Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

128
BELVEDERE

Transcript of Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Page 1: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

BELVEDERE

Page 2: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

<Belvedere.nu>Praktijkboek cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling

Page 3: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Inhoud

Voorwoord

Inleiding

Belvedere

Thema’s

Argumenten

Nu

Initiatief en beweging

Feiten en waarden

Verbeelding en ontwerp

Kosten en opbrengsten

Morgen en overmorgen

Indexen

7

9

13

17

97

109

115

141

163

193

209

235

Page 4: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

7 – belvedere.nu / Voorwoord

Voorwoord

Tien jaar Belvedere

Nog maar tien jaar geleden was het helemaal niet vanzelfsprekend om cultuurhistorie een plek te geven in de

ruimtelijke ordening. Daar moest door de opstellers van de ‘Nota Belvedere’ hard voor worden gevochten. Maar

zo vernieuwend als Belvedere toen was, zo vanzelfsprekend is het nu. Belvedere is de norm geworden, ook in mijn

beleid van de monumentenzorg.

En er zijn mooie resultaten bereikt. Alleen al via de subsidieregeling zijn meer dan 400 projecten ondersteund,

waarvan ik persoonlijk de Nieuwe Hollandse Waterlinie één van de meest aansprekende voorbeelden vind. Was

de Nieuwe Hollandse Waterlinie tien jaar geleden als een ‘verborgen geheim in het groen’ alleen bij fijnproevers

bekend, nu is het een nationaal erkend project met een investeringsagenda van tientallen miljoenen euro’s, waar

ieder jaar duizenden Nederlanders volop van kunnen genieten.

Inmiddels zijn diverse andere projecten rondom verdedigingswerken opgestart. Verdedigingswerken die ons mee-

nemen door onze nationale geschiedenis: de restanten van de Romeinse rijksgrens (de Limes) uit het jaar ‘nul’, de

Staats-Spaanse linies in Zeeland uit de tachtigjarige oorlog, de verdedigingswerken langs onze kust van de Atlantikwall

uit de Tweede Wereldoorlog en tot slot de atoombunkers en militaire terreinen uit de koude oorlog.

Juist omdat verdedigingswerken ons zo’n tastbaar beeld geven van onze cultuurhistorie, steken publieke, private én

particuliere partijen er graag tijd, geld en aandacht in. En gelukkig geldt dat niet alleen voor verdedigingswerken. Of

het nu gaat om de inrichting van de openbare ruimte, de aanleg van nieuwe natuur of de ontwikkeling van

woningbouw: de praktijk laat zien dat de cultuurhistorie waarde kan toevoegen aan ruimtelijke ontwikkeling en

vice versa. Beide grootheden versterken elkaar.

Maar wat is nu het geheim van de smid? Het standaardantwoord hierop is dat elk project anders is en dus ook anders

aangepakt moet worden. Daar ben ik het mee eens. Maar desondanks zijn er, tussen de oogharen door kijkend,

toch wat rode draden te ontdekken in die tien jaar ervaring met het Belvedere ‘denken en werken’. Deze lessen staan

opgetekend in dit boek. Als naslagwerk voor degenen die al zo werken, ter inspiratie voor degenen die met Belvedere

aan de slag willen.

dr. Ronald H.A. Plasterk

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Page 5: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Inleiding

Dagelijks worden er gemiddeld zo’n tweehonderd woningen in Nederland opgeleverd. Per dag houden bijna zeven

landbouwbedrijven op te bestaan en komt er ongeveer twee kilometer aan straten en wegen bij. De cijfers zeggen

iets over het tempo waarin de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland zich voltrekt. Dat is hoog. Maar ze vertellen

niets over het landschaps- of stadsbeeld dat eruit voortkomt. Welke kwaliteiten hebben plaats moeten maken voor

de nieuwe ontwikkelingen? Welke kwaliteiten komen er voor in de plaats? En hoe wordt een en ander gewaardeerd?

Ruimtelijke ingrepen en transformaties hebben een grote invloed op de dagelijkse leefomgeving van een gemeen-

schap. Die leefomgeving heeft een belangrijke culturele betekenis. Er zijn geschiedenissen en herinneringen aan

verbonden, soms ook tradities en mythen. Mensen genieten ervan en ergeren zich eraan. Juist die culturele bete-

kenis van de leefomgeving is nogal eens ongrijpbaar gebleken en veronachtzaamd. Woonwijken, bedrijventerrei-

nen, ruilverkavelingen en andere ruimtelijke interventies toonden aan het eind van de vorige eeuw een culturele

onverschilligheid die steeds meer mensen tegen de borst stuitte.

Rond de eeuwwisseling kwam daar een beleidsmatige reactie op. De cultuurhistorie kwam nadrukkelijk in beeld,

omdat de culturele betekenis van de ruimte daar zijn wortels in heeft. Belanghebbenden kunnen er een gezamen-

lijke referentie in vinden, een gezamenlijke taal van waaruit nieuwe ontwikkelingen vorm kunnen krijgen. Het rijk

bracht in 1999 de nota Belvedere uit, een beleidsnota over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting.

‘De cultuurhistorische identiteit wordt sterker richtinggevend voor de inrichting van de ruimte, en het rijksbeleid

zal daarvoor goede voorwaarden scheppen’, zo luidde de centrale doelstelling. Het devies van de nota Belvedere

was ‘Behoud door Ontwikkeling’, een begrip dat kernachtig weergeeft waar het om te doen was: ‘het voortbestaan

van oude gebouwen en structuren, het voortzetten van inrichtingsprincipes en het voortbouwen op historische

processen, in relatie tot nieuwe gebruiksvormen’. Voortbestaan, voortzetten en voortbouwen: de cultuurhistorie

moet kwaliteit en betekenis toevoegen aan ruimtelijke ontwikkelingen, maar zonder nieuwe belemmeringen op

te werpen.

Zo kreeg de cultuurhistorie een actievere rol in de ruimtelijke ordening. De reguliere monumentenzorg was tot dan toe

vooral gericht op de bescherming van monumentale panden, objecten en structuren, maar onttrok zich over het alge-

meen aan de ruimtelijke dynamiek. Omgekeerd liet de ruimtelijke ordening de cultuurhistorie veelal links liggen.

Zolang er geen monumentenstatus in het geding was, was er nauwelijks aandacht voor. Beide domeinen zijn inmiddels

naar elkaar toegegroeid. De modernisering van de monumentenzorg zal deze toenadering ook instrumenteel bezegelen.

Belvedere kiest positie tussen bescherming en ontwikkeling, maar zonder er afstand van te nemen. Bescherming

9 – belvedere.nu / Inleiding

Page 6: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

als doel op zich kan nog steeds een waardevolle strategie zijn en het blijft belangrijk om ook ontwikkelingen in

gang te zetten met heel andere motieven dan de cultuurhistorie. Belvedere gaat mee in de ruimtelijke ontwikke-

ling, maar verrijkt deze met het gebruik en dus het behoud van al dan niet beschermde cultuurhistorische waarden.

LeeswijzerNa een intensieve impuls van tien jaar begint de denk- en werkwijze van ‘Behoud door Ontwikkeling’ tot tastbare

resultaten te leiden. Deel 1 laat aan de hand van dertien thema’s, geïllustreerd met concrete projecten, zien tot waar

dit denken ons heeft gebracht, welke afwegingen zijn gemaakt en welke vragen er nog liggen voor het verder evolu-

eren van dit denken. In vier argumenten, voorzien van korte toelichtingen, worden de conclusies veralgemeniseerd.

In deel 2 wordt de rijke verzameling voorbeelden, kennis, redeneringen, ervaringen en tips ontsloten die de laat-

ste tien jaar heeft opgeleverd. Ze zijn gerangschikt naar vijf domeinen die in meer of mindere mate aan ieder

project verbonden zijn: initiatief en beweging; feiten en waarden; verbeelding en ontwerp; kosten en opbreng-

sten en ‘morgen en overmorgen’ over het bestendigen van de opgedane kennis en ambitie. Iedereen kan daar zelf

zijn weg in vinden, van de bouwer die een nieuwe woning op een agrarisch erf wil zetten tot de gemeentelijke

projectleider die een hele woonwijk of binnenstad moet revitaliseren.

10 – belvedere.nu / Inleiding

Page 7: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Belvedere

Page 8: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

18

24

30

36

42

48

54

60

66

72

78

84

90

Thema’sStuwkracht door verbreding

Vestingwerken, Den Bosch

Planologische normen gaan samen met historische waarden

Strubben-Kniphorstbosch, Drenthe en rivierverruiming, Deventer

Van sturing op incident naar gebiedsmentaliteit

VechtVisie en Op Buuren, Maarssen

Ambities vragen nazorg

Hart van Zuid, Hengelo

Continu schakelen tussen schaalniveaus en betekenissen

Nieuwe Hollandse Waterlinie

Kleinschalige oplossingen voor sluipende verrommeling

Agrarisch landschappelijk bouwen, Noord-Groningen

en Dordtse Kleuren, Dordrecht

Herbouw tussen inspiratie en reconstructie

Huis de Wiers, Nieuwegein en Kasteel Heemstede, Houten

Voortbouwen op een meerdimensionaal verleden

Leidsche Rijn, Utrecht

Gebiedsidentiteit in de hoofden en de harten

Daip, Grevelingskanaal

Naoorlogs erfgoed: niet aaibaar, wel van waarde

Paddepoel Zuidwest, Groningen

Niet te kopiëren maatwerk

Snelle Loop, Gemert

Ondergronds erfgoed ontsluiten en beleven

Castellum en Hoochwoert, Woerden

Herbestemming met accent op vroeger of vandaag

SugarCity, Halfweg en GWL-terrein, Amsterdam

99

101

103

105

ArgumentenCultuurhistorie kan de ruimtelijke ontwikkeling

extra betekenis en kwaliteit geven

Dynamiek kan een belangrijke voorwaarde voor behoud zijn

Cultuurhistorie kan tegenstellingen overbruggen

Cultuurhistorie kan de waarde van ruimtelijke investeringen vergroten

Page 9: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Thema’s uit dewerkpraktijk

Page 10: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29
Page 11: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Projecten die starten vanuit een cultuurhistorische urgentie kunnen uitgroeien tot

spraakmakende ruimtelijke projecten door groot te denken en breed te kijken. Een res-

tauratie heeft meer spin-off als er een actueel gebruik aan verbonden is, of als deze deel

uitmaakt van een bredere ontwikkelingsstrategie. De financieringskansen en het draag-

vlak nemen toe, zonder dat dit ten koste hoeft te gaan van de historische waarden.

Wat in 1998 begon met een sectoraal restauratieplan voor de Bossche vestingwerken, is

inmiddels uitgegroeid tot een stadsontwikkelingsproject van formaat. Het project

‘Versterkt Den Bosch’ kent maar liefst 78 deelprojecten, verschillende evenementen en

vele participanten en steunbetuigers. De vestingwerken, die vanaf de veertiende eeuw

zijn aangelegd, krijgen er weer een centrale en beeldbepalende rol in de stad mee.

De directe aanleiding voor de opschaling was het feit dat de gemeente het restau-

ratieplan niet van de grond kreeg. De financiering kwam niet rond en er was onvoldoende

bestuurlijk draagvlak. Ook het Projectbureau Belvedere wees een eerste subsidieverzoek af,

21 – belvedere.nu / Thema’s20 – belvedere.nu / Thema’s

Stuwkracht door verbreding

Vestingwerken, Den Bosch

Informatiecentrum Bastionder

Page 12: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

omdat het te veel op behoud leunde en er geen verbinding werd gelegd met ruimtelijke

ontwikkelingen. Daarop besloot de gemeente een andere koers te gaan varen. Doel was niet

langer de restauratie op zich, maar de totaalontwikkeling van de binnenstadsrand aan de

hand van de vestingwerken. De initiatiefnemer van het restauratieplan, de sector Stads-

bedrijven, benaderde de sector Stadsontwikkeling om gezamenlijk een visie op te stellen.

Katalysator en richtsnoerHoewel de koerswijziging voor beide afdelingen wennen was, bleek deze uiteindelijk

een schot in de roos. De restauratie kon als katalysator en richtsnoer gaan fungeren

voor tal van ruimtelijke opgaven: verbetering van de openbare ruimte, natuurontwikke-

ling, waterberging en stedelijke ontwikkeling. Langs de opgegraven, gerestaureerde en

waar nodig herbouwde stadsmuur wordt een avontuurlijke wandelroute aangelegd. De

singelgracht wordt bevaarbaar gemaakt, in aanvulling op het eerdere herstel van de

Binnendieze – een stelsel van waterverbindingen in de oude binnenstad. De restauratie-

werkzaamheden vergroten hierdoor de aantrekkingskracht van het stadscentrum. De

restauratie van de wal bij de Hekellaan kent straks misschien zelfs een koppeling van

drie belangen: restauratie, belevingswaarde en bereikbaarheid. Hier bestaan plannen

om de restauratie te combineren met de bouw van een ondergrondse parkeergarage.

Een bovengronds parkeerveld kan daardoor verdwijnen, het zicht op de vestingwerken

verbetert, het water komt terug in de gracht en er ontstaat een logische en mooie voet-

gangersroute tussen de binnenstad en het buiten de singels gelegen Zuiderpark.

Het project heeft bovendien betekenis voor de natuur. De vestingwal is een eco-

systeem op zichzelf en in het zuiden grenst de vesting direct aan natuurgebied het

Bossche Broek, een van de acht ‘poorten’ naar het nationale landschap Het Groene Woud.

In het westen gaat de restauratie hand in hand met natuurvriendelijke oevers van de

Dommel. Deze rivier fungeert hier als stadsgracht en vormt een ecologische verbindings-

zone. Onder het gerestaureerde Bastion Maria aan de Dommel is een onzichtbaar bassin

aangelegd dat extra ruimte voor waterberging biedt bij hevige regenval en tegelijk de

muren van het gedeeltelijk herbouwde bastion vormt.

Architectonische contrasten tussen gerestaureerde en toegevoegde elementen,

houden ‘oud’ en ‘nieuw’ nadrukkelijk als zodanig herkenbaar. De eenheid tussen alle

verschillende deelprojecten wordt bewaakt door te werken met een vast ontwerpteam,

dat wordt gevoed door een op de opgave afgestemd planteam met deskundigen op het

gebied van onder meer archeologie, verkeer, civiele techniek, openbare ruimte en ecologie.

Er is bovendien een onafhankelijke en breed opgezette klankbordgroep actief, die

gevraagd en ongevraagd adviseert.

SamenwerkingDankzij deze brede aanpak, wist de gemeente de nodige overheidssubsidies en bijdragen

van non-profit organisaties binnen te slepen. Alleen al internationaal is zo’n vier miljoen

euro verworven. De gemeente ’s-Hertogenbosch neemt deel aan een groot aantal

Europese samenwerkingsverbanden. Deze zijn onder meer georganiseerd rond vesting-

steden, steden die het water in hun binnenstad een nieuwe functie geven en steden die

militair erfgoed benutten in hun ruimtelijke ontwikkeling. Behalve een grote hoeveelheid

kennis, heeft dat middelen opgeleverd die onder meer zijn ingezet bij de restauratie van

de westelijke wal en de ecologische inrichting van het Vughtereiland (tussen de Dommel

en het Bossche Broek). Inmiddels heeft Den Bosch de leiding gekregen over de interna-

tionale vestingstedenorganisatie Walled Towns Friendship Circle.

Er is een aparte stichting actief die zich concentreert op de relatie met het bedrijfs-

leven, de Stichting ’s Hertogenbosch Vestingwerken. Het bestuur bestaat voornamelijk uit

huidige en voormalige ondernemers. Deze stichting zoekt naar verschillende manieren

om bijdragen te verwerven. Er is een ‘Club van Steunberen’, waar bedrijven zich voor een

vast bedrag van een paar duizend euro bij kunnen aansluiten. De tegenprestatie: publi-

citeit, netwerkkansen en informatie uit de eerste hand. Daarnaast heeft de stichting alle

banken in Den Bosch en een paar andere bedrijven kunnen inschrijven als ‘Fundamenten’.

Deze bedrijven verbinden zich tegen een aanzienlijke bijdrage aan één specifiek deel-

project. Met ieder ‘Fundament’ afzonderlijk wordt een sponsorplan opgesteld.

Om de vestingwerken niet alleen via fysieke ingrepen onder de aandacht te brengen,

maar de beleving ook op andere manieren te versterken, is tevens een educatief spoor

gevolgd. Op het Bastion Oranje, een zeventiende-eeuws bastion, is het informatie-

centrum ‘Bastionder’ gebouwd. Het ontwerp is van Marc van Roosmalen en Marlène van

Gessel, die samen met landschapsarchitect Martien van Osch (OSLO) de externe leden

van het vaste ontwerpersteam vormen. Dit onder het maaiveld gelegen, met gras

begroeide gebouw, vormt momenteel het vertrekpunt voor rondleidingen over de vesting-

werken en door het Bossche Broek. Een trap met een aanlegsteigertje legt een directe

verbinding met de stadsgracht.

Vestingstad van EuropaHoewel een groot deel van de projecten nog concreet vorm moet krijgen, hebben de tot

op heden uitgevoerde projecten en educatieve activiteiten Den Bosch als vestingstad op

de kaart gezet. De stad werd in 2005 uitgeroepen tot Vestingstad van Europa en won met

het vestingproject in 2007 de Regional Champions Award. De vestingwerken zijn ook

benoemd tot ‘kanjermonument’, een predicaat dat het ministerie van OCW heeft toe-

gekend aan rijksmonumenten van grote betekenis en met een dringende restauratie-

behoefte. De gemeente en de sectoren Stadsbedrijven en Stadsontwikkeling in het

bijzonder zetten de integrale, ontwikkelingsgerichte aanpak inmiddels bij meer projecten

in. De verbreding heeft aanvankelijk wellicht meer energie en geld gekost dan het eerder

voorgenomen restauratieplan, maar heeft uiteindelijk zoveel enthousiasme en inkomsten

opgeleverd dat de extra inspanningen al lang en breed zijn terugverdiend.

23 – belvedere.nu / Thema’s22 – belvedere.nu / Thema’s

Page 13: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29
Page 14: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Natuur en water hebben meer ruimte nodig. Voor beide belangen zijn planologische

programma’s opgezet en beschermingsregimes ontwikkeld, ondersteund met harde

wettelijke normen. Maar betekent dit ook dat een belang als cultuurhistorie dan per

definitie ondersneeuwt, of laten de belangen zich goed combineren als er ruimte is om

de mogelijkheden te verkennen? Verschillende projecten tonen aan dat natuur, water

en cultuurhistorie soms dichter bij elkaar liggen dan op het eerste gezicht lijkt.

In het Drentse esdorpenlandschap zijn nogal wat strubben te vinden. Dit zijn knoestige,

grillig uitgelopen bosjes van eikenstruiken. Eeuwen geleden onderhielden de dorpelingen

een hakhoutbos tussen de landbouwgrond op hun essen en de heide waar hun schapen

graasden. Dit eikenbos vormde ook een natuurlijke barrière zodat de schapen niet op de

akkers konden komen. Aan de kant van de heide ontstond kreupelhout doordat de

schapen de jonge twijgjes eraf knabbelden en jonge boompjes op die manier kort hielden.

De eiken langs de rand kregen daardoor nooit de kans hoog op te groeien. Tussen

Schipborg en Anloo waren de strubben dusdanig bepalend voor het bosrijke landschap,

dat het gebied zijn naam eraan ontleent: het Strubben-Kniphorstbosch.

In 2006 waren de strubben echter nauwelijks meer herkenbaar. De akkers en heide-

velden waren goeddeels verdwenen. In het begin van de twintigste eeuw bebosten land-

goedeigenaren delen van het terrein. Ook Defensie kreeg een groot deel in het bezit, en

exploiteerde dat deels als productiebos en deels als oefenterrein met schietbanen, een

stormbaan, barakken en loopgraven. De strubben raakten overwoekerd en uit het zicht.

Andere cultuurhistorische sporen was hetzelfde lot beschoren. Want niet alleen de ken-

merkende strubben vertegenwoordigen hier een cultuurhistorische waarde. Er zijn ook

veertien archeologische rijksmonumenten en 42 plekken van hoge archeologische waar-

de. Dankzij de rijke bewoningsgeschiedenis wordt het gebied ook wel de ‘Randstad van

de prehistorie’ genoemd. Maar alleen de grootste archeologische monumenten, zoals

de hunebedden en de grafheuvel Galgenberg, hadden nog een zelfstandige plek in het

landschap. Andere grafheuvels en oude karrensporen waren onzichtbaar geworden.

Ecologische hoofdstructuurToen Defensie aangaf het terrein te willen verlaten, wees de rijksoverheid het geheel aan

27 – belvedere.nu / Thema’s

Planologische normen gaan samen

met historische waarden

Strubben-Kniphorstbosch, Drenthe

en rivierverruiming, Deventer

26 – belvedere.nu / Thema’s

Page 15: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

volgens de gemeente de oudste openbare wandelplaats van Nederland. Niet in de laatste

plaats dankzij de ligging aan de IJssel, op de oever recht tegenover de binnenstad, heeft

De Worp van oudsher een grandeur waar Deventer trots op is. In de negentiende eeuw

verschijnt er chique bebouwing, zoals de muziekkoepel, de buitensociëteit en het

IJsselhotel aan het water. De visuele relatie tussen de rivier, het plantsoen, het hotel en

de binnenstad vertroebelt als de gemeente in 1932 besluit, na ettelijke overstromingen,

om een dijk aan te leggen tussen de Worp en de uiterwaard van de IJssel.

Nu dankzij de klimaatverandering de IJssel meer water dreigt af te voeren dan de

huidige bedding toelaat, is onder meer bij Deventer een ingreep nodig. De door politiek

en bevolking omarmde ontwerpvariant zoekt de extra ruimte in de aanleg van een aantal

geïsoleerde riviergeulen, waarvan de IJssel er hier meer had, de zogenaamde ‘hanken’. De

belangrijkste ruimtelijke pluspunten van deze ontwerpvariant zijn dat het IJsselhotel

weer pal aan het water ligt, het zicht vanaf de binnenstad intact blijft en de verbinding

tussen de Worp en de IJssel wordt versterkt. Net als in het Strubben-Kniphorstbosch,

heeft de aandacht voor de cultuurhistorische waarden geleid tot een plan dat niet alleen

een antwoord biedt op de water- en natuuropgave, maar tegelijk het karakter van het

gebied versterkt. De opgave voor de toekomst zal zijn om de cultuurhistorie zijn

betekenisgevende rol te laten spelen bij ontwikkelingen die gedomineerd worden door

belangen met een sterkere juridische verankering.

29 – belvedere.nu / Thema’s

als archeologisch reservaat, het enige in Nederland. Dat betekende dat vanaf dat

moment de Monumentenwet van toepassing was en dat ingrijpen zonder overleg verbo-

den was. Staatsbosbeheer werd de nieuwe eigenaar en nam ook van een aantal land-

goedeigenaren grond over. Vanwege de positie in de ecologische hoofdstructuur, golden

er ook specifieke ecologische vereisten voor de inrichting. Niettemin leefde bij

Staatsbosbeheer het besef dat bij het opstellen van een nieuw inrichting- en beheerplan

de cultuurhistorie leidend en de natuur volgend diende te zijn. Voor deze organisatie

was dat nieuw. Maar in de uitwerking, in samenwerking met landschapsarchitect Berno

Strootman en cultuurhistoricus Jan Neefjes, bleek dat ‘leidend’ en ‘volgend’ een tegen-

stelling suggereerden die er niet was.

De Cultuurhistorische Inventarisatie uit 2006 maakte duidelijk dat veel middel-

eeuwse karrensporen en andere historische landschappelijke patronen hun ligging dan-

ken aan prehistorische oriëntatiepunten als grafheuvels en hunebedden. Strootman

wilde de routes tussen de monumenten, zoals de vele historische routes naar de

Galgenberg, opnieuw open en zichtbaar maken. Staatsbosbeheer stelde voor om

opnieuw schaapskuddes in te zetten in het beheer van de heide- en strubbengebieden.

Op verschillende open te maken en te houden plekken, zoals rond de stormbaan, zijn

inmiddels de eerste rasters uitgezet.

Bij het Strubben-Kniphorstbosch beschouwden de planmakers natuur en cultuur

niet los van elkaar, maar ze onderzochten beide in hun ruimtelijke, historische en ecolo-

gische samenhang. Natuurbeheer kreeg daarmee een andere betekenis: in plaats van de

zelfredzaamheid van de natuur centraal te stellen, bracht het inrichting- en beheerplan

de historische beheervormen terug die het landschap ooit vormden. Daarmee blijven de

strubben voortbestaan en ontstaan naar verwachting nieuwe kansen voor bijzondere

plant- en diersoorten als de bruine vuurvlinder, het rozenkransje en de hazelworm. Het

militair erfgoed kan op termijn wellicht vleermuizen gaan herbergen.

Ruimte voor de RivierNatuur kent als belang een stevige basis in met name Europese richtlijnen en regelgeving.

Ook water is ten opzichte van cultuurhistorie een ‘sterk’ belang. Hier speelt de urgentie

een rol. Het behoud van erfgoed moet het opnemen tegen de dreiging van natte voeten

of erger. Toch liggen ook hier kansen om vanuit een inspirerende rol een eigen plek te

verwerven in de belangenafweging. In van oudsher sterk door de waterhuishouding

getekende landschappen, biedt de geschiedenis aanknopingspunten voor nieuwe

wateropgaven, die op hun beurt soortgelijke kansen opleveren om de cultuurhistorie

weer tot leven te brengen. Bijvoorbeeld door voormalige militaire inundatievelden in te

richten voor de noodopvang van overtollig water. Of door bekenstelsels weer meer

water af te laten voeren, waardoor ze weer dominanter worden in het veenlandschap.

Dit soort oplossingen voor watervraagstukken heeft een positief effect op de leesbaar-

heid van het landschap. Ook in Deventer is dit het geval. Daar draagt de noodzakelijke

verruiming van de IJssel bij aan het herstel van de allure van het plantsoen De Worp,

28 – belvedere.nu / Thema’s

Page 16: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29
Page 17: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Gebiedseigen bouwen komt tot uiting in ontwerpkeuzes als stijl, kleur en materiaal.

Daar kunnen al dan niet dwingende richtlijnen voor worden opgesteld. Maar het

gebiedseigene krijgt pas echt vaste voet aan de grond als het is verankerd in een collec-

tieve mentaliteit, zowel bij de bouwende partijen als bij de bevolking – een mentaliteit

die op zijn beurt ook weer historisch geworteld is, maar wel kan worden gestimuleerd.

Dat de speurtocht naar de identiteit van de Vechtstreek zou uitmonden in een beeld-

kwaliteitsplan voor een nieuwbouwwijk van zeshonderd woningen, dat had de

Vechtplassencommissie niet kunnen vermoeden. Deze commissie komt al sinds 1936 op

voor de cultuurhistorische waarden en de ruimtelijke kwaliteit in de hele Vechtstreek,

van Utrecht tot Muiden. Zij was bezorgd over allerlei kleine bouwprojecten langs de

oevers van de Vecht: nieuwe woonbuurtjes, ontgrondingen, herbestemde boerderijen.

Veel van deze ontwikkelingen sloten in hun ontwerp onvoldoende aan bij hun omge-

ving, vond de commissie. Tezamen tastten ze zo het karakter van de streek aan.

Symbool voor deze gang van zaken stond een landhuis van architect Michael Graves,

direct aan het water. Vooral vanwege een groen dak met een rij patrijspoorten heeft dit

gebouw een uitgesproken architectuur. Het werd slecht ontvangen. “Wansmaak!”, kalk-

te een anonieme criticus op de gevel, nog voordat de bouwhekken verwijderd waren.

De Vechtplassencommissie vindt het belangrijk dat de Vechtstreek zich kan blijven

ontwikkelen, maar zij hoopte de wijze waarop te kunnen bijsturen in een richting die

meer recht doet aan de kwaliteiten van het gebied. Ze besloot in 2001 een eigen visie op

te stellen, en nam daarvoor de landschapsbureaus LA4sale en Noël van Dooren in de

arm. Het Projectbureau Belvedere zorgde voor een belangrijk deel van de financiering.

Nieuw Vechts WonenEen nauwgezette analyse van de bebouwing en beplanting langs de oevers geeft de

commissie houvast om toekomstige bouwinitiatieven te kunnen beoordelen. De initia-

tiefnemers zelf en hun architecten kunnen er richtlijnen aan ontlenen om hun bouw-

plan op de omgeving af te stemmen. De analyse van Noël van Dooren kreeg gestalte in

het Vecht Vademecum, waarin de verschillende kwaliteitsaspecten (variërend van

‘Hortensia’ tot ‘Deltametropool’) alfabetisch belicht en uitgelegd worden. Ieder kan

33 – belvedere.nu / Thema’s

Van sturing op incidentnaar gebiedsmentaliteit

VechtVisie en Op Buuren, Maarssen

32 – belvedere.nu / Thema’s

Page 18: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

werpen over de hele wijk te verspreiden. In een straatje van tien woningen zijn wonin-

gen van vier of vijf verschillende architecten te vinden. Zo kon een werkbaar midden

worden gevonden tussen de gewenste variatie en de hedendaagse efficiency-eisen in de

bouw. De eerste woningen zijn inmiddels opgeleverd. Op het eerste oog lijkt het een

nostalgisch vormgegeven nieuwbouwwijk zoals er in Nederland de laatste jaren meer

zijn verrezen. De toekomst zal uitwijzen of de situering in een lint van dorpen langs de

Vecht, de detaillering van het stedenbouwkundig ontwerp en de afwisseling in architec-

tuur sterk genoeg zijn om Op Buuren zich te laten onderscheiden van retrowijken waar

minder gedegen onderzoek aan ten grondslag ligt.

BoerenhofstedeOok bij andere, kleinschaligere projecten is de Vechtplassencommissie uitgenodigd bij

de planvoorbereiding. Voorbeelden zijn het ontwerp van de nieuwe buitenplaats

Overweer in Breukelen en de mogelijke sloop en herbouw op de Vindicta-locatie in

Maarssen. De commissie hanteert de eigen visie ook bij het beoordelen van bouwaan-

vragen en ontwerp-bestemmingsplannen waar zij niet rechtstreeks bij betrokken is.

Maar het is aannemelijk dat de invloed van de VechtVisie verder strekt, dat ook andere

partijen gebruik maken van de hierin opgeslagen kennis. In Nieuwersluis kwam een

boerderij vrij, omdat het landbouwbedrijf het niet meer redde. Hoewel het niet de

meest imposante boerderij in de omgeving was, besloten de nieuwe eigenaren niet tot

nieuwbouw. Zij lieten het pand (inclusief een aangebouwde houten stal) en het omlig-

gende erf grondig opknappen. Moderne, ontsierend geachte schuren zijn gesloopt en de

nieuwe inrichting beantwoordt aan eisen die onder meer de waterhuishouding en het

recreatieve gebruik van de omgeving stellen. Deze Boerenhofstede Vecht en Schans en

Op Buuren zijn twee uitersten van hetzelfde verschijnsel: een andere mentaliteit om

met fysieke veranderingen in een gevoelig gebied om te gaan.

opzoeken welke lemma’s relevant zijn, en daar een eigen plan mee componeren of een

eigen oordeel mee vormen.

De analyse van LA4sale richt zich meer op de samenhang. Het ‘Nieuw Vechts

Wonen’ speelt zich voor een belangrijk deel af op zogenoemde ‘korrels’, bestaande uit

een kavel met bebouwing en beplanting. Door de korrels te classificeren in onder meer

villa-, boerderij- en landgoedkorrels, en daar de gemeenschappelijke kenmerken van op

te sporen, ontstaat een beeld van hoe een kavel ingericht moet worden om te voldoen

aan de Vechtse karakteristiek. Door het samenspel van de korrels te doorgronden, ont-

staat zicht op het soort korrel dat op een locatie op zijn plaats kan zijn. Deze exercitie

leidde onder meer tot de conclusie dat het niet de architectuur is waardoor het huis van

architect Graves misplaatst lijkt, en evenmin de ligging direct aan het water. Het wijkt

af van de Vechtse mores, doordat de ‘groene voet’ ontbreekt: de keurig verzorgde en

weelderige buitenruimte rondom de Vechtse landhuizen.

Het elfde VechtdorpDe tien Vechtdorpen nemen in de studie een aparte plaats in. In tegenstelling tot de

korrels, zijn de dorpen volgens de VechtVisie heel compact, dicht en stenig. De straten

zijn smal en samen met een enkel hofje of een overtuin aan de andere kant van de weg,

vaak de enige openbare ruimte. De bebouwing is “gevarieerd in stijl en van hoge wel-

stand”. Hoewel het Vechtdorp niet de hoofdzaak in de VechtVisie vormde, in de aanlei-

ding noch in de conclusies, groeide het in de praktijk uit tot de meest beeldbepalende

testcase.

Rond dezelfde tijd als waarin de Vechtplassencommissie haar visie aan het opstel-

len was, onderhandelde projectontwikkelaar Kondor Wessels met de gemeente

Maarssen en de provincie Utrecht over woningbouw op een verouderd industrieterrein

in een bocht van de Vecht. Zij spraken af dat de ontwikkelaar zeshonderd woningen

mocht neerzetten, als het bedrijf ook een omvangrijke bodemsanering zou uitvoeren.

Het moest een hoogwaardige woonbuurt worden, daar waren de ontwikkelaar en de

overheid het over eens. De VechtVisie bood gelegenheid om de inspiratie voor die hoge

waarde te ontlenen aan de cultuurhistorie van de Vechtstreek. Het industriële verleden

van de plek werd grotendeels uitgewist. In plaats daarvan zou een elfde Vechtdorp ver-

schijnen, Op Buuren genaamd, geflankeerd door Op Buuren Buiten dat een landgoed-

sfeer krijgt en Op Buuren Park met een jachthaven en een klein aantal woningen.

Kondor Wessels, de gemeente, de Vechtplassencommissie en een aantal ontwerp-

bureaus (Copijn, Mulleners + Mulleners en LA4sale als auteur van de VechtVisie) werkten

gezamenlijk een beeldkwaliteitsplan uit. Kenmerken van de bestaande Vechtdorpen

komen terug in dit nieuwe: de vorm en maatvoering van de straten, de vele kleuren,

gevelbreedtes en dakvormen. Met afwisselende architectuurstijlen wordt een groeipro-

ces gesuggereerd. De ontwerpen verwijzen naar verschillende periodes en op enkele

kavels wordt met hypermoderne architectuur een recente toevoeging gesimuleerd. Deze

variatie is in Op Buuren gerealiseerd door acht architecten in te schakelen en hun ont-

35 – belvedere.nu / Thema’s34 – belvedere.nu / Thema’s

Page 19: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Voormalige gieterij, nu ROC Twente

Page 20: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Ambities voor een gebiedsontwikkeling komen vaak voort uit een creatief en inspire-

rend werkproces. Dromen en visioenen komen tot leven in een concreet toekomst-

beeld. Vasthouden aan de geformuleerde ambities is vers twee. Financiële of juridische

struikelblokken willen de prioriteit voor een hoog cultuurhistorisch kwaliteitsniveau

nog wel eens verdringen. Tenzij daar vooraf al de nodige waarborgen voor worden inge-

bouwd.

“Iedereen zal de wil moeten hebben om er uit te komen en oplossingsgericht in plaats

van probleemgericht moeten denken. Dat is een erg belangrijke voorwaarde om dit pro-

ject met succes tot stand te brengen”, betoogt Jan Nieuwenhuizen al in 2001 in het

Masterplan voor het Hart van Zuid in Hengelo. Nieuwenhuizen is de algemeen directeur

van Projectbureau Hart van Zuid. De gemeente Hengelo en de Van Wijnen Groep werken

daarin in een publiek-private samenwerking (PPS) aan de herontwikkeling van een uit-

gestrekte industriële enclave, gelegen op een steenworp afstand van de binnenstad.

39 – belvedere.nu / Thema’s

Ambities vragen nazorg

Hart van Zuid, Hengelo

38 – belvedere.nu / Thema’s

Voormalige buigerij, wordt appartementencomplex Voormalige modelmakerij, nu brandweerkazerne

Page 21: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

die zijn intrek nam in Storks oude modelmakerij en de watertoren gebruikt als bluswater-

reservoir. Het Regionaal Opleidingscentrum Twente heeft de voormalige gieterij in zijn

nieuwbouw geïncorporeerd. De 150 meter lange fabriekshal vormt de centrale ontsluitings-

as van het nieuwe gebouwcomplex en is van buitenaf nauwelijks meer zichtbaar.

Per deelgebied bekijkt het projectbureau samen met de geïnteresseerde partijen en

het supervisieteam wat het convenant als minimum voorschrijft en wat de praktijk ver-

der nog biedt om de identiteit van het gebied te behouden. Pas na deze verkenningsfase

toetst het Projectbureau de ambities aan de realiteit. Zodra de begroting sluitend is,

wordt een deelgebied ontwikkeld. Voor deze volgorde is gekozen vanuit de hoop dat de

betrokken partijen gegrepen worden door de mogelijkheden. Zo kan het gebeuren dat

uiteindelijk meer behouden wordt dan alleen de objecten met een monumentenstatus.

Voorbeelden hiervan zijn de Buigerij en de Weverij. Van de Buigerij, een oud magazijn,

zijn de wanden bewaard. Daar tussenin zijn 41 appartementen gebouwd. In de Weverij,

de oude bontweverij van Stork, zijn zeven woonwerkeenheden gerealiseerd.

FlexibiliteitDankzij de gefaseerde aanpak kan het projectbureau flexibel inspelen op veranderingen

die zich tijdens het lange planproces voordoen. Die flexibiliteit past goed bij de PPS-

constructie, waarin de overheid zich vooral richt op wat publiek gewenst is en de markt in

de gaten houdt wat privaat mogelijk is. Dat verschilt en verandert nogal eens. De mogelijk-

heden om in Hengelo een programma te vinden voor de enorme oppervlakten waar het

hier om gaat, zijn minder gunstig dan die in de Randstad. De gevonden constructie

draagt eraan bij dat de ambities hoog, maar wel realistisch blijven.

Het masterplan uit 2001 is in 2008 geactualiseerd. Aanpassingen zijn onder meer de

blijvende ruimte voor de zware industrie, een kleiner woningbouwprogramma en de

Laan Hart van Zuid, de slagader van het gebied die het tracé van de voormalige spoorlijn

van Stork volgt. Het Convenant en het Supervisieteam, maar ook de door bewoners

opgerichte Stichting Hart voor Zuid, vormen ondertussen het geweten van het Project-

bureau. Doordat deze teams van deskundigen en omwonenden een grote stem hebben

en de flexibele planvorming de ruimte biedt om die stem te accommoderen, kunnen ze

ingrijpen wanneer ze het gevoel hebben dat de echo van het rijke verleden niet meer

voldoende doorklinkt. Jan Nieuwenhuizen in het Belvedere Festival Magazine (2008):

“Ik heb het vertrouwen, maar ook de eigen weerstand georganiseerd”.

Met zijn 50 hectare is dit een van de grootste binnenstedelijke transformatieprojecten

in Nederland.

De beide partners hebben zich de ambitie gesteld om “de echo van een rijk indus-

trieel verleden te laten doorklinken in de toekomst”, zoals zij dat in 2001 formuleren.

Niet alleen omdat zich op het terrein enkele beeldbepalende industriële panden bevin-

den, maar vooral omdat de industrie diep in de plaatselijke samenleving verankerd is.

Zo’n anderhalve eeuw geleden vestigde machinefabrikant Stork zich in Hengelo. Dat

was de directe aanleiding voor de groei van het dorpje Hengelo tot welvarende indus-

triestad. Er verschenen grote fabriekshallen en kantoorgebouwen, maar ook een vereni-

gingsgebouw en een tuindorp voor de arbeiders. Vrijwel iedere familie in de stad heeft

connecties met het concern. Met de komst van branchegenoten Dikkers en Siemens

naar het terrein ontstond een industriële enclave midden in de stad.

Convenant en supervisieteamDe ambitie moest gestalte krijgen in een flexibel plan. Het terrein is te groot om in één

keer te ontwikkelen. Naar verwachting zal de uitvoering niet voor 2018 zijn afgerond.

Zo’n termijn stelt eisen aan de wijze waarop de kwaliteitsambities zijn geborgd. In

Hengelo gebeurt dat via een convenant en een supervisieteam. Aan de vooravond van de

gebiedsontwikkeling lieten de PPS-partners een uitgebreide cultuurhistorische waarde-

inventarisatie maken. Deze bracht de meest kenmerkende gebouwen in kaart, benoem-

de de belangrijkste stedenbouwkundige en monumentale waarden en gaf aan op wat

voor manieren cultuurhistorie in de planvorming kon worden ingezet.

De cultuurhistorische waardestelling en de ambitie van hoogwaardig hergebruik

kregen een vertaling in het Convenant Industrieel Erfgoed. Dit geeft aan welke waarden,

gebouwen of elementen minimaal behouden moesten blijven om de industriële eigen-

heid van het gebied overeind te houden. Op abstracter schaalniveau beschrijft het in

acht punten de karakteristiek van het gebied, waaronder de geschakelde fabriekspan-

den en het patroon van voormalige spoorwegen en straten. Het convenant is onder

meer ondertekend door de provincie, de gemeente, de Rijksdienst voor het Cultureel

Erfgoed en de ontwikkelaar. Om de doorwerking te verzekeren, stelden de gemeente en

Van Wijnen een supervisieteam in, bestaande uit gerenommeerde personen uit de

wereld van de cultuurhistorie en de architectuur. Dit team ziet toe op de naleving van

het convenant, maar de deelnemers zijn ook inzetbaar voor advies en nieuw onderzoek.

Eerste nieuwbouwprojectenDe voormalige industriële enclave ontwikkelt zich inmiddels stapsgewijs tot een nieuw

stadsdeel met woningen, bedrijven, opleidingscentra en recreatieve functies. Ook de

zware industrie behoudt een plek in het Hart van Zuid. Stork is met een bedrijfsonder-

deel achtergebleven (Stork Thermeq, voor ketels en waterstoomsystemen) en Siemens

breidt haar kantoorlocatie zelfs uit. De eerste nieuwbouwprojecten en transformaties

zijn inmiddels een feit. Een eerste proeve bood de in 2001 geopende brandweerkazerne,

41 – belvedere.nu / Thema’s40 – belvedere.nu / Thema’s

Page 22: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Gedekte gemeenschapsweg vanaf Fort Honswijk

Page 23: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Cultuurhistorische gebruiken, objecten en structuren zijn te vinden op alle schaal-

niveaus. Ze zijn zeer divers in hun betekenis of waardering. In gebiedsontwikkelingen

komen al deze schaalniveaus en motieven voor behoud samen. Door slim te schakelen

tussen de niveaus en motieven krijgen afzonderlijke beleidsinitiatieven en projecten

gezamenlijk een meerwaarde.

Versterkingen, waterwerken en open velden vormden tussen 1815 en 1940 een ingenieus

verdedigingssysteem tussen Muiden en de Biesbosch. Bij vijandelijke dreiging kon het

leger weilanden onder water zetten. Een laag water van zo’n veertig centimeter blok-

keerde de doorgang: te diep om te lopen, te ondiep om te varen. Forten bewaakten de

zwakke plekken. Deze Nieuwe Hollandse Waterlinie was de grootste en technisch verst

doorgevoerde uitvoering van een beproefd verdedigingssysteem voor de lage landen.

Al bijna tien jaar lang is deze overbodig geworden militaire structuur het toneel van

grote bestuurlijke aandacht. In 2000 benoemde het kabinet de Waterlinie tot nationaal

project, in 2003 nam het de linie op in de nationale ruimtelijke hoofdstructuur, in 2008

verbonden alle betrokken overheden zich via het Pact van Rijnauwen aan een uitvoe-

ringsprogramma en sinds 2009 is de Nieuwe Hollandse Waterlinie Nederlands grootste

rijksmonument. Al deze bestuurlijke aandacht laat zich niet alleen verklaren uit de his-

torische waarde. Minstens zo belangrijk is de actuele betekenis die de linie blijkt te heb-

ben, op alle schaalniveaus – van de nationale ruimtelijke ordening tot het individuele

fort. Die betekenis wordt bewezen door de talloze restauraties, herbestemmingen en

andere investeringsprojecten die in deze periode al zijn uitgevoerd.

De basis voor het nieuwe toekomstperspectief vormt het Linieperspectief ‘Panorama

Krayenhoff’. Deze ruimtelijke visie is in 2004 uitgebracht door de Liniecommissie, waar-

in vijf departementen en vijf provincies zijn vertegenwoordigd. In grote lijnen komt het

Linieperspectief erop neer dat de westzijde – het verdedigde deel – verder verdicht mag

worden, met groen of bebouwing. De oostzijde wordt open gehouden. Dit is het land

dat vroeger onder water gezet moest kunnen worden. Daar tussendoor loopt de ‘hoofd-

verdedigingslijn’, waar het merendeel van de zesenveertig forten aan ligt. Het land-

schappelijke contrast en de militaire bouwwerken maken deze verdedigingslijn herkenbaar.

Op deze manier komt de Waterlinie tot zijn recht als cultuurhistorische landschapsstruc-

45 – belvedere.nu / Thema’s44 – belvedere.nu / Thema’s

Continu schakelen tussen schaalniveaus

en betekenissen

Nieuwe Hollandse Waterlinie

Coupure in de wal langs de gedekte gemeenschapsweg

Page 24: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

nieuwe particuliere initiatieven op het kleinste schaalniveau, die de aanpak op het

hogere schaalniveau onderbouwen. De eerste ondernemers met plannen voor de ont-

wikkeling van het door Defensie verlaten Fort Honswijk hebben zich al gemeld.

Projecten binnen de projectenveloppe ‘Linieland’ sorteerden hier al op voor en ont-

lenen er extra waarde aan. Zo is in opdracht van de gemeente Houten de laatste nog

herkenbare gedekte gemeenschapsweg opgeknapt. Zo’n weg fungeerde als geheime

verbinding tussen een aantal verdedigingswerken. De weg werd 'gedekt' door een aarden

wal en aan het zicht onttrokken door hoge bomen. De soldaten konden zo beschermd

en onbespied wapens en voedsel transporteren. Binnen het project is de hele constellatie

van weg, begroeiing, aarden wal en inundatiekanaal tussen Fort Honswijk en het Werk

aan de Korte Uitweg hersteld en beter herkenbaar gemaakt. Een door OKRA landschaps-

architecten en Bunker Q ontworpen coupure in de wal lokt passanten naar een uitkijk-

punt aan het kanaal. Hier varen in de toekomst kanoërs voorbij die een Waterlinie-

kanoroute volgen. De weg zelf is inmiddels onderdeel van een bewegwijzerde fietsroute

en een lange-afstandswandelpad langs de Waterlinie.

BekendheidOm initiatieven op het kleinste schaalniveau te stimuleren, zet het projectbureau zich

in om de bekendheid met de mogelijkheden te vergroten. Zo wil het nieuwe initiatieven

losmaken bij ondernemers. Zij kunnen gebruik maken van het merk Waterlinie en tege-

lijkertijd zelf van toegevoegde waarde zijn. Te denken valt aan boeren of horeca-onder-

nemers, maar ook aan kennisinstellingen als de Stichting GeoFort, die vanuit het Fort

bij de Nieuwe Steeg werkt aan nieuwe GPS-systemen – onder meer voor de Waterlinie

zelf. De ondernemers gaan samenwerken aan productontwikkeling en marketing.

Internationaal wordt kennis uitgewisseld met ondernemers in bijvoorbeeld Vlaamse en

Ierse nationale landschappen. Productinnovatie en verbreding verstevigen de economi-

sche basis onder het behoud van de Waterlinie.

Ook de bekendheid bij het brede publiek heeft de volle aandacht. Tot de eerste

quick wins behoorden de realisatie van een informatiecentrum in Fort Vechten bij Bunnik

en de langeafstandswandelroute. Er is fors geïnvesteerd in ‘September Fortenmaand’ en

andere publieksmanifestaties. Onlangs verscheen een dvd met getuigenverhalen van

voormalige militairen en omwonenden. De wisselwerking tussen de Nieuwe Hollandse

Waterlinie als grootschalig fenomeen en de kleine initiatieven die bedrijven of particu-

lieren daaraan verbinden, brengen de Waterlinie weer tot leven. De continue schakeling

tussen schaalniveaus en betekenissen is tot nu toe cruciaal gebleken om de Waterlinie

zichtbaar, beleefbaar en duurzaam bruikbaar te maken.

47 – belvedere.nu / Thema’s

tuur en als ‘megasingel door de Deltametropool’. In die laatste hoedanigheid markeert

de Waterlinie de oostelijke begrenzing van de Randstad en de landschapsecologische

overgang van hoog naar laag Nederland.

Van nationaal tot lokaal perspectiefOm een grootschalige structuur als deze van de grond te krijgen, is de medewerking

nodig van veel gemeenten, ondernemers en andere lokale partijen. Voor hen hebben de

forten, waterwerken en open velden vaak net een andere betekenis, naast de cultuur-

historische waarde. Ze kunnen bijvoorbeeld een inspirerende woon- en werkomgeving

vormen of deel uitmaken van een toeristisch-recreatief programma. De organisatie van

het nationale project Nieuwe Hollandse Waterlinie is erop gericht om de betekenissen

op verschillende schaalniveaus bij elkaar te brengen. Dat gebeurde in eerste instantie

via enkele ‘quick wins’. Fort aan de Klop kreeg bijvoorbeeld een nieuwe bestemming

als herberg, theehuis en camping. Het buurtschapje dat van oudsher in Fort Blauwkapel

ligt, werd nieuw leven ingeblazen in combinatie met een kleinschalig woningbouw-

programma. Een groot deel van deze projecten stond al langer op stapel, maar het

nationale label van de Waterlinie bracht ze in een stroomversnelling. De quick wins

maakten bestuurders, maar ook ondernemers en burgers enthousiast voor de

Waterlinie.

Meer structureel kreeg de samenwerking vorm in zeven zogeheten ‘projectenvelop-

pen’ voor deelgebieden. Binnen een envelop werken provincies, gemeenten, water-

schappen, grondeigenaren, historische verenigingen, ondernemers en anderen samen

aan meerdere restauratie- en ontwikkelingsprojecten op regionaal en lokaal niveau. Een

nationaal projectbureau vervult de spilfunctie tussen alle betrokkenen en schakelt

voortdurend tussen de verschillende niveaus. Een kwaliteitsteam adviseert over alle in

ontwikkeling zijnde plannen en houdt daarbij met name de onderlinge samenhang in

het oog.

