r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking...

304
GECOORDINEERDE TEKST VAN TITEL XVI VAN HET DECREET VAN 5 APRIL 1995 HOUDENDE ALGEMENE BEPALINGEN INZAKE MILIEUBELEID (DABM) – versie 27 januari 2017 In deze tekst zijn opgenomen: - Het Decr. Vl. 21 december 2007 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel XVI “Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen” (BS 29 februari 2008), Gewijzigd bij Decr. Vl. 12 december 2008 (BS 4 februari 2009), 30 april 2009 (BS 25 juni 2009), 8 mei 2009 (BS 6 juli 2009), 23 december 2010 (BS 18 februari 2011), 23 december 2011 (BS 28 februari 2012), 20 april 2012 (BS 22 mei 2012), 25 mei 2012 (BS 28 juni 2012), 8 februari 2013 (BS 22 februari 2013), 22 november 2013 (BS 21 januari 2014), 28 februari 2014 (BS 25 maart 2014), 14 februari 2014 (BS 5 mei 2014), 28 maart 2014 (BS 17 juni 2014), 4 april 2014 (BS 1 oktober 2014), 25 april 2014 (BS 27 augustus 2014), 12 juni 2015 (BS 29 juli 2015) en 18 december 2015 (BS 29 december 2015); - Het Decr. Vl. 4 april 2014 (BS 1 oktober 2014) betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges; - Het B.Vl.Reg. 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (BS 10 februari 2009), Gewijzigd bij B.Vl.Reg 30 april 2009 (BS 25 juni 2009), 4 september 2009 (BS 22 oktober 2009), 4 september 2009 (BS 27 oktober 2009), 22 oktober 2010 (BS 28 december 2010), 19 november 2010 (BS 14 december 2010), 19 november 2010 (BS 1 februari 2011), 15 juli 2011 (BS 6 september 2011), 23 september 2011 (BS 21 oktober 2011), 28 oktober 2011 (BS 21 december 2011), 23 december 2011 (BS 21 maart 2012), 17 februari 2012 (BS 29 maart 2012), 17 februari 2012 (BS 23 mei 2012), 6 juli 2012 (BS 13 augustus 2012), 7 september 2012 (BS 17 oktober 2012), 16 november 2012 (BS 19 december 2012), 1 maart 2013 (BS 23 april 2013), 15 maart 2013 (BS 18 april 2013), 7 juni 2013 (BS 10 september 2013), 17 januari 2014 (BS 12 februari 2014), 25 april 2014 (BS 20 juni 2014), 23 mei 2014 (BS 12 september 2014), 16 mei 2014 1

Transcript of r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking...

Page 1: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

GECOORDINEERDE TEKST VAN TITEL XVI VAN HET DECREET VAN 5 APRIL 1995 HOUDENDE ALGEMENE BEPALINGEN INZAKE MILIEUBELEID (DABM) – versie 27 januari 2017

In deze tekst zijn opgenomen:

- Het Decr. Vl. 21 december 2007 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel XVI “Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen” (BS 29 februari 2008), Gewijzigd bij Decr. Vl. 12 december 2008 (BS 4 februari 2009), 30 april 2009 (BS 25 juni 2009), 8 mei 2009 (BS 6 juli 2009), 23 december 2010 (BS 18 februari 2011), 23 december 2011 (BS 28 februari 2012), 20 april 2012 (BS 22 mei 2012), 25 mei 2012 (BS 28 juni 2012), 8 februari 2013 (BS 22 februari 2013), 22 november 2013 (BS 21 januari 2014), 28 februari 2014 (BS 25 maart 2014), 14 februari 2014 (BS 5 mei 2014), 28 maart 2014 (BS 17 juni 2014), 4 april 2014 (BS 1 oktober 2014), 25 april 2014 (BS 27 augustus 2014), 12 juni 2015 (BS 29 juli 2015) en 18 december 2015 (BS 29 december 2015);

- Het Decr. Vl. 4 april 2014 (BS 1 oktober 2014) betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges;

- Het B.Vl.Reg. 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (BS 10 februari 2009), Gewijzigd bij B.Vl.Reg 30 april 2009 (BS 25 juni 2009), 4 september 2009 (BS 22 oktober 2009), 4 september 2009 (BS 27 oktober 2009), 22 oktober 2010 (BS 28 december 2010), 19 november 2010 (BS 14 december 2010), 19 november 2010 (BS 1 februari 2011), 15 juli 2011 (BS 6 september 2011), 23 september 2011 (BS 21 oktober 2011), 28 oktober 2011 (BS 21 december 2011), 23 december 2011 (BS 21 maart 2012), 17 februari 2012 (BS 29 maart 2012), 17 februari 2012 (BS 23 mei 2012), 6 juli 2012 (BS 13 augustus 2012), 7 september 2012 (BS 17 oktober 2012), 16 november 2012 (BS 19 december 2012), 1 maart 2013 (BS 23 april 2013), 15 maart 2013 (BS 18 april 2013), 7 juni 2013 (BS 10 september 2013), 17 januari 2014 (BS 12 februari 2014), 25 april 2014 (BS 20 juni 2014), 23 mei 2014 (BS 12 september 2014), 16 mei 2014 (BS 22 september 2014), 16 mei 2014 (BS 24 september 2014), 12 december 2014 (BS 12 januari 2015), 3 juli 2015 (BS 26 augustus 2015), 11 december 2015 (BS 28 december 2015), 10 juni 2016 (BS 13 juli 2016), 18 maart 2016 (BS 26 augustus 2016), 15 juli 2016 (BS 7 september 2016), 23 september 2016 (BS 6 december 2016) en 28 oktober 2016 (BS 15 december 2016);

- Het B.Vl.Reg. 4 april 2014 betreffende de aanstelling van de leden van de Vlaamse Hoge Raad voor de Milieuhandhaving voor de periode 2014-2019 (BS 28 april 2014);

- Het B.Vl.Reg. 16 mei 2014 houdende overdracht van personeel van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges en tot vaststelling van de rechtspositie van dit

1

Page 2: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

personeel en van de bestuursrechters van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (BS 8 oktober 2014);

- Het B.Vl.Reg. 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (BS 3 december 2014);

- Het B.Vl.Reg. 17 oktober 2014 houdende aanstelling van de leden van de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu (BS 4 november 2014), gewijzigd bij B.Vl.Reg. 22 april 2016 (BS 11 mei 2016).

2

Page 3: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

InhoudTitel XVI. Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen...........................................5

HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied en definities.............................................................5

HOOFDSTUK II. Beleid en organisatie................................................................................15

Afdeling I. Milieuhandhavingsbeleid..............................................................................15

Afdeling II. Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu.................18

Besluit van de Vlaamse Regering van 17 oktober 2014 betreffende de aanstelling van de leden van de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu BS 4 november 2014.........................................................................................19

HOOFDSTUK III. Toezicht........................................................................................................24

Afdeling I. Toezichthouders................................................................................................24

Onderafdeling I. Algemene bepalingen......................................................................24

Onderafdeling II. Gemeentelijke toezichthouders en toezichthouders van intergemeentelijke verenigingen en van politiezones..........................................30

Onderafdeling IIbis. Provinciale toezichthouders...................................................32

Onderafdeling III. Gewestelijke toezichthouders....................................................33

Afdeling II. Toezichtopdrachten.......................................................................................33

Afdeling III. Toezichtrechten.............................................................................................44

Onderafdeling I. Algemene bepalingen......................................................................44

Onderafdeling II. Recht op toegang.............................................................................44

Onderafdeling III. Recht op inzage en kopie van zakelijke gegevens.............45

Onderafdeling IV. Recht van onderzoek van zaken...............................................45

Onderafdeling II. Milieuhandhavingsbesluit Monsternemingen, metingen, beproevingen, analyses...................................................................................................46

Onderafdeling V. Recht van onderzoek van transportmiddelen.......................50

Onderafdeling VI. Recht op ondersteuning...............................................................50

Onderafdeling VII. Recht op het doen van vaststellingen door middel van audiovisuele middelen.....................................................................................................50

Onderafdeling VIII. Recht op bijstand.........................................................................50

Afdeling IV. Voorkoming en vaststelling van milieu-inbreuken en milieumisdrijven.....................................................................................................................51

Onderafdeling I. Raadgevingen....................................................................................51

Onderafdeling II. Vaststelling van milieu-inbreuken..............................................51

Onderafdeling III. Vaststelling van milieumisdrijven.............................................51

3

Page 4: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Onderafdeling IIIbis. Identificatie]..............................................................................53

Onderafdeling IV. Aanmaningen...................................................................................53

HOOFDSTUK IV. Bestuurlijke handhaving........................................................................54

Afdeling I. Algemene bepalingen....................................................................................54

Onderafdeling I. Oplegging.............................................................................................54

Onderafdeling II. Procedure tot het opleggen van bestuurlijke maatregelen..................................................................................................................................................57

Onderafdeling III. Opheffing...........................................................................................59

Onderafdeling IV. Uitvoering..........................................................................................60

Onderafdeling V. Beroep tegen bestuurlijke maatregelen of tegen de bestuurlijke dwangsom....................................................................................................60

Onderafdeling VI. Verzoek om de oplegging van bestuurlijke maatregelen.62

Onderafdeling VII. Bestuurlijke dwangsom...............................................................65

Onderafdeling I. Algemene bepalingen......................................................................66

Decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges......................................................67

Besluit van 16 mei 2014 van de Vlaamse Regering houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges........................85

Onderafdeling II. Samenstelling....................................................................................96

Besluit van 16 mei 2014 van de Vlaamse Regering houdende overdracht van personeel van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges en tot vaststelling van de rechtspositie van dit personeel en van de bestuursrechters van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges..................................................................................97

Onderafdeling III. Werking............................................................................................104

Afdeling IV. De bestuurlijke geldboeten......................................................................104

Onderafdeling I. Basisbepalingen......................................................................105

Onderafdeling II. Oplegging van een alternatieve bestuurlijke geldboete. .106

Onderafdeling III. Oplegging van een exclusieve bestuurlijke geldboete....110

HOOFDSTUK V. Inning en invordering van verschuldigde bedragen...................114

[HOOFDSTUK Vbis. Opsporing van milieumisdrijven]................................................117

HOOFDSTUK VI. Strafrechtelijke handhaving...............................................................119

HOOFDSTUK VII. Veiligheidsmaatregelen......................................................................125

Afdeling I. Basisbepalingen.............................................................................................125

Afdeling II. Procedure voor het nemen van veiligheidsmaatregelen ten aanzien van personen, verantwoordelijk voor het aanzienlijke risico...............126

Afdeling III. Opheffing van veiligheidsmaatregelen................................................127

4

Page 5: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.......................................................................................129

Bijlagen............................................................................................................................................131

5

Page 6: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Titel XVI. Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen

HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied en definities

Art. 16.1.1. [De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op de hiernavolgende wetten en decreten, wat betreft de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest, met inbegrip van de uitvoeringsbesluiten ervan en de verplichtingen opgelegd krachtens de volgende wetten en decreten en de uitvoeringsbesluiten ervan: 1° [alle andere titels van dit decreet, met uitzondering van titel I –

Algemene bepalingen, titel II – Besluitvorming en inspraak, titel X – Agentschappen, titel XI – Strategische Adviesraden en titel VIII – Klimaat]1,2;

2° het Boswetboek van 19 december 1854;3° de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij;4° de Jachtwet van 28 februari 1882;5° de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de

luchtverontreiniging;[6° de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de

oppervlaktewateren tegen verontreiniging, met uitsluiting van hoofdstuk IV, afdeling IV, en hoofdstuk VI, van deze titel voor wat de overtredingen van hoofdstuk IIIbis en de uitvoeringsbesluiten ervan betreft;]3

6°/1 de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen4;

7° de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;8° de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder;9° de wet van 10 januari 1977 houdende regeling van de

schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door het winnen en het pompen van grondwater;

1 Gewijzigd bij art. 32 Decr. Vl. 14 februari 2014, BS 5 mei 2014.2 Zie ook art. 142 Decr.Vl. 12 december 2008, BS 4 februari 2009.3 Gewijzigd bij art. 48, 1° Decr. Vl. 28 februari 2014, BS 25 maart 2014.4 Ingevoegd art. 49 Decr. Vl. 23 december 2010.

6

Page 7: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

10° het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen5;

11° de wet van 28 juli 1981 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, en van de Bijlagen, opgemaakt te Washington op 3 maart 1973;

[12° het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer, met uitsluiting van hoofdstuk IV, afdeling IV, en hoofdstuk VI, van deze titel voor wat de overtredingen van hoofdstuk IVbis en de uitvoeringsbesluiten ervan betreft;]6

13° het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning;13°bis de wet van 12 juli 1985 betreffende de bescherming van de

mens en van het leefmilieu tegen de schadelijke effecten en de hinder van niet-ioniserende stralingen, infrasonen en ultrasonen;7

14° het Bosdecreet van 13 juni 1990;  15° het Jachtdecreet van 24 juli 1991; 16° het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en

het natuurlijk milieu; 17° het decreet van 4 april 2003 betreffende de oppervlaktedelfstoffen; 17°bis het decreet van 18 juni 2003 betreffende het integraal

waterbeleid, wat betreft artikel 8, 10 tot en met 17 en artikel 62 en 70 van titel I;8 

18° het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming;

[18°/1 decreet Diepe Ondergrond : het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond;]9

19° het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, met behoud van de toepassing van [artikel 61, §2]10 van dat decreet;

[19° bis het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond]11;20° de door de Vlaamse Regering aangewezen milieuregelgeving van de

Europese Unie en internationale milieuregelgeving.]12

21° het decreet van 8 februari 2013 houdende duurzaam gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest.13

[22° het decreet van 28 maart 2014 betreffende de preventie, surveillance en

5 Gewijzigd bij art. 77 Decr.Vl. 23 december 2011.6 Gewijzigd bij art. 48, 2° Decr. Vl. 28 februari 2014, BS 25 maart 2014.7 Ingevoegd art. 49 Decr.Vl. 23 december 20108 Ingevoegd art. 49 Decr.Vl. 23 december 20109 Ingevoegd bij art. 27 B.Vl.Reg. 15 juli 201110 Gewijzigd bij art. 48 Decr.Vl. 12 juni 201511 Ingevoegd art.71 Decr.Vl. 8 mei 2009 (decreet diepe ondergrond)12 Gewijzigd bij art. 2.1° vervolgdecreet13 Toegevoegd bij art. 12 Decr.Vl. 8 februari 2013 (Pesticidendecreet)

7

Page 8: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

bestrijding van ziekten bij in het wild levende dieren.]14

Art. 2. [De bepalingen van het decreet van 5 april 1995, met inbegrip van de uitvoeringsbesluiten ervan, zijn van toepassing op de volgende verordeningen van de Europese Unie, alsook op de door of krachtens die verordeningen uitgevaardigde verordeningen: 1° Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de

bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer;15

2° Verordening (EEG) nr. 3254/91 van de Raad van 4 november 1991 houdende een verbod op het gebruik van de wildklem in de gemeenschap en op het binnenbrengen in de gemeenschap van pelzen en producten die vervaardigd zijn van bepaalde in het wild levende diersoorten uit landen waar gebruik wordt gemaakt van de wildklem of andere vangmethoden die niet stroken met de internationale normen voor humane vangst met behulp van vallen;

3° Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaagafbrekende stoffen;16

4° Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002;17

5° Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de persistente organische verontreinigde stoffen en tot wijziging van Richtlijn 97/117/EEG;

6° Verordening (EG) nr. 166/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad;

7° Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffendegefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006;18

8° Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen;

9° Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie, alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en Richtlijn 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie; 

10° Verordening (EG) nr. 1418/2007 van de Commissie van 29 november 2007 betreffende de uitvoer, met het oog op terugwinning, van bepaalde afvalstoffen, vermeld in bijlage III of III A bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad, naar bepaalde landen waarop het OESO-besluit betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen niet van toepassing is. 

14 Ingevoegd bij art. 11 Decr. Vl. 28 maart 2014 (Wildedierenziektedecreet)15 Gewijzigd bij art. 3.1° B.Vl.Reg. 19 november 201016 Gewijzigd bij art. 3.2° B.Vl.Reg. 19 november 201017 Gewijzigd bij art. 1. 1° B.Vl.Reg. 28 oktober 201118 Vervangen bij art. 2. 1° B.Vl. Reg. 3 juli 2015

8

Page 9: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

11° Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie van 4 mei 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer;19

12°Verordening (EG) nr. 359/2009 van de Commissie van 30 april 2009 tot schorsing van het binnenbrengen in de Gemeenschap van specimens van bepaalde in het wild levende dier- en plantensoorten.20]21 

13° Verordening (EG) nr. 1102/2008 inzake het verbod op de uitvoer van metallisch kwik en andere kwikverbindingen en -mengsels en de veilige opslag van metallisch kwik;22

14° verordening (EG) nr. 708/2007 inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur.23

15° Verordening (EU) nr. 333/2011 van de raad van 31 maart 2011 tot vaststelling van criteria die bepalen wanneer bepaalde soorten metaalschroot niet langer als afval worden aangemerkt overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad;24

[16° Verordening (EU) nr. 1179/2012 van de Commissie van 10 december 2012 tot vaststelling van criteria die bepalen wanneer kringloopgas overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad niet langer als afval wordt aangemerkt;

17° Verordening (EU) nr. 715/2013 van de Commissie van 25 juli 2013 tot vaststelling van criteria die bepalen wanneer koperschroot overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad niet langer als afval wordt aangemerkt.]25

[18° verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten;

19° verordening (EG) nr. 1497/2007 van de Commissie van 18 december 2007 tot vaststelling, ingevolgeVerordening (EG) Nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van basisvoorschriften inzake controle op lekkage van stationaire brandbeveiligingssystemen die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevatten;

20° verordening (EG) nr. 1516/2007 van de Commissie van 19 december 2007 tot vaststelling, ingevolgeVerordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van basisvoorschriften inzake controle op lekkage van stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevat;

21° verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn;

22° verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad;

23° verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake

19 Toegevoegd bij art. 3, 3° B.Vl.Reg. 19 november 201020 Toegevoegd bij art. 3, 3° B.Vl.Reg. 19 november 201021 Gewijzigd bij art. 2 vervolgbesluit22 Toegevoegd bij art. 1, 2° B.Vl.Reg. 28 oktober 201123 Toegevoegd bij art. 1, 2° B.Vl.Reg. 28 oktober 201124 Toegevoegd bij art. 10.7.2 B.Vl.Reg. 17 februari 201225 Toegevoegd bij art. 2 B.Vl.Reg. 25 april 2014

9

Page 10: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG;

24° verordening (EU) nr. 1357/2014 van de Commissie van 18 december 2014 ter vervanging van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen.]26

Art. 2/1. De bepalingen van het decreet van 5 april 1995, met inbegrip van de uitvoeringsbesluiten ervan, zijn van toepassing op het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, ondertekend in Straatsburg, op 9 september 1996.27

[In afwijking van het eerste lid zijn de hoofdstukken III, IV, V, Vbis, VI en VII van deze titel pas van toepassing op de in het eerste lid sub 2°, 3°, 4°, 7°, 11°, 14°, 15°, 16°, 17° en 19° vermelde wetten en decreten, met inbegrip van hun respectieve uitvoeringsbesluiten, op het ogenblik dat de Vlaamse Regering dit bepaalt.]28

[Art. 50 De hoofdstukken III, IV, Vbis, VI en VII van titel XVI van het decreet zijn, vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, van toepassing op de wetten en decreten, met inbegrip van hun respectievelijke uitvoeringsbesluiten, vermeld in artikel 16.1.1, eerste lid, sub 2°, 3°, 4°, 7°, 11°, 14°, 15°, 16°, 17° en 19° van het decreet.]29

Art. 16.1.2. Tenzij het uitdrukkelijk anders bepaald is, wordt, voor de toepassing van deze titel, verstaan onder: 1° milieu-inbreuk: een gedraging, in strijd met een voorschrift dat wordt

gehandhaafd met toepassing van deze titel. Die gedraging: ””30   b) betreft geen emissies als vermeld in artikel 16.6.2;   c) betreft niet het achterlaten, beheren of overbrengen van

afvalstoffen als vermeld in artikel 16.6.3;   d) veroorzaakt geen gezondheidsschade of dood;   e) betreft geen gedraging waarop een staf is gesteld31 overeenkomstig

de bepalingen van deze titel;   f) moet opgenomen zijn in een lijst, te bepalen door de Vlaamse

Regering.

Art. 4. De lijst van milieu-inbreuken, vermeld in artikel 16.1.2, 1°, f), en artikel 16.4.27, derde lid, van het decreet, zijn de lijsten die als bijlagen bij dit besluit zijn gevoegd.  De minister evalueert vijfjaarlijks de lijst, vermeld in het eerste lid en rapporteert hierover aan de Vlaamse Regering.

26 Toegevoegd bij art. 2.2° B. Vl. Reg. 3 juli 201527 Ingevoegd bij art. 9 B.Vl.Reg. 22 oktober 201028 Gewijzigd bij art. 2. 2° vervolgdecreet29 Art. 50 vervolgbesluit30 Opgeheven bij art.2.1° Decr.Vl. 22 november 201331 Gewijzigd bij art. 2.2° Decr. Vl. 22 november 2013

10

Page 11: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Onverminderd de bepalingen van het eerste lid kunnen evenwel gedragingen die een schending inhouden van: a) de verplichting om te beschikken over een milieuvergunning of een erkenning;  b) de verplichting om een veiligheidsrapport of een milieueffectrapport op te maken; niet beschouwd worden als een milieu-inbreuk; 

2° milieumisdrijf: een gedraging, in strijd met een voorschrift dat wordt gehandhaafd met toepassing van deze titel, waarop een straf is gesteld32 overeenkomstig de bepalingen van deze titel; 

3°kennisgeving: een schriftelijke mededeling die gedaan kan worden ofwel door middel van een aangetekende brief met ontvangstbewijs ofwel door middel van afgifte tegen ontvangstbewijs33; 

4° gewestelijke entiteit: de entiteit van het Vlaams Ministerie van Leefmilieu, Natuur en Energie, die de Vlaamse Regering aanwijst om de alternatieve bestuurlijke geldboete of de exclusieve bestuurlijke geldboete op te leggen.

Art. 3. De afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, wordt aangewezen als gewestelijke entiteit, bevoegd voor het opleggen van de alternatieve bestuurlijke geldboete of de exclusieve bestuurlijke geldboete, vermeld in artikel 16.1.2, 4°, van het decreet.

