Zikinzá collectie: klinkend erfgoed (AD 6 mei 2010)

1
Antilliaans Dagblad Donderdag 6 mei 2010 17 Achtergrond Antilliaans Dagblad Donderdag 6 mei 2010 16 Achtergrond M et hun onder- zoek naar de wortels van de Curaçaose folk- lore vulden Brenneker en Juliana in zes jaar tijd een grote koffer met levend erfgoed: de Zikinzá-collectie. De opnames stonden vanaf 1974 onder beheer van de Stichting Zikinzá en zijn in de afgelopen decennia al door vele onderzoe- kers dankbaar gebruikt. Met de overdracht aan NAAM gaat de collectie een nieuwe levens- fase in. ,,Ik voel me vereerd en ver- antwoordelijk”, zegt NAAM-di- recteur Ieteke ‘Inchi’ Witteveen. Dankzij een financiële onder- steuning van de regeling Kultu- ra - een samenwerkingsverband van zes Nederlandse fondsen specifiek voor cultuur in de Nederlandse Antillen en Aruba - kan NAAM de opnames op een betere manier en voor een breder publiek beschikbaar stel- len. Drie taken hebben prio- riteit. In de eerste plaats wordt gewerkt aan een betere geluids- kwaliteit en duurzame conser- vering door digitalisering. De oorspronkelijke tapes zijn in het verleden al overgezet op ‘reel-to- reel’ banden en op cd gebrand. Nu worden van de opnames kwalitatief geoptimaliseerde di- gitale bestanden gemaakt. Ver- volgens wordt de collectie beter toegankelijk en doorzoekbaar door de opname in een ‘digitale bibliotheek’. Een derde taak binnen het nieuwe project is de beschrijving van de collecties. En dat is een hele klus, niet al- leen door de ijver van lokale en internationale antropologen, maar ook door de fascinerende periode waarin de opnames zijn gemaakt. ,,Een keerpunt in de geschiedenis”, aldus Witteveen. De Zikinzá-banden zijn het zin- gend en verhalend collectief ge- heugen van een samenleving die aan het verdwijnen was. In de komende periode wordt de collectie door NAAM beschre- ven en in een sociaal-historische context geplaatst, waardoor de betekenis en bruikbaarheid als ‘levend geheugen’ verder ver- groot wordt. Weinig jongeren zullen zich dit nu realiseren, maar in de tijd dat Brenneker en Juliana deze opnames maakten, was er over het algemeen weinig aandacht voor de Afro-Curaçaose cultuur. Hier kwam verandering in na de opstand van 30 mei 1969. Niet alleen in onderzoek en in culturele activiteiten, maar ook in het jongerenwerk ontstond grote belangstelling voor de cul- turele wortels van de Afro-Cura- çaose bevolking. Die aandacht was gericht op het leren kennen van de eigen geschiedenis, en het waarderen van de eigen identiteit. Zijdelings hoopte een nieuwe generatie jongerenwer- kers dat zij, door met hun gene- ratiegenoten in gesprek te gaan over hun ‘roots’, de nog steeds smeulende woede bespreekbaar konden maken en potentiële ra- dicaliteit de kop in konden drukken. Deze projecten in de jaren ‘70 waren de eerste van een reeks activiteiten waarin ac- tief gebruik gemaakt werd van de opnames van Brenneker en Juliana. Daarna vonden ook onderzoekers de weg naar het materiaal, zoals René Rosalia voor zijn proefschrift over de Tambú, en Rose Mary Allen voor haar proefschrift ‘Di ki ma- nera’ over de Afro-Curaçaose bevolking in de periode na de af- schaffing van de slavernij. Maar ook Ieteke Witteveen, Joceline Clemencia, Richenel Ansano en anderen hebben de banden ge- bruikt voor onderzoek. Brenneker en Juliana waren elk vanuit eigen motieven geïn- teresseerd in de oude Curaçaose folklore. Brenneker was ervan overtuigd dat hij voor zijn mis- siewerk inzicht moest hebben in de lokale cultuur en hierop moest aansluiten. Hij ging als priester op pad en genoot daar- bij een zekere autoriteit, terwijl Juliana zich opstelde als insider, en meer gedreven werd door persoonlijke politiek-filosofi- sche overtuigingen. Beiden ko- zen bij het onderzoek voor een voorzichtige, indirecte werkwij- ze. Zij gingen langs bij ouderen en raakten in gesprek over vroe- ger. Pas in een later stadium kwam het aantekeningenboek of de bandrecorder tevoor- schijn. Eerst werd een vertrou- wensband opgebouwd. Dat ge- beurde meestal gewoon op het bankje voor het huis, of onder een boom. Juliana maakte daar- bij rijkelijk gebruik van zijn gro- te kennis en netwerk, ging ge- moedelijk in gesprek over een gezamenlijke kennis of een ge- deelde herinnering. Anekdotes, jeugdherinneringen, rituelen en volksliedjes, zoals het ‘Zikan- zá’, werden uiteindelijk bij 267 informanten op band opgeno- men. Behalve waardering is er ook scepsis geweest over het werk van Brenneker en Juliana. Zij kregen waardering voor het feit dat zij heel veel verhalen loskre- gen en muziek konden opne- men, maar uiteindelijk waren zij niet opgeleid voor antropolo- gisch onderzoek en een kriti- sche houding zou soms ontbro- ken hebben. Kritiek was er te- vens op Brenneker, die dit als geestelijke deed, en die bijvoor- beeld in een ingezonden brief in Amigoe ‘onpriesterlijk ge- drag’ werd verweten. Volgens