LinielandschapIn vier delen van de Waterlinie heeft de samenwerking inmiddels de vorm aangenomen

van integrale gebiedsontwikkeling. Het Pact van Rijnauwen maakte dat mogelijk, onder-

steund door een financiële impuls van zeventig miljoen euro, gelijkelijk verdeeld over

het rijk en de provincies. Een voorbeeld is het nog relatief ongeschonden linielandschap

ten zuiden van Houten, op het Eiland van Schalkwijk. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is

hier in al haar facetten nog goed herkenbaar. Dit gebied zal zich ontwikkelen in de rich-

ting van een landschapspark, dat voorziet in een deel van het recreatieve, ecologische

en waterhuishoudkundige programma voor de regio en waarin wellicht op kleine schaal

woningbouw mogelijk is. De Waterlinie biedt de ankerpunten en het richtsnoer. Er zijn

investeringen te verwachten in de toeristisch-recreatieve bereikbaarheid met onder

meer een liniepont over de Lek tussen Fort Honswijk en Fort Everdingen, en met een

nieuwe fietsverbinding tussen Nieuwegein en Houten via Schalkwijk. Gehoopt wordt op

46 – belvedere.nu / Thema’s

Page 25: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29
Page 26: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Een boer die zijn stal vergroot, een bewoner die een uitbouw maakt, een bedrijf dat

nieuwe neonverlichting installeert: verrommeling van de leefomgeving vindt soms

sluipenderwijs plaats. De oorzaak ligt lang niet altijd in achteloosheid. Veel mensen

zijn graag bereid een positieve bijdrage aan de leefomgeving te leveren, maar hebben

niet de kennis of de vaardigheid om dat uit zichzelf te doen. De afgelopen jaren zijn op

het platteland en in de stad uiteenlopende initiatieven genomen om hen daarin te

ondersteunen.

Ze waren veel Noord-Groningers een doorn in het oog, de grote stalen landbouwschuren

die her en der in het landschap verschenen. Qua schaal, opbouw en ligging weken ze

compleet af van de oude schuren. De vereniging Wierde & Dijk, waarin boeren en andere

bewoners samenwerken aan de kwaliteit van natuur en landschap in Noord-Groningen,

vond dat het ook anders moest kunnen. Wierde & Dijk begon daarom in 2001 het project

‘Agrarisch landschappelijk bouwen op het hogeland’. De vereniging werkte daarin

samen met LTO Noord Projecten, architect Jan Giezen en landschapsarchitecte Greet

Bierema en wist zich gesteund door Europese, nationale en provinciale subsidies, onder

meer van Belvedere. Inzet was om te komen tot ontwerpstrategieën om nieuwe boeren-

schuren beter te laten aansluiten op hun omgeving. Want dat ontwikkelingen als

schaalvergroting, mechanisatie en nieuwe teelten boeren ertoe noopten om hun bedrijf

uit te breiden, dat stond buiten kijf.

Streekeigen ontwerpOnderzoek legde de pijnpunten bloot. Traditionele boerderijschuren bevinden zich vaak

aan of achter het woonhuis, met dezelfde dakvorm en opgetrokken uit dezelfde materi-

alen. De nieuwe standaardschuren zijn van staal en staan meestal los op het erf en

hebben ook in hun ontwerp niets met het woonhuis te maken. Ze hebben een hogere

onderbouw en een flauwere dakhelling. Sommige hebben een wit dak of zijn in andere,

felle kleuren geschilderd. Van details die de oude schuren kenmerken, zoals de houten

goten, witte kozijnen, groene deuren en uilenborden in de nok, is in de stalen schuren

niets over. Giezen stelde daar een modelschuur tegenover die beter in het landschap

past. Deze heeft weliswaar een stalen dak, want dat bleek financieel noodzakelijk. Maar

51 – belvedere.nu / Thema’s50 – belvedere.nu / Thema’s

Kleinschalige oplossingen voor sluipende

verrommeling

Agrarisch landschappelijk bouwen

in Noord-Groningen

en Dordtse Kleuren in Dordrecht

Page 27: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

53 – belvedere.nu / Thema’s

in aspecten als de dakhelling, goothoogte, bakstenen gevels, detaillering en de situe-

ring op het erf zijn ze onmiskenbaar Noord-Gronings.

Als groeiende boerenbedrijven in Noord-Groningen massaal voor deze schuur zou-

den kiezen, was daadwerkelijk een halt toegeroepen aan een sluipende verrommelings-

tendens. Dat is helaas niet gebeurd. Er zijn slechts drie van deze schuren gebouwd: in

Pieterburen, Godlinze en Stedum. Voor een verdere verspreiding bleken de meerkosten

toch te hoog. Maar er was ook een inhoudelijk struikelblok. Het vastleggen van een aan-

tal uiterlijke kenmerken doet onvoldoende recht aan de specificaties van een concrete

locatie en kan gemakkelijk leiden tot historiserend bouwen. In een volgend project voor

agrarisch landschappelijk bouwen, ditmaal in het nationaal landschap Drentsche Aa en

wederom met medewerking van LTO Projecten Noord en architect Jan Giezen, wordt

daarom proefgedraaid met een meer procesmatige aanpak. Uit een zorgvuldige samen-

werking tussen het agrarische bedrijf, een architect, een landschapsarchitect, de

gemeente en de provincie moeten oplossingen voortkomen die zijn afgestemd op de

streekeigen karakteristieken en de specifieke locatie.

Dordtse KleurenHoewel verrommeling in de media vooral wordt gerelateerd aan het landelijk gebied,

speelt dezelfde thematiek ook in de stad. Ook hier worden initiatieven ontplooid die

kleine ondernemers en bewoners ondersteunen met kennis en bouwstenen. Eigenaren

van panden in de Dordtse binnenstad kunnen bijvoorbeeld bij hun schilderwerk putten

uit een waaier met 55 typisch Dordtse kleuren. Het palet bevat kleuren die vanouds in

Dordrecht voorkomen en hebben luisterrijke namen gekregen als het Itz Wit en het

Beverenburch, genoemd naar respectievelijk een kunstschilder en een karakteristiek

pand. De waaier is opgesteld door de plaatselijke Stichting de Stad, op grond van een

onderzoek naar het historische kleurengebruik in Dordrecht waartoe de gemeente

opdracht had gegeven. De stichting biedt desgevraagd ook kleuradviezen en plaatselijke

schildersbedrijven hebben geleerd te werken met de kleurenwaaier. Veel extra kost het

niet en het straatbeeld knapt er zienderogen van op – dat is aangetoond in de Wijnstraat,

die diende als proeftuin.

Sluipende verrommeling ontstaat als kleine investeerders massaal kiezen voor

efficiënte standaardoplossingen of als iedereen de eigen smaak volgt, bij gebrek aan

houvast over collectieve kwaliteiten. Oplossingen hiervoor, in de stad en in het landelijk

gebied, kennen een paar gemeenschappelijke componenten. Ze bieden kennis aan over

het verleden, zodat mensen weten waar ze aan bijdragen en waarom dat de moeite

waard is. Ze bieden aanknopingspunten over hoe de cultuurhistorische kwaliteiten te

vertalen zijn in hedendaagse ontwerpen, maar geen pasklare modellen. Ze bieden waar

nodig professionele ondersteuning, bij het ontwerp en in de uitvoering. En de meerkos-

ten voor wie mee wil doen blijven binnen de perken.

52 – belvedere.nu / Thema’s

Page 28: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29
Page 29: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Soms zijn objecten of structuren geheel verdwenen, maar bestaat toch de wens het

verleden te laten herleven. Een nauwgezette reconstructie behoort tot de mogelijk-

heden, maar er kan ook een uitgesproken eigentijdse vorm ontstaan die refereert aan

het verleden. Bijvoorbeeld door historische vormen en patronen te stileren.

Van de zeventiende tot en met de negentiende eeuw was De Wiers een buitenplaats aan

de Lek bij het dorp Vreeswijk. In de twintigste eeuw overspoelden de industrialisatie en

de verstedelijking de buitenplaats. Het landhuis maakte plaats voor een scheepswerf,

de groene omgeving veranderde in een bedrijventerrein tussen twee kanalen en

Vreeswijk werd een wijk van Nieuwegein. Nu, in de eenentwintigste eeuw, kondigt de

volgende transformatie zich aan. Een jachthaven, een nieuwe woonbuurt en een goed

restaurant zijn daar de voorboden van. Net als in de negentiende eeuw komen mensen

hier weer om te genieten, net als in de twintigste eeuw komen ze er om te werken. Maar

de context is volledig veranderd. Het nieuwe Huis de Wiers staat symbool voor al deze

transformaties. Het souterrain is oud en gerestaureerd, de bovenbouw is nieuw. De con-

tour van de bovenbouw is historisch geïnspireerd, maar de detaillering en het materi-

aal- en kleurgebruik zijn eigentijds.

Referentie Architect Jaco de Visser was adviseur van een klankbordgroep die de gemeente

Nieuwegein had ingesteld voor de herontwikkeling van het industriegebied. Hij zag

weinig heil in het toenmalige plan om er urban villa’s te bouwen. In de geschiedenis van

het oude landhuis hoopte hij een alternatief te vinden. Zichtbare resten waren er niet

meer. Het oude Huis de Wiers was in 1947 gesloopt onder druk van de zich uitbreidende

bedrijvigheid. Maar ondergronds waren er nog wel degelijk resten aanwezig, ontdekte

De Visser na onderzoek samen met (toen nog amateur-)archeoloog René van der Mark.

Gedeeltes van de verlaten scheepswerf bleken te rusten op het souterrain van het land-

huis. De kruisgewelven in het souterrain waren er nog en ook delen van de ommuring

van het voorterrein en de fundering van het poortgebouw werden teruggevonden, hoe-

wel allemaal in slechte staat.

57 – belvedere.nu / Thema’s56 – belvedere.nu / Thema’s

Herbouw tussen inspiratieen reconstructie

Huis de Wiers, Nieuwegein

en Kasteel Heemstede, Houten

Page 30: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

59 – belvedere.nu / Thema’s

Het is de voorkeur van de architect en de opdrachtgever die de balans bepaalt tussen een

nauwgezette reconstructie en een eigentijdse interpretatie, maar ook de omgeving van

het gebouw speelt er een rol in. Kasteel Heemstede staat nog steeds buiten de stad, in

een relatief open landschap, hoewel van het oorspronkelijke landgoed weinig meer over

is. Op enige afstand van het kasteel loopt er zelfs een snelweg doorheen. De wijk De

Wiers lijkt daarentegen in niets meer op het buiten dat het in de zeventiende eeuw was.

De natuur is verdrongen. Er zijn kanalen gegraven, er is een industriële geschiedenis

overheen gekomen en nu ontwikkelt het zich tot een intensief gebruikt woon-, werk- en

recreatiegebied in een voormalige groeikern. De vorm en de materialisering geven Huis

de Wiers een statigheid die past bij het landhuis dat lang geleden op de plek stond,

maar zijn ook op te vatten als een knipoog naar de industriële bebouwing die het beeld

hier bijna een eeuw lang heeft gedomineerd.

58 – belvedere.nu / Thema’s

De Visser nam zelf het initiatief om het souterrain te restaureren en er een nieuw

gebouw bovenop te zetten, geïnspireerd op het oude Huis de Wiers. Hij maakte het

architectonisch ontwerp, zijn partner (interieurarchitecte Odette Ex) ontwierp het inte-

rieur en zij namen zelf hun intrek in het gebouw, zowel met de bureaus van beiden als

met hun gezin. Hij vroeg de gemeente om in het bestemmingsplan horeca toe te voegen

aan de gecombineerde woon- en werkbestemming, om de ruimte onder de herstelde

kruisgewelven te kunnen verhuren als restaurant en het huis zo ook voor het publiek

toegankelijk te maken. Tussen 2005 en 2007 werden het huis en de omliggende tuin

opgeleverd; bijgebouwen zoals het poortgebouw volgen in de toekomst.

De contouren van het nieuwe Huis de Wiers zijn afgeleid van zijn zeventiende-

eeuwse voorganger. De hoogte, de grondvorm en het karakteristieke dubbele zadeldak

zijn identiek of zo goed als identiek. Het silhouet dat zo ontstaat, vormt een krachtige

cultuurhistorische referentie. De verdere invulling past in het recente cultuurbeeld. De

ramen zijn onregelmatig gepositioneerd, de begane grond is transparant door het

gebruik van veel glas, het dak vloeit zonder geprononceerde rand of ornamentiek over in

de gevels. In de eigentijdse opbouw is de cultuurhistorische achtergrond ook op een

andere, meer verborgen manier te herkennen. Het gebruik van de oorspronkelijke, uit

1654 stammende fundering stelde eisen aan het gewicht van de opbouw. De nu gang-

bare bouwmaterialen zijn te zwaar. De Visser wilde bovendien materialen gebruiken met

een natuurlijke uitstraling, die weinig afwerking nodig hebben. Een groot deel van de

constructie is daarom uitgevoerd in hout: het casco, de gevels, de vloeren en het dak.

Met name in het interieur is het hout sfeerbepalend. Aan de buitenkant zijn tegen het

hout koperen platen bevestigd. Het voorgeoxideerde koper benadert de kleur van het

metselwerk waarin het oude landhuis opgetrokken was. Het huis krijgt er een doorleefde

uitstraling mee. Het past in het beeldkwaliteitsplan voor de omgeving, dat mede door

De Vissers inbreng niet alleen aan het visuele beeld appelleert, maar ook aan de klanken

en de geuren van de voormalige scheepswerf.

Kasteel HeemstedeDe Visser heeft zich verre gehouden van reconstructies of andere vormen van historise-

ring. Die keuze staat tegenover de keuze om zo veel mogelijk van de historische situa-

tie te laten zien. Een voorbeeld daarvan is niet ver van Nieuwegein te vinden. In

buurgemeente Houten staat een ander landhuis, kasteel Heemstede. Net als Huis de

Wiers was dit kasteel teloorgegaan, hoewel door brand in plaats van door sloop, en ook

hier bevindt zich een restaurant in het souterrain met kantoren daarboven. Maar Van

Hoogevest Architecten maakte voor de herbouw een nauwkeurige reconstructie van

het oude gebouw. Zelfs de stenen zijn volgens oorspronkelijk recept gebakken. De

keuze voor een reconstructie was mogelijk omdat de oude bouwtekeningen nog

beschikbaar waren. Bovendien was het monumentale kasteel pas recent afgebrand.

Het lag daarom nog vers in het geheugen, in tegenstelling tot het al bijna vergeten

Huis de Wiers.

Page 31: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Tracé voormalige Romeinse weg

Page 32: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Het cultuurhistorisch verhaal van een gebied beperkt zich zelden tot één object of tijds-

laag. Een nieuwe ontwikkeling kan zich alleen presenteren als een nieuw hoofdstuk in dit

verhaal, als de strekking ervan overeind blijft. Daarvoor is niet alleen een verbinding nodig

met de toekomstige opgave – ook wel externe integratie genoemd – maar ook tussen de

verschillende cultuurhistorische disciplines van de archeologie, historische geografie en

bouwkunst – de interne integratie.

Nieuwbouw die zich voegt naar eeuwenoude patronen en tastbare herinneringen aan het

verleden herbergt, zoals een oude tuinderskas en de contouren van een ridderhofstad. De

Vinexlocatie Leidsche Rijn bij Utrecht is een van de allereerste proeftuinen van het

Belvedere-denken. Sterker nog, al een paar jaar voordat Belvedere het licht zag, was cultuur-

historie er een belangrijk thema in de planvorming. De eerste aanzet werd gegeven in 1993

toen de gemeente het instrument van de Cultuurhistorische Effectrapportage (CHER) intro-

duceerde. Sinds die tijd moeten, vooruitlopend op ingrijpende transformaties, eerst de

63 –belvedere.nu / Thema’s62 – belvedere.nu / Thema’s

Voortbouwen op een meerdimensionaal verleden

Leidsche Rijn, Utrecht

Oude dijkweg, opgenomen in stedenbouwkundige structuur Educatief project Graaf Junior

Page 33: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Andere samenhangHeel anders is de aanblik van De Balije, een ander topgebied. Rechte, noord-zuid lopende

straten maken in één oogopslag duidelijk dat hier een andere samenhang van cultuurhisto-

rische structuren als basis voor de planvorming heeft gediend. Inderdaad kende dit gebied

van oudsher langwerpige percelen met sloten ertussen, ontstaan als gevolg van elfde-

eeuwse ontginningen. De percelen waren met hun bebouwing georiënteerd op de ontgin-

ningsas, in dit geval de Leidsche Rijn. Naar achteren toe boden ze vrij zicht. De enige

bebouwing die de noord-zuid richting enigszins doorbrak, waren enkele oude boerderijen.

Deze lagen op de verhoging van de oude Heldammer stroomrug, tevens het oude kerken-

pad naar De Meern. Tijdens bouwwerkzaamheden voor de naastgelegen wijk Veldhuizen in

1997 – nadat de CHER allang voltooid was – bleek dat zich onder dit oude kerkenpad de fun-

damenten bevonden van de weg die vroeger langs de Limes, de Romeinse grens, liep. De

Romeinen hadden destijds op de hoger gelegen stroomrug houten palen geplaatst met

daartussen een grindlaag, om zo het uiterst drassige gebied toegankelijk te maken. De

boerderijen waren vervolgens weer op deze stevige ondergrond gebouwd.

Deze vondst maakte duidelijk dat de samenhang van cultuurhistorische elementen

en structuren hier nog sterker was dan gedacht. Omdat de planvorming voor De Balije

nog op gang moest komen, bleek het mogelijk deze samenhang expliciet te tonen.

Landschapsarchitecten van Buro Lubbers transformeerden de stroomrug tot parkzone met

daar doorheen het tracé van de Romeinse weg – gemarkeerd door grind – en geflankeerd

door de monumentale boerderijen. Een bloembed van krokussen geeft ieder voorjaar het

tracé van de oude Heldammer rivierbedding aan. De Romeinse weg breekt nog letterlijk door

het eerste appartementengebouw van Veldhuizen, maar loopt vervolgens op andere be-

bouwing dood. Verder volgt de bebouwing vooral de structuur van de langwerpige percelen,

waarbij de zichtlijnen vanaf de Leidsche Rijn naar achteren zoveel mogelijk behouden zijn.

IdentificatieDe aandacht voor de samenhang van de verschillende cultuurhistorische structuren heeft

in elk van de vijf gebieden geleid tot een eigentijds beeld waar het verleden nog doorheen

schemert, maar met eigentijdse bebouwing nadrukkelijk ook een nieuwe laag aan is toege-

voegd. Leidsche Rijn is daarmee een van de eerste grootschalige ontwikkelingen waar in de

dagelijkse realiteit kan worden ervaren op welke manier cultuurhistorie kan bijdragen aan

de ruimtelijke kwaliteit. Het is ook een van de eerste ontwikkelingen waarbij in de toekomst

zal moeten blijken of de nieuwe bewoners zich met dit beeld en de geschiedenis gaan

identificeren. Volgens de gemeentelijke historici gaat dat niet vanzelf. Al tijdens de ontwik-

keling van de wijk hebben zij geprobeerd het verhaal van het gebied op de toekomstige

bewoners over te dragen met openbare opgravingen, informatiepanelen, festiviteiten en

publicaties. Evaluerend zeggen zij wel dat dit aspect van meet af aan in de planvorming

meer aandacht moet krijgen. De beste garantie voor toekomstig behoud is immers dat de

huidige bevolking de cultuurhistorische rijkdom van het gebied beleeft en waardeert.

65 – belvedere.nu / Thema’s

cultuurhistorische karakteristieken van een gebied of plek in kaart worden gebracht en op

waarde geschat. Het stadsbestuur bepaalt vervolgens wat van deze waarden moet worden

ingepast, of onderzocht, of wat mag verdwijnen. Ontwerpers en ontwikkelaars kunnen de

rapportage gebruiken als bron van informatie en inspiratie.

Leidsche Rijn was de eerste opgave waarvoor de gemeente de CHER toepaste. Het plan-

gebied besloeg een oppervlakte van zo’n 2500 hectare, verdeeld over de gemeente Utrecht

en het toen nog zelfstandige Vleuten-De Meern. Hier moesten in dertig jaar tijd zo’n 30.000

woningen verrijzen voor 80.000 mensen. Het document kwam uiteindelijk in 1995 gereed,

vlak voordat een planteam onder leiding van landschapsarchitecte Riek Bakker aan het

Masterplan begon te werken. Dit team benoemde ‘identiteit’ tot een van de speerpunten en

nam de aanbevelingen uit de CHER zoveel mogelijk over. De kwaliteitskaart van het Master-

plan bevatte volgens de gemeentearcheologen zelfs 80 tot 90 procent van cultuurhistorische

structuur van de waarderingskaart uit de CHER.

Stapeling van waardenDe cultuurhistorische ambitie van de gemeente Utrecht was voor die tijd zeer vooruitstre-

vend. Naast behoud van erfgoed, was het bereiken van ruimtelijke kwaliteit van meet af aan

een van de doelstellingen. Bijzonder was ook de manier waarop naar de cultuurhistorie in

het gebied werd gekeken. De tot dan toe harde scheidslijnen tussen archeologische, land-

schappelijke en architectuurhistorische invalshoeken vervaagden. Het ging om de stapeling

van waarden en de samenhang ertussen. Op de cultuurhistorische waardekaart van het

plangebied werden vijf deelgebieden zichtbaar die een sterke samenhang kenden van cul-

tuurhistorische elementen en structuren uit verschillende tijdslagen. Aan deze gebieden

werd niet alleen een hoge waarde toegekend door de gemeentelijke archeologen en cul-

tuurhistorici, maar ook door de ontwerpers. De hier aangetroffen cultuurhistorie bood

meer aanknopingspunten voor de planvorming dan de plekken waar slechts losse relicten

uit één tijdslaag aanwezig waren.

Een van de vijf cultuurhistorische ‘topgebieden’ – de huidige wijk Het Zand – bezat

bijvoorbeeld een gave middeleeuwse blokverkaveling, met daartussen de restanten van een

Romeins badhuis, een castellum en een middeleeuws kasteel, verbonden door nog altijd

gebruikte, historische wegen. Een duurzaam beheer van deze kwaliteiten diende volgens de

CHER uitgangspunt te zijn voor de ontwikkeling van het gebied. Aantasting moest worden

voorkomen.

De supervisor van deelplan Het Zand, stedenbouwkundige Hans Ebberink, benutte de

gevonden kwaliteiten als onderlegger voor de planvorming. Hij besloot de middeleeuwse

blokverkaveling met kronkelige wegen, sloten en boerderijen te handhaven en tot het

raamwerk voor de nieuwbouw te maken. Hiertussen bevinden zich onder meer het hoger

gelegen castellum en een oude kersenboomgaard, die door omwonenden wordt onderhouden.

Opvallend is ook de nieuwbouw van een voorzieningencluster dat zich nestelt om twee

schoorstenen van voormalige kassencomplexen.

64 – belvedere.nu / Thema’s

Page 34: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Grevijlinkhuis, Annerveenschekanaal

Page 35: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Veel mensen voelen zich betrokken bij hun woonplaats. Ze zijn geïnteresseerd in de

geschiedenis ervan en kennen de verhalen die de geschiedenis kleuren. Door bewoners

te betrekken bij de zoektocht naar een gebiedsidentiteit en bij het formuleren van toe-

komstkansen, ontstaat een rijk beeld van het verleden en een door de gemeenschap

gedragen ontwikkelingsvisie. Daar zijn inmiddels veel methodieken voor uitgedacht

en toegepast.

In 2004 werd de leegstaande hervormde kerk van Annerveenschekanaal in Drenthe

omgetoverd tot een werkplaats voor dorpsontwikkeling. Studenten van de Hogeschool

Van Hall Larenstein gingen er werken aan een ontwikkelingsvisie voor de dorpen langs

het Grevelingskanaal. Zij deden dat op locatie, in een van die dorpen, om intensief te

kunnen samenwerken met de bevolking. De bewoners hadden eerder al blijk gegeven

van een grote betrokkenheid bij hun dorp, ook al waren velen van hen er geboren noch

getogen. In Annerveenschekanaal had de dorpsbevolking bijvoorbeeld met succes

gestreden voor het behoud van een school en een oude klapbrug. Enige scepsis hadden

de bewoners aanvankelijk wel, toen de studenten zich meldden. Maar die verdampte

toen de bewoners in de gaten kregen dat ze in ruil voor hun kennis en medewerking een

waardevol instrument aangereikt kregen, een werkwijze waarin zij hun eigen wensen en

ideeën konden aanscherpen en onder de aandacht van de beleidsmakers konden brengen.

Werkplaats voor dorpsontwikkelingDe werkplaats Daip, genoemd naar het Groningse woord voor ‘kanaal’ of ‘diep’, had al

een voorgeschiedenis. In 2002 verscheen de Agenda voor de Veenkoloniën. Provincies,

waterschappen en gemeenten wilden daarmee iets doen aan de economische teruggang

van dit Drents-Groningse landbouwgebied. Een van de programma’s had tot doel om de

kanalen waar ooit turf over afgevoerd werd, te ontsluiten voor de recreatievaart: Van

turfvaart naar toervaart. Daar viel ook het Grevelingskanaal onder. De gemeenten Aa en

Hunze en Veendam en de dorpsverenigingen van Annerveenschekanaal en Eexterveensche-

kanaal / Bareveld grepen dit programma aan om een bredere visie op de ontwikkeling

van de dorpen te ontwikkelen. Deze moest ook ingaan op vraagstukken zoals het terug-

lopende voorzieningenniveau en de vergrijzing. Mede door tussenkomst van de Brede

69 – belvedere.nu / Thema’s68 – belvedere.nu / Thema’s

Gebiedsidentiteit inde hoofden en de harten

Daip Grevelingskanaal

Page 36: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Hogeschool is nieuwe werkplaatsen begonnen, in samenwerking met andere onderwijs-

instellingen en met steun van onder meer het ministerie van LNV. De werkplaats leverde

de studenten een unieke praktijkervaring op, maakte dat deskundigen zich niet alleen

adviserend maar ook lerend opstelden en hielp vooral bewoners om samen, los van de

dagelijkse realiteit en op basis van hun persoonlijke beleving een visie op de toekomst

van het dorp op te stellen. Die visie straalt datgene uit, wat Willem Foorthuis, de lector

Plattelandsvernieuwing van Van Hall Larenstein, de bewoners al bij aanvang op het hart

drukte: “Deze plek is en blijft van jullie”.

71 – belvedere.nu / Thema’s

Overleggroep Kleine Dorpen (BOKD) Drenthe, die veel ervaring heeft met het opstellen

van dorpsontwikkelingsplannen in samenwerking met bewoners, kwam het contact

met de hogeschool tot stand.

De studenten interviewden dorpsbewoners, vooral de ouderen onder hen die veel

over de historie konden vertellen. Ze organiseerden excursies waarin zij met bewoners en

deskundigen kennis over de geschiedenis van het dorp konden uitwisselen. De studenten

vroegen dorpsbewoners om mooie en lelijke plekken te fotograferen, en om aan de hand

van een karakteristiek voorwerp te vertellen over de identiteit en kwaliteit van hun dorp.

Al deze activiteiten resulteerden in een mental map van de dorpen. Deze gaf inzicht in

de sociale verhoudingen, bijvoorbeeld met de opmerking ‘hier moet je zorgen dat je een

kind op school hebt, dan word je meteen opgenomen’ bij de school in Annerveensche-

kanaal. Symbolen als een zwemmer in het kanaal of de zogenaamde krabbersdopjes

(een soort vingerhoedjes voor het rooien van aardappelen) maakten duidelijk hoe som-

mige plekken in de hoofden van bewoners betekenis hadden gekregen. Deze betekenis

was veelal niet meer in het landschap herkenbaar, en dreigde daarom in de vergetelheid

te raken. Andersom kwam het ook voor dat bewoners de betekenis van wel herkenbare

elementen niet meer kenden, zoals van het witte hekje dat in een nabijgelegen dorp

exact de locatie van de oude Semslinie, de grens tussen Groningen en Drenthe, aangaf.

Vier prioriteitenNa vier maanden werkte een nieuwe groep studenten onder supervisie van het architecten-

bureau DAAD op basis van de mental map vier toekomstscenario’s uit. Deze varieerden

van ontwikkelingen ten nutte van de dorpsbewoners zelf tot de versterking van de toe-

ristische infrastructuur. Zo kregen de bewoners inzicht in de keuzemogelijkheden. Dat

leidde tot een aantal duidelijke keuzes, zoals het verdichten van de bestaande lintbe-

bouwing en het concentreren van nieuwe aanlegplaatsen voor de toervaart op plekken

waar recreatie en water ook nu al samengaan. Om te voorkomen dat de gemeente een te

groot wensenpakket in handen zou krijgen, gaven de bewoners vier prioriteiten aan: de

verbetering van het knooppunt in Bareveld (waar twee bebouwingslinten kruisen), de

aanleg van een fiets- en wandelpad op het schouwpad langs het kanaal, de aanleg van

een dwars op het kanaal lopend fietspad in Annerveenschekanaal en de verruiming van

het beleid voor leegstaande gebouwen.

Inmiddels is de vaarweg uit het programma Van turfvaart naar toervaart gerealiseerd.

In 2008 hebben zo’n negenhonderd toervaarders de veendorpen weten te vinden. Op basis

van de ontwikkelingsvisie komen de eerste projecten tot stand, zoals de vervanging van

vissteigers door stevigere aanlegsteigers in de nabijheid van bestaande voorzieningen.

Ook werkt de gemeente aan herbestemming van leegstaande gebouwen. Samen met de

woningstichting Woonborg zoekt ze naar een nieuwe gebruik voor het achttiende-eeuwse

Grevijlinkhuis en de inmiddels door de werkplaats verlaten kerk in Annerveenschekanaal.

De werkplaats plattelandsvernieuwing heeft zich voortvarend verder ontwikkeld.

Daip won in 2006 de HBO Innovatieprijs en de Grontmij aanmoedigingsprijs. De

70 – belvedere.nu / Thema’s

Page 37: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Voermanhaven, Groningen-Paddepoel

Page 38: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Wat maakt cultuurhistorische eigenschappen tot cultuurhistorische kwaliteiten, bruik-

baar bij nieuwe ontwikkelingen? Die vraag speelt vooral bij jong erfgoed: naoorlogse

woonwijken, bedrijventerreinen en ruilverkavelingen. Uitzonderingen daargelaten, staat

dit erfgoed niet bekend om zijn schoonheid en soms wreekt zich dat in het gebruik.

Maar dat is geen reden om de cultuurhistorie te negeren.

Paddepoel in Groningen staat model voor een generatie woonwijken uit de wederop-

bouwperiode waar nu sociaal-economische problemen optreden. Veel middelhoogbouw

in overvloedig groen, de straten zonder bebouwingswanden en de scheiding van ver-

keerssoorten – in de jaren zestig golden ze als ingrediënten voor een omgeving die licht,

lucht en ruimte combineerde met betaalbare woningen.

In die jaren bestond een sterk geloof in de maakbaarheid van de samenleving. De

maatvoering was nauwkeurig geoptimaliseerd, met het groeiende autoverkeer in het

vizier, en het voorzieningenniveau was precies afgestemd op de geplande omvang van de

bevolking. Dankzij de systeembouw kon het tempo van de woningproductie hoog blijven.

Ruimtelijk manifesteerde zich dat in een herhaling van identieke bouwpatronen, waarvan

de vorm was bepaald aan de hand van overwegingen zoals de bezonning en de bouw-

techniek. Het onderliggende landschap speelde geen rol in het ontwerp, en de aansluiting

op de stad was bepaald aan de hand van een efficiënte afwikkeling van het verkeer.

Veel wederopbouwwijken zijn aan herstructurering toe. De openbare ruimte wordt

als sociaal onveilig ervaren. Woningen zijn veelal te klein en soms ook te gebrekkig om

aan de eigentijdse woonwensen te voldoen. Op het eerste gezicht lijken de ontwerp-

uitgangspunten van destijds niet te handhaven, zeker niet als dit zou leiden tot hogere

kosten of lagere opbrengsten. Er zijn dan ook legio voorbeelden van sloop en nieuwbouw

waarbij de oorspronkelijke ontwerpmotieven geen enkele rol meer spelen. Maar daarmee

gaat ook iets verloren, is de opvatting van steeds meer architecten, cultuurhistorici en

ook bewoners. De wederopbouw heeft wellicht minder aaibaar erfgoed opgeleverd,

maar de gelaagdheid van de stad sneeuwt onder als ze niet meer herkenbaar is als een

afzonderlijke groeifase. En, misschien nog belangrijker, er schuilen ook actuele kwaliteiten

in het wonen in het groen, in complexen die niet direct aan de straat liggen. Inmiddels

is de aanwijzing van de eerste rijksmonumenten uit deze periode in voorbereiding – de

75 – belvedere.nu / Thema’s74 – belvedere.nu / Thema’s

Naoorlogs erfgoed:niet aaibaar,

wel van waarde

Paddepoel-Zuidwest, Groningen

Page 39: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

77 – belvedere.nu / Thema’s

zogeheten top 100 – en wordt ook nagedacht over de aanwijzing van beschermde naoor-

logse stadsgezichten.

Nieuwe en bestaande kwaliteitenBij de herstructurering van het zuidwestelijke deel van de Groningse wederopbouwwijk

Paddepoel zijn de bestaande (cultuurhistorische) kwaliteiten als uitgangspunt genomen.

Het herstructureringsplan is tussen 1999 en 2001 ontworpen door De Nijl Architecten,

een bureau voor architectuur en stedenbouw dat een specialisatie heeft opgebouwd in

de aanpak van de naoorlogse stad. De stedenbouwkundige structuur van Paddepoel

bestaat uit een assenkruis van hoofdwegen, voorzieningen en plantsoenen, met daar-

binnen repeterende stroken middelhoogbouw en eengezinswoningen (‘stempels’).

Vooral in het zuiden was het woningbestand te eenzijdig van samenstelling, met veel

portieketagewoningen zonder lift. Langs de hoofdwegen en aan de buitenranden was

veel groen te vinden, ook aan de zijde van de oude stad en het water van het Reitdiep.

De schuine rand van de wijk aan het Reitdiep leidde in combinatie met de stempelstruc-

tuur tot onregelmatig gevormde groene restruimten.

De Nijl identificeerde de aansluiting op de omgeving als een van de voornaamste

zwaktes van de wijk. Om die reden brachten de ontwerpers een nieuwe hiërarchie aan

binnen de bestaande structuur. Om de aansluiting op het centrum te verbeteren, is een

bestaande weg verlengd tot aan de spoorweg, waar ruimte voor een station is gereser-

veerd. Het Reitdiep is als bijzondere kwaliteit bij de wijk betrokken. Nieuwe woningbouw

oriënteert zich deels op deze lijnen, waardoor de verscheidenheid in de woonomgeving

belangrijk toeneemt en de wijk voor meer Groningers interessant wordt. De nieuwe blik-

vanger van de wijk is de Voermanhaven, een nieuwe insteekhaven binnen een woonhof

aan het Reitdiep.

Er zijn in totaal 290 nieuwe woningen gebouwd, vooral aan de buitenranden van

Paddepoel-Zuidwest, tegenover 318 gesloopte woningen. De nieuwbouw kent een deels

andere woningtypologie, met meer besloten binnenterreinen. Maar de nieuwbouw voegt

zich wel in de orthogonale structuur van de wijk en sluit qua maatvoering, kleurgebruik

en bouwmateriaal aan op de oudere bebouwing. De strakke architectuur ligt in het ver-

lengde van de bouwstijl in de oudere delen van de wijk. En net als destijds, wordt de

kwaliteit in hoge mate gezocht op het niveau van het ensemble, naast het afzonderlijke

gebouw.

Expressie herstellenIn Groningen blijkt dat wederopbouwwijken te moderniseren zijn met nieuwe woning-

typologieën en bescheiden maatregelen aan de bestaande stedenbouwkundige structuur.

Het stedenbouwkundige ontwerp van destijds bevat waarden die ook nu nog actueel

zijn en die de wijk een onderscheidend karakter geven ten opzichte van latere nieuw-

bouwwijken en oudere delen van de stad, al vraagt het in sommige gevallen het nodige

onderzoek om ze bloot te leggen en enig herstelwerk om ze weer tot expressie te brengen.

76 – belvedere.nu / Thema’s

Eenzelfde vernieuwingsstrategie wordt gezocht voor ander erfgoed van na de oorlog. Een

voorbeeld hiervan is het onderzoek van de vereniging Het Oversticht en Hebly Theunissen

architecten naar de cultuurhistorische waardestelling van naoorlogse bedrijventerreinen.

Via casestudies voor Dollegoor in Almelo en Bergweide in Deventer is een methodiek

ontwikkeld, die ingaat op de betekenis voor de stad, de ontstaansgeschiedenis, het

ruimtelijk karakter en de afzonderlijke gebouwen en structuren van een terrein. Ook bij

natuur- en landschapsontwikkeling klinkt steeds vaker de vraag of de rationele ruilver-

kavelingen uit de jaren zestig en zeventig niet ook een cultuurhistorische waarde vertegen-

woordigen. Om de recreatieve en ecologische waarde van dergelijke landschappen te

vergroten worden op dit moment vaak groene landschapselementen teruggebracht van

voor de ruilverkaveling; het landschap wordt als het ware opnieuw gestoffeerd naar het

beeld van 1930 of eerder.

Ook de opvolgers van de wederopbouwwijken, de woonerven uit de jaren zeventig,

zijn inmiddels onderwerp van onderzoek en soms al van herstructurering. Hoewel ook

deze wijken niet bovenaan de maatschappelijke ranglijst van nationaal erfgoed staan, is

hierbij ook oog voor de cultuurhistorische waarde. De gemeente Emmen heeft een naam

hoog te houden in de stedenbouw van de woonerven. Het eerste woonerf ter wereld lag

in Emmen. Emmen was ook de eerste gemeente die onderzoek deed naar de cultuur-

historische waarde van deze stedenbouw en de conclusies vertaalde in een aanpak voor

de herstructurering. Dat gebeurde in het kader van Emmen Revisited, het programma

waarin een groot aantal partijen sinds 1997 samenwerkt aan de ruimtelijke en sociale

vernieuwing van naoorlogse wijken. Ook hier wordt erkend dat erfgoed niet aaibaar

hoeft te zijn om toch onderscheidend vermogen en cultuurhistorische waarde te hebben,

en dat die een meerwaarde vertegenwoordigen bij vernieuwing.

Page 40: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29
Page 41: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Eenvormigheid behoort tot de belangrijkste oorzaken van ongenoegen over de ruimte-

lijke inrichting. Dat geldt voor het stedelijk gebied, maar evengoed voor het landelijk

gebied. De lokale geschiedenis kan tot verrassende, non-conformistische oplossingen

leiden voor ontwikkelingsopgaven.

Dat de twee parallelle waterlopen bij Gemert niet door natuurlijke omstandigheden zijn

ontstaan, dat is in één oogopslag duidelijk. Ze zijn gegraven. In de vijftiende of zestien-

de eeuw was een tweede waterloop, enkele meters naast een gekanaliseerde beek, nodig

om een hoogopgelopen conflict tussen rivaliserende gemeenschappen op te lossen. In

2005 werd de inmiddels verdwenen scheiding hersteld om de natuur en de waterhuis-

houding te verbeteren.

Het herstel is in de eerste plaats te danken aan de lokale historicus Simon van

Wetten. Hij had de kleurrijke geschiedenis van de Snelle Loop, zoals de beek heet, in 1995

op schrift gesteld en laten uitgeven door de Gemertse heemkundekring De Kommanderij.

81 – belvedere.nu / Thema’s80 – belvedere.nu / Thema’s

Niet te kopiëren maatwerk

Snelle Loop, Gemert

Page 42: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

de Walgraaf. Sinds 2005 lopen de beken weer naast elkaar: de oude nu met een flauwe

oever om de ecologische rijkdom van drassige oeverzones het gebied in te brengen, en

de nieuwe voorzien van dwarse stroken keien die vissen de kans bieden om het hoogte-

verschil te overbruggen. Vanaf de provinciale weg tussen Gemert en Beek en Donk is de

curieuze splitsing te zien. Verderop kunnen wandelaars de dubbele loop oversteken via

een zestien meter lange voetgangersbrug, die beide beken kruist. Deze wandelroute

ontsluit de dubbele loop, en indirect de daaraan verbonden geschiedenis, voor een

breed publiek.

De dubbele loop is een incident in de ruimte dat herinnert aan een incident in de

geschiedenis, en daarmee bijdraagt aan de uniciteit van de omgeving. Alleen op deze

plek voegt de aanleg van een dubbele loop een specifieke betekenis toe aan de openbare

ruimte. Elders wordt een vergelijkbare problematiek anders opgelost, ook stroomop-

waarts aan de Snelle Loop zelf, waar wel deels voor de oplossing van het meanderen is

gekozen. Dat sluit aan op het reconstructieplan Gemert-Bakel als geheel, dat de periode

rond 1900 als referentieperiode hanteert. Dat wordt beschouwd als het hoogtepunt van

de beekdalen als cultuurlandschap. Het hele gebied was toen ontgonnen in een patroon

van kleine weidepercelen met elzenhagen langs de sloten en greppels die de perceels-

grenzen vormden. De waterlopen waren nodig omdat hier veel kwelwater aan de opper-

vlakte komt. Het vele water zorgde voor een grote landschappelijke en ecologische

diversiteit. Deze probeert men nu terug te krijgen door de sloten, elzen, weiden en andere

karakteristieke landschapselementen terug te brengen.

83 – belvedere.nu / Thema’s

Dat was enkele jaren voordat de Nederlandse intensieve veehouderij getroffen werd

door de varkenspest, onder meer hier in de Peel. Het waterschap Aa en Maas en het ont-

werpbureau Kragten wisten de reconstructieplannen die hierop volgden in verband te

brengen met de door Van Wetten opgerakelde episode uit de streekgeschiedenis. Dat

gebeurde dankzij de aanwezigheid van een cultuurhistoricus in de reconstructiecom-

missie, die ook verbonden was aan de heemkundekring.

Hoogoplopend conflictOoit was de Snelle Loop een meanderende beek tussen de gemeente Gemert aan de ene

oever en de gemeenten Aarle, Beek en Rixtel aan de andere oever. Die gemeentegrens

bleek weinig stabiel, de beek verlegde zijn stroming nog wel eens en de grens bewoog

dan mee, tot ongenoegen van de benadeelde gemeente. Er werd daarom besloten om de

Snelle Loop te kanaliseren. Dat gaf bestuurlijke rust. Maar niet lang.

De beek was niet diep. Het vee van de Gemertse boeren had er geen moeite mee om

het water over te steken en zich te goed te doen aan het gras van de buren. Aan het eind

van de dag bracht een speciaal daarvoor aangestelde schutter het vee terug naar de

eigenaar. Hij ontving daar een halve stuiver per beest voor. Tot de schutters in 1538

opdracht kregen om de vergoeding te vervijftienvoudigen. Het tarief zou voortaan

zeveneneenhalve stuiver per beest bedragen. En dat terwijl de buurgemeenten volgens

de Gemertse boeren zelf schuldig waren aan het overlopende vee, omdat zij stelselmatig

het onderhoud aan de waterloop verwaarloosden. De prijsverhoging was aanleiding voor

een hoogoplopend en bloedig conflict. De gemoederen bedaarden pas toen een tweede

beek was aangelegd, op een paar meter afstand van de eerste, die het het vee fysiek

onmogelijk maakte om het water over te steken. Deze parallelle beek werd de Walgraaf

genoemd. Het duurde negentig jaar voor de buurgemeenten weer op goede voet stonden.

Stukje bij beetje verdween de Walgraaf, tot er in 1947 niets meer van over was.

Door Van Wettens geschiedschrijving stond deze periode scherp op het netvlies, op

het moment dat de reconstructie in de Peel vorm begon te krijgen. Begonnen als een

operatie om de ruimtelijke structuur van de intensieve veeteelt beter bestand te maken

tegen epidemieën, mondde de reconstructie al snel uit in een integrale aanpak van de

zandgronden, waarbij ook landschappelijke, recreatieve en waterhuishoudkundige doel-

stellingen meespeelden. Een van de vele deelprojecten was de aanpak van de Snelle Loop.

De beek zou meer capaciteit moeten krijgen om in natte tijden water op te slaan en zou

daarnaast een grotere betekenis moeten krijgen als ecologische verbindingszone. Vooral

voor vissen was de beek moeilijk begaanbaar; relatief grote hoogteverschillen maakten

de stroming te onrustig.

Curieuze splitsingHet leek voor de hand te liggen om de Snelle Loop opnieuw te laten meanderen, zoals

ook elders in beekdallandschappen wel gebeurt. Maar de illustere geschiedenis gaf aan-

leiding tot een andere oplossing, tegen vergelijkbare kosten: de hernieuwde aanleg van

82 – belvedere.nu / Thema’s

Page 43: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29
Page 44: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Archeologie kan sterk tot de verbeelding spreken. Vondsten maken verre geschiedenis-

sen tastbaar: de prehistorie, de Romeinse tijd, de Middeleeuwen. Maar archeologische

schatten blijven steeds vaker onder de grond opgeslagen. Ze zijn moeilijker beleefbaar

te maken dan het zichtbare erfgoed in de stad en in het landschap. Toch kan ook

archeologie kwaliteit en betekenis toevoegen aan ruimtelijke ontwikkelingen, onder

meer door de inrichting van de openbare ruimte, kunstuitingen en een directe betrok-

kenheid van het publiek bij het archeologische onderzoek.

Bij graafwerkzaamheden voor een ondergrondse parkeergarage in Woerden, kwamen de

restanten tevoorschijn van een Romeins schip. Dit schip, de Woerden 7, trok massale

belangstelling en groeide uit tot een icoon voor de gemeente. Dat was geen toeval,

maar het resultaat van een breed ingezette strategie om archeologische vondsten te

laten bijdragen aan de identiteit van de stad.

Woerden ligt aan de Limes, de voormalige Romeinse handelsroute en rijksgrens

langs de toenmalige loop van de Rijn. Helemaal onverwacht kwam de vondst dus niet.

Het was bekend dat tweeduizend jaar geleden een castellum gestaan moet hebben op

een plek ergens in de huidige Woerdense binnenstad. Maar waar deze legerplaats precies

lag, dat was in 2002 nog onzeker. In dat jaar ontvouwden de gemeente en projectont-

wikkelaar Multi Vastgoed de plannen voor Hoochwoert: appartementen, winkels, voor-

zieningen en een ondergrondse parkeergarage aan de Hogewoerd, nabij de Petruskerk.

PublieksactiviteitenDe gemeente besloot het onderzoek aan te grijpen om de Romeinse geschiedenis van

Woerden breed onder de aandacht te brengen. Het publiek kon het onderzoek volgen

via een webcam en kon een rondleiding krijgen. Amateur-archeologen mochten de

onderzoekers van ADC ArcheoProjecten helpen. Bovendien kregen inwoners en school-

klassen gratis toegang tot het Stadsmuseum om de eerste vondsten te bewonderen.

Die doken al snel op. Archeologen vonden op de bouwplaats sieraden en gebruiksvoor-

werpen uit de Romeinse tijd: edelstenen, aardewerk, mantelspelden, enzovoort. Ze

stuitten op een muur van een van de hoofdgebouwen van het castellum, waardoor

duidelijker werd waar dit precies heeft gestaan. Publicitair gezien was de vondst van

87 – belvedere.nu / Thema’s86 – belvedere.nu / Thema’s

Ondergronds erfgoedontsluiten en beleven

Castellum en Hoochwoert, Woerden

Page 45: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

bovengenoemde aspecten, ook de flexibele opstelling van de gemeente ten aanzien van

onverwachte vondsten, zoals de ontdekking van het schip. Ook in de gemeente zelf

heeft de aanpak tot de nodige veranderingen geleid. Meer dan ooit is zij zich bewust van

de rijke geschiedenis in de bodem, ook van na de Romeinse tijd. Sinds enkele jaren heeft

de gemeente een eigen stadsarcheoloog in dienst, om de archeologie bij toekomstige

opgaven op net zo’n creatieve en verfrissende manier in te zetten als bij de plannen aan

de Hogewoerd.

89 – belvedere.nu / Thema’s

het roeivrachtschip de kroon op het werk. Meer dan tienduizend geïnteresseerden

bezochten de opgraving bij de open dagen in oktober 2003. De ‘Woerden 7’, zoals het

schip wordt genoemd, trok de aandacht in de nationale en internationale pers.

Naar aanleiding van het onderzoek is de locatie van de parkeergarage verschoven en

het ontwerp aangepast. Er is onder meer een tweede parkeerlaag toegevoegd. De oor-

spronkelijk geplande locatie bleek te overlappen met het castellum. Een ondergrondse

garage daar zou te veel ten koste van de bodemschatten gaan. De parkeergarage

Castellum ligt nu op de plek waar de Woerden 7 is gevonden. Aan de wand hangt een

foto op ware grootte (4,6 meter breed) van de restanten van het schip, precies op de

vindplaats. De foto is onderdeel van het drive-in-museum dat de parkeergarage, naar

een idee van Hazenberg Archeologie, geworden is. Automobilisten die op zoek zijn naar

een vrije parkeerplek, rijden langs foto’s en schilderingen van het Romeinse verleden.

Waar zich ooit de verdedigingswal van het castellum bevond, stuit de automobilist nu

op een muur met houten palissaden. En wie vervolgens vanaf één van de parkeerdekken

met de lift omhoog gaat, maakt een heuse tijdreis door de geschiedenis: dia’s nemen

de bezoekers van het Romeinse verleden, via de Middeleeuwen, weer mee terug naar

de huidige tijd.

Het opschuiven van de parkeergarage maakte het ook mogelijk om bovengronds de

contouren van de castellummuren zichtbaar te maken in de openbare ruimte. Dat is

gebeurd met een granieten band in de bestrating. De hoofdingangen van het castellum

zijn gemarkeerd met ondergrondse vitrines die belangwekkende vondsten tonen, waar-

onder de spijkers van het gevonden schip. Een stripverhaal over het leven van de Romeinen

in Woerden maakt duidelijk wat het verhaal achter de granieten band en de vitrines is.

Zo komen niet alleen automobilisten op zoek naar een parkeerplek, maar ook andere

bezoekers in contact met het Romeinse verleden.

Nieuwe betekenissenMet een combinatie van middelen en disciplines is de gemeente Woerden erin geslaagd

om met de archeologische vondsten nieuwe kwaliteiten en betekenissen aan de ruimte

toe te voegen. Dat mag baanbrekend worden genoemd, want het onzichtbare erfgoed

in de bodem heeft die rol maar zelden. De publieksactiviteiten tijdens het onderzoek

wekten de interesse bij een breed publiek, en dankzij de kunstuitingen en de exposities

in de openbare ruimte en in de parkeergarage blijft die interesse ook na de oplevering

overeind. Dat blijkt onder meer uit de populaire rondleidingen en rondvaarten, georga-

niseerd door vrijwilligers van het Gilde Woerden.

