Zilver uit Batavia

16
ZILVER UIT BATAVIA Silver from Batavia

description

 

Transcript of Zilver uit Batavia

Page 1: Zilver uit Batavia

ZILVERUITBATAVIA

Silver from Batavia

Silver from B

atavia

Zilver uit BataviaDe vele VOC-ambtenaren die zich in de loop van de zeventiende en acht tiendeeeuw in Batavia vestigden, ontwikkelden een verfijnde wooncultuur waarinOost en West samen kwamen. Exemplarisch hiervoor is het gebruiks- engedachteniszilver dat een grote variëteit aan vormen en versieringsmotievenlaat zien. Tot het gebruikszilver behoren typisch westerse objecten alsdienbladen, inktstellen en zout vaten, terwijl kwispedoors, sirihbladhoudersen sirihkistjes karakteristiek zijn voor het inlandse gebruik. Een aparte categorievormen de gedachtenisborden met hun fraai gegraveerde teksten die hetoverlijden herdenken van burgers uit Batavia.Hoewel veel zilver uit Batavia in de loop van de tijd verloren is gegaan, bezithet Gemeentemuseum Den Haag de grootste verzameling ter wereld. Aan dehand van deze collectie schrijft deze publicatie de geschiedenis van een van demeest representatieve uitingen van de wooncultuur in Batavia.

Silver from BataviaOver the seventeenth and eighteen centuries, Batavia (now Jakarta) was hometo many employees of the Dutch East India Company. The luxurious lifestyle they developed was a blend of East and West. It is exemplified by their domesticand commemorative silver, which displays a wide range of forms and decorativemotifs. Everyday objects include not only typically occidental utensils like trays,inkstands and salt cellars, but also distinctively oriental ones like cuspidors, betelleaf holders and betel boxes. The memorial salvers with beautifully engravedinscriptions commemorating the deaths of citizens of Batavia are a category apart. Much Batavian silver has been lost over time but the Gemeente museum Den Haagpossesses the world’s greatest collection of surviving items. This book draws onthat collection to write the history of one of the most characteristic expressionsof the domestic culture of Batavia.

ZILVER UIT BATAVIA

120058_Cover_WBooks 02-04-12 11:28 Pagina 1

Page 2: Zilver uit Batavia
Page 3: Zilver uit Batavia

Zilver uit BataviaSilver from Batavia

Titus M. Eliëns

Gemeentemuseum Den Haag

Fotografie | PhotographyErik & Petra Hesmerg

Page 4: Zilver uit Batavia

Preface

ISilver from Batavia

A growing artisan class

‘Custwerck’: the earliest silver

Silver tableware

Areca nut containers and betel boxes

Commemorative silver

Assaying, assay marks and assay masters

IIThe silversmiths and their work

AnnexesNotes

BibliographyIndex

Woord vooraf

IZilver uit Batavia

Een groeiende klasse ambachtslieden

‘Custwerck’: het vroegste zilver

Zilver voor op tafel

Pinangdoosjes en sirihkistjes

Gedachteniszilver

Keuren, keurmerken en keurmeesters

IIDe zilversmeden en hun werk

BijlagenNotenLiteratuurlijst Register

5

7

11

12

18

26

31

47

53

169175178180

Page 5: Zilver uit Batavia

5

Preface

In 2010 the Gemeentemuseum Den Haag was delight-ed to receive a donation of over twenty pieces of VOCsilver from the estate of architect C.J. Wagenaar (1929-2008). Wagenaar had expressed the ardent wish thathis fine collection of colonial silver should eventuallybe added to the prestigious collection of the Gemeen-temuseum Den Haag, a wish that was faithfully fulfilledby his widow, Mrs H. Wagenaar-Hofman.Wagenaar’s idea of adding his lovingly constructed col-lection to that of the Gemeentemuseum Den Haag ishardly surprising. After all, the museum possesses theworld’s best and largest public collection of silver fromBatavia. Its basis was laid in the early 1970s when thecurator of the time, S.M. Voskuil-Groenewegen visitedSingapore and Indonesia and purchased a number ofpieces of colonial silver, including an impressive ewerand basin set. (see ill. 82-83) Over the years, Voskuilsystematically built up the collection and it was pre-sented for the first time in its entirety in the exhibitionentitled Zilver uit de periode van de Verenigde Oostindis-che Compagnie (‘Silver from the Period of the DutchEast India Company’) that marked her departure in1983.1