Rose Mary Allen is het materi- aal inderdaad zeer uitvoerig, in- formatief en bruikbaar, maar is wel een kritische houding nodig bij de analyse van het materiaal, bijvoorbeeld omdat het niet al- tijd duidelijk is of de informant sociaal wenselijke antwoorden geeft. Die kritische houding past een onderzoeker natuurlijk altijd. Ook wijst Allen op het feit dat beide interviewers als man weinig oog hadden voor meer vrouwelijke issues, zoals zwan- gerschap en geboorte. Inhoudelijk ging het Brenne- ker en Juliana om het vastleg- gen van de kennis en de wijs- heid van de oudere, rurale be- volking, die nog geïsoleerd van de stad en de oprukkende mo- dernisering op Banda’bou of Banda’riba leefden. Daarin ging volgens de onderzoekers een diepe intelligentie schuil en een grote mate van trots. Het ‘titel- nummer’ is daar een mooi voor- beeld van. Het is een werklied dat ook door oma met de klein- kinderen op schoot werd gezon- gen: ‘Karpinté ta mas ku rèi - zikinzá, zikinzá’. Oftewel: een timmerman is meer dan een ko- ning. En dan volgt de beweging en het geluid van de zaag: zikin- zá, zikinzá! Veel van de liederen en verhalen hebben te maken met het werken op het land, in de haven of visserij en met oude ambachten. Tevens is er aan- dacht voor religieuze rituelen zoals de ‘ocho dia’, het gebedsri- tueel na een overlijden. In veel gevallen worden verbanden ge- legd - door de vertellers, of later door de onderzoekers - met het slavernijverleden of met de Afri- kaanse roots. Juist daarom is het materiaal ook voor lingu- ïsten zo interessant. Niet alleen in de jaren ‘70 maar nog steeds zijn de opna- mes van grote waarde voor de kennismaking van jongeren met de Afro-Curaçaose culture- le wortels. In het onderwijs zal straks na de digitalisering nog veel beter gebruik gemaakt kun- nen worden van deze schatkist van verhalen en liedjes. ,,De hernieuwde aandacht voor dit materiaal komt voor ons op een perfect moment”, aldus Hans van der Straaten, Hoofd van het Bureau Procesmanagement Onderwijs. ,,Voor het havo/ vwo-onderwijs zijn wij bezig met een kwaliteitsslag, die on- der andere moet resulteren in een centraal schriftelijk eindexa- men voor Geschiedenis en de Kunstvakken. Juist in deze peri- ode wordt nieuw lesmateriaal ontwikkeld, waarbij we graag gebruik maken van bronnen zoals de Zikinzá-collectie. Dat maakt het onderwijs veel interessanter.” Na vijftig jaar is de collectie dus nog steeds ac- tueel, bruikbaar en springle- vend. Eind maart 2010 werd een collectie van meer dan 1400 geluidsopnamen overgedragen aan het National Archeological and Anthropological Memory Management, NAAM. De opnames werden in de jaren ‘50 en ‘60 van de vorige eeuw gemaakt door pater Paul Brenneker en Elis Juliana en bevatten liedjes, verhalen en herinneringen van oudere Curaçaoënaars. Door Margo Groenewoud Zikinzá-collectie: klinkend erfgoed Pater Paul Brenneker. Elis Juliana De overdracht van Zikinzá bij het National Archeological and Anthropological Memory Manage- ment (NAAM). Vlnr. Angel Salsbach, Elis Juliana, Ieteke ‘Inchi’ Witteveen en Etzel Provence. FOTO JEU OLIMPIO Brenneker en Juliana luisterend naar de verhalen van ouderen. COLLECTIE LUCILLE BERRY Het pand waarin het National Archeological and Anthropological Memory Management (NAAM) nu gevestigd is. FOTO’S JEU OLIMPIO Angel Salsbach heeft een belangrijke rol gespeeld in het gebruik en beheer van de collectie Zikenzá. Begin jaren ‘70 was hij de motor achter de jongerenprojecten en haalde hij Brenneker en Juliana over om het materi- aal structureel beschikbaar te stellen voor onderwijs en onderzoek. Dit werd gedaan binnen de kaders van een stichting die op 25 maart 1974 begon onder voorzit- terschap van Etzel Proven- ce. Een jaar later werd door de stichting een documen- tatiecentrum geopend in het Nationaal Archief en werd een catalogus gepubli- ceerd. Eind 2009 benader- de Angel Salsbach directeur Ieteke Witteveen met het verzoek om het materiaal over te dragen aan NAAM. Dit is op 25 maart 2010 gebeurd in aanwezigheid van de bestuursleden van Fundashon Zikinzá en van Elis Juliana zelf. Voorzijde van het blad ‘Schakels’ uit 1968. FOTO R. DEBROT Zikinzá op internet en in bibliotheek Wie geïnteresseerd is geraakt in de opnames of het onderzoek in dit artikel genoemd, kan op internet meer vinden. Enkele opnames uit de Zikinzá-collecties zijn te beluisteren op de website van Elis Juliana: www.elisjuliana.org onder ‘odio’ (audio). Het proefschrift van Rose Mary Allen is integraal ‘full text’ opge- nomen in de Narcis-database van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen: www.narcis.info en verkrijgbaar bij de boekhandel of uitgeverij (www.swpbook.com). Wie verder wil lezen kan ook terecht bij NAAM (www.naam.an), in de biblio- theek van de UNA (www.una.an) en de Biblioteka Públiko Kòrsou (www.curacaopubliclibrary.an). Angel Salsbach en Fundashon Zikinzá