[…]34

[5°gemachtigde ambtenaar: de door de Vlaamse Regering aangewezen ambtenaarof ambtenaren;]35

[Art. 3/1. De minister wijst de gemachtigde ambtenaren aan, vermeld in artikel 16.1.2,5°, van het decreet.]36

[6°referentiemeetmethode: geschreven en publiek toegankelijke werkwijze die voor een bepaalde meting dient te worden toegepast. Worden in elk geval beschouwd als referentiemeetmethode en worden in geval van onderlinge tegenstrijdigheden toegepast in de hierna voorziene volgorde: a) de toepasselijke bepalingen in de Belgische wetten, decreten en

besluiten; b) de Belgische normen uitgegeven door het Bureau voor Normalisatie

(NBN); 

32 Gewijzigd bij art. 2.3° Decr. Vl. 22 november 201333 Gewijzigd bij art. 2.4° Decr. Vl. 22 november 201334 Toegevoegd bij art. 3 B.Vl.Reg. 25 april 2014 en opgeheven bij art. 3 B.Vl.Reg. 3 juli 201535 Toegevoegd bij art. 3 vervolgdecreet36 Ingevoegd bij art. 3 vervolgbesluit

11

Page 12: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

c) de normen uitgegeven door het Comité Européen de Normalisation (CEN); 

d) de normen uitgegeven door de Vlaamse instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO); e) de normen uitgegeven door de International Organization for Standardization (ISO).]37 

[Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :1° Boswetboek: het Boswetboek van 19 december 1854;2° Jachtwet: de Jachtwet van 28 februari 1882;3° Riviervisserijwet: de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij;4° wet Luchtverontreiniging: de wet van 28 december 1964 betreffende de

bestrijding van de luchtverontreiniging;5° wet Oppervlaktewateren: de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de

oppervlaktewateren tegen verontreiniging;6° Natuurbehoudswet: de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;7° wet Geluidshinder: de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de

geluidshinder;8° Materialendecreet: het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam

beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen;38

9° CITES-wet: de wet van 28 juli 1981 houdende goedkeuring van de overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, en van de bijlagen, opgemaakt in Washington op 3 maart 1973;

10°Grondwaterdecreet: het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake hetgrondwaterbeheer;

11°Milieuvergunningendecreet: het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning;

11°/1 wet betreffende de schadelijke effecten en de hinder van niet-ioniserende stralingen, infrasonen

en ultrasonen : de wet van 12 juli 1985 betreffende de bescherming van de mens en van het leefmilieu tegen de schadelijke effecten en de hinder van niet-ioniserende stralingen, infrasonen en ultrasonen;39

12°Bosdecreet: het Bosdecreet van 13 juni 1990;13°Jachtdecreet: het Jachtdecreet van 24 juli 1991;14°[decreet: het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake

milieubeleid;]40

15°Natuurdecreet: het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;

16°Oppervlaktedelfstoffendecreet: het decreet van 4 april 2003 betreffende de oppervlaktedelfstoffen;

16°/1 decreet Integraal Waterbeleid: het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid;41

17°Bodemdecreet: het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming;

37 Toegevoegd bij art. 3 vervolgdecreet38 Gewijzigd bij art. 10.7.1.1° B.Vl.Reg. 17 februari 201239 Ingevoegd bij art. 1 B. Vl. Reg. 23 september 201140 Gewijzigd bij art. 1, 1° B.Vl.Reg. 25 april 201441 Ingevoegd bij art. 2, 1° B.Vl.Reg 19 november 2010

12

Page 13: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

18°Mestdecreet: het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;

18°/1 decreet Diepe Ondergrond: het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond;42

18°/2 Pesticidendecreet: het decreet van 8 februari 2013 houdende duurzaam gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest;43

19°VLAREMA: het besluit van de Vlaamse Regering van17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen;44

20°Vlarebo: het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming;

21°het Departement: het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van het Vlaams Ministerie van Leefmilieu, Natuur en Energie;

22°de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen: de afdeling Milieuvergunningen van het Departement, vermeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen van de ministeries;

23°de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving: de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie;

24°de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving: de afdeling Milieu-inspectie van het Departement, vermeld artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen van de ministeries;

25°de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen: de afdeling Land- en Bodembescherming, Ondergrond en Natuurlijke Rijkdommen van het Departement, vermeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen van de ministeries;

26°de afdeling, bevoegd voor erkenningen: de afdeling Milieuvergunningen van het Departement, vermeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen van de ministeries;

27°de afdeling, bevoegd voor luchtverontreiniging: de afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid van het Departement, vermeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen van de ministeries;

28°[…]45

29°[OVAM: de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij;30°[…]31°[…]]46

32°de afdeling, bevoegd voor de handhaving van het milieubeheerrecht: de natuurinspectie van de afdeling Natuurinspectie, Administratie en Communicatie van het Agentschap voor Natuur en Bos, en de natuurinspecties van de provinciale diensten van het Agentschap voor Natuur en Bos;

42 Ingevoegd bij art. 27 B.Vl.Reg. 15 juli 2011 (uitvoeringsbesluit Decreet diepe ondergrond)43 Ingevoegd bij art. 12 B.Vl.Reg. 15 maart 2013 (uitvoeringsbesluit Pesticidendecreet)44 Gewijzigd bij art. 10.7.1.2° B.Vl.Reg. 17 februari 201245 Opgeheven bij art. 1, 2° B.Vl.Reg. 25 april 201446 Gewijzigd bij art. 1 B.Vl.Reg. 11 december 2015

13

Page 14: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

33°de afdeling, bevoegd voor het beheer van de bossen en de natuurgebieden van de overheid: de afdeling beheer van het Agentschap voor Natuur en Bos, en de cellen beheer van de provinciale diensten van het Agentschap voor Natuur en Bos;

34°de afdeling, bevoegd voor het beleid inzake het milieubeheerrecht: de afdeling Beleid van het Agentschap voor Natuur en Bos, en de cellen Beleidsuitvoering van de provinciale diensten van het Agentschap voor Natuur en Bos;

35°de afdeling, bevoegd voor operationeel waterbeheer: de afdeling Operationeel Waterbeheer van de Vlaamse Milieumaatschappij;

35°[/1 de afdeling, bevoegd voor de rapportering over water: de afdeling Rapportering Water van de Vlaamse Milieumaatschappij;

35°/2 […]47

35° /3 de afdeling, bevoegd voor grondwater: de afdeling Operationeel Waterbeheer van de Vlaamse Milieumaatschappij;48

36°- 36° /8 […]49 37°[…]50

38°[…]51

39°- 39° /1 […]52

40°de Mestbank: de afdeling Mestbank van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 21 december 1988;

41°de minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, de landinrichting en het natuurbehoud, en de natuurlijke rijkdommen;

42°[de Raad: de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu, vermeld in artikel 16.2.2 van het decreet en in artikel 6.1.3 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;]53

43°milieubeheerrecht: het geheel van rechtsregels die gericht zijn op het beheer van het leefmilieu en de natuur, enerzijds, en het natuurbehoud en de bevordering van de biologische en landschappelijke diversiteit, anderzijds, meer bepaald de regelgeving, vermeld in artikel 16.1.1, eerste lid, 2°, 3°, 4°, 7°, 14°, 15° en 16°, van het decreet;

44°referentiemeetmethode: geschreven en publiek toegankelijke werkwijze die voor een bepaalde meting moet worden toegepast. De volgende bepalingen en normen worden in elk geval beschouwd als referentiemeetmethode en worden in geval van onderlinge tegenstrijdigheden toegepast in de hierna vermelde volgorde: a. de toepasselijke bepalingen in de Belgische wetten, decreten en besluiten; b. de Belgische normen uitgegeven door het NBN; c. de normen, uitgevaardigd door het Comité Européen de Normalisation (CEN); d. de normen, uitgevaardigd door de Vlaamse Instelling voor Technologisch

Onderzoek (VITO); e. de normen, uitgevaardigd door de International Organization for

Standardization (ISO).]54

45°GPBV-installatie : een vaste technische eenheid als vermeld in artikel 1, 16°, van titel I van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM).

47 Opgeheven bij art. 1, 2° B.Vl.Reg. 25 april 201448 Ingevoegd bij art. B.Vl.Reg. 1 maart 201349 Opgeheven bij art. 1, 2° B.Vl.Reg. 25 april 201450 Opgeheven bij art. 1, 2° B.Vl.Reg. 25 april 201451 Opgeheven bij art. 1, 2° B.Vl.Reg. 25 april 201452 Opgeheven bij art. 1, 2° B.Vl.Reg. 25 april 201453 Gewijzigd bij art. 1 B.Vl.Reg. 10 juni 201654 Gewijzigd bij art. 1 vervolgbesluit

14

Page 15: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

46°controle : alle door of namens de gewestelijke toezichthouders als vermeld in artikel 12, 1° en 7°, ondernomen acties, met inbegrip van bezoeken ter plaatse, controle van emissies en toetsing van interne rapporten en opvolgingsdocumenten, toetsing van het eigen controlesysteem, toetsing van de gebruikte technieken en de adequaatheid van het milieubeheer van de installatie. De acties worden ondernomen om na te gaan of en te bevorderen dat installaties aan hun vergunningsvoorwaarden voldoen en om, indien nodig, hun milieueffect te monitoren.55

47°lokale toezichthouder: een gemeentelijke toezichthouder, een toezichthouder van een intergemeentelijke vereniging of een toezichthouder van een politiezone;56

48°lokale toezichthouder geluid: een gemeentelijke toezichthouder geluid, een toezichthouder geluid van een intergemeentelijke vereniging of een toezichthouder geluid van een politiezone.57

Art. 16.1.3. §1. Bij de berekening van de termijnen is de dies a quo, de dag waarop het feit plaatsvindt dat het uitgangspunt is voor de berekening van de termijn, niet inbegrepen in de termijn, behalve in het geval van een uitdrukkelijk afwijkende bepaling. De dies ad quem, de vervaldag van de termijn, is altijd inbegrepen in de termijn, behalve in het geval van een uitdrukkelijk afwijkende bepaling.

Als de vervaldag een zaterdag, zondag of feestdag is, verschuift de vervaldag naar de eerstvolgende werkdag.

De termijnen worden berekend in kalenderdagen, behalve in het geval van een uitdrukkelijk afwijkende bepaling.

§2. Als een schriftelijke mededeling het startpunt is voor een termijn en gedaan is door middel van een aangetekende brief met ontvangstbewijs, begint de termijn te lopen de derde werkdag na de dag waarop de verzending heeft plaatsgevonden.

Als een schriftelijke mededeling het startpunt is voor een termijn en gedaan is door afgifte tegen ontvangstbewijs, begint de termijn te lopen de dag na de dag van de afgifte.

§3. Als een schriftelijke mededeling de handeling is die gedaan moet worden binnen een bepaalde termijn, geldt de termijn voor de verzending of afgifte, behoudens andersluidende bepaling.

§4. Als voor de schriftelijke mededeling geen bijzondere vormvereisten zijn gesteld , dan is de verzending met een niet-aangetekende brief

5535/1 Ingevoegd bij art. 217 B. Vl. Reg. 7 juni 201356 Ingevoegd bij art. 1 B. Vl. Reg. 3 juli 201557 Ingevoegd bij art. 1 B. Vl. Reg. 3 juli 2015

15

Page 16: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

toegelaten. In dat geval berust bij eventuele betwisting over de datum van de verzending de bewijslast bij de verzender.58

58 Ingevoegd bij art. 3 Decr. Vl. 22 november 201316

Page 17: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

HOOFDSTUK II. Beleid en organisatie

Afdeling I. Milieuhandhavingsbeleid

Art. 16.2.1. [De Vlaamse Regering is belast met de coördinatie en de inhoudelijke invulling van het handhavingsbeleid inzake milieu en ruimtelijke ordening.]59

Art. 16.2.2. [Ter ondersteuning van het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering wordt een gewestelijke raad voor de handhaving van de milieuwetgeving en de handhaving van de bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening opgericht, hierna de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu te noemen.]60

Art. 16.2.3. [Met het oog op een doelmatige handhaving van de milieuwetgeving en de bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 pleegt de Vlaamse Regering, daarin bijgestaan door de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu, systematisch overleg met de daarvoor bevoegde overheden.

De op basis van dat overleg gemaakte afspraken worden in protocollen vastgelegd.

De Vlaamse Regering bepaalt de manier waarop de protocollen worden vastgelegd.]61

[Art. 4/1. De Minister bekrachtigt de protocollen die gesloten worden tussen de afdelingen van het Departement en de agentschappen, vermeld in artikel 1, 21° tot en met 40°.

De protocollen die gesloten worden tussen gewestelijke en andere overheden of instanties, worden ondertekend door de minister. Die protocollen worden als mededeling aan de Vlaamse Regering voorgelegd.]62

Art. 16.2.4. De Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu coördineert de opmaak van een vijfjaarlijks milieuhandhavingsprogramma dat de handhavingsprioriteiten van de handhavingsinstanties, vermeld in dit decreet, bundelt. De handhavingsinstanties stellen daarvoor zelf een individueel vijfjaarlijks handhavingsprogramma op dat op eenvoudig

59 Vervangen bij art. 119 Decr. Vl. 25 april 201460 Vervangen bij art. 120 Decr. Vl. 25 april 201461 Vervangen bij art. 121 Decr. Vl. 25 april 201462 Ingevoegd bij art. 4 B.Vl.Reg. 19 november 2010

17

Page 18: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

verzoek wordt bezorgd aan de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu.

In het Milieuhandhavingsprogramma worden ook de strategische en operationele doelstellingen van de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu vermeld die jaarlijks worden geëvalueerd in het milieuhandhavingsrapport.

De Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu legt het milieuhandhavingsprogramma ter goedkeuring voor aan de Vlaamse regering.

De Vlaamse regering kan de nadere regels vaststellen voor de inhoud, de opstelling, de verspreiding en de actualisering van het milieuhandhavingsprogramma. De Vlaamse regering kan eveneens nadere regels vaststellen voor de afstemming van het milieuhandhavingsprogramma met andere beleidsdocumenten.63

[Art. 5. §1. Op basis van strategische en operationele doelstellingen, onder meer opgenomen in de beleidsnota, maakt de Raad een vijfjaarlijks milieuhandhavingsprogramma op.

Dit programma bevat ten minste:1° handhavingsprioriteiten van de handhavingsinstanties, gebundeld onder de coördinatie van de Raad;2° overkoepelende aanbevelingen van de Raad met betrekking tot de strategische en de operationele doelstellingen betreffende het gewestelijke, provinciale en gemeentelijke milieuhandhavingsbeleid;3° strategische en operationele doelstellingen met betrekking tot de taken en de werkzaamheden van de Raad.

§2. De vaste secretaris van de Raad plaatste het goedgekeurde vijfjaarlijks milieuhandhavingsprogramma op de website van de Raad.

§3. De Raad kan het vijfjaarlijks milieuhandhavingsprogramma jaarlijks evalueren en, indien vereist, tussentijds actualiseren op eigen initiatief of op verzoek van de Vlaamse regering of het Vlaams Parlement.]64

Art. 16.2.5. [Jaarlijks stelt de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu een handhavingsrapport op. Alle overheden die deel uitmaken van het Vlaamse Gewest en die belast zijn met de handhaving van het milieurecht stellen, hetzij op eenvoudige vraag van de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu, hetzij uit eigen beweging, alle informatie waarover ze beschikken en die van nut kan zijn voor de

63 Gewijzigd bij art. 4 Decr. Vl. 22 november 201364 Gewijzigd bij art. 4 B.Vl.Reg. 25 april 2014

18

Page 19: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

opstelling van het handhavingsrapport, ter beschikking van de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu.

De Vlaamse Regering zal de overheden die belast zijn met de handhaving van het milieurecht en waarvoor het Vlaamse Gewest niet bevoegd is, uitnodigen om de informatie waarover ze beschikken en die ook van nut kan zijn voor de opstelling van het handhavingsrapport, vrijwillig ter beschikking te stellen van de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu.

Het handhavingsrapport omvat minstens de volgende onderdelen: 1° een algemene evaluatie van het in het afgelopen kalenderjaar gevoerde gewestelijke handhavingsbeleid; 2° een specifieke evaluatie van de inzet van de afzonderlijke handhavingsinstrumenten; 3° een overzicht van de gevallen waarin, binnen de gestelde termijn, geen uitspraak werd gedaan over de beroepen tegen besluiten houdende bestuurlijke maatregelen; 4° een evaluatie van de beslissingspraktijk van de parketten inzake het al dan niet strafrechtelijk behandelen van een vastgesteld misdrijf inzake milieu; 5° een overzicht en vergelijking van het door de gemeenten en provincies gevoerde handhavingsbeleid inzake milieu; 6° een inventaris van de inzichten die tijdens de handhaving werden opgedaan en die kunnen worden aangewend voor de verbetering van de milieuregelgeving, beleidsvisies en beleidsuitvoering; 7° aanbevelingen voor de verdere ontwikkeling van het handhavingsbeleid inzake milieu.

Het handhavingsrapport van de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu kan naast de rapportering over de milieuhandhaving ook rapportering over de handhaving van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bevatten. Alle overheden die deel uitmaken van het Vlaamse Gewest en die belast zijn met de handhaving van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, stellen daarvoor, hetzij op eenvoudige vraag van de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu, hetzij uit eigen beweging, alle informatie waarover ze beschikken en die van nut kan zijn voor de opstelling van het handhavingsrapport, ter beschikking van de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu. De rapportering over de handhaving van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening omvat minstens de onderdelen opgesomd in het vorige lid.

19

Page 20: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

De Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu deelt het handhavingsrapport mee aan de Vlaamse Regering. Die bezorgt het handhavingsrapport aan het Vlaams Parlement, de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed, de provincies en de gemeenten. De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de inhoud, de opstelling en de verspreiding van het handhavingsrapport.]65

Art. 6. De vaste secretaris van de Raad bezorgt het milieuhandhavingsrapport elektronisch aan de overheden, vermeld in artikel 16.2.5, vierde lid, van het decreet.  Het Departement plaatst het milieuhandhavingsrapport op zijn website, vermeldt daar de manier waarop een papieren exemplaar kan verkregen worden en maakt het via de pers bekend.

[Art. 6/1. De voorzitter en de ondervoorzitters zijn gemachtigd om de overheden die belast zijn met de handhaving van het milieurecht en waarvoor het Vlaamse Gewest niet bevoegd is, te verzoeken de gegevens dewelke zij bezitten, vrijwillig ter beschikking te stellen van de Raad voor de opstelling van het milieuhandhavingsrapport, op voorwaarde van kennisgeving van dit verzoek aan de Vlaamse Regering.]66

Afdeling II. Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu

Art. 16.2.6. [De Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu stelt de krachtlijnen en de prioriteiten van het beleid inzake de handhaving van de milieuwetgeving voor. Hij doet dat op eigen initiatief of op verzoek van het Vlaams Parlement of de Vlaamse Regering.

De Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu kan op eigen initiatief of op verzoek van het Vlaams Parlement of de Vlaamse Regering voorstellen en adviezen formuleren in het kader van het handhavingsbeleid Ruimtelijke Ordening en ten aanzien van het gewestelijk handhavingsprogramma ruimtelijke ordening zoals bedoeld in artikel 6.1.3, § 1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.]67

Art. 16.2.7. §1. [De Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu telt dertien leden, alsook een vaste secretaris. De Vlaamse Regering benoemt de leden na voordracht, en de voorzitter, de ondervoorzitter en de vaste secretaris onder de personen die deskundig zijn op het vlak van

65 Vervangen bij art. 122 Decr. Vl. 25 april 201466 Ingevoegd bij art. 5 B.Vl.Reg. 19 november 2010 en gewijzigd bij art. 2 B.Vl.Reg. 10 juni 201667 Vervangen bij art. 123 Decr. Vl. 25 april 2014

20

Page 21: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

de handhaving van het milieurecht of op het vlak van de handhaving van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009.

§2. De Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu wordt als volgt samengesteld : 1° een voorzitter; 2° een ondervoorzitter, deskundig op het vlak van de handhaving van de milieuwetgeving; 3° een ondervoorzitter, deskundig op het vlak van de handhaving van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; 4° zes leden op voordracht van de beleidsraad van het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie; 5° twee leden op voordracht van de beleidsraad van het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed; 6° een lid op voordracht van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen; 7° een lid op voordracht van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed; 8° een lid op voordracht van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen; 9° een lid op voordracht van de Vereniging van de Vlaamse Provincies; 10° een lid op voordracht van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten.

Voor de leden, vermeld in het eerste lid, 4° tot en met 10°, wordt telkens een plaatsvervanger aangewezen. De leden, vermeld in 4° tot en met 10°, worden voorgedragen op een dubbeltal dat in een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen voorziet. Een lid mag geen verkozen politiek mandaat uitoefenen. De samenstelling, vermeld in het eerste lid, kan verder worden uitgebreid met : 1° een vertegenwoordiger, aangewezen op voordracht van het college van procureurs-generaal, ter vertegenwoordiging van de parketten-generaal bij de hoven van beroep; 2° een vertegenwoordiger, aangewezen op voordracht van het college van procureurs-generaal, ter vertegenwoordiging van de parketten bij de rechtbanken van eerste aanleg; 3° een vertegenwoordiger, aangewezen op voordracht van de bevoegde minister van Binnenlandse Zaken, ter vertegenwoordiging van de federale politie;

21

Page 22: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

4° een vertegenwoordiger, aangewezen op voordracht van de bevoegde minister van Binnenlandse Zaken, ter vertegenwoordiging van de lokale politie. Voor de leden, vermeld in het vijfde lid, wordt ook telkens een plaatsvervanger aangewezen. Het niet aanwijzen van de vertegenwoordigers, vermeld in het vijfde lid, heeft geen gevolgen, noch voor de werking van de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu, noch voor de geldigheid van de handelingen die de raad stelt. § 3. De leden van de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu worden benoemd voor vijf jaar. Hun benoeming is hernieuwbaar. Een lid van wie het mandaat vacant verklaard wordt, wordt binnen drie maanden vervangen.]68

Besluit van de Vlaamse Regering van 17 oktober 2014 betreffende de aanstelling van de leden van de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu BS 4 november 2014

Bij besluit van de Vlaamse Regering van 17 oktober 2014 wordt het volgende bepaald:

Artikel 1. De Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu, vermeld in artikel 16.2.7 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, en gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt samengesteld als volgt:

1° voorzitter: prof. dr. Michael Faure, hoogleraar Law and Economics aan de rechtsfaculteit van de Erasmusuniversiteit van Rotterdam, hoogleraar Rechtsvergelijkend en Internationaal Milieurecht aan de rechtsfaculteit van de Universiteit Maastricht, academisch directeur van de Maastricht European Institute for Transnational Legal Research, academisch directeur van de ″Ius Commune Research School″, academisch directeur van The European Centre of Tort and Insurance Law;

2° ondervoorzitters:

a) Sigrid Raedschelders, afdelingshoofd van de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie;

b) Karen Van Alsenoy, raadgever algemeen regeringsbeleid bij het kabinet van Minister-president Geert Bourgeois;

3° zes effectieve leden en hun plaatsvervangers, voorgedragen door de beleidsraad van het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie :

68 Vervangen bij art. 124 Decr. Vl. 25 april 201422

Page 23: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

a) Marleen Evenepoel, administrateur-generaal Agentschap voor Natuur en Bos, met als plaatsvervanger Roel Vanhaeren, afdelingshoofd beheer van het Agentschap voor Natuur en Bos;

b) Tineke Renders, jurist bij de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie, met als plaatsvervanger Tania Van Laer, jurist bij de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie;,

c) Inge Delvaux, diensthoofd toezicht zware risicobedrijven van de afdeling Milieu-inspectie van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie; met als plaatsvervanger Krista Wettinck, jurist bij de juridische dienst van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie.

d) Paul Bernaert, afdelingshoofd van de afdeling Milieu-inspectie van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie; met als plaatsvervanger Rudy Meeus, afdelingshoofd van de afdeling Afval- en Materialenbeheer van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij;

e) Ria Gielis, afdelingshoofd Mestbank, Vlaamse Landmaatschappij, met als plaatsvervanger Johan Decrop, [diensthoofd handhaving Vlaamse Landmaatschappij – afdeling Mestbank]69;

f) Robrecht Vermoortel, belast met de leiding van de afdeling Milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie, met als plaatsvervanger Ann Carette, hoofd juridische dienst van de Vlaamse Milieumaatschappij;

4° twee effectieve leden en hun plaatsvervangers, voorgedragen door de beleidsraad van het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed:

a) Christophe Pelgrims (Ruimte Vlaanderen), met als plaatsvervanger Sarah Bogaerts ([Ruimte Vlaanderen]70);

b) Piet Vanhoutte (Inspectie RWO), met als plaatsvervanger Anne De Graeve (Inspectie RWO);

5° één effectief lid en een plaatsvervanger, voorgedragen door de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen: Peter De Smedt, advocaat bij LDR, met als plaatsvervanger Sandra Sliwa, beleidsmedewerker Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen;

[6° één effectief lid en een plaatsvervanger, voorgedragen door de Strategische Adviesraad Ruimtelijk Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed: Yves Loix, advocaat (vennoot) bij GSJ-advocaten, met als plaatsvervanger Leo Van de Vliet, Manager Bestuurlijke Zaken bij BAM nv;]71

7° één effectief lid en een plaatsvervanger, voorgedragen door de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen: Jan Vanheule, vrijwillig wetenschappelijk medewerker aan de KU Leuven en advocaat bij Eubelius; met als plaatsvervanger Roel Meeus, vrijwillig wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit van Gent en advocaat bij Publius;

69 Gewijzigd bij art. 46.1° B.Vl.Reg. 3 juli 201570 Gewijzigd bij art. 46.2° B.Vl.Reg. 3 juli 2015

71 Gewijzigd bij art. 1 B.Vl. Reg. 22 april 201623

Page 24: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

8° één effectief lid en een plaatsvervanger, voorgedragen door de vzw Vereniging Vlaamse Steden en Gemeenten: Steven Verbanck, stafmedewerker leefmilieu VVSG, met als plaatsvervanger Klaartje Verbeke, adjunct van de directie-juriste bij de afdeling bouw- en woontoezicht van de dienst administratie van het departement Ruimtelijk Ordening, Mobiliteit en Openbaar Domein van de stad Gent;

9° één effectief lid en een plaatsvervanger, voorgedragen door de vzw Vereniging Vlaamse Provincies: Greet De Schutter, diensthoofd Milieu – Provinciaal Instituut voor Hygiëne van de provincie Antwerpen, met als plaatsvervanger Raf Barzeele, dienstchef-hoofdmilieudeskundige van de provincie Oost-Vlaanderen;

10° twee effectieve vertegenwoordigers en hun plaatsvervangers voorgedragen door het College van Procureurs- Generaal:

a) voor de parketten-generaal: Kathleen Desaegher, substituut-procureur-generaal te Brussel en hoofdcoördinator van het expertisenetwerk Leefmilieu, met als plaatsvervanger Jan De Clercq, substituut-procureur-generaal te Gent.

b) Voor de parketten van eerste aanleg: Sara Boogers, substituut van de procureur des Konings te Turnhout, met als plaatsvervanger Bart Van Vossel, substituut van de procureur des Konings te Gent.

