Weekplanning 11/05 14/05 Planning.pdf · Als je naar de foto kijkt van de juffen wat zie je dan?...
Transcript of Weekplanning 11/05 14/05 Planning.pdf · Als je naar de foto kijkt van de juffen wat zie je dan?...
Start met wat beweging…
Weekplanning
11/05 – 14/05
Even bewegen voor je start…
https://youtu.be/bTa-dRJr1VA
Maandag 11 mei 2020
Wiskunde – Les 27 en 28 optellen tot 100 alle types
Wat heb ik nodig? - Target 6 les 27 en 28 optellen tot 100 alle types (dus
met en zonder brug).
- instructiefilmpje: https://www.xnapda.be/filmpjes/2de-leerjaar/optellen-tot-100-met-brug-manier-1
Hoe ga ik te werk? Stap 1: Kijk naar het filmpje als je de brugoefeningen
nog moeilijk vindt.
Heb je dit al goed onder de knie, kan je direct aan de
oefeningen beginnen.
Stap 2: Neem je werkboek p. 27 en 28
Stap 3: Controleer je werk.
Taal – Een zin bestaat uit 2 delen.
Wat heb ik nodig? - Kijker 6 p.10
- kleurpotloden of markeerstiften, balpen https://www.youtube.com/watch?v=z6R3LGdGuVs
Hoe ga ik te werk? Stap 1: Kijk naar het filmpje.
Stap 2: Neem je werkboek p. 10
Stap 3: Controleer je werk.
Spelling – Meervouden
Wat heb ik nodig? - spelling Kijker 7 p.3
https://youtu.be/SQBosGWMikk
Hoe ga ik te werk? Stap 1: Kijk naar het filmpje.
Stap 2: Neem je werkboek p. 3
Stap 3: Controleer je werk.
Wero –
Les 5 :Tok tok , hier ben ik!
Wat heb ik nodig? Wero Thema 7 p.14
Kweetet
Hoe ga ik te werk? Zoek op p.14 de 4 soorten die veranderen.
Volg de prenten van boven naar onder dus van jong
naar oud.
Maak je taak op Kweetet.
Extra info? https://schooltv.nl/video/konijnen-en-hazen-waarom-konijnen-en-hazen-geen-knaagdieren-zijn/#q=konijn
Lezen
Wat heb ik nodig? - een leesboek, strip, …
Extra info? Probeer elke dag 15’ te lezen.
Dinsdag 12 mei 2020
Wiskunde – les 29 en 30 Aftrekken tot 100 alle types
Wat heb ik nodig? - Target 6 les 29 en 30 Aftrekken tot 100 alle types (dus
met en zonder brug).
- instructiefilmpje: https://www.xnapda.be/filmpjes/2de-leerjaar/aftrekken-tot-100-met-brug-manier-1
Hoe ga ik te werk? Stap 1: Kijk naar het filmpje als je de brugoefeningen
nog moeilijk vindt.
Heb je dit al goed onder de knie, kan je direct aan de
oefeningen beginnen.
Stap 2: Neem je werkboek p. 29 en 30
Stap 3: controleer je werk.
Taal – Zelfstandige naamwoorden, verkleinwoorden en lidwoorden.
Wat heb ik nodig? - Werkbladen (wie bijlage) https://www.xnapda.be/filmpjes/3de-leerjaar/zelfstandig-naamwoord https://www.xnapda.be/filmpjes/2de-leerjaar/verkleinwoorden https://www.xnapda.be/filmpjes/2de-leerjaar/lidwoorden
- kleurpotloden, balpen, lat, markeerstiften
Hoe ga ik te werk? Stap 1: Ik kijk naar de filmpjes
Stap 2: Ik maak de werkbladen. Lees eerst de uitleg in
de kadertjes.
Stap 3: Ik controleer mijn werk.
Schrift - b,v,w: moeilijke verbindingen
Wat heb ik nodig? Werkboek 2a p. 30 en 31
Pen of potlood.
Hoe ga ik te werk? Stap 1: bekijk het instructiefilmpje
https://youtu.be/fTxuFGmLNPk
stap 2 : vorm de letters netjes.
stap 3 : controleer je werk.
Muzo
Mijn kot!
Wat heb ik nodig?
Tafel, stoel buiten.
Tekenblad + potlood +gom
Hoe ga ik te werk? Je kijkt naar het instructiefilmpje.
https://youtu.be/fRNEVoVPsu8
Extra info? Breng je tekening mee naar de klas.
