedragen. En dat terwijl de buurgemeenten volgens
de Gemertse boeren zelf schuldig waren aan het overlopende vee, omdat zij stelselmatig
het onderhoud aan de waterloop verwaarloosden. De prijsverhoging was aanleiding voor
een hoogoplopend en bloedig conflict. De gemoederen bedaarden pas toen een tweede
beek was aangelegd, op een paar meter afstand van de eerste, die het het vee fysiek
onmogelijk maakte om het water over te steken. Deze parallelle beek werd de Walgraaf
genoemd. Het duurde negentig jaar voor de buurgemeenten weer op goede voet stonden.
Stukje bij beetje verdween de Walgraaf, tot er in 1947 niets meer van over was.
Door Van Wettens geschiedschrijving stond deze periode scherp op het netvlies, op
het moment dat de reconstructie in de Peel vorm begon te krijgen. Begonnen als een
operatie om de ruimtelijke structuur van de intensieve veeteelt beter bestand te maken
tegen epidemieën, mondde de reconstructie al snel uit in een integrale aanpak van de
zandgronden, waarbij ook landschappelijke, recreatieve en waterhuishoudkundige doel-
stellingen meespeelden. Een van de vele deelprojecten was de aanpak van de Snelle Loop.
De beek zou meer capaciteit moeten krijgen om in natte tijden water op te slaan en zou
daarnaast een grotere betekenis moeten krijgen als ecologische verbindingszone. Vooral
voor vissen was de beek moeilijk begaanbaar; relatief grote hoogteverschillen maakten
de stroming te onrustig.
Curieuze splitsingHet leek voor de hand te liggen om de Snelle Loop opnieuw te laten meanderen, zoals
ook elders in beekdallandschappen wel gebeurt. Maar de illustere geschiedenis gaf aan-
leiding tot een andere oplossing, tegen vergelijkbare kosten: de hernieuwde aanleg van
82 – belvedere.nu / Thema’s
Archeologie kan sterk tot de verbeelding spreken. Vondsten maken verre geschiedenis-
sen tastbaar: de prehistorie, de Romeinse tijd, de Middeleeuwen. Maar archeologische
schatten blijven steeds vaker onder de grond opgeslagen. Ze zijn moeilijker beleefbaar
te maken dan het zichtbare erfgoed in de stad en in het landschap. Toch kan ook
archeologie kwaliteit en betekenis toevoegen aan ruimtelijke ontwikkelingen, onder
meer door de inrichting van de openbare ruimte, kunstuitingen en een directe betrok-
kenheid van het publiek bij het archeologische onderzoek.
Bij graafwerkzaamheden voor een ondergrondse parkeergarage in Woerden, kwamen de
restanten tevoorschijn van een Romeins schip. Dit schip, de Woerden 7, trok massale
belangstelling en groeide uit tot een icoon voor de gemeente. Dat was geen toeval,
maar het resultaat van een breed ingezette strategie om archeologische vondsten te
laten bijdragen aan de identiteit van de stad.
Woerden ligt aan de Limes, de voormalige Romeinse handelsroute en rijksgrens
langs de toenmalige loop van de Rijn. Helemaal onverwacht kwam de vondst dus niet.
Het was bekend dat tweeduizend jaar geleden een castellum gestaan moet hebben op
een plek ergens in de huidige Woerdense binnenstad. Maar waar deze legerplaats precies
lag, dat was in 2002 nog onzeker. In dat jaar ontvouwden de gemeente en projectont-
wikkelaar Multi Vastgoed de plannen voor Hoochwoert: appartementen, winkels, voor-
zieningen en een ondergrondse parkeergarage aan de Hogewoerd, nabij de Petruskerk.
PublieksactiviteitenDe gemeente besloot het onderzoek aan te grijpen om de Romeinse geschiedenis van
Woerden breed onder de aandacht te brengen. Het publiek kon het onderzoek volgen
via een webcam en kon een rondleiding krijgen. Amateur-archeologen mochten de
onderzoekers van ADC ArcheoProjecten helpen. Bovendien kregen inwoners en school-
klassen gratis toegang tot het Stadsmuseum om de eerste vondsten te bewonderen.
Die doken al snel op. Archeologen vonden op de bouwplaats sieraden en gebruiksvoor-
werpen uit de Romeinse tijd: edelstenen, aardewerk, mantelspelden, enzovoort. Ze
stuitten op een muur van een van de hoofdgebouwen van het castellum, waardoor
duidelijker werd waar dit precies heeft gestaan. Publicitair gezien was de vondst van
87 – belvedere.nu / Thema’s86 – belvedere.nu / Thema’s
Ondergronds erfgoedontsluiten en beleven
Castellum en Hoochwoert, Woerden
bovengenoemde aspecten, ook de flexibele opstelling van de gemeente ten aanzien van
onverwachte vondsten, zoals de ontdekking van het schip. Ook in de gemeente zelf
heeft de aanpak tot de nodige veranderingen geleid. Meer dan ooit is zij zich bewust van
de rijke geschiedenis in de bodem, ook van na de Romeinse tijd. Sinds enkele jaren heeft
de gemeente een eigen stadsarcheoloog in dienst, om de archeologie bij toekomstige
opgaven op net zo’n creatieve en verfrissende manier in te zetten als bij de plannen aan
de Hogewoerd.
89 – belvedere.nu / Thema’s
het roeivrachtschip de kroon op het werk. Meer dan tienduizend geïnteresseerden
bezochten de opgraving bij de open dagen in oktober 2003. De ‘Woerden 7’, zoals het
schip wordt genoemd, trok de aandacht in de nationale en internationale pers.
Naar aanleiding van het onderzoek is de locatie van de parkeergarage verschoven en
het ontwerp aangepast. Er is onder meer een tweede parkeerlaag toegevoegd. De oor-
spronkelijk geplande locatie bleek te overlappen met het castellum. Een ondergrondse
garage daar zou te veel ten koste van de bodemschatten gaan. De parkeergarage
Castellum ligt nu op de plek waar de Woerden 7 is gevonden. Aan de wand hangt een
foto op ware grootte (4,6 meter breed) van de restanten van het schip, precies op de
vindplaats. De foto is onderdeel van het drive-in-museum dat de parkeergarage, naar
een idee van Hazenberg Archeologie, geworden is. Automobilisten die op zoek zijn naar
een vrije parkeerplek, rijden langs foto’s en schilderingen van het Romeinse verleden.
Waar zich ooit de verdedigingswal van het castellum bevond, stuit de automobilist nu
op een muur met houten palissaden. En wie vervolgens vanaf één van de parkeerdekken
met de lift omhoog gaat, maakt een heuse tijdreis door de geschiedenis: dia’s nemen
de bezoekers van het Romeinse verleden, via de Middeleeuwen, weer mee terug naar
de huidige tijd.
Het opschuiven van de parkeergarage maakte het ook mogelijk om bovengronds de
contouren van de castellummuren zichtbaar te maken in de openbare ruimte. Dat is
gebeurd met een granieten band in de bestrating. De hoofdingangen van het castellum
zijn gemarkeerd met ondergrondse vitrines die belangwekkende vondsten tonen, waar-
onder de spijkers van het gevonden schip. Een stripverhaal over het leven van de Romeinen
in Woerden maakt duidelijk wat het verhaal achter de granieten band en de vitrines is.
Zo komen niet alleen automobilisten op zoek naar een parkeerplek, maar ook andere
bezoekers in contact met het Romeinse verleden.
Nieuwe betekenissenMet een combinatie van middelen en disciplines is de gemeente Woerden erin geslaagd
om met de archeologische vondsten nieuwe kwaliteiten en betekenissen aan de ruimte
toe te voegen. Dat mag baanbrekend worden genoemd, want het onzichtbare erfgoed
in de bodem heeft die rol maar zelden. De publieksactiviteiten tijdens het onderzoek
wekten de interesse bij een breed publiek, en dankzij de kunstuitingen en de exposities
in de openbare ruimte en in de parkeergarage blijft die interesse ook na de oplevering
overeind. Dat blijkt onder meer uit de populaire rondleidingen en rondvaarten, georga-
niseerd door vrijwilligers van het Gilde Woerden.
De aanpak en het resultaat zijn inmiddels veelgeroemd. Al in 2002 was de vroege
aandacht voor archeologie in de planvorming, in combinatie met de publiekscommuni-
catie, aanleiding voor belangrijke rijksbijdragen. In 2007 ontving de gemeente Woerden
de Ym van der Werff prijs, een tweejaarlijkse prijs voor een bijzondere, duurzame presta-
tie op het gebied van de archeologische monumentenzorg. De jury roemde behalve de
88 – belvedere.nu / Thema’s
Erfgoed biedt sfeer en onderscheid. Het biedt goede voorwaarden voor een bijzondere
woon- en werkomgeving. Maar niet ieder object is even gemakkelijk te herbestemmen.
Soms dicteren de markt en de bouwtechniek aanpassingen die de grenzen van de
behoudsintentie lijken te overschrijden. Waar ligt die grens? In hoeverre is het wenselijk
dat het oorspronkelijk gebruik herkenbaar blijft als er geen aanverwante functie
gevonden kan worden en herbestemming vooral een functie krijgt als inspirerend decor?
“Each day, millions of entrepeneurs are looking for new ways to reach success. Everyone
wants to stand out from the crowd and escape the ordinary”. De promotievideo voor
SugarCity laat weinig misverstand over hoe ontwikkelaar Cobraspen het erfgoed van de
suikerindustrie in Halfweg inzet. De cultuurhistorie maakt het onderscheid. Met de
twee gigantische silo’s als blikvanger, moet in dit dorp tussen Haarlem en Amsterdam
een centrum van creatieve bedrijvigheid ontstaan. Kantoren, bedrijfsruimten, maar ook
horeca, winkels, een megabioscoop, een jachthaven, een evenementenhal – alles om
hier een levendig, publiek toegankelijk centrum van te maken. Alleen woningen zijn niet
mogelijk, vanwege de aanvliegroutes voor Schiphol.
FaceliftAnno 2009 zijn de twee silo’s en een van de twee pakhuizen opgeleverd voor het nieuwe
gebruik. Andere gebouwen wachten nog op hun herbestemming en de nieuwbouw moet
nog komen. Met de silo’s is al wel een statement gemaakt. Het architectenbureau
Soeters Van Eldonk, ook verantwoordelijk voor het stedenbouwkundige plan, drama-
tiseerde het beeld van de twee reusachtige gestaltes achter de kleinschalige dorps-
bebouwing. Het stripte de gebouwen van alles wat afleidde van de cilindrische hoofdvorm.
Installatiegebouwtjes, een verbindingsbrug en een transporttoren sneuvelden. De bak-
stenen buitenmuren op de begane grond verdwenen eveneens, zodat zichtbaar is
geworden dat de massa van de silo’s rust op een relatief smalle voet. De gebouwen zijn
voorzien van een aluminium beplating en ruitvormige kozijnen in een ritmisch patroon.
De kantoorruimten achter de ramen zijn niet te herkennen: het spiegelglas verhult dat
een groot aantal kozijnen blind is. ’s Avonds zorgen led-lampjes voor een spectaculaire
verlichting, die desgewenst aangepast kan worden: op Koninginnedag staan de torens
93 – belvedere.nu / Thema’s92 – belvedere.nu / Thema’s
Herbestemming met accentop vroeger of vandaag
SugarCity, Halfweg
en GWL-terrein, Amsterdam
witte watertoren die op deze locatie de blikvanger is. Deze gebouwen zijn opgeknapt en
herbestemd voor vooral horecabestemmingen en bedrijfsruimten. Alleen de watertoren
heeft geen nieuwe bestemming, maar fungeert nog steeds als waterreservoir voor
noodgevallen. Zo veel mogelijk zijn de oorspronkelijke vormen aangehouden. De nieuwe
functies zijn aan de architectuur niet af te lezen.
In Halfweg is de cultuurhistorie van de suikerfabriek vooral een inspirerende vesti-
gingsfactor, een sfeer- en waardemaker. Een onmisbaar element van wat volgens de pro-
motievideo Hollands hottest place to be belooft te worden. Op het GWL-terrein in
Amsterdam is het erfgoed evengoed een sfeermaker, maar gepositioneerd als oud en
authentiek. Waar het ene project in het ontwerp scherp markeert dat de objecten hebben
afgedaan en de voormalige functie met de transformatie tot geschiedenis verheft, heeft
in het andere project de afleesbaarheid van het vroegere gebruik een centrale plek. Op
het GWL-terrein gaan oud en nieuw in het stedenbouwkundig ontwerp een relatie aan,
maar blijven het twee afzonderlijke episoden.
95 – belvedere.nu / Thema’s
in het oranje en tijdens de Pink Ribbon-maand, waarin aandacht wordt gevraagd voor
borstkanker, in het roze.
De suikersilo’s, overigens geen monumenten, zijn de iconen van het nieuwe
SugarCity. Het bestaan als suikersilo is voorgoed verleden tijd. De architectuur straalt
dat uit – reden waarom het project gemengde reacties oproept, van waardering voor de
architectonische prestatie tot kritiek op de ingreep in het karakter van het erfgoed.
Enkele andere overgebleven gebouwen kunnen eenzelfde facelift tegemoet zien. Zo zal
het koelwatergebouw met veel glas in de gevels en twee glazen koepels omgebouwd
worden tot een restaurant. De silo’s en het koelwatergebouw blijven herinneren aan het
vroegere gebruik, door de bijzondere vormen en volumes en door de detaillering in het
interieur. Maar het onderscheid in stijl met de toekomstige nieuwbouw zal relatief klein
zijn. Drie gebouwen hebben wel de status van monument: de twee pakhuizen en het
statige Huis Swanenburg uit de zeventiende eeuw, een villa waarin de Suikerfabriek
Holland verdampingsketels had ondergebracht. Bij de herbestemming van deze monu-
menten staat de historische betekenis voorop. Ook de kalkoven blijft grotendeels intact
en wordt toegankelijk gemaakt, mede door een provinciale subsidie. De uit het verleden
geërfde industriële vormen en relicten verschaffen de locatie een unieke uitstraling
waar, zo is de bedoeling, creatieve bedrijven zich graag mee vereenzelvigen en door
laten inspireren. Maar wie wil terughalen hoe de suikerindustrie vroeger werkte, kan
hier zonder toelichting niet meer terecht.
De ontwikkeling van SugarCity verloopt minder voorspoedig dan Cobraspen en de
gemeente Haarlemmerliede-Spaarnwoude vooraf hoopten. Het programma riep veel
discussie op. Partijen uit omliggende gebieden protesteerden tegen de vermeende con-
currentie van de winkel- en uitgaansgelegenheden en het ministerie van VROM had om
veiligheidsredenen moeite met het grote aantal werkplekken onder de aanvliegroute.
Maar met het ministerie is inmiddels een overeenkomst bereikt en de Raad van State
heeft alle bezwaren ongegrond verklaard. De eerste bedrijven hebben zich in de silo’s en
de pakhuizen gevestigd, de meeste uit de modebranche. Een van hen associeert zich nu
ook via presentatiefoto’s van de jeanscollectie met de industriële omgeving.
GWL-terrein Wie van Halfweg naar Amsterdam rijdt, passeert na enige kilometers een tegenpool van
SugarCity; het GWL-terrein, vernoemd naar het Gemeentelijke Waterleidingbedrijf dat er
ooit was gevestigd. Ook dit terrein ontleent zijn ambiance aan erfgoed. Net als bij
SugarCity zijn enkele gebouwen hergebruikt en is het vrijgekomen bedrijfsterrein verder
benut voor nieuwbouw, al zijn het op het GWL-terrein voornamelijk woningen. Maar de
ontwerpkeuzes in het stedenbouwkundige plan van KCAP Architects & Planners waren
fundamenteel anders. De nieuwbouw heeft in kleur, materiaal en maatvoering een uni-
forme stijl, hoewel ontworpen door verschillende architecten. Nieuwe bebouwing
onderscheidt zich daarmee nadrukkelijk van de nog aanwezige oude bebouwing: het
machinepompgebouw, een magazijn, een windketelhuisje, een toegangshuisje en een
94 – belvedere.nu / Thema’s
Argumenten om cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling op
elkaar te betrekken
99 – belvedere.nu / Argumenten
Cultuurhistorie kan de ruimtelijkeontwikkeling extra betekenis
en kwaliteit geven
Geen twee plekken in Nederland zijn gelijk. Van de middeleeuwseontginningslinten tot de systeembouw in Vinexwijken: zelfs als devorm oorspronkelijk is gebleven, heeft de tijd associaties en beteke-nissen toegevoegd. De historische ontwikkeling is op allerlei manie-ren neergeslagen in de ruimtelijke inrichting. Juist nu mensen opzoek zijn naar het eigene van hun omgeving, levert dat belangrijke ofzelfs onmisbare aanknopingspunten op voor de ruimtelijke kwaliteit.
Wat ooit noodzakelijk was voor een veilig en welvarend bestaan, blijktinmiddels onlosmakelijk met een gebied verbonden te zijn geraakt. Fortenin een waterlinie, havenbekkens in een stad, weteringen in een veenland-schap: ze zijn lang niet allemaal aangelegd of gebouwd met veel oog voorschoonheid. En de houten bovenbouw van traditionele Noord-Hollandsehuizen had meer met de belastbaarheid van de drassige bodem te makendan met esthetiek. Maar nu de noodzaak is verdwenen, nu het technischen economisch mogelijk is om verspreid over het hele land hetzelfde soortgebouwen neer te zetten en natuurlijke belemmeringen steeds eenvoudigerzijn te overwinnen, nu blijkt dat mensen het onderscheid tussen ‘hier’ en‘elders’ waardevol zijn gaan vinden.
Belvedere staat voor een strategie die cultuurhistorie benut om de ruimte-lijke ontwikkeling extra betekenis en kwaliteit te geven. De geschiedenisvan een plek of gebouw, de verhalen die er de ronde over doen, de associatiesdie worden opgeroepen: noties als deze maken de ene plek fundamenteelanders dan de andere. Uitgangspunt is dat de fysieke, maar ook de mindergrijpbare cultuurhistorische waarden richting kunnen geven aan de ruim-telijke ontwikkeling als er een eigentijdse betekenis aan verbonden kanworden. Dat kan op alle schaalniveaus: van een gebouw of een plein toteen stedelijke regio of een landschap. Wil de strategie volledig tot zijnrecht komen, dan stelt deze eigen eisen aan het ruimtelijk plan of ontwerpen aan de manier waarop dat tot stand komt. Het zoeken naar betekenis
Dynamiek kan een belangrijkevoorwaarde voor behoud zijn
Behoud is de essentie van de monumentenzorg. Maar behoud gaatniet vanzelf. Een waardevol gebouw onbeheerd met rust laten, is eenvrijbrief voor verloedering en verval. Voor beschermde landschappenen stads- en dorpsgezichten geldt hetzelfde. Als de basis onder hetbeheer wegvalt, is de keuze of het oude beheer als doel op zich wordtvoortgezet, of dat wordt gezocht naar een nieuwe beheerbasis. Bijmonumenten én bij ander erfgoed. Ruimtelijke ontwikkelingenbieden aanknopingspunten in de zoektocht naar een nieuwe beheer-basis.
Het fysieke, in de openbare ruimte opgeslagen erfgoed vertegenwoordigthet collectieve geheugen van de samenleving. Het behoort tot de belang-rijkste bronnen van historische kennis en de belangrijkste dragers van decultuur. Niet voor niets kent Nederland een lange traditie van monumenten-zorg. Zorg voor het erfgoed is een kwestie van beschaving.
Het erfgoed dat het behouden waard is, is veel omvangrijker dan wat op demonumentenlijsten terecht komt of anderszins wordt beschermd. Maarbescherming is lang niet altijd een afdoende strategie om de cultuurhistori-sche waarden te behouden. ‘Niets is zo veranderlijk als een monument’,heette de oratie waarmee Fons Asselbergs in 2000 het bijzonder hoogleraar-schap Kunst en Cultuur aan de Katholieke Universiteit Nijmegen aan-vaardde. Mensen zijn bezig met het erfgoed, verwezenlijken hun plannenerin of ontplooien hun eigen activiteiten erin. Of ze laten het in de steek,bijvoorbeeld als het erfgoed te veel beperkingen oplegt aan het bestaandegebruik of de functie om een andere reden wegvalt. Verspreid over het heleland zijn kerken, fabriekspanden, stadhuizen en andere gebouwen te vindendie hun oorspronkelijke functie zijn verloren. Defensie stoot vliegbases enoefenterreinen af, met achterlating van het militaire erfgoed. En in het lande-lijk gebied zijn tal van cultuurhistorisch waardevolle landschapselementente vinden die nog wel karakteristiek, maar niet per se meer functioneel zijn.
101 – belvedere.nu / Argumenten
vraagt om onderzoek: naar de geschiedenis, naar wat daar nog van te vindenis, en naar de manier waarop mensen de ruimte beleven.
Cultuurhistorie heeft goede kansen als betekenisgevende component in deruimtelijke ontwikkeling, als drie factoren samenkomen: waardering bijhet brede publiek, een grote geschiedkundige of kunsthistorische waardeen mogelijkheden voor een eigentijdse functie. Wanneer een gebouw ofgebied aan al deze drie factoren voldoet, ligt het voor de hand om in deruimtelijke ontwikkeling in te zetten op cultuurhistorie. Zijn ze alle driezwak, dan ligt het minder voor de hand. Dan is de uitdaging aan de ont-werpers en ontwikkelaars om een sterke nieuwe identiteit te creëren.
In verreweg de meeste gevallen is de situatie niet zo eenduidig. Vaak is opvoorhand niet helemaal duidelijk in hoeverre een gebouw of gebied posi-tief scoort op deze factoren. Soms kan een enkele enthousiasteling nieuwekansen forceren voor een pand dat daarvoor weinig kans op behoud leek tehebben. En vaak wijzen de drie factoren niet in dezelfde richting. Zo kun-nen verbouwingen voor eigentijds gebruik afbreuk doen aan kenmerkendie historici juist waardevol achten. Archeologische waarden zijn veelalfunctieloos en onzichtbaar, en kunnen daardoor minder snel rekenen opeen brede publieke waardering. En historiserende bouwstijlen doen hetgoed op de woningmarkt, ook als veel historici en ontwerpers ze opvattenals valse nostalgie. Belvedere speelt zich in dat spanningsveld af. Maarjuist die spanning is een belangrijke voedingsbodem voor unieke en eigen-tijdse oplossingen.
100 – belvedere.nu / Argumenten
Met het verlies van het gebruik valt doorgaans ook het beheer weg.Leegstand of braakligging is de slechtst denkbare conditie voor behoudvan cultuurhistorische waarden. Soms is de monumentale waarde van eenbouwwerk of gebied de aanleiding voor de overheid om de bestaande func-tie te ondersteunen, bijvoorbeeld door boeren een vergoeding aan te biedenvoor het beheer van landschapselementen of door bij te dragen aan derenovatiekosten van een monument. Maar dat is lang niet altijd mogelijk.Een nieuw of aangepast gebruik is vaak de beste oplossing om erfgoed datzijn functie verliest, veilig te stellen voor het nageslacht.
‘Behoud door ontwikkeling’ is een strategie die dit nieuwe of aangepastegebruik zoekt in de dynamiek die zich rond het bouwwerk of gebiedafspeelt. Die kan liggen in economische processen, consumentenvoorkeu-ren, culturele oriëntaties, politieke prioriteiten, enzovoort. Daarmee ont-staat niet alleen een nieuwe basis voor het beheer, maar ook een hechte eneigentijdse aansluiting van het bouwwerk of het gebied in zijn ruimtelijkeen maatschappelijke omgeving. Daar zijn bijna altijd aanpassingen aan heterfgoed aan verbonden, soms marginaal, soms ingrijpend. Dat luistertnauw, zeker als er erkende monumentale waarden in het geding zijn.‘Behoud door ontwikkeling’ zoekt naar een balans tussen het behoud vanwat waardevol is en de ontwikkeling die nodig is om het erfgoed functio-neel te houden.
Cultuurhistorie kan tegenstellingen overbruggen
Over ruimtelijke kwaliteit valt altijd te twisten. Maar de cultuur-historie kan een stevig fundament bieden voor een gedeeld besefvan wat die kwaliteit behelst. Wat passend en niet passend is, hangtnauw samen met de cultuur van het maken die zich in dat specifiekegebied heeft ontwikkeld. De cultuurhistorie kan reliëf en overtui-gingskracht geven aan een oordeel over wat waardevol en minderwaardevol is.
Mooi of niet mooi, daarover is het moeilijk discussiëren. Maar als iets heellang in zijn omgeving staat, gaat het er haast vanzelf deel van uitmaken.Dan zijn er verhalen omheen gegroeid, soms verbonden met verre voorou-ders of met grote gebeurtenissen in de geschiedenis. Kinderen breien erhun fantasieën omheen. Het kan een oude eik zijn, een kasteel of een raad-selachtig huis met een afwijkend uiterlijk. Experts kunnen een onder-bouwd oordeel geven over wat er bijzonder is aan zo’n object en waarom,kennis die verder bijdraagt aan de verbondenheid van mensen met hunomgeving. Een boom of gebouw wordt zo mede-maatgevend voor de manierwaarop nieuwe ontwikkelingen beoordeeld en ontvangen worden.
Hetzelfde geldt voor complete landschappen of nederzettingspatronen. Aaneen landschap van droogmakerijen is niet alleen de techniek van hetomgaan met water af te lezen, maar ook de gezamenlijke inspanning dielang geleden nodig was om het land droog te malen en te houden. In hetBrabantse zandlandschap konden boerenkavels daarentegen één voor ééningenomen en ontgonnen worden. Het landschap is daar voor een groot deelbepaald door het rooms-katholieke kerkbestuur, dat ten tijde van de indus-trialisering een actief spreidingsbeleid voerde uit angst voor de opkomst vangrote en zedeloze steden.
Gedeelde en hervonden geschiedenissen scheppen een band. Ze kunnenzich nog steeds vertalen naar het gebruik van de ruimte, zelfs als de oor-
103 – belvedere.nu / Argumenten102 – belvedere.nu / Argumenten
Cultuurhistorie kan de waarde van ruimtelijke investeringen vergroten
De inzet van cultuurhistorie kan extra kosten met zich meebren-gen, zoals elke extra kwaliteit een investering vereist. Daar staanextra waarden tegenover. Cultuurhistorie loont als waardemaker,financieel en maatschappelijk.
Als extra kwaliteitseis aan bouw- en ontwikkelingsprojecten lijkt cultuur-historie op het eerste gezicht duur. Maar inmiddels is duidelijk dat deBelvedereaanpak ook als investeringsstrategie werkt. Cultuurhistorie is nietzozeer een extra kostenpost, maar een extra waardemaker. Mensen zijnbereid te betalen voor die extra waarde.
In een stedelijke buurt waar veel monumenten staan, is een woning zo’n vijf-tien procent meer waard dan een vergelijkbare woning in een buurt zondermonumenten, bleek uit onderzoek van ABF Cultuur. Bijzondere gebouwengeven een buurt een zichtbare identiteit, net als bijvoorbeeld pleinen en par-ken. De provincie Overijssel heeft in 2005 laten uitrekenen hoeveel het land-schap opbrengt. De activiteiten die direct gelinkt zijn aan recreatie en toerismebleken samen goed voor een omzet van zo’n 400 miljoen euro. Vooral dehoreca heeft daar een groot aandeel in: 265 miljoen. In hoeverre dit bedragsamenhangt met de landschappelijke schoonheid en de cultuurhistorischewaarde is niet onderzocht, maar aangenomen mag worden dat toeristen enrecreanten vooral daarop afkomen.
Om het zakelijke rendement van cultuurhistorie in beeld te brengen, kan hethelpen om een gedachtesprong te maken. Zie het plangebied als een bv. Zoudie bv de historische kwaliteiten afstoten of juist koesteren? Het onder-zoeksbureau Triple E heeft dat onderzocht. Stel nu dat de oude binnenstadvan Delft in eigendom en beheer zou zijn van één bv, ongeveer zoals eenmodern winkelcentrum. Winkeliers en andere bedrijven pachten hun zaakvan deze ‘BV Oud Delft’, die in ruil daarvoor het hele gebied beheert. Zou dezebv afzien van het kostbare onderhoud van het erfgoed en gemakkelijker te
spronkelijke aanleiding verdwenen is. Zo zal een gebied met veel historischebuitenplaatsen nog steeds uitnodigen om nieuwe ontwikkelingen met eenzekere allure vorm te geven. In een gebied waar opeenvolgende generatieshet hoofd boven water hebben weten te houden door voortdurend om teschakelen en nieuwe activiteiten te ontplooien, wordt wellicht een zekererommeligheid als gebiedseigen beschouwd.
Dergelijke vaststellingen kunnen plannenmakers houvast bieden. Zekernu de ruimtelijke ordening steeds vaker het karakter krijgt van integralegebiedsontwikkeling, waarin uiteenlopende partijen met uiteenlopendebelangen tot een gezamenlijk resultaat moeten komen, kan zo’n houvastvan waarde zijn. Een op de cultuurhistorie geïnspireerd kwaliteitsbeeldkan een gedeeld enthousiasme losmaken, onder de betrokken organisatieszowel als onder bewoners en andere betrokkenen. Het kan het planproceszodoende versnellen.
Om de cultuurhistorie op deze manier in te zetten, is het van belang om teachterhalen waar de bindende kracht van de cultuurhistorie zit. Het des-kundigenoordeel is daarvoor relevant, maar dat niet alleen – ook de verhalenen anekdotes die onder de lokale samenleving de ronde doen tellen mee. Datvraagt een ander type werk dan het traditionele historische onderzoek,gericht op welke waarden bescherming verdienen. De bindende kracht vancultuurhistorie kan gevonden worden door actief op zoek te gaan naar hoede plaatselijke samenleving tegen de leefomgeving aankijkt, bijvoorbeeldin foto-opdrachten of gezamenlijke ontwerpsessies, en die informatie inverband te brengen met de historische ontwikkeling van de buurt, hetdorp of de streek.
105 – belvedere.nu / Argumenten104 – belvedere.nu / Argumentent
exploiteren moderne gebouwen neerzetten? Het antwoord van de onder-zoekers luidt ‘nee’. Zij concluderen voorzichtig dat zo’n zestig procent vanalleen al de toeristische en recreatieve bestedingen toe te schrijven is aanhet erfgoed. Dat is bijna veertig miljoen euro op jaarbasis, goed voor eennetto winst van ruim twee miljoen.
Zo lucratief als dit fictieve voorbeeld zal een Belvedere-strategie lang nietaltijd uitpakken. Maar duidelijk is wel dat cultuurhistorie meer is dan eenkostenpost. Er staan baten tegenover, bijvoorbeeld voor bedrijven uit decreatieve industrie, de toeristisch-recreatieve sector en de vastgoedwereld.De kunst is om de kosten te laten dragen door de partijen die de baten ont-vangen. Dat lukt het beste als de schaal en de reikwijdte van een projectdaarop zijn afgestemd. Kosten en opbrengsten, bijvoorbeeld restauratie vaneen oud pand en nieuwbouw aan de overkant, moeten in hetzelfde projectzijn ondergebracht. Als er geen direct financieel voordeel te behalen valt,kan er nog altijd de mogelijkheid zijn van een maatschappelijke synergie.Zoals natuurontwikkeling gebaat kan zijn bij het behoud of herstel vanhistorische houtwallen, of de reconstructie van het zeventiende-eeuwseoorlogsschip De Zeven Provinciën in Lelystad werkervaringsplekken ople-vert voor tientallen jongeren. Financiële en maatschappelijke synergiekomen het beste tot hun recht als het blikveld van het project opgerektwordt tot de economische en maatschappelijke doelen die het kan dienen,dus breder is dan de cultuurhistorie alleen.
106 – belvedere.nu / Argumenten
Nu
Inhoud
Inleiding
Initiatief en beweging
Feiten en waarden
Verbeelding en ontwerp
Kosten en opbrengsten
Morgen en overmorgen
113
115
141
163
193
209
113 – Belvedere.nu / Inleiding
InleidingTien jaar Belvedere heeft een schat aan kennis en ervaringen opgeleverd. Iedereen die met cultuurhistorie en
ruimtelijke ontwikkeling bezig is, kan daarmee zijn voordeel doen. Dit werkboek heeft de bedoeling om praktijk-
ervaringen te ontsluiten ter gebruik en inspiratie bij volgende projecten, ongeacht of het om een enkel erf of
woonhuis gaat, of om een gebiedsontwikkeling. Het bevat informatie en ideeën die afkomstig zijn uit tientallen
projecten waar het gedachtegoed van Behoud door Ontwikkeling in de praktijk is gebracht, al dan niet onder-
steund door het Projectbureau Belvedere.
Het werkboek is opgebouwd volgens vijf domeinen. Initiatief en Beweging gaat over de manier waarop een verlangen
of een idee bij een kleine groep mensen, of zelfs een enthousiaste enkeling, kan uitgroeien tot een breed gedragen
en uitvoerbaar plan. Feiten en Waarden behandelt hoe uit de rijk gevulde schatkamer van de geschiedenis juist die
elementen, sporen of episoden geselecteerd kunnen worden die waardevol zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling.
Het ontwerp in al zijn dimensies is onderwerp van het volgende hoofdstuk, Verbeelding en Ontwerp. Zowel de
inhoudelijke afwegingen als de betekenis die het ontwerpen kan hebben in het planproces komt hier aan de
orde, waarbij afzonderlijke aandacht uitgaat naar de archeologie als bijzondere ontwerpopgave. Het hoofdstuk
Kosten en Opbrengsten behandelt de vraag hoe de waardecreatie van het erfgoed in een investeringsstrategie ver-
zilverd kan worden. Het slothoofdstuk heet Morgen en Overmorgen. Cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling
versterken elkaar structureel, is het uitgangspunt van dit hoofdstuk, maar dat gaat niet vanzelf. Dit hoofdstuk
gaat in op de vraag hoe goede plannen of mooie successen bestendigd kunnen worden in de hoofden en de harten
van iedereen die het aangaat. Elk hoofdstuk is rijk geïllustreerd met voorbeelden, citaten of leestips en laat zien
welke actuele discussies er spelen.
L e e s t i pwww.belvedere.nu
Op deze website zijn alle resultaten van het
Projectbureau Belvedere verzameld. Er zijn
onder meer publicaties, voorbeeldprojecten,
digitale handleidingen en informatie over
financiële regelingen te vinden.
Initiatief en bewegingUrgentie opbouwen
De wil uitdragen
Belangen koppelen
Nieuw programma zoeken
Bewoners deelgenoot maken van de lokale geschiedenis
Een project opzetten
Coalities smeden
Zoeken naar chemie
Partners selecteren
Klein initiatief stimuleren en ondersteunen
117
118
121
125
128
130
132
133
133
137
Initiatief en bewegingNetjes gepland in de cyclus van structuurvisie naar bestemmingsplan of zomaar ineens hoog op de politieke
agenda. Ruimtelijke opgaven die het Belvedere-gedachtegoed raken, komen overal vandaan. Vanuit mensen of
organisaties die zich inzetten voor de cultuurhistorie en zorgen hebben over de toekomst van een waardevol
pand of gebied. Vanuit nieuwe ruimtelijke programma’s, bijvoorbeeld voor waterberging of infrastructuur, die
vragen oproepen over de inpassing en de ruimtelijke kwaliteit. Vanuit een publiek debat dat wordt aangezwen-
geld door een architectuurcentrum of belangenorganisatie. Of, misschien de hardnekkigste opgave, vanuit een
sluipend proces van kleinschalige transformaties, waar niemand zich werkelijk zorgen over maakt totdat het
kwaad al bijna is geschied. Denk aan de erfinrichting van boerderijen die hun agrarische functie verliezen, of aan
winkeliers in een historische binnenstad die met een opvallende neonverlichting klanten proberen te trekken.
Dit hoofdstuk laat zien hoe een idee of verlangen kan groeien vanuit een eerste initiatief naar een compleet en
uitvoerbaar project. Belangrijk daarbij is het zoeken naar de aansluiting met partners die zich, vanuit eigen doel-
stellingen en verantwoordelijkheden, in willen zetten voor hetzelfde project. Achtereenvolgens gaat het over hoe
de urgentie van zo’n idee of verlangen kan worden opgebouwd, hoe dat is om te zetten in een project en welke
coalities daarvoor nodig of nuttig kunnen zijn. Speciale aandacht is er tot slot voor het mobiliseren en begelei-
den van particulier initiatief om gebiedsbreed beweging te krijgen.
Urgentie opbouwen
‘Behoud door ontwikkeling’ veronderstelt twee urgenties: een ruimtelijke urgentie (of ontwikkelingsopgave) en
een cultuurhistorische urgentie (een behoudopgave). Deze komen bij elkaar in één planproces, liefst aan het
begin maar in de praktijk ook vaak gaandeweg. De oorsprong van een succesvol project ligt doorgaans bij slechts
één van beide urgenties. Het begint met de wil van een klein aantal mensen die elkaar hebben gevonden, zo niet
een enkeling, afkomstig uit kringen van omwonenden, deskundigen, de overheid, projectontwikkelaars, enzo-
voort. Dit selecte gezelschap ervaart een urgentie: de noodzaak om een sluimerend maatschappelijk probleem
aan te pakken of om bedreigd erfgoed voor het nageslacht te bewaren, of een eenmalige kans om iets moois of
bijzonders tot stand te brengen. Om dat doel te verwezenlijken, moeten er zaken in beweging worden gezet.
Hetzelfde gevoel van urgentie moet buiten de eigen kring worden opgebouwd en uiteindelijk vol in de bestuurlij-
ke en maatschappelijke belangstelling komen te staan.
117 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
De wil uitdragenHet vraagt overtuigingskracht en doorzettingsvermogen om een wens of idee om te zetten in een planproces en
uiteindelijk te materialiseren in een concreet ruimtelijk project. Opeenvolgende beslissingen door allerlei instan-
ties en groeperingen moeten eenzelfde ambitie ondersteunen. Achter al die instanties en groeperingen gaan
mensen schuil, met hun eigen ambities en emoties, met hun eigen competenties en beperkingen. Het succes is
voor een belangrijk deel afhankelijk van de vraag of al deze mensen enthousiast zijn te krijgen en te houden.
Erfgoed heeft die potentie. Door de waarde van het erfgoed en de verhalen die erachter schuil gaan met kracht en
overtuiging onder de aandacht te brengen, kan een reuring ontstaan waar bewoners, beslissers en investeerders
zich graag mee verbinden en die uiteindelijk tot behoud of herbestemming leidt.
