Zandtransport langs onze kust opgevolgd vanuit de lucht - VLIZ · 3 De Trieste, diepterecordhouder...

32
NIEUWS OVER ONZE KUST EN ZEE DE GROTE REDE DE GROTE REDE Informatieblad uitgegeven door het Vlaams Instituut voor de Zee Een forum voor geïntegreerd kustzonebeheer Nummer 19 juni 2007 DD BDR JPH Beelden van de diepzee Kleur en fleur op het strand Zandtransport langs onze kust opgevolgd vanuit de lucht

Transcript of Zandtransport langs onze kust opgevolgd vanuit de lucht - VLIZ · 3 De Trieste, diepterecordhouder...

  • NIEUWS OVER ONZE KUST EN ZEE

    DE GROTEREDE

    DE GROTEREDE

    Informatiebladuitgegeven door het Vlaams Instituutvoor de Zee

    Een forum voorgeïntegreerdkustzonebeheer

    Nummer 19juni 2007

    DD

    BDR

    JPH

    Beelden van de diepzee

    Kleur en fleur op het strand

    Zandtransport langs onze kust opgevolgd vanuit de lucht

  • 2

    a een lange stilte zijn de windmolens nu ookhoorbaar aanwezig vanuit onze kantoren aande Oostendse oosteroever. Met de nodige‘Power’ worden palen de grond in geheid om

    alles in gereedheid te brengen voor het aan land ontwikkelen van de gravitaire funderingen. Tijdens de zomer van 2008 volgt dan de plaatsing van de eerste zes 5 MW-molens en het leggen van de 37 km zeekabel van Oostende tot aan de Thonrtonbank.

    Een huzarenstukje waarmee ca. 150 miljoenEUR gemoeid is en dat op termijn - als hetwindpark is uitgebreid tot 60 turbines en 300MW - goed zal zijn voor de electriciteitpro-ductie van 600.000 mensen. Dat het allemaal zo lang heeft geduurd, heeft veel te maken met het vernieuwendekarakter van dit soort initiatieven: nieuwe procedures dienen op punt gesteld te worden, technologieën en gevestigde waar-den dienen zich een weg te zoeken en eenpak argwaan moet worden overwonnen…Wat dit laatste aspect betreft blijft vooral devraag “Zul je de windmolens kunnen zienvanaf de kustlijn?” te leven bij de bevolking,zij het nu vooral vanuit nieuwsgierigheidgedreven. Want wat je ziet… bestaat!

    Zo redeneerden vast en zeker ook de eerstewetenschappers die de diepzee met eigenogen wilden aanschouwen. Geen enkel appa-raat kan immers de eigen, rechtstreekseobservatie vervangen, moet Jacques Piccardgedacht hebben toen hij in 1960 met deonderzeeër Trieste het absolute bemandediepterecord in de wereldzeeën vestigde, met

    een duik tot op 11 km. Wij haalden alvast de herinneringen aan die heroïsche verhalen terug op in een eerste bijdrage voor deze Grote Rede, via eengetuigenis van Jean-Pierre Henriet. Professor Henriet kanzich immers de ‘diepste Vlaming’ noemen met een duik tot op 4.650 meter.

    Dat we tegenwoordig toch ook veel onderzoek overlatenaan het ‘oog van de robot’ blijkt dan weer uit de tweede bijdrage. Met luchtopnames brengt de VlaamseInstelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) - in opdracht van afdeling Kust van de Vlaamse Overheid -sinds 2000 de stranden in beeld. Een hyperspectralesensor laat toe verschillende types zand te onderschei-den en evoluties in het zandtransport te begroten. Bart Deronde en medeauteurs laten je meedelen in deresultaten van deze onderzoeken.

    En met de zomer in aantocht is ook iets luchtigers enkleurrijks wel op zijn plaats, dachten we. Dus verdiepteNancy Fockedey zich in de historiek en bijzonderhedenvan het typisch Vlaamse gebruik om papieren bloemenop het strand te verkopen in ruil voor strandschelpen.Een stuk nostalgie voor de één, gewoon een plezantanecdotisch verhaal voor anderen. Tenslotte vestigen we graag nog je aandacht op de talrijke kortere bijdragen in dit nummer. Wil je weten of dolfijnen drinken, vanwaar de naam ‘wulk’ of ‘BlighBank’ afkomstig is of waarom wonen aan de kust zoduur is? Je vindt dit en nog veel meer in deze Grote Rede!

    Beelden van de diepzeeE

    dit

    ori

    aal

    • Beelden van de diepzee 2

    • Zandtransport langs de kust vanuit de lucht 7

    • Kleur en fleur op het strand 13

    • Cis de strandjutter - Napoli vondsten 20

    • De vruchten van de zee - Rog 21

    • Stel je zeevraag - Drinken dolfijnen? 22

    • De Kustbarometer - Waarom is wonen aan de kust zo duur? 23

    • Kustkiekjes 24

    • Zeewoorden verklaard: ‘Bligh Bank’ & ‘wulk’ 25

    • In de branding 29

    I N H O U D

    NJean-Pierre Henriet m.m.v. Els Verfaillie

    Wenen, april 2007: de GeneralAssembly van de European Union ofGeosciences gonst van activiteit. Ik ontsnap even aan de drukte om wegte dromen in het NaturhistorischesMuseum, monument voor de weten-schap aan de Ringstrasse. Geen fresco,geen kariatide die geen evocatie biedtvan de natuurwetenschappen. Je hebtogen tekort. Boven de monumentale mar-mertrap staat een kleine, hoekige duikers-klok, met errond leuke schilderijen vankoraalriffen. Eugen Freiherr von Ransonnetmaakte in de mid-negentiende eeuw schet-sen van zeebodemlandschappenvanuit een duikersklokje, zijnbenen bengelend in het water. Was hetwegens koude voeten dat hij geopteerd hadvoor de riffen van Ceylon? Het licht was geenprobleem op die geringe diepten: het paletaan kleuren kon hij feilloos weergeven, zij het in pasteltonen.

    Voor wie echter de diepzee wil verkennen- zeg maar tweederden van onze planeet - ziteen klokje waaruit je benen bengelen, nietecht goed. En je duikt in de eeuwige nacht -of toch niet?

    PPrrooffeessssoorr ZZoonnnneebbllooeemm && ZZoooonn

    Op het staketsel van Oostende sluitHélène even de ogen. De geur van de wind ende regen roept herinneringen uit haar kinder-jaren op, begin de jaren dertig, toen ze aande hand van papa Auguste Piccard -Zwitserse hoogleraar aan de Université Librede Bruxelles - mama, broer Jacques en zusjesDenise en Marianne de zeedijk opliep.Specialiste in wiegeschriften, schrijft Hélènein haar vrije tijd kortverhalen. In “Ecoutez levent, écoutez la pluie”, uit haar pen gevloeidin Lausanne, snuif je zo de Noordzeelucht.

    In de biografie die Hélène van haar papa geschreven heeft, blijken de tweeling-broertjes Auguste en Jean in die fin-de-sièclejaren geboeid door Jules Verne. Hij deed hen wegdromen in fantastischeluchtballonnen en duikboten. Veertig jaarlater, in 1933, verschijnt Auguste Piccard’sboek “Au-dessus des nuages”: als eerstewas hij tot 17.000m hoogte geraakt met destratosferische ballon ‘FNRS’, gesponsorddoor het Belgisch Nationaal Fonds voorWetenschappelijk Onderzoek. Bleef nog deduikboot. Die kwam er in 1947, toen het duoPiccard-Cosyns de ‘FNRS-2’ in Antwerpenaan boord van de Scaldis laadde, koersDakar. Voor het eerst zou de mens de diep-zeebodem kunnen aanschouwen, zo diep hij maar wou, zo vrij als een vis.

    De duikersklok van schilder Eugen Freiherrvon Ransonnet, omringd door zijn zeebodem-schilderijen. Naturhistorisches Museum,Wenen (JPH)

    Hergé vereeuwigde Auguste Piccard in detrekken van professor Zonnebloem.

    Toen Hélène’s broer Jacques in januari1960 trouwens met de ‘Trieste’ in deMarianentrog het absoluut diepterecord vestigde op bijna 11.000m, deed hij meteeneen vis op de zeebodem opschrikken. Lag het ook aan zijn Oostendse herinnerin-gen dat hij hem in zijn boek “Profondeur11.000m” niet beter kon vergelijken dan meteen Noordzeetongetje? De ontsluiting van de diepzee, dat is duidelijk een beetjeBelgisch.

  • 3

    De Trieste, diepterecordhouder (11.000m, Jacques Piccard en Don Walsh, 1960)(historische bron)

    De familie Auguste Piccard in Brussel. LinksJacques en Hélène (historische bron)

    De FNRS-2, stamvader van alle autonomediepzeeduikboten, op het vrachtschip Scaldis.Men is echter vrij snel afgestapt van de vatenkerosine als vlotvermogen (historische bron)

    Piccard’s ontwerp van conische vensters,die met toenemende druk voor een zelfdich-ting van de voegen zorgen, is overgenomenin alle latere diepzeeduikboten, net zoals velevan zijn uitvindingen (historische bron)

    Overzicht van de eerste diepzeeduikboten en hun wetenschappelijke waarde (JPH)

    Duikboot Periode Constructeur Mijlpalen/ Wetenschappelijke waarde

    ‘FNRS 2’ 1948 Auguste Piccard, gefinancierd door FNRS België 03/11/1948: eerste onbemande duik aan Kaapverdische(Fonds national pour la recherche scientifique) eilanden naar 1.380m diepte

    ‘FNRS 3’ 1954 – 1961 FNRS België, Marine nationale (Frankrijk) 15/02/1954: eerste bemande duik tot 4.050m te Senegal (G. Houot en P. Willm)

    ‘Trieste’ 1954 – 1963 Auguste Piccard (Italië, Zwitserland) 23/01/1960: diepste bemande duik ooit: 10.916m in Marianentrog (Micronesië)(J. Piccard en D. Walsh)

    ‘Archimède’ 1961 – 1974 Marine nationale (Frankrijk) Eerste operationeel werkpaard, model gebaseerd op A. Piccard’s ontwerp 25/07/1962: bemande duik tot 9.545m in Kourilentrog (Japan) (O’Byrne, Delauze en Sasaki)

    DDee‘‘BBaatthhyyffoollaaggeess’’ vvaann ddee ffiilloossooooffeenn ddee uuiittvviinnddeerr

    Bij de duikproeven in 1954 van de nieuw-ste ‘FNRS-3’, co-product van een Belgisch-Franse samenwerking bemiddeld door commandant Cousteau, nodigde AugustePiccard de Franse filosoof en woestijnkun-dige Théodore Monod uit. Deze zettegezwind de stap van de woestijn naar dediepzee: “Oceaan noch woestijn kennenjaloerse gevoelens, en als ze zich zo goedschikken in deze zweem van bigamie, is hetmisschien omdat ze in feite één wezen zijn,onder twee namen...”

    In zijn “Bathyfolages” (1954) vertelt hij,misschien ter rechtvaardiging van zijn bathy-ale stoeipartij met Piccard in de sfeer van deFNRS-3, waarom de mens zo hoognodig zelfmaar eens een kijkje moet gaan nemen op debodem van de oceaan. Tot dan toe werd de

  • 4

    diepzeebodem, 70% van onze planeet, enkelverkend met het dreggen. “Beeld je in watmen van de fauna van Frankrijk zou kennen,had men die enkel kunnen verkennen:(1) uit een ballon; (2) door een permanent endik wolkendek heen; (3) met een vergiet eneen grijpanker, blind bengelend aan een stuktouw. Wat had men gevist, dan nog met eenbeetje geluk, na vijftig jaar, of zelfs eeneeuw? Niet bijster veel, vrees ik: een kerk-torenhaan, een paar boomtakken, één oftwee dennenappels, de kap van eenBretoense dame, een baby uit de Elzas, éénbh, enkele oesterschelpen, het deksel vaneen toiletemmer, een paar veren uit een bed-denbak, een hondsroosstruik (het nest vaneen vink inbegrepen), één dode rat, eenrijkswachter...”. Monod besluit: een duikbootis echt wel nodig!

    MMeett ddee ‘‘NNaauuttiillee’’ ddee nnaacchhtt iinn

    Klaar voor vertrek“Nautile, vois-tu les plongeurs?”

    De drie duikers die de laatste veiligheids-controles uitgevoerd hebben op de ‘Nautile’,de waardige afstammeling van de FNRS-3 en de ‘Archimède’, verschijnen voor het ven-ster en bevestigen met wijsvinger en duimdat alles in orde is. Guy Sciarone, piloot vanhet diepzeewerkpaard van IFREMER, beant-woordt affirmatief de vraag van het moeder-schip Nadir. “Oui, nous sommes bienentourés. OK Nautile, tu peux plonger”.

