Wonen in Nederland
description
Transcript of Wonen in Nederland
InhoudsopgaveKlik verder naar de volgende hoofdstukken.
Hoofdstuk 1: Denkend aan HollandHet stroomgebied van Rijn en Maas, klimaatverandering en overstromingsgevaar.
Hoofdstuk 2: Rivierbeleid in Nederland Overstromingen tegengaan; nationaal en internationaal beleid.
Hoofdstuk 3: Stedelijke vraagstukken Stad, stedelijke zone, innovatie in creatieve steden, soc-cult problemen, beleid
Hoofdstuk 1Maak de aantekening en klik dan in de paragraaf die je wil zien. Hoofdvraag: Welke 3 aspecten zitten er aan het vraagstuk van het overstromingsgevaar van de grote rivieren en hoe verhouden deze zich t.o.v. elkaar?
Par 1.1 -Wat zijn de kenmerken van het stroomgebied van Rijn en Maas?
Par 1.2 -Wat is de invloed van klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling op de waterafvoer van Rijn en Maas?
Par 1.3 -Op welke manier beïnvloedt de ruimtelijke inrichting de kans op een overstroming?
Aant WB blz 1
Wat zijn de kenmerken van de stroomgebieden van Rijn en Maas?
zomerdijk zomerbed
winterdijk stuw
uiterwaard schutsluis
winterbed krib
Kennen !
Aant WB blz 1
5
1/10
9
7
6
4
8
3/2
Winterdijken / BandijkenWinterdijken / Bandijken
Zomerdijken Zomerdijken
Aant WB blz 2
Kribben: dammetjes loodrecht op de zomerdijk in de rivier. Zo houdt de versnelde stroming de rivier op diepte en voorkom je erosie aan de oevers.
Uiterwaard: land tussen de bandijk en de zomerkade dat ‘s winters mag overstromen.
Buitendijks land !
Aant WB blz 2
Stuw met schutsluizen.
Stroomrichting
Bij een gering wateraanbod zijn de stuwen gesloten. Zo kunnen we ervoor zorgen dat heel Nederland voldoende zoet water krijgt.
Als de stuwen zijn gesloten moeten de schepen via de schutsluizen om het hoogteverschil te overbruggen. .Tijdverlies !
Bij voldoende / veel wateraanbod zijn de stuwen geopend. Dan kan het zo snel mogelijk naar zee. Schepen kunnen er dankzij de boogvorm ongehinderd onderdoor. !
Aant WB blz 2
Stuw met schutsluizen.
Stroomrichting
Waterkrachtcentrale
Vistrap
Stroomgebieden
De omvang is van grote invloed op het debiet !
Stroomgebied = het gebied waarvan het overtollige water (dat niet verdampt of door de vegetatie wordt verbruikt) wordt afgevoerd door een bepaalde rivier.
Debiet = de hoeveelheid water (in m³/sec) die op een bepaald punt van de rivier passeert.
Zet je een Zet je een jeneverglaasje of jeneverglaasje of een wok buiten in een wok buiten in de regen?de regen?
Dalende lijn v.a. Januari: Regenrivier
In juli ook (nog) veel water: gemengde rivier
WB blz 3
Waterscheiding enstroomstelsel
WB blz 3
Kanalisatie + verstening stroomopwaarts = kortere vertragingstijd Hoogwater in Nederland
WB blz 4
Kanalisatie: beken en rivieren worden rechtgetrokken, waadoor het water sneller doorstroomt.
Verstening: door toenemende bebouwing kan regenwater niet meer in de bodem wegzakken, maar stroomt direct naar beken en rivieren.
WB blz 4
Lengteprofiel. -Verval = hoogteverschil tussen 2 plaatsen langs de rivier, meestal tussen bron en monding. -Verhang = verval per kilometer. (In NL minder dan in Zwi)
WB blz 5
DE
MAAS
Geen dijken
Regen rivier
WB blz 5
WB blz 5
De monding
Delta↓↓ Estuarium
Trechtervormige riviermonding die ontstaat door de getijdenwerking. (uitschurende werking van eb en vloed)
Het regiem van de Rijn
Let op de verschillenLet op de verschillen !