119 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Een sterke wil onder omwonenden, gecombineerd met een enorme inzet en overtui-
gingskracht, leidt in Amersfoort tot het hergebruik van de Wagenwerkplaats in het
Soesterkwartier. De grotendeels ontoegankelijke werkplaats van de Nederlandse
Spoorwegen sloot in 2000. Het complex kwam onder de aandacht van bewoners toen
het portiersgebouw moest wijken voor nieuwbouw. In het Soesterkwartier wonen nog
veel mensen die er ooit werkten. Maar ook bij andere buurtbewoners groeide de belang-
stelling voor de oude gebouwen. Dat leidde tot een succesvol ingediend burgerinitiatief
bij de gemeenteraad. Sloop werd via een monumentenstatus voorkomen en studenten
Voorbeeld: Wagenwerkplaats, Amersfoort
van de Saxion Hogeschool werd gevraagd de mogelijkheden voor herbestemming te
onderzoeken. Het kenniscentrum Habiforum leverde op zijn beurt procesdeskundig-
heid. Een en ander mondde uit in een wervelende presentatie van nieuwe plannen en
ideeën. Een publiek van ruim zevenhonderd mensen was daarbij aanwezig, onder wie
een vertegenwoordiging van de eigenaar en projectontwikkelaar NS Poort. Het bedrijf
bleek onder de indruk en kwam niet veel later met een eigen masterplan, opgesteld
door het bureau Must in samenwerking met de gemeente en bewoners. Daarin gaf het
ruimschoots gehoor aan de wensen van de omwonenden. Hun oorspronkelijke verlan-
gen om de gebouwen te behoeden voor sloop, was inmiddels uitgegroeid tot een geza-
menlijke ambitie van buurt, gemeente en projectontwikkelaar. Volgens het masterplan
wordt de Wagenwerkplaats een centrum van kunst en creatieve bedrijvigheid, met de
gerestaureerde bebouwing als identiteitsbepalend middelpunt.
Vrijwilligersorganisaties zetten het behoud van de zandpaden in De Hilver in beweging.
Rond 1990 vond de Vereniging Natuur en Milieu Hilvarenbeek nog weinig gehoor met haar
bezwaren tegen de ruilverkaveling in deze Brabantse streek. De kansen keerden rond 2005,
bij de fase van de landinrichting. De vereniging richtte daarop, samen met een aantal andere
organisaties, de Werkgroep Behoud Zandpaden De Hilver op. Deze verkreeg voldoende sub-
Voorbeeld: Zandpaden in De Hilver
118 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
121 – belvedere.nu / Initiatief en beweging120 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Belangen koppelenIn succesvolle projecten is zowel een cultuurhistorische urgentie als een ruimtelijke urgentie aanwezig: er ligt
zowel bedreigd erfgoed als een actuele ruimtelijke opgave. Maar de koppeling tussen beide is lang niet altijd van
meet af aan duidelijk.
Aan de ene kant staan de opgaven die worden aangedragen vanuit een cultuurhistorische urgentie. De cultuur-
historische waarden kunnen alleen voortbestaan als er een functionele opwaardering plaatsvindt. Er staat bij-
voorbeeld een monumentaal industrieel pand waar de bedrijvigheid is verstomd en waarvoor een nieuwe functie
moet worden gevonden, of er ligt een historisch stelsel van sluisjes en watergangen dat zonder betekenis voor
het actuele waterbeheer of de recreatie zijn samenhang zal verliezen en uiteindelijk zal verdwijnen. Erkenning
van de cultuurhistorische urgentie is de eerste stap, maar is zelden genoeg om een project van de grond te tillen.
Het is dan zaak om op zoek te gaan naar meekoppelende belangen, zoals ruimtelijke, maatschappelijke en eco-
nomische opgaven. Deze dienen zich meestal niet vanzelf aan. Ze kunnen worden gevonden door het blikveld te
verbreden naar andere sectoren en doelgroepen, of door het gebied op te schalen.
Aan de andere kant staan de opgaven die ontstaan
vanuit een ruimtelijke urgentie en waarvoor het erf-
goed een meerwaarde kan betekenen. Een wijk heeft
behoefte aan een sociaal centrum als onderdeel van
een revitaliseringsplan, en een beeldbepalend maar
leegstaand schoolgebouw blijkt geschikt om dit cen-
trum te accommoderen. De biodiversiteit in een als
ecologische verbindingszone aangewezen landschap
moet worden vergroot, en het herstel van oude erfaf-
scheidingen blijkt een uitstekende habitat te zijn voor
de gewenste plant- en diersoorten. De kunst is om dit
soort verbanden te leggen, maar ook om voor het
voetlicht te krijgen dat het cultuurhistorisch alterna-
tief meer kwaliteit biedt dan een standaardoplossing.
sidies en medewerking om een zandpadenplan te maken. Studenten stelden het op. Op
grond daarvan kreeg 28 kilometer bedreigd zandpad een zware status in de landinrichting.
Om de paden ook in de toekomst te beschermen, ontwikkelde de werkgroep vervolgens een
wandelroutenetwerk. De werkgroep zelf zette de routes uit en voerde het benodigde overleg.
In 2008 is het 350 kilometer grote routestelsel geopend. Een beheergroep van vrijwilligers con-
troleert het en breidt het verder uit.
Het waren kunstenaars en onderzoekers die het debat over de herontwikkeling van het
Storkterrein in Amsterdam aanzwengelden. De machinefabriek Stork-Wärtsilä had het
terrein en de opstallen in 1998 verkocht aan een projectontwikkelaar. Onder die opstallen
bevinden zich de enorme Van Gendthallen - genoemd naar de architect - waar Stork ooit
locomotieven en treinwagons bouwde. Eerder had de VOC hier een werkeiland en een werf.
Om de unieke waarden van dit terrein in kaart te brengen en er de aandacht op te vestigen
bij een groot publiek, richtten beeldend kunstenaar Marjolijn Boterenbrood en socioloog
Anne Hemker de Stichting Werk Spoor op; een ‘laboratorium van kunstenaars en onder-
zoekers voor gebieden in verandering’. Via deze stichting schakelden zij kunstenaars en
onderzoekers vanuit vele disciplines in, van de choreografie tot de archeologie en van de
fotografie tot de filosofie. Die maakten allen een eigen ‘scan’ van het gebied waarmee zij
specifieke kwaliteiten aan het licht brachten. De gemeente, eigenaar en ontwerpers
werden steeds nauw betrokken bij deze en andere activiteiten, zoals workshops en een
publieksmanifestatie. Alle inzet heeft uiteindelijk geleid tot een herontwikkeling vanuit
de historische en bestaande kwaliteiten. Onder de nieuwe naam Oostenburgereiland is
het gebied nog steeds een enigszins afgescheiden enclave in de stad, met grootschalige
bebouwing. Blikvanger is het nieuwe bedrijfsverzamelgebouw ‘Init’, dat met zijn omvang
en robuuste architectuur de industriële sfeer van de locatie versterkt. Het evenementen-
centrum Amsterdam Convention Factory, gevestigd in een van de oude hallen, trekt het
publiek naar het terrein. De Stichting Werk Spoor functioneert nog steeds en heeft de
aandacht inmiddels verlegd naar andere locaties.
Voorbeeld: Oostenburgereiland, Amsterdam
L e e s t i p‘Blauwe tradities, inspiratieboek water en
cultuurhistorie’, 2004
‘Cultuurhistorie natuurlijk, twaalf natuuront-
wikkelingsprojecten onder de loep’, 2007
‘Plattelandswegen mooi en veilig; een beelden-
boek’, i.s.m. CROW, 2008
‘Dorp+, handreiking dorpseigen uitbreiden’, 2008
Projectbureau Belvedere heeft een aantal publi-
caties uitgegeven die cultuurhistorie in verband
brengen met een sectorale ruimtelijke opgave.
Bovenstaande titels zijn daar voorbeelden van.
Ze zijn alle te vinden op www.belvedere.nu.
123 – belvedere.nu / Initiatief en beweging122 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Het klimaatbestendig maken van de waterhuishouding behoort tot de grootste urgenties
van de komende tijd. Op het landgoed Het Lankheet bij Haaksbergen bleek in deze actu-
ele opgave de sleutel te liggen voor het herstel van de karakteristieke vloeivelden uit de
twaalfde eeuw. Boeren gebruikten sinds de Middeleeuwen water uit de nabijgelegen
Buursebeek om de grasvelden onder water te zetten en zo te profiteren van de natuurlijke
meststoffen uit het water. Met de komst van de kunstmest kwam daar een einde aan en
verloren de vloeivelden hun nut. De herstelde vloeivelden hebben een heel andere functie.
Ze vertragen de afvoer van regenwater en vergroten zo het waterbergend vermogen van
het gebied. Om het historische systeem van voldoende water te voorzien, is vijf hectare
rietland aangelegd dat oppervlaktewater uit de Buursebeek zuivert en tegelijk biomassa
produceert voor een duurzame energieopwekking. Een deel van het gezuiverde water
wordt gebruikt om een bosgebied te behoeden voor verdroging. Het huidige waterzuive-
ringspark heeft een functie als proeftuin voor wetenschappelijk onderzoek naar natuur-
lijke waterzuivering en biedt, mede door de cultuurhistorische lading, een aantrekkelijke
omgeving voor wandelingen. Sinds het waterzuiveringspark in 2005 in gebruik is geno-
men, zijn de functies van het landgoed verder uitgebreid, onder meer met een resociali-
satieprogramma voor jongeren en exposities van beeldende kunst.
Voorbeeld: Waterzuiveringspark Het LankheetToen bleek dat woningcorporatie Ymere de ‘Berlageblokken’ in Amsterdam wilde slopen,
brak maatschappelijk verzet uit, aangewakkerd door architecten. De aanleiding lag in
een cultuurhistorische urgentie: het complex is het enige bouwwerk van een vooraan-
staand architect in de Indische Buurt en binnen het oeuvre van Berlage neemt het een
bijzondere plaats in. De drie bouwblokken zijn in 1915 gebouwd voor de allerarmsten en
waren naar de maatstaven van die tijd riant. Door ruchtbaarheid te geven aan de histori-
sche waarde van het complex, wisten de actievoerders sloop te voorkomen. Om een
goede basis voor behoud te leggen, legde woningcorporatie Ymere als eigenaar de kop-
peling met een andere urgentie: het tekort aan jongerenhuisvesting in Amsterdam. De
woningen zijn te klein om nog te kunnen dienen als volwaardige gezinswoning, maar
voor jongeren en starters bleken ze wel geschikt. De Berlageblokken zijn gerenoveerd,
hebben hun oorspronkelijke kleuren teruggekregen en vormen nu een icoon voor de
Indische Buurt.
Voorbeeld: Berlageblokken, Amsterdam
125 – belvedere.nu / Initiatief en beweging124 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Nieuw programma zoekenIn geval van herbestemming zijn meekoppelende belangen niet altijd gemakkelijk te vinden. De ruimtelijke
dynamiek is bijvoorbeeld laag en een koppeling met sociale of economische vraagstukken ligt niet voor de hand.
Dan begint een zoektocht naar een nieuwe functie of nieuw programma.
Nieuwe gebruikers of gebruiksvormen liggen niet altijd voor het oprapen. De zoveelste theetuin in een landgoede-
renzone zal weinig extra bezoekers trekken. Creatieve ondernemers stellen meer vestigingseisen dan alleen een
karakteristiek oud fabriekspand. Het vraagt soms het nodige onderzoek en geduld voordat een cultuurhistorisch
waardevol object, patroon of landschap een actueel gebruik heeft gevonden. Bouwkundig of stedenbouwkundig
onderzoek kan inzicht geven in de mogelijkheden. Bijvoorbeeld in hoeverre een bedrijfspand of kerk zich leent
voor woningbouw. Een interieurarchitect kan daar goede diensten bij bewijzen. Hij of zij kan beoordelen hoe een
ruimte in te delen is en voor welk gebruik zo’n indeling geschikt is. Soms kiest men ervoor de mogelijkheden af
te tasten door tijdelijk gebruik toe te staan. Daardoor ontstaat inzicht in de kansen en complicaties bij het
gebruik, bijvoorbeeld qua energiehuishouding of akoestiek, en kan tegelijk de markt worden verkend. Tijdelijk
gebruik kan ook perioden van leegstand overbruggen, als er nog veel tijd nodig is om tot een definitief plan te komen.
In plaats van zelf op zoek te gaan, kan er ook voor worden gekozen om het gebouw of gebied vol in de schijnwer-
pers te zetten. Door de publiciteit te zoeken en partijen (particulier en professioneel) uit te dagen met ideeën te
komen, is de kans groot dat de gedroomde gebruiker zich vroeg of laat meldt. Prijsvragen en publieke debatten
zijn middelen om dat te bereiken.
In Zeeland waren het twee stichtingen die kansen zagen in een betere benutting van het
erfgoed bij de ruimtelijke ontwikkeling: de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland en de
Stichting Landschapsbeheer Zeeland, samen het Zeeuwse ‘Belvedereteam’. Zij ontwikkel-
den een ‘Belvederescan’. Deze brengt alle ruimtelijke ontwikkelingen binnen een gebied
in beeld en geeft aan op welke manier cultuurhistorie daaraan kan bijdragen. De eerste
scan werd uitgevoerd in Terneuzen, een gemeente zonder sterke traditie van erfgoed-
beheer. De scan bracht bestuurders en ambtenaren in aanraking met de cultuurhistorie,
niet alleen via de rapportage na afloop, maar ook gedurende het proces. Het Belvedere-
team interviewde betrokkenen, organiseerde een excursie voor het college van B&W en
de ambtelijke top en hield een werkconferentie in de watertoren van Axel. Vooral de
excursie gaf een goede indruk van de mogelijkheden. Dankzij de scan raakte de cultuur-
historie hoger op de gemeentelijke agenda. Dit resulteerde in de aanwijzing van honderd
gemeentelijke monumenten, maar ook in een meer ontwikkelingsgerichte benadering.
De cultuurhistorische identiteit is bijvoorbeeld een belangrijke bouwsteen in de ont-
wikkelingsvisie voor de kleinere dorpskernen van Terneuzen. Voor elke kern wordt gezocht
naar een onderscheidende identiteit die richting geeft aan toekomstige investeringen.
Bijkomend voordeel van de exercitie is dat er tussen de gemeente en beide stichtingen
veel kortere lijnen zijn ontstaan: men weet elkaar vroegtijdig te vinden.
Voorbeeld: quick scan Terneuzen “We zitten met een sneltreinvaart in de ontwikkeling
van een nieuwe economie, daarin gelden nieuwe
wetten die we nog moeten ontdekken. Het tijdelijk
gebruik op de Westergasfabriek heeft
ons enorm geholpen om te leren hoe het werkt.
Er moesten nieuwe contracten worden gemaakt,
nieuwe financieringsmodellen ontdekt worden, we
waren op zoek naar nieuwe toekomstbeelden.”
Evert Verhagen, voormalig projectleider van de transformatie van de
Westergasfabriek in Amsterdam tot centrum voor creatieve economie,
in: Nieuwe ideeën voor oude gebouwen, J. Saris e.a.,
NAi Uitgevers, Rotterdam, 2008, blz 274
127 – belvedere.nu / Initiatief en beweging126 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
De Stichting Agora Europa voerde in 2007 de publiekscampagne ‘Nieuw leven voor oude
gebouwen’. Agora Europa initieert en ondersteunt projecten die bewoners meer invloed
geven op hun leefomgeving. In deze campagne mochten Amsterdammers hun stem uit-
brengen op een stuk of dertig leegstaande of vrijkomende gebouwen. De bewoners kon-
den daarnaast suggesties indienen voor een nieuwe functie. Voor de tien panden die de
meeste stemmen kregen, werd een haalbaarheidsstudie uitgevoerd naar de meest
wenselijke herbestemming. Er werden meer dan vijfduizend stemmen uitgebracht.
Hoewel de feitelijke herbestemming van de tien hoogst genoteerde gebouwen niet in
alle gevallen vlot verloopt, heeft de campagne wel geleid tot een breder gedragen besef
van de waarde van de objecten en zijn er gesprekken op gang gekomen tussen belang-
hebbenden. Ook projectontwikkelaars en woningcorporaties toonden dankzij alle publi-
citeit interesse. De meest concrete plannen zijn uitgewerkt voor de nummer 7 op de
lijst, de Chassékerk. Woningcorporatie Ymere vormt de kerk om tot een multifunctio-
neel gebouw met onder meer een gymzaal, appartementen voor dak- en thuislozen en
een buitenschoolse opvang. De campagne ‘Nieuw leven voor oude gebouwen’ is in 2009
voor een tweede keer gehouden. De meeste stemmen gingen toen naar de Allerheiligst
Sacramentskerk in Amsterdam-Noord.
Voorbeeld: Nieuw leven voor oude gebouwenJarenlang waren onder meer de tandpasta van Prodent, schoensmeer van Erdal en de lijm
en zeep van Rohm en Haas afkomstig uit het Oliemolenkwartier in Amersfoort. Al die
bedrijven zijn vertrokken, maar een aantal
fabriekspanden staat er nog. Zij geven het
gebied nog steeds een industriële aanblik.
De gemeente Amersfoort wil dit uitgesproken
karakter benutten bij de ontwikkeling van
het nabijgelegen Eemkwartier. Maar er is
vijftien jaar nodig voordat de planvorming
voor het Eemkwartier zo ver is dat er ook
een definitieve invulling kan worden ge-
geven aan het Oliemolenkwartier. In de
tussenliggende periode kunnen creatieve
ondernemers hun intrek nemen in de indus-
triële panden.
Een klassieke benadering met een totaal-
plan bleek voor een invulling met tijdelijk
gebruik echter niet geschikt. Er waren geen
Voorbeeld: Oliemolenkwartier, Amersfoort
L e e s t i p‘Handreiking religieus erfgoed voor burgerlijke
en kerkelijke gemeenten. Van kerkelijk
gebruik tot herbestemming’, Vereniging van
beheerders van Monumentale Kerkgebouwen
in Nederland, Vereniging van Nederlandse
Gemeenten, Delft / Den Haag 2008
‘Aanbevelingen herbestemming kerken en
kerklocaties’, bisdom Haarlem, bisdom
Rotterdam en Projectbureau Belvedere,
Utrecht 2008, www.belvedere.nu
Beide titels behoren tot een waaier van publica-
ties over de herbestemming van religieus erf-
goed, die is voortgekomen uit het Jaar van het
Religieus Erfgoed in 2008.
129 – belvedere.nu / Initiatief en beweging128 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Bewoners deelgenoot maken van de lokale geschiedenisBewoners zijn lang niet altijd vertrouwd met de architectonische, stedenbouwkundige en geografische eigenaardig-
heden van hun woonomgeving. Maar ze zijn er wel in geïnteresseerd. Als blijkt dat een bouwstijl of een land-
schappelijke omstandigheid die ze zelf als volstrekt normaal beschouwen, in feite zeldzaam is en aandacht krijgt
van vakdeskundigen over het hele land en verder, kan dat een bijzondere trots oproepen. Maar ook als die zeldzaamheid
minder is, kan kennis van de lokale geschiedenis de eigen leefomgeving tot leven brengen. Het open veenland-
schap is als ‘typisch Hollands’ voor veel Hollanders de gewoonste zaak van de wereld. Maar het landschap is met
zijn ligging onder waterniveau, de overal aanwezige
sloten en de wilgen langs de oevers in feite zeer bij-
zonder, zeker vanuit een breder (inter)nationaal of
historisch perspectief. Historici, ontwerpers en kun-
stenaars kunnen zulke noties onder de aandacht
brengen bij een breed publiek en daarmee het gevoel
van urgentie aanwakkeren, als de specifieke waarden
vervagen of op de tocht staan.
investeerders te vinden. Daarom besloot de gemeente, gesteund door een innovatie-
manager, kleine ondernemers zelf de ruimte te geven. De gemeente liet zich verrassen
door de ideeën die her en der opborrelden en kon zo in één moeite door verkennen welke
marktpotentie het gebied heeft. Zo verhuisde onder meer het poppodium De Kelder naar
dit gebied, in afwachting van definitieve huisvesting in het Eemkwartier. Ontwikkelaar
BOEi, een architectenbureau en enkele kunstenaars sloegen de handen ineen om de
zeepfabriek om te vormen tot creatieve broedplaats. En inmiddels bestaan er plannen
voor Mediafusion; de ontwikkeling van een innovatieve leer- en werkomgeving voor
creatieve bedrijven en onderwijsinstellingen gericht op nieuwe media. Het organiseren
van iets impulsiefs, zoals hier is gebeurd,
vraagt om een geduldige houding en een
open geest. Sturing is gericht op het laten
ontstaan van initiatieven en het creëren
van ruimte waarin die initiatieven kunnen
opbloeien. Met dank aan het industriële
erfgoed en met behoud van datzelfde
erfgoed als resultaat.
Een buurt zoals er vlak na de oorlog zoveel gebouwd zijn. Zo stond de Robijnhof in Utrecht
jarenlang bekend. Zo was de buurt er ook aan toe: de portieketagewoningen verkeerden
in zorgwekkende staat en het verloop onder de bewoners was groot. Wat maar weinig
bewoners wisten, was dat hun woningen door de beroemde architect Gerrit Rietveld zijn
ontworpen. En dat de meeste sociale woningbouw van deze bouwmeester elders al is
gesloopt. Dat maakte hun woningen, hoe eenvoudig ze ook lijken, tot een zeldzaamheid.
Woningcorporatie Bo-Ex renoveerde daarom de Robijnhof in de geest van Rietvelds ont-
werp. Een centraal antennesysteem verving de schotels, de slanke kozijnen keerden terug
en de oorspronkelijke kleurstelling werd hersteld. Een van de woningen heeft een functie
gekregen als museumwoning en is in beheer gebracht
bij het Centraal Museum in Utrecht. Deze woning is
geheel in de oorspronkelijke staat teruggebracht en
ingericht zoals in de jaren vijftig, compleet met de door
Rietveld ontworpen kapstok en een granieten keuken-
blok. Bo-Ex mikt erop dat bewoners weer trots worden
op hun woonomgeving en dat de wijk interessanter
wordt voor goed opgeleide alleenstaanden en jonge
stellen die graag in de buurt van de binnenstad wonen.
Voorbeeld: Robijnhof, Utrecht
L e e s t i pir. M. Hek, ir. J. Kamstra en ir. R.P Geraedts,
‘Herbestemmingswijzer’, Publicatiebureau
Bouwkunde TU Delft, 2004.
Instrument waarmee nieuwe functies voor (leeg-
staande) gebouwen kunnen worden bepaald en
onderbouwd vanuit kennis van het gebouw, de
markt en de locatie.
L e e s t i pwww.zichtopmaastricht.nl
Deze website is opgezet in opdracht van de
gemeente Maastricht en in samenwerking met
een groot aantal lokale organisaties op het
gebied van cultuur, geschiedenis en ruimte.
De site betrekt Maastrichtenaren en andere
geïnteresseerden actief bij het erfgoed, onder
meer doordat bezoekers hun eigen verhalen
kwijt kunnen in geschreven teksten of geluids-
fragmenten en via een forum over actuele
thema’s die te maken hebben met de cultuur-
historie.
131 – belvedere.nu / Initiatief en beweging130 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
De Doesburger Eng bij Ede is volgens betrokkenen de laatste intact gebleven eng (een
bolle akker) in de Gelderse Vallei. Boeren, bewoners en omwonenden stelden met mede-
werking van de gemeente Ede een eigen toekomstvisie op, als alternatief voor dreigende
woningbouw. Dat alternatief vonden zij in een ontwikkelingsstrategie voor een land-
schapspark. De cultuurhistorische waarden in het gebied geven daar volop aanleiding
voor. Het gebied heeft dusdanig veel kwaliteit dat het kan gaan fungeren als stedelijk
uitloopgebied voor Ede. Het Belvedere Kompas structureerde de activiteiten. Als ‘pro-
ducten’ werden naast de toekomstvisie onder meer ook de gebiedsorganisatie en een
uitvoeringsplan gedefinieerd. De ‘inhoud’ leidde onder meer tot de keuze voor een land-
schapspark met een door de cultuurhistorie bepaald casco. Onder ‘relaties’ werden niet
alleen de boeren, de bewoners en de gemeente als aangesproken partij benoemd, maar
ook Edenaren, deskundigen en procesbegeleiders. En de projectgroep hanteerde een ver-
scheidenheid aan werkvormen, zoals wandelateliers en een publieksdag. De initiatief-
nemers zetten zich nu als Stichting Buurtschap Doesburger Eng in voor de uitvoering van
een aantal vervolgprojecten, gericht op de uitvoering van de visie, zoals de ontwikkeling
van een zorgwerkboerderij, de herbouw van een schaapskooi en het opstellen en uitvoeren
van een landschapsbeheerplan. Hiervoor zijn middelen ter beschikking gesteld door
provincie, rijk, gemeente en de Noaber Foundation.
Voorbeeld: Doesburger Eng, EdeEen project opzetten
Een gedeeld gevoel van urgentie brengt zaken in beweging. In hoeverre dat eerste enthousiasme zich doorzet, ligt
aan de kwaliteit van het plan of project, maar zeker ook aan de kwaliteit van het proces. Belvedere onderscheidt
zich daarin niet van andere strategieën gericht op ruimtelijke kwaliteit. Sluitende begrotingen, weergaloze visies en
doorgeakkerde organisatieschema’s helpen enorm, maar zolang mensen opgesloten zitten in hun eigen organisatie
of leefwereld is het resultaat niet optimaal. Veel kansrijker is een proces waarin mensen zich uitgenodigd voelen
om de eigen rol te pakken in een veelbelovend geheel, en mee te denken over de belangen van anderen. In de praktijk
blijkt daar meestal minstens één gedreven en vasthoudende gangmaker voor nodig. En met een sprankelend ont-
werp of een goede manifestatie kan toegewerkt worden naar een momentum waarop alle partijen voelen dat ze
met iets bijzonders en waardevols bezig zijn.
Er bestaat geen algemeen toepasbaar draaiboek om zo’n proces vorm te geven. Daarvoor verschillen ruimtelijke
projecten te veel van elkaar. Er zijn wel richtlijnen voor te geven. Het Projectbureau Belvedere heeft die verzameld
in het Belvedere Kompas. Dit is in zijn geheel te vinden op de website www.belvedere.nu. De vier windstreken van
het kompas staan voor vier procescomponenten: de strategie, het samenwerken, de inhoud en de werkvormen.
Op elk van deze onderdelen biedt het Kompas praktijkvoorbeelden, inhoudelijke tips en aanwijzingen, die richting
geven aan de opzet van een project en vervolgens helpen om het project op koers te houden. In ‘Strategie’ gaat het
om het formuleren van een scherpe doelstelling van het project, zoals draagvlak verwerven of ideeën losmaken,
“De Noordoostpolder is misschien niet het mooiste
gebied van Nederland. Maar het is wel een zeer bij-
zonder gebied. Het laat zich niet zo makkelijk ‘lezen’
als de Veluwe of Zuid-Limburg, maar als je iets meer
moeite doet, herken je het bijzondere. Dat moeten
we onze bewoners blijven vertellen. Dan stijgt de
waardering voor de woonomgeving met sprongen
en kan men er zijn identiteit aan ontlenen.”
Burgemeester W.L.F.C. ridder van Rappard van de gemeente Noordoostpolder
tijdens een Belvederebijeenkomst in 2009.
Het denken uit de jaren vijftig is vrijwel nergens zo herkenbaar als in deze polder,
met de systematische opbouw van tien dorpen in een kring rond de centrale
verzorgingskern Emmeloord, met de traditionele Delftse School als overheer-
sende architectuurstroming op de rand van de omslag naar het modernisme en
met de drie kerken en scholen per dorp als gevolg van de verzuilde samenleving.
133 – belvedere.nu / Initiatief en beweging132 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
en aansluitend welke producten daar het beste bij passen. Worden de gestelde doelen bereikt met een beleidsvisie,
ontwerpwedstrijd, publieksmanifestatie, of een combinatie van verschillende producten? ‘Samenwerken’ behandelt
de vraag welke partijen nodig zijn om het gestelde doel te bereiken en hoe een goede samenwerking tot stand kan
worden gebracht. Daarbij gaat het niet alleen om het identificeren van betrokkenen, maar ook om kennis van de
relatie zelf. Wat is de voorgeschiedenis, welke belangen spelen een rol? ‘Inhoud’ richt zich op het verbinden van
cultuurhistorie met de ruimtelijke ontwikkeling. Tot slot bevat het Kompas informatie over de ‘Werkvormen’:
zowel de vooral interactieve werkvormen in de voorbereiding van een project als de financieringsconstructies en
verschillende soorten overeenkomsten bij de uitvoering.
Coalities smeden
De uitvoering van een doorsnee ruimtelijk project vereist vergunningen, grond, kapitaal, gebiedskennis en maat-
schappelijk draagvlak. Die componenten worden geleverd door verschillende partijen. Dat maakt coalitievorming
in de uitvoering noodzakelijk. Maar om zo’n coalitie een zo groot mogelijke kans op succes te laten hebben,
moeten de belangrijkste partners al in de voorbereidende fasen samen optrekken, als de ambities worden vast-
gesteld en de eerste onderzoeksactiviteiten en ontwerpverkenningen lopen. Overheden (die het ook niet altijd
met elkaar eens zijn), ontwikkelaars, omwonenden, maatschappelijke organisaties, actiegroepen, landschapsbe-
heerders, adviesorganen en vele anderen: ze kunnen allemaal een rol hebben en ze zullen zich allemaal voldoende
in de aanpak willen herkennen voordat ze zich eraan verbinden en uitvoering mogelijk maken. Een vroegtijdige
betrokkenheid van alle relevante partijen zorgt bovendien voor een realiteitstoets in het proces en voor tijdige
bijsturing. En andersom is een reëel zicht op uitvoering op zijn beurt weer een belangrijke stimulans voor een
vlotte samenwerking.
Zoeken naar chemieHet bouwen van coalities heeft alles te maken met een zoektocht naar chemie. Gedeelde ervaringen in de creatie-
ve en enthousiasmerende fasen van het proces blijken in latere fasen, als het erom gaat spannen, een goede basis
om er samen uit te komen. Een goede chemie wordt bovendien bevorderd als er erkenning is voor ieders drijfveren,
als de partners elkaar de ruimte gunnen om vanuit de eigen doelstellingen en verantwoordelijkheden bij te dragen
en als de partners vanuit de eigen expertise oplossingsgericht meedenken over de dilemma’s van de ander.
Partners selecterenVeel samenwerkingspartners in een ruimtelijk project staan bij voorbaat vast. Overheden, bewonersgroepen,
maatschappelijke organisaties en terreineigenaren doen mee of doen niet mee, en de rolverdeling kan variëren,
maar er is geen keuze om een andere organisatie in dezelfde rol te zetten. Alleen de ontwerpers en soms de ont-
wikkelaar of toekomstige gebruiker kunnen worden geselecteerd.
De selectie van een ontwerpbureau vraagt aandacht. Elk bureau brengt zijn eigen benadering mee. Die benade-
ring moet aansluiten bij de verwachtingen en ambities van de opdrachtgever. Bij een zoektocht naar een geschikt
bureau, kunnen architectuurcentra, welstandsorganisaties en beroepsverenigingen adviseren. De vorm waarin
de selectie plaatsvindt is voor private opdrachtgevers vrij. Zij kunnen een of meer bureaus benaderen voor een
offerte, een open inschrijving organiseren of kiezen voor een meervoudige opdracht of ontwerpprijsvraag. In dat
geval buigen verschillende bureaus zich over de opgave en doen zij een eerste ontwerpvoorstel, op grond waar-
van de definitieve selectie plaatsvindt. Voor een overheid gelden aanbestedingseisen, zeker bij grotere opdrachten,
om een eerlijke en open concurrentie veilig te stellen.
Zulke aanbestedingseisen gelden ook als de overheid in de gelegenheid is om een ontwikkelaar te selecteren.
Dat is afhankelijk van de eigendomssituatie. Een overheid kan een ontwikkelaar alleen selecteren als zij de grond
of de gebouwen kan aankopen of al in bezit heeft. De selectie kan plaatsvinden op prijs, maar bij hoge kwaliteits-
ambities ligt het voor de hand om het aangeboden kwaliteitsniveau zwaar te laten meewegen. Een geschikt instru-
ment daarvoor is de prijsvraag. De overheid legt haar kwaliteitsambities vast, waaronder de rol die de cultuurhistorie
daarin heeft, en nodigt een aantal ontwikkelaars uit om daar vorm en inhoud aan te geven, binnen een aangegeven
budget. De ontwikkelaar zoekt zelf samenwerking met een ontwerpbureau en eventuele andere partners. Het
oordeel over welk plan het beste voldoet, kan de opdrachtgever zelf geven, maar ook geheel of gedeeltelijk worden
uitbesteed aan een vakjury of aan het brede publiek.
Zo’n competitie heeft ook een nadeel. De kraamkamer van het winnende ontwerp ligt buiten het zicht van de
opdrachtgever, omdat de ontwikkelaar de ontwerper aanstuurt. De dialoog komt pas op gang wanneer de contouren
van het ontwerp al getekend zijn. Voor een duurzame vertrouwensrelatie tussen ontwikkelaar en opdrachtgever
is dat geen gunstige start. Om dat te ondervangen, is een professionele jury wenselijk en moet de uitschrijver geen
in detail uitgewerkt ontwerp verlangen.
L e e s t i pwerkbank.habiforum.nl
Dit is de website van de Werkbank Ruimtelijke
Kwaliteit. De werkbank is een praktisch hulp-
middel om mensen na te laten denken over wat
voor hen de kernwaarden zijn in het begrip
ruimtelijke kwaliteit. De site bevat onder meer
een gids voor een planproces in elf stappen en
een matrix waarmee betrokkenen gezamenlijk
een kwaliteitsprofiel voor een gebied kunnen
opstellen. Op de ene as van de matrix staat de
trits gebruikswaarde, belevingswaarde en toe-
komstwaarde. Op de andere staat een viertal
belangen: het economische, het sociale, het
culturele en het ecologische.
135 – belvedere.nu / Initiatief en beweging134 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
De herbestemming van de Twentse Schouwburg in Enschede verliep in twee stappen. In
de eerste ronde kon iedereen met ideeën komen, ongeacht de eventuele belangstelling
om ze zelf uit te voeren. Dat leverde 78 ideeën op. De gemeenteraad had voorafgaand
aan deze ronde een aantal ‘Gouden Regels’ vastgesteld, waaraan iedere inzender zich
moest houden. In de tweede ronde riep de gemeente marktpartijen op om invulling te
geven aan de twee ideeën die als beste waren geselecteerd. Drie combinaties reageerden.
Daaruit kwam het plan naar voren van ontwikkelaar Van Wijnen en corporatie Ons Huis,
samen met een boekhandel die een
groot deel van de ruimte zal gaan benut-
ten. In het winnende ontwerp blijft de
grote zaal, inclusief toneel en balkons
intact en voegen de boekenkasten zich
in de bestaande ruimte. Het oude toneel
krijgt een functie voor kleinschalige
culturele evenementen, zoals een voor-
leesmiddag of lunchmuziek.
Voorbeeld: Twentse Schouwburg, EnschedeHet faillissement van de beoogd projectontwikkelaar was – een geluk bij een ongeluk –
het begin van een geslaagde herontwikkeling van de Mariaplaats in Utrecht. De oor-
spronkelijk beoogde ontwikkelaar was geselecteerd op basis van een zorgvuldige proce-
dure. De gemeente had een groot aantal, ook cultuurhistorische, voorwaarden gesteld,
waaraan de ontwikkelaar voldeed. Desondanks had een aantal mensen bij de gemeente
het gevoel dat de geplande ontwikkeling niet voldoende recht zou doen aan de bijzondere
geschiedenis van de Mariaplaats, die van een middeleeuwse immuniteit (een ommuurd
terrein waar de kerk centraal staat en de stedelijke verordeningen niet gelden). Na het
vertrek van de eerste ontwikkelaar nam het Bouwfonds de uitvoering over. Er ontstond
een andere samenwerkingsvorm: opener, doelgerichter. Heel anders dan daarvoor, toen
er een strikte rolverdeling was tussen de voorwaardestellende overheid en de uitvoeren-
de marktpartij. Gemeente en Bouwfonds kozen samen een architect die zich wilde laten
inspireren door de geschiedenis van de locatie en van de stad: Bob van Reeth. In het
werkproces kwam ruimte voor nieuwe ideeën. Exploitatiedilemma’s van de ontwikke-
laar werden gezamenlijk opgelost. Een bijzondere archeologische vondst, een mozaïek-
vloer uit de dertiende eeuw, kreeg een plek in de parkeergarage. Het resultaat is een
complex dat bijna naadloos past in de oude plattegrond van de immuniteit en in de
historische omgeving van de Utrechtse binnenstad.
Voorbeeld: Mariaplaats, Utrecht
L e e s t i p‘Geschiedenis als grondlegger; voorbeelden-
boek projectontwikkeling en cultuurhistorie’,
NEPROM en Projectbureau Belvedere,
Voorburg / Utrecht 2007
Deze publicatie gaat aan de hand van voorbeel-
den en een rondetafelgesprek in op de maat-
schappelijke rol van projectontwikkelaars en
de kaders waarbinnen zij invulling aan die rol
kunnen geven.
137 – belvedere.nu / Initiatief en beweging136 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
.
L e e s t i pwww.architectuurlokaal.nl
en www.ontwerpwedstrijden.nl
Architectuur Lokaal is het landelijke kenniscen-
trum voor cultureel opdrachtgeverschap en
architectuurbeleid. Deze organisatie beheert
ook het Steunpunt Ontwerpwedstrijden. Het
uitschrijven van ontwerpprijsvragen of meer-
voudige opdrachten vraagt aandacht.
Deelnemers investeren vaak grote bedragen
en hebben recht op een zorgvuldige procedure.
Koepelorganisaties van opdrachtgevers en ont-
werpers hebben daar afspraken over gemaakt.
Eind 2009 publiceert het Atelier
Rijksbouwmeester een leidraad voor het
Europees aanbesteden van architectendiensten.
Dit KOMPAS Light is tegen die tijd te vinden op
www.rijksbouwmeester.nl.
L e e s t i p’Nederland Boven Water, Praktijkboek
Gebiedsontwikkeling’: deel 1 (Habiforum,
Nirov en VROM, Gouda 2006) en deel 2
(Habiforum en Nirov, Gouda 2009) en
www.nederlandbovenwater.nl
Het kenniscentrum Habiforum en het Nirov
hebben de afgelopen jaren veel kennis ontwik-
keld en bijeengebracht over samenwerking
tussen verschillende partijen om een integrale
gebiedsontwikkeling tot stand te brengen,
elk in de eigen rol maar met een gezamenlijke
kwaliteitsambitie. De boeken en de website
van het programma Nederland Boven Water
bevatten methodes, projectbeschrijvingen,
portretten en meer wetenswaardigheden over
integrale gebiedsontwikkeling.