After Voskuil’s departure, the collection continued toexpand, the most important acquisition being the pur-chase of J.H.J. Leeuwrik’s collection in 1998. Thisbrought the number of items in the museum’s collec-tion of VOC silver up to around one hundred. Leeuwrikpossessed an extensive knowledge of the subject, aswitness a number of articles of great interest. However,by the late ’90s both he and Voskuil had reached anadvanced age. To prevent the loss of their combinedknowledge on their eventual deaths, a book enshriningit and entitled Zilver uit de tijd van de Verenigde Oost-indische Compagnie (‘Silver from the Time of the DutchEast India Company’) was published to accompany anew exhibition of the same name in 1998/99.2

Although the purchase of the Leeuwrik collection hadensured that the Gemeentemuseum’s holdings of VOCsilver were representative of its entire history, interest-ing items continued to be added to the collection. Oneexample is the silver offertory box acquired with finan-cial support from a private collector in 2010 (see ill. 46),the same year in which the museum received theWagenaar collection.

In 2010 werd het Gemeentemuseum Den Haag verblijd met de schenking van een fraaie collectie van ruim twintig stukken VOC-zilver, bijeengebracht door de architect C.J. Wagenaar (1929-2008). Het was devurige wens van Wagenaar dat zijn verzameling koloniaal zilver na zijndood aan de prestigieuze collectie VOC-zilver van het Gemeente -museum Den Haag zou worden toegevoegd. Een wens die dankzij de loyale medewerking van zijn echtgenote H. Wagenaar-Hofman invervulling is gegaan.De idee van Wagenaar om zijn met liefde opgebouwde verzameling aandie van het Gemeentemuseum Den Haag toe te voegen, zal niemandverbazen. Het museum bezit immers zowel in kwantiteit als kwaliteitde omvangrijkste museale collectie zilver uit Batavia ter wereld. De basis hiervan werd in het begin van de jaren zeventig van de vorigeeeuw gelegd toen toenmalig conservator S.M. Voskuil-Groenewegen inSingapore en Indonesië een aantal koloniale stukken kocht waarondereen indrukwekkend lampetstel. (zie afb. 82-83) In de loop van de jarenwerd de collectie door Voskuil systematisch uitgebreid en voor het eerstin haar totaliteit gepresenteerd in de tentoonstelling Zilver uit de periodevan de Verenigde Oostindische Compagnie die in 1983 haar afscheid mar-keerde.1

Ook na het vertrek van Voskuil bleef de verzameling groeien met alsbelangrijkste aanwinst de collectie van J.H.J. Leeuwrik die in 1998 konworden aangekocht. Dankzij deze verwerving telde de verzamelingVOC-zilver op dat moment rond de honderd items. De verzamelaarLeeuwrik beschikte over een grote kennis waarvan een aantal belang-wekkende artikelen getuigt. Omdat zowel hij als Voskuil eind jarennegentig al een vergevorderde leeftijd hadden bereikt en wij niet wildendat al hun kennis met hun overlijden verloren zou gaan, werd deze vast-gelegd in de publicatie Zilver uit de tijd van de Verenigde OostindischeCompagnie die verscheen bij de gelijknamige tentoonstelling in1998/99.2

Hoewel de collectie van het Gemeentemuseum dankzij de aankoop vande verzameling Leeuwrik een representatief beeld gaf te zien van degeschiedenis van VOC-zilver, werden ook na 1998 interessante itemsaan de collectie toegevoegd. Een voorbeeld hiervan is de zilveren collecte-bus die met financiële steun van een particuliere verzamelaar in 2010werd verworven. (zie afb. 46) In datzelfde jaar viel ons ook de collectieWagenaar ten deel.Deze prachtige aanwinst, het feit dat sinds de publicatie van 1998 onzekennis over VOC-zilver is toegenomen én het gegeven dat een Engels -talige publicatie over dit onderwerp node wordt gemist, vormen de

WOORD VOORAF

Page 6: Zilver uit Batavia

6

That splendid acquisition, new knowledge of VOC silver accumulated since the 1998 publication and theabsence of any book on the subject in English havetogether prompted the publication of the book youhave before you, Silver from Batavia. The volume isdedicated to C.J. Wagenaar, J.H.J. Leeuwrik and S.M.Voskuil-Groenewegen, thanks to whose combinedefforts the Gemeentemuseum now possesses itsunique collection of VOC silver.

