Werken in het basisonderwijs

46
Werken in het basis onderwijs Pedagogiek & Didactiek P&D Marijke van Eijkeren Kennisbasis voor de startende leraar

description

Bladerboek Werken in het basisonderwijs. Praktijkkennis opdoen voor start stage: samenwerken met collega’s en omgeving, reflectie en professionele ontwikkeling.

Transcript of Werken in het basisonderwijs

Page 1: Werken in het basisonderwijs

Wanneer pabostudenten met de stages beginnen, komt er veel op hen af. Het is goed dat zij dan al over de nodige praktijkkennis beschikken. Deze elementaire kennis staat in de twee boeken die aansluiten op de Kennisbasis voor de startende leraar: Werken in het basisonderwijs en Pedagogisch-didactisch begeleiden. De boeken zijn onmisbaar bij het voorbereiden van lessen en het maken van opdrachten. Werken in het basisonderwijs gaat in op algemene bekwaamheden: Samenwerken met collega’s, met de omgeving, refl ectie en professionele ontwikkeling. Pedagogisch-didactisch begeleiden behandelt de bekwaamheden van een leerkracht in de onderwijssituatie met leerlingen: interpersoonlijk, pedagogisch, didactisch en organisatorisch. De herziening van Werken in het basisonderwijs onderscheidt zich door de actuele, praktijkgerichte inhoud. Nieuwe ontwikkelingen als passend onderwijs en opbrengstgericht werken komen aan bod. Het gekozen perspectief van de aspirant-leraar zorgt voor herkenning en betrokkenheid. Op de website www.kennisbasisstartendeleraar.nl staan onder meer de opdrachten bij Werken in het basisonderwijs en Pedagogisch-didactisch begeleiden.

Werken inhet basisonderwijs

Werken in hetbasisonderwijs

Ped

agogie

k & D

idactie

k

P&D

Werken in het b

asisond

erwijs

Marijke van Eijkeren

Marijke van Eijkeren

Kennisbasis voor de startende leraar

P&D

Page 2: Werken in het basisonderwijs

Marijke van Eijkeren

Werken inhet basisonderwijsKennisbasis voor de startende leraar

13543_PABO_BW_HF00_VW.indd 1 29-08-12 10:12

Page 3: Werken in het basisonderwijs

COLOFON

redactie Mondeljaa, Utrecht

art directionIneke de Graaff, Amsterdam

opmaak binnenwerkImago Mediabuilders, Amersfoort

ontwerp omslag en binnenwerkStudio Fraaj, Rotterdam

foto’s binnenwerkMarijke van Eijkeren

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor: Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepson-derwijs en Volwasseneneducatie, en Hoger Beroepson-derwijs.Voor meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulen-hoff.nl.

ISBN 978 90 069 5280 3Tweede druk, eerste oplage

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2013

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomati-seerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toe-gestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wet-telijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gel-den, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is voorzien van het FSC keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

13543_PABO_BW_HF00_VW.indd 2 29-08-12 10:12

Page 4: Werken in het basisonderwijs

Woord voorafWerken in het basisonderwijs is een afwisselende en verantwoordelijke baan. Afwisselend, omdat je als leerkracht heel veel verschillende dingen doet en met veel verschillende mensen werkt. Verantwoordelijk, omdat je met kinde-ren werkt. In het basisonderwijs legt de leerkracht de basis voor een succes-volle persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling van een kind. Het geeft veel voldoening als een kind na acht jaar de school met zelfvertrouwen en met voldoende bagage verlaat.Een leerkracht heeft voldoende basiskennis nodig om zelfverzekerd en kun-dig te werken. De zeven competenties die een leraar primair onderwijs ont-wikkelt, laten dat ook zien. Je bent interpersoonlijk, pedagogisch, vakinhou-delijk, didactisch en organisatorisch competent. Op schoolniveau kun je goed met collega’s en met ouders samenwerken en een bijdrage leveren aan een goedlopende schoolorganisatie. En om competent te blijven werk je voortdurend aan je eigen ontwikkeling en professionalisering.

Kinderen begeleiden in het onderwijs vraagt om een flexibele, passende hou-ding en om kennis van de onderwijspraktijk. Als je voor het eerst de klas ingaat, komt er heel wat op je af. Het is dan erg handig als je over de nodige praktijkgerichte basiskennis beschikt. Die vind je in de serie boeken ‘Kennis-basis voor de startende leraar’. Dit deel, Werken in het basisonderwijs, sluit aan bij de competenties op schoolniveau (de SBL competenties 5, 6 en 7). Je maakt kennis met het onderwijs in Nederland en de maatschappelijke con-text waarin dat plaatsvindt. Je verdiept je in de levensbeschouwelijke achter-grond en de onderwijskundige visie van scholen. Op welke school voel jij je thuis? Samenwerken met collega’s en het contact met ouders is een belang-rijk onderdeel, want goed onderwijs maak je samen. Reflectie op je eigen beroepshouding en functioneren in de school is ten slotte een essentiële vaar-digheid om steeds competenter te worden. ‘Kennisbasis voor de startende leraar’ is geschreven voor leerkrachten in opleiding, zowel via het reguliere als het korte leertraject, en is gericht op de beroepspraktijk. Het boek kan zelfstandig worden verwerkt en is daarom te gebruiken bij diverse onderwijsconcepten. Het is niet noodzakelijk de boeken systematisch door te werken. Afhankelijk van de persoonlijke leerbehoefte kan een keuze worden gemaakt uit de onderwerpen die worden behandeld.Op de website staan suggesties voor verwerkingsactiviteiten. De verwerkings-activiteiten zijn praktijkgericht en doen nadrukkelijk een beroep op eigen inzichten en ideeën. De kennis kun je vinden in het boek, maar vaak heb je ook aanvullende informatie nodig. Het is dan ook de bedoeling dat je zelf op zoek gaat naar die informatie. Op die manier kun je onderwerpen verder uit-diepen en leer je hoe je zelfstandig je vakkennis op peil houdt.Een boek over de onderwijspraktijk schrijf je net zo min in je eentje als je in je eentje goed onderwijs maakt. Het boek zoals het er nu ligt, is tot stand

3

13543_PABO_BW_HF00_VW.indd 3 29-08-12 10:12

Page 5: Werken in het basisonderwijs

gekomen dankzij het deskundige commentaar en de tips van mensen uit het onderwijsveld, die ik hiervoor wil bedanken, met name Jacqueline Bieger, Henk Boer, Douwe Hoitsma, Mattie Nijsse, Constance van Kesteren, Bert Stil-ma en Liesbeth Stilma Berghuis.

Houten, 2013Marijke van Eijkeren

NB Ter wille van de leesbaarheid is in dit boek in veel gevallen voor de man-nelijke persoon gekozen (‘de leraar’, ‘hij’, ‘hem’, enzovoort). Vanzelfsprekend lees je in die gevallen ook ‘de lerares’, ‘zij’, ‘haar’, enzovoort.

4

13543_PABO_BW_HF00_VW.indd 4 29-08-12 10:12

Page 6: Werken in het basisonderwijs

Inhoud

Inhoud 5

Deel A Oriëntatie op school en beroep 13

1 Leerkracht in het basisonderwijs 151.1 De basisschool 161.1.1 De groepen 161.1.2 De groepsleerkracht 171.1.3 Van spelend leren naar leren 181.1.4 Speciaal basisonderwijs 181.1.5 Speciaal onderwijs 181.1.6 Vrijheid van onderwijs 201.2 Functie van het onderwijs 211.2.1 Kennisverwerving 211.2.2 Permanente educatie 221.2.3 Opvoeding en socialisering 221.3 Een veelzijdig beroep 231.3.1 Een verantwoordelijke baan 241.3.2 Zeven lerarencompetenties 25

2 Onderwijs in ontwikkeling 292.1 Korte historische terugblik 302.1.1 Onderwijs vanuit het geloof 302.1.2 Onderwijswetten 312.1.3 Schoolstrijd 312.1.4 Invoering van de leerplicht 312.2 De Wet op het Basisonderwijs 322.2.1 Eén school voor 4- tot 12-jarigen 322.2.2 Uitgangspunten 322.3 Wet op het primair onderwijs 342.3.1 Weer Samen Naar School 342.3.2 Passend onderwijs 352.3.3 Opbrengstgericht werken 362.4 Wettelijk vastgelegde l eerinhoud 362.4.1 Kerndoelen 372.4.2 Kerndoelen in de onderwijspraktijk 392.5 Leerlijnen en referentieniveaus 402.5.1 Leerlijnen 402.5.2 Referentieniveaus taal en rekenen 41

5

13543_PABO_BW_HF00_VW.indd 5 29-08-12 10:12

Page 7: Werken in het basisonderwijs

3 Traditionele vernieuwingsscholen 433.1 Maria Montessori 443.1.1 Uitgangspunten 443.1.2 Voorbereide omgeving 453.1.3 Groepsindeling 463.1.4 Materialen 463.2 Helen Parkhurst 473.2.1 Uitgangspunten 473.2.2 Werken met een taak 483.2.3 Zelf plannen 483.2.4 Differentiatie 493.2.5 Begeleider 493.3 Célestin Freinet 503.3.1 Uitgangspunten 503.3.2 Leren in een natuurlijke omgeving 513.3.3 Eigen lesmateriaal 513.4 Peter Petersen 523.4.1 Uitgangspunten 533.4.2 Het vragende kind 533.4.3 Stamgroepen 533.4.4 Zelfstandig werken 543.4.5 Vieringen 553.5 Rudolf Steiner 553.5.1 Uitgangspunten 563.5.2 Ritmes 563.5.3 Visie op ontwikkeling 573.5.4 Werken op een vrijeschool 583.6 Jan Ligthart 583.6.1 Uitgangspunten 593.6.2 Samenwerking tussen hand en hoofd 59

4 Onderwijskundige stromingen 614.1 Onderwijsconcepten 624.1.1 Objectief leren 634.1.2 Subjectief leren 644.1.3 Russische leerpsychologie 654.2 Adaptief onderwijs 654.2.1 Uitgangspunt 654.2.2 Onderwijs op maat 664.2.3 Kenmerken 674.3 Programmagericht onderwijs 684.3.1 Uitgangspunten 684.3.2 Nieuwe inzichten 694.3.3 Rol van de leerkracht 704.4 Ontwikkelingsgericht onderwijs 70

13543_PABO_BW_HF00_VW.indd 6 29-08-12 10:12

Page 8: Werken in het basisonderwijs

4.4.1 Verschil tussen ontwikkelen en leren 704.4.2 Zone van naaste ontwikkeling 714.4.3 Sociaal-culturele context 714.4.4 Inspelen op verschillen 724.4.5 Doelen ontwikkelingsgericht onderwijs 734.4.6 Ontwikkelingsgericht werken in de praktijk 744.4.7 Zelfstandig werken rond thema’s 754.4.8 Ontwikkelingsgericht begeleiden 754.5 Ervaringsgericht onderwijs 774.5.1 Uitgangspunten 774.5.2 Geen lesmethoden 794.5.3 Werkvormen 794.5.4 Rol van de leerkracht 804.6 Nieuwe onderwijsconcepten: Wittering.nl 814.6.1 Onderwijs anders 824.6.2 Drie soorten kennis 824.6.3 Anders organiseren 824.7 Opbrengstgericht werken 834.7.1 Maximale prestaties 844.7.2 Doelgericht werken 844.7.3 De evaluatieve cyclus 854.7.4 Een effectieve school 86

Deel B Houding en beroep 89

5 Beroepshouding 915.1 Houding 925.1.1 Grondhouding 925.1.2 Beroepshouding 935.2 Professioneel omgaan met de ander 955.2.1 Empathie 955.2.2 Echtheid 965.2.3 Vertrouwen en acceptatie 965.2.4 Fysieke en persoonlijke integriteit in de omgang met kinderen 975.3 Zorg voor jezelf 995.3.1 Verantwoordelijk voor je eigen handelen 995.3.2 Grenzen stellen 1005.3.3 Emoties verwerken 1005.3.4 Professionele afstand 1015.4 Functioneren binnen de school 1025.4.1 Werken binnen de doelstelling van de school 1025.4.2 Regels 1035.5 Beroepsmatig handelen 1045.5.1 Takenpakket 104

13543_PABO_BW_HF00_VW.indd 7 29-08-12 10:12

Page 9: Werken in het basisonderwijs

5.5.2 Beroepsethiek 1055.5.3 Ethische dilemma’s 106

6 Algemene beroepsvaardigheden 1116.1 Sociale en communicatieve vaardigheden 1126.1.1 Sociaal competent 1126.1.2 Professioneel communiceren 1136.1.3 Communiceren met kinderen 1136.1.4 Basisprincipes van communicatie 1146.1.5 Communicatieschema 1156.1.6 Respectvol en positief communiceren 1176.1.7 Actief luisteren 1186.2 Lichaamstaal 1206.2.1 Bij jong en oud 1206.2.2 Lichaamstaal verstaan 1206.2.3 Bewuste en onbewuste lichaamstaal 1216.2.4 Vormen van lichaamstaal 1226.3 Omgaan met feedback 1246.3.1 Feedback geven 1246.3.2 Opbouwende feedback 1256.3.3 Ik-boodschap 1266.3.4 Feedback ontvangen 126