Smeltwaterrivier
Gemengde rivier
Regen rivier
Regiem = de verdeling van de hoeveelheid water in een rivier over het jaar. (weergeven in gemiddeld debiet per maand)
WB blz 6
Het REGIEM van de rivier (verdeling van de waterafvoer over het jaar) is afhankelijk van:
Klimaat neerslag / verdamping in de loop van het jaar. De stroomgebieden van Rijn en Maas liggen beiden in het CF-klimaat klimaat GEEN verklaring voor verschil ! Voeding door smelt en / of regenwater Piek in ….?? -De Maas is een typische regenrivier ! -De Rijn is een gemengde rivier in juli (smelt) water. Aanwezigheid van begroeiing / mate van verstening. In de zomer verbruikt de vegetatie veel water om te groeien. Een deel wordt ook aan de atmosfeer afgestaan = transpiratie. Transpiratie + verdamping = evapotranspiratie oorzaak van lager debiet in zomermaanden. N.B. Cf-klimaat neerslag in alle maanden De droogste maand in NL is………………….?
Het DEBIET is ook afhankelijk van de omvang van het stroomgebied !
Aant WB blz 7 bovenaan
Hoge waterstanden zijn een gevolg van bedijking. Grotere risico’s bij overstroming.
Door sedimentatie in het buitendijks gebied en inklinking (bodemdaling) in het binnendijks gebied wordt de waterstand t.o.v. het binnendijkse gebied steeds groter.
Buitendijks gebied !
Dwarsprofiel !!Sedimentatie = het achterlaten van meegevoerd verweringsmateriaal (grind, zand, klei) als de transporteurs (stromend water, schuivend ijs of de wind) in kracht afnemen / tot stilstand komen.
Inklinking = volumevermindering van de bodem als je er water aan onttrekt.
WB blz 7
Terug naar de inhoudsopgave van hoofdstuk 1
Klik in de pijl !
Klimaatverandering 1 Ander neerslagregime meer extremen (zowel nat als droog)
Klimaatverandering 2: Versterkt broeikaseffect
-smeltend landijs -uitzetting zeewater
Zeespiegelstijging + bodemdaling (3x) 1-ontwatering a.g.v. -inklinking
-oxydatie 2-olie/gaswinning 3-isostatische daling
RelatieveRelatieve zeespiegelstijging -lastiger afvoer van rivierwater-verzilting van bodem en oppervlaktewater door opdringend zeewater
Door bedijking en bemaling daalt ons land !
….Veel sterker en sneller dan de zeespiegelstijging !
Hoeveel meter is het land sinds 900 na Chr gedaald?
Hoeveel meter is de zeespiegel sinds 900 na Chr gestegen?
Als het landoppervlak het zeeniveau nadert en later zelfs passeert moet er steeds beter worden gemalen !
Getrapte bemaling.Het water kan hoger worden opgevoerd.(3x 1 ½ m)
Terug naar de inhoudsopgave van hoofdstuk 1
Klik in de pijl !
Meanderende rivier erosie en sedimentatie
Erosie
Sedimentatie
Erosie
ErosieSedimentatie
Een vrij meanderende rivier verlegt zijn loop continu.
De steeds wijdere bochten worden afgesneden meertjes
Stuw Bij hoog water op.Door boogvorm geen belemmering voor schepen Kribben
1-voorkomen erosie aan deoevers.2-kribben maken de rivier smaller. Daardoor stroomt de rivier sneller en blijft de vaargeul op diepte.
SchutsluisOm schepen de gesloten stuw (verschil in waterhoogte) te laten passeren.
Krib
Strekdam
Winterdijk
Uiterwaard
Nevengeul
Kanalisatie-Naast bedijking, kribben en stuwen ook……..