Klein initiatief stimuleren en ondersteunen
Van de zorgvuldige aanplant in de eigen voortuin tot de actiegroepen die in het geweer komen tegen de verrom-
meling van het landschap: mensen laten voortdurend zien dat de kwaliteit van hun omgeving hen aan het hart
gaat. Ze zijn bereid zich daarvoor in te spannen. Maar als buurtcomités en actiegroepen ageren tegen ruimtelijke
plannen is het eigenlijk al te laat. Dezelfde energie die dan nodig is om iets te voorkomen, kan beter worden
gebruikt om iets te creëren. Er lopen veel mensen rond die graag iets moois willen neerzetten, die willen bijdra-
gen aan de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting en begrijpen dat de cultuurhistorie daar aanknopingspunten
voor biedt. Maar niet iedereen is in staat om die wens om te zetten in een goed plan of ontwerp. Overheden en
particuliere organisaties kunnen burgers ondersteunen door bijvoorbeeld gebiedskennis aan te reiken, te adviseren
of een stimuleringsregeling in te stellen.
Individuele eigenaren kunnen al geholpen zijn met een toegankelijk boekje over de geschiedenis van het gebied
en over de kenmerkende elementen van de bebouwing of de beplanting. In zo’n boekje kan al de slag worden
gemaakt naar wat de cultuurhistorische karakteristiek kan betekenen bij nieuwbouw, verbouw en restauratie. Zo
heeft de gemeente Gouda het beeldkwaliteitsplan voor de binnenstad in een waaiervorm uitgebracht, waarbij
alle richtlijnen en toelichtingen gevat zijn in eenvoudige pictogrammen. Eventueel kan een kleine subsidie, een
cursus of een deskundig advies de individuele eigenaren verder helpen. De provincie Fryslân heeft bijvoorbeeld een
succesvolle subsidieregeling in het leven geroepen voor het herstel en onderhoud van rieten daken, traditionele
dakpannen en massief houten uilenborden van historische boerderijen. Goede voorbeelden werken aanstekelijk –
zodra een of enkele gebouwen zijn opgeknapt, zullen er meer volgen.
Een stap verder is het daadwerkelijk ondersteunen van initiatiefnemers bij hun eigen plan. Een gemeente kan dat
bijvoorbeeld doen door hen te helpen hun weg te vinden in de bureaucratie: welke vergunningen zijn wanneer
nodig, welke dispensaties zijn mogelijk en welke voorwaarden zijn van toepassing. Ook kan gedacht worden aan
het oprichten van een (virtueel) platform om initiatiefnemers met elkaar in contact te brengen, een loket waar
mensen worden geholpen met het aanvragen van subsidie, of de oprichting van een speciaal financieringsfonds.
L e e s t i p‘De burger als drager van de geschiedenis’,
ROmagazine, juni 2008.
Speciale uitgave over de betrokkenheid van
burgers bij hun leefomgeving en de manier
waarop zij hun kennis over de geschiedenis
en kwaliteiten van een gebied kunnen inzetten
bij nieuwe ontwikkelingen.
“Soms neem ik vertegenwoordigers van kleinere
bouwbedrijven mee in een auto langs een paar
projecten, en laat ik ze zien hoe onder meer de
architectenkeuze het resultaat kan beïnvloeden.
Onderweg ontstaat vanzelf de discussie over wat we
met zo’n project willen en wat de opgave precies is.”
Stadsontwerper Martin Hagreis van de gemeente Oss, Blauwe Kamer 2009/2
139 – belvedere.nu / Initiatief en beweging138 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Eigenaren in het gebied tussen Zutphen en Warnsveld kunnen gebruik maken van een
‘bouwdoos’ bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het agrarische cultuurlandschap moet
recreatieve druk uit omliggende steden opvangen. De gemeente Zutphen heeft de
karakteristieke lanen heringericht, maar de transitie van het landschap krijgt voor een
belangrijk deel ook gestalte via initiatieven van mensen die in het gebied wonen of
werken. De bouwdoos bevat handreikingen en ontwerpinstrumenten die zij kunnen
gebruiken. Voor verscheidene landschapsstructuren en elementen (zoals lanen, bebouwing,
erven en singels) geeft de bouwdoos aan wat de huidige situatie is, hoe die is ontstaan en
vooral ook welke concrete maatregelen de gewenste situatie dichterbij kunnen brengen.
De gemeente helpt de veelal particuliere initiatiefnemers op weg via keukentafelge-
sprekken en, indien nodig, financiële ondersteuning.
Voorbeeld: bouwdoos voor het landschap bij ZutphenTot eind jaren negentig verdwenen uit de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden jaarlijks tien
tot twintig historische boerderijen, meestal om plaats te maken voor moderne bungalows.
Ook vervielen oude hooibergen en stookhokken door leegstand, verloren oude boerde-
rijen hun karakteristieke waarden door onzorgvuldige ver- en ombouwingen, en raakten
streekeigen landschapselementen, zoals leibomen, boomgaarden en meidoornhagen, in
onbruik. Om die ontwikkeling te keren, richtte een groep bewoners in 1998 de Stichting
Boerderij en Erf op. Via de stichting is eerst een groep vrijwilligers opgeleid. De vrijwilligers
kregen een cursus bouwhistorie, gevolgd door enkele praktijkdagen. Samen met de vrij-
willigers is vervolgens het hele gebied in kaart gebracht. De resultaten zijn ontsloten via
internet. In een publicatie werd de opstap gemaakt naar de toekomst door aan te geven
hoe bij een verbouwing kan worden voortgebouwd op de historie. De vrijwilligers worden
inmiddels regelmatig geraadpleegd door eigenaren van boerderijen met ver- en nieuw-
bouwplannen of plannen om hun erf opnieuw in te richten. Het project liep parallel aan
het opstellen van een gezamenlijk welstandskader voor de twaalf gemeenten in
Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. De projecten hebben elkaar over en weer beïnvloed.
Voorbeeld: Stichting Boerderij en Erf, Alblasserwaard-Vijfheerenlanden
Feiten en waardenErfgoed en identiteit
Keuze uit duizenden jaren cultuurhistorie
Keuze uit uiteenlopende gezichtspunten
De kennisbasis
De loop van de geschiedenis als uitgangspunt
Aanwezige sporen van de geschiedenis als uitgangspunt
De lokale cultuur begrijpen
Beleving
Gebruik van de ruimte en omgangsvormen
Kunst als onderzoekmiddel
143
143
146
149
149
152
154
154
158
159
143 – belvedere.nu / Feiten en waarden
Feiten en waardenHet historische verhaal van een plek, plaats of streek biedt aanknopingspunten om te komen tot een onderschei-
dende ruimtelijke ontwikkeling. Maar het complete verhaal is te lang en te uitgebreid om te vatten in een archi-
tectonisch of ruimtelijk ontwerp. Bovendien is niet het hele verhaal in al zijn finesses bekend. Dit hoofdstuk
behandelt hoe uit de geschiedenis een verhaal geconstrueerd kan worden, dat bruikbaar is in de ruimtelijke ont-
wikkeling. In hoeverre bepalen historische gegevens of gebeurtenissen inderdaad de identiteit van een gebied?
Welke kennisbasis is nodig om tot zorgvuldige afwegingen te komen, en hoe is die op te bouwen? En hoe valt te
onderzoeken op welke wijze de geschiedenis doorwerkt in de lokale cultuur en de manier waarop mensen hun
omgeving beleven? Deze drie vragen komen in dit hoofdstuk achtereenvolgens aan de orde.
Erfgoed en identiteit
De start van een project kan heel intuïtief zijn. Er is een basale behoefte iets dierbaars te behouden of iets pas-
sends toe te voegen aan een karakteristieke plek. Zolang belang, plan en uitvoering in één hand zijn, bijvoor-
beeld bij het verbouwen van een onbeschermd interieur, zal de afweging over de beste aanpak in stilte
plaatsvinden. Zodra een project echter het privédomein overstijgt, of als er erkende waarden in het geding zijn,
raken meer partijen betrokken. Zij hebben elk hun eigen belangen en inzichten. Dan wordt het belangrijker dat er
een gedeeld beeld ontstaat van de belangrijkste karakteristieken en de te behouden cultuurhistorische kwalitei-
ten. Achter begrippen als ‘ruimtelijke kwaliteit’, ‘cultuurhistorie’ en ‘identiteit’ schuilt echter een wereld van ver-
schillende inzichten, interpretaties en elkaar soms beconcurrerende feitelijkheden.
Keuze uit duizenden jaren cultuurhistorieUit de ruimtelijke inrichting spreekt een eeuwenlange cultuur. Door de jaren heen zetten mensen de omgeving
naar hun hand, gegeven de natuurlijke omstandigheden en de sociale verhoudingen. Zo zijn de polderlandschap-
pen het product van een eeuwenlange eendrachtige strijd tegen het water. De Brabantse zandlandschappen had-
den die collectiviteit niet altijd nodig. Daar was het de Rooms-Katholieke kerk, die ten tijde van de
industrialisatie zijn invloed aanwendde om de fabrieken te spreiden over de provincie en zo het ontstaan van
zedenloze steden wilde voorkomen. Maar ook economische processen, machtsverhoudingen of stedenbouwkun-
dige idealen kunnen de ruimtelijke inrichting hebben bepaald.
145 – belvedere.nu / Feiten en waarden144 – belvedere.nu / Feiten en waarden
De eeuwenlange cultuurhistorie van een landschap, een nederzetting of zelfs een gebouw laat zich niet ontrafelen
in los van elkaar staande tijdslagen. Veel grachtenpanden in Amsterdam stammen uit de zeventiende eeuw, maar
zijn laat in de achttiende eeuw verhoogd en voorzien van een nieuwe gevel, behorend bij die tijd. Voor buurten
en wijken geldt eenzelfde verhaal, ook als ze in een helder af te bakenen periode zijn gebouwd. De buurt of wijk
heeft sindsdien een geschiedenis meegemaakt die haar sporen heeft achtergelaten, zowel fysiek als mentaal.
Die tijdslagen zijn evengoed tot het erfgoed gaan behoren.
“Je moet kijken naar wat Nijmegen echt uniek maakt.
Dan kom je tot de conclusie dat het Romeinse
verleden en de wederopbouwarchitectuur Nijmegen
onderscheidend maken van andere steden.
Daar leggen we het accent, waarmee ik niet wil zeg-
gen dat het industriële erfgoed niet belangrijk is
voor Nijmegen.”
Paul Depla, wethouder in Nijmegen, tijdens het debat ‘Industrieel erfgoed
Nijmegen, vergeet het maar’, mei 2005.
De geschiedenis heeft ook haar donkere kanten. Afhankelijk van hoe pregnant de schaduw-
zijde is, mag een gelegenheid voor herinnering of herdenking niet ontbreken. Een werk-
barak van het doorgangskamp Westerbork is jarenlang in gebruik geweest als opslagruimte
voor een loonbedrijf in Veendam. Zo’n gebruik bleek moeilijk te rijmen met de beladen
oorlogsgeschiedenis. Meer dan honderdduizend joden zijn vanuit Westerbork naar con-
centratiekampen gedeporteerd. Onder hen Anne Frank en haar zus Margot, die in deze
werkbarak te werk waren gesteld. De barak zou worden teruggeplaatst in het herinnerings-
centrum Kamp Westerbork, maar brandde bij het transport uit Veendam af. Mede dankzij
de publiciteit hieromheen, kwam aan het licht dat op verschillende plaatsen in de regio
nog andere barakken uit Westerbork staan. Vlak na de oorlog was er geen behoefte de
barakken te behouden als tastbare getuige van de verschrikkingen. Zoveel jaar later vinden
velen het huidige anonieme en functionele gebruik ervan ongepast.
Voorbeeld: Kamp Westerbork
“Als we nu eens vijftig jaar verder zijn en we blikken
terug naar 2008. Dan denk ik – ik weet het niet want
het is absoluut onvoorspelbaar – dat we de windmo-
lens en de cataloguswoningen in het kader van ruim-
te-voor-ruimte als typisch behorende tot deze tijd
beoordelen en ze daarom waarderen.”
Kees de Ruiter, geciteerd in het essay ‘Cultuurhistorie en gebiedsontwikkeling’
door Govert D. Geldof en Paul Berends, 2008
147 – belvedere.nu / Feiten en waarden146 – belvedere.nu / Feiten en waarden
Keuze uit uiteenlopende gezichtspuntenIn haar implicaties is de cultuurgeschiedenis al net zo complex als in haar gelaagdheid. De mate waarin een
bepaald tijdsbeeld nog van invloed is op de huidige identiteit kan enorm verschillen. Bloeiperioden of bijzondere
gebeurtenissen kunnen een groter stempel op de identiteit drukken dan relatief rustige perioden. Maar zelfs in
wederopbouwwijken, die hun identiteit sterk ontlenen aan de woningnood en de stedenbouwkundige idealen
uit de jaren vijftig en zestig, schuilen andere relevante identiteiten. Soms zijn de ontginningspatronen van voor
de oorlog nog steeds bepalend voor de huidige structuur. Soms hebben nieuwe bevolkingsgroepen de afgelopen
decennia een heel andere betekenis of een ander gebruik gegeven aan plekken en voorzieningen.
De waarde die aan bepaalde perioden of gebeurtenissen wordt gehecht is bovendien zeer subjectief. Oudere generaties
Twentenaren associëren verlaten textielfabrieken met slechte werkomstandigheden en uitbuiting. Waarom zou dat
beeld behouden moeten blijven? Diezelfde fabrieken vertellen anderen het verhaal van de industrialisatie van Nederland
en de Twentse textielbaronnen. Voor hen is het behoud van de fysieke overblijfselen van deze geschiedenis veel van-
zelfsprekender.
Ook als het niet direct gaat om een waardeoordeel, maar om de vraag wat bepalend is voor de identiteit van een plek of
streek, zal een zeer divers beeld ontstaan. Een boer wiens familie al generaties lang het land verbouwt, heeft daar andere
ideeën bij dan een net uit de stad verhuisde forens. Voor sommigen zit de identiteit vooral in fysieke vormen of struc-
turen, voor anderen in herinneringen en omgangsvormen. En met veranderingen in het ruimtegebruik of in de culturele
belangstelling, verandert ook de identiteit van een gebied. Identiteit is kortom niet alleen een gelaagd, maar ook een
persoonsgebonden en tijdsgebonden begrip. Een beschrijving van een gebiedsidentiteit wordt dan ook vaak opgesteld
op basis van een gezamenlijke zoektocht van alle betrokkenen en/of een deskundigenoordeel over karakteristieke ge-
biedseigenschappen. De identiteit is dan datgene wat de meeste betrokkenen op dat moment ervaren als de identiteit.
In 1627 verjoeg stadhouder Frederik Hendrik de Spaanse troepen uit Groenlo. De bastions
van waaruit dat gebeurde zijn nog aanwezig, maar zo goed als onherkenbaar. Ze zijn begroeid
met honderden bomen en de bewapening is lang geleden weggehaald. De gemeente Oost
Gelre, waar Groenlo onder valt, wilde dat de naam Groenlo bij het brede publiek in verband
wordt gebracht met deze historische gebeurtenis en had het voor-nemen om het Noorder-
bastion te reconstrueren in de toestand
ten tijde van Frederik Hendrik. Het motief
was vooral economisch: Groenlo zou er
interessanter door worden als toeristische
bestemming. Tientallen bomen moesten
plaatsmaken voor replica’s van kanon-
nen. De band tussen Groenlo en de
Tachtigjarige Oorlog bleek echter minder
sterk dan de gemeente veronderstelde.
Er brak verzet uit tegen de bomenkap.
Voor veel Groenloërs dragen de bomen
meer bij aan de plaatselijke identiteit
dan de historische gebeurtenis in 1627.
Voorbeeld: Groenlo en de Tachtigjarige Oorlog
“Onze regionale identiteit stoelt vooral op een feelgood-
verhaal over een streek. Het is als een nieuw gebouw dat
aan oude beelden moet voldoen. Het gevolg daarvan is
dat een streek wordt opgezet en opgepoetst als een dood
vogeltje. Je maakt er op die manier geen mensenland-
schap van maar een overheidslandschap. Het landschap
komt op die manier bijna uit de zuigfles. Dat leidt op zijn
beurt tot knellende regelgeving. Landschap is het resul-
taat van permanente veranderingen in de tijd. Die
geschiedenis laat zich niet stopzetten.”
Rik Herngreen, adviseur ruimtelijke kwaliteit, tijdens het debat ‘Ondernemen op
het platteland’ van BrabantBalie, 23 januari 2007.
L e e s t i pRienke Groot e.a., ‘Speculatieve cultuurhistorie;
een onderzoek naar de mechanismen van
waardering’, Alterra, Wageningen 2005.
Verslag van een zoektocht naar de mechanismen
die ertoe leiden dat toekomstige generaties
bepaalde objecten en landschappen opnemen
in het domein van de gewaardeerde cultuur-
historie. Deze zoektocht is ingezet om aan-
knopingspunten te vinden voor de ontwikkeling
van nieuwe woon-, werk-, productie- en
ontspanningslandschappen.
149 – belvedere.nu / Feiten en waarden148 – belvedere.nu / Feiten en waarden
De kennisbasis
Aan de basis van veel onderzoek staat de wens om meer inzicht te krijgen in de cultuurhistorische karakteristie-
ken van het plangebied, de voorwaarden die deze stellen aan een toekomstige ontwikkeling en de aanknopings-
punten die zij daarvoor bieden. Binnen de context van ‘behoud door ontwikkeling’ staat steeds het verband centraal
tussen verleden, heden en toekomst. De invalshoek kan verschillen. Er kan bijvoorbeeld voor worden gekozen om
de ontwikkelingsgeschiedenis van een gebied in beeld te brengen, met oog voor de morfologie en het menselijk
handelen. Het gaat dan om de manier waarop het gebied en de bewoners ervan zich in de loop der eeuwen hebben
aangepast aan ruimtelijke en maatschappelijke opgaven. Van daaruit wordt geanalyseerd hoe die geschiedenis in
het huidige landschap of straatbeeld te herkennen is. Een andere mogelijkheid is om te beginnen met wat er van-
daag de dag fysiek aanwezig is. Van daaruit kunnen conclusies worden getrokken over welke karakteristieken
essentieel zijn en welke nieuwe functies passend worden geacht.
De loop van de geschiedenis als uitgangspuntVan oorsprong is historisch onderzoek vooral gericht op het inventariseren van cultuurhistorische elementen,
objecten of structuren en op het bepalen van de waarde ervan. De daaruit voortvloeiende kennis vormt de basis om
cultuurhistorie op een zorgvuldige wijze te gebruiken als kwaliteitsdrager bij een ruimtelijk ontwikkelingsproject.
Iedere provincie beschikt inmiddels over een of meer cultuurhistorische waardekaarten, over gebiedspaspoorten,
biografieën van landschappen of vergelijkbare documenten. Kennis over archeologische en bouwkundige monu-
menten en historisch-geografische waarden is bovendien toegankelijk gemaakt via websites als www.kich.nl en
www.watwaswaar.nl.
Puur historisch onderzoek is niet geschikt om aan te
geven wat de gevonden feiten en waarden kunnen
betekenen in het heden en in de toekomst. In de con-
text van een ruimtelijk vraagstuk, is die denkstap wel
essentieel. Om die reden hebben verschillende instan-
ties nieuwe onderzoeksmethodieken ontwikkeld, zoals
het cultuurhistorisch profiel, de cultuurhistorische
effectrapportage en de cultuurhistorische verkenning.
Kenmerkend voor deze methodieken is dat zij de cul-
tuurhistorie integraal benaderen (archeologie, land-
schap en bebouwing) en steeds vaker ook oog hebben
voor de beleefde cultuurhistorie in de vorm van her-
inneringen en verhalen. De rapportages geven niet
alleen een chronologisch beeld van de ontwikkelings-
geschiedenis, maar ook een voor ontwerpers meer
hanteerbare ‘omkering’, een toelichting op het huidi-
ge ruimtelijke beeld vanuit diezelfde ontwikkelings-
geschiedenis. Daarnaast wordt in meer of mindere
“Delfshaven is een achterstandswijk van Rotterdam,
bewoond door migranten met tientallen nationaliteiten.
Als zij al iets met Piet Hein hebben (die in Delfshaven
geboren is en daar een standbeeld heeft, red.), dan is dat
in negatieve zin: hele volksstammen werden door de
‘zeeschrick van Delfshaven’ beroofd, vermoord of in
slavernij gevoerd. Van de huidige Delfshavenaren kan
ook moeilijk worden verwacht dat zij warm lopen voor
de morele grondleggers van de Verenigde Staten. Zo is
Delfshaven een mooi decor, zonder dat de lokale bevol-
king zich ermee identificeert of trots is op de glorieus
getoonzette geschiedenis. Alleen in de molen komen
heden en verleden samen: buurtbewoners laten er
porties graan malen voor hun exotische gerechten.”
Paul Meurs, hoogleraar Restauratie aan de TU Delft, in zijn oratie
‘Bouwen aan de weerbarstige stad’ uit 2007
Discours: hoe houdbaar is een eenmaal gedefinieerde gebiedsidentiteit?
Een gebiedsidentiteit laat zich niet verabsoluteren. Pogingen om de identi-
teit vast te leggen als vastomlijnd, statisch gegeven gaan voorbij aan het
dynamische en subjectieve karakter ervan. Maar in het streven om streek-,
stads- of dorpseigen te bouwen, is het onvermijdelijk om te definiëren
waar die eigenheid uit bestaat. In hoeverre is het legitiem om een gebieds-
identiteit doelbewust te versimpelen, als dat helpt in het streven naar een
onderscheidend plan en gelijkgestemdheid onder de betrokkenen? Of is
het risico te groot dat zo’n gelijkgestemdheid vluchtig blijkt, en dat men-
sen die zich er minder in herkennen zich uitgesloten voelen?
L e e s t i pwww.zandstad.nl
Op deze website is op basis van het concept
‘biografie van het landschap’ historische kennis
over het zuidoosten van Brabant verzameld,
bewerkt en bruikbaar gemaakt voor planners en
ontwerpers. De website biedt de gebruiker een
grote vrijheid om de opgeslagen data naar
eigen inzicht te raadplegen, combineren en
associëren. De informatie is nazoekbaar op een
tijdlijn, maar ook topografisch, thematisch,
cartografisch, alfabetisch, enzovoort. Bijzonder
is de ontsluiting van gegevens over aspecten als
verstedelijking, rituelen, infrastructuur en veel
voorkomende beroepen rond zeven transforma-
tiemomenten; periodes waarin zich cruciale
omslagen voordeden in de gebiedsgeschiedenis.
151 – belvedere.nu / Feiten en waarden150 – belvedere.nu / Feiten en waarden
mate een visie gegeven op de toekomstige ontwikkeling, worden ontwikkelingsperspectieven geschetst, wordt een
doorvertaling gemaakt naar een programma van eisen, of worden uitgangspunten geformuleerd voor het ontwerp.
De essentie van dit type onderzoek is dat het het verleden ontrafelt en de betekenis daarvan duidt. De methodie-
ken zijn ontwikkeld om te zoeken naar de oorsprong of ontwerpuitgangspunten van de bebouwing of het land-
schap, de ontwikkeling sindsdien en de trendbreuken die zich daarin hebben voorgedaan, maar ook naar de wijze
waarop de geschiedenis in de huidige situatie nog herkenbaar is of weer herkenbaar is te maken. Op die manier
kunnen ze ook verborgen of verloren gegane structuren ontsluieren die in de toekomst weer relevant kunnen zijn.
Onderzoeksvormen als deze bieden vaak een doorkijk naar de toekomst, bijvoorbeeld met kaartbeelden en ont-
wikkelingsscenario’s.
De Hessenberg is een ontwikkelingslocatie binnen de oude stadswal van Nijmegen. In
de late Middeleeuwen lagen hier begijnhofjes rondom een klooster en er staat een
monumentaal weeshuis uit een latere periode. Nadat een eerder ontwerp voor de invul-
ling van de locatie op hevige maatschappelijke weerstand stuitte, is bij de herstart van
het planvormingsproces in 2001 een ‘cultuurhistorisch profiel’ opgesteld. Dit profiel ver-
telt het verhaal van de locatie op grond van allerhande historische bronnen, aangevuld
Voorbeeld: cultuurhistorisch profiel Hessenberg, Nijmegen
met een analyse van de overgebleven cultuurhistorische waarden in het gebied. Het
bevat bovendien een vervolgstap, in de vorm van acht thematische invalshoeken voor
de omgang met de cultuurhistorie in de toekomstige ontwikkeling. Die laatste stap is
gezet in een samenwerking van experts in de kunst, de architectuur en de cultuurhistorie.
Een multidisciplinair ontwerpteam heeft het cultuurhistorisch profiel vervolgens ver-
taald in drie ontwerpschetsen. De reacties van onder meer de omwonenden op deze drie
schetsen vormden het uitgangspunt voor de laatste ontwerpfase, de definitieve schets.
Hierin is de bijzondere cultuurhistorische betekenis onder meer vertaald in een besloten
structuur met een aaneenschakeling van intieme hoven, pleinen en stegen. In het plan
nemen een behouden kapel en voormalig weeshuis een centrale plaats in. Op het terrein
worden 177 woningen gebouwd, merendeels appartementen. De bouw hiervan is in 2008
gestart en de eerste appartementen worden binnenkort opgeleverd. De voormalige
kapel blijft in gebruik als kerk voor dak- en thuislozen. Het weeshuis krijgt waarschijnlijk
een woonfunctie in combinatie met publieke voorzieningen.
De belangrijkste kennisbron bij toekomstige ruimtelijke ingrepen in de Amsterdamse
Bellamybuurt is een atlas, die tot stand is gekomen onder aanvoering van een buurtbe-
woner. De Bellamybuurt maakt deel uit van de negentiende-eeuwse ring om Amsterdam,
Voorbeeld: Bellamy-atlas, Amsterdam
153 – belvedere.nu / Feiten en waarden152 – belvedere.nu / Feiten en waarden
maar heeft zelf een langere historie. Als deel van de gemeente Nieuwer-Amstel kwamen
hier al in de zeventiende en achttiende eeuw buitenverblijven, pleziertuinen en kleine
industriële bedrijven tot ontwikkeling. De ruimtelijke structuur heeft daardoor een veel
grotere gelaagdheid dan die van de omringende buurten. In het denken over de buurt
kwam die gelaagdheid onvoldoende tot uiting. Minke Wagenaar, architecte, bewoont een
pand uit de achttiende eeuw. Zij nam het initiatief tot een stedenbouwkundig-historisch
onderzoek, dat gaandeweg de vorm kreeg van een atlas. In de atlas wordt de ontwikkeling
van thema’s als water, bebouwing en tuinen in beeld gebracht aan de hand van historisch
kaartmateriaal en zijn actuele gegevens over de belevingswaarde van de buurt op kaarten
weergegeven. Vanaf het begin zocht Wagenaar de samenwerking met het stadsdeel
Oud-West en met andere bewoners. Mede daardoor werken de resultaten nu door in het
welstandsbeleid en in het bestemmingsplan. Onder bewoners en professionals is het
bewustzijn over de waarden van de buurt gegroeid. Die schuilen niet alleen in de archi-
tectuur en niet alleen in de ligging in de negentiende-eeuwse ring, zoals eerder werd
aangenomen, maar vooral in het samenspel van verschillende tijdslagen.
Het landschapsbureau LA4sale heeft een methodiek ontwikkeld die bestaande steden-
bouwkundige en architectonische karakteristieken optekent, en deze vertaalt naar nieuw-
bouwprojecten. De methodiek is vooral toegepast bij dorpsuitbreidingen. De dorps-
bebouwing wordt eerst getypeerd aan de hand van de dragende structuur en vervolgens
uiteengelegd in ‘korrels’, bestaande uit een gebouw op zijn kavel. In de eerste plaats is de
situering van de korrels punt van aandacht. Deze bepaalt in hoge mate de identiteit van
het dorp. Liggen de korrels bijvoorbeeld in linten langs het water, op kunstmatige terpen
of rondom een gemeenschappelijke brink? Liggen soortgelijke korrels naast elkaar of juist
niet? Op het schaalniveau van de korrel zelf kunnen vervolgens tal van factoren bepalend
blijken voor de specifieke dorpskarakteristiek: de verschillende korrelgroottes, de plek
van de gebouwen op de kavels, eventuele bijgebouwen, beplanting, kleur, de opbouw van
voorgevels, de entree, de dakrichting, de bouwmaterialen, enzovoort.
Onderzoek naar aanwezige waarden is een essentieel onderdeel van de methodiek ‘Wikken
en wegen in waardevolle wijken’, die tussen 1999 en 2001 is ontwikkeld door onder meer het
bureau De Lijn (inmiddels toegetreden tot het bureau Inbo). Aanleiding voor het opstellen
van deze methodiek was de vernieuwing van de wijken uit de periode 1920-1940 die zich
Voorbeeld: de korrelmethodiek bij dorpsuitbreidingen
Voorbeeld: wikken en wegen in waardevolle wijken
L e e s t i pHan Lörzing, Arjan Harbers en Sandra
Schluchter, ‘Krachtwijken met karakter’,
Ruimtelijk Planbureau, Den Haag 2008.
Dit onderzoek inventariseert de sterke en
zwakke punten in de stedenbouwkundige opzet
van de veertig ‘Vogelaarwijken’ en geeft aan
hoe de stedenbouwkundige kwaliteiten benut
kunnen worden bij de herstructurering.
Aanwezige sporen van de geschiedenis als uitgangspuntEen tweede mogelijke invalshoek voor onderzoek is de verschijningsvorm van een stad of landschap, en de sporen
van de geschiedenis die daarin te traceren zijn. Dit is een geschikt type onderzoek om te zoeken naar de ruimtelijke
identiteit van een buurt, plaats of streek, om toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen aan te laten sluiten bij de
bestaande karakteristieken van het gebied. De cultuurhistorische vraag hoe het zo is gekomen staat daarbij niet
voorop, maar speelt wel steeds mee; soms prominent, soms op de achtergrond.
Dragers en kavels zijn de sleutelbegrippen bij dit type onderzoek. Dragers staan voor de grote structuren aan de
hand waarvan het ruimtegebruik zich heeft ontwikkeld. Dat kunnen bijvoorbeeld bodemsoorten, waterlopen en
verkeerswegen zijn. De verkaveling is grotendeels afgeleid van die dragers. De manier waarop de kavels zijn inge-
richt en worden gebruikt, waaronder de bouwwijze en de architectuur, zegt ook iets over de cultuurhistorie van
een gebied en kan medebepalend zijn voor de hedendaagse karakteristiek.
.
155 – belvedere.nu / Feiten en waarden154 – belvedere.nu / Feiten en waarden
De lokale cultuur begrijpen
‘De geplande stad en de geleefde stad’ luidt de ondertitel van de in 2008 verschenen ‘Atlas van de Westelijke
Tuinsteden Amsterdam’. De auteurs (Ivan Nio, Arnold Reijndorp en Wouter Veldhuis) doelen hiermee op het ver-
schil tussen de idealistisch bepaalde uitgangspunten op grond waarvan deze uitbreidingswijken in de jaren vijftig
en zestig zijn gebouwd en de wijze waarop de huidige bewoners de ruimte beleven, hoe zij zich oriënteren en binnen
welk gebied hun leven zich afspeelt. Het verschil tussen de leefstijl van de destijds beoogde gezinnen en de huidige
multiculturele en individualistisch ingestelde bevolking is aanzienlijk. De geleefde stad behoort net als de geplan-
de stad tot de cultuurhistorie van de wijk. Voor het geleefde dorp of de geleefde streek geldt hetzelfde. Onderzoek
naar de manier waarop mensen met de ruimte omgaan en hoe ze er tegenaan kijken, kan daar meer zicht op
geven. Dat kan via observerend of participerend onderzoek (twee van de drie auteurs van de atlas wonen in de
westelijke tuinsteden), of door direct met de bewoners in contact te treden.
BelevingMooi of lelijk doet er toe. De ruimtelijke kwaliteit wordt immers in hoge mate bepaald door hoe mensen een
gebied beleven. En termen als ‘mooi’ of ‘lelijk’, hoe moeilijk meetbaar ook, zijn woorden waarmee mensen hun
waardering voor een gebied uitdrukken. Maar achter zo’n waardering gaat vaak meer schuil dan een oppervlakkige
beoordeling van de uiterlijke verschijningsvorm. Een beoordeling als mooi of lelijk zegt ook iets over de elementen
in de omgeving waar mensen zich verbonden mee voelen. Een complete gebiedsanalyse omvat ook die publieke
waardering, in aanvulling op de ruimtelijke interpretatie van kavels en dragers en de cultuurhistorische interpretatie
van patronen en relicten. In de combinatie ontstaat een beeld van de mate waarin oorspronkelijke ontwerpmotieven
nog actueel zijn en in hoeverre cultuurhistorische waarden worden herkend.
De meest voor de hand liggende manier om de publieke waardering te achterhalen, is om het aan het publiek te
vragen. In veel projecten anticipeert dit onderdeel van het onderzoek al op de betrokkenheid van het publiek bij
de verdere planvorming. Door een aanpak te kiezen die mensen actief inschakelt en stimuleert om na te denken
over hun woonbuurt, -plaats of -streek, ontstaat een goede basis om daarna een stap te maken naar de ideeën
over de toekomstige ontwikkeling. Niet alleen merken mensen zo dat er iets met hun inspanningen wordt
gedaan, maar er ontstaat ook een plan dat geworteld is in de samenleving.
destijds aandiende. De opdrachtgevers voor het achterliggende onderzoek (de ministeries
van OCW en VROM, de toenmalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de gemeente
Amsterdam) signaleerden een tekort aan aandacht voor de cultuurhistorisch waardevolle
elementen in deze wijken. In deze methodiek gaat een onderzoek naar de aanwezige cul-
tuurhistorische waarden in de wijk vooraf aan de analyse van de woningmarkt en het
definiëren van voorstellen voor de aanpak. De cultuurhistorische analyse wordt gevoed
door een inventarisatie van de stedenbouwkundige opbouw en de ideeën die daaraan ten
grondslag lagen. De aandacht gaat achtereenvolgens uit naar de ontwikkelingsgeschiedenis,
de ruimtelijke compositie, de openbare ruimte en de erfgoedwaarde van de gebouwen. De
heldere systematiek maakt deze methode ook voor wijken uit andere perioden toepasbaar.
“Met de kennis van oud-werknemers kan meer
inhoud worden gegeven aan herbestemmingsprojec-
ten. Voor de oud-werknemers betekent het veel om
hun kennis te mogen delen. Ze vertellen graag over
hun persoonlijke geschiedenis in de fabriek. De over-
dracht van deze kennis kan plaatsvinden aan de
vooravond van een herbestemmingsproces, maar ook
na afloop ervan. Zo worden er bij de voltooiing van
herbestemmingsprojecten vaak rondleidingen geor-
ganiseerd. Deze zouden gegeven kunnen worden
door oud-werknemers.”
Uit: Meike Sauter, ‘Lopende banden; onderzoek naar de herbestemming
van fabrieken en hoe oud-werknemers dit ervaren’, Topos 2008-3
Uit veel praktijkgevallen blijkt dat de effectiviteit van belevingsonderzoek het grootst is, als het zich zo veel
mogelijk in de eigen omgeving afspeelt. Mensen praten gemakkelijker in een huiskamer, een kerkzaaltje of een
dorpscafé dan in een vergaderzaal. Maar belevingsonderzoek kan veel rijker zijn dan praten alleen. Er zijn veel
manieren om het onderzoek zintuiglijk te maken: om mensen te stimuleren om nog eens goed naar hun woon-
omgeving te kijken, om letterlijk eraan te ruiken en te voelen. Bijvoorbeeld door ze foto’s te laten maken van wat
ze het meest waarderen in hun leefomgeving of door ze de producten van de streek te laten proeven.
L e e s t i p‘Doen en gedaan krijgen, een draaiboek voor
de leefomgeving in de dorpen van Drenthe’,
BOKD, Assen 2006
De Brede Overleggroep Kleine Dorpen (BOKD)
in Drenthe zet regelmatig belevingsonderzoek
in om aanknopingspunten te vinden voor toe-
komstige dorpsontwikkelingen. In deze
publicatie heeft de BOKD haar ervaringen
opgetekend.
157 – belvedere.nu / Feiten en waarden156 – belvedere.nu / Feiten en waarden
Door een onderzoek in te richten en te omkleden met kleine evenementen of attracties
voor de buurt, wordt het een informele en zelfs vrolijke happening. Zo is in de te herstruc-
tureren Rivierenwijk in Deventer een buurtmuseum geopend waar wijkbewoners persoon-
lijke herinneringen aan hun eigen woongeschiedenis konden delen. Dit initiatief was
onderdeel van een veel bredere campagne om bewoners in te schakelen bij de plannen voor
hun buurt. Een ander onderdeel had de vorm van keukentafelgesprekken, ondersteund
door onder meer een tafelkleed met de plattegrond van de buurt, vlaggetjes, stempels en
ansichtkaarten. Aan de hand van kaartjes met stellingen over de toekomst van de buurt,
in een eerdere fase opgetekend uit de mond van bewoners, kwamen gesprekken tussen
bewoners tot stand en werd duidelijk in hoeverre deze stellingen op brede ondersteuning
konden rekenen.
Voorbeeld: Rivierenwijk, Deventer Voorbeeld: schaatsfabriek in IJlstIn de beleving van omwonenden wordt het erfgoed niet altijd positief gewaardeerd.
Omwonenden zijn het bovendien niet vanzelf met elkaar eens. In het Friese IJlst lagen
plannen klaar voor herbestemming van de schaatsfabriek Nooitgedagt. Van de subsidie-
verstrekkers tot en met de projectontwikkelaar, iedereen stond in de startblokken voor
het behoud van de monumentale fabriekshal. Maar bewoners morden. Veel IJlstenaren
vonden de fabriek lelijk en te groot voor hun dorp. Ze waren blij dat ze ervan af konden.
In 2003 is de fabriekshal alsnog gesloopt. Maar het hoofdgebouw is blijven staan, mede
dankzij de inspanningen van weer andere bewoners. Zij bundelden hun krachten in een
stichting en wisten, in samenwerking met de gemeente Wymbritseradiel, hun ideeën over
behoud en hergebruik te realiseren. In het hoofdgebouw is een ‘doe- en kijkcentrum’
gevestigd over de voormalige fabriek en de producten die daar vandaan kwamen. De 22
meter hoge schoorsteen werd gerestaureerd en daarbovenop staat nu een stalen frame
van nog eens acht meter hoog, een referentie aan een al in 1980 gesloopt gedeelte van
de fabriekspijp.
Kunst als onderzoekmiddelKunstenaars stellen andere vragen dan onderzoekers. Zij zijn niet op zoek naar feiten, maar naar essenties. Geholpen
door een onafhankelijke, onderzoekende geest en een grote verbeeldingskracht kunnen kunstenaars een nieuw
licht werpen op een gebied. Herkenbaar of minder herkenbaar maar vrijwel niet eerder zo ervaren. De resultaten
laten zich zelden formuleren als een reeks direct toepasbare conclusies, maar creëren wel een breder denkraam.
Onpartijdige kunstenaars en hun kunstuitingen kunnen helpen om mensen bij elkaar te brengen, te bevragen en
hen bewust te maken van de eigenwaarde van een gebied – zowel bij het publiek als bij professioneel betrokkenen.