In this volume, Titus M. Eliëns, the museum’s head ofcollections, builds on the expertise of Leeuwrik andVoskuil and casts new light on the subject. The daz-zling photographs are by Erik and Petra Hesmerg, whileGert Jan Slagter is responsible for the excellent layoutof the text and illustrations.

Issued in collaboration with WBooks, this publicationis the first in a series of bilingual books on the decora-tive arts collections of the Gemeentemuseum. The English translation of the Dutch texts is in thetrusty hands of Janey Tucker. The publication of theseries has been made possible to some extent by finan-cial support from Ernst Nijkerk, himself a passionatecollector of Hague silver, and we are extremely gratefulto him for his assistance in this respect.

Benno Tempel,Director

aanleiding voor de uitgave Zilver uit Batavia. De publicatie is opgedragenaan ir. C.J. Wagenaar, J.H.J. Leeuwrik en S.M. Voskuil-Groenewegen aan wie de unieke collectie van het Gemeentemuseum is te danken.

Voortbouwend op de kennis van Leeuwrik en Voskuil heeft Titus M. Eliëns, hoofd collecties, het onderwerp voor een nieuw voetlicht gebracht. Voor de zowel letterlijk als figuurlijk glanzende vastlegging van de stukken stonden Erik en Petra Hesmerg garant, terwijl Gert Jan Slagter tekst en beeld in een fraaie vorm heeft weten te gieten.

Deze uitgave, in samenwerking van WBooks, is de eerste in een reeksdie is gewijd aan de deelcollecties kunstnijverheid van het Gemeente-museum die tweetalig wordt uitgebracht. De Engelse vertaling van dezeuitgaven ligt in de vertrouwde handen van Janey Tucker. De uitgave vande reeks wordt mede mogelijk gemaakt door de financiële steun vanErnst Nijkerk, zelf een hartstochtelijk verzamelaar van Haags zilver, die wij hiervoor veel dank verschuldigd zijn.

Benno Tempel,Directeur

Page 7: Zilver uit Batavia

Silver from Batavia

Zilver uit Batavia

I

Page 8: Zilver uit Batavia
Page 9: Zilver uit Batavia

9

Silver from Batavia

The 1998 publication Zilver uit de tijd van de VerenigdeOostindische Compagnie (‘Silver from the Time of theDutch East India Company’) defined VOC silver as sil-ver objects produced in the late seventeenth centuryand throughout the eighteenth century by Europeansilversmiths working in Batavia (present-day Jakarta)and Ceylon (present-day Sri Lanka).3 In the presentpublication, however, we deliberately avoid the termVOC silver and speak instead of ‘silver from Batavia’. By this we mean silver objects made in Batavia in theseventeenth and more particularly the eighteenth cen-tury by European silversmiths and their generallyindigenous employees. Research in probate inventoriesreveals that the Dutch community in and aroundBatavia used both silverware brought from the Nether-lands and silver produced in the artisan quarter ofBatavia. The inventories also list objects made of goldwire or filigree, which were apparently produced main-ly by Chinese silversmiths and are therefore beyondthe scope of this publication.It is not always easy to determine whether or not sur-viving items were made in Batavia because pieces werenot invariably punched with the town mark and anattribution on stylistic grounds is not always conclu-sive. After all, the silver was produced by European sil-versmiths employing indigenous craftsmen, either asslaves or as free citizens, and there were also native sil-versmiths running their own businesses. The indige-nous smiths employed a stylistic repertoire that theyhad acquired in their places of origin – primarily theCoromandel Coast (the southeast coast of India) andCeylon – and applied it to objects of basically Europeandesign. The result is the mix of oriental decorativemotifs and occidental forms that is so typical of silverfrom Batavia. In addition, there are distinctively orien-tal objects, like the contents of betel boxes, whichexhibit western stylistic features and sometimes evenhark back to western forms. (see ill. 8-10) For all thesereasons, it is sometimes difficult to say whether or notan object was made in Batavia. This is why, in case ofdoubt, for example where the object does not bear thetown mark of Batavia (see p. 48-49), the CoromandelCoast is also named as a possible place of manufacture.