11° twee effectieve vertegenwoordigers en hun plaatsvervangers voorgedragen door de minister van Binnenlandse Zaken:

a) voor de federale politie: Frans Geysels, Hoofdcommissaris, diensthoofd van de dienst Leefmilieu bij de Algemene Directie van de Gerechtelijke Politie, met als plaatsvervanger Patricia De Temmerman, Commissaris, dienst Leefmilieu bij de Algemene Directie van de Gerechtelijke Politie;

b) voor de lokale politie: Eric Wauters, gedetacheerd van de Politiezone Geraardsbergen-Lierde bij het secretariaat van de Vaste Commissie van de Lokale Politie, met als plaatsvervanger Pascal Neirynck, inspecteur bij politiezone Het Houtsche.

Art. 2. Het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2014 betreffende de aanstelling van de leden van de Vlaamse Hoge Raad voor de Milieuhandhaving, voor de periode 2014-2019 wordt opgeheven.

Art. 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.72

Art. 16.2.8. De Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu kan om bijzondere vraagstukken te onderzoeken een beroep doen op externe deskundigen en kan werkgroepen oprichten, onder de voorwaarden, bepaald in het huishoudelijk reglement.

Art. 16.2.9. [De Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu stelt zijn huishoudelijk reglement op, dat minstens het volgende regelt : 1° de bevoegdheden van de voorzitter en de ondervoorzitters;72 Vervangen door B.Vl.Reg. 17 oktober 2014

24

Page 25: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

2° de wijze van bijeenroeping en beraadslaging; 3° de frequentie van de vergaderingen; 4° de voorwaarden waaronder de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu een beroep kan doen op externe deskundigen of op permanente of tijdelijke werkgroepen. Het huishoudelijk reglement en de wijzigingen ervan worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse Regering.]73

[Art. 6/2. De wijzigingen aan het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 16.2.9 van het decreet van 5 april 1995, worden goedgekeurd door de minister vermeld in artikel 1, 41°, en door de minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening.]74

Art. 16.2.10. De Vlaamse Regering stelt de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu een permanent secretariaat en de nodige middelen ter beschikking. Ze stelt eveneens de vergoedingen vast die aan de leden van de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu worden toegekend.

[Art. 7. § 1. De voorzitter en de vaste secretaris van de Raad beheren de werkingsmiddelen die de Vlaamse Regering overeenkomstig artikel 16.2.10 van het decreet aan de Raad ter beschikking stelt.

§ 2. De voorzitter, de ondervoorzitters en de leden van de Raad ontvangen voor hun werkzaamheden een forfaitaire jaarlijkse vergoeding. Die vergoeding bedraagt:1° voor de voorzitter van de Raad: 12.500 euro;2° voor de ondervoorzitters: 10.000 euro;3° voor de leden, vermeld in artikel 16.2.7, § 2, eerste lid, 4° tot en met 10°, van het decreet: 7500 euro.Aan de plaatsvervangers van de leden, vermeld in artikel 16.2.7, § 2, eerste lid, 4° tot en met 10°, van het decreet wordt een presentievergoeding van 100 euro per vergadering toegekend tot maximaal 1000 euro per jaar.De leden en hun plaatsvervangers, vermeld in artikel 16.2.7, § 2, vijfde en zesde lid, van het decreet wordt een presentievergoeding van 100 euro per vergadering toegekend tot maximaal 1000 euro.

§ 3. Het departement Ruimte Vlaanderen betaalt uit zijn algemene middelen:1° de helft van de werkingsmiddelen van de Raad;2° de helft van de forfaitaire vergoeding van de voorzitter, vermeld in artikel 16.2.7, § 2, eerste lid, 1°, van het decreet;3° de forfaitaire vergoeding of de presentievergoeding van de ondervoorzitter, vermeld in artikel 16.2.7 § 2, eerste lid, 3°, van het decreet en van de leden of hun plaatsvervangers, vermeld in artikel 16.2.7, § 2, eerste lid, 5° en 7°, van het decreet;4° de helft van de kosten voor de werking van het permanente secretariaat van de Raad en van de vaste secretaris.Het departement, vermeld in artikel 1, 21°, betaalt vanuit zijn algemene middelen:

73 Vervangen bij art. 125 Decr. Vl. 25 april 201474 Ingevoegd bij art. 4 B.Vl.Reg. 10 juni 2016

25

Page 26: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

1° de helft van de werkingsmiddelen van de Raad;2° de helft van de forfaitaire vergoeding van de voorzitter, vermeld in artikel 16.2.7, § 2, eerste lid, 1°, van het decreet; 3° de forfaitaire vergoeding of de presentievergoeding van de ondervoorzitter, vermeld in artikel 16.2.7 § 2, eerste lid, 2°, van het decreet en van de leden, de vertegenwoordigers of hun plaatsvervangers, vermeld in artikel 16.2.7, § 2, eerste lid, 4°, 6°, 8°, 9° en 10°, en vijfde lid, van het decreet;4° de helft van de kosten voor de werking van het permanente secretariaat van de Raad en van de vaste secretaris.]75

Art. 8. De voorzitter, de [ondervoorzitters]76 en de leden van de Raad, alsook hun plaatsvervangers, kunnen alleen aanspraak maken op ofwel de forfaitaire jaarlijkse vergoeding, ofwel de presentievergoeding, als ze geen Vlaams ambtenaar zijn.

Art. 9. Aan de voorzitter, de [ondervoorzitters]77 en de leden van de Raad, alsook aan hun plaatsvervangers wordt een vergoeding toegekend voor reiskosten die verbonden zijn aan de uitoefening van hun werkzaamheden, overeenkomstig de regeling die geldt voor de vergoeding van reiskosten van personeelsleden van de Vlaamse overheid.

Art. 10. De forfaitaire jaarlijkse vergoedingen, de presentievergoedingen en de reiskostenvergoedingen worden aangerekend op de begroting van de Raad.

Art. 11. [De forfaitaire jaarlijkse vergoedingen en de presentievergoedingen]78, vermeld in artikel 7, § 2, en 9, volgen de ontwikkeling van het prijsindexcijfer dat daartoe berekend en benoemd wordt, en dit overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van [24 december 1993]79 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ’s lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij artikel 90 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.

Art. 16.2.11. De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu.

75 Vervangen bij art. 5 B.Vl.Reg. 10 juni 201676 Gewijzigd bij art. 6 B.Vl.Reg. 10 juni 201677 Gewijzigd bij art. 6 B.Vl.Reg. 10 juni 201678 Gewijzigd bij art. 3/2.1° vervolgbesluit79 Gewijzigd bij art. 3/2.2° vervolgbesluit

26

Page 27: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

HOOFDSTUK III. Toezicht

Afdeling I. Toezichthouders

Onderafdeling I. Algemene bepalingen

Art. 16.3.1. §1. De volgende personen kunnen toezichthouders zijn: 1° de personeelsleden van het departement en de agentschappen die

behoren tot [een van de beleidsdomeinen, vermeld in artikel 2 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003,]80 die worden aangewezen door de Vlaamse Regering, hierna gewestelijke toezichthouders te noemen;

[Art. 12. Naast de leidend ambtenaar van het Departement worden de volgende personen aangesteld als gewestelijke toezichthouders:1° de personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, die de leidend ambtenaar van het Departement aanstelt;2° de personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, die de

80 Gewijzigd bij art. 51 Decr.Vl. 23 december 201027

Page 28: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

leidend ambtenaar van het Departement aanstelt;3° de personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor erkenningen, die de leidend ambtenaar van het Departement aanstelt;4° de personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, die de leidend ambtenaar van het Departement aanstelt;5° de personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor de handhaving van het milieubeheerrecht, die de minister aanstelt;5° /1 de personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor het beheer van de bossen en de natuurgebieden van de overheid, die de minister aanstelt;5° /2 de personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor het beleid inzake het milieubeheerrecht, die de minister aanstelt;6° [de door de leidend ambtenaar van de OVAM aan te stellen personeelsleden van de OVAM; 7° […]8° […]]81

9° de personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor operationeel waterbeheer, die de leidend ambtenaar van de Vlaamse Milieumaatschappij aanstelt;9° /1 de personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor de rapportering over water, die de leidend ambtenaar van de Vlaamse Milieumaatschappij aanstelt;[9° /2 de personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor grondwater, die de leidend ambtenaar van de Vlaamse Milieumaatschappij aanstelt;]82

10° de personeelsleden van de Mestbank, die de leidend ambtenaar van de Vlaamse Landmaatschappij aanstelt;11° de door de leidend ambtenaar van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid aan te stellen personeelsleden van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid;12° de door de leidend ambtenaar van het Agentschap Wegen en Verkeer aan te stellen personeelsleden van het Agentschap Wegen en Verkeer;13° de door de leidend ambtenaar van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken aan te stellen personeelsleden van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken;14° de door de leidend ambtenaar van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust aan te stellen personeelsleden van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust;15 ° de door de leidend ambtenaar van het agentschap Waterwegen en Zeekanaal nv aan te stellen personeelsleden van het agentschap Waterwegen en Zeekanaal nv;16° de door de leidend ambtenaar van het agentschap De Scheepvaart aan te stellen personeelsleden van het agentschap De Scheepvaart.]83

2° de personeelsleden van de provincie die worden aangewezen door de [...]84 deputatie, hierna provinciale toezichthouders te noemen;

3° de personeelsleden van de gemeente die worden aangewezen door het college van burgemeester en schepenen, hierna gemeentelijke toezichthouders te noemen;

4° de personeelsleden van een intergemeentelijke vereniging die worden aangewezen door het bevoegde orgaan, hierna toezichthouders van intergemeentelijke verenigingen te noemen;

81 Gewijzigd bij art. 2 B.Vl.Reg. 11 december 201582 Opnieuw ingevoegd bij art. 2 B.Vl.Reg. 11 december 201583 Gewijzigd bij art. 5 B.Vl.Reg. 25 april 201484 “bestendige” opgeheven bij art. 52 Decr.Vl. 23 december 2010

28

Page 29: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

5° de personeelsleden van een politiezone die worden aangewezen door het bevoegde orgaan, hierna toezichthouders van politiezones te noemen.

§2. Contractuele personeelsleden kunnen enkel toezichthouder zijn mits zij hiertoe speciaal zijn beëdigd. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden van de eedaflegging bepalen.

[Artikel 12/1. § 1. Contractuele personeelsleden die met toepassing van artikel 16.3.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 worden aangewezen als toezichthouder, leggen, [vooraleer]85 ze hun toezichtopdracht kunnen vervullen, de eed af in handen van de overheid die hen heeft aangesteld conform artikel 16.3.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995. De eed luidt als volgt: "Ik zweer getrouwheid aan de Koning en gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk.".§ 2. Voor de gewestelijke toezichthouders, vermeld in artikel 16.3.1, § 1, 1°, van het decreet van 5 april 1995, geldt de volgende regeling:1° de personeelsleden van een departement leggen de eed af in handen van de leidend ambtenaar van het departement;2° de personeelsleden van een agentschap leggen de eed af in handen van de leidend ambtenaar van dat agentschap.Bij gebreke aan een regeling van deze eedaflegging kunnen zij alsnog de eed afleggen voor de rechtbank van eerste aanleg overeenkomstig hetgeen bepaald is in artikel 16.5.7 van dit decreet.]86

Art. 16.3.2. Als toezichthouders kunnen enkel personen worden aangesteld die over de vereiste kwalificaties en eigenschappen beschikken om de toezichtopdracht naar behoren te vervullen. De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden bepalen waaraan de toezichthouders moeten voldoen.  [De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden, die onder meer betrekking kunnen hebben op de scholingsvereisten, bepalen waaraan de toezichthouders moeten voldoen.]87

[Art. 13. § 1. Provinciale en lokale toezichthouders moeten beschikken over een bekwaamheidsbewijs‘toezichthouder milieuhandhaving’.Provinciale toezichthouders geluid en lokale toezichthouders geluid moeten beschikken over een bekwaamheidsbewijs ‘toezichthouder geluid’.§ 2. Om met toepassing van artikel 15 een bekwaamheidsbewijs ‘toezichthouder milieuhandhaving’ of eenbekwaamheidsbewijs ‘toezichthouder geluid’ te kunnen verkrijgen, moeten de provinciale en lokale toezichthouders de volgende vier certificaten behalen door de opleidingen te volgen en te slagen voor de bekwaamheidsproeven:

1° het certificaat algemene beginselen milieuregelgeving;2° het certificaat theorie en praktijk milieuhandhaving;3° het certificaat communicatievaardigheden en conflictbeheersing;

85 Gewijzigd bij art. 3 B.Vl.Reg. 11 december 201586 Gewijzigd bij art. 6 B.Vl.Reg. 25 april 201487 Gewijzigd bij art. 4 vervolgdecreet

29

Page 30: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

4° het certificaat kijkstage.In afwijking van het eerste lid hoeven de toezichthouders van de politiezones en de toezichthouders geluid van de politiezones het certificaat communicatievaardigheden en conflictbeheersing, vermeld in het eerste lid, 3°, niet te behalen.§ 3. De opleidingen die gericht zijn op het behalen van de certificaten, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, hebben de volgende leerdoelen:

1° opleiding algemene beginselen milieuregelgeving:a) onderscheid kunnen maken tussen de verschillende regelgevende niveaus en die kunnen situeren;b) de essentie van de toepasselijke regelgeving begrijpen;c) de instanties en hun bevoegdheden kennen;d) nuttige bronnen kunnen raadplegen;2° opleiding theorie en praktijk milieuhandhaving:a) goede kennis hebben van titel XVI van het decreet, van dit besluit en de

toepassing ervan:1) de eigen bevoegdheden kennen;2) weten welke rechten en verplichtingen er zijn en die correct en verantwoord kunnen toepassen;3) weten welke handhavingsinstrumenten er ter beschikking zijn en kunnen afwegen welke wanneer ingezet moeten worden;4) handhavingsdocumenten correct en volledig kunnen opstellen;b) goede kennis hebben van de regelgeving waarvoor de toezichthouder bevoegd

is:1) de regelgeving begrijpen en kunnen interpreteren;2) vergunningen begrijpen en kunnen interpreteren;3) monsternemingen, metingen, beproevingen en analyses kunnen uitvoeren;4) meetresultaten correct kunnen interpreteren en aftoetsen aan de juiste

normen;3° opleiding communicatievaardigheden en conflictbeheersing:a) beschikken over de vereiste schriftelijke en mondelinge

communicatievaardigheden;b) praktijksituaties correct kunnen inschatten en beheersen;c) conflicten kunnen hanteren;4° opleiding kijkstage: inzicht hebben in de vereiste kennis, competenties en attitudes van een toezichthouder.

§ 4. Het aantal uren van de opleidingen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, bedraagt voor de gemeentelijke toezichthouders en de toezichthouders van de intergemeentelijke verenigingen:

1° algemene beginselen milieuregelgeving: 18 uur;2° theorie en praktijk milieuhandhaving: 90 uur;3° communicatievaardigheden en conflictbeheersing: 12 uur;4° kijkstage: 12 uur.

§ 5. Het aantal uren van de opleidingen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, bedraagt voor de toezichthouders van de politiezones:

1° algemene beginselen milieuregelgeving: 18 uur;2° theorie en praktijk milieuhandhaving: 90 uur;3° kijkstage: 12 uur.

§ 6. Het aantal uren van de opleidingen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, bedraagt voor de provinciale toezichthouders milieuhandhaving:

1° algemene beginselen milieuregelgeving: 18 uur;2° theorie en praktijk milieuhandhaving: 42 uur;3° communicatievaardigheden en conflictbeheersing: 6 uur;4° kijkstage: 6 uur.

30

Page 31: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

§ 7. Het aantal uren van de opleidingen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, bedraagt voor de provinciale toezichthouders geluid, de gemeentelijke toezichthouders geluid en de toezichthouders geluid van de intergemeentelijke verenigingen:

1° algemene beginselen milieuregelgeving: 18 uur;2° theorie en praktijk milieuhandhaving: 30 uur;3° communicatievaardigheden en conflictbeheersing: 6 uur;4° kijkstage: 6 uur.

§ 8. Het aantal uren van de opleidingen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, bedraagt voor de toezichthouders geluid van de politiezones:

1° algemene beginselen milieuregelgeving: 18 uur;2° theorie en praktijk milieuhandhaving: 30 uur;3° kijkstage: 6 uur.

§ 9. Om een certificaat te behalen, moeten de cursisten na het volgen van de toepasselijke opleiding slagen voor de bekwaamheidsproef door ten minste 50% van de punten te behalen.88

Art. 14. §1. De opleidingen, vermeld in [artikel 13, § 2, eerste lid]89, mogen90 alleen gegeven worden door de instellingen die daartoe erkend zijn door de minister, na gemotiveerd advies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

§2. Met het oog op hun erkenning richten deze instellingen per brief een aanvraag tot de minister waarin ze aantonen dat ze:

1° over gekwalificeerde medewerkers beschikken die, hetzij houder zijn van een diploma van master in de ingenieurswetenschappen, master in de bio-ingenieurswetenschappen, master in de industriële wetenschappen of master in de wetenschappen en ten minste één jaar praktijkervaring hebben met de [leerdoelen, vermeld in artikel 13, § 3, hetzij minstens vijf jaar praktijkervaring hebben met die leerdoelen]91; 92

2° over de nodige lokalen en materiële uitrusting beschikken.

[3° over leerplannen beschikken die invulling geven aan de leerdoelen, vermeld in artikel 13, § 3;

4° over een evaluatiemethode beschikken waarbij wordt nagegaan in hoeverre de in de leerplannen geformuleerde doelstellingen met betrekking tot kennis en vaardigheden behaald zijn.]93

[§ 2/1. De instellingen, vermeld in paragraaf 1, moeten zich richten naar de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen.]94

§3. [Wijzigingen van de leerplannen en de evaluatiemethode, vermeld in paragraaf 2, punten 3° en 4°, worden voorafgaand ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.]95

88 Vervangen bij art. 1 B.Vl.Reg. 7 september 2012 en vervangen bij art. 4 B.Vl.Reg. 3 juli 201589 Gewijzigd bij art. 5.1° B.Vl.Reg. 3 juli 201590 Gewijzigd bij art.2.1° B.Vl.Reg. 7 september 201291 Gewijzigd bij art. 5.2° B.Vl.Reg. 3 juli 201592 Gewijzigd bij art. 2 B.Vl.Reg. 28 oktober 201193 Toegevoegd bij art. 5.3° B.Vl.Reg. 3 juli 201594 Ingevoegd bij art. 5.4° B.Vl.Reg. 3 juli 201595 Ingevoegd bij art. 5.5° B.Vl.Reg. 3 juli 2015

31

Page 32: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

De instellingen moeten zich onderwerpen aan de controle die wordt uitgevoerd door de personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor erkenningen. Die personeelsleden worden uitgenodigd om de bekwaamheidsproef bij te wonen.

§4. Als de personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor erkenningen, vaststellen dat een erkende instelling niet meer voldoet aan de voorwaarden, vermeld in § 2, dan doen zij hiervan kennisgeving aan deze instelling. Als de instelling binnen dertig dagen na de verzending van die brief niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in § 2, kan de minister, op gemotiveerd advies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen, de erkenning opheffen.

§5. De besluiten van de minister houdende erkenning of houdende opheffing van de erkenning van de instellingen worden bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

§6. De erkenning, vermeld in paragraaf 1, vervalt van rechtswege op de dag dat de instelling aan de minister de stopzetting van het gebruik van de erkenning meedeelt.96

Art. 15. De instelling, vermeld in artikel 14, § 1, levert de certificaten af aan de cursisten die de toepasselijke opleidingen, vermeld in artikel 13, § 2 tot en met § 8, hebben gevolgd en die geslaagd zijn voor de bekwaamheidsproef, vermeld in artikel 13, § 9. De certificaten worden, samen met het aanstellingsbesluit van het orgaan, vermeld in artikel 16.3.1, § 1, 2°, 3°, 4° en 5°, van het decreet, en een digitale pasfoto van de houder met een minimumgrootte van 20 mm op 30 mm met de post of digitaal bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.97

De afdeling, bevoegd voor erkenningen, levert op basis van die documenten een bekwaamheidsbewijs en een legitimatiebewijs af. Ze bezorgt binnen vijftien dagen na de afgifte ervan een kopie van dat bekwaamheidsbewijs aan de procureur des Konings van de gerechtelijke arrondissementen waar de houder van het bekwaamheidsbewijs de aan hem toegewezen toezichtopdrachten uitvoert.

Indien nodig kan de Vlaamse Regering eveneens overgangsmaatregelen bepalen met betrekking tot die voorwaarden voor degenen die de taak van toezichthouder al uitoefenden voor die voorwaarden van kracht werden.