Kunstenaars kunnen bovendien uitdrukken wat mensen moeilijk onder woorden kunnen brengen. Zij slaan daar-
mee vaak een brug tussen bijvoorbeeld ontwerpers en het publiek, of tussen verschillende belangengroepen.
159 – belvedere.nu / Feiten en waarden158 – belvedere.nu / Feiten en waarden
Gebruik van de ruimte en omgangsvormenBelevingsonderzoek is bedoeld om te begrijpen wat mensen waarderen en niet waarderen in hun woonomgeving.
Het zegt weinig over hoe de mensen met de openbare ruimte omgaan, waar ze elkaar ontmoeten en hoe ze zich erin
bewegen. In buurten of dorpen die vanouds een sterk op elkaar betrokken bevolking kennen, zoals de voormalige
mijnwerkerskolonies in Zuid-Limburg, verloopt het onderlinge contact anders dan in een opgeknapte stadswijk
waar goedverdienende tweeverdieners hun intrek hebben genomen. En niet voor niets biedt een organisatie als
Landschapsbeheer Groningen een inburgeringscursus aan voor nieuwe plattelandsbewoners afkomstig uit de stad.
Discours: mythes koesteren of ontkrachten?
Aan plekken en gebouwen kunnen historische verhalen kleven die sterk
bepalend zijn voor de manier waarop een gemeenschap de historie beleeft.
Het is lang niet altijd duidelijk in hoeverre zo’n verhaal op waarheid
berust. Integendeel: soms weet iedereen dat dit niet zo is. In hoeverre
behoren mythes en legendes tot de lokale cultuurhistorie? Recreatiepark
Esonstad bij Anjum ligt op de plek waarover het verhaal gaat dat er ooit de
nederzetting Ezonstad lag. Is dat een cultuurhistorische legitimatie of
slechts een leuke bijkomstigheid? Kan een dorp dat zich verzet tegen de
oprukkende stad een beroep doen op een geconstrueerd beeld van een hechte
gemeenschap, ook als is aangetoond dat daar nooit sprake van is geweest?
In een eerste vernieuwingsfase werd het karakter van de vooroorlogse wijk Lakerlopen
in Eindhoven gezocht in de stedenbouw en de architectuur. Het stratenpatroon en het
gesloten bouwblok waren leidend in het ontwerp van een sloop- en nieuwbouwoperatie.
Toch bleken onvoldoende buurtbewoners zich in de nieuwbouw te herkennen. In de
tweede vernieuwingsfase kregen het onderzoek en het ontwerp een andere wending.
De communicatie met de bewoners werd geïntensiveerd. Het accent verschoof van de
esthetiek naar hoe de bewoners de openbare ruimte gebruikten. Buurtbewoners ont-
moetten elkaar op straat, bleek toen. Daar speelt het sociale leven zich af. Die bevindingen
kregen een ontwerpmatige vertaling in een parkeeroplossing in vergrote binnenhoven
en bijzondere aandacht voor de overgang van privé- naar openbaar terrein. Niet de cul-
tuurhistorie van de architectuur was daarbij leidend, maar de levende cultuur die de
bewoners samen hadden opgebouwd.
Voorbeeld: Lakerlopen, Eindhoven
“Een nieuwe bewoonster die zich niet bewust was van
het karakter van de wijk, groette dagelijks de buren in
het portiek met een vriendelijk goedemorgen. Op een
ochtend wordt ze gecorrigeerd door de buurvrouw.
‘Dat doen we hier niet zo. We zeggen: Goedemorgen,
mevrouw Van Gemeren’.”
Uit: Frank Bosboom, Judith van El en Ton Rutjes, ‘Van identiteit naar wijk-
programma’, Tijdschrift voor de Volkshuisvesting 2007/3. Tijdens een branding-
sessie om de wijkidentiteit te benoemen, kwam naar voren hoe de ontstaans-
geschiedenis van de wijk Mariahoeve in Den Haag nog steeds doorwerkt in de
dagelijkse omgangsvormen. De naoorlogse woonwijk moest vanaf het begin meer
kwaliteit bieden dan de even eerder gebouwde wijken in Den Haag Zuidwest.
Bewoners werden geselecteerd en ervoeren hun nieuwe woonbuurt als een
sociale stijging.
161 – belvedere.nu / Feiten en waarden160 – belvedere.nu / Feiten en waarden
Mobiliteit is een onlosmakelijk deel van de cultuur geworden, en daarmee ook van de
cultuurhistorie. De ligging en het ontwerp van de infrastructuur zeggen vaak iets over
de manier waarop de samenleving in het verleden was georganiseerd en hoe mensen
tegen hun omgeving aankeken. Recente culturele tendensen zoals de internationalise-
ring en de individualisering vinden hun weerslag in de infrastructuur en het gebruik
ervan. Om hier meer zicht op te krijgen, sloegen drie culturele organisaties uit Overijssel
in 2005 de handen ineen: het Kunstenlab uit Deventer, de Kunstvereniging Diepenheim
en AkkuH (Aktuele kunst Hengelo). Zij lieten kunstenaars in drie rondes reflecteren op
de wisselwerking tussen de rijksweg A1 en zijn omgeving, zowel landschappelijk als in
sociaal-cultureel opzicht. Bij hun werk konden de kunstenaars gebruik maken van
gebiedsverkenningen die het ingenieursbureau Tauw BV uitvoerde, als onderdeel van het
kunstproject, en desgewenst konden zij met de ingenieurs samenwerken. Het project
resulteerde in een aantal publicaties, films en tijdelijke kunstwerken langs de A1, die
automobilisten aanzetten om op een andere manier naar hun omgeving te kijken.
De eerste ronde had het thema ‘de snelweg als verblijfsplaats’, naar aanleiding van de
Oost-Europese snelwegnomaden op de A1. De tweede ronde ging over het doorsneden
landschap. Hierin stonden de inbreuken centraal die de aanleg van de A1 destijds heeft
gepleegd op het cultuurlandschap en sociale structuren. Vanaf de snelweg bieden deze
Voorbeeld: A1-project, OverijsselHet parfum l’Essence de Mastenbroek smeedde een nieuwe band tussen de oude agrarische
bevolking en de nieuwe bewoners van Mastenbroek, een middeleeuwse polder tussen
Kampen en Zwolle met een voor die tijd opzienbarende geometrie in de verkaveling.
Door tezamen de kwaliteiten van hun polder uit te dragen, wisten de bewoners uitein-
delijk de polder te behoeden voor verdere verstedelijking na de bouw van de Zwolse wijk
Stadshagen. Diverse kunstenaars ondersteunden hen in hun zoektocht. Kunstenares
Birthe Leemeijer en parfumeur Allesandro Gualtieri vingen de identiteit van de polder in
een parfum. Zij stelden het parfum samen op basis van geuren die aangedragen zijn
door vertegenwoordigers van de oude boerenfamilies uit de polder: gras-, hooi- en stal-
geuren en geuren uit de vier seizoenen.
L’Essence de Mastenbroek is gepresen-
teerd in het warenhuis De Bijenkorf in
Amsterdam, ver buiten het gebied zelf,
opdat het parfum de polder ook elders in
het land op de kaart zou zetten als een
bijzonder gebied.
Voorbeeld: l’Essence de Mastenbroek
L e e s t i pwww.skor.nl
Op de website van de Stichting Kunst en
Openbare Ruimte staan verschillende project-
beschrijvingen. Met de zoekfunctie kunnen
projecten worden geselecteerd op het thema
ruimtelijke ordening.
162 – belvedere.nu / Feiten en waarden
Verbeelding en ontwerpOntwerpend onderzoek
Ontwerpafwegingen
Definiëren van de essentie
Cultuurhistorische lagen verenigen of krenten uit de pap
Contrast of analogie
Streekeigen of retro
Opgeknapt of de tand des tijd
Archeologie: een bijzondere ontwerpopgave
Vindplaatsen inpassen en uitsparen
Het verhaal uitdragen
Ontwerp als katalysator
Gezamenlijk schetsen en ontwerpen
Feesten en manifestaties
165
168
168
172
174
177
179
182
182
185
187
188
190
plekken vaak een verrassende doorkijk naar het oude landschap. Beeldend kunstenaar
Jeroen van Westen identificeerde een tiental van deze locaties. Historicus Siebe Rossel
voorzag ze van een beschrijving. Locatie en beschrijving vormden op hun beurt de inspi-
ratiebron voor andere kunstenaars. Het kunstenaarsduo Pietertje van Splunter en Zeger
Reyers vroegen bewoners aan weerszijden van de snelweg de witte was op de oude
bleekvelden te leggen en fotografeerden vervolgens vanuit een helikopter de onder-
broken lijn van wasgoed. De laatste ronde van dit project, dat liep van 2006 tot en met
2009, kreeg de naam IAMA1, uit te spreken als ‘I am A1’. Kunstenaar Jort den Hollander
zocht hierin naar een ‘branding’ van het gebied rond de A1, door in verschillende kunst-
projecten de bestaande kwaliteiten en eigenschappen uit te vergroten. De resultaten ver-
werkte hij in een film die op verschillende parkeerplaatsen langs de snelweg te zien was.
L e e s t i pSjoerd Cusveller en Liesbeth Melis, ‘Regionale
identiteit, kunst en ruimtelijke planvorming’;
Rotterdam, NAi 2006.
Dit boek bevat een inventarisatie van dertig
projecten waarbij landschapsarchitecten,
planologen en kunstenaars hebben samengewerkt
aan regionale inrichtingsplannen, met de ambitie
om de culturele identiteit van de regio in beeld
te brengen. Vijf daarvan worden uitgebreid
geëvalueerd. Columns, interviews en essays
voeden de discussie over regionale identiteit en
hoe kunstenaars kunnen helpen om deze boven
water te krijgen.
165 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Verbeelding en ontwerpIedere ontwerper moet bij iedere opgave opnieuw zijn eigen wiel uitvinden. Dat was een van de conclusies uit een
serie interviews met ontwerpers die veel met cultuurhistorie werken, opgenomen in de Nirov-bundel ‘Interviews
Belvedere; verslaglegging gesprekken met 12 ontwerpers’. Deze gesprekken vonden plaats in 2003. Op dat moment
was er nog geen overtuigend corpus aan ervaring opgebouwd met cultuurhistorisch geïnspireerd ontwerpen. Maar ook
nu dat corpus is gegroeid, blijft die conclusie van kracht. De ontwerpaanleidingen zijn zo divers en de rijkdom aan
benaderingen en oplossingen is zo groot, dat iedere richtlijn of vuistregel eerder een beperking in het denken lijkt
op te leveren dan een welkome ruggensteun. Daarnaast brengen ontwerpers elk hun eigen stijl en benadering mee.
Een aantal afwegingen komt echter in vrijwel elk ontwerpproces terug. De keuzes die de ontwerper en zijn opdracht-
gever daarin maken, bepalen in hoge mate op welke manier de cultuurhistorie en de ruimtelijke dynamiek samengaan.
Dit hoofdstuk laat eerst zien hoe ontwerpend onderzoek richting kan geven aan het ontwikkelen van een ontwerpbe-
nadering of een concreet plan. Daarna worden vijf ontwerpafwegingen behandeld die specifiek bij cultuurhistorisch
geïnspireerde ontwerpen en ontwerpprocessen aan de orde zijn. Vervolgens is er aandacht voor de archeologie, die als
onzichtbare vorm van cultuurhistorie eigen eisen aan het ontwerp stelt. Het laatste deel benadrukt de rol van het
ontwerp in een planproces. Steeds vaker komt een ontwerp tot stand in interactie met andere professionals en
omwonenden. Het ontwerp heeft zich ontwikkeld als een middel om andere partijen te inspireren en in te schakelen.
Ontwerpend onderzoek
Hoe kunnen we de wateropgave combineren met cul-
tuurhistorie? Welke richting slaan we in met een regio
die met krimp te maken krijgt? Kunnen we een kwali-
teitsbeleid formuleren voor de herstructurering van
een bedrijventerrein? Ontwerpend onderzoek kan dis-
cussies als deze op gang brengen. Doel is niet zozeer
om meteen te komen tot een te realiseren ontwerp,
maar om vernieuwende ideeën en benaderingen te
ontwikkelen over een nog onontgonnen opgave of
over de toekomst van een gebied dat een verandering
te wachten staat. Als er een levendig debat volgt, is de
ontwerpoefening geslaagd. De doorwerking in het beleid
of in een definitief ontwerp volgt, als het goed is, later.
L e e s t i pB.A. Labuhn en E. Luiten, ‘Ontwerpen met
geschiedenis; de Belvedere-oogst belicht en
gewogen‘, TU Delft 2010.
Dit handboek beschrijft, vergelijkt en illustreert
de verschillende manieren waarop cultuur-
historie door hedendaagse ontwerpers geïnter-
preteerd en bewerkt wordt. De publicatie
besteedt veel aandacht aan de ontwerpmethoden
die in Belvedereprojecten voorkomen en plaatst
ze in het perspectief van oudere ontwerp-
benaderingen en maatschappelijke trends.
167 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp166 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
In het Waalfront in Nijmegen komen minstens drie cultuurhistorische lagen samen.
De Romeinse stad heeft vooral ondergronds sporen nagelaten. De sinds de Middeleeuwen
aangelegde vestingwerken zijn in de negentiende eeuw ontmanteld; alleen van het fort
Krayenhoff resteren nog oude muren. De industrie, als derde laag, is nog alom aanwezig.
Parallel aan de Waal zijn bovendien rivierdijken herkenbaar uit verschillende perioden.
In de aanloop naar de vernieuwing van dit gebied, werkte het architectenbureau Stéphane
Beel Architecten drie scenario’s uit, om te verkennen welke mogelijkheden het ontwerp
biedt om deze cultuurhistorische gelaagdheid zichtbaar te maken.
In alle scenario’s zijn de beide uiteinden van het plangebied aan de Waal open
gebieden: de groene ruimte van het voormalige fort Krayenhoff in het westen en een
havenbekken in het oosten. Daar tussenin was plaats voor dichtere bebouwing. Twee
scenario’s onderzochten wat er gebeurt als een van de andere lagen dominant wordt in
de invulling van dit tussengelegen gebied: de ordenende principes van een Romeinse
stad of een maximaal hergebruik van het industriële erfgoed. Een derde scenario gaat
uit van een neutraal grid, dat ontregeld raakt door alle onder- en bovengrondse resten
uit voorgaande perioden.
De ontwerpoefeningen en scenario’s belandden uiteindelijk in een ‘Ideeënboek’ en
werden weer opgepakt door het ontwerpteam dat het masterplan voor het Waalfront
Voorbeeld: Waalfront, Nijmegen
Booming Brabant, Bruisend Brabant en Bourgondisch Brabant heetten de drie scenario’s
die volgden uit het Ontwerpatelier Brabantstad. Drie scenario’s met ieder een eigen
invalshoek: alles uit de kast om Brabantstad internationaal op de kaart te krijgen
(booming); nieuw elan voor de stedelijke cultuur met behoud van het fijnmazige patroon
van dorpen, linten en buurtschappen in het buitengebied (bruisend); inzet op de ver-
sterking van de authenticiteit van steden en dorpen (bourgondisch). De scenario’s hadden
hetzelfde uitgangspunt: de karakteristiek van Brabant als ‘mozaïek’, waar steden, dorpen,
natuur en infrastructuur in een fijnmazig patroon naast elkaar bestaan. Het samen-
werkingsverband Brabantstad, waarin de vijf grote steden van Brabant, de provincie en
Voorbeeld: scenario’s in Ontwerpatelier Brabantstad
heeft opgesteld. Dit team stond onder leiding van landschapsarchitect Lodewijk Baljon
en architect Liesbeth van der Pol. Het masterplan maakt uiteindelijk geen keuze tussen
de verschillende lagen en de daaraan verbonden relicten; het brengt alles bij elkaar. Het
gaat uit van de onderliggende landschappelijke structuur, zoals de enkele malen verlegde
oeverlijnen en dijklijnen, om de verbanden naar boven te halen. Daarbinnen vallen
herkenbare elementen uit de verschillende tijdvakken op hun plaats, zoals de restanten
van de vestingmuur en de industriële objecten. In het dichtst bebouwde deel van het
plangebied is een Romeins grid geprojecteerd als stedenbouwkundig patroon.
169 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp168 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Ontwerpafwegingen
Een op cultuurhistorie geïnspireerd ontwerpproces kent een aantal specifieke afwegingen, die de ontwerper
samen met zijn of haar opdrachtgever en soms een cultuurhistoricus moet maken. Hoe die afwegingen uitvallen,
hangt deels samen met de stijl en de voorkeur van ontwerper en opdrachtgever, en hangt deels samen met de
aard van de opgave. Zijn er bijvoorbeeld specifieke fysieke objecten te behouden of te herstellen, of kan het ont-
werp aansluiting vinden bij immateriële zaken zoals de gebiedsmentaliteit, architectonische tradities of omlig-
gende landschapsstructuren?
Definiëren van de essentieVanuit de gevonden en benoemde cultuurhistorische waarden in een gebied moet een vertaalslag worden
gemaakt naar het ontwerp. Maar hoe? De benoemde cultuurhistorische waarden zijn vaak divers en gelaagd. De ont-
werper zal vaak proberen de cultuurhistorische waarden hanteerbaar te maken door op zoek te gaan naar de cul-
tuurhistorische essentie en de dragers daarvan. Zit de essentie in de bestaande topografie, de structuur of het
ruimtelijk beeld? Of schuilt de essentie veeleer in de omgang met en het gebruik van een gebied die tot dat ruim-
telijke beeld heeft geleid? Of zijn het de historische betekenissen die het gebied draagt? Vaak is het juist de unie-
ke combinatie van - of een specifiek soort verband tussen het ruimtelijk beeld, het gebruik van het gebied en de
betekenis die als essentie wordt aangemerkt. Per opgave en per gebied is er een uniek soort essentie te formuleren.
De essentie ligt dus lang niet altijd in een te behouden of te herstellen object of structuur. De essentie kan ook
worden gevonden in een stijlkenmerk of patroon in de omgeving. In die gevallen valt de keuze vaak op het toe-
passen van gebiedseigen vormen en structuren, al dan niet in gestileerde vorm, in combinatie met nieuwe tijds-
beelden. Voor deze benadering gelden culturele motieven (aan een gebouw mag de bouwperiode af te lezen zijn,
ook als het refereert aan een andere periode) en praktische motieven (er worden hogere eisen gesteld aan zaken
als comfort, bereikbaarheid en veiligheid). Een ontwerper kan de essentie ook zoeken bij de gebiedsmentaliteit:
de manier waarop de mensen vroeger en nu met hun leefomgeving omgaan. Hij of zij kan de gebiedskarakteris-
tiek die daaruit volgt, met een eigentijdse draai, in het nieuwe project herintroduceren.
het rijk vertegenwoordigd zijn, gebruikte de resultaten om gesprekken op gang te brengen
met alle andere gemeenten in Brabant en om een grote oploop te organiseren over
Brabant in 2036. Juist het gebruik van scenario’s zette hier de discussie op scherp.
Ontwerpmatig was uitgetekend welke gevolgen de principiële keuzes over de toekomst
van de provincie konden hebben. Uit de exercitie volgde een voorkeur voor Bourgondisch
Brabant. Dat was het inhoudelijke resultaat van het atelier. Maar de gelijkgestemdheid
onder de Brabantse overheden als gevolg van het debat, was minstens zo belangrijk.
Concreet was dit onder meer aanleiding om flink te investeren in het Groene Woud, het
kleinschalige groene Brabantse landschap tussen Eindhoven, Tilburg en Den Bosch.
De wijze waarop de geschiedenis zich in de bestaande ruimtelijke inrichting manifesteert,
stond centraal bij de ontwikkeling van zo’n vierhonderd woningen in Sint Pancras bij
Alkmaar. Gemeente en ontwerpers wilden graag aansluiten bij de bebouwingsgeschiedenis
van het dorp. Daartoe was vroeg in het planproces specifiek cultuurhistorisch onderzoek
uitgezet. Maar zij stuitten op een cultuurhistorisch dilemma. Het dorp ontwikkelde zich
de afgelopen eeuwen in parallelle linten op een brede strandwal. Doorbouwen op de
strandwal zelf was geen optie: de in regionaal verband afgesproken woningaantallen
zouden daar onhaalbaar zijn. De nieuwe locatie Twuyverhoek lag naast die strandwal,
in een gebied waar al enkele decennia lang bollen werden geteeld en dat daarvoor een
agrarisch eilandenrijk was. Als nat en moeilijk begaanbaar gebied is dat, vanuit cultuur-
historisch perspectief, geen logische vestigingslocatie.
De stedenbouwkundigen van SVP Architectuur en Stedenbouw losten het dilemma
op door de twee structuren over elkaar heen te leggen. De bebouwing van de nieuwe
buurt volgt de hoofdontsluitingsweg, die is vormgegeven en ingericht als een lintweg.
De woningen hebben eenzelfde rommelige verdeling als op de oude strandwal (hoewel
deze in de nieuwe wijk nauwkeurig geënsceneerd is) en zijn georiënteerd op het lint of
op de binnenplaatsen die op het lint ontsloten zijn. In de architectuur verwijzen ze naar
streekeigen kenmerken. Deze informele bebouwingsstructuur wordt gecompartimenteerd
Voorbeeld: Twuyverhoek, Sint Pancras
171 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp170 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
De geschiedenis van de ontzanding was richtinggevend voor het ontwerp van het natuur-
en recreatiegebied Zanderij Crailo in Hilversum. In een klein deel van het gebied was de
van oudsher aanwezige voedingsrijke bodemlaag nog aanwezig. Elders was de bodem
afgegraven, maar tot op verschillende dieptes, variërend van zo’n dertig centimeter tot
tweeëneenhalve meter, steeds dichter bij het grondwater. Deze grote verschillen in de
grondwaterdiepte leidden tot verschillende mogelijkheden voor natuurbeheer, van droge
graslanden en heide in droge delen tot moerassen en open water in de natte delen. Deze
verschillende mogelijkheden, geordend in een strak rechthoekig patroon, bepaalden de
inrichting van het nieuwe natuur- en recreatiegebied. De cultuurhistorische essentie
werd hier dus niet gevonden in de beeldkwaliteit van de beplanting of de bebouwing,
maar in de morfologische logica van de plek, ontstaan door menselijk ingrijpen.
“Ik zou ervoor willen pleiten dat het verleden van de
plek in elk ontwerp de kans moet krijgen zich uit te
spreken, ook als dat verleden weerbarstig of onge-
wenst is. Dat kan alleen als we de geschiedenis niet
onmiddellijk annexeren ten behoeve van onze
(collectieve) herinnering, onze speurtocht naar onze
identiteit of onze honger naar bijzondere ervaringen.
Vaak vereist dat van de ontwerper een grote mate
van terughoudendheid, een ‘ethiek van onthouding’,
maar soms ook de durf om de plek ingrijpend te
transformeren. In elk geval moet de ontwerper
bereid zijn tot het voeren van een dialoog met de
geschiedenis, waarbij nu eens de ontwerper
dan weer het verleden het laatste woord heeft.”
Belvedere-hoogleraar Jan Kolen in de bundel ‘Ontwerpen aan geschiedenis,
Een cultuur van ruimte maken’ van het Stimuleringsfonds voor Architectuur,
Rotterdam 2005
door een strak patroon van brede sloten. Cultuurhistorisch kan het niet bestaan, een
bebouwingslint dat iedere honderd meter een watergang kruist. De essentie werd
gevonden in het beeld van sloten, linten en streekeigen architectuur, niet in de morfo-
logische logica eronder. Die was bij de laatste ruilverkaveling al verstoord, toen het fijn-
mazige slotenpatroon is vervangen door de huidige watergangen.
Voorbeeld: Zanderij Crailo, Hilversum
Cultuurhistorische lagen verenigen of krenten uit de papDe cultuurhistorie van een plangebied biedt meestal een complex verhaal. Door de eeuwen heen deden zich grote
gebeurtenissen voor die een kentering brachten, maar ook voortkabbelende ontwikkelingen en nieuwe impulsen
van buiten. Oude gebouwen kunnen verschillende gebruiksvormen hebben meegemaakt en de bijbehorende ver-
bouwingen hebben ondergaan. Als de ontwerpopgave een stad of een streek betreft, neemt die complexiteit expo-
nentieel toe. Bij nieuwe interventies stelt dat de ontwerper en de opdrachtgever voor de vraag aan welke periodes
of episodes ze refereren in het ontwerp. Dat geldt zelfs voor een programma als dat van de Nieuwe Hollandse
Waterlinie, dat zich vanuit zijn aard primair richt op het militaire erfgoed. De Waterlinie heeft zich in de 125 jaar
van zijn militaire bestaan voortdurend ontwikkeld. Moet in het nieuwe ontwerp één ontwikkelingsfase dominant
zijn? En in hoeverre moet aansluiting bij de niet-militaire gebiedsgeschiedenis worden gezocht?
Referenties in een ontwerp aan één bepaalde periode uit de geschiedenis, één cultuurhistorische discipline
(archeologie, bouwkunde of historische geografie) of zelfs één specifieke gebeurtenis hebben het voordeel van
een consistent ontwerpconcept en een duidelijk verhaal, dat ook bij een breed publiek sterk tot de verbeelding
kan spreken. In andere gevallen vinden de ontwerpers het juist een uitdaging om de gelaagdheid van de geschie-
denis recht te doen en maken zij de gelaagdheid tot een expliciet ontwerpthema.
173 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp172 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Het huidige stadhuis van Utrecht is een samenstel van gebouwen uit verschillende tijd-
vakken: middeleeuwse huizen, stadskastelen uit de Renaissance en gebouwen uit de
negentiende en twintigste eeuw. De laatste uitbreiding is van de hand van de Spaanse
architect Enrico Miralles en stamt uit 2000. Bij die gelegenheid vond ook een renovatie
plaats. Bij die renovatie heeft Miralles de historische structuur van de - met elkaar verbon-
den - panden op allerlei manieren zichtbaar gemaakt. Zo is de ontvangstzaal met een
omloop los gemaakt van de omliggende bebouwing. Deze zaal markeert nagenoeg de
ondergrondse fundamenten van het middeleeuwse huis dat ooit op deze plek stond. In de
gangen zijn de oude scheidingsmuren tussen de voormalige grachtenpanden herkenbaar
Voorbeeld: stadhuis, Utrecht
Discours: is behoud mogelijk zonder materie?
Gestileerde structuren en bouwstijlen, voortborduren op een gebieds-
mentaliteit: het zijn voorbeelden van cultuurhistorisch geïnspireerde
ontwerpen, maar in concreto wordt er niets materieels behouden.
Hetzelfde geldt voor de markering van een archeologische vindplaats,
nadat de vondst zelf naar elders is overgebracht. Ontwerpers doen een
beroep op de ‘genius loci’, oftewel de geest van de plek. Is zo’n strategie
van ‘behoud zonder materie’ een goede manier van behoud van cultuur-
historische waarden? Of is zo’n oplossing, vanuit cultuurhistorisch
perspectief, al gauw een lege huls?
gehouden. De structuur in de vloerbedekking geeft de overgangen tussen de oorspronkelij-
ke panden aan. Daarnaast zijn er veel verrassende doorkijkjes tussen de ruimtes en de ver-
diepingen gecreëerd, die het inzicht in de ruimtelijke structuur nog verder vergroten. Net
als met de structuur laat Miralles ook in het materiaalgebruik de verschillende tijden her-
leven. Materialen die tijdens de renovatie op de ene plek werden weggehaald, zijn op een
andere plek weer hergebruikt. Eikenhouten panelen en bakelieten lichtknopjes roepen her-
inneringen op aan voorbije tijden. Ook trouvailles die tijdens de verbouwing plotseling
tevoorschijn kwamen maakte hij zichtbaar in het interieur, zoals trekstangen die ooit zijn
aangebracht om de belastbaarheid van een verdiepingsvloer te vergroten.
De nieuwe inrichting van het landgoed Oranjewoud in Heerenveen grijpt terug op één
specifieke tijdslaag: die van de zeventiende eeuw, toen het landgoed werd aangelegd.
De Frans-Nederlandse bouwmeester Daniël Marot (1661-1752) liet zich inspireren door de
structuur van het omliggende landschap. De lange assen van de polderverkaveling
kwamen terug in de lanen en een ‘grand canal’. Marots barokke ontwerp heeft stand-
gehouden tot halverwege de negentiende eeuw, toen de zwierige Engelse landschapsstijl
populair werd. Rond 2000, toen het inmiddels dichtgegroeide landgoed zijn grandeur al
lang was verloren, besloot Staatsbosbeheer het samen met een aantal andere landgoederen
Voorbeeld: Oranjewoud, Heerenveen
175 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp174 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Contrast of analogie Een bijzonder vraagstuk in het ontwerpproces is de aansluiting tussen oud en nieuw. Een ontwerper kan ervoor
kiezen om nieuwe toevoegingen en elementen te benadrukken door het contrast ten opzichte van de oude vor-
mentaal maximaal aan te zetten. Oud is zichtbaar oud; nieuw is zichtbaar nieuw. De ontwerper kan er ook voor
kiezen om oud en nieuw tot een eenheid te smeden. Dat kan door oude vormen te kopiëren, zodat het nieuwe
van de toevoeging nauwelijks zichtbaar is. Maar het kan ook door de oude vormen een hedendaagse interpreta-
tie mee te geven. Toevoegingen zijn dan wel als nieuwbouw herkenbaar, maar ze sluiten toch aan op hun omge-
ving. Het is aan het vakmanschap van de architect om een overtuigende balans te vinden.
om te vormen tot een groot wandelpark. Landschapsarchitect Michael van Gessel maak-
te het ontwerp. Oranjewoud kreeg bij die gelegenheid zijn barokke voorkomen terug.
Lange lanen parallel aan het in ere herstelde grand canal, omzoomd met bomen en
hagen, met zicht op het weidse landschap en een nieuw museum voor moderne kunst
op de as – die componenten vormen samen een eigentijdse variant van de door Marot
uitgetekende structuur.
Het Sint Geertruidenziekenhuis in Deventer heeft een bijzondere bouwvorm. Het is in
1940 gebouwd in een blokvorm rondom een binnenplaats, met een aantal vleugels die
naar buiten toe de groene omgeving in steken. Sindsdien is het complex met andere
bebouwing uitgebreid. Het Deventer Ziekenhuis, waarin het Sint Geertruidenziekenhuis
is opgegaan, heeft deze locatie afgestoten. Bij de herontwikkeling tot de woonbuurt
Geertruidentuin wordt in elk geval een deel van de bebouwing gesloopt. Het debat in
Deventer gaat nog over de vraag of het hoofdgebouw uit 1940 behouden kan blijven of
ook gesloopt moet worden. In een ontwerponderzoek van One Architecture bleek dat de
specifieke bouwvorm van het hoofdgebouw goede mogelijkheden biedt voor woning-
bouw in een bovengemiddeld marktsegment: een stede-
lijke maar groene omgeving, deels open en deels
besloten, met appartementen en eengezinswoningen.
Het beeldkwaliteitsplan waar het ontwerponderzoek toe
leidde, laat de specifieke hoofdvorm terugkomen in twee
of drie nieuwbouwcomplexen. Het gaat verder in op de
samenhang tussen ontwerpaspecten als stijl, massa en
materialisering (het ‘DNA’ genoemd) waarmee die speci-
fieke hoofdvorm bereikt kan worden, ongeacht of het
Voorbeeld: Geertruidentuin, Deventer
Streekeigen of retroDe woonwijk Ypenburg in Den Haag is gebouwd in de jaren negentig op een voormalige vliegbasis. Dat is te merken
aan de lange asfaltbaan midden in de wijk, een weg die ook nog eens Landingslaan heet. Deze ligt echter niet op de
plek waar de oorspronkelijke landingsbaan was. Het ontwerp van de nieuwbouwwijk Wolveschans in het Groningse
Leek is geïnspireerd op middeleeuwse borgen, verdedigbare slotkastelen met een park die in deze omgeving veel
voorkomen. Op deze plek in Leek heeft echter nooit zo’n borg gestaan, en dat kon ook niet, want de grond is daar te
laag en te vochtig voor.
Dergelijke oplossingen kunnen worden opgevat als het doortrekken van lijnen uit de geschiedenis door hergebruik
van typerende kenmerken, maar ook als geschiedvervalsing. Nog een stap verder is om een geschiedenis te sugge-
reren die losstaat van de werkelijke geschiedenis, of geleend is van een andere streek. De populaire ‘retrobouw’
bedient zich daar vaak van. De suggestie van authenticiteit wordt gewekt door bijvoorbeeld het materiaalgebruik
en de ornamenten in de architectuur, krommingen in het stratenpatroon en een grote verscheidenheid in het
gevelbeeld. Bekende voorbeelden zijn de woonwijk Brandevoort in Helmond, het recreatiepark Esonstad bij
Anjum en het winkelcentrum Bataviastad in Lelystad.
177 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp176 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Bij de uitbreiding van een schoolgebouw in Arnhem is de nieuwbouw om de oudbouw
heen gezet. De vmbo-school ’t Venster verhuisde naar een van 1952 daterend school-
gebouw. Hoewel dat veel te klein was, wenste de gemeente dat ten minste een gedeelte
behouden zou blijven. Het architectenbureau AGS nam de hoofdvleugel van het oude
gebouw op in de nieuwbouw. Daarmee is een bijzondere invulling gegeven aan het werken
met contrast. Wie de nieuwe entree binnenloopt, treft enkele meters verderop de buiten-
wand aan van het oude schoolgebouw. Het interieur van het oude gebouw is gemoder-
niseerd, maar een aantal karakteristieke elementen (zoals de tegelvloer) is behouden
gebleven. Van buiten zijn er twee aanwijzingen dat zich binnenin de nieuwbouw iets
ouders bevindt: een torentje dat door het dak heensteekt en een uitbouwtje van de oude
school, dat nu achter een groot venster zichtbaar is.
hoofdgebouw behouden blijft of gesloopt zal worden. De plattegronden van de nieuwe
woongebouwen variëren en architecten krijgen binnen de uitgangspunten van het
beeldkwaliteitsplan een maximale vrijheid in de uitwerking. Het plan zoekt daarmee de
analogie op.
Voorbeeld: ’t Venster, Arnhem
“Later wordt dit deel van Nijmegen gezien als
een typisch product van dit tijdsgewricht, een
periode waarin cultuurhistorie en ruimtelijk ontwerp
verbonden zijn.”
Landschapsarchitect Lodewijk Baljon, mede-opsteller van het Masterplan
Waalfront, in antwoord op de vraag of dat plan wel leidt tot een nieuw stukje
stad oftewel een Nijmegen van de 21e eeuw, Blauwe Kamer 2007-4.
Soms kiezen stedenbouwkundigen en hun opdrachtgevers ervoor om in nieuwbouw-
wijken een identiteit te forceren. Bij de uitbreidingswijk Westpolder in Berkel en Rodenrijs
is op de tekentafel een complete geschiedenis verzonnen om zo een stedenbouwkundige
opzet te kunnen ontwerpen die suggereert dat de bebouwing organisch is gegroeid.
Die geschiedenis begint met een rijke VOC-koopman die zijn fortuin gebruikt om een
veenpolder droog te malen. In de stedenbouwkundige opzet komt dat terug in het ver-
kavelingspatroon en een boerderij. De fictieve geschiedenis zet zich voort met de komst
van pachtboerderijen, een spoorlijn, een melkfabriek en een gevangenis. Pas met een
Vinex-opgave in de jaren negentig lopen fictie en werkelijkheid weer parallel.
Voorbeeld: verzonnen geschiedenis in Berkel en Rodenrijs
Opgeknapt of de tand des tijdsIn Nederland is het geen gewoonte om oude bebouwing te laten vervallen of verruïneren. De cultuur is er niet naar
en meestal is de ruimte hard nodig voor een nieuwe bestemming. Maar ook hiermee wordt in hedendaagse opga-
ven geëxperimenteerd, zoals in het omvangrijke transformatieproject Hart van Zuid in Hengelo, waar de verweer-
de stalen balken en kapotte ruitjes van de voormalige Stork-gieterij zichtbaar zijn gebleven in het huidige ROC.
Ook functieloze artefacten, zoals schoorstenen die herinneren aan een verleden van industrie of glastuinbouw,
worden doorgaans opgeknapt, al hebben ze hun functie verloren. Roestvorming, scheuren of andere tekenen van
slijtage worden keurig weggepoetst. In veel herontwikkelde havengebieden worden een of meer hijskranen in
stand gehouden zonder dat ze worden gebruikt. Ze vormen de sfeerdragers en vertellen de bezoekers dat er vroe-
ger een haven was. De tand des tijds heeft er geen vat op, de meeste zien er patent uit. In Harlingen is zelfs voor
zo’n havenkraan een nieuw gebruik gevonden. In de cabine, zeventien meter boven de kade, bevindt zich tegen-
woordig een hotelkamer.
179 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp178 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
“Gerestaureerde boerderijen worden vaak
authentieker dan ze ooit geweest zijn.”
Landschapsarchitect Steven Slabbers in de Nirov-bundel ‘Interviews Belvedere;
verslaglegging gesprekken met 12 ontwerpers’, oktober/november 2003.
Aan de Obrechtstraat in Den Haag is een woningbouwcomplex vervangen door een nieuw
complex, met andere woningplattegronden, andere doelgroepen, maar met een gevel die
tot in de details een kopie is van de eerdere bebouwing op die plek. Zelfs de moderne
kiepramen zien er uit als ouderwetse schuiframen. Alleen aan de
gaafheid van de bouwmaterialen is te zien dat het hier om nieuw-
bouw gaat.
Verderop in Den Haag, in de binnenstad, ligt het winkelgebied
Haagsche Bluf. Tegen een eigentijdse achtergrond van vierkante,
gematteerde glasplaten zijn met wisselende tussenruimtes histori-
sche gevels geplakt. Deze façades zijn exacte reproducties van
monumentale panden uit Den Haag en Delft en gemaakt van
hoogwaardig materiaal. Het geruchtmakende ontwerp leverde
Den Haag in de Gids voor Hedendaagse Architectuur uit 2004 de
geringschattend bedoelde kwalificatie op van ‘centrum van de
retro-architectuur’. Anderen vinden het een passende invulling in
een historische omgeving. De falsificatie is volgens hen zo duidelijk,
dat van vals sentiment geen sprake is.
Voorbeeld: reproducties in Den Haag
Discours: cultuurhistorie of marketing?
Cultuurhistorie verkoopt. Historiserende bouwstijlen doen het goed op de
woningmarkt. Dat is een pre voor een cultuurhistorisch geïnspireerd ont-
werp, maar ook een valkuil. Consumenten die een leuke woning zoeken,
zijn niet altijd geïnteresseerd in het cultuurhistorische verhaal achter de
architectuur en de stedenbouw. Dat zet de deur open voor dunne interpre-
taties van de cultuurhistorie. Geleende geschiedenissen, versimpelde
geschiedenissen, verzonnen geschiedenissen – zetten zij mensen op het
verkeerde been of zijn het legitieme pogingen om een identiteit mee te geven
aan anders anonieme nieuwbouwprojecten? Wanneer slaat een integere
interpretatie van de geschiedenis om in manipulatie en banalisering?
