Download - - Hoe noem je uitkomsten? - Rekenen met breuken - Decimalen - Afronden van bedragen.

Transcript
Page 1: - Hoe noem je uitkomsten? - Rekenen met breuken - Decimalen - Afronden van bedragen.

- Hoe noem je uitkomsten?- Rekenen met breuken- Decimalen- Afronden van bedragen

Page 2: - Hoe noem je uitkomsten? - Rekenen met breuken - Decimalen - Afronden van bedragen.

Hoe noem je uitkomsten?

• Optellen: 2+3= 5 . De uitkomst, 5, noemen we de som. • Aftrekken: 6-2= 4. De uitkomst, 4, noemen we het verschil.

• Vermenigvuldigen: 2*3= 6. De uitkomst, 6, noemen we het product.

• Delen: 8:4 = 2. De uitkomst, 2, heet het quotiënt.

Page 3: - Hoe noem je uitkomsten? - Rekenen met breuken - Decimalen - Afronden van bedragen.

Rekenen met breuken

• Wat is 1/5 deel van 100 mensen?• 100 mensen : 5 = 20 mensen. • Dus 1/5 deel van 100 = 20 mensen

• Wat is 3/5 deel van 100 mensen?• 1/5 deel zijn 20 mensen • Dus 3/5 deel is 1/5 * 3 = 60 mensen

Page 4: - Hoe noem je uitkomsten? - Rekenen met breuken - Decimalen - Afronden van bedragen.

• Wat is 1/8 deel van 320 euro?• 320 euro : 8 = 40 euro. • Dus 1/8 deel van 320 euro = 40 euro

• Wat is 5/8 deel van 320 euro?• 1/8 deel is 40 euro• Dus 5/8 deel is 1/8 * 5 = 200 euro

Page 5: - Hoe noem je uitkomsten? - Rekenen met breuken - Decimalen - Afronden van bedragen.

Decimalen

• 1 decimaal = 1,5 dus 1 cijfer achter de komma..

• 2 decimalen = 1,52 dus 2 cijfers achter de komma.

• 3 decimalen = 1,524 dus 3 cijfers achter de komma.

Page 6: - Hoe noem je uitkomsten? - Rekenen met breuken - Decimalen - Afronden van bedragen.

Afronden van bedragen

• De cijfers 5,6,7,8 en 9 worden naar boven afgerond• De cijfers 1,2,3,4 worden naar beneden afgerond.

• 11,4 wordt bij afronden op heel bedrag 11• 11,5 wordt bij afronden op heel bedrag 12• 10,77 wordt bij afronden op één decimaal 10,8• 20,348 wordt bij afronden op twee decimalen 20,35 • 31,3469 wordt bij afronden op drie decimalen 31,347

Page 7: - Hoe noem je uitkomsten? - Rekenen met breuken - Decimalen - Afronden van bedragen.

Regels economie:

• Geldbedragen ronden wij af op centen. Bijvoorbeeld €2,99 -> dus twee decimalen.

• Andere aantallen rond je af op één decimaal. Tenzij anders wordt gevraagd.

• Geef altijd aan wat iets is, bijvoorbeeld aantal auto’s, aantal ijsjes, aantal personen.

• Bij geld zet je er altijd een €-teken voor.