WEERLEGGING - Peace Palace Library · Albarda in Hel Volk heeft doen opnemen, om den indruk te...
Transcript of WEERLEGGING - Peace Palace Library · Albarda in Hel Volk heeft doen opnemen, om den indruk te...
WEERLEGGING VAN BEDENKINGEN TEGEN MIJNE
|5 3 j BESCHOUWINGEN OVER DE BELGISCHE SCHELDE-RESERVE
INGEBRACHT DOOR IR. J. W . ALBARDA
DOOR
MR. A . ]. VAN VESSEM
UTRECHT - H. DE VROEDE - 1926
Het volgende is, met enkele aanvullingen, de overdruk van een artikel, verschenen in het Utrechtsch Dagblad van 19 September 1926.
r BIBÜOTHÈQÜEN I DU PALAIS \ DELA PAIX y
Hoezeer voor de voorstanders van het trac-taat met Beleië dit onderwerp gekomen is in de phase, waarin niet meer critische redeneering maar onredelijke keusdwang het inzicht bepaalt tegenovei de i'raagstukken, welke het tractaat in zich bergt, blijkt op droevige wijze uit een zestal kolommen druks, die de heei Ir. J. W, Albarda in H e l V o l k heeft doen opnemen, om den indruk te vertroebelen, die het feit van het bestaan eener Belgische reserve betreffende een recht van doorvaart voor Belgische oorlogsschepen over de Nederlandsche Wester-Schelde op onbevangen geesten heeft gemaakt Het tractaat moet en zal tot stand komen, welke nadeelen er ook in opgesloten mogen blijken
Tegenovei een dergelijke mentaliteit baat geen redeneering. Waar ik hier op de onjuistheden in het betoog van den heer Albarda zal wijzen, richt ik mij dan ook niet tot hem, n\aar tot die lezers zijner artikelen, die niet met gesloten oogen voortgeduwd wenschen te worden, maar die voorlichting verlangen en bij voorlichting- zien k u n n e n .
Zijne opvatting van het in tractaat en toelichtende memorie bepaalde omtrent de doorvaart van Belgische oorlogsschepen over de Wester-Schelde uiteenzettende, heeft minister Van Karnebeek in hoofdzaak gezegd : „Naar regelen van internationaal recht, is de toelating van oorlogsvaartuigen aan de uitsluitende sou-vereiniteit voorbehouden van den betrokken
4
Staat". „De Nederlandsche souvereiniteit bleet (evenwel) ongerept en het recht van Nederland onaangetast om zelfstandig te beslissen, of en ondei welke voorwaarden op zijn watergebied, in casu de Schelde, vreemde oorlogsschepen worden toegelaten."
Hieruit blijkt : V' dat volgens minister Van Karnebeek de vaart van Belgische oorlogsschepen over de W ester-Schelde zonder onze toestemming, geen „kwestie" is ; deze vaart is volgens hem eenvoudig uitgesloten.
2° dat de regelen van internationaal recht, die ten deze gelden, volgens minister Van Karnebeek zijn die a 1 g e m e e n e regelen van internationaal recht, die de toelating_ van vreemde oorlogsschepen aan de uitsluitende souvereiniteit i an den betrokken Staat voorbehouden.
Daarentegen heeft minister Vandervelde verklaard omtrent de beteekenis van het bepaalde in verdrag en toelichtende memorie : „Le texte exclut les navires de guerre, mais i 1 n e p r é j u g e e n l i e n ce qui est relatif au passage des navires de guerre belges pur l 'Escaut et ses accès, en temps de paix ou en temps de guerre . Vous voyez que l a q u e s t i o n r e s t e e n t i e r e".
Hierop volgen grapjes over het feit, dat België op het oogenblik geen oorlogsvloot bezit, gekruid met een anecdote ovei Hendrik IV. („On rit" meldt het verslag. De heet Albaida vindt het natuurlijk ook grappig _ Ministei Vandervelde is een man van ervaring : „on rit, et l'on est désarmé.") Vervolgens : „À l ' h e u r e a c t u e l l e , t o u t a u m o i n s , l a q u e s t i o n n e s e p o s e p a s , parce que la Belgique n'a pas de navire de guerre" . En dan : „J 'ajoute, ce qui est plus sérieux, que de telles questions on pris un caractère quasi
5
académique, depuis que la Belgique et la Hollande sont l'une et l'autre membre de la Société des Nations, car c e s q u e s t i o n s d e d r o i t d e p a s s a g e de troupes ou de droit de passage de navires ne se poseraient, quand il s'agit de la Belgique, nous avons le droit de l'affiimer, que dans l'hypothèse d'une guerre défensive; et dès lors, sinon dans la totalité, du moins dans l'immense m a j o r i t é d e s c a s , l ' a r t i c l e 1 6 d u p a c t e d e l a S o c i é t é d e s n a t i o n s s e r a i t a p p l i c a b l e Ces questions de passage à travers l'Escaut ou à travers le Limbourg seraient donc résolues ipso facto, par 1' e x p é r i e n-c e même du covenant."