-rechttrekken van bochten
Verstedelijking / verstening
Gevolgen van kanalisatie en verstening -minder sponswerking-snellere afvoer-hogere piekafvoer
Bebouwing in de uiterwaardBebouwing in de uiterwaard Minder waterbergend vermogenMinder waterbergend vermogen Vorming van een ‘flessehals’ Vorming van een ‘flessehals’
IJssel
Rijn
Maas
Neder-RijnLek
Waal
Nieuwe Waterweg
Haringvliet
Grevelingen
Oosterschelde
IJsselmeer
Markermeer
Zonder kanalisatie zou het water van de Rijn vnl door de Waal (Haringvliet) en de Lek(Nwe Waterweg) naar zee stromen. De IJssel en het IJsselmeer zouden weinig water ontvangen. Dat kan problemen opleveren voor de drinkwatervoorziening van bijv Noord-Holland en de zoetwatervoorziening tbv de landbouw voor Noord-Holland, Friesland, Overijssel, Gelderland en Flevoland, want…..
RijnkanalisatieVerdeling van ons rivierwater
want….. waar de aan het IJsselmeer grenzende polders in tijden van een neerslagoverschot hun water via de gemalen kunnen lozen op het IJsselmeer en vervolgens de Waddenzee…
……. kan in tijden van droogte vanuit het IJsselmeer zoetwater in de tochten en sloten worden gelaten. Als het water in de sloten op peil blijft, dan blijft ook het grondwater op peil en kunnen de gewassen goed groeien. Voorwaarde is wel dat er voldoende zoet water in het IJsselmeer staat !
Het IJsselmeer levert ook ons drinkwater !Bij Andijk wordt water ingenomen en gezuiverd. Een deel van het IJsselmeer water gaat via een leiding naar de duinen bij Castricum. Door het in de duinen te laten infiltreren wordt het water voorgezuiverd. Voordat het uit de kraan komt vinden nog meer zuiveringsstappen plaats.
Zuivering
Alleen regenwater is niet voldoende. Daarom wordt ook oppervlaktewater in de duinen geïnfiltreerd.
IJssel
Rijn
Maas
Neder-RijnLek
Waal
Nieuwe Waterweg
Haringvliet
Grevelingen
Oosterschelde
IJsselmeer
Markermeer
Met het plaatsen van een stuw bij Driel kan water van de Neder-Rijn naar de IJssel worden geleid.Bij een dichte stuw krijgt de IJssel meer water.
RijnkanalisatieVerdeling van ons rivierwater
IJssel
Rijn
Maas
Neder-RijnLek
Waal
Nieuwe Waterweg
Haringvliet
Grevelingen
Oosterschelde
IJsselmeer
MarkermeerAls gevolg daarvan zou het waterpeil achter de stuw van Driel zo ver zakken dat er geen scheepvaart meer mogelijk zou zijn.
RijnkanalisatieVerdeling van ons rivierwater
Om dat te voorkomen zijn er ook bij Amerongen en Hagestein stuwen aangelegd.
DrielAmerongenHagestein
Eerst sluit de stuw bij Hagestein. Als voor de stuw voldoende water staat gaat ‘Amerongen’ dicht. Tenslotte kan ‘Driel’ sluiten en stroomt water van de Neder-Rijn in de IJssel.
Doordat er veel minder water via de Lek en de Nieuwe Waterweg stroomt kan zout zeewater ver landinwaarts dringen. Hierdoor blijft het waterpeil in de benedenloop van de Lek op peil, maar in omliggende gebieden kan dit leiden tot verzilting van de bodem en zout kwelwater.
zeewater
IJssel
Rijn
Maas
Neder-RijnLek
Waal
Nieuwe Waterweg
Haringvliet
Grevelingen
Oosterschelde
IJsselmeer
MarkermeerDoor het afsluiten van het Haringvliet en het Volkerak (in het kader van de Deltawerken) ……
RijnkanalisatieVerdeling van ons rivierwater
…wordt het water van Maas en Waal gedwongen om via de Nieuwe Waterweg naar zee te stromen.