De aanpak en het resultaat zijn inmiddels veelgeroemd. Al in 2002 was de vroege

aandacht voor archeologie in de planvorming, in combinatie met de publiekscommuni-

catie, aanleiding voor belangrijke rijksbijdragen. In 2007 ontving de gemeente Woerden

de Ym van der Werff prijs, een tweejaarlijkse prijs voor een bijzondere, duurzame presta-

tie op het gebied van de archeologische monumentenzorg. De jury roemde behalve de

88 – belvedere.nu / Thema’s

Page 46: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29
Page 47: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Erfgoed biedt sfeer en onderscheid. Het biedt goede voorwaarden voor een bijzondere

woon- en werkomgeving. Maar niet ieder object is even gemakkelijk te herbestemmen.

Soms dicteren de markt en de bouwtechniek aanpassingen die de grenzen van de

behoudsintentie lijken te overschrijden. Waar ligt die grens? In hoeverre is het wenselijk

dat het oorspronkelijk gebruik herkenbaar blijft als er geen aanverwante functie

gevonden kan worden en herbestemming vooral een functie krijgt als inspirerend decor?

“Each day, millions of entrepeneurs are looking for new ways to reach success. Everyone

wants to stand out from the crowd and escape the ordinary”. De promotievideo voor

SugarCity laat weinig misverstand over hoe ontwikkelaar Cobraspen het erfgoed van de

suikerindustrie in Halfweg inzet. De cultuurhistorie maakt het onderscheid. Met de

twee gigantische silo’s als blikvanger, moet in dit dorp tussen Haarlem en Amsterdam

een centrum van creatieve bedrijvigheid ontstaan. Kantoren, bedrijfsruimten, maar ook

horeca, winkels, een megabioscoop, een jachthaven, een evenementenhal – alles om

hier een levendig, publiek toegankelijk centrum van te maken. Alleen woningen zijn niet

mogelijk, vanwege de aanvliegroutes voor Schiphol.

FaceliftAnno 2009 zijn de twee silo’s en een van de twee pakhuizen opgeleverd voor het nieuwe

gebruik. Andere gebouwen wachten nog op hun herbestemming en de nieuwbouw moet

nog komen. Met de silo’s is al wel een statement gemaakt. Het architectenbureau

Soeters Van Eldonk, ook verantwoordelijk voor het stedenbouwkundige plan, drama-

tiseerde het beeld van de twee reusachtige gestaltes achter de kleinschalige dorps-

bebouwing. Het stripte de gebouwen van alles wat afleidde van de cilindrische hoofdvorm.

Installatiegebouwtjes, een verbindingsbrug en een transporttoren sneuvelden. De bak-

stenen buitenmuren op de begane grond verdwenen eveneens, zodat zichtbaar is

geworden dat de massa van de silo’s rust op een relatief smalle voet. De gebouwen zijn

voorzien van een aluminium beplating en ruitvormige kozijnen in een ritmisch patroon.

De kantoorruimten achter de ramen zijn niet te herkennen: het spiegelglas verhult dat

een groot aantal kozijnen blind is. ’s Avonds zorgen led-lampjes voor een spectaculaire

verlichting, die desgewenst aangepast kan worden: op Koninginnedag staan de torens

93 – belvedere.nu / Thema’s92 – belvedere.nu / Thema’s

Herbestemming met accentop vroeger of vandaag

SugarCity, Halfweg

en GWL-terrein, Amsterdam

Page 48: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

witte watertoren die op deze locatie de blikvanger is. Deze gebouwen zijn opgeknapt en

herbestemd voor vooral horecabestemmingen en bedrijfsruimten. Alleen de watertoren

heeft geen nieuwe bestemming, maar fungeert nog steeds als waterreservoir voor

noodgevallen. Zo veel mogelijk zijn de oorspronkelijke vormen aangehouden. De nieuwe

functies zijn aan de architectuur niet af te lezen.

In Halfweg is de cultuurhistorie van de suikerfabriek vooral een inspirerende vesti-

gingsfactor, een sfeer- en waardemaker. Een onmisbaar element van wat volgens de pro-

motievideo Hollands hottest place to be belooft te worden. Op het GWL-terrein in

Amsterdam is het erfgoed evengoed een sfeermaker, maar gepositioneerd als oud en

authentiek. Waar het ene project in het ontwerp scherp markeert dat de objecten hebben

afgedaan en de voormalige functie met de transformatie tot geschiedenis verheft, heeft

in het andere project de afleesbaarheid van het vroegere gebruik een centrale plek. Op

het GWL-terrein gaan oud en nieuw in het stedenbouwkundig ontwerp een relatie aan,

maar blijven het twee afzonderlijke episoden.

95 – belvedere.nu / Thema’s

in het oranje en tijdens de Pink Ribbon-maand, waarin aandacht wordt gevraagd voor

borstkanker, in het roze.

De suikersilo’s, overigens geen monumenten, zijn de iconen van het nieuwe

SugarCity. Het bestaan als suikersilo is voorgoed verleden tijd. De architectuur straalt

dat uit – reden waarom het project gemengde reacties oproept, van waardering voor de

architectonische prestatie tot kritiek op de ingreep in het karakter van het erfgoed.

Enkele andere overgebleven gebouwen kunnen eenzelfde facelift tegemoet zien. Zo zal

het koelwatergebouw met veel glas in de gevels en twee glazen koepels omgebouwd

worden tot een restaurant. De silo’s en het koelwatergebouw blijven herinneren aan het

vroegere gebruik, door de bijzondere vormen en volumes en door de detaillering in het

interieur. Maar het onderscheid in stijl met de toekomstige nieuwbouw zal relatief klein

zijn. Drie gebouwen hebben wel de status van monument: de twee pakhuizen en het

statige Huis Swanenburg uit de zeventiende eeuw, een villa waarin de Suikerfabriek

Holland verdampingsketels had ondergebracht. Bij de herbestemming van deze monu-

menten staat de historische betekenis voorop. Ook de kalkoven blijft grotendeels intact

en wordt toegankelijk gemaakt, mede door een provinciale subsidie. De uit het verleden

geërfde industriële vormen en relicten verschaffen de locatie een unieke uitstraling

waar, zo is de bedoeling, creatieve bedrijven zich graag mee vereenzelvigen en door

laten inspireren. Maar wie wil terughalen hoe de suikerindustrie vroeger werkte, kan

hier zonder toelichting niet meer terecht.

De ontwikkeling van SugarCity verloopt minder voorspoedig dan Cobraspen en de

gemeente Haarlemmerliede-Spaarnwoude vooraf hoopten. Het programma riep veel

discussie op. Partijen uit omliggende gebieden protesteerden tegen de vermeende con-

currentie van de winkel- en uitgaansgelegenheden en het ministerie van VROM had om

veiligheidsredenen moeite met het grote aantal werkplekken onder de aanvliegroute.

Maar met het ministerie is inmiddels een overeenkomst bereikt en de Raad van State

heeft alle bezwaren ongegrond verklaard. De eerste bedrijven hebben zich in de silo’s en

de pakhuizen gevestigd, de meeste uit de modebranche. Een van hen associeert zich nu

ook via presentatiefoto’s van de jeanscollectie met de industriële omgeving.

GWL-terrein Wie van Halfweg naar Amsterdam rijdt, passeert na enige kilometers een tegenpool van

SugarCity; het GWL-terrein, vernoemd naar het Gemeentelijke Waterleidingbedrijf dat er

ooit was gevestigd. Ook dit terrein ontleent zijn ambiance aan erfgoed. Net als bij

SugarCity zijn enkele gebouwen hergebruikt en is het vrijgekomen bedrijfsterrein verder

benut voor nieuwbouw, al zijn het op het GWL-terrein voornamelijk woningen. Maar de

ontwerpkeuzes in het stedenbouwkundige plan van KCAP Architects & Planners waren

fundamenteel anders. De nieuwbouw heeft in kleur, materiaal en maatvoering een uni-

forme stijl, hoewel ontworpen door verschillende architecten. Nieuwe bebouwing

onderscheidt zich daarmee nadrukkelijk van de nog aanwezige oude bebouwing: het

machinepompgebouw, een magazijn, een windketelhuisje, een toegangshuisje en een

94 – belvedere.nu / Thema’s

Page 49: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Argumenten om cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling op

elkaar te betrekken

Page 50: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

99 – belvedere.nu / Argumenten

Cultuurhistorie kan de ruimtelijkeontwikkeling extra betekenis

en kwaliteit geven

Geen twee plekken in Nederland zijn gelijk. Van de middeleeuwseontginningslinten tot de systeembouw in Vinexwijken: zelfs als devorm oorspronkelijk is gebleven, heeft de tijd associaties en beteke-nissen toegevoegd. De historische ontwikkeling is op allerlei manie-ren neergeslagen in de ruimtelijke inrichting. Juist nu mensen opzoek zijn naar het eigene van hun omgeving, levert dat belangrijke ofzelfs onmisbare aanknopingspunten op voor de ruimtelijke kwaliteit.

Wat ooit noodzakelijk was voor een veilig en welvarend bestaan, blijktinmiddels onlosmakelijk met een gebied verbonden te zijn geraakt. Fortenin een waterlinie, havenbekkens in een stad, weteringen in een veenland-schap: ze zijn lang niet allemaal aangelegd of gebouwd met veel oog voorschoonheid. En de houten bovenbouw van traditionele Noord-Hollandsehuizen had meer met de belastbaarheid van de drassige bodem te makendan met esthetiek. Maar nu de noodzaak is verdwenen, nu het technischen economisch mogelijk is om verspreid over het hele land hetzelfde soortgebouwen neer te zetten en natuurlijke belemmeringen steeds eenvoudigerzijn te overwinnen, nu blijkt dat mensen het onderscheid tussen ‘hier’ en‘elders’ waardevol zijn gaan vinden.

Belvedere staat voor een strategie die cultuurhistorie benut om de ruimte-lijke ontwikkeling extra betekenis en kwaliteit te geven. De geschiedenisvan een plek of gebouw, de verhalen die er de ronde over doen, de associatiesdie worden opgeroepen: noties als deze maken de ene plek fundamenteelanders dan de andere. Uitgangspunt is dat de fysieke, maar ook de mindergrijpbare cultuurhistorische waarden richting kunnen geven aan de ruim-telijke ontwikkeling als er een eigentijdse betekenis aan verbonden kanworden. Dat kan op alle schaalniveaus: van een gebouw of een plein toteen stedelijke regio of een landschap. Wil de strategie volledig tot zijnrecht komen, dan stelt deze eigen eisen aan het ruimtelijk plan of ontwerpen aan de manier waarop dat tot stand komt. Het zoeken naar betekenis

Page 51: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Dynamiek kan een belangrijkevoorwaarde voor behoud zijn

Behoud is de essentie van de monumentenzorg. Maar behoud gaatniet vanzelf. Een waardevol gebouw onbeheerd met rust laten, is eenvrijbrief voor verloedering en verval. Voor beschermde landschappenen stads- en dorpsgezichten geldt hetzelfde. Als de basis onder hetbeheer wegvalt, is de keuze of het oude beheer als doel op zich wordtvoortgezet, of dat wordt gezocht naar een nieuwe beheerbasis. Bijmonumenten én bij ander erfgoed. Ruimtelijke ontwikkelingenbieden aanknopingspunten in de zoektocht naar een nieuwe beheer-basis.

Het fysieke, in de openbare ruimte opgeslagen erfgoed vertegenwoordigthet collectieve geheugen van de samenleving. Het behoort tot de belang-rijkste bronnen van historische kennis en de belangrijkste dragers van decultuur. Niet voor niets kent Nederland een lange traditie van monumenten-zorg. Zorg voor het erfgoed is een kwestie van beschaving.

Het erfgoed dat het behouden waard is, is veel omvangrijker dan wat op demonumentenlijsten terecht komt of anderszins wordt beschermd. Maarbescherming is lang niet altijd een afdoende strategie om de cultuurhistori-sche waarden te behouden. ‘Niets is zo veranderlijk als een monument’,heette de oratie waarmee Fons Asselbergs in 2000 het bijzonder hoogleraar-schap Kunst en Cultuur aan de Katholieke Universiteit Nijmegen aan-vaardde. Mensen zijn bezig met het erfgoed, verwezenlijken hun plannenerin of ontplooien hun eigen activiteiten erin. Of ze laten het in de steek,bijvoorbeeld als het erfgoed te veel beperkingen oplegt aan het bestaandegebruik of de functie om een andere reden wegvalt. Verspreid over het heleland zijn kerken, fabriekspanden, stadhuizen en andere gebouwen te vindendie hun oorspronkelijke functie zijn verloren. Defensie stoot vliegbases enoefenterreinen af, met achterlating van het militaire erfgoed. En in het lande-lijk gebied zijn tal van cultuurhistorisch waardevolle landschapselementente vinden die nog wel karakteristiek, maar niet per se meer functioneel zijn.

101 – belvedere.nu / Argumenten

vraagt om onderzoek: naar de geschiedenis, naar wat daar nog van te vindenis, en naar de manier waarop mensen de ruimte beleven.

Cultuurhistorie heeft goede kansen als betekenisgevende component in deruimtelijke ontwikkeling, als drie factoren samenkomen: waardering bijhet brede publiek, een grote geschiedkundige of kunsthistorische waardeen mogelijkheden voor een eigentijdse functie. Wanneer een gebouw ofgebied aan al deze drie factoren voldoet, ligt het voor de hand om in deruimtelijke ontwikkeling in te zetten op cultuurhistorie. Zijn ze alle driezwak, dan ligt het minder voor de hand. Dan is de uitdaging aan de ont-werpers en ontwikkelaars om een sterke nieuwe identiteit te creëren.

In verreweg de meeste gevallen is de situatie niet zo eenduidig. Vaak is opvoorhand niet helemaal duidelijk in hoeverre een gebouw of gebied posi-tief scoort op deze factoren. Soms kan een enkele enthousiasteling nieuwekansen forceren voor een pand dat daarvoor weinig kans op behoud leek tehebben. En vaak wijzen de drie factoren niet in dezelfde richting. Zo kun-nen verbouwingen voor eigentijds gebruik afbreuk doen aan kenmerkendie historici juist waardevol achten. Archeologische waarden zijn veelalfunctieloos en onzichtbaar, en kunnen daardoor minder snel rekenen opeen brede publieke waardering. En historiserende bouwstijlen doen hetgoed op de woningmarkt, ook als veel historici en ontwerpers ze opvattenals valse nostalgie. Belvedere speelt zich in dat spanningsveld af. Maarjuist die spanning is een belangrijke voedingsbodem voor unieke en eigen-tijdse oplossingen.

100 – belvedere.nu / Argumenten

Page 52: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Met het verlies van het gebruik valt doorgaans ook het beheer weg.Leegstand of braakligging is de slechtst denkbare conditie voor behoudvan cultuurhistorische waarden. Soms is de monumentale waarde van eenbouwwerk of gebied de aanleiding voor de overheid om de bestaande func-tie te ondersteunen, bijvoorbeeld door boeren een vergoeding aan te biedenvoor het beheer van landschapselementen of door bij te dragen aan derenovatiekosten van een monument. Maar dat is lang niet altijd mogelijk.Een nieuw of aangepast gebruik is vaak de beste oplossing om erfgoed datzijn functie verliest, veilig te stellen voor het nageslacht.

‘Behoud door ontwikkeling’ is een strategie die dit nieuwe of aangepastegebruik zoekt in de dynamiek die zich rond het bouwwerk of gebiedafspeelt. Die kan liggen in economische processen, consumentenvoorkeu-ren, culturele oriëntaties, politieke prioriteiten, enzovoort. Daarmee ont-staat niet alleen een nieuwe basis voor het beheer, maar ook een hechte eneigentijdse aansluiting van het bouwwerk of het gebied in zijn ruimtelijkeen maatschappelijke omgeving. Daar zijn bijna altijd aanpassingen aan heterfgoed aan verbonden, soms marginaal, soms ingrijpend. Dat luistertnauw, zeker als er erkende monumentale waarden in het geding zijn.‘Behoud door ontwikkeling’ zoekt naar een balans tussen het behoud vanwat waardevol is en de ontwikkeling die nodig is om het erfgoed functio-neel te houden.

Cultuurhistorie kan tegenstellingen overbruggen

Over ruimtelijke kwaliteit valt altijd te twisten. Maar de cultuur-historie kan een stevig fundament bieden voor een gedeeld besefvan wat die kwaliteit behelst. Wat passend en niet passend is, hangtnauw samen met de cultuur van het maken die zich in dat specifiekegebied heeft ontwikkeld. De cultuurhistorie kan reliëf en overtui-gingskracht geven aan een oordeel over wat waardevol en minderwaardevol is.

Mooi of niet mooi, daarover is het moeilijk discussiëren. Maar als iets heellang in zijn omgeving staat, gaat het er haast vanzelf deel van uitmaken.Dan zijn er verhalen omheen gegroeid, soms verbonden met verre voorou-ders of met grote gebeurtenissen in de geschiedenis. Kinderen breien erhun fantasieën omheen. Het kan een oude eik zijn, een kasteel of een raad-selachtig huis met een afwijkend uiterlijk. Experts kunnen een onder-bouwd oordeel geven over wat er bijzonder is aan zo’n object en waarom,kennis die verder bijdraagt aan de verbondenheid van mensen met hunomgeving. Een boom of gebouw wordt zo mede-maatgevend voor de manierwaarop nieuwe ontwikkelingen beoordeeld en ontvangen worden.

Hetzelfde geldt voor complete landschappen of nederzettingspatronen. Aaneen landschap van droogmakerijen is niet alleen de techniek van hetomgaan met water af te lezen, maar ook de gezamenlijke inspanning dielang geleden nodig was om het land droog te malen en te houden. In hetBrabantse zandlandschap konden boerenkavels daarentegen één voor ééningenomen en ontgonnen worden. Het landschap is daar voor een groot deelbepaald door het rooms-katholieke kerkbestuur, dat ten tijde van de indus-trialisering een actief spreidingsbeleid voerde uit angst voor de opkomst vangrote en zedeloze steden.

Gedeelde en hervonden geschiedenissen scheppen een band. Ze kunnenzich nog steeds vertalen naar het gebruik van de ruimte, zelfs als de oor-

103 – belvedere.nu / Argumenten102 – belvedere.nu / Argumenten

Page 53: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Cultuurhistorie kan de waarde van ruimtelijke investeringen vergroten

De inzet van cultuurhistorie kan extra kosten met zich meebren-gen, zoals elke extra kwaliteit een investering vereist. Daar staanextra waarden tegenover. Cultuurhistorie loont als waardemaker,financieel en maatschappelijk.

Als extra kwaliteitseis aan bouw- en ontwikkelingsprojecten lijkt cultuur-historie op het eerste gezicht duur. Maar inmiddels is duidelijk dat deBelvedereaanpak ook als investeringsstrategie werkt. Cultuurhistorie is nietzozeer een extra kostenpost, maar een extra waardemaker. Mensen zijnbereid te betalen voor die extra waarde.

In een stedelijke buurt waar veel monumenten staan, is een woning zo’n vijf-tien procent meer waard dan een vergelijkbare woning in een buurt zondermonumenten, bleek uit onderzoek van ABF Cultuur. Bijzondere gebouwengeven een buurt een zichtbare identiteit, net als bijvoorbeeld pleinen en par-ken. De provincie Overijssel heeft in 2005 laten uitrekenen hoeveel het land-schap opbrengt. De activiteiten die direct gelinkt zijn aan recreatie en toerismebleken samen goed voor een omzet van zo’n 400 miljoen euro. Vooral dehoreca heeft daar een groot aandeel in: 265 miljoen. In hoeverre dit bedragsamenhangt met de landschappelijke schoonheid en de cultuurhistorischewaarde is niet onderzocht, maar aangenomen mag worden dat toeristen enrecreanten vooral daarop afkomen.

Om het zakelijke rendement van cultuurhistorie in beeld te brengen, kan hethelpen om een gedachtesprong te maken. Zie het plangebied als een bv. Zoudie bv de historische kwaliteiten afstoten of juist koesteren? Het onder-zoeksbureau Triple E heeft dat onderzocht. Stel nu dat de oude binnenstadvan Delft in eigendom en beheer zou zijn van één bv, ongeveer zoals eenmodern winkelcentrum. Winkeliers en andere bedrijven pachten hun zaakvan deze ‘BV Oud Delft’, die in ruil daarvoor het hele gebied beheert. Zou dezebv afzien van het kostbare onderhoud van het erfgoed en gemakkelijker te

spronkelijke aanleiding verdwenen is. Zo zal een gebied met veel historischebuitenplaatsen nog steeds uitnodigen om nieuwe ontwikkelingen met eenzekere allure vorm te geven. In een gebied waar opeenvolgende generatieshet hoofd boven water hebben weten te houden door voortdurend om teschakelen en nieuwe activiteiten te ontplooien, wordt wellicht een zekererommeligheid als gebiedseigen beschouwd.

Dergelijke vaststellingen kunnen plannenmakers houvast bieden. Zekernu de ruimtelijke ordening steeds vaker het karakter krijgt van integralegebiedsontwikkeling, waarin uiteenlopende partijen met uiteenlopendebelangen tot een gezamenlijk resultaat moeten komen, kan zo’n houvastvan waarde zijn. Een op de cultuurhistorie geïnspireerd kwaliteitsbeeldkan een gedeeld enthousiasme losmaken, onder de betrokken organisatieszowel als onder bewoners en andere betrokkenen. Het kan het planproceszodoende versnellen.

Om de cultuurhistorie op deze manier in te zetten, is het van belang om teachterhalen waar de bindende kracht van de cultuurhistorie zit. Het des-kundigenoordeel is daarvoor relevant, maar dat niet alleen – ook de verhalenen anekdotes die onder de lokale samenleving de ronde doen tellen mee. Datvraagt een ander type werk dan het traditionele historische onderzoek,gericht op welke waarden bescherming verdienen. De bindende kracht vancultuurhistorie kan gevonden worden door actief op zoek te gaan naar hoede plaatselijke samenleving tegen de leefomgeving aankijkt, bijvoorbeeldin foto-opdrachten of gezamenlijke ontwerpsessies, en die informatie inverband te brengen met de historische ontwikkeling van de buurt, hetdorp of de streek.

105 – belvedere.nu / Argumenten104 – belvedere.nu / Argumentent

Page 54: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

exploiteren moderne gebouwen neerzetten? Het antwoord van de onder-zoekers luidt ‘nee’. Zij concluderen voorzichtig dat zo’n zestig procent vanalleen al de toeristische en recreatieve bestedingen toe te schrijven is aanhet erfgoed. Dat is bijna veertig miljoen euro op jaarbasis, goed voor eennetto winst van ruim twee miljoen.

Zo lucratief als dit fictieve voorbeeld zal een Belvedere-strategie lang nietaltijd uitpakken. Maar duidelijk is wel dat cultuurhistorie meer is dan eenkostenpost. Er staan baten tegenover, bijvoorbeeld voor bedrijven uit decreatieve industrie, de toeristisch-recreatieve sector en de vastgoedwereld.De kunst is om de kosten te laten dragen door de partijen die de baten ont-vangen. Dat lukt het beste als de schaal en de reikwijdte van een projectdaarop zijn afgestemd. Kosten en opbrengsten, bijvoorbeeld restauratie vaneen oud pand en nieuwbouw aan de overkant, moeten in hetzelfde projectzijn ondergebracht. Als er geen direct financieel voordeel te behalen valt,kan er nog altijd de mogelijkheid zijn van een maatschappelijke synergie.Zoals natuurontwikkeling gebaat kan zijn bij het behoud of herstel vanhistorische houtwallen, of de reconstructie van het zeventiende-eeuwseoorlogsschip De Zeven Provinciën in Lelystad werkervaringsplekken ople-vert voor tientallen jongeren. Financiële en maatschappelijke synergiekomen het beste tot hun recht als het blikveld van het project opgerektwordt tot de economische en maatschappelijke doelen die het kan dienen,dus breder is dan de cultuurhistorie alleen.

106 – belvedere.nu / Argumenten

Page 55: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Nu

Page 56: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Inhoud

Inleiding

Initiatief en beweging

Feiten en waarden

Verbeelding en ontwerp

Kosten en opbrengsten

Morgen en overmorgen

113

115

141

163

193

209

Page 57: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

113 – Belvedere.nu / Inleiding

InleidingTien jaar Belvedere heeft een schat aan kennis en ervaringen opgeleverd. Iedereen die met cultuurhistorie en

ruimtelijke ontwikkeling bezig is, kan daarmee zijn voordeel doen. Dit werkboek heeft de bedoeling om praktijk-

ervaringen te ontsluiten ter gebruik en inspiratie bij volgende projecten, ongeacht of het om een enkel erf of

woonhuis gaat, of om een gebiedsontwikkeling. Het bevat informatie en ideeën die afkomstig zijn uit tientallen

projecten waar het gedachtegoed van Behoud door Ontwikkeling in de praktijk is gebracht, al dan niet onder-

steund door het Projectbureau Belvedere.

Het werkboek is opgebouwd volgens vijf domeinen. Initiatief en Beweging gaat over de manier waarop een verlangen

of een idee bij een kleine groep mensen, of zelfs een enthousiaste enkeling, kan uitgroeien tot een breed gedragen

en uitvoerbaar plan. Feiten en Waarden behandelt hoe uit de rijk gevulde schatkamer van de geschiedenis juist die

elementen, sporen of episoden geselecteerd kunnen worden die waardevol zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling.

Het ontwerp in al zijn dimensies is onderwerp van het volgende hoofdstuk, Verbeelding en Ontwerp. Zowel de

inhoudelijke afwegingen als de betekenis die het ontwerpen kan hebben in het planproces komt hier aan de

orde, waarbij afzonderlijke aandacht uitgaat naar de archeologie als bijzondere ontwerpopgave. Het hoofdstuk

Kosten en Opbrengsten behandelt de vraag hoe de waardecreatie van het erfgoed in een investeringsstrategie ver-

zilverd kan worden. Het slothoofdstuk heet Morgen en Overmorgen. Cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling

versterken elkaar structureel, is het uitgangspunt van dit hoofdstuk, maar dat gaat niet vanzelf. Dit hoofdstuk

gaat in op de vraag hoe goede plannen of mooie successen bestendigd kunnen worden in de hoofden en de harten

van iedereen die het aangaat. Elk hoofdstuk is rijk geïllustreerd met voorbeelden, citaten of leestips en laat zien

welke actuele discussies er spelen.

L e e s t i pwww.belvedere.nu

Op deze website zijn alle resultaten van het

Projectbureau Belvedere verzameld. Er zijn

onder meer publicaties, voorbeeldprojecten,

digitale handleidingen en informatie over

financiële regelingen te vinden.

Page 58: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Initiatief en bewegingUrgentie opbouwen

De wil uitdragen

Belangen koppelen

Nieuw programma zoeken

Bewoners deelgenoot maken van de lokale geschiedenis

Een project opzetten

Coalities smeden

Zoeken naar chemie

Partners selecteren

Klein initiatief stimuleren en ondersteunen

117

118

121

125

128

130

132

133

133

137

Page 59: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Initiatief en bewegingNetjes gepland in de cyclus van structuurvisie naar bestemmingsplan of zomaar ineens hoog op de politieke

agenda. Ruimtelijke opgaven die het Belvedere-gedachtegoed raken, komen overal vandaan. Vanuit mensen of

organisaties die zich inzetten voor de cultuurhistorie en zorgen hebben over de toekomst van een waardevol

pand of gebied. Vanuit nieuwe ruimtelijke programma’s, bijvoorbeeld voor waterberging of infrastructuur, die

vragen oproepen over de inpassing en de ruimtelijke kwaliteit. Vanuit een publiek debat dat wordt aangezwen-

geld door een architectuurcentrum of belangenorganisatie. Of, misschien de hardnekkigste opgave, vanuit een

sluipend proces van kleinschalige transformaties, waar niemand zich werkelijk zorgen over maakt totdat het

kwaad al bijna is geschied. Denk aan de erfinrichting van boerderijen die hun agrarische functie verliezen, of aan

winkeliers in een historische binnenstad die met een opvallende neonverlichting klanten proberen te trekken.

Dit hoofdstuk laat zien hoe een idee of verlangen kan groeien vanuit een eerste initiatief naar een compleet en

uitvoerbaar project. Belangrijk daarbij is het zoeken naar de aansluiting met partners die zich, vanuit eigen doel-

stellingen en verantwoordelijkheden, in willen zetten voor hetzelfde project. Achtereenvolgens gaat het over hoe

de urgentie van zo’n idee of verlangen kan worden opgebouwd, hoe dat is om te zetten in een project en welke

coalities daarvoor nodig of nuttig kunnen zijn. Speciale aandacht is er tot slot voor het mobiliseren en begelei-

den van particulier initiatief om gebiedsbreed beweging te krijgen.

Urgentie opbouwen

‘Behoud door ontwikkeling’ veronderstelt twee urgenties: een ruimtelijke urgentie (of ontwikkelingsopgave) en

een cultuurhistorische urgentie (een behoudopgave). Deze komen bij elkaar in één planproces, liefst aan het

begin maar in de praktijk ook vaak gaandeweg. De oorsprong van een succesvol project ligt doorgaans bij slechts

één van beide urgenties. Het begint met de wil van een klein aantal mensen die elkaar hebben gevonden, zo niet

een enkeling, afkomstig uit kringen van omwonenden, deskundigen, de overheid, projectontwikkelaars, enzo-

voort. Dit selecte gezelschap ervaart een urgentie: de noodzaak om een sluimerend maatschappelijk probleem

aan te pakken of om bedreigd erfgoed voor het nageslacht te bewaren, of een eenmalige kans om iets moois of

bijzonders tot stand te brengen. Om dat doel te verwezenlijken, moeten er zaken in beweging worden gezet.

Hetzelfde gevoel van urgentie moet buiten de eigen kring worden opgebouwd en uiteindelijk vol in de bestuurlij-

ke en maatschappelijke belangstelling komen te staan.

117 – belvedere.nu / Initiatief en beweging

Page 60: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

De wil uitdragenHet vraagt overtuigingskracht en doorzettingsvermogen om een wens of idee om te zetten in een planproces en

uiteindelijk te materialiseren in een concreet ruimtelijk project. Opeenvolgende beslissingen door allerlei instan-

ties en groeperingen moeten eenzelfde ambitie ondersteunen. Achter al die instanties en groeperingen gaan

mensen schuil, met hun eigen ambities en emoties, met hun eigen competenties en beperkingen. Het succes is

voor een belangrijk deel afhankelijk van de vraag of al deze mensen enthousiast zijn te krijgen en te houden.

Erfgoed heeft die potentie. Door de waarde van het erfgoed en de verhalen die erachter schuil gaan met kracht en

overtuiging onder de aandacht te brengen, kan een reuring ontstaan waar bewoners, beslissers en investeerders

zich graag mee verbinden en die uiteindelijk tot behoud of herbestemming leidt.

119 – belvedere.nu / Initiatief en beweging

Een sterke wil onder omwonenden, gecombineerd met een enorme inzet en overtui-

gingskracht, leidt in Amersfoort tot het hergebruik van de Wagenwerkplaats in het

Soesterkwartier. De grotendeels ontoegankelijke werkplaats van de Nederlandse

Spoorwegen sloot in 2000. Het complex kwam onder de aandacht van bewoners toen

het portiersgebouw moest wijken voor nieuwbouw. In het Soesterkwartier wonen nog

veel mensen die er ooit werkten. Maar ook bij andere buurtbewoners groeide de belang-

stelling voor de oude gebouwen. Dat leidde tot een succesvol ingediend burgerinitiatief

bij de gemeenteraad. Sloop werd via een monumentenstatus voorkomen en studenten

Voorbeeld: Wagenwerkplaats, Amersfoort

van de Saxion Hogeschool werd gevraagd de mogelijkheden voor herbestemming te

onderzoeken. Het kenniscentrum Habiforum leverde op zijn beurt procesdeskundig-

heid. Een en ander mondde uit in een wervelende presentatie van nieuwe plannen en

ideeën. Een publiek van ruim zevenhonderd mensen was daarbij aanwezig, onder wie

een vertegenwoordiging van de eigenaar en projectontwikkelaar NS Poort. Het bedrijf

bleek onder de indruk en kwam niet veel later met een eigen masterplan, opgesteld

door het bureau Must in samenwerking met de gemeente en bewoners. Daarin gaf het

ruimschoots gehoor aan de wensen van de omwonenden. Hun oorspronkelijke verlan-

gen om de gebouwen te behoeden voor sloop, was inmiddels uitgegroeid tot een geza-

menlijke ambitie van buurt, gemeente en projectontwikkelaar. Volgens het masterplan

wordt de Wagenwerkplaats een centrum van kunst en creatieve bedrijvigheid, met de

gerestaureerde bebouwing als identiteitsbepalend middelpunt.

Vrijwilligersorganisaties zetten het behoud van de zandpaden in De Hilver in beweging.

Rond 1990 vond de Vereniging Natuur en Milieu Hilvarenbeek nog weinig gehoor met haar

bezwaren tegen de ruilverkaveling in deze Brabantse streek. De kansen keerden rond 2005,

bij de fase van de landinrichting. De vereniging richtte daarop, samen met een aantal andere

organisaties, de Werkgroep Behoud Zandpaden De Hilver op. Deze verkreeg voldoende sub-

Voorbeeld: Zandpaden in De Hilver

118 – belvedere.nu / Initiatief en beweging

Page 61: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

121 – belvedere.nu / Initiatief en beweging120 – belvedere.nu / Initiatief en beweging

Belangen koppelenIn succesvolle projecten is zowel een cultuurhistorische urgentie als een ruimtelijke urgentie aanwezig: er ligt

zowel bedreigd erfgoed als een actuele ruimtelijke opgave. Maar de koppeling tussen beide is lang niet altijd van

meet af aan duidelijk.

Aan de ene kant staan de opgaven die worden aangedragen vanuit een cultuurhistorische urgentie. De cultuur-

historische waarden kunnen alleen voortbestaan als er een functionele opwaardering plaatsvindt. Er staat bij-

voorbeeld een monumentaal industrieel pand waar de bedrijvigheid is verstomd en waarvoor een nieuwe functie

moet worden gevonden, of er ligt een historisch stelsel van sluisjes en watergangen dat zonder betekenis voor

het actuele waterbeheer of de recreatie zijn samenhang zal verliezen en uiteindelijk zal verdwijnen. Erkenning

van de cultuurhistorische urgentie is de eerste stap, maar is zelden genoeg om een project van de grond te tillen.

Het is dan zaak om op zoek te gaan naar meekoppelende belangen, zoals ruimtelijke, maatschappelijke en eco-

nomische opgaven. Deze dienen zich meestal niet vanzelf aan. Ze kunnen worden gevonden door het blikveld te

verbreden naar andere sectoren en doelgroepen, of door het gebied op te schalen.

Aan de andere kant staan de opgaven die ontstaan

vanuit een ruimtelijke urgentie en waarvoor het erf-

goed een meerwaarde kan betekenen. Een wijk heeft

behoefte aan een sociaal centrum als onderdeel van

een revitaliseringsplan, en een beeldbepalend maar

leegstaand schoolgebouw blijkt geschikt om dit cen-

trum te accommoderen. De biodiversiteit in een als

ecologische verbindingszone aangewezen landschap

moet worden vergroot, en het herstel van oude erfaf-

scheidingen blijkt een uitstekende habitat te zijn voor

de gewenste plant- en diersoorten. De kunst is om dit

soort verbanden te leggen, maar ook om voor het

voetlicht te krijgen dat het cultuurhistorisch alterna-

tief meer kwaliteit biedt dan een standaardoplossing.

sidies en medewerking om een zandpadenplan te maken. Studenten stelden het op. Op

grond daarvan kreeg 28 kilometer bedreigd zandpad een zware status in de landinrichting.

Om de paden ook in de toekomst te beschermen, ontwikkelde de werkgroep vervolgens een

wandelroutenetwerk. De werkgroep zelf zette de routes uit en voerde het benodigde overleg.

In 2008 is het 350 kilometer grote routestelsel geopend. Een beheergroep van vrijwilligers con-

troleert het en breidt het verder uit.

Het waren kunstenaars en onderzoekers die het debat over de herontwikkeling van het

Storkterrein in Amsterdam aanzwengelden. De machinefabriek Stork-Wärtsilä had het

terrein en de opstallen in 1998 verkocht aan een projectontwikkelaar. Onder die opstallen

bevinden zich de enorme Van Gendthallen - genoemd naar de architect - waar Stork ooit

locomotieven en treinwagons bouwde. Eerder had de VOC hier een werkeiland en een werf.

Om de unieke waarden van dit terrein in kaart te brengen en er de aandacht op te vestigen

bij een groot publiek, richtten beeldend kunstenaar Marjolijn Boterenbrood en socioloog

Anne Hemker de Stichting Werk Spoor op; een ‘laboratorium van kunstenaars en onder-

zoekers voor gebieden in verandering’. Via deze stichting schakelden zij kunstenaars en

onderzoekers vanuit vele disciplines in, van de choreografie tot de archeologie en van de

fotografie tot de filosofie. Die maakten allen een eigen ‘scan’ van het gebied waarmee zij

specifieke kwaliteiten aan het licht brachten. De gemeente, eigenaar en ontwerpers

werden steeds nauw betrokken bij deze en andere activiteiten, zoals workshops en een

publieksmanifestatie. Alle inzet heeft uiteindelijk geleid tot een herontwikkeling vanuit

de historische en bestaande kwaliteiten. Onder de nieuwe naam Oostenburgereiland is

het gebied nog steeds een enigszins afgescheiden enclave in de stad, met grootschalige

bebouwing. Blikvanger is het nieuwe bedrijfsverzamelgebouw ‘Init’, dat met zijn omvang

en robuuste architectuur de industriële sfeer van de locatie versterkt. Het evenementen-

centrum Amsterdam Convention Factory, gevestigd in een van de oude hallen, trekt het

publiek naar het terrein. De Stichting Werk Spoor functioneert nog steeds en heeft de

aandacht inmiddels verlegd naar andere locaties.

Voorbeeld: Oostenburgereiland, Amsterdam

L e e s t i p‘Blauwe tradities, inspiratieboek water en

cultuurhistorie’, 2004

‘Cultuurhistorie natuurlijk, twaalf natuuront-

wikkelingsprojecten onder de loep’, 2007

‘Plattelandswegen mooi en veilig; een beelden-

boek’, i.s.m. CROW, 2008

‘Dorp+, handreiking dorpseigen uitbreiden’, 2008

Projectbureau Belvedere heeft een aantal publi-

caties uitgegeven die cultuurhistorie in verband

brengen met een sectorale ruimtelijke opgave.

Bovenstaande titels zijn daar voorbeelden van.

Ze zijn alle te vinden op www.belvedere.nu.

Page 62: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

123 – belvedere.nu / Initiatief en beweging122 – belvedere.nu / Initiatief en beweging

Het klimaatbestendig maken van de waterhuishouding behoort tot de grootste urgenties

van de komende tijd. Op het landgoed Het Lankheet bij Haaksbergen bleek in deze actu-

ele opgave de sleutel te liggen voor het herstel van de karakteristieke vloeivelden uit de

twaalfde eeuw. Boeren gebruikten sinds de Middeleeuwen water uit de nabijgelegen

Buursebeek om de grasvelden onder water te zetten en zo te profiteren van de natuurlijke

meststoffen uit het water. Met de komst van de kunstmest kwam daar een einde aan en

verloren de vloeivelden hun nut. De herstelde vloeivelden hebben een heel andere functie.

Ze vertragen de afvoer van regenwater en vergroten zo het waterbergend vermogen van

het gebied. Om het historische systeem van voldoende water te voorzien, is vijf hectare

rietland aangelegd dat oppervlaktewater uit de Buursebeek zuivert en tegelijk biomassa

produceert voor een duurzame energieopwekking. Een deel van het gezuiverde water

wordt gebruikt om een bosgebied te behoeden voor verdroging. Het huidige waterzuive-

ringspark heeft een functie als proeftuin voor wetenschappelijk onderzoek naar natuur-

lijke waterzuivering en biedt, mede door de cultuurhistorische lading, een aantrekkelijke

omgeving voor wandelingen. Sinds het waterzuiveringspark in 2005 in gebruik is geno-

men, zijn de functies van het landgoed verder uitgebreid, onder meer met een resociali-

satieprogramma voor jongeren en exposities van beeldende kunst.

Voorbeeld: Waterzuiveringspark Het LankheetToen bleek dat woningcorporatie Ymere de ‘Berlageblokken’ in Amsterdam wilde slopen,

brak maatschappelijk verzet uit, aangewakkerd door architecten. De aanleiding lag in

een cultuurhistorische urgentie: het complex is het enige bouwwerk van een vooraan-

staand architect in de Indische Buurt en binnen het oeuvre van Berlage neemt het een

bijzondere plaats in. De drie bouwblokken zijn in 1915 gebouwd voor de allerarmsten en

waren naar de maatstaven van die tijd riant. Door ruchtbaarheid te geven aan de histori-

sche waarde van het complex, wisten de actievoerders sloop te voorkomen. Om een

goede basis voor behoud te leggen, legde woningcorporatie Ymere als eigenaar de kop-

peling met een andere urgentie: het tekort aan jongerenhuisvesting in Amsterdam. De

woningen zijn te klein om nog te kunnen dienen als volwaardige gezinswoning, maar

voor jongeren en starters bleken ze wel geschikt. De Berlageblokken zijn gerenoveerd,

hebben hun oorspronkelijke kleuren teruggekregen en vormen nu een icoon voor de

Indische Buurt.

Voorbeeld: Berlageblokken, Amsterdam

Page 63: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

125 – belvedere.nu / Initiatief en beweging124 – belvedere.nu / Initiatief en beweging

Nieuw programma zoekenIn geval van herbestemming zijn meekoppelende belangen niet altijd gemakkelijk te vinden. De ruimtelijke

dynamiek is bijvoorbeeld laag en een koppeling met sociale of economische vraagstukken ligt niet voor de hand.

Dan begint een zoektocht naar een nieuwe functie of nieuw programma.

Nieuwe gebruikers of gebruiksvormen liggen niet altijd voor het oprapen. De zoveelste theetuin in een landgoede-

renzone zal weinig extra bezoekers trekken. Creatieve ondernemers stellen meer vestigingseisen dan alleen een

karakteristiek oud fabriekspand. Het vraagt soms het nodige onderzoek en geduld voordat een cultuurhistorisch

waardevol object, patroon of landschap een actueel gebruik heeft gevonden. Bouwkundig of stedenbouwkundig

onderzoek kan inzicht geven in de mogelijkheden. Bijvoorbeeld in hoeverre een bedrijfspand of kerk zich leent

voor woningbouw. Een interieurarchitect kan daar goede diensten bij bewijzen. Hij of zij kan beoordelen hoe een

ruimte in te delen is en voor welk gebruik zo’n indeling geschikt is. Soms kiest men ervoor de mogelijkheden af

te tasten door tijdelijk gebruik toe te staan. Daardoor ontstaat inzicht in de kansen en complicaties bij het

gebruik, bijvoorbeeld qua energiehuishouding of akoestiek, en kan tegelijk de markt worden verkend. Tijdelijk

gebruik kan ook perioden van leegstand overbruggen, als er nog veel tijd nodig is om tot een definitief plan te komen.

In plaats van zelf op zoek te gaan, kan er ook voor worden gekozen om het gebouw of gebied vol in de schijnwer-

pers te zetten. Door de publiciteit te zoeken en partijen (particulier en professioneel) uit te dagen met ideeën te

komen, is de kans groot dat de gedroomde gebruiker zich vroeg of laat meldt. Prijsvragen en publieke debatten

zijn middelen om dat te bereiken.

In Zeeland waren het twee stichtingen die kansen zagen in een betere benutting van het

erfgoed bij de ruimtelijke ontwikkeling: de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland en de

Stichting Landschapsbeheer Zeeland, samen het Zeeuwse ‘Belvedereteam’. Zij ontwikkel-

den een ‘Belvederescan’. Deze brengt alle ruimtelijke ontwikkelingen binnen een gebied

in beeld en geeft aan op welke manier cultuurhistorie daaraan kan bijdragen. De eerste

scan werd uitgevoerd in Terneuzen, een gemeente zonder sterke traditie van erfgoed-

beheer. De scan bracht bestuurders en ambtenaren in aanraking met de cultuurhistorie,

niet alleen via de rapportage na afloop, maar ook gedurende het proces. Het Belvedere-

team interviewde betrokkenen, organiseerde een excursie voor het college van B&W en

de ambtelijke top en hield een werkconferentie in de watertoren van Axel. Vooral de

excursie gaf een goede indruk van de mogelijkheden. Dankzij de scan raakte de cultuur-

historie hoger op de gemeentelijke agenda. Dit resulteerde in de aanwijzing van honderd

gemeentelijke monumenten, maar ook in een meer ontwikkelingsgerichte benadering.

De cultuurhistorische identiteit is bijvoorbeeld een belangrijke bouwsteen in de ont-

wikkelingsvisie voor de kleinere dorpskernen van Terneuzen. Voor elke kern wordt gezocht

naar een onderscheidende identiteit die richting geeft aan toekomstige investeringen.

Bijkomend voordeel van de exercitie is dat er tussen de gemeente en beide stichtingen

veel kortere lijnen zijn ontstaan: men weet elkaar vroegtijdig te vinden.

Voorbeeld: quick scan Terneuzen “We zitten met een sneltreinvaart in de ontwikkeling

van een nieuwe economie, daarin gelden nieuwe

wetten die we nog moeten ontdekken. Het tijdelijk

gebruik op de Westergasfabriek heeft

ons enorm geholpen om te leren hoe het werkt.

Er moesten nieuwe contracten worden gemaakt,

nieuwe financieringsmodellen ontdekt worden, we

waren op zoek naar nieuwe toekomstbeelden.”

Evert Verhagen, voormalig projectleider van de transformatie van de

Westergasfabriek in Amsterdam tot centrum voor creatieve economie,

in: Nieuwe ideeën voor oude gebouwen, J. Saris e.a.,

NAi Uitgevers, Rotterdam, 2008, blz 274

Page 64: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

127 – belvedere.nu / Initiatief en beweging126 – belvedere.nu / Initiatief en beweging

De Stichting Agora Europa voerde in 2007 de publiekscampagne ‘Nieuw leven voor oude

gebouwen’. Agora Europa initieert en ondersteunt projecten die bewoners meer invloed

geven op hun leefomgeving. In deze campagne mochten Amsterdammers hun stem uit-

brengen op een stuk of dertig leegstaande of vrijkomende gebouwen. De bewoners kon-

den daarnaast suggesties indienen voor een nieuwe functie. Voor de tien panden die de

meeste stemmen kregen, werd een haalbaarheidsstudie uitgevoerd naar de meest

wenselijke herbestemming. Er werden meer dan vijfduizend stemmen uitgebracht.

Hoewel de feitelijke herbestemming van de tien hoogst genoteerde gebouwen niet in

alle gevallen vlot verloopt, heeft de campagne wel geleid tot een breder gedragen besef

van de waarde van de objecten en zijn er gesprekken op gang gekomen tussen belang-

hebbenden. Ook projectontwikkelaars en woningcorporaties toonden dankzij alle publi-

citeit interesse. De meest concrete plannen zijn uitgewerkt voor de nummer 7 op de

lijst, de Chassékerk. Woningcorporatie Ymere vormt de kerk om tot een multifunctio-

neel gebouw met onder meer een gymzaal, appartementen voor dak- en thuislozen en

een buitenschoolse opvang. De campagne ‘Nieuw leven voor oude gebouwen’ is in 2009

voor een tweede keer gehouden. De meeste stemmen gingen toen naar de Allerheiligst

Sacramentskerk in Amsterdam-Noord.

Voorbeeld: Nieuw leven voor oude gebouwenJarenlang waren onder meer de tandpasta van Prodent, schoensmeer van Erdal en de lijm

en zeep van Rohm en Haas afkomstig uit het Oliemolenkwartier in Amersfoort. Al die

bedrijven zijn vertrokken, maar een aantal

fabriekspanden staat er nog. Zij geven het

gebied nog steeds een industriële aanblik.

De gemeente Amersfoort wil dit uitgesproken

karakter benutten bij de ontwikkeling van

het nabijgelegen Eemkwartier. Maar er is

vijftien jaar nodig voordat de planvorming

voor het Eemkwartier zo ver is dat er ook

een definitieve invulling kan worden ge-

geven aan het Oliemolenkwartier. In de

tussenliggende periode kunnen creatieve

ondernemers hun intrek nemen in de indus-

triële panden.

Een klassieke benadering met een totaal-

plan bleek voor een invulling met tijdelijk

gebruik echter niet geschikt. Er waren geen

Voorbeeld: Oliemolenkwartier, Amersfoort

L e e s t i p‘Handreiking religieus erfgoed voor burgerlijke

en kerkelijke gemeenten. Van kerkelijk

gebruik tot herbestemming’, Vereniging van

beheerders van Monumentale Kerkgebouwen

in Nederland, Vereniging van Nederlandse

Gemeenten, Delft / Den Haag 2008

‘Aanbevelingen herbestemming kerken en

kerklocaties’, bisdom Haarlem, bisdom

Rotterdam en Projectbureau Belvedere,

Utrecht 2008, www.belvedere.nu

Beide titels behoren tot een waaier van publica-

ties over de herbestemming van religieus erf-

goed, die is voortgekomen uit het Jaar van het

Religieus Erfgoed in 2008.

Page 65: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

129 – belvedere.nu / Initiatief en beweging128 – belvedere.nu / Initiatief en beweging

Bewoners deelgenoot maken van de lokale geschiedenisBewoners zijn lang niet altijd vertrouwd met de architectonische, stedenbouwkundige en geografische eigenaardig-

heden van hun woonomgeving. Maar ze zijn er wel in geïnteresseerd. Als blijkt dat een bouwstijl of een land-

schappelijke omstandigheid die ze zelf als volstrekt normaal beschouwen, in feite zeldzaam is en aandacht krijgt

van vakdeskundigen over het hele land en verder, kan dat een bijzondere trots oproepen. Maar ook als die zeldzaamheid

minder is, kan kennis van de lokale geschiedenis de eigen leefomgeving tot leven brengen. Het open veenland-

schap is als ‘typisch Hollands’ voor veel Hollanders de gewoonste zaak van de wereld. Maar het landschap is met

zijn ligging onder waterniveau, de overal aanwezige

sloten en de wilgen langs de oevers in feite zeer bij-

zonder, zeker vanuit een breder (inter)nationaal of

historisch perspectief. Historici, ontwerpers en kun-

stenaars kunnen zulke noties onder de aandacht

brengen bij een breed publiek en daarmee het gevoel

van urgentie aanwakkeren, als de specifieke waarden

vervagen of op de tocht staan.

investeerders te vinden. Daarom besloot de gemeente, gesteund door een innovatie-

manager, kleine ondernemers zelf de ruimte te geven. De gemeente liet zich verrassen

door de ideeën die her en der opborrelden en kon zo in één moeite door verkennen welke

marktpotentie het gebied heeft. Zo verhuisde onder meer het poppodium De Kelder naar

dit gebied, in afwachting van definitieve huisvesting in het Eemkwartier. Ontwikkelaar

BOEi, een architectenbureau en enkele kunstenaars sloegen de handen ineen om de

zeepfabriek om te vormen tot creatieve broedplaats. En inmiddels bestaan er plannen

voor Mediafusion; de ontwikkeling van een innovatieve leer- en werkomgeving voor

creatieve bedrijven en onderwijsinstellingen gericht op nieuwe media. Het organiseren

van iets impulsiefs, zoals hier is gebeurd,

vraagt om een geduldige houding en een

open geest. Sturing is gericht op het laten

ontstaan van initiatieven en het creëren

van ruimte waarin die initiatieven kunnen

opbloeien. Met dank aan het industriële

erfgoed en met behoud van datzelfde

erfgoed als resultaat.