Transcript of Zikinzá collectie: klinkend erfgoed (AD 6 mei 2010)

Page 1: Zikinzá collectie: klinkend erfgoed (AD 6 mei 2010)

Antilliaans Dagblad Donderdag 6 mei 2010 17

AchtergrondAntilliaans Dagblad Donderdag 6 mei 201016

Achtergrond

Met hun onder-zoek naar dewortels van deCuraçaose folk-lore vulden

Brenneker en Juliana in zes jaartijd een grote koffer met levenderfgoed: de Zikinzá-collectie. Deopnames stonden vanaf 1974onder beheer van de StichtingZikinzá en zijn in de afgelopendecennia al door vele onderzoe-kers dankbaar gebruikt. Met de overdracht aan NAAM gaatde collectie een nieuwe levens-fase in.

,,Ik voel me vereerd en ver-antwoordelijk”, zegt NAAM-di-recteur Ieteke ‘Inchi’ Witteveen.Dankzij een financiële onder-steuning van de regeling Kultu-ra - een samenwerkingsverbandvan zes Nederlandse fondsenspecifiek voor cultuur in deNederlandse Antillen en Aruba- kan NAAM de opnames opeen betere manier en voor eenbreder publiek beschikbaar stel-len. Drie taken hebben prio-

riteit. In de eerste plaats wordtgewerkt aan een betere geluids-kwaliteit en duurzame conser-vering door digitalisering. Deoorspronkelijke tapes zijn in hetverleden al overgezet op ‘reel-to-reel’ banden en op cd gebrand.Nu worden van de opnameskwalitatief geoptimaliseerde di-gitale bestanden gemaakt. Ver-volgens wordt de collectie betertoegankelijk en doorzoekbaardoor de opname in een ‘digitalebibliotheek’. Een derde taakbinnen het nieuwe project is debeschrijving van de collecties.En dat is een hele klus, niet al-leen door de ijver van lokale eninternationale antropologen,maar ook door de fascinerendeperiode waarin de opnames zijngemaakt. ,,Een keerpunt in degeschiedenis”, aldus Witteveen.De Zikinzá-banden zijn het zin-gend en verhalend collectief ge-heugen van een samenlevingdie aan het verdwijnen was. Inde komende periode wordt decollectie door NAAM beschre-

ven en in een sociaal-historischecontext geplaatst, waardoor debetekenis en bruikbaarheid als‘levend geheugen’ verder ver-groot wordt.