Art. 88. […]98

Art. 89. […]99

Art. 90. […]100

Art. 91. […]101

Art. 91/1. […]102

96 Toegevoegd bij art. 2.2° B.Vl.Reg.7 september 201297 Gewijzigd bij art. 2 B.Vl.Reg. 28 oktober 2011 en vervangen bij art. 6 B.Vl.Reg. 3 juli 201598 Opgeheven bij art. 27.1° B.Vl.Reg. 3 juli 201599 Opgeheven bij art. 27.1° B.Vl.Reg. 3 juli 2015100 Opgeheven bij art. 27.2° B.Vl.Reg. 3 juli 2015101 Opgeheven bij art. 27.2° B.Vl.Reg. 3 juli 2015102 Opgeheven bij art. 27.3° B.Vl.Reg. 3 juli 2015

32

Page 33: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Art. 91/2. […]103

Art. 91/3. De instellingen die voor 1 januari 2013 erkend waren voor het geven van de opleiding voor de lokale en provinciale toezichthouders, zijn vanaf 1 januari 2013 van rechtswege erkend voor het geven van de opleiding voor de lokale en provinciale toezichthouders geluid. Zij leggen de leerplannen en evaluatiemethode, vermeld in artikel 14, § 2, punten 3° en 4°, ter goedkeuring voor aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.104

Art. 91/4. […]105

[Art. 91/5. Personen die voor 1 september 2015 gestart zijn met de opleiding lokale of provinciale toezichthouder of toezichthouder geluid, maar nog niet voor alle onderdelen de bekwaamheidsproef met gunstig gevolg hebben afgelegd, kunnen tot en met 1 september 2017 bij de instellingen, vermeld in artikel 14, § 1, een vrijstelling aanvragen voor de overeenkomstige certificaten, vermeld in artikel 13, § 2, eerste lid. De instellingen doen binnen dertig dagen een uitspraak over de aanvraag.]106

[Art. 91/6. Bekwaamheidsbewijzen die voor 1 september 2015 met toepassing van artikel 15 zijn verleend, overeenkomstig de bepalingen die van kracht waren op het moment van het verlenen van die bekwaamheidsbewijzen, blijven ook na 1 september 2015 geldig.]107

[Art. 91/7. De toezichthouders die op 1 september 2015 nog niet over het bekwaamheidsbewijs beschikken en die met gunstig resultaat de opleiding voor het verkrijgen van een bekwaamheidsbewijs voor lokale of provinciale toezichthouder of voor lokale of provinciale toezichthouder geluid, zoals van kracht op het moment van het volgen van de opleiding, hebben gevolgd, moeten, om het bekwaamheidsbewijs te verkrijgen, het behaalde getuigschrift voorleggen aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

Het getuigschrift wordt samen met het aanstellingsbesluit van het bevoegde orgaan en, in voorkomend geval, met de verleende vrijstellingen van onderricht, voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

De afdeling, bevoegd voor erkenningen, levert conform artikel 15 het bekwaamheidsbewijs af.]108

Art. 92. De toezichthouders die toezicht houden op de toepassing van de wetten, decreten en hun uitvoeringsbesluiten, vermeld in artikel 16.1.1 van het decreet, en op de milieuregelgeving van de Europese Unie, vermeld in artikel 2, blijven hun bevoegdheden uitoefenen tot de datum waarop overeenkomstig artikel 12 nieuwe toezichthouders worden aangewezen.

Art. 16.3.3. De toezichthouders oefenen het toezicht onafhankelijk en neutraal uit.

103 Opgeheven bij art. 27.3° B.Vl.Reg. 3 juli 2015104 Vervangen bij art. 28 B.Vl.Reg. 3 juli 2015105 Opgeheven bij art. 29 B.Vl.Reg. 3 juli 2015106 Ingevoegd bij art. 30 B.Vl.Reg. 3 juli 2015107 Ingevoegd bij art. 30 B.Vl.Reg. 3 juli 2015108 Ingevoegd bij art. 30 B.Vl.Reg. 3 juli 2015

33

Page 34: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

 Zij moeten hun taak naar behoren kunnen vervullen en krijgen daartoe de nodige middelen ter beschikking. Zij mogen geen nadeel ondervinden van de taak die zij als toezichthouder vervullen.  De Vlaamse Regering kan hiervoor de nadere regels bepalen.

Art. 16.3.4. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Vlaamse Regering de aanstelling van de toezichthouders, vermeld in artikel 16.3.1, § 1, 2°, 3°, 4° en 5°, subsidiëren, alsook ondersteuning geven voor de opleiding en permanente vorming van die toezichthouders. De Vlaamse Regering kan hiertoe de nadere regels bepalen.

[Art. 16.3.4bis. De [...]109 deputaties, de colleges van burgemeester en schepenen en de bevoegde organen, vermeld in artikel 16.3.1, § 1, 4°, en 5°, zijn in de volgende gevallen gehouden tot een meldingsplicht met betrekking tot de aanstelling van toezichthouders als vermeld in artikel 16.3.1, § 1, 2°, 3°, 4° en 5°: 1° de toezichthouder neemt zijn functie slechts deeltijds waar; 2° de toezichthouder neemt zijn functie tijdelijk niet waar; 3° de toezichthouder legt zijn functie neer.  Het subsidiëren van de aanstelling van toezichthouders overeenkomstig artikel 16.3.4 kan afhankelijk worden gesteld van het voldoen aan deze meldingsplicht.]110

[Art. 15/1. In de gevallen, vermeld in artikel 16.3.4bis, eerste lid, van het decreet, wordt de melding gedaan met een brief of een e-mail aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen, binnen vijftien dagen na de inwerkingtreding van de wijzigingen.]111

Onderafdeling II. Gemeentelijke toezichthouders en toezichthouders van intergemeentelijke verenigingen en van politiezones

Art. 16.3.5. De gemeentelijke toezichthouders kunnen toezicht uitoefenen in de eigen gemeente, in een aangrenzende gemeente of in de andere gemeenten van de intergemeentelijke vereniging of politiezone waarvan de eigen gemeente deel uitmaakt, mits zij hiervoor toestemming hebben gekregen van die andere gemeenten. 109 “bestendige” opgeheven bij art. 55 Decr.Vl. 23 december 2010110 Ingevoegd bij art. 5 vervolgdecreet111 Ingevoegd bij art. 7 B.Vl.Reg. 3 juli 2015

34

Page 35: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

 De toezichthouders van de intergemeentelijke verenigingen kunnen enkel toezicht uitoefenen in de gemeenten die behoren tot de intergemeentelijke vereniging. De toezichthouders van de politiezones kunnen enkel toezicht uitoefenen in de gemeenten die behoren tot de politiezone.  De Vlaamse Regering kan hiertoe de nadere regels bepalen.

[Art. 15/2. Een gemeente die met toepassing van artikel 16.3.5 van het decreet toestemming heeft gegeven aan een gemeentelijke toezichthouder van een aangrenzende gemeente of van een andere gemeente van de intergemeentelijke vereniging of politiezone waarvan de eigen gemeente deel uitmaakt, om toezicht uit te oefenen in de eigen gemeente, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, daarvan op de hoogte.]112

Art. 16.3.6. De Vlaamse Regering kan het minimumaantal toezichthouders bepalen voor gemeenten, intergemeentelijke verenigingen of politiezones. Ze kan zich hiervoor baseren op het aantal inwoners, de bestreken oppervlakte of het aantal inrichtingen en de soort ervan, vermeld in het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning.

[Art. 16. §1. Binnen één jaar na de inwerkingtreding van dit besluit moet elke gemeente beroep kunnen doen op minstens één lokale toezichthouder.

Binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit moet een gemeente met meer dan driehonderd inrichtingen van klasse 2 overeenkomstig titel I van het Vlarem of meer dan dertigduizend inwoners indien het aantal inrichtingen onvoldoende gekend is minstens een beroep kunnen doen op twee lokale toezichthouders.]113

§2. Binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit moet elke intergemeentelijke vereniging die toezichthouders aanwijst, minstens twee toezichthouders aanwijzen per begonnen schijf van vijf gemeenten die voor het volledige pakket van toezichttaken, [vermeld in artikel 34]114, een beroep doen op de toezichthouders van de intergemeentelijke vereniging.

§3. Binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit moet elke politiezone die uit meer dan één gemeente bestaat en die toezichthouders aanwijst, minstens twee toezichthouders aanwijzen per begonnen schijf van vijf gemeenten die voor het volledige pakket van toezichttaken, [vermeld in artikel 34]115, beroep doen op deze toezichthouders van een politiezone.

Art. 16.3.7. Bij verhindering van krachtens artikel 16.3.1, § 1, 3°, 4° en 5°, aangewezen toezichthouders kunnen voor een termijn van maximaal één jaar waarnemende toezichthouders worden aangesteld. 112 Ingevoegd bij art. 9 B.Vl.Reg. 3 juli 2015113 Gewijzigd bij art. 11 B.Vl.Reg. 3 juli 2015114 Gewijzigd bij art. 5/1.1° vervolgbesluit115 Gewijzigd bij art. 5/1.2° vervolgbesluit

35

Page 36: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

 De Vlaamse Regering kan hiertoe de nadere regels bepalen.

Art. 17. Als waarnemende toezichthouders kunnen, bij verhindering van krachtens artikel 16.3.1, § 1, 3°, 4° en 5° van het decreet aangewezen toezichthouders, alleen personen worden aangesteld die over de vereiste kwalificaties en eigenschappen beschikken om de toezichtopdracht naar behoren te vervullen.  Waarnemende toezichthouders moeten houder zijn hetzij van een getuigschrift van hoger onderwijs, hetzij van hoger secundair onderwijs of van hogere secundaire leergangen aangevuld met een nuttige ervaring van meer dan drie jaar.

Art. 18. §1. Het college van burgemeester en schepenen stelt de waarnemende gemeentelijke toezichthouders aan onder de personeelsleden van de gemeente.  Het bevoegde orgaan van de intergemeentelijke vereniging stelt de waarnemende toezichthouders van de intergemeentelijke verenigingen aan onder de personeelsleden van de intergemeentelijke vereniging.  Het bevoegde orgaan van de politiezone stelt de waarnemende toezichthouders van de politiezone aan onder de personeelsleden van de politiezone. Het aanstellingsbesluit bepaalt de duur van deze aanstelling zonder dat deze de termijn van een jaar mag overschrijden.

[§2. Contractuele personeelsleden kunnen alleen toezichthouder zijn mits zij hiertoe speciaal zijn beëdigd overeenkomstig artikel 12/1.]116

Art. 19. Het college van burgemeester en schepenen of het bevoegde orgaan van de intergemeentelijke vereniging of van de politiezone legt een kopie van het behaalde getuigschrift of diploma en het bewijs van de nuttige ervaring, samen met het aanstellingsbesluit, voor aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.  De afdeling kan op basis van die documenten een tijdelijk bekwaamheidsbewijs afleveren. Ze bezorgt binnen vijftien dagen na de afgifte ervan een kopie van het tijdelijke bekwaamheidsbewijs aan de procureur des Konings van het gerechtelijke arrondissement waar de houder van het tijdelijke bekwaamheidsbewijs de aan hem toegewezen toezichtopdrachten uitoefent.

Onderafdeling IIbis. Provinciale toezichthouders117

Art. 16.3.7bis. De provinciale toezichthouders kunnen toezicht uitoefenen in de eigen provincie, of in een andere provincie, als ze 116 Gewijzigd bij art. 5/2 vervolgbesluit117 Ingevoegd bij art. 5 Decr. Vl. 22 november 2013

36

Page 37: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

daarvoor toestemming hebben gekregen van de deputatie van die andere provincie.118

Onderafdeling III. Gewestelijke toezichthouders

Art. 16.3.8. [§1. Gewestelijke toezichthouders kunnen niet de hoedanigheid hebben van officier van gerechtelijke politie.]119

[…]120

[§2. In afwijking van § 1 kunnen de gewestelijke toezichthouders die toezicht uitoefenen op de wetten en decreten, met inbegrip van de uitvoeringsbesluiten, vermeld in artikel 16.1.1, 2°, artikel 16.1.1, 3°, artikel 16.1.1, 4°, artikel 16.1.1, 7°, artikel 16.1.1, 11°, artikel 16.1.1, 14°, artikel 16.1.1, 15°, en artikel 16.1.1, 16°, ook de hoedanigheid hebben van officier van gerechtelijke politie.  Deze afwijking geldt evenzeer voor het toezicht op de Europese milieuregelgeving voor zover deze betrekking heeft op de wetten en decreten, met inbegrip van de uitvoeringsbesluiten ervan, vermeld in het eerste lid.]121

Afdeling II. Toezichtopdrachten

Art. 16.3.9. §1. De toezichthouders zien toe op de naleving van de milieuwetgeving, vermeld in artikel 16.1.1, eerste lid.

§2. De Vlaamse Regering bepaalt voor elke categorie toezichthouders de toezichtopdrachten.

§3. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen omtrent de wijze waarop de toezichthouders hun toezichtsopdrachten, vermeld in § 2, uitoefenen.122

 […]123

118 Ingevoegd bij art. 6 Decr. Vl. 22 november 2013119 Gewijzigd bij art. 6.2° vervolgdecreet. 120 Opgeheven bij art. 6.1° vervolgdecreet. De oorspronkelijke tekst van dit tweede lid luidde als volgt: “De Vlaamse Regering kan evenwel aan andere personen van het departement en de agentschappen, die behoren tot het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie, die ze aanwijst, de hoedanigheid toekennen van officier van gerechtelijke politie, mits zij hiertoe speciaal zijn beëdigd.”121 Toegevoegd bij art. 6.3° vervolgdecreet122 Ingevoegd bij art. 8 Decr.Vl. 25 mei 2012123 Opgeheven bij art. 7 B.Vl.Reg. 25 april 2014

37

Page 38: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Art 20/2. De leidend ambtenaar van het Departement oefent toezicht uit op de naleving van de regelgeving, vermeld in artikel 21 tot en met 32 van dit besluit. De leidend ambtenaar van het Departement zal deze bevoegdheid aanwenden in geval van uitzonderlijke omstandigheden.]124

Art. 21. De toezichthouders125, vermeld in artikel 12, 1°126, oefenen het toezicht uit op de toepassing van: 1° titel III127, titel IV128 en titel XV129 van het decreet; 2° de wet Luchtverontreiniging; 3° de wet Oppervlaktewateren; 4° de wet Geluidshinder;[4°/1 de wet betreffende de schadelijke effecten en de hinder van niet-ioniserende stralingen, infrasonen en ultrasonen;]130 5° het Materialendecreet;131 6° het Grondwaterdecreet; 7° het Milieuvergunningendecreet; 8° de uitvoeringsbesluiten van de wetten en decreten, vermeld in punt 1° tot en met 7°; 9° [verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaagafbrekende stoffen; ]132

10° verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002;11° verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de persistente organische verontreinigde stoffen en tot wijziging van richtlijn 97/117/EEG; 12° verordening (EG) nr. 166/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de richtlijn 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad; 13° verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende

gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006;133 14° verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen; 15° verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie van en de autorisatie en beperkingen ten

124 Ingevoegd bij art. 8 B. Vl. Reg. 25 april 2014125 De in de artikelen 21 t.e.m. 32 van het Milieuhandhavingsbesluit bedoelde toezichthouders zijn gewestelijke toezichthouders126 Dit zijn de door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, de landinrichting en het natuurbehoud, en de natuurlijke rijkdommen aan te stellen personeelsleden van de afdeling Milieu-inspectie (AMI) van het Departement LNE127 Titel “Bedrijfsinterne milieuzorg” van het DABM128 Titel “Milieueffect- en veiligheidsrapportage” van het DABM129 Titel “Milieuschade” van het DABM130 Ingevoegd bij art. 2 B.Vl.Reg. 23 september 2011131 Gewijzigd bij art. 10.7.4.1° B.Vl.Reg. 17 februari 2012132 Gewijzigd bij art. 9 B.Vl.Reg. 19 november 2010133 Vervangen bij art. 12. 1° B.Vl.Reg. 3 juli 2015

38

Page 39: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de richtlijn 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie; 16° verordening (EG) nr. 1418/2007 van de Commissie van 29 november 2007

betreffende de uitvoer, met het oog op terugwinning, van bepaalde afvalstoffen, vermeld in bijlage III of III A bij verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad, naar bepaalde landen waarop het OESO-besluit betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen niet van toepassing is;

[17° het Mestdecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]134

[18° het Oppervlaktedelfstoffendecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]135

[19° het decreet Diepe Ondergrond en de uitvoeringsbesluiten ervan.]136

20° Verordening (EU) nr. 333/2011 van de raad van 31 maart 2011 tot vaststelling van criteria die bepalen wanneer bepaalde soorten metaalschroot niet langer als afval worden aangemerkt overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad.137

21° het Pesticidendecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, als het van toepassing is op hinderlijke inrichtingen vermeld in artikel 3 van het Milieuvergunningendecreet.138

[22° verordening EG nr. 1102/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 inzake het verbod op de uitvoer van metallisch kwik en andere kwikverbindingen en -mengsels en de veilige opslag van metallisch kwik;23° verordening (EU) nr. 1179/2012 van de Commissie van 10 december 2012 tot vaststelling van criteria die bepalen wanneer kringloopglas overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad niet langer als afval wordt aangemerkt;24° verordening (EU) nr. 715/2013 van de Commissie van 25 juli 2013 tot vaststelling van criteria die bepalen wanneer koperschroot overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad niet langer als afval wordt aangemerkt.]139

[25° verordening (EG) nr. 1497/2007 van de Commissie van 18 december 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) Nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van basisvoorschriften inzake controle op lekkage van stationaire brandbeveiligingssystemen die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevatten;

26° verordening (EG) nr. 1516/2007 van de Commissie van 19 december 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van basisvoorschriften inzake controle op lekkage van stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevat;

134 Toegevoegd bij art. 7.2° vervolgbesluit135 Toegevoegd bij art. 7.3° vervolgbesluit136 Toegevoegd bij art. 28 B.Vl.Reg. 15 juli 2011 (uitvoeringsbesluit Decreet diepe ondergrond)137 Toegevoegd bij art. 10.7.4.2° B.Vl.Reg. 17 februari 2012138 Toegevoegd bij art. 13 B.Vl.Reg. 15 maart 2013 (uitvoeringsbesluit Pesticidendecreet)139 Toegevoegd bij art. 9 B.Vl.Reg. 25 april 2014

39

Page 40: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

27° verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn;

28° verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad;

29° verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG.]140

 Art. 22. De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 2°141, oefenen het toezicht uit op de toepassing van [1°hoofdstuk IIIbis van het Milieuvergunningendecreet en de uitvoeringsbepalingen ervan, voor wat betreft de verplichtingen inzake erkenning als milieucoördinator en als opleidingscentrum voor milieucoördinatoren, en het gebruik van die erkenningen; 2°  hoofdstuk II - Milieucoördinatoren als vermeld titel III van het decreet.]142

Art. 23. [De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 3°143, oefenen het toezicht uit op de toepassing van de volgende wetten, decreten en hun uitvoeringsbesluiten, en van de verordeningen van de Europese Unie, alsook op de door of krachtens die verordeningen uitgevaardigde verordeningen op het vlak [van de verplichtingen inzake erkenning van personen en het gebruik van de erkenning, met uitzondering van de verplichtingen, vermeld in [artikel 22, artikel 26, § 1, derde lid, artikel 27, tweede lid, artikel 28/2 en artikel 29, 5°]144.]145 :]146 1° titel III, met uitzondering van hoofdstukken II en III147, en titel IV148 van het decreet;2° de wet Luchtverontreiniging;3° de wet Geluidshinder;4° het Grondwaterdecreet;5° het Milieuvergunningendecreet;6° [Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaagafbrekende stoffen;]149

7° verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffendegefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006.150

 140 Toegevoegd bij art. 12.2° B.Vl.Reg. 3 juli 2015141 Dit zijn de door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, de landinrichting en het natuurbehoud, en de natuurlijke rijkdommen, aan te stellen personeelsleden van de afdeling Milieuvergunningen (AMV) van het Departement LNE142 Gewijzigd bij art. 84 B.Vl.Reg. 19 november 2010, BS 1 februari 2011143 Dit zijn de door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, de landinrichting en het natuurbehoud, en de natuurlijke rijkdommen, aan te stellen personeelsleden van de afdeling Milieuvergunningen (AMV) van het Departement LNE.144 Gewijzigd bij art. 52 B.Vl.Reg. 1 maart 2013145 Gewijzigd bij art. 84 B.Vl.Reg. 19 november 2010146 Gewijzigd bij art. 8 vervolgbesluit147 Bedoeld worden de hoofdstukken “De milieucoördinator” (II) en “Emas en de decretaal verplichte milieuaudit” (III) van titel III “Bedrijfsinterne milieuzorg” van het DABM148 Titel “Milieueffect- en veiligheidsrapportage” van het DABM149 Gewijzigd bij art. 10 B.Vl.Reg 19 november 2010150 Vervangen bij art. 13 B.Vl.Reg. 3 juli 2015

40

Page 41: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Art. 24. De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 4°151, oefenen het toezicht uit op de toepassing van:

1. [het Milieuvergunningendecreet, wat het gevaar voor stabiliteitsproblemen betreft bij inrichtingen vergund in het kader van de subrubrieken 2.3.11, 18.1 en 18.7 van bijlage 1 van titel I van het VLAREM, en bij inrichtingen vergund in het kader van rubriek 60 van bijlage 1 van titel I van het VLAREM als het een opvulling van een vergunde ontginning betreft;]152

2. het Oppervlaktedelfstoffendecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]153

3. het decreet Diepe Ondergrond en de uitvoeringsbesluiten ervan.154

Art. 25. De toezichthouders, vermeld in artikel 12,5°155, 12,5°/1156, en 12,5°/2157 oefenen het toezicht uit op de toepassing van: 1°  [titel XV van het decreet; 2° het Boswetboek;  3° de Riviervisserijwet;  4° de Jachtwet; 5° de Natuurbehoudswet;  6° [artikel 12, § 1, van het Materialendecreet voor wat betreft de ruimtelijk kwetsbare

gebieden, vermeld in artikel 1.1.2, 10°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009;]158

7° de CITES-wet;  8° het Bosdecreet;  9° het Jachtdecreet;  10° het Natuurdecreet;  11° de uitvoeringsbesluiten van de wetten en decreten, vermeld in punt 1° tot en met 10°; 12° [Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer]159; [12°/1 Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie van 4 mei 2006 houdende

uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer; 

151 Dit zijn de door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, de landinrichting en het natuurbehoud, en de natuurlijke rijkdommen, aan te stellen personeelsleden van de afdeling Land- en Bodembescherming, Ondergrond en Natuurlijke Rijkdommen (ALBON) van het Departement LNE152 Gewijzigd bij art. 10 B.Vl.Reg. 25 april 2014153 Gewijzigd bij art. 9 vervolgbesluit154 Toegevoegd bij art. 29 B.Vl.Reg. 15 juli 2011155 Dit zijn de door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, de landinrichting en het natuurbehoud, en de natuurlijke rijkdommen, aan te stellen personeelsleden behorende tot de Natuurinspectie van de afdeling Natuurinspectie, Administratie en Communicatie van het Agentschap voor Natuur en Bos, en de natuurinspecties van de provinciale diensten van het Agentschap voor Natuur en Bos156 Dit zijn de door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, de landinrichting en het natuurbehoud, en de natuurlijke rijkdommen, aan te stellen personeelsleden behorende tot de afdeling beheer van het Agentschap voor Natuur en Bos, en de cellen beheer van de provinciale diensten van het Agentschap voor Natuur en Bos157 Dit zijn de door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, de landinrichting en het natuurbehoud, en de natuurlijke rijkdommen, aan te stellen personeelsleden behorende tot de afdeling Beleid van het Agentschap voor Natuur en Bos, en de cellen Beleidsuitvoering van de provinciale diensten van het Agentschap voor Natuur en Bos158 Gewijzigd bij art. 11,1° B.Vl.Reg. 25 april 2014159 Gewijzigd bij art. 11.2° B.Vl.Reg. 19 november 2010

41

Page 42: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

12°/2 Verordening (EG) nr. 359/2009 van de Commissie van 30 april 2009 tot schorsing van het binnenbrengen in de Gemeenschap van specimens van bepaalde in het wild levende dier- en plantensoorten.]160

13° Verordening (EEG) nr. 3254/91 van de Raad van 4 november 1991 houdende een verbod op het gebruik van de wildklem in de gemeenschap en op het binnenbrengen in de gemeenschap van pelzen en producten die vervaardigd zijn van bepaalde in het wild levende diersoorten uit landen waar gebruik wordt gemaakt van de wildklem of andere vangmethoden die niet stroken met de internationale normen voor humane vangst met behulp van vallen.]161