Een buurt zoals er vlak na de oorlog zoveel gebouwd zijn. Zo stond de Robijnhof in Utrecht

jarenlang bekend. Zo was de buurt er ook aan toe: de portieketagewoningen verkeerden

in zorgwekkende staat en het verloop onder de bewoners was groot. Wat maar weinig

bewoners wisten, was dat hun woningen door de beroemde architect Gerrit Rietveld zijn

ontworpen. En dat de meeste sociale woningbouw van deze bouwmeester elders al is

gesloopt. Dat maakte hun woningen, hoe eenvoudig ze ook lijken, tot een zeldzaamheid.

Woningcorporatie Bo-Ex renoveerde daarom de Robijnhof in de geest van Rietvelds ont-

werp. Een centraal antennesysteem verving de schotels, de slanke kozijnen keerden terug

en de oorspronkelijke kleurstelling werd hersteld. Een van de woningen heeft een functie

gekregen als museumwoning en is in beheer gebracht

bij het Centraal Museum in Utrecht. Deze woning is

geheel in de oorspronkelijke staat teruggebracht en

ingericht zoals in de jaren vijftig, compleet met de door

Rietveld ontworpen kapstok en een granieten keuken-

blok. Bo-Ex mikt erop dat bewoners weer trots worden

op hun woonomgeving en dat de wijk interessanter

wordt voor goed opgeleide alleenstaanden en jonge

stellen die graag in de buurt van de binnenstad wonen.

Voorbeeld: Robijnhof, Utrecht

L e e s t i pir. M. Hek, ir. J. Kamstra en ir. R.P Geraedts,

‘Herbestemmingswijzer’, Publicatiebureau

Bouwkunde TU Delft, 2004.

Instrument waarmee nieuwe functies voor (leeg-

staande) gebouwen kunnen worden bepaald en

onderbouwd vanuit kennis van het gebouw, de

markt en de locatie.

L e e s t i pwww.zichtopmaastricht.nl

Deze website is opgezet in opdracht van de

gemeente Maastricht en in samenwerking met

een groot aantal lokale organisaties op het

gebied van cultuur, geschiedenis en ruimte.

De site betrekt Maastrichtenaren en andere

geïnteresseerden actief bij het erfgoed, onder

meer doordat bezoekers hun eigen verhalen

kwijt kunnen in geschreven teksten of geluids-

fragmenten en via een forum over actuele

thema’s die te maken hebben met de cultuur-

historie.

Page 66: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

131 – belvedere.nu / Initiatief en beweging130 – belvedere.nu / Initiatief en beweging

De Doesburger Eng bij Ede is volgens betrokkenen de laatste intact gebleven eng (een

bolle akker) in de Gelderse Vallei. Boeren, bewoners en omwonenden stelden met mede-

werking van de gemeente Ede een eigen toekomstvisie op, als alternatief voor dreigende

woningbouw. Dat alternatief vonden zij in een ontwikkelingsstrategie voor een land-

schapspark. De cultuurhistorische waarden in het gebied geven daar volop aanleiding

voor. Het gebied heeft dusdanig veel kwaliteit dat het kan gaan fungeren als stedelijk

uitloopgebied voor Ede. Het Belvedere Kompas structureerde de activiteiten. Als ‘pro-

ducten’ werden naast de toekomstvisie onder meer ook de gebiedsorganisatie en een

uitvoeringsplan gedefinieerd. De ‘inhoud’ leidde onder meer tot de keuze voor een land-

schapspark met een door de cultuurhistorie bepaald casco. Onder ‘relaties’ werden niet

alleen de boeren, de bewoners en de gemeente als aangesproken partij benoemd, maar

ook Edenaren, deskundigen en procesbegeleiders. En de projectgroep hanteerde een ver-

scheidenheid aan werkvormen, zoals wandelateliers en een publieksdag. De initiatief-

nemers zetten zich nu als Stichting Buurtschap Doesburger Eng in voor de uitvoering van

een aantal vervolgprojecten, gericht op de uitvoering van de visie, zoals de ontwikkeling

van een zorgwerkboerderij, de herbouw van een schaapskooi en het opstellen en uitvoeren

van een landschapsbeheerplan. Hiervoor zijn middelen ter beschikking gesteld door

provincie, rijk, gemeente en de Noaber Foundation.

Voorbeeld: Doesburger Eng, EdeEen project opzetten

Een gedeeld gevoel van urgentie brengt zaken in beweging. In hoeverre dat eerste enthousiasme zich doorzet, ligt

aan de kwaliteit van het plan of project, maar zeker ook aan de kwaliteit van het proces. Belvedere onderscheidt

zich daarin niet van andere strategieën gericht op ruimtelijke kwaliteit. Sluitende begrotingen, weergaloze visies en

doorgeakkerde organisatieschema’s helpen enorm, maar zolang mensen opgesloten zitten in hun eigen organisatie

of leefwereld is het resultaat niet optimaal. Veel kansrijker is een proces waarin mensen zich uitgenodigd voelen

om de eigen rol te pakken in een veelbelovend geheel, en mee te denken over de belangen van anderen. In de praktijk

blijkt daar meestal minstens één gedreven en vasthoudende gangmaker voor nodig. En met een sprankelend ont-

werp of een goede manifestatie kan toegewerkt worden naar een momentum waarop alle partijen voelen dat ze

met iets bijzonders en waardevols bezig zijn.

Er bestaat geen algemeen toepasbaar draaiboek om zo’n proces vorm te geven. Daarvoor verschillen ruimtelijke

projecten te veel van elkaar. Er zijn wel richtlijnen voor te geven. Het Projectbureau Belvedere heeft die verzameld

in het Belvedere Kompas. Dit is in zijn geheel te vinden op de website www.belvedere.nu. De vier windstreken van

het kompas staan voor vier procescomponenten: de strategie, het samenwerken, de inhoud en de werkvormen.

Op elk van deze onderdelen biedt het Kompas praktijkvoorbeelden, inhoudelijke tips en aanwijzingen, die richting

geven aan de opzet van een project en vervolgens helpen om het project op koers te houden. In ‘Strategie’ gaat het

om het formuleren van een scherpe doelstelling van het project, zoals draagvlak verwerven of ideeën losmaken,

“De Noordoostpolder is misschien niet het mooiste

gebied van Nederland. Maar het is wel een zeer bij-

zonder gebied. Het laat zich niet zo makkelijk ‘lezen’

als de Veluwe of Zuid-Limburg, maar als je iets meer

moeite doet, herken je het bijzondere. Dat moeten

we onze bewoners blijven vertellen. Dan stijgt de

waardering voor de woonomgeving met sprongen

en kan men er zijn identiteit aan ontlenen.”

Burgemeester W.L.F.C. ridder van Rappard van de gemeente Noordoostpolder

tijdens een Belvederebijeenkomst in 2009.

Het denken uit de jaren vijftig is vrijwel nergens zo herkenbaar als in deze polder,

met de systematische opbouw van tien dorpen in een kring rond de centrale

verzorgingskern Emmeloord, met de traditionele Delftse School als overheer-

sende architectuurstroming op de rand van de omslag naar het modernisme en

met de drie kerken en scholen per dorp als gevolg van de verzuilde samenleving.

Page 67: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

133 – belvedere.nu / Initiatief en beweging132 – belvedere.nu / Initiatief en beweging

en aansluitend welke producten daar het beste bij passen. Worden de gestelde doelen bereikt met een beleidsvisie,

ontwerpwedstrijd, publieksmanifestatie, of een combinatie van verschillende producten? ‘Samenwerken’ behandelt

de vraag welke partijen nodig zijn om het gestelde doel te bereiken en hoe een goede samenwerking tot stand kan

worden gebracht. Daarbij gaat het niet alleen om het identificeren van betrokkenen, maar ook om kennis van de

relatie zelf. Wat is de voorgeschiedenis, welke belangen spelen een rol? ‘Inhoud’ richt zich op het verbinden van

cultuurhistorie met de ruimtelijke ontwikkeling. Tot slot bevat het Kompas informatie over de ‘Werkvormen’:

zowel de vooral interactieve werkvormen in de voorbereiding van een project als de financieringsconstructies en

verschillende soorten overeenkomsten bij de uitvoering.

Coalities smeden

De uitvoering van een doorsnee ruimtelijk project vereist vergunningen, grond, kapitaal, gebiedskennis en maat-

schappelijk draagvlak. Die componenten worden geleverd door verschillende partijen. Dat maakt coalitievorming

in de uitvoering noodzakelijk. Maar om zo’n coalitie een zo groot mogelijke kans op succes te laten hebben,

moeten de belangrijkste partners al in de voorbereidende fasen samen optrekken, als de ambities worden vast-

gesteld en de eerste onderzoeksactiviteiten en ontwerpverkenningen lopen. Overheden (die het ook niet altijd

met elkaar eens zijn), ontwikkelaars, omwonenden, maatschappelijke organisaties, actiegroepen, landschapsbe-

heerders, adviesorganen en vele anderen: ze kunnen allemaal een rol hebben en ze zullen zich allemaal voldoende

in de aanpak willen herkennen voordat ze zich eraan verbinden en uitvoering mogelijk maken. Een vroegtijdige

betrokkenheid van alle relevante partijen zorgt bovendien voor een realiteitstoets in het proces en voor tijdige

bijsturing. En andersom is een reëel zicht op uitvoering op zijn beurt weer een belangrijke stimulans voor een

vlotte samenwerking.

Zoeken naar chemieHet bouwen van coalities heeft alles te maken met een zoektocht naar chemie. Gedeelde ervaringen in de creatie-

ve en enthousiasmerende fasen van het proces blijken in latere fasen, als het erom gaat spannen, een goede basis

om er samen uit te komen. Een goede chemie wordt bovendien bevorderd als er erkenning is voor ieders drijfveren,

als de partners elkaar de ruimte gunnen om vanuit de eigen doelstellingen en verantwoordelijkheden bij te dragen

en als de partners vanuit de eigen expertise oplossingsgericht meedenken over de dilemma’s van de ander.

Partners selecterenVeel samenwerkingspartners in een ruimtelijk project staan bij voorbaat vast. Overheden, bewonersgroepen,

maatschappelijke organisaties en terreineigenaren doen mee of doen niet mee, en de rolverdeling kan variëren,

maar er is geen keuze om een andere organisatie in dezelfde rol te zetten. Alleen de ontwerpers en soms de ont-

wikkelaar of toekomstige gebruiker kunnen worden geselecteerd.

De selectie van een ontwerpbureau vraagt aandacht. Elk bureau brengt zijn eigen benadering mee. Die benade-

ring moet aansluiten bij de verwachtingen en ambities van de opdrachtgever. Bij een zoektocht naar een geschikt

bureau, kunnen architectuurcentra, welstandsorganisaties en beroepsverenigingen adviseren. De vorm waarin

de selectie plaatsvindt is voor private opdrachtgevers vrij. Zij kunnen een of meer bureaus benaderen voor een

offerte, een open inschrijving organiseren of kiezen voor een meervoudige opdracht of ontwerpprijsvraag. In dat

geval buigen verschillende bureaus zich over de opgave en doen zij een eerste ontwerpvoorstel, op grond waar-

van de definitieve selectie plaatsvindt. Voor een overheid gelden aanbestedingseisen, zeker bij grotere opdrachten,

om een eerlijke en open concurrentie veilig te stellen.

Zulke aanbestedingseisen gelden ook als de overheid in de gelegenheid is om een ontwikkelaar te selecteren.

Dat is afhankelijk van de eigendomssituatie. Een overheid kan een ontwikkelaar alleen selecteren als zij de grond

of de gebouwen kan aankopen of al in bezit heeft. De selectie kan plaatsvinden op prijs, maar bij hoge kwaliteits-

ambities ligt het voor de hand om het aangeboden kwaliteitsniveau zwaar te laten meewegen. Een geschikt instru-

ment daarvoor is de prijsvraag. De overheid legt haar kwaliteitsambities vast, waaronder de rol die de cultuurhistorie

daarin heeft, en nodigt een aantal ontwikkelaars uit om daar vorm en inhoud aan te geven, binnen een aangegeven

budget. De ontwikkelaar zoekt zelf samenwerking met een ontwerpbureau en eventuele andere partners. Het

oordeel over welk plan het beste voldoet, kan de opdrachtgever zelf geven, maar ook geheel of gedeeltelijk worden

uitbesteed aan een vakjury of aan het brede publiek.

Zo’n competitie heeft ook een nadeel. De kraamkamer van het winnende ontwerp ligt buiten het zicht van de

opdrachtgever, omdat de ontwikkelaar de ontwerper aanstuurt. De dialoog komt pas op gang wanneer de contouren

van het ontwerp al getekend zijn. Voor een duurzame vertrouwensrelatie tussen ontwikkelaar en opdrachtgever

is dat geen gunstige start. Om dat te ondervangen, is een professionele jury wenselijk en moet de uitschrijver geen

in detail uitgewerkt ontwerp verlangen.

L e e s t i pwerkbank.habiforum.nl

Dit is de website van de Werkbank Ruimtelijke

Kwaliteit. De werkbank is een praktisch hulp-

middel om mensen na te laten denken over wat

voor hen de kernwaarden zijn in het begrip

ruimtelijke kwaliteit. De site bevat onder meer

een gids voor een planproces in elf stappen en

een matrix waarmee betrokkenen gezamenlijk

een kwaliteitsprofiel voor een gebied kunnen

opstellen. Op de ene as van de matrix staat de

trits gebruikswaarde, belevingswaarde en toe-

komstwaarde. Op de andere staat een viertal

belangen: het economische, het sociale, het

culturele en het ecologische.

Page 68: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

135 – belvedere.nu / Initiatief en beweging134 – belvedere.nu / Initiatief en beweging

De herbestemming van de Twentse Schouwburg in Enschede verliep in twee stappen. In

de eerste ronde kon iedereen met ideeën komen, ongeacht de eventuele belangstelling

om ze zelf uit te voeren. Dat leverde 78 ideeën op. De gemeenteraad had voorafgaand

aan deze ronde een aantal ‘Gouden Regels’ vastgesteld, waaraan iedere inzender zich

moest houden. In de tweede ronde riep de gemeente marktpartijen op om invulling te

geven aan de twee ideeën die als beste waren geselecteerd. Drie combinaties reageerden.

Daaruit kwam het plan naar voren van ontwikkelaar Van Wijnen en corporatie Ons Huis,

samen met een boekhandel die een

groot deel van de ruimte zal gaan benut-

ten. In het winnende ontwerp blijft de

grote zaal, inclusief toneel en balkons

intact en voegen de boekenkasten zich

in de bestaande ruimte. Het oude toneel

krijgt een functie voor kleinschalige

culturele evenementen, zoals een voor-

leesmiddag of lunchmuziek.

Voorbeeld: Twentse Schouwburg, EnschedeHet faillissement van de beoogd projectontwikkelaar was – een geluk bij een ongeluk –

het begin van een geslaagde herontwikkeling van de Mariaplaats in Utrecht. De oor-

spronkelijk beoogde ontwikkelaar was geselecteerd op basis van een zorgvuldige proce-

dure. De gemeente had een groot aantal, ook cultuurhistorische, voorwaarden gesteld,

waaraan de ontwikkelaar voldeed. Desondanks had een aantal mensen bij de gemeente

het gevoel dat de geplande ontwikkeling niet voldoende recht zou doen aan de bijzondere

geschiedenis van de Mariaplaats, die van een middeleeuwse immuniteit (een ommuurd

terrein waar de kerk centraal staat en de stedelijke verordeningen niet gelden). Na het

vertrek van de eerste ontwikkelaar nam het Bouwfonds de uitvoering over. Er ontstond

een andere samenwerkingsvorm: opener, doelgerichter. Heel anders dan daarvoor, toen

er een strikte rolverdeling was tussen de voorwaardestellende overheid en de uitvoeren-

de marktpartij. Gemeente en Bouwfonds kozen samen een architect die zich wilde laten

inspireren door de geschiedenis van de locatie en van de stad: Bob van Reeth. In het

werkproces kwam ruimte voor nieuwe ideeën. Exploitatiedilemma’s van de ontwikke-

laar werden gezamenlijk opgelost. Een bijzondere archeologische vondst, een mozaïek-

vloer uit de dertiende eeuw, kreeg een plek in de parkeergarage. Het resultaat is een

complex dat bijna naadloos past in de oude plattegrond van de immuniteit en in de

historische omgeving van de Utrechtse binnenstad.

Voorbeeld: Mariaplaats, Utrecht

L e e s t i p‘Geschiedenis als grondlegger; voorbeelden-

boek projectontwikkeling en cultuurhistorie’,

NEPROM en Projectbureau Belvedere,

Voorburg / Utrecht 2007

Deze publicatie gaat aan de hand van voorbeel-

den en een rondetafelgesprek in op de maat-

schappelijke rol van projectontwikkelaars en

de kaders waarbinnen zij invulling aan die rol

kunnen geven.

Page 69: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

137 – belvedere.nu / Initiatief en beweging136 – belvedere.nu / Initiatief en beweging

.

L e e s t i pwww.architectuurlokaal.nl

en www.ontwerpwedstrijden.nl

Architectuur Lokaal is het landelijke kenniscen-

trum voor cultureel opdrachtgeverschap en

architectuurbeleid. Deze organisatie beheert

ook het Steunpunt Ontwerpwedstrijden. Het

uitschrijven van ontwerpprijsvragen of meer-

voudige opdrachten vraagt aandacht.

Deelnemers investeren vaak grote bedragen

en hebben recht op een zorgvuldige procedure.

Koepelorganisaties van opdrachtgevers en ont-

werpers hebben daar afspraken over gemaakt.

Eind 2009 publiceert het Atelier

Rijksbouwmeester een leidraad voor het

Europees aanbesteden van architectendiensten.

Dit KOMPAS Light is tegen die tijd te vinden op

www.rijksbouwmeester.nl.

L e e s t i p’Nederland Boven Water, Praktijkboek

Gebiedsontwikkeling’: deel 1 (Habiforum,

Nirov en VROM, Gouda 2006) en deel 2

(Habiforum en Nirov, Gouda 2009) en

www.nederlandbovenwater.nl

Het kenniscentrum Habiforum en het Nirov

hebben de afgelopen jaren veel kennis ontwik-

keld en bijeengebracht over samenwerking

tussen verschillende partijen om een integrale

gebiedsontwikkeling tot stand te brengen,

elk in de eigen rol maar met een gezamenlijke

kwaliteitsambitie. De boeken en de website

van het programma Nederland Boven Water

bevatten methodes, projectbeschrijvingen,

portretten en meer wetenswaardigheden over

integrale gebiedsontwikkeling.

Klein initiatief stimuleren en ondersteunen

Van de zorgvuldige aanplant in de eigen voortuin tot de actiegroepen die in het geweer komen tegen de verrom-

meling van het landschap: mensen laten voortdurend zien dat de kwaliteit van hun omgeving hen aan het hart

gaat. Ze zijn bereid zich daarvoor in te spannen. Maar als buurtcomités en actiegroepen ageren tegen ruimtelijke

plannen is het eigenlijk al te laat. Dezelfde energie die dan nodig is om iets te voorkomen, kan beter worden

gebruikt om iets te creëren. Er lopen veel mensen rond die graag iets moois willen neerzetten, die willen bijdra-

gen aan de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting en begrijpen dat de cultuurhistorie daar aanknopingspunten

voor biedt. Maar niet iedereen is in staat om die wens om te zetten in een goed plan of ontwerp. Overheden en

particuliere organisaties kunnen burgers ondersteunen door bijvoorbeeld gebiedskennis aan te reiken, te adviseren

of een stimuleringsregeling in te stellen.

Individuele eigenaren kunnen al geholpen zijn met een toegankelijk boekje over de geschiedenis van het gebied

en over de kenmerkende elementen van de bebouwing of de beplanting. In zo’n boekje kan al de slag worden

gemaakt naar wat de cultuurhistorische karakteristiek kan betekenen bij nieuwbouw, verbouw en restauratie. Zo

heeft de gemeente Gouda het beeldkwaliteitsplan voor de binnenstad in een waaiervorm uitgebracht, waarbij

alle richtlijnen en toelichtingen gevat zijn in eenvoudige pictogrammen. Eventueel kan een kleine subsidie, een

cursus of een deskundig advies de individuele eigenaren verder helpen. De provincie Fryslân heeft bijvoorbeeld een

succesvolle subsidieregeling in het leven geroepen voor het herstel en onderhoud van rieten daken, traditionele

dakpannen en massief houten uilenborden van historische boerderijen. Goede voorbeelden werken aanstekelijk –

zodra een of enkele gebouwen zijn opgeknapt, zullen er meer volgen.

Een stap verder is het daadwerkelijk ondersteunen van initiatiefnemers bij hun eigen plan. Een gemeente kan dat

bijvoorbeeld doen door hen te helpen hun weg te vinden in de bureaucratie: welke vergunningen zijn wanneer

nodig, welke dispensaties zijn mogelijk en welke voorwaarden zijn van toepassing. Ook kan gedacht worden aan

het oprichten van een (virtueel) platform om initiatiefnemers met elkaar in contact te brengen, een loket waar

mensen worden geholpen met het aanvragen van subsidie, of de oprichting van een speciaal financieringsfonds.

L e e s t i p‘De burger als drager van de geschiedenis’,

ROmagazine, juni 2008.

Speciale uitgave over de betrokkenheid van

burgers bij hun leefomgeving en de manier

waarop zij hun kennis over de geschiedenis

en kwaliteiten van een gebied kunnen inzetten

bij nieuwe ontwikkelingen.

“Soms neem ik vertegenwoordigers van kleinere

bouwbedrijven mee in een auto langs een paar

projecten, en laat ik ze zien hoe onder meer de

architectenkeuze het resultaat kan beïnvloeden.

Onderweg ontstaat vanzelf de discussie over wat we

met zo’n project willen en wat de opgave precies is.”

Stadsontwerper Martin Hagreis van de gemeente Oss, Blauwe Kamer 2009/2

Page 70: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

139 – belvedere.nu / Initiatief en beweging138 – belvedere.nu / Initiatief en beweging

Eigenaren in het gebied tussen Zutphen en Warnsveld kunnen gebruik maken van een

‘bouwdoos’ bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het agrarische cultuurlandschap moet

recreatieve druk uit omliggende steden opvangen. De gemeente Zutphen heeft de

karakteristieke lanen heringericht, maar de transitie van het landschap krijgt voor een

belangrijk deel ook gestalte via initiatieven van mensen die in het gebied wonen of

werken. De bouwdoos bevat handreikingen en ontwerpinstrumenten die zij kunnen

gebruiken. Voor verscheidene landschapsstructuren en elementen (zoals lanen, bebouwing,

erven en singels) geeft de bouwdoos aan wat de huidige situatie is, hoe die is ontstaan en

vooral ook welke concrete maatregelen de gewenste situatie dichterbij kunnen brengen.

De gemeente helpt de veelal particuliere initiatiefnemers op weg via keukentafelge-

sprekken en, indien nodig, financiële ondersteuning.

Voorbeeld: bouwdoos voor het landschap bij ZutphenTot eind jaren negentig verdwenen uit de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden jaarlijks tien

tot twintig historische boerderijen, meestal om plaats te maken voor moderne bungalows.

Ook vervielen oude hooibergen en stookhokken door leegstand, verloren oude boerde-

rijen hun karakteristieke waarden door onzorgvuldige ver- en ombouwingen, en raakten

streekeigen landschapselementen, zoals leibomen, boomgaarden en meidoornhagen, in

onbruik. Om die ontwikkeling te keren, richtte een groep bewoners in 1998 de Stichting

Boerderij en Erf op. Via de stichting is eerst een groep vrijwilligers opgeleid. De vrijwilligers

kregen een cursus bouwhistorie, gevolgd door enkele praktijkdagen. Samen met de vrij-

willigers is vervolgens het hele gebied in kaart gebracht. De resultaten zijn ontsloten via

internet. In een publicatie werd de opstap gemaakt naar de toekomst door aan te geven

hoe bij een verbouwing kan worden voortgebouwd op de historie. De vrijwilligers worden

inmiddels regelmatig geraadpleegd door eigenaren van boerderijen met ver- en nieuw-

bouwplannen of plannen om hun erf opnieuw in te richten. Het project liep parallel aan

het opstellen van een gezamenlijk welstandskader voor de twaalf gemeenten in

Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. De projecten hebben elkaar over en weer beïnvloed.

Voorbeeld: Stichting Boerderij en Erf, Alblasserwaard-Vijfheerenlanden

Page 71: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Feiten en waardenErfgoed en identiteit

Keuze uit duizenden jaren cultuurhistorie

Keuze uit uiteenlopende gezichtspunten

De kennisbasis

De loop van de geschiedenis als uitgangspunt

Aanwezige sporen van de geschiedenis als uitgangspunt

De lokale cultuur begrijpen

Beleving

Gebruik van de ruimte en omgangsvormen

Kunst als onderzoekmiddel

143

143

146

149

149

152

154

154

158

159

Page 72: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

143 – belvedere.nu / Feiten en waarden

Feiten en waardenHet historische verhaal van een plek, plaats of streek biedt aanknopingspunten om te komen tot een onderschei-

dende ruimtelijke ontwikkeling. Maar het complete verhaal is te lang en te uitgebreid om te vatten in een archi-

tectonisch of ruimtelijk ontwerp. Bovendien is niet het hele verhaal in al zijn finesses bekend. Dit hoofdstuk

behandelt hoe uit de geschiedenis een verhaal geconstrueerd kan worden, dat bruikbaar is in de ruimtelijke ont-

wikkeling. In hoeverre bepalen historische gegevens of gebeurtenissen inderdaad de identiteit van een gebied?

Welke kennisbasis is nodig om tot zorgvuldige afwegingen te komen, en hoe is die op te bouwen? En hoe valt te

onderzoeken op welke wijze de geschiedenis doorwerkt in de lokale cultuur en de manier waarop mensen hun

omgeving beleven? Deze drie vragen komen in dit hoofdstuk achtereenvolgens aan de orde.

Erfgoed en identiteit

De start van een project kan heel intuïtief zijn. Er is een basale behoefte iets dierbaars te behouden of iets pas-

sends toe te voegen aan een karakteristieke plek. Zolang belang, plan en uitvoering in één hand zijn, bijvoor-

beeld bij het verbouwen van een onbeschermd interieur, zal de afweging over de beste aanpak in stilte

plaatsvinden. Zodra een project echter het privédomein overstijgt, of als er erkende waarden in het geding zijn,

raken meer partijen betrokken. Zij hebben elk hun eigen belangen en inzichten. Dan wordt het belangrijker dat er

een gedeeld beeld ontstaat van de belangrijkste karakteristieken en de te behouden cultuurhistorische kwalitei-

ten. Achter begrippen als ‘ruimtelijke kwaliteit’, ‘cultuurhistorie’ en ‘identiteit’ schuilt echter een wereld van ver-

schillende inzichten, interpretaties en elkaar soms beconcurrerende feitelijkheden.

Keuze uit duizenden jaren cultuurhistorieUit de ruimtelijke inrichting spreekt een eeuwenlange cultuur. Door de jaren heen zetten mensen de omgeving

naar hun hand, gegeven de natuurlijke omstandigheden en de sociale verhoudingen. Zo zijn de polderlandschap-

pen het product van een eeuwenlange eendrachtige strijd tegen het water. De Brabantse zandlandschappen had-

den die collectiviteit niet altijd nodig. Daar was het de Rooms-Katholieke kerk, die ten tijde van de

industrialisatie zijn invloed aanwendde om de fabrieken te spreiden over de provincie en zo het ontstaan van

zedenloze steden wilde voorkomen. Maar ook economische processen, machtsverhoudingen of stedenbouwkun-

dige idealen kunnen de ruimtelijke inrichting hebben bepaald.

Page 73: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

145 – belvedere.nu / Feiten en waarden144 – belvedere.nu / Feiten en waarden

De eeuwenlange cultuurhistorie van een landschap, een nederzetting of zelfs een gebouw laat zich niet ontrafelen

in los van elkaar staande tijdslagen. Veel grachtenpanden in Amsterdam stammen uit de zeventiende eeuw, maar

zijn laat in de achttiende eeuw verhoogd en voorzien van een nieuwe gevel, behorend bij die tijd. Voor buurten

en wijken geldt eenzelfde verhaal, ook als ze in een helder af te bakenen periode zijn gebouwd. De buurt of wijk

heeft sindsdien een geschiedenis meegemaakt die haar sporen heeft achtergelaten, zowel fysiek als mentaal.

Die tijdslagen zijn evengoed tot het erfgoed gaan behoren.

“Je moet kijken naar wat Nijmegen echt uniek maakt.

Dan kom je tot de conclusie dat het Romeinse

verleden en de wederopbouwarchitectuur Nijmegen

onderscheidend maken van andere steden.

Daar leggen we het accent, waarmee ik niet wil zeg-

gen dat het industriële erfgoed niet belangrijk is

voor Nijmegen.”

Paul Depla, wethouder in Nijmegen, tijdens het debat ‘Industrieel erfgoed

Nijmegen, vergeet het maar’, mei 2005.

De geschiedenis heeft ook haar donkere kanten. Afhankelijk van hoe pregnant de schaduw-

zijde is, mag een gelegenheid voor herinnering of herdenking niet ontbreken. Een werk-

barak van het doorgangskamp Westerbork is jarenlang in gebruik geweest als opslagruimte

voor een loonbedrijf in Veendam. Zo’n gebruik bleek moeilijk te rijmen met de beladen

oorlogsgeschiedenis. Meer dan honderdduizend joden zijn vanuit Westerbork naar con-

centratiekampen gedeporteerd. Onder hen Anne Frank en haar zus Margot, die in deze

werkbarak te werk waren gesteld. De barak zou worden teruggeplaatst in het herinnerings-

centrum Kamp Westerbork, maar brandde bij het transport uit Veendam af. Mede dankzij

de publiciteit hieromheen, kwam aan het licht dat op verschillende plaatsen in de regio

nog andere barakken uit Westerbork staan. Vlak na de oorlog was er geen behoefte de

barakken te behouden als tastbare getuige van de verschrikkingen. Zoveel jaar later vinden

velen het huidige anonieme en functionele gebruik ervan ongepast.

Voorbeeld: Kamp Westerbork

“Als we nu eens vijftig jaar verder zijn en we blikken

terug naar 2008. Dan denk ik – ik weet het niet want

het is absoluut onvoorspelbaar – dat we de windmo-

lens en de cataloguswoningen in het kader van ruim-

te-voor-ruimte als typisch behorende tot deze tijd

beoordelen en ze daarom waarderen.”

Kees de Ruiter, geciteerd in het essay ‘Cultuurhistorie en gebiedsontwikkeling’

door Govert D. Geldof en Paul Berends, 2008

Page 74: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

147 – belvedere.nu / Feiten en waarden146 – belvedere.nu / Feiten en waarden

Keuze uit uiteenlopende gezichtspuntenIn haar implicaties is de cultuurgeschiedenis al net zo complex als in haar gelaagdheid. De mate waarin een

bepaald tijdsbeeld nog van invloed is op de huidige identiteit kan enorm verschillen. Bloeiperioden of bijzondere

gebeurtenissen kunnen een groter stempel op de identiteit drukken dan relatief rustige perioden. Maar zelfs in

wederopbouwwijken, die hun identiteit sterk ontlenen aan de woningnood en de stedenbouwkundige idealen

uit de jaren vijftig en zestig, schuilen andere relevante identiteiten. Soms zijn de ontginningspatronen van voor

de oorlog nog steeds bepalend voor de huidige structuur. Soms hebben nieuwe bevolkingsgroepen de afgelopen

decennia een heel andere betekenis of een ander gebruik gegeven aan plekken en voorzieningen.

De waarde die aan bepaalde perioden of gebeurtenissen wordt gehecht is bovendien zeer subjectief. Oudere generaties

Twentenaren associëren verlaten textielfabrieken met slechte werkomstandigheden en uitbuiting. Waarom zou dat

beeld behouden moeten blijven? Diezelfde fabrieken vertellen anderen het verhaal van de industrialisatie van Nederland

en de Twentse textielbaronnen. Voor hen is het behoud van de fysieke overblijfselen van deze geschiedenis veel van-

zelfsprekender.

Ook als het niet direct gaat om een waardeoordeel, maar om de vraag wat bepalend is voor de identiteit van een plek of

streek, zal een zeer divers beeld ontstaan. Een boer wiens familie al generaties lang het land verbouwt, heeft daar andere

ideeën bij dan een net uit de stad verhuisde forens. Voor sommigen zit de identiteit vooral in fysieke vormen of struc-

turen, voor anderen in herinneringen en omgangsvormen. En met veranderingen in het ruimtegebruik of in de culturele

belangstelling, verandert ook de identiteit van een gebied. Identiteit is kortom niet alleen een gelaagd, maar ook een

persoonsgebonden en tijdsgebonden begrip. Een beschrijving van een gebiedsidentiteit wordt dan ook vaak opgesteld

op basis van een gezamenlijke zoektocht van alle betrokkenen en/of een deskundigenoordeel over karakteristieke ge-

biedseigenschappen. De identiteit is dan datgene wat de meeste betrokkenen op dat moment ervaren als de identiteit.

In 1627 verjoeg stadhouder Frederik Hendrik de Spaanse troepen uit Groenlo. De bastions

van waaruit dat gebeurde zijn nog aanwezig, maar zo goed als onherkenbaar. Ze zijn begroeid

met honderden bomen en de bewapening is lang geleden weggehaald. De gemeente Oost

Gelre, waar Groenlo onder valt, wilde dat de naam Groenlo bij het brede publiek in verband

wordt gebracht met deze historische gebeurtenis en had het voor-nemen om het Noorder-

bastion te reconstrueren in de toestand

ten tijde van Frederik Hendrik. Het motief

was vooral economisch: Groenlo zou er

interessanter door worden als toeristische

bestemming. Tientallen bomen moesten

plaatsmaken voor replica’s van kanon-

nen. De band tussen Groenlo en de

Tachtigjarige Oorlog bleek echter minder

sterk dan de gemeente veronderstelde.

Er brak verzet uit tegen de bomenkap.

Voor veel Groenloërs dragen de bomen

meer bij aan de plaatselijke identiteit

dan de historische gebeurtenis in 1627.

Voorbeeld: Groenlo en de Tachtigjarige Oorlog

“Onze regionale identiteit stoelt vooral op een feelgood-

verhaal over een streek. Het is als een nieuw gebouw dat

aan oude beelden moet voldoen. Het gevolg daarvan is

dat een streek wordt opgezet en opgepoetst als een dood

vogeltje. Je maakt er op die manier geen mensenland-

schap van maar een overheidslandschap. Het landschap

komt op die manier bijna uit de zuigfles. Dat leidt op zijn

beurt tot knellende regelgeving. Landschap is het resul-

taat van permanente veranderingen in de tijd. Die

geschiedenis laat zich niet stopzetten.”

Rik Herngreen, adviseur ruimtelijke kwaliteit, tijdens het debat ‘Ondernemen op

het platteland’ van BrabantBalie, 23 januari 2007.

L e e s t i pRienke Groot e.a., ‘Speculatieve cultuurhistorie;

een onderzoek naar de mechanismen van

waardering’, Alterra, Wageningen 2005.

Verslag van een zoektocht naar de mechanismen

die ertoe leiden dat toekomstige generaties

bepaalde objecten en landschappen opnemen

in het domein van de gewaardeerde cultuur-

historie. Deze zoektocht is ingezet om aan-

knopingspunten te vinden voor de ontwikkeling

van nieuwe woon-, werk-, productie- en

ontspanningslandschappen.

Page 75: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

149 – belvedere.nu / Feiten en waarden148 – belvedere.nu / Feiten en waarden

De kennisbasis

Aan de basis van veel onderzoek staat de wens om meer inzicht te krijgen in de cultuurhistorische karakteristie-

ken van het plangebied, de voorwaarden die deze stellen aan een toekomstige ontwikkeling en de aanknopings-

punten die zij daarvoor bieden. Binnen de context van ‘behoud door ontwikkeling’ staat steeds het verband centraal

tussen verleden, heden en toekomst. De invalshoek kan verschillen. Er kan bijvoorbeeld voor worden gekozen om

de ontwikkelingsgeschiedenis van een gebied in beeld te brengen, met oog voor de morfologie en het menselijk

handelen. Het gaat dan om de manier waarop het gebied en de bewoners ervan zich in de loop der eeuwen hebben

aangepast aan ruimtelijke en maatschappelijke opgaven. Van daaruit wordt geanalyseerd hoe die geschiedenis in

het huidige landschap of straatbeeld te herkennen is. Een andere mogelijkheid is om te beginnen met wat er van-

daag de dag fysiek aanwezig is. Van daaruit kunnen conclusies worden getrokken over welke karakteristieken

essentieel zijn en welke nieuwe functies passend worden geacht.

De loop van de geschiedenis als uitgangspuntVan oorsprong is historisch onderzoek vooral gericht op het inventariseren van cultuurhistorische elementen,

objecten of structuren en op het bepalen van de waarde ervan. De daaruit voortvloeiende kennis vormt de basis om

cultuurhistorie op een zorgvuldige wijze te gebruiken als kwaliteitsdrager bij een ruimtelijk ontwikkelingsproject.

Iedere provincie beschikt inmiddels over een of meer cultuurhistorische waardekaarten, over gebiedspaspoorten,

biografieën van landschappen of vergelijkbare documenten. Kennis over archeologische en bouwkundige monu-

menten en historisch-geografische waarden is bovendien toegankelijk gemaakt via websites als www.kich.nl en

www.watwaswaar.nl.

Puur historisch onderzoek is niet geschikt om aan te

geven wat de gevonden feiten en waarden kunnen

betekenen in het heden en in de toekomst. In de con-

text van een ruimtelijk vraagstuk, is die denkstap wel

essentieel. Om die reden hebben verschillende instan-

ties nieuwe onderzoeksmethodieken ontwikkeld, zoals

het cultuurhistorisch profiel, de cultuurhistorische

effectrapportage en de cultuurhistorische verkenning.

Kenmerkend voor deze methodieken is dat zij de cul-

tuurhistorie integraal benaderen (archeologie, land-

schap en bebouwing) en steeds vaker ook oog hebben

voor de beleefde cultuurhistorie in de vorm van her-

inneringen en verhalen. De rapportages geven niet

alleen een chronologisch beeld van de ontwikkelings-

geschiedenis, maar ook een voor ontwerpers meer

hanteerbare ‘omkering’, een toelichting op het huidi-

ge ruimtelijke beeld vanuit diezelfde ontwikkelings-

geschiedenis. Daarnaast wordt in meer of mindere

“Delfshaven is een achterstandswijk van Rotterdam,

bewoond door migranten met tientallen nationaliteiten.

Als zij al iets met Piet Hein hebben (die in Delfshaven

geboren is en daar een standbeeld heeft, red.), dan is dat

in negatieve zin: hele volksstammen werden door de

‘zeeschrick van Delfshaven’ beroofd, vermoord of in

slavernij gevoerd. Van de huidige Delfshavenaren kan

ook moeilijk worden verwacht dat zij warm lopen voor

de morele grondleggers van de Verenigde Staten. Zo is

Delfshaven een mooi decor, zonder dat de lokale bevol-

king zich ermee identificeert of trots is op de glorieus

getoonzette geschiedenis. Alleen in de molen komen

heden en verleden samen: buurtbewoners laten er

porties graan malen voor hun exotische gerechten.”

Paul Meurs, hoogleraar Restauratie aan de TU Delft, in zijn oratie

‘Bouwen aan de weerbarstige stad’ uit 2007

Discours: hoe houdbaar is een eenmaal gedefinieerde gebiedsidentiteit?

Een gebiedsidentiteit laat zich niet verabsoluteren. Pogingen om de identi-

teit vast te leggen als vastomlijnd, statisch gegeven gaan voorbij aan het

dynamische en subjectieve karakter ervan. Maar in het streven om streek-,

stads- of dorpseigen te bouwen, is het onvermijdelijk om te definiëren

waar die eigenheid uit bestaat. In hoeverre is het legitiem om een gebieds-

identiteit doelbewust te versimpelen, als dat helpt in het streven naar een

onderscheidend plan en gelijkgestemdheid onder de betrokkenen? Of is

het risico te groot dat zo’n gelijkgestemdheid vluchtig blijkt, en dat men-

sen die zich er minder in herkennen zich uitgesloten voelen?

L e e s t i pwww.zandstad.nl

Op deze website is op basis van het concept

‘biografie van het landschap’ historische kennis

over het zuidoosten van Brabant verzameld,

bewerkt en bruikbaar gemaakt voor planners en

ontwerpers. De website biedt de gebruiker een

grote vrijheid om de opgeslagen data naar

eigen inzicht te raadplegen, combineren en

associëren. De informatie is nazoekbaar op een

tijdlijn, maar ook topografisch, thematisch,

cartografisch, alfabetisch, enzovoort. Bijzonder

is de ontsluiting van gegevens over aspecten als

verstedelijking, rituelen, infrastructuur en veel

voorkomende beroepen rond zeven transforma-

tiemomenten; periodes waarin zich cruciale

omslagen voordeden in de gebiedsgeschiedenis.

Page 76: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

151 – belvedere.nu / Feiten en waarden150 – belvedere.nu / Feiten en waarden

mate een visie gegeven op de toekomstige ontwikkeling, worden ontwikkelingsperspectieven geschetst, wordt een

doorvertaling gemaakt naar een programma van eisen, of worden uitgangspunten geformuleerd voor het ontwerp.

De essentie van dit type onderzoek is dat het het verleden ontrafelt en de betekenis daarvan duidt. De methodie-

ken zijn ontwikkeld om te zoeken naar de oorsprong of ontwerpuitgangspunten van de bebouwing of het land-

schap, de ontwikkeling sindsdien en de trendbreuken die zich daarin hebben voorgedaan, maar ook naar de wijze

waarop de geschiedenis in de huidige situatie nog herkenbaar is of weer herkenbaar is te maken. Op die manier

kunnen ze ook verborgen of verloren gegane structuren ontsluieren die in de toekomst weer relevant kunnen zijn.

Onderzoeksvormen als deze bieden vaak een doorkijk naar de toekomst, bijvoorbeeld met kaartbeelden en ont-

wikkelingsscenario’s.

De Hessenberg is een ontwikkelingslocatie binnen de oude stadswal van Nijmegen. In

de late Middeleeuwen lagen hier begijnhofjes rondom een klooster en er staat een

monumentaal weeshuis uit een latere periode. Nadat een eerder ontwerp voor de invul-

ling van de locatie op hevige maatschappelijke weerstand stuitte, is bij de herstart van

het planvormingsproces in 2001 een ‘cultuurhistorisch profiel’ opgesteld. Dit profiel ver-

telt het verhaal van de locatie op grond van allerhande historische bronnen, aangevuld

Voorbeeld: cultuurhistorisch profiel Hessenberg, Nijmegen

met een analyse van de overgebleven cultuurhistorische waarden in het gebied. Het

bevat bovendien een vervolgstap, in de vorm van acht thematische invalshoeken voor

de omgang met de cultuurhistorie in de toekomstige ontwikkeling. Die laatste stap is

gezet in een samenwerking van experts in de kunst, de architectuur en de cultuurhistorie.

Een multidisciplinair ontwerpteam heeft het cultuurhistorisch profiel vervolgens ver-

taald in drie ontwerpschetsen. De reacties van onder meer de omwonenden op deze drie

schetsen vormden het uitgangspunt voor de laatste ontwerpfase, de definitieve schets.

Hierin is de bijzondere cultuurhistorische betekenis onder meer vertaald in een besloten

structuur met een aaneenschakeling van intieme hoven, pleinen en stegen. In het plan

nemen een behouden kapel en voormalig weeshuis een centrale plaats in. Op het terrein

worden 177 woningen gebouwd, merendeels appartementen. De bouw hiervan is in 2008

gestart en de eerste appartementen worden binnenkort opgeleverd. De voormalige

kapel blijft in gebruik als kerk voor dak- en thuislozen. Het weeshuis krijgt waarschijnlijk

een woonfunctie in combinatie met publieke voorzieningen.

De belangrijkste kennisbron bij toekomstige ruimtelijke ingrepen in de Amsterdamse

Bellamybuurt is een atlas, die tot stand is gekomen onder aanvoering van een buurtbe-

woner. De Bellamybuurt maakt deel uit van de negentiende-eeuwse ring om Amsterdam,

Voorbeeld: Bellamy-atlas, Amsterdam

Page 77: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

153 – belvedere.nu / Feiten en waarden152 – belvedere.nu / Feiten en waarden

maar heeft zelf een langere historie. Als deel van de gemeente Nieuwer-Amstel kwamen

hier al in de zeventiende en achttiende eeuw buitenverblijven, pleziertuinen en kleine

industriële bedrijven tot ontwikkeling. De ruimtelijke structuur heeft daardoor een veel

grotere gelaagdheid dan die van de omringende buurten. In het denken over de buurt

kwam die gelaagdheid onvoldoende tot uiting. Minke Wagenaar, architecte, bewoont een

pand uit de achttiende eeuw. Zij nam het initiatief tot een stedenbouwkundig-historisch

onderzoek, dat gaandeweg de vorm kreeg van een atlas. In de atlas wordt de ontwikkeling

van thema’s als water, bebouwing en tuinen in beeld gebracht aan de hand van historisch

kaartmateriaal en zijn actuele gegevens over de belevingswaarde van de buurt op kaarten

weergegeven. Vanaf het begin zocht Wagenaar de samenwerking met het stadsdeel

Oud-West en met andere bewoners. Mede daardoor werken de resultaten nu door in het

welstandsbeleid en in het bestemmingsplan. Onder bewoners en professionals is het

bewustzijn over de waarden van de buurt gegroeid. Die schuilen niet alleen in de archi-

tectuur en niet alleen in de ligging in de negentiende-eeuwse ring, zoals eerder werd

aangenomen, maar vooral in het samenspel van verschillende tijdslagen.

Het landschapsbureau LA4sale heeft een methodiek ontwikkeld die bestaande steden-

bouwkundige en architectonische karakteristieken optekent, en deze vertaalt naar nieuw-

bouwprojecten. De methodiek is vooral toegepast bij dorpsuitbreidingen. De dorps-

bebouwing wordt eerst getypeerd aan de hand van de dragende structuur en vervolgens

uiteengelegd in ‘korrels’, bestaande uit een gebouw op zijn kavel. In de eerste plaats is de

situering van de korrels punt van aandacht. Deze bepaalt in hoge mate de identiteit van

het dorp. Liggen de korrels bijvoorbeeld in linten langs het water, op kunstmatige terpen

of rondom een gemeenschappelijke brink? Liggen soortgelijke korrels naast elkaar of juist

niet? Op het schaalniveau van de korrel zelf kunnen vervolgens tal van factoren bepalend

blijken voor de specifieke dorpskarakteristiek: de verschillende korrelgroottes, de plek

van de gebouwen op de kavels, eventuele bijgebouwen, beplanting, kleur, de opbouw van

voorgevels, de entree, de dakrichting, de bouwmaterialen, enzovoort.

Onderzoek naar aanwezige waarden is een essentieel onderdeel van de methodiek ‘Wikken

en wegen in waardevolle wijken’, die tussen 1999 en 2001 is ontwikkeld door onder meer het

bureau De Lijn (inmiddels toegetreden tot het bureau Inbo). Aanleiding voor het opstellen

van deze methodiek was de vernieuwing van de wijken uit de periode 1920-1940 die zich

Voorbeeld: de korrelmethodiek bij dorpsuitbreidingen

Voorbeeld: wikken en wegen in waardevolle wijken

L e e s t i pHan Lörzing, Arjan Harbers en Sandra

Schluchter, ‘Krachtwijken met karakter’,

Ruimtelijk Planbureau, Den Haag 2008.

Dit onderzoek inventariseert de sterke en

zwakke punten in de stedenbouwkundige opzet

van de veertig ‘Vogelaarwijken’ en geeft aan

hoe de stedenbouwkundige kwaliteiten benut

kunnen worden bij de herstructurering.

Aanwezige sporen van de geschiedenis als uitgangspuntEen tweede mogelijke invalshoek voor onderzoek is de verschijningsvorm van een stad of landschap, en de sporen

van de geschiedenis die daarin te traceren zijn. Dit is een geschikt type onderzoek om te zoeken naar de ruimtelijke

identiteit van een buurt, plaats of streek, om toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen aan te laten sluiten bij de

bestaande karakteristieken van het gebied. De cultuurhistorische vraag hoe het zo is gekomen staat daarbij niet

voorop, maar speelt wel steeds mee; soms prominent, soms op de achtergrond.

Dragers en kavels zijn de sleutelbegrippen bij dit type onderzoek. Dragers staan voor de grote structuren aan de

hand waarvan het ruimtegebruik zich heeft ontwikkeld. Dat kunnen bijvoorbeeld bodemsoorten, waterlopen en

verkeerswegen zijn. De verkaveling is grotendeels afgeleid van die dragers. De manier waarop de kavels zijn inge-

richt en worden gebruikt, waaronder de bouwwijze en de architectuur, zegt ook iets over de cultuurhistorie van

een gebied en kan medebepalend zijn voor de hedendaagse karakteristiek.

Page 78: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

.

155 – belvedere.nu / Feiten en waarden154 – belvedere.nu / Feiten en waarden

De lokale cultuur begrijpen

‘De geplande stad en de geleefde stad’ luidt de ondertitel van de in 2008 verschenen ‘Atlas van de Westelijke

Tuinsteden Amsterdam’. De auteurs (Ivan Nio, Arnold Reijndorp en Wouter Veldhuis) doelen hiermee op het ver-

schil tussen de idealistisch bepaalde uitgangspunten op grond waarvan deze uitbreidingswijken in de jaren vijftig

en zestig zijn gebouwd en de wijze waarop de huidige bewoners de ruimte beleven, hoe zij zich oriënteren en binnen

welk gebied hun leven zich afspeelt. Het verschil tussen de leefstijl van de destijds beoogde gezinnen en de huidige

multiculturele en individualistisch ingestelde bevolking is aanzienlijk. De geleefde stad behoort net als de geplan-

de stad tot de cultuurhistorie van de wijk. Voor het geleefde dorp of de geleefde streek geldt hetzelfde. Onderzoek

naar de manier waarop mensen met de ruimte omgaan en hoe ze er tegenaan kijken, kan daar meer zicht op

geven. Dat kan via observerend of participerend onderzoek (twee van de drie auteurs van de atlas wonen in de

westelijke tuinsteden), of door direct met de bewoners in contact te treden.