Weinig jongeren zullen zichdit nu realiseren, maar in de tijddat Brenneker en Juliana dezeopnames maakten, was er overhet algemeen weinig aandachtvoor de Afro-Curaçaose cultuur.Hier kwam verandering in nade opstand van 30 mei 1969.Niet alleen in onderzoek en inculturele activiteiten, maar ookin het jongerenwerk ontstondgrote belangstelling voor de cul-turele wortels van de Afro-Cura-çaose bevolking. Die aandachtwas gericht op het leren kennenvan de eigen geschiedenis, enhet waarderen van de eigenidentiteit. Zijdelings hoopte eennieuwe generatie jongerenwer-kers dat zij, door met hun gene-ratiegenoten in gesprek te gaanover hun ‘roots’, de nog steedssmeulende woede bespreekbaarkonden maken en potentiële ra-

dicaliteit de kop in kondendrukken. Deze projecten in dejaren ‘70 waren de eerste vaneen reeks activiteiten waarin ac-tief gebruik gemaakt werd vande opnames van Brenneker enJuliana. Daarna vonden ookonderzoekers de weg naar hetmateriaal, zoals René Rosaliavoor zijn proefschrift over deTambú, en Rose Mary Allenvoor haar proefschrift ‘Di ki ma-nera’ over de Afro-Curaçaosebevolking in de periode na de af-schaffing van de slavernij. Maarook Ieteke Witteveen, JocelineClemencia, Richenel Ansano enanderen hebben de banden ge-bruikt voor onderzoek.

Brenneker en Juliana warenelk vanuit eigen motieven geïn-

teresseerd in de oude Curaçaosefolklore. Brenneker was ervanovertuigd dat hij voor zijn mis-siewerk inzicht moest hebbenin de lokale cultuur en hieropmoest aansluiten. Hij ging alspriester op pad en genoot daar-bij een zekere autoriteit, terwijlJuliana zich opstelde als insider,en meer gedreven werd doorpersoonlijke politiek-filosofi-sche overtuigingen. Beiden ko-zen bij het onderzoek voor eenvoorzichtige, indirecte werkwij-ze. Zij gingen langs bij ouderenen raakten in gesprek over vroe-ger. Pas in een later stadiumkwam het aantekeningenboekof de bandrecorder tevoor-schijn. Eerst werd een vertrou-wensband opgebouwd. Dat ge-beurde meestal gewoon op hetbankje voor het huis, of ondereen boom. Juliana maakte daar-bij rijkelijk gebruik van zijn gro-te kennis en netwerk, ging ge-moedelijk in gesprek over eengezamenlijke kennis of een ge-deelde herinnering. Anekdotes,jeugdherinneringen, rituelenen volksliedjes, zoals het ‘Zikan-zá’, werden uiteindelijk bij 267informanten op band opgeno-men.

Behalve waardering is er ookscepsis geweest over het werkvan Brenneker en Juliana. Zijkregen waardering voor het feitdat zij heel veel verhalen loskre-gen en muziek konden opne-men, maar uiteindelijk warenzij niet opgeleid voor antropolo-gisch onderzoek en een kriti-sche houding zou soms ontbro-ken hebben. Kritiek was er te-vens op Brenneker, die dit alsgeestelijke deed, en die bijvoor-

beeld in een ingezonden briefin Amigoe ‘onpriesterlijk ge-drag’ werd verweten. VolgensRose Mary Allen is het materi-aal inderdaad zeer uitvoerig, in-formatief en bruikbaar, maar iswel een kritische houding nodigbij de analyse van het materiaal,bijvoorbeeld omdat het niet al-tijd duidelijk is of de informantsociaal wenselijke antwoordengeeft. Die kritische houdingpast een onderzoeker natuurlijkaltijd. Ook wijst Allen op het feitdat beide interviewers als manweinig oog hadden voor meervrouwelijke issues, zoals zwan-gerschap en geboorte.

Inhoudelijk ging het Brenne-ker en Juliana om het vastleg-gen van de kennis en de wijs-

heid van de oudere, rurale be-volking, die nog geïsoleerd vande stad en de oprukkende mo-dernisering op Banda’bou ofBanda’riba leefden. Daarin gingvolgens de onderzoekers eendiepe intelligentie schuil en eengrote mate van trots. Het ‘titel-nummer’ is daar een mooi voor-beeld van. Het is een werklieddat ook door oma met de klein-kinderen op schoot werd gezon-gen: ‘Karpinté ta mas ku rèi -zikinzá, zikinzá’. Oftewel: eentimmerman is meer dan een ko-ning. En dan volgt de bewegingen het geluid van de zaag: zikin-zá, zikinzá! Veel van de liederenen verhalen hebben te makenmet het werken op het land, inde haven of visserij en met oude

ambachten. Tevens is er aan-dacht voor religieuze rituelenzoals de ‘ocho dia’, het gebedsri-tueel na een overlijden. In veelgevallen worden verbanden ge-legd - door de vertellers, of laterdoor de onderzoekers - met hetslavernijverleden of met de Afri-kaanse roots. Juist daarom ishet materiaal ook voor lingu-ïsten zo interessant.