181 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp180 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Alleen de gemetselde buitenmuren stonden nog overeind, nadat een brand in 1980 het
dak en het houten binnenwerk van de leegstaande Broerekerk in Bolsward verwoestte.
Maar die buitenmuren waren wel waardevol. De hier toegepaste nissengevel komt in
Noord-Europa maar zelden voor en de verwoeste kerk bleek een prima entourage voor
markten en openluchtconcerten. Om de verruïneerde kerk te behouden, moest een verder
afbrokkelen van de buitenmuren worden tegengegaan. In opdracht van de gemeente
Bolsward ontwierp architectenbureau Jelle de Jong een glazen koepel, die dezelfde vorm
heeft als het oorspronkelijke tongewelf. Verder is de fundering vernieuwd, is de vloer
verstevigd en zijn enkele geveldelen gerestaureerd. Alleen in de voorgevel is het glas-in-
lood hersteld. Van binnen blijft de kerk leeg. Het gebouw is nu vooral een object van
schoonheid. Nu en dan vinden er culturele evenementen plaats, maar vanwege de
woningen in de omgeving is het aantal aan een maximum gebonden.
Voorbeeld: Broerekerk, BolswardEen gedeelte van het Voorsterbos bij Kraggenburg (Flevoland) was tientallen jaren lang
in gebruik bij het Waterloopkundig Laboratorium. Het gebied was niet toegankelijk voor
bezoekers; het was een geheime, afgesloten plek. Het laboratorium voerde er simulaties
op schaal uit. Toen het vertrok, liet het de proefopstellingen achter. In het bos staan
modellen van onder meer de Deltawerken en de haven van Lagos in Nigeria. De Vereniging
Natuurmonumenten nam het eigendom en beheer over en besloot de natuur zijn gang
te laten gaan. De technische opstellingen raken nu langzaam overwoekerd. Het resultaat
is een sterk tot de verbeelding sprekend bosgebied, dat zijn geheimzinnigheid heeft
behouden. Zoiets staat ook de projectorganisatie Hart van de Heuvelrug voor ogen met
een deel van het militaire erfgoed op de voormalige vliegbasis Soesterberg. Niet al dat
erfgoed leent zich voor herbestemming. De projectorganisatie onderzoekt in hoeverre
andere relicten met een minimaal beheer behouden kunnen blijven. Zo kan ook hier een
geheimzinnig landschap ontstaan. Voorwaarden zijn dat de militaire relicten geen
belemmeringen opwerpen voor de nieuwe functie als natuur- en recreatiegebied en dat
ze niet uitnodigen tot vandalisme.
Voorbeeld: geheimzinnig erfgoed in Kraggenburg en Soesterberg
de Mariaplaats in Utrecht. In het ontwerp van de parkeergarage is een aparte ruimte gecreëerd die de vloer ter
plekke omhult. Op afspraak kan de vloer bezichtigd worden; passanten kunnen door een raam naar binnen kijken.
Archeologie: een bijzondere ontwerpopgave
De ruimtelijke inrichting mag dan een toonkamer van cultuurhistorie zijn, deze toonkamer toont toch vooral de
relatief recente geschiedenis. De meeste patronen en objecten uit de prehistorie en de Romeinse tijd en deels ook
uit de Middeleeuwen liggen in Nederland onder de grond. De Wet op de archeologische monumentenzorg schrijft
voor dat vondsten in principe in situ behouden moeten worden, dus op de huidige vindplaats en beschermd door de
grond waar de resten onder schuil gaan. Dat stelt beperkingen aan het toekomstig gebruik van de locatie. Zware en
onregelmatige belasting door bebouwing, diepe grondwerkzaamheden en diepwortelende vegetatie zijn taboe.
Bij binnenstedelijke herontwikkelingen wordt de oplossing steeds vaker gezocht in archeologievriendelijk bouwen
met bijvoorbeeld lichtgewicht constructies en hergebruik van bestaande fundamenten. Ook wordt nauwgezet in
kaart gebracht waar het bodemarchief nog intact is en waar de bodem door eerdere werkzaamheden al verstoord is.
Op basis van zo’n bodemplan kan slim worden geheid en kunnen de tracés van leidingen en andere ondergrondse
infrastructuur worden bepaald.
Archeologische presentaties en publiekscampagnes kunnen helpen om archeologie onderdeel te laten worden van
een gebiedsidentiteit. Zo zijn in Woerden en Utrecht opgegraven schepen aan het publiek getoond, benadrukt
Nijmegen met exposities, publicaties en verwijzingen in de openbare ruimte zijn Romeinse verleden en is bij
Colijnsplaat een monument voor de 117 verdronken dorpen van Zeeland neergezet.
De archeologie heeft echter nog nauwelijks een actieve rol in ontwerpprocessen. Een verzameling vondsten ont-
beert meestal een sterk ruimtelijk verband en heeft niet altijd een duidelijke relatie met het huidige landschap,
zeker als het restanten van roerende goederen betreft. ‘Rekening houden met’ is op dit moment de meest gestelde
ambitie. Ontwerpers en archeologen hebben de afgelopen jaren gezocht naar nieuwe manieren om ook het ontwerp
vanuit de archeologie te inspireren. De inspiratie kan voortkomen uit een zorgvuldige omgang met de vindplaats
zelf en het uitdragen van de bijbehorende historische verhalen.
Vindplaatsen inpassen en uitsparenEen ontwerper kan de beperkingen die de archeologie oplegt, ook ombuigen in ontwerpuitgangspunten. Dat kan
verrassende en sterk tot de verbeelding sprekende gebouwen en structuren opleveren. Het in situ behoud van
vondsten kan bijvoorbeeld schijnbaar willekeurige leegtes opleveren in een verder strak ontworpen stedelijk patroon.
Nieuwbouw op bestaande funderingen kan een bijzondere uitstraling krijgen door het materiaalgebruik, dat lichter
moet zijn dan bij een nieuwe fundering nodig is. In het ontwerp kan een verwijzing worden gemaakt naar het ver-
haal bij de onderliggende vindplaats, maar dat is niet noodzakelijk. Soms volstaat een effect van vervreemding.
Behoud in situ is niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld omdat de archeologische sporen te ondiep liggen en de plan-
ontwikkeling al te ver gevorderd is. Tot voor kort betekende dit dat vondsten werden opgegraven en afgevoerd naar
een depot of, als dat niet mogelijk was, verloren gingen. Steeds vaker worden in dergelijke gevallen initiatieven
genomen om de planontwikkeling te verrijken met de archeologische ontdekking. Een mogelijkheid is bijvoor-
beeld om de vondst (of een replica daarvan) ter plaatse te tonen en te verwerken in het nieuwe ontwerp. Een
voorbeeld hiervan is de incorporatie van een veertiende-eeuwse mozaïekvloer in een besloten parkeergarage op
183 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp182 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
“Het was een heel bijzondere opdracht. Tot nu toe
werd er als er archeologische vondsten waren ‘archeo-
logisch gras’ over gelegd, ter conservering. Een laagje
zand, een hek eromheen, klaar. En als wij ‘gewoon’ ont-
werpen, krijgen wij een gedetailleerd programma van
eisen: zoveel woningen, een park, straten en dergelijke.
Nu mochten we echt nadenken over hoe we het lokale
verleden integreren in het parkontwerp.”
Architect Frans Werner van KCAP over zijn proefontwerp voor De Hoge Woerd,
een park in Utrecht Leidsche Rijn, in dagblad Trouw van 15 augustus 2005
Discours: leent archeologie zich voor behoud door ontwikkeling?
Bodemschatten kunnen het beste ongestoord, in de bodem, behouden blijven.
Dat is het principe achter de Wet op de archeologische monumentenzorg.
Archeologie wijkt daarin af van bouwkundig en historisch-geografisch erfgoed.
Dat heeft doorgaans een actueel gebruik en beheer nodig om behouden te blijven,
en moet daar soms op worden aangepast. Als onzichtbaar erfgoed draagt archeo-
logie daarnaast minder bij aan de bele-
ving van de geschiedenis. Is ‘behoud
door ontwikkeling’ dan wel een
geschikte strategie voor archeologisch
erfgoed? Of tonen recente initiatieven
afdoende aan dat archeologie wel dege-
lijk een onderscheidende factor in de
ruimtelijke ontwikkeling kan zijn,
zonder de geschiedkundige waarden
op het spel te zetten?
L e e s t i pBernard Colenbrander en Must Stedenbouw
(red.), ‘Limes Atlas’, uitgeverij 010,
Rotterdam 2005
De Limes Atlas bevat een grondige analyse en
uitgebreid kaartmateriaal over de invloed van
het Romeinse verleden op het Nederlandse
grondgebied. Daarnaast bevat het boek een
inventarisatie van tien mogelijke ontwerp-
strategieën voor archeologisch erfgoed,
afkomstig uit heel Europa.
Het verhaal uitdragenElke vondst of vindplaats vertelt een klein stukje van een veel groter verhaal, een verhaal over een verre geschie-
denis. Dat verhaal kan verbonden worden aan ontwerpoplossingen bij nieuwe interventies, ook als de specifieke
vondst of vindplaats daar geen of een ondergeschikte rol in speelt. De ontwerper kan terugvallen op verhalen over
hoe samenlevingen in een bepaalde tijd functioneerden, hoe ze inspeelden op de natuurlijke omstandigheden en
welke ontwerp- of bouwtradities er op na werden gehouden. Die verhalen kunnen terugkomen in architectonische
keuzes. De Romeinse architectuur is bijvoorbeeld erg herkenbaar en elementen ervan kunnen in nieuwbouw worden
toegepast. Maar er zijn ook andere middelen dan de architectuur om het verhaal achter de archeologie uit te dragen,
zoals publicaties, kunstvormen en onlinegames.
185 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp184 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Voor Almere Hout is tussen 2002 en 2005 een ontwerpstrategie gemaakt gericht op het
inpassen van bekende en nog onbekende archeologische vindplaatsen in het stedelijk
weefsel van deze uitbreidingswijk. De strategie, ontwikkeld door de gemeente Almere,
markeert de vindplaatsen door ruimtes uit te sparen in de bebouwing en er ommuurde
tuinen van te maken. Door deze tuinen niet zoals het omringende bebouwde gebied op
te spuiten met zand, worden de bodemschatten beschermd tegen de mogelijke gevolgen
van zetting. De verdiepte ligging die hierdoor ontstaat en een verbindend wandelpad
maken duidelijk dat de tuinen, onregelmatig verspreid over de nieuwe wijk, een gezamen-
lijke achtergrond hebben, zonder expliciet in te gaan op de archeologische achtergrond.
Bijzonder aan de strategie is dat er al ruimte gereserveerd kan worden, voordat exact
duidelijk is waar de vindplaatsen zich bevinden. Maar tussen de ontwikkeling van
Stadstuinen en de grotendeels nog onbekende ontwikkeling van Almere Hout zit veel
tijd, achteraf gezien te veel. Voor het eerste gedeelte (Almere Hout Noord) werd pas in
2009 een ontwerp gemaakt, via een prijsvraag onder woningcorporaties. Politieke
prioriteiten verschoven in de richting van het organisch groeien. Stadstuinen heeft
niettemin zijn sporen nagelaten, zowel in de eerste ontwerpen voor Almere Hout Noord
als in het archeologische beleid van de gemeente. Archeologische vindplaatsen worden
bovengronds gemarkeerd, maar niet per se op de wijze zoals bedacht tussen 2002 en 2005.
Voorbeeld: Stadstuinen, Almere
In Broekpolder, een nieuwbouwwijk op de grens van Heemskerk en Beverwijk, hebben alle
nieuwe bewoners een wateroffersteentje gekregen waarmee ze deelnemen in de lange en
rijke traditie van hun voorgangers. Het is de bedoeling dat ze het steentje bij verhuizing uit de
wijk ten offer brengen op een speciale plek in het park. Deze rituele handeling verwijst terug
naar de prehistorie. De toenmalige bewoners van dit nog niet ingepolderde gebied brachten
hun offers in of aan het water. In de bodem bij die offerplaatsen zijn veel witte kiezels gevonden.
Voorbeeld: Broekpolder, Heemskerk/Beverwijk
L e e s t i p‘Het verhaal verbeeld; zes schetsontwerpen voor
archeologische vindplaatsen in Zuid-Holland’,
Provincie Zuid-Holland, Den Haag (geen jaartal).
Archeologisch onderzoek bij nieuwe ruimtelijke
opgaven in Zuid-Holland leverde zes verhalen
op. Beeldend kunstenaar Paul de Kort, land-
schapsarchitect Marcel Eekhout en archeoloog
Ivar Schutte hebben deze verhalen vertaald
naar concrete ontwerpen die als voorbeeld en
inspiratie kunnen dienen.
187 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp186 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Ontwerp als katalysator
Een ruimtelijk ontwerp kan helpen om een gebied of gebouw te doorgronden en om een beter beeld te krijgen van
wat er in de toekomst plaats zou kunnen vinden. Het is niet alleen een plan bedoeld om uit te voeren of om richting
te geven aan verdere beleidsvorming, maar ook een communicatie-instrument dat kan inspireren. Het kan mensen
uitnodigen om mee te doen. Een ontwerp, hoe rudimentair ook, stimuleert het maatschappelijke debat rond een
aanstaande verandering in de leefomgeving. Het kan onverwachte oplossingen laten zien en doordat de problema-
tiek beeldend wordt gemaakt, kan het de twijfels en de argwaan dempen die een onbestemde ontwikkeling bijna per
definitie met zich meebrengt. Voorwaarde is dat het ontwerp tot stand komt in de context van een maatschappelijk
debat of proces. Een ontwerp dat in uitgewerkte staat op de samenleving wordt losgelaten en waar geen noemens-
waardige beïnvloeding meer op kan plaatsvinden, heeft beduidend meer weerstanden te overwinnen.
De Limes, de voormalige grens van het Romeinse Rijk, liep dwars door het huidige Nederland
van Lobith naar Katwijk. De afgelopen jaren is veel werk gemaakt van publieksactiviteiten om
bij een breed publiek onder de aandacht te brengen dat het leeft op de grond die ooit onder
direct bestuur van Rome stond. Zo heeft het nationale programmabureau Limes - waarin
onder meer rijk, provincies en gemeenten samenwerkten - een Limes Quaestio als online-
game op de website staan en werkte het mee aan brochures, boekjes en evenementen voor
een breed publiek. In het stadsbeeld en het landschap zijn steeds meer vingerwijzingen te
vinden, meestal aangebracht door overheden die het Romeinse verleden onder de aandacht
willen brengen: quasi-Romeinse mijlpalen, informatiepanelen, een geheimzinnige groen ver-
lichte lijn op het Domplein in Utrecht, enzovoort.
Tegelijk is gewerkt aan nieuwe manieren om de Limes te verwerken in ruimtelijke ontwerpen.
Het masterplan Gelderse Limes bevat een op het Romeinse verleden afgestemde ‘ontwerp-
grammatica’. Deze is bedoeld om eenheid te verkrijgen in de wijze waarop de Limes als histo-
rische structuur herkenbaar is in het landschap, zonder de ontwerper de wet voor te schrijven.
Hoekstenen van de ontwerpgrammatica zijn de schaalgroottes in het Romeinse erfgoed (van
de wijze waarop de Romeinen inspeelden op het inheemse landschap tot de typisch Romeinse
zuilenrijen en bogenwanden) en de ontwerpmiddelen waarover een ontwerper kan beschik-
ken (de morfologie, de geometrie of het cluster van bouwkundige vorm, object en materiaal).
Voorbeeld: de Limes in Nederland
Schetstafel
Karakteristiek: Eenvoudig,overzichtelijk, aan één tafel,inhoud concreet, kort en bondigFormeel planproces nog nietgestart of in impasse
Primair doel: Nieuw zicht opoplossing, doorbraak uitimpasse
Middelen: Excursie (plange-bied, voorbeeldplannen), referentie-beelden, plannen-parade, ontwerp
Resultaat: Streefbeelden, ambities
Rollen: Partijen ontwerpengezamenlijk
Valkuil: Verankering in forme-le processen, ontbreken van(financieel) commitment
Ruimtelijk laboratorium
Karakteristiek: vakmatig, afgebakend
Primair doel: Nieuwe inzich-ten verwerven
Middelen: Scenario’s, logo’s,metaforen, concepten
Resultaat: Imago’s en agenda’s
Rollen: professioneel ont-werpteam (deskundigheid isvoorwaarde voor deelname)vindt uit ten behoeve van‘bestuurlijke buitenwereld’
Valkuil: Ivoren toren
Open ontwerpproces
Karakteristiek: Complex,gestructureerd formeel plan-proces met ruimte voor inter-actie met belanghebbenden
Primair doel: Formeel planmet draagvlak
Middelen: Excursie (plan-gebied,voorbeeldplannen),re-ferentiebeelden, plannenparade,imagination day, prijsvraag,gebiedstypologie, open huis,perceptie-onderzoek (foto-opdracht, huiskamer-discussie, oral history), ontwerp
Resultaat: Programma vaneisen, concept, visie, (voor-beeld)plan, programma vanrealiseerbare projecten
Rollen: Professioneel ontwerp-team raadpleegt belang-hebbenden en maatschappelijkeactoren in interactief proces
Valkuil: Kwijtraken van debezieling, te veel accent op proces
Creatief festival
Karakteristiek: interactiefbreed zoekproces
Primair doel: mobiliseren vanbelangen, nieuwe verbindingmet de plek
Middelen: Vele middelentegelijkertijd: Wijktheater, collages, tentoonstellingen,concerten, foto, film en/ofvideo, ontwerpprijsvraag
Resultaat: nieuwe identificaties,zelfbeelden, cohesie
Rollen: Ontwerpers en/of kunstenaars worden uitgeno-digd om evenementen teorganiseren en zo identificatie-mogelijkheden aan te bieden.
Valkuil: Elitair gehalte
Ateliers aan de praat
189 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp188 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Gezamenlijk schetsen en ontwerpen De meest directe vorm van betrokkenheid bij een ruimtelijk ontwerp, is als bewoners direct worden ingeschakeld
bij het totstandkomen van het ontwerp. Daar zijn niet veel meer ingrediënten voor nodig dan een klaslokaal, wat
viltstiften, een basiskaart en een ateliermeester. Het publiek kan ook uit professioneel betrokkenen bestaan en
de setting kan dan formeler zijn, in een vergaderzaal met digitale ondersteuning, maar de bedoeling is dezelfde:
een aantal gezamenlijk gedragen ontwerpuitgangspunten op papier krijgen. Deze worden vervolgens in de studio
van de ontwerper of in het gemeentehuis uitgewerkt, in één keer tot een coherent en uitvoerbaar ontwerp, of via
een aantal tussenstappen waarin de deelnemers hun plannen kunnen verfijnen. Dat hangt af van de ambities en
ook van het opdrachtgeverschap, want vooral in dorpsgemeenschappen zijn steeds vaker de bewoners zelf de
opdrachtgever van zo’n exercitie.
Een proces van gezamenlijk met de bevolking schetsen of ontwerpen komt van pas bij een grote publieke betrok-
kenheid, op een voldoende klein schaalniveau. Het leidt tot een gedeeld inzicht in nieuwe ontwikkelingsmoge-
lijkheden en kan een functie hebben in het doorbreken van impasses. Onderzoek en ontwerp gaan hand in hand,
zeker als aan de inwoners wordt gevraagd om zelf over de ontwerpmogelijkheden na te denken. Kennis van de
wijze waarop bewoners hun omgeving beleven, is noodzakelijk om een gezamenlijke ontwerpexercitie tot een
goed einde te brengen.
L e e s t i p‘Ateliers aan de praat; handreiking voor ont-
werpateliers met specifieke aandacht voor
cultuurhistorie’, bureau Nieuwe Gracht in
opdracht van Projectbureau Belvedere en
het ministerie van VROM, Utrecht 2008.
Een pdf van deze publicatie is te vinden op
www.belvedere.nu.
De opgave en de ambitie bepalen in hoge mate
welk type ontwerpatelier het meest geschikt is.
Op grond van 54 casestudies komt dit rapport
tot een indeling in vier typen ontwerpateliers
(de schetstafel, het ruimtelijk laboratorium, het
open ontwerpproces en het creatieve festival),
elk voorzien van praktische suggesties over hoe
de kans op succes zo groot mogelijk kan zijn.
Het dorp Gelselaar ligt in de Achterhoek, in een drassig essenlandschap, met de negen-
tiende-eeuwse waterstaatskerk als trots middelpunt. De aanwijzing tot beschermd
dorpsgezicht door het rijk leek logisch, maar bleek op weerstand te stuiten onder de
dorpsbevolking. Zij waren bang dat alle ontwikkeling uit het dorp gezogen zou worden
en dat de sociaaleconomische vitaliteit onder druk zou komen te staan. De gemeente
nam het initiatief om het proces om te keren en bij de bevolking te rade te gaan, met
de vraag hoe hun problemen opgelost zouden kunnen worden, voortbouwend op de
cultuurhistorische kwaliteiten van het dorp. Daaruit volgde een ontwikkelingsvisie die
het behoud van de historische waarden combineert met mogelijkheden voor ontwikkeling,
bijvoorbeeld door hergebruik van vrijkomende boerderijen, de aanplant van bomen, de
restauratie van monumentale boerderijen en beeldkwaliteitseisen voor nieuwbouw.
Deze inbreng gaf de bevolking voldoende vertrouwen en enthousiasme om de aanwijzing
tot beschermd dorpsgezicht niet alleen te aanvaarden maar zelfs te propageren.
Voorbeeld: ontwikkelingsvisie Gelselaar
191 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp190 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Feesten en manifestatiesWanneer een groot publiek bereikt moet worden of het ontwerp tot stand komt in een complex proces met veel
betrokkenen, is het gezamenlijk schetsen en ontwerpen minder geschikt. Dan komt een publieksgerichte mani-
festatie over de toekomst van een dorp, plaats of streek meer in aanmerking. Dat kan een programma van een
aantal jaren met een eigen projectorganisatie zijn, maar ook een brainstormachtige manifestatie voor een buurt
of een dorp. De conclusies kunnen in een of meer integrale ontwerpen worden vervat en een beleidsstatus krijgen,
maar dat is niet strikt noodzakelijk. Het ontwerp (of de ontwerpen, als bijvoorbeeld met scenario’s of deelprojecten
wordt gewerkt) kan ook geslaagd zijn als het bewoners en andere betrokkenen mobiliseert en aan het denken
zet. Feesten en manifestaties bestaan bij de gratie van het vrije denken. Te veel beleidsmatige marges kunnen de
creativiteit en het enthousiasme fnuiken.
Afzien van een beleidsstatus kan ook een valkuil zijn, als dit doorschiet in vrijblijvendheid. Als de manifestatie is
afgesloten en de resultaten zijn gebundeld, maar niemand voelt zich verplicht om ermee aan de slag te gaan,
kunnen de resultaten gemakkelijk verwateren. Dat geldt in het bijzonder als de organisatie in handen is van een
instelling buiten de overheid, bijvoorbeeld een architectuurcentrum. Vrijheid is tijdens de ontwerpoefening een
groot goed, want dat maakt de geesten los, maar het verdient aanbeveling om al tijdens de exercitie het contact
met de verantwoordelijke overheden te leggen en een afzonderlijke actie op touw te zetten om na afloop de
afstand tot de reële beleidspraktijk te overbruggen.
WiMBY!, een acroniem van Welcome into my Backyard, was een initiatiefrijke buiten-
boordmotor bij de herstructurering van de Rotterdamse satellietwijk Hoogvliet. De
manifestatie kende als uitgangspunt dat de herstructureringsoperatie een basis in de
cultuur van de bestaande samenleving moest vinden. WiMBY! was opgezet door bureau
Crimson en Felix Rottenberg als mandaathouder. Zij richtten hun pijlen op de concrete
opgaven en knelpunten in de wijk: de ruimtenood bij de scholen bijvoorbeeld, de behoefte
aan collectiviteit onder specifieke bevolkingsgroepen (zoals muzikanten), de breed
levende wens om een betaalbare zaal te kunnen huren voor grote feesten of andere
activiteiten. Tegelijk werkte WiMBY! aan een optimistischer zelfbeeld onder de bewoners.
Er verschenen levensgrote portretten van bewoners op de kopgevels van de portieketage-
flats en een jaarlijks festival in het wijkpark heeft de bedoeling om gedeelde belevenissen
voor alle bevolkingsgroepen te creëren. De ontwerpgeschiedenis maakt deel uit van de
Hoogvlietse cultuur. De wijk is gebouwd in de jaren vijftig en zestig, toen de steden-
bouwkundige kwaliteit primair werd gezocht in de openbare ruimte: het groen, de
wegenstructuur. Dat maakte een strategie mogelijk waarbij de belangrijkste kwaliteiten
van het ontwerp overeind blijven, en daarbinnen relatief veel vrijheid voor bouw- en
renovatieprojecten bestaat. Nieuwe identificaties en nieuwe zelfbeelden, ondersteund
door een herwaardering van de wijkgeschiedenis, zijn de baten van deze creatieve mani-
festatie – naast een aantal bouwprojecten en ruimtelijke ontwerpen.
Voorbeeld: WiMBY!, Hoogvliet
Kosten en opbrengstenMeerwaarde voor investeerders
Synergie in beleid
Betalen voor de baten van cultuurhistorie
Voor wat hoort wat
Kennis in ontwikkeling
196
200
203
205
207
Kosten en opbrengstenCultuurhistorie is een waardemaker. Als cultuurhistorische waarden aanwezig zijn en overtuigend in een nieuw
ontwerp terugkomen, brengt de cultuurhistorie sfeer, betekenis en identiteit. Dat kan zich ook vertalen in een
hogere financiële waarde. Als gebruik wordt gemaakt van bestaande objecten of structuren kan er bovendien
sprake zijn van uitgespaarde of vermeden kosten. Bijvoorbeeld doordat geen nieuwe watergangen nodig zijn, of
omdat er geen sloopkosten zijn gemaakt. Ook milieuwinst kan in dit rijtje thuishoren doordat minder sloopafval
ontstaat en minder bouwmateriaal nodig is. In een hogere financiële waarde en vermeden kosten ligt de sleutel
tot financiering van menig project.
Van belang is om de vermeden kosten zichtbaar te
maken en om het verband tussen financiering en
waardestijging te leggen. Als dit laatste tijdig gebeurt,
kunnen partijen die baat hebben bij de extra waarde
hun aandeel nemen in de financiering. Dat kunnen
bijvoorbeeld vastgoedontwikkelaars zijn, met wie
contractueel wordt vastgelegd dat ze nieuwbouw
mogen uitvoeren mits ze ook investeren in herbestem-
ming van beeldbepalende oudere gebouwen. Maar
het kunnen ook particulieren zijn die een toegangs-
kaart kopen of lid worden van bijvoorbeeld Natuur-
monumenten, bedrijven die sponsoren of overheden
die koppelingen weten te leggen met heel andere
beleidsdoelstellingen. Het kan bijvoorbeeld ook een
restaurant zijn dat het aangrenzende boerenbedrijf
betaalt om luzerne in plaats van mais te verbouwen.
Restaurant Boshuis Drie bij Ermelo doet dat sinds
2005. Luzerne is lager dan mais, maar hoog genoeg
om beschutting te bieden voor pasgeboren reekal-
ven. Dankzij het luzerneveld hebben de restaurant-
gasten uitzicht op de bosrand en op de reeën die zich
er bijna dagelijks vertonen.
195 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
L e e s t i pDigitale handleiding Belvedere en financiering,
www.belvedere.nu > financiering > financierings-
tool.
De financieringstool op de Belvedere-website
benadert de cultuurhistorische opgave vanuit
het perspectief van de financieel-economische
waarde. Centrale vraag is hoe deze waarde kan
worden ontsloten en kan worden vertaald in
een financiële opbrengst die behoud (door
ontwikkeling) mogelijk maakt.
L e e s t i p’Landschap verdient beter’; Advies van de
Taskforce Financiering Landschap Nederland,
onder voorzitterschap van prof. dr. A.H.G.
Rinnooy Kan, 2008.
Advies aan het ministerie van LNV over
mogelijke financieringsconstructies voor het
landschap. Welke private financieringsbronnen
zijn er om de aanleg, het herstel en het onder-
houd te betalen en onder welke voorwaarden
willen burgers en bedrijven financieel bijdragen?
Dit hoofdstuk behandelt vier invalshoeken om kosten en opbrengsten met elkaar in verband te brengen: de
meerwaarde van cultuurhistorie voor investeerders, de mogelijke synergie in beleid waardoor overheidsmiddelen
een groter rendement kunnen krijgen, de (beperkte) mogelijkheden om bedrijven en particulieren rechtstreeks
een prijs te laten betalen voor cultuurhistorische waarden en de voor-wat-hoort-wat-regelingen, die bedrijfs-
investeringen of investeringen in woongenot koppelen aan investeringen in de omgevingskwaliteit.
Meerwaarde voor investeerdersDe arbeiders die zeventig jaar geleden werkten in een graansilo, stroomcentrale, koffiefabriek of belastingkantoor
aan de rand van het toenmalige Rotterdam, hadden niet kunnen vermoeden welke mensen daar nu hun brood
verdienen. Kunstenaars, architecten, webdesigners, mediaproducenten, couturiers en allerlei andere creatieve
beroepsgroepen hebben zich in deze gebouwen genesteld. De belangstelling voor oude gebouwen vanuit deze
sector is deels functioneel. De gebouwen komen leeg en zijn beschikbaar, niet duur voor wie wat ongemak op de
koop toe neemt en constructief van een ouderwetse soliditeit. Maar ook de sfeer is belangrijk. Ieder gebouw is
uniek. Het ademt de tijdgeest van de bouwperiode en bevat sporen van het oorspronkelijke gebruik. Creatieve
ondernemers die belangstelling hebben voor deze historische sfeer, laten zich door zo’n omgeving inspireren. En
de omgeving rondom het ‘opgeleefde’ gebouw krijgt daardoor ook weer een impuls.
Herbestemming van gebouwen kan op zichzelf financieel aantrekkelijk zijn, of kan aantrekkelijk gemaakt worden
door bouwmogelijkheden in de omgeving aan te bieden. Een projectontwikkelaar zal met genoegen een kwart
miljoen bijdragen aan de renovatie en herbestemming van een kerkgebouw, als zijn aangrenzende nieuwbouw-
complex daardoor een miljoen extra oplevert. Uit onderzoek naar de Cultuurimpuls Stedelijke Vernieuwing van
ABF Research (2007) blijkt dat investeringen in achterstandswijken eenvoudiger rendabel zijn te krijgen, als er
een redelijk aantal monumenten in de wijk aanwezig is. De vastgoedwaarde ligt in die wijken zo’n twintig tot
dertig procent hoger dan in wijken zonder monumenten. Het investeren in monumenten of andere beeldbepalende
gebouwen genereert waarde en schept daarmee ruimte voor andere investeringen. Vanuit dit inzicht heeft het
rijk besloten een financiële impuls te geven aan de herbestemming en herontwikkeling van bijvoorbeeld kerken,
school-, nuts- en fabrieksgebouwen en publieke voorzieningen in de veertig zogeheten krachtwijken. Van 2009
tot en met 2012 is hiervoor elk jaar 2 miljoen euro beschikbaar.
In het landelijk gebied ligt zo’n redenering moeilijker. Een boer kan baat hebben bij het herstel van houtwallen,
doordat het vee meer schaduw heeft, de gewassen beter beschut zijn en roofdieren worden aangetrokken die hem
van zijn plaagdieren afhelpen. Maar het zijn relatief kleine baten – een beetje meer melk, een iets hogere gewasop-
brengst, lagere kosten voor bestrijdingsmiddelen – en de boer maakt ook extra kosten voor het beheer van de houtwal.
De baten komen in hoofdzaak terecht bij de recreanten die gratis genieten van het landschap, bij de ondernemers in
de toeristisch-recreatieve sector en bij de mensen die vanwege de landschappelijke kwaliteit in het betreffende
gebied zijn gaan wonen. Toch zijn er wel mogelijkheden. In Zuid-Limburg worden bijvoorbeeld voormalige graften –
stroken met bomen en struiken parallel aan hoogtelijnen – hersteld om het wegspoelen van grond te voorkomen. Op
kleine schaal zijn ook koppelingen denkbaar met woningbouw (rood voor groen) en op grotere schaal kunnen
omliggende stedelijke gemeenten worden ingeschakeld. De gemeenten Den Haag en Delft dragen bijvoorbeeld bij aan
het Groenfonds voor Midden-Delfland, dat het mogelijk maakt om de boeren in het gebied een redelijke vergoeding te
bieden voor het beheer en de restauratie van landschapselementen als geriefbosjes, boerderijen en weidemolentjes.
197 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten196 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
Een cultuurhistorisch geïnspireerde landschapsontwikkeling, betere recreatiemogelijk-
heden, nieuwe natuur, herschikking van de landbouw en driehonderd nieuwe woningen
vormen samen het project Beekweide in Renswoude, in het oosten van de provincie
Utrecht. De Reconstructiecommissie Gelderse Vallei/Utrecht-Oost had hier plannen
voor landschaps- en natuurontwikkeling, de gemeente had bouwwensen en de boeren
waren niet van plan om zonder meer plaats te maken. In een plan dat op eigen initiatief
was gemaakt door Groenland Beheer, bleken alle programmapunten in samenhang tot
een veelbelovende integrale ontwikkeling te kunnen leiden. Een convenant in 2005
honoreerde de wensen van de boeren. Sommigen wilden stoppen en slopen, anderen
uitbreiden of verhuizen, en weer anderen zagen toekomst in andere activiteiten. Door
deze beweging ontstond ruimte om het karakter van het oorspronkelijke kampenland-
schap te herstellen en de ecologische en recreatieve betekenis te versterken. De woning-
bouw was onmisbaar om de financiering rond te krijgen. Boeren hadden bouwrechten
verworven door vrijkomende agrarische bebouwing te slopen – de provincie had daar
een ruimte-voor-ruimteregeling voor. Een ontwikkelaar kocht deze rechten op, betaalde
de sloop en bouwde 55 van de driehonderd woningen. Dezelfde ontwikkelaar stond een
deel van de opbrengst af aan de natuurontwikkeling. Zo werden een aanpassing van het
bekensysteem en natuurontwikkeling langs de oevers gefinancierd. De overige woningen
Voorbeeld: verhandelde ontwikkelingsrechten in Renswoude
.
199 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten198 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
ontwikkelde de gemeente Renswoude zelf. De hoge bomenrijen en de open en meer
besloten landschappelijke ruimten die het kampenlandschap bepalen, zijn ook terug te
vinden in de stedenbouwkundige opzet van de nieuwe woonwijk.
“Elke keer verbazen mensen zich er weer over, maar
je kunt vaak veel meer met een oud gebouw dan je
zou denken. En het is ook veel goedkoper dan slopen
en maar weer iets nieuws neerzetten. Wat je al hebt
is het casco, dat krijg je gratis en voor niks. En als je
dat op een goede manier gebruikt en de juiste
dingen toevoegt, dan is dat veel economischer
dan nieuwbouw.”
André van Stigt, restauratiearchitect, Belvedere nieuwsbrief 32, 2008
1. knooperven ontwikkelen uit
bestaande agrarische bedrijven
2. Totale vrijheid leidt tot
gemakzucht
3. Inzet: kloeke, eigentijdse
erfensembles
4. Verruimde bouwmogelijken
koppelen aan investeringen in
het landschap
5. Afstemmen op de landbouw
Knooperven worden ontwikkeld uit
bestaande middelgrote agrarische
bedrijven...
Waardevolle bebouwing blijft behouden,
grote stallen kunnen worden gesloopt om
hier ruimte te creëeren voor nieuwe
compacte erfensembles
Totale vrijheid in bouwen leidt tot gemak-
zucht: er zal worden gebouwd zoals overal
gebouwd wordt...
Inzet knooperven: kloeke, eigentijdse
erfensembles die voortbouwen op de
identiteit van het Twentse erf...
en, die de verruimde bouwmogelijkheden
koppelen aan investeringen in het om-
liggende landschap om hier kleinschaligheid
en toegankelijkheid te versterken...
...waar ook de landbouw van kan
profiteren: buurboeren kunnen niet
rendabele landschapsfragmenten uitruilen
voor productieve landbouwgronden
©vanparidon°root landschapsarchitecten
In Overijssel buigen meerdere partijen zich over de ontwikkeling van een nieuw
investeringsconcept voor het landelijk gebied: de knooperven, naar het idee van de
landschapsarchitecten Ruut van Paridon en Karen de Groot. Het concept komt er in
grote lijnen op neer dat verlaten boerenerven in combinatie met de aan het erf aan-
takkende landschapselementen worden aangeboden aan mensen die er willen wonen
en bereid zijn erin te investeren. Aan de hiervoor benodigde functiewijziging tot woon-
erf is de voorwaarde verbonden dat de monumentale erfbebouwing en structuur
behouden blijft, en dat de bewoners zorgen voor een passende beplanting en publiek
toegankelijke routes over het erf. Door de herverdeling van de gronden worden de
benodigde investeringen in het landelijk gebied neergelegd bij diegenen die er direct
belang bij hebben. De boer investeert in de productieruimtes, de burger in de land-
schapselementen zoals bosjes, steilranden, houtwallen, zandpaden en dergelijke. Naar
verwachting zullen de burgers een deel van het onderhoud uitbesteden aan de boeren
in het gebied, waardoor deze een extra inkomstenbron aan de constructie overhouden.
Voorbeeld: knooperven in Overijssel
L e e s t i pTom Bade en Gerben Smit, ‘Eigen Haard is
Goud Waard; over de economische baten van
cultuurhistorisch erfgoed’, Kenniscentrum
Triple E, Arnhem 2008.
In dit boek kijken de auteurs op een andere
manier naar erfgoed dan gebruikelijk.
Zij vragen zich af of het erfgoed economisch
rendeert, niet als afzonderlijk gebouw, maar als
totaal ensemble (zoals het landschap van de
Staats-Spaanse Linie, de grachten van Leiden of
de binnenstad van Alkmaar). Werkzaamheden
die worden uitgevoerd voor onderhoud,
restauratie en reconstructie, toegankelijkheid
en informatievoorziening blijken dan geen
kostenposten, maar investeringen die zichzelf
terugverdienen. Het rendement van de
investeringen bestaat bijvoorbeeld uit een
waardevermeerdering van onroerend goed in
de omgeving, omzet en werkgelegenheid in
recreatie en toerisme, een betere concurrentie-
positie voor winkeliers en een representatief,
chic vestigingsklimaat. Een deel van dit rende-
ment vloeit via diverse belastingen terug naar de
overheid, die veelal de belangrijkste financier is
voor behoud van het cultureel erfgoed.
stedelijke vernieuwing en het landelijk gebied) kan zodanig worden benut dat het eigenlijke bestedingsdoel en de
cultuurhistorie elkaar versterken. Europese subsidieregelingen bieden eveneens mogelijkheden, maar ook daarvoor
is een bredere blik nodig dan cultuurhistorische doelen alleen. Een voorbeeld hiervan is de zoektocht naar financiën
voor een restauratieproject. De kansen op subsidie worden vergroot door een vernieuwende invalshoek te kiezen, zoals
de toepassing van innovatieve technieken, of door een koppeling te leggen met andere opgaven, zoals waterberging.