    De duikers verwijderen zich, verder dediepte in, evoluerend als in een waterballette midden van een irreële, helderblauwe,grenzeloze ruimte, terwijl de Nautile statig

    langzaam zinkt. Op hetzelfde ogenblik weerklinkt in de sfeer de muziek van “Le Grand Bleu”. Subliem. Kennelijk eenattentie van de Nautile-ploeg voor de diep-zeedoop van hun chef - drie jaar eerder, in 1990, had ik het roer van het DépartementGéosciences Marines van het Franse oceanografisch instituut IFREMER in Brestovergenomen.

    Diepte 250m: het blauwe licht is zo goedals verdwenen. Een paar maanden eerderhad ik, snuisterend op de boekenmarkt, hetboek van Beebe gevonden, de man die in1933 samen met Barton in een stalen sfeervan 1,45m diameter, bengelend aan eenkabel, voor het eerst een diepte van 900mbereikte. Beebe’s ‘bathysfeer’ zou trouwenssamen met de FNRS de show stelen op dewereldtentoonstelling van Chicago 1933:heeft Auguste Piccard daar soms de mosterdgehaald voor de FNRS-2? Beebe’s logboekbulkt van beschrijvingen van oplichtende

    plankton en vissen. Ik tuur in de nacht: op 350m plots een eerste vonk, en dan nogéén, en nog meer. Weldra schuift een waresterrenhemel voor mijn ogen. Soms vonken,soms een uiteenspattend vuurwerk, plotseen visgedaante, hallucinant, een spookmuilmet naaldachtige tanden, verlicht door vijf àzes lantaarntjes verspreid over zijn lichaam,een fractie van een seconde de ruit volgend.Een uur lang blijf ik gefascineerd kijken, totmeer dan 2.000m diep. Aan een daalsnelheidvan 0,6m per seconde heeft de Nautile overi-gens een paar uur tijd om de zeebodem tebereiken, op 4.650m diepte. Yann Houart, de co-piloot, houdt onverstoord beminnelijkde boordapparatuur in de gaten.

    Pic-nic op 3,5 km onder het zeeoppervlakTussen Brahms en Gainsbourg klinkt plots

    “Messieurs les flamingants,” Brel...“Salopard!” “Oh mais c’est un pur

    hasard, ah là vraiment, juré, craché!”Yann grijnst, lijkt bijna oprecht. De betove-ring is gebroken, en ik maak er gebruik vanom mijn weinig comfortabele observatieposi-tie even te wijzigen. Straks, op de bodem, ligik zo 5 uur lang op mijn buik met de neustegen de 10 cm dikke ruit, en met de voetenin de lucht, tegen de wand gewrongen tussenhet brandblustoestel en de zuurstoftoevoer-kranen. Ik was nochtans verwittigd. “Tu mesures combien?” “Deux mètres.”“C’est 25 centimètres de trop - tu vas souf-frir.” In de titaansfeer van de Nautile, amper2 meter in diameter, moeten 3 man de ruimtedelen met rekken vol apparatuur. De “ruimte-capsule” bevat ook nog de nodige appara-tuur om de luchtkwaliteit enigermate te verzekeren, en de zuurstof om in geval vannood vijf à zes dagen te overleven. “Trop court pour être secourus - trop longpour crever...”

    “Nadir, Nadir, du Nautile, pour contact.Notre immersion est de 3.650m, trois, six,cinq, zéro.” Seconden later weergalmtdezelfde zin in de sfeer, als een echo in deverte: de weerkaatsing op het wateropper-vlak. “On casse la croûte?”

    Einde van de duiktocht: de Nautile komt weer aan boord van zijn moederschip de Nadir (JPH)

    Eén van de lichtende nachtmerriewezens(Zilveren bijlvis) geobserveerd tijdens eenafdaling met de bathysfeer van Beebe, dievan de diepzee één grote sterrenhemel maken(Beebe)

    Alle comfort aan boord: piloot GuySciarone, co-piloot Yann (gespierde schouder)en Jean-Pierre Henriet, vóór het inblikken in de Nautile ruimtecapsule. Ze genieten nogeven van de zittende houding (JPH)

  • 5

    Guy draait zich om op zijn pilootbed. Na zijn technische woede te hebben gebot-vierd had hij een dutje gedaan. Yann, die decomfortabelste plaats heeft in de copilootze-tel, deelt de plastic emmertjes uit met de“pic-nic”. Crudités, steak met groenten, kaasen brood, fruit, chocolade. Veel later op dedag (de ploeg is “ingeblikt” sedert 06u00 ’s morgens) zouden de lege emmertjes metdekseltje kunnen dienen, bij hoogste nood...een techniek op zich, waarin de heren derschepping weerom eens bevoordeeld zijn.

    In het diepste van de kloof“Nadir, Nadir, du Nautile, nous arrivons

    sur le fond. Notre immersion est de 4.650m,quatre, six, cinq, zéro.” ”Oui Nautile bien reçu, vous êtes arrivés sur le fond, votre immersion est de 4.650m.” Is Frimout de hoogste Vlaming, dan claim ik straks de titel van diepste Vlaming.Sedert enkele minuten is de spanning tentop gestegen. Bij het naderen van de bodemweigerde de verticale sonar de bodemdiepteaan te geven, nodig voor een veilige landing.Behendig ramend heeft Guy echter op hetgepaste moment de ballastzakken gedropt,de daalsnelheid afremmend, zodat deNautile neutraal zwevend, enkel op de motor,veilig de bodem naderde. De wetenschappe-lijke opdracht kan beginnen: een geologischprofiel opnemen in Fracture Zone Kane, eenbreukzone in het midden van de AtlantischeOceaan, op 43°N, 45°W. Door een thermischeschok heeft die breuk zich geopend als eengapende kloof, dwars door de aardkorst, totin de mantel. Via de diepzee duikt Nautile inhet binnenste van de Aarde: Jules Verne’s“Twintig duizend mijl onder de zee” en “Reisnaar het middelpunt van de Aarde” in éénvolume - kapitein Nemo van de Nautilus enprofessor Otto Lidenbrock, die via deSneffels vulkaan op IJsland een tocht onderde aardkorst ondernam, samen in hetzelfdeavontuur.

    Guy en ik overleggen over de te volgenkoers. De Nautile blijkt enkele honderdenmeters van het geplande beginpunt van hetprofiel terecht gekomen te zijn, in het diepste

    van de kloof. Gekozen wordt om niet terug te keren en zo kort mogelijk de weg af te snijden naar het profiel toe. Geboeid kijk iknaar zeelelies, een wit krabbetje, een grotedonkerrode garnaal. Van zodra we echter devoet van de helling bereiken, verdring ikgauw die biologische afdwalende gedachtenom me te concentreren op de geologie. Grote blokken, slierten steengruis zijn tast-bare getuigen van de activiteit van deze zone. De Nautile stijgt rakelings langs lawine-kegels, steile chaotische rotsmassa’s, geenspoortje los sediment. Ze kunnen vorig jaarafgegleden zijn, of gisteren. Een ogenblikonoplettendheid, en de stuurboordcameraschuurt tegen een blok, zo groot als deNautile. De magnetometer is wat ingedeukt,maar werkt verder feilloos.

    Plots duikt een ontsluiting op: hetgesteente ter plaatse blootgelegd door eenbreuk, bijna een verticale wand. Vorm, kleur,structuur en korrel komen me bekend voor:peridotieten, mantelgesteenten, bijna zoalsik ze bij een veldstage voor het eerst gezienhad in Lanzo, in de Italiaanse West-Alpen,waar door de botsing van platen schubbenoceanische korst met fragmenten van deonderliggende mantelgesteenten tot degrootste hoogten opgestuwd werden. Nu zit ik er in, in de mantel, onder de aard-korst! Een jubelgevoel.

    “On prend un échantillon.” “D’accord, jeme pose.” Behoedzaam komt de Nautile totstilstand, zich langzaam wendend, azend opeen prooi: een fragment gesteente in situ, loste peuteren van de wand. Een grijparm meteen Tyranosaurusmuil schuift naar voren,

    de kaken half open. Voor eenietwat gespleten hoek vanhet gesteente komt hij totstilstand, seconden lang, alsom zijn prooi te monsteren.De muil draait zich een beet-je schuin, om beter te grijpen, gaapt wijder open en dan, centimeter na centi-meter, schuift hij over de blok en sluit zich, terwijl eenwolk van stof opstijgt.Precisiewerk. Een lichte ruk,gruis rolt naar beneden, deblok komt los. Gelukkig nietsanders. De muil met het stuktussen de tanden keert zichnaar mijn venster toe, als eenhond die fier de teruggehaal-de steen toont, en wentelt deblok in alle richtingen, zodat

    die beschreven kan worden. “On la met dansquelle case ?” “La 5, il est assez gros.”

    Behendig wordt de steen neergelaten ineen vak van een grote mand, die inmiddelsnaar buiten gedraaid is. Tegen het einde vande dag keert de Nautile met een volle ladingterug. Na meer dan 1.000m gestegen te zijnverandert het gesteente: massieve, hoekigegabbro’s, de oude magmakamers, langzaamgestold nadat de lava zich een weg gebaandheeft naar de oppervlakte. De basis van deaardkorst is bereikt.

    De tijd is voor mij gevlogen, ondanks dreigende krampen, slapende ledematen eneen heroïsche weigering ook maar te denkenaan het plastic emmertje. Het is 16u00. De kou laat zich nu snijdend voelen: detitaanwand heeft de buitentemperatuur aan-genomen, amper een paar graden boven nul. Van overal drupt condensatiewater. Boven ishet tropenwater 25°C, maar hier baadt deNautile in het koud arctisch bodemwater.Hoofdpijn door CO2-accumulatie laat zichvoelen. De batterijen zijn abnormaal laaggezakt.

    “Nadir, Nadir, du Nautile, nous deman-dons l’autorisation de larguer.” “OK Nautile,bien reçu, vous pouvez larguer.” Ballastwordt gelost, en de Nautile begint zijn tochtnaar de oppervlakte. Met een zekere opluch-ting verleg ik me voorzichtig, stramme lede-maten knedend. Een reep chocolade smaakthemels. Yann zet een videofilmpje op, maarik blijf met mijn gedachten op die andere planeet, zopas ontdekt. Die fascinatie moetik kunnen delen met mijn studenten, als iknaar de universiteit zal terugkeren, op welkemanier ook.

    DDiieeppzzeeeekkoorraaaallrriiffffeenn,, ooeesstteerrbbaannkkeenneenn jjaaccuuzzzzii’’ss

    Juni 1997: het Renard Centre of MarineGeology van de Universiteit Gent ontdekt meteen unieke seismische exploratietechniekdiepzeekoraalriffen in Porcupine Seabight,ten westen van Ierland: de Belgica mounds.Het nieuws haalt het wetenschappelijke top-tijdschrift Nature. Britse en Franse teams, terplekke geloodst, maken schitterende video-beelden van bontkleurige koraalriffen, 1.000mdiep. Ik voel een stille woede me bekruipen,als ik de beelden krijg: “Copyright BBC”,“Copyright IFREMER”. Vlaanderen moet enzal zijn eigen diepzeebeelden maken.

    Maart 2007: de Gentse ROV (remotelyoperated vehicle) “Genesis”, verworven met

  • 6

    een uitzonderlijke toelage voor zware appa-ratuur van het Bijzonder Onderzoeksfonds,zit volop in zijn maiden trip: meteen een reisom de wereld. Nauwelijks enkele dagen geleverd, in mei 2006, werd hij ingescheeptop de R/V (Research Vessel) Belgica voor zijneerste proefduiktocht in de Keltische Zee.Objectief: diepzeekoralen, uiteraard. Die waren op afspraak... te midden vanindrukwekkende oesterbanken, 800 m diep!Elke duiktocht brengt verbluffende verrassin-gen.

    Nauwelijks terug van Ierland, wordt deROV met zijn kabellier in een ijlings gebouw-de container naar IJsland verscheept, voorinscheping op de R/V Discovery. Na wekennoordelijke stormen gaat de Discovery evenluwte zoeken onder de IJslandse kust, pal tenzuiden van... de Sneffels vulkaan. Onze ROVkan er eindelijk te water, en filmt rijke eco-systemen. Amper terug van IJsland wordt decontainer ingescheept voor Nieuw-Zeeland.Aan boord van de R/V Sonne zou een RCMG-ploeg onder de leiding van Marc De Batistspeuren naar warmwaterbronnen.