DrielAmerongenHagestein
Als een ‘zoetwaterkanon’ drukt het uitstromende zoete rivierwater het zoute zeewater naar buiten.
Volkerak
Bij hoogwater hebben we alle ruimte nodig om het water zo snel mogelijk naar zee af te voeren. De stuwen in de Neder-Rijn staan dan open.
De ‘afslag’ naar de IJssel (Hondsbroekse Pleij) wordt aangepast om bij hoogwater meer water af te kunnen voeren.
De bocht wordt ruimer gemaakt. Een ‘regelwerk’ regelt de water toevoer naar de IJssel.
Meer capaciteit bij hoog water
Aantekening ! !
Balgstuw bij Kampen
Pas op ! Pas op !
Pas op !
Terug naar de inhoudsopgave van hoofdstuk 1
Klik in de pijl !
Hoofdstuk 2
-Wat zijn de kenmerken en gevolgen van het rivierbeleid om overstromingen in Nederland tegen te gaan?
1-Waaruit bestaat het Nederlandse rivierbeleid?
2-Wat is (het doel van) de watertoets?
3-Op welke manieren kan in het stroomgebied de waterafvoer beheerst worden?
4-Waaruit bestaat het recente internationale rivierbeleid?
5-Op welke manier vullen het Nederlandse en internationale waterbeleid elkaar aan?
Maatregelen in het kader van ‘Ruimte voor de rivier’. Klik in de afbeelding.
Terug naar de inhoudsopgave
Paragraaf 3.1: Van stad naar stedelijke zone
Paragraaf 3.2: Congestievraagstukken
Paragraaf 3.3: Innovatievraagstukken
Paragraaf 3.4: Sociaal-culturele problemen
Paragraaf 3.5: Wijken en buurten
Paragraaf 3.6: Grotestedenbeleid
Deelvragen die je na afloop kan beantwoorden….
1-Wat is de achtergrond van ruimtelijke veranderingen in de Nederlandse steden en buurten?
2-Waarom staat er wel een Hogeschool in Alkmaar en niet in Obdam?
3-Hoe moet een stedelijk gebied bestuurd worden?
1-Wat is de achtergrond van ruimtelijke veranderingen in de Nederlandse steden en buurten?
1-Wat is de achtergrond van ruimtelijke veranderingen in de Nederlandse steden en buurten?Urbanisatie, suburbanisatie, forensisme, groeikern, stadsgewest, stedelijke zone, re-urbanisatie, compacte stad beleid, stadsvernieuwing, Vinex-locaties, etc………
Kortom: Migratiebewegingen en ruimtelijke processen (scheiding tussen wonen, werken en recreëren) zijn de oorzaak voor de veranderingen in Nederlandse steden en buurten.
Aantekening in je werkboek op blz 40
2-Waarom staat er wel een Hogeschool in Alkmaar en niet in Obdam?
De theorie van Christaller over de spreiding van voorzieningen: draagvlak, drempelwaarde en reikwijdte EN de veranderingen op dit gebied
Aantekening in je werkboek op blz 40
3-Hoe moet een stedelijk gebied bestuurd worden?Als gevolg van migratiebewegingen en veranderingen in de spreiding van voorzieningen strekken heel veel ruimtelijke relaties zich uit over een groot gebied. Regelmatig worden daarbij grenzen van bestuurlijke gebieden overschreden. Bestuurlijk gezien zou het handig zijn als al deze relaties onder 1 (gemeente)bestuur zouden vallen grotere bestuurseenheden hebben meer macht / bestuurskracht.
Aantekening in je werkboek op blz 41
Stad of dorp / platteland ?