Lezen
Wat heb ik nodig? - een leesboek, strip, ...
Extra info? Probeer elke dag 15’ te lezen.
Woensdag 13 mei 2020
Wiskunde – les 35: functies van getallen.
Wat heb ik nodig? - Target 6 les 35 p. 28
- WB 2F p.28
- https://www.xnapda.be/filmpjes/2de-leerjaar/functies-van-getallen-eerste-kennismaking
Hoe ga ik te werk? Stap 1: Kijk naar het filmpje.
Stap 2: Neem je werkboek p. 28
Stap 3: Controleer je werk.
Taal – Synoniemen en tegenstellingen
Wat heb ik nodig? - Kijker 6 p.23
- balpen, lat, potlood https://www.youtube.com/watch?v=maL6uzaRPQE&fbclid=IwAR3k-MYvJzsoU31VfPyoQnLvRzRC1g4plh5zFVG0uALfxA0geocT6Zbve6I
Hoe ga ik te werk? Stap 1: Kijk naar het filmpje.
Stap 2: Neem je werkboek p. 28
Stap 3: Controleer je werk.
Schrift – Hoofdletter F
Wat heb ik nodig? - schrijfboekje 2B p.34, 35
- pen of potlood
Hoe ga ik te werk? Stap 1: Beluister het schrijflied.
https://youtu.be/sNepSZH7TWo
Stap 2: Bekijk het instructiefilmpje.
https://youtu.be/X_90MmObL4Y
Stap 3: Maak de werkblaadjes in je schrift.
Lezen
Wat heb ik nodig? - een leesboek, strip,
Extra info? Probeer elke dag 15’ te lezen.
Donderdag 14 mei 2020
Wiskunde – Les 40, 41 maal- en deeltafel van 7
Wat heb ik nodig? - flitskaartjes van de maaltafel van 7
- WB 2F p.31
- balpen, kleurpotloden https://www.xnapda.be/filmpjes/2de-leerjaar/de-tafel-van-7-met-de-armen-automatisatie-zittend-met-vraagteken
Hoe ga ik te werk? Stap 1: Kijk naar het filmpje. Even herhalen.
Stap 2: Neem je werkboek p. 31
Stap 3: Controleer je werk.
Taal – Zinnen maken ‘Een dag op school’
Wat heb ik nodig? - zie bijlage. Kan je dit niet afdrukken? Schrijf de zinnen
in je kladschrift.
- balpen
Extra info? Denk eraan: een goede zin bestaat uit 3 delen!
- wie iets doet in de zin
- werkwoord of doe-woord
- wat? hoe? waar? wanneer? waarom?
Schrift – Hoofdletter J
Wat heb ik nodig? - schrijfboekje 2a p. 36 en 37
Hoe ga ik te werk? Stap 1: Beluister het schrijflied.
https://youtu.be/sNepSZH7TWo
Stap 2: Bekijk het instructiefilmpje.
https://youtu.be/mq13c15pTc4
Stap 3: Maak de werkblaadjes in je schrift.
Lezen
Wat heb ik nodig? - een leesboek, strip, de Bingel-boekenkast, …
Extra info? Probeer elke dag 25’ te lezen.
Wero – thema 7
les 6 :Horen, zien, ruiken, smaken,
voelen.
Wat heb ik nodig? Wero thema 7 les 6.
p.18 en werkblad op einde van planning.
balpen
Hoe ga ik te werk? Stap 1 : Bekijk de prenten, welke zin past erbij?
Zet een kruisje bij de passende zin.
De lijntjes laat je open.
Stap 2 : Neem het werkblad en vul aan.
Stap 3 : Controleer je werk.
\
maandag 11 mei 2020
Wat? Klaar? Dit taakje
lukte mij
1 Rekenen: les 27 en 28
optellen tot 100 alle types
2 Taal: een zin bestaat uit
twee delen
3 Spelling de meervouden
4 Wero :Thema 7 les 5.
Dinsdag 12 mei 2020
1 Rekenen: les 29 en 39
aftrekken tot 100 alle
types
2 Taal: zelfstandige
naamwoordenm lidwoorden
en verkleinwoorden
3 Schrift: b,v, w moeilijke
verbindingen.