In de publicatie Zilver uit de tijd van de Verenigde Oostindische Compagniedie in 1998 het licht zag, worden onder VOC-zilver die zilveren voor-werpen verstaan die in de late zeventiende eeuw en gedurende de achttiende eeuw in Batavia en op Ceylon (het huidige Sri Lanka) zijnvervaardigd door daar werkzame Europese zilversmeden.3 In dezepublicatie hanteren wij bewust niet de kwalificatie VOC-zilver, maarspreken we over ‘zilver uit Batavia’. Daarmee bedoelen we het zilver datin de zeventiende maar vooral de achttiende eeuw in Batavia is gemaaktdoor Europese zilversmeden en hun veelal inheemse werknemers. Uit het onderzoek in boedelbeschrijvingen naar het zilver dat door deHollandse gemeenschap in en rondom Batavia werd gebruikt, komt hetbeeld naar voren dat het enerzijds zilveren voorwerpen uit het vader-land betreft, anderzijds zilverwerk dat in het Ambachtskwartier vanBatavia is vervaardigd. Daarnaast treffen we voorwerpen aan van goud-draad of filigraan die vooral door Chinese zilversmeden lijken te zijngemaakt en om die reden buiten ons aandachtsgebied vallen.Het al dan niet toeschrijven van het bewaard gebleven zilver aan Bataviais geen eenduidige zaak omdat niet in alle gevallen het stadskeur vanBatavia is aangebracht en een toeschrijving op grond van stilistischekenmerken niet altijd even betrouwbaar is. Het zilver is immers ver-vaardigd door Europese zilversmeden die, al dan niet als slaaf, inheemseambachtslui in dienst hadden, terwijl er ook inlandse zilversmedenwerkzaam waren die een eigen werkplaats hadden. Al deze inheemsesmeden borduurden voort op het stijlrepertoire dat zij in de streek vanhun herkomst, vooral de Coromandelkust (de zuidoostkust van India)en Ceylon, hadden aangeleerd en pasten dit toe op voorwerpen die quavormgeving Europees waren. Hieruit is een mengvorm van oosterseversieringsmotieven en westerse vormen ontstaan die zo karakteristiekis voor het zilver uit Batavia. Daarnaast zien we typisch oosterse vormenzoals de onderdelen van sirihkistjes die westerse stijlelementen ver -tonen en soms zelfs in hun verschijningsvorm op westerse voorbeeldenteruggrijpen. (zie afb. 8-10) Om al deze redenen is het soms moeilijk te zeggen of een voorwerp al dan niet in Batavia is vervaardigd. Vandaardat in de gevallen waarin het minder evident is, bijvoorbeeld omdat het voorwerp niet is voorzien van het stadskeur van Batavia (zie p. 48-49), ook de Coromandelkust als mogelijke plaats van vervaardigingwordt vermeld.

