Zie ook onze uitgebreide visie op landschappelijke inpassing

10
Landschappelijke inpassing kleine windmolens in de veenkoloniën en het noordelijk zeekleigebied Piet Ziel Landschapsarchitect Bnt. 10 Maart 2015 De veenkoloniën en het noordelijk zeekleigebied zijn volgens ons Unescowaardige landschappen. Inpassing van windenergie kan de cultuurhistorie en leefbaarheid een impuls geven. Op het moment wordt windenergie geassocieerd met extreme grootschaligheid en sectorale besluitvorming die voorbij gaat aan de cultuurhistorie en leefbaarheid. Onze visie laat zien dat het tegendeel binnen handbereik ligt. Energielandschap als vijfde ontginning De veenkoloniën en het noordelijk zeekleigebied maakt een “vijfde” ontginning naar een energielandschap door. Wij zien de vijfde ontginning als een culturele daad, als een kans om de leefbaarheid te verbeteren en gewetensvol vorm te geven aan een veranderend landschap. De eerste ontginning zijn de landaanwinningen in de oude dollardinbraken en de eerste ingebruikname van het veenpakket van het voormalige boertangermoeras door boekweitculturen De tweede ontginning is die van de turfwinning voor energie met een vaarverkaveling door kanalen en wijken. De Dollardpolders zijn ontsloten door dijken en trekvaarten. De derde ontginning is voor de landbouw. Afgegraven veengebieden worden omgezet in dalgronden. Kunstmest doet zijn intrede. Ook voor de ingepolderde zeekleigronden. Een welvarend landbouwgebied ontstaat, waarbij de vaarverkaveling wordt omgezet in een asverkaveling. De vierde ontginning is die van de grootschalige ruilverkavelingen zoals de herinrichting van de Gronings Drentse veenkoloniën. Industrialisatie van de woonkernen vindt plaats, nieuwe scheepvaartkanalen en autowegen worden aangelegd en het Europese landbouwbeleid wordt toegepast met het verschijnsel van braaklegging en tijdelijke bossen. De vijfde ontginning is nu actueel. De ruimte voor energie en water neemt toe. Er zijn al veel natuurgebieden waar water wordt opgespaard, ondergronds wordt energie uit gas gewonnen en bovengronds komt de windenergie eraan. Bij die laatste ontginning/transformatie vinden wij het belangrijk voor de leefbaarheid en de identiteit van het gebied dat de voorgaande vier ontginningslagen zichtbaar blijven. De inpassing van onze kleine- windmolens kan aan die zichtbaarheid van de vijf ontginningslagen bijdragen. We laten daarvan in de bijlage principe-voorbeelden zien. Verticaal ornament Kleine windmolens zijn klein. Ze zijn ongeveer even hoog als een volwassen boom, 15 m. Ze hebben een eenvoudige stalen mast met daaraan 3 houten wieken. De wieken moeten voldoende wind kunnen vangen (zuidwestzijde) en ze moeten op enige afstand van woonbebouwing staan. Ornamenten passen bij het gebied. Vooral de tweede ontginning voor turfwinning was voor die tijd een pre-industriële ontginning met bijbehorende ornamentiek. Er ontstonden in het kielzog van de vaarverkaveling veel civieltechnische ornamenten die te maken hadden met de scheepvaart. Draaibruggen, ophaalbruggen, scheepsmasten, maar ook nutsvoorzieningen zoals architectonische

