Werkwoordsspelling

7
Werkwoordspelling Hoe zat het ook al weer?

Transcript of Werkwoordsspelling

Page 1: Werkwoordsspelling

Werkwoordspelling

Hoe zat het ook al weer?

Page 2: Werkwoordsspelling

Werkwoord in verschillende vormen

• Infinitief

• Stam

• Sterke werkwoorden

• Voltooid deelwoord

• Werkwoord als bijvoeglijk naamwoord

• Zwakke werkwoorden

Page 3: Werkwoordsspelling

Infinitief

• Hele werkwoord. Het treedt op:

• Als meervoudsvorm: wij/zij/jullie lopen, vliegen, denken

• Als zelfstandig naamwoord: het lopen, het vliegen, het denken

• Na veel hulpwerkwoorden: jij mag slapen, moet lezen, kan begrijpen

• Na ‘te’: hij ligt te slapen, het te lezen boek

Page 4: Werkwoordsspelling

De stam• Is het werkwoord in de zo kortst mogelijke vorm.

In vier gevallen krijgen we de stam:

• Ik voor de persoonsvorm (pv): ik behandel• Ik achter de pv (behandel ik)• Jij achter de pv (behandel jij)• Gebiedende wijs (loop door! Behandel deze

zaak!)• Stam is belangrijke zaak. Vervoegingen –te, -ten, -

de, -den gaan altijd achter de stam!

Page 5: Werkwoordsspelling

Voltooid deelwoord

• Begint vaak met ‘ge-, ‘her-’ enz.• Maar: niet altijd!• Geberontherover• Ge-be-ver-ont-her-over• Bv. Herkent-herkend• Daarom: kijk of er hulpwerkwoord in de zin staat. Dat

werkwoord ‘helpt’ het voltooid deelwoord naar de verleden tijd.

• Ik heb naar niet herkend.• Laatste letter? Regels van ‘t kofschip, of zet het werkwoord

in de verleden tijd. Welke letter hoor je? Die schrijf je.

Page 6: Werkwoordsspelling

Werkwoord bijvoeglijk

• Bijvoeglijk naamwoord: zegt iets over zelfstandig naamwoord: de oude boom.

• Het geverfde huis

• Regel: zo kort mogelijk! Niet zo kort als de stam natuurlijk.

Page 7: Werkwoordsspelling

Sterke en zwakke werkwoorden

• Sterke werkwoorden krijgen klinkerverandering in verleden tijd: zwemmen-zwom-gezwommen

• Doe je automatisch vaak goed.

• Zwakke werkwoorden: in verleden tijd achter de stam vervoeging –de, te, -den of –ten.