7 Beroepsbekwaamheid ontwikkelen 1297.1 Levenslang leren 1307.1.1 Veranderingen komen van binnenuit en van buitenaf 1307.1.2 Je werk boeiend houden 1317.1.3 Lerende organisatie 1317.1.4 Een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) 1327.1.5 Portfolio 1337.2 Deskundigheidsbevordering 1337.2.1 Boeken over onderwijs 1347.2.2 Vaktijdschriften 1347.2.3 Informatie op internet 1357.2.4 Bij- en nascholingsprogramma’s 1377.3 Ontwikkeling door reflectie 1387.3.1 Zelfbeeld 1387.3.2 Beeldvorming 1387.3.3 Invloeden op zelfbeeld 1397.3.4 Zelfreflectie 1407.4 Gesprekken over je functioneren 1417.4.1 Gespreksonderwerpen 1427.4.2 Voorbereiding van het gesprek 1427.4.3 Stijl van begeleiden 1437.4.4 Aandachtspunten voor een constructief gesprek 144

13543_PABO_BW_HF00_VW.indd 8 29-08-12 10:12

Page 10: Werken in het basisonderwijs

7.5 Collegiale consultatie en intervisie 1447.5.1 Intervisie 1457.5.2 Intercollegiale toetsing 1467.6 Visie 1467.6.1 Handelen vanuit een visie 1477.6.2 Een eigen visie vormen 1477.6.3 Een oordeel vormen 149

Deel C Competent met collega’s 151

8 Organisatie van de school 1538.1 Organisatie en bestuur van het primair onderwijs 1548.1.1 Bestuurslagen in het onderwijs 1548.1.2 Bevoegd gezag 1558.1.3 Goed bestuur 1558.1.4 Ruimte voor eigen beleid 1558.1.5 Directie en team 1568.1.6 Het team 1578.1.7 Onderwijsinspectie 1578.2 Beleid en beleidsdocumenten 1588.2.1 Beleid 1588.2.2 Het schoolplan 1598.2.3 De schoolgids 1618.2.4 Beleidsontwikkeling 1618.2.5 Medezeggenschap 1628.3 Communicatie over beleid 1628.3.1 Informatie voor medewerkers 1638.3.2 Social media 1638.3.3 Externe communicatie 1658.4 Actief participeren in de school 1658.4.1 Overlegvormen 1658.4.2 Signaleren en beleid 1668.4.3 Actieve houding bij overleg 167

9 Samenwerken met collega’s 1699.1 Prettig samenwerkingsklimaat 1709.1.1 Samen onderwijs geven 1709.1.2 Samenwerken vanuit gemeenschappelijke waarden en normen 1719.1.3 Samen één doel nastreven 1719.1.4 Open communicatie 1729.1.5 Loyaliteit 1729.2 Conflicten 1739.2.1 Oorzaak van conflicten 1739.2.2 Constructief omgaan met conflicten 174

13543_PABO_BW_HF00_VW.indd 9 29-08-12 10:12

Page 11: Werken in het basisonderwijs

9.2.3 Hulp van een mediator 1749.3 Werken in een team 1749.3.1 Medewerkers, subteams, team 1759.3.2 Taken en rollen binnen een team 1769.3.3 De negen teamrollen 1769.3.4 Evenwicht binnen een team 1789.4 Takenpakket en taakverdeling 1799.4.1 Lesgebonden en niet-lesgebonden taken 1799.4.2 Taakverdeling 1809.5 Taakgericht samenwerken 1819.5.1 Afstemming 1819.5.2 Overleg over begeleiding van kinderen 1839.5.3 Informatie-uitwisseling 1849.6 Planning 1849.6.1 Wat je moet weten 1849.6.2 Rekening houden met anderen 1859.6.3 Planning vastleggen 1869.6.4 Haalbaar 187

Deel D Competent met de omgeving 189

10 Ouders als partners 19110.1 Belang van goed contact met ouders 19210.1.1 Elkaar ondersteunen 19210.1.2 Positieve relatie met school 19310.1.3 Ouders serieus nemen 19310.2 Actieve betrokkenheid van ouders 19410.2.1 Wederzijdse betrokkenheid 19410.2.2 Ouders en beleid 19510.2.3 Procedures, regels en afspraken 19510.2.4 Klankbordgroep 19610.3 Contacten met individuele ouders 19610.3.1 Werken aan een vertrouwensrelatie 19710.3.2 Effectief communiceren 19810.3.3 Communicatie afstemmen 19810.3.4 Omgaan met agressie 19910.3.5 Huisbezoek 20010.4 Formeel gesprek met ouders 20010.4.1 Voorbereiding 20110.4.2 Sfeer 20110.4.3 De toon van het gesprek 20110.4.4 Aandachtspunten tijdens het gesprek 20210.4.5 Afsluiting 20310.4.6 Tienminutengesprekken 203

13543_PABO_BW_HF00_VW.indd 10 29-08-12 10:12

Page 12: Werken in het basisonderwijs

10.4.7 Het geven van adviezen 20410.4.8 Gesprekken over problemen 20410.4.9 Problemen oplossen 20510.5 Interculturele gespreksvoering 20610.5.1 TOPOI-model 20610.6 Ouderbijeenkomsten 21010.6.1 Doel en doelgroep bepalen 21010.6.2 Een thema kiezen 21010.6.3 Uitnodiging 21110.6.4 Werkvormen 21110.6.5 Organisatie 21410.6.6 Zorg voor sfeer 21510.6.7 Evaluatie 216

11 Contacten met derden 21711.1 Tussenschoolse en buitenschoolse opvang 21811.1.1 Tussenschoolse opvang 21811.1.2 Buitenschoolse opvang 21911.1.3 Onderwijs en kinderopvang partners in de opvoeding 22011.2 Activiteiten in samenwerking met andere instellingen 22211.2.1 Verlengde schooldag 22211.2.2 Brede school 22211.2.3 Gastlessen 22411.2.4 Goede afspraken 224

12 Zorgverbreding 22512.1 Omgaan met verschillen 22612.1.1 Een andere manier van werken 22612.1.2 Positief ‘labelen’ 22712.2 Kinderen die opvallen 22712.2.1 Opvallend gedrag 22812.2.2 Signaleren en observeren 23012.2.3 Omgaan met opvallend gedrag 23012.2.4 Omgaan met angst 23112.2.5 Omgaan met lastig gedrag 23112.3 Samen werken aan zorgverbreding 23212.3.1 Samenwerkingsverbanden 23212.3.2 Zorgstructuur 23312.3.3 Zorgplan 23412.3.4 Intern begeleider 23512.4 Inclusief onderwijs 23612.4.1 Apart of samen 23612.4.2 Begeleiding 23712.5 Hulpverlenende instanties 23812.5.1 Schooladviesdienst 238

13543_PABO_BW_HF00_VW.indd 11 29-08-12 10:12

Page 13: Werken in het basisonderwijs

12.5.2 Netwerken van professionals 23912.5.3 Jeugdzorg 239

13 Onderwijskansen bieden 24113.1 Achterstanden bestrijden met een stimuleringsprogramma 24213.1.1 Voor- en vroegschoolse educatie 24213.1.2 Stimuleringsprogramma’s 24313.1.3 Kwaliteit begeleiding bepaalt het effect 24313.2 Brede ontwikkeling stimuleren met Kaleidoscoop 24513.2.1 Werkwijze 24513.2.2 Sleutelervaringen 24613.2.3 Rol van de leerkracht 24613.3 Projectmatig werken met Piramide 24713.3.1 Sterke pedagogische basis 24713.3.2 Werkwijze 24813.3.3 Ontwikkeling volgen 24913.3.4 Rol van de leerkracht 24913.4 Startblokken van Basisontwikkeling 25013.4.1 Werkwijze 25013.4.2 Kernactiviteiten 25113.4.3 Rol van de leerkracht 25213.5 Spelen en leren met Ik & Ko 25313.5.1 Werkwijze 25313.5.2 Betrokkenheid als voorwaarde voor leren 25413.5.3 Rol van de leerkracht 254

Literatuur 255

Over de auteur 264

Register 265

13543_PABO_BW_HF00_VW.indd 12 29-08-12 10:12

Page 14: Werken in het basisonderwijs

Deel A

Oriëntatie op schoolen beroep

13543_PABO_BW_HF01-Deel A.indd 13 29-08-12 10:13

Page 15: Werken in het basisonderwijs

1 Leerkracht in het basisonderwijs

Links en rechts rennen kinderen langs haar heen. Een bal passeert rakelings haar hoofd en ze wordt bijna omvergelopen door een opgeschoten knul, die alleen oog heeft voor de bal. Liselot knijpt stevig in de hand van haar moeder en kijkt schichtig om zich heen. Ze is net 4 geworden en het is vandaag haar eerste dag op de basisschool. In de gang is het een drukte van jewelste. Liselot krijgt een duw van een grote jongen, die de school wat al te enthousi-ast binnenstormt. Waar was nou de klas waar ze naartoe moest? Liselot is het overzicht kwijt en ziet alleen maar grote mensen om zich heen en uitgelaten kinderen. Gelukkig, daar is haar klas. Juf Ellen begroet haar enthousiast. Liselot is al een keer een middagje op school geweest om kennis te maken. Juf wijst haar het stoeltje in de kring dat voor haar bestemd is.‘Kijk’, zegt jof Ellen, ‘jouw naam staat erop.’ Met haar vingers volgt ze de letters die samen het woord Liselot vormen. Moeder neemt afscheid en zwaait bij de deur nog even naar haar dochter. Wat is ze klein tussen al die kleuters. Gisteren was ze nog de oudste in haar groep op het kinderdagver-blijf, nu is ze jongste van een groep die geen veertien, maar vijfentwintig kinderen telt.

15

13543_PABO_BW_HF01-Deel A.indd 15 29-08-12 10:13

Page 16: Werken in het basisonderwijs

Liselot is 4 jaar geworden en gaat naar de basisschool. De vrijblijvendheid van het kinderdagverblijf, waar ze zich al spelend ontwikkelde, heeft plaats-gemaakt voor doelgericht spelend leren. De komende jaren zal de nadruk steeds meer gaan liggen op leren. Op de basisschool maken de kinderen voor het eerst kennis met leren en presteren. Voor het verloop van hun verdere schoolcarrière is het niet alleen belangrijk dat ze zich in die eerste jaren de basisvaardigheden eigen maken die nodig zijn om te leren, maar ook dat ze met plezier naar school gaan en vertrouwen hebben in hun eigen mogelijk-heden. Als leerkracht speel je bij dit alles een belangrijke rol. Je begeleidt kinderen in hun eerste ervaringen met school. Je bent vakinhoudelijk bekwaam, pedagogisch bekwaam en vakdidactisch bekwaam. Je begeleidt met veel geduld, liefde en plezier kinderen als Liselot in hun ontwikkeling en weet het beste uit hen naar boven te halen.

1.1  De basisschoolBijna alle kinderen gaan vanaf hun vierde jaar naar school. Vanaf hun vijfde jaar zijn ze dat verplicht. Veel kinderen hebben al kennisgemaakt met de peuterspeelzaal, de voorschool of het kinderdagverblijf. Spelen in een groep in een speciaal daarvoor bestemde ruimte is voor hen niet vreemd. Toch is de basisschool weer een hele stap verder. Kinderen komen naar school om te leren. Wat ze moeten leren, ligt vast in de kerndoelen. Die zijn voor alle scholen gelijk, maar een school mag zelf beslissen hoe de kinderen leren.