Uit dit antwoord blijkt : 1° dat volgens minister Vandervelde de
doorvaart van Belgische oorlogsschepen,^ in tegenstelling met de Nederlandsche opvatting, een k w e s t i e is. en wel een kwestie, die bij het bepaalde m het verdrag „reste entière , d. w, 7 „volledig blijft", dat beteekent : i n g e e n e n d e e l e o p g e l o s t i s Dat de heer Albardf" aan de gesproken Fransche woorden de beteekenis toekent van : „De zaak blijft zooals ze was", wijst op een tekort in zijn kennis der Fransche taal Dat de Belgische vertaaldienst, waarop de heer Albarda zich naie-velijk beroept, en waarvan de gebrekkigheid overigens bekend is, al of niet opzettelijk van deze woorden een verzachtende Nederlandsche vertaling gat, verandert de beteekenis van het gesprokene natuurlijk niet.
2° dat minister Vandervelde n a l a a t te beamen, wat minister Van Karnebeek verklaarde, nl. dat hier gelden die a l g e m e e n e regelen van het internationaal recht, die de toelating van vreemde oorlogsschepen aan de uitsluitende souvereiniteit van den betrokken
6
staat voorbehouden, maar dat hij i n t e g e n d e e l er de aandacht op vestigt, dat in een aantal gevallen, die s p e c i a l e regelen van art. 16 van het Volkenbondspact zullen gelden, die juist deze toelating aan de uitsluitende souvereiniteit van den betrokken staat o n t t r e k k e n Art. 16 van dit pact bepaalt immers ; „.lis (les membres de la Société) prennent les dispositions nécessaires pour faciliter le p a s s a g e à t r a v e r s l e u r t e r r i t o i r e des forces de tout Membre de la Société qui participe à une action commune pour faire respecter les engagements de la Société". Minister Vandervelde vestigt dus juist de aandacht op die gevallen — die minister Van Kamebeek buiten beschouwing heeft gelaten — waarin Nederland verplicht zou zijn de doorvaart van Belgische oorlogsschepen over de Wester-Schelde t o e t e l a t e n .
Hieraan is nog toe te voegen, dat de „expérience du covenant", waarover de heer Vandervelde spreekt, nog verkregen moet worden, en dat, wanneer Nederland of België uit den Volkenbond treedt, de regels van het pact natuurlijk ten deze niet meer zullen gelden, en dat het noodzakelijk is, dat ook voor dit geval — en evenzoo voor de gevallen, die al aanstonds niet onder art. 16 van het Volhen-bondspact vallen — onze rechten vast staan. Daarom moet het Nededandsch-Belgisch verdrag zóó geredigeerd worden, dat buiten kijf is, dat dit verdrag aan die a 1 g e m e e n e regelen van het internationaal recht, waarop minister Van Kamebeek zich beriep, n i e t derogeert. Thans echter bevat integendeel het veidrag door de bekende bepaling in de Toelichtende Memorie naar Belgische opvatting een reserve, die — in verband ook met onze toestemming in de opheffing van het verbod
7
Antwerpenoorlogshaven, waarover later — een dergelijke derogatie praejudicieert. '■)
Een zinsnede uit het rapport van den heer Van Cauwelaert, die ook door den heer Albarda aangevoerd wordt tot bewijs van zijne stelling, dat de Belgische opvatting met de Nederlandsohe opvatting overeenstemt, luidt als volgt : „De toute façon, il faut reconnaître
0 Aan een schrijven van LuitenantGeneraal b. d. H L. van Oordt ontleen ik de volgende treffende opmerking :
„Indien men zich (zooals de heer van Karnebeek) beroept op de algemeene regelen van het Volkenrecht, m o e s t men er toe komen te erkennen, dat de bepaling der Toelichtende Memorie alleen dàn n i e t i n s t r i j d is met het Volkenrecht, wanneer door ons wordt erkend, dat België zekere S o u v e r e i n i t e i t s r e c h t e n op onze SAelde bezit. Want, bestaan die (Belgische) souvereiniteitsrechten niet, dan verbiedt het Volkenrecht op de meest besliste wijze, dat Nederland in oorlogstijd (tenzij België en Nederland bondgenooten dan wel vijanden zijn), met name als België «oorlogvoerend en Nederland neutraal is, aan de Belgische oorlogsschepen een ander regime toestaat dan aan de andere belligerente oorlogsschepen."