Het boek maakt onderscheid op basis van:
inwonertal. (> 10.000 inw = stad) bestuurlijke problemen / uitdagingen. voorzieningen niveau. culturele verschillen…… - leefstijlen / stedelijke mentaliteit - etniciteit - leeftijdsopbouw
Aantekening in je werkboek op blz 41
Andere verschillen tussen stad en dorp / platteland:
bebouwingsdichtheid en bouwhoogte. bevolkingsdichtheid. adressendichtheid is een goede maatstaf van stedelijkheid. werkgelegenheid en aard van de werkgelegenheid.
Aantekening in je werkboek op blz 41-42
Van stad agglomeratie stadsgewest st. zone
Zie je werkboek op blz 42
Stad = nederzetting, gekenmerkt door: hoog inwonertal, dichte bebouwing, hoge bebouwing, concentratie van werk, concentratie van voorzieningen, enz…
Eind 19e eeuw (IR) beginnen de steden te groeien. Eerst op eigen grondgebied. Er is nog een scherpe overgang van stad naar platteland.
Aantekening in je werkboek op blz 42
Agglomeratie = stad en randgemeenten groeien aaneen tot 1 stedelijk gebied. Er is nog steeds sprake van urbanisatie = een trek naar de steden.
Aantekening in je werkboek op blz 42
Stadsgewest = tussen de stad en omliggende voorsteden en platteland bestaan nauwe relaties.Rond 1960 ontstaan door suburbanisatie voorsteden en verstedelijkt het platteland.
Het ruimtelijk gedrag (= wonen, werken, recreëren) voltrekt zich in een groter gebied / niet meer op dezelfde plaats.
Aantekening in je werkboek op blz 43
Stedelijke zone (Bijv. De Randstad) = In elkaar over lopende stadsgewesten waartussen ruimtelijke relaties bestaan. D.w.z dat inwoners van verschillende stadsgewesten gebruik maken van voorzieningen (Hogeschool, schouwburg, ziekenhuis, winkels, etc) in andere stadsgewesten.
Aantekening in je werkboek op blz 43
Groeikern = door de overheid aangewezen plaats die de overloop / suburbanisatie uit de Randstad moest opvangen. (jaren ’60 en ’70)Suburbanisatie concentreren: 1-om te voorkomen dat het platteland helemaal zou worden volgebouwd.2-om binnen de reikwijdte voldoende draagvlak te creëren voor voorzieningen.
Scheiding tussen wonen en werken forensisme files
N.B. Het werk blijft in de centrale steden
File
sFiles
Aantekening in je werkboek op blz 43
Vervolgens komt er weer meer aandacht voor de centrale stad = aantrekkelijker maken om hoge inkomens en bedrijven vast te houden.(jaren ’80) = Compacte-stad beleid
Vinex-locaties = grote nieuwbouwwijk direct bij de centrale stad, zodat mensen die op die stad gericht zijn er ook kunnen wonen.(Auto) Mobiliteit terugdringen
Aantekening in je werkboek op blz 44
Een belangrijk verschil tussen een stad en dorp / platteland is het aantal en de aard van de voorzieningen ! Zie WB onderaan blz 45 !
Dagelijkse voorziening = voorziening die je (bijna) dagelijks gebruikt. (supermarkt, bakker)
Gespecialiseerde voorziening = voorziening die je maar heel weinig gebruikt. (juwelier)
Stedelijke voorziening = voorziening die je niet in kleine plaatsen zal vinden.
Lees nu eerst in je TB blz 65 en vul op W
b blz 44-45 de
tekst in vanaf •
Rond 1950 ………………
Het Centrale Plaatsen Systeem van Christaller:
Kernbegrippen:-Draagvlak = het aantal mogelijke klanten (inwoners) in een gebied.
-Reikwijdte = de maximale afstand die mensen willen reizen om van een voorziening gebruik te maken.
Drempelwaarde = het minimum aantal klanten dat een voorziening nodig heeft om te kunnen bestaan.
Aantekening in je werkboek op blz 38
● Je kunt steden ordenen naar de kwaliteit van het pakket aan diensten
Voor primaire diensten gaan mensen uit het
blauwe gebied naar de centrale plaats.