ZILVER UIT BATAVIA1Drietal plooischotels, Batavia, circa 1650-1668

Three lobed dishes, Batavia, circa 1650-1668

Page 10: Zilver uit Batavia
Page 11: Zilver uit Batavia

11

a g row in g art i s an cl a s s

The conquest of Jayakarta on 30 May 1619 gave theVOC a central, strategically located trading post inAsia. Over the years, a Dutch-style fortified garrisontown was built on the ruins of the flattened settlement.The name of the place was changed to Batavia and ahighly distinctive domestic culture developed there. Inthe early years, of course, living conditions were rudi-mentary but from the second half of the seventeenthcentury the expansion of the Dutch communitybrought with it a demand for greater refinement. Thiswas satisfied by the various craftsmen who operatedsmall businesses in the artisan quarter. These includedgold and silversmiths. Because of the shortage ofDutch craftsmen, especially in the period immediatelyfollowing the founding of Batavia, the communitymade use of Asian silversmiths, mainly from Ceylonand India, where there was a rich tradition of crafts-manship, not only in silver, but also in ivory and wood.The skills of some of these Asian silversmiths musthave been impressive, to judge by the report writtenfor his successor by Adriaan Moens, governor anddirector of Malabar, Kanara and Vengurla from 1770 to1781.4 Discussing the various ‘heathen’ communities ofMalabar (the southwest coast of India), he refers to thesilversmiths of the region as a separate caste, known asthe Sonar.5 Some of them, he says, are ‘so experiencedthat they can already imitate European work prettywell, both in general appearance and in detail’. Becausethey are allowed to marry only members of their owncaste, there are a lot of them. The gold and silver theyuse is supplied by their clients because they are toopoor to purchase it themselves. Their tools are so sim-ple that ‘a silversmith [can] always (…) take [them]with him wherever he goes, right down to his bellows’.Demand for native silversmiths received a furtherboost in 1657, when the VOC issued an ordinance pro-hibiting the importation of objects except with thecompany’s express permission – a measure explicitlydesigned to stimulate the local economy.Since these silversmiths tended to be slaves workingunder the names of their European masters, we knowlittle or nothing about their identity. The slaves listed in1780 in the probate inventory of silversmith HendrikRennebaum’s possessions are an exception to therule.6 ‘Boss silversmith’ was October van Boegis, whileJanuary van Bengalen and ‘a boy’ called Julij van Soem-bawa were both employed by Rennebaum as silver-

Een groeiende klasse ambachtslieden

Met de verovering van Jakatra op 30 mei 1619 beschikte de VOC overeen strategische en centrale handelspost in Azië. Op de ruïnes van deverwoeste stad, waarvan de naam tot Batavia werd omgedoopt, verreesin de loop van de jaren een naar Hollands voorbeeld gemodelleerde ves-tigingsstad waar zich een geheel eigen wooncultuur ontwikkelde. Uiteraard was deze in de beginjaren van een grote eenvoud, maar vanafde tweede helft van de zeventiende eeuw nam met de groei van de Hol-landse gemeenschap de behoefte aan meer geciviliseerde leefomstandig-heden toe. Hieraan werd voldaan door de werklieden die in het zogehe-ten Ambachtskwartier waren gevestigd waar de verschillendeambachtslui hun eigen ateliers ofwel ambachtswinkels hadden. Tot henbehoorden uiteraard ook de goud- en zilversmeden. Omdat zeker in deeerste jaren na de stichting van Batavia Hollandse werkkrachten beperktvoor handen waren, werd gebruikt gemaakt van zilversmeden die voor-al afkomstig waren van Ceylon en uit India, waar een rijke traditiebestond op het gebied van het bewerken van zilver, maar ook van ivooren hout.Hoe kundig deze zilversmeden soms waren, blijkt uit het ambtelijkebericht dat Adriaan Moens, van 1770-1781 gouverneur en directeur vanMalabar, Kanara en Vengurla, aan zijn opvolger naliet.4 Wanneer hij deverschillende ‘heidense’ bevolkingsgroepen van Malabar (de zuidwest-kust van India) bespreekt, noemt hij als aparte kaste de zilversmeden, dezogeheten Sonar.5 Sommigen van hen zijn ‘zo wel ervaaren, dat ze hetwerk der Europeezen al vrij wel kunnen namaaken, zoo in ’t groot als in’t klijn’. Omdat zij alleen binnen hun eigen kaste mogen trouwen, ishun aantal groot. Het goud en zilver dat zij bewerken, krijgen zij vanhun opdrachtgevers aangezien zij te arm zijn om het zelf te kunnenbetalen. Hun gereedschap is zo eenvoudig dat ‘een zilversmit [het]altoos (…) met zig [mee kan] draagen waar hij wild, tot zijn blaasbalgjeinclusive’.De vraag naar inheemse zilversmeden kreeg een nog sterkere impulstoen in 1657 door de VOC de verordening werd uitgevaardigd dat alleenmet haar toestemming voorwerpen van elders mochten worden betrok-ken. Een maatregel, die er nadrukkelijk op was gericht de lokale nijver-heid te stimuleren.Omdat deze zilversmeden meestal als slaaf het werk onder de naam vanhun Europese meesters uitvoerden, zijn wij nauwelijks geïnformeerdover hun identiteit. Een uitzondering hierop vormen de lijfeigenen diein 1780 deel uitmaakten van de boedelbeschrijving van zilversmid