Dit stelt zeer helder in het licht, welke gevaren voor verwikkelingen met andere mogendheden de Belgische reserve in zich sluit. Terwijl men hierdoor tevens nog eene nieuwe zijde dezer reserve onderkent: In de toekomst zal België er zich op kunnen beroepen als op een bewijs van erkenning door Nederland van zekere Belgische souvereiniteitsrechten op de WesterSchelde.
8
qu'au point de vue militaire et politique, la situation de l'Escaut, aussi bien que celle du Limbourg, est restée sous le Traité actuel ce au elle était sous le régime ancien". Dit ziet Pr inderdaad voor den oppervlakkigen lezei zeer geruststellend uit, maar in werkelijkheid is het dit geenszins. Immers, eenige regels te "oren deelt mr. Van Cauwelaert in hetzelfde ■apport mede, dat de Belgische gedelegeerder^ in de vergadering der Commissie van XIV var. 8 Augustus I9I9 hebben verklaard : „Que depuis l'indépendance de la Belgique . . auss^ longtem.ps que la Belgique entretint tme marine militaire, ses navires entrèrent à Anvers, et en sortirent librement et y trouvèrent souvent leur port d'attache". De heer Segcrs, een der gedelegeerden, deelde hetzelfde mede in den Senaat, en voegde er aan toe : ,^ei, délégués néerlandais nous répondirent que les PaysBas n'avaient jamais expressément reconnu ce d r o i t N o u s n'en a v o n s p a s m o i n s m a i n t e n u n o t r e p o i n t d e v u e . J e t i e n s à y i n s i s t e r . =) Le l i t i g e d e m e u r e d o n c t o u t e n t i e r r é s e r v é". Hieruit blijkt dus, dat naar Belgische opvatting, België onder het verdrag van 1839 een recht van doorvaart voor zijn ooi logsschepen over de Nederlandsche WesterSchelde b e z i t. De Belgische opvatting van den status quo is dus eene andere dan de Nederlandsche opvatting van den status quo, zoodat derhalve naar Belgische opvatting de status quo zelfs niet veranderd zou zijn, indien het recht van doorvaart thans door Nederland uitdrukkelijk erkend ware; te minder is dus naar Belgische opvatting de status quo veranderd door de op
=) Dit heeft de heer Albarda ook verkeerd vertaald.
9 neming van eene bepaling, die niet de erkenning door Neder land, maar de reserve door België van dit recht uitdrukt.
Wat de heer Albarda verder aanvoert , om zijn lezers gerust te stellen, bestaat uit opmerkingen van de hecren Vandervelde, Segers en Van Cauwelaert, inhoudende, dnt de leserve weinig beteekenis heeft, omdat — België op dit oogenblik geen oorlogsvloot bezit Î Hoe de heer Albarda zich door dit a rgument in slaap kan laten wiegen, is mij een raadsel. Het verdrag is toch niet alleen voor heden, maar ook voor morgen? En ziet hij niet in, dat het een klein werkje is om op het critieke oogeniblik een deel van de marine eener bevriende macht onder Belgische vlag te brengen? Hoe komt het, dat hit vergeet, dat toch ook de heer Vandervelde zelf aan zijn argument over de afwezigheid eener Belgische oorlogsvloot deze beperking toevoegde : „A l 'heure actuelle, tout au moins, la question ne se pose pas"?
* * Het bovenstaande zal den onbevangen le
zer kunnen overtuigen, dat de critiek op mijne beschouwingen van den heer Albarda tegen nnti-critiek niet bestand is. Het is te betreuren, dat een zoo warm vaderlander als de heer Albarda ongetwijfeld is, verblind door het feit, dat een partijgenoot in België het verdrag verdedigt, zijn werkkracht en zijn invloed in zijn partij aanwendt om een slecht verdrag te doen aannemen in plaats van om een beter te verkrijgen. Want dat het feit, dat de heer Vandervelde thans in België minister van buitenlandsche zaken is, op sommige 'eden der S. D. A. P. grooten invloed uitoefent, bemerkt
10
men telkens. In Het Volk kan in verband met het verdrag de heer Vandervelde niet genoemd worden of hij heet „onze pai tijgenoot" Gepaard hiermede gaat een streven om voor de lezers van Het Volk de echt-Belgische figuur van den heer Vandervelde naar Hollandschen smaak te idealiseeren Bij gelegenheid van zijn vorigen verjaardag werd hij in Het Volk voorgesteld als een man, die ter wille van zijn socialistische beginselen de aardsche goederen verzaakt had, terwijl in België iedereen weet dat de heer Vandervelde een zeer gefortuneerd man is, wien het in zijn weelderig ingerichte woning aan de Avenue Louise te Biussel aan niets behoeft te ontbreken, terwijl hij daarbuiten in een Rolls Royce kan rijden, als zijn Cadillac hem verveelt Tegen den heer De Zeeuw in, die het