Dergelijke diensten heb je vaak nodig, dus
mag de af te leggen afstand niet te groot
zijn.
Voor secundaire diensten gaan mensen uit het groene gebied
naar de centrale plaats. Voor deze diensten zijn
mensen bereid een grotere afstand af te
leggen. De bedrijven die deze
diensten leveren hebben meer klanten nodig om te kunnen
bestaan, dus een hogere drempelwaarde
en draagvlak
Voor tertiaire diensten gaan mensen
uit een nog groter (het bruine) gebied naar de centrale plaats. Voor deze diensten zijn mensen bereid een nog
grotere afstand af te leggen. De bedrijven die deze diensten leveren
hebben meer klanten nodig om te kunnen bestaan, dus een
hogere drempelwaarde en draagvlak
Voor Quartaire diensten zijn mensen bereid de grootsteafstand (vanaf de rand van het rode gebied) af te leggen. Dit soort diensten heb je normaal gesproken niet vaak nodig. Dus als ze nodig zijn ben je bereid er verder voor te reizen.Denk aan het bezoek aan een concert of musical !
Reikwijdte, draagvlak en drempelwaarde van dit soort voorzieningen zijn groot.
Het model van ChristallerCentrale plaatsen theorie
Aantekening in je werkboek op blz 46
Kritiek op Christaller:-bevolking niet gelijk verdeeld
-niet alle plaatsen zijn even goed bereikbaar
-Voorzieningen gaan niet altijd buiten elkaars verzorgingsgebied zitten, maar zoeken elkaar juist op Clustering / agglomeratie-effect.Woonboulevard !!!!
Aantekening in je werkboek op blz 46
Tot slot nog de Randstad en het Groene hart.De clipjes (ze staan ook op de ELO) geven een goed beeld van de stedelijke ontwikkeling in Nederland
Groene hart
Randstad en Groene Hart
Randstad
Randstad
Randst
ad
Groene midden
Als je uitzoomt naar een groter gebied zou je de noordvleugel van de Randstad kunnen doortrekken naar Arnhem / Nijmegen.
De zuidvleugel kun je uitbreiden met de Brabantse stedenrij (Breda, Tilburg en Eindhoven)
Het Groene hart + het rivierengebied vormt dan het groene midden van deze stedelijke zone.
Het Groene Hart is niet alleen groen, maar ook blauw
Het Groene Hart is GEEN natuurgebied. Het is een open, agrarisch landschap. In die zin is het een aantrekkelijk recreatie gebied voor mensen uit de omliggende steden.
Het Groene Hart is GEEN natuurgebied. Het is een open, agrarisch landschap. In die zin is het een aantrekkelijk recreatie gebied voor mensen uit de omliggende steden.
Het Groene Hart is GEEN natuurgebied. Het is een open, agrarisch landschap. In die zin is het een aantrekkelijk recreatie gebied voor mensen uit de omliggende steden.
Maak nu de samenvatting op WB blz 47-48 af
Maak nu:
1-De slottoets bij paragraaf 3.1 op de ELO !
Terug naar de inhoudsopgave ‘wonen in Nederland
Terug naar de inhoudsopgave van hoofdstuk 3
MAINPORTS
Een mainport is een scharnierpunt in de passagiers en/of goederenstromen tussen continenten
Aantekening in je werkboek op blz 46
De Betuwelijn is een spoorlijn tussen de Rotterdamse haven en Duitsland (grensovergang Zevenaar) Deze spoorlijn is uitsluitend bestemd voor goederentreinen. Het containervervoer naar het achterland over de weg liep steeds meer vast en ‘Rotterdam’ moest de verladers daar een goed alternatief voor geven.Aantekening in je werkboek op blz 46
Veel containers gaan in 1 keer naar hun bestemmingen in Duitsland en Italië. Het gebeurt ook wel dat containers in het oosten van Nederland worden overgeladen op vrachtwagens en van daaruit verder Europa in worden gebracht. De ergste files worden zo vermeden.