BelevingMooi of lelijk doet er toe. De ruimtelijke kwaliteit wordt immers in hoge mate bepaald door hoe mensen een

gebied beleven. En termen als ‘mooi’ of ‘lelijk’, hoe moeilijk meetbaar ook, zijn woorden waarmee mensen hun

waardering voor een gebied uitdrukken. Maar achter zo’n waardering gaat vaak meer schuil dan een oppervlakkige

beoordeling van de uiterlijke verschijningsvorm. Een beoordeling als mooi of lelijk zegt ook iets over de elementen

in de omgeving waar mensen zich verbonden mee voelen. Een complete gebiedsanalyse omvat ook die publieke

waardering, in aanvulling op de ruimtelijke interpretatie van kavels en dragers en de cultuurhistorische interpretatie

van patronen en relicten. In de combinatie ontstaat een beeld van de mate waarin oorspronkelijke ontwerpmotieven

nog actueel zijn en in hoeverre cultuurhistorische waarden worden herkend.

De meest voor de hand liggende manier om de publieke waardering te achterhalen, is om het aan het publiek te

vragen. In veel projecten anticipeert dit onderdeel van het onderzoek al op de betrokkenheid van het publiek bij

de verdere planvorming. Door een aanpak te kiezen die mensen actief inschakelt en stimuleert om na te denken

over hun woonbuurt, -plaats of -streek, ontstaat een goede basis om daarna een stap te maken naar de ideeën

over de toekomstige ontwikkeling. Niet alleen merken mensen zo dat er iets met hun inspanningen wordt

gedaan, maar er ontstaat ook een plan dat geworteld is in de samenleving.

destijds aandiende. De opdrachtgevers voor het achterliggende onderzoek (de ministeries

van OCW en VROM, de toenmalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de gemeente

Amsterdam) signaleerden een tekort aan aandacht voor de cultuurhistorisch waardevolle

elementen in deze wijken. In deze methodiek gaat een onderzoek naar de aanwezige cul-

tuurhistorische waarden in de wijk vooraf aan de analyse van de woningmarkt en het

definiëren van voorstellen voor de aanpak. De cultuurhistorische analyse wordt gevoed

door een inventarisatie van de stedenbouwkundige opbouw en de ideeën die daaraan ten

grondslag lagen. De aandacht gaat achtereenvolgens uit naar de ontwikkelingsgeschiedenis,

de ruimtelijke compositie, de openbare ruimte en de erfgoedwaarde van de gebouwen. De

heldere systematiek maakt deze methode ook voor wijken uit andere perioden toepasbaar.

“Met de kennis van oud-werknemers kan meer

inhoud worden gegeven aan herbestemmingsprojec-

ten. Voor de oud-werknemers betekent het veel om

hun kennis te mogen delen. Ze vertellen graag over

hun persoonlijke geschiedenis in de fabriek. De over-

dracht van deze kennis kan plaatsvinden aan de

vooravond van een herbestemmingsproces, maar ook

na afloop ervan. Zo worden er bij de voltooiing van

herbestemmingsprojecten vaak rondleidingen geor-

ganiseerd. Deze zouden gegeven kunnen worden

door oud-werknemers.”

Uit: Meike Sauter, ‘Lopende banden; onderzoek naar de herbestemming

van fabrieken en hoe oud-werknemers dit ervaren’, Topos 2008-3

Uit veel praktijkgevallen blijkt dat de effectiviteit van belevingsonderzoek het grootst is, als het zich zo veel

mogelijk in de eigen omgeving afspeelt. Mensen praten gemakkelijker in een huiskamer, een kerkzaaltje of een

dorpscafé dan in een vergaderzaal. Maar belevingsonderzoek kan veel rijker zijn dan praten alleen. Er zijn veel

manieren om het onderzoek zintuiglijk te maken: om mensen te stimuleren om nog eens goed naar hun woon-

omgeving te kijken, om letterlijk eraan te ruiken en te voelen. Bijvoorbeeld door ze foto’s te laten maken van wat

ze het meest waarderen in hun leefomgeving of door ze de producten van de streek te laten proeven.

L e e s t i p‘Doen en gedaan krijgen, een draaiboek voor

de leefomgeving in de dorpen van Drenthe’,

BOKD, Assen 2006

De Brede Overleggroep Kleine Dorpen (BOKD)

in Drenthe zet regelmatig belevingsonderzoek

in om aanknopingspunten te vinden voor toe-

komstige dorpsontwikkelingen. In deze

publicatie heeft de BOKD haar ervaringen

opgetekend.

Page 79: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

157 – belvedere.nu / Feiten en waarden156 – belvedere.nu / Feiten en waarden

Door een onderzoek in te richten en te omkleden met kleine evenementen of attracties

voor de buurt, wordt het een informele en zelfs vrolijke happening. Zo is in de te herstruc-

tureren Rivierenwijk in Deventer een buurtmuseum geopend waar wijkbewoners persoon-

lijke herinneringen aan hun eigen woongeschiedenis konden delen. Dit initiatief was

onderdeel van een veel bredere campagne om bewoners in te schakelen bij de plannen voor

hun buurt. Een ander onderdeel had de vorm van keukentafelgesprekken, ondersteund

door onder meer een tafelkleed met de plattegrond van de buurt, vlaggetjes, stempels en

ansichtkaarten. Aan de hand van kaartjes met stellingen over de toekomst van de buurt,

in een eerdere fase opgetekend uit de mond van bewoners, kwamen gesprekken tussen

bewoners tot stand en werd duidelijk in hoeverre deze stellingen op brede ondersteuning

konden rekenen.

Voorbeeld: Rivierenwijk, Deventer Voorbeeld: schaatsfabriek in IJlstIn de beleving van omwonenden wordt het erfgoed niet altijd positief gewaardeerd.

Omwonenden zijn het bovendien niet vanzelf met elkaar eens. In het Friese IJlst lagen

plannen klaar voor herbestemming van de schaatsfabriek Nooitgedagt. Van de subsidie-

verstrekkers tot en met de projectontwikkelaar, iedereen stond in de startblokken voor

het behoud van de monumentale fabriekshal. Maar bewoners morden. Veel IJlstenaren

vonden de fabriek lelijk en te groot voor hun dorp. Ze waren blij dat ze ervan af konden.

In 2003 is de fabriekshal alsnog gesloopt. Maar het hoofdgebouw is blijven staan, mede

dankzij de inspanningen van weer andere bewoners. Zij bundelden hun krachten in een

stichting en wisten, in samenwerking met de gemeente Wymbritseradiel, hun ideeën over

behoud en hergebruik te realiseren. In het hoofdgebouw is een ‘doe- en kijkcentrum’

gevestigd over de voormalige fabriek en de producten die daar vandaan kwamen. De 22

meter hoge schoorsteen werd gerestaureerd en daarbovenop staat nu een stalen frame

van nog eens acht meter hoog, een referentie aan een al in 1980 gesloopt gedeelte van

de fabriekspijp.

Page 80: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Kunst als onderzoekmiddelKunstenaars stellen andere vragen dan onderzoekers. Zij zijn niet op zoek naar feiten, maar naar essenties. Geholpen

door een onafhankelijke, onderzoekende geest en een grote verbeeldingskracht kunnen kunstenaars een nieuw

licht werpen op een gebied. Herkenbaar of minder herkenbaar maar vrijwel niet eerder zo ervaren. De resultaten

laten zich zelden formuleren als een reeks direct toepasbare conclusies, maar creëren wel een breder denkraam.

Onpartijdige kunstenaars en hun kunstuitingen kunnen helpen om mensen bij elkaar te brengen, te bevragen en

hen bewust te maken van de eigenwaarde van een gebied – zowel bij het publiek als bij professioneel betrokkenen.

Kunstenaars kunnen bovendien uitdrukken wat mensen moeilijk onder woorden kunnen brengen. Zij slaan daar-

mee vaak een brug tussen bijvoorbeeld ontwerpers en het publiek, of tussen verschillende belangengroepen.

159 – belvedere.nu / Feiten en waarden158 – belvedere.nu / Feiten en waarden

Gebruik van de ruimte en omgangsvormenBelevingsonderzoek is bedoeld om te begrijpen wat mensen waarderen en niet waarderen in hun woonomgeving.

Het zegt weinig over hoe de mensen met de openbare ruimte omgaan, waar ze elkaar ontmoeten en hoe ze zich erin

bewegen. In buurten of dorpen die vanouds een sterk op elkaar betrokken bevolking kennen, zoals de voormalige

mijnwerkerskolonies in Zuid-Limburg, verloopt het onderlinge contact anders dan in een opgeknapte stadswijk

waar goedverdienende tweeverdieners hun intrek hebben genomen. En niet voor niets biedt een organisatie als

Landschapsbeheer Groningen een inburgeringscursus aan voor nieuwe plattelandsbewoners afkomstig uit de stad.

Discours: mythes koesteren of ontkrachten?

Aan plekken en gebouwen kunnen historische verhalen kleven die sterk

bepalend zijn voor de manier waarop een gemeenschap de historie beleeft.

Het is lang niet altijd duidelijk in hoeverre zo’n verhaal op waarheid

berust. Integendeel: soms weet iedereen dat dit niet zo is. In hoeverre

behoren mythes en legendes tot de lokale cultuurhistorie? Recreatiepark

Esonstad bij Anjum ligt op de plek waarover het verhaal gaat dat er ooit de

nederzetting Ezonstad lag. Is dat een cultuurhistorische legitimatie of

slechts een leuke bijkomstigheid? Kan een dorp dat zich verzet tegen de

oprukkende stad een beroep doen op een geconstrueerd beeld van een hechte

gemeenschap, ook als is aangetoond dat daar nooit sprake van is geweest?

In een eerste vernieuwingsfase werd het karakter van de vooroorlogse wijk Lakerlopen

in Eindhoven gezocht in de stedenbouw en de architectuur. Het stratenpatroon en het

gesloten bouwblok waren leidend in het ontwerp van een sloop- en nieuwbouwoperatie.

Toch bleken onvoldoende buurtbewoners zich in de nieuwbouw te herkennen. In de

tweede vernieuwingsfase kregen het onderzoek en het ontwerp een andere wending.

De communicatie met de bewoners werd geïntensiveerd. Het accent verschoof van de

esthetiek naar hoe de bewoners de openbare ruimte gebruikten. Buurtbewoners ont-

moetten elkaar op straat, bleek toen. Daar speelt het sociale leven zich af. Die bevindingen

kregen een ontwerpmatige vertaling in een parkeeroplossing in vergrote binnenhoven

en bijzondere aandacht voor de overgang van privé- naar openbaar terrein. Niet de cul-

tuurhistorie van de architectuur was daarbij leidend, maar de levende cultuur die de

bewoners samen hadden opgebouwd.

Voorbeeld: Lakerlopen, Eindhoven

“Een nieuwe bewoonster die zich niet bewust was van

het karakter van de wijk, groette dagelijks de buren in

het portiek met een vriendelijk goedemorgen. Op een

ochtend wordt ze gecorrigeerd door de buurvrouw.

‘Dat doen we hier niet zo. We zeggen: Goedemorgen,

mevrouw Van Gemeren’.”

Uit: Frank Bosboom, Judith van El en Ton Rutjes, ‘Van identiteit naar wijk-

programma’, Tijdschrift voor de Volkshuisvesting 2007/3. Tijdens een branding-

sessie om de wijkidentiteit te benoemen, kwam naar voren hoe de ontstaans-

geschiedenis van de wijk Mariahoeve in Den Haag nog steeds doorwerkt in de

dagelijkse omgangsvormen. De naoorlogse woonwijk moest vanaf het begin meer

kwaliteit bieden dan de even eerder gebouwde wijken in Den Haag Zuidwest.

Bewoners werden geselecteerd en ervoeren hun nieuwe woonbuurt als een

sociale stijging.

Page 81: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

161 – belvedere.nu / Feiten en waarden160 – belvedere.nu / Feiten en waarden

Mobiliteit is een onlosmakelijk deel van de cultuur geworden, en daarmee ook van de

cultuurhistorie. De ligging en het ontwerp van de infrastructuur zeggen vaak iets over

de manier waarop de samenleving in het verleden was georganiseerd en hoe mensen

tegen hun omgeving aankeken. Recente culturele tendensen zoals de internationalise-

ring en de individualisering vinden hun weerslag in de infrastructuur en het gebruik

ervan. Om hier meer zicht op te krijgen, sloegen drie culturele organisaties uit Overijssel

in 2005 de handen ineen: het Kunstenlab uit Deventer, de Kunstvereniging Diepenheim

en AkkuH (Aktuele kunst Hengelo). Zij lieten kunstenaars in drie rondes reflecteren op

de wisselwerking tussen de rijksweg A1 en zijn omgeving, zowel landschappelijk als in

sociaal-cultureel opzicht. Bij hun werk konden de kunstenaars gebruik maken van

gebiedsverkenningen die het ingenieursbureau Tauw BV uitvoerde, als onderdeel van het

kunstproject, en desgewenst konden zij met de ingenieurs samenwerken. Het project

resulteerde in een aantal publicaties, films en tijdelijke kunstwerken langs de A1, die

automobilisten aanzetten om op een andere manier naar hun omgeving te kijken.

De eerste ronde had het thema ‘de snelweg als verblijfsplaats’, naar aanleiding van de

Oost-Europese snelwegnomaden op de A1. De tweede ronde ging over het doorsneden

landschap. Hierin stonden de inbreuken centraal die de aanleg van de A1 destijds heeft

gepleegd op het cultuurlandschap en sociale structuren. Vanaf de snelweg bieden deze

Voorbeeld: A1-project, OverijsselHet parfum l’Essence de Mastenbroek smeedde een nieuwe band tussen de oude agrarische

bevolking en de nieuwe bewoners van Mastenbroek, een middeleeuwse polder tussen

Kampen en Zwolle met een voor die tijd opzienbarende geometrie in de verkaveling.

Door tezamen de kwaliteiten van hun polder uit te dragen, wisten de bewoners uitein-

delijk de polder te behoeden voor verdere verstedelijking na de bouw van de Zwolse wijk

Stadshagen. Diverse kunstenaars ondersteunden hen in hun zoektocht. Kunstenares

Birthe Leemeijer en parfumeur Allesandro Gualtieri vingen de identiteit van de polder in

een parfum. Zij stelden het parfum samen op basis van geuren die aangedragen zijn

door vertegenwoordigers van de oude boerenfamilies uit de polder: gras-, hooi- en stal-

geuren en geuren uit de vier seizoenen.

L’Essence de Mastenbroek is gepresen-

teerd in het warenhuis De Bijenkorf in

Amsterdam, ver buiten het gebied zelf,

opdat het parfum de polder ook elders in

het land op de kaart zou zetten als een

bijzonder gebied.

Voorbeeld: l’Essence de Mastenbroek

L e e s t i pwww.skor.nl

Op de website van de Stichting Kunst en

Openbare Ruimte staan verschillende project-

beschrijvingen. Met de zoekfunctie kunnen

projecten worden geselecteerd op het thema

ruimtelijke ordening.

Page 82: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

162 – belvedere.nu / Feiten en waarden

Verbeelding en ontwerpOntwerpend onderzoek

Ontwerpafwegingen

Definiëren van de essentie

Cultuurhistorische lagen verenigen of krenten uit de pap

Contrast of analogie

Streekeigen of retro

Opgeknapt of de tand des tijd

Archeologie: een bijzondere ontwerpopgave

Vindplaatsen inpassen en uitsparen

Het verhaal uitdragen

Ontwerp als katalysator

Gezamenlijk schetsen en ontwerpen

Feesten en manifestaties

165

168

168

172

174

177

179

182

182

185

187

188

190

plekken vaak een verrassende doorkijk naar het oude landschap. Beeldend kunstenaar

Jeroen van Westen identificeerde een tiental van deze locaties. Historicus Siebe Rossel

voorzag ze van een beschrijving. Locatie en beschrijving vormden op hun beurt de inspi-

ratiebron voor andere kunstenaars. Het kunstenaarsduo Pietertje van Splunter en Zeger

Reyers vroegen bewoners aan weerszijden van de snelweg de witte was op de oude

bleekvelden te leggen en fotografeerden vervolgens vanuit een helikopter de onder-

broken lijn van wasgoed. De laatste ronde van dit project, dat liep van 2006 tot en met

2009, kreeg de naam IAMA1, uit te spreken als ‘I am A1’. Kunstenaar Jort den Hollander

zocht hierin naar een ‘branding’ van het gebied rond de A1, door in verschillende kunst-

projecten de bestaande kwaliteiten en eigenschappen uit te vergroten. De resultaten ver-

werkte hij in een film die op verschillende parkeerplaatsen langs de snelweg te zien was.

L e e s t i pSjoerd Cusveller en Liesbeth Melis, ‘Regionale

identiteit, kunst en ruimtelijke planvorming’;

Rotterdam, NAi 2006.

Dit boek bevat een inventarisatie van dertig

projecten waarbij landschapsarchitecten,

planologen en kunstenaars hebben samengewerkt

aan regionale inrichtingsplannen, met de ambitie

om de culturele identiteit van de regio in beeld

te brengen. Vijf daarvan worden uitgebreid

geëvalueerd. Columns, interviews en essays

voeden de discussie over regionale identiteit en

hoe kunstenaars kunnen helpen om deze boven

water te krijgen.

Page 83: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

165 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp

Verbeelding en ontwerpIedere ontwerper moet bij iedere opgave opnieuw zijn eigen wiel uitvinden. Dat was een van de conclusies uit een

serie interviews met ontwerpers die veel met cultuurhistorie werken, opgenomen in de Nirov-bundel ‘Interviews

Belvedere; verslaglegging gesprekken met 12 ontwerpers’. Deze gesprekken vonden plaats in 2003. Op dat moment

was er nog geen overtuigend corpus aan ervaring opgebouwd met cultuurhistorisch geïnspireerd ontwerpen. Maar ook

nu dat corpus is gegroeid, blijft die conclusie van kracht. De ontwerpaanleidingen zijn zo divers en de rijkdom aan

benaderingen en oplossingen is zo groot, dat iedere richtlijn of vuistregel eerder een beperking in het denken lijkt

op te leveren dan een welkome ruggensteun. Daarnaast brengen ontwerpers elk hun eigen stijl en benadering mee.

Een aantal afwegingen komt echter in vrijwel elk ontwerpproces terug. De keuzes die de ontwerper en zijn opdracht-

gever daarin maken, bepalen in hoge mate op welke manier de cultuurhistorie en de ruimtelijke dynamiek samengaan.

Dit hoofdstuk laat eerst zien hoe ontwerpend onderzoek richting kan geven aan het ontwikkelen van een ontwerpbe-

nadering of een concreet plan. Daarna worden vijf ontwerpafwegingen behandeld die specifiek bij cultuurhistorisch

geïnspireerde ontwerpen en ontwerpprocessen aan de orde zijn. Vervolgens is er aandacht voor de archeologie, die als

onzichtbare vorm van cultuurhistorie eigen eisen aan het ontwerp stelt. Het laatste deel benadrukt de rol van het

ontwerp in een planproces. Steeds vaker komt een ontwerp tot stand in interactie met andere professionals en

omwonenden. Het ontwerp heeft zich ontwikkeld als een middel om andere partijen te inspireren en in te schakelen.

Ontwerpend onderzoek

Hoe kunnen we de wateropgave combineren met cul-

tuurhistorie? Welke richting slaan we in met een regio

die met krimp te maken krijgt? Kunnen we een kwali-

teitsbeleid formuleren voor de herstructurering van

een bedrijventerrein? Ontwerpend onderzoek kan dis-

cussies als deze op gang brengen. Doel is niet zozeer

om meteen te komen tot een te realiseren ontwerp,

maar om vernieuwende ideeën en benaderingen te

ontwikkelen over een nog onontgonnen opgave of

over de toekomst van een gebied dat een verandering

te wachten staat. Als er een levendig debat volgt, is de

ontwerpoefening geslaagd. De doorwerking in het beleid

of in een definitief ontwerp volgt, als het goed is, later.

L e e s t i pB.A. Labuhn en E. Luiten, ‘Ontwerpen met

geschiedenis; de Belvedere-oogst belicht en

gewogen‘, TU Delft 2010.

Dit handboek beschrijft, vergelijkt en illustreert

de verschillende manieren waarop cultuur-

historie door hedendaagse ontwerpers geïnter-

preteerd en bewerkt wordt. De publicatie

besteedt veel aandacht aan de ontwerpmethoden

die in Belvedereprojecten voorkomen en plaatst

ze in het perspectief van oudere ontwerp-

benaderingen en maatschappelijke trends.

Page 84: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

167 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp166 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp

In het Waalfront in Nijmegen komen minstens drie cultuurhistorische lagen samen.

De Romeinse stad heeft vooral ondergronds sporen nagelaten. De sinds de Middeleeuwen

aangelegde vestingwerken zijn in de negentiende eeuw ontmanteld; alleen van het fort

Krayenhoff resteren nog oude muren. De industrie, als derde laag, is nog alom aanwezig.

Parallel aan de Waal zijn bovendien rivierdijken herkenbaar uit verschillende perioden.

In de aanloop naar de vernieuwing van dit gebied, werkte het architectenbureau Stéphane

Beel Architecten drie scenario’s uit, om te verkennen welke mogelijkheden het ontwerp

biedt om deze cultuurhistorische gelaagdheid zichtbaar te maken.

In alle scenario’s zijn de beide uiteinden van het plangebied aan de Waal open

gebieden: de groene ruimte van het voormalige fort Krayenhoff in het westen en een

havenbekken in het oosten. Daar tussenin was plaats voor dichtere bebouwing. Twee

scenario’s onderzochten wat er gebeurt als een van de andere lagen dominant wordt in

de invulling van dit tussengelegen gebied: de ordenende principes van een Romeinse

stad of een maximaal hergebruik van het industriële erfgoed. Een derde scenario gaat

uit van een neutraal grid, dat ontregeld raakt door alle onder- en bovengrondse resten

uit voorgaande perioden.

De ontwerpoefeningen en scenario’s belandden uiteindelijk in een ‘Ideeënboek’ en

werden weer opgepakt door het ontwerpteam dat het masterplan voor het Waalfront

Voorbeeld: Waalfront, Nijmegen

Booming Brabant, Bruisend Brabant en Bourgondisch Brabant heetten de drie scenario’s

die volgden uit het Ontwerpatelier Brabantstad. Drie scenario’s met ieder een eigen

invalshoek: alles uit de kast om Brabantstad internationaal op de kaart te krijgen

(booming); nieuw elan voor de stedelijke cultuur met behoud van het fijnmazige patroon

van dorpen, linten en buurtschappen in het buitengebied (bruisend); inzet op de ver-

sterking van de authenticiteit van steden en dorpen (bourgondisch). De scenario’s hadden

hetzelfde uitgangspunt: de karakteristiek van Brabant als ‘mozaïek’, waar steden, dorpen,

natuur en infrastructuur in een fijnmazig patroon naast elkaar bestaan. Het samen-

werkingsverband Brabantstad, waarin de vijf grote steden van Brabant, de provincie en

Voorbeeld: scenario’s in Ontwerpatelier Brabantstad

heeft opgesteld. Dit team stond onder leiding van landschapsarchitect Lodewijk Baljon

en architect Liesbeth van der Pol. Het masterplan maakt uiteindelijk geen keuze tussen

de verschillende lagen en de daaraan verbonden relicten; het brengt alles bij elkaar. Het

gaat uit van de onderliggende landschappelijke structuur, zoals de enkele malen verlegde

oeverlijnen en dijklijnen, om de verbanden naar boven te halen. Daarbinnen vallen

herkenbare elementen uit de verschillende tijdvakken op hun plaats, zoals de restanten

van de vestingmuur en de industriële objecten. In het dichtst bebouwde deel van het

plangebied is een Romeins grid geprojecteerd als stedenbouwkundig patroon.

Page 85: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

169 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp168 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp

Ontwerpafwegingen

Een op cultuurhistorie geïnspireerd ontwerpproces kent een aantal specifieke afwegingen, die de ontwerper

samen met zijn of haar opdrachtgever en soms een cultuurhistoricus moet maken. Hoe die afwegingen uitvallen,

hangt deels samen met de stijl en de voorkeur van ontwerper en opdrachtgever, en hangt deels samen met de

aard van de opgave. Zijn er bijvoorbeeld specifieke fysieke objecten te behouden of te herstellen, of kan het ont-

werp aansluiting vinden bij immateriële zaken zoals de gebiedsmentaliteit, architectonische tradities of omlig-

gende landschapsstructuren?

Definiëren van de essentieVanuit de gevonden en benoemde cultuurhistorische waarden in een gebied moet een vertaalslag worden

gemaakt naar het ontwerp. Maar hoe? De benoemde cultuurhistorische waarden zijn vaak divers en gelaagd. De ont-

werper zal vaak proberen de cultuurhistorische waarden hanteerbaar te maken door op zoek te gaan naar de cul-

tuurhistorische essentie en de dragers daarvan. Zit de essentie in de bestaande topografie, de structuur of het

ruimtelijk beeld? Of schuilt de essentie veeleer in de omgang met en het gebruik van een gebied die tot dat ruim-

telijke beeld heeft geleid? Of zijn het de historische betekenissen die het gebied draagt? Vaak is het juist de unie-

ke combinatie van - of een specifiek soort verband tussen het ruimtelijk beeld, het gebruik van het gebied en de

betekenis die als essentie wordt aangemerkt. Per opgave en per gebied is er een uniek soort essentie te formuleren.

De essentie ligt dus lang niet altijd in een te behouden of te herstellen object of structuur. De essentie kan ook

worden gevonden in een stijlkenmerk of patroon in de omgeving. In die gevallen valt de keuze vaak op het toe-

passen van gebiedseigen vormen en structuren, al dan niet in gestileerde vorm, in combinatie met nieuwe tijds-

beelden. Voor deze benadering gelden culturele motieven (aan een gebouw mag de bouwperiode af te lezen zijn,

ook als het refereert aan een andere periode) en praktische motieven (er worden hogere eisen gesteld aan zaken

als comfort, bereikbaarheid en veiligheid). Een ontwerper kan de essentie ook zoeken bij de gebiedsmentaliteit:

de manier waarop de mensen vroeger en nu met hun leefomgeving omgaan. Hij of zij kan de gebiedskarakteris-

tiek die daaruit volgt, met een eigentijdse draai, in het nieuwe project herintroduceren.

het rijk vertegenwoordigd zijn, gebruikte de resultaten om gesprekken op gang te brengen

met alle andere gemeenten in Brabant en om een grote oploop te organiseren over

Brabant in 2036. Juist het gebruik van scenario’s zette hier de discussie op scherp.

Ontwerpmatig was uitgetekend welke gevolgen de principiële keuzes over de toekomst

van de provincie konden hebben. Uit de exercitie volgde een voorkeur voor Bourgondisch

Brabant. Dat was het inhoudelijke resultaat van het atelier. Maar de gelijkgestemdheid

onder de Brabantse overheden als gevolg van het debat, was minstens zo belangrijk.

Concreet was dit onder meer aanleiding om flink te investeren in het Groene Woud, het

kleinschalige groene Brabantse landschap tussen Eindhoven, Tilburg en Den Bosch.

De wijze waarop de geschiedenis zich in de bestaande ruimtelijke inrichting manifesteert,

stond centraal bij de ontwikkeling van zo’n vierhonderd woningen in Sint Pancras bij

Alkmaar. Gemeente en ontwerpers wilden graag aansluiten bij de bebouwingsgeschiedenis

van het dorp. Daartoe was vroeg in het planproces specifiek cultuurhistorisch onderzoek

uitgezet. Maar zij stuitten op een cultuurhistorisch dilemma. Het dorp ontwikkelde zich

de afgelopen eeuwen in parallelle linten op een brede strandwal. Doorbouwen op de

strandwal zelf was geen optie: de in regionaal verband afgesproken woningaantallen

zouden daar onhaalbaar zijn. De nieuwe locatie Twuyverhoek lag naast die strandwal,

in een gebied waar al enkele decennia lang bollen werden geteeld en dat daarvoor een

agrarisch eilandenrijk was. Als nat en moeilijk begaanbaar gebied is dat, vanuit cultuur-

historisch perspectief, geen logische vestigingslocatie.

De stedenbouwkundigen van SVP Architectuur en Stedenbouw losten het dilemma

op door de twee structuren over elkaar heen te leggen. De bebouwing van de nieuwe

buurt volgt de hoofdontsluitingsweg, die is vormgegeven en ingericht als een lintweg.

De woningen hebben eenzelfde rommelige verdeling als op de oude strandwal (hoewel

deze in de nieuwe wijk nauwkeurig geënsceneerd is) en zijn georiënteerd op het lint of

op de binnenplaatsen die op het lint ontsloten zijn. In de architectuur verwijzen ze naar

streekeigen kenmerken. Deze informele bebouwingsstructuur wordt gecompartimenteerd

Voorbeeld: Twuyverhoek, Sint Pancras

Page 86: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

171 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp170 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp

De geschiedenis van de ontzanding was richtinggevend voor het ontwerp van het natuur-

en recreatiegebied Zanderij Crailo in Hilversum. In een klein deel van het gebied was de

van oudsher aanwezige voedingsrijke bodemlaag nog aanwezig. Elders was de bodem

afgegraven, maar tot op verschillende dieptes, variërend van zo’n dertig centimeter tot

tweeëneenhalve meter, steeds dichter bij het grondwater. Deze grote verschillen in de

grondwaterdiepte leidden tot verschillende mogelijkheden voor natuurbeheer, van droge

graslanden en heide in droge delen tot moerassen en open water in de natte delen. Deze

verschillende mogelijkheden, geordend in een strak rechthoekig patroon, bepaalden de

inrichting van het nieuwe natuur- en recreatiegebied. De cultuurhistorische essentie

werd hier dus niet gevonden in de beeldkwaliteit van de beplanting of de bebouwing,

maar in de morfologische logica van de plek, ontstaan door menselijk ingrijpen.

“Ik zou ervoor willen pleiten dat het verleden van de

plek in elk ontwerp de kans moet krijgen zich uit te

spreken, ook als dat verleden weerbarstig of onge-

wenst is. Dat kan alleen als we de geschiedenis niet

onmiddellijk annexeren ten behoeve van onze

(collectieve) herinnering, onze speurtocht naar onze

identiteit of onze honger naar bijzondere ervaringen.

Vaak vereist dat van de ontwerper een grote mate

van terughoudendheid, een ‘ethiek van onthouding’,

maar soms ook de durf om de plek ingrijpend te

transformeren. In elk geval moet de ontwerper

bereid zijn tot het voeren van een dialoog met de

geschiedenis, waarbij nu eens de ontwerper

dan weer het verleden het laatste woord heeft.”

Belvedere-hoogleraar Jan Kolen in de bundel ‘Ontwerpen aan geschiedenis,

Een cultuur van ruimte maken’ van het Stimuleringsfonds voor Architectuur,

Rotterdam 2005

door een strak patroon van brede sloten. Cultuurhistorisch kan het niet bestaan, een

bebouwingslint dat iedere honderd meter een watergang kruist. De essentie werd

gevonden in het beeld van sloten, linten en streekeigen architectuur, niet in de morfo-

logische logica eronder. Die was bij de laatste ruilverkaveling al verstoord, toen het fijn-

mazige slotenpatroon is vervangen door de huidige watergangen.

Voorbeeld: Zanderij Crailo, Hilversum

Page 87: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Cultuurhistorische lagen verenigen of krenten uit de papDe cultuurhistorie van een plangebied biedt meestal een complex verhaal. Door de eeuwen heen deden zich grote

gebeurtenissen voor die een kentering brachten, maar ook voortkabbelende ontwikkelingen en nieuwe impulsen

van buiten. Oude gebouwen kunnen verschillende gebruiksvormen hebben meegemaakt en de bijbehorende ver-

bouwingen hebben ondergaan. Als de ontwerpopgave een stad of een streek betreft, neemt die complexiteit expo-

nentieel toe. Bij nieuwe interventies stelt dat de ontwerper en de opdrachtgever voor de vraag aan welke periodes

of episodes ze refereren in het ontwerp. Dat geldt zelfs voor een programma als dat van de Nieuwe Hollandse

Waterlinie, dat zich vanuit zijn aard primair richt op het militaire erfgoed. De Waterlinie heeft zich in de 125 jaar

van zijn militaire bestaan voortdurend ontwikkeld. Moet in het nieuwe ontwerp één ontwikkelingsfase dominant

zijn? En in hoeverre moet aansluiting bij de niet-militaire gebiedsgeschiedenis worden gezocht?

Referenties in een ontwerp aan één bepaalde periode uit de geschiedenis, één cultuurhistorische discipline

(archeologie, bouwkunde of historische geografie) of zelfs één specifieke gebeurtenis hebben het voordeel van

een consistent ontwerpconcept en een duidelijk verhaal, dat ook bij een breed publiek sterk tot de verbeelding

kan spreken. In andere gevallen vinden de ontwerpers het juist een uitdaging om de gelaagdheid van de geschie-

denis recht te doen en maken zij de gelaagdheid tot een expliciet ontwerpthema.

173 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp172 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp

Het huidige stadhuis van Utrecht is een samenstel van gebouwen uit verschillende tijd-

vakken: middeleeuwse huizen, stadskastelen uit de Renaissance en gebouwen uit de

negentiende en twintigste eeuw. De laatste uitbreiding is van de hand van de Spaanse

architect Enrico Miralles en stamt uit 2000. Bij die gelegenheid vond ook een renovatie

plaats. Bij die renovatie heeft Miralles de historische structuur van de - met elkaar verbon-

den - panden op allerlei manieren zichtbaar gemaakt. Zo is de ontvangstzaal met een

omloop los gemaakt van de omliggende bebouwing. Deze zaal markeert nagenoeg de

ondergrondse fundamenten van het middeleeuwse huis dat ooit op deze plek stond. In de

gangen zijn de oude scheidingsmuren tussen de voormalige grachtenpanden herkenbaar

Voorbeeld: stadhuis, Utrecht

Discours: is behoud mogelijk zonder materie?

Gestileerde structuren en bouwstijlen, voortborduren op een gebieds-

mentaliteit: het zijn voorbeelden van cultuurhistorisch geïnspireerde

ontwerpen, maar in concreto wordt er niets materieels behouden.

Hetzelfde geldt voor de markering van een archeologische vindplaats,

nadat de vondst zelf naar elders is overgebracht. Ontwerpers doen een

beroep op de ‘genius loci’, oftewel de geest van de plek. Is zo’n strategie

van ‘behoud zonder materie’ een goede manier van behoud van cultuur-

historische waarden? Of is zo’n oplossing, vanuit cultuurhistorisch

perspectief, al gauw een lege huls?

gehouden. De structuur in de vloerbedekking geeft de overgangen tussen de oorspronkelij-

ke panden aan. Daarnaast zijn er veel verrassende doorkijkjes tussen de ruimtes en de ver-

diepingen gecreëerd, die het inzicht in de ruimtelijke structuur nog verder vergroten. Net

als met de structuur laat Miralles ook in het materiaalgebruik de verschillende tijden her-

leven. Materialen die tijdens de renovatie op de ene plek werden weggehaald, zijn op een

andere plek weer hergebruikt. Eikenhouten panelen en bakelieten lichtknopjes roepen her-

inneringen op aan voorbije tijden. Ook trouvailles die tijdens de verbouwing plotseling

tevoorschijn kwamen maakte hij zichtbaar in het interieur, zoals trekstangen die ooit zijn

aangebracht om de belastbaarheid van een verdiepingsvloer te vergroten.

De nieuwe inrichting van het landgoed Oranjewoud in Heerenveen grijpt terug op één

specifieke tijdslaag: die van de zeventiende eeuw, toen het landgoed werd aangelegd.

De Frans-Nederlandse bouwmeester Daniël Marot (1661-1752) liet zich inspireren door de

structuur van het omliggende landschap. De lange assen van de polderverkaveling

kwamen terug in de lanen en een ‘grand canal’. Marots barokke ontwerp heeft stand-

gehouden tot halverwege de negentiende eeuw, toen de zwierige Engelse landschapsstijl

populair werd. Rond 2000, toen het inmiddels dichtgegroeide landgoed zijn grandeur al

lang was verloren, besloot Staatsbosbeheer het samen met een aantal andere landgoederen

Voorbeeld: Oranjewoud, Heerenveen

Page 88: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

175 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp174 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp

Contrast of analogie Een bijzonder vraagstuk in het ontwerpproces is de aansluiting tussen oud en nieuw. Een ontwerper kan ervoor

kiezen om nieuwe toevoegingen en elementen te benadrukken door het contrast ten opzichte van de oude vor-

mentaal maximaal aan te zetten. Oud is zichtbaar oud; nieuw is zichtbaar nieuw. De ontwerper kan er ook voor

kiezen om oud en nieuw tot een eenheid te smeden. Dat kan door oude vormen te kopiëren, zodat het nieuwe

van de toevoeging nauwelijks zichtbaar is. Maar het kan ook door de oude vormen een hedendaagse interpreta-

tie mee te geven. Toevoegingen zijn dan wel als nieuwbouw herkenbaar, maar ze sluiten toch aan op hun omge-

ving. Het is aan het vakmanschap van de architect om een overtuigende balans te vinden.

om te vormen tot een groot wandelpark. Landschapsarchitect Michael van Gessel maak-

te het ontwerp. Oranjewoud kreeg bij die gelegenheid zijn barokke voorkomen terug.

Lange lanen parallel aan het in ere herstelde grand canal, omzoomd met bomen en

hagen, met zicht op het weidse landschap en een nieuw museum voor moderne kunst

op de as – die componenten vormen samen een eigentijdse variant van de door Marot

uitgetekende structuur.

Het Sint Geertruidenziekenhuis in Deventer heeft een bijzondere bouwvorm. Het is in

1940 gebouwd in een blokvorm rondom een binnenplaats, met een aantal vleugels die

naar buiten toe de groene omgeving in steken. Sindsdien is het complex met andere

bebouwing uitgebreid. Het Deventer Ziekenhuis, waarin het Sint Geertruidenziekenhuis

is opgegaan, heeft deze locatie afgestoten. Bij de herontwikkeling tot de woonbuurt

Geertruidentuin wordt in elk geval een deel van de bebouwing gesloopt. Het debat in

Deventer gaat nog over de vraag of het hoofdgebouw uit 1940 behouden kan blijven of

ook gesloopt moet worden. In een ontwerponderzoek van One Architecture bleek dat de

specifieke bouwvorm van het hoofdgebouw goede mogelijkheden biedt voor woning-

bouw in een bovengemiddeld marktsegment: een stede-

lijke maar groene omgeving, deels open en deels

besloten, met appartementen en eengezinswoningen.

Het beeldkwaliteitsplan waar het ontwerponderzoek toe

leidde, laat de specifieke hoofdvorm terugkomen in twee

of drie nieuwbouwcomplexen. Het gaat verder in op de

samenhang tussen ontwerpaspecten als stijl, massa en

materialisering (het ‘DNA’ genoemd) waarmee die speci-

fieke hoofdvorm bereikt kan worden, ongeacht of het

Voorbeeld: Geertruidentuin, Deventer

Page 89: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Streekeigen of retroDe woonwijk Ypenburg in Den Haag is gebouwd in de jaren negentig op een voormalige vliegbasis. Dat is te merken

aan de lange asfaltbaan midden in de wijk, een weg die ook nog eens Landingslaan heet. Deze ligt echter niet op de

plek waar de oorspronkelijke landingsbaan was. Het ontwerp van de nieuwbouwwijk Wolveschans in het Groningse

Leek is geïnspireerd op middeleeuwse borgen, verdedigbare slotkastelen met een park die in deze omgeving veel

voorkomen. Op deze plek in Leek heeft echter nooit zo’n borg gestaan, en dat kon ook niet, want de grond is daar te

laag en te vochtig voor.

Dergelijke oplossingen kunnen worden opgevat als het doortrekken van lijnen uit de geschiedenis door hergebruik

van typerende kenmerken, maar ook als geschiedvervalsing. Nog een stap verder is om een geschiedenis te sugge-

reren die losstaat van de werkelijke geschiedenis, of geleend is van een andere streek. De populaire ‘retrobouw’

bedient zich daar vaak van. De suggestie van authenticiteit wordt gewekt door bijvoorbeeld het materiaalgebruik

en de ornamenten in de architectuur, krommingen in het stratenpatroon en een grote verscheidenheid in het

gevelbeeld. Bekende voorbeelden zijn de woonwijk Brandevoort in Helmond, het recreatiepark Esonstad bij

Anjum en het winkelcentrum Bataviastad in Lelystad.

177 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp176 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp

Bij de uitbreiding van een schoolgebouw in Arnhem is de nieuwbouw om de oudbouw

heen gezet. De vmbo-school ’t Venster verhuisde naar een van 1952 daterend school-

gebouw. Hoewel dat veel te klein was, wenste de gemeente dat ten minste een gedeelte

behouden zou blijven. Het architectenbureau AGS nam de hoofdvleugel van het oude

gebouw op in de nieuwbouw. Daarmee is een bijzondere invulling gegeven aan het werken

met contrast. Wie de nieuwe entree binnenloopt, treft enkele meters verderop de buiten-

wand aan van het oude schoolgebouw. Het interieur van het oude gebouw is gemoder-

niseerd, maar een aantal karakteristieke elementen (zoals de tegelvloer) is behouden

gebleven. Van buiten zijn er twee aanwijzingen dat zich binnenin de nieuwbouw iets

ouders bevindt: een torentje dat door het dak heensteekt en een uitbouwtje van de oude

school, dat nu achter een groot venster zichtbaar is.

hoofdgebouw behouden blijft of gesloopt zal worden. De plattegronden van de nieuwe

woongebouwen variëren en architecten krijgen binnen de uitgangspunten van het

beeldkwaliteitsplan een maximale vrijheid in de uitwerking. Het plan zoekt daarmee de

analogie op.

Voorbeeld: ’t Venster, Arnhem

“Later wordt dit deel van Nijmegen gezien als

een typisch product van dit tijdsgewricht, een

periode waarin cultuurhistorie en ruimtelijk ontwerp

verbonden zijn.”

Landschapsarchitect Lodewijk Baljon, mede-opsteller van het Masterplan

Waalfront, in antwoord op de vraag of dat plan wel leidt tot een nieuw stukje

stad oftewel een Nijmegen van de 21e eeuw, Blauwe Kamer 2007-4.

Soms kiezen stedenbouwkundigen en hun opdrachtgevers ervoor om in nieuwbouw-

wijken een identiteit te forceren. Bij de uitbreidingswijk Westpolder in Berkel en Rodenrijs

is op de tekentafel een complete geschiedenis verzonnen om zo een stedenbouwkundige

opzet te kunnen ontwerpen die suggereert dat de bebouwing organisch is gegroeid.

Die geschiedenis begint met een rijke VOC-koopman die zijn fortuin gebruikt om een

veenpolder droog te malen. In de stedenbouwkundige opzet komt dat terug in het ver-

kavelingspatroon en een boerderij. De fictieve geschiedenis zet zich voort met de komst

van pachtboerderijen, een spoorlijn, een melkfabriek en een gevangenis. Pas met een

Vinex-opgave in de jaren negentig lopen fictie en werkelijkheid weer parallel.

Voorbeeld: verzonnen geschiedenis in Berkel en Rodenrijs

Page 90: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Opgeknapt of de tand des tijdsIn Nederland is het geen gewoonte om oude bebouwing te laten vervallen of verruïneren. De cultuur is er niet naar

en meestal is de ruimte hard nodig voor een nieuwe bestemming. Maar ook hiermee wordt in hedendaagse opga-

ven geëxperimenteerd, zoals in het omvangrijke transformatieproject Hart van Zuid in Hengelo, waar de verweer-

de stalen balken en kapotte ruitjes van de voormalige Stork-gieterij zichtbaar zijn gebleven in het huidige ROC.

Ook functieloze artefacten, zoals schoorstenen die herinneren aan een verleden van industrie of glastuinbouw,

worden doorgaans opgeknapt, al hebben ze hun functie verloren. Roestvorming, scheuren of andere tekenen van

slijtage worden keurig weggepoetst. In veel herontwikkelde havengebieden worden een of meer hijskranen in

stand gehouden zonder dat ze worden gebruikt. Ze vormen de sfeerdragers en vertellen de bezoekers dat er vroe-

ger een haven was. De tand des tijds heeft er geen vat op, de meeste zien er patent uit. In Harlingen is zelfs voor

zo’n havenkraan een nieuw gebruik gevonden. In de cabine, zeventien meter boven de kade, bevindt zich tegen-

woordig een hotelkamer.

179 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp178 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp

“Gerestaureerde boerderijen worden vaak

authentieker dan ze ooit geweest zijn.”

Landschapsarchitect Steven Slabbers in de Nirov-bundel ‘Interviews Belvedere;

verslaglegging gesprekken met 12 ontwerpers’, oktober/november 2003.

Aan de Obrechtstraat in Den Haag is een woningbouwcomplex vervangen door een nieuw

complex, met andere woningplattegronden, andere doelgroepen, maar met een gevel die

tot in de details een kopie is van de eerdere bebouwing op die plek. Zelfs de moderne

kiepramen zien er uit als ouderwetse schuiframen. Alleen aan de

gaafheid van de bouwmaterialen is te zien dat het hier om nieuw-

bouw gaat.

Verderop in Den Haag, in de binnenstad, ligt het winkelgebied

Haagsche Bluf. Tegen een eigentijdse achtergrond van vierkante,

gematteerde glasplaten zijn met wisselende tussenruimtes histori-

sche gevels geplakt. Deze façades zijn exacte reproducties van

monumentale panden uit Den Haag en Delft en gemaakt van

hoogwaardig materiaal. Het geruchtmakende ontwerp leverde

Den Haag in de Gids voor Hedendaagse Architectuur uit 2004 de

geringschattend bedoelde kwalificatie op van ‘centrum van de

retro-architectuur’. Anderen vinden het een passende invulling in

een historische omgeving. De falsificatie is volgens hen zo duidelijk,

dat van vals sentiment geen sprake is.

Voorbeeld: reproducties in Den Haag

Discours: cultuurhistorie of marketing?

Cultuurhistorie verkoopt. Historiserende bouwstijlen doen het goed op de

woningmarkt. Dat is een pre voor een cultuurhistorisch geïnspireerd ont-

werp, maar ook een valkuil. Consumenten die een leuke woning zoeken,

zijn niet altijd geïnteresseerd in het cultuurhistorische verhaal achter de

architectuur en de stedenbouw. Dat zet de deur open voor dunne interpre-

taties van de cultuurhistorie. Geleende geschiedenissen, versimpelde

geschiedenissen, verzonnen geschiedenissen – zetten zij mensen op het

verkeerde been of zijn het legitieme pogingen om een identiteit mee te geven

aan anders anonieme nieuwbouwprojecten? Wanneer slaat een integere

interpretatie van de geschiedenis om in manipulatie en banalisering?

Page 91: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

181 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp180 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp

Alleen de gemetselde buitenmuren stonden nog overeind, nadat een brand in 1980 het

dak en het houten binnenwerk van de leegstaande Broerekerk in Bolsward verwoestte.

Maar die buitenmuren waren wel waardevol. De hier toegepaste nissengevel komt in

Noord-Europa maar zelden voor en de verwoeste kerk bleek een prima entourage voor

markten en openluchtconcerten. Om de verruïneerde kerk te behouden, moest een verder

afbrokkelen van de buitenmuren worden tegengegaan. In opdracht van de gemeente

Bolsward ontwierp architectenbureau Jelle de Jong een glazen koepel, die dezelfde vorm

heeft als het oorspronkelijke tongewelf. Verder is de fundering vernieuwd, is de vloer

verstevigd en zijn enkele geveldelen gerestaureerd. Alleen in de voorgevel is het glas-in-

lood hersteld. Van binnen blijft de kerk leeg. Het gebouw is nu vooral een object van

schoonheid. Nu en dan vinden er culturele evenementen plaats, maar vanwege de

woningen in de omgeving is het aantal aan een maximum gebonden.

Voorbeeld: Broerekerk, BolswardEen gedeelte van het Voorsterbos bij Kraggenburg (Flevoland) was tientallen jaren lang

in gebruik bij het Waterloopkundig Laboratorium. Het gebied was niet toegankelijk voor

bezoekers; het was een geheime, afgesloten plek. Het laboratorium voerde er simulaties

op schaal uit. Toen het vertrok, liet het de proefopstellingen achter. In het bos staan

modellen van onder meer de Deltawerken en de haven van Lagos in Nigeria. De Vereniging

Natuurmonumenten nam het eigendom en beheer over en besloot de natuur zijn gang

te laten gaan. De technische opstellingen raken nu langzaam overwoekerd. Het resultaat

is een sterk tot de verbeelding sprekend bosgebied, dat zijn geheimzinnigheid heeft

behouden. Zoiets staat ook de projectorganisatie Hart van de Heuvelrug voor ogen met

een deel van het militaire erfgoed op de voormalige vliegbasis Soesterberg. Niet al dat

erfgoed leent zich voor herbestemming. De projectorganisatie onderzoekt in hoeverre

andere relicten met een minimaal beheer behouden kunnen blijven. Zo kan ook hier een

geheimzinnig landschap ontstaan. Voorwaarden zijn dat de militaire relicten geen

belemmeringen opwerpen voor de nieuwe functie als natuur- en recreatiegebied en dat

ze niet uitnodigen tot vandalisme.

Voorbeeld: geheimzinnig erfgoed in Kraggenburg en Soesterberg

Page 92: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

de Mariaplaats in Utrecht. In het ontwerp van de parkeergarage is een aparte ruimte gecreëerd die de vloer ter

plekke omhult. Op afspraak kan de vloer bezichtigd worden; passanten kunnen door een raam naar binnen kijken.

Archeologie: een bijzondere ontwerpopgave

De ruimtelijke inrichting mag dan een toonkamer van cultuurhistorie zijn, deze toonkamer toont toch vooral de

relatief recente geschiedenis. De meeste patronen en objecten uit de prehistorie en de Romeinse tijd en deels ook

uit de Middeleeuwen liggen in Nederland onder de grond. De Wet op de archeologische monumentenzorg schrijft

voor dat vondsten in principe in situ behouden moeten worden, dus op de huidige vindplaats en beschermd door de

grond waar de resten onder schuil gaan. Dat stelt beperkingen aan het toekomstig gebruik van de locatie. Zware en

onregelmatige belasting door bebouwing, diepe grondwerkzaamheden en diepwortelende vegetatie zijn taboe.