2Detail plooischotel, Batavia, circa 1650-1668

Detail of lobed dish, Batavia, circa 1650-1668

Page 12: Zilver uit Batavia

12

smiths. Their surnames suggest that two of theseslaves were Indonesian, while January came from Ben-gal, in India.However, not all native silversmiths were slaves; somewere ‘free citizens’ (i.e. citizens who were neither slavesnor VOC functionaries). Batavia seems to have been anattractive option for them, to judge by the ban on emi-gration that Cornelis Speelman (1628-1684), governorof the Coromandel Coast, imposed on certain gold-smiths in 1663 on the grounds that there were enoughsilversmiths already working in Batavia.7 The followingstatistics give some impression of the number of immi-grant silversmiths working in Batavia. Of the total of340 male burghers (free citizens) resident in the townin 1674, 11 were working as gold or silversmiths (andmay, of course, have been assisted by slaves) and six asdiamond cutters. In 1781, the number of silversmithswas virtually double this figure. If we relate these fig-ures to the no fewer than 24 Indian silversmiths basedin Batavia in 1744, the latter group seems to be clearlyin the majority. Three years later, these ‘24 Moorish sil-versmiths’ were forced to move their workshops tomake way for the construction of the new Lutheranchurch, together with taverns and shops.8

‘ cu s t w erck ’ : t he e ar l ie s t s ilv er

Not surprisingly, the cultural backgrounds of thesenative craftsmen affected the objects they made fortheir masters. This fact accounts for the oriental stylis-tic influences that pervade early silver from Batavia.The point is well illustrated by the lobed dishes withtheir beautifully decorated, relief floral borders. (ill. 1)Although these pieces hark back to the exuberant, nat-uralistic style of floral decoration that was so character-istic of the decorative arts in the Netherlands itself, thesilversmiths in Batavia produced their own distinctiveversion of that style.9 In the East, the flowers are repre-sented in lower relief than on similar objects in Hol-land. Apart from by the exceptionally high curvature ofthe lobes, the three-dimensional effect is achieved bydepicting the petals in profile and the centre of theflower as if seen from the front. This explains the typi-cal cross-hatching on the heart of the flower, which isskewed at a rather unnatural angle in relation to thepetals. (ill. 2) The same style of decoration was used bythe furniture-makers of Batavia in the pieces they pro-duced, usually in ebony.10 The lobes with their floraldecoration are punctuated by cherub’s heads, fear-

Hendrik Rennebaum.6 ‘Baas silversmit’ was October van Boegis, terwijlJanuary van Bengalen en ‘een jonge’ Julij van Soembawa als zilversmidbij Rennebaum werkzaam waren. Zoals hun achternamen aangeven,waren twee slaven uit Indonesië afkomstig, terwijl January uit hetIndiase Bengalen kwam.Afgezien van deze zilversmeden die hun beroep als slaaf uitoefenden,werkten sommigen van hen ook als vrijburgers. Batavia was voor heneen aantrekkelijke optie, zo we mogen afgaan op het uitreisverbod datCornelis Speelman (1628-1684), gouverneur van de Coromandelkust, in1663 aan enige goudsmeden oplegde omdat er op dat moment voldoen-de zilversmeden in Batavia werkzaam waren.7 Hoe groot de groep uit-heemse zilversmeden in Batavia was, illustreren de volgende cijfers. In 1674 waren er van de totaal 340 mannelijke poorters 11 als goud- enzilversmid werkzaam, waartoe we uiteraard niet hun slaven meereke-nen, en 6 als diamantslijper. In 1781 bedroeg het aantal zilversmedennagenoeg het dubbele. Relateren we deze aantallen aan de maar liefst 24 Indiase zilversmeden die in 1744 in Batavia waren gevestigd, dan lijktdeze laatste groep duidelijk de overhand te hebben gehad. Drie jaar laterwerden deze ‘24 Moorsche zilversmeden’ gedwongen te verhuizen,omdat op de plaats waar zij hun nering uitoefenden de nieuwe Luthersekerk verrees met kroegen en winkeltjes.8