Synergie in beleidWie een gebiedsplan heeft met voldoende projecten op voorraad, en goed thuis is in de wereld van stimulerings-
regelingen en subsidies, zal zelden om werk verlegen zitten. Overheidsregelingen verschijnen en verdwijnen met
enige regelmaat en de cultuurhistorie biedt volop kansen om mee te liften. Al gaat het doorgaans om cofinanciering
en zijn aanvullende inkomstenbronnen noodzakelijk. Het onderzoek Belvedere Revisited uit 2006 (Royal Haskoning)
somde een aantal op dat moment lopende subsidieregelingen op: GIOS, Interreg, EHS, Ruimte voor de Rivier, Zwakke
Schakels, MIT, ISV, ILG. Geen van deze regelingen is exclusief in het leven geroepen voor projecten die de cultuurhis-
torie betrekken in de ruimtelijke ontwikkeling. Maar geld dat ingezet wordt voor de primaire doelen van deze
regelingen (respectievelijk recreatie, regionale ontwikkeling, natuur, oeververdediging, kustverdediging, verkeer,
201 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten200 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
In het Olympisch Stadion in Amsterdam zijn tegenwoordig kleine bedrijven gevestigd
die een band hebben met de sportwereld. De eigenaar en verhuurder van deze ruimten
heeft zelf geïnvesteerd in een cultuurhistorisch verantwoorde renovatie en herbestem-
ming van het stadion, omdat het juist daardoor een interessante vestigingslocatie werd
voor zijn doelgroep. Nog steeds vinden er trainingen en sportevenementen plaats in het
stadion. Ondernemers en hun personeel kunnen tijdens de lunchpauze plaatsnemen op
de tribune en kijken naar sportende scholieren of trainende atleten.
Voorbeeld: Olympisch Stadion, Amsterdam
Het herstel van de Binnendieze in Den Bosch, een stelsel van waterverbindingen dwars door
de oude binnenstad, leek onbetaalbaar. Het was een project waar de stad weliswaar beter
van werd, maar waar geen directe inkomsten aan verbonden leken te zijn. Dat veranderde
met de oprichting van een rondvaartbedrijf. Toeristen zouden tegen betaling vaartochten
over de Binnendieze kunnen maken. De ingeschatte opbrengst woog echter nog steeds niet op
tegen de kosten van herstel en onderhoud van de waterwegen. Met de keuze om langdurig
werklozen in te zetten als schipper, namen de maatschappelijke baten zodanig toe dat de
extra waarde van dit cultuurhistorisch geïnspireerde project de gemeentelijke investering zou
overtreffen. De Binnendieze is inmiddels hersteld en de rondvaartboten varen. Aanvullende
financiering kwam uit een hoek die zelden met cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling in
verband wordt gebracht, maar de koppeling verhoogde het rendement van zowel de ruimte-
lijke als de sociale bestedingen.
Voorbeeld: Binnendieze, Den Bosch
Betalen voor de baten van cultuurhistorieMensen zijn over het algemeen niet gewend om te betalen voor cultuurhistorische waarden. Er zijn uitzonderin-
gen: de aanschaf van een entreebewijs voor het Muiderslot wordt normaal gevonden. Maar de vesting van
Naarden behoort gratis toegankelijk te zijn. De vesting maakt immers deel uit van de openbare ruimte. Mensen
komen er ook omdat ze er wonen, werken of zaken doen. Landschappen, binnensteden, laat staan dorpen of
woonwijken: betalen om de eenvoudige reden dat de schoonheid wordt gewaardeerd is niet gebruikelijk.
Toch blijken mensen en bedrijven er soms wel toe bereid. Bijna dertig procent van de Nederlanders is bereid om meer
belasting te betalen als deze het landschap ten goede komt, bleek uit onderzoek voor de Agenda Landschap in 2007.
Soms blijkt op basis van vrijwilligheid ook al het nodige mogelijk. Zo hebben in Lunteren en in de Loonse en
Drunense Duinen gedurende een aantal jaren landschapsfondsen gefunctioneerd. Behalve overheden, konden
ook bedrijven en particulieren hieraan deelnemen. De middelen werden gebruikt om landschapsversterkende
maatregelen te treffen, zoals wandelpaden en kikkerpoelen.
203 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten202 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
De gemeente Veghel kocht in 2006 een voormalig klooster in het dorp Zijtaart aan. Het
was een kostbare aanschaf, misschien onverantwoord als er geen financiële en maat-
schappelijke baten tegenover stonden. Maar die waren er wel. Door de herbestemming
van dit klooster in eigen hand te houden, kan het gaan functioneren als een vliegwiel
voor de ontwikkeling van het dorp. Het is de bedoeling dat een basisschool een deel van
het kloostergebouw gaat gebruiken, waardoor ook middelen voor scholenbouw ingezet
kunnen worden voor het behoud. De
gemeente hoopt bovendien een deel van de
investering terug te verdienen via de extra
waarde van nieuw te bouwen woningen
rondom het kloostercomplex.
Voorbeeld: het klooster van Zijtaart
L e e s t i p‘Europese subsidies voor de Nieuwe Hollandse
Waterlinie: inspirerende voorbeelden en nieuwe
kansen’, Bureau Buiten i.o.v. Projectbureau
Nieuwe Hollandse Waterlinie, Utrecht 2005
Bij het projectbureau Nieuwe Hollandse
Waterlinie is deze Europese subsidiewijzer
te verkrijgen.
Aan te vragen bij: [email protected]
of te downloaden vanaf
www.hollandsewaterlinie.nl
“Culturele erfgoederen komen uiteindelijk het beste
tot hun recht wanneer mensen hen op waarde weten
te schatten en beseffen dat een waardering in een
offer gestalte krijgt. Door mensen te vragen om
donaties, communiceren de bezitters niet alleen met
veel meer mensen dan in het geval dat ze zich vooral
op de overheid richten, ze zorgen ook voor meer
betrokkenheid, en voor de realisatie van optie-,
bestaans- en erfeniswaarden”
(respectievelijk de waardering voor de optie om een erfgoed ooit te
kunnen bezoeken, voor het bestaan van een goed als zodanig of voor
het voortbestaan voor volgende generaties, red).
Prof. dr. Arjo Klamer, hoogleraar culturele economie, in de bundel
‘Het cultuurhistorisch argument’, Projectbureau Belvedere, Utrecht 2009.
Voor wat hoort wat De overheid kan investeringen in het landschap losmaken via het voor-wat-hoort-wat of het wie-wat-doet-krijgt-
wat beginsel. Vooral in het landelijk gebied komen regelingen voor die hierop gebaseerd zijn. De ruimte-voor-
ruimte-regelingen zijn hiervan een voorbeeld, hoewel deze zich vooral richten op de ontrommeling van het
landschap en niet noodzakelijkerwijs op behoud van de historische karakteristieken van de boerenerven of de
landschapsstructuur. Regelingen in de gemeente Woerden en de provincie Zeeland vragen in ruil voor het toe-
staan van nieuwe economische activiteiten of een functiewijziging van de opstallen – waarmee nieuwe inkom-
sten binnen handbereik komen – een investering in de restauratie van de bebouwing op het erf, herstel van
erfbeplanting of verbetering van het landschap.
205 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten204 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
Een effectieve manier om structurele donaties te organiseren, is de ‘streekrekening’ die
zijn oorsprong kent in Het Groene Woud, het nationaal landschap tussen Eindhoven,
Den Bosch en Tilburg. Sinds 2006 is het mogelijk om in Het Groene Woud een streek-
rekening te openen, aanvankelijk bij de ASN Bank, later bij de Rabobank. De rekening-
houders ontvangen een normale rente, maar kunnen een percentage daarvan afstaan
aan het Streekfonds, een fonds dat investeringen in het landschap financiert. Ook de
bank financiert mee, door bovenop de rentedonaties van de rekeninghouders een eigen
bijdrage in het fonds te storten. Bedrijven, overheden en streekorganisaties kunnen een
rekening openen en in de toekomst misschien ook particulieren. Een andere inkomsten-
bron voor het landschapsbeheer in Het Groene Woud is de Streekloterij. Loten worden
verkocht via clubs, verenigingen en scholen in de streek. Zij ontvangen tweederde van
de opbrengst, één derde deel gaat naar het landschapsfonds.
Voorbeeld: streekrekening Het Groene WoudRuim 110.000 euro bracht de eerste landschapsveiling in de Ooijpolder op, in 2007.
Kopers gingen naar huis met een stukje landschap onder de arm: een scheerhaag vanaf
€ 2918, een faunatunnel voor minimaal € 4267, een meidoorn voor een tientje. Dat wil
zeggen: de landschapselementen blijven op hun plek, maar de kopers hadden zich
verzekerd van tien jaar onderhoud en bescherming. Sinds 2007 zijn er ook op andere
plekken landschapsveilingen georganiseerd en kunnen mensen ook via internet bieden.
Voorbeeld: landschapsveiling Ooijpolder
207 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten206 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
Kennis in ontwikkelingDe cultuurhistorische sector is van oudsher gewend te werken met subsidies. Door de ontwikkelingsgerichte
benadering van cultuurhistorie groeit de behoefte aan kennis over alternatieve manieren om projecten te bekostigen.
De afgelopen tien jaar is op bescheiden schaal onderzoek gedaan naar de economische waarde van cultuurhistorie en is
ervaring opgedaan met de bekostiging van projecten. Nu meer en meer plannen in uitvoering komen, ontstaan nieuwe
initiatieven om de kennis verder te ontwikkelen. Het NICIS Institute, een kenniscentrum voor steden, initieerde op
verzoek van de aangesloten gemeenten in 2008 twee langlopende onderzoeken op dit vlak. In samenwerking met
onder meer de Vrije Universiteit in Amsterdam onderzoekt het verschillende aspecten van de economische waarde van
cultureel erfgoed, zoals vastgoedwaarde, toeristische baten en vestigingsvoorkeuren van huishoudens en bedrijven.
In samenwerking met onder meer de Universiteit Twente vindt onderzoek plaats naar de mogelijkheden, kansen en
bedreigingen van verevenings- en coalitievormingsstrategieën bij de herontwikkeling van cultureel erfgoed en gebieds-
ontwikkelingen. Ook binnen het innovatieprogramma ‘Mooi Nederland’ van het ministerie van VROM en het project
‘Investeren in landschap’ van het ministerie van LNV is aandacht voor de financieringsconstructies van projecten.
Agrariërs die in Limburg plannen hebben die bijzondere omgevingskwaliteiten aantasten
en buiten de voorwaarden van de geldende bestemmingsplannen vallen, kunnen gebruik
maken van de regeling BOM+ (Bouwkavel op Maat plus). Dat kan bijvoorbeeld gaan om
nieuwvestiging, verplaatsing of uitbreiding van een agrarisch bedrijf. De kern van de
regeling is dat de boer zijn plannen kan doorzetten, maar dat daar een tegenprestatie
tegenover moet staan gericht op het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Die tegen-
prestatie komt bovenop een verplicht basispakket, dat onder meer voorziet in extra
voorzieningen voor infiltratie van regenwater als de verharding toeneemt en de land-
schappelijke inpassing van bebouwing. De provincie heeft een reeks mogelijke tegen-
prestaties geformuleerd. De ondernemer is echter eerst zelf aan zet om een voorstel te
doen, eventueel in overleg met de gemeente. Een kwaliteitsteam (de ‘BOM+-commissie’)
beoordeelt de voorgestelde tegenprestatie en brengt advies uit aan de gemeente. De
uitvoering wordt verzekerd door een privaatrechtelijk contract tussen het agrarische
bedrijf en de gemeente, en via de planologische procedure.
Zo kreeg een fruitteeltbedrijf de mogelijkheid om te verhuizen naar een landbouw-
perceel bij Beek in het Zuid-Limburgse heuvelland. Het plan behelste onder meer de bouw
van een fruitloods op een verhard erf in een ecologisch gevoelig gebied. Als tegenprestatie
legde de ondernemer zijn loods verdiept aan en paste hij de kleurstelling aan op de
Voorbeeld: Bouwkavel op Maat in Limburg
Discours: kan cultureel erfgoed langs de economische meetlat worden gelegd?
Feiten en wetenswaardigheden over de economische waarde van cultuur-
historie kunnen een besluit ten goede keren, ten gunste van het behoud van
het erfgoed of een investering erin. Op zijn minst leiden ze tot bijstelling
van het heersende beeld dat cultuurhistorie alleen maar kost en niets
opbrengt. Maar de medaille kent ook een keerzijde. Moet het cultuurhis-
torisch belang wel onderdeel worden
van de economische ratrace waarin
efficiëntie en effectiviteit de agenda
bepalen? Is het economisch jargon
wel de beste taal om over culturele
zaken te praten? En in hoeverre leidt
de introductie van marktdenken tot
commerciële uitbuiting van het erf-
goed en wordt de cultuurhistorische
waarde straks vooral beoordeeld op
grond van de vraag of het erfgoed al
dan niet bijdraagt aan de belevenis-
economie?
omgeving. Bovendien zorgde hij voor de uitvoering van een erfbeplantingsplan. Dit plan
maakte deel uit van de overeenkomst en omvatte hagen aan de randen van het perceel,
twee poelen met struweel, beplanting rondom de loods en vijfentwintig vogelkasten.
L e e s t i p‘Het cultuurhistorisch argument, essaybundel’,
Projectbureau Belvedere, Utrecht 2009.
Essaybundel over het ontstaan van nieuwe
argumenten om te pleiten voor behoud van
cultuurhistorie - economische waarde, publieks-
waardering, proceskwaliteiten, instrumentele
waarde - en over de spanningsvelden en risico’s
die deze ontwikkelingen oproepen. De bundel
bevat essays van Machteld Linssen, Martijn
Duineveld, Kristof Van Assche, Arjo Klamer,
Elisabeth Ruijgrok en Jos Bazelmans.
Morgen en overmorgenAmbities borgen
Blijvend op de bestuurlijke agenda
Planologisch instrumentarium en monumentenzorg
Welstandsbeleid en kwaliteitsafspraken
Verankering in het dagelijkse werkproces
Organisatorische en procesmatige verankering
Verankering in Milieueffectrapportage enMaatschappelijke kosten-batenanalyse
Kennis verduurzamen
Boodschap en medium
Jeugd- en onderwijsprogramma’s
Kunst
211
212
215
219
222
222
225
227
227
228
230
211 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Morgen en overmorgen Veel mensen en organisaties komen op de vleugels van een bijzonder project of programma in aanraking met de
kansen die cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling elkaar over en weer bieden. Ineens dreigt een fabriekshal
te verdwijnen die al generaties lang het straatbeeld bepaalt, een historische binnenstad heeft een injectie nodig
om economisch het hoofd boven water te houden, of er blijken alleen nog maar uitbreidingslocaties beschikbaar
te zijn in landschappen die veel mensen dierbaar zijn. Een substantiële ontwerp- en onderzoeksinspanning levert
een oplossing op die de ruimtelijke opgave effectief verbindt met de cultuurhistorische waarden. Trots en tevreden-
heid overheersen. Maar na de uitvoering gaan de meeste betrokkenen weer over tot de orde van de dag.
Het zou jammer zijn als zo’n resultaat achteraf als incident moet worden beschouwd. Een succesvol project kan
ook het fundament zijn waarop wordt doorgebouwd aan een structurele belangstelling voor cultuurhistorie in de
ruimtelijke ontwikkeling. Binnen het project is immers ervaring opgedaan met een manier van denken en werken
die ook daarbuiten relevant kan zijn. Om de opgedane kennis en ervaring vast te houden, is een expliciete strategie
gericht op bestendiging onmisbaar.
Dit hoofdstuk benoemt een aantal manieren waarop die bestendiging in de praktijk vorm kan krijgen. Ze zijn
gegroepeerd naar drie potentiële invalshoeken: het borgen op de langere termijn van eenmaal vastgestelde ambities,
de verankering van het gedachtegoed in het dagelijkse werkproces en het verduurzamen van de opgedane kennis.
Ambities borgen
De geestdrift die een groots en hoopvol project met zich mee kan brengen, werkt aanstekelijk. Mensen werken
daar graag aan mee. Maar de boog kan niet gespannen blijven: soms al tijdens de uitvoering van een project,
maar zeker daarna, eisen andere onderwerpen de aandacht op en verflauwt de aandacht. Het risico is reëel dat de
ambities in zo’n fase onnodig verdampen. Er zijn ervaringen opgedaan met methodes om al tijdens de voorberei-
ding van een project, of zelfs voorafgaand aan concrete projecten, de ambities zodanig vast te pinnen dat ze ook
buiten het bestek van dat project gaan leven en overeind blijven. Binnen en buiten de overheid worden daarvoor
beleidsstrategieën geformuleerd en soms zelfs complete organisaties opgetuigd.
213 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen212 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Blijvend op de bestuurlijke agendaBestuurders met een bijzondere belangstelling voor cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling kunnen een
doorslaggevende stimulans zijn voor een succesvol project of beleid. Zij kunnen initiatiefnemers ondersteunen,
onderzoek laten uitvoeren en voortdurend de publieke aandacht vestigen op de kansen die de combinatie van
cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling met zich meebrengt. Andersom mag het succes niet afhankelijk zijn
van een min of meer toevallige belangstelling bij een wethouder, een dijkgraaf of een gedeputeerde. Bovendien
vergen de meeste projecten een inbreng van meer dan één bestuurder: collega’s in het dagelijks bestuur, volks-
vertegenwoordigers, opvolgers, collega’s van andere overheden en samenwerkingspartners.
Bestuurlijke agenda’s wisselen snel. Mensen die zich inzetten voor een rol van de cultuurhistorie in de ruimtelijke
ontwikkeling, binnen of buiten het openbaar bestuur, doen er daarom goed aan om hun ideeën actief onder de
aandacht te blijven brengen van het openbaar bestuur. Dat kan rechtstreeks bij de betreffende gezagsdrager of
door de publieke belangstelling warm te houden – een goed bestuurder reageert tenslotte op wat er onder de
bevolking leeft. Belangrijk daarin is het markeren van successen: opleveringen feestelijk vieren, contracten met
enig ceremonieel ondertekenen, of tijdens de uitvoering van een project zorgen voor kleine tussentijds te vieren
resultaten (‘quick wins’).
Wie in de nabijheid van een bestuurder staat, helpt hem of haar het beste door te zorgen voor ter zake doende en
toegankelijke informatie. Bestuurders, zeker als ze afkomstig zijn uit een andere vakdiscipline, zijn daarvan
afhankelijk om adequaat te kunnen handelen in hun politieke of maatschappelijke contacten. En bestuurders
kunnen het onderwerp zodanig institutionaliseren in beleid en procedures dat het ook na het aftreden enige
jaren op de bestuurlijke agenda blijft. Een voorbeeld hiervan zijn de convenanten die de Rijksdienst voor het
Cultureel Erfgoed heeft gesloten met onder meer Rijkswaterstaat, de Dienst Landelijk Gebied en Staatsbosbeheer.
Dergelijke convenanten kunnen heel praktische afspraken bevatten. Met Rijkswaterstaat is bijvoorbeeld afge-
sproken dat bij nieuwe projecten één procent van de totale bouwkosten wordt gereserveerd voor archeologisch
onderzoek.
Buiten de overheid komen heemkundekringen en andere geschiedkundige verenigingen op voor het erfgoed en
de bestuurlijke prioriteit daarvoor. Belangenorganisaties die gebiedsgericht werken en meedenken over de kwaliteit
van de leefomgeving in brede zin, zijn er echter een stuk minder. De Hollands-Utrechtse Vechtstreek kent al sinds
1936 zijn Vechtplassencommissie, samengesteld uit betrokken bewoners, maar is daarin vrij uniek. Instellingen
zoals welstandsorganisaties en architectuurcentra nemen die rol soms op zich en sommige wijk- en dorpsvereni-
gingen ontwikkelen zich in die richting. In gebieden waar zo’n organisatie actief is en een voldoende niveau van
deskundigheid op de been weet te brengen, loont het voor de overheid en andere partijen om die organisatie te
ondersteunen, bijvoorbeeld via projectsubsidies. In planvormingsprocessen kunnen overheden en private ont-
wikkelaars gebruik maken van de kennis, het enthousiasme en de betrokkenheid onder de deelnemers. Dat kan
debat opleveren, zelfs weerstand, maar uiteindelijk ook mooie plannen die in de betreffende gemeenschap in
goede aarde vallen.
Voorbeeld: Stichting IJsselhoevenEen aantal bewoners van ijsselhoeven, de karakteristieke boerderijen langs de IJssel in
Gelderland en Overijssel, vond elkaar in 2003 in de ambitie om hun hoeven op een
cultuurhistorisch verantwoorde wijze op te knappen. De boerderijen met hun erven en
hun schuren gingen achteruit, onder meer omdat een aantal hoeven de agrarische functie
verloor en het onderhoud kostbaar was. De bewoners organiseerden zich, ondersteund
door een adviseur voor het landelijk gebied en een medewerkster van de welstands-
organisatie Het Oversticht, en maakten een projectplan voor het herstel van de hoeven.
Dat was het begin van de Stichting IJsselhoeven, die zich in een paar jaar tijd ontwikkeld
heeft tot een organisatie die zich inzet voor de ruimtelijke kwaliteit van de hele regio.
Via onderzoeksprojecten en een steuncomité van vakexperts werkt de stichting in hoog
tempo aan een stevige kennisbasis, niet alleen van belang voor de stichting zelf, maar
ook voor ieder ander die betrokken is bij de regionale ontwikkeling. Bewoners met bouw-
of verbouwplannen kunnen er terecht voor advies. Bij grote projecten, zoals de droge
riviergeul die wordt aangelegd als noodafvoer voor de IJssel, stelt de stichting zich op
als kennisleverancier en gesprekspartner. Maar de oorsprong wordt niet vergeten: de
Stichting IJsselhoeven brengt nog steeds bewoners met elkaar in contact, bijvoorbeeld
via de marktplaats op haar website, waar mensen gietijzeren dakramen aanbieden of
vragen om zes staanders voor een te reconstrueren negentiende-eeuws bruggetje.
215 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen214 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Planologisch instrumentarium en monumentenzorgIn de juridische instrumenten die overheden tot hun beschikking staan, groeien het planologisch instrumentarium
en de monumentenzorg naar elkaar toe. In 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) ingevoerd en bij het
schrijven van dit boek heeft het kabinet een modernisering van de monumentenzorg in voorbereiding, onder
meer met het doel om de monumentenzorg meer gebieds- en ontwikkelingsgericht te maken.
De Wro stelt voor gemeenten, provincies en rijk een structuurvisie verplicht over de integrale ruimtelijke ontwikke-
ling van hun grondgebied, inclusief de wijze waarop deze gerealiseerd zal gaan worden. Zo’n structuurvisie kan op
abstract niveau een ambitie neerzetten, maar ook concreet aangeven welke karakteristieken van een gebied leidend
zijn bij nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast kunnen provincies op basis van de Wro een provinciale verordening
vaststellen (voor het rijk is dat een Algemene Maatregel van Bestuur). Daarin staat welke zaken van provinciaal
belang worden gevonden. Gemeenten moeten deze in hun bestemmingsplannen borgen. In zo’n verordening kan
het behoud van cultuurhistorische waarden geregeld worden, zoals Noord-Holland doet in de verordening voor de
Stelling van Amsterdam. Ook kunnen provincies in een verordening regels opnemen over de te volgen procedure
bij de totstandkoming van een bestemmingsplan, bijvoorbeeld dat daarin een inventarisatie van cultuurhistorische
waarden voor bepaalde gebieden opgenomen moet zijn. Overijssel werkt met zo’n procesgerichte verordening.
Ook een aan het bestemmingsplan gekoppeld beeldkwaliteitsplan biedt goede mogelijkheden om aan te geven
hoe de cultuurhistorie door moet werken in een nieuwe ontwikkeling. Een beeldkwaliteitsplan is vooral geschikt
als er een relatief uitgewerkt ontwerp ligt en veel individuele partijen (bewoners of investeerders) zich daaraan
moeten conformeren.
In het denken over de modernisering van de monumentenzorg wordt aangesloten bij de systematiek van de Wro. Om
een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, wil de
minister het Besluit ruimtelijke ordening aanpassen. Nu al moeten gemeenten bij het opstellen van een bestem-
mingsplan in beeld brengen of er archeologische waarden in het geding zijn en op basis daarvan een zichtbare afwe-
ging maken. Dat wordt straks verbreed naar cultuurhistorie. Verder willen de ministers van OCW en VROM een
rijksstructuurvisie opstellen voor de monumentenzorg, zonodig vergezeld van een Algemene Maatregel van Bestuur.
In de Wro is bovendien de Grondexploitatiewet opgenomen. Gemeenten hebben daarmee meer mogelijkheden
dan voordien om publieke voorzieningen te laten financieren vanuit de vastgoedontwikkeling. Bij het vaststellen
of wijzigen van een bestemmingsplan wordt nagegaan welke kosten aan de uitvoering zijn verbonden. Hieronder
vallen naast publieke voorzieningen bijvoorbeeld ook de onderzoekskosten om de cultuurhistorische en archeo-
logische waarden beter in beeld te brengen. Ook kosten voor ontwikkel- en ontwerpcompetities en prijsvragen
bestuurders binnen en buiten de gemeente en bij investerende partijen. Het debat is
niet verdampt, integendeel, een groter bewustzijn leidt ook tot een grotere alertheid
onder bewoners. Vooral grotere projecten voor woningbouw en bedrijfsontwikkeling
maken de tongen in de polder los. Maar de discussies spelen zich steeds af tegen de
gemeenschappelijke achtergrond van zorg voor het erfgoed.
De Beemster viert iedere vijfentwintig jaar de drooglegging in 1612. Tussenliggende jaren
zijn goed voor opwarmende festiviteiten, maar bij de 25-jarige jubilea pakt de polder-
gemeenschap groots uit. Het besef dat hun droogmakerij er niet zomaar een is, zit diep
in de cultuur van de Beemster bevolking. De toekenning van de Unesco-werelderfgoed-
status in 1999 heeft dat besef alleen maar gevoed. Maar ook in de Beemster maakt de
landbouw een proces door van schaalvergroting en verbreding en ook daar heeft de
klimaatverandering effect op de waterhuishouding. Hoe kunnen de cultuurhistorische
waarden een actieve rol krijgen in de dynamiek die zich hoe dan ook voordoet, op een
manier dat daar een breed maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak voor is en blijft?
De gemeente onderzocht dat in het project Des Beemsters. Zij deed dat in het begin door
sterk publieksgerichte activiteiten en is zich nadien meer gaan richten op afgebakende
ruimtelijke opgaven, vooral in het landelijk gebied. Voorbeelden zijn de waterberging, de
verpaarding en de schaalvergroting van boerenerven. In 2007, nadat de ontwikkelingsvisie
gereed was, werden de uitvoeringsprojecten en de bestendiging van het gedachtegoed
in handen gelegd van het gemeentelijke Bureau Des Beemsters. Dit biedt een platform
aan de bevolking en koppelt daaraan specifieke deskundigheid. Het blijft zeker tot en
met het vierhonderdjarig bestaan van de polder in 2012 (de beoogde einddatum van het
projectbureau) functioneren. Des Beemsters leidt tot een mindset bij de bevolking, bij
Voorbeeld: Bureau Des Beemsters
Historisch gezicht Horizontale stapeling Entree/BrugErfafscheiding
kunnen aan de grondexploitatie worden toegerekend. Als er zulke kosten zijn, moet er een exploitatieplan gemaakt
worden. Een gemeente kan een bijdrage van private ontwikkelaars vervolgens afdwingen. De Grondexploitatiewet
stimuleert echter expliciet dat ontwikkelaars al bij het opstellen van het exploitatieplan worden betrokken: op
basis van een structuurvisie kunnen een gemeente en een of meer ontwikkelaars een ‘anterieure overeenkomst’
sluiten, voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan.
217 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen216 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Meer dan zestienhonderd rijksmonumenten telt Maastricht. Maar een formeel verankerde
lijst van gemeentelijke monumenten is er niet. Rond 2004 werd overwogen om de ruwe
inventarisatie van waardevolle gebouwen alsnog in een formele monumentenlijst te gieten,
maar het debat daarover mondde uit in een andere oplossing. ‘Maastrichts Planologisch
Erfgoed’ is een bestemming geworden in het bestemmingsplan, bovenop de reguliere
bestemmingen zoals ‘wonen’ en ‘recreatie’. Maastricht was de eerste gemeente die voor
deze oplossing koos. In de praktijk betekent dit, dat geen bouw- of aanlegvergunning wordt
afgegeven voor een plan dat ten koste gaat van de cultuurhistorische betekenis. Doordat de
begripsbepaling ‘monument’ in de monumentenverordening is uitgebreid, zijn bouwinitia-
tieven in gebieden met de bestemming Maastrichts Planologisch Erfgoed eerder vergunning-
plichtig dan in reguliere situaties. Het voordeel is tweeërlei. Niet alleen gebouwen, maar ook
stedenbouwkundige ensembles, groen-
structuren, stadsgezichten en zelfs
straatmeubilair of afzonderlijke bomen
vallen onder de planologische bescher-
ming. Dat is een stap vooruit ten opzich-
te van de traditionele monumentenzorg,
die sterk op gebouwen is georiënteerd.
Voorbeeld: het bestemmingsplan in Maastricht
L e e s t i pwww.vrom.nl
Op de website van het ministerie van VROM is
alles te vinden over de nieuwe Wet ruimtelijke
ordening met daarin opgenomen de
Grondexploitatiewet.
De Zaan is een uitstalkast van industrieel erfgoed. Vooral de productie en verwerking
van levensmiddelen kleurt de oevers: cacao, glucose, rijst, et cetera. Maar de ene na de
andere fabriek sluit. Na enkele, op zichzelf succesvolle, ombouwoperaties tot apparte-
mentencomplexen besloot de gemeente Zaanstad dat het economische karakter van de
rivieroevers ook in het gebruik behouden moet blijven. De Zaan mag geen puur woon-
gebied worden. De gemeente stimuleert de vraag naar hergebruik met twee maatregelen.
Ten eerste, door elders geen planologische ruimte meer te bieden aan nieuwe bedrijven-
terreinen. En ten tweede door de industriële panden een status als gemeentelijk monu-
ment te geven. Met dit laatste verzekert de gemeente zich van een plek aan tafel bij de
ontwikkeling van een gebouw waar zij geen eigenaar van is.
Voorbeeld: schaarste als drukmiddel in Zaanstad
Welstandsbeleid en kwaliteitsafsprakenDe welstand is traditioneel het instrument waarin in Nederland de kwaliteitszorg is georganiseerd. Sinds 2003 zijn
gemeenten die een welstandsbeleid voeren, verplicht om een welstandsnota op te stellen. Burgers kunnen daarin
vinden welke ambities de gemeente heeft en waarop bouwinitiatieven worden getoetst. In veel van deze nota’s is de
cultuurhistorische identiteit van wijken, buurten en streken benoemd als een kwaliteit die de gemeente wil behouden.
De laatste jaren doet zich bovendien een verbreding van de welstandszorg voor, waarbij er een relatie wordt gelegd
met de ruimtelijke ordening en landschapsbeheer. Welstandscommissies groeien samen met monumentencom-
missies uit tot adviescommissies voor de ruimtelijke kwaliteit. Deze worden niet alleen geraadpleegd bij bouw-
aanvragen, maar ook steeds vaker bij bestemmingsplannen en stedenbouwkundige plannen.
Toetsing achteraf maakt steeds vaker plaats voor advies en inspiratie aan het begin van een planontwikkeling. De
welstandscommissie kan daar een rol in hebben, maar niet per se. Zo’n kwaliteitsadvies vooraf komt steeds vaker van
zogeheten kwaliteitsteams die daarvoor speciaal in het leven zijn geroepen. Deze teams van deskundigen, meestal multi-
disciplinair van samenstelling, adviseren bij ruimtelijke ingrepen over de na te streven kwaliteit of buigen zich over trends
in het ruimtegebruik. Een kwaliteitsteam kan bijvoorbeeld worden opgezet voor een grootschalig en complex trans-
formatieprogramma (zoals is gebeurd bij de Rijkswerf Willemsoord in Den Helder), voor een cultuurhistorisch ensemble
zoals de Nieuwe Hollandse Waterlinie of in een hele provincie, om te adviseren over nieuwe ruimtelijke vraagstukken.
Als er veel partijen betrokken zijn bij een ontwikkeling kan het lonen om een convenant te sluiten met alle betrokkenen
over behoud van objecten, structuren en elementen of over het te behalen kwaliteitsniveau. Afspraken vooraf kunnen
dan ook de vorm aannemen van een vaste normstelling, bijvoorbeeld over wat minimaal behouden moet blijven of
over objectief vast te stellen criteria zoals bouwhoogtes of – materialen. Als de normstelling eenduidig genoeg is, is
een welstandscommissie of kwaliteitsteam niet nodig – althans niet om deze normstelling te handhaven.
219 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen218 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Het tweede voordeel is dat de systematiek ruimte biedt voor gradaties in beschermings-
niveaus. Voor gebouwen is bijvoorbeeld een onderscheid mogelijk tussen dominante pan-
den, die integraal worden beschermd, en beeldondersteunende panden, waarvan alleen vanaf
de straat zichtbare gevels worden beschermd. Het bestemmingsplan voor Oud-Caberg en
Malberg had de primeur. In 2005 werd hierin voor het eerst de dubbelbestemming
‘Maastrichts Erfgoed’ officieel vastgesteld.
“Ik heb natuurlijk vaak gedacht: het is een oud
ellendig ding dat vreselijk duur is, kunnen we daar
niet een keer per ongeluk met de trekker doorheen
rijden. Dat gaat wel door je hoofd heen. Maar slopen
mag niet, daar krijg je geen vergunning voor.”
Simon de Koning uit Kamperland, die zijn boerenschuur nu wil ombouwen
tot een bedrijfsverzamelgebouw voor creatieve ondernemers en daarmee een
voorbeeld stelt in het hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing,
op YouTube (te benaderen via www.youtube.com/boerenbouwen).
Discours: veel of weinig uitbreidingsruimte?
De manier waarop de ruimtelijke ordening in Nederland is georganiseerd,
nodigt projectontwikkelaars ongewild uit tot speculatieve grondaankopen
en concurreren op prijs. Volgens veel betrokkenen uit zowel de publieke
als de private sector, is het beter om ze te laten concurreren op kwaliteit.
Maar hoe? Is de aangewezen manier om als overheid de planologische
ruimte pas te geven op het moment dat een ontwikkelaar een plan kan
overleggen dat aan alle beeldkwaliteits- en andere eisen voldoet? Het voor-
deel hiervan is dat de overheid kwaliteitsgaranties inbouwt zonder zelf
over de grond te hoeven beschikken, maar daar staat een grotere planologi-
sche onzekerheid tegenover. Daardoor kan het bouwtempo onder druk
komen te staan. Of moet een overheid harde planologische restricties
stellen aan stedelijke uitbreidingen en die stringent handhaven, en de
woningbouwproductie strak programmeren? Dat biedt een goede uitgangs-
positie om het landschap te sparen en de grondprijs buiten de stad te
beheersen. De verdere borging van de kwaliteit is dan afhankelijk van een
vruchtbare publiek-private samenwerking en het functioneren van het
welstandstoezicht en een eventueel kwaliteitsteam.
“Het plan is doorspekt van cultuurhistorie en daar-
mee ook een geweldig resultaat van alle tot nu toe
geleverde inspanningen. Tegelijkertijd ontbreekt het
inzichtelijk maken van eventuele breekpunten. Het
plan zou moeten aangeven wanneer de standvastige
lijn niet meer herkenbaar is, wanneer het Romeinse
Quartier met zijn grid niet meer als Romeins wordt
ervaren en wanneer het Fort Krayenhoff niet meer als
strategisch punt kan functioneren.”
Yana van Tienen over het Masterplan Waalfront in ‘Nijmegen ontwikkelt; cul-
tuurhistorie aan de Waal’, uitgeverij Thoth, Bussum 2007
221 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen220 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
In Middag-Humsterland is de samenwerking tussen partijen met verschillende belangen tien
jaar geleden vastgelegd in een convenant. Middag-Humsterland is een bijzonder, middel-
eeuws wierdenlandschap in het westen van Groningen. Maar door natuurlijke processen en
agrarische ingrepen wordt dit landschap steeds minder goed herkenbaar. In 1998 sloot de
gebiedscommissie een convenant af. In deze commissie, onder voorzitterschap van de pro-
vincie, zijn in principe alle gebruikers en belanghebbenden van het gebied vertegenwoordigd.
Het convenant bevatte afspraken over landschapselementen die behouden moeten blijven
en landschapselementen die kunnen worden aangepast als de agrarische bedrijfsvoering
daar baat bij heeft. Veel aandacht ging uit naar de sloten: welke sloten boeren zouden mogen
dempen en onder welke voorwaarden. Verder werden afspraken gemaakt over het gebruik
van cultuurhistorische verbindingen (zoals kerkenpaden) als fiets- of wandelpad en over het
herstel van een aantal dijkdelen en wierden. Omdat de partijen in de gebiedscommissie
gezamenlijk verantwoordelijk waren voor de uitvoering van het convenant, heeft het goed
gewerkt. Maar nu er enige jaren verstreken zijn, treden er ontwikkelingen op waarin het
convenant niet voorziet. De schaalvergroting in de landbouw maakt een nieuwe slag, er ver-
scheen een kippenboerderij en steeds meer agrarische bebouwing raakt leeg en vervallen.
Het slotenbeleid is bovendien aan een actualisatie toe. Dat levert soms stevige discussies
op. Maar dankzij de gezamenlijke prestatie van de tien jaren daarvoor, erkennen de partijen
elkaars belang en zijn ze in staat om constructief naar een nieuwe oplossing toe te werken.
Voorbeeld: convenant in Middag-Humsterland De provincie Noord-Holland verplicht gemeenten die willen uitbreiden in het landelijk
gebied tot het opstellen van een beeldkwaliteitsplan. Het beeldkwaliteitsplan moet ten
minste aandacht besteden aan vijf punten: de ontwikkelingsgeschiedenis, de ordenings-
principes van het landschap, de bebouwingskarakteristieken, de inpassing in de wijdere
omgeving en de bestaande kwaliteiten van het gebied. Aandacht voor de cultuurhistorie
wordt hiermee afgedwongen, zowel in het beeldkwaliteitsplan zelf als in bijvoorbeeld de
bouwplannen die eraan getoetst worden. Het systeem werkt echter alleen als er ook aan
het beeldkwaliteitsplan zelf kwaliteitseisen kunnen worden gesteld, bijvoorbeeld over
de diepgang en het proces van totstandkoming.
