Wij

8
Elvis Peeters in samenwerking met Nicole Van Bael Wij Uitgeverij Podium Amsterdam

description

Elvis Peeters

Transcript of Wij

Elvis Peetersin samenwerking met Nicole Van Bael

Wij

Uitgeverij PodiumAmsterdam

Elvis Peeters - Wij.indd 3 04-03-2009 13:57:48

7

Het sneeuwde, het vroor, toen dooide het, smeltwater lekte van het dak.

Het werd avond en het vroor opnieuw. ’s Morgens hingen er ijspegels aan de dakrand, sommige wel dertig centimeter lang, alsof het dak tanden had, glazen tanden.

Thomas keek ernaar met open mond. Zijn moeder nam foto’s. Van hem, met zijn warme wol­

len wanten, een dikke jas, grote laarzen en een rode muts met oren tussen de resten sneeuw. Zijn gezicht een en al verrukking, grappig, wonderlijk. Mooie foto’s.

Zijn vader haalde een ladder, brak enkele tanden van het dak, legde ze in de laatste sneeuw. Thomas stak er een in zijn mond, zoog eraan, de tand was ijskoud.

Toen hij hem terugtrok, kleefde het ding aan zijn on­derlip, rukte een stukje huid mee. Zijn lip bloedde. Met de dikste pegel doorboorde Thomas de scheefgezakte gestalte die nog over was gebleven van de sneeuwman. Daarna pro­beerde hij de langste pegel.

Elvis Peeters - Wij.indd 7 04-03-2009 13:57:48

8

Het rood aan zijn lip paste perfect bij de tinten van zijn muts. Ook dit gaf mooie foto’s, al stond hij er huilend op – vanwege het bloed, of om de pijn, of misschien door de kou. Of omdat een van de pegels doormidden brak toen hij ermee naar de kale rozelaar hakte.

De kortste van de pegels liet hij in de keuken op een bord leggen. Om het kwartier ging hij kijken hoe de pegel smolt. ’s Avonds toen hij naar bed was, goot zijn moeder het bord water leeg in de gootsteen. Eén pegel was in een plastic zak gewikkeld en in de diepvriezer gestopt. Daar bleef hij lig­gen.

Af en toe vroeg Thomas er nog een keer naar, daarna keek hij er niet meer naar om.

Hij werd ouder, keek met andere ogen naar de winters.Zijn moeder gooide de pegel nooit weg. Om het jaar,

wanneer ze de diepvriezer schoonmaakte, stak ze hem toch weer terug tussen de porties vlees en soep. De herinnering aan een dag waarop haar zoon huilde en gelukkig was van verwondering.

Elvis Peeters - Wij.indd 8 04-03-2009 13:57:48

11

Nissan

Wij zijn vrij. Zonder slag of stoot zijn wij vrij. Wij zijn niet zo geboren, wij zijn niet zo opgevoed, wij zijn het omdat wij het zo willen. Waar of niet?

We halen onze schouders op. Waar.Waar.Waarom niet?

De zon schijnt, hard, alsof dat nodig is met deze hitte. Liesl kruist haar armen achter haar hoofd. Haar oksels vormen gladde, ondiepe kommetjes. Haar borsten staan wijd uit elkaar. Ze zijn klein, met tepels van roze marsepein. Ze draagt vandaag geen beha. In haar navel zit een glinsterend steentje, een spikkeltje zonlicht.

Hoe laat vertrekken we?Over een halfuur.Waar blijft Ena?Thomas opent een blikje bier dat al lauw moet zijn op

dit uur.

Elvis Peeters - Wij.indd 11 04-03-2009 13:57:48

12

Het kan ook zonder Ena.Hoe meer meisjes hoe beter.Ze heeft nog alle tijd. Ze kan ook later aansluiten, de dag

duurt nog lang.

We vertrekken stipt, voor zover dat begrip iets betekent. Ena in amazonezit achter op de brommer bij Karl. Liesl, Ruth en Femke rijden met de fiets, net als wij. Ze zien er goed uit, met die rokjes.

De zon laat niet af, Ruth zeurt dat zij op de brommer wil, dat ze om beurten op de brommer moeten kunnen, dat Ena best ook kan fietsen, dat het met deze hitte te ver trappen is. Allemaal waar en allemaal niet waar. Als je een flink tempo aanhoudt, word je minder moe dan wanneer je sleept.

We kunnen het geraas van de autosnelweg al horen.

Jens had een camera meegenomen voor wanneer er iets zou gebeuren, om het vast te leggen. We hadden een viaduct ge­kozen waarover maar weinig verkeer kwam, en waaronder de snelweg een flauwe bocht maakte.

De meisjes namen hun fietsen mee op het viaduct, wij verstopten de onze in de berm achter een struik.

Een goed uitgewerkt plan hadden we niet. We improvi­seerden, zoals we altijd doen.

Wij gingen een eindje voorbij het viaduct in de berm zit­ten. Thomas haalde zijn verrekijker tevoorschijn. Iedereen had wel ergens aan gedacht. Ook de brommer stond op het viaduct, met Karl. Hij vond ons belachelijk, wegkruipen in de berm. Jens dacht dat de beelden vanuit het groen in de berm spectaculairder zouden zijn, met de snelweg vlak voor de lens. Karl had natuurlijk gelijk, vanaf het viaduct zou het niet minder geweldig zijn. We hadden geen zin in discussies en tussen de struiken in de berm hing schaduw.