    EEeenn ffaannttaassttiisscchhee eerrvvaarriinngg

    Op 26 maart is het zover... de tweede duikvan de ROV in Nieuw-Zeeland. Marc seint onszijn relaas per e-mail. Waterdiepte 660m, in een gebied met iets hardere bodem en metindicaties voor gasbronnen. Er is lang enhard en veel gediscussieerd over hoe deploeg het dit keer zou aanpakken: langenavelstreng, korte navelstreng, wat met de

    grote golven, stilstaan of doorvaren, etc.Anyway, de ploeg vertrekt dus met een strategie... maar de kleurencamera’s geven verstek. Het weer is relatief goed (veel beterkan niet), maar er is toch nog steeds die oce-anische deining. Overboord brengen gaatvlot. Dalen naar 600m gaat vlot. Uitvaren uithet “tethered management system” (TMS: de ‘garage’ van onze ROV) gaat vlot, ondankshet op- en neer-bewegen... En dan is het detruc om zonder snokken en zonder stofwol-ken aan de zeebodem te geraken, daar teblijven en daar rond te navigeren. In hetbegin ziet het ernaar uit dat alle fouten vande eerste duiktochten opnieuw gemaakt zouden worden, maar vrij snel begint onzesuperpiloot Dries Boone toch feeling te krij-gen met de ROV en begint een heel goedesurvey over de zeebodem. Met de hulp vaneen (fantastisch) OFOB-navigatieprogrammavan Jens Greinert kan een precisie-navigatie(sub-meter schaal) beginnen in het studiege-bied. Men ziet zeebodem, zacht sediment,korsten, rotsen, kleine en grote vissen, here-mietkreeften, schelpenbanken, zeeëgels,zeekomkommers, etc. Het opwarrelende stofwordt vakkundig achter de ROV gelaten. En dan komt op de sonar plots een sterkereflectie in de waterkolom. Erop af... eerstlijkt het een wat rare morfologie te zijn, eenaantal putten midden tussen de schelpen...maar bij nadering blijken die putten pock-markjes te zijn met actieve gasuitsijpeling.De ROV landt in dit seepveld en gedurendezo’n 30 minuten wordt de uitsijpelingsactivi-teit waargenomen. Fan-tas-tische beelden!!!Het hele schip juicht en jubelt: één week op zee en de locatie van de actieve seeps iseindelijk gevonden!!! De beelden zijn echtgeweldig.Einde van de duiktocht: veilig geborgen in

    zijn “tethered management system” (TMS)komt de ROV Genesis weer aan boord vanhet moederschip de Belgica (JPH)

    Methaan borrelt uit de zeebodem in een hydrothermaal veld offshore Nieuw Zeeland. Nemo komt ook een kijkje nemen! (foto ROV Genesis, campagne R/V Sonne, MDB)

    DDee jjaaccuuzzzzii

    Enkele dagen later heeft de 7de en laatsteduik plaats. Marc De Batist’s e-mail thriller isnog niet over. De ROV/TMS in het water gingvlot. Duiken tot 660m ging vlot. Uitvaren gingvlot. Landen op de bodem ging vlot. De kleu-rencamera is nu super. Heel helder en scherpbeeld. De hele boot zit naar het grote schermmee te kijken (het lijkt wel een Wereldbeker-match)!!!! Genesis geraakt op nieuwe plaat-sen, met nieuwe dicht- en vergezichten.Ondermeer een spectaculair carbonaatplat-form. Dan een korte sprong naar een volgen-de site... want men is eigenlijk op zoek naareen “raindrop site”, om te checken of de raretemperatuursmeting van Jeffrey Poort vanvorige week herhaald kon worden. Gelukkigwordt vrij snel zo’n “raindrop site” gevonden,net een modderbodem met impact van groteregendruppels. De ROV kan er zacht landen.Het is er rustig en kalm. De temperatuursme-tingen worden uitgevoerd en terwijl 5 minu-ten gewacht wordt op het temperatuursig-naal, kijkt men met de kleurencamera rustigrondom de ROV: een visje, nog een visje, eenheremietkreeftje, drie, vier, vijf, waarschijn-lijk zowat 100.000 minuscule wormpjes dietoezwaaien, en... ooops wat is dat????Gasbellen!!! En daar ook!!! En daar en daar endaar ook!!! Plots begint de hele site rondomde ROV te bubbelen: het lijkt wel een jacuzzi!Overal ontsnappen er grote dikke gasbellen:hele gordijnen gasbellen stijgen op in dewaterkolom. De seeps blijken allemaal opeen lijn te zitten... en de ROV staat er bij toe-val midden in. Spec-ta-cu-lair!!!! En als kersop de taart... komt er plots een nietsvermoe-dende Nemo-vis door het beeld gewandeldom er een mooi oranje kleureffect tussen dezilveren bellen te veroorzaken. Temperatuuris gemeten en waterstalen genomen. Missionmore than accomplished.

  • Het zandtransport langs de Vlaamse kust,opgevolgd vanuit de luchtBart Deronde1, Rik Houthuys1 & Peter DeWolf2

    Onze Vlaamse kust is bekend om zijn aan-trekkelijke, brede zandstranden afgelijndmet een duingordel. Op vele plaatsen is deduingordel bebouwd en is de helling naar hetstrand versterkt als zeedijk. Soms lijkt hetwel alsof onze stranden altijd hebbenbestaan onder de vorm zoals wij ze vandaagkennen en alsof ze ook in de toekomst altijdzo zullen blijven bestaan. Maar niets is min-der waar, onze stranden zijn een uiterst dyna-misch milieu dat voortdurend in veranderingis. Het getij komt en gaat, golven rollen hetstrand op en af en de wind jaagt bij wijlenover de weidse strandvlakte. Terwijl op deene plaats het strand afslaat, treedt er enke-le kilometers verder aangroei op en wordener nieuwe duinen gevormd. Deze dynamiek,die grotendeels natuurlijk is maar meer enmeer beïnvloed wordt door menselijke ingre-pen, moet nauwgezet worden opgevolgd.Immers, het strand vormt samen met devooroever en de duinen een natuurlijke“dam” die het water tegenhoudt bij hogewaterstanden. Deze natuurlijke beschermingwordt vaak een handje geholpen. Het geheelvan maatregelen dat zorgt voor de bescher-ming tegen overstromingen wordt, samenmet de van nature aanwezige buffer, “zeewe-ring” genoemd. Zonder zeewering zouden deachterliggende polders bij ieder hoogwateroverstromen. Wanneer er zones ontstaanwaar het strand en de duinengordel nietmeer in staat zijn om hun rol als zeeweringuit te oefenen, is het van belang dat dieopgespoord worden, zodat er doeltreffendemaatregelen genomen kunnen worden om dezeewering op peil te brengen. Ook vanuitrecreatief oogpunt is het van groot belangeen aantrekkelijk en voldoende breed strandte behouden. Het opvolgen en door werkenin stand houden van de zeewering is de taakvan het Agentschap MaritiemeDienstverlening & Kust, Afdeling Kust.

    HHooee mmeeeett jjee ddee hhooooggtteelliiggggiinngg vvaanneeeenn ssttrraanndd??

    Een evolutie in techniekenDe opvolging van de verandering van vorm

    en hoogteligging van het strand (de morfody-namiek) is niet nieuw. Een nauwlettend waar-nemer in de voorbije decennia was prof. Guy De Moor van de Gentse universiteit. Zijn bevindingen over de geomorfologie ende dynamiek van de Vlaamse stranden zijngebundeld in De Moor (2006).

    De Afdeling Kust (http://www.afdeling-kust.be) verricht al vele tientallen jaren

    Een erosieve kuststrook in De Haan (Kustatlas, VLIZ)

    Een sedimentaire kuststrook in Zeebrugge (Kustatlas, VLIZ)

    1 Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), Boeretang 200, 2400 Mol;e-mail: [email protected] of [email protected]

    2 Afdeling Kust, Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken

    metingen van de hoogteligging van hetstrand. Aanvankelijk gebeurde dit met land-meettechnieken op de grond, maar vanafeind de jaren ‘70 werd geleidelijk overge-schakeld naar luchtopnamen. Uit elkaar over-lappende luchtfoto’s kon door speciale meet-technieken (stereofotogrammetrie) jaarlijkseen hoogtekaart van het volledige strandworden gemaakt. Vanaf 1999 werd overge-schakeld op vliegtuiglaserscanning en eenjaar later deden hyperspectrale vliegtuigop-namen hun intrede (over deze techniekenhieronder meer).

    Vooral het gecombineerd gebruik vanhyperspectrale en laserscanningopnamenleidt tot een dieper inzicht in de zandtrans-portprocessen die zich voordoen langs onzekust. In dit artikel worden de resultaten voorgesteld van processen over de periode2000-20061, hier “middellange termijn”

    genoemd. Er treedt immers dagelijks zandtransport op, maar voor de kustveilig-heid volstaat het te kijken naar het resulte-rend transport over verschillende jaren. Op deze middellange termijn spreekt menvaak van “langs- en dwarstransport”.Langstransport is de component van hetzandtransport waarbij een hoeveelheid zanddoor een veelheid van processen (golfwer-king, stroming, wind, …) evenwijdig met dekustlijn wordt verplaatst; dwarstransportslaat op de verplaatsing loodrecht op dekustlijn. We zien enkel het resultaat of desom van alle bewegingen over de beschouw-de periode.

    1 de gedetailleerde berekeningen en analyses die tot dehier weergegeven resultaten leiden, zijn uitvoerigbeschreven in Deronde en Houthuys, 2007. De studie verliep in opdracht van en in samenwerkingmet de Afdeling Kust.

    7

  • 8

    Hyperspectrale vliegtuig-data (23 augustus 2000) werden gebruikt om het strand tussen depier van Blankenberge en de westelijke strekdam van Zeebrugge te klasseren in acht zand-types. De oranje klasse (N° 7) wijst op de aanwezigheid van gesuppleerd zand (suppletiezonevan de Duinse Polders)(BDR)

    Het is overigens niet alleen van belang het natuurlijk zandtransport te kennen. We moeten ook de effectiviteit van zeewe-ringsmaatregelen (zie kader) en de invloedvan deze maatregelen op het zandtransportkunnen beoordelen.

    Hyperspectrale teledetectieOnderstaande figuur illustreert het princi-

    pe van hyperspectrale teledetectie: het zonlicht wordt door het strand gereflec-teerd en opgevangen door de sensor. Deze registreert het zichtbare en nabij-infra-rode licht in tientallen fijne spectrale banden.

    Hierdoor bekomt men voor ieder beeldele-ment, of pixel, een spectrale signatuur dieinformatie bevat over het zand dat het zonlicht reflecteert. Kleine verschillen invochtgehalte, korrelgrootte of zelfs mineraal-samenstelling maken dat de spectrale signatuur er anders uitziet.

    Van de maatregelen die de Afdeling Kust toepast om de zeewering in stand te houden vermelden we hier de drie voornaamste die thans worden toegepast (Van De Walle 2001):

    Strandhoofden zijn op vele plaatsen langs de Vlaamse kust aanwezig om strandaangroei tebevorderen en erosie tegen te gaan. Zij vormen een barrière voor het langstransport (VL)

    • strandhoofden (in de volksmond “golfbrekers” genoemd) hebben als doelstrandaangroei te bevorderen en te belettendat zand van het strand wordt afgeslagendoor langstransport • strandophogingen: op plaatsen meteen onvoldoende breed droogstrand, vaakter hoogte van badplaatsen, wordt eendroogstrandberm aangelegd, dit is een stukvan het strand palend aan de zeedijk dat bijhoogwater droog blijft. Hiertoe wordt ofwelzand vanaf de laagwaterlijn met bulldozersopgevoerd, ofwel zeezand aangevoerd met vrachtwagens. De betrokken zand-hoeveelheden zijn niet zo groot, maar dewerken moeten jaarlijks herhaald worden• strandopspuitingen (ook suppletiewer-ken genoemd): grote hoeveelheden zeezandworden rechtstreeks vanuit het baggerschipop het strand aangevoerd. Een deel van hetstrand of het gehele strand wordt hierbijopgehoogd waardoor de hoogteliggingvaak met verschillende meters toeneemt.

    Principe van hyperspectrale teledetectie. Vanuit een vliegtuig worden opnamengemaakt van de kust in tientallen smalle spec-trale banden. Deze laten toe de verschillendetypes zand op het strand te onderscheiden(BDR)

    Met een hyperspectrale sensor is hetmogelijk om het strand in te delen in eenaantal zandklassen door middel van op degrond geïdentificeerde referentiegebieden. Zo is het perfect mogelijk om het verschil te zien tussen zeezand dat gebruikt wordtvoor suppleties en badstrandophogingen

  • 9

    enerzijds en het zand dat natuurlijk aanwezigis op het droge strand anderzijds. De groverekorrel, het hogere ijzergehalte en het hogergehalte aan schelpfragmenten in suppletie-zand zorgen voor een verschillende spectralesignatuur. In de tijd opeenvolgende zand-klassekaarten laten toe om op kwalitatievewijze het zandtransport op te volgen en duidelijker de transportrichtingen te bepalendan wanneer we enkel beschikken overhoogtegegevens. De figuur op de vorigepagina toont een geklasseerd hyperspectraalbeeld waarop 8 zandklassen onderscheidenzijn.

    gezonden kan men op die manier de hoogte-ligging van het strand bepalen (zie figuur).Eén overvlieging levert een digitaal terrein-model op dat de hoogteligging van hetstrand op dat ogenblik weergeeft. Door dehoogteligging op verschillende tijdstippenmet elkaar te vergelijken, kan men bereke-nen hoeveel zand er op een bepaalde plaatswerd weggenomen (afslag of erosie) of afgezet (aangroei of sedimentatie). We krijgen aldus een kwantitatief beeld vanhet zandtransport.