Transcript of Zie ook onze uitgebreide visie op landschappelijke inpassing

Page 1: Zie ook onze uitgebreide visie op landschappelijke inpassing

Landschappelijke inpassing kleine windmolens in de veenkoloniën en het noordelijk zeekleigebied Piet Ziel Landschapsarchitect Bnt. 10 Maart 2015 De veenkoloniën en het noordelijk zeekleigebied zijn volgens ons Unescowaardige landschappen. Inpassing van windenergie kan de cultuurhistorie en leefbaarheid een impuls geven. Op het moment wordt windenergie geassocieerd met extreme grootschaligheid en sectorale besluitvorming die voorbij gaat aan de cultuurhistorie en leefbaarheid. Onze visie laat zien dat het tegendeel binnen handbereik ligt. Energielandschap als vijfde ontginning De veenkoloniën en het noordelijk zeekleigebied maakt een “vijfde” ontginning naar een energielandschap door. Wij zien de vijfde ontginning als een culturele daad, als een kans om de leefbaarheid te verbeteren en gewetensvol vorm te geven aan een veranderend landschap. De eerste ontginning zijn de landaanwinningen in de oude dollardinbraken en de eerste ingebruikname van het veenpakket van het voormalige boertangermoeras door boekweitculturen De tweede ontginning is die van de turfwinning voor energie met een vaarverkaveling door kanalen en wijken. De Dollardpolders zijn ontsloten door dijken en trekvaarten. De derde ontginning is voor de landbouw. Afgegraven veengebieden worden omgezet in dalgronden. Kunstmest doet zijn intrede. Ook voor de ingepolderde zeekleigronden. Een welvarend landbouwgebied ontstaat, waarbij de vaarverkaveling wordt omgezet in een asverkaveling. De vierde ontginning is die van de grootschalige ruilverkavelingen zoals de herinrichting van de Gronings Drentse veenkoloniën. Industrialisatie van de woonkernen vindt plaats, nieuwe scheepvaartkanalen en autowegen worden aangelegd en het Europese landbouwbeleid wordt toegepast met het verschijnsel van braaklegging en tijdelijke bossen. De vijfde ontginning is nu actueel. De ruimte voor energie en water neemt toe. Er zijn al veel natuurgebieden waar water wordt opgespaard, ondergronds wordt energie uit gas gewonnen en bovengronds komt de windenergie eraan. Bij die laatste ontginning/transformatie vinden wij het belangrijk voor de leefbaarheid en de identiteit van het gebied dat de voorgaande vier ontginningslagen zichtbaar blijven. De inpassing van onze kleine-windmolens kan aan die zichtbaarheid van de vijf ontginningslagen bijdragen. We laten daarvan in de bijlage principe-voorbeelden zien. Verticaal ornament Kleine windmolens zijn klein. Ze zijn ongeveer even hoog als een volwassen boom, 15 m. Ze hebben een eenvoudige stalen mast met daaraan 3 houten wieken. De wieken moeten voldoende wind kunnen vangen (zuidwestzijde) en ze moeten op enige afstand van woonbebouwing staan. Ornamenten passen bij het gebied. Vooral de tweede ontginning voor turfwinning was voor die tijd een pre-industriële ontginning met bijbehorende ornamentiek. Er ontstonden in het kielzog van de vaarverkaveling veel civieltechnische ornamenten die te maken hadden met de scheepvaart. Draaibruggen, ophaalbruggen, scheepsmasten, maar ook nutsvoorzieningen zoals architectonische

Page 2: Zie ook onze uitgebreide visie op landschappelijke inpassing

elektriciteitshuisjes, telegraafpalen en gas-lichtmasten. Maar ook “windjassers” als voorloper van onze kleine windmolens. Vaak voorkomend in reeksen, volgens het ritme van de vaarverkaveling. Tijdens de 3e en 4e ontginning verdwenen veel van deze verticale ornamenten. De verticale klappen, (ophaalbruggen) en scheepsmasten verdwenen en het werd een verstild landbouwlandschap. Het casco van deels gedempte kanalen werd overgenomen door de groenstructuren in de landschapsplannen van de herinrichting. Visie De relatief kleine, masten van de kleine windmolens bieden de mogelijkheid het cultuurhistorische patroon verticaal te accentueren. Eigenlijk zoals de bomen dat ook kunnen doen. Wij onderscheiden ca. 9 principesituaties waarin de kleine windmolens geplaatst kunnen worden:

Randveenontginning: Dit zijn de zones aan de rand van de Hondsrug en de zogenaamde Tangen. De bebouwing komt zwermgewijs voor. Daarnaast komen hier en daar verlaten huisplaatsen voor. Naast de bebouwingserven kunnen deze huisplaatsen opnieuw zichtbaar gemaakt worden.