‘Custwerck’: het vroegste zilver

Het spreekt voor zich dat de culturele achtergrond van al deze inheemseambachtslieden ook zijn sporen naliet in het werk dat zij in opdrachtvan hun meesters maakten. Dit verklaart dan ook de oosterse stijlin-vloeden die het vroege zilver uit Batavia karakteriseren.Illustratief hiervoor zijn de lobbenschotels met hun fraai gedecoreerde,plastische bloemenranden. (afb. 1) Hoewel de oorsprong van deze scho-tels teruggrijpt op de uitbundige, naturalistische bloemstijl die zo type-rend is voor de kunstnijverheid in patria, hebben de zilversmeden uitBatavia er hun eigen interpretatie aan gegeven.9 In plaats van de drie -dimensionale wijze waarop de bloemen in de Hollandse kunstnijverheidwerden weergegeven, zien we dat de bloemen in de Oost meer twee -dimensionaal zijn verbeeld. Afgezien van de uitzonderlijk grote uitstul-pingen van de bollen, wordt het plastische effect in dit geval bereiktdoor de buitenkant van de bloembladeren en profil weer te geven, ter-wijl de bloemknop en face is afgebeeld. Hieraan heeft het bloemhart, datdus enigszins onnatuurlijk is gedraaid ten opzichte van de bladeren, zijnkarakteristieke, ruitvormige arceringen te danken. (afb. 2) Een zelfde

Page 13: Zilver uit Batavia

13

3Tweetal plooischotels, Batavia, circa 1650-1668

Two lobed dishes, Batavia, circa 1650-1668

4 >>Plooischotel, valse gekroonde V (het Nederlandse merk voor buiten-lands werk dat tussen 1814-1893 werd aangebracht), vals stadskeurAugsburg, vals gehalteteken en ZII (het Nederlands gehaltemerk dat sinds 1953 wordt gebruikt), Batavia/Augsburg (Duitsland), circa 1650-1700, d. 46 cm, obj.nr. 0811486

Lobed dish, false crowned V (the mark used in the Netherlandsbetween 1814 and 1893 to identify foreign workmanship), false townmark of Augsburg, false standard mark and ZII (the standard markused in the Netherlands since 1953), Batavia/Augsburg (Germany),circa 1650-1700, d. 46 cm, obj.nr. 0811486

Page 14: Zilver uit Batavia
Page 15: Zilver uit Batavia
Page 16: Zilver uit Batavia

16

some masks, palmettes or, in some cases, pieces ofelongated auricular ornamentation whose flowing ele-gance relieves the static character of the border. (ill. 3)The latter kind of decoration is reminiscent of theauricular ornamentation typical of silver produced inHolland in the first half of the seventeenth century.Because the silversmiths generally came from theCoromandel Coast, the lobed dishes are often listed as‘coast wares’ (custwerck) in probate inventories.11 Inthat of governor-general Willem van Outshoorn (1634-1720), however, the term ‘ribbed floral dish’ (geribdeblomschootel) is used.12

Since dishes of this type are virtually never marked,they must have been produced before the end of 1667,when the use of the town mark was made obligatory inBatavia (see p. 47-48) – unless, of course, they were notmade in Batavia at all, but on the Coromandel Coast forexport to Batavia. That is possible, since an instructionof 1667 lays down that silver or gold objects importedfrom forts and places governed by the VOC did nothave to be assayed in Batavia. This is why dishes of thistype are generally assumed to date from the lastdecades of the seventeenth century and to have beenmanufactured either on the Coromandel Coast or inBatavia. There is, however, an exception to the rule: asimilar lobed dish with bowl in the collection of theRijksmuseum in Amsterdam does bear assay marks.13

These suggest that the item must have been producedno earlier than 1668. Taking that dish as a benchmark, itis not implausible that the unmarked pieces were madein Batavia before 1668 – probably somewhere betweenaround 1650 and 1668 – by silversmith (possibly slaves)from the Coromandel Coast. This assumption is sup-ported by the apparently rather uncomprehending, ori-ental ‘interpretation’ of the Dutch floral border. Theincreasingly luxurious lifestyle of the growing numberof VOC functionaries in Batavia must certainly havebeen a factor encouraging the use of, and therefore thedemand for, large pieces of tableware of this kind.

