Zorg in de laatste levensfase in het verpleeghuis

12
Zorg in de laatste levensfase in het verpleeghuis Informatie voor cliënten, familie en naasten

description

In de folder wordt in het kort het medisch beleid rond de laatste levensfase beschreven.

Transcript of Zorg in de laatste levensfase in het verpleeghuis

Zorg in de laatste levensfasein het verpleeghuis

Informatie voor cliënten, familie en naasten

1

Inhoudsopgave

Inleiding1. Visie en uitgangspunten2. Afspraken3. Wilsverklaringen4. Wils(on)bekwaamheid en vertegenwoordiger5. Kunstmatige vocht- en voedingstoediening6. Ziekenhuisopname7. Reanimatie8. Palliatieve sedatie9. EuthanasieTot slot

InleidingIn deze folder beschrijven we in het kort het medisch beleid rond de laatste levensfase. Als u in één van de verpleeghuizen van Dignis gaat wonen, zal dit onderwerp in een gesprek tussen u, uw vertegen-woordiger, de Eerst Verantwoordelijk Verzorgende (EVV’er) en de arts zo spoedig mogelijk aan de orde komen. We bespreken dan uw per-soonlijke wensen en het beleid van de organisatie. We geven u deze folder, zodat u vóór het gesprek al geïnformeerd bent. U kunt de fol-der later ook gebruiken als naslagwerk. Het blijft echter moeilijke informatie en deze folder geeft alleen een algemeen verhaal weer. U kunt met uw vragen altijd terecht bij de EVV’er. Ook als u een volgend gesprek met de arts op prijs stelt, kunt u dit aangeven bij de EVV’er.

LeesbaarheidVoor de leesbaarheid gebruiken we de ‘hij’-vorm. In plaats van hij, hem, cliënt kan ook zij, haar, bewoonster gelezen worden. Voor fami-lie kunt u ook andere naasten invullen. Wanneer in deze folder sprake is van behandeling, wordt hiermee medische behandeling bedoeld.

2

1. Visie en uitgangspuntenWe beschouwen onze cliënten als zelfstandige mensen met eigen wensen en verwachtingen die kenmerkend zijn voor hun levensfase. Onze uitgangspunten zijn:• Ieder mens heeft een eigen levensverhaal en eigen levensstijl,

waarbij we zoveel mogelijk aansluiten• Zorg en behandeling zijn altijd gericht op kwaliteit van leven.

Bij cliënten van een verpleeghuis zal zich in een vroeger of later sta-dium een situatie voordoen, waarin de geestelijke en/of lichamelijke toestand achteruitgaat. Er kan dan een moment komen, waarop een beslissing genomen moet worden over wel of niet behandelen. Dit zijn moeilijke beslissingen, waarbij steeds een zorgvuldige afweging gemaakt wordt van de totale situatie. Keuzes zijn nauw verbonden met normen en waarden en behoeftes van de cliënt, maar ook met de verantwoordelijkheid van de arts. In de regel zullen cliënt, familie en arts samen in goed overleg hierin een besluit nemen. Het resultaat van deze afweging kan zijn dat er wordt afgezien van een levensverlengende behandeling. De zorg zal dan vooral gericht zijn op het welbevinden en de kwaliteit van leven van de cliënt. We richten ons dan volledig op het bestrijden van klachten en vermin-deren van pijn, benauwdheid, misselijkheid en dergelijke.

2. Afspraken Zo spoedig mogelijk, nadat de cliënt in het verpleeghuis is komen wonen, maken we met hem en zijn vertegenwoordiger afspraken over het medisch beleid. Het kunnen afspraken zijn over onder andere kunstmatig toedienen van vocht en voeding, ziekenhuisopname, reanimatie of medicatie. Deze afspraken worden in het zorgdossier genoteerd, dat de basis is voor het handelen, ook in acute situaties. Uiteraard kunnen afspraken later worden bijgesteld, als bijvoorbeeld de situatie is gewijzigd of opvattingen van de cliënt veranderd zijn. Als de cliënt niet meer zelf kan beslissen, dan zullen de partner, kinderen of andere naasten samen met de arts en andere zorg-

3

verleners afspraken maken. We gaan dan steeds uit van wat de cliënt besloten zou hebben als hij de beslissing zelf nog had kunnen nemen.

3. Wilsverklaringen (behandelen/niet behandelen)Een wilsverklaring is een geschreven document, waarin de persoon-lijke wensen zijn verwoord voor het moment, waarop men zelf wils-onbekwaam is geworden. Het document is door de opsteller zelf ondertekend. Als een cliënt zo’n verklaring heeft opgesteld, is het belangrijk, dat familie en de behandelaar hiervan op de hoogte zijn. Het is echter ook van belang, dat de verwachtingen (wensen en grenzen) van de familie bekend zijn bij de cliënt en Dignis. Dit voorkomt, dat er beslui-ten genomen worden in acute situaties, die de cliënt misschien zelf niet had gewild.