    OOvveerrzziicchhtt vvaann hheett zzaannddttrraannssppoorrtt iinn ddee ppeerriiooddee 22000000--22000066 llaannggss ddeeVVllaaaammssee kkuusstt

    Tussen 2000 en 2004 werden telkens opongeveer hetzelfde tijdstip vier hyperspectra-le en vier laserscanopnamen gemaakt vanhet volledige strand. Onze analyse maaktook nog gebruik van een laserscanopname in2006, waarbij geen hyperspectrale opnamewerd uitgevoerd. Aldus beschikken we overinstrumenten om transportrichtingen en hoeveelheden te bepalen over de periode2000-2004. De laserscanopname van 2006laat bovendien toe na te gaan of de vastge-stelde trends doorlopen tot 2006.

    In de periode 2000-2006 wisselden stroken met erosie, morfologisch evenwichtof aangroei elkaar af langs de Vlaamse kust(zie figuur). Tevens kan de evolutie voor destrand- en duinzone verschillend zijn. Wat het strand betreft, merkt men op dat velestroken met kustafslag vaak samenvallenmet plaatsen waar in de voorbije jaren eenstrandsuppletie werd uitgevoerd. Juist omdatde stranden op die plaatsen afslag kennen,werden de strandsuppleties er verricht. Op zich stopt zulke ingreep het erosieprocesniet, maar door de heraanleg van het strandwordt de morfologie van de plaats een aantaljaren “teruggedraaid”. Om te beletten dat destrandafslag na de suppletiewerken al te snelhet werk zou tenietdoen, wordt zeezand meteen grovere korrel aangebracht dan wat voor-heen op het strand aanwezig was. Grof zandslaat immers minder snel af. Dit grovere zeezand kan in de hyperspectrale registratiesherkend worden en wordt als een afzonderlij-ke klasse in kaart gebracht.

    Van de Franse grens tot aan deIJzermondingDe meest westelijke strook van de

    Vlaamse kust vertoont over de periode 2000-2006 een stabiel (De Panne) en een aan-groeiend (Koksijde – Oostduinkerke –Nieuwpoort) gedeelte. Vooral in Koksijde-Bad kende het strand nog aangroei. Hier is het strand sterk toegenomen na debouw van twee strandhoofden in 1987-1988.De metingen wijzen erop dat de aangroeithans minder intens verloopt en wellicht stil-aan ten einde zal komen. Er wordt dus eennieuwe evenwichtstoestand bereikt ter hoog-te van de nieuwe strandhoofden. In de zoneswaar strandophogingen worden uitgevoerd,

    LIDAR of laserscanningDe tweede sensor die gebruikt werd,

    is een laserscanner of LiDAR (afkorting van‘LIght Detection And Ranging’). In tegenstel-ling tot een hyperspectrale scanner diegebruik maakt van het zonlicht, is een laser-scanner een actief systeem dat zelf een infra-rode puls uitzendt en terug opvangt nadatdeze gereflecteerd is op het strand. De tijd tussen uitzenden en ontvangen van depuls laat toe de afstand te bepalen tussen de sensor in het vliegtuig en het strand. Samen met de exacte positie van het vlieg-tuig en de richting waarin de puls wordt uit-

    Principe van vliegtuig-laserscanning. De laserscanner in het vliegtuig zendt een infrarodepuls uit die door het oppervlak (het strand) wordt gereflecteerd en terug opgevangen door desensor. De tijd tussen uitzenden en ontvangen van de puls laat toe de afstand te bepalen tussenhet vliegtuig en het strand. Samen met de exacte positie van het vliegtuig en de richting waarin de puls wordt uitgezonden kan men op die manier de topografie van het strand bepalen (BDR)

    Overzicht van stroken langs de Vlaamse kust met erosie, aangroei, of geen morfologischeverandering over de periode 2000-2006. Ook is aangegeven waar badstrandophogingenplaatsvinden en waar recent strandsuppleties zijn uitgevoerd. In zones met zandaanvoerwerk-zaamheden verwijst erosie en aangroei naar de natuurlijke ontwikkeling volgend op de werkzaamheden (BDR)

  • 10

    nl. te Sint-Idesbald, Koksijde-Bad enNieuwpoort-Bad, zijn de zandmassa’s dieaangevoerd worden als aparte zandklassenweergegeven in de hyperspectrale kartering.De hyperspectrale opvolging toont aan dathet zand grotendeels ter plaatse blijft.

    Van de IJzermonding tot OostendeOnmiddellijk ten oosten van de

    IJzermonding is er een kuststrook die erosiekent. Verder, vanaf Westende-Bad totOostende, worden in alle badplaatsen jaar-lijkse badstrandophogingen uitgevoerd. Het hierbij aangebrachte zand is te herken-nen in de zandklassekaarten. De zandaan-voerwerken bij de strandophogingen zijnnoodzakelijk om de droogstrandberm instand te houden. Immers de natuurlijke tendens is hier afslag van de droogstrand-berm. In deze hele kuststrook geldt dat dezandaanvoerwerken volstaan om de erosie te

    Geklasseerde hyperspectrale registratie voor Oostende-centrum (beeld opgenomen op 6 juli2004, een paar maanden na de suppletie). Pijlen geven de voornaamste transportrichtingenweer (BDR)

    compenseren.Het centrum van Oostende werd vóór

    2004 gekenmerkt door de afwezigheid vaneen droogstrand. De enige zeewering werdgevormd door de zeedijk. Die biedt echteronvoldoende bescherming, en daarom werdbeslist om een ‘noodstrand’ aan te leggen inhet centrum van Oostende. De suppletiewer-ken werden uitgevoerd in april-juni 2004.Naast het nieuwe strand, dat goed zichtbaaris vanop de dijk, werd er eveneens eenonderwaterbank aangelegd op de vooroever(met zand en voor een klein deel met grind).Het nieuwe strand biedt niet enkel een ade-quate bescherming in geval van stormen,maar betekent ook een recreatief strand voorhet centrum van onze koningin der badste-den. In de figuur herkennen we het gesup-pleerde strand duidelijk als de oranje klasse.Het aangebrachte zand is immers spectraalte onderscheiden van het zand dat hier

    origineel aanwezig was en daardoor kan hetuit de hyperspectrale beelden als een aparteklasse gehaald worden. Op het natstrandzien we een roodoranje klasse. Dit is een zeerschelprijk zandtype dat typisch ontstaat doorrelatieve toename van schelpen uit hetgesuppleerde zandlichaam. De toename ishet gevolg van het preferentieel wegnemenvan fijnere korrels en deze klasse wijst hierop zandverlies. De zwarte pijlen duiden opzeewaartse afslag, transport richting hetKlein Strand en een beperkt transport naarhet westen. Merk op hoe de samenstellingvan het strand scherp begrensd is ten westenvan de suppletiezone.

    Van Oostende tot BlankenbergeUit de hyperspectrale opvolging blijkt een

    verschillende ontwikkeling voor verschillen-de suppletiegebieden. In De Haan en omgeving werd na vrij omvangrijke supple-tiewerken in de jaren ‘90 wel een plaatselijkeherschikking vastgesteld, maar er werd geenmorfologische invloed waargenomen tenwesten, in Bredene, of ten oosten, inWenduine. Doordat bij de suppletiewerkenhet strand aanzienlijk verbreedde, kon hetduin (met “duin” wordt hier bedoeld: dehogere delen van het droogstrand en deduinvoet) er stevig aangroeien. De winst inde duinzone is iets kleiner dan de verliezenop het strand. Er treedt dus nog een nettoafslag richting zee op. De volumeverliezenover de periode 2000-2006 waren echterklein vergeleken met de eerder gesuppleerdevolumes. Wellicht is dit mede te danken aande aanwezigheid van een onderwaterberm.Er werd immers bij de opspuitingswerken terhoogte van De Haan een onderwater-supple-tie (voedingsberm) uitgevoerd. Bedoelinghiervan is het strand bij mooi weer te “voeden” vanaf de onderwaterberm. Bij storm zorgt deze berm er dan weer voordat het geërodeerde zand wordt opgevangenen niet verder zeewaarts verplaatst.

    Van Blankenberge tot ZeebruggeTer hoogte van het vakantiecentrum

    ‘Duinse Polders’, bevindt zich een strand-strook die in het verleden erosie kende.Daarom werd hier in 1999 een suppletie verricht, om zo een droogstrand te realiserenen de eerder afgeslagen zeeduinhelling teherstellen. Ook hier blijkt de suppletienadien vrij goed stand te houden. Over deperiode 2000-2006 sloeg slechts 15% van hetaangebrachte zand af.

    Een opvallend morfologisch verschijnsel isde sterke aangroei van het strand inZeebrugge. Sinds de aanleg van de strek-dammen van de haven van Zeebrugge in deperiode 1979-1985, wordt het langstransport(dat resulterend van west naar oost verloopt)hier quasi volledig onderbroken. Hierdoorontstond er een groot, nog steeds aangroei-end strand aan de westzijde van de westelij-ke strekdam (zie ook foto Zeebrugge, voor-aan in het artikel). Tussen 2000 en 2006werd hier meer dan 500.000 m3 zand afgezet.Een deel hiervan wordt gewonnen en

  • 11

    De drie bovenste kaartjes zijn de hoogteverschilkaarten voor sept. 2001 – sept. 2000 (Ia), dec. 2002 – sept. 2000 (Ib) en sept. 2004 – sept. 2000 (Ic). Daaronder staan twee geklasseerdehyperspectrale beelden die de zandklassen weergeven in aug. 2000 (IIa) en jul. 2004 (IIb). Het onderste kaartje (III) geeft weer waar er tussen 2000 en 2004 erosie en aangroei is opgetreden;de cijfers zijn verschilvolumes zand in m3 en de pijlen wijzen op de resulterende transportrichting (BDR)

    Zandklassekaarten (IIa-IIb)

    Hoogteverschilkaarten (Ia-Ic)

    Zandtransportkaart (III)

    WaterVegetatieMengpixels rond vegetatieZand met slibFijn zand van het natstrandGemiddeld zand van het natstrandZand van het droogstrandZand van de droogstrandbermZand van suppletiezonesZand met veel schelpenen/of schelpfragmentenFijn duinzand

    tussen +0,25 m en -0,25 m

    lichte erosie (-0,25 m tot -0,50 m)matige erosie (-0,50 m tot -0,75 m)sterke erosie (meer dan -0,75 m)

    lichte aangroei (+0,25 m tot +0,50 m)matige aangroei (+0,50 m tot +0,75 m)sterke aangroei (meer dan +0,75 m)

    erosieerosie & verandering in klasseverandering in klasseaangroeiaangroei & verandering in klasse

    Geen significant hoogteverschil

    Negatief hoogteverschil(erosie)

    Positief hoogteverschil(aangroei)

  • 12

    draagt bij tot een beter inzicht in de morfolo-gische respons van het strand na zandaan-voerwerken. De technologische vooruitgangstaat echter niet stil. In de nabije toekomstbestaat de mogelijkheid dat onbemandevliegtuigen (http://www.pegasus4europe.com) worden ingezet waardoor het zandtransportaan onze kust nog gedetailleerder in kaartkan worden gebracht. Onbemande vliegtuigenzijn operationeel goedkoper dan klassiekevliegtuigen en kunnen bovendien maanden-lang in de lucht blijven. Hierdoor kunnen meeropnamen gemaakt worden tegen een lagerekostprijs. Dankzij deze nieuwe technieken zalhet zandtransport langs onze kust nog effi-ciënter kunnen worden opgevolgd, wat onzekennis van de natuurlijke processen tengoede zal komen. Bovendien zal het ookmogelijk zijn de impact van de acties geno-men ter behoud van het veiligheidsniveau nogbeter te evalueren.

    gebruikt voor infrastructuurwerken. Enkelevan de beschikbare hoogteverschilkaarten enzandklassekaarten alsook de afgeleide trans-portvolumes en -richtingen zijn weergegevenin de figuur op pag. 11. Door combinatie vanal deze gegevens in een GeografischInformatie Systeem kan een analyse gemaaktworden van het waargenomen zandtransport.