A floral dish with an Augsburg plaquetteThis lobed dish with its beautifully decorated centre(ill. 4) is unique in that, while the border is ofirrefutably oriental origin, the decoration in the centrecertainly is not. It shows the Bible story of the Queenof Sheba’s visit to King Solomon. The maker of thisabsolutely European scene must be sought in the cir-cles around the Augsburg silversmith Johann AndreasThelot (1655-1734). Although the dish and plaquette

wijze van versieren werd door de Bataviase meubelmakers toegepast inde veelal ebbenhouten meubels die zij vervaardigden.10 De met bloemenversierde lobben worden van elkaar gescheiden door engelenkopjes,afschrikwekkende maskers of een palmetmotief. Ook kan er sprake zijnvan een slurfachtig kwabornament dat in een elegante beweging het sta-tische karakter van de randversiering doorbreekt. (afb. 3) Dit decoratie-principe roept associaties op met het kwabwerk dat het Hollandse zilveruit de eerste helft van de zeventiende eeuw typeert.Naar de zilversmeden die veelal afkomstig waren van de Coromandel-kust, worden de lobbenschotels in boedelbeschrijvingen vaak aangeduidals ‘custwerk’.11 In de boedelinventaris van gouverneur-generaal Willemvan Outshoorn (1634-1720) treffen we nog een andere kwalificatie aan:‘geribde blomschootel’.12

Schotels van dit type zijn nagenoeg nooit gemerkt en zouden om diereden vóór eind 1667 moeten zijn vervaardigd, het jaar waarin het mer-ken met het stadskeur van Batavia verplicht werd gesteld. (zie p. 47-48) Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn dat de schotels niet in Bataviazijn gemaakt, maar aan de Coromandelkust om in Batavia te wordenverhandeld. Zilver of goud uit ‘forten en plaetsen, onder des E. Compsgehoorsaemheyt staande’ hoefden volgens de instructie van 1667 name-lijk niet te worden gekeurd. Vandaar dat als ontstaansdatum van dittype schotels in zijn algemeenheid wordt uitgegaan van de laatstedecennia van de zeventiende eeuw, terwijl als plaats van vervaardigingde Coromandelkust of Batavia worden genoemd. In het Rijksmuseumte Amsterdam bevindt zich een lobbenschotel met kom die bij uitzon-dering wél is gemerkt.13 Als we deze schotel, die gezien de merken opzijn vroegst in 1668 kan zijn ontstaan, als ijkpunt nemen, is het nietonaannemelijk te veronderstellen dat de ongemerkte stukken vóór 1668in Batavia zijn vervaardigd door een uit de Coromandelkust afkomstige(slaaf)zilversmid, waarbij we uitgaan van een tijdspanne tussen circa1650 en 1668. Voor deze veronderstelling pleit ook de in onze ogen watonbegrepen, oosterse ‘vertaling’ van de Hollandse bloemenrand. De alwat luxueuzere levensstijl die de groeiende groep compagniesdienarener toen op na hield, zal zeker ook het gebruik van, en dus de vraag naar,deze grote schotels aan tafel met zich mee hebben gebracht.

een bloemenschotel met een augburgse pl aquet te

Tussen de ‘blomschotels’ neemt deze lobbenschotel met zijn fraai be -werkte middenstuk een bijzondere plaats in. (afb. 4) De rand is ontegen-zeggelijk van oosterse herkomst, iets dat niet gezegd kan worden van dedecoratie op het plat. We zien hier de Bijbelse voorstelling van de

5Kom op voet en twee dekselkommen,Batavia, 1700-1750, (kom) h. 21 cm, d. 36cm, (dekselkommen) h. 11 cm, d. 14 cm,obj.nrs. 0154565, 0154556 en 0154559

Tazza and two lidded bowls, Batavia,1700-1750, (tazza) h. 21 cm, d. 36 cm, (lidded bowls) h. 11 cm, d. 14 cm, obj.nrs. 0154565, 0154556 and 0154559