Page 3: Zie ook onze uitgebreide visie op landschappelijke inpassing

Enkelkanaalontginningen: Dit zijn de oudere ontginningspatronen. Het kanaal kan aan de windzijde een reeks molentjes krijgen waardoor het kanaal visueel wordt versterkt.

Page 4: Zie ook onze uitgebreide visie op landschappelijke inpassing

Dubbelkanaalontginningen: Dit zijn de bekende patronen van de zgn. monden. Daar waar het dubbelkanaal eenzijdig is bebouwd biedt de niet bebouwde zijde de mogelijkheid om het dubbellint te accenturen met een reeks molentjes parallel aan het achter-kanaal. Daar waar het dubbellint geheel is ingevuld met bebouwing bieden de kopeinden van de veenkoloniale wijken de mogelijkheid om het dubbellint te benadrukken en de wijkkoppen zichtbaar te maken.

Page 5: Zie ook onze uitgebreide visie op landschappelijke inpassing

Wijken: Het gebied kent veel, deels gedempte, wijken. Dat komt de leesbaarheid van het landschap niet ten goede. De gedempte delen, vaak de koppen kunnen met de molentjes geaccentueerd en opnieuw zichtbaar gemaakt worden.

Page 6: Zie ook onze uitgebreide visie op landschappelijke inpassing

Blok-ontginningen: In de nadagen van de veenontginning zijn in de 50er en 60er jaren grote gebieden met de dragline ontgonnen, Niet volgens een vaarpatroon maar in grote blokken. De tijd van handmatige veenontginning was voorbij. De blokken kenmerken zich door grootschalig grondeigendom en snelle ruimtelijke veranderingen. Hier liggen de glastuinbouwgebieden, geluidssportcentra, vliegveldjes, uitwijscentra en braaklegbossen. Maar ook bijvoorbeeld Blauwestad. Deze blokken kunnen, tegelijkertijd met het landbouwkundig gebruik, ruimte geven aan grootschalige kleine-windmolenvelden, eventueel gecombineerd met solarvelden.

Page 7: Zie ook onze uitgebreide visie op landschappelijke inpassing

Nieuwe bovenliggende structuren: Elementen zoals bijvoorbeeld provinciale wegen en moderne scheepvaartkanalen die de cultuurhistorische patronen doorsnijden kunnen soms ruimtelijk ondersteund worden.

Page 8: Zie ook onze uitgebreide visie op landschappelijke inpassing

Agrarische bouwblokken: Dit zijn de planologische geregelde agrarische erven. Iedere agrariër kan windenergie op zijn erf opwekken. Vaak zijn de hoekpunten van het bouwblok het meest geschikt.

Page 9: Zie ook onze uitgebreide visie op landschappelijke inpassing

Dorpsranden: Aan de windzijde van de dorpen zijn aansluitend op de stoom-afnemende woonbuurten vaak locaties te vinden voor kleine reeksen kleine-windmolens. Ruimtelijk vallen deze windmolens weg tegen het silhouet van het dorp.

Page 10: Zie ook onze uitgebreide visie op landschappelijke inpassing

Oude dijklinten en voormalige zeedijken: In de dijklinten komt bebouwing afwisselend met zichtlijnen op het weidse landschap voor. Kleine-windmolens in kleine clusters kunnen er deel van uitmaken waardoor het dijklint geaccentueerd wordt en de zichtlijnen blijven gewaarborgd. Maatwerk De veenkoloniën en het noordelijk zeekleigebied kunnen ruimte geven aan een groot aantal klein windmolens waarbij tegelijkertijd het landschapsbeeld wordt versterkt. De algemene inrichtingsprincipes laten dat zien. Vaak is er op agrarische en industriële bouwblokken al planologische ruimte. Maar het is de moeite waard voor gemeenten om beleid te ontwikkelen voor het toepassen van kleine windmolens buiten de agrarische bouwblokken.