    Van Heist tot aan de ZwinmondingHet strand van Knokke-Zoute blijkt reeds

    verschillende decennia sterk onderhevig tezijn aan erosie. De erosie is hier groter danelders aan onze kust. Hier werden, na eengrootschalige suppletie in 1978-1980 - waar-bij de hele strandstrook ten oosten vanZeebrugge werd hersteld - driemaal onder-houdssuppleties uitgevoerd. Bij de tweedeonderhoudssuppletie in 1999 werd ca.490.000 m3 zand aangebracht in Knokke-Zoute. Nadien, in de periode 2000-2004,werd een afslaghoeveelheid gemeten van deorde van 40% van de aangebrachte volumes.Terwijl het gesuppleerde zand op het droog-en natstrand vrij snel weer afslaat, draagtiedere suppletie ook bij tot de verzwaring vande duinenrij tussen het strand en de zeedijkter hoogte van de Zwinbosjes. Voor hetgeheel van de suppletiezone Knokke-Zoutezijn de resulterende verliezen richting zeegroter dan bij de Duinse Polders en in De Haan. De sterke erosie in Knokke-Zoutewordt toegeschreven aan de Appelzakgeul,een getijgeul die zich vlak vóór het strandvan Knokke-Zoute op de vooroever bevindt.Deze geul zorgt ervoor dat het geërodeerdezand niet op de vooroever achterblijft, maardoor getijstromen wordt weggevoerd.Hierdoor ontwikkelt er zich op de vooroevergeen buffer van zand die tijdens rustig weerkan zorgen voor voeding van het strand.

    En de toekomst?Voor de gehele Vlaamse kust en de aan-

    grenzende kusten geldt dat de omvang vanzandaanvoerwerken de laatste decennia toe-neemt. In zeewering is de klemtoon duidelijkverlegd van harde structuren naar het natuur-materiaal zand. Hyperspectrale remote sensing, in combinatie met laserscanning,

    DDaannkkwwoooorrdd

    Dit onderzoek werd uitgevoerd inopdracht van de cel Kust - Afdeling Kust -Agentschap voor Maritieme Dienstverleningen Kust - Vlaams Ministerie voor Mobiliteit enOpenbare Werken. Contactpersoon: ir. PeterDeWolf.

    RReeffeerreennttiieess

    • DE MOOR, G. 2006. Het Vlaamse strand, geomorfologieen dynamiek. VLIZ, Oostende, 154 pp. • DERONDE, B., HOUTHUYS, R. , DEBRUYN, W., FRANSAER, D., VAN LANCKER, V. & J.-P. HENRIET 2006.Using airborne hyperspectral data and laserscan data tostudy beach morphodynamics along the Belgian coast.Journal of Coastal Research 22(5): 1108-1118. • DERONDE, B. & HOUTHUYS, R 2007. Rapport “Bepalingvan het middellange-termijn zandtransport op hetVlaamse strand op basis van geklasseerde hyperspectraleregistraties en laserscan data”. Onderzoek uitgevoerd inopdracht van de Afdeling Kust van het Vlaams Ministerievoor Mobiliteit en Openbare Werken. • HOUTHUYS, R., DE MOOR, G. & J. SOMME 1993. The sha-ping of the French-Belgian North Sea Coast throughoutrecent geology and history. In: Coastlines of the SouthernNorth Sea (Eds. R. Hillen and J. Verhagen). New York,American Society of Civil Engineers: 27-40. • VAN DE WALLE B. 2001. Kustverdediging: de strijd tegende zee. De Grote Rede 3, VLIZ, Oostende: 14-21.

  • 13

    Kleur en fleur op het strandNancy Fockedey

    Het is een fenomeen dat enkel voorkomtaan onze kust. Op geen enkel strand in debuurlanden zijn ze te vinden: de ‘strandwin-keltjes’ waar kinderen bij zonnig zomerweerkleurrijke papieren bloemen te koop aanbie-den. Veel geld brengen ze niet op, want depasmunt die gebruikt wordt zijn aangespoel-de schelpen die men op het strand verzamelt.

    Wel zorgen deze handeltjes al generatieslang voor veel strandplezier! Als je hetonderwerp aansnijdt, komt bij de meestemensen snel een glimlach op de lippen.

    De herinneringen aan strandvakanties uitvervlogen tijden komen dan weer boven drij-ven. Maar ook vandaag is het houden vanstrandwinkeltjes een bloeiende ‘business’.Meestal zijn het de mama’s, oma’s, nichtenen grote zussen die de bloemen maken. Met crêpepapier, stokjes, plaklint of ijzer-draad en een schaar worden mooie creatiesgetoverd (zie onder).

    Het zijn de kinderen die, al dan niet metde hulp van papa, het winkeltje installeren:een geïmproviseerde toonbank, eventueel

    Benodigdheden: geel, oranjeen groen crêpepapier, stokje,ijzerdraad en schaar

    Maak een bolletje van restjespapier en wikkel ze in een stukjeoranje papier

    Steek het stokje erbij en omwik-kel de basis met ijzerdraad

    Knip de restjes papier mooiweg

    Vouw een reep geel papierdubbel tot een vierkant formaat.Teken een bloemetje met 4 blaad-jes. Doe dit ook voor het oranjeen groene papier

    Knip de bloemetjes uit. Jebekomt twee bloemetjes

    Doe dit ook voor de anderekleuren papier

    Steek de gele en oranje bloemblaadjes beurtelings op hetstokje

    Sluit af met de groene bloem-blaadjes

    Omwikkel de basis van debloem en de steel met een dunnereep groen papier. Zet vast meteen ijzerdraadje

    Snij 5 gele en 5 oranje reepjespapier van ongeveer 1 cm breed.Rol ze tussen je vingers tot fijneworstjes. Draai de worstjes rondhet bloemhartje

    Klaar is kees!

    met een diepe put erachter. De bloemen worden in het zand gestoken en gesorteerdvan groot naar klein of per kleur. Meisjes énjongens houden de winkeltjes open en drijvende handel. Je leert er als kind vroeg zakendoen: er worden prijzen gesteld, er wordtafgeboden en aangekochte bloemen wordeneen tijdje later verkocht mét winst. Het knut-selen brengt de kinderen extra handvaardig-heid bij en door het kopen en verkopenkomen ze snel in contact met de andere kinderen op het strand.

    Als je zelf aan de slag wilt: een voorproefje…

    Naar: Van Hoorick Karine (2007).Crêpepapieren bloemen maken/ Créer desfleurs en papier crépon.

  • 14

    DDee kkuunnsstt vvaann hheett ‘‘bbllooeemmeenn mmaakkeenn’’

    “Wij kopen het papier en andere beno-digdheden in de souvenir- en speelgoedwin-keltjes op de dijk en gaan ermee aan de slagop het strand. Tenminste als er niet te veelwind staat. Anders werken we in de luwtevan de strandcabine. Daar blijft ook al het materiaal de hele zomer opgeslagen”zegt Nathalie uit Oostende. “Hoeveel scha-ren ik kwijt gespeeld ben in het mulle zand isniet te tellen…”.

    “De stokjes moest je vroeger apart bij de bloemist in het dorp gaan halen, maar nuheeft elke goede papierhandel aan de kustalle materiaal. Zelf gebruik ik graag takjesvan de struiken uit mijn tuin als bloemsteel.Als ze omwikkeld worden met de groenerepen papier krijg je een heel natuurlijkresultaat!” vindt Ann-Katrien uitOostduinkerke.

    De bloemen moeten van goede kwaliteitzijn en stevig gemaakt worden. Met watgeluk gaat een bloem een hele zomer vanhand tot hand. Gekochte bloemen wordentraditioneel weer doorverkocht, al dan nietna een tijdje de woonkamer versierd te hebben. “Bij het winkelen zie je je eigen verkochte bloemen weer opduiken in een

    stalletje van een ander, soms dagen ofweken nadat de bloem werd verkocht”, weetSylvia te vertellen.

    In de felle zon verbleekt het crêpepapier.En pas op als je handen nat zijn of als debloemen in de regen komen te staan. Dan begint het papier lelijke bleke spikkel-tjes te vertonen. Ook de kleefband of deijzerdraad kunnen na verloop van tijd wat los-komen. “Mijn dochter koopt graag kapottebloemen voor weinig schelpen. Ze is een spe-cialist in het opknappen ervan. Ze verkooptze vervolgens door tegen een hogere prijs”zegt Sylvia. “Op het einde van het seizoenworden de resterende bloemen bij ons in degarage opgeslagen, samen met de dozenschelpen die de winst uitmaken. Zo beginnenwe het volgende seizoen met een grote voorsprong. Maar soms zijn de schelpen nietvolledig droog en beginnen ze te ruiken. Dan kan het zijn dat we ze na een aantalweken de vuilbak in kieperen.”

    Af en toe waait er een ‘modegril’ binnen inhet maken van papieren bloemen en wordennieuwe modellen gemaakt met glimmendcadeaupapier of glanspapier. “In mijn jeugdmaakte mijn tante hele grote hortensia-achti-ge bloemen met gekleurde servetten” verteltKristien van de Oostkust. “Zelf werk ik het

    Bloemen in elkaar steken is een vaardigheid die traditioneel van generatie op generatie overgedragenwordt. Maar enkele leuke boekjes om je op weg te helpen zijn “Bloemen aan het strand/ Des fleurs à laplage” (2003) en “Crêpepapieren bloemen maken /Créer des fleurs en papier crépon” (2007) door KarinVan Hoorick. Ook zijn er van haar hand boekjes voor het maken van crêpepapieren mannetjes en scoubidous (meer info op: www.karinvanhoorick.be/books.html).

    liefst met stevig crêpepapier, dat kan je heelgoed modelleren” zegt een enthousiastemama uit Oostende. “Bloemen uit servetten,tissues of cadeaupapier zijn nu aan deMiddenkust volledig uit den boze.”Vaak worden de kraampjes opgewaardeerdmet grote (Sint-Jacobs)schelpen, met verf ofviltstift beschilderde schelpen, schelpenovertrokken met gekleurd zilverpapier, scoubidous, uit gips gegoten figuurtjes ofcreaties uit kralen.

    De bloemenwinkeltjes bestaan al vanvóór het grootschalig kusttoerisme, dat opgang kwam na de Tweede wereldoorlog. Dit bewijst de getuigenis van Marie-JosephVan Der Reydt in het boek van Diane DeKeyzer uit 2006 ‘Met madame aan zee -Meesters en meiden in de villa’s aan deBelgische kust (1900-1940)’. Zij kwam alskind uit de gegoede Brusselse burgerij elkezomer naar ‘Villa Marie-Joseph’ in Middel-kerke. In 1928 waren bloemenhandeltjes ophet strand een geliefde bezigheid:”… En dan was er nog onze commerce desfleurs! We maakten bloemen in crêpepapier. Andere kinderen kochten de bloemen enbetaalden met schelpjes. Je zag groepjes kinderen met een ‘bloemenwinkeltje’ met inhet zand geprikte bloemen. Die winkeltjeshadden veel succes…”.

  • 15

    SCHELPEN ALS ENIG BETAALMIDDEL

    Zaagje - Donax vittatus

    DialectnaamTorretjes, tourrelle-tjes, tourrelle-kes, hoorntjesHuidige waardeKunnen ingeruild worden tegen 50 zaagjes(Bredene).Hoe zien ze eruit? Witte, slanke schelp met 15 windingen dieverbonden zijn met verdikte, uitstekende ribben. Uitzonderlijk tot 4 cm hoog, meestalslechts 1 cm

    Dialectnaamcouteaux, couteau-tjes, mesjes, coquille-tjesHuidige waardeOostkust: 5 tot 15 per bloemWestkust: 50 tot 100 per bloemHoe zien ze eruit?Langwerpige schelpjes met een rand vanzagende tandjes. Oranjegeel tot paars. Verseschelpen hebben soms nog een olijfgroeneopperhuid. Binnenkant vaak paars, somsoranje. Waar leven ze?Van Noorwegen tot Marokko en in deMiddellandse Zee. Langs de Belgische kustvoornamelijk te vinden tussen De Panne enWenduine. Nagenoeg afwezig verder oost-waarts.

    LevenswijzeIngegraven vlak onder het bodemoppervlakvan fijnzandige sedimenten. Dicht tegen dekust, soms aanwezig in de branding.Worden dikwijls weggespoeld door de golf-slag, maar kunnen zich met behulp van hunkrachtige voet snel weer ingraven. Voedenzich door kleine partikeltjes uit het water tefilteren. VariaWerden door de Frans sprekende toeristen‘couteaux‘ genoemd. In het Vlaams verbas-terd tot ‘couteau-tjes’ of verkeerdelijk vertaaldals ‘mesjes’. Niet te verwarren met meshelf-ten of zwaardschedes (Ensis spp.)!