4 Lezen
5 Muzo: Mijn kot
woensdag 13 mei 2020
1 Rekenen: functies van
getallen
2 Taal: synoniemen en
tegenstellingen
3 Schrift: hoofdletter F
4 Lezen
donderdag 14 mei 2020
1 Rekenen: les 40 en 41: maal-
en deeltafel van 7
2 Taal: zinnen maken
3 Schrift: hoofdletter J
4 Wero: Thema 7 les 6
Onze zintuigen
5 Lezen
1) Onderstreep de zelfstandige naamwoorden en schrijf ze in de juiste kolom.
De kinderen spelen met een springtouw.
De olifant en de giraf eten het gras op.
Mieke krijgt een nieuwe trampoline.
De struiken worden gesnoeid met een schaar door de tuinman.
De aap klimt in de bananenboom. (Alle hokjes moeten ingevuld zijn)
personen
dieren
planten/ bomen
voorwerp
…………………………..
…………………………..
…………………………..
…………………………..
…………………………..
…………………………..
…………………………..
…………………………..
…………………………..
…………………………..
…………………………..
…………………………..
2) Vul zelf een zelfstandig naamwoord
in dat past.
De ………………………………………. bakt elke dag vers brood.
Ik ga wandelen met mijn ……………………………………….
Speel jij ook graag met een ……………………………………….?
Jeroen draagt een groene ……………………………………….
Kijker 6 les 8: Ik kan zelfstandige naamwoorden, verkleinwoorden en lidwoorden herkennen.
Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
Om dingen rondom ons te benoemen, geven we ze een naam.
(Bijvoorbeeld: kast, deur, meester, Jan, hond, boom)
Woorden die een naam geven aan een persoon, dier, plant of voorwerp
= een zelfstandig naamwoord
Je herkent een zelfstandig naamwoord makkelijk, want je kan er de, het of een (lidwoord)
vóór zetten. De meeste zelfstandige naamwoorden kan je ook aanraken.
3) Kleur de zelfstandige naamwoorden.
koe
Wim
lopen
rood
bank
poes
foto
kast
nieuw
bakken
weervrouw
madeliefje
3) Trek een lijn: één of meer?
boom
stoelen
toets
zangers één
speeltijd meer
telefoon
lampen
bloemen
5) Verbind het woord met het juiste lidwoord.
computer
ontbijt
het
speeltuin
de
huistaak
stempel
doosje
Één (enkelvoud) of meer (meervoud)?
Om te weten of een zelfstandig naamwoord één of meer
is…
kun je er één of meer voorzetten.
Bv: deken één deken / meer deken
poten één poten / meer poten
4) Zet de meervouden in de juiste kolom.
koeken, kegels, dieren, computers, ezels,
klassen, rozen, meesters.
+ en + s
………………………………………..
………………………………………..
………………………………………..
………………………………………..
………………………………………..
………………………………………..
………………………………………..
………………………………………..
De lidwoorden (de, het en een)
Een lidwoord hoort bij een zelfstandig naamwoord
Bv: de het
de bank het bord
de stoel het boek
de jongen het meisje
Een is ook een lidwoord. Dat kan je bij alle zelfstandige naamwoorden
gebruiken
6) Reus Bert en kabouter Wouter. Bij kabouter Wouter is alles klein.
Er komt ‘-je, -pje of -tje’ bij. Vul in.
duim + ……………
……………………………..
muis + ……………
……………………………..
boot + ……………
……………………………..
maan + ……………
……………………………..
haar + ……………
……………………………..
pluim + ……………
……………………………..
7) Omkring in elke zin het verkleinwoord.
1) Ken jij dat kleine jongetje?
2) Hij woont in dat huisje op de hoek van onze straat.
3) Ik wil hem uitnodigen voor mijn feestje
4) Mama bakt koeken en wafeltjes.
5) Misschien brengt hij wel een cadeautje me
Verkleinwoorden: Bij sommige woorden kun je duidelijk maken dat het om iets kleins gaat door een
stukje aan het woord toe te voegen (+je / +tje / +pje ).
Bv: een klein bord een bordje
een kleine boom een boompje
een kleine vlinder een vlindertje
Naam: …………………………………
Lees luidop
Welk geluid hoor je nu vaak buiten?
Welke geur maakt jou blij?
Als je naar de foto kijkt van de juffen wat zie je dan?
Kleur de bolletjes die jij OK vindt.
O We zijn blij om jullie volgende week terug te zien.
O Het regent.
O We hebben een mondmasker op.
O We dragen een gezichtsmasker (faceshield)
Wie van je klasgenootjes zou je een dikke knuffel willen geven
volgende week? ………………………………..
Als we jullie trakteren op een ijsje… welke smaak heb jij het
liefst? ………………………………..