Niet alleen in de jaren ‘70maar nog steeds zijn de opna-mes van grote waarde voor dekennismaking van jongerenmet de Afro-Curaçaose culture-le wortels. In het onderwijs zalstraks na de digitalisering nogveel beter gebruik gemaakt kun-nen worden van deze schatkistvan verhalen en liedjes. ,,De

hernieuwde aandacht voor ditmateriaal komt voor ons op eenperfect moment”, aldus Hansvan der Straaten, Hoofd van hetBureau ProcesmanagementOnderwijs. ,,Voor het havo/vwo-onderwijs zijn wij bezigmet een kwaliteitsslag, die on-der andere moet resulteren ineen centraal schriftelijk eindexa-men voor Geschiedenis en deKunstvakken. Juist in deze peri-ode wordt nieuw lesmateriaalontwikkeld, waarbij we graaggebruik maken van bronnen zoals de Zikinzá-collectie. Datmaakt het onderwijs veel interessanter.” Na vijftig jaar is de collectie dus nog steeds ac-tueel, bruikbaar en springle-vend.

Eind maart 2010 werd een collectie vanmeer dan 1400 geluidsopnamenovergedragen aan het NationalArcheological and AnthropologicalMemory Management, NAAM. Deopnames werden in de jaren ‘50 en ‘60van de vorige eeuw gemaakt door paterPaul Brenneker en Elis Juliana enbevatten liedjes, verhalen enherinneringen van oudere Curaçaoënaars.

Door Margo Groenewoud

Zikinzá-collectie: klinkend erfgoed

Pater Paul Brenneker. Elis Juliana

De overdracht van Zikinzá bij het National Archeological and Anthropological Memory Manage-ment (NAAM). Vlnr. Angel Salsbach, Elis Juliana, Ieteke ‘Inchi’ Witteveen en Etzel Provence.

FOTO JEU OLIMPIOBrenneker en Juliana luisterend naar de verhalen van ouderen. COLLECTIE LUCILLE BERRY

Het pand waarin het National Archeological and Anthropological Memory Management (NAAM) nu gevestigd is. FOTO’S JEU OLIMPIO

Angel Salsbach heeft eenbelangrijke rol gespeeld inhet gebruik en beheer vande collectie Zikenzá. Beginjaren ‘70 was hij de motorachter de jongerenprojectenen haalde hij Brenneker enJuliana over om het materi-aal structureel beschikbaarte stellen voor onderwijs enonderzoek. Dit werd gedaanbinnen de kaders van eenstichting die op 25 maart1974 begon onder voorzit-terschap van Etzel Proven-

ce. Een jaar later werd doorde stichting een documen-tatiecentrum geopend inhet Nationaal Archief enwerd een catalogus gepubli-ceerd. Eind 2009 benader-de Angel Salsbach directeurIeteke Witteveen met hetverzoek om het materiaalover te dragen aan NAAM.Dit is op 25 maart 2010gebeurd in aanwezigheidvan de bestuursleden vanFundashon Zikinzá en vanElis Juliana zelf.

Voorzijde van het blad ‘Schakels’ uit 1968. FOTO R. DEBROT

Zikinzá opinternet en in bibliotheekWie geïnteresseerd is geraakt in deopnames of het onderzoek in ditartikel genoemd, kan op internetmeer vinden. Enkele opnames uit deZikinzá-collecties zijn te beluisterenop de website van Elis Juliana:www.elisjuliana.org onder ‘odio’(audio). Het proefschrift van RoseMary Allen is integraal ‘full text’ opge-nomen in de Narcis-database van deKoninklijke Nederlandse Academievan Wetenschappen: www.narcis.infoen verkrijgbaar bij de boekhandel ofuitgeverij (www.swpbook.com). Wieverder wil lezen kan ook terecht bijNAAM (www.naam.an), in de biblio-theek van de UNA (www.una.an) ende Biblioteka Públiko Kòrsou(www.curacaopubliclibrary.an).

Angel Salsbach en Fundashon Zikinzá