    FN

    DD

    HH

    Wenteltrap - Epitonium clathrus

    Waar leven ze?Wenteltrapjes komen voor in de Noordzee,langs de Europese Atlantische kusten, in deMiddellandse en Zwarte Zee. Nu quasiafwezig in de bodemfauna van de Belgischekust.LevenswijzeLeven tot op een diepte van 70m. Komen naar de kust om eikapsels af te zet-ten. Voeden zich met zeeanemonen.

    Aan de Middenkust worden de bloemenvandaag de dag betaald met (dubbele)‘handjes’ met een mengeling van allerleischelpen. Men spreekt van een ‘poignée’(= een handvol), vaak verbasterd tot ‘panier’(=mandje). Er mogen geen mosselen, oestersof zwaardschedes tussen zitten

  • 16

    VEEL KANS DAT DEZE IN DE ‘POIGNEES’ ZITTEN

    FN

    MD

    HH

    HH

    VariaKan eventueel verward worden met zijn grotere broertje de stevige strandschelp(Spisula solida). Deze leeft dieper in zee, opde toppen van de zandbanken en heeft lagedichtheden. Op onze stranden vind je in dezomer voornamelijk fossiele schelpen terug,die vrijkomen uit de turflagen van hetEemiaan-tijdperk (een warme periode tussentwee ijstijden 110.000 tot 115.000 jaargeleden). Deze laag dagzoomt voor deBelgische, Nederlandse en Deense kust enzit vol met schelpen van Spisula subtruncataen een nauw verwante soort (Spisula ellipti-ca). Oude kleppen van S. subtruncata én S. elliptica uit deze oude schelpenbankenkan je gemakkelijk herkennen aan detypisch gekleurde banden en de aanzienlijkdikkere schelp in vergelijking met de verseschelpen.

    Hoe zien ze eruit?Stevige, driehoekige schelp. Maximaal 3 cmgroot. Verse schelpen hebben een crèmewit-te kleur, vaak nog met grijsgele opperhuid.Fossiele schelpen met geelbruine, donker-bruine of blauwgrijse banden of zwartgekleurd. Waar leven ze?Van Noorwegen tot de Canarische eilandenen in de Middellandse Zee. Aan deBelgische kust voornamelijk ter hoogte vanWestkust. Komen in grote aantallen voor(1300 individuen per m2) vanaf de laagwa-terlijn tot enkele tientallen meters diep inzee.LevenswijzeIn fijn tot gemiddeld fijn, slikrijk zand.

    Halfgeknotte strandschelp - Spisula subtruncata

    Kokkel - Cerastoderma edule

    De verse schelpen van de Spisula subtrun-cata hebben een crèmewitte kleur en eendunne schaal (linksboven). De talrijke aanwe-zige fossiele schelpen hebben een aanzienlijk dikkere schaal en hebben typisch gekleurdebanden (linksonder). De kans dat je de stevigestrandschelp, Spisula solida, op het strandvindt is een stuk kleiner (rechts)

    Hoe zien ze eruit? Dikke, driehoekige schelpen. Tot 6 cm groot,maar meestal kleiner. Vanuit de top lopencirca 25 ribben waarop smalle schubjesstaan. De groeven tussen de ribben zijnsmaller dan de ribben zelf. Verse schelpenkunnen wit, geelbruin of bruin zijn.Strandmateriaal is vaak blauwgrijs of bruinverkleurd. Het zijn mogelijks fossielen uit deHolocene sedimentlagen (tussen 11.500 jaargeleden en nu). Waar leven ze?Van Noorwegen tot NW-Afrika. Zeer alge-meen in slikgebieden zoals de Waddenzee(maar daar de laatste jaren sterk achteruitge-gaan). Aan onze kust enkel in de slikken vanHet Zwin en de IJzermonding, niet in hetkustgebied zelf.

    LevenswijzeDe kokkel leeft ingegraven op geringe dieptein zand- en slikbodems.VariaDe dichtheden van levende schelpen kunnensterk verschillen van jaar tot jaar. Na strengewinters maakt de kokkel, zoals veel soortenschelpen, in de lente enorm veel eieren aan.In zulke jaren is een ‘boom’ merkbaar in de aantallen na de spatval in de zomer en in de erop volgende jaren. In Nederland is kokkelvisserij toegelatenvoor consumptie en export. De vangstgebeurt er onder sterke restricties, want eengrootschalige kokkelvisserij kan leiden totvoedseltekort onder de vogels en veroor-zaakt grote bodemverstoring. In België isdeze activiteit niet toegestaan, ook niet opandere soorten.

    BBeettaalleenn ggrraaaagg……

    Betalen doe je met schelpen die je verza-melt op het natte strand en in de vloedlijn.Dat gebeurt meestal op de dag zelf van hetstrandbezoek. Alhoewel fanatiekelingen ookin de herfst en winter het strand afschuimenop zoek naar specifieke schelpen, die kun-nen dienen voor hun handeltje tijdens dezomermaanden. Na een storm en aanlandigewind kunnen immers hele afgestorven schelpenbanken aanspoelen op het strand.

    Niet eender welke schelp kan mengebruiken als pasmunt. In de meeste bad-steden dienen hiervoor enkel de ‘couteaux-tjes’ of ‘mesjes’. De officiële naam is ‘zaagje’ of Donax vittatus. Deze soort isdoor de band zeer schaars op de steilestranden aan de Oostkust. “En wat schaarsis, is veel waard. Dit is waarschijnlijk dereden waarom vroeger aan de Oostkust hetzaagje gekozen werd als pasmunt voor debloemen” zegt papa Erik. Om de kinderen teplezieren maakt zijn familie af en toe eens

    een strandwandeling aan de Westkust. Op de kust van deze brede stranden tenwesten van Nieuwpoort gedijt het zaagjezeer goed, waardoor lege schelpen dan ookmet een grotere waarschijnlijkheid aanspoelen. “Hier in Duinbergen is novem-ber de beste periode om ‘couteaux-tjes’te vinden” zegt mama Kristien. Nu worden aan de Westkust, in Sint-Idesbald, Koksijde en Oostduinkerke, ookzaagjes gebruikt als pasmunt, al was datvroeger anders.

  • 17

    SCHELPEN DIE ABSOLUUT NIET KUNNEN

    Dialectnaamscheermessen, messchelpen, messenHoe zien ze eruit? De schelp kan tot 16 cm lang zijn.Dunschalige en duidelijk gebogen schelp.Ze hebben een bruinpaarse grondkleur meteen glanzende olijfbruine opperhuid.

    Amerikaanse zwaardschede - Ensis directus

    De mesheft-vormige schelpen die men na stormen en bij momenten van aanlandigewind in grote massa’s op onze stranden vindt,zijn afkomstig van de Ensis directus

    Waar leven ze?In het intergetijdengebied en de ondiepekustzone. Dominant aanwezig vóór deBelgische kust, tot 1200 individuen per m2

    (in 2000).LevenswijzeLeven verticaal ingegraven in het zand. Kan zich bij verstoring tot 50 cm diep terug-trekken. Stelt weinig eisen aan zijn omge-ving. Snelle groeier.VariaOorspronkelijke soort van AmerikaanseOostkust. Aan de Belgische kust waargeno-men sinds 1987. Vermoedelijk hier gekomenals larve in het balastwater van schepen.Overheerst nu de inheemse soorten in aan-tallen.

    Oesters - Crassostrea gigas

    DialectnaamcreuseHoe zien ze eruit? Onregelmatige, smal ovale schelpen met diepgekartelde rand. Kan tot 30 cm lang worden. Waar leven ze?Oorspronkelijk uit ZO-Azië, maar sinds 1980bezig aan een opmars langs de Europese kus-ten. LevenswijzeVerkiest rustig water tot 3m diep. Kan voor-komen tot op 80m. Zit met onderste schelp vastaan het substraat. Woekert, mede door deopwarming van de Noordzee, op alle (hardeén zachte) substraten langs de West-Europesekusten. Hij filtert het water en haalt er de eet-bare partikels uit, ook het zaad van zijn con-currenten (de mossel, de kokkel en de platteoester) en haalt zo zijn voordeel op de anderesoorten. Per vierkante meter oesterbank wordt650 liter water gefilterd per uur (!).

    VariaAan het strand vind je nu vooral schelpenvan de niet-inheemse Japanse oester(Crassostrea gigas). Deze soort is begin dejaren ‘60, net als de nauwelijks ervan teonderscheiden Portugese oester Crassostreaangulata, ingevoerd in onze streken. Dit gebeurde om de dalende opbrengst vande kweek van inheemse oesters Ostrea edu-lis op te krikken na de uitbraak van een oes-terziekte. Van de ingevoerde soorten dachtmen dat ze onze koude winters niet zoudenoverleven en zich niet in het wild zoudenkunnen voortplanten. De Portugese oesterbleek inderdaad nogal vatbaar voor ziektes.De Japanse soort verspreidde zich wel in hetwild.

    HH

    FN

    MD

    FN

    Mossel - Mytilus edulis

    DialectnaammusselHoe zien ze eruit? Paarsblauwe, geelbruine tot zwarte schel-pen. De schelp heeft een zwarte opperhuid,die geleidelijk verdwijnt wanneer de schelpsterft en overal tegenaan schuurt. Kunnen tot9 cm groot worden.Waar leven ze?Komt voor langs de kusten van de oostelijkeAtlantische Oceaan (Noorwegen tot Spanje)en de West-Atlantische Oceaan (VerenigdeStaten). Ook in de Stille Oceaan.

    LevenswijzeDe mossel leeft vastgesponnen met zijnbysusdraden op strandhoofden en pieren,evenals aan stenen en schelpen in de buurtvan de laagwaterlijn en het ondiepe kust-gebied. Vormen dichte bedden die tot 2000liter per m2 kunnen filteren.

  • 18

    recent verschijnsel. De schelpen die mentegenwoordig in grote massa’s oponze stranden vindt, zijn afkom-stig van de zwaardschede Ensisdirectus. Een oorspronkelijkAmerikaanse soort die hier pas sinds de latejaren ‘80 waargenomen wordt en de inheemse soorten volledig overheerstin aantallen. Vroeger waren de schel-pen van de lokale soorten (grotezwaardschede Ensis arcuatus enkleine zwaardschede Ensisensis) eerder speciaal tenoemen.Zwaardscheden werdenalvast door geen enkelevan de geïnterviewdemensen (met kindertijdvóór 1990) vermeld. Sinds de jaren ‘90 geldt de regeldat mesheften niet kunnen dienen alspasmunt, wegens te talrijk en té groot. Eenkinderhand is te vlug gevuld…

    In de late jaren ‘60 en de jaren ‘70gebruikte men er wenteltrapjes (Epitoniumclathrus) om mee te betalen. “Eén bloemkostte toen tussen de 5 en 15 ‘tourelletjes’.Nu er betaald wordt met - de lokaal niet zozeldzame - zaagjes, moet je algauw 100 tot500 schelpen neertellen per bloem”, zegt Fabienne. Aan de Oostkust kost eenbloem, naargelang de grootte en de complexiteit, tussen de 3 en de 12 zaagjes.Bloemen met vertakkingen of zijknoppen zijnbeduidend meer waard dan enkelvoudige.“In Bredene kun je nog steeds betalen methet zeer zeldzame wenteltrapje” verteltRoeland. “Het witte huisje van deze zeeslakis inwisselbaar tegen een 50-tal zaagjes”.

    “Ik herinner mij dat we in Oostende in dejaren ‘60, met zaagjes, afgeknotte strand-schelp en wenteltrapjes konden betalen,maar ook met grote strandschelp” zegt Jan.Deze laatste soort is nu zeer zeldzaamgeworden langs onze kust.

    DDee ‘‘hhaannddeell’’ vvaannddaaaagg ddee ddaagg

    Vandaag de dag worden in de badstedenaan de Middenkust (Mariakerke, Oostende)en in Wenduine de bloemen betaald methandjes schelpen allerhande. “De schelpenmogen wel niet gebroken zijn en er mogengeen schelpen tussen zitten van mosselen,oesters of zwaardscheden” zegt Johan uitOostende. Deze zwaardscheden zijn een

    Venez achetez - au bon marché - mon magazin est ouvert! Dit liedje hoorde je in de jaren ‘50-‘60 wel vaker op het strand van Oostende alsreclameslogan voor de bloemenstalletjes (JH)

    “Ik moest steeds mee met mijn grotereneef als we bloemen gingen kopen bij ande-re winkeltjes. Als de prijs bedongen was,kwam ik tevoorschijn vanachter zijn rug methet emmertje schelpjes en betaalde met mijnkleine handjes” herinnert Kathy uit Oostendezich nog. Beide handen moeten worden volgelegd met schelpjes en vormden één

    ‘handje’ of ‘poignée’ - in het verfranste West-Vlaams. Eenvoudige bloemen gaan twee totdrie handjes. Hele speciale of grote bloemenkunnen 10 tot 12 handjes kosten.