Aantekening in je werkboek op blz 46
Er was veel kritiek op de aanleg van de Betuwelijn. Huizen moesten wijken en de rust in de Betuwe zou worden aangetast. Het trace loopt echter vrijwel parallel aan de al bestaande snelweg A15. Met het geld had ook de binnenvaart gestimuleerd kunnen worden. ‘Rotterdam’ wilde echter een volwaardige spoorverbinding met het achterland. Niet een gedeeld met passagierstreinen.
Aantekening in je werkboek op blz 46
De HSL-zuid is een hogesnelheidslijn (+ 300 km/u) uitsluitend voor passagiers en verbindt Schiphol via Rotterdam en Antwerpen met Parijs en Londen. Schiphol krijgt zo een betere verbinding met het achterland tot een afstand van 600 km. vanuit een stadscentrum gaat het sneller dan vliegen !!Als het aantal vluchten niet verder kan stijgen heeft Schiphol liever de lucratieve intercontinentale vluchten.
Tunnel door Groene hart
Aantekening in je werkboek op blz 46
Schiphol-Is een mainport voor zowel vracht als passagiers.-Mag van iedere regering steeds verder groeien ‘dubbele doelstelling’ = meer vluchten EN minder geluidsoverlast / milieuhinder.
Het banenstelsel is zo aangelegd dat stijgende en dalende vliegtuigen zoveel mogelijk de bestaande bebouwing mijden. Schiphol komt echter steeds meer binnen de –groeiende- bebouwing van de noordvleugel van de Randstad te liggen !
Aantekening in je werkboek op blz 47
Mainport Rotterdam ! Bekijk de clips.
Maak nu:
1-De opdrachten 15, 21 en de samenvattingsopdracht2-De oefentoets bij paragraaf 3.2 op de ELO !
Terug naar de inhoudsopgave ‘wonen in Nederland
Terug naar de inhoudsopgave van hoofdstuk 3
Paragraaf 3.3: Innovatievraagstukken.
Zijn de steden de ‘motor van de kenniseconomie’?
Uitgangspunt: Creativiteit en innovatie worden gezien als motor voor economische ontwikkeling. Een hoog kennisniveau is hierbij onmisbaar.
Hoe stimuleer je creativiteit en innovatie?Hoe verhoog je het kennisniveau in Nederland?
Kenniseconomie ?
Tot voor kort dacht men economische ontwikkeling te kunnen stimuleren door:
-Te zorgen voor een goede bereikbaarheid / infrastructuur.
-Voldoende betaalbare bedrijfsruimten.
Daarnaast willen we de (kennis)economie stimuleren door:
TTalent begint met scholing. (Beter en slimmer !) Daarna verder ontwikkelen in creatieve steden.Zakelijke dienstverlening belangrijk bij het vinden / creëren van een nieuwe markt voor nieuwe producten.
TTechniek. Concentratie van specialistische kennis in ‘valleien van innovatie’.
TTolerantie. Creatieve geesten vaak geen doorsnee mensen. Behoefte aan tolerantie, het toestaan van het afwijkende.
Woonmilieu belangrijk voor deze mensen.
We streven naar een kenniseconomie, maar…..
We hebben een Duale arbeidsmarkt = een tweedeling in het aanbod van arbeidskrachten in een regio, waarbij een tweedeling is te onderscheiden tussen een (vaak te kleine) groep beter geschoolde, kansrijke mensen en aan de andere kant een (vaak hele grote) groep slecht opgeleide, kansarme mensen.
Terug naar de inhoudsopgave ‘wonen in Nederland
Terug naar de inhoudsopgave van hoofdstuk 3
Paragraaf 3.4: Sociaal-culturele vraagstukken in de grote en middelgrote steden.
Sociaal-culturele vraagstukken problemen tussen groepen door te grote sociale en culturele verschillen.