Er zijn twee vormen van een wilsverklaring.In een negatieve wilsverklaring wordt aangegeven in bepaalde om- standigheden af te willen zien van behandeling, een zogenaamd be- handelverbod. De arts moet een behandelverbod respecteren, tenzij er bijzondere redenen zijn om daarvan af te wijken.In een positieve wilsverklaring wordt in bepaalde omstandigheden om een specifieke (be)handeling gevraagd. De arts kan besluiten op grond van professioneel oordeel of gewetensbezwaren die handeling niet uit te voeren. In dit geval kan een tweede arts geraadpleegd worden.De formulering van de verklaring moet zo zijn, dat er geen twijfels kunnen bestaan over iemands wensen.

4. Wils(on)bekwaamheid en vertegenwoordigerIemand wordt als wilsonbekwaam beschouwd als hij informatie voor een beslissing niet begrijpt en daardoor de gevolgen van die beslis-sing niet kan beoordelen. Er is lang niet altijd sprake van een volle-dige wilsonbekwaamheid. Als een cliënt niet meer wilsbekwaam is

4

dan wordt overlegd met de wettelijke vertegenwoordiger. Hij beslist samen met de arts over de behandeling in die specifieke situatie. Uitgangspunt bij de belangenbehartiging is wat de cliënt zou willen en zou aangeven, als hij nog wilsbekwaam was.

5. Kunstmatige vocht- en voedingstoedieningEten en drinken zijn een noodzakelijke levensbehoefte, maar het kunstmatig toedienen van vocht en voeding kan in bepaalde situaties meer nadelen dan voordelen hebben voor de cliënt. We zullen altijd vocht en voeding blijven aanbieden zolang de cliënt dit nog tot zich kan en wil nemen. Hij maakt zijn eigen keuze als hij hiertoe bekwaam is. Bij cliënten die wilsonbekwaam zijn, ligt de zaak ingewikkelder. In die situatie kan de arts op grond van zijn ervaring inschatten wat het effect zou zijn van het kunstmatig toedienen van vocht en/of voeding. De arts zal dit bespreken met de vertegenwoordiger.Kunstmatig toedienen van vocht en voeding gebeurt meestal via een maagsonde of een onderhuids infuus (hypodermoclyse). Dit gebeurt, wanneer de cliënt dat wenst en wanneer naar medisch inzicht verwacht kan worden dat betrokkene weer zal opknappen. Het is dus bedoeld ter overbrugging van een ziekteperiode. Bij chronische ziek-ten is een (blijvende) sonde een mogelijkheid als er bijvoorbeeld slik-problemen zijn ten gevolge van ziekte. Daarbij zijn de vooruitzichten voor kwaliteit van leven verder goed.

Is herstel niet meer te verwachten (of: als de achteruitgang onomkeerbaar is), dan zullen wij in nauw overleg met alle betrokkenen de cliënt geen sonde of onderhuids infuus geven. Tenzij er een duidelijke reden is om dit wel te doen. Alle aandacht gaat dan naar een goede verzorging. Dit speelt bijvoorbeeld in het eindstadium van een dementie waarbij ten gevolge van geleidelijke achteruitgang van de algehele situatie slikproblemen kunnen ontstaan. In alle situaties en ongeacht de uitkomst van overleg blijft de arts eindverantwoordelijk.

5

6. ZiekenhuisopnameVooral bij mensen met dementie is ons advies om terughoudend te zijn met ziekenhuisopname. Voor hen kan verandering van omgeving een bedreigende situatie zijn. Wij hebben veel middelen om cliënten zo goed mogelijk te verzorgen en te behandelen in hun eigen omge-ving. Als ziekenhuisopname toch noodzakelijk is, wordt dit altijd in overleg met de arts, cliënt en zijn vertegenwoordiger geregeld.

7. ReanimatieDe cliënt en zijn vertegenwoordiger spreken met de arts af wat er moet gebeuren ten aanzien van reanimatie. We praten vooral met elkaar over de kansen op (behoud van) kwaliteit van leven na de reanimatie. U komt dan samen tot een reanimatiebesluit, dat past bij uw levensdoelen en gezondheidssituatie. Dit besluit leggen we vast in het zorgdossier (ECD). Rond het levenseinde kunnen we u dan de (medische) zorg bieden die op uw wensen is afgestemd. Als verandering in uw situatie daarvoor aanleiding geeft, zullen we het reanimatiebesluit zonodig opnieuw met elkaar bespreken.

Diverse belangenverenigingen¹ hebben een richtlijn over reanimatie bij kwetsbare ouderen opgesteld. Over het algemeen geldt, dat ouderen – als zij verschillende aandoeningen tegelijk hebben – een kleine kans hebben op overleving na reanimatie. Als ze het wel over-leven, verslechtert daarna meestal de lichamelijke en geestelijke ge- zondheid. Hierdoor neemt de kwaliteit van leven af. De arts kan u realistische informatie geven over de kans op een succesvolle reani-matie, gebaseerd op uw medische voorgeschiedenis en gezondheids-situatie. Als hij denkt dat reanimatie zinloos is, zal hij dat met u be- spreken.