De juridische basis voor deze aanpak lag tot 2008 in de verplichte toetsing van
bestemmingsplannen door de provincie. Provinciale goedkeuring kon alleen worden
verkregen als er aan het bestemmingsplan een deugdelijk beeldkwaliteitsplan was
gekoppeld. De juridische constructie onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is op
het moment van schrijven nog niet uitgewerkt, maar de instrumenten van de structuur-
visie en de provinciale verordening bieden aanknopingspunten.
Een voorbeeld van een beeldkwaliteitsplan is dat van de gemeente Andijk, gelegen
aan de Westfriese Omringdijk. HzA Stedenbouw en Landschap dat het beeldkwaliteits-
plan heeft opgesteld, heeft het plangebied ingedeeld in negen deelgebieden. Voor elk
Voorbeeld: beeldkwaliteitsplannen in Noord-Holland
Verankering in het dagelijkse werkproces
Buiten het bestek van een enkel project, maar wezenlijk voor de continuïteit, is de verankering van de relatie tussen
cultuurhistorie en ruimtelijke dynamiek in de werkprocessen van een organisatie of in de organisatie zelf. Als cultuur-
historisch onderzoek een vast onderdeel van een planproces wordt, is aandacht voor de cultuurhistorie in de planont-
wikkeling gegarandeerd – hoewel nog niet de mate van doorwerking. Bij grotere projecten kan dat bijvoorbeeld door de
cultuurhistorie in te bedden in milieueffectrapportages en maatschappelijke kosten-batenanalyses. Voor kleinere projec-
ten zijn ook andere instrumenten voorhanden, zoals een cultuurhistorische effectrapportage. Maar ook onderlinge
contacten kunnen belangrijk zijn om het begrip tussen beide disciplines te vergroten en de beide werelden dichter bij
elkaar te brengen.
Organisatorische en procesmatige verankeringBij provincies en gemeenten zijn de werelden van de monumentenzorg, landschap en ruimtelijke ordening vanouds
gescheiden domeinen. Dat verhindert een goed onderling contact, ook informeel, en een gelijkgestemdheid in
ambities. Het risico bestaat dat de afdeling cultuurhistorie daardoor vooral voorwaarden stelt aan de planvorming
in plaats van dat zij de krachten kan bundelen met de plannenmakers. De ervaring leert dat de koppeling tussen
cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling beter tot zijn recht komt, wanneer de plannenmakers en de cultuur-
historici binnen één dienst of afdeling zitten en elkaar liefst ook in het informele circuit regelmatig tegenkomen.
223 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen222 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Nabijheid zal echter niet voor alle type organisaties het sleutelwoord zijn. Bij sommige organisaties ligt die
ingang bij de procedures die gevolgd worden. Dat is vooral een geschikte manier van werken voor overheden die
gewend zijn te werken met vaste procedures of protocollen. Zo was de cultuurhistorie in de gemeente Eibergen
(inmiddels opgegaan in de fusiegemeente Berkelland) opgenomen als rubriek in projectprocedures.
“Het team praat met ondernemers, maakt
voorbeelden en zoekt naar spelregels die verankerd
kunnen worden in de provinciale structuurvisie.
In die volgorde. Bij nieuwe opgaven kun je ruimtelijke
kwaliteit niet op voorhand afdwingen met
planologische regelingen.”
Landschapsarchitect Rik de Visser, lid van het Kwaliteitsteam Zeeland,
over de omgang met een nieuw verschijnsel zoals de aquacultuur, in
‘Er komt iets van de grond, met opdrachtgevers in het landelijk gebied’,
Architectuur Lokaal, Amsterdam 2009
daarvan is een beschrijving gemaakt van de ontwikkelingsgeschiedenis, de manier
waarop die beleefd wordt, de functionele en culturele betekenis en de ontwikkeling van
de laatste jaren. Daaruit zijn aandachtspunten voor de beeldkwaliteit afgeleid.
Een historisch stadje in een prachtig rivierenlandschap, met relatief gave onderdelen
van de Nieuwe Hollandse Waterlinie binnen de gemeentegrenzen. Een wethouder en een
burgemeester met een meer dan gemiddelde belangstelling voor ruimtelijke ontwikkeling
en cultuurhistorie. En een groots project dat moet leiden tot een betere entree van de
stad vanaf de rivier de Lek, de herontwikkeling van een voormalig industrieterrein, de
aanleg van een jachthaven en natuurontwikkeling in de uiterwaard, tegelijk met een
verruiming van de rivierbedding of versterking van de dijken. Alle seinen staan op groen
in Culemborg. Maar de gemeente beseft ook dat dit niet voortdurend het geval zal zijn.
Daarom wordt niet alleen gewerkt op projectniveau, maar ook aan een structurele inbed-
ding in de organisatie. Cultuurhistorie moet integreren in alle beleidsterreinen, van welzijn
tot publiekszaken en van ruimtelijke ordening tot onderwijs. Een vroegtijdige inbreng in
de werkprocessen en een brede kennis van de cultuurhistorie zijn daarvoor de belang-
Voorbeeld: Culemborg
225 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen224 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Verankering in Milieueffectrapportage en Maatschappelijke kosten-batenanalyse
Bij grotere projecten is aandacht voor de cultuurhistorie verzekerd via de m.e.r. (milieueffectrapportage). De
Europese richtlijnen voor de m.e.r. en de Wet Milieubeheer benoemen effecten op de cultuurhistorie expliciet als
milieueffecten, en daarom als verplicht onderdeel van een m.e.r. Daarnaast wordt de maatschappelijke kosten-
batenanalyse steeds vaker ingezet om effecten van een plan of planvarianten te meten en zo de besluitvorming
te ondersteunen. Het ligt voor de hand om ook daarin de cultuurhistorie een rol te geven.
In een m.e.r. gaat het bijvoorbeeld om doorsneden zichtlijnen, verstoorde landschappen, verdroogde archeologische
vindplaatsen, vernietigde objecten, of in positieve gevallen een verbeterde herkenbaarheid, een versterkte beleving
of de restauratie van historische objecten. Uit oogpunt van behoud zijn dat belangrijke conclusies. Uit oogpunt
van integratie van cultuurhistorische waarden in actuele opgaven, zijn ze echter niet voldoende. Dit verandert
op het moment dat aan de planalternatieven een cultuurhistorische variant wordt toegevoegd, analoog aan de
‘meest milieuvriendelijke variant’ die een vast onderdeel in een m.e.r. is. Zo’n cultuurhistorische variant is
gericht op de potentie van cultuurhistorische waarden als leidraad voor de ingreep, naast het behoud ervan.
Een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) richt zich vooral op welvaartseffecten. Hieronder vallen bij-
voorbeeld woongenotswaarde, belevingswaarde en financiële opbrengsten. Een MKBA is niet compleet zonder
cultuurhistorische waarden, al was het maar vanwege de bijdrage daarvan aan verschillende vormen van wel-
vaart. Het analyse-instrument wordt onder meer ingezet om een investeringsbeslissing te onderbouwen (keuze
tussen projecten) of om binnen een planontwikkeling verschillende alternatieven te vergelijken. Bij planontwik-
kelingen komt de cultuurhistorie het best tot zijn recht als er een aparte cultuurhistorische variant wordt mee-
genomen in de vergelijking. Qua welvaartsstijging zal een cultuurhistorisch alternatief het niet altijd op kunnen
nemen tegen met name een economisch geoptimaliseerd alternatief. Een dergelijke exercitie toont echter wel
vaak aan dat er onvermoede baten zijn die verband houden met de cultuurhistorie, die toe- of afnemen dankzij
een ingreep. Deze baten blijven op dit moment vaak buiten beeld in besluitvormingsprocessen. Inzicht in deze
baten kan de besluitvorming doen kantelen en inspireren tot een meer kwalitatief alternatief.
Al in 1995 maakte de gemeente Utrecht voor het eerst een ‘cultuurhistorische effect-
rapportage’ (cher) voor de uitbreidingswijk Leidsche Rijn. De cher is in Utrecht inmiddels
uitgegroeid tot een verplicht instrument, voor zowel kleinschalige als grootschalige
ontwikkelingen. In 1995 bestond de cher nog uit een beschrijving van de bestaande
situatie en de daarin aanwezige cultuurhistorische waarden, met een daaruit afgeleide
cultuurhistorische waardekaart. Het instrument heeft zich sindsdien geëvolueerd tot
een integraal onderdeel van de planvorming. Van meet af aan wordt de kwaliteit die de
cultuurhistorie kan toevoegen aan de planvorming bij het onderzoek betrokken. Er worden
ontwerpers bij ingeschakeld en de resultaten worden zo gepresenteerd dat ontwerpers
en plannenmakers ermee verder kunnen.
Voorbeeld: de cultuurhistorische effectrapportage in Utrecht
“We kampten met een imagoprobleem. Men zag ons
als de club van wie niks mag. De ontwerpende
disciplines hebben zich eigen moeten maken dat
cultuurhistorie een belangrijke, niet beperkende
maar medebepalende factor is.”
Evert Leusink, teamleider archeologie en monumenten bij de gemeente
Apeldoorn, in Belvedere Nieuws nummer 25.
L e e s t i p‘Levend verleden; een reflectie op inzet en
handelen cultuurhistorische sector in Leidsche
Rijn e.a. casussen’, Projectbureau Belvedere,
de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en
de gemeente Utrecht, 2008.
In deze publicatie is een analyse gemaakt van
de manier waarop de cultuurhistorische
ambitie voet aan de grond heeft gekregen en
gehouden bij de ontwikkeling van de Vinex-
locatie Leidsche Rijn in Utrecht. Die bevindingen
zijn vervolgens gespiegeld aan andere grote
ruimtelijke projecten. De publicatie is te vinden
op de website www.belvedere.nu.
rijkste middelen. Op de afdeling ruimtelijke ordening werken inmiddels twee cultuur-
historici, in de verwachting dat beide disciplines daardoor naar elkaar toe zullen groeien.
Voor grotere ruimtelijke projecten wordt een cultuurhistorische effectrapportage opge-
steld. De gemeente voert bovendien een actief communicatiebeleid, om de waarde van
het erfgoed te laten doordringen tot in de haarvaten van de Culemborgse gemeenschap.
L e e s t i p‘Handreiking cultuurhistorie in m.e.r. en
MKBA’, Witteveen + Bos i.o.v. Projectbureau
Belvedere en de Rijksdienst voor het Cultureel
Erfgoed, juni 2008.
Handreiking voor MER- en MKBA-makers en
hun opdrachtgevers. De handreiking biedt
inzicht in de vraag om welke mogelijke effecten
het gaat en hoe deze in beeld gebracht kunnen
worden.
Kennis verduurzamen
Een onderzoek dat is uitgevoerd voor een concreet planvormingsproces heeft daarna zijn waarde niet verloren.
Binnen hetzelfde plangebied ontstaan in de (nabije) toekomst als vanzelf beheer- en inrichtingsvraagstukken of
nieuwe transformatieopgaven. De eerdere onderzoeksresultaten komen dan goed van pas. Ze vertellen een ver-
haal over het gebied of het gebouw. Bovendien hebben ze eerder bijgedragen aan een breder bewustzijn over de
kwaliteiten van de leefomgeving bij professionals en het publiek. Ook dat is het behouden waard.
Boodschap en mediumBeleidsdocumenten als structuurvisies en cultuurhistorische waardekaarten hebben een beperkt bereik en soms
een beperkte houdbaarheid. Ze zijn belangrijk, maar helpen niet om de ontdekte gebiedsidentiteiten vast te leggen
in het collectieve bewustzijn. Onderzoeksrapporten is eenzelfde lot beschoren. Om een breed publiek aan te spreken,
komen andere middelen meer in aanmerking: een inspirerend boek, een dvd met een animatie of documentaire,
een kwartetspel, rondleidingen, een vernieuwende website of informatiepanelen in de openbare ruimte.
De kans dat de boodschap blijft hangen, wordt groter als deze is samengevat in een of meer pakkende noties die
zich gemakkelijk laten navertellen: “In de Utrechtse Vechtstreek zijn geen twee huizen gelijk. Dat komt omdat
men elkaar daar al generaties lang naar de kroon probeert te steken.” Eenvoudige, maar overtuigende bouwregels
kunnen op eenzelfde manier de ronde doen en zich nestelen in het collectieve bewustzijn van een gemeenschap:
“Schuren liggen hier in het verlengde van de boerderij”, “hoekpanden hebben hun voorgevel hier aan de gracht en
niet aan de zijstraat of op de hoek”. Voor de toelichting en nuancering kan worden teruggevallen op rapporten,
boeken en websites.
227 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen226 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
De bebouwing van Urk heeft de grenzen van het voormalige eiland al bij voorgaande
uitbreidingen overschreden. Urk bouwt verder in de Noordoostpolder. Bij de meest
recente uitbreiding ontstond de wens om die afwijkende historische achtergrond zicht-
baar te maken in de stedenbouwkundige structuur en het bodemarchief te ontzien.
In het structuurbeeld voor een van de deelgebieden was die aansluiting onvoldoende
aanwezig. Dat kwam naar voren uit de milieueffectrapportage, waarin dit een expliciet
aandachtspunt was. Voor dit deelgebied is vervolgens een cultuurhistorische variant
opgesteld. De typerende verkavelingstructuur van de Noordoostpolder is hierin her-
kenbaar, hoewel de oriëntatie van de kavels juist op deze locatie afwijkt van de verdere
polderstructuur. Het ontwerp van deze variant reageert daarnaast op de voormalige
loop van de Overijsselse Vecht, die hier in de steentijd stroomde, en de rivierduinen die
in de bodem herkenbaar zijn. De verschillende cultuurhistorische lagen zijn samenge-
bracht in één ‘mogelijk integratiemodel’, dat zo is genoemd omdat de lagen niet syn-
chroon bleken te lopen en dus ook binnen de cultuurhistorische variant keuzes
noodzakelijk maakten. Het integratiemodel heeft doorgewerkt in het definitieve ontwerp.
Voorbeeld: Cultuurhistorische variant in Urk
Voorbeeld: kwartetspel IJsseldeltaEen populair medium om het bewustzijn bij een breed publiek te bevorderen en te
bestendigen, is het gezelschapsspel. Het kwartetspel is een relatief eenvoudig uit te
voeren vorm, die ook gelegenheid geeft om korte toelichtingen op de kaarten te zetten.
Kwartetten met het Nationaal Land-
schap IJsseldelta geeft bijvoorbeeld de
gelegenheid om vier gemalen, vier
kerken of vier mooie uitzichtspunten
bij elkaar te verzamelen. Andere streken
en steden etaleren hun kwaliteiten bij-
voorbeeld in een monopolyspel of in
een virtuele game.
L e e s t i p‘Parade van de verbeelding, methodieken voor
de verbeelding van cultuurhistorie’, Project-
bureau Belvedere, Utrecht 2007 (als pdf te
vinden op www.belvedere.nu).
Deze waaier geeft plus- en minpunten, toepassin-
gen en mogelijke variaties aan voor acht media die
een boodschap kunnen overbrengen: het verhaal,
het boek, de kaart, de prent, de tijdbalk, de film,
het model of buiten (de stad of het landschap zelf).
229 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen228 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Het project ‘Plan je eigen ruimte’ is ontwikkeld om aardrijkskundeleerlingen in de
Tweede Fase van Havo en VWO aan de slag te laten gaan met hun eigen woonomgeving.
Leerlingen doen onderzoek naar een ruimtelijk vraagstuk met een cultuurhistorische
dimensie dat in hun eigen regio speelt. Via een digitale leeromgeving hebben ze toe-
gang tot historische bronnen, beleidsstukken en kaartmateriaal. Daarnaast gaan de
leerlingen het veld in. Op basis van het onderzoek maken ze een eigen inrichtingsplan,
waarin ze cultuurhistorische elementen verwerken. ‘Plan je eigen ruimte’ is ontwikkeld
door Erfgoedhuis Utrecht in opdracht van Erfgoed Nederland en het Projectbureau
Belvedere, en is inmiddels in beheer bij twaalf provinciale organisaties. Zij hebben elk
een ruimtelijke opgave geselecteerd en daaromheen een onderwijsprogramma voorbe-
reid. Zo biedt de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland een programma aan rond de orga-
nische groei van Zeeuwse dorpen en heeft het Limburgs Museum een programma
opgezet over de reconstructie van de zandgronden. Informatie over het project is te vin-
den op www.planjeeigenruimte.nl.
Voorbeeld: Plan je eigen ruimte Het ‘dorpspaspoort’ dat het bureau Noordpeil heeft ontwikkeld, bevat in een paar kaartjes
en korte teksten de cultuurhistorische en landschappelijke dragers van een dorp. Een
korte beschrijving, kaartjes van het groeiproces, en vooral een analyse van de kwaliteits-
dragers geven een beeld waarop bij toekomstige opgaven teruggegrepen kan worden.
Daardoor behoeft niet bij iedere opgave opnieuw een speurtocht naar de identiteit van
het dorp te worden ingezet. Wel blijft het bij een nieuwe opgave nodig om te bezien of
de informatie nog actueel is.
Voorbeeld: het dorpspaspoort in Friesland
Jeugd- en onderwijsprogramma’sHet heeft twee grote voordelen om kennis te verspreiden via de jeugd. Ten eerste zijn de kinderen of jongeren de
mensen die de ruimtelijke ontwikkeling in de nabije toekomst bepalen. Ten tweede kunnen via de kinderen de
ouders worden bereikt. Binnen een specifiek project kunnen scholieren bijdragen aan het belevingsonderzoek,
door hen te laten nadenken over de eigen leefomgeving en de toekomst daarvan. Maar ook los van concrete pro-
jecten liggen er mogelijkheden. Zo kent de Utrechtse Vinexwijk Leidsche Rijn een club van jonge archeologen:
Graaf Junior. Onder begeleiding van de stadsarcheologen maken de jonge Leidscherijners kennis met de voorge-
schiedenis van hun woonomgeving en het werk van een stadsarcheoloog.
231 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen230 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
In Gouda mochten scholieren hun visie geven op de toekomst van de historische binnen-
stad, nadat zij zich eerst hadden verdiept in het verleden van hun woonomgeving. Dat
gebeurde als onderdeel van de Week van de Binnenstad, waarin ook andere publieks-
activiteiten waren georganiseerd. Een aantal van de jonge plannenmakers vond de Goudse
binnenstad in vergelijking met vroeger nogal doods en saai. Ze wilden die levendigheid
terug: meer terrasjes en vrijetijdsvoorzieningen, het openmaken van een gedempte gracht,
wonen op het water, bebouwde bruggen, hergebruik van gebouwen uit de jaren zeventig
en, niet te vergeten, een onderwaterpark. Het leerlingenproject was georganiseerd door
het Gouds architectuurcentrum grAp en het Erfgoedhuis Zuid-Holland, de Week van de
Binnenstad door de gemeente Gouda.
Voorbeeld: Gouda, Week van de binnenstadHet kasteelterrein onder de Zernikelaan in Groningen was eeuwenlang aan het oog en
het geheugen onttrokken. Eind jaren negentig wilde de gemeente de geschiedenis weer
zichtbaar maken en de sporen van onder meer het kasteel, een klooster en een galgen-
veld integreren in een op deze plek te realiseren bedrijvenpark. Zo is onder meer een
middeleeuwse toegangsweg gereconstrueerd. Onderdeel van dit plan was een poëzie-
wedstrijd, uitgeschreven door de gemeente Groningen en het Centrum Beeldende
Kunst. Vier winnende gedichten zijn uitgestanst uit stalen platen in de vorm van de
handen van de dichters en op palen in het landschap geplaatst. Deze gedichten markeren
de locatie van het vroegere kasteel Selwerd. De dichters lieten zich inspireren door de
cultuurhistorie in het landschap langs de Paddepoelsterweg en andersom verrijken de
gedichten het landschap: passanten zien het landschap door het gedicht heen.
Voorbeeld: Zernike, Groningen
KunstKunstenaars zijn in staat om met bescheiden middelen blijvend de aandacht te vestigen op de geschiedenis of
andere bijzondere eigenschappen van een gebied. Kunst is daarmee een kansrijke methode om de resultaten van
met name identiteitsvinding voor langere tijd op het netvlies te houden.
232 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
“polderwachter (de ~) 0.1 Wandelend kunstwerk van
beeldend kunstenaar Marcel Bleekendaal. 0.2 Een
boswachter zonder bos. 0.3 Een Hollandse indiaan.
In de zin van een oorspronkelijk bewoner
(de polderwachter komt uit een van de oudste
polders van Nederland) en iemand die het polder-
landschap kan ‘lezen’. 0.4 In België is nog een aantal
polderwachters actief. Zij zijn echter geen
kunstenaars maar muskusrattenvangers.”
Uit: ‘De Polderwachtergids’, Centrum Beeldende Kunst Utrecht, 2009.
Marcel Bleekendaal doet hierin verslag van zijn werkzaamheden als polder-
wachter, onderdeel van het kunstenprogramma Zangsporen dat het
grootschalige en langlopende herinrichtingsproject De Venen voor het
veenweidegebied in het noorden van het Groene Hart begeleidde.
De polderwachter exploreert het polderlandschap, verwerkt zijn bevindingen
in een verhaal en deelt dit verhaal met zijn gasten die hij meeneemt
de polder in.
235 – Belvedere.nu / xxxxxxxxxx
Indexen
237 – belvedere.nu / Indexen236 – belvedere.nu / Indexen
H
151, 122, 94,126, 200, 120
20118
178
30
217
o 161
o 138
184
118127
66
176
o 214
177
180
170
223
175, 156, 28
52
131
159o 153
77
135
o 228
189
78
230
o 204
147
o 48
72231
123
90
185
173
36
190
4258
157
o 213
o 227
o 119
181
o 206
o 186
o 186
o 160
o 220
o 42
54
150166
o 167
o 221
o 205
o 199
197
169
181
o 24
124
226
60, 224, 134, 129, 172
o 30
145
84
216
202
139
o 229
o 153
0 20kmgebieden met sectorale cultuurhistorische waarden en/of sectoraal hoge waarden
gebieden met hoge gecombineerde cultuurhistorische waarden
gebieden met hoge cultuurhistorische waarden van universeelbelang geplaatst op de lijst Werelderfgoed van de UNESCO
de Limes, grens van het Romeinse rijk
in cultuurhistorisch opzicht belangrijkste steden
Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland
Bron
: Bel
vede
re 1
999
A1 – A1-project OverijsselAlblasserwaard – Vijfheerenlanden– Stichting Boerderij en ErfAlmere – StadstuinenAmersfoort – WagenwerkplaatsAmersfoort – OliemolenkwartierAmsterdam – BellamyatlasAmsterdam – BerlageblokkenAmsterdam – GWL-terreinAmsterdam – Nieuw Leven voorOude GebouwenAmsterdam – Olympisch StadionAmsterdam – Oostenburgereiland Annerveenschekanaal – Daip GrevelingskanaalArnhem – ‘t VensterBeemster – Des BeemstersBerkel en Rodenrijs – Westpolder-BolwerkBolsward – BroerekerkCrailo – ZanderijCulemborg Den Bosch – BinnendiezeDen Bosch – Versterkt Den BoschDen Haag – Haagsche Bluf/ObrechtstraatDeventer – GeertruidentuinDeventer – RivierenwijkDeventer – Rivierverruiming bij De WorpDordrecht – Dordtse KleurenEde – Doesburger EngEindhoven – LakerlopenEmmen – Emmen RevisitedEnschede – Twentse SchouwburgFriesland – dorpspaspoort Gelselaar – ontwikkelingsvisie Gemert – Snelle LoopGouda – Week van de binnenstadGroene Woud – streekrekening Groenlo – Groenlo VestingstadGroningen (prov.) – landschappelijkagrarisch bouwen Noord-GroningenGroningen (stad) – PaddepoelZuidwestGroningen (stad) – Zernike Haaksbergen – WaterzuiveringsparkHet LankheetHalfweg – SugarCity
Heemskerk / Beverwijk – waterof-fersteentjes Broekpolder Heerenveen – Oranjewoud Hengelo – Hart van ZuidHoogvliet – WiMBY!Houten – Gedekte GemeenschapswegHouten – Kasteel HeemstedeIJlst – schaatsfabriek NooitgedagtIJssel – Stichting IJsselhoevenIJsseldelta – kwartetspel Kempenland / De Hilver – ZandpadenKraggenburg – Waterloopbos Limburg – Bouwkavel op Maat plusLimesMaarssen – Op BuurenMaastricht – BestemmingsplanMastenbroek – l’Essence de MastenbroekMiddag-Humsterland – convenant Nieuwe Hollandse WaterlinieNieuwegein – Huis de WiersNijmegen – HessenbergNijmegen – WaalfrontNoord-Brabant – OntwerpatelierBrabantstadNoord-Holland – BeeldkwaliteitsplanOoijpolder – landschapsveiling Overijssel – knoopervenRenswoude – BeekweideSint Pancras – TwuyverhoekSoesterberg – vliegbasisStrubben-Kniphorstbosch – inrichtings- en beheerplan Terneuzen – Quick scanUrk – uitbreidingUtrecht – Leidsche Rijn / CHER
Utrecht – Mariaplaats Utrecht – RobijnhofUtrecht – stadhuisVechtstreek – VechtVisieWesterbork – herinneringscentrumWoerden – Castellum enHooghwoertZaanstad – industrieel erfgoedlangs de ZaanZijtaart – kloosterZutphen – bouwdoos voor het landschap
Algemeen – korrelmethodiek bijdorpsuitbreidingenAlgemeen – Plan je eigen ruimteAlgemeen – Wikken en wegen inwaardevolle wijken
lokaal
regionaal, provinciaal, nationaal
161.138.
184.118.127.151.122.94.126.
200.120.66.
176.214.177.
180.170.223.201.18.178.
175.156.28.
52.131.159.77.135.228.189.78.230.204.147.48.
72.
231.123.
90.
185.
173.36.190.42.58.157.213.227.119.181.206.186.30.217.160.
220.42.54.150.166.167.
221.205.199.197.169.181.24.
124.226.60./224.134.129.172.30.145.84.
216.
202.139.
.
Index projecten geografisch153.
229.153.
met paginacijfers
239 – belvedere.nu / Indexen
De ervaringen die binnen verschillendeprojecten zijn opgedaan vormen de kennis-basis van dit boek. In het boek wordtnaar de volgende 85 projecten verwezen:
p. 161A1 – A1-project OverijsselOpdrachtgever: Kunstenlab,Kunstvereniging Diepenheim en AkkuH Uitvoering:diversekunstenaars, TAUW bvwww.a1-project.nl
p.138Alblasserwaard – Vijfheerenlanden- Stichting Boerderij en ErfOpdrachtgever en uitvoering: StichtingBoerderij & Erf Alblasserwaard-Vijfheerenlandenwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)
p. 184Almere – StadstuinenOpdrachtgever en ontwerp: gemeenteAlmere‘Stadstuinen Almere Hout, belvedere-project’, gemeente Almere, 2006www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)
p. 118Amersfoort – WagenwerkplaatsOpdrachtgever masterplan: NS VastgoedOntwerp masterplan: Must StedebouwSamenwerkingspartners:Burgerinitiatief Wagenwerkplaats engemeente Amersfoortwww.wagenwerkplaats.euwww.nederlandbovenwater.nlCees Anton de Vries en Josje Kuenen,‘Het wonder van de Wagenwerkplaats’,Habiforum, Gouda
p. 127Amersfoort – OliemolenkwartierOpdrachtgever: gemeente AmersfoortUitvoering: Amersfoort Creatieve Stadi.s.m. o.m. BOEiwww.oliemolenkwartier.nlJ. Saris e.a., ‘Nieuwe ideeën voor oudegebouwen’, NAi-uitgevers, Rotterdam2008
p. 151Amsterdam – BellamyatlasUitvoerder: Minke Wagenaar i.s.m.onder meer Stadsdeel Oud-West www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)De uitgave van de Bellamyatlas inboekvorm is in voorbereiding.
p. 122Amsterdam – BerlageblokkenOpdrachtgever: woningcorporatie YmereOntwerp renovatie: ArchitectenbureauHoogeveen Jaap Huisman, ‘Tekens van de tijd,monumenten van Ymere’, uitgeverijTHOTH, Bussum 2006
p. 94Amsterdam – GWL-terreinOpdrachtgever: Stichting EcoplanAmsterdam ( waarin samenwerkten dewoningcorporaties Rochdale, ZomersBuiten, AWV, PWV en De Doelen)Ontwerp: KCAP Architects & Planners(stedenbouwkundig plan), West 8(openbare ruimte), architectuur doorverscheidene bureauswww.gwl-terrein.nlwww.project.vrom.nl
p. 126Amsterdam – Nieuw Leven voor OudeGebouwenOrganisatie: Stichting Agora Europawww.nieuwlevenvooroudegebouwen.nl
p. 200Amsterdam – Olympisch StadionOpdrachtgever renovatie: StichtingBehoud Olympisch Stadion, SociaalFonds Bouwnijverheid (parkeergarage)Ontwerp renovatie: ArchitectenbureauJ. van StigtHuidige eigenaren: StichtingOlympisch Stadion Amsterdam (SOSA)en BPF Bouwwww.olympischstadion.nlwww.burovanstigt.nl
p. 120Amsterdam – OostenburgereilandOpdrachtgever onderzoek: StichtingWerk SpoorUitvoering onderzoek: verscheidenekunstenaars en onderzoekersOpdrachtgever ontwikkeling: HeijmansIBCwww.werkspoor.orgwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)Cassandra Wilkins (red.), ’11 ha; hetStorkterrein in Amsterdam verkenddoor kunstenaars en onderzoekers’,uitgeverij De Balie/StichtingWerkspoor, Amsterdam 2002
p. 66Annerveenschekanaal – DaipGrevelingskanaalOpdrachtgever: gemeente Aa en HunzeUitvoering: Hogeschool Van HallLarenstein, BOKD, Stichting Voorwerk,bureau DAAD www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)‘DAIP – bewoners en studenten makeneen ontwikkelingsplan voor hun dorps-landschap’, stichting Voorwerk enHogeschool Van Hall Larenstein, 2006‘Dorp+, Handreiking dorpseigen uit-breiden’, Projectbureau Belvedere i.s.m.bureau Dinges en bureau Westerlengte,Utrecht 2008Slotcitaat afkomstig uit: AlbertSikkema, ‘De cultuurwaarde vanAnnerveenschekanaal’, in: Lava (eigenuitgave Van Hall Larenstein), nummer 4,2004.