    In sommige badplaatsen aan de Oostkusten Middenkust bloeien de handeltjes zoalsnooit tevoren. Aan de Westkust zie je dezestrandwinkeltjes enkel nog in Sint-Idesbald,Koksijde en Oostduinkerke. In De Panne ishet fenomeen volledig verdwenen. “Ook in Nieuwpoort is de traditie toch watteloor aan het gaan”, zegt Marie-Ange uitNieuwpoort-Bad. “Daarom organiseert degemeente hier elke jaar een 8-tal workshopsom de techniek terug aan te leren

    DD

  • 19

    Laat het ons vóór 31 juli weten op: [email protected] of per brief op:VLIZ - Papieren bloemen, Wandelaarkaai 7,8400 Oostende. De 10 beste inzendingenworden beloond met het nieuwste boek vanKarin Van Hoorick, “Crêpepapieren bloemenmaken”.

    MMeett ddaannkk aaaann::

    Erik Nobels (Knokke-Heist), Kristien deLichtervelde (Duinbergen), Annelies Goffin(Duinbergen), Leen Vandepitte (Heist),Nathalie Keersebilck (Zeebrugge enOostende), Sylvia Theunynck (Wenduine),Roeland T’Jampens (Bredene), Kathy Belpaeme (Oostende), Jan Haspeslagh(Oostende), Johan Mares (Oostende), Erik De Kievith (Oostende), Robin Brackez(Mariakerke), Marie-Ange Loonens(Nieuwpoort), Ann-Katrien Lescrauwaet(Oostduinkerke), Fabienne Bartholomeus(Sint-Ydesbald, Koksijde, Oostduinkerke, De Panne), Steven Degraer en Karin Van Hoorick.

    (http://www.nieuwpoort.be/toerisme/toeris-me.html). Er is grote interesse, vooral vanwege oma’s die hun kleinkinderendezelfde pret willen laten beleven als ze zelfgekend hebben in hun kindertijd”.

    TTwweeee eemmmmeerrttjjeess sscchheellppeenn hhaalleenn

    Schelpen worden verzameld in speel-goedemmertjes. “Maar in de loop van dezomer kan het gebeuren dat je emmertje teklein wordt om als kassa te dienen. Met alleneven en nichten van de ganse familie verza-melden we in één zomer zoveel zaagjes, datwe een oude doos van pampers moestengebruiken. We vulden er ook flessen en pottenmee, die we op het strand vonden” vermeldtAnnelies uit Duinbergen. “In de jaren 80 had jenog van die grote kartonnen trommels waarinze waspoeder verkochten. Halfvol tot vol zeulden we ermee over het strand van stalletje tot stalletje” zegt Erik. Nu gebruikenkinderen vaak plastiek zakken om hun schel-pen te vervoeren. “Ik ga nooit zelf schelpen rapen, maar beginmijn winkeltje met een 10-tal bloemen diemijn mama maakt. Deze brengenschelpen op en daarmee koop ik dan weernieuwe bloemen. Als ik ze verkoop vraag ikdan wat meer couteaux-tjes”.

    RReeaaggeerreenn oopp ddiitt aarrttiikkeell??

    Wie wil, kan reageren op het artikel. Heb je zelf nog leuke anekdotes? Kun je onsde marktwaarde van bloemen in jouw bad-plaats meedelen (nu en in het verleden)?Heb je leuke tips om de bloemen en de win-keltjes nog aantrekkelijker te maken? Heb je foto’s die illustreren hoe de handel enhet verzamelen eraan toeging/toegaat?

    Je kan starten met het verzamelen vanschelpjes op het strand, waarmee je dan bloemen koopt en weer doorverkoopt (mét winst). Anderen beginnen met een boeketbloemen en verzamelen zo schelpjes, waarmee ze dan weer bloemen gaan kopenbij andere kraampjes.

    VLIZ-Delva

    DD

  • 20

    Cis De Strandjutter

    Op 22 maart 2007 lagen ze dan eindelijkook bij ons op het strand, de shampoo-flessen van Pantene. Ik had ze verwacht. Het ging om een deel van de lading van hetcontainerschip de Napoli. Dit onfortuinlijkeschip kwam reeds twee maand vroeger - op18 januari 2007 - in moeilijkheden in hetwestelijke Kanaal, ter hoogte van Ouessant.Het werd uiteindelijk op 20 januari aan degrond gezet in Lyme Bay, ZW-Engeland. Het schip vervoerde 2394 containers waar-van er bij het begin van het incident een honderdtal verloren gingen. Ongeveer dehelft spoelde aan en de rest verdween in zee.Iedereen herinnert zich nog wel de beeldenvan losgeslagen containers, sommige kapoten opengebroken, en massa’s mensen -would-be strandjutters of plunderaars - ophet strand, die poogden een graantje mee tepikken van de over de kust verspreide lading.

    Samen met de shampooflessen - tweemodellen - spoelden ook plastiek auto- enmotoronderdelen, lege pralinedoosjes enheel veel sinaasappels aan. Alles jammergenoeg bedekt met een dikke laag olie. Dat maakte de vondsten natuurlijk slechtrecupereerbaar. Maar de shampoo, die waszeker nog bruikbaar!

    De lange reis van de shampooflessen

    Hoe weet je nu dat al die twee maandenlater op Belgische stranden aangespoelderommel van de Napoli afkomstig is? En hoe onderscheid je die van de troep diebij storm onze stranden aandoet? Als strand-jutter moet je natuurlijk weten wanneer jemoet uitrukken. De stromingsrichting door-heen het Kanaal loopt netto van west naaroost. Dus is er veel kans dat als er containersof andere spullen verloren gaan in hetKanaal, ze ooit drijvend de Noordzee zullenbereiken. Uit een vorig incident, het verlies

    Hij kent het strand als geen ander.Strandjutten is zijn passie en passie is erom gedeeld te worden met anderen.Klaar om je te laten inwijden in de mysteries van de meest gekke strand-vondsten?

    van enkele containers ter hoogte van deCasquets (ongeveer op dezelfde lengtegraadmaar aan de Franse kant), weten we dat eendergelijke ‘reis’ ongeveer 2 à 3 maanden kanduren. En dan moet het vóór onze kustnatuurlijk wind uit zee - liefst noordwesten-wind - zijn, want anders laat de drijvende processie onze stranden gewoon ‘rechts’liggen.

    Op 21 maart 2007 was het zover. Meteenna een klein maar venijnig noordwester-stormpje kwamen de meldingen van geolie-de shampooflessen en sinaasappels binnen.Omdat ze onder een dikke olilaag zaten wer-den ze hier en daar opgeruimd. De lading vande Napoli had er ongeveer twee maandenover gedaan om onze kust te bereiken. Een ruwe berekening leert dat dit met eensnelheid van ongeveer 10km per dag moetgeweest zijn.

    Een staal van de met olie besmeurde rommel, aangespoeld op onze strandenvanaf 22 maart 2007 en afkomstig van het inZW-Engeland gestrande containerschip‘Napoli’: shampooflessen, plastiek auto- enmotoronderdelen, lege pralinedoosjes ensinaasappels (FK)

    NAPOLI! NAPOLIHET RELAAS VAN EENGESTRANDCONTAINERSCHIP

    Een reis met ‘kleerscheuren’…

    Het leuke was dat je dankzij het Internet -als strandjutter moet je met je tijd meezijn -het wedervaren van de lading mooi kon vol-gen. Nogal wat spullen spoelden in de perio-de na de stranding aan op verschillendestranden van de Engelse Oostkust. En omdathet meeste onder de olie zat kregen de stran-dingen veel aandacht, er werden zelfs stran-den gesloten. Zo kon je leren dat een maandna de stranding van de Napoli resten van delading aanspoelden op het eiland Wight enter hoogte van Shoreham, West Sussex. De websites toonden ook foto’s van het aan-gespoelde materiaal, zodat je kon zien watmogelijk ook op onze stranden op termijn teverwachten viel.

    De beelden tonen ook mooi hoe destruc-tief een verblijf in zee wel is. Zo spoelen deshampooflessen eerst nog per zes verpaktaan, en waren de bonbondozen aanvankelijknog gesloten. De Pantene shampooflessenmet olie werden ook nog aangetroffen op dejaarlijkse Vlaamse strandopruimactie‘Lenteprikkel’ van 31 maart 2007. De luiersen babyvoeding die als lading van de Napolivermeld werden, raakten niet tot bij ons.

    Zo leren we dat iets dat ver van ons bedgebeurt toch gevolgen kan hebben voor onzekust. Inderdaad, veel van wat als afval op hetstrand aanspoelt is afkomstig van ladingver-lies of andere ongevallen op zee. Na het aan-spoelen kan het gestrande materiaal nogheel lang - tot meer dan een jaar - op hetstrand blijven liggen.

    FK

  • 21

    De Vruchten vanDe Zee

    We eten met zijn allen steeds meer vis-, schaal- en schelpdieren en willen datook blijven doen in de verre toekomst.Vis is immers lekker en gezond! Het isechter niet eenvoudig om een zicht tekrijgen op de oorsprong van de aangebo-den zeeproducten. Is de vis wel vangoede kwaliteit? Hoe groot zijn derespectievelijke visbestanden? Wordt erwel op een duurzame wijze gevist,gekweekt en verwerkt? Via deze rubriekhelpen we je in je zoektocht, door nieuweinitiatieven, technieken en wetenschap-pelijke kennis over al het lekkers uit dezee de revue te laten passeren.

    Eind april koos de VLAM (Vlaams Centrumvoor Agro- en Visserijmarketing), in overlegmet de producenten én de handel, de rog alsde ‘vis van het jaar 2007’. De ‘vis van hetjaar’ mag niet té duur zijn, moet aan een stij-gende vraag kunnen voldoen, het ganse jaarbeschikbaar zijn en mag geen bedreigde vis-soort zijn. En op dat laatste punt ‘wringt’voor wetenschappers ‘het schoentje’…

    Belgische aanvoer van ‘roggen’

    Onder de commerciële naam ‘rog’ vallenmeerdere soorten (zie kadertje). Roggenstaan in de Belgische aanvoerstatistieken opde derde plaats, na tong en schol. Ze verte-genwoordigen 8,8% van de totale Belgischeaanvoer. In de vismijn brengt rog 1,90 EUR/kgop. Een prijs die ver onder de gemiddelde visprijs van 4,80 EUR/kg ligt. Uit marktstudiesblijkt dat slechts 7 gezinnen op 100 rog kopen.Vandaar dat de VLAM vond dat dit produkt welwat promotie kon gebruiken…

    De status van de rog in deNoordzee

    Roggen zijn bodembewonende kraakbeen-vissen die zelden als doelsoort bevist worden.Ze zijn een algemene ‘bijvangst’ in de visserijop platvis en rondvis met sleepnetten.Roggen zijn zeer vatbaar voor overbevissing(vooral de grote soorten). Ze groeien immerstraag, worden relatief laat geslachtsrijp enhebben een gering aantal nakomelingen.

    De huidige aanvoer van roggen uit deNoordzee is teruggevallen tot minder daneen kwart van wat er in de jaren 50-60 werdaangevoerd (zie grafiek). De topper in deaanvoer is de stekelrog Raja clavata. Zijn verspreidingsgebied is sterk terugge-drongen en het Noordzee-bestand wordtdoor visserijbiologen anno 2007 als ‘uitge-put’ beschouwd. De vleet Dipturus batis,vóór 1980 nog talrijk in de Noordzee, doethet ook verre van goed. Samen met gladderog is deze opgenomen in lijsten van be-dreigde soorten. Naast stekelrog voeren deBelgische vissers ook gladde rog, grootoogrogen blonde rog aan uit de Noordzee. De toe-stand van deze bestanden is minder duidelijk.

    Eind 2006 werd door wetenschappers binnen ICES - de ‘International Council forthe Exploration of the Sea’ - het adviesgeformuleerd om de bijvangst van alle rog-gen in de Noordzee zoveel mogelijk te beper-ken en om geen doelgerichte visserij meertoe te laten. Deze adviezen zijn maar gedeel-telijk gevolgd door de beleidsvoerders: voor2007 werd beslist om roggen in de bijvangsttot maximum 25% te beperken en een aanvoervan 2190 ton toe te staan (waarvan 369 tondoor Belgische vissers mag worden opgevist).

    Vorig jaar werd 1777 ton aangevoerd doorBelgische vissers. Daarvan kwam slechts 20% uit de Noordzee. De rest kwam uitgebieden waar er geen vangstbeperkingenzijn voor roggen (vnl. de Keltische Zee, de

    ROG: VIS VAN HETJAAR 2007?

    Ierse Zee en het Kanaal). In deze gebiedendaalde de aanvoer van roggen de laatstedecennia systematisch (zie grafiek).