Bij binnenstedelijke herontwikkelingen wordt de oplossing steeds vaker gezocht in archeologievriendelijk bouwen

met bijvoorbeeld lichtgewicht constructies en hergebruik van bestaande fundamenten. Ook wordt nauwgezet in

kaart gebracht waar het bodemarchief nog intact is en waar de bodem door eerdere werkzaamheden al verstoord is.

Op basis van zo’n bodemplan kan slim worden geheid en kunnen de tracés van leidingen en andere ondergrondse

infrastructuur worden bepaald.

Archeologische presentaties en publiekscampagnes kunnen helpen om archeologie onderdeel te laten worden van

een gebiedsidentiteit. Zo zijn in Woerden en Utrecht opgegraven schepen aan het publiek getoond, benadrukt

Nijmegen met exposities, publicaties en verwijzingen in de openbare ruimte zijn Romeinse verleden en is bij

Colijnsplaat een monument voor de 117 verdronken dorpen van Zeeland neergezet.

De archeologie heeft echter nog nauwelijks een actieve rol in ontwerpprocessen. Een verzameling vondsten ont-

beert meestal een sterk ruimtelijk verband en heeft niet altijd een duidelijke relatie met het huidige landschap,

zeker als het restanten van roerende goederen betreft. ‘Rekening houden met’ is op dit moment de meest gestelde

ambitie. Ontwerpers en archeologen hebben de afgelopen jaren gezocht naar nieuwe manieren om ook het ontwerp

vanuit de archeologie te inspireren. De inspiratie kan voortkomen uit een zorgvuldige omgang met de vindplaats

zelf en het uitdragen van de bijbehorende historische verhalen.

Vindplaatsen inpassen en uitsparenEen ontwerper kan de beperkingen die de archeologie oplegt, ook ombuigen in ontwerpuitgangspunten. Dat kan

verrassende en sterk tot de verbeelding sprekende gebouwen en structuren opleveren. Het in situ behoud van

vondsten kan bijvoorbeeld schijnbaar willekeurige leegtes opleveren in een verder strak ontworpen stedelijk patroon.

Nieuwbouw op bestaande funderingen kan een bijzondere uitstraling krijgen door het materiaalgebruik, dat lichter

moet zijn dan bij een nieuwe fundering nodig is. In het ontwerp kan een verwijzing worden gemaakt naar het ver-

haal bij de onderliggende vindplaats, maar dat is niet noodzakelijk. Soms volstaat een effect van vervreemding.

Behoud in situ is niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld omdat de archeologische sporen te ondiep liggen en de plan-

ontwikkeling al te ver gevorderd is. Tot voor kort betekende dit dat vondsten werden opgegraven en afgevoerd naar

een depot of, als dat niet mogelijk was, verloren gingen. Steeds vaker worden in dergelijke gevallen initiatieven

genomen om de planontwikkeling te verrijken met de archeologische ontdekking. Een mogelijkheid is bijvoor-

beeld om de vondst (of een replica daarvan) ter plaatse te tonen en te verwerken in het nieuwe ontwerp. Een

voorbeeld hiervan is de incorporatie van een veertiende-eeuwse mozaïekvloer in een besloten parkeergarage op

183 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp182 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp

“Het was een heel bijzondere opdracht. Tot nu toe

werd er als er archeologische vondsten waren ‘archeo-

logisch gras’ over gelegd, ter conservering. Een laagje

zand, een hek eromheen, klaar. En als wij ‘gewoon’ ont-

werpen, krijgen wij een gedetailleerd programma van

eisen: zoveel woningen, een park, straten en dergelijke.

Nu mochten we echt nadenken over hoe we het lokale

verleden integreren in het parkontwerp.”

Architect Frans Werner van KCAP over zijn proefontwerp voor De Hoge Woerd,

een park in Utrecht Leidsche Rijn, in dagblad Trouw van 15 augustus 2005

Discours: leent archeologie zich voor behoud door ontwikkeling?

Bodemschatten kunnen het beste ongestoord, in de bodem, behouden blijven.

Dat is het principe achter de Wet op de archeologische monumentenzorg.

Archeologie wijkt daarin af van bouwkundig en historisch-geografisch erfgoed.

Dat heeft doorgaans een actueel gebruik en beheer nodig om behouden te blijven,

en moet daar soms op worden aangepast. Als onzichtbaar erfgoed draagt archeo-

logie daarnaast minder bij aan de bele-

ving van de geschiedenis. Is ‘behoud

door ontwikkeling’ dan wel een

geschikte strategie voor archeologisch

erfgoed? Of tonen recente initiatieven

afdoende aan dat archeologie wel dege-

lijk een onderscheidende factor in de

ruimtelijke ontwikkeling kan zijn,

zonder de geschiedkundige waarden

op het spel te zetten?

L e e s t i pBernard Colenbrander en Must Stedenbouw

(red.), ‘Limes Atlas’, uitgeverij 010,

Rotterdam 2005

De Limes Atlas bevat een grondige analyse en

uitgebreid kaartmateriaal over de invloed van

het Romeinse verleden op het Nederlandse

grondgebied. Daarnaast bevat het boek een

inventarisatie van tien mogelijke ontwerp-

strategieën voor archeologisch erfgoed,

afkomstig uit heel Europa.

Page 93: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Het verhaal uitdragenElke vondst of vindplaats vertelt een klein stukje van een veel groter verhaal, een verhaal over een verre geschie-

denis. Dat verhaal kan verbonden worden aan ontwerpoplossingen bij nieuwe interventies, ook als de specifieke

vondst of vindplaats daar geen of een ondergeschikte rol in speelt. De ontwerper kan terugvallen op verhalen over

hoe samenlevingen in een bepaalde tijd functioneerden, hoe ze inspeelden op de natuurlijke omstandigheden en

welke ontwerp- of bouwtradities er op na werden gehouden. Die verhalen kunnen terugkomen in architectonische

keuzes. De Romeinse architectuur is bijvoorbeeld erg herkenbaar en elementen ervan kunnen in nieuwbouw worden

toegepast. Maar er zijn ook andere middelen dan de architectuur om het verhaal achter de archeologie uit te dragen,

zoals publicaties, kunstvormen en onlinegames.

185 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp184 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp

Voor Almere Hout is tussen 2002 en 2005 een ontwerpstrategie gemaakt gericht op het

inpassen van bekende en nog onbekende archeologische vindplaatsen in het stedelijk

weefsel van deze uitbreidingswijk. De strategie, ontwikkeld door de gemeente Almere,

markeert de vindplaatsen door ruimtes uit te sparen in de bebouwing en er ommuurde

tuinen van te maken. Door deze tuinen niet zoals het omringende bebouwde gebied op

te spuiten met zand, worden de bodemschatten beschermd tegen de mogelijke gevolgen

van zetting. De verdiepte ligging die hierdoor ontstaat en een verbindend wandelpad

maken duidelijk dat de tuinen, onregelmatig verspreid over de nieuwe wijk, een gezamen-

lijke achtergrond hebben, zonder expliciet in te gaan op de archeologische achtergrond.

Bijzonder aan de strategie is dat er al ruimte gereserveerd kan worden, voordat exact

duidelijk is waar de vindplaatsen zich bevinden. Maar tussen de ontwikkeling van

Stadstuinen en de grotendeels nog onbekende ontwikkeling van Almere Hout zit veel

tijd, achteraf gezien te veel. Voor het eerste gedeelte (Almere Hout Noord) werd pas in

2009 een ontwerp gemaakt, via een prijsvraag onder woningcorporaties. Politieke

prioriteiten verschoven in de richting van het organisch groeien. Stadstuinen heeft

niettemin zijn sporen nagelaten, zowel in de eerste ontwerpen voor Almere Hout Noord

als in het archeologische beleid van de gemeente. Archeologische vindplaatsen worden

bovengronds gemarkeerd, maar niet per se op de wijze zoals bedacht tussen 2002 en 2005.

Voorbeeld: Stadstuinen, Almere

In Broekpolder, een nieuwbouwwijk op de grens van Heemskerk en Beverwijk, hebben alle

nieuwe bewoners een wateroffersteentje gekregen waarmee ze deelnemen in de lange en

rijke traditie van hun voorgangers. Het is de bedoeling dat ze het steentje bij verhuizing uit de

wijk ten offer brengen op een speciale plek in het park. Deze rituele handeling verwijst terug

naar de prehistorie. De toenmalige bewoners van dit nog niet ingepolderde gebied brachten

hun offers in of aan het water. In de bodem bij die offerplaatsen zijn veel witte kiezels gevonden.

Voorbeeld: Broekpolder, Heemskerk/Beverwijk

L e e s t i p‘Het verhaal verbeeld; zes schetsontwerpen voor

archeologische vindplaatsen in Zuid-Holland’,

Provincie Zuid-Holland, Den Haag (geen jaartal).

Archeologisch onderzoek bij nieuwe ruimtelijke

opgaven in Zuid-Holland leverde zes verhalen

op. Beeldend kunstenaar Paul de Kort, land-

schapsarchitect Marcel Eekhout en archeoloog

Ivar Schutte hebben deze verhalen vertaald

naar concrete ontwerpen die als voorbeeld en

inspiratie kunnen dienen.

Page 94: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

187 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp186 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp

Ontwerp als katalysator

Een ruimtelijk ontwerp kan helpen om een gebied of gebouw te doorgronden en om een beter beeld te krijgen van

wat er in de toekomst plaats zou kunnen vinden. Het is niet alleen een plan bedoeld om uit te voeren of om richting

te geven aan verdere beleidsvorming, maar ook een communicatie-instrument dat kan inspireren. Het kan mensen

uitnodigen om mee te doen. Een ontwerp, hoe rudimentair ook, stimuleert het maatschappelijke debat rond een

aanstaande verandering in de leefomgeving. Het kan onverwachte oplossingen laten zien en doordat de problema-

tiek beeldend wordt gemaakt, kan het de twijfels en de argwaan dempen die een onbestemde ontwikkeling bijna per

definitie met zich meebrengt. Voorwaarde is dat het ontwerp tot stand komt in de context van een maatschappelijk

debat of proces. Een ontwerp dat in uitgewerkte staat op de samenleving wordt losgelaten en waar geen noemens-

waardige beïnvloeding meer op kan plaatsvinden, heeft beduidend meer weerstanden te overwinnen.

De Limes, de voormalige grens van het Romeinse Rijk, liep dwars door het huidige Nederland

van Lobith naar Katwijk. De afgelopen jaren is veel werk gemaakt van publieksactiviteiten om

bij een breed publiek onder de aandacht te brengen dat het leeft op de grond die ooit onder

direct bestuur van Rome stond. Zo heeft het nationale programmabureau Limes - waarin

onder meer rijk, provincies en gemeenten samenwerkten - een Limes Quaestio als online-

game op de website staan en werkte het mee aan brochures, boekjes en evenementen voor

een breed publiek. In het stadsbeeld en het landschap zijn steeds meer vingerwijzingen te

vinden, meestal aangebracht door overheden die het Romeinse verleden onder de aandacht

willen brengen: quasi-Romeinse mijlpalen, informatiepanelen, een geheimzinnige groen ver-

lichte lijn op het Domplein in Utrecht, enzovoort.

Tegelijk is gewerkt aan nieuwe manieren om de Limes te verwerken in ruimtelijke ontwerpen.

Het masterplan Gelderse Limes bevat een op het Romeinse verleden afgestemde ‘ontwerp-

grammatica’. Deze is bedoeld om eenheid te verkrijgen in de wijze waarop de Limes als histo-

rische structuur herkenbaar is in het landschap, zonder de ontwerper de wet voor te schrijven.

Hoekstenen van de ontwerpgrammatica zijn de schaalgroottes in het Romeinse erfgoed (van

de wijze waarop de Romeinen inspeelden op het inheemse landschap tot de typisch Romeinse

zuilenrijen en bogenwanden) en de ontwerpmiddelen waarover een ontwerper kan beschik-

ken (de morfologie, de geometrie of het cluster van bouwkundige vorm, object en materiaal).

Voorbeeld: de Limes in Nederland

Schetstafel

Karakteristiek: Eenvoudig,overzichtelijk, aan één tafel,inhoud concreet, kort en bondigFormeel planproces nog nietgestart of in impasse

Primair doel: Nieuw zicht opoplossing, doorbraak uitimpasse

Middelen: Excursie (plange-bied, voorbeeldplannen), referentie-beelden, plannen-parade, ontwerp

Resultaat: Streefbeelden, ambities

Rollen: Partijen ontwerpengezamenlijk

Valkuil: Verankering in forme-le processen, ontbreken van(financieel) commitment

Ruimtelijk laboratorium

Karakteristiek: vakmatig, afgebakend

Primair doel: Nieuwe inzich-ten verwerven

Middelen: Scenario’s, logo’s,metaforen, concepten

Resultaat: Imago’s en agenda’s

Rollen: professioneel ont-werpteam (deskundigheid isvoorwaarde voor deelname)vindt uit ten behoeve van‘bestuurlijke buitenwereld’

Valkuil: Ivoren toren

Open ontwerpproces

Karakteristiek: Complex,gestructureerd formeel plan-proces met ruimte voor inter-actie met belanghebbenden

Primair doel: Formeel planmet draagvlak

Middelen: Excursie (plan-gebied,voorbeeldplannen),re-ferentiebeelden, plannenparade,imagination day, prijsvraag,gebiedstypologie, open huis,perceptie-onderzoek (foto-opdracht, huiskamer-discussie, oral history), ontwerp

Resultaat: Programma vaneisen, concept, visie, (voor-beeld)plan, programma vanrealiseerbare projecten

Rollen: Professioneel ontwerp-team raadpleegt belang-hebbenden en maatschappelijkeactoren in interactief proces

Valkuil: Kwijtraken van debezieling, te veel accent op proces

Creatief festival

Karakteristiek: interactiefbreed zoekproces

Primair doel: mobiliseren vanbelangen, nieuwe verbindingmet de plek

Middelen: Vele middelentegelijkertijd: Wijktheater, collages, tentoonstellingen,concerten, foto, film en/ofvideo, ontwerpprijsvraag

Resultaat: nieuwe identificaties,zelfbeelden, cohesie

Rollen: Ontwerpers en/of kunstenaars worden uitgeno-digd om evenementen teorganiseren en zo identificatie-mogelijkheden aan te bieden.

Valkuil: Elitair gehalte

Ateliers aan de praat

Page 95: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

189 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp188 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp

Gezamenlijk schetsen en ontwerpen De meest directe vorm van betrokkenheid bij een ruimtelijk ontwerp, is als bewoners direct worden ingeschakeld

bij het totstandkomen van het ontwerp. Daar zijn niet veel meer ingrediënten voor nodig dan een klaslokaal, wat

viltstiften, een basiskaart en een ateliermeester. Het publiek kan ook uit professioneel betrokkenen bestaan en

de setting kan dan formeler zijn, in een vergaderzaal met digitale ondersteuning, maar de bedoeling is dezelfde:

een aantal gezamenlijk gedragen ontwerpuitgangspunten op papier krijgen. Deze worden vervolgens in de studio

van de ontwerper of in het gemeentehuis uitgewerkt, in één keer tot een coherent en uitvoerbaar ontwerp, of via

een aantal tussenstappen waarin de deelnemers hun plannen kunnen verfijnen. Dat hangt af van de ambities en

ook van het opdrachtgeverschap, want vooral in dorpsgemeenschappen zijn steeds vaker de bewoners zelf de

opdrachtgever van zo’n exercitie.

Een proces van gezamenlijk met de bevolking schetsen of ontwerpen komt van pas bij een grote publieke betrok-

kenheid, op een voldoende klein schaalniveau. Het leidt tot een gedeeld inzicht in nieuwe ontwikkelingsmoge-

lijkheden en kan een functie hebben in het doorbreken van impasses. Onderzoek en ontwerp gaan hand in hand,

zeker als aan de inwoners wordt gevraagd om zelf over de ontwerpmogelijkheden na te denken. Kennis van de

wijze waarop bewoners hun omgeving beleven, is noodzakelijk om een gezamenlijke ontwerpexercitie tot een

goed einde te brengen.

L e e s t i p‘Ateliers aan de praat; handreiking voor ont-

werpateliers met specifieke aandacht voor

cultuurhistorie’, bureau Nieuwe Gracht in

opdracht van Projectbureau Belvedere en

het ministerie van VROM, Utrecht 2008.

Een pdf van deze publicatie is te vinden op

www.belvedere.nu.

De opgave en de ambitie bepalen in hoge mate

welk type ontwerpatelier het meest geschikt is.

Op grond van 54 casestudies komt dit rapport

tot een indeling in vier typen ontwerpateliers

(de schetstafel, het ruimtelijk laboratorium, het

open ontwerpproces en het creatieve festival),

elk voorzien van praktische suggesties over hoe

de kans op succes zo groot mogelijk kan zijn.

Het dorp Gelselaar ligt in de Achterhoek, in een drassig essenlandschap, met de negen-

tiende-eeuwse waterstaatskerk als trots middelpunt. De aanwijzing tot beschermd

dorpsgezicht door het rijk leek logisch, maar bleek op weerstand te stuiten onder de

dorpsbevolking. Zij waren bang dat alle ontwikkeling uit het dorp gezogen zou worden

en dat de sociaaleconomische vitaliteit onder druk zou komen te staan. De gemeente

nam het initiatief om het proces om te keren en bij de bevolking te rade te gaan, met

de vraag hoe hun problemen opgelost zouden kunnen worden, voortbouwend op de

cultuurhistorische kwaliteiten van het dorp. Daaruit volgde een ontwikkelingsvisie die

het behoud van de historische waarden combineert met mogelijkheden voor ontwikkeling,

bijvoorbeeld door hergebruik van vrijkomende boerderijen, de aanplant van bomen, de

restauratie van monumentale boerderijen en beeldkwaliteitseisen voor nieuwbouw.

Deze inbreng gaf de bevolking voldoende vertrouwen en enthousiasme om de aanwijzing

tot beschermd dorpsgezicht niet alleen te aanvaarden maar zelfs te propageren.

Voorbeeld: ontwikkelingsvisie Gelselaar

Page 96: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

191 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp190 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp

Feesten en manifestatiesWanneer een groot publiek bereikt moet worden of het ontwerp tot stand komt in een complex proces met veel

betrokkenen, is het gezamenlijk schetsen en ontwerpen minder geschikt. Dan komt een publieksgerichte mani-

festatie over de toekomst van een dorp, plaats of streek meer in aanmerking. Dat kan een programma van een

aantal jaren met een eigen projectorganisatie zijn, maar ook een brainstormachtige manifestatie voor een buurt

of een dorp. De conclusies kunnen in een of meer integrale ontwerpen worden vervat en een beleidsstatus krijgen,

maar dat is niet strikt noodzakelijk. Het ontwerp (of de ontwerpen, als bijvoorbeeld met scenario’s of deelprojecten

wordt gewerkt) kan ook geslaagd zijn als het bewoners en andere betrokkenen mobiliseert en aan het denken

zet. Feesten en manifestaties bestaan bij de gratie van het vrije denken. Te veel beleidsmatige marges kunnen de

creativiteit en het enthousiasme fnuiken.

Afzien van een beleidsstatus kan ook een valkuil zijn, als dit doorschiet in vrijblijvendheid. Als de manifestatie is

afgesloten en de resultaten zijn gebundeld, maar niemand voelt zich verplicht om ermee aan de slag te gaan,

kunnen de resultaten gemakkelijk verwateren. Dat geldt in het bijzonder als de organisatie in handen is van een

instelling buiten de overheid, bijvoorbeeld een architectuurcentrum. Vrijheid is tijdens de ontwerpoefening een

groot goed, want dat maakt de geesten los, maar het verdient aanbeveling om al tijdens de exercitie het contact

met de verantwoordelijke overheden te leggen en een afzonderlijke actie op touw te zetten om na afloop de

afstand tot de reële beleidspraktijk te overbruggen.

WiMBY!, een acroniem van Welcome into my Backyard, was een initiatiefrijke buiten-

boordmotor bij de herstructurering van de Rotterdamse satellietwijk Hoogvliet. De

manifestatie kende als uitgangspunt dat de herstructureringsoperatie een basis in de

cultuur van de bestaande samenleving moest vinden. WiMBY! was opgezet door bureau

Crimson en Felix Rottenberg als mandaathouder. Zij richtten hun pijlen op de concrete

opgaven en knelpunten in de wijk: de ruimtenood bij de scholen bijvoorbeeld, de behoefte

aan collectiviteit onder specifieke bevolkingsgroepen (zoals muzikanten), de breed

levende wens om een betaalbare zaal te kunnen huren voor grote feesten of andere

activiteiten. Tegelijk werkte WiMBY! aan een optimistischer zelfbeeld onder de bewoners.

Er verschenen levensgrote portretten van bewoners op de kopgevels van de portieketage-

flats en een jaarlijks festival in het wijkpark heeft de bedoeling om gedeelde belevenissen

voor alle bevolkingsgroepen te creëren. De ontwerpgeschiedenis maakt deel uit van de

Hoogvlietse cultuur. De wijk is gebouwd in de jaren vijftig en zestig, toen de steden-

bouwkundige kwaliteit primair werd gezocht in de openbare ruimte: het groen, de

wegenstructuur. Dat maakte een strategie mogelijk waarbij de belangrijkste kwaliteiten

van het ontwerp overeind blijven, en daarbinnen relatief veel vrijheid voor bouw- en

renovatieprojecten bestaat. Nieuwe identificaties en nieuwe zelfbeelden, ondersteund

door een herwaardering van de wijkgeschiedenis, zijn de baten van deze creatieve mani-

festatie – naast een aantal bouwprojecten en ruimtelijke ontwerpen.

Voorbeeld: WiMBY!, Hoogvliet

Page 97: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Kosten en opbrengstenMeerwaarde voor investeerders

Synergie in beleid

Betalen voor de baten van cultuurhistorie

Voor wat hoort wat

Kennis in ontwikkeling

196

200

203

205

207

Page 98: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Kosten en opbrengstenCultuurhistorie is een waardemaker. Als cultuurhistorische waarden aanwezig zijn en overtuigend in een nieuw

ontwerp terugkomen, brengt de cultuurhistorie sfeer, betekenis en identiteit. Dat kan zich ook vertalen in een

hogere financiële waarde. Als gebruik wordt gemaakt van bestaande objecten of structuren kan er bovendien

sprake zijn van uitgespaarde of vermeden kosten. Bijvoorbeeld doordat geen nieuwe watergangen nodig zijn, of

omdat er geen sloopkosten zijn gemaakt. Ook milieuwinst kan in dit rijtje thuishoren doordat minder sloopafval

ontstaat en minder bouwmateriaal nodig is. In een hogere financiële waarde en vermeden kosten ligt de sleutel

tot financiering van menig project.

Van belang is om de vermeden kosten zichtbaar te

maken en om het verband tussen financiering en

waardestijging te leggen. Als dit laatste tijdig gebeurt,

kunnen partijen die baat hebben bij de extra waarde

hun aandeel nemen in de financiering. Dat kunnen

bijvoorbeeld vastgoedontwikkelaars zijn, met wie

contractueel wordt vastgelegd dat ze nieuwbouw

mogen uitvoeren mits ze ook investeren in herbestem-

ming van beeldbepalende oudere gebouwen. Maar

het kunnen ook particulieren zijn die een toegangs-

kaart kopen of lid worden van bijvoorbeeld Natuur-

monumenten, bedrijven die sponsoren of overheden

die koppelingen weten te leggen met heel andere

beleidsdoelstellingen. Het kan bijvoorbeeld ook een

restaurant zijn dat het aangrenzende boerenbedrijf

betaalt om luzerne in plaats van mais te verbouwen.

Restaurant Boshuis Drie bij Ermelo doet dat sinds

2005. Luzerne is lager dan mais, maar hoog genoeg

om beschutting te bieden voor pasgeboren reekal-

ven. Dankzij het luzerneveld hebben de restaurant-

gasten uitzicht op de bosrand en op de reeën die zich

er bijna dagelijks vertonen.

195 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten

L e e s t i pDigitale handleiding Belvedere en financiering,

www.belvedere.nu > financiering > financierings-

tool.

De financieringstool op de Belvedere-website

benadert de cultuurhistorische opgave vanuit

het perspectief van de financieel-economische

waarde. Centrale vraag is hoe deze waarde kan

worden ontsloten en kan worden vertaald in

een financiële opbrengst die behoud (door

ontwikkeling) mogelijk maakt.

L e e s t i p’Landschap verdient beter’; Advies van de

Taskforce Financiering Landschap Nederland,

onder voorzitterschap van prof. dr. A.H.G.

Rinnooy Kan, 2008.

Advies aan het ministerie van LNV over

mogelijke financieringsconstructies voor het

landschap. Welke private financieringsbronnen

zijn er om de aanleg, het herstel en het onder-

houd te betalen en onder welke voorwaarden

willen burgers en bedrijven financieel bijdragen?

Page 99: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Dit hoofdstuk behandelt vier invalshoeken om kosten en opbrengsten met elkaar in verband te brengen: de

meerwaarde van cultuurhistorie voor investeerders, de mogelijke synergie in beleid waardoor overheidsmiddelen

een groter rendement kunnen krijgen, de (beperkte) mogelijkheden om bedrijven en particulieren rechtstreeks

een prijs te laten betalen voor cultuurhistorische waarden en de voor-wat-hoort-wat-regelingen, die bedrijfs-

investeringen of investeringen in woongenot koppelen aan investeringen in de omgevingskwaliteit.

Meerwaarde voor investeerdersDe arbeiders die zeventig jaar geleden werkten in een graansilo, stroomcentrale, koffiefabriek of belastingkantoor

aan de rand van het toenmalige Rotterdam, hadden niet kunnen vermoeden welke mensen daar nu hun brood

verdienen. Kunstenaars, architecten, webdesigners, mediaproducenten, couturiers en allerlei andere creatieve

beroepsgroepen hebben zich in deze gebouwen genesteld. De belangstelling voor oude gebouwen vanuit deze

sector is deels functioneel. De gebouwen komen leeg en zijn beschikbaar, niet duur voor wie wat ongemak op de

koop toe neemt en constructief van een ouderwetse soliditeit. Maar ook de sfeer is belangrijk. Ieder gebouw is

uniek. Het ademt de tijdgeest van de bouwperiode en bevat sporen van het oorspronkelijke gebruik. Creatieve

ondernemers die belangstelling hebben voor deze historische sfeer, laten zich door zo’n omgeving inspireren. En

de omgeving rondom het ‘opgeleefde’ gebouw krijgt daardoor ook weer een impuls.

Herbestemming van gebouwen kan op zichzelf financieel aantrekkelijk zijn, of kan aantrekkelijk gemaakt worden

door bouwmogelijkheden in de omgeving aan te bieden. Een projectontwikkelaar zal met genoegen een kwart

miljoen bijdragen aan de renovatie en herbestemming van een kerkgebouw, als zijn aangrenzende nieuwbouw-

complex daardoor een miljoen extra oplevert. Uit onderzoek naar de Cultuurimpuls Stedelijke Vernieuwing van

ABF Research (2007) blijkt dat investeringen in achterstandswijken eenvoudiger rendabel zijn te krijgen, als er

een redelijk aantal monumenten in de wijk aanwezig is. De vastgoedwaarde ligt in die wijken zo’n twintig tot

dertig procent hoger dan in wijken zonder monumenten. Het investeren in monumenten of andere beeldbepalende

gebouwen genereert waarde en schept daarmee ruimte voor andere investeringen. Vanuit dit inzicht heeft het

rijk besloten een financiële impuls te geven aan de herbestemming en herontwikkeling van bijvoorbeeld kerken,

school-, nuts- en fabrieksgebouwen en publieke voorzieningen in de veertig zogeheten krachtwijken. Van 2009

tot en met 2012 is hiervoor elk jaar 2 miljoen euro beschikbaar.

In het landelijk gebied ligt zo’n redenering moeilijker. Een boer kan baat hebben bij het herstel van houtwallen,

doordat het vee meer schaduw heeft, de gewassen beter beschut zijn en roofdieren worden aangetrokken die hem

van zijn plaagdieren afhelpen. Maar het zijn relatief kleine baten – een beetje meer melk, een iets hogere gewasop-

brengst, lagere kosten voor bestrijdingsmiddelen – en de boer maakt ook extra kosten voor het beheer van de houtwal.

De baten komen in hoofdzaak terecht bij de recreanten die gratis genieten van het landschap, bij de ondernemers in

de toeristisch-recreatieve sector en bij de mensen die vanwege de landschappelijke kwaliteit in het betreffende

gebied zijn gaan wonen. Toch zijn er wel mogelijkheden. In Zuid-Limburg worden bijvoorbeeld voormalige graften –

stroken met bomen en struiken parallel aan hoogtelijnen – hersteld om het wegspoelen van grond te voorkomen. Op

kleine schaal zijn ook koppelingen denkbaar met woningbouw (rood voor groen) en op grotere schaal kunnen

omliggende stedelijke gemeenten worden ingeschakeld. De gemeenten Den Haag en Delft dragen bijvoorbeeld bij aan

het Groenfonds voor Midden-Delfland, dat het mogelijk maakt om de boeren in het gebied een redelijke vergoeding te

bieden voor het beheer en de restauratie van landschapselementen als geriefbosjes, boerderijen en weidemolentjes.

197 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten196 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten

Een cultuurhistorisch geïnspireerde landschapsontwikkeling, betere recreatiemogelijk-

heden, nieuwe natuur, herschikking van de landbouw en driehonderd nieuwe woningen

vormen samen het project Beekweide in Renswoude, in het oosten van de provincie

Utrecht. De Reconstructiecommissie Gelderse Vallei/Utrecht-Oost had hier plannen

voor landschaps- en natuurontwikkeling, de gemeente had bouwwensen en de boeren

waren niet van plan om zonder meer plaats te maken. In een plan dat op eigen initiatief

was gemaakt door Groenland Beheer, bleken alle programmapunten in samenhang tot

een veelbelovende integrale ontwikkeling te kunnen leiden. Een convenant in 2005

honoreerde de wensen van de boeren. Sommigen wilden stoppen en slopen, anderen

uitbreiden of verhuizen, en weer anderen zagen toekomst in andere activiteiten. Door

deze beweging ontstond ruimte om het karakter van het oorspronkelijke kampenland-

schap te herstellen en de ecologische en recreatieve betekenis te versterken. De woning-

bouw was onmisbaar om de financiering rond te krijgen. Boeren hadden bouwrechten

verworven door vrijkomende agrarische bebouwing te slopen – de provincie had daar

een ruimte-voor-ruimteregeling voor. Een ontwikkelaar kocht deze rechten op, betaalde

de sloop en bouwde 55 van de driehonderd woningen. Dezelfde ontwikkelaar stond een

deel van de opbrengst af aan de natuurontwikkeling. Zo werden een aanpassing van het

bekensysteem en natuurontwikkeling langs de oevers gefinancierd. De overige woningen

Voorbeeld: verhandelde ontwikkelingsrechten in Renswoude

Page 100: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

.

199 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten198 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten

ontwikkelde de gemeente Renswoude zelf. De hoge bomenrijen en de open en meer

besloten landschappelijke ruimten die het kampenlandschap bepalen, zijn ook terug te

vinden in de stedenbouwkundige opzet van de nieuwe woonwijk.

“Elke keer verbazen mensen zich er weer over, maar

je kunt vaak veel meer met een oud gebouw dan je

zou denken. En het is ook veel goedkoper dan slopen

en maar weer iets nieuws neerzetten. Wat je al hebt

is het casco, dat krijg je gratis en voor niks. En als je

dat op een goede manier gebruikt en de juiste

dingen toevoegt, dan is dat veel economischer

dan nieuwbouw.”

André van Stigt, restauratiearchitect, Belvedere nieuwsbrief 32, 2008

1. knooperven ontwikkelen uit

bestaande agrarische bedrijven

2. Totale vrijheid leidt tot

gemakzucht

3. Inzet: kloeke, eigentijdse

erfensembles

4. Verruimde bouwmogelijken

koppelen aan investeringen in

het landschap

5. Afstemmen op de landbouw

Knooperven worden ontwikkeld uit

bestaande middelgrote agrarische

bedrijven...

Waardevolle bebouwing blijft behouden,

grote stallen kunnen worden gesloopt om

hier ruimte te creëeren voor nieuwe

compacte erfensembles

Totale vrijheid in bouwen leidt tot gemak-

zucht: er zal worden gebouwd zoals overal

gebouwd wordt...

Inzet knooperven: kloeke, eigentijdse

erfensembles die voortbouwen op de

identiteit van het Twentse erf...

en, die de verruimde bouwmogelijkheden

koppelen aan investeringen in het om-

liggende landschap om hier kleinschaligheid

en toegankelijkheid te versterken...

...waar ook de landbouw van kan

profiteren: buurboeren kunnen niet

rendabele landschapsfragmenten uitruilen

voor productieve landbouwgronden

©vanparidon&degroot landschapsarchitecten

In Overijssel buigen meerdere partijen zich over de ontwikkeling van een nieuw

investeringsconcept voor het landelijk gebied: de knooperven, naar het idee van de

landschapsarchitecten Ruut van Paridon en Karen de Groot. Het concept komt er in

grote lijnen op neer dat verlaten boerenerven in combinatie met de aan het erf aan-

takkende landschapselementen worden aangeboden aan mensen die er willen wonen

en bereid zijn erin te investeren. Aan de hiervoor benodigde functiewijziging tot woon-

erf is de voorwaarde verbonden dat de monumentale erfbebouwing en structuur

behouden blijft, en dat de bewoners zorgen voor een passende beplanting en publiek

toegankelijke routes over het erf. Door de herverdeling van de gronden worden de

benodigde investeringen in het landelijk gebied neergelegd bij diegenen die er direct

belang bij hebben. De boer investeert in de productieruimtes, de burger in de land-

schapselementen zoals bosjes, steilranden, houtwallen, zandpaden en dergelijke. Naar

verwachting zullen de burgers een deel van het onderhoud uitbesteden aan de boeren

in het gebied, waardoor deze een extra inkomstenbron aan de constructie overhouden.

Voorbeeld: knooperven in Overijssel

L e e s t i pTom Bade en Gerben Smit, ‘Eigen Haard is

Goud Waard; over de economische baten van

cultuurhistorisch erfgoed’, Kenniscentrum

Triple E, Arnhem 2008.

In dit boek kijken de auteurs op een andere

manier naar erfgoed dan gebruikelijk.

Zij vragen zich af of het erfgoed economisch

rendeert, niet als afzonderlijk gebouw, maar als

totaal ensemble (zoals het landschap van de

Staats-Spaanse Linie, de grachten van Leiden of

de binnenstad van Alkmaar). Werkzaamheden

die worden uitgevoerd voor onderhoud,

restauratie en reconstructie, toegankelijkheid

en informatievoorziening blijken dan geen

kostenposten, maar investeringen die zichzelf

terugverdienen. Het rendement van de

investeringen bestaat bijvoorbeeld uit een

waardevermeerdering van onroerend goed in

de omgeving, omzet en werkgelegenheid in

recreatie en toerisme, een betere concurrentie-

positie voor winkeliers en een representatief,

chic vestigingsklimaat. Een deel van dit rende-

ment vloeit via diverse belastingen terug naar de

overheid, die veelal de belangrijkste financier is

voor behoud van het cultureel erfgoed.

Page 101: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

stedelijke vernieuwing en het landelijk gebied) kan zodanig worden benut dat het eigenlijke bestedingsdoel en de

cultuurhistorie elkaar versterken. Europese subsidieregelingen bieden eveneens mogelijkheden, maar ook daarvoor

is een bredere blik nodig dan cultuurhistorische doelen alleen. Een voorbeeld hiervan is de zoektocht naar financiën

voor een restauratieproject. De kansen op subsidie worden vergroot door een vernieuwende invalshoek te kiezen, zoals

de toepassing van innovatieve technieken, of door een koppeling te leggen met andere opgaven, zoals waterberging.

Synergie in beleidWie een gebiedsplan heeft met voldoende projecten op voorraad, en goed thuis is in de wereld van stimulerings-

regelingen en subsidies, zal zelden om werk verlegen zitten. Overheidsregelingen verschijnen en verdwijnen met

enige regelmaat en de cultuurhistorie biedt volop kansen om mee te liften. Al gaat het doorgaans om cofinanciering

en zijn aanvullende inkomstenbronnen noodzakelijk. Het onderzoek Belvedere Revisited uit 2006 (Royal Haskoning)

somde een aantal op dat moment lopende subsidieregelingen op: GIOS, Interreg, EHS, Ruimte voor de Rivier, Zwakke

Schakels, MIT, ISV, ILG. Geen van deze regelingen is exclusief in het leven geroepen voor projecten die de cultuurhis-

torie betrekken in de ruimtelijke ontwikkeling. Maar geld dat ingezet wordt voor de primaire doelen van deze

regelingen (respectievelijk recreatie, regionale ontwikkeling, natuur, oeververdediging, kustverdediging, verkeer,

201 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten200 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten

In het Olympisch Stadion in Amsterdam zijn tegenwoordig kleine bedrijven gevestigd

die een band hebben met de sportwereld. De eigenaar en verhuurder van deze ruimten

heeft zelf geïnvesteerd in een cultuurhistorisch verantwoorde renovatie en herbestem-

ming van het stadion, omdat het juist daardoor een interessante vestigingslocatie werd

voor zijn doelgroep. Nog steeds vinden er trainingen en sportevenementen plaats in het

stadion. Ondernemers en hun personeel kunnen tijdens de lunchpauze plaatsnemen op

de tribune en kijken naar sportende scholieren of trainende atleten.

Voorbeeld: Olympisch Stadion, Amsterdam

Het herstel van de Binnendieze in Den Bosch, een stelsel van waterverbindingen dwars door

de oude binnenstad, leek onbetaalbaar. Het was een project waar de stad weliswaar beter

van werd, maar waar geen directe inkomsten aan verbonden leken te zijn. Dat veranderde

met de oprichting van een rondvaartbedrijf. Toeristen zouden tegen betaling vaartochten

over de Binnendieze kunnen maken. De ingeschatte opbrengst woog echter nog steeds niet op

tegen de kosten van herstel en onderhoud van de waterwegen. Met de keuze om langdurig

werklozen in te zetten als schipper, namen de maatschappelijke baten zodanig toe dat de

extra waarde van dit cultuurhistorisch geïnspireerde project de gemeentelijke investering zou

overtreffen. De Binnendieze is inmiddels hersteld en de rondvaartboten varen. Aanvullende

financiering kwam uit een hoek die zelden met cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling in

verband wordt gebracht, maar de koppeling verhoogde het rendement van zowel de ruimte-

lijke als de sociale bestedingen.

Voorbeeld: Binnendieze, Den Bosch

Page 102: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Betalen voor de baten van cultuurhistorieMensen zijn over het algemeen niet gewend om te betalen voor cultuurhistorische waarden. Er zijn uitzonderin-

gen: de aanschaf van een entreebewijs voor het Muiderslot wordt normaal gevonden. Maar de vesting van

Naarden behoort gratis toegankelijk te zijn. De vesting maakt immers deel uit van de openbare ruimte. Mensen

komen er ook omdat ze er wonen, werken of zaken doen. Landschappen, binnensteden, laat staan dorpen of

woonwijken: betalen om de eenvoudige reden dat de schoonheid wordt gewaardeerd is niet gebruikelijk.

Toch blijken mensen en bedrijven er soms wel toe bereid. Bijna dertig procent van de Nederlanders is bereid om meer

belasting te betalen als deze het landschap ten goede komt, bleek uit onderzoek voor de Agenda Landschap in 2007.

Soms blijkt op basis van vrijwilligheid ook al het nodige mogelijk. Zo hebben in Lunteren en in de Loonse en

Drunense Duinen gedurende een aantal jaren landschapsfondsen gefunctioneerd. Behalve overheden, konden

ook bedrijven en particulieren hieraan deelnemen. De middelen werden gebruikt om landschapsversterkende

maatregelen te treffen, zoals wandelpaden en kikkerpoelen.

203 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten202 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten

De gemeente Veghel kocht in 2006 een voormalig klooster in het dorp Zijtaart aan. Het

was een kostbare aanschaf, misschien onverantwoord als er geen financiële en maat-

schappelijke baten tegenover stonden. Maar die waren er wel. Door de herbestemming

van dit klooster in eigen hand te houden, kan het gaan functioneren als een vliegwiel

voor de ontwikkeling van het dorp. Het is de bedoeling dat een basisschool een deel van

het kloostergebouw gaat gebruiken, waardoor ook middelen voor scholenbouw ingezet

kunnen worden voor het behoud. De

gemeente hoopt bovendien een deel van de

investering terug te verdienen via de extra

waarde van nieuw te bouwen woningen

rondom het kloostercomplex.

Voorbeeld: het klooster van Zijtaart

L e e s t i p‘Europese subsidies voor de Nieuwe Hollandse

Waterlinie: inspirerende voorbeelden en nieuwe

kansen’, Bureau Buiten i.o.v. Projectbureau

Nieuwe Hollandse Waterlinie, Utrecht 2005

Bij het projectbureau Nieuwe Hollandse

Waterlinie is deze Europese subsidiewijzer

te verkrijgen.

Aan te vragen bij: [email protected]

of te downloaden vanaf

www.hollandsewaterlinie.nl

“Culturele erfgoederen komen uiteindelijk het beste

tot hun recht wanneer mensen hen op waarde weten

te schatten en beseffen dat een waardering in een

offer gestalte krijgt. Door mensen te vragen om

donaties, communiceren de bezitters niet alleen met

veel meer mensen dan in het geval dat ze zich vooral

op de overheid richten, ze zorgen ook voor meer

betrokkenheid, en voor de realisatie van optie-,

bestaans- en erfeniswaarden”

(respectievelijk de waardering voor de optie om een erfgoed ooit te

kunnen bezoeken, voor het bestaan van een goed als zodanig of voor

het voortbestaan voor volgende generaties, red).

Prof. dr. Arjo Klamer, hoogleraar culturele economie, in de bundel

‘Het cultuurhistorisch argument’, Projectbureau Belvedere, Utrecht 2009.

Page 103: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Voor wat hoort wat De overheid kan investeringen in het landschap losmaken via het voor-wat-hoort-wat of het wie-wat-doet-krijgt-

wat beginsel. Vooral in het landelijk gebied komen regelingen voor die hierop gebaseerd zijn. De ruimte-voor-

ruimte-regelingen zijn hiervan een voorbeeld, hoewel deze zich vooral richten op de ontrommeling van het

landschap en niet noodzakelijkerwijs op behoud van de historische karakteristieken van de boerenerven of de

landschapsstructuur. Regelingen in de gemeente Woerden en de provincie Zeeland vragen in ruil voor het toe-

staan van nieuwe economische activiteiten of een functiewijziging van de opstallen – waarmee nieuwe inkom-

sten binnen handbereik komen – een investering in de restauratie van de bebouwing op het erf, herstel van

erfbeplanting of verbetering van het landschap.

205 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten204 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten

Een effectieve manier om structurele donaties te organiseren, is de ‘streekrekening’ die

zijn oorsprong kent in Het Groene Woud, het nationaal landschap tussen Eindhoven,

Den Bosch en Tilburg. Sinds 2006 is het mogelijk om in Het Groene Woud een streek-

rekening te openen, aanvankelijk bij de ASN Bank, later bij de Rabobank. De rekening-

houders ontvangen een normale rente, maar kunnen een percentage daarvan afstaan

aan het Streekfonds, een fonds dat investeringen in het landschap financiert. Ook de

bank financiert mee, door bovenop de rentedonaties van de rekeninghouders een eigen

bijdrage in het fonds te storten. Bedrijven, overheden en streekorganisaties kunnen een

rekening openen en in de toekomst misschien ook particulieren. Een andere inkomsten-

bron voor het landschapsbeheer in Het Groene Woud is de Streekloterij. Loten worden

verkocht via clubs, verenigingen en scholen in de streek. Zij ontvangen tweederde van

de opbrengst, één derde deel gaat naar het landschapsfonds.

Voorbeeld: streekrekening Het Groene WoudRuim 110.000 euro bracht de eerste landschapsveiling in de Ooijpolder op, in 2007.

Kopers gingen naar huis met een stukje landschap onder de arm: een scheerhaag vanaf

€ 2918, een faunatunnel voor minimaal € 4267, een meidoorn voor een tientje. Dat wil

zeggen: de landschapselementen blijven op hun plek, maar de kopers hadden zich

verzekerd van tien jaar onderhoud en bescherming. Sinds 2007 zijn er ook op andere

plekken landschapsveilingen georganiseerd en kunnen mensen ook via internet bieden.

Voorbeeld: landschapsveiling Ooijpolder

Page 104: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

207 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten206 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten

Kennis in ontwikkelingDe cultuurhistorische sector is van oudsher gewend te werken met subsidies. Door de ontwikkelingsgerichte

benadering van cultuurhistorie groeit de behoefte aan kennis over alternatieve manieren om projecten te bekostigen.

De afgelopen tien jaar is op bescheiden schaal onderzoek gedaan naar de economische waarde van cultuurhistorie en is

ervaring opgedaan met de bekostiging van projecten. Nu meer en meer plannen in uitvoering komen, ontstaan nieuwe

initiatieven om de kennis verder te ontwikkelen. Het NICIS Institute, een kenniscentrum voor steden, initieerde op

verzoek van de aangesloten gemeenten in 2008 twee langlopende onderzoeken op dit vlak. In samenwerking met

onder meer de Vrije Universiteit in Amsterdam onderzoekt het verschillende aspecten van de economische waarde van

cultureel erfgoed, zoals vastgoedwaarde, toeristische baten en vestigingsvoorkeuren van huishoudens en bedrijven.

In samenwerking met onder meer de Universiteit Twente vindt onderzoek plaats naar de mogelijkheden, kansen en

bedreigingen van verevenings- en coalitievormingsstrategieën bij de herontwikkeling van cultureel erfgoed en gebieds-

ontwikkelingen. Ook binnen het innovatieprogramma ‘Mooi Nederland’ van het ministerie van VROM en het project

‘Investeren in landschap’ van het ministerie van LNV is aandacht voor de financieringsconstructies van projecten.

Agrariërs die in Limburg plannen hebben die bijzondere omgevingskwaliteiten aantasten

en buiten de voorwaarden van de geldende bestemmingsplannen vallen, kunnen gebruik

maken van de regeling BOM+ (Bouwkavel op Maat plus). Dat kan bijvoorbeeld gaan om

nieuwvestiging, verplaatsing of uitbreiding van een agrarisch bedrijf. De kern van de

regeling is dat de boer zijn plannen kan doorzetten, maar dat daar een tegenprestatie

tegenover moet staan gericht op het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Die tegen-

prestatie komt bovenop een verplicht basispakket, dat onder meer voorziet in extra

voorzieningen voor infiltratie van regenwater als de verharding toeneemt en de land-

schappelijke inpassing van bebouwing. De provincie heeft een reeks mogelijke tegen-

prestaties geformuleerd. De ondernemer is echter eerst zelf aan zet om een voorstel te

doen, eventueel in overleg met de gemeente. Een kwaliteitsteam (de ‘BOM+-commissie’)

beoordeelt de voorgestelde tegenprestatie en brengt advies uit aan de gemeente. De

uitvoering wordt verzekerd door een privaatrechtelijk contract tussen het agrarische

bedrijf en de gemeente, en via de planologische procedure.

Zo kreeg een fruitteeltbedrijf de mogelijkheid om te verhuizen naar een landbouw-

perceel bij Beek in het Zuid-Limburgse heuvelland. Het plan behelste onder meer de bouw

van een fruitloods op een verhard erf in een ecologisch gevoelig gebied. Als tegenprestatie

legde de ondernemer zijn loods verdiept aan en paste hij de kleurstelling aan op de

Voorbeeld: Bouwkavel op Maat in Limburg

Discours: kan cultureel erfgoed langs de economische meetlat worden gelegd?

Feiten en wetenswaardigheden over de economische waarde van cultuur-

historie kunnen een besluit ten goede keren, ten gunste van het behoud van

het erfgoed of een investering erin. Op zijn minst leiden ze tot bijstelling

van het heersende beeld dat cultuurhistorie alleen maar kost en niets

opbrengt. Maar de medaille kent ook een keerzijde. Moet het cultuurhis-

torisch belang wel onderdeel worden

van de economische ratrace waarin

efficiëntie en effectiviteit de agenda

bepalen? Is het economisch jargon

wel de beste taal om over culturele

zaken te praten? En in hoeverre leidt

de introductie van marktdenken tot

commerciële uitbuiting van het erf-

goed en wordt de cultuurhistorische

waarde straks vooral beoordeeld op

grond van de vraag of het erfgoed al

dan niet bijdraagt aan de belevenis-

economie?

omgeving. Bovendien zorgde hij voor de uitvoering van een erfbeplantingsplan. Dit plan

maakte deel uit van de overeenkomst en omvatte hagen aan de randen van het perceel,

twee poelen met struweel, beplanting rondom de loods en vijfentwintig vogelkasten.

L e e s t i p‘Het cultuurhistorisch argument, essaybundel’,

Projectbureau Belvedere, Utrecht 2009.

Essaybundel over het ontstaan van nieuwe

argumenten om te pleiten voor behoud van

cultuurhistorie - economische waarde, publieks-

waardering, proceskwaliteiten, instrumentele

waarde - en over de spanningsvelden en risico’s

die deze ontwikkelingen oproepen. De bundel

bevat essays van Machteld Linssen, Martijn

Duineveld, Kristof Van Assche, Arjo Klamer,

Elisabeth Ruijgrok en Jos Bazelmans.

Page 105: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Morgen en overmorgenAmbities borgen

Blijvend op de bestuurlijke agenda

Planologisch instrumentarium en monumentenzorg

Welstandsbeleid en kwaliteitsafspraken

Verankering in het dagelijkse werkproces

Organisatorische en procesmatige verankering

Verankering in Milieueffectrapportage enMaatschappelijke kosten-batenanalyse

Kennis verduurzamen

Boodschap en medium

Jeugd- en onderwijsprogramma’s

Kunst

211

212

215

219

222

222

225

227

227

228

230

Page 106: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

211 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen

Morgen en overmorgen Veel mensen en organisaties komen op de vleugels van een bijzonder project of programma in aanraking met de

kansen die cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling elkaar over en weer bieden. Ineens dreigt een fabriekshal

te verdwijnen die al generaties lang het straatbeeld bepaalt, een historische binnenstad heeft een injectie nodig

om economisch het hoofd boven water te houden, of er blijken alleen nog maar uitbreidingslocaties beschikbaar

te zijn in landschappen die veel mensen dierbaar zijn. Een substantiële ontwerp- en onderzoeksinspanning levert

een oplossing op die de ruimtelijke opgave effectief verbindt met de cultuurhistorische waarden. Trots en tevreden-

heid overheersen. Maar na de uitvoering gaan de meeste betrokkenen weer over tot de orde van de dag.