14° het Pesticidendecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan in speciale beschermingszones vermeld in artikel 36bis van het Natuurdecreet, de bermen langs wegen en spoorwegen en alle terreinen, inclusief de bermen op minder dan zes meter van het talud van het oppervlaktewater.162

[15° artikel 21 van het Mestdecreet, voor wat betreft de ruimtelijk kwetsbare gebieden, vermeld in artikel 1.1.2, 10°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en voor wat betreft de speciale beschermingszones afgebakend op grond van artikel 36bis van het Natuurdecreet.]163

16° verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten.164

 Art. 26. [De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 6°, oefenen het toezicht uit op:1° de toepassing van het Materialendecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, wat de volgende aspecten betreft:a) de inzameling en het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door de particulier, zoals dat door de gemeentelijke overheden georganiseerd wordt;b) het verloop van de afvalstromen die onder de toepassing vallen van een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, met uitsluiting van het toezicht op de bepalingen ter uitvoering van het Milieuvergunningendecreet en de bepalingen over het vervoer van of het inzamelen of handelen of makelen in afvalstoffen;c) de bepalingen over afvalpreventie- en recyclagedoelstellingen waaronder de bepalingen over de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, het opstellen van milieubeleidsovereenkomsten, en afvalpreventie- en afvalbeheerplannen voor bepaalde afvalstromen;d) de afgifte van scheepsafvalstoffen;e) de rapportering over geproduceerde, ingezamelde en verwerkte afvalstoffen in het kader van beleidsevaluatie;f) het afvalstoffen- en materialenregister;g) de naleving van sectorale uitvoeringsplannen als vermeld in artikel 18 van het Materialendecreet;h) de toepassing van artikel 12 van het Materialendecreet in het kader van het ambtshalve inzamelen, vervoeren en verwerken van afvalstoffen;2° de toepassing van het Bodemdecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan;3° de toepassing van hoofdstuk IIIbis van het Milieuvergunningendecreet en de uitvoeringsbepalingen ervan, wat betreft:a) de verplichtingen inzake de erkenning als laboratorium in de discipline afvalstoffen en andere materialen, en het gebruik van die erkenning;

160 Ingevoegd bij art. 11.3° B.Vl.Reg. 19 november 2010161 Gewijzigd bij art. 10 vervolgbesluit162 Toegevoegd bij art. 14 B.Vl.Reg. 15 maart 2013 (uitvoeringsbesluit Pesticidendecreet)163 Toegevoegd bij art. 11,2° B.Vl.Reg. 25 april 2014164 Toegevoegd bij art. 14 B.Vl.Reg. 3 juli 2015

42

Page 43: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

b) de verplichtingen inzake de erkenning als opleidingscentrum voor de aanvullende vorming voor bodemsaneringsdeskundigen, de erkenning als bodemsaneringsdeskundige en inzake de erkenning als laboratorium in de discipline bodem, deeldomein bodemsanering, en het gebruik van die erkenningen;4° de toepassing van het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, ondertekend in Straatsburg op 9 september 1996.]165

Art. 27. […]166

Art. 28. De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 9°167, oefenen het toezicht uit op de toepassing van: 1° artikel 2 van de wet Oppervlaktewateren168, wat betreft de onbevaarbare

waterlopen van categorie 1 en hun aanhorigheden, zoals bepaald in de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;

2° artikel 12, § 1, van het Materialendecreet, wat betreft de onbevaarbare waterlopen van categorie 1 en hun aanhorigheden, zoals bepaald in de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen169;

3° de uitvoeringsbesluiten van de wet en decreet, vermeld in 1° en 2°, wat betreft de onbevaarbare waterlopen van categorie 1 en hun aanhorigheden, zoals bepaald in de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen.

[4° afdeling II van hoofdstuk III van titel I van het decreet Integraal Waterbeleid170 en artikelen 62 en 70171 van het decreet Integraal Waterbeleid, wat betreft de onbevaarbare waterlopen van categorie 1 en hun aanhorigheden, zoals bepaald in de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen.]172

 [Art. 28/1. De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 9°/1173, oefenen het toezicht uit op de toepassing van: 1° de wet Oppervlaktewateren; 2° het Milieuvergunningendecreet wat de oppervlaktewaterverontreiniging betreft; 3° de uitvoeringsbesluiten van het decreet, vermeld in punt 2°; 4° artikelen 62 en 70 van het decreet Integraal Waterbeleid. ]174

165 Vervangen bij art. 4 B.Vl.Reg. 11 december 2015166 Opgeheven bij art. 5 B.Vl.Reg. 11 december 2015167 Dit zijn de door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, de landinrichting en het natuurbehoud, en de natuurlijke rijkdommen, aan te stellen personeelsleden van de afdeling Operationeel Waterbeheer van de VMM168 Dit artikel luidt thans als volgt: “Het is verboden voorwerpen of stoffen in de bij artikel 1 bedoelde wateren of in de openbare riolen te werpen of te deponeren, verontreinigde of verontreinigende vloeistoffen erin uit te lozen of er gassen in te brengen, behalve de lozing van afvalwater waarvoor vergunning is verleend of melding is gedaan overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en zijn uitvoeringsbesluiten alsook behalve voor het lozen van huishoudelijk afvalwater, voor zover de biologisch afbreekbare organische belasting van dit afvalwater niet meer bedraagt dan 20 inwonerequivalenten en de lozing geschiedt overeenkomstig het in § 1 van artikel 3 bedoelde reglement. Het is eveneens verboden vaste stoffen of vloeistoffen te deponeren op een plaats vanwaar ze door een natuurlijk verschijnsel in die wateren (of in de openbare riolen) kunnen terechtkomen.”169 Gewijzigd bij art. 10.7.7 B.Vl.Reg. 17 februari 2012170 Dit is de afdeling “Oeverzones”171 Dit handelt over bevoegdheden van de personen die werken aan de uitvoering van analyses en beoordelingen en monitoringprogramma’s172 Toegevoegd bij art. 12 B.Vl.Reg. 19 november 2010173 Dit zijn de door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, de landinrichting en het natuurbehoud, en de natuurlijke rijkdommen, aan te stellen personeelsleden van de afdeling Rapportering water van de VMM174 Ingevoegd bij art. 13 B.Vl.Reg. 19 november 2010

43

Page 44: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Art. 28/2. De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 9°/2, van dit besluit, oefenen het toezicht uit op de toepassing van hoofdstuk IIIbis van het Milieuvergunningendecreet en de uitvoeringsbepalingen ervan, wat betreft de verplichtingen inzake de erkenning als boorbedrijf, en het gebruik van die erkenning.]175

[Art. 29. De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 10°176, oefenen het toezicht uit op de toepassing van: 1° het Mestdecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan;2° het Materialendecreet, wat de aanwending van grondstoffen, als meststof, als

bodemverbeterend middel of als bodem betreft;177

3° Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002;4° Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14

juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, voor de in-, door- en uitvoer van dierlijke mest.]178

5° hoofdstuk IIIbis van het Milieuvergunningendecreet en de uitvoeringsbepalingen ervan, wat betreft de verplichtingen inzake erkenning als laboratorium in de discipline bodem, deeldomein bemesting, de discipline mest en de discipline diervoeder, en het gebruik van die erkenning.[6° artikel 5.9.2.1, 5.9.2.2, 5.9.2.3, 5.9.2.4, 5.28.2.2 en 5.28.2.3 van titel II van het VLAREM.]179

 Art. 30. De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 11°180, oefenen het toezicht uit op de toepassing van: 1° het Materialendecreet, wat betreft onderafdeling 5.2.3. « Medisch afval » van afdeling 5.2 van het VLAREMA;181

2° het Milieuvergunningendecreet, wat betreft de gezondheidsaspecten bij inrichtingen van klasse 1 en 2 waarvoor de afdeling, bevoegd voor het toezicht volksgezondheid adviesbevoegdheid heeft volgens artikel 20 van titel I van het Vlarem;

3° de uitvoeringsbesluiten van de decreten, vermeld in 1° en 2°, wat betreft de aangelegenheden, vermeld in deze punten.

 [Art. 31. De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 12°, van dit besluit oefenen het toezicht uit op de toepassing van:1° artikel 2 van de wet Oppervlaktewateren, wat betreft de grachten en kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater langs de openbare wegen, en hun aanhorigheden;

175 Ingevoegd bij art. 55 B.Vl.Reg. 1 maart 2013176 Dit zijn de door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, de landinrichting en het natuurbehoud, en de natuurlijke rijkdommen, aan te stellen personeelsleden van de afdeling Mestbank van de VLM177 Gewijzigd bij art. 10.7.8 B.Vl.Reg. 17 februari 2012178 Gewijzigd bij art. 11 vervolgbesluit179 Toegevoegd bij art. 12 B.Vl.Reg. 25 april 2014180 Dit zijn de door de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, aan te stellen personeelsleden van de afdeling Toezicht Volksgezondheid van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid181 Gewijzigd bij art. 10.7.9 B.Vl.Reg. 17 februari 2012

44

Page 45: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

2° [artikel 12, § 1, van het Materialendecreet, wat betreft de openbare wegen en hun aanhorigheden.]182]183 

[Art. 32. De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 13°, 14°, 15° en 16°, oefenen het toezicht uit op de toepassing van:1° artikel 2 van de wet Oppervlaktewateren, wat betreft de bevaarbare waterlopen, de waterwegen en de havens, en hun aanhorigheden;2° artikel 12, § 1, van het Materialendecreet, wat betreft de waterwegen en de havens, en hun aanhorigheden;3° titel I, hoofdstuk III, afdeling II van het decreet Integraal Waterbeleid en artikel 62 en 70 van het voormelde decreet, wat betreft de bevaarbare waterlopen, de waterwegen en de havens, en hun aanhorigheden.]184 

Art. 33. §1. De provinciale toezichthouders oefenen het toezicht uit op de toepassing van: 1° artikel 2 van de wet Oppervlaktewateren, wat betreft de onbevaarbare waterlopen

van categorie 2 en 3 en hun aanhorigheden, zoals bepaald in de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;

2° artikel 12, §1 van het Materialendecreet, wat betreft de onbevaarbare waterlopen van categorie 2 en 3 en hun aanhorigheden, zoals bepaald in de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;185

3° de uitvoeringsbesluiten van de wet en het decreet, vermeld in punt 1° en 2°, wat betreft de onbevaarbare waterlopen van categorie 2 en 3 en hun aanhorigheden, zoals bepaald in de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen.

[4° afdeling II van hoofdstuk III van titel I van het decreet Integraal Waterbeleid en artikel 62 en 70 van het decreet Integraal Waterbeleid, wat betreft de onbevaarbare waterlopen van categorie 2 en 3 en hun aanhorigheden, zoals bepaald in de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen.]186

§2. De provinciale toezichthouders geluid, vermeld in artikel 13, § 1, tweede lid, oefenen het toezicht uit op de toepassing van:1° de wet Geluidshinder en de uitvoeringsbesluiten ervan;2° het Milieuvergunningendecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, wat de

geluidsaspecten betreft voor de inrichtingen die overeenkomstig bijlage 1 van titel I van het VLAREM zijn ingedeeld als inrichtingen van klasse 2 en 3.

Bij de inrichtingen die overeenkomstig bijlage 1 van titel I van het VLAREM zijn ingedeeld als inrichtingen van klasse 1, kunnen ze, binnen het kader van de bovenvermelde wetten, decreten en hun uitvoeringsbesluiten, wat de geluidsaspecten betreft, vaststellingen doen op basis van zintuiglijke waarneming en zaken onderzoeken als vermeld in artikel 16.3.14 van het decreet.187

Art. 34. §1.[De lokale toezichthouders]188 oefenen, voor de inrichtingen die overeenkomstig bijlage 1 van titel I van het Vlarem zijn ingedeeld als inrichtingen van klasse 2 en 3, voor de niet-ingedeelde inrichtingen en voor de vrijevelddelicten, het toezicht uit op de toepassing van: 182 Gewijzigd bij art. 9 B. Vl. Reg. 12 december 2014183 Gewijzigd bij art. 13 B.Vl.Reg. 25 april 2014184 Gewijzigd bij art. 14 B.Vl.Reg. 25 april 2014185 Gewijzigd bijart.10.7.12 B.Vl.Reg. 17 februari 2012186 Toegevoegd bij art. 16 B.Vl.Reg. 19 november 2010187 Toegevoegd bij art.4 B.Vl.Reg. 7 september 2012 en gewijzigd bij art. 15 B.Vl.Reg. 3 juli 2015188 Gewijzigd bij art. 16.1° B.Vl.Reg. 3 juli 2015

45

Page 46: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

1° titel III van het decreet189; 2° de wet Luchtverontreiniging; 3° de wet Oppervlaktewateren, wat de lozing van afvalwater en de opsporing van elke

vorm van waterverontreiniging betreft[, en voor wat hoofdstuk IIter betreft]190; 4° de wet Geluidshinder; 5° artikel 11, 12, 13, 23, 25, § 1, artikel 39 en 40 van het Materialendecreet;191 6° het Grondwaterdecreet; 7° het Milieuvergunningendecreet; [7°/1het Mestdecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan;]192 8° de uitvoeringsbesluiten van de wetten en decreten, vermeld in punt 1° tot en met 7°; 8°/1: Hoofdstuk 6.3 van deel 6 van titel II van het VLAREM;193

[9° verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaagafbrekende stoffen;]194

10° verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002;

11° verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de persistente organische verontreinigde stoffen en tot wijziging van richtlijn 97/117/EEG;

12° verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen;

13° het Pesticidendecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.195

14° verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffendegefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006.196

 Bij de inrichtingen die overeenkomstig bijlage 1 van titel I van het Vlarem zijn ingedeeld als inrichtingen van klasse 1 kunnen zij, binnen het kader van de bovenvermelde wetten, decreten en verordeningen en hun uitvoeringsbesluiten, vaststellingen doen op basis van zintuiglijke waarneming en zaken onderzoeken als vermeld in artikel 16.3.14 van het decreet.

§2. De in [artikel 13, § 1, tweede lid,]197 vermelde lokale toezichthouders geluid oefenen het toezicht uit op de toepassing van:1° de wet Geluidshinder en de uitvoeringsbesluiten ervan;2° het Milieuvergunningendecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, wat de

geluidsaspecten betreft voor de inrichtingen, vermeld in de rubrieken 32.1 en 32.2 van bijlage 1 van titel I van het VLAREM.

Bij de inrichtingen die overeenkomstig bijlage 1 van titel I van het VLAREM zijn ingedeeld als inrichtingen van klasse 1, 2 en 3, kunnen ze, binnen het kader van de bovenvermelde wetten, decreten en hun uitvoeringsbesluiten, wat de geluidsaspecten betreft,

189 Titel “Bedrijfsinterne milieuzorg” van het DABM190 Toegevoegd bij art. 16.2° B.Vl.Reg. 3 juli 2015191 Gewijzigd bij art. 10.7.13 B.Vl.Reg. 17 februari 2012192 Ingevoegd bij art. 12 vervolgbesluit193 Toegevoegd bij art. 16.3° B.Vl.Reg. 3 juli 2015194 Gewijzigd bij art. 17 B.Vl.Reg. 19 november 2010195 Toegevoegd bij art. 15 B.Vl.Reg. 15 maart 2013 (uitvoeringsbesluit Pesticidendecreet)196 Toegevoegd bij art. 16.4° B.Vl.Reg. 3 juli 2015197 Gewijzigd bij art. 16.5° B.Vl.Reg. 3 juli 2015

46

Page 47: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

vaststellingen doen op basis van zintuiglijke waarneming en zaken onderzoeken als vermeld in artikel 16.3.14 van het decreet.198

Toezichthouders hebben een legitimatiebewijs bij zich en tonen dat desgevraagd onmiddellijk.  De Vlaamse Regering bepaalt wie het legitimatiebewijs verleent alsook het model en de inhoud ervan.

Art. 35. De gewestelijke toezichthouders verkrijgen hun legitimatiebewijs overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2008 betreffende de legitimatiekaarten van de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid die belast zijn met inspectie- of controlebevoegdheden.  De overige toezichthouders verkrijgen vanwege de afdeling, bevoegd voor erkenningen hun legitimatiebewijs samen met het bekwaamheidsbewijs, vermeld in artikel 13, § 1 en artikel 19, tweede lid199 . Dat legitimatiebewijs wordt opgemaakt naar het model van het legitimatiebewijs van de gewestelijke toezichthouders.

Art. 35/1. Deze afdeling is van toepassing op de GPBV-installaties.

Art. 35/2. De gewestelijke toezichthouders, vermeld in artikel 12.1° en 7°, zetten in overeenstemming met de hen bij dit besluit toegewezen toezichtsopdrachten gezamenlijk een systeem op van controles van de GPBV-installaties om het volledige spectrum van relevante milieueffecten van de installaties in kwestie te onderzoeken.

Art. 35/3. § 1. De gewestelijke toezichthouders, vermeld in artikel 12, 1° en 7°, zorgen ervoor dat er voor alle GPBV-installaties een controleplan is. Het controleplan wordt regelmatig getoetst, en waar nodig, bijgewerkt.§ 2. Het controleplan, vermeld in paragraaf 1, omvat de volgende elementen :1° een algemene beoordeling van de relevante en significante milieuaspecten;2° het geografische gebied waarop het plan betrekking heeft;3° een register van de GPBV-installaties waarop het plan betrekking heeft;4° procedures voor het opstellen van programma's voor routinematige controles overeenkomstig artikel 35/4;5° procedures voor niet-routinematige controles overeenkomstig artikel 35/6;6° als dat nodig is, bepalingen over de samenwerking tussen verschillende instanties.

Art. 35/4. Op basis van het controleplan, vermeld in artikel 35/3, stellen de gewestelijke toezichthouders, vermeld in artikel 12, 1° en 7°, geregeld programma's voor routinematige controles op, waarbij de frequentie van de bezoeken ter plaatse voor de verschillende types GPBV-installaties wordt vermeld.De periode tussen twee bezoeken ter plaatse wordt gebaseerd op een systematische evaluatie van de milieurisico's van de GPBV-installaties in kwestie en bedraagt ten hoogste een jaar voor GPBV-installaties met de grootste risico's en drie jaar voor GPBV-installaties met de kleinste risico's.Als bij een controle een schending van de vergunningsvoorwaarden wordt vastgesteld, wordt binnen zes maanden een bijkomend bezoek ter plaatse verricht.Binnen vier jaar na de bekendmaking van de BBT-conclusies over de hoofdactiviteit van

198 Toegevoegd bij art.5 B.Vl.Reg. 7 september 2012199 Gewijzigd bij art.6 B.Vl.Reg.7 september 2012 en gewijzigd bij art. 17 B.Vl.Reg. 3 juli 2015

47

Page 48: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

de installatie, die door de Europese Commissie worden aangenomen, wordt gecontroleerd of de installatie aan de, aan die BBT-conclusies getoetste, vergunningsvoorwaarden voldoet.Art. 35/5. De systematische evaluatie van de milieurisico's, vermeld in artikel 35/4, wordt gebaseerd op ten minste de volgende criteria :1° de potentiële en de reële gevolgen van de GPBV-installaties in kwestie voor de gezondheid van de mens en voor het milieu, rekening houdend met de emissieniveaus en de soorten emissies, de gevoeligheid van het plaatselijke milieu en het risico op ongevallen;2° de naleving van de vergunningsvoorwaarden;3° de deelname van de exploitant aan het milieubeheer- en milieuauditsysteem van de Unie (EMAS) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) of aan het milieuzorgsysteem ISO 14001.

Art. 35/6. Niet-routinematige controles worden uitgevoerd om ernstige milieuklachten, ernstige milieuongevallen, incidenten en gevallen van niet-naleving zo snel mogelijk en, in voorkomend geval voor de afgifte of toetsing van een milieuvergunning of wijziging of aanvulling van vergunningsvoorwaarden, overeenkomstig artikel 41bis van titel I van het VLAREM, te onderzoeken.

Art. 35/7. Na elk bezoek ter plaatse stellen de betrokken gewestelijke toezichthouders een controlerapport op.In het controlerapport worden de volgende zaken opgenomen :1° de relevante bevindingen ten aanzien van de naleving van de vergunningsvoorwaarden door de GPBV-installatie;2° de conclusies over de eventuele noodzaak van verdere maatregelen.Het controlerapport wordt binnen twee maanden ter kennis gebracht van de betrokken exploitant.Het rapport wordt door de gewestelijke toezichthouders, vermeld in artikel 12, 1° en 7°, openbaar gemaakt binnen een termijn van vier maanden nadat het bezoek ter plaatse heeft plaatsgevonden, overeenkomstig het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur. "200

[Art. 35/8. § 1. De gewestelijke toezichthouders, vermeld in artikel 12.1°, 4°, 10° en 11°, van dit besluit stellen voor het toezicht op de inrichtingen die overeenkomstig bijlage 1 van titel I van het VLAREM zijn ingedeeld als inrichtingen van klasse 1 en 2, geregeld en ten minste om de vijf jaar, programma's op.Bij het opstellen van een programma brengen de gewestelijke toezichthouders de toezichthouders, vermeld in artikel 34 van dit besluit, tijdig op de hoogte van hun ontwerp van programma, met het oog op afstemming van de programma's, vermeld in paragraaf 2.§ 2. De toezichthouders, vermeld in artikel 34 van dit besluit, kunnen een programma opstellen voor routinematige controles van inrichtingen die overeenkomstig bijlage 1 van titel I van het VLAREM zijn ingedeeld als inrichtingen van klasse 2.Een programma als vermeld in het eerste lid, is complementair aan het ontwerp van programma, vermeld in paragraaf 1, en bestrijkt dezelfde periode.§ 3. Een programma voor routinematige controles maakt ten minste melding van:1° de periode die het programma bestrijkt;

200 Ingevoegd bij art. 219 B. Vl. Reg. 7 juni 201348

Page 49: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

2° de aard en het aantal van de geprogrammeerde routinematige controles;3° de toezichthouders die worden belast met de concrete uitvoering van de controles.

Art. 35/9. De toezichthouders, vermeld in artikel 34, voeren niet-routinematige controles uit om milieuklachten zo snel mogelijk te onderzoeken.]201

Afdeling III. Toezichtrechten

Onderafdeling I. Algemene bepalingen

Art. 16.3.10. Bij de uitvoering van hun toezichtopdrachten beschikken toezichthouders over de volgende toezichtrechten: 1° het recht op toegang, vermeld in artikel 16.3.12; 2° het recht op inzage en kopie van zakelijke gegevens, vermeld in artikel

16.3.13; 3° het recht van onderzoek van zaken, inclusief het monsternemings-,

metings-, beproevings- en analyserecht, vermeld in artikel 16.3.14; 4° het recht van onderzoek van transportmiddelen, vermeld in artikel

16.3.17; 5° het recht op ondersteuning, vermeld in artikel 16.3.18; 6° het recht op het doen van vaststellingen door middel van audiovisuele

middelen, vermeld in artikel 16.3.19; 7° het recht op bijstand van de politie, vermeld in artikel 16.3.21.

De Vlaamse Regering bepaalt de toezichtrechten die elke categorie toezichthouders kan uitoefenen.

Art. 36. Elke categorie van toezichthouders, inclusief de waarnemende toezichthouders, beschikt over alle toezichtrechten, vermeld in artikel 16.3.10, eerste lid, van het decreet.

[Art. 36/1. In afwijking van artikel 36 beschikken de toezichthouders, vermeld in artikel 12,5°/2, alleen over het recht op toegang, vermeld in artikel 16.3.10, eerste lid, 1°, van het decreet, met het oog op de controle van machtigings-, vergunnings- en subsidievoorwaarden en meldingen op grond van de verordeningen, wetten, decreten en besluiten, vermeld in artikel 25.]202

Art. 16.3.11. Toezichthouders maken van hun toezichtrechten alleen gebruik voor zover dat redelijkerwijs nuttig wordt geacht voor de vervulling van hun toezichtopdrachten.