Een wel-reanimatiebesluit geldt voor ouderen die wel gereanimeerd willen worden én een redelijke kans hebben op overleving zonder

1 Zoals Verenso, NHG en V&VN

6

schade. Bij zo’n besluit wordt reanimatie opgestart na een hartstil-stand. Op de afdeling wordt op verschillende manieren kenbaar ge- maakt, met wie een wel-reanimatiebesluit is afgesproken.

Een niet-reanimatiebesluit geldt voor ouderen, die er zelf voor kiezen niet gereanimeerd te willen worden òf als de behandelaar verwacht dat reanimatie zinloos is. De arts neemt alleen een niet-reanimeerbe-sluit als hij verwacht dat er zeer weinig kans is dat iemand de reani-matie overleeft en deze bij overleving een grote kans heeft op ernstige restklachten. Bij een niet-reanimatiebesluit wordt alle medische zorg geboden, die mogelijk, nodig en afgesproken is.

Als in het ECD is opgenomen, dat er wel gereanimeerd wordt bij een acute hartstilstand, zal de reanimatie met de EHBO kennis en vaardig-heden bij het dan aanwezige personeel zo goed mogelijk worden uit-gevoerd. Er is altijd een BHV’er aanwezig die kan reanimeren.

Op de revalidatieafdelingen waar cliënten verblijven die in principe weer naar een thuissituatie terugkeren, komt het vaker voor dat mensen een wel-reanimeerverklaring hebben. Daar zijn dan ook meer medewerkers aanwezig die getraind zijn in reanimatie.

Meer informatie vindt u op www.thuisarts.nl en www.verenso.nl

8. Palliatieve sedatiePalliatieve sedatie is het verlagen van het bewustzijn in de laatste levensfase door toedienen van medicijnen. Palliatieve sedatie kan toegepast worden als klachten in deze fase niet goed op een andere manier te behandelen zijn. Iemand heeft dan minder last van onaan-gename verschijnselen. Dat kunnen psychische problemen zijn als angst en onrust, maar ook lichamelijke problemen als misselijkheid, braken, pijn of benauwdheid. Sedatie is op verschillende niveaus mogelijk: van lichte tempering van angst tot en met een diepe slaap. De palliatieve sedatie kan tijdelijk zijn of tot aan het moment van

7

overlijden. Het is niet de bedoeling de dood te bespoedigen of uit te stellen. Er is dan ook geen sprake van euthanasie.

De cliënt, zijn vertegenwoordiger en de arts bespreken in onderling overleg de mogelijkheid om over te gaan tot palliatieve sedatie. Het uiteindelijke besluit is de verantwoordelijkheid van de arts.

9. EuthanasieEuthanasie is actieve levensbeëindiging op uitdrukkelijk, welover-wogen verzoek van de cliënt zelf. Euthanasie is alleen van toepassing op wilsbekwame cliënten. Ook dan is het omgaan met een verzoek tot euthanasie gebonden aan een uiterst zorgvuldige procedure. Bij Dignis mogen cliënten op een waardige wijze sterven. Wij hebben als uitgangspunt dat euthanasie als uiterste middel mogelijk is, mits voldaan wordt aan alle wettelijke voorwaarden. Een verzoek tot euthanasie nemen we serieus en kunt u altijd met uw behandelend arts bespreken.

Voor alle duidelijkheid, de volgende zaken zijn geen vorm van euthanasie: • ‘versterven’ (het niet meer eten en drinken, omdat de persoon in

de stervensfase is gekomen)• versneld overlijden door afzien van een door de arts zinloos

geachte behandeling• overlijden door afzien van een door de cliënt geweigerde

behandeling• geven van morfine of andere geneesmiddelen ter bestrijding van

pijn, benauwdheid of andere klachten.

Dit soort zaken kunnen dus wel bij cliënten met wilsonbekwaamheid aan de orde komen.

8

Tot slot Naast het medisch beleid zijn er rond het levenseinde ook levensbe-schouwelijke en zingevingvraagstukken aan de orde. De mening en wensen van de cliënt en zijn vertegenwoordiger horen wij graag. De bespreking van het zorgleefplan is een geschikt moment om hierover te praten, maar er zijn ook andere gelegenheden. Heeft u vragen over deze onderwerpen of wilt u graag een gesprek, neem dan contact op met de EVV’er of de arts.

DignisDienst Behandeling en AdviesPostbus 80899702 KB Groningentelefoon 088 114 65 65e-mail [email protected]

Uitgave | Afdeling Communicatie & MarketingD 0015 / 08-2014

Uitgave | Afdeling Communicatie & MarketingD 0018 / 07-2016