Het zou jammer zijn als zo’n resultaat achteraf als incident moet worden beschouwd. Een succesvol project kan

ook het fundament zijn waarop wordt doorgebouwd aan een structurele belangstelling voor cultuurhistorie in de

ruimtelijke ontwikkeling. Binnen het project is immers ervaring opgedaan met een manier van denken en werken

die ook daarbuiten relevant kan zijn. Om de opgedane kennis en ervaring vast te houden, is een expliciete strategie

gericht op bestendiging onmisbaar.

Dit hoofdstuk benoemt een aantal manieren waarop die bestendiging in de praktijk vorm kan krijgen. Ze zijn

gegroepeerd naar drie potentiële invalshoeken: het borgen op de langere termijn van eenmaal vastgestelde ambities,

de verankering van het gedachtegoed in het dagelijkse werkproces en het verduurzamen van de opgedane kennis.

Ambities borgen

De geestdrift die een groots en hoopvol project met zich mee kan brengen, werkt aanstekelijk. Mensen werken

daar graag aan mee. Maar de boog kan niet gespannen blijven: soms al tijdens de uitvoering van een project,

maar zeker daarna, eisen andere onderwerpen de aandacht op en verflauwt de aandacht. Het risico is reëel dat de

ambities in zo’n fase onnodig verdampen. Er zijn ervaringen opgedaan met methodes om al tijdens de voorberei-

ding van een project, of zelfs voorafgaand aan concrete projecten, de ambities zodanig vast te pinnen dat ze ook

buiten het bestek van dat project gaan leven en overeind blijven. Binnen en buiten de overheid worden daarvoor

beleidsstrategieën geformuleerd en soms zelfs complete organisaties opgetuigd.

Page 107: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

213 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen212 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen

Blijvend op de bestuurlijke agendaBestuurders met een bijzondere belangstelling voor cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling kunnen een

doorslaggevende stimulans zijn voor een succesvol project of beleid. Zij kunnen initiatiefnemers ondersteunen,

onderzoek laten uitvoeren en voortdurend de publieke aandacht vestigen op de kansen die de combinatie van

cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling met zich meebrengt. Andersom mag het succes niet afhankelijk zijn

van een min of meer toevallige belangstelling bij een wethouder, een dijkgraaf of een gedeputeerde. Bovendien

vergen de meeste projecten een inbreng van meer dan één bestuurder: collega’s in het dagelijks bestuur, volks-

vertegenwoordigers, opvolgers, collega’s van andere overheden en samenwerkingspartners.

Bestuurlijke agenda’s wisselen snel. Mensen die zich inzetten voor een rol van de cultuurhistorie in de ruimtelijke

ontwikkeling, binnen of buiten het openbaar bestuur, doen er daarom goed aan om hun ideeën actief onder de

aandacht te blijven brengen van het openbaar bestuur. Dat kan rechtstreeks bij de betreffende gezagsdrager of

door de publieke belangstelling warm te houden – een goed bestuurder reageert tenslotte op wat er onder de

bevolking leeft. Belangrijk daarin is het markeren van successen: opleveringen feestelijk vieren, contracten met

enig ceremonieel ondertekenen, of tijdens de uitvoering van een project zorgen voor kleine tussentijds te vieren

resultaten (‘quick wins’).

Wie in de nabijheid van een bestuurder staat, helpt hem of haar het beste door te zorgen voor ter zake doende en

toegankelijke informatie. Bestuurders, zeker als ze afkomstig zijn uit een andere vakdiscipline, zijn daarvan

afhankelijk om adequaat te kunnen handelen in hun politieke of maatschappelijke contacten. En bestuurders

kunnen het onderwerp zodanig institutionaliseren in beleid en procedures dat het ook na het aftreden enige

jaren op de bestuurlijke agenda blijft. Een voorbeeld hiervan zijn de convenanten die de Rijksdienst voor het

Cultureel Erfgoed heeft gesloten met onder meer Rijkswaterstaat, de Dienst Landelijk Gebied en Staatsbosbeheer.

Dergelijke convenanten kunnen heel praktische afspraken bevatten. Met Rijkswaterstaat is bijvoorbeeld afge-

sproken dat bij nieuwe projecten één procent van de totale bouwkosten wordt gereserveerd voor archeologisch

onderzoek.

Buiten de overheid komen heemkundekringen en andere geschiedkundige verenigingen op voor het erfgoed en

de bestuurlijke prioriteit daarvoor. Belangenorganisaties die gebiedsgericht werken en meedenken over de kwaliteit

van de leefomgeving in brede zin, zijn er echter een stuk minder. De Hollands-Utrechtse Vechtstreek kent al sinds

1936 zijn Vechtplassencommissie, samengesteld uit betrokken bewoners, maar is daarin vrij uniek. Instellingen

zoals welstandsorganisaties en architectuurcentra nemen die rol soms op zich en sommige wijk- en dorpsvereni-

gingen ontwikkelen zich in die richting. In gebieden waar zo’n organisatie actief is en een voldoende niveau van

deskundigheid op de been weet te brengen, loont het voor de overheid en andere partijen om die organisatie te

ondersteunen, bijvoorbeeld via projectsubsidies. In planvormingsprocessen kunnen overheden en private ont-

wikkelaars gebruik maken van de kennis, het enthousiasme en de betrokkenheid onder de deelnemers. Dat kan

debat opleveren, zelfs weerstand, maar uiteindelijk ook mooie plannen die in de betreffende gemeenschap in

goede aarde vallen.

Voorbeeld: Stichting IJsselhoevenEen aantal bewoners van ijsselhoeven, de karakteristieke boerderijen langs de IJssel in

Gelderland en Overijssel, vond elkaar in 2003 in de ambitie om hun hoeven op een

cultuurhistorisch verantwoorde wijze op te knappen. De boerderijen met hun erven en

hun schuren gingen achteruit, onder meer omdat een aantal hoeven de agrarische functie

verloor en het onderhoud kostbaar was. De bewoners organiseerden zich, ondersteund

door een adviseur voor het landelijk gebied en een medewerkster van de welstands-

organisatie Het Oversticht, en maakten een projectplan voor het herstel van de hoeven.

Dat was het begin van de Stichting IJsselhoeven, die zich in een paar jaar tijd ontwikkeld

heeft tot een organisatie die zich inzet voor de ruimtelijke kwaliteit van de hele regio.

Via onderzoeksprojecten en een steuncomité van vakexperts werkt de stichting in hoog

tempo aan een stevige kennisbasis, niet alleen van belang voor de stichting zelf, maar

ook voor ieder ander die betrokken is bij de regionale ontwikkeling. Bewoners met bouw-

of verbouwplannen kunnen er terecht voor advies. Bij grote projecten, zoals de droge

riviergeul die wordt aangelegd als noodafvoer voor de IJssel, stelt de stichting zich op

als kennisleverancier en gesprekspartner. Maar de oorsprong wordt niet vergeten: de

Stichting IJsselhoeven brengt nog steeds bewoners met elkaar in contact, bijvoorbeeld

via de marktplaats op haar website, waar mensen gietijzeren dakramen aanbieden of

vragen om zes staanders voor een te reconstrueren negentiende-eeuws bruggetje.

Page 108: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

215 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen214 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen

Planologisch instrumentarium en monumentenzorgIn de juridische instrumenten die overheden tot hun beschikking staan, groeien het planologisch instrumentarium

en de monumentenzorg naar elkaar toe. In 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) ingevoerd en bij het

schrijven van dit boek heeft het kabinet een modernisering van de monumentenzorg in voorbereiding, onder

meer met het doel om de monumentenzorg meer gebieds- en ontwikkelingsgericht te maken.

De Wro stelt voor gemeenten, provincies en rijk een structuurvisie verplicht over de integrale ruimtelijke ontwikke-

ling van hun grondgebied, inclusief de wijze waarop deze gerealiseerd zal gaan worden. Zo’n structuurvisie kan op

abstract niveau een ambitie neerzetten, maar ook concreet aangeven welke karakteristieken van een gebied leidend

zijn bij nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast kunnen provincies op basis van de Wro een provinciale verordening

vaststellen (voor het rijk is dat een Algemene Maatregel van Bestuur). Daarin staat welke zaken van provinciaal

belang worden gevonden. Gemeenten moeten deze in hun bestemmingsplannen borgen. In zo’n verordening kan

het behoud van cultuurhistorische waarden geregeld worden, zoals Noord-Holland doet in de verordening voor de

Stelling van Amsterdam. Ook kunnen provincies in een verordening regels opnemen over de te volgen procedure

bij de totstandkoming van een bestemmingsplan, bijvoorbeeld dat daarin een inventarisatie van cultuurhistorische

waarden voor bepaalde gebieden opgenomen moet zijn. Overijssel werkt met zo’n procesgerichte verordening.

Ook een aan het bestemmingsplan gekoppeld beeldkwaliteitsplan biedt goede mogelijkheden om aan te geven

hoe de cultuurhistorie door moet werken in een nieuwe ontwikkeling. Een beeldkwaliteitsplan is vooral geschikt

als er een relatief uitgewerkt ontwerp ligt en veel individuele partijen (bewoners of investeerders) zich daaraan

moeten conformeren.

In het denken over de modernisering van de monumentenzorg wordt aangesloten bij de systematiek van de Wro. Om

een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, wil de

minister het Besluit ruimtelijke ordening aanpassen. Nu al moeten gemeenten bij het opstellen van een bestem-

mingsplan in beeld brengen of er archeologische waarden in het geding zijn en op basis daarvan een zichtbare afwe-

ging maken. Dat wordt straks verbreed naar cultuurhistorie. Verder willen de ministers van OCW en VROM een

rijksstructuurvisie opstellen voor de monumentenzorg, zonodig vergezeld van een Algemene Maatregel van Bestuur.

In de Wro is bovendien de Grondexploitatiewet opgenomen. Gemeenten hebben daarmee meer mogelijkheden

dan voordien om publieke voorzieningen te laten financieren vanuit de vastgoedontwikkeling. Bij het vaststellen

of wijzigen van een bestemmingsplan wordt nagegaan welke kosten aan de uitvoering zijn verbonden. Hieronder

vallen naast publieke voorzieningen bijvoorbeeld ook de onderzoekskosten om de cultuurhistorische en archeo-

logische waarden beter in beeld te brengen. Ook kosten voor ontwikkel- en ontwerpcompetities en prijsvragen

bestuurders binnen en buiten de gemeente en bij investerende partijen. Het debat is

niet verdampt, integendeel, een groter bewustzijn leidt ook tot een grotere alertheid

onder bewoners. Vooral grotere projecten voor woningbouw en bedrijfsontwikkeling

maken de tongen in de polder los. Maar de discussies spelen zich steeds af tegen de

gemeenschappelijke achtergrond van zorg voor het erfgoed.

De Beemster viert iedere vijfentwintig jaar de drooglegging in 1612. Tussenliggende jaren

zijn goed voor opwarmende festiviteiten, maar bij de 25-jarige jubilea pakt de polder-

gemeenschap groots uit. Het besef dat hun droogmakerij er niet zomaar een is, zit diep

in de cultuur van de Beemster bevolking. De toekenning van de Unesco-werelderfgoed-

status in 1999 heeft dat besef alleen maar gevoed. Maar ook in de Beemster maakt de

landbouw een proces door van schaalvergroting en verbreding en ook daar heeft de

klimaatverandering effect op de waterhuishouding. Hoe kunnen de cultuurhistorische

waarden een actieve rol krijgen in de dynamiek die zich hoe dan ook voordoet, op een

manier dat daar een breed maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak voor is en blijft?

De gemeente onderzocht dat in het project Des Beemsters. Zij deed dat in het begin door

sterk publieksgerichte activiteiten en is zich nadien meer gaan richten op afgebakende

ruimtelijke opgaven, vooral in het landelijk gebied. Voorbeelden zijn de waterberging, de

verpaarding en de schaalvergroting van boerenerven. In 2007, nadat de ontwikkelingsvisie

gereed was, werden de uitvoeringsprojecten en de bestendiging van het gedachtegoed

in handen gelegd van het gemeentelijke Bureau Des Beemsters. Dit biedt een platform

aan de bevolking en koppelt daaraan specifieke deskundigheid. Het blijft zeker tot en

met het vierhonderdjarig bestaan van de polder in 2012 (de beoogde einddatum van het

projectbureau) functioneren. Des Beemsters leidt tot een mindset bij de bevolking, bij

Voorbeeld: Bureau Des Beemsters

Historisch gezicht Horizontale stapeling Entree/BrugErfafscheiding

Page 109: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

kunnen aan de grondexploitatie worden toegerekend. Als er zulke kosten zijn, moet er een exploitatieplan gemaakt

worden. Een gemeente kan een bijdrage van private ontwikkelaars vervolgens afdwingen. De Grondexploitatiewet

stimuleert echter expliciet dat ontwikkelaars al bij het opstellen van het exploitatieplan worden betrokken: op

basis van een structuurvisie kunnen een gemeente en een of meer ontwikkelaars een ‘anterieure overeenkomst’

sluiten, voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan.

217 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen216 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen

Meer dan zestienhonderd rijksmonumenten telt Maastricht. Maar een formeel verankerde

lijst van gemeentelijke monumenten is er niet. Rond 2004 werd overwogen om de ruwe

inventarisatie van waardevolle gebouwen alsnog in een formele monumentenlijst te gieten,

maar het debat daarover mondde uit in een andere oplossing. ‘Maastrichts Planologisch

Erfgoed’ is een bestemming geworden in het bestemmingsplan, bovenop de reguliere

bestemmingen zoals ‘wonen’ en ‘recreatie’. Maastricht was de eerste gemeente die voor

deze oplossing koos. In de praktijk betekent dit, dat geen bouw- of aanlegvergunning wordt

afgegeven voor een plan dat ten koste gaat van de cultuurhistorische betekenis. Doordat de

begripsbepaling ‘monument’ in de monumentenverordening is uitgebreid, zijn bouwinitia-

tieven in gebieden met de bestemming Maastrichts Planologisch Erfgoed eerder vergunning-

plichtig dan in reguliere situaties. Het voordeel is tweeërlei. Niet alleen gebouwen, maar ook

stedenbouwkundige ensembles, groen-

structuren, stadsgezichten en zelfs

straatmeubilair of afzonderlijke bomen

vallen onder de planologische bescher-

ming. Dat is een stap vooruit ten opzich-

te van de traditionele monumentenzorg,

die sterk op gebouwen is georiënteerd.

Voorbeeld: het bestemmingsplan in Maastricht

L e e s t i pwww.vrom.nl

Op de website van het ministerie van VROM is

alles te vinden over de nieuwe Wet ruimtelijke

ordening met daarin opgenomen de

Grondexploitatiewet.

De Zaan is een uitstalkast van industrieel erfgoed. Vooral de productie en verwerking

van levensmiddelen kleurt de oevers: cacao, glucose, rijst, et cetera. Maar de ene na de

andere fabriek sluit. Na enkele, op zichzelf succesvolle, ombouwoperaties tot apparte-

mentencomplexen besloot de gemeente Zaanstad dat het economische karakter van de

rivieroevers ook in het gebruik behouden moet blijven. De Zaan mag geen puur woon-

gebied worden. De gemeente stimuleert de vraag naar hergebruik met twee maatregelen.

Ten eerste, door elders geen planologische ruimte meer te bieden aan nieuwe bedrijven-

terreinen. En ten tweede door de industriële panden een status als gemeentelijk monu-

ment te geven. Met dit laatste verzekert de gemeente zich van een plek aan tafel bij de

ontwikkeling van een gebouw waar zij geen eigenaar van is.

Voorbeeld: schaarste als drukmiddel in Zaanstad

Page 110: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Welstandsbeleid en kwaliteitsafsprakenDe welstand is traditioneel het instrument waarin in Nederland de kwaliteitszorg is georganiseerd. Sinds 2003 zijn

gemeenten die een welstandsbeleid voeren, verplicht om een welstandsnota op te stellen. Burgers kunnen daarin

vinden welke ambities de gemeente heeft en waarop bouwinitiatieven worden getoetst. In veel van deze nota’s is de

cultuurhistorische identiteit van wijken, buurten en streken benoemd als een kwaliteit die de gemeente wil behouden.

De laatste jaren doet zich bovendien een verbreding van de welstandszorg voor, waarbij er een relatie wordt gelegd

met de ruimtelijke ordening en landschapsbeheer. Welstandscommissies groeien samen met monumentencom-

missies uit tot adviescommissies voor de ruimtelijke kwaliteit. Deze worden niet alleen geraadpleegd bij bouw-

aanvragen, maar ook steeds vaker bij bestemmingsplannen en stedenbouwkundige plannen.

Toetsing achteraf maakt steeds vaker plaats voor advies en inspiratie aan het begin van een planontwikkeling. De

welstandscommissie kan daar een rol in hebben, maar niet per se. Zo’n kwaliteitsadvies vooraf komt steeds vaker van

zogeheten kwaliteitsteams die daarvoor speciaal in het leven zijn geroepen. Deze teams van deskundigen, meestal multi-

disciplinair van samenstelling, adviseren bij ruimtelijke ingrepen over de na te streven kwaliteit of buigen zich over trends

in het ruimtegebruik. Een kwaliteitsteam kan bijvoorbeeld worden opgezet voor een grootschalig en complex trans-

formatieprogramma (zoals is gebeurd bij de Rijkswerf Willemsoord in Den Helder), voor een cultuurhistorisch ensemble

zoals de Nieuwe Hollandse Waterlinie of in een hele provincie, om te adviseren over nieuwe ruimtelijke vraagstukken.

Als er veel partijen betrokken zijn bij een ontwikkeling kan het lonen om een convenant te sluiten met alle betrokkenen

over behoud van objecten, structuren en elementen of over het te behalen kwaliteitsniveau. Afspraken vooraf kunnen

dan ook de vorm aannemen van een vaste normstelling, bijvoorbeeld over wat minimaal behouden moet blijven of

over objectief vast te stellen criteria zoals bouwhoogtes of – materialen. Als de normstelling eenduidig genoeg is, is

een welstandscommissie of kwaliteitsteam niet nodig – althans niet om deze normstelling te handhaven.

219 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen218 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen

Het tweede voordeel is dat de systematiek ruimte biedt voor gradaties in beschermings-

niveaus. Voor gebouwen is bijvoorbeeld een onderscheid mogelijk tussen dominante pan-

den, die integraal worden beschermd, en beeldondersteunende panden, waarvan alleen vanaf

de straat zichtbare gevels worden beschermd. Het bestemmingsplan voor Oud-Caberg en

Malberg had de primeur. In 2005 werd hierin voor het eerst de dubbelbestemming

‘Maastrichts Erfgoed’ officieel vastgesteld.

“Ik heb natuurlijk vaak gedacht: het is een oud

ellendig ding dat vreselijk duur is, kunnen we daar

niet een keer per ongeluk met de trekker doorheen

rijden. Dat gaat wel door je hoofd heen. Maar slopen

mag niet, daar krijg je geen vergunning voor.”

Simon de Koning uit Kamperland, die zijn boerenschuur nu wil ombouwen

tot een bedrijfsverzamelgebouw voor creatieve ondernemers en daarmee een

voorbeeld stelt in het hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing,

op YouTube (te benaderen via www.youtube.com/boerenbouwen).

Discours: veel of weinig uitbreidingsruimte?

De manier waarop de ruimtelijke ordening in Nederland is georganiseerd,

nodigt projectontwikkelaars ongewild uit tot speculatieve grondaankopen

en concurreren op prijs. Volgens veel betrokkenen uit zowel de publieke

als de private sector, is het beter om ze te laten concurreren op kwaliteit.

Maar hoe? Is de aangewezen manier om als overheid de planologische

ruimte pas te geven op het moment dat een ontwikkelaar een plan kan

overleggen dat aan alle beeldkwaliteits- en andere eisen voldoet? Het voor-

deel hiervan is dat de overheid kwaliteitsgaranties inbouwt zonder zelf

over de grond te hoeven beschikken, maar daar staat een grotere planologi-

sche onzekerheid tegenover. Daardoor kan het bouwtempo onder druk

komen te staan. Of moet een overheid harde planologische restricties

stellen aan stedelijke uitbreidingen en die stringent handhaven, en de

woningbouwproductie strak programmeren? Dat biedt een goede uitgangs-

positie om het landschap te sparen en de grondprijs buiten de stad te

beheersen. De verdere borging van de kwaliteit is dan afhankelijk van een

vruchtbare publiek-private samenwerking en het functioneren van het

welstandstoezicht en een eventueel kwaliteitsteam.

“Het plan is doorspekt van cultuurhistorie en daar-

mee ook een geweldig resultaat van alle tot nu toe

geleverde inspanningen. Tegelijkertijd ontbreekt het

inzichtelijk maken van eventuele breekpunten. Het

plan zou moeten aangeven wanneer de standvastige

lijn niet meer herkenbaar is, wanneer het Romeinse

Quartier met zijn grid niet meer als Romeins wordt

ervaren en wanneer het Fort Krayenhoff niet meer als

strategisch punt kan functioneren.”

Yana van Tienen over het Masterplan Waalfront in ‘Nijmegen ontwikkelt; cul-

tuurhistorie aan de Waal’, uitgeverij Thoth, Bussum 2007

Page 111: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

221 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen220 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen

In Middag-Humsterland is de samenwerking tussen partijen met verschillende belangen tien

jaar geleden vastgelegd in een convenant. Middag-Humsterland is een bijzonder, middel-

eeuws wierdenlandschap in het westen van Groningen. Maar door natuurlijke processen en

agrarische ingrepen wordt dit landschap steeds minder goed herkenbaar. In 1998 sloot de

gebiedscommissie een convenant af. In deze commissie, onder voorzitterschap van de pro-

vincie, zijn in principe alle gebruikers en belanghebbenden van het gebied vertegenwoordigd.

Het convenant bevatte afspraken over landschapselementen die behouden moeten blijven

en landschapselementen die kunnen worden aangepast als de agrarische bedrijfsvoering

daar baat bij heeft. Veel aandacht ging uit naar de sloten: welke sloten boeren zouden mogen

dempen en onder welke voorwaarden. Verder werden afspraken gemaakt over het gebruik

van cultuurhistorische verbindingen (zoals kerkenpaden) als fiets- of wandelpad en over het

herstel van een aantal dijkdelen en wierden. Omdat de partijen in de gebiedscommissie

gezamenlijk verantwoordelijk waren voor de uitvoering van het convenant, heeft het goed

gewerkt. Maar nu er enige jaren verstreken zijn, treden er ontwikkelingen op waarin het

convenant niet voorziet. De schaalvergroting in de landbouw maakt een nieuwe slag, er ver-

scheen een kippenboerderij en steeds meer agrarische bebouwing raakt leeg en vervallen.

Het slotenbeleid is bovendien aan een actualisatie toe. Dat levert soms stevige discussies

op. Maar dankzij de gezamenlijke prestatie van de tien jaren daarvoor, erkennen de partijen

elkaars belang en zijn ze in staat om constructief naar een nieuwe oplossing toe te werken.

Voorbeeld: convenant in Middag-Humsterland De provincie Noord-Holland verplicht gemeenten die willen uitbreiden in het landelijk

gebied tot het opstellen van een beeldkwaliteitsplan. Het beeldkwaliteitsplan moet ten

minste aandacht besteden aan vijf punten: de ontwikkelingsgeschiedenis, de ordenings-

principes van het landschap, de bebouwingskarakteristieken, de inpassing in de wijdere

omgeving en de bestaande kwaliteiten van het gebied. Aandacht voor de cultuurhistorie

wordt hiermee afgedwongen, zowel in het beeldkwaliteitsplan zelf als in bijvoorbeeld de

bouwplannen die eraan getoetst worden. Het systeem werkt echter alleen als er ook aan

het beeldkwaliteitsplan zelf kwaliteitseisen kunnen worden gesteld, bijvoorbeeld over

de diepgang en het proces van totstandkoming.

De juridische basis voor deze aanpak lag tot 2008 in de verplichte toetsing van

bestemmingsplannen door de provincie. Provinciale goedkeuring kon alleen worden

verkregen als er aan het bestemmingsplan een deugdelijk beeldkwaliteitsplan was

gekoppeld. De juridische constructie onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is op

het moment van schrijven nog niet uitgewerkt, maar de instrumenten van de structuur-

visie en de provinciale verordening bieden aanknopingspunten.

Een voorbeeld van een beeldkwaliteitsplan is dat van de gemeente Andijk, gelegen

aan de Westfriese Omringdijk. HzA Stedenbouw en Landschap dat het beeldkwaliteits-

plan heeft opgesteld, heeft het plangebied ingedeeld in negen deelgebieden. Voor elk

Voorbeeld: beeldkwaliteitsplannen in Noord-Holland

Page 112: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Verankering in het dagelijkse werkproces

Buiten het bestek van een enkel project, maar wezenlijk voor de continuïteit, is de verankering van de relatie tussen

cultuurhistorie en ruimtelijke dynamiek in de werkprocessen van een organisatie of in de organisatie zelf. Als cultuur-

historisch onderzoek een vast onderdeel van een planproces wordt, is aandacht voor de cultuurhistorie in de planont-

wikkeling gegarandeerd – hoewel nog niet de mate van doorwerking. Bij grotere projecten kan dat bijvoorbeeld door de

cultuurhistorie in te bedden in milieueffectrapportages en maatschappelijke kosten-batenanalyses. Voor kleinere projec-

ten zijn ook andere instrumenten voorhanden, zoals een cultuurhistorische effectrapportage. Maar ook onderlinge

contacten kunnen belangrijk zijn om het begrip tussen beide disciplines te vergroten en de beide werelden dichter bij

elkaar te brengen.

Organisatorische en procesmatige verankeringBij provincies en gemeenten zijn de werelden van de monumentenzorg, landschap en ruimtelijke ordening vanouds

gescheiden domeinen. Dat verhindert een goed onderling contact, ook informeel, en een gelijkgestemdheid in

ambities. Het risico bestaat dat de afdeling cultuurhistorie daardoor vooral voorwaarden stelt aan de planvorming

in plaats van dat zij de krachten kan bundelen met de plannenmakers. De ervaring leert dat de koppeling tussen

cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling beter tot zijn recht komt, wanneer de plannenmakers en de cultuur-

historici binnen één dienst of afdeling zitten en elkaar liefst ook in het informele circuit regelmatig tegenkomen.

223 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen222 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen

Nabijheid zal echter niet voor alle type organisaties het sleutelwoord zijn. Bij sommige organisaties ligt die

ingang bij de procedures die gevolgd worden. Dat is vooral een geschikte manier van werken voor overheden die

gewend zijn te werken met vaste procedures of protocollen. Zo was de cultuurhistorie in de gemeente Eibergen

(inmiddels opgegaan in de fusiegemeente Berkelland) opgenomen als rubriek in projectprocedures.

“Het team praat met ondernemers, maakt

voorbeelden en zoekt naar spelregels die verankerd

kunnen worden in de provinciale structuurvisie.

In die volgorde. Bij nieuwe opgaven kun je ruimtelijke

kwaliteit niet op voorhand afdwingen met

planologische regelingen.”

Landschapsarchitect Rik de Visser, lid van het Kwaliteitsteam Zeeland,

over de omgang met een nieuw verschijnsel zoals de aquacultuur, in

‘Er komt iets van de grond, met opdrachtgevers in het landelijk gebied’,

Architectuur Lokaal, Amsterdam 2009

daarvan is een beschrijving gemaakt van de ontwikkelingsgeschiedenis, de manier

waarop die beleefd wordt, de functionele en culturele betekenis en de ontwikkeling van

de laatste jaren. Daaruit zijn aandachtspunten voor de beeldkwaliteit afgeleid.

Een historisch stadje in een prachtig rivierenlandschap, met relatief gave onderdelen

van de Nieuwe Hollandse Waterlinie binnen de gemeentegrenzen. Een wethouder en een

burgemeester met een meer dan gemiddelde belangstelling voor ruimtelijke ontwikkeling

en cultuurhistorie. En een groots project dat moet leiden tot een betere entree van de

stad vanaf de rivier de Lek, de herontwikkeling van een voormalig industrieterrein, de

aanleg van een jachthaven en natuurontwikkeling in de uiterwaard, tegelijk met een

verruiming van de rivierbedding of versterking van de dijken. Alle seinen staan op groen

in Culemborg. Maar de gemeente beseft ook dat dit niet voortdurend het geval zal zijn.

Daarom wordt niet alleen gewerkt op projectniveau, maar ook aan een structurele inbed-

ding in de organisatie. Cultuurhistorie moet integreren in alle beleidsterreinen, van welzijn

tot publiekszaken en van ruimtelijke ordening tot onderwijs. Een vroegtijdige inbreng in

de werkprocessen en een brede kennis van de cultuurhistorie zijn daarvoor de belang-

Voorbeeld: Culemborg

Page 113: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

225 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen224 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen

Verankering in Milieueffectrapportage en Maatschappelijke kosten-batenanalyse

Bij grotere projecten is aandacht voor de cultuurhistorie verzekerd via de m.e.r. (milieueffectrapportage). De

Europese richtlijnen voor de m.e.r. en de Wet Milieubeheer benoemen effecten op de cultuurhistorie expliciet als

milieueffecten, en daarom als verplicht onderdeel van een m.e.r. Daarnaast wordt de maatschappelijke kosten-

batenanalyse steeds vaker ingezet om effecten van een plan of planvarianten te meten en zo de besluitvorming

te ondersteunen. Het ligt voor de hand om ook daarin de cultuurhistorie een rol te geven.

In een m.e.r. gaat het bijvoorbeeld om doorsneden zichtlijnen, verstoorde landschappen, verdroogde archeologische

vindplaatsen, vernietigde objecten, of in positieve gevallen een verbeterde herkenbaarheid, een versterkte beleving

of de restauratie van historische objecten. Uit oogpunt van behoud zijn dat belangrijke conclusies. Uit oogpunt

van integratie van cultuurhistorische waarden in actuele opgaven, zijn ze echter niet voldoende. Dit verandert

op het moment dat aan de planalternatieven een cultuurhistorische variant wordt toegevoegd, analoog aan de

‘meest milieuvriendelijke variant’ die een vast onderdeel in een m.e.r. is. Zo’n cultuurhistorische variant is

gericht op de potentie van cultuurhistorische waarden als leidraad voor de ingreep, naast het behoud ervan.

Een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) richt zich vooral op welvaartseffecten. Hieronder vallen bij-

voorbeeld woongenotswaarde, belevingswaarde en financiële opbrengsten. Een MKBA is niet compleet zonder

cultuurhistorische waarden, al was het maar vanwege de bijdrage daarvan aan verschillende vormen van wel-

vaart. Het analyse-instrument wordt onder meer ingezet om een investeringsbeslissing te onderbouwen (keuze

tussen projecten) of om binnen een planontwikkeling verschillende alternatieven te vergelijken. Bij planontwik-

kelingen komt de cultuurhistorie het best tot zijn recht als er een aparte cultuurhistorische variant wordt mee-

genomen in de vergelijking. Qua welvaartsstijging zal een cultuurhistorisch alternatief het niet altijd op kunnen

nemen tegen met name een economisch geoptimaliseerd alternatief. Een dergelijke exercitie toont echter wel

vaak aan dat er onvermoede baten zijn die verband houden met de cultuurhistorie, die toe- of afnemen dankzij

een ingreep. Deze baten blijven op dit moment vaak buiten beeld in besluitvormingsprocessen. Inzicht in deze

baten kan de besluitvorming doen kantelen en inspireren tot een meer kwalitatief alternatief.

Al in 1995 maakte de gemeente Utrecht voor het eerst een ‘cultuurhistorische effect-

rapportage’ (cher) voor de uitbreidingswijk Leidsche Rijn. De cher is in Utrecht inmiddels

uitgegroeid tot een verplicht instrument, voor zowel kleinschalige als grootschalige

ontwikkelingen. In 1995 bestond de cher nog uit een beschrijving van de bestaande

situatie en de daarin aanwezige cultuurhistorische waarden, met een daaruit afgeleide

cultuurhistorische waardekaart. Het instrument heeft zich sindsdien geëvolueerd tot

een integraal onderdeel van de planvorming. Van meet af aan wordt de kwaliteit die de

cultuurhistorie kan toevoegen aan de planvorming bij het onderzoek betrokken. Er worden

ontwerpers bij ingeschakeld en de resultaten worden zo gepresenteerd dat ontwerpers

en plannenmakers ermee verder kunnen.

Voorbeeld: de cultuurhistorische effectrapportage in Utrecht

“We kampten met een imagoprobleem. Men zag ons

als de club van wie niks mag. De ontwerpende

disciplines hebben zich eigen moeten maken dat

cultuurhistorie een belangrijke, niet beperkende

maar medebepalende factor is.”

Evert Leusink, teamleider archeologie en monumenten bij de gemeente

Apeldoorn, in Belvedere Nieuws nummer 25.

L e e s t i p‘Levend verleden; een reflectie op inzet en

handelen cultuurhistorische sector in Leidsche

Rijn e.a. casussen’, Projectbureau Belvedere,

de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en

de gemeente Utrecht, 2008.

In deze publicatie is een analyse gemaakt van

de manier waarop de cultuurhistorische

ambitie voet aan de grond heeft gekregen en

gehouden bij de ontwikkeling van de Vinex-

locatie Leidsche Rijn in Utrecht. Die bevindingen

zijn vervolgens gespiegeld aan andere grote

ruimtelijke projecten. De publicatie is te vinden

op de website www.belvedere.nu.

rijkste middelen. Op de afdeling ruimtelijke ordening werken inmiddels twee cultuur-

historici, in de verwachting dat beide disciplines daardoor naar elkaar toe zullen groeien.

Voor grotere ruimtelijke projecten wordt een cultuurhistorische effectrapportage opge-

steld. De gemeente voert bovendien een actief communicatiebeleid, om de waarde van

het erfgoed te laten doordringen tot in de haarvaten van de Culemborgse gemeenschap.

L e e s t i p‘Handreiking cultuurhistorie in m.e.r. en

MKBA’, Witteveen + Bos i.o.v. Projectbureau

Belvedere en de Rijksdienst voor het Cultureel

Erfgoed, juni 2008.

Handreiking voor MER- en MKBA-makers en

hun opdrachtgevers. De handreiking biedt

inzicht in de vraag om welke mogelijke effecten

het gaat en hoe deze in beeld gebracht kunnen

worden.

Page 114: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

Kennis verduurzamen

Een onderzoek dat is uitgevoerd voor een concreet planvormingsproces heeft daarna zijn waarde niet verloren.

Binnen hetzelfde plangebied ontstaan in de (nabije) toekomst als vanzelf beheer- en inrichtingsvraagstukken of

nieuwe transformatieopgaven. De eerdere onderzoeksresultaten komen dan goed van pas. Ze vertellen een ver-

haal over het gebied of het gebouw. Bovendien hebben ze eerder bijgedragen aan een breder bewustzijn over de

kwaliteiten van de leefomgeving bij professionals en het publiek. Ook dat is het behouden waard.

Boodschap en mediumBeleidsdocumenten als structuurvisies en cultuurhistorische waardekaarten hebben een beperkt bereik en soms

een beperkte houdbaarheid. Ze zijn belangrijk, maar helpen niet om de ontdekte gebiedsidentiteiten vast te leggen

in het collectieve bewustzijn. Onderzoeksrapporten is eenzelfde lot beschoren. Om een breed publiek aan te spreken,

komen andere middelen meer in aanmerking: een inspirerend boek, een dvd met een animatie of documentaire,

een kwartetspel, rondleidingen, een vernieuwende website of informatiepanelen in de openbare ruimte.

De kans dat de boodschap blijft hangen, wordt groter als deze is samengevat in een of meer pakkende noties die

zich gemakkelijk laten navertellen: “In de Utrechtse Vechtstreek zijn geen twee huizen gelijk. Dat komt omdat

men elkaar daar al generaties lang naar de kroon probeert te steken.” Eenvoudige, maar overtuigende bouwregels

kunnen op eenzelfde manier de ronde doen en zich nestelen in het collectieve bewustzijn van een gemeenschap:

“Schuren liggen hier in het verlengde van de boerderij”, “hoekpanden hebben hun voorgevel hier aan de gracht en

niet aan de zijstraat of op de hoek”. Voor de toelichting en nuancering kan worden teruggevallen op rapporten,

boeken en websites.

227 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen226 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen

De bebouwing van Urk heeft de grenzen van het voormalige eiland al bij voorgaande

uitbreidingen overschreden. Urk bouwt verder in de Noordoostpolder. Bij de meest

recente uitbreiding ontstond de wens om die afwijkende historische achtergrond zicht-

baar te maken in de stedenbouwkundige structuur en het bodemarchief te ontzien.

In het structuurbeeld voor een van de deelgebieden was die aansluiting onvoldoende

aanwezig. Dat kwam naar voren uit de milieueffectrapportage, waarin dit een expliciet

aandachtspunt was. Voor dit deelgebied is vervolgens een cultuurhistorische variant

opgesteld. De typerende verkavelingstructuur van de Noordoostpolder is hierin her-

kenbaar, hoewel de oriëntatie van de kavels juist op deze locatie afwijkt van de verdere

polderstructuur. Het ontwerp van deze variant reageert daarnaast op de voormalige

loop van de Overijsselse Vecht, die hier in de steentijd stroomde, en de rivierduinen die

in de bodem herkenbaar zijn. De verschillende cultuurhistorische lagen zijn samenge-

bracht in één ‘mogelijk integratiemodel’, dat zo is genoemd omdat de lagen niet syn-

chroon bleken te lopen en dus ook binnen de cultuurhistorische variant keuzes

noodzakelijk maakten. Het integratiemodel heeft doorgewerkt in het definitieve ontwerp.

Voorbeeld: Cultuurhistorische variant in Urk

Voorbeeld: kwartetspel IJsseldeltaEen populair medium om het bewustzijn bij een breed publiek te bevorderen en te

bestendigen, is het gezelschapsspel. Het kwartetspel is een relatief eenvoudig uit te

voeren vorm, die ook gelegenheid geeft om korte toelichtingen op de kaarten te zetten.

Kwartetten met het Nationaal Land-

schap IJsseldelta geeft bijvoorbeeld de

gelegenheid om vier gemalen, vier

kerken of vier mooie uitzichtspunten

bij elkaar te verzamelen. Andere streken

en steden etaleren hun kwaliteiten bij-

voorbeeld in een monopolyspel of in

een virtuele game.

L e e s t i p‘Parade van de verbeelding, methodieken voor

de verbeelding van cultuurhistorie’, Project-

bureau Belvedere, Utrecht 2007 (als pdf te

vinden op www.belvedere.nu).

Deze waaier geeft plus- en minpunten, toepassin-

gen en mogelijke variaties aan voor acht media die

een boodschap kunnen overbrengen: het verhaal,

het boek, de kaart, de prent, de tijdbalk, de film,

het model of buiten (de stad of het landschap zelf).

Page 115: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

229 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen228 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen

Het project ‘Plan je eigen ruimte’ is ontwikkeld om aardrijkskundeleerlingen in de

Tweede Fase van Havo en VWO aan de slag te laten gaan met hun eigen woonomgeving.

Leerlingen doen onderzoek naar een ruimtelijk vraagstuk met een cultuurhistorische

dimensie dat in hun eigen regio speelt. Via een digitale leeromgeving hebben ze toe-

gang tot historische bronnen, beleidsstukken en kaartmateriaal. Daarnaast gaan de

leerlingen het veld in. Op basis van het onderzoek maken ze een eigen inrichtingsplan,

waarin ze cultuurhistorische elementen verwerken. ‘Plan je eigen ruimte’ is ontwikkeld

door Erfgoedhuis Utrecht in opdracht van Erfgoed Nederland en het Projectbureau

Belvedere, en is inmiddels in beheer bij twaalf provinciale organisaties. Zij hebben elk

een ruimtelijke opgave geselecteerd en daaromheen een onderwijsprogramma voorbe-

reid. Zo biedt de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland een programma aan rond de orga-

nische groei van Zeeuwse dorpen en heeft het Limburgs Museum een programma

opgezet over de reconstructie van de zandgronden. Informatie over het project is te vin-

den op www.planjeeigenruimte.nl.

Voorbeeld: Plan je eigen ruimte Het ‘dorpspaspoort’ dat het bureau Noordpeil heeft ontwikkeld, bevat in een paar kaartjes

en korte teksten de cultuurhistorische en landschappelijke dragers van een dorp. Een

korte beschrijving, kaartjes van het groeiproces, en vooral een analyse van de kwaliteits-

dragers geven een beeld waarop bij toekomstige opgaven teruggegrepen kan worden.

Daardoor behoeft niet bij iedere opgave opnieuw een speurtocht naar de identiteit van

het dorp te worden ingezet. Wel blijft het bij een nieuwe opgave nodig om te bezien of

de informatie nog actueel is.

Voorbeeld: het dorpspaspoort in Friesland

Jeugd- en onderwijsprogramma’sHet heeft twee grote voordelen om kennis te verspreiden via de jeugd. Ten eerste zijn de kinderen of jongeren de

mensen die de ruimtelijke ontwikkeling in de nabije toekomst bepalen. Ten tweede kunnen via de kinderen de

ouders worden bereikt. Binnen een specifiek project kunnen scholieren bijdragen aan het belevingsonderzoek,

door hen te laten nadenken over de eigen leefomgeving en de toekomst daarvan. Maar ook los van concrete pro-

jecten liggen er mogelijkheden. Zo kent de Utrechtse Vinexwijk Leidsche Rijn een club van jonge archeologen:

Graaf Junior. Onder begeleiding van de stadsarcheologen maken de jonge Leidscherijners kennis met de voorge-

schiedenis van hun woonomgeving en het werk van een stadsarcheoloog.

Page 116: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

231 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen230 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen

In Gouda mochten scholieren hun visie geven op de toekomst van de historische binnen-

stad, nadat zij zich eerst hadden verdiept in het verleden van hun woonomgeving. Dat

gebeurde als onderdeel van de Week van de Binnenstad, waarin ook andere publieks-

activiteiten waren georganiseerd. Een aantal van de jonge plannenmakers vond de Goudse

binnenstad in vergelijking met vroeger nogal doods en saai. Ze wilden die levendigheid

terug: meer terrasjes en vrijetijdsvoorzieningen, het openmaken van een gedempte gracht,

wonen op het water, bebouwde bruggen, hergebruik van gebouwen uit de jaren zeventig

en, niet te vergeten, een onderwaterpark. Het leerlingenproject was georganiseerd door

het Gouds architectuurcentrum grAp en het Erfgoedhuis Zuid-Holland, de Week van de

Binnenstad door de gemeente Gouda.

Voorbeeld: Gouda, Week van de binnenstadHet kasteelterrein onder de Zernikelaan in Groningen was eeuwenlang aan het oog en

het geheugen onttrokken. Eind jaren negentig wilde de gemeente de geschiedenis weer

zichtbaar maken en de sporen van onder meer het kasteel, een klooster en een galgen-

veld integreren in een op deze plek te realiseren bedrijvenpark. Zo is onder meer een

middeleeuwse toegangsweg gereconstrueerd. Onderdeel van dit plan was een poëzie-

wedstrijd, uitgeschreven door de gemeente Groningen en het Centrum Beeldende

Kunst. Vier winnende gedichten zijn uitgestanst uit stalen platen in de vorm van de

handen van de dichters en op palen in het landschap geplaatst. Deze gedichten markeren

de locatie van het vroegere kasteel Selwerd. De dichters lieten zich inspireren door de

cultuurhistorie in het landschap langs de Paddepoelsterweg en andersom verrijken de

gedichten het landschap: passanten zien het landschap door het gedicht heen.

Voorbeeld: Zernike, Groningen

KunstKunstenaars zijn in staat om met bescheiden middelen blijvend de aandacht te vestigen op de geschiedenis of

andere bijzondere eigenschappen van een gebied. Kunst is daarmee een kansrijke methode om de resultaten van

met name identiteitsvinding voor langere tijd op het netvlies te houden.

Page 117: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

232 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen

“polderwachter (de ~) 0.1 Wandelend kunstwerk van

beeldend kunstenaar Marcel Bleekendaal. 0.2 Een

boswachter zonder bos. 0.3 Een Hollandse indiaan.

In de zin van een oorspronkelijk bewoner

(de polderwachter komt uit een van de oudste

polders van Nederland) en iemand die het polder-

landschap kan ‘lezen’. 0.4 In België is nog een aantal

polderwachters actief. Zij zijn echter geen

kunstenaars maar muskusrattenvangers.”

Uit: ‘De Polderwachtergids’, Centrum Beeldende Kunst Utrecht, 2009.

Marcel Bleekendaal doet hierin verslag van zijn werkzaamheden als polder-

wachter, onderdeel van het kunstenprogramma Zangsporen dat het

grootschalige en langlopende herinrichtingsproject De Venen voor het

veenweidegebied in het noorden van het Groene Hart begeleidde.

De polderwachter exploreert het polderlandschap, verwerkt zijn bevindingen

in een verhaal en deelt dit verhaal met zijn gasten die hij meeneemt

de polder in.

Page 118: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

235 – Belvedere.nu / xxxxxxxxxx

Indexen

Page 119: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

237 – belvedere.nu / Indexen236 – belvedere.nu / Indexen

H

151, 122, 94,126, 200, 120

20118

178

30

217

o 161

o 138

184

118127

66

176

o 214

177

180

170

223

175, 156, 28

52

131

159o 153

77

135

o 228

189

78

230

o 204

147

o 48

72231

123

90

185

173

36

190

4258

157

o 213

o 227

o 119

181

o 206

o 186

o 186

o 160

o 220

o 42

54

150166

o 167

o 221

o 205

o 199

197

169

181

o 24

124

226

60, 224, 134, 129, 172

o 30

145

84

216

202

139

o 229

o 153

0 20kmgebieden met sectorale cultuurhistorische waarden en/of sectoraal hoge waarden

gebieden met hoge gecombineerde cultuurhistorische waarden

gebieden met hoge cultuurhistorische waarden van universeelbelang geplaatst op de lijst Werelderfgoed van de UNESCO

de Limes, grens van het Romeinse rijk

in cultuurhistorisch opzicht belangrijkste steden

Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland

Bron

: Bel

vede

re 1

999

A1 – A1-project OverijsselAlblasserwaard – Vijfheerenlanden– Stichting Boerderij en ErfAlmere – StadstuinenAmersfoort – WagenwerkplaatsAmersfoort – OliemolenkwartierAmsterdam – BellamyatlasAmsterdam – BerlageblokkenAmsterdam – GWL-terreinAmsterdam – Nieuw Leven voorOude GebouwenAmsterdam – Olympisch StadionAmsterdam – Oostenburgereiland Annerveenschekanaal – Daip GrevelingskanaalArnhem – ‘t VensterBeemster – Des BeemstersBerkel en Rodenrijs – Westpolder-BolwerkBolsward – BroerekerkCrailo – ZanderijCulemborg Den Bosch – BinnendiezeDen Bosch – Versterkt Den BoschDen Haag – Haagsche Bluf/ObrechtstraatDeventer – GeertruidentuinDeventer – RivierenwijkDeventer – Rivierverruiming bij De WorpDordrecht – Dordtse KleurenEde – Doesburger EngEindhoven – LakerlopenEmmen – Emmen RevisitedEnschede – Twentse SchouwburgFriesland – dorpspaspoort Gelselaar – ontwikkelingsvisie Gemert – Snelle LoopGouda – Week van de binnenstadGroene Woud – streekrekening Groenlo – Groenlo VestingstadGroningen (prov.) – landschappelijkagrarisch bouwen Noord-GroningenGroningen (stad) – PaddepoelZuidwestGroningen (stad) – Zernike Haaksbergen – WaterzuiveringsparkHet LankheetHalfweg – SugarCity

Heemskerk / Beverwijk – waterof-fersteentjes Broekpolder Heerenveen – Oranjewoud Hengelo – Hart van ZuidHoogvliet – WiMBY!Houten – Gedekte GemeenschapswegHouten – Kasteel HeemstedeIJlst – schaatsfabriek NooitgedagtIJssel – Stichting IJsselhoevenIJsseldelta – kwartetspel Kempenland / De Hilver – ZandpadenKraggenburg – Waterloopbos Limburg – Bouwkavel op Maat plusLimesMaarssen – Op BuurenMaastricht – BestemmingsplanMastenbroek – l’Essence de MastenbroekMiddag-Humsterland – convenant Nieuwe Hollandse WaterlinieNieuwegein – Huis de WiersNijmegen – HessenbergNijmegen – WaalfrontNoord-Brabant – OntwerpatelierBrabantstadNoord-Holland – BeeldkwaliteitsplanOoijpolder – landschapsveiling Overijssel – knoopervenRenswoude – BeekweideSint Pancras – TwuyverhoekSoesterberg – vliegbasisStrubben-Kniphorstbosch – inrichtings- en beheerplan Terneuzen – Quick scanUrk – uitbreidingUtrecht – Leidsche Rijn / CHER

Utrecht – Mariaplaats Utrecht – RobijnhofUtrecht – stadhuisVechtstreek – VechtVisieWesterbork – herinneringscentrumWoerden – Castellum enHooghwoertZaanstad – industrieel erfgoedlangs de ZaanZijtaart – kloosterZutphen – bouwdoos voor het landschap

Algemeen – korrelmethodiek bijdorpsuitbreidingenAlgemeen – Plan je eigen ruimteAlgemeen – Wikken en wegen inwaardevolle wijken

lokaal

regionaal, provinciaal, nationaal

161.138.

184.118.127.151.122.94.126.

200.120.66.

176.214.177.

180.170.223.201.18.178.

175.156.28.

52.131.159.77.135.228.189.78.230.204.147.48.

72.

231.123.

90.

185.

173.36.190.42.58.157.213.227.119.181.206.186.30.217.160.

220.42.54.150.166.167.

221.205.199.197.169.181.24.

124.226.60./224.134.129.172.30.145.84.

216.

202.139.

.

Index projecten geografisch153.