    Slecht gekend…

    Het probleem is dat de exacte status vande roggenstocks niet met grote zekerheidbepaald kan worden. In de aanvoerstatistie-ken worden de verschillende soorten immersgebundeld als ‘roggen’ (of zelfs ‘roggen enhaaien’), wat het de visserijbiologen moeilijkmaakt om de toestand van een welbepaaldesoort in te schatten. Sinds kort gaan ze danook zélf de vismijn in om de soortensamen-stelling van de aanvoer te bepalen.

    Toch zijn er sterke indicaties dat het nietgoed gaat met de roggen. En vast staat datze door hun levensstrategie uitermate gevoelig zijn voor overbevissing. Hopelijkkunnen de toekomstige generaties ook nogkennismaken met deze boeiende en lekkeredieren...

    NF

    Met dank aan: Wim Demaré (ILVO – Visserij), Jan Haelters (BMM) enDienst Zeevisserij

    Aanvoer Wetenschappelijke naam Nederlandse naam dialecttopper Raja clavata stekelrog – ruige rogvaak Raja montagui gladde rog – geblekte rogvaak Raja brachyura blonde rog keilrog

    (voor grote exemplaren)vaak Leucoraja naevus grootoogrog – wilde rogvaak Leucoraja circularis zandrogweinig - (te klein) Raja radiata sterrog wilde rog

    (te verwarren met anderewetenschappelijke naam voor grootoogrog)

    weinig (beschermd) Dipturus batis vleet

    ‘Roggen’ aangevoerd door Belgische vissers

    Aanlandingen van roggen in de Noordzee(boven) en in Keltische zeeën (onder)

  • 2222

    Stelje Zeevraag

    Met meer dan 500 zijn ze, de Vlaamseonderzoekers en beheerders die van dezee en kust hun professioneel actie-terrein hebben gemaakt. Ben jebenieuwd naar hun bevindingen en hebje een prangende vraag over het ziltenat, de duinen, het strand of onze rivier-mondingen? Geen probleem. Stel je zee-vraag, zij zoeken voor jou het antwoord!

    Het lijkt een simpele vraag, maar naderonderzoek leert dat het antwoord toch nietzo eenduidig is. Daarom, en omdat 2007 het‘Jaar van de Dolfijn’ is, wilden we jullie dezevraag niet onthouden!

    De uitdagingen van de zee

    Elk levend organisme dient zijn vochtge-halte en de concentratie aan opgeloste stoffen in het lichaamsvocht binnen aan-vaardbare grenzen te houden. Andersgeraakt het in onoverkomelijke problemen.Daartegenover staat dat water en opgelostestoffen voortdurend worden opgenomen (bv. bij de voeding, bij het drinken, door ver-branding van vet/koolhydraten/eiwitten,etc..) en afgestoten (bv. bij zweten/ademen,

    DRINKEN DOLFIJNEN ?

    via de urine, de uitwerpselen, de melkpro-ductie, etc….), en er dus actief dient gezochtte worden naar het gewenste evenwicht. Met een geleerd woord heet dit osmoregula-tie. Bovendien wordt water doorheen half-doorlaatbare wanden (zoals de lichaams-wand van planten en dieren) steedsaangetrokken van een oplossing met eenlaag gehalte aan opgeloste stoffen naar eenzoutere (meer opgeloste stoffen bevattende)omgeving. In zout zeewater betekent dit dateen organisme - gesteld dat het geen waterof zouten opneemt of actief zou afgeven -toch uitdroogt door het ‘wegtrekken’ vanvocht uit het minder zoute lichaam. Tot dus-ver het algemene verhaal.

    Hoe gaan dolfijnen daarmee om?

    Eerste (triviale) vaststelling is dat dolfij-nen geen toegang hebben tot zoet drinkwa-ter. In vergelijking met landzoogdieren bevathet voedsel van dolfijnen (vis: 70-80%)gelukkig wel veel water. Dat is alvast eenpluspunt in de strijd tegen uitdroging. Ookverliezen ze in het frisse zeewater relatiefweinig vocht bij het ademhalen of het trans-pireren. Waarschijnlijk kan een zeezoogdierdus wel zijn waterbalans in evenwicht hou-den zonder echt actief te gaan drinken. Maardaarmee is de kous niet af. Zeezoogdierennemen via de voeding ook veel zouten op en

    bezitten - in tegenstelling met bv. zeevogelsen zeeschildpadden - geen gespecialiseerdeklieren om dit zout uit te scheiden. Alle uit-scheiding van overtollig zout dient dus tegebeuren via de nieren en de productie vanurine. En daar is water voor nodig!

    De truc van de grote nier

    Hoe slaagt een dolfijn er met anderewoorden in om urine uit te scheiden die meerzouten bevat dan het zeewater zelf? Want als dit lukt, kunnen ze - zonder zelf te‘verzilten’ - voldoende extra zoet water bin-nenkrijgen en overtollig zout kwijtraken. De oplossing voor dit probleem blijkt teschuilen in de grote, speciale nieren die demeeste zeezoogdieren bezitten. Door dezebijzondere nieren kan een bultrug bijvoor-beeld, bij het drinken van 1 l zeewater, tochnetto nog 350 ml water ‘ophouden’ na uit-scheiding van het overtollig zout via deurine. Bij een mens zou de netto balans naeenzelfde drinkbeurt 350 ml in het krijtstaan… Of hoe wij uitdrogen door zeewaterte drinken, en walvissen en dolfijnen niet!

    Blijft de vraag: drinken dolfij-nen ook daadwerkelijk?

    We leerden al dat ze zonder gevaar zee-water kunnen drinken, maar dat ze doorvoorzichtig om te gaan met hun waterbalansdit misschien wel niet hoeven te doen.Gelukkig deden onderzoekers proeven metisotopisch gelabeled water en/of opgelostestoffen om na te gaan of ook écht wordtgedronken. En wat waren de bevindingen? Er waren grote verschillen naargelang desoort zeezoogdier en het heersende klimaat.Bij voedselzoekende tuimelaars (de ‘flipper’onder de dolfijnen) registreerden ze eendrinkvolume van meer dan 7 liter per dag, bij vastende gewone dolfijnen een tien maalkleinere hoeveelheid. Met andere woorden:dolfijnen drinken!

    JS

    Bronnen• COSTA D.P. 2002. Osmoregulation. In: Perrin, W.F., B.Würsig & J.G.M. Thewissen 2002. Encyclopedia of MarineMammals. Academic Press. San Diego – San Francisco -New York – Boston – London – Sydney – Tokyo: 837-842.

  • 23

    De Kustbarometer

    Nemen kustbezoekers de trein voor eendagje uit? Produceren kustgemeentesmeer of minder restafval dan vijf jaargeleden? Hoe ‘grijs’ is de bevolking aande kust? Zijn de kusthavens belangrijkvoor de economie aan zee en verkerenze in een groeifase? Allemaal interessan-te vragen die ons nieuwsgierig makennaar de toestand en de evolutie van dekust en de zee. Door deze zogenaamde“indicatoren” of graadmeters in beeld tebrengen, proberen wij te achterhalen ofde kust voldoende aandacht schenktaan mens, natuur en economische ont-wikkeling.

    De vraag: Waarom is wonen aan de kust zo duur?

    De indicator: Het aantal tweede woonsten.

    Wat is het belang van deze indicator voor kustbeheer?

    Het strand, de zon, de zee… of gewoon-weg de sfeer. Elk heeft zo zijn reden om zichvoor kortere of langere duur, al dan niet opoudere leeftijd, aan de kust te willen nestelen. Gevolg: een grote migratiestroomrichting zee. Bijkomend gevolg is dat devraag naar woningen vele malen groter is danhet aanbod en de woning- en bouwgrond-prijzen de pan uitswingen. Voor jonge enminder kapitaalkrachtige gezinnen wordt heteen echte speurtocht naar een betaalbarewoning of appartement. Vaak rest hen nietsanders dan verhuizen naar het hinterland...

    De vele tweede verblijven wegen nietalleen op de betaalbaarheid van woonstenaan zee. Ook brengt het in bepaalde wijkeneen opvallende leegstand en vaak minderaantrekkelijke sfeer teweeg eens de seizoensdrukte achter de rug is. Huizen metrolluiken naar beneden, gesloten handels-zaken en verlaten straten creëren dan eenonaantrekkelijk straatbeeld.

    En ook de aangrenzende polders ontsnap-pen niet aan de gevolgen van de grote vraagnaar woningen. Vanuit de gemeentes isimmers veel vraag om de resterende openruimte aan te snijden voor nieuwe verkavelin-gen en gebouwen.

    Wat zegt deze indicator?

    Deze indicator toont het aandeel tweedeverblijven in het totaal aantal woongelegen-heden. In Vlaanderen wordt het aantal twee-de woonsten niet systematisch bijgehouden.Deze gegevens zijn gebaseerd op een schatting. Minder kwaliteitsvolle woongele-genheden, die als tweede verblijf geregis-treerd staan, worden vaak permanentbewoond. Kwaliteitsvolle woningen, die alshoofdverblijfplaats geregistreerd zijn, kunnen in werkelijkheid als tweede verblijfgebruikt worden.

    Wat zijn de resultaten? Waarom dit resultaat?

    De kust is een aaneenschakeling van ste-delijke gebieden met een bevolkingsdicht-heid van 350 tot 2.000 inwoners/km2. De bevolkingsdichtheid stijgt in de kustge-meenten bovendien sneller dan in de hinter-landgemeenten. Om te beantwoorden aan destijgende vraag naar woongelegenheid voortweede verblijvers en ‘pensioenmigranten’,is er veel nieuwbouw van appartementen.Terwijl aan de kust nu reeds de helft van de woongelegenheden bestaat uit apparte-menten…

    In 2004 waren gemiddeld 35% van hettotaal aantal woongelegenheden in de kust-gemeenten tweede verblijven. Middelkerkespant de kroon, met maar liefst twee derdentweede verblijven. Enkel in Oostende,Bredene en Blankenberge zijn er mindertweede verblijven dan permanente wonin-gen. Deze cijfers illustreren het belang vandeze indicator, in zijn gevolgen op de prijsvan de woningmarkt en de leefbaarheid vanbepaalde buurten. Wijken die meer dan 80%tweede verblijven tellen, krijgen buiten hettoeristisch seizoen echt het aanzien van eenspookstad.

    Waar willen we naartoe?

    Badplaatsen oefenen een grote en begrij-pelijke aantrekkingskracht uit op toeristen

    In 2004 waren gemiddeld 35% van hettotaal aantal woongelegenheden in de kustgemeenten tweede verblijven.Middelkerke spant de kroon, met maar liefsttwee derden tweede verblijven. Enkel inOostende, Bredene en Blankenberge zijn erminder tweede verblijven dan permanentewoningen (HM)

    kustzone0,0 % - 1,8 %1,8 % - 4,3 %4,3 % - 9,4 %9,4 % - 18,8 %18,8 % -61,3%

    Aantal tweede verblijven op hetaantal woningen (%)

    allerhande, maar daar houdt het niet op. Het gunstige leefklimaat en het hoge aanzienvan sommige badplaatsen trekken een oude-re bevolking aan. De instroom van actievesenioren is op zich niet problematisch. Er ontstaat immers een nieuwe markt diemogelijkheden biedt voor investeringen enwerkgelegenheid zoals een specifieke ontspanning- en vrijetijdseconomie gerichtnaar zestigplussers.

    Maar met het oog op een duurzame toe-komst voor onze kustregio, is aandacht voorhet nastreven van een goede sociale mix inde woonwijken geen overbodige luxe. Wijken waar permanente bewoning een feitis en waar de bewoners betrokken worden inde verdere ontwikkeling van hun buurt. Om deze gezonde sociale mix te realiseren,moet betaalbaar wonen mogelijk blijven. Dit moet ook aan de kust kunnen via een aan-gepaste ruimtelijke ordening, grond- en pandenbeleid, huisvestingsbeleid en fiscaleen financiële instrumenten. Dat een dergelijksociaal woonbeleid inspanningen vergt vande diverse overheden spreekt voor zich.Enkel zo kan er gestreefd worden naar eenevenwichtige leefomgeving waar het voorjong en oud aangenaam verblijven is.

    HM

  • 24

    Kustkiekjes

    Er wordt wel eens gezegd dat we teveel met de rug naar de zee leven en onvoldoende oog hebben voor wat de kust - vaak in kleine hoekjes - zoal te bieden heeft.

    Daarom dagen we jullie uit om het ‘nieuwe beeld’ te herkennen en ons schriftelijk (naar ‘Kustkiekjes’, VLIZ, Wandelaarkaai 7, 8400 Oostende) of per e-mail ([email protected], met in subjectline ‘Grote Rede nummer 19’) te laten weten wat de foto voorstelt.Alle inzendingen worden verwacht tegen uiterlijk 15 augustus 2007. Uit deze inzendingen wordt één winnaar geloot,