p. 176Arnhem – ‘t VensterOpdrachtgever: Gelderse OnderwijsGroep QuadraamOntwerp: Peter Zandbergen (AGSArchitekten & Planners; architectuur),Ruud-Jan Kokke en Petra Hartman(interieur)www.vmbo-venster.nl
Index projecten alfabetisch
241 – belvedere.nu / Indexen240 – belvedere.nu / Indexen
p. 52Dordrecht – Dordtse KleurenOpdrachtgever: gemeente DordrechtUitvoering: Stichting de StadOnderzoek: Hendrik Groeneweg enKees Rouw www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)www.project.vrom.nl‘Dordtse Kleuren’, gemeente Dordrecht,2002
p. 131Ede – Doesburger EngOpdrachtgever: stichting Green ValleyUitvoering: stichting BuurtschapDoesburger Eng, m.m.v. Alterra‘Kijk op de toekomst van deDoesburger Eng door de Buurtschap’,Stichting Green Valley, Wageningen 2008www.doesburgerbuurt.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)Monique Eerden, ‘Observaties vanuitde Belvederepraktijk, in ’Op historischegronden; erfgoed in een context vanruimtelijk ontwerp, planning en democratie’, Projectbureau Belvedere,Utrecht 2008
p. 159Eindhoven – LakerlopenOpdrachtgever masterplan:Projectgroep Integrale WijkvernieuwingLakerlopen (woonstichting SWS,Stichting Trudo, Projectontwikkelings-buro Haagdijk, gemeente Eindhoven,politie, SWHL, Loket W)Ontwerp masterplan: Must StedenbouwOntwerp herstructurering deelgebieden:Diederendirrix, Biq Stadsontwerp,Atelier Quadrat, Hendriks SchultenArchitectenwww.delakerlopen.nlwww.eindhoven.nl‘Masterplan Lakerlopen’, MustStedenbouw i.o.v. ProjectgroepIntegrale Wijkvernieuwing Lakerlopen,2005‘Lakerlopen, Eindhoven’, Stadscahiers1/2009, uitgeverij Trancity/SUN,Haarlem 2009
p. 77Emmen – Emmen RevisitedOpdrachtgever: gemeente EmmenUitvoering: Projectbureau EmmenRevisitedwww.emmenrevisited.nlwww.kei-centrum.nlwww.project.vrom.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)‘Woonerfgoed; Angelso, Emmerhout enBargeres woonerven als levende cultuur’,Projectbureau Emmen Revisited, 2007
p. 135Enschede – Twentse SchouwburgOpdrachtgevers: Van WijnenProjectontwikkeling Oost en Ons HuisWooncorporatieOntwerp: De Zwarte Hond BVwww.enschede.nl
p. 228Friesland – dorpspaspoort Opdrachtgever: stichting De Nieuwe KijkOntwikkeling: NoordPeil landschap enstedenbouwwww.noordpeil.nlwww.denieuwekijk.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)‘Nieuwe kijk op oude dorpen’, stichtingDe Nieuwe Kijk, 2005‘Dorp+, Handreiking dorpseigen uitbreiden’, Projectbureau Belvederei.s.m. bureau Dinges en bureauWesterlengte, Utrecht 2008
p. 189Gelselaar – ontwikkelingsplanOpdrachtgevers: gemeente Borculo enprovincie GelderlandOntwerp: BügelHajema Adviseurs bvi.s.m. de bewonerswww.gelselaar.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)
p. 78Gemert – Snelle LoopOpdrachtgever: waterschap Aa en Maas(dubbele loop), gemeente Gemert-Bakel(voetgangersbrug), Staatsbosbeheer(coulisselandschap)Ontwerp Snelle Loop: KragtenLandschapsarchitectuur
Simon van Wetten, ‘Grensconflict zonder limieten, de strijd rondom de Snelle Loop’, Heemkundekring De Kommanderij, Gemert 1995Ontwikkelbureau Gemert-Bakel,‘Ontwikkeling bij de benedenloop vande Snelle Loop; van conflictsituatie totintegrale reconstructie’, 2004‘Streefbeeld een natuurlijke SnelleLoop en Esperloop’, Kragten CivieleTechniek i.o.v. waterschap De Aa, 2002www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)
p. 230Gouda – Week van de binnenstadOpdrachtgever: gemeente GoudaUitvoering scholierenproject: stichtinggrAp (Gouds regionaal Architectuurplatform) en Erfgoedhuis Zuid-Holland Uitvoering beeldkwaliteitsplan: OD205stedenbouw, onderzoek en landschap‘De uitdaging van Gouda, schatplichtigaan haar historie’, gemeente Gouda, 2006www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)
p. 204Groene Woud – streekrekening Uitvoering: stichting Streekrekeninghet Groene Woud en Rabobankwww.streekrekeninghetgroenewoud.nlwww.project.vrom.nl
p. 147Groenlo – Groenlo VestingstadOpdrachtgever en uitvoering: gemeenteOost Gelrewww.oostgelre.nlwww.groenlovestingstad.nlwww.landroof.nl
p. 48Groningen (prov.) – landschappelijkagrarisch bouwen Noord-GroningenOpdrachtgever: Vereniging Wierde & DijkUitvoering: Vereniging Wierde & Dijk,LTO Noord Projecten, Artès bureau voorarchitectuur en interieur, GreetBierema landschapsarchitect www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)www.wierde-en-dijk.nlDré van Marrewijk, ‘Moderne boeren-schuren met een streekeigen ‘look’ inNoord-Groningen’, notitie Projectbureau Belvedere
p. 214Beemster – Des BeemstersOpdrachtgever: gemeente BeemsterUitvoering: projectbureau DesBeemstersOntwerp en onderzoek: BureauVenhuizen i.s.m. Steenhuis stedenbouw/landschap en REDscape landscape andurbanismwww.desbeemsters.nl‘Des Beemsters, een ontwikkelingsvisievoor de Beemster op basis van de eigenkwaliteiten’, Bureau Venhuizen i.o.v.gemeente Beemster, provincie Noord-Holland en Milieufederatie Noord-Holland, 2005‘Des Beemsters II, van visie naar pro-jecten’, Bureau Venhuizen, Steenhuisstedenbouw/landschap en REDscapelandscape and urbanism i.o.v. gemeenteBeemster, 2006
p. 177Berkel en Rodenrijs – Westpolder-BolwerkOpdrachtgever: Gemeente Berkel enRodenrijsOntwerp: Heeling Krop Bekkeringwww.lansingerland.nlHan Meyer, Leo van den Burg e.a., ‘Hetgeheugen van de stad, cultuurhistorieen stedenbouwkundig ontwerp, TUDelft, 2006
p. 180Bolsward – BroerekerkOpdrachtgever: gemeente BolswardOntwerp: Jelle de Jong architektenGebruiker: Stichting Vrienden van deBroerekerkBelvedere-nieuwsbrief 32www.bnagebouwvanhetjaar.nl (editie 2008)
p. 170Crailo – ZanderijOpdrachtgever: Goois NatuurreservaatOntwerp: Vista Landscape and UrbanDesignwww.vista.nl
p. 223Culemborg Opdracht en uitvoering: gemeenteCulemborgOnderzoek: Het Gelders Genootschapwww.culemborg.nl‘Rijk verleden. Sterke toekomst; cultuurhistorisch beleid voorCulemborg 2006-2010’, Het GeldersGenootschap i.o.v. de gemeenteCulemborg, 2005‘Belvedere op de Werkvloer, perspectie-ven op de werkpraktijk’, ProjectbureauBelvedere, Utrecht 2009
p. 201Den Bosch – BinnendiezeOpdrachtgever: gemeente ’s-HertogenboschExploitatie rondvaartbedrijf: KringVrienden van ‘s-HertogenboschJ. van Oudheusden, ‘Binnendieze - de stadsrivier van ’s-Hertogenbosch’,Waanders Uitgevers, Zwolle 1996www.binnendieze.nl
p. 18Den Bosch – Versterkt Den BoschOpdrachtgever: gemeente ‘s-HertogenboschOntwerp: Van Roosmalen Van GessenArchitecten en Buro LubbersLandschapsarchitectenwww.vestingwerken.nlwww.vestingstad.comwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)www.project.vrom.nl‘Belvedere Revisited’, Royal Haskoningi.o.v. Projectbureau Belvedere,Nijmegen 2005‘Jaarboek Landschapsarchitectuur enStedenbouw 2007/2008’, StichtingJaarboek LS, Wageningen 2009
p. 178Den Haag – Haagsche BlufOpdrachtgever: Geste GroepOntwerp: Interieurarchitect Van derHelm (concept), Van Lamoen & Wurth(uitwerking moderne deel),Architectenbureau Hienkens (uitwerkingklassieke gevels)www.haagschebluf.com
Paul Groenendijk en Piet Vollaard, ‘Gids voor Hedendaagse Architectuurin Nederland’, uitgeverij 010,Rotterdam 2004
p. 178Den Haag – ObrechtstraatOpdrachtgever: Ceres ProjectenOntwerp: Scala Architectenwww.scala-architecten.nlwww.vestia.nl
p. 175Deventer – GeertruidentuinOpdrachtgever: Synchroon BVOntwerp beeldkwaliteitsplan: OneArchitecturewww.onearchitecture.nl
p. 156Deventer – RivierenwijkOpdrachtgever: woningcorporatieRentré Wonen, gemeente DeventerUitvoering: Raster Welzijnsgroep enJoop Hofmanwww.buurtsmederij.nlwww.rivierenwijkdeventer.nlwww.project.vrom.nlJoop Hofman en Ap van Straaten,‘Kolonisten van de wijk, een methodiek’,Raster Groep, Deventer 2006
p. 28Deventer – Rivierverruiming bij De WorpOpdrachtgever: gemeente Deventer,provincie Overijssel, programmadirectieRuimte voor de RivierOnderzoek en ontwerp ruimtelijk kwaliteitskader DeventerUiterwaarden: DN UrblandOnderzoek en ontwerp InrichtingsplanRuimte voor de Rivier Deventer: RoyalHaskoning, VHP, DuurzameRivierkunde, Jos Rademakers Ecologieen Ontwikkelingwww.ruimtevoordeijssel.nlwww.deventer.nl
243 – belvedere.nu / Indexen242 – belvedere.nu / Indexen
p. 227IJsseldelta – kwartetspel Ontwikkeling: provincie Overijssel,programmabureau NL IJsseldeltawww.nlijsseldelta.nl
p. 119Kempenland / De Hilver - ZandpadenOpdrachtgever zandpadenplan:Werkgroep Behoud Zandpaden deHilver (met subsidie van de gemeentenHilvarenbeek en Oisterwijk en de provincie Noord-Brabant)Opstellers zandpadenplan: hogeschoolHAS Den BoschOpdrachtgever wandelroutenetwerk(formeel): Brabants Bureau voorToerisme (nu: Vrijetijdshuis Brabant)Ontwikkeling en uitvoering wandel-routenetwerk: Werkgroep BehoudZandpaden de Hilverwww.vnmhilvarenbeek.nl
p. 181Kraggenburg – Waterloopbos Eigendom en beheer: VerenigingNatuurmonumentenwww.natuurmonumenten.nl
p. 206Limburg – Bouwkavel op Maat plusOntwikkeling: provincie LimburgUitvoering: provincie Limburg i.s.m. debetrokken gemeenten en ondernemers‘Voorbeeldboek Bouwkavel op Maat Plus’,provincie Limburg
p. 186LimesOpdrachtgever: Stichting de LIMESUitvoering: Projectbureau de LIMESwww.limes.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)Bernard Colenbrander en MustStedenbouw (red.), ‘Limes Atlas’, uitgeverij 010, Rotterdam 2005
p. 30Maarssen – Op BuurenOpdrachtgever: Kondor WesselsProjecten en gemeente MaarssenOntwerp beeldkwaliteitsplan: LA4sale,Copijn, Mulleners + Mulleners architecten,
ingenieursbureau Mariswww.opbuuren.nlwww.kwp.nlwww.nederlandbovenwater.nl‘Belvedere Revisited’, Royal Haskoningi.o.v. Projectbureau Belvedere,Nijmegen 2005
p. 217Maastricht – BestemmingsplanConceptontwikkeling: gemeenteMaastricht, bureau Res Nova‘Springlevend verleden, beleidsnotacultureel erfgoed Maastricht 2007-2012’,gemeente Maastricht, 2007www.res-nova.nl
p. 160Mastenbroek – l’Essence deMastenbroekOpdrachtgever: Provincie Overijssel,gemeenten Zwolle, Hasselt enGenemuiden, i.s.m. SKOR en StichtingKunst en Cultuur OverijsselUitvoering parfum: Birthe LeemeijerSjoerd Cusveller, Liesbeth Melis (red.),‘Regionale identiteit, kunst en ruimte-lijke planvorming’, NAi Uitgevers i.s.m.SKOR, Rotterdam 2006
p. 220Middag-Humsterland – convenant Uitvoering: gebiedscommissie Middag-Humsterland, samengesteld uit verte-genwoordigers van de landbouw, dedorpen, de Milieufederatie Groningen,het waterschap Noorderzijlvest, degemeenten Zuidhorn en Winsum, deDienst Landelijk Gebied (secretariaat)en de provincie Groningen (voorzitter).www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)Wijbrand Havik en Hanneke van Wel,‘Belvedere verleden’, Libau, Groningen
p. 42Nieuwe Hollandse WaterlinieOpdrachtgever: Stuurgroep NationaalProject Nieuwe Hollandse Waterlinie(‘Liniecommissie’)Uitvoering: Projectbureau NationaalProject Nieuwe Hollandse WaterlinieSamenstelling Panorama Krayenhoff:Eric Luiten, Joost van Hezewijk,
Ed Joosting Bunk, Peter Paul Witsenwww.hollandsewaterlinie.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)‘Panorama Krayenhoff, linieperspectief’,Stuurgroep Nationaal Project NieuweHollandse Waterlinie, Utrecht 2004‘Eén linie, samen sterk in de uitvoering’,uitvoeringsprogramma NationaalLandschap Nieuwe HollandseWaterlinie, Utrecht 2006Chris Will, ‘Sterk water, de HollandseWaterlinie’, uitgeverij Matrijs, Utrecht2002Clemens Steenbergen en Johan van derZwart, ‘Strategisch Laagland, digitaleatlas Nieuwe Hollandse Waterlinie’, uitgeverij 010, Rotterdam 2006KKBA (Kengetallen Kosten BatenAnalyse) Nieuwe Hollandse Waterlinie,Rigo Research bv i.o.v. ministerie vanVROM, Amsterdam 2008
p. 54Nieuwegein – Huis de WiersOpdracht en ontwerp: JDdV architectenwww.devisserbv.nlwww.architectenweb.nlwww.huisdewiers.nlwww.bouwwereld.nlEric Luiten, ‘Tot hier… en nu verder,ruimtelijk ontwerp en historisch besef’,oratie TU Delft, in ’Op historischegronden; erfgoed in een context vanruimtelijk ontwerp, planning en democratie’, Projectbureau Belvedere,Utrecht 2008Jaarboek Architectuur in Nederland2006/07, NAi Uitgevers, Rotterdam 2007
p. 150Nijmegen – HessenbergOpdrachtgever: OntwikkelcombinatieHessenberg (gemeente Nijmegen enHeijmans)Ontwerp: AWG Architecten, MTDLandschapsarchitectenwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)www.project.vrom.nlMonique Eerden, ‘Observaties vanuitde Belvederepraktijk, in ’Op historischegronden; erfgoed in een context vanruimtelijk ontwerp, planning en democratie’, Projectbureau Belvedere,
p. 72Groningen (stad) – PaddepoelZuidwestOpdrachtgever: gemeente GroningenStedenbouwkundig ontwerp en architectuur Voermanhaven: De NijlArchitectenwww.denijl.nlHan Meyer, Leo van den Burg e.a., ‘Hetgeheugen van de stad, cultuurhistorieen stedenbouwkundig ontwerp,TU Delft, 2006
p. 231Groningen (stad) – Zernike Opdracht en uitvoering: gemeenteGroningen i.s.m. Centrum BeeldendeKunstwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)‘Hervonden stad, jaarboeken archeolo-gie, bouwhistorie en restauratie in degemeente Groningen’, stichtingMonument en Materiaal, Groningen(vanaf 1996)
p. 123Haaksbergen – WaterzuiveringsparkHet LankheetOpdrachtgever: Landgoed HetLankheet bvOntwerp: StrootmanLandschapsarchitecten i.s.m.Wageningen URwww.hetlankheet.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)‘Jaarboek Landschapsarchitectuur enStedenbouw 2003/2007’, StichtingJaarboek LS, Wageningen 2008DVD Vloeiweiden, waterbeheer van de21e eeuw, op landgoed Het Lankheet
p, 90Halfweg – SugarCityOpdrachtgever: CobraspenStedenbouwkundig ontwerp en archi-tectuur hergebruik silo’s: Soeters VanEldonk architecten www.sugarcity.comwww.soetersvaneldonk.nlJaarboek Architectuur in Nederland2008/09, NAi Uitgevers, Rotterdam 2009
p. 185Heemskerk / Beverwijk – wateroffer-steentjes Broekpolder Opdrachtgevers: gemeentenHeemskerk en Beverwijk Ontwerp: Marcel Eekhout (ParklaanLandschapsarchitecten) en Paul de KortMarcel Eekhout en Paul de Kort,‘Wateroffers voor Broekpolder’, 2004
p. 173Heerenveen – Oranjewoud Opdrachtgevers: Staatsbosbeheer,gemeente HeerenveenOntwerp landgoed: Michael van Gessel ‘Jaarboek Landschapsarchitectuur enStedenbouw 2003/2007’, StichtingJaarboek LS, Wageningen 2008
p. 36Hengelo – Hart van ZuidOpdrachtgever: Van Wijnen Groep engemeente HengeloUitvoering: Projectbureau Hart van Zuidwww.hartvanzuid.nlwww.project.vrom.nlMasterplan Hart van Zuid 2001Masterplan Hart van Zuid 2008“Working towards more effective andsustainable brownfield revitalisationpolicies”, eindrapportage van hetEuropese REVIT-programma, 2007
p. 190Hoogvliet – WiMBY!Opdrachtgever: StichtingInternationale BouwtentoonstellingRotterdam-HoogvlietOntwikkeling en uitvoering: CrimsonArchitectural Historians en FelixRottenberg (en vele partijen bij deel-projecten)www.wimby.nlMichelle Provoost (eindred.), ‘WiMBY!Hoogvliet, toekomst, verleden en hedenvan een New Town’, NAi Uitgevers,Rotterdam 2007Han Meyer, Leo van den Burg e.a., ‘Hetgeheugen van de stad, cultuurhistorieen stedenbouwkundig ontwerp, TU Delft, 2006
p. 42Houten – Gedekte GemeenschapswegOpdrachtgever: gemeente HoutenOntwerp: OKRA landschapsarchitectenen Bunker Qwww.houten.nl (hierop o.m. een filmover de opening)www.okra.nl
p. 58Houten – Kasteel HeemstedeOpdrachtgever: Woningbouw CentraalNederland (nu Phanos NV)Ontwerp: Van Hoogevest architectenwww.vanhoogevest.nlCarien de Boer-Van Hoogevest (samen-stelling), ‘Bouwen op historie, 100 jaarVan Hoogevest Architecten, 1909-2009’,Uitgeverij SUN Architecture,Amsterdam 2009Eric Luiten, ‘Tot hier… en nu verder,ruimtelijk ontwerp en historisch besef’,oratie TU Delft, in ’Op historischegronden; erfgoed in een context vanruimtelijk ontwerp, planning en demo-cratie’, Projectbureau Belvedere,Utrecht 2008
p. 157IJlst – NooitgedagtOpdrachtgever renovatie: Stichting DBFOntwerp renovatie: Bureau voorHarmonische Architectuur HoogenberkOntwerp schoorsteen: Rein HofstraExploitatie Doe- en Kijkcentrum:Stichting Nooitgedagt IJlstwww.nooitgedagt-ijlst.nlwww.project.vrom.nl
p. 213IJssel – Stichting IJsselhoevenwww.ijsselhoeven.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)Gerard Hendrix, ‘IJsselhoeven, als bijtoeval staan ze goed; een kleine catalogus bij een tentoonstelling overIJsselhoeven’, stichting IJsselhoeven,Veessen 2008
245 – belvedere.nu / Indexen244 – belvedere.nu / Indexen
Kristof van Assche en MartijnDuineveld, ‘Groot archeologieparkLeidsche Rijn, over de rol van cultuur-historie in planning en ontwerp’,Wageningen UR, 2004
p. 134Utrecht – Mariaplaats Opdrachtgever: BouwfondsOntwerp: AWG Architectenwww.awg.bewww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)
p. 129Utrecht – RobijnhofOpdrachtgever: woningcorporatie Bo-ExOntwerp renovatie: Bertus Mulderwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)www.archined.nlCatja Edens (red.), ‘Rietvelds Robijnhof,de geschiedenis van een moderneUtrechtse buurt’, uitgeverij THOTH,Bussum 2008
p. 172Utrecht – stadhuisOpdrachtgever: gemeente UtrechtOntwerp: Enric Miralles, BenedettaTagliaubeJ. Jamar e.a, ‘Het stadhuis van Utrecht’,uitgeverij Matrijs i.s.m. het UtrechtsArchief, Utrecht 2000‘Jaarboek Architectuur in Nederland2000-2001’, NAi Uitgevers, Rotterdam2001
p. 30Vechtstreek – VechtVisieOpdrachtgever:VechtplassencommissieOnderzoek en ontwerp: LA4sale enNoël van Dooren‘Belvedere bouwen Vecht en Plassen’,LA4sale, 2002‘Vecht Vademecum’, Noël van Doorenlandschapsarchitect, 2002www.vecht.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)
p. 145Westerbork – herinneringscentrumHerinneringscentrum KampWesterborkwww.westerbork.nl
p. 84Woerden – Castellum en HooghwoertOpdrachtgever: gemeente Woerden enMulti VastgoedOnderzoek: ADC Archeoprojecten,Hazenberg Archeologiewww.woerden7.nlwww.drive-in-museum.nlCarolien van Dam, ‘Hoochwoert enzo,de ontwikkeling van de Woerdense binnenstad 1949-heden’, gemeenteWoerden, 2006
p. 216Zaanstad – industrieel erfgoed langsde ZaanBeleidsontwikkeling en –uitvoering:gemeente Zaanstad‘Parels Rijgen, wat erfgoed verdient’,gemeente Zaanstad, 2005www.zaans-industrieel-erfgoed.nl(Vereniging Zaans Erfgoed)
p. 202Zijtaart – kloosterOpdrachtgever: gemeente VeghelOntwerp: Leenders Architecten
p. 139Zutphen – bouwdoos voor het land-schapOpdrachtgever: gemeente ZutphenUitvoering: Dienst Landelijk Gebied enLantschap (adviesbureau voor land-schap en cultuurhistorie)www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)
p. 153Algemeen – Korrelmethodiek bijdorpsuitbreidingenOntwikkeling: LA4sale(Landscapearchitects for sale)www.la4sale.nl‘Kleine Kernen Kookboek’, LA4sale i.o.v.provincie Noord-Holland, 2002‘Bouwen voor Waterland 2020, LA4salei.o.v. provincie Noord-Holland, 2004
Han Meyer, Leo van den Burg e.a., ‘Het geheugen van de stad, cultuurhis-torie en stedenbouwkundig ontwerp,TU Delft, 2006
p. 229Algemeen – Plan je eigen ruimteOpdrachtgevers: Erfgoed Nederland enProjectbureau BelvedereOntwikkeling: Erfgoedhuis UtrechtUitvoering: diverse provinciale organi-satieswww.planjeeigenruimte.nl‘PjER staat op eigen benen, eindevalua-tie van het driejarig project Plan jeEigen Ruimte (PjER) van ErfgoedNederland’, Bureau Advies ResearchTraining voor Non-profit en Overheid,i.o.v. Erfgoed Nederland, 2008Augustus 2008
p. 153Algemeen – Wikken en wegen in waar-devolle wijken Opdrachtgevers onderzoek ‘Jongebouwkunst in de 21e eeuw’: Ministeriesvan OCW en VROM, gemeenteAmsterdam en Rijksdienst voor deMonumentenzorgOpdrachtgever werkcongres ‘Wikken enwegen in waardevolle wijken’:Architectuur LokaalUitvoering: De Lijn bureau voor volks-huisvesting en ruimtelijke ontwikke-ling, Rein Geurtsen & Partners BV,Reijndorp Stedelijk Onderzoek en Advies‘Werkboek wikken en wegen in waarde-volle wijken’, 2001
Utrecht 2008‘Jaarboek Landschapsarchitectuur enStedenbouw 2003/2007’, StichtingJaarboek LS, Wageningen 2008
p. 166Nijmegen – WaalfrontOpdrachtgever: Gemeente Nijmegen,Rabo VastgoedOntwerp: Lodewijk Baljon landschaps-architecten en DOK Architecten (masterplan), Stéphane BeelArchitecten (scenario’s)Onderzoek: o.m. Yana van Tienenwww.nederlandbovenwater.nlYana van Tienen, ‘Nijmegen ontwikkelt;cultuurhistorie aan de Waal’, uitgeverijTHOTH, Bussum 2007‘Jaarboek Landschapsarchitectuur enStedenbouw 2003/2007’, StichtingJaarboek LS, Wageningen 2008
p. 167Noord-Brabant – OntwerpatelierBrabantstadOpdrachtgever: samenwerkingsverbandBrabantstadProjectleiding: Bosch Slabbers tuin- enlandschapsarchitecten en provincieNoord-Brabantwww.brabantstad.nl‘Brabantstad Mozaïek Metropool’,Brabantstad Ruimtelijke Ordening,2007
p. 221Noord-Holland – Beeldkwaliteitsplan Conceptontwikkeling en uitvoering:provincie Noord-Holland‘Beeldkwaliteitsplan, ontwikkelings-beeld Noord-Holland Noord’, brochure,provincie Noord-Holland, Haarlem 2004N. de Vreeze (red.), ‘Landschap NH,over de regie van functieveranderingenen bouwactiviteiten in het landelijkgebied van Noord-Holland’, WZNH,Alkmaar 2007
p. 205Ooijpolder – landschapsveiling Conceptontwikkeling en uitvoering:Triple EVia Natura, Ark en Triple E, ‘Daadkracht
voor natuur en landschap’, veilingkrant,2007www.groenegoededoelen.nlwww.project.vrom.nl
p. 199Overijssel – knoopervenConceptontwikkeling:Landschapsarchitectenbureau vanParidon x de Groot, provincieOverijssel, InnovatieNetwerkOpdrachtgever eerste toepassing:gemeente Tubbergen www.vpxdg.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)
p. 197Renswoude – BeekweideOpdrachtgever: gemeente Renswoude,Van Hoogevest OntwikkelingOntwerp: SVP Architectuur enStedenbouw www.nederlandbovenwater.nlwww.svp-svp.nl
p. 169Sint-Pancras – TwuyverhoekOpdrachtgever: gemeente LangedijkOntwerp: SVP Architectuur enStedenbouw (stedenbouwkundig ontwerp)Onderzoek: Steenhuisstedenbouw/landschapwww.svp-svp.nl‘Contrast en Samenhang’, publicatieover de Gouden Piramide 2009, uitgeverij 010, Rotterdam
p. 181Soesterberg – vliegbasisOpdrachtgever: Projectbureau Hart vande HeuvelrugOntwerp: Bureau Alle Hosper Onderzoek: Planmaat, Arcadiswww.hartvandeheuvelrug.nlRuimtelijk Plan Vliegbasis Soesterberg,Projectbureau Hart van de Heuvelrug,2009Kees Volkers, ‘Geheim Landschap, 200jaar militairen op de Heuvelrug’, pro-vincie Utrecht / Stokerkade cultuurhis-torische uitgeverij, 2009
p. 24Strubben-Kniphorstbosch – inrichtings-en beheerplan Opdrachtgever: Staatsbosbeheer regioNoordOntwerp en onderzoek: StrootmanLandschapsarchitecten, OverlandJan Neefjes (Overland),‘Cultuurhistorische inventarisatie DeStrubben-Kniphorstbos’, Wageningen2007‘Inrichtings- en beheerplan Strubben-Kniphorstbosch’, 2008 met daarin eenessay van Hans Elerie en Theo Spek:‘Integratie van natuurbeheer en erfgoedzorg in het Strubben-Kniphorstbosch: bouwstenen voor eenhistorisch-ecologische benadering’.www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)
p. 124Terneuzen – Quick scanOpdrachtgever: gemeente TerneuzenUitvoering: Stichting Cultureel ErfgoedZeeland (SCEZ) en StichtingLandschapsbeheer Zeeland (SLZ)
p. 226Urk – uitbreidingOpdrachtgever: gemeente UrkOnderzoek: TAUW bvOntwerp: Atelier Dutch‘Samenvatting Handreiking cultuurhis-torie in m.e.r. en MKBA’, Witteveen +Bos i.o.v. Rijksdienst voor het CultureelErfgoed en Projectbureau Belvedere,Amersfoort 2009
p. 60, 224Utrecht – Leidsche Rijn / CHEROpdrachtgever en uitvoering CHER:gemeente Utrechtwww.leidscherijn.nl‘Cultuurhistorische EffectrapportageLeidsche Rijn’, Gemeente Utrecht,Dienst Volkshuisvesting, SectorMonumenten, 1995‘Levend verleden; een reflectie opinzet en handelen cultuurhistorischesector in Leidsche Rijn e.a. casussen’,projectbureau Belvedere, Rijksdienstvoor het Cultureel Erfgoed en gemeenteUtrecht, 2008
247 – belvedere.nu / Indexen
De in het boek genoemde projectenhebben alle een betekenis op de plekwaar ze zijn opgenomen, maar zijn ookthematisch te ordenen. Deze thema-tische ordening, met paginanummers,vindt u hieronder.
InfrastructuurZandpaden in de HilverA1-project, Overijssel Leestip ‘Plattelandswegen mooi en veilig’
WaterRivierverruiming, DeventerSnelle Loop, Gemert-BakelWaterzuiveringspark
Het Lankheet, HaaksbergenBinnendieze, Den BoschLeestip ‘Blauwe tradities, inspiratieboek water en cultuurhistorie’
Landschap, natuurStrubben-KniphorstboschNieuwe Hollandse WaterlinieLandschappelijk Agrarisch
Bouwen, GroningenWaterzuiveringspark
Het Lankheet, HaaksbergenDoesburger Eng, EdeStichting Boerderij en erf,
Alblasserwaard-VijfheerenlandenBouwdoos voor het landschap,
Zutphenl ‘Essence de MastenbroekZanderij Crailo, HilversumLandgoed Oranjewoud,
HeerenveenWaterloopbos, KraggenburgVliegbasis SoesterbergKnooperven, OverijsselStreekrekening, het Groene WoudLandschapsveiling, OoijpolderBouwkavel op Maat, LimburgStichting IJsselhoeven,
Gelderland en Overijssel Des Beemsters
Convenant, Middag-HumsterlandLeestip ‘Cultuurhistorie
natuurlijk, 12 natuurontwikke-lingsprojecten onder de loep’
DorpsontwikkelingHet nieuwe dorp Op BuurenDorpsontwikkelingsplan,
AnnerveenschekanaalKorrelmethodiek bij
dorpsuitbreidingenTwuyverhoek, Sint PancrasOntwikkelingsvisie GelselaarBeekweide, RenswoudeDorpspaspoort, FrieslandLeestip ‘Dorp+, handreiking
dorpseigen uitbreiden’Leestip ‘Doen en gedaan krijgen’
over dorpsontwikkelingsplannen
Stedelijke (her)ontwikkelingVestingwerken, Den BoschHart van Zuid, HengeloDordtse kleuren, DordrechtLeidsche Rijn, UtrechtPaddepoel, GroningenEmmen RevisitedCastellum en Hooghwoert,
WoerdenBerlageblokken, AmsterdamRobijnhof, UtrechtMariaplaats, UtrechtHessenberg, NijmegenBellamy-atlas, AmsterdamRivierenwijk, Deventer Lakerlopen, EindhovenWaalfront, NijmegenWestpolder-Bolwerk,
Berkel en RodenrijsHaagsche Bluf, Den HaagObrechtstraat, Den HaagStadstuinen, Almere-HoutBroekpolder,Heemskerk/BeverwijkHoogvlietBinnendieze, Den BoschIndustrieel erfgoed, ZaanstadCulemborgCultuurhistorie in m.e.r., Urk
Scholierenproject ‘Week van de binnenstad’, Gouda
Leestip ‘Krachtwijken met karakter’
HerbestemmingHart van Zuid, HengeloSugarCity, HalfwegGWL-terrein, AmsterdamWagenwerkplaats, AmersfoortOostenburgereiland, AmsterdamBerlageblokken, AmsterdamPubliekscampagne ‘Nieuw leven
voor oude gebouwen’,Amsterdam
Oliemolenkwartier, AmersfoortTwentse Schouwburg, EnschedeSchaatsfabriek, IJlstStadhuis, UtrechtGeertruidentuin, Deventer’t Venster, ArnhemBroerekerk, BolswardOlympisch Stadion, AmsterdamKloostercomplex, ZijtaartIndustrieel erfgoed, ZaanstadLeestip ‘Handreiking religieus
erfgoed voor burgerlijke en kerkelijke gemeenten’
Leestip ‘Aanbevelingen herbestemming kerken en kerklocaties’
Leestip ‘Herbestemmingswijzer’
RecreatieNieuwe Hollandse WaterlinieDoesburger Eng, EdeBouwdoos voor het landschap,
ZutphenVestingwerken, GroenloZanderij Crailo, HilversumBinnendieze, Den Bosch
Gebiedsontwikkeling Vestingwerken, Den BoschHart van Zuid, HengeloNieuwe Hollandse WaterlinieOliemolenkwartier, AmersfoortDoesburger Eng, Ede
Index projecten thematisch
119.161.121.
28.78.123.
201.211.
24.42.48.
123.
131.138.
139.
160.170.173.
181.181.199.204.205.206.213.
214.
220.121.
30.66.
153.
169.189.197.228.121.
155.
18.36.52.60.72.77.84.
122.129.134.150.151.156.159.166.177.
178.178.184.185.190.201.216.223.226.
230.
152.
36.90.94.118.120.122.126.
127.135.157.172.175.176.180.200.202.216.127.
127.
128.
42.131.139.
147.170.201.
18.36.42.127.131.
249 – belvedere.nu / Indexen248 – belvedere.nu / Indexen
Verhandelde ontwikkelings-rechten, Renswoude
Leestip ‘Nederland Boven Water,praktijkboek gebiedsont-wikkeling’
Campagne, publieksbereikDordtse kleuren, DordrechtDorpsontwikkelingsplan,
AnnerveenschekanaalCastellum en Hooghwoert,
WoerdenOostenburgereiland, AmsterdamPubliekscampagne ‘Nieuw leven
voor oude gebouwen’,Amsterdam
Bouwdoos voor het landschap,Zutphen
l ‘Essence de MastenbroekLimes, NederlandHoogvlietStreekrekening, het Groene WoudLandschapsveiling, OoijpolderProjectbureau Des BeemstersKwartetspel IJsseldeltaDorpspaspoort, Friesland Scholierenproject ‘Week van de
binnenstad’, GoudaZernike, GroningenLeestip ‘www.zichtopmaastricht.nl’Leestip ‘Ateliers aan de praat’
over ontwerpateliersLeestip ‘Parade van de
verbeelding’, over manieren om cultuurhistorie in beeld te brengen
Bestuurlijk instrumentariumBouwkavel op Maat, LimburgSchaarste als drukmiddel,
ZaanstadBestemmingsplanmethodiek,
MaastrichtBeeldkwaliteitsplannen,
Noord-HollandCultuurhistorische
Effectrapportage, UtrechtCultuurhistorie in m.e.r., UrkLeestip ‘Handreiking cultuur-
historie in m.e.r. en MKBA’
Publiek-private samenwerkingConvenant, Hart van Zuid,
HengeloNieuwe Hollandse WaterlinieOntwikkelen van onderop,
Oliemolenkwartier AmersfoortMariaplaats, UtrechtOntwikkelingsprijsvraag,
Twentse SchouwburgVerhandelde ontwikkelingsrechten,
RenswoudeBouwkavel op Maat, LimburgConvenant, Middag-HumsterlandLeestip ‘Geschiedenis als
grondlegger’Leestip ‘
www.ontwerpwedstrijden.nl’Leestip ‘Digitale handleiding
Belvedere en financiering’
OnderzoeksmethodenDorpsontwikkelingsplan,
AnnerveenschekanaalQuick scan, TerneuzenKorrelmethodiek bij dorpsuit-
breidingenWikken en wegen in waardevolle
wijkenOntwerpend onderzoek,
Waalfront, NijmegenCultuurhistorische
Effectrapportage, UtrechtLeestip ‘werkbank.habiforum.nl’Leestip ‘Ateliers aan de praat’
over ontwerpateliersLeestip ‘Levend verleden’ over
de manier van werken van cultuurhistorici
BurgerinitiatiefDordtse kleuren, DordrechtDorpsontwikkelingsplan,
AnnerveenschekanaalWagenwerkplaats, AmersfoortZandpaden in de HilverOostenburgereiland, AmsterdamDoesburger Eng, EdeStichting Boerderij en erf,
Alblasserwaard-VijfheerenlandenOntwikkelingsvisie GelselaarStichting IJsselhoeven,
Gelderland en OverijsselLeestip ‘De burger als drager van
de geschiedenis’Leestip ‘Doen en gedaan krijgen’
over dorpsontwikkelingsplannen
Imago/identiteitVechtvisie, VechtstreekHerinneringscentrum
Kamp WesterborkGroenlo en de tachtigjarige
oorlogl ‘Essence de Mastenbroekscenario’s in Ontwerpatelier
BrabantstadVerzonnen geschiedenis, Berkel
en RodenrijsLeestip ‘Regionale identiteit,
kunst en ruimtelijke plan-vorming’
ArcheologieStrubben-KniphorstboschHuis de Wiers, NieuwegeinLeidsche Rijn, UtrechtCastellum en Hooghwoert,
WoerdenOostenburgereiland AmsterdamMariaplaats, UtrechtStadstuinen, Almere-HoutBroekpolder,
Heemskerk/BeverwijkLimes, NederlandCultuurhistorie in m.e.r., UrkZernike, GroningenLeestip ‘Limes Atlas’Leestip ‘Het verhaal verbeeld,
zes schetsontwerpen voorarcheologische vindplaatsen in Zuid-Holland’
197.
136.
52.66.
84.
120.126.
139.
160.186.190.204.205.214.227.228.230.
231.128.188.
227.
206.216.
217.
221.
224.
226.225.
36.
42.118.
134.135.
197.
206.220.135.
136.
195.
66.
124.153.
153.
166.
224.
132.188.
224.
52.66.
118.119.120.131.138.
189.213.
137.
155.
30.145.
147.
160.167.
177.
162.
24.54.60.84.
120.134.184.185.
186.226.231.183.185.
Rond het adagium ‘behoud door ontwikkeling’ is de afgelopen jaren een aantal vragen gerezen die aanzetten
tot discussie en dat ongetwijfeld zullen blijven doen. Ook in het boek komen deze aan de orde:
Identiteit
Het begrip ‘identiteit’ wordt in Belvedere-kringen veelvuldig toegepast, maar roept ook reacties op.
Identiteit is als begrip diffuus, subjectief, tijd- en schaalgebonden.
p. 143 t/m 148, Erfgoed en identiteit
p. 158, Mythes koesteren of ontkrachten
Begrenzing
Het adagium ‘behoud door ontwikkeling’ is nooit van een strakke definitie voorzien om de ontwikkeling
van het gedachtegoed alle ruimte te geven. Maar is Belvedere daardoor synoniem aan retro? Is Belvedere een
legitimatie voor dunne interpretaties van erfgoed en holle verkooppraatjes?
p. 172, Is behoud mogelijk zonder materie?
p. 177, Streekeigen of retro?
p. 179, Cultuurhistorie of marketing?
Archeologie
Binnen het Belvedere-denken neemt het veelal onzichtbare archeologische erfgoed een eigen positie in.
Is ‘behoud door ontwikkeling’ wel een geschikte strategie voor archeologie?
p. 84 t/m 89, Ondergronds erfgoed ontsluiten en beleven
p. 182 t/m 186, Archeologie, een bijzondere ontwerpopgave
Economische waarde
De denk- en werkwijze van Belvedere veronderstelt een koppeling van cultuurhistorie met andere belangen.
Voor het leggen van deze verbindingen, wordt ook de economische waarde van cultuurhistorie benadrukt.
Maar hieraan kleven risico’s.
p. 105-106, Cultuurhistorie kan de waarde van ruimtelijke investeringen vergroten
p. 207, Kan cultureel erfgoed langs de economische meetlat worden gelegd?
Index dilemma’s
251 – belvedere.nu / Verantwoording
Thema’sFoto’s Dieuwertje Komen, Rotterdam,m.u.v.p. 29 De Worp, Deventer – Wim van der Endep. 53 Dordtse Kleuren – Huib Kooijkerp. 59 kasteel Heemstede – Hollandse Hoogte/Frans Schellekensp.63 Graaf Junior – gemeente Utrecht, sectorCultuurhistoriep. 92 SugarCity bij nacht – Hollandse Hoogte/Thomas Schlijperp. 95 GWL-terrein, Amsterdam – Hollandse Hoogte/Dirk-Jan Visser
Initiatief en bewegingp. 118 Wagenwerkplaats, Amersfoort – Must stedenbouwp. 119 Zandpaden in De Hilver – Monique Pijnenburg-Leesbergp. 120 Oostenburgereiland, Amsterdam– Hollandse Hoogte/Siebe Swartp. 122 Berlageblokken, Amsterdam – Woningcorporatie Ymerep. 123 Waterzuiveringspark Het Lankheet– Eric Brinckmannp. 124 Quickscan Terneuzen – Tonny van Hoeckep. 126 Chassékerk Amsterdam – Voermans van Breep. 127 Oliemolenkwartier, Amersfoort – Poolen architectenp. 129 Robijnhof Utrecht – Joel van Houdt p. 131 Doesburger Eng – Voermans van Breep. 134 Mariaplaats, Utrecht – AWG Architectenp. 135 Twentse Schouwburg, Enschede – De Zwarte Hondp. 138 Bouwdoos voor het landschapbij Zutphen – Dienst Landelijk Gebiedp. 139 Stichting Boerderij en Erf,Alblasserwaard-Vijfheerenlanden – Piet den Hertog
Feiten en waardenp. 145 Kamp Westerbork – Sake Elzinga/ANPp. 147 Groenlo en de Tachtigjarige Oorlog– Voermans van Breep. 150 cultuurhistorisch profielHessenberg, Nijmegen – MTD Landschapsarchitectenp. 151 Bellamy-atlas, Amsterdam – Minke Wagenaarp. 153 de korrelmethodiek bij dorps-uitbreidingen – LA4salep. 156 Rivierenbuurt Deventer – Bertus Boerkampp. 157 Schaatsfabriek in IJlst – Hoge Noorden, Jeroen Horsthuisp. 159 Lakerlopen, Eindhoven – Biq stadsontwerpp. 160 l’Essence de Mastenbroek – Mirjam Kapellep. 161 A1-project Overijssel – Pien Reijers
Verbeelding en ontwerpp. 166 Waalfront, Nijmegen – Lodewijk Baljon landschapsarchitectenp. 167 Ontwerpatelier Brabantstad – Bosch Slabbersp. 169 Twuyverhoek, Sint Pancras – SVP Architectuur en Stedenbouwp. 170 Zanderij Crailo, Hilversum – Voermans van Breep. 173 stadhuis, Utrecht – Duccio Malagambap. 174 Oranjewoud, Heerenveen – Kim Zwartsp. 175 Geertruidentuin, Deventer – One Architecturep. 176 ‘t Venster, Arnhem – Sjef Prins/APAp. 178 (boven) Den HaagObrechtstraat – Vinkbouwp. 178 (onder) Haagsche Bluf – Mirjam Kapellep. 180 Broerekerk, Bolsward – Wim van der Endep. 181 geheimzinnig erfgoed inKraggenburg – n.v.t.
p. 184 Stadstuinen, Almere – gemeente Almerep. 185 Broekpolder,Heemskerk/Beverwijk – Jan Samsomp. 186 de Limes in Nederland – Projectbureau Limesp. 187 Schema Ateliers aan de praat – bureau Nieuwe Grachtp. 189 Gelselaar – Voermans van Breep. 191 WiMBY!, Hoogvliet – Maarten Laupman
Kosten en opbrengstenp. 197 verhandelde ontwikkelings-rechten in Renswoude – SVP Architectuur en Stedenbouwp. 199 knooperven in Overijssel – VanParidon&DeGrootp. 200 Olympisch Stadion, Amsterdam– Hollandse Hoogte/Bastiaan Heusp. 201 Binnendieze, Den Bosch – Hollandse Hoogte/Taeke Henstrap. 202 het klooster van Zijtaart – Dries van Bergeijkp. 203 streekrekening Het Groene Woud– Peter van Bolhuis, Pandionp. 204 landschapsveiling Ooijpolder – Hollandse Hoogte/Koen Verheijdenp. 206 Bouwkavel op Maat in Limburg– Provincie Limburg
Morgen en overmorgenp. 213 Stichting IJsselhoeven – Voermans van Breep. 214 Des Beemsters – Bureau Des Beemstersp. 216 bibliotheek in VerkadefabriekZaandam – Cocon Vastgoedp. 217 het bestemmingsplan in Maastricht– gemeente Maastrichtp. 220 convenant in MiddagHumsterland – Paul Parisp. 221 beeldkwaliteitsplannen inNoord-Holland
Beeldverantwoording
252 – Belvedere.nu / Verantwoording
– HzA Stedenbouw en Landschapp. 223 Culemborg – Marijke Volkersp. 226 Cultuurhistorische variant inUrk – Atelier Dutch i.o.v. TAUWDeventerp. 228 het dorpspaspoort in Friesland – Noordpeil landschap & stedenbouwp. 229 Plan je eigen ruimte – Teunis Bloothoofdp. 230 Gouda, Week van deBinnenstad – Peterpaul Kloostermanp. 231 Zernike, Groningen – Gert Kortekaas
Voor deze publicatie is o.a. gebruikgemaakt van archiefbeeld. Zoveelmogelijk is getracht de eventuelerechthebbenden van deze afbeeldingente achterhalen.
255 – Belvedere.nu / Verantwoording
<BELVEDERE.NU> Praktijkboek cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling
Uitgave: Uitgeverij Matrijs i.s.m. Projectbureau Belvedere
Tekst en research: Peter Paul Witsen, Westerlengte, Amsterdam en Mieke Dings, Bureau Dinges, Utrecht
Begeleiding tekst en research: Machteld Linssen, Projectbureau Belvedere, Utrecht
Redactie: Monique Eerden, Mirjam Kapelle, Beata Labuhn, Machteld Linssen, Frank Strolenberg
Eindredactie: Machteld Linssen, Peter Paul Witsen
Vormgeving: Rick Vermeulen, Via Vermeulen, Rotterdam
Druk: Drukkerij Die Keure, Brugge
Uitgever: Uitgeverij Matrijs, Utrecht
ISBN: 978-90-5345-402-2
Oplage: 2.000 exemplaren
Projectbureau Belvedere bedankt alle deelnemers aan de provinciale bijeenkomsten die in de loop
van 2009 zijn gehouden ter inspiratie en ter toetsing van de inhoud van dit Praktijkboek.
Utrecht, december 2009
Colofon