229.153.

met paginacijfers

Page 120: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

239 – belvedere.nu / Indexen

De ervaringen die binnen verschillendeprojecten zijn opgedaan vormen de kennis-basis van dit boek. In het boek wordtnaar de volgende 85 projecten verwezen:

p. 161A1 – A1-project OverijsselOpdrachtgever: Kunstenlab,Kunstvereniging Diepenheim en AkkuH Uitvoering:diversekunstenaars, TAUW bvwww.a1-project.nl

p.138Alblasserwaard – Vijfheerenlanden- Stichting Boerderij en ErfOpdrachtgever en uitvoering: StichtingBoerderij & Erf Alblasserwaard-Vijfheerenlandenwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)

p. 184Almere – StadstuinenOpdrachtgever en ontwerp: gemeenteAlmere‘Stadstuinen Almere Hout, belvedere-project’, gemeente Almere, 2006www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)

p. 118Amersfoort – WagenwerkplaatsOpdrachtgever masterplan: NS VastgoedOntwerp masterplan: Must StedebouwSamenwerkingspartners:Burgerinitiatief Wagenwerkplaats engemeente Amersfoortwww.wagenwerkplaats.euwww.nederlandbovenwater.nlCees Anton de Vries en Josje Kuenen,‘Het wonder van de Wagenwerkplaats’,Habiforum, Gouda

p. 127Amersfoort – OliemolenkwartierOpdrachtgever: gemeente AmersfoortUitvoering: Amersfoort Creatieve Stadi.s.m. o.m. BOEiwww.oliemolenkwartier.nlJ. Saris e.a., ‘Nieuwe ideeën voor oudegebouwen’, NAi-uitgevers, Rotterdam2008

p. 151Amsterdam – BellamyatlasUitvoerder: Minke Wagenaar i.s.m.onder meer Stadsdeel Oud-West www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)De uitgave van de Bellamyatlas inboekvorm is in voorbereiding.

p. 122Amsterdam – BerlageblokkenOpdrachtgever: woningcorporatie YmereOntwerp renovatie: ArchitectenbureauHoogeveen Jaap Huisman, ‘Tekens van de tijd,monumenten van Ymere’, uitgeverijTHOTH, Bussum 2006

p. 94Amsterdam – GWL-terreinOpdrachtgever: Stichting EcoplanAmsterdam ( waarin samenwerkten dewoningcorporaties Rochdale, ZomersBuiten, AWV, PWV en De Doelen)Ontwerp: KCAP Architects & Planners(stedenbouwkundig plan), West 8(openbare ruimte), architectuur doorverscheidene bureauswww.gwl-terrein.nlwww.project.vrom.nl

p. 126Amsterdam – Nieuw Leven voor OudeGebouwenOrganisatie: Stichting Agora Europawww.nieuwlevenvooroudegebouwen.nl

p. 200Amsterdam – Olympisch StadionOpdrachtgever renovatie: StichtingBehoud Olympisch Stadion, SociaalFonds Bouwnijverheid (parkeergarage)Ontwerp renovatie: ArchitectenbureauJ. van StigtHuidige eigenaren: StichtingOlympisch Stadion Amsterdam (SOSA)en BPF Bouwwww.olympischstadion.nlwww.burovanstigt.nl

p. 120Amsterdam – OostenburgereilandOpdrachtgever onderzoek: StichtingWerk SpoorUitvoering onderzoek: verscheidenekunstenaars en onderzoekersOpdrachtgever ontwikkeling: HeijmansIBCwww.werkspoor.orgwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)Cassandra Wilkins (red.), ’11 ha; hetStorkterrein in Amsterdam verkenddoor kunstenaars en onderzoekers’,uitgeverij De Balie/StichtingWerkspoor, Amsterdam 2002

p. 66Annerveenschekanaal – DaipGrevelingskanaalOpdrachtgever: gemeente Aa en HunzeUitvoering: Hogeschool Van HallLarenstein, BOKD, Stichting Voorwerk,bureau DAAD www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)‘DAIP – bewoners en studenten makeneen ontwikkelingsplan voor hun dorps-landschap’, stichting Voorwerk enHogeschool Van Hall Larenstein, 2006‘Dorp+, Handreiking dorpseigen uit-breiden’, Projectbureau Belvedere i.s.m.bureau Dinges en bureau Westerlengte,Utrecht 2008Slotcitaat afkomstig uit: AlbertSikkema, ‘De cultuurwaarde vanAnnerveenschekanaal’, in: Lava (eigenuitgave Van Hall Larenstein), nummer 4,2004.

p. 176Arnhem – ‘t VensterOpdrachtgever: Gelderse OnderwijsGroep QuadraamOntwerp: Peter Zandbergen (AGSArchitekten & Planners; architectuur),Ruud-Jan Kokke en Petra Hartman(interieur)www.vmbo-venster.nl

Index projecten alfabetisch

Page 121: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

241 – belvedere.nu / Indexen240 – belvedere.nu / Indexen

p. 52Dordrecht – Dordtse KleurenOpdrachtgever: gemeente DordrechtUitvoering: Stichting de StadOnderzoek: Hendrik Groeneweg enKees Rouw www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)www.project.vrom.nl‘Dordtse Kleuren’, gemeente Dordrecht,2002

p. 131Ede – Doesburger EngOpdrachtgever: stichting Green ValleyUitvoering: stichting BuurtschapDoesburger Eng, m.m.v. Alterra‘Kijk op de toekomst van deDoesburger Eng door de Buurtschap’,Stichting Green Valley, Wageningen 2008www.doesburgerbuurt.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)Monique Eerden, ‘Observaties vanuitde Belvederepraktijk, in ’Op historischegronden; erfgoed in een context vanruimtelijk ontwerp, planning en democratie’, Projectbureau Belvedere,Utrecht 2008

p. 159Eindhoven – LakerlopenOpdrachtgever masterplan:Projectgroep Integrale WijkvernieuwingLakerlopen (woonstichting SWS,Stichting Trudo, Projectontwikkelings-buro Haagdijk, gemeente Eindhoven,politie, SWHL, Loket W)Ontwerp masterplan: Must StedenbouwOntwerp herstructurering deelgebieden:Diederendirrix, Biq Stadsontwerp,Atelier Quadrat, Hendriks SchultenArchitectenwww.delakerlopen.nlwww.eindhoven.nl‘Masterplan Lakerlopen’, MustStedenbouw i.o.v. ProjectgroepIntegrale Wijkvernieuwing Lakerlopen,2005‘Lakerlopen, Eindhoven’, Stadscahiers1/2009, uitgeverij Trancity/SUN,Haarlem 2009

p. 77Emmen – Emmen RevisitedOpdrachtgever: gemeente EmmenUitvoering: Projectbureau EmmenRevisitedwww.emmenrevisited.nlwww.kei-centrum.nlwww.project.vrom.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)‘Woonerfgoed; Angelso, Emmerhout enBargeres woonerven als levende cultuur’,Projectbureau Emmen Revisited, 2007

p. 135Enschede – Twentse SchouwburgOpdrachtgevers: Van WijnenProjectontwikkeling Oost en Ons HuisWooncorporatieOntwerp: De Zwarte Hond BVwww.enschede.nl

p. 228Friesland – dorpspaspoort Opdrachtgever: stichting De Nieuwe KijkOntwikkeling: NoordPeil landschap enstedenbouwwww.noordpeil.nlwww.denieuwekijk.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)‘Nieuwe kijk op oude dorpen’, stichtingDe Nieuwe Kijk, 2005‘Dorp+, Handreiking dorpseigen uitbreiden’, Projectbureau Belvederei.s.m. bureau Dinges en bureauWesterlengte, Utrecht 2008

p. 189Gelselaar – ontwikkelingsplanOpdrachtgevers: gemeente Borculo enprovincie GelderlandOntwerp: BügelHajema Adviseurs bvi.s.m. de bewonerswww.gelselaar.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)

p. 78Gemert – Snelle LoopOpdrachtgever: waterschap Aa en Maas(dubbele loop), gemeente Gemert-Bakel(voetgangersbrug), Staatsbosbeheer(coulisselandschap)Ontwerp Snelle Loop: KragtenLandschapsarchitectuur

Simon van Wetten, ‘Grensconflict zonder limieten, de strijd rondom de Snelle Loop’, Heemkundekring De Kommanderij, Gemert 1995Ontwikkelbureau Gemert-Bakel,‘Ontwikkeling bij de benedenloop vande Snelle Loop; van conflictsituatie totintegrale reconstructie’, 2004‘Streefbeeld een natuurlijke SnelleLoop en Esperloop’, Kragten CivieleTechniek i.o.v. waterschap De Aa, 2002www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)

p. 230Gouda – Week van de binnenstadOpdrachtgever: gemeente GoudaUitvoering scholierenproject: stichtinggrAp (Gouds regionaal Architectuurplatform) en Erfgoedhuis Zuid-Holland Uitvoering beeldkwaliteitsplan: OD205stedenbouw, onderzoek en landschap‘De uitdaging van Gouda, schatplichtigaan haar historie’, gemeente Gouda, 2006www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)

p. 204Groene Woud – streekrekening Uitvoering: stichting Streekrekeninghet Groene Woud en Rabobankwww.streekrekeninghetgroenewoud.nlwww.project.vrom.nl

p. 147Groenlo – Groenlo VestingstadOpdrachtgever en uitvoering: gemeenteOost Gelrewww.oostgelre.nlwww.groenlovestingstad.nlwww.landroof.nl

p. 48Groningen (prov.) – landschappelijkagrarisch bouwen Noord-GroningenOpdrachtgever: Vereniging Wierde & DijkUitvoering: Vereniging Wierde & Dijk,LTO Noord Projecten, Artès bureau voorarchitectuur en interieur, GreetBierema landschapsarchitect www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)www.wierde-en-dijk.nlDré van Marrewijk, ‘Moderne boeren-schuren met een streekeigen ‘look’ inNoord-Groningen’, notitie Projectbureau Belvedere

p. 214Beemster – Des BeemstersOpdrachtgever: gemeente BeemsterUitvoering: projectbureau DesBeemstersOntwerp en onderzoek: BureauVenhuizen i.s.m. Steenhuis stedenbouw/landschap en REDscape landscape andurbanismwww.desbeemsters.nl‘Des Beemsters, een ontwikkelingsvisievoor de Beemster op basis van de eigenkwaliteiten’, Bureau Venhuizen i.o.v.gemeente Beemster, provincie Noord-Holland en Milieufederatie Noord-Holland, 2005‘Des Beemsters II, van visie naar pro-jecten’, Bureau Venhuizen, Steenhuisstedenbouw/landschap en REDscapelandscape and urbanism i.o.v. gemeenteBeemster, 2006

p. 177Berkel en Rodenrijs – Westpolder-BolwerkOpdrachtgever: Gemeente Berkel enRodenrijsOntwerp: Heeling Krop Bekkeringwww.lansingerland.nlHan Meyer, Leo van den Burg e.a., ‘Hetgeheugen van de stad, cultuurhistorieen stedenbouwkundig ontwerp, TUDelft, 2006

p. 180Bolsward – BroerekerkOpdrachtgever: gemeente BolswardOntwerp: Jelle de Jong architektenGebruiker: Stichting Vrienden van deBroerekerkBelvedere-nieuwsbrief 32www.bnagebouwvanhetjaar.nl (editie 2008)

p. 170Crailo – ZanderijOpdrachtgever: Goois NatuurreservaatOntwerp: Vista Landscape and UrbanDesignwww.vista.nl

p. 223Culemborg Opdracht en uitvoering: gemeenteCulemborgOnderzoek: Het Gelders Genootschapwww.culemborg.nl‘Rijk verleden. Sterke toekomst; cultuurhistorisch beleid voorCulemborg 2006-2010’, Het GeldersGenootschap i.o.v. de gemeenteCulemborg, 2005‘Belvedere op de Werkvloer, perspectie-ven op de werkpraktijk’, ProjectbureauBelvedere, Utrecht 2009

p. 201Den Bosch – BinnendiezeOpdrachtgever: gemeente ’s-HertogenboschExploitatie rondvaartbedrijf: KringVrienden van ‘s-HertogenboschJ. van Oudheusden, ‘Binnendieze - de stadsrivier van ’s-Hertogenbosch’,Waanders Uitgevers, Zwolle 1996www.binnendieze.nl

p. 18Den Bosch – Versterkt Den BoschOpdrachtgever: gemeente ‘s-HertogenboschOntwerp: Van Roosmalen Van GessenArchitecten en Buro LubbersLandschapsarchitectenwww.vestingwerken.nlwww.vestingstad.comwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)www.project.vrom.nl‘Belvedere Revisited’, Royal Haskoningi.o.v. Projectbureau Belvedere,Nijmegen 2005‘Jaarboek Landschapsarchitectuur enStedenbouw 2007/2008’, StichtingJaarboek LS, Wageningen 2009

p. 178Den Haag – Haagsche BlufOpdrachtgever: Geste GroepOntwerp: Interieurarchitect Van derHelm (concept), Van Lamoen & Wurth(uitwerking moderne deel),Architectenbureau Hienkens (uitwerkingklassieke gevels)www.haagschebluf.com

Paul Groenendijk en Piet Vollaard, ‘Gids voor Hedendaagse Architectuurin Nederland’, uitgeverij 010,Rotterdam 2004

p. 178Den Haag – ObrechtstraatOpdrachtgever: Ceres ProjectenOntwerp: Scala Architectenwww.scala-architecten.nlwww.vestia.nl

p. 175Deventer – GeertruidentuinOpdrachtgever: Synchroon BVOntwerp beeldkwaliteitsplan: OneArchitecturewww.onearchitecture.nl

p. 156Deventer – RivierenwijkOpdrachtgever: woningcorporatieRentré Wonen, gemeente DeventerUitvoering: Raster Welzijnsgroep enJoop Hofmanwww.buurtsmederij.nlwww.rivierenwijkdeventer.nlwww.project.vrom.nlJoop Hofman en Ap van Straaten,‘Kolonisten van de wijk, een methodiek’,Raster Groep, Deventer 2006

p. 28Deventer – Rivierverruiming bij De WorpOpdrachtgever: gemeente Deventer,provincie Overijssel, programmadirectieRuimte voor de RivierOnderzoek en ontwerp ruimtelijk kwaliteitskader DeventerUiterwaarden: DN UrblandOnderzoek en ontwerp InrichtingsplanRuimte voor de Rivier Deventer: RoyalHaskoning, VHP, DuurzameRivierkunde, Jos Rademakers Ecologieen Ontwikkelingwww.ruimtevoordeijssel.nlwww.deventer.nl

Page 122: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

243 – belvedere.nu / Indexen242 – belvedere.nu / Indexen

p. 227IJsseldelta – kwartetspel Ontwikkeling: provincie Overijssel,programmabureau NL IJsseldeltawww.nlijsseldelta.nl

p. 119Kempenland / De Hilver - ZandpadenOpdrachtgever zandpadenplan:Werkgroep Behoud Zandpaden deHilver (met subsidie van de gemeentenHilvarenbeek en Oisterwijk en de provincie Noord-Brabant)Opstellers zandpadenplan: hogeschoolHAS Den BoschOpdrachtgever wandelroutenetwerk(formeel): Brabants Bureau voorToerisme (nu: Vrijetijdshuis Brabant)Ontwikkeling en uitvoering wandel-routenetwerk: Werkgroep BehoudZandpaden de Hilverwww.vnmhilvarenbeek.nl

p. 181Kraggenburg – Waterloopbos Eigendom en beheer: VerenigingNatuurmonumentenwww.natuurmonumenten.nl

p. 206Limburg – Bouwkavel op Maat plusOntwikkeling: provincie LimburgUitvoering: provincie Limburg i.s.m. debetrokken gemeenten en ondernemers‘Voorbeeldboek Bouwkavel op Maat Plus’,provincie Limburg

p. 186LimesOpdrachtgever: Stichting de LIMESUitvoering: Projectbureau de LIMESwww.limes.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)Bernard Colenbrander en MustStedenbouw (red.), ‘Limes Atlas’, uitgeverij 010, Rotterdam 2005

p. 30Maarssen – Op BuurenOpdrachtgever: Kondor WesselsProjecten en gemeente MaarssenOntwerp beeldkwaliteitsplan: LA4sale,Copijn, Mulleners + Mulleners architecten,

ingenieursbureau Mariswww.opbuuren.nlwww.kwp.nlwww.nederlandbovenwater.nl‘Belvedere Revisited’, Royal Haskoningi.o.v. Projectbureau Belvedere,Nijmegen 2005

p. 217Maastricht – BestemmingsplanConceptontwikkeling: gemeenteMaastricht, bureau Res Nova‘Springlevend verleden, beleidsnotacultureel erfgoed Maastricht 2007-2012’,gemeente Maastricht, 2007www.res-nova.nl

p. 160Mastenbroek – l’Essence deMastenbroekOpdrachtgever: Provincie Overijssel,gemeenten Zwolle, Hasselt enGenemuiden, i.s.m. SKOR en StichtingKunst en Cultuur OverijsselUitvoering parfum: Birthe LeemeijerSjoerd Cusveller, Liesbeth Melis (red.),‘Regionale identiteit, kunst en ruimte-lijke planvorming’, NAi Uitgevers i.s.m.SKOR, Rotterdam 2006

p. 220Middag-Humsterland – convenant Uitvoering: gebiedscommissie Middag-Humsterland, samengesteld uit verte-genwoordigers van de landbouw, dedorpen, de Milieufederatie Groningen,het waterschap Noorderzijlvest, degemeenten Zuidhorn en Winsum, deDienst Landelijk Gebied (secretariaat)en de provincie Groningen (voorzitter).www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)Wijbrand Havik en Hanneke van Wel,‘Belvedere verleden’, Libau, Groningen

p. 42Nieuwe Hollandse WaterlinieOpdrachtgever: Stuurgroep NationaalProject Nieuwe Hollandse Waterlinie(‘Liniecommissie’)Uitvoering: Projectbureau NationaalProject Nieuwe Hollandse WaterlinieSamenstelling Panorama Krayenhoff:Eric Luiten, Joost van Hezewijk,

Ed Joosting Bunk, Peter Paul Witsenwww.hollandsewaterlinie.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)‘Panorama Krayenhoff, linieperspectief’,Stuurgroep Nationaal Project NieuweHollandse Waterlinie, Utrecht 2004‘Eén linie, samen sterk in de uitvoering’,uitvoeringsprogramma NationaalLandschap Nieuwe HollandseWaterlinie, Utrecht 2006Chris Will, ‘Sterk water, de HollandseWaterlinie’, uitgeverij Matrijs, Utrecht2002Clemens Steenbergen en Johan van derZwart, ‘Strategisch Laagland, digitaleatlas Nieuwe Hollandse Waterlinie’, uitgeverij 010, Rotterdam 2006KKBA (Kengetallen Kosten BatenAnalyse) Nieuwe Hollandse Waterlinie,Rigo Research bv i.o.v. ministerie vanVROM, Amsterdam 2008

p. 54Nieuwegein – Huis de WiersOpdracht en ontwerp: JDdV architectenwww.devisserbv.nlwww.architectenweb.nlwww.huisdewiers.nlwww.bouwwereld.nlEric Luiten, ‘Tot hier… en nu verder,ruimtelijk ontwerp en historisch besef’,oratie TU Delft, in ’Op historischegronden; erfgoed in een context vanruimtelijk ontwerp, planning en democratie’, Projectbureau Belvedere,Utrecht 2008Jaarboek Architectuur in Nederland2006/07, NAi Uitgevers, Rotterdam 2007

p. 150Nijmegen – HessenbergOpdrachtgever: OntwikkelcombinatieHessenberg (gemeente Nijmegen enHeijmans)Ontwerp: AWG Architecten, MTDLandschapsarchitectenwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)www.project.vrom.nlMonique Eerden, ‘Observaties vanuitde Belvederepraktijk, in ’Op historischegronden; erfgoed in een context vanruimtelijk ontwerp, planning en democratie’, Projectbureau Belvedere,

p. 72Groningen (stad) – PaddepoelZuidwestOpdrachtgever: gemeente GroningenStedenbouwkundig ontwerp en architectuur Voermanhaven: De NijlArchitectenwww.denijl.nlHan Meyer, Leo van den Burg e.a., ‘Hetgeheugen van de stad, cultuurhistorieen stedenbouwkundig ontwerp,TU Delft, 2006

p. 231Groningen (stad) – Zernike Opdracht en uitvoering: gemeenteGroningen i.s.m. Centrum BeeldendeKunstwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)‘Hervonden stad, jaarboeken archeolo-gie, bouwhistorie en restauratie in degemeente Groningen’, stichtingMonument en Materiaal, Groningen(vanaf 1996)

p. 123Haaksbergen – WaterzuiveringsparkHet LankheetOpdrachtgever: Landgoed HetLankheet bvOntwerp: StrootmanLandschapsarchitecten i.s.m.Wageningen URwww.hetlankheet.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)‘Jaarboek Landschapsarchitectuur enStedenbouw 2003/2007’, StichtingJaarboek LS, Wageningen 2008DVD Vloeiweiden, waterbeheer van de21e eeuw, op landgoed Het Lankheet

p, 90Halfweg – SugarCityOpdrachtgever: CobraspenStedenbouwkundig ontwerp en archi-tectuur hergebruik silo’s: Soeters VanEldonk architecten www.sugarcity.comwww.soetersvaneldonk.nlJaarboek Architectuur in Nederland2008/09, NAi Uitgevers, Rotterdam 2009

p. 185Heemskerk / Beverwijk – wateroffer-steentjes Broekpolder Opdrachtgevers: gemeentenHeemskerk en Beverwijk Ontwerp: Marcel Eekhout (ParklaanLandschapsarchitecten) en Paul de KortMarcel Eekhout en Paul de Kort,‘Wateroffers voor Broekpolder’, 2004

p. 173Heerenveen – Oranjewoud Opdrachtgevers: Staatsbosbeheer,gemeente HeerenveenOntwerp landgoed: Michael van Gessel ‘Jaarboek Landschapsarchitectuur enStedenbouw 2003/2007’, StichtingJaarboek LS, Wageningen 2008

p. 36Hengelo – Hart van ZuidOpdrachtgever: Van Wijnen Groep engemeente HengeloUitvoering: Projectbureau Hart van Zuidwww.hartvanzuid.nlwww.project.vrom.nlMasterplan Hart van Zuid 2001Masterplan Hart van Zuid 2008“Working towards more effective andsustainable brownfield revitalisationpolicies”, eindrapportage van hetEuropese REVIT-programma, 2007

p. 190Hoogvliet – WiMBY!Opdrachtgever: StichtingInternationale BouwtentoonstellingRotterdam-HoogvlietOntwikkeling en uitvoering: CrimsonArchitectural Historians en FelixRottenberg (en vele partijen bij deel-projecten)www.wimby.nlMichelle Provoost (eindred.), ‘WiMBY!Hoogvliet, toekomst, verleden en hedenvan een New Town’, NAi Uitgevers,Rotterdam 2007Han Meyer, Leo van den Burg e.a., ‘Hetgeheugen van de stad, cultuurhistorieen stedenbouwkundig ontwerp, TU Delft, 2006

p. 42Houten – Gedekte GemeenschapswegOpdrachtgever: gemeente HoutenOntwerp: OKRA landschapsarchitectenen Bunker Qwww.houten.nl (hierop o.m. een filmover de opening)www.okra.nl

p. 58Houten – Kasteel HeemstedeOpdrachtgever: Woningbouw CentraalNederland (nu Phanos NV)Ontwerp: Van Hoogevest architectenwww.vanhoogevest.nlCarien de Boer-Van Hoogevest (samen-stelling), ‘Bouwen op historie, 100 jaarVan Hoogevest Architecten, 1909-2009’,Uitgeverij SUN Architecture,Amsterdam 2009Eric Luiten, ‘Tot hier… en nu verder,ruimtelijk ontwerp en historisch besef’,oratie TU Delft, in ’Op historischegronden; erfgoed in een context vanruimtelijk ontwerp, planning en demo-cratie’, Projectbureau Belvedere,Utrecht 2008

p. 157IJlst – NooitgedagtOpdrachtgever renovatie: Stichting DBFOntwerp renovatie: Bureau voorHarmonische Architectuur HoogenberkOntwerp schoorsteen: Rein HofstraExploitatie Doe- en Kijkcentrum:Stichting Nooitgedagt IJlstwww.nooitgedagt-ijlst.nlwww.project.vrom.nl

p. 213IJssel – Stichting IJsselhoevenwww.ijsselhoeven.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)Gerard Hendrix, ‘IJsselhoeven, als bijtoeval staan ze goed; een kleine catalogus bij een tentoonstelling overIJsselhoeven’, stichting IJsselhoeven,Veessen 2008

Page 123: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

245 – belvedere.nu / Indexen244 – belvedere.nu / Indexen

Kristof van Assche en MartijnDuineveld, ‘Groot archeologieparkLeidsche Rijn, over de rol van cultuur-historie in planning en ontwerp’,Wageningen UR, 2004

p. 134Utrecht – Mariaplaats Opdrachtgever: BouwfondsOntwerp: AWG Architectenwww.awg.bewww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)

p. 129Utrecht – RobijnhofOpdrachtgever: woningcorporatie Bo-ExOntwerp renovatie: Bertus Mulderwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)www.archined.nlCatja Edens (red.), ‘Rietvelds Robijnhof,de geschiedenis van een moderneUtrechtse buurt’, uitgeverij THOTH,Bussum 2008

p. 172Utrecht – stadhuisOpdrachtgever: gemeente UtrechtOntwerp: Enric Miralles, BenedettaTagliaubeJ. Jamar e.a, ‘Het stadhuis van Utrecht’,uitgeverij Matrijs i.s.m. het UtrechtsArchief, Utrecht 2000‘Jaarboek Architectuur in Nederland2000-2001’, NAi Uitgevers, Rotterdam2001

p. 30Vechtstreek – VechtVisieOpdrachtgever:VechtplassencommissieOnderzoek en ontwerp: LA4sale enNoël van Dooren‘Belvedere bouwen Vecht en Plassen’,LA4sale, 2002‘Vecht Vademecum’, Noël van Doorenlandschapsarchitect, 2002www.vecht.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)

p. 145Westerbork – herinneringscentrumHerinneringscentrum KampWesterborkwww.westerbork.nl

p. 84Woerden – Castellum en HooghwoertOpdrachtgever: gemeente Woerden enMulti VastgoedOnderzoek: ADC Archeoprojecten,Hazenberg Archeologiewww.woerden7.nlwww.drive-in-museum.nlCarolien van Dam, ‘Hoochwoert enzo,de ontwikkeling van de Woerdense binnenstad 1949-heden’, gemeenteWoerden, 2006

p. 216Zaanstad – industrieel erfgoed langsde ZaanBeleidsontwikkeling en –uitvoering:gemeente Zaanstad‘Parels Rijgen, wat erfgoed verdient’,gemeente Zaanstad, 2005www.zaans-industrieel-erfgoed.nl(Vereniging Zaans Erfgoed)

p. 202Zijtaart – kloosterOpdrachtgever: gemeente VeghelOntwerp: Leenders Architecten

p. 139Zutphen – bouwdoos voor het land-schapOpdrachtgever: gemeente ZutphenUitvoering: Dienst Landelijk Gebied enLantschap (adviesbureau voor land-schap en cultuurhistorie)www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)

p. 153Algemeen – Korrelmethodiek bijdorpsuitbreidingenOntwikkeling: LA4sale(Landscapearchitects for sale)www.la4sale.nl‘Kleine Kernen Kookboek’, LA4sale i.o.v.provincie Noord-Holland, 2002‘Bouwen voor Waterland 2020, LA4salei.o.v. provincie Noord-Holland, 2004

Han Meyer, Leo van den Burg e.a., ‘Het geheugen van de stad, cultuurhis-torie en stedenbouwkundig ontwerp,TU Delft, 2006

p. 229Algemeen – Plan je eigen ruimteOpdrachtgevers: Erfgoed Nederland enProjectbureau BelvedereOntwikkeling: Erfgoedhuis UtrechtUitvoering: diverse provinciale organi-satieswww.planjeeigenruimte.nl‘PjER staat op eigen benen, eindevalua-tie van het driejarig project Plan jeEigen Ruimte (PjER) van ErfgoedNederland’, Bureau Advies ResearchTraining voor Non-profit en Overheid,i.o.v. Erfgoed Nederland, 2008Augustus 2008

p. 153Algemeen – Wikken en wegen in waar-devolle wijken Opdrachtgevers onderzoek ‘Jongebouwkunst in de 21e eeuw’: Ministeriesvan OCW en VROM, gemeenteAmsterdam en Rijksdienst voor deMonumentenzorgOpdrachtgever werkcongres ‘Wikken enwegen in waardevolle wijken’:Architectuur LokaalUitvoering: De Lijn bureau voor volks-huisvesting en ruimtelijke ontwikke-ling, Rein Geurtsen & Partners BV,Reijndorp Stedelijk Onderzoek en Advies‘Werkboek wikken en wegen in waarde-volle wijken’, 2001

Utrecht 2008‘Jaarboek Landschapsarchitectuur enStedenbouw 2003/2007’, StichtingJaarboek LS, Wageningen 2008

p. 166Nijmegen – WaalfrontOpdrachtgever: Gemeente Nijmegen,Rabo VastgoedOntwerp: Lodewijk Baljon landschaps-architecten en DOK Architecten (masterplan), Stéphane BeelArchitecten (scenario’s)Onderzoek: o.m. Yana van Tienenwww.nederlandbovenwater.nlYana van Tienen, ‘Nijmegen ontwikkelt;cultuurhistorie aan de Waal’, uitgeverijTHOTH, Bussum 2007‘Jaarboek Landschapsarchitectuur enStedenbouw 2003/2007’, StichtingJaarboek LS, Wageningen 2008

p. 167Noord-Brabant – OntwerpatelierBrabantstadOpdrachtgever: samenwerkingsverbandBrabantstadProjectleiding: Bosch Slabbers tuin- enlandschapsarchitecten en provincieNoord-Brabantwww.brabantstad.nl‘Brabantstad Mozaïek Metropool’,Brabantstad Ruimtelijke Ordening,2007

p. 221Noord-Holland – Beeldkwaliteitsplan Conceptontwikkeling en uitvoering:provincie Noord-Holland‘Beeldkwaliteitsplan, ontwikkelings-beeld Noord-Holland Noord’, brochure,provincie Noord-Holland, Haarlem 2004N. de Vreeze (red.), ‘Landschap NH,over de regie van functieveranderingenen bouwactiviteiten in het landelijkgebied van Noord-Holland’, WZNH,Alkmaar 2007

p. 205Ooijpolder – landschapsveiling Conceptontwikkeling en uitvoering:Triple EVia Natura, Ark en Triple E, ‘Daadkracht

voor natuur en landschap’, veilingkrant,2007www.groenegoededoelen.nlwww.project.vrom.nl

p. 199Overijssel – knoopervenConceptontwikkeling:Landschapsarchitectenbureau vanParidon x de Groot, provincieOverijssel, InnovatieNetwerkOpdrachtgever eerste toepassing:gemeente Tubbergen www.vpxdg.nlwww.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)

p. 197Renswoude – BeekweideOpdrachtgever: gemeente Renswoude,Van Hoogevest OntwikkelingOntwerp: SVP Architectuur enStedenbouw www.nederlandbovenwater.nlwww.svp-svp.nl

p. 169Sint-Pancras – TwuyverhoekOpdrachtgever: gemeente LangedijkOntwerp: SVP Architectuur enStedenbouw (stedenbouwkundig ontwerp)Onderzoek: Steenhuisstedenbouw/landschapwww.svp-svp.nl‘Contrast en Samenhang’, publicatieover de Gouden Piramide 2009, uitgeverij 010, Rotterdam

p. 181Soesterberg – vliegbasisOpdrachtgever: Projectbureau Hart vande HeuvelrugOntwerp: Bureau Alle Hosper Onderzoek: Planmaat, Arcadiswww.hartvandeheuvelrug.nlRuimtelijk Plan Vliegbasis Soesterberg,Projectbureau Hart van de Heuvelrug,2009Kees Volkers, ‘Geheim Landschap, 200jaar militairen op de Heuvelrug’, pro-vincie Utrecht / Stokerkade cultuurhis-torische uitgeverij, 2009

p. 24Strubben-Kniphorstbosch – inrichtings-en beheerplan Opdrachtgever: Staatsbosbeheer regioNoordOntwerp en onderzoek: StrootmanLandschapsarchitecten, OverlandJan Neefjes (Overland),‘Cultuurhistorische inventarisatie DeStrubben-Kniphorstbos’, Wageningen2007‘Inrichtings- en beheerplan Strubben-Kniphorstbosch’, 2008 met daarin eenessay van Hans Elerie en Theo Spek:‘Integratie van natuurbeheer en erfgoedzorg in het Strubben-Kniphorstbosch: bouwstenen voor eenhistorisch-ecologische benadering’.www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)

p. 124Terneuzen – Quick scanOpdrachtgever: gemeente TerneuzenUitvoering: Stichting Cultureel ErfgoedZeeland (SCEZ) en StichtingLandschapsbeheer Zeeland (SLZ)

p. 226Urk – uitbreidingOpdrachtgever: gemeente UrkOnderzoek: TAUW bvOntwerp: Atelier Dutch‘Samenvatting Handreiking cultuurhis-torie in m.e.r. en MKBA’, Witteveen +Bos i.o.v. Rijksdienst voor het CultureelErfgoed en Projectbureau Belvedere,Amersfoort 2009

p. 60, 224Utrecht – Leidsche Rijn / CHEROpdrachtgever en uitvoering CHER:gemeente Utrechtwww.leidscherijn.nl‘Cultuurhistorische EffectrapportageLeidsche Rijn’, Gemeente Utrecht,Dienst Volkshuisvesting, SectorMonumenten, 1995‘Levend verleden; een reflectie opinzet en handelen cultuurhistorischesector in Leidsche Rijn e.a. casussen’,projectbureau Belvedere, Rijksdienstvoor het Cultureel Erfgoed en gemeenteUtrecht, 2008

Page 124: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

247 – belvedere.nu / Indexen

De in het boek genoemde projectenhebben alle een betekenis op de plekwaar ze zijn opgenomen, maar zijn ookthematisch te ordenen. Deze thema-tische ordening, met paginanummers,vindt u hieronder.

InfrastructuurZandpaden in de HilverA1-project, Overijssel Leestip ‘Plattelandswegen mooi en veilig’

WaterRivierverruiming, DeventerSnelle Loop, Gemert-BakelWaterzuiveringspark

Het Lankheet, HaaksbergenBinnendieze, Den BoschLeestip ‘Blauwe tradities, inspiratieboek water en cultuurhistorie’

Landschap, natuurStrubben-KniphorstboschNieuwe Hollandse WaterlinieLandschappelijk Agrarisch

Bouwen, GroningenWaterzuiveringspark

Het Lankheet, HaaksbergenDoesburger Eng, EdeStichting Boerderij en erf,

Alblasserwaard-VijfheerenlandenBouwdoos voor het landschap,

Zutphenl ‘Essence de MastenbroekZanderij Crailo, HilversumLandgoed Oranjewoud,

HeerenveenWaterloopbos, KraggenburgVliegbasis SoesterbergKnooperven, OverijsselStreekrekening, het Groene WoudLandschapsveiling, OoijpolderBouwkavel op Maat, LimburgStichting IJsselhoeven,

Gelderland en Overijssel Des Beemsters

Convenant, Middag-HumsterlandLeestip ‘Cultuurhistorie

natuurlijk, 12 natuurontwikke-lingsprojecten onder de loep’

DorpsontwikkelingHet nieuwe dorp Op BuurenDorpsontwikkelingsplan,

AnnerveenschekanaalKorrelmethodiek bij

dorpsuitbreidingenTwuyverhoek, Sint PancrasOntwikkelingsvisie GelselaarBeekweide, RenswoudeDorpspaspoort, FrieslandLeestip ‘Dorp+, handreiking

dorpseigen uitbreiden’Leestip ‘Doen en gedaan krijgen’

over dorpsontwikkelingsplannen

Stedelijke (her)ontwikkelingVestingwerken, Den BoschHart van Zuid, HengeloDordtse kleuren, DordrechtLeidsche Rijn, UtrechtPaddepoel, GroningenEmmen RevisitedCastellum en Hooghwoert,

WoerdenBerlageblokken, AmsterdamRobijnhof, UtrechtMariaplaats, UtrechtHessenberg, NijmegenBellamy-atlas, AmsterdamRivierenwijk, Deventer Lakerlopen, EindhovenWaalfront, NijmegenWestpolder-Bolwerk,

Berkel en RodenrijsHaagsche Bluf, Den HaagObrechtstraat, Den HaagStadstuinen, Almere-HoutBroekpolder,Heemskerk/BeverwijkHoogvlietBinnendieze, Den BoschIndustrieel erfgoed, ZaanstadCulemborgCultuurhistorie in m.e.r., Urk

Scholierenproject ‘Week van de binnenstad’, Gouda

Leestip ‘Krachtwijken met karakter’

HerbestemmingHart van Zuid, HengeloSugarCity, HalfwegGWL-terrein, AmsterdamWagenwerkplaats, AmersfoortOostenburgereiland, AmsterdamBerlageblokken, AmsterdamPubliekscampagne ‘Nieuw leven

voor oude gebouwen’,Amsterdam

Oliemolenkwartier, AmersfoortTwentse Schouwburg, EnschedeSchaatsfabriek, IJlstStadhuis, UtrechtGeertruidentuin, Deventer’t Venster, ArnhemBroerekerk, BolswardOlympisch Stadion, AmsterdamKloostercomplex, ZijtaartIndustrieel erfgoed, ZaanstadLeestip ‘Handreiking religieus

erfgoed voor burgerlijke en kerkelijke gemeenten’

Leestip ‘Aanbevelingen herbestemming kerken en kerklocaties’

Leestip ‘Herbestemmingswijzer’

RecreatieNieuwe Hollandse WaterlinieDoesburger Eng, EdeBouwdoos voor het landschap,

ZutphenVestingwerken, GroenloZanderij Crailo, HilversumBinnendieze, Den Bosch

Gebiedsontwikkeling Vestingwerken, Den BoschHart van Zuid, HengeloNieuwe Hollandse WaterlinieOliemolenkwartier, AmersfoortDoesburger Eng, Ede

Index projecten thematisch

119.161.121.

28.78.123.

201.211.

24.42.48.

123.

131.138.

139.

160.170.173.

181.181.199.204.205.206.213.

214.

220.121.

30.66.

153.

169.189.197.228.121.

155.

18.36.52.60.72.77.84.

122.129.134.150.151.156.159.166.177.

178.178.184.185.190.201.216.223.226.

230.

152.

36.90.94.118.120.122.126.

127.135.157.172.175.176.180.200.202.216.127.

127.

128.

42.131.139.

147.170.201.

18.36.42.127.131.

Page 125: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

249 – belvedere.nu / Indexen248 – belvedere.nu / Indexen

Verhandelde ontwikkelings-rechten, Renswoude

Leestip ‘Nederland Boven Water,praktijkboek gebiedsont-wikkeling’

Campagne, publieksbereikDordtse kleuren, DordrechtDorpsontwikkelingsplan,

AnnerveenschekanaalCastellum en Hooghwoert,

WoerdenOostenburgereiland, AmsterdamPubliekscampagne ‘Nieuw leven

voor oude gebouwen’,Amsterdam

Bouwdoos voor het landschap,Zutphen

l ‘Essence de MastenbroekLimes, NederlandHoogvlietStreekrekening, het Groene WoudLandschapsveiling, OoijpolderProjectbureau Des BeemstersKwartetspel IJsseldeltaDorpspaspoort, Friesland Scholierenproject ‘Week van de

binnenstad’, GoudaZernike, GroningenLeestip ‘www.zichtopmaastricht.nl’Leestip ‘Ateliers aan de praat’

over ontwerpateliersLeestip ‘Parade van de

verbeelding’, over manieren om cultuurhistorie in beeld te brengen

Bestuurlijk instrumentariumBouwkavel op Maat, LimburgSchaarste als drukmiddel,

ZaanstadBestemmingsplanmethodiek,

MaastrichtBeeldkwaliteitsplannen,

Noord-HollandCultuurhistorische

Effectrapportage, UtrechtCultuurhistorie in m.e.r., UrkLeestip ‘Handreiking cultuur-

historie in m.e.r. en MKBA’

Publiek-private samenwerkingConvenant, Hart van Zuid,

HengeloNieuwe Hollandse WaterlinieOntwikkelen van onderop,

Oliemolenkwartier AmersfoortMariaplaats, UtrechtOntwikkelingsprijsvraag,

Twentse SchouwburgVerhandelde ontwikkelingsrechten,

RenswoudeBouwkavel op Maat, LimburgConvenant, Middag-HumsterlandLeestip ‘Geschiedenis als

grondlegger’Leestip ‘

www.ontwerpwedstrijden.nl’Leestip ‘Digitale handleiding

Belvedere en financiering’

OnderzoeksmethodenDorpsontwikkelingsplan,

AnnerveenschekanaalQuick scan, TerneuzenKorrelmethodiek bij dorpsuit-

breidingenWikken en wegen in waardevolle

wijkenOntwerpend onderzoek,

Waalfront, NijmegenCultuurhistorische

Effectrapportage, UtrechtLeestip ‘werkbank.habiforum.nl’Leestip ‘Ateliers aan de praat’

over ontwerpateliersLeestip ‘Levend verleden’ over

de manier van werken van cultuurhistorici

BurgerinitiatiefDordtse kleuren, DordrechtDorpsontwikkelingsplan,

AnnerveenschekanaalWagenwerkplaats, AmersfoortZandpaden in de HilverOostenburgereiland, AmsterdamDoesburger Eng, EdeStichting Boerderij en erf,

Alblasserwaard-VijfheerenlandenOntwikkelingsvisie GelselaarStichting IJsselhoeven,

Gelderland en OverijsselLeestip ‘De burger als drager van

de geschiedenis’Leestip ‘Doen en gedaan krijgen’

over dorpsontwikkelingsplannen

Imago/identiteitVechtvisie, VechtstreekHerinneringscentrum

Kamp WesterborkGroenlo en de tachtigjarige

oorlogl ‘Essence de Mastenbroekscenario’s in Ontwerpatelier

BrabantstadVerzonnen geschiedenis, Berkel

en RodenrijsLeestip ‘Regionale identiteit,

kunst en ruimtelijke plan-vorming’

ArcheologieStrubben-KniphorstboschHuis de Wiers, NieuwegeinLeidsche Rijn, UtrechtCastellum en Hooghwoert,

WoerdenOostenburgereiland AmsterdamMariaplaats, UtrechtStadstuinen, Almere-HoutBroekpolder,

Heemskerk/BeverwijkLimes, NederlandCultuurhistorie in m.e.r., UrkZernike, GroningenLeestip ‘Limes Atlas’Leestip ‘Het verhaal verbeeld,

zes schetsontwerpen voorarcheologische vindplaatsen in Zuid-Holland’

197.

136.

52.66.

84.

120.126.

139.

160.186.190.204.205.214.227.228.230.

231.128.188.

227.

206.216.

217.

221.

224.

226.225.

36.

42.118.

134.135.

197.

206.220.135.

136.

195.

66.

124.153.

153.

166.

224.

132.188.

224.

52.66.

118.119.120.131.138.

189.213.

137.

155.

30.145.

147.

160.167.

177.

162.

24.54.60.84.

120.134.184.185.

186.226.231.183.185.

Rond het adagium ‘behoud door ontwikkeling’ is de afgelopen jaren een aantal vragen gerezen die aanzetten

tot discussie en dat ongetwijfeld zullen blijven doen. Ook in het boek komen deze aan de orde:

Identiteit

Het begrip ‘identiteit’ wordt in Belvedere-kringen veelvuldig toegepast, maar roept ook reacties op.

Identiteit is als begrip diffuus, subjectief, tijd- en schaalgebonden.

p. 143 t/m 148, Erfgoed en identiteit

p. 158, Mythes koesteren of ontkrachten

Begrenzing

Het adagium ‘behoud door ontwikkeling’ is nooit van een strakke definitie voorzien om de ontwikkeling

van het gedachtegoed alle ruimte te geven. Maar is Belvedere daardoor synoniem aan retro? Is Belvedere een

legitimatie voor dunne interpretaties van erfgoed en holle verkooppraatjes?

p. 172, Is behoud mogelijk zonder materie?

p. 177, Streekeigen of retro?

p. 179, Cultuurhistorie of marketing?

Archeologie

Binnen het Belvedere-denken neemt het veelal onzichtbare archeologische erfgoed een eigen positie in.

Is ‘behoud door ontwikkeling’ wel een geschikte strategie voor archeologie?

p. 84 t/m 89, Ondergronds erfgoed ontsluiten en beleven

p. 182 t/m 186, Archeologie, een bijzondere ontwerpopgave

Economische waarde

De denk- en werkwijze van Belvedere veronderstelt een koppeling van cultuurhistorie met andere belangen.

Voor het leggen van deze verbindingen, wordt ook de economische waarde van cultuurhistorie benadrukt.

Maar hieraan kleven risico’s.

p. 105-106, Cultuurhistorie kan de waarde van ruimtelijke investeringen vergroten

p. 207, Kan cultureel erfgoed langs de economische meetlat worden gelegd?

Index dilemma’s

Page 126: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

251 – belvedere.nu / Verantwoording

Thema’sFoto’s Dieuwertje Komen, Rotterdam,m.u.v.p. 29 De Worp, Deventer – Wim van der Endep. 53 Dordtse Kleuren – Huib Kooijkerp. 59 kasteel Heemstede – Hollandse Hoogte/Frans Schellekensp.63 Graaf Junior – gemeente Utrecht, sectorCultuurhistoriep. 92 SugarCity bij nacht – Hollandse Hoogte/Thomas Schlijperp. 95 GWL-terrein, Amsterdam – Hollandse Hoogte/Dirk-Jan Visser

Initiatief en bewegingp. 118 Wagenwerkplaats, Amersfoort – Must stedenbouwp. 119 Zandpaden in De Hilver – Monique Pijnenburg-Leesbergp. 120 Oostenburgereiland, Amsterdam– Hollandse Hoogte/Siebe Swartp. 122 Berlageblokken, Amsterdam – Woningcorporatie Ymerep. 123 Waterzuiveringspark Het Lankheet– Eric Brinckmannp. 124 Quickscan Terneuzen – Tonny van Hoeckep. 126 Chassékerk Amsterdam – Voermans van Breep. 127 Oliemolenkwartier, Amersfoort – Poolen architectenp. 129 Robijnhof Utrecht – Joel van Houdt p. 131 Doesburger Eng – Voermans van Breep. 134 Mariaplaats, Utrecht – AWG Architectenp. 135 Twentse Schouwburg, Enschede – De Zwarte Hondp. 138 Bouwdoos voor het landschapbij Zutphen – Dienst Landelijk Gebiedp. 139 Stichting Boerderij en Erf,Alblasserwaard-Vijfheerenlanden – Piet den Hertog

Feiten en waardenp. 145 Kamp Westerbork – Sake Elzinga/ANPp. 147 Groenlo en de Tachtigjarige Oorlog– Voermans van Breep. 150 cultuurhistorisch profielHessenberg, Nijmegen – MTD Landschapsarchitectenp. 151 Bellamy-atlas, Amsterdam – Minke Wagenaarp. 153 de korrelmethodiek bij dorps-uitbreidingen – LA4salep. 156 Rivierenbuurt Deventer – Bertus Boerkampp. 157 Schaatsfabriek in IJlst – Hoge Noorden, Jeroen Horsthuisp. 159 Lakerlopen, Eindhoven – Biq stadsontwerpp. 160 l’Essence de Mastenbroek – Mirjam Kapellep. 161 A1-project Overijssel – Pien Reijers

Verbeelding en ontwerpp. 166 Waalfront, Nijmegen – Lodewijk Baljon landschapsarchitectenp. 167 Ontwerpatelier Brabantstad – Bosch Slabbersp. 169 Twuyverhoek, Sint Pancras – SVP Architectuur en Stedenbouwp. 170 Zanderij Crailo, Hilversum – Voermans van Breep. 173 stadhuis, Utrecht – Duccio Malagambap. 174 Oranjewoud, Heerenveen – Kim Zwartsp. 175 Geertruidentuin, Deventer – One Architecturep. 176 ‘t Venster, Arnhem – Sjef Prins/APAp. 178 (boven) Den HaagObrechtstraat – Vinkbouwp. 178 (onder) Haagsche Bluf – Mirjam Kapellep. 180 Broerekerk, Bolsward – Wim van der Endep. 181 geheimzinnig erfgoed inKraggenburg – n.v.t.

p. 184 Stadstuinen, Almere – gemeente Almerep. 185 Broekpolder,Heemskerk/Beverwijk – Jan Samsomp. 186 de Limes in Nederland – Projectbureau Limesp. 187 Schema Ateliers aan de praat – bureau Nieuwe Grachtp. 189 Gelselaar – Voermans van Breep. 191 WiMBY!, Hoogvliet – Maarten Laupman

Kosten en opbrengstenp. 197 verhandelde ontwikkelings-rechten in Renswoude – SVP Architectuur en Stedenbouwp. 199 knooperven in Overijssel – VanParidon&DeGrootp. 200 Olympisch Stadion, Amsterdam– Hollandse Hoogte/Bastiaan Heusp. 201 Binnendieze, Den Bosch – Hollandse Hoogte/Taeke Henstrap. 202 het klooster van Zijtaart – Dries van Bergeijkp. 203 streekrekening Het Groene Woud– Peter van Bolhuis, Pandionp. 204 landschapsveiling Ooijpolder – Hollandse Hoogte/Koen Verheijdenp. 206 Bouwkavel op Maat in Limburg– Provincie Limburg

Morgen en overmorgenp. 213 Stichting IJsselhoeven – Voermans van Breep. 214 Des Beemsters – Bureau Des Beemstersp. 216 bibliotheek in VerkadefabriekZaandam – Cocon Vastgoedp. 217 het bestemmingsplan in Maastricht– gemeente Maastrichtp. 220 convenant in MiddagHumsterland – Paul Parisp. 221 beeldkwaliteitsplannen inNoord-Holland

Beeldverantwoording

Page 127: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

252 – Belvedere.nu / Verantwoording

– HzA Stedenbouw en Landschapp. 223 Culemborg – Marijke Volkersp. 226 Cultuurhistorische variant inUrk – Atelier Dutch i.o.v. TAUWDeventerp. 228 het dorpspaspoort in Friesland – Noordpeil landschap & stedenbouwp. 229 Plan je eigen ruimte – Teunis Bloothoofdp. 230 Gouda, Week van deBinnenstad – Peterpaul Kloostermanp. 231 Zernike, Groningen – Gert Kortekaas

Voor deze publicatie is o.a. gebruikgemaakt van archiefbeeld. Zoveelmogelijk is getracht de eventuelerechthebbenden van deze afbeeldingente achterhalen.

Page 128: Belvedere Boek Met Huis De Wiers Pagina 29

255 – Belvedere.nu / Verantwoording

<BELVEDERE.NU> Praktijkboek cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling

Uitgave: Uitgeverij Matrijs i.s.m. Projectbureau Belvedere

Tekst en research: Peter Paul Witsen, Westerlengte, Amsterdam en Mieke Dings, Bureau Dinges, Utrecht

Begeleiding tekst en research: Machteld Linssen, Projectbureau Belvedere, Utrecht

Redactie: Monique Eerden, Mirjam Kapelle, Beata Labuhn, Machteld Linssen, Frank Strolenberg

Eindredactie: Machteld Linssen, Peter Paul Witsen

Vormgeving: Rick Vermeulen, Via Vermeulen, Rotterdam

Druk: Drukkerij Die Keure, Brugge

Uitgever: Uitgeverij Matrijs, Utrecht

ISBN: 978-90-5345-402-2

Oplage: 2.000 exemplaren

Projectbureau Belvedere bedankt alle deelnemers aan de provinciale bijeenkomsten die in de loop

van 2009 zijn gehouden ter inspiratie en ter toetsing van de inhoud van dit Praktijkboek.

Utrecht, december 2009

Colofon