Onderafdeling II. Recht op toegang

201 Toegevoegd bij art. 15 B.Vl.Reg. 25 april 20104202 Ingevoegd bij art. 13 vervolgbesluit

49

Page 50: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Art. 16.3.12. Toezichthouders mogen altijd, zonder voorafgaande verwittiging, elke plaats vrij betreden en het benodigde materiaal meenemen. Zij moeten hierbij de interne en externe veiligheidsprocedures respecteren.  Tot de bewoonde lokalen hebben ze echter alleen toegang als ze aan een van de volgende voorwaarden voldoen :1° ze hebben de voorafgaande en schriftelijke toestemming gekregen van

de bewoner; 2° ze werden ertoe voorafgaandelijk en schriftelijk gemachtigd door de

rechter in de politierechtbank. In dat geval hebben de toezichthouders alleen toegang tussen vijf uur ’s morgens en eenentwintig uur ’s avonds.

Onderafdeling III. Recht op inzage en kopie van zakelijke gegevens

Art. 16.3.13. Met het oog op de uitoefening van de toezichtrechten, zoals bedoeld in artikel 16.3.10, 1° tot en met 5°, mogen toezichthouders inzage vorderen van alle daarvoor noodzakelijke zakelijke documenten en andere zakelijke informatiedragers. Hiertoe mogen zij zich die informatiedragers laten voorleggen op de plaats die zij aanwijzen.  Zij mogen zich van alle zakelijke documenten en andere zakelijke informatiedragers kosteloos een kopie laten verstrekken of er zelf een kopie van maken. Als kopiëren niet mogelijk is, mogen zij die informatiedragers tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs bij zich houden of meenemen tijdens de periode die vereist is om hun opdracht te volbrengen.

Onderafdeling IV. Recht van onderzoek van zaken

Art. 16.3.14. §1. Toezichthouders mogen zaken onderzoeken of laten onderzoeken. Zij mogen ze onder meer beproeven of laten beproeven, er monsters van nemen of laten nemen, ze meten of laten meten en ze analyseren of laten analyseren. Zij mogen daartoe verpakkingen openen of laten openen.  Als het onderzoek niet ter plaatse uitgevoerd kan worden, mogen zij de zaken tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs meenemen tijdens de periode die vereist is om het onderzoek uit te voeren.

50

Page 51: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

§2. Toezichthouders mogen [de technische middelen en personeel]203 om de monsterneming, meting of beproeving uit te voeren kosteloos opvorderen van de houder van de te onderzoeken zaken.

§3. Toezichthouders mogen gedurende de tijd die noodzakelijk is voor het onderzoek, het vervoer, het gebruik en de verwerking van zaken verbieden zonder dat hen hiervoor kosten worden aangerekend.204

Art. 16.3.15. De monsternemingen, metingen of beproevingen worden uitgevoerd door toezichthouders of door daartoe erkende laboratoria of milieudeskundigen.  De analyses worden uitgevoerd door toezichthouders of door daartoe erkende laboratoria. [Als er voor een specifieke monsterneming, meting, beproeving of analyse geen erkenning bestaat, wordt die monsterneming, meting, beproeving of analyse uitgevoerd door de toezichthouders of door de geaccrediteerde laboratoria of volgens een referentiemeetmethode of, bij gebrek daaraan, volgens een methode die de door de Vlaamse Regering hiertoe aangeduide instantie aanvaardt.]205 

Art. 16.3.16. De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor het uitvoeren van monsternemingen, metingen, beproevingen en analyses.  De Vlaamse Regering kan de regels bepalen voor de erkenning van laboratoria en milieudeskundigen. Ze kan tevens de voorwaarden bepalen waaraan bij gebruik van de erkenning moet worden voldaan.

Onderafdeling II. MilieuhandhavingsbesluitMonsternemingen, metingen, beproevingen, analyses

A. Algemeen.

Art. 37. Monsternemingen, metingen, beproevingen en analyses, hierna technische controles te noemen, worden uitgevoerd volgens de modaliteiten, vermeld in artikel 38 tot en met 56.

B. Technische controles.

Art. 38. De technische controles op de lozing van afvalwater kunnen omvatten: 1°  het nemen van de volgende monsters en de analyse van die monsters: 203 Gewijzigd bij art. 7 vervolgdecreet204 Ingevoegd bij art. 7 Decr. Vl. 22 november 2013205 Toegevoegd bij art. 8 vervolgdecreet

51

Page 52: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

  a) minstens één monster van het geloosde water;   b) minstens één monster van het opgenomen oppervlaktewater als dat toepasselijk is;   c) eventueel minstens één monster van het opgenomen grondwater;   d) eventueel minstens twee monsters van het ontvangende water, minstens één

stroomopwaarts van de lozing en minstens één stroomafwaarts van de lozing;  2° het onderzoeken van door de lozing van afvalwater veroorzaakte schade aan mens,

dieren, planten en materialen; 3° de uitvoering van metingen ter plaatse van de emissies, stromen die de emissies

kunnen beïnvloeden en immissies.

Art. 39. De technische controles op de luchtverontreiniging, met inbegrip van geurhinder, kunnen bestaan in: 1° het nemen van minstens één monster van de geloosde stoffen of van de

verontreinigd geachte lucht en de analyse ervan; 2° het onderzoeken van door luchtverontreiniging veroorzaakte schade aan mens,

dieren, planten en materialen; 3° de uitvoering van metingen ter plaatse van de emissies, gasstromen die de

emissies kunnen beïnvloeden en immissies, met inbegrip van snuffelploegmetingen.  Art. 40. De technische controles op bodem- of grondwaterverontreiniging kunnen bestaan in: 1° het nemen van minstens een van de volgende monsters en de analyse van die monsters:

a) een monster van het grondwater; b) een monster van de bodem; c) een monster van stoffen die de bodem of het grondwater verontreinigen;

2° het onderzoeken van door bodem-of grondwaterverontreiniging veroorzaakte schade aan mens, dieren, planten en materialen;

3° de uitvoering van metingen ter plaatse op bodem of grondwater.  Art. 41. De technische controles op de eigenschappen en de samenstelling van afvalstoffen kunnen bestaan in: 1° het nemen van minstens een van de volgende monsters en de analyse van die monsters:

a) een monster van de afvalstof of van het medium waarin een afvalstof vermoed wordt;

b) een monster van de grondstoffen, tussenproducten of eindproducten die voorkomen in het proces waarbij de afvalstof ontstaat;

2° het onderzoeken van door afvalstoffen veroorzaakte schade aan mens, dieren, planten en materialen;

3° de uitvoering van metingen ter plaatse op afvalstoffen of het medium waarin de afvalstof vermoed wordt.

 Art. 42. De technische controles op de geluidshinder bestaan in de meting van het geluidsniveau.

Art. 43. De technische controles op de trillingshinder bestaan in de meting van trillingen.

Art. 44. De technische controles op de lichthinder bestaan in de meting van de lichtintensiteit.

52

Page 53: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Art. 45. De technische controles op ggo’s of pathogene organismen bestaan in het nemen van een biologisch staal.

[Artikel 45/1. De technische controles op de milieuhinder van elektromagnetische golven bestaan in de meting van de elektrische veldsterkte van de elektromagnetische golven.]206

C. Het nemen en analyseren van monsters.

Art. 46. De toezichthouders nemen, overeenkomstig artikel 16.3.15 van het decreet, monsters of geven opdracht ze te laten nemen door een daartoe erkend laboratorium of door een daartoe erkende milieudeskundige, en analyseren ze zelf of laten ze door een daartoe erkend laboratorium analyseren. Zij bepalen het tijdstip waarop en de bedrijfsomstandigheden waaronder de monsterneming plaatsvindt.

Art. 47. De toezichthouders kunnen, overeenkomstig artikel 16.3.14, § 2, van het decreet, van de houder van de te bemonsteren stoffen, de nodige technische middelen en personeel kosteloos opvorderen om de monsterneming uit te voeren.  Voor de technische controle op ggo’s en pathogene organismen moet de gebruiker de microbiologische of moleculaire methodes, die het mogelijk maken de gebruikte ggo’s of pathogene organismen te traceren, ter beschikking stellen van de toezichthouders.

Art. 48. §1. Elk monster bestaat uit twee identieke delen. Eén deel is bestemd voor de analyse en één deel is bestemd voor een eventuele tegenanalyse.

Een monster dat genomen wordt in het kader van de technische controle op de luchtverontreiniging, kan uit slechts één deel bestaan dat bestemd is voor de analyse.

[Elk monster dat genomen wordt in het kader van de technische controle van meststoffen, kan alleen bestaan uit een deel dat bestemd is voor de analyse.]207

§2. Alle verrichtingen die bij de monsterneming plaatsvinden en die noodzakelijk zijn voor een goede analyse van het monster, moeten op elk deel van het monster uitgevoerd worden. De toezichthouders nemen die verrichtingen op in het verslag van monsterneming, vermeld in artikel 50.

§3. De toezichthouders bepalen de monstergrootte naargelang van de aard van de verrichtingen die in het laboratorium moeten worden uitgevoerd.

Art. 49. §1. De toezichthouders of hun opdrachtnemers als vermeld in artikel 46 verzamelen elk deel van het monster in één of meerdere gepaste recipiënten of in een geschikte middenstof, afhankelijk van de aard van de te bemonsteren stof, de bewaring en de te verrichten analyses.  Elk deel van het monster dat toezichthouders of de in het eerste lid vermelde opdrachtnemers niet ter plaatse analyseren, verpakken ze ter plaatse en verzegelen ze, ofwel met hun zegel, ofwel met het zegel van de toezichthouder die de monsterneming heeft laten uitvoeren. Dat gebeurt om elke vervanging, verwijdering of bijvoeging van welke aard ook te vermijden.

206 Toegevoegd bij art. 3 B.Vl. Reg. 23 september 2011207 Toegevoegd bij art. 16 B.Vl.Reg. 25 april 2014

53

Page 54: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

§2. De buitenverpakking van elk deel van het monster bevat de volgende vermeldingen: 1° een identificatiekenmerk; 2° de aard van de bemonsterde stof; 3° de datum en het uur van monsterneming; 4° de naam en de handtekening van de toezichthouder die het monster heeft genomen of heeft laten nemen.  Art. 50. De toezichthouders stellen een verslag van monsterneming op, en ondertekenen het met vermelding van de datum van monsterneming. Een andere toezichthouder of een getuige die wordt opgeroepen om bij de monsterneming aanwezig te zijn, ondertekent dat verslag mee.

Art. 51. De toezichthouders die het monster hebben genomen of hebben laten nemen, overhandigen of zenden, binnen vijf werkdagen die volgen op de datum van de monsterneming, een kopie van het verslag van monsterneming aan de persoon tegen wie het resultaat van de monsterneming kan worden ingeroepen, of aan zijn vertegenwoordiger.  Als die personen niet bekend zijn, overhandigen of zenden de toezichthouders het verslag van monsterneming aan de persoon van wie de activiteit aanleiding geeft tot de monsterneming, of aan zijn vertegenwoordiger.

[Art. 52. De toezichthouders overhandigen het deel van het monster dat bestemd is voor de eventuele tegenanalyse, ter plaatse en tegen ontvangstbewijs aan de persoon tegen wie het resultaat van de monsterneming kan worden ingeroepen, aan de exploitant of aan zijn vertegenwoordiger.  Als de persoon tegen wie het resultaat van de monsterneming kan worden ingeroepen, de exploitant of zijn vertegenwoordiger het deel van het monster dat bestemd is voor de eventuele tegenanalyse, niet in ontvangst kan nemen, wordt het gedurende tien werkdagen voor hen ter beschikking gehouden.  Die termijn gaat in op de dag na de datum van de monsterneming.  De toezichthouders die het monster hebben genomen of hebben laten nemen, stellen de persoon tegen wie het resultaat van de monsterneming kan worden ingeroepen, de exploitant of zijn vertegenwoordiger daarvan zo snel mogelijk na de monsterneming in kennis.]208

Art. 53.   [Elk deel van het genomen monster wordt bewaard en verstuurd in fysische omstandigheden die wijzigingen in de samenstelling van het monster zo veel mogelijk vermijden.  Uiterlijk op de eerste werkdag na de monsterneming wordt elk deel van het genomen monster aan het laboratorium bezorgd dat de analyses uitvoert. Het laboratorium deelt het protocol van de analyse mee aan de persoon die de analyse aanvraagt.]209

  

208 Gewijzigd bij art. 14 vervolgbesluit209 Gewijzigd bij art. 18 B.Vl.Reg. 19 november 2010

54

Page 55: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Een eventuele tegenanalyse wordt uitgevoerd op kosten van de persoon tegen wie het resultaat van de monsterneming kan worden ingeroepen, of op kosten van de exploitant, door een daartoe erkend laboratorium.]210

D. Het uitvoeren van metingen of beproevingen. Art. 54. §1. De toezichthouders voeren, overeenkomstig artikel 16.3.15 van het decreet, metingen of beproevingen uit of geven een daartoe erkend laboratorium of door een daartoe erkende milieudeskundige opdracht om ze uit te voeren. Zij bepalen ook het tijdstip waarop en de bedrijfsomstandigheden waaronder de meting of beproeving wordt uitgevoerd.

§2. De metingen of beproevingen ter plaatse kunnen worden uitgevoerd met meetapparatuur die ingevolge de wetgeving of ingevolge de milieuvergunning aan de exploitant is opgelegd.  De toezichthouder mag een ijking van die meetapparatuur laten uitvoeren door een daartoe erkend laboratorium of door een daartoe erkende milieudeskundige. De ijkingskosten zijn voor rekening van de exploitant van de inrichting.

§3. Voor de toezichthouder conform paragraaf 2 overgaat tot de uitvoering van metingen of beproevingen of van de ijking van meetapparatuur, nodigt hij de exploitant of zijn vertegenwoordiger ter plaatse uit om die metingen of beproevingen of ijking bij te wonen.211

[….]212

Art. 55. De metingen van het geluidsniveau, van trillingen of van de lichtintensiteit worden uitgevoerd op basis van een referentiemeetmethode of, bij gebrek daaraan, volgens methoden die de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, aanvaardt.  Het Departement maakt de methoden, vermeld in het eerste lid bekend op haar website en vermeldt daar de manier waarop deze informatie op papier kan verkregen worden.

Art. 56. De toezichthouders stellen een verslag van de meting op.  De toezichthouders stellen een verslag op, en ondertekenen het met vermelding van de datum van de meting of beproeving. De andere toezichthouder of een getuige die wordt opgeroepen om bij de meting of beproeving aanwezig te zijn, ondertekent dat verslag mee.  De toezichthouders die de meting of beproeving hebben uitgevoerd of hebben laten uitvoeren, overhandigen of zenden, binnen vijf werkdagen die volgen op de datum van de meting of beproeving, een kopie van het verslag aan de persoon tegen wie het resultaat van de meting of beproeving kan worden ingeroepen of aan zijn vertegenwoordiger.

Onderafdeling V. Recht van onderzoek van transportmiddelen

210 Gewijzigd bij art. 15 vervolgbesluit211 Vervangen bij art. 19.1° B.Vl.Reg. 3 juli 2015212 Toegevoegd bij art. 19 B.Vl.Reg. 19 november 2010 en opgeheven bij art. 19.2° B.Vl.Reg. 3 juli 2015

55

Page 56: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Art. 16.3.17. Toezichthouders mogen transportmiddelen en de lading ervan onderzoeken of laten onderzoeken, en inzage vorderen van de wettelijk voorgeschreven documenten.

Zij mogen bevelen geven aan de bestuurders of begeleiders. Zo mogen ze onder meer bevelen dat de bestuurders of begeleiders hun transportmiddel kosteloos stilzetten en dat ze het kosteloos naar een door hen aangewezen plaats brengen.

Onderafdeling VI. Recht op ondersteuning

Art. 16.3.18. Bij de uitoefening van hun toezichtrechten mogen toezichthouders zich laten bijstaan door personen die zij daartoe hebben aangewezen op grond van hun deskundigheid.

Gemeentelijke toezichthouders mogen zich laten ondersteunen door gewestelijke toezichthouders. De Vlaamse regering kan daarvoor de nadere regels bepalen.213

Onderafdeling VII. Recht op het doen van vaststellingen door middel van audiovisuele middelen

Art. 16.3.19. Zonder afbreuk te doen aan de regelgeving inzake privacy zoals onder meer bepaald door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en door de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en haar uitvoeringsbesluiten, kunnen de toezichthouders vaststellingen doen met audiovisuele middelen.

Onderafdeling VIII. Recht op bijstand

Art. 16.3.20. Iedereen moet aan toezichthouders binnen de door hen gestelde termijn alle medewerking verlenen die zij redelijkerwijs kunnen vragen bij de uitoefening van hun toezichtrechten.

Art. 16.3.21. Toezichthouders kunnen bij de uitvoering van hun toezichtopdrachten de bijstand van de politie vorderen.

Om de uitoefening van het toezichtrecht op inzage en kopie van zakelijke gegevens mogelijk te maken, kunnen toezichthouders met de bijstand van de politie overgaan tot het openen en gebruiken of doen gebruiken van zaken als de hiernavolgende voorwaarden gelijktijdig zijn vervuld:

213 Ingevoegd bij art. 8 Decr. Vl. 22 november 201356

Page 57: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

1° het volbrengen van de toezichtopdracht vereist de uitoefening van het toezichtrecht;

2° de uitoefening van het toezichtrecht is niet mogelijk op een andere wijze;

3° de persoon die het genot heeft van de zaken in kwestie geeft geen toestemming tot opening of gebruik.

Afdeling IV. Voorkoming en vaststelling van milieu-inbreuken en milieumisdrijven

Onderafdeling I. Raadgevingen

Art. 16.3.22. Als toezichthouders vaststellen dat een milieu-inbreuk of een milieumisdrijf dreigt op te treden, kunnen zij alle raadgevingen geven die zij nuttig achten om dat te voorkomen.

Onderafdeling II. Vaststelling van milieu-inbreuken

Art. 16.3.23. Bij de vaststelling van een milieu-inbreuk kunnen de toezichthouders een verslag van vaststelling opstellen. Ze bezorgen dat onmiddellijk aan de gewestelijke entiteit. Ze bezorgen gelijktijdig een kopie van het verslag van vaststelling aan de vermoedelijke overtreder.

De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor het verslag van vaststelling.

Art. 57. De toezichthouders stellen milieu-inbreuken vast in een verslag van vaststelling, waarvan de minister de vorm bepaalt.

Onderafdeling III. Vaststelling van milieumisdrijven

Art. 16.3.24. De toezichthouders stellen de milieumisdrijven vast in een proces-verbaal, dat ze onmiddellijk bezorgen aan de procureur des Konings bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waar het milieumisdrijf is gepleegd.

De toezichthouders kunnen een kopie van het proces-verbaal bezorgen aan de relevante gewestelijke overheden, die belast zijn met de handhaving van de regelgeving, vermeld in artikel 16.1.1, eerste lid.

De Vlaamse regering kan de nadere voorwaarden bepalen van het proces-verbaal, alsook welke andere overheden geïnformeerd kunnen worden over de vastgestelde milieumisdrijven en de wijze waarop dat moet gebeuren.

57

Page 58: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

De Vlaamse regering kan bepalen in welke gevallen de toezichthouders een kopie van het proces-verbaal moeten bezorgen.214

Art. 58. §1. De toezichthouders stellen de milieumisdrijven vast in een proces-verbaal waarvan de minister de vorm bepaalt.

[§2. De toezichthouders melden schriftelijk aan het college van burgemeester en schepenen dat er eenproces-verbaal is opgesteld. Daarin melden ze minstens de concrete locatie van het milieumisdrijf en, als die bekend is, de naam van vermoedelijke overtreder en de datum van de vaststelling.Voor de inrichtingen die overeenkomstig bijlage 1 van titel I van het VLAREM zijn ingedeeld als inrichtingen van klasse 1, 2 en 3, wordt van elk proces-verbaal een kopie bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, en aan de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving.Voor de bedrijven die vallen onder het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, wordt die melding gedaan aan de betrokken deputatie en aan de provinciegouverneur.De melding, vermeld in het eerste en het tweede lid, wordt gedaan binnen een termijn van veertien dagen na de datum van de afsluiting van het proces-verbaal.]215.

[§ 3. De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 5° en 5° /1, van dit besluit, bezorgen een kopie van het proces-verbaal dat is opgesteld :1° wegens schending van de jachtregelgeving aan de instanties bevoegd voor de afgifte van het jachtverlof;2° wegens ontbossing aan [de afdeling, bevoegd voor de uitvoering van de handhavingstaken op het beleidsveld ruimtelijke ordening]216;3° tegen landbouwers wegens schending van de regels over de bescherming van vogels en de bescherming van vegetatie en kleine landschapselementen aan de Afdeling Markt- en Inkomensbeheer van het Agentschap voor Landbouw en Visserij;4° wegens het niet legaal in bezit hebben van fazanten aan de provinciale controle-eenheden van het federaal voedselagentschap;5° wegens schending van de CITES-wet en zijn uitvoeringsbesluiten aan de dienst CITES van de federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.6° wegens het wijzigen van de vegetaties, vermeld in artikel 7, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, als ze gelegen zijn in een beschermd landschap, aan de afdeling Inspectie van het Agentschap Inspectie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed.217

§ 4. De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 1°, van dit besluit, en [de lokale toezichthouders]218 bezorgen een kopie van het proces-verbaal dat is opgesteld wegens schending van het Milieuvergunningendecreet of de uitvoeringsbesluiten ervan wat het beheren van afvalstoffen betreft, aan de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij.

214 Ingevoegd bij art. 9 Decr. Vl. 22 november 2013215 Gewijzigd bij art. 16 vervolgbesluit en vervangen bij art. 20.1° B.Vl.Reg. 3 juli 2015216 Gewijzigd bij art. 34 B.Vl.Reg. 15 juli 2016.217 Toegevoegd bij art. 20.2° B.Vl.Reg. 3 juli 2015218 Toegevoegd bij art. 20.3° B.Vl.Reg. 3 juli 2015

58

Page 59: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

§ 5. De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 1°, van dit besluit, en [de lokale toezichthouders]219 bezorgen ook een kopie van het proces-verbaal aan de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij als ze nieuwe bodemverontreiniging vaststellen in de inrichtingen die in de indelingslijst, opgenomen in de bijlage bij titel I van het VLAREM, in kolom 8 een vermelding van O, A of B hebben staan.

§ 6. De toezichthouders bezorgen een kopie van het proces-verbaal aan [de afdeling, bevoegd voor de uitvoering van de handhavingstaken op het beleidsveld ruimtelijke ordening]220 wanneer ze vaststellen dat er een reliëfwijziging op terreinen is aangebracht die een schending inhoudt op het Materialendecreet of het Bodemdecreet]221.

Art. 16.3.25. Het proces-verbaal heeft bewijswaarde tot het tegendeel is bewezen.

Als de vermoedelijke overtreder bekend is, wordt, op straffe van verval van de bewijswaarde tot het tegendeel, aan de vermoedelijke overtreder kennis gegeven van een kopie van het proces-verbaal. Die kennisgeving gebeurt binnen een termijn van veertien dagen, na de datum van afsluiting van het proces-verbaal222.

Art. 16.3.26. Bij de vaststelling van een milieumisdrijf kunnen toezichthouders, met het oog op de bewijsvoering, alle bewarende maatregelen met betrekking tot zaken nemen voor een termijn van hoogstens tweeënzeventig uur. De toezichthouders die aldus een bewarende maatregel hebben genomen, brengen de procureur des Konings bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waar het milieumisdrijf is gepleegd, hiervan onmiddellijk op de hoogte.