Elvis Peeters - Wij.indd 12 04-03-2009 13:57:49

13

Karl zat op zijn brommer met zijn armen gekruist op de brugleuning. De meisjes hadden hun slipjes uitgetrokken. Eigenlijk waren we er niet van overtuigd dat er iets zou ge­beuren. We vroegen het ons alleen maar af: zou er iets ge­beuren?

De eerste dag sterkte ons. De kans leek ontzettend klein, maar niet onmogelijk. Een wagen was aan het slingeren gegaan, een zwarte Mercedes. Een zakenman, dachten we. De meisjes beweerden dat nog een paar auto’s van hun baanvak waren afgeweken, een chauffeur had getoeterd – een vrouw, zei Karl. Ook een vrachtwagen was gaan slinge­ren, maar Thomas vond dat dit niet met zekerheid aan de meisjes lag – vrachtwagens slingeren wel vaker. Op die ene Mercedes na hadden we vanuit de berm niets bijzonders gezien.

We vroegen ons af, als het gebeurde, wie het zou zijn.We maakten er grappen over, stelden weddenschappen

voor.We belden met de meisjes. We keken naar hen met de

verrekijker en met de camera en lieten hun telefoon over­gaan. Eerst die van Femke, toen die van Liesl, toen die van Ena, toen die van Ruth. We hadden niets te zeggen. We zei­den, kom eens naar deze kant van het viaduct. Ze stonden aan de andere kant en we zagen enkel hun schouders en hun hoofd. Alleen Ena stak de weg over en liet zich aan onze kant van het viaduct bewonderen. Ze stak haar tong uit. De auto’s raasden. De zon daasde. Koeien graasden ach­ter de berm.

Al bij al waren we tevreden over deze eerste dag. De meisjes belden om te melden dat ze honger kregen, dat ze ermee ophielden voor vandaag. Op de terugweg nam Karl Ruth mee op zijn brommer.

Elvis Peeters - Wij.indd 13 04-03-2009 13:57:49

14

De dag daarop namen we hetzelfde viaduct. Dat waren we niet van plan geweest, we bleken te lui om een ander te kiezen.

We kropen niet terug in de berm. We gingen bij Karl en zijn brommer staan, een eind van de meisjes verwijderd. Bo­ven de andere rijrichting van de snelweg, waar het viaduct al bijna weer begon te dalen.

Over het viaduct kwam weinig verkeer. Af en toe een tractor, soms een auto, soms een fietser. We zagen ze van ver komen. We waren gewoon twee groepjes jongeren, een paar meisjes, een paar jongens, die uit verveling naar de auto’s op de snelweg keken die onder het viaduct door raas­den. Vrachtwagenchauffeurs, zakenlui, koeriers, families die op vakantie vertrokken. Het kon iedereen overkomen. Achter het stuur moet je oplettend zijn. Hoe graag worden mensen niet afgeleid? We vroegen ons af of het mogelijk was. De meisjes stonden op een rij, hun voeten uit elkaar. Ze wuifden naar de auto’s. Met één hand, de andere arm lag met de elleboog op de brugleuning en met die hand hielden ze hun rokjes omhoog. Hun kruis paste precies tussen twee spijlen van de reling. Vier jonge kutten. Wie wil dat niet zien? ’s Ochtends om halfelf. De zon brandde al.

Plots zagen we de auto van zijn lijn afwijken, een grijze Peugeot. Hij raakte maar heel even de auto die hem net in­haalde, een groene Nissan. Hun snelheid lag hoog. Ik meen zelfs dat Liesl met haar slipje zwaaide in plaats van met een witte zakdoek. We hoorden de klap onder het viaduct. Jens rende met zijn camera naar de reling aan de overzijde. De auto’s schoten dwars over de rijstroken. De Nissan sloeg over de kop en belandde in de middenberm, die geel zag van de brem. De Peugeot tolde tegen de vangrail, werd opnieuw de weg op gekatapulteerd. Femke filmde het met haar gsm,

Elvis Peeters - Wij.indd 14 04-03-2009 13:57:49

15

ze moet bliksemsnel zijn geweest. Als bij een wonder raakte de Peugeot geen andere wagens meer. We konden de adre­naline ruiken. We hoorden tientallen auto’s, vrachtwagens krijsend remmen. Een blauwe Audi met een caravan die te snel reed, ramde een bestelbus. De Peugeot sloeg tegen de berm, bijna op de plek waar wij de dag daarvoor hadden ge­zeten. Toen klonk een luide knal. De Nissan vloog in brand tussen de bremstruiken, met zijn vier wielen omhoog. We hoorden het loeien en het ratelend knetteren van de vlam­men. Karl startte de brommer, hij nam Liesl mee, de andere meisjes holden naar hun fietsen. Het was warm, we hadden dorst. Wellicht haalde het voorval de kranten en wisten we morgen wie de slachtoffers waren.

Het mooiste op de beelden van Jens zijn de vlammen en het verzengen van de brem. Femke legde alleen de smerige zwarte rookwalm vast.

Elvis Peeters - Wij.indd 15 04-03-2009 13:57:49