Hoe zijn verschillen ontstaan?Hoe zijn die verschillen zichtbaar in de stad?Hoe moet je deze verschillen beoordelen / waarderen?
Problemen:-1-Segregatie ruimtelijke segregatie als mensen gescheiden van elkaar wonen en weinig onderlinge contacten onderhouden. Rijken in de goudkust en de allochtonen in de 19e eeuwse wijken. Sociale segregatie als groepen wel door elkaar wonen, maar onderling weinig contacten hebben.
-2-Polarisatie de verschillen tussen de groepen zijn zo groot dat er spanningen ontstaan.
De laagopgeleide etnische groepen in ‘zwarte buurten’ worden vaak als probleem gezien. Integratie = aanpassen aan en meedoen met de samenleving met behoud van cultuur. (godsdienst / gewoonten) Assimilatie = volledig ‘opgaan’ in je nieuwe thuisland.
Oorzaak van toenemende segregatie en polarisatie:Selectieve migratie in iedere migratiestroom zijn bepaalde groepen oververtegenwoordigd. - Bij suburbanisatie gaat / ging het om het vertrek van de midden- en hogere inkomens-groepen, en dan vooral van jongvolwassenen en jonge gezinnen. (op zoek naar een betere woonomgeving) De goedkope woningen in de oude, verpauperde, onaantrekkelijke stadswijken werden ingenomen door allochtonen. - De aanwezigheid van familie of kennissen (kettingmigratie en gezinshereniging) en voorzieningen als moskee en speciale winkels versterken het patroon. - Gentrification = de instroom van beter gesitueerden in een wijk die tegen lage prijzen huizen opkopen en opknappen. De opgaande lijn in de wijk heeft stijgende huizenprijzen tot gevolg. Gemeente en woningbouwcorporaties dragen hier een steentje aan bij. Verdringing van achterstandsgroepen naar en concentratie in, slechtere, goedkopere wijken is het gevolg.
Gevaren van toenemende segregatie en polarisatie:-Belemmering integratie. (Van wie moet Nederlands geleerd worden?)-Intolerantie / onrust / rellen.-Tweedeling arme, multiculturele stad < > rijke autochtone voorstad versterking van problemen in de steden.-Segregatie heeft zelfversterkend effect. (witte vlucht / zwarte scholen)
Oplossingen:-Vasthouden / aantrekken van hoger betaalden in de stad met hoogwaardig woonmilieu. (goede woningen, groen, speelvoorzieningen, scholen, culturele voorzieningen)-Spreidingsbeleid voor bepaalde groepen. (tegen gedwongen spreiding bestaat te veel weerstand) Dus zorgen voor gevarieerde wijken qua woningaanbod.
Terug naar de inhoudsopgave ‘wonen in Nederland
Terug naar de inhoudsopgave van hoofdstuk 3
Bewonerskenmerken / buurtprofiel
woningkenmerken StadswijkenKort beschrijven !!
-huishoudengrootte-etniciteit-inkomen-gezinsfase
-ouderdom-woningtype (laag / hoog)-ligging t.o.v. buurtvoorzieningen.(winkels, scholen)-eigendom (koop, part huur, corp)-waarde-staat van onderhoud
-historische binnenstad-19e-eeuwse buurt-vooroorlogse buurt-naoorlogse buurt (’50)-hoogbouw (’60)-gevarieerde woningbouw (’70)-suburbane woonbuurt-Vinex-locaties
Paragraaf 3.5: Wijken en buurten in Nederlandse steden.Welke samenhang bestaat er tussen de kenmerken van bewoners en de woningkenmerken van een buurt?
Paragraag 3.6: Het grotestedenbeleid.-Wat zijn (5 )kenmerken van een goede woonomgeving?-Welke objectieve factoren bepalen de leefbaarheid in een buurt?-Welk subjectieve factoren bepalen de leefbaarheid in een buurt?
Terug naar de inhoudsopgave ‘wonen in Nederland
Terug naar de inhoudsopgave van hoofdstuk 3