[Onderafdeling IIIbis. Identificatie]223

[Art. 16.3.26bis. Bij de vaststelling van een milieu-inbreuk of een milieumisdrijf kunnen de toezichthouders de identiteit controleren van de vermoedelijke overtreder.

De identiteitsstukken die aan de toezichthouder worden overhandigd, moeten na verificatie van de identiteit onmiddellijk aan de betrokkene worden teruggegeven.]224

Onderafdeling IV. Aanmaningen

219 Toegevoegd bij art. 20.4° B.Vl.Reg. 3 juli 2015220 Gewijzigd bij art. 34 B.Vl.Reg. 15 juli 2016.221 Toegevoegd bij art. 17 B.Vl.Reg. 25 april 2014222 Gewijzigd bij art. 10 Decr. Vl. 22 november 2013223 Ingevoegd bij art. 9 vervolgdecreet.224 Ingevoegd bij art. 10 vervolgdecreet.

59

Page 60: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Art. 16.3.27. Als toezichthouders bij de uitoefening van hun toezichtopdracht een milieu-inbreuk of een milieumisdrijf vaststellen, kunnen zij de vermoedelijke overtreder en eventuele andere betrokkenen aanmanen om de nodige maatregelen te nemen om deze milieu-inbreuk of dat milieumisdrijf te beëindigen, de gevolgen ervan geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken of een herhaling ervan te voorkomen.

HOOFDSTUK IV. Bestuurlijke handhaving

Afdeling I. Algemene bepalingen

Art. 16.4.1. De toezichthouders behouden hun toezichtrechten in de fase van de bestuurlijke handhaving.

Art. 16.4.2. Bestuurlijke handhaving kan de vorm aannemen van bestuurlijke maatregelen of van bestuurlijke geldboeten. Samen met een bestuurlijke geldboete kan een bestuurlijke ontneming van het wederrechtelijk verkregen vermogensvoordeel worden opgelegd.

Samen met bestuurlijke maatregelen kan een bestuurlijke dwangsom worden opgelegd voor het geval dat de bestuurlijke maatregelen niet of niet tijdig worden uitgevoerd.225

Art. 16.4.3. Bestuurlijke maatregelen of bestuurlijke geldboeten kunnen alleen worden opgelegd voor feiten die in strijd zijn met wettelijke voorschriften die voorafgaandelijk aan die feiten zijn bepaald en in werking zijn getreden.

Art. 16.4.4. Bij het opleggen van bestuurlijke maatregelen of bestuurlijke geldboeten zorgen de personen, vermeld in artikel 16.4.6, alsook de gewestelijke entiteit, vermeld in artikel 16.4.25, ervoor dat er geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten die aan de bestuurlijke maatregelen of bestuurlijke geldboeten ten grondslag liggen, en de maatregelen of de boeten die op grond van die feiten worden opgelegd.

Afdeling II. Bestuurlijke maatregelen

Onderafdeling I. Oplegging

Art. 16.4.5. Na de vaststelling van een milieu-inbreuk of milieumisdrijf kunnen bestuurlijke maatregelen worden opgelegd.

225 Ingevoegd bij art. 11 Decr. Vl. 22 november 201360

Page 61: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Bestuurlijke maatregelen kunnen worden opgelegd ten aanzien van degene die een milieu-inbreuk of een milieumisdrijf heeft gepleegd, alsook diegene die opdracht heeft gegeven om handelingen te stellen die een milieu-inbreuk of milieumisdrijf uitmaken.226

De Vlaamse Regering kan bepalen in welke omstandigheden bestuurlijke maatregelen moeten worden opgelegd.227

Art. 16.4.6. De personen, bevoegd voor het opleggen van bestuurlijke maatregelen, zijn:

1. toezichthouders, voor de milieuwetgeving waarop hun toezichtopdracht betrekking heeft;

2. de gouverneur van een provincie of zijn plaatsvervanger, voor de milieu-inbreuken of milieumisdrijven aangewezen door de Vlaamse Regering;

Wanneer de burgemeester, de provinciegouverneur of de gemeentelijke toezichthouders geen of geen afdoende bestuurlijke maatregelen opleggen, kunnen de bevoegde gewestelijke toezichthouders bestuurlijke maatregelen opleggen.228

Art. 59. De provinciegouverneur of zijn plaatsvervanger is bevoegd voor het opleggen van bestuurlijke maatregelen als: 1° er een overtreding is van artikel 2 van de wet Oppervlaktewateren; 2° er een overtreding is van artikel 12, §1 van het Materialendecreet;229

3° een vergunningsplichtige inrichting zonder vergunning wordt geëxploiteerd als vermeld in titel I van het Vlarem;

4° een inrichting van klasse 2 wordt geëxploiteerd in strijd met de vergunningsvoorwaarden; [5° een inrichting van klasse 3 wordt geëxploiteerd in strijd met de

milieuvoorwaarden.]230

3. de burgemeester of zijn plaatsvervanger, voor de milieu-inbreuken of milieumisdrijven aangewezen door de Vlaamse Regering.

Art. 60. De burgemeester of zijn plaatsvervanger is bevoegd voor het opleggen van bestuurlijke maatregelen als: 1° er een overtreding is van artikel 2, of van hoofdstuk IIter van de wet Oppervlaktewateren;231 2° er een overtreding is van artikel 12, §1 van het Materialendecreet;232 3° een vergunningsplichtige inrichting zonder vergunning wordt geëxploiteerd;

226 Ingevoegd bij art. 12 Decr. Vl. 22 november 2013227 Ingevoegd bij art. 9 Decr.Vl. 25 mei 2012228 Ingevoegd bij art. 13 Decr. Vl. 22 november 2013229 Gewijzigd bij art. 10.7.14 B.Vl.Reg. 17 februari 2012230 Gewijzigd bij art. 18 B.Vl.Reg. 25 april 2014231 Vervangen bij art. 21 B.Vl.Reg. 3 juli 2015232 Gewijzigd bij art. 10.7.15 B.Vl.Reg. 17 februari 2012

61

Page 62: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

4° een inrichting van klasse 2 wordt geëxploiteerd in strijd met de vergunningsvoorwaarden; [5° een inrichting van klasse 3 wordt geëxploiteerd in strijd met de

milieuvoorwaarden;]233; 6° er een overtreding is van artikel 62 van het Bodemdecreet.

Art. 16.4.7. §1. De bestuurlijke maatregelen kunnen de vorm aannemen van: 1° een bevel om maatregelen te nemen om de milieu-inbreuk of het

milieumisdrijf te beëindigen, de gevolgen ervan geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken of herhaling ervan te voorkomen;

2° een bevel om activiteiten, werkzaamheden of het gebruik van zaken te beëindigen;

3° een feitelijke handeling van de personen, vermeld in artikel 16.4.6, op kosten van degene ten aanzien van wie de bestuurlijke maatregelen werden opgelegd234, om de milieu-inbreuk of het milieumisdrijf te beëindigen, de gevolgen ervan geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken of herhaling ervan te voorkomen;

4° een combinatie van de maatregelen, vermeld in 1°, 2° en 3°.

§2. De bestuurlijke maatregelen kunnen onder meer het volgende inhouden: 1° de stopzetting of uitvoering van werkzaamheden, handelingen of

activiteiten; 2° het verbod op het gebruik van of de verzegeling van gebouwen,

installaties, machines, toestellen, transportmiddelen, containers, terreinen en alles wat zich daarin of daarop bevindt;

3° de volledige of gedeeltelijke sluiting van een inrichting; 4° [het meenemen van daarvoor vatbare zaken, met inbegrip van

afvalstoffen, waarvan het bezit [of het gebruik]235 in strijd is met de milieuwetgeving, vermeld in artikel 16.1.1, eerste lid];

5° [het onmiddellijk vernietigen, op kosten van degene ten aanzien van wie de bestuurlijke maatregelen werden opgelegd, van zaken die bederfelijk zijn of waarvan het bezit verboden is. Als het om dieren gaat waarvan het bezit verboden is, kunnen die op kosten van degene ten aanzien van wie de bestuurlijke maatregelen werden opgelegd236, al naar gelang het geval, ofwel onmiddellijk worden vrijgelaten, ofwel worden overgebracht naar een erkend opvangcentrum voor vogels en wilde dieren, ofwel worden vernietigd.]237

233 Gewijzigd bij art. 19 B.Vl.Reg. 25 april 2014234 Gewijzigd bij art. 14 Decr. Vl. 22 november 2013235 Ingevoegd bij art. 56 Decr. Vl. 23 december 2010236 Gewijzigd bij art. 15 Decr. Vl. 22 november 2013237 Toegevoegd bij art. 11.2° vervolgdecreet

62

Page 63: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Voor de uitvoering van die maatregelen mogen de bevoegde personen, alsmede de personen die ze hebben aangewezen, elke plaats vrij betreden en het benodigde materiaal meenemen. Tot de bewoonde lokalen kunnen ze alleen toegang hebben als ze aan een van de volgende voorwaarden voldoen: 1° ze hebben de voorafgaande en schriftelijke toestemming gekregen van

de bewoner; 2° ze werden ertoe voorafgaandelijk en schriftelijk gemachtigd door de

rechter in de politierechtbank. In dat geval hebben ze alleen toegang tussen vijf uur ’s morgens en eenentwintig uur ’s avonds.

De bevoegde personen kunnen bij de uitvoering van de bestuurlijke maatregelen de bijstand van de politie vorderen.

De bepalingen van artikelen 36, 37 en 38 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning blijven onverkort van toepassing.

Art. 16.4.8. In de gevallen, vermeld in artikel 16.4.7, § 1, 1° en 2°, bevatten bestuurlijke maatregelen een einddatum om er uitvoering aan te geven. Bij de bepaling van die uitvoeringstermijn wordt rekening gehouden met de tijd die redelijkerwijs is vereist om er uitvoering aan te geven.

Als er geen einddatum is bepaald, moeten de bestuurlijke maatregelen zo snel mogelijk worden uitgevoerd.

Art. 16.4.8bis. Bestuurlijke maatregelen kunnen niet meer worden opgelegd na het verstrijken van een termijn van vijf jaar nadat een toezichthouder voor de milieu-inbreuk of voor het milieumisdrijf een verslag van vaststelling of een proces-verbaal heeft opgesteld.238

Art. 16.4.9. De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor de vorm en de inhoud van de bestuurlijke maatregelen.

Onderafdeling II. Procedure tot het opleggen van bestuurlijke maatregelen

Art. 16.4.10. §1. Bestuurlijke maatregelen worden schriftelijk [of mondeling]239 opgelegd.

§2. De schriftelijke oplegging gebeurt door de kennisgeving van het besluit houdende de bestuurlijke maatregelen.

238 Ingevoegd bij art. 16 Decr. Vl. 22 november 2013239 Gewijzigd bij art. 12.1° vervolgdecreet

63

Page 64: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

§3. De Vlaamse Regering kan bepalen dat het besluit houdende de bestuurlijke maatregelen op elektronische wijze wordt bezorgd. Ze bepaalt in dat geval de nadere voorwaarden.

§4. Het besluit houdende de bestuurlijke maatregelen bevat minstens :1° een vermelding van de milieuvoorschriften240 die werden geschonden; 2° een overzicht van de vaststellingen inzake de milieu-inbreuk of het

milieumisdrijf;3° een omschrijving van de opgelegde bestuurlijke maatregelen en de

uitvoeringstermijn ervan; 4° de vermelding dat tegen het besluit houdende de bestuurlijke

maatregelen in beroep kan worden gegaan, alsook een omschrijving van de procedure om in beroep te gaan.

[§4bis. De mondelinge oplegging wordt gedaan aan diegene aan wie de bestuurlijke maatregel wordt opgelegd of een andere aanwezige betrokken personen. Ook bij de mondelinge oplegging worden diegene aan wie de bestuurlijke maatregel wordt opgelegd of de andere aanwezige betrokken personen zo volledig mogelijk geïnformeerd over de punten, vermeld in paragraaf 4, alsook over de vereiste van de tijdige schriftelijke bevestiging van de maatregel, vermeld in het tweede lid.

Als diegene aan wie de bestuurlijke maatregel wordt opgelegd afwezig is, kan een bestuurlijke maatregel tot stopzetting of uitvoering van werkzaamheden, handelingen of activiteiten ter plaatse op een zichtbare plaats worden aangebracht.

Op straffe van verval van de mondeling opgelegde maatregel of van de ter plaatse aangebrachte maatregel in geval van afwezigheid van diegene aan wie de bestuurlijke maatregel is opgelegd, moet de maatregel schriftelijk worden bevestigd binnen vijf werkdagen op de wijze die vermeld is voor de schriftelijke oplegging.241

§5. De Vlaamse Regering kan bepalen welke overheden op de hoogte moeten worden gebracht van de opgelegde bestuurlijke maatregelen en de wijze waarop dat moet gebeuren.

[Art. 61. § 1. Bij de vaststelling van een milieumisdrijf dat de schending inhoudt van een milieuvoorwaarde voor geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, voor voorkoming of beperking van emissies in lucht, water en bodem of voor voorkoming van het ontstaan van afvalstoffen bij een GPBV-installatie als vermeld in artikel 1, 16°, van titel I van het VLAREM of in rubriek 59 van de indelingslijst van titel I van het VLAREM,

240 Gewijzigd bij art. 17 Decr. Vl. 22 november 2013241 Gewijzigd bij art. 18 Decr. Vl. 22 november 2013

64

Page 65: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

manen de toezichthouders, vermeld in [artikel 12, 1° en 6°]242, van dit besluit, tot de toezichtsopdracht van wie het toezicht op de milieuvoorwaarde in kwestie behoort, de exploitant aan onmiddellijk de nodige maatregelen te nemen opdat op een zo kort mogelijke termijn weer aan de geschonden milieuvoorwaarde wordt voldaan.Als de exploitant geen gevolg geeft aan die aanmaning of als de door de exploitant genomen maatregelen ontoereikend zijn, bevelen de toezichthouders, vermeld in [artikel 12, 1° en 6°]243, van dit besluit, tot de toezichtsopdracht van wie het toezicht op de milieuvoorwaarde in kwestie behoort, bij het besluit houdende de bestuurlijke maatregelen, vermeld in artikel 16.4.10 van het decreet, de exploitant alle passende aanvullende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat weer aan de geschonden milieuvoorwaarde wordt voldaan.§ 2. Als de schending van de milieuvoorwaarden, vermeld in paragraaf 1, een direct gevaar voor de menselijke gezondheid oplevert of als ze onmiddellijke en aanzienlijk nadelige gevolgen voor het milieu dreigt te hebben, bevelen de toezichthouders, vermeld in [artikel 12, 1° en 6°]244, van dit besluit, tot de toezichtsopdracht van wie het toezicht op de milieuvoorwaarde in kwestie behoort, bij het besluit houdende de bestuurlijke maatregelen, vermeld in artikel 16.4.10 van het decreet, de exploitant de exploitatie van de GPBV-installatie in kwestie of het deel ervan stop te zetten, zolang niet kan worden gegarandeerd dat aan de geschonden milieuvoorwaarde wordt voldaan.§ 3. Dit artikel voorziet in de gedeeltelijke omzetting van artikel 8 van richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging).]245

Art. 61/1. § 1. De toezichthouders, vermeld in artikel 12, 5°, en in artikel 12, 5° /1, melden aan de afdeling, bevoegd voor de handhaving van het milieubeheerrecht, en aan de burgemeester dat er een besluit houdende bestuurlijke maatregelen is genomen.De andere toezichthouders dan de toezichthouders, vermeld in het eerste lid, melden schriftelijk aan de provinciegouverneur, aan de burgemeester en aan de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, dat er een besluit houdende bestuurlijke maatregelen is genomen.§ 2. De provinciegouverneur of zijn plaatsvervanger meldt schriftelijk aan de burgemeester en aan de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, dat er een besluit houdende bestuurlijke maatregelen is genomen.§ 3. De burgemeester of zijn plaatsvervanger meldt schriftelijk aan de provinciegouverneur en aan de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, dat er een besluit houdende bestuurlijke maatregelen is genomen.

Art. 61/2. § 1. De toezichthouders, vermeld in artikel 12,5°, en 5° /1, melden aan de afdeling, bevoegd voor de handhaving van het milieubeheerrecht, en aan de burgemeester dat er een besluit houdende opheffing van bestuurlijke maatregelen is genomen.De andere toezichthouders dan de toezichthouders, vermeld in het eerste lid, melden schriftelijk aan de provinciegouverneur, aan de burgemeester en aan de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, dat er een besluit houdende opheffing van bestuurlijke maatregelen is genomen.§ 2. De provinciegouverneur of zijn plaatsvervanger meldt schriftelijk aan de burgemeester en aan de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, dat er een besluit houdende opheffing van bestuurlijke maatregelen is genomen.§ 3. De burgemeester of zijn plaatsvervanger meldt schriftelijk aan de 242 Gewijzigd bij art. 6 B.Vl.Reg. 11 december 2015243 Gewijzigd bij art. 6 B.Vl.Reg. 11 december 2015244 Gewijzigd bij art. 6 B.Vl.Reg. 11 december 2015245 Vervangen bij art. 22 B.Vl.Reg. 3 juli 2015

65

Page 66: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

provinciegouverneur en aan de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, dat er een besluit houdende opheffing van bestuurlijke maatregelen is genomen. 246

[Art. 61/3. De toezichthouders vermeld in artikel 12, 1° tot en met 10°, kunnen, wanneer zij een bestuurlijke maatregel opleggen voor de schending van regelgeving die tot hun toezichtopdrachten behoort, een bestuurlijke dwangsom opleggen.De beslissing tot het opleggen van een bestuurlijke dwangsom door de toezichthouders in het eerste lid moet medeondertekend worden door het hoofd van de afdeling waarbinnen de toezichthouders werkzaam zijn.Het totaal van dwangsommen voor eenzelfde schending kan niet meer bedragen dan 1.000.000 euro.

Art. 61/4. De beslissing tot het opleggen van een bestuurlijke dwangsom moet afdoend gemotiveerd zijn en bevat minstens de redenen waarom men, bijkomend bij de bestuurlijke maatregel, het noodzakelijk acht om een dwangsom op te leggen.

Art. 61/5. Bij het opleggen van de bestuurlijke dwangsom zorgen de bevoegde personen ervoor dat er geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten die aan de bestuurlijke dwangsom ten grondslag liggen, en de bestuurlijke dwangsom die op grond van die feiten wordt opgelegd.]247

Onderafdeling III. Opheffing

Art. 16.4.11. Wie bestuurlijke maatregelen neemt, is ook bevoegd om ze op te heffen.

De bestuurlijke maatregelen kunnen ofwel ambtshalve opgeheven worden, ofwel op verzoek van degene248 ten aanzien van wie bestuurlijke maatregelen zijn genomen.

Art. 16.4.12. In bestuurlijke maatregelen als vermeld in artikel 16.4.7, § 1, 1° of 2°, worden de voorwaarden omschreven waaronder ze worden opgeheven [in voorkomend geval]249.

Art. 16.4.13. Als de voorwaarden, vermeld in de bestuurlijke maatregelen, vervuld zijn, kan degene die de bestuurlijke maatregelen heeft genomen, ze gemotiveerd en ambtshalve opheffen.

Uitzonderlijk kan die persoon bestuurlijke maatregelen als vermeld in artikel 16.4.7, § 1, 1° of 2°, gemotiveerd en ambtshalve opheffen als de voorwaarden die in de bestuurlijke maatregelen zijn opgelegd, niet zijn vervuld. De Vlaamse Regering kan de nadere voorwaarden ter zake bepalen.

246 Gewijzigd bij art. 219 B. Vl. Reg. 7 juni 2013247 Toegevoegd bij art. 21 B.Vl.Reg. 25 april 2014248 Gewijzigd bij art. 19 Decr. Vl. 22 november 2013249 Toegevoegd bij art. 58 Decr.Vl. 23 december 2010

66

Page 67: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Gemotiveerde en ambtshalve opheffing van bestuurlijke maatregelen als vermeld in artikel 16.4.7, § 1, 1° of 2°, is eveneens mogelijk als door gewijzigde omstandigheden de oplegging van nieuwe bestuurlijke maatregelen vereist is.

Art. 16.4.14. §1. Degene aan wie bestuurlijke maatregelen als vermeld in artikel 16.4.7, §1, 1° of 2°, zijn opgelegd, kan een gemotiveerd verzoek tot opheffing van die bestuurlijke maatregelen richten aan degene die de bestuurlijke maatregelen heeft genomen.

§2. De persoon die bestuurlijke maatregelen heeft genomen beslist binnen een termijn van vijfenveertig dagen na de verzending of afgifte van het gemotiveerde verzoek250.

[§3. In een besluit houdende de opheffing van bestuurlijke maatregelen wordt vastgesteld dat de opgelegde voorwaarden zijn vervuld, of dat uitzonderlijke of gewijzigde omstandigheden zich voordoen.]251

Art. 16.4.15. Het besluit houdende de opheffing van bestuurlijke maatregelen wordt aan degene aan wie de bestuurlijke maatregelen werden opgelegd meegedeeld door middel van een aangetekende brief binnen een termijn van tien dagen. 252

Onderafdeling IV. Uitvoering

Art. 16.4.16. De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor de uitvoering van de opgelegde bestuurlijke maatregelen.

Als binnen de uitvoeringstermijn geen gevolg wordt gegeven aan de bestuurlijke maatregelen, vermeld in artikel 16.4.7, § 1, 1° of 2°, kunnen de bevoegde personen alle nodige maatregelen ambtshalve uitvoeren of doen uitvoeren, op kosten en risico van de vermoedelijke overtreder. De Vlaamse Regering kan hiervoor de verdere voorwaarden bepalen.

Onderafdeling V. Beroep tegen bestuurlijke maatregelen of tegen de bestuurlijke dwangsom253

Art. 16.4.17. Tegen het besluit houdende bestuurlijke maatregelen, met inbegrip van de desgevallend opgelegde bestuurlijke dwangsom, kan degene ten aanzien van wie de bestuurlijke maatregelen werden opgelegd, beroep indien bij de minister. De beroepsindiener kan ook beroep indienen tegen de bestuurlijke dwangsom alleen. 250 Gewijzigd bij art. 20 Decr. Vl. 22 november 2013251 Gewijzigd bij art. 59 Decr.Vl. 23 december 2010252 Gewijzigd bij art. 21 Decr. Vl. 22 november 2013253 Vervangen bij art. 22 Decr. Vl. 22 november 2013

67

Page 68: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Op straffe van onontvankelijkheid wordt het beroep binnen een termijn van veertien dagen vanaf de kennisgeving van het besluit houdende de bestuurlijke maatregelen of de bestuurlijke dwangsom ingediend. Het beroep schorst het besluit houdende de bestuurlijke maatregelen niet.

Binnen een termijn van negentig dagen na ontvangst van het beroep wordt erover uitspraak gedaan. mits hiervan kennis wordt gegeven aan de beroepsindiener en de persoon die de bestuurlijke maatregelen heeft opgelegd, kan de minister die termijn eenmalig verlengen met negentig dagen.

Bij gebrek aan tijdige beslissing vervallen de bestuurlijke maatregelen of de bestuurlijke dwangsom. Diegene aan wie de bestuurlijke maatregel of de bestuurlijke dwangsom werd opgelegd en de persoon die de bestuurlijke maatregelen of de bestuurlijke dwangsom heeft opgelegd, wordt van het verval schriftelijk op de hoogte gebracht.

Wanneer de minister het beroep tegen de bestuurlijke maatregel gegrond verklaart, vervalt de bestuurlijke dwangsom automatisch.

Wanneer de minister het beroep tegen de bestuurlijke maatregel met inbegrip van de bestuurlijke dwangsom deels gegrond verklaart, vermeldt de beslissing binnen welke termijn de bestuurlijke maatregel moet worden uitgevoerd.