tractaat wilde beschouwd zien los van het ministerschap van den heer Vandervelde, immers, zeide hij, het tractaat is niet het werk van den heer Vandervelde, maar van den heer Hymans, hield onlangs de redactie van Het Volk vol, dat het tractaat wel het werk van den eerste was : omdat — het additioneel protocol met zijn medewerking tot stand gekomen was ! En dit hoewel minister Vandervelde zelf in de Belgische Kamer zijn verdediging van het tractaat inleidde met de woorden : „Le traite que j'ai l'honneur de soumettre à votre approbation, n'est pas mon couvre" Beter dan den heer Vandervelde een vaderschap op te dringen, dat deze zelf van de hand wijst, zou de Redactie van Het Volk aandacht mogen wijden aan het p e e t s c h a p , „un honorable parrainage", dat de heer Tardieu voor F r a n k -r ij k, wegens de rol, die deze mogendheid bij de onderhandelingen vervuld heeft, opeischt
11
over het verdrag, dat hij beschouwt als „de geboorte-acte van het Belgisch leg'cr van zeshonderd duizend man, dat morgen broederlijk vereenigd zou zijn met het Fransche leger voor de verdediging van — den vrede (!)" (La Paix, bl. 245—246). Gaarne neem ik aan, dat voor de zijnen de heer Vandervelde een uitmuntend partijganger is, maar men moet niet vergeten, dat de mentaliteit van een Belgischen socialist op verschillende punten noodzakelijkerwijs anders is dan die van een Ne-derlandschen socialist. Even oprecht als de heer Albarda als Nederlander een recht van doorvaart voor Belgische oorlogsschepen over onze Wester-Schelde ontoelaatbaar acht, kan de heer Vandervelde als Belg een dergelijk recht vanzelfsprekend achten. Zegt ook dit niet iets omtrent die Belgische mentaliteit, dat op denzelfden middag, waarop de Senaat het Nedcrlandsch-Belgische verdrag goedkeurde, de Senaat met algemeene stemmen een wetsontwerp heeft aangenomen, waarbij aan Neder-landsch-Limburgers bijzondere faciliteiten worden verleend om het Belgisch Staatsburgerschap te verkrijgen ?
Men vergeet — niet alleen Nederland-schc s o c i a l i s t e n vergeten dit —, dat de heer Vandervelde lid was van de Belgische Regeering, wier minister van Buitenlandsche Zaken, de heer Hymans, aanslagen op Neder-landsch grondge'bied kon beramen; ja, men vergeet, dat de heer Vandervelde zelf deel uitmaakte van de Belgisöhe delegatie, die op 20 Mei 1919 te Parijs de annexionnistische desiderata stelde. De ervaring bewijst dus, dat men in België een goed socialist kan zijn, en tevens medewerken aan voor Nederland onaanvaardbare en hoogst verderfelijke plannen.
12
Intusschen, laten wij er ons over verheugen, dac er tal van Nederlandsche socialisten zijn, die dit alles n i e t vergeten, en die op dit punt meer inzich\ toonen dan de heer Albarda.
*
Intusschen vertrouw ik, dat uit het medegedeelde van het verhandelde in het Belgische parlement allen, die zich met de be-studeerino- van het tractaat met België bezig houden, en in de eerste plaats de Leden dei Staten-Generaal, de overtuiging geput zullen hebben van de noodzakelijkheid, om van het aldaar verhandelde uit de officieele stukken kennis te nemen. Een opgave van deze stukken moge hier volgen.
t Wetsor[twerp tot goedkeuring van het tiactaat met Nederland, met memorie van toelichting. No. 30Ö (Kaïner van Volksvertegenwoordigers).
2. Rapport der Speciale Commissie uit de Kamer van Volksvertegenwooidigers, uitgebracht door mr. Van Cauwelaert. No. 409 (Kamer van Volksvertegenwoordigers).
3. Redevoeringen, gehouden bij de behandeling van het tractaat in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Annales Parlementaires de la Chambre des Représentants van 17 Juli 1926.
4. Rapport der Commissie van Buiten-landsche Zaken uit den Senaat, rapporteur baron Descamps. No. 233 (Senaat).
5. Redevoeringen, gehouden bij de behandeling van het tractaat in den Senaat. Annales Parlementaires du Sénat van 29 Juli 1926.
EI zij op gewezen, dat men bij stukken, die
13 in Nederlandschen en Franschen tekst verschijnen, zich aan d^n Franschen tekst moet houden.
Moge een nauwgezette bestudeering- — waarbij men lette zoowel op wat gezegd als op wat n i e t gezegd is — van bovengenoemde stukken, ondernomen met die kennis van het verleden der Belgische politiek, die noodig is om het heden te verstaan, medewerken om aan hen, die verantwoordelijkheid dragen, een juist inzicht te verschaffen in de beteekenis van het aanhannige tractaat.
Utrecht , 2 0 Sectember 1926.