1.1.1  De groepenDe basisschool bestaat uit acht leerjaren: groep 1 tot en met 8. De eerste vier groepen vormen de onderbouw en groep 5 tot en met 8 de bovenbouw. De kleuters van de vroegere kleuterschool zitten in de eerste twee groepen. Som-mige scholen noemen dat de onderbouw en spreken dan ook nog over een middenbouw. Scholen bepalen zelf hoeveel kinderen er maximaal in een groep zitten. De samenstelling van de groepen verschilt per school. Een klassieke verde-ling van de leerlingen is de indeling in acht jaargroepen met in elke groep gemiddeld zo’n 25 kinderen van dezelfde leeftijd. Ze schelen hooguit een jaar. Dit heten daarom ook wel homogene leeftijdsgroepen. Veel leermetho-den gaan uit van het jaarklassensysteem en verdelen de leerstof die kinderen op het basisonderwijs gehad moeten hebben, over de verschillende groepen. Je weet dan precies wat je in een jaar moet behandelen. Aan het eind van het schooljaar gaan kinderen over naar de volgende groep. Zittenblijven in het basisonderwijs komt alleen nog in bijzondere gevallen voor.Een school kan ook twee groepen samenvoegen. Dat heten combinatiegroe-pen. Soms is dat een bewuste keuze, soms noodgedwongen omdat er te wei-

16

13543_PABO_BW_HF01-Deel A.indd 16 29-08-12 10:13

Page 17: Werken in het basisonderwijs

De

el A

nig leerlingen zijn voor een groep. In een combinatiegroep is het leeftijdsver-schil groter dan een jaar. Daarom noemen we dat een heterogene groep. Dat kan voordelen hebben. Omdat het ene kind verder is in zijn ontwikkeling dan het andere, kunnen kinderen van elkaar leren. Een voordeel van hetero-gene groepen is ook dat kinderen binnen hun eigen groep op hun eigen niveau kunnen werken. Het valt dan niet meer op als ze bij rekenen bezig zijn met leerstof van groep 3, terwijl ze gezien hun leeftijd in groep 4 zouden moeten zitten. Je kunt zo veel flexibeler inspelen op verschillen tussen kinde-ren en hier bewust gebruik van maken. Veel scholen combineren de eerste twee groepen. Alle kleuters zitten dan bij elkaar in één groep.Sommige scholen kiezen ervoor om kinderen van drie jaargroepen bij elkaar in één groep te plaatsen. Dat heten stamgroepen. Scholen die met een ver-nieuwend onderwijsconcept werken, organiseren de groepen vaak anders. Zo werken sommige scholen met units van honderd kinderen, die worden bege-leid door een team van leerkrachten, onderwijsassistenten en specialisten.

1.1.2  De groepsleerkrachtAls leerkracht ben je in de eerste plaats verantwoordelijk voor het onderwijs in jouw groep. Een parttimer deelt die verantwoordelijkheid met een collega. Je zorgt voor een goed leerklimaat in de groep, houdt de vorderingen van de individuele leerlingen in de gaten, stimuleert de leerlingen en zorgt dat ze zich minimaal de stof eigen maken die ze in een schooljaar moeten leren. Je zorgt ervoor dat alle leerlingen in de groep aan hun trekken komen. Merk je dat het met een kind niet goed gaat, dan kijk je wat je daaraan kunt doen, eventueel in overleg met de ouders. Je overlegt met de collega’s die in jouw groep werken, voert gesprekken met de ouders van de kinderen en eventueel met externe deskundigen. Kortom, er komt veel bij kijken om goed en verant-woord onderwijs te geven.De taak van de leerkracht beperkt zich echter niet tot de eigen groep. De leerkrachten vormen samen een team. Er is regelmatig overleg met de andere leerkrachten over vakinhoudelijke onderwerpen en over organisatorische zaken. De manier waarop leerkrachten op een school lesgeven, moet onder-ling worden afgestemd: er moeten nieuwe lesmethoden komen, de onder-wijsvernieuwing moet concreet gestalte krijgen binnen de school en er moe-ten afspraken worden gemaakt over de verschillende activiteiten op school. Daarnaast heeft elke leerkracht een taak binnen de school. Een aantal leer-krachten neemt deel aan de medezeggenschapsraad of aan de ouderraad. Er zijn verschillende werkgroepen die alle activiteiten die op een school plaats-vinden, voorbereiden en coördineren. Leerkrachten specialiseren zich in een bepaalde taak waar ze veel belangstelling voor hebben. Er is bijvoorbeeld een leerkracht die alles regelt wat met de computers te maken heeft.

17

13543_PABO_BW_HF01-Deel A.indd 17 29-08-12 10:13

Page 18: Werken in het basisonderwijs

1.1.3  Van spelend leren naar lerenEen schooldag ziet er voor kleuters anders uit dan voor kinderen vanaf groep 3. Dat heeft te maken met de andere manier waarop kleuters en schoolkinde-ren leren. Kleuters leren spelend. Het lijkt misschien of ze alleen maar lekker bezig zijn, maar intussen leren ze heel veel. Speelwerktijd, waarbij kinderen een activiteit kiezen in een van de met zorg ingerichte hoeken, wordt afge-wisseld met activiteiten in de grote en kleine kring. E is veel tijd voor bewe-ging buiten op het schoolplein of in het speellokaal. Tijdens de speelwerktijd spelen en leren de kinderen zelfstandig of in kleine groepjes onder begelei-ding van de leerkracht of de onderwijsassistent. Ze werken met ontwikke-lingsmaterialen, zijn bezig met voorbereidend rekenen en taal, voeren een opdracht uit, doen een activiteit in het kader van creatieve expressie, of spe-len in de huishoek, bouwhoek of themahoek. Het ‘echte’ leren begint in groep 3. Wat de kinderen doen ligt vast in een weekschema. Er valt veel minder te kiezen. Rekenen en taal staan meestal ’s morgens op het programma. De kinderen zijn dan nog fit. ’s Middags komen de wereldoriënterende vakken en de creatieve vakken aan bod. ’s Morgens is er op een vaste tijd pauze, waarin alle kinderen vanaf groep 3 buiten spelen.

1.1.4  Speciaal basisonderwijsOndanks alle extra zorg die een basisschool kan bieden, zijn er altijd kinde-ren die het op een gewone basisschool niet redden. Deze kinderen kunnen naar het speciaal basisonderwijs (SBO). Dit is bedoeld voor moeilijk lerende kinderen en voor kinderen met een leergebrek of een gedragsstoornis. De groepen zijn er kleiner dan op een gewone basisschool. De kinderen volgen een individueel programma en hebben veel positieve ondersteuning nodig. Het zijn kwetsbare kinderen, die vaak al veel teleurstellingen hebben moeten verwerken. Ze moeten weer geloof krijgen in hun eigen mogelijkheden. Dan durven ze weer nieuwe uitdagingen aan. Structuur is belangrijk, maar wel met voldoende ruimte om eigen initiatieven te ontplooien.

1.1.5  Speciaal onderwijsEr zijn ook kinderen die door een verstandelijke of lichamelijke handicap beperkt zijn in hun gewone functioneren. Dingen die andere kinderen van-zelfsprekend doen, kunnen zij niet of met moeite. Voor deze kinderen is het speciaal onderwijs dat valt onder de Wet op de expertisecentra. Voor de ver-schillende beperkingen zijn er tien soorten scholen, verdeeld over vier clus-ters (zie kader 1.1).Scholen die in dezelfde cluster vallen, vormen regionaal een samenwerkings-verband dat bekend staat onder de naam regionaal expertisecentrum. Het regionale expertisecentrum onderzoekt of een kind in aanmerking komt voor speciaal onderwijs en ondersteunt ouders bij het vinden van de juiste school.

18

13543_PABO_BW_HF01-Deel A.indd 18 29-08-12 10:13

Page 19: Werken in het basisonderwijs

De

el A

Het speelt ook een rol bij de begeleiding van kinderen met een beperking die naar een gewone basisschool gaan. Het voordeel van speciaal onderwijs is dat de deskundige begeleiding is afge-stemd op de beperking. Bovendien ontmoeten de kinderen er leeftijdgenoot-jes die net zo zijn als zijzelf. Ze zijn geen uitzondering meer met hun beper-king. Het nadeel is dat ze op deze manier niet leren in de gewone maatschappij te functioneren en ook geen sociale contacten opbouwen met leeftijdgenootjes uit de buurt waar ze wonen. Daarom wordt sinds eind vori-ge eeuw gepleit voor integratie van kinderen met een beperking in het regu-liere basisonderwijs. Dit wordt ook wel inclusief onderwijs genoemd. Hieruit is de Stichting Inclusief Onderwijs voortgekomen. Dankzij de deskundige hulp van een expertisecentrum kunnen deze kinderen ondanks de beperking toch naar een gewone basisschool. Dit gebeurt nog maar op beperkte schaal. De Wet op passend onderwijs moet hier verandering in brengen.

Zie voor meer informatie over passend onderwijs de website: www.passendonderwijs.nl.

Clusters speciaal onderwijsCluster 1De speciale scholen in cluster 1 zijn voor blinde en slechtziende kinderen of blinde en slechtziende kinderen met een meervoudige beperking. Verspreid over het land zijn er instituten waar kinderen met een visuele beperking speciaal onderwijs kunnen volgen. Naast de gebruikelijke vakken krijgen de kinderen hier visuele vorming en training, toetsenbordvaardigheid, oriëntatie en mobiliteit, bewegingsonderwijs en verkeersonderwijs.

Cluster 2 De speciale scholen in cluster 2 zijn voor dove en slechthorende kinderen en voor kinderen met een spraakprobleem of voor dove en slechthorende kinderen met een meervoudige beperking en kinderen met een spraakpro-bleem en een meervoudige beperking. Er zijn in Nederland vier instituten die speciaal gericht zijn op dove en slechthorende kinderen. Dove kinderen leren er niet alleen gebarentaal, maar ook hoe ze hun stem kunnen gebruiken. Net als bij andere kinderen met een beperking kunnen ouders ook kiezen voor het reguliere onderwijs. Een kind heeft dan wel extra begeleiding nodig.

Cluster 3De speciale scholen in cluster 3 zijn voor zeer moeilijk lerende kinderen, kinderen met een lichamelijke beperking, langdurig zieke kinderen met een lichamelijke beperking en kinderen met een meervoudige beperking waaron-der een van deze beperkingen.

19

13543_PABO_BW_HF01-Deel A.indd 19 29-08-12 10:13

Page 20: Werken in het basisonderwijs

Cluster 4De speciale scholen in cluster 4 zijn voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen, langdurig zieke kinderen anders dan met een lichamelijke beperking en voor kinderen op scholen die zijn verbonden aan pedologische instituten.

Kader 1.1

1.1.6  Vrijheid van onderwijsIn principe kan in Nederland iedereen een school oprichten die past bij de eigen levensbeschouwelijke en onderwijskundige overtuiging. Dit is de grondwettelijk vastgelegde vrijheid van onderwijs (artikel 23). Om van de overheid hiervoor geld te krijgen moet een school bij de oprichting wel vol-doende leerlingen hebben en de docenten moeten bevoegd zijn om les te geven. Het is niet zo dat deze wet garandeert dat ouders hun kind naar de school van hun keuze kunnen sturen. Scholen en gemeenten kunnen een toewijzingsbeleid voeren.Het totale aanbod van scholen kun je indelen in twee hoofdgroepen: het openbaar onderwijs en het bijzonder onderwijs. Dit onderscheid in scholen wordt ook wel denominatie genoemd. De drie grootste groepen scholen zijn de openbare, de rooms-katholieke en de protestants-christelijke scholen (figuur 1.1). De laatste twee behoren, samen met nog veel kleine groepen scholen, tot het bijzonder onderwijs.

per

cent

age

35

30

20

15

10

5

02010

jaar

openbaar rooms-katholiek

protestants-christelijk gereformeerd

evangelisch joods

islamitisch hindoeïstisch

algemeen bijzonder samenwerkingsscholen

overig bijzonder

Figuur 1.1 Meer dan 30% van de scholen is openbaar.Bron: (www.stamos.nl)

openbaar rooms-

katholiekprotestants-

christelijk

gereformeerd

evangelisch joods islamitisch hindoeïstisch

algemeen

bijzonder

samenwerkings-

scholenoverig

bijzonder

20

13543_PABO_BW_HF01-Deel A.indd 20 29-08-12 10:13

Page 21: Werken in het basisonderwijs

De

el A

Een openbare school is voor iedereen toegankelijk. De kinderen krijgen geen godsdienstonderwijs, maar maken wel kennis met geestelijke stromingen. Kinderen krijgen alleen godsdienstles en humanistisch vormingsonderwijs als ouders daarom vragen. Het bijzonder onderwijs gaat uit van een bepaalde levensovertuiging, zoals een katholieke, christelijke of islamitische school. Ook zogenoemde bijzon-der-neutrale scholen vallen eronder. Dat zijn scholen die werken volgens de principes van een traditionele of eigentijdse onderwijsvernieuwer. Voorbeel-den daarvan zijn een jenaplanschool of de Kees Boeke-school. Soms zijn deze scholen openbaar.Het bijzonder onderwijs is niet verplicht om alle leerlingen die zich aanmel-den, aan te nemen. De scholen kunnen leerlingen weigeren omdat ze niet instemmen met of voldoen aan de grondslag van de school. Bijvoorbeeld orthodox christelijke scholen stellen eisen aan de religieuze achtergrond van de leerlingen, maar op veel scholen met een religieuze achtergrond zijn kin-deren van alle gezindten welkom. De ouders kiezen dan de school vanwege het pedagogische klimaat of omdat de school dicht bij huis is.

1.2  Functie van het onderwijsOnderwijs heeft een belangrijke functie in de maatschappij. De maatschap-pij heeft behoefte aan goed opgeleide, gekwalificeerde mensen. Maar er zijn voortdurend nieuwe ontwikkelingen en dat vraagt om flexibele werkne-mers die hun kennis op peil houden. Kinderen maken zich daarom niet alleen kennis eigen op school, ze leren ook hoe ze die kennis zelf kunnen verwerven. De maatschappij heeft niet alleen behoefte aan goed opgeleide werknemers, maar ook aan mensen die goed kunnen functioneren in de samenleving. Bur-gerschapskunde is een van de vakoverschrijdende competenties waar een school aandacht aan besteedt. Burgerschapskunde gaat over de manier waar-op mensen deelnemen aan de samenleving. Onderwijs aan kinderen en jon-geren heeft ook een pedagogische taak. Kinderen leren er niet alleen normen en waarden, ze ontwikkelen zich op school ook als persoon. Onderwijs draagt hieraan bij en signaleert als de ontwikkeling stagneert.

1.2.1  KennisverwervingKinderen komen in de eerste plaats naar school om te leren. In de acht jaar primair onderwijs leren ze de basisvaardigheden die ze nodig hebben om in het voortgezet onderwijs verder te leren. Kinderen leren niet alleen lezen, schrijven en rekenen, ze leren ook aardrijkskunde, geschiedenis, natuur en techniek, creatieve expressie, sociale redzaamheid en omgaan met elkaar. Die kennis en vaardigheden hebben ze nodig om later goed te kunnen functi-

21

13543_PABO_BW_HF01-Deel A.indd 21 29-08-12 10:13

Page 22: Werken in het basisonderwijs

oneren in de maatschappij. Voor leerlingen die om welke reden dan ook moeite hebben met leren is extra aandacht. Welke kennis extra nadruk krijgt op school, wordt mede bepaald door maat-schappelijke ontwikkelingen. Er is een grote behoefte aan technici. Scholen worden daarom met boeiende programma’s gestimuleerd om daar extra aan-dacht aan te besteden. En de zorg om het dalende niveau van rekenen en taal dwingt scholen om daar meer tijd aan te besteden.

1.2.2  Permanente educatieDe ontwikkelingen in de maatschappij gaan zo snel, dat je voortdurend je kennis op peil moet houden. Daarom leer je ook hoe je leert. Kennis verou-dert snel. Neem je mobieltje. Je kunt je nu niet voorstellen dat je er geen hebt, dat je alleen een vaste telefoon hebt thuis. Maar pas in de jaren negen-tig van de vorige eeuw werd het gebruik van een mobieltje ook voor privé-doeleinden populair. En inmiddels heb je de smartphone, waar je, o ja, ook nog mee kunt bellen. De smartphone die je vandaag koopt, is morgen al weer verouderd. En een nieuwe betekent opnieuw leren hoe je hem bedient, want alles functioneert net weer wat anders dan bij de vorige.Het hedendaagse onderwijs legt daarom de nadruk op leren om zelfstandig te leren. Je merkt dat bij je eigen opleiding. Aan de hand van opdrachten los je problemen op en maak je je de kennis eigen die daarvoor nodig is. Je doet dat vaak in een groepje. Je leert dan meteen hoe je door samenwerking een probleem oplost. Want ook dat is iets wat deze maatschappij van je vraagt.De op permanente educatie gerichte aanpak begint al in de onderbouw van de basisschool. Je leert kinderen zelfstandig te werken en zelfstandig informa-tie op te zoeken. Kinderen beslissen gedeeltelijk zelf wat ze doen en leren ook om actief zelf kennis op te zoeken. Op de computer werken ze zelfstandig met speciaal voor het onderwijs ontwikkelde software. Zo leren kinderen vanaf het begin de vaardigheden die nodig zijn om nieuwe kennis te verwerven.

1.2.3  Opvoeding en socialiseringOnderwijs heeft een functie bij de socialisatie. Actief burgerschap is een onderdeel van het lesprogramma. Kinderen leren de algemene waarden en normen die nodig zijn voor een actieve en sociale deelname aan de maat-schappij. Ze ervaren ook dat elke cultuur eigen waarden en normen heeft. Je leert ze hier respectvol mee omgaan. Dat de school een functie heeft in de opvoeding, vind je terug in de kerndoe-len en in de lesmaterialen. Zo is er de laatste jaren lesmateriaal ontwikkeld om het pesten op school tegen te gaan. Maar met een paar gerichte lesuurtjes over waarden en normen ben je er niet. Het gaat om een houding, de manier waarop je met elkaar omgaat. Accepteer je dat kinderen vloeken of elkaar uitschelden? Grijp je in als kinderen vechten? Toon je zelf respect voor de kinderen in de groep? Zet je zelf wel eens iemand voor schut?

22

13543_PABO_BW_HF01-Deel A.indd 22 29-08-12 10:13

Page 23: Werken in het basisonderwijs

De

el A

Je laat door jouw gedrag zien wat jouw waarden en normen zijn, hoe jij vindt dat mensen met elkaar dienen om te gaan, wat jij belangrijk vindt in het leven. Kinderen doen jou na. Als jij het normaal vindt om een kind in de groep openlijk te vertellen hoe ontzettend dom hij heeft gehandeld, is de kans groter dat kinderen pesten normaal vinden. Op school ben je dus altijd met opvoeding bezig. Het is belangrijk dat je je daarvan bewust bent en opvoeding ziet als onderdeel van jouw taak. Daar hoort ook de vraag bij hoe ver jouw opvoedingsverantwoordelijkheid gaat. Wat doe je als kinderen thuis verwaarloosd of mishandeld worden? Natuur-lijk pik je die signalen op en doe je er iets mee. Maar er zijn grenzen aan wat je kunt doen. Ouders en hulpverleners hebben hun eigen verantwoordelijk-heid. Dat kan wel eens frustrerend zijn. Je zou soms graag meer willen doen voor een kind dan je kunt.

1.3  Een veelzijdig beroep

Het is 16.30 uur en de schooldag van Mark zit er weer op. Het halfuurtje fiet-sen naar huis is altijd een mooi moment om de gebeurtenissen van de dag de revue te laten passeren. Mark geeft nu voor het tweede jaar les. Net als vorig jaar heeft hij groep 5. Steeds vaker kijkt hij met een tevreden gevoel terug op de dag die achter hem ligt. Leukste moment van vandaag? Anjo die met een big smile de complimenten van haar tafelgroepje in ontvangst nam over haar nieuwe trui. Wat een leuk kind is het geworden. Ze ziet er niet alleen verzorgd en vlot gekleed uit, maar straalt ook zelfvertrouwen uit. Dat was in het begin van het jaar wel anders. Anjo was toen een stil, teruggetrokken meisje met een triest gezichtje. De andere kinderen meden haar en pestten haar met haar ongewassen en onver-zorgde uiterlijk. Mark vond het erg spannend om de signalen die hij opving met de moeder van Anjo te bespreken. Maar gelukkig stond ze open voor hulp. En die kwam er ook snel, mede dankzij de goede samenwerking tussen de school en het maatschappelijk werk. In de klas werkte Mark aan het zelf-vertrouwen van Anjo en de contacten met de andere kinderen. Mark kijkt ook met een tevreden gevoel terug op de praktijkles natuuronder-wijs. Vorig jaar kon het nog een aardige puinhoop zijn, zeker als er ook levende beestjes aan te pas kwamen. Vandaag waren de kinderen vooral enthousiast bezig en konden ze aan het eind van de les uitstekend het ver-schil vertellen tussen een regenworm, een mier en een spin. Een goede voor-bereiding en een goede organisatie van de les blijken maar weer eens erg belangrijk te zijn! Zijn persoonlijke ervaring met een spin, waar hij de les mee was begonnen, bleek een gouden greep. Hij had de aandacht meteen gevangen. En wat was Milan enthousiast! Dat was vanmorgen bij de rekenles wel anders geweest.

De schooldag van Mark

23

13543_PABO_BW_HF01-Deel A.indd 23 29-08-12 10:13

Page 24: Werken in het basisonderwijs

Moet ik toch in de gaten houden, bedenkt Mark. Waarom heeft die jongen zo’n hekel aan rekenen en hangt hij de halve les de clown uit? Zou er toch niet sprake zijn van een stoornis? Mark neemt zich voor om Milans resultaten nog eens goed te bekijken en een afspraak te maken met de intern begelei-der. Minder te spreken is Mark over het gesprek met de moeder van Mees, die na schooltijd naar hem toe was gekomen. Zij heeft altijd wel wat te klagen en Mark had nog snel iets willen voorbereiden voor het bouwoverleg. Toch is het niet goed te praten dat hij zo kortaf op haar had gereageerd. Het gesprek duurde er bovendien alleen maar langer door en ze bleek uiteindelijk nog gelijk te hebben ook. De volgende keer zal hij de tip van Laura opvolgen en eerlijk zeggen dat hij nu even geen tijd heeft om op de klacht in te gaan, en een afspraak maken. Je hoeft en kunt tenslotte inderdaad niet op elk moment voor iedereen klaar staan. Fijn dat hij dit soort zaken met collega’s kan bespreken. Hij heeft het maar getroffen met dit team! Het bouwoverleg aan het eind van een schooldag is daardoor ook geen opgave. Eigenlijk krijg ik er juist nieuwe energie door, beseft Mark. Hij heeft echt zin in het milieuproject voor groep 4-5-6 dat van-daag op de agenda stond. Vanavond nog even op internet inspirerende voor-beelden van andere scholen zoeken!

Casus 1.1

Leraar in het basisonderwijs is een veelzijdig en uitdagend beroep. Je hebt heel veel kwaliteiten in huis. Je kunt goed met kinderen omgaan en echt con-tact met ze maken. Je begeleidt ze bij het opbouwen van een positief zelf-beeld en bij het verwerven van sociale vaardigheden. Je kunt een les zo geven dat die didactisch en vakinhoudelijk goed in elkaar zit en je kunt die les ook nog eens goed organiseren. Je hebt te maken met ouders, met colle-ga’s en met instanties buiten de school, waar je goed mee kunt samenwerken. Je werkt ook aan jezelf: je ontwikkelt je en wordt steeds competenter in het uitoefenen van je beroep door te reflecteren op je werk, door het lezen van vakliteratuur en door het uitwisselen van ervaringen met je collega’s.

1.3.1  Een verantwoordelijke baanOf kinderen het leuk vinden om naar school te gaan en om te leren, en of ze zich in de basisschoolperiode optimaal ontwikkelen op sociaal-emotioneel en cognitief gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de leer-kracht. Voor kinderen (en voor hun ouders) is het elk jaar weer spannend welke juf of meester ze krijgen. Een goede leraar is een competente leraar. Hij is bekwaam in het uitoefenen van zijn vak. Hij beschikt over de noodza-kelijke kennis en vaardigheden en een professionele beroepshouding.De bekwaamheidseisen waaraan een leraar moet voldoen, zijn sinds 2006

24

13543_PABO_BW_HF01-Deel A.indd 24 29-08-12 10:13

Page 25: Werken in het basisonderwijs

De

el A

vastgelegd in een Algemene maatregel van bestuur (AMVB) bij de Wet op de beroepen in het onderwijs (Wet BIO). Elke zes jaar worden deze wettelijk vastgelegde bekwaamheidseisen bijgesteld. Ze gaan over de vakinhoudelijke, pedagogische en didactische bekwaamheid. De beroepshouding is echter geen zaak van de overheid, maar van de beroepsgroep zelf.Zie voor meer informatie over bekwaamheidseisen de website: www.onderwijscooperatie.nl.

Met bekwaamheden en competenties krijg je niet alleen tijdens je opleiding te maken, maar ook als je straks een baan hebt. Een competentie is namelijk niet een simpele eis waaraan je voldaan moet hebben om je diploma te krij-gen. Competenties ontwikkel je je leven lang. Als je klaar bent met je oplei-ding, kun je zelfstandig aan het werk als groepsleerkracht, maar je zult dan nog niet in alle opzichten even competent zijn. Je blijft je ontwikkelen en je houdt je vak bij.

1.3.2  Zeven lerarencompetenties In het beroep van leraar kun je vier beroepsrollen onderscheiden:

❍ de interpersoonlijke rol; ❍ de pedagogische rol; ❍ de vakinhoudelijke en didactische rol; ❍ de organisatorische rol.

Die rollen vervul je in vier verschillende situaties: het werken met leerlingen, collega’s, de omgeving en jezelf. Om een rol in een bepaalde situatie goed te kunnen vervullen moet je beschikken over de juiste competenties. Dat zou-den er 16 zijn. In het overzicht in fi guur 1.2 zie je er slechts zeven. Dat is voldoende en het maakt het een stuk overzichtelijker. Bij alle zeven compe-tenties is vastgelegd wat de bekwaamheidseisen zijn om eraan te voldoen en welke kennis en vaardigheden hiervoor nodig zijn.

Overzicht

competenties

Interpersoonlijk

Competenties

Vakinhoudelijk en

didactisch

Organisatorisch

1

2

5 6 73

4

Met

leerlingen

Met

collega's

Met

omgeving

Met

zichzelf

Figuur 1.2 De zeven competenties van een leraar .

25

13543_PABO_BW_HF01-Deel A.indd 25 29-08-12 10:13

Page 26: Werken in het basisonderwijs

Interpersoonlijk competentJe kunt op een goede, professionele manier met leerlingen omgaan en zorgt voor een prettig leef- en werkklimaat in de groep. Je geeft op een goede manier leiding. Je schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Je bevordert de zelfstandigheid van de kinde-ren en zoekt in de interactie met hen een goede balans tussen leiden en begeleiden, sturen en volgen, confronteren en verzoenen, corrigeren en sti-muleren.Om dat te kunnen ben je op de hoogte van communicatie- en omgangsvor-men in de leefwereld van de kinderen. In het contact met de kinderen houd je hier rekening mee. Je hebt kennis van communicatietheorieën, groepsdy-namica en interculturele communicatie, en je kunt die toepassen in de prak-tijk. Mark werkt er bewust aan dat alle kinderen in zijn groep positief met elkaar omgaan. De les natuuronderwijs verliep goed omdat de kinderen hadden geleerd om zelfstandig te werken.

Pedagogisch competentJe kunt leerlingen in een veilige werkomgeving houvast en structuur bieden om zich sociaal-emotioneel en moreel te kunnen ontwikkelen. Je helpt hen een zelfstandig en verantwoordelijk persoon te worden. Je creëert een veilige leeromgeving in de groep en je lessen. Je zorgt ervoor dat de kinderen weten dat ze erbij horen, welkom zijn en dat ze gewaardeerd worden. Je zorgt ervoor dat kinderen op een respectvolle manier met elkaar omgaan, uitge-daagd worden om verantwoordelijkheid te nemen voor elkaar, initiatieven kunnen nemen en zelfstandig kunnen werken.Om dat te kunnen ben je vertrouwd met de leefwereld van basisschoolkinde-ren, hun basisbehoeften en hun verwachtingen. Je bent bekend met het glo-bale verloop van hun sociaal-emotionele en morele ontwikkeling en met de problemen die zich daarbij kunnen voordoen. Je bent op de hoogte van ont-wikkelings- en opvoedingstheorieën van het jonge en oudere kind en met verschillende opvoedingspraktijken. Je weet hoe processen van identiteitsvor-ming, zingeving en waardeontwikkeling bij kinderen verlopen, houdt reke-ning met de culturele bepaaldheid ervan en je kunt de kennis toepassen in de onderwijspraktijk. Mark werkt gericht aan het zelfvertrouwen van Anjo en haar contacten in de groep. Zo creëerde hij voor haar een veilige leeromgeving.

Vakinhoudelijk & didactisch competentJe helpt de kinderen zich de culturele bagage eigen te maken, die samenge-vat is in de kerndoelen voor het primair onderwijs en die elke deelnemer aan de samenleving nodig heeft om volwaardig te kunnen functioneren. Je ont-werpt een krachtige leeromgeving in de groep en je lessen. Je stemt de leerin-houden en ook je doen en laten af op de kinderen en houdt rekening met individuele verschillen. Je motiveert de kinderen voor hun leertaken, daagt

26

13543_PABO_BW_HF01-Deel A.indd 26 29-08-12 10:13

Page 27: Werken in het basisonderwijs

De

el A

hen uit om er het beste van te maken en helpt hen om ze met succes af te ronden. Je leert de kinderen leren, ook van en met elkaar, om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te bevorderen.Om dat te kunnen beheers je de leerstof, met name de basisvakken rekenen en taal. Je kunt de leerstof op een begrijpelijke en aansprekende manier uit-leggen en je kunt verschillende werkvormen hanteren. Vanuit de vakinhoud kun je verbanden leggen met het dagelijks leven, met werk en met weten-schap. Je bent vertrouwd met de opbouw van de leerinhouden in leerlijnen en de samenhang daartussen. Je beschikt over didactische kennis en vaardig-heden en maakt hierbij gebruik van leermiddelen en ICT. Je hebt kennis van en houdt rekening met de wijze waarop kinderen leren, de invloed van de ontwikkeling hierop en de voorwaarden om tot leren te komen. Je kunt een les voorbereiden en passend bij het doel leerstof selecteren, passende werk-vormen en materialen kiezen en een toetsvorm om de leeropbrengst vast te stellen. Je houdt hierbij rekening met verschillen tussen kinderen en kunt onderwijs op maat bieden. Mark had de les natuuronderwijs goed voorbereid en wist met een pakkende introductie de nieuwsgierigheid van de kinderen te wekken. Hij merkt op dat Milan problemen heeft met rekenen en maakt daar werk van.

Organisatorisch competentJe zorgt voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer in je groep of klas. Je zorgt ervoor dat de kinderen weten waar ze aan toe zijn, wat ze moe-ten doen met welk doel en welke ruimte ze hebben voor eigen initiatief. Dat doe je op een professionele en planmatige manier. Je maakt hierbij op een consequente manier gebruik van concrete, functionele en door de kinderen gedragen procedures en afspraken. Omdat te kunnen ben je bekend met de aspecten van klassenmanagement die voor het onderwijs relevant zijn: organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen die leerdoelen en leeractiviteiten ondersteunen. Nu Mark meer ervaring heeft, kan hij ook een les waarin veel gebeurt goed organiseren.

Competent in het samenwerken met collega’sJe zorgt ervoor dat jouw werk en dat van jouw collega’s goed op elkaar zijn afgestemd. Je levert een bijdrage aan een goed pedagogisch en vakinhoude-lijk en didactisch klimaat op school, aan goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. Je kunt goed met collega’s communiceren en samenwerken. Je levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van schooloverleg en aan de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd om de school goed te laten functioneren.Om dat te kunnen ben je op praktisch niveau bekend met methodieken voor samenwerking en intervisie, van leerlingvolgsystemen en manieren om je eigen werk toegankelijk te administreren. Je hebt enige kennis van organisa-tie- en bestuursvormen voor scholen in het primair onderwijs en je bent op

27

13543_PABO_BW_HF01-Deel A.indd 27 29-08-12 10:13

Page 28: Werken in het basisonderwijs

de hoogte van modellen voor kwaliteitszorg en methodieken voor onderwijs-verbetering en schoolontwikkeling. Mark voert samen met zijn collega’s van de bovenbouw een milieuproject uit en maakt hier tijdens het bouwoverleg goede afspraken over.

Competent in het samenwerken met de omgevingJe kunt op een professionele manier communiceren met ouders en andere betrokkenen. Je levert een bijdrage aan een goede samenwerking met men-sen en instellingen in de omgeving van de school. Je onderhoudt contacten met de ouders of verzorgers van de kinderen. Je zorgt er ook voor dat je pro-fessionele handelen en dat van anderen buiten de school goed op elkaar zijn afgestemd. Om dat te kunnen ben je bekend met de leefwereld van ouders of verzorgers en met de culturele achtergronden van de kinderen, en je weet hoe je daar rekening mee moet houden. Verder ben je op de hoogte van de professionele infrastructuur waar de school onderdeel van uitmaakt. Mark heeft de problemen van Anjo goed opgepakt. Dankzij de goede contac-ten tussen de school, haar moeder en het maatschappelijk werk is de situatie thuis en op school voor Anjo verbeterd.

Competent in reflectie en ontwikkelingJe kunt op een professionele manier over je bekwaamheden en beroepsopvat-tingen nadenken. Je werkt voortdurend aan je ontwikkeling. Dat doe je door reflectie op je beroepsopvattingen en professionele bekwaamheid en door je vak bij te houden. Je weet wat belangrijk is aan het leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen je uitgaat. Je hebt een goed beeld van je eigen competenties, je sterke en zwakke kanten. Je werkt op een planmatige manier aan je verdere ontwikkeling. Je stemt je eigen ont-wikkeling af op het beleid van de school en benut de kansen die de school biedt om je verder te ontwikkelen.Om dat goed te kunnen doen heb je voldoende gedragspsychologische ken-nis om je eigen gedrag en dat van anderen te begrijpen en te analyseren. Je bent op de hoogte van de onderwijspraktijk in andere scholen voor primair onderwijs en vervolgscholen, en ook van actuele ontwikkelingen op het gebied van pedagogiek, didactiek, vakinhouden, werkwijzen en organisatie-vormen in het primair onderwijs. Mark staat regelmatig stil bij zijn functioneren op school en trekt daar con-clusies uit. Hij staat ook open voor commentaar van collega’s.

28

13543_PABO_BW_HF01-Deel A.indd 28 29-08-12 10:13

Page 29: Werken in het basisonderwijs

2 Onderwijs in ontwikkeling

Geen klaslokalen, maar ateliers. Geen groepsleerkracht, maar een mentor. Geen rapporten, maar een portfolio. Geen jaarklassen, maar units met combigroepen. Om 8.00 uur begint de school, maar niet voor alle kinderen. Ouders kunnen er ook voor kiezen om hun kind om 8.30 uur te brengen of om 9.00 uur. Ook de eindtijden zijn flexibel: 14.00 uur, 14.30 uur of 15.00 uur. Op vrijdag hebben de kinderen die voor een vierdaagse schoolweek hebben gekozen, vrij en regelmatig ontbreken er een paar kinderen. Niet omdat ze ziek zijn, maar omdat ze gebruik maken van hun opgespaarde knipkaarturen. Kunnen ze toch naar de verjaardag van oma op de dag zelf!Is het dan geen chaos op die school en leren de kinderen er wel iets? Jazeker. De Sterrenschool wil juist dat de kinderen uitblinken in rekenen en taal. Ze krijgen daarom les van vakdocenten in een atelier met uitdagende materia-len. En elk onderwijsuur wordt optimaal benut. Dat kan dankzij de elektroni-sche leeromgeving en de modernste technologische snufjes: van iPad tot touchscreen. Voor elk kind is er een individueel leerplan. Ze werken indivi-dueel, maar ook samen. Leren is betekenisvol en verschillende vakken worden met elkaar verbonden in thematisch onderwijs.

Gebaseerd op www.sterrenschoolzevenaar.nl en Mark Hoogstad, Een school op het ritme van de moderne werknemer (NRC, 24 april 2012).

29

13543_PABO_BW_HF02.indd 29 29-08-12 10:14

Page 30: Werken in het basisonderwijs

Onderwijs in de 21ste eeuw ziet er compleet anders uit dan in de vorige eeuw. De Sterrenschool is weliswaar geen doorsneeschool - nog niet - maar zo zullen steeds meer scholen eruit kunnen zien. Het onderwijs is voortdu-rend in beweging. De invoering van het basisonderwijs, waarbij er één school kwam voor kinderen van 4 tot 12 jaar, heeft veel veranderd, net als nieuwe technologische ontwikkelingen en nieuwe kennis over leren. Het onderwijs is individueler geworden, meer afgestemd op de mogelijkheden van elk kind. Hoe de school er tegenwoordig uitziet, is beïnvloed door het verleden. We nemen daarom een kijkje in de geschiedenis, voordat we ingaan op de meer recente vernieuwingen.

2.1  Korte historische terugblikAls ouders een school voor hun kinderen zoeken, kunnen ze kiezen uit een school in de buurt waar ook de vriendjes naartoe gaan, een school die over-eenkomt met hun levensbeschouwelijke opvatting, een school waarvan de sfeer ze aanspreekt of een school waar op een bepaalde manier wordt lesge-geven. Die grote verscheidenheid aan scholen is er niet altijd geweest en heeft haar wortels in de historie. Hoe de basisschool er nu uitziet, wordt niet alleen bepaald door maatschappelijke ontwikkelingen en ideeën over goed onderwijs op dit moment, maar ook door de ontwikkelingen in het verleden. Het is daarom goed iets te weten over de geschiedenis van het onderwijs.

2.1.1  Onderwijs vanuit het geloofTot de 19de eeuw speelde het geloof een hoofdrol bij de inrichting van het onderwijs. Tot aan de reformatie in de 16de eeuw was dat het katholieke geloof. Er was een grote verscheidenheid aan onderwijsvormen. Kinderen gingen naar een kloosterschool, een parochieschool of een begijnenschool. Ze leerden er lezen, de eerste beginselen van het Latijn en ze kregen gods-dienstonderwijs en zangles. De begijnenschooltjes waren vooral gericht op kleuters en op de opvoeding van meisjes. Zij leerden er ook naaien, weven en spinnen.Met de reformatie veranderde de godsdienstige kleur van veel schooltjes. Vooral in de noordelijke gewesten mochten alleen mensen die gereformeerd waren, lesgeven. Een belangrijk doel was het overbrengen van het gerefor-meerde geloof. Er was veel aandacht voor het leesonderwijs, zodat iedereen de bijbel kon lezen. Katholieke scholen werden verboden en opereerden in het geheim.

30

13543_PABO_BW_HF02.indd 30 29-08-12 10:14

Page 31: Werken in het basisonderwijs

De

el A

2.1.2  OnderwijswettenAls gevolg van de ideeën uit de Franse Revolutie werd rond 1800 het onder-wijs gecentraliseerd. Er kwam een Agent van Nationale Opvoeding, de voor-loper van de huidige minister van onderwijs. De staat werd verantwoordelijk voor het onderwijs en er kwamen onderwijswetten. In de onderwijswet uit 1806 stonden allerlei regelingen waar een school aan moest voldoen en er werd op toegezien dat een school zich daar inderdaad aan hield. Alleen de staat kon toestemming geven voor het oprichten van een school. Daardoor ontstonden de openbare scholen. In de door de staat bekostigde en gecontroleerde scholen mocht geen godsdienstonderwijs worden gegeven. Wel kregen kinderen er de maatschappelijke en christelijke deugden mee. Naast de openbare scholen waren er wel bijzondere scholen, maar die kre-gen geen geld van de overheid.

2.1.3  SchoolstrijdDaar kwam natuurlijk een reactie op. De schoolstrijd ontbrandde en laait ook nu nog regelmatig op. In 1848 werd de vrijheid van onderwijs wettelijk vast-gelegd. Iedereen mocht een school beginnen, maar de overheid gaf alleen geld aan de openbare scholen. Het openbaar onderwijs is altijd gratis geweest. Kozen ouders voor het bijzonder onderwijs, dan moesten zij daar-voor betalen. Katholieke scholen konden alleen bestaan dankzij giften en dankzij de inzet van kloosterlingen. In de loop van de tijd kwam daar wel verandering in, maar het heeft lang geduurd voor het bijzonder onderwijs volledig financieel gelijk werd gesteld aan het openbaar onderwijs. In 1917 werd er een politiek compromis gesloten tussen aan de ene kant de liberale en socialistische partijen en aan de andere kant de confessionele par-tijen. In ruil voor de invoering van algemeen mannenkiesrecht werd het bij-zonder onderwijs gelijkgesteld aan het openbaar onderwijs. Dat werd in 1920 vastgelegd in de Wet op het Lager Onderwijs.

2.1.4  Invoering van de leerplichtOp school werden steeds meer vakken onderwezen. De kinderen leerden niet alleen rekenen, lezen en schrijven, maar ook aardrijkskunde en geschie-denis. Tot het einde van de 19de eeuw waren kinderen echter niet verplicht om naar school te gaan. In 1900 werd de leerplicht ingevoerd, die gold voor alle kinderen van 7 tot 13 jaar. Tegenwoordig geldt de leerplicht voor kinde-ren vanaf 5 jaar, hoewel de meeste kinderen al op hun 4de jaar naar de basis-school gaan.

31

13543_PABO_BW_HF02.indd 31 29-08-12 10:14

Page 32: Werken in het basisonderwijs

2.2  De Wet op het BasisonderwijsIn 1985 werd de Wet op het Basisonderwijs ingevoerd. Tot die tijd was er een aparte kleuterschool en een aparte lagere school, elk met een eigen gebouw en een eigen directeur. Nu is er één school, met één directie. Uitgangspunt van de basisschool is een ononderbroken ontwikkelingslijn van groep 1 tot en met groep 8, waardoor de grens tussen spelen en leren ver-vaagt. Kleuters hoeven niet langer de spannende stap te maken naar het ‘echte leren’. Die overgang was voorheen een knelpunt. Kinderen hadden er soms problemen mee en werden dan nog niet schoolrijp genoemd. Het pro-bleem werd dus bij het kind gelegd en niet bij de manier waarop het onder-wijs werd gegeven.

2.2.1  Eén school voor 4- tot 12-jarigenDe kleuterschool kent van oudsher een andere aanpak dan de lagere school. De angst was groot dat door de invoering van de basisschool de verworven-heden van het kleuteronderwijs verloren zouden gaan. Omdat met de invoe-ring van de basisschool ook de ‘kleuterkweekschool’ werd opgeheven, ver-dween de leerkracht die speciaal voor deze doelgroep werd opgeleid. Die angst is niet geheel ongegrond gebleken, want in de praktijk betekent een ononderbroken ontwikkelingslijn nogal eens dat er in de eerste twee groepen meer nadruk wordt gelegd op lerend bezig zijn. Methoden voor voorbereidend lezen en rekenen in groep 1 en 2, die aansluiten op de metho-den die vanaf groep 3 worden gebruikt, vergroten dit risico. Maar scholen namen ook elementen uit het traditionele kleuteronderwijs over in groep 3 en hoger. Zo werd analoog aan het werken in hoeken in groep 3 het circuitmo-del ingevoerd. De kinderen werken in kleine groepjes tegelijkertijd aan ver-schillende activiteiten. In verschillende, vaak speelse, verwerkingsopdrachten maken zij zich nieuwe vaardigheden eigen.

2.2.2  UitgangspuntenDoor de Wet op het Basisonderwijs werd niet alleen het onderwijsstelsel her-vormd, maar ook de inhoud van het onderwijs en de didactische aanpak. De overgang van de ene groep naar de andere groep verloopt vloeiend. De wijze waarop de leerkracht de ontwikkeling van de kinderen begeleidt, sluit aan bij de manier waarop dat in de groep daarvoor gebeurde. Door als team samen te werken, zitten de leerkrachten op één lijn. Kinderen maken daardoor niet meer mee dat ze in de ene groep zelfstandig en actief aan het werk zijn, om vervolgens in een andere groep passief te moeten doen wat de leerkracht van hen vraagt. Bovendien wordt het onderwijs afgestemd op de individuele ont-wikkeling van elk kind. In kader 2.1 staan de uitgangspunten en doelstellin-gen van het basisonderwijs.

32

13543_PABO_BW_HF02.indd 32 29-08-12 10:14

Page 33: Werken in het basisonderwijs

De

el A

In de praktijk zul je misschien al eens de term adaptief onderwijs zijn tegen-gekomen. Die heeft hiermee te maken. Adaptief onderwijs wil zeggen dat je in de groep zo goed mogelijk omgaat met verschillen tussen kinderen en dat je aansluit bij de ontwikkelingsmogelijkheden en de behoeften van elk kind.

Uitgangspunten en doelstelling basisonderwijs ❍ Het onderwijs wordt zo ingericht dat kinderen een ononderbroken ont-

wikkelingsproces doorlopen, afgestemd op de ontwikkeling van de kinderen. ❍ Het onderwijs richt zich op de brede ontwikkeling: sociaal-emotioneel,

verstandelijk, creatief, sociaal-cultureel en lichamelijk. ❍ Kinderen groeien op in een pluriforme samenleving. Onderwijs bevordert

actief burgerschap en sociale integratie. Kinderen maken kennis met verschil-lende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten.

❍ Kinderen die extra zorg nodig hebben, krijgen individuele begeleiding, afgestemd op de behoeften van de leerling.

❍ Onderwijs in het speciaal basisonderwijs is er tevens op gericht dat kinde-ren waar mogelijk naar het reguliere onderwijs kunnen overstappen.

❍ Scholen houden de voortgang van kinderen bij in een voortgangsregistra-tie.

❍ Het onderwijs is zo ingericht dat kinderen in beginsel binnen acht jaar de school kunnen doorlopen, minstens 7520 uur les hebben en de activiteiten evenwichtig over de dag zijn verdeeld.

❍ Kinderen die door ziekte thuis of in het ziekenhuis zijn, krijgen voldoende onderwijs.

❍ Er is structureel aandacht voor het bestrijden van achterstanden, met name voor de beheersing van de Nederlandse taal.

Bron: (Wet op het primair onderwijs)

Kader 2.1

Brede kennis en vaardighedenNaast aandacht voor taal en rekenen besteedt de school aandacht aan de sociaal-emotionele en creatieve ontwikkeling van kinderen. Want alleen met rekenen en taal kunnen kinderen zich niet volledig ontwikkelen en straks zelfstandig in de maatschappij functioneren. Kinderen nemen ook niet alleen kennis op, ze leren ook om die in de praktijk te brengen. Ze leren kennis én vaardigheden. Ze leren wat ze met die kennis in de praktijk kunnen en zijn daardoor meer gemotiveerd om te leren. Winkeltje spelen is niet iets wat je alleen in de kleutergroep doet, maar ook bij een rekenles is het nuttig. Kinderen leren omgaan met maten en gewich-ten en met optellen en aftrekken. In groep 8 leren kinderen in hun winkeltje om te gaan met Engels. Met elkaar oefenen de kinderen hoe je in het Engels suiker bestelt of een bakje friet.

33

13543_PABO_BW_HF02.indd 33 29-08-12 10:14

Page 34: Werken in het basisonderwijs

MulticultureelDe huidige Nederlandse maatschappij is een veelkleurige samenleving. Men-sen uit allerlei culturen wonen en werken samen. Ook op school is een groep met alleen blanke kinderen die een westerse opvoeding genieten, zeldzaam. De kinderen verschillen niet alleen in uiterlijk, maar hebben ook andere ideeën en gewoonten. Om te voorkomen dat dat in de praktijk tot problemen leidt, besteedt de school hier aandacht aan. Kinderen groeien zo op een van-zelfsprekende manier op in een multiculturele samenleving, met aandacht en respect voor elkaar.

2.3  Wet op het primair onderwijsDe Wet op het Basisonderwijs werd in 1998 opgevolgd door de Wet op het primair onderwijs. De belangrijkste verandering was dat het gewone basison-derwijs en het speciaal basisonderwijs niet langer gescheiden onderwijssec-toren zijn. Ze vallen nu samen onder één wet. De centrale uitgangspunten en doelstellingen zijn echter onveranderd gebleven. De nieuwe wet was nodig omdat het beleid Weer Samen Naar School (WSNS) van start ging. Het doel van dit beleid was dat kinderen die extra zorg nodig hebben, niet altijd naar het speciaal basisonderwijs (SBO) hoeven. Ze kunnen die extra zorg nu ook op de gewone basisschool krijgen. Dat is mogelijk dankzij het samenwerkingsverband van een aantal basisscholen en een school voor speciaal basisonderwijs. Elke school is aangesloten bij een regionaal samenwerkingsverband. Organisatorisch en financieel is het dan wel erg handig als het gewone onderwijs en het speciaal basisonderwijs onder dezelfde wettelijke regels vallen. Vandaar deze wet. In 2010 is de wet op onderdelen aangepast. De wijzigingen hadden betrekking op bestuurs-vorm (intern toezicht) en het opnemen van minimum leerresultaten in de wet. Hiervoor zijn referentieniveaus voor rekenen en taal vastgesteld. Voldoet een school niet aan de minimumeisen, dan kan dat gevolgen hebben voor de bekostiging van de school.

2.3.1  Weer Samen Naar SchoolHet project Weer Samen Naar School (WSNS) was erop gericht minder kin-deren naar het speciaal onderwijs te verwijzen. Deels was dat een bezuini-gingsmaatregel. Het speciaal onderwijs is duurder en er gingen steeds meer kinderen naartoe. Het project was echter ook bedoeld om kinderen niet onnodig in een aparte positie te plaatsen. Kinderen moeten samen naar dezelfde school. Voor kinderen die extra hulp nodig hebben, moet de zorg naar de school komen. De groepsleerkracht wordt daarbij ondersteund door ambulant werkende leraren van de school voor speciaal basisonderwijs. In de loop van het project WSNS hebben basisscholen op regionaal niveau

34

13543_PABO_BW_HF02.indd 34 29-08-12 10:14

Page 35: Werken in het basisonderwijs

De

el A

een samenwerkingsverband gevormd met een school voor speciaal onder-wijs. Het samenwerkingsverband is erop gericht kinderen die extra zorg nodig hebben zo goed mogelijk te begeleiden. Hoe de samenwerkende scho-len de kinderen alle zorg kunnen geven die ze nodig hebben, staat in het zorgplan. De kinderen krijgen die extra hulp op de gewone school, in specia-le voorzieningen van de samenwerkende scholen of op de school voor speci-aal basisonderwijs.De school vormt samen met een aantal basisscholen een samenwerkingsver-band. Het SBO ondersteunt de basisscholen in het samenwerkingsverband bij de begeleiding van kinderen met problemen. De ondersteuningsfunctie van de SBO kan op verschillende manieren worden ingevuld. Afspraken hierover liggen vast in het zorgplan. Kinderen met minder zware problemen kunnen zo toch op een gewone basisschool blijven.

2.3.2  Passend onderwijsOnderwijsbeleid is voortdurend aan verandering onderhevig. Nieuw is de Wet op passend onderwijs. Deze zou in augustus 2012 worden ingevoerd, maar moest tijdens de val van het kabinet in het voorjaar van 2012 nog door de eerste kamer worden behandeld. Voor de invoering van de wet zijn meer-dere redenen. De huidige organisatie voor extra ondersteuning is complex en bureaucratisch, steeds meer kinderen doen een beroep op extra zorg, waar-door de kosten sterk stijgen, en er zijn te veel kinderen die thuis zitten omdat er geen passende onderwijsplek is. In het nieuwe stelsel krijgen scholen de plicht een passende onderwijsplek te bieden aan kinderen die extra onder-steuning nodig hebben, bij voorkeur binnen het reguliere onderwijs. Lukt dat niet binnen de eigen school, dan moet de school een passende plek bij een andere school zoeken in het reguliere of speciaal onderwijs. Scholen stellen elke vier jaar een schoolondersteuningsprofiel vast. Daarin staat welke extra ondersteuning de school kan bieden en hoe de leraren ondersteuning krijgen en zich bijscholen om passend onderwijs te geven. Scholen in de regio gaan samenwerken om passend onderwijs te kunnen bie-den. De afspraken hierover leggen ze vast in een ‘ondersteuningsplan samen-werkende scholen’. Daarin staat hoe ze passend onderwijs in hun regio kun-nen realiseren, hoe ze het extra geld hiervoor verdelen en besteden, hoe ze ondersteuning voor kinderen in het gewone onderwijs en de verwijzing naar het speciaal onderwijs regelen en hoe ze de ouders informeren. Met de invoering van passend onderwijs verdwijnen het Regionale Expertise Centrum, de Commissie voor de Indicatiestelling en de Permanente Commis-sie Leerlingenzorg uit de wet. Ook de huidige samenwerkingsverbanden met de school voor SBO worden herzien. Er wordt geen geld meer toegewezen aan kinderen die extra zorg nodig hebben (het leerlinggebonden budget ook bekend onder de naam het ‘rugzakje’), maar het geld gaat rechtstreeks naar de scholen.

35

13543_PABO_BW_HF02.indd 35 29-08-12 10:14

Page 36: Werken in het basisonderwijs

Deel B

Houding en beroep

13543_PABO_BW_HF05-Deel B.indd 89 29-08-12 10:17

Page 37: Werken in het basisonderwijs

5 Beroepshouding

Tijdens het overblijven praten Sander, Jackie en Romie over hun leerkrachten. ‘Meester Mark is echt gaaf,’ vindt Sander. ‘Vorig jaar snapte ik echt niks van rekenen. Ik vond rekenen stom. Ik weet niet hoe hij dat doet, maar dit jaar is rekenen gewoon leuk. Ik snap het nu ook. Mark weet het altijd weer span-nend te brengen en als ik het niet snap, durf ik dat te zeggen. Mark geeft je niet het gevoel dat je dom bent.’ Jackie is het met Sander eens: ‘Ik heb ook bij hem in de klas gezeten. Echt een fijne meester. Je kon met hem lachen. Hij kon ook wel heel boos worden als het een puinhoop in de klas was. Wij waren zijn eerste klas en dat kon je soms wel merken. Maar hij zei dat ook eerlijk. Echt klieren, dat deden we niet bij hem. Nu ook niet bij juffrouw Raisy, maar zij is ook zo streng. Echt, je mag er niks. Het is helemaal niet leuk meer in de klas.’ ‘Ik ben blij dat ik in de parallelklas zit,’ reageert Romie, ‘juffrouw Mary is hartstikke aardig. Ze kan ook zo goed vertellen. Nooit geweten dat geschie-denis zo leuk was! Ze hoeft ook helemaal niet streng te zijn. Er is gewoon een heel fijne sfeer in de klas.’

91

13543_PABO_BW_HF05-Deel B.indd 91 29-08-12 10:17

Page 38: Werken in het basisonderwijs

Dat een leerkracht bekwaam is, zie je aan zijn handelen en aan zijn houding. Wat straal je uit als persoon? De combinatie van vakkennis en professioneel handelen maakt iedere leerkracht uniek. Daarom wordt ook wel gesproken van persoonlijk meesterschap. Om dit persoonlijke meesterschap te bereiken heb je niet alleen kennis en vaardigheden nodig. Je moet ook de juiste beroepshouding ontwikkelen. De eigen persoonlijkheid is misschien wel het belangrijkste gereedschap. Die komt tot uiting in de beroepshouding.Samen met kennis en vaardigheden bepaalt de houding of iemand een com-petente leerkracht is of niet. De houding heeft grote invloed op het plezier waarmee kinderen naar school gaan en hoe zij zich ontwikkelen. Denk maar terug aan al die verschillende leraren van wie jij les hebt gehad. Dat je de een sympathieker vond dan de ander, heeft vooral te maken met hun houding als leraar en als mens. Hoe wil jij dat jouw leerlingen over jou praten? Wat voor leraar wil jij zijn?

5.1  Houding Je houding of attitude kun je omschrijven als de kleur die je geeft aan de manier waarop jij je gedraagt en hoe jij handelt in bepaalde situaties. Hoe ga je om met anderen en met situaties? Vanuit welk intentie, visie en gevoelens? Bij alles wat je doet, ook in je beroep, straal je een bepaalde houding uit, die typisch is voor jou. Wat dat precies is, is moeilijk in een paar woorden te benoemen. Je gedrag is het topje van de ijsberg dat boven het wateroppervlak uitkomt. Het grootste deel van de ijsberg, de basis, zit onder water. Die wordt gevormd door je opvattingen, je overtuiging, je gedachten, je levenservaring, je persoonlijke kwaliteiten, je bedoelingen, je kennis en je gevoelens. Door te reflecteren op je gedrag laat je een stukje van die laag onder water, van je binnenste zien. Je basishouding is je grondhouding. Anderen zien jou als een enthousiaste, leergierige, vriendelijke, ongeduldige of stugge persoon. Ook in je beroep laat je een bepaalde houding zien. Dat is de beroepshouding. Die wordt gekleurd door jouw opvatting over het beroep en door persoonlijke eigen-schappen. Op je werk ga je anders om met mensen dan privé. Er worden bepaald gedrag en een bepaalde houding van je gevraagd. Je houdt rekening met de kinderen, de ouders, de collega’s en de normen en de waarden van de school. De kunst is om daarbij wel jezelf te blijven. Je probeert daarom een goede balans te vinden tussen hoe jij bent als persoon en de houding die van jou wordt verwacht in je beroep.

5.1.1  GrondhoudingJe bent aan deze opleiding begonnen met een idee over wat jij leuk, boeiend en waardevol vindt en wat bij jou past. Je gaat graag met kinderen om en wilt

92

13543_PABO_BW_HF05-Deel B.indd 92 29-08-12 10:17

Page 39: Werken in het basisonderwijs

De

el B

iets voor hen betekenen. Je vindt dat je geduldig bent en dat je de materie goed kunt uitleggen. Dit zijn kenmerken van jouw grondhouding die goed van pas komen in je werk als leerkracht. Je werkt in dit beroep met kinderen die volop in ontwikkeling zijn. Je kunt hen begeleiden door hun de mogelijk-heid te bieden zichzelf te ontwikkelen, door hen te motiveren en te stimule-ren als ze het even niet zien zitten. Je grondhouding speelt daarbij een grote rol. Die grondhouding is een combinatie van verstand (je kennis, dat wat je weet), van gevoel (de emoties die bij je worden opgeroepen) en van gedrag (je handelen). Je grondhouding is in de loop van je leven gegroeid en beïnvloed door je karakter, door je opvoeding, door de invloed van anderen, door kennis en door je levenservaring. Je karakter zit in je genen. Het zijn eigenschappen die je met je geboorte hebt meegekregen. Je opvoeding heeft die eigenschappen verder gevormd en aangevuld. Zijn je ouders erg sociaal, dan is de kans groot dat jij dat ook bent. Niet alleen je opvoeders, maar ook anderen hebben invloed op jou. Bij jongeren bijvoorbeeld is wat vrienden doen en denken van grote invloed. Kennis, dat wat je weet over een onderwerp, kan je hou-ding beïnvloeden. Door je in een onderwerp te verdiepen, kan je houding veranderen. Tot slot hebben ook de ervaringen die je tijdens je leven opdoet invloed op je houding. Dat zijn de reacties die je van anderen terugkrijgt op je gedrag, maar ook hoe anderen zich naar jou toe gedragen. Heb je nare dingen meegemaakt, dan kan het zijn dat je een wantrouwende houding ont-wikkelt ten opzichte van andere mensen.Je houding is dus niet statisch. Je stelt hem in de loop van je leven voortdu-rend bij. Bij het ontwikkelen van een beroepshouding doe je dat bewust. Van een leerkracht wordt de bereidheid en bekwaamheid verwacht om aan de persoonlijke ontwikkeling te werken.

5.1.2  BeroepshoudingAan de beroepshouding kun je verschillende aspecten onderscheiden: omgaan met de ander, omgaan met jezelf, werken binnen het kader van de school en werken binnen de grenzen van je beroep. In de profielschets voor een leerkracht of de profielbeschrijving van een school kom je de verschillen-de aspecten tegen. Een leerkracht handelt overeenkomstig de missie en de visie van de school en stelt zich collegiaal op. Hij voelt zich medeverant-woordelijk voor de school, de leerlingen en elkaar. Hij kan goed samenwer-ken met ouders, kinderen, collega’s en externen. Hij heeft een open houding naar collega’s. Hij kan en wil anderen begeleiden en helpen en heeft vertrou-wen in de ander. Hij kan goed communiceren en laat gedrag zien waaruit blijkt dat hij luistert, duidelijk is en sensitief. Hij is hartelijk en meelevend. Hij heeft een empathisch vermogen. Hij accepteert anderen zoals ze zijn en gaat met respect met anderen om. Hij heeft oog voor de zorg die leerlingen nodig hebben. Hij is bereid en in staat te reflecteren op eigen onderwijsge-

93

13543_PABO_BW_HF05-Deel B.indd 93 29-08-12 10:17

Page 40: Werken in het basisonderwijs

drag en communicatief gedrag. Hij uit kritiek op de juiste wijze en de juiste plaats. Hij is eerlijk en oprecht. Hij heeft een onderzoekende houding en is in staat probleemoplossend te denken en te handelen. Hij heeft een positieve instelling en spreekt positief over anderen. Hij discrimineert niet. Hij stelt hoge eisen aan de kwaliteit van het onderwijs in de groep en handelt daar-naar. Hij kan een veilig en uitdagend pedagogisch en didactisch klimaat scheppen. Hij is zich bewust van zijn voorbeeldfunctie en handelt hiernaar.Het is nogal wat, wat er van je wordt verwacht als leerkracht. Het gaat daar-bij om een mix van persoonlijke eigenschappen en van vaardigheden die je kunt leren.

Grondhouding is de basis van beroepshouding

$2

Esmee en Patrice zitten in hun eerste jaar van de pabo. Esmee houdt altijd sterk rekening met de gevoelens van anderen. Haar vader is dominant en nogal opvliegend van aard. Van jongs af aan heeft ze geleerd rekening te houden met haar vader als hij thuis was: geen speelgoed laten rondslingeren, geen harde muziek en geen etudes oefenen op de piano. Patrice komt uit een heel ander gezin. Zij is spontaan, openhartig en zegt wat ze denkt. Ze heeft vier broers waar ze tegen op moet boksen. Het is een gezellig, maar druk gezin. Patrice flapt er gemakkelijk van alles uit en kan anderen daar behoor-lijk mee kwetsen, zonder dat ze dat in de gaten heeft. Zelf is ze wel wat gewend van haar broers.Esmee loopt met Patrice stage op dezelfde school en schaamt zich regelmatig voor het gedrag van Patrice. Voorzichtig probeert ze Patrice duidelijk te maken dat ze hier op school niet zomaar alles kan zeggen, dat ze rekening moet houden met de gevoelens van anderen. Ze krijgt echter nauwelijks de kans uit te praten. Patrice reageert onmiddellijk met: ‘Kom op, zeg. Waar heb je het over? Bemoei je met je eigen zaken!’ Esmee houdt vervolgens haar mond en zegt er maar niets meer van.

Casus 5.1

Zowel uit het gedrag van Patrice als van Esmee blijkt hun grondhouding. Die vormt de basis van de beroepshouding. Patrice wil haar eigen gedrag niet ter discussie stellen en Esmee laat zich snel intimideren. Als je je beroep goed wilt uitoefenen is het belangrijk om aan je houding te werken: tijdens de opleiding, maar ook daarna. Je doet dat door veel te oefenen en door reflec-tie, alleen of samen met anderen. Je denkt na over wat je doet en waarom je iets doet. Anderen geven commentaar op jouw houding, ze geven feedback. Je kunt ook zelf om feedback vragen. Het ontwikkelen van de juiste beroepshouding kost tijd. Het is iets anders dan het aanleren van kennis en vaardigheden. Die kun je binnen een bepaal-

Uit twee verschillende werelden

94

13543_PABO_BW_HF05-Deel B.indd 94 29-08-12 10:17

Page 41: Werken in het basisonderwijs

Over de auteurDrs. Marijke van Eijkeren-Erich studeerde ontwikkelingspsychologie in Nij-megen met als bijvak onderwijskunde. Ze volgde journalistiek voor Academi-ci aan de School voor journalistiek in Utrecht. Ze werkt als onafhankelijk journalist/ auteur en schrijft met name over onderwerpen op het gebied van onderwijs, welzijn en kinderopvang. Op het gebied van onderwijs is basison-derwijs haar specialiteit:

”Goed onderwijs is de sleutel tot persoonlijke ontwikkeling en maatschappe-lijk succes. Vergeleken met vroeger is het onderwijs er een stuk leuker op geworden. Leerlingen zijn actiever en meer betrokken bij het leren. Er wordt beter ingespeeld op verschillen tussen kinderen in leerstijl en leerbehoefte. Natuurlijk moet de opbrengst van het onderwijs goed zijn. Maar onderwijs is zoveel meer dan rekenen en taal. Het is belangrijk dat kinderen zelfvertrou-wen hebben, een positief zelfbeeld hebben, creatief zijn, sociaal zijn en dat zij respectvol met elkaar en de wereld omgaan. Het gaat er uiteindelijk om dat een kind zich op school gehoord en gezien weet, dat het veel en met ple-zier leert en dat het zich in brede zin kan ontwikkelen. Een leerkracht kan voor een kind het verschil maken. Een gedegen kennisbasis helpt daarbij. Maar het gaat uiteindelijk om de toepassing in de praktijk. Het is de leer-kracht die kinderen enthousiast maakt voor leren, vertrouwen geeft in eigen mogelijkheden en een basis legt voor de verdere schoolloopbaan.”

264

13543_PABO_BW_HF14_NW.indd 264 29-08-12 10:28

Page 42: Werken in het basisonderwijs

RegisterAachtstappenplan taakgericht

samenwerken 182actief luisteren 118adaptief onderwijs 33, 62, 65adaptief onderwijscirkel 67ADHD 228agendavorming 161agressief gedrag 228agressie van ouders 199algemeen directeur 155allochtone ouders 193analoge communicatie 114angststoornis 231antroposofie 55autochtone ouders 193

Bbasisontwikkeling 250basistoezicht 158bedrijfsman 177begeleidingsstijl 143behaviorisme 63bekwaamheidseisen 24Belbin, Meredith 176beleidsontwikkeling 161beleidsvorming 161beoordelingsgesprek 142beroepscode 105beroepsgeheim 106beroepshouding 92, 93bestuurslagen 154betrokkenheid 78betrokkenheid ouders 194bevoegd gezag 155bijscholingsprogramma 137bijzonder onderwijs 20bovenbouw 16brede school 222brononderzoeker 177BSO 219

buitenschoolse opvang 219Bureau Jeugdzorg 240burgerschapskunde 21burn-out voorkomen 101

Ccircuitmodel 32cirkel van adaptief

onderwijs 67cirkel van basis-

ontwikkeling 74Citoscores 143Citotoets 159clusters speciaal onderwijs 19code goed onderwijs-

bestuur 155cognitivisme 64combinatiegroep 16communicatiebeleid 159communicatietechnieken 113communiceren vijf

basisprincipes 114community-school 222competentie 25, 78competentie van leraar 25congruente

communicatie 120constructivisme 64constructivistisch

onderwijs 62context 71context ontwikkelingsgericht

onderwijs 71continurooster 219contractwerk 79cultuurverschillen

lichaamstaal 207

Ddagopening 55dagsluiting 55

daltononderwijs 47daltonschool 48De Eerste Stap 240denominatie 20deskundige hulp 206deskundigheids-

bevordering 137deugdenethiek 108diagnostisch

observeren 249, 249digitale communicatie 114directeur 155directie 156discussie op ouder-

bijeenkomst 212dragers lichaamstaal 122dragers van lichaamstaal 122

Eechtheid 96effectieve school 83, 86EGO 77empathie 95ervaringsgerichte dialoog 81ervaringsgericht

onderwijs 62, 77ethiek 105ethisch dilemma,

stappenplan 109euritmie 57evaluatieve cyclus 85

Ffeedback 124feedback geven 124feedback ontvangen 126F-niveau 42forumdiscussie 213Freinet, Célestin 50Freinetschool 50functie 105

265

13543_PABO_BW_HF14_NW.indd 265 29-08-12 10:28

Page 43: Werken in het basisonderwijs

functieomschrijving 104functioneringsgesprek 142

Ggastdocent 224gebaren 122gebarentaal 122gedragsprobleem 229gedragsstoornis 229gedragstheorie 63GMR 162Google 136Gordon, Thomas 115groepsleerkracht 17groepswerker 178groep van basisschool 16grondhouding 93

Hheterogene groep 17Hoffman, Edwin 206homogene groep 16hoogopgeleide ouders 193HOREB 252huisbezoek 200

Iik-boodschap 126, 199Ik & Ko 253inclusief onderwijs 19, 236incongruente

communicatie 120informatie-uitwisseling 184intercollegiale toetsing 146intercultureel gesprek 206interculturele gespreks-

voering 206intern begeleider 235interne coördinator 235interventieprogramma 240intervisie 144, 145intieme ruimte 98inzet 209

Jjaarklassensysteem 16jenaplanonderwijs-

vieringen 55jenaplanschool 52jeugdzorg 239

Kkaleidoscoop 243, 245kantoortijdenschool 220kenmerken van sterk

team 179Kennisnet 135kernconcept 83kerndoelen 16, 37kijkavond 213kijkmiddag 213kinderen met een

beperking 236kinderopvang 220Kinderopvang, Wet 219Kind Observatie Registratie

(KOR) 247klachtencommissie 196klachtenregeling 195klankbordgroep 196klassenavond 210kleuterleidster op

vrijeschool 58kleuterschool 32Ko-totaal 243, 253kwaliteitsethiek 108kwaliteitskaart 157

Llaagopgeleide ouders 193lagere school 32leercontract 54leerlijn 40leerlingvolgsysteem 81, 235leermethode 68leerplan 41leerplicht 31leerstofoverstijgende

gebieden 39

leraar 7 competenties 25Leraar24 136lerarencompetenties 25lerende organisatie 131leren van feedback 127lesgebonden taken 179lichaamshouding 123lichaamstaal 120Ligthart, Jan 58lumpsumfinanciering 156

Mmedezeggenschapsraad 162,

196mediator 174metacommunicatie 117middenbouw 16missie 130, 158monitor 177Montessori, Maria 44montessorimateriaal 47MR 162

Nnascholingsprogramma 137natuurlijke persoon 155netiquette 164netwerk 12− 239niet-lesgebonden taken 179nieuwe leren 36, 62niveaus rekenonderwijs 41niveaus taalonderwijs 41normen 105

Oobjectief leren 63OGO 70omgaan met angst 231omgaan met lastig

gedrag 231omgaan met opvallend

gedrag 230onderbouw 16ondersteuningsplan

samenwerkende

266

13543_PABO_BW_HF14_NW.indd 266 29-08-12 10:28

Page 44: Werken in het basisonderwijs

scholen 35onderwijsassistent 157onderwijsinspectie 157onderwijswetten 31ontvanger 115ontwikkelingsgericht

onderwijs 62, 70ontwikkeling zones 71oordeelsvorming 150opbrengstgericht leren 62opbrengstgericht werken 36,

83openbaar onderwijs 20Opstap en Instap 243opvallend gedrag 228ordening 207ouderavond 210ouderbeleid 193ouderbijeenkomst 210oudercommissie 162overblijven 218

PParkhurst, Helen 47passend onderwijs 35, 236pedagogische situatie 53Pedagogisch Kader

Kindercentra 4-13 jaar 221periodeschrift 58permanente educatie 22personeelsbeleid 159personen 208persoonlijk ontwikkelingsplan

(POP) 132Petersen, Peter 52Piramide 243, 247planning maken 184plant 176planvorming 162plusschool 222POP 132portfolio 65, 133privaat geld 156professionele afstand 101programmagericht

onderwijs 68projectwerk 79protocol 104

RRaad van Toezicht 155rechtspersoon 155referentieniveau taal en

rekenen 41reflectie 126, 138, 140reflectiecirkel van

Korthagen 140reformpedagoog 44regels, soorten 103regionaal expertise-

centrum 18resultaatgericht onderwijs 36ritme op vrijeschool 56ritmisch weekplan 55rol binnen team 176rugzakje 35ruis 117Russische leerpsychologie 65

Ssamenwerkingsverband 232SBO 18, 232schooladviesdienst 238schoolgids 161schoolondersteunings-

profiel 35schoolplan 41, 159schoolstrijd 31schoolwoonkamer 54seksueel misbruik 158slechtnieuwsgesprek 204sleutelervaring 246SLO 40SMART model 132SNOZ 240sociaal begrip 112sociaal beleid 158, 159sociaal constructivisme 65sociaal systeem 206sociale vaardigheden 112

social media 163speciaal basisonderwijs

(SBO) 18speciaal onderwijs 18specialist 178speel- en ervaringsplan 58speelleren 246speelwerktijd 18spelend leren 18stamgroep 17stamgroepen 53Startblokken 243Steiner, Rudolf 55stemtaal 123Stichting Inclusief

Onderwijs 19Stichting Leerplan

Ontwikkeling (SLO) 40stimuleringsprogramma 242subjectief leren 64systeemtheorie 206

Ttaak 176taak, daltononderwijs 48taakomschrijving 104taakverdeling 180taal 207taalstimulering 253takenlijstje 186teamrol 176teamrollen van Belbin 176tienminutengesprek 203toezichtkaart 157TOPOI-model 206TULE 40tussenschoolse opvang 218tutor 249

Uuitgangspunten en doelstellin-

gen basisonderwijs 33

Vvakliteratuur 131

267

13543_PABO_BW_HF14_NW.indd 267 29-08-12 10:28

Page 45: Werken in het basisonderwijs

vaktijdschrift 134vensterschool 222verbondenheid 78Verklaring Omtrent het

Gedrag (VOG) 219verlengde schooldag 222vertrouwensinspecteur 158vertrouwenspersoon 196vestigingsdirecteur 155vieringen in jenaplan-

onderwijs 55visie 146voorbereide omgeving 45voor- en vroegschoolse

educatie 242voorschool 242voorzitter 177vormer 178vragende kind 53vrije activiteiten 80vrijeschool 56vrijheid van onderwijs 20VVE 242Vygotski, Lev 65

Wwaarden 105Watzlawick, Paul 114, 206

weeksluiting 55Weer Samen Naar School 34,

226welbevinden 77Wet bescherming persoons-

gegevens 106Wet goed onderwijs en

bestuur 154Wet goed onderwijs en goed

bestuur PO/VO 155Wet Kinderopvang 219Wet OKE 242Wet Ontwikkelingskansen

door Kwaliteit en Educatie 242

Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO) 25, 104, 130

Wet op de jeugdzorg 239Wet op het basisonderwijs 32Wet op het Lager

Onderwijs 31Wet op het primair

onderwijs 34, 62Wet op passend onderwijs 35wijkschool 222Wittering.nl 81WSNS 34, 226

Zzelfevaluatie 142zelfreflectie 140zender 115zone van de actuele

ontwikkeling 71zone van de naaste

ontwikkeling 71zorgbudget 233zorgdrager 178zorgplan 234zorgstructuur 233

268

13543_PABO_BW_HF14_NW.indd 268 29-08-12 10:28

Page 46: Werken in het basisonderwijs

Wanneer pabostudenten met de stages beginnen, komt er veel op hen af. Het is goed dat zij dan al over de nodige praktijkkennis beschikken. Deze elementaire kennis staat in de twee boeken die aansluiten op de Kennisbasis voor de startende leraar: Werken in het basisonderwijs en Pedagogisch-didactisch begeleiden. De boeken zijn onmisbaar bij het voorbereiden van lessen en het maken van opdrachten. Werken in het basisonderwijs gaat in op algemene bekwaamheden: Samenwerken met collega’s, met de omgeving, refl ectie en professionele ontwikkeling. Pedagogisch-didactisch begeleiden behandelt de bekwaamheden van een leerkracht in de onderwijssituatie met leerlingen: interpersoonlijk, pedagogisch, didactisch en organisatorisch. De herziening van Werken in het basisonderwijs onderscheidt zich door de actuele, praktijkgerichte inhoud. Nieuwe ontwikkelingen als passend onderwijs en opbrengstgericht werken komen aan bod. Het gekozen perspectief van de aspirant-leraar zorgt voor herkenning en betrokkenheid. Op de website www.kennisbasisstartendeleraar.nl staan onder meer de opdrachten bij Werken in het basisonderwijs en Pedagogisch-didactisch begeleiden.

Werken inhet basisonderwijs

Werken in hetbasisonderwijs

Ped

agogie

k & D

idactie

k

P&D

Werken in het b

asisond

erwijs

Marijke van Eijkeren

Marijke van Eijkeren

Kennisbasis voor de startende leraar

P&D