Wanneer de minister het beroep tegen de bestuurlijke maatregel met inbegrip van de bestuurlijke dwangsom ongegrond verklaart, blijft de termijn van de bestuurlijke maatregel onveranderd.

De opgelegde dwangsom is dan slechts opeisbaar de dag volgend na de dag dat de bestuurlijke maatregel moet zijn uitgevoerd.

De Vlaamse regering regelt de verdere voorwaarden van het beroep.254

Art. 62. §1. Tegen het besluit houdende bestuurlijke maatregelen kan [degene ten aanzien van wie de bestuurlijke maatregelen zijn opgelegd]255 beroep aantekenen bij de Vlaamse minister. Het beroep wordt ingediend met een aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstbewijs bij de minister, per adres van het Departement[, Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 Brussel.]256

§2. Het beroepschrift moet [op straffe van onontvankelijkheid]257 voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° de naam en de woonplaats vermelden van de beroepsindiener. Als

woonplaatskeuze wordt gedaan bij de raadsman van de beroepsindiener, wordt dat in het beroepschrift aangegeven;

254 Gewijzigd bij art. 23 Decr. Vl. 22 november 2013255 Gewijzigd bij art. 23 B.Vl. Reg. 3 juli 2015256 Toegevoegd bij art. 3 B.Vl.Reg. 28 oktober 2011. 257 Ingevoegd bij art. 7 B.Vl.Reg. 11 december 2015

68

Page 69: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

2° ondertekend zijn door de beroepsindiener of zijn raadsman. Een schriftelijke machtiging wordt bijgevoegd, tenzij de raadsman ingeschreven is als advocaat of advocaat-stagiair;

3° het voorwerp van het beroep vermelden, met een omschrijving van de ingeroepen argumenten; 4° een kopie van de bestreden beslissing bevatten; 5° in voorkomend geval een inventaris van de overtuigingsstukken bevatten.  §3. Het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde onderzoekt het beroep, vermeld in § 1, op zijn ontvankelijkheid: 1° als het beroep onontvankelijk wordt bevonden, dan brengt het hoofd van de

afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde de beroepsindiener en de persoon die de bestuurlijke maatregelen heeft opgelegd daarvan met een aangetekende brief op de hoogte binnen veertien dagen na de ontvangst van het beroep. De procedure voor het niet ontvankelijk bevonden beroep is daarmee beëindigd;

2° als het beroep ontvankelijk wordt bevonden, dan brengt het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde de beroepsindiener en de persoon die de bestuurlijke maatregelen heeft opgelegd daarvan met een aangetekende brief op de hoogte binnen veertien dagen na de ontvangst van het beroep.

 Binnen [tien]258 dagen na de ontvangst van de aangetekende brief, vermeld in het eerste lid, 2°, dient de persoon die de bestuurlijke maatregelen heeft opgelegd, of zijn gemachtigde het administratieve dossier met een aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstbewijs in bij de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving. Dat administratieve dossier bevat minstens een kopie van de processen-verbaal of van de verslagen van vaststelling die geleid hebben tot de oplegging van de bestuurlijke maatregel, alsook alle andere stukken en inlichtingen die relevant zijn voor de beoordeling van het beroep.  Het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde geeft kennis van de termijnverlenging, vermeld in artikel 16.4.17, derde lid, van het decreet.  Het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde stelt binnen een termijn van vijfenveertig dagen vanaf de ontvankelijkheidverklaring een advies op over het beroep, vermeld in § 1, en bezorgt dat onmiddellijk aan de minister.  Het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde bezorgt de beslissing van de minister of een eensluidend verklaarde kopie ervan aan de beroepsindiener en aan de persoon die de bestuurlijke maatregelen heeft opgelegd, binnen een termijn van tien dagen na de datum van de beslissing, per aangetekende brief.

§4. Uiterlijk veertien dagen na de ontvangst van de aangetekende brief, vermeld in § 3, eerste lid, 2°, kan de beroepsindiener schriftelijk aan de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, vragen om gehoord te worden.

Onderafdeling VI. Verzoek om de oplegging van bestuurlijke maatregelen258 Gewijzigd bij art. 4 B.Vl.Reg. Dd. 28 oktober 2011

69

Page 70: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Art. 16.4.18. §1. De volgende personen kunnen, als ze kennis hebben van een milieu-inbreuk of milieumisdrijf, bij de personen, vermeld in artikel 16.4.6, de oplegging van bestuurlijke maatregelen verzoeken: 1° natuurlijke personen en rechtspersonen die rechtstreeks nadeel lijden

als gevolg van de milieu-inbreuk of het milieumisdrijf; 2° natuurlijke personen en rechtspersonen die een belang hebben bij de

beteugeling van de milieu-inbreuk of het milieumisdrijf; 3° rechtspersonen in de zin van de wet van 12 januari 1993 betreffende

een vorderingsrecht inzake bescherming van het leefmilieu.

§2. Het verzoek om de oplegging van bestuurlijke maatregelen moet voldoende gemotiveerd zijn en aannemelijk maken dat er een milieu-inbreuk of milieumisdrijf is.

Het verzoek vermeldt de verzoeken die eventueel al eerder bij een persoon als vermeld in artikel 16.4.6, zijn ingediend.259

§3. De personen die om bestuurlijke maatregelen verzoeken, worden zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen een termijn van vijfenveertig dagen na de ontvangst van het verzoek door de personen, vermeld in artikel 16.4.6, op de hoogte gebracht van de beslissing over het al dan niet nemen van bestuurlijke maatregelen en de redenen daarvoor.260

[§4. Tegen de weigering om een bestuurlijke maatregel op te leggen kunnen de personen, vermeld in paragraaf 1, beroep indienen bij de minister. Binnen een termijn van zestig dagen na de ontvangst van het beroep doet de minister erover uitspraak.]261

§5. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen voor de indiening, de behandeling, de beslissing en het beroep inzake het verzoek om bestuurlijke maatregelen.

Art. 63. §1. Op straffe van onontvankelijkheid wordt het verzoek om oplegging van bestuurlijke maatregelen, vermeld in artikel 16.4.18 van het decreet, met een aangetekende brief ingediend bij de bevoegde personen, vermeld in artikel 16.4.6 van het decreet. Als een verzoek gericht wordt aan een persoon, die niet bevoegd is om bestuurlijke maatregelen op te leggen overeenkomstig artikel 16.4.6 van het decreet, of aan een instantie, dan stuurt deze persoon of deze instantie het verzoek zo spoedig mogelijk door naar de persoon, die overeenkomstig artikel 16.4.6 van het decreet wel bevoegd is om bestuurlijke maatregelen op te leggen en die gevat is door dit verzoek.

259 Ingevoegd bij art. 24.1° Decr. Vl. 22 november 2013260 Ingevoegd bij art. 24.2° Decr. Vl. 22 november 2013261 Gewijzigd bij art. 60 Decr.Vl. 23 december 2010

70

Page 71: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Het verzoek is onontvankelijk als het wordt ingediend bij meer dan één bevoegd persoon als vermeld in artikel 16.4.6 van het decreet van 5 april 1995.]262

§2. Om ontvankelijk te zijn, moet een verzoek aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de verzoeker vermelden; 2° de aard van het verzoek vermelden, met inbegrip van een uiteenzetting van de

gedragingen die een milieu-inbreuk of milieumisdrijf kunnen uitmaken; 3° een indicatie bevatten van de beweerde geschonden regelgeving waarop het verzoek

steunt zonder dat een vergissing in de juridische kwalificatie daarbij mag leiden tot de onontvankelijkheid van het verzoek;

4° de wijze aangeven waarop natuurlijke personen en rechtspersonen rechtstreeks nadeel ondervinden als gevolg van een beweerde milieu-inbreuk of een beweerd milieumisdrijf, dan wel een belang hebben bij de beteugeling ervan;

5° ondertekend zijn door de verzoeker; 6° in voorkomend geval een inventaris van de bijgevoegde stukken.  In afwijking van het eerste lid, 4°, moeten de rechtspersonen in de zin van de wet van 12 januari 1993 betreffende een vorderingsrecht inzake bescherming van het leefmilieu alleen beantwoorden aan de vereisten die artikel 2 van deze wet stelt.

§3. Als het verzoek ontvankelijk wordt bevonden, wordt [degene die het voorwerp uitmaakt van het verzoek tot het opleggen van de bestuurlijke maatregelen]263 hiervan binnen veertien dagen na ontvangst van het verzoek per aangetekende brief op de hoogte gebracht.

§4. De personen, vermeld in artikel 16.4.6 van het decreet, stellen, na [degene die het voorwerp uitmaakt van het verzoek tot het opleggen van de bestuurlijke maatregelen]264 eerst gehoord te hebben, de verzoeker zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen een termijn [van vijfenveertig dagen] 265 na de ontvangst van het verzoek, per aangetekende brief in kennis van de genomen beslissing.  Die beslissing omschrijft in voorkomend geval de bestuurlijke maatregel die zij gepast achten, alsook de redenen daarvoor.  [De toezichthouders, vermeld in artikel 12,5° en in artikel 12,5°/1 melden aan de afdeling bevoegd voor de handhaving van het milieubeheerrecht, en aan het college van burgemeester en schepenen dat er een beslissing werd genomen.]266

 [De andere toezichthouders dan de toezichthouders, vermeld in het vorige lid melden schriftelijk aan de deputatie, aan het college van burgemeester en schepenen en aan de afdeling bevoegd voor milieuhandhaving, dat er een beslissing werd genomen.  De toezichthouders bezorgen per aangetekende brief een kopie van de genomen beslissing aan [degene die het voorwerp uitmaakt van het verzoek tot het opleggen van de bestuurlijke maatregelen]267.]268

262 Toegevoegd bij art. 22,1° B.Vl.Reg. 25 april 2014263 Gewijzigd bij art. 24.1° B.Vl.Reg. 3 juli 2015264 Gewijzigd bij art. 24.2° B.Vl.Reg. 3 juli 2015265 Gewijzigd bij art. 22,2° B.Vl.Reg. 25 april 2014266 Gewijzigd bij art. 18 vervolgbesluit267 Gewijzigd bij art. 24.3° B.Vl.Reg. 3 juli 2015268 Toegevoegd bij art. 19 vervolgbesluit

71

Page 72: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Art. 64. Op straffe van onontvankelijkheid wordt het beroep tegen de beslissing, vermeld in artikel 16.4.18, § 4, van het decreet, ingesteld bij de minister binnen een termijn van veertien dagen na de verzending van de beslissing, vermeld in artikel 63, § 4, van dit besluit. Het beroep wordt ingesteld met een aangetekende brief naar of door afgifte tegen ontvangstbewijs op het adres van het Departement, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel.269

Art. 65. Het beroepschrift moet op straffe van onontvankelijkheid voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° de naam en de woonplaats van de beroepsindiener vermelden; 2° ondertekend zijn door de beroepsindiener; 3° het voorwerp van het beroep vermelden, met een omschrijving van de ingeroepen

argumenten; 4° een kopie van de bestreden beslissing bevatten; 5° in voorkomend geval een inventaris van de overtuigingsstukken bevatten.  Art. 66. Het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde onderzoekt het beroep, vermeld in artikel 64, op zijn ontvankelijkheid: 1° als het beroep onontvankelijk wordt bevonden, dan brengt het hoofd van de afdeling,

bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde de beroepsindiener, alsook de persoon die de bestreden beslissing heeft genomen en [degene die het voorwerp uitmaakt van het verzoek tot het opleggen van de bestuurlijke maatregelen,]270 daarvan met een aangetekende brief op de hoogte. Dit gebeurt binnen veertien dagen na de ontvangst van het beroep. De procedure voor het niet ontvankelijk bevonden beroep is daarmee beëindigd;

2° als het beroep ontvankelijk wordt bevonden, dan brengt het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde de beroepsindiener, alsook de persoon die de bestreden beslissing heeft genomen, en [degene die het voorwerp uitmaakt van het verzoek tot het opleggen van de bestuurlijke maatregelen,]271 daarvan met een aangetekende brief op de hoogte binnen zeven dagen na de ontvangst van het beroep.

 Binnen tien dagen na de ontvangst van de aangetekende brief, vermeld in het eerste lid, 2°, dient de persoon die de bestreden beslissing heeft genomen of zijn gemachtigde, het administratieve dossier met een aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstbewijs in bij de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving. Dat administratieve dossier bevat minstens alle stukken en inlichtingen die relevant zijn voor de beoordeling van het beroep.  Het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde stelt binnen een termijn van dertig dagen vanaf de ontvankelijkheidsverklaring een advies op over het beroep, vermeld in het eerste lid, 2°, en bezorgt dat onmiddellijk aan de minister.  […]272

 Het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde bezorgt de beslissing van de minister of een eensluidend verklaarde kopie ervan aan de 269 Vervangen bij art. 25 B.Vl.Reg. 3 juli 2015270 Gewijzigd bij art. 26.1° B.Vl.Reg. 3 juli 2015271 Gewijzigd bij art. 26.2° B.Vl.Reg. 3 juli 2015272 Opheffing 4de lid bij art. 6 B.Vl.Reg. 28 oktober 2011

72

Page 73: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

beroepsindiener, alsook aan de persoon die de bestreden beslissing heeft genomen, en aan [degene die het voorwerp uitmaakt van het verzoek tot het opleggen van de bestuurlijke maatregelen,]273 binnen een termijn van tien dagen na de datum van de beslissing, met een aangetekende brief.

Art. 67. In de gevallen waarin de minister beslist dat aan het verzoek gevolg moet worden gegeven, zendt het hoofd van de afdeling, bevoegd voor bestuurlijke handhaving, of zijn gemachtigde het dossier terug naar de bevoegde persoon die in eerste aanleg het verzoek heeft behandeld. Die persoon behandelt opnieuw het verzoek om bestuurlijke maatregelen.

Onderafdeling VII. Bestuurlijke dwangsom274

Art. 16.4.18bis. Samen met de bestuurlijke maatregelen kan een bestuurlijke dwangsom worden opgelegd voor het geval de bestuurlijke maatregelen niet of niet tijdig worden uitgevoerd.

De personen die volgens dit decreet bevoegd zijn om bestuurlijke maatregelen op te leggen, zijn ook bevoegd om een bestuurlijke dwangsom op te leggen.

De dwangsom is van rechtswege opeisbaar op de dag volgend na de dag dat de bestuurlijke maatregel moest zijn uitgevoerd.275

Art. 16.4.18ter. De bestuurlijke dwangsom wordt schriftelijk opgelegd. Het besluit houdende de bestuurlijke dwangsom vermeldt de motieven die aan de bestuurlijke dwangsom ten grondslag liggen, alsook de hoogte en de modaliteiten ervan.

De bestuurlijke dwangsom kan opgelegd worden per tijdseenheid alsook per opgelegde maatregel.

Als de bestuurlijke dwangsom wordt opgelegd per tijdseenheid of per opgelegde maatregel, kan een maximumplafond van het te betalen bedrag vermeld worden.

De Vlaamse regering bepaalt de gevallen waarin de dwangsom kan worden opgelegd en de modaliteiten ervan.

De Vlaamse regering bezorgt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze bepaling inzake de bestuurlijke dwangsom aan het Vlaams parlement

273 Gewijzigd bij art. 26.3° B.Vl.Reg. 3 juli 2015274 Ingevoegd bij art. 25 Decr. Vl. 22 november 2013275 Ingevoegd bij art. 26 Decr. Vl. 22 november 2013

73

Page 74: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

een verslag over de wijze waarop de bestuurlijke dwangsom is toegepast en doet eventueel voorstellen tot aanpassing van deze bepaling276.

Art. 16.4.18quater. De opheffing van de bestuurlijke maatregelen, vermeld in de artikelen 16.4.11 tot en met 16.4.15, brengt automatisch de opheffing van de bestuurlijke dwangsom met zich mee.277

Afdeling III. Het Milieuhandhavingscollege278

Onderafdeling I. Algemene bepalingen279

Art. 16.4.19. §1. Er wordt een Milieuhandhavingscollege opgericht.  Het Milieuhandhavingscollege is een administratief rechtscollege als vermeld in artikel 161 van de Grondwet.[…]280

§2. Het Milieuhandhavingscollege doet uitspraak over de beroepen die worden ingesteld tegen beslissingen van de gewestelijke entiteit over de oplegging van een alternatieve of een exclusieve bestuurlijke geldboete, en, in voorkomend geval, een voordeelontneming.

§3. De behandeling van het beroep door het Milieuhandhavingscollege leidt tot één van de volgende uitspraken : 1°

onbevoegdverklaring van het Milieuhandhavingscollege;

vaststelling van de onontvankelijkheid van het beroep;

3° ongegrondverklaring van het beroep;4° gegrondverklaring van het beroep. […]281

Art. 16.4.20. […]282

276 Ingevoegd bij art. 27 Decr. Vl. 22 november 2013277 Ingevoegd bij art. 28 Decr. Vl. 22 november 2013278 Gewijzigd bij art. 61, 1° Decr. Vl. 23 december 2010.279 Gewijzigd bij art. 61, 2° Decr. Vl. 23 december 2010.280 Opgeheven bij art. 64 Decr. Vl. 4 april 2014281 Opgeheven bij art. 64 Decr. Vl. 4 april 2014282 Opgeheven bij art. 65 Decr. Vl. 4 april 2014

74

Page 75: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Art. 68. [Zijn zetel is gevestigd in het Ellipsgebouw, Koning Albert II laan 35, 1030 Brussel.]283

Decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges

[Voor de uitvoeringsbepalingen: zie verder de tekst van het besluit van 16 mei 2014 van de Vlaamse Regering houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges.]

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Art. 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.

Art. 2. In dit decreet wordt verstaan onder:1° Vlaams bestuursrechtscollege: een van de volgende instanties:  a) het Milieuhandhavingscollege, opgericht bij artikel 16.4.19, § 1, eerste lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;  b) de Raad voor Vergunningsbetwistingen, opgericht bij artikel 4.8.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;  c) de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, opgericht bij artikel 202 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011;2° Vlaamse bestuursrechtscolleges: alle instanties, vermeld in punt 1°, samen;3° bestuursrechter: de effectieve, aanvullende of plaatsvervangende bestuursrechter;4° voorzitter: de voorzitter van een Vlaams bestuursrechtscollege;5° algemene vergadering: de effectieve bestuursrechters van de Vlaamse bestuursrechtscolleges, met uitzondering van de bestuursrechters, vermeld in artikel 91, § 4, maar met toevoeging van de voorzitter van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen;6° eerste voorzitter: de voorzitter van de algemene vergadering;7° bestreden beslissing: voorwerp van een jurisdictioneel beroep waarvoor een Vlaams bestuursrechtscollege bevoegd is;8° beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen:  a) een aangetekend schrijven;  b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;  c) elke andere door de Vlaamse Regering toegestane betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld.

283 Gewijzigd bij art. 8 B.Vl.Reg. Dd. 28 oktober 201175

Page 76: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Art. 3. De Vlaamse Regering bepaalt de zetel van de Vlaamse bestuursrechtscolleges en maakt die openbaar door bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 4. De kredieten die nodig zijn voor de werking van de Vlaamse bestuursrechtscolleges zijn ten laste van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.

HOOFDSTUK 2. - Inrichting

Afdeling 1. - Samenstelling

Art. 5. De Vlaamse bestuursrechtscolleges bestaan uit ten minste acht bestuursrechters, onder wie een eerste voorzitter, voorzitters en kamervoorzitters.Bestuursrechters die benoemd of aangesteld zijn bij een Vlaams bestuursrechtscollege, kunnen door de eerste voorzitter ten behoeve van de goede werking van de Vlaamse bestuursrechtscolleges ter beschikking gesteld worden van een ander Vlaams bestuursrechtscollege.Indien een bestuursrechter overeenkomstig het tweede lid wordt ter beschikking gesteld, hoort de eerste voorzitter de betrokken bestuursrechter en motiveert hij zijn beslissing.De terbeschikkingstelling van een bestuursrechter aan een Vlaams bestuursrechtscollege kan enkel voor zover de bestuursrechter over voldoende kennis beschikt in de domeinen waarvoor dat Vlaams bestuursrechtscollege bevoegd is.De aanvullende bestuursrechters, vermeld in artikel 49, § 2, en 91, § 3, de plaatsvervangende bestuursrechters, vermeld in artikel 91, § 1, en de effectieve, aanvullende en plaatsvervangende bestuursrechters vermeld in artikel 91, § 4, zijn uitgesloten van de toepassing van het tweede lid.

Art. 6. De rol van beheerder, hoofdgriffier, griffier en referendaris wordt opgenomen door personeelsleden van de dienst van de Bestuursrechtscolleges.Deze personeelsleden kunnen hun functie bij de dienst van de Bestuursrechtscolleges niet cumuleren met een andere functie bij de diensten van de Vlaamse overheid.De personeelsleden oefenen hun ambt onafhankelijk en onpartijdig uit. Zij mogen geen nadeel ondervinden van de uitoefening van hun taken.

Afdeling 2. - Werking76

Page 77: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Onderafdeling 1. - Algemene Vergadering

Art. 7. De hoofdgriffier en de beheerder zetelen met raadgevende stem in de algemene vergadering, wat hun respectieve bevoegdheden betreft.De algemene vergadering beslist onder meer over de volgende aangelegenheden:  1° de aanstelling van de eerste voorzitter;  2° de hernieuwing van het mandaat van eerste voorzitter;  3° de goedkeuring en wijziging van het huishoudelijk reglement van de algemene vergadering en de Vlaamse bestuursrechtscolleges;  4° andere strategische aangelegenheden betreffende de werking en organisatie van de Vlaamse bestuursrechtscolleges.

Onderafdeling 2. - Eerste voorzitter

Art. 8. De algemene vergadering stelt onder de effectieve bestuursrechters die deel uitmaken van de algemene vergadering, een eerste voorzitter aan voor een mandaat van vijf jaar, dat eenmaal kan worden hernieuwd.De algemene vergadering stelt de selectieprocedure vast voor het mandaat van eerste voorzitter.

Art. 9. De eerste voorzitter is belast met de algemene en dagelijkse leiding van de Vlaamse bestuursrechtscolleges.De eerste voorzitter is tevens hoofd van de dienst van de Bestuursrechtscolleges.De eerste voorzitter kan bevoegdheden inzake het dagelijks beheer delegeren aan de beheerder.Het dagelijks beheer omvat het technisch en financieel beheer, het beheer van de infrastructuur, de communicatie en het personeelsmanagement van de bestuursrechters en van de personeelsleden van de dienst van de Bestuursrechtscolleges.De eerste voorzitter is belast met het opmaken van een beleidsplan voor de Vlaamse bestuursrechtscolleges.De eerste voorzitter stelt jaarlijks een werkingsverslag op waarin de implementatie van zijn beleidsplan en de evaluatie ervan wordt uiteengezet. In voorkomend geval bevat dat verslag de nodige bijsturingen van het plan, wijst het de behoeften aan en bevat het voorstellen om de werking van de Vlaamse bestuursrechtscolleges te verbeteren.Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen kan de eerste voorzitter maatregelen nemen die kunnen afwijken van de

77

Page 78: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

bepalingen in het huishoudelijk reglement. Onder de behoefte van de dienst kan onder meer worden begrepen de verdeling van de werklast, de onbeschikbaarheid van een bestuursrechter, een vereiste deskundigheid, de goede voortgang van een zaak of een andere daarmee vergelijkbare objectieve reden.De eerste voorzitter bewaakt de eenheid van rechtspraak of rechtsvorming tussen de Vlaamse bestuursrechtscolleges. Hiertoe kan hij een zaak op eigen initiatief of op vraag van een voorzitter toewijzen aan een kamer bestaande uit de voorzitters van de Vlaamse bestuursrechtscolleges.De eerste voorzitter oefent het mandaat van korpschef uit.Het mandaat van korpschef omvat het hiërarchisch en functioneel gezag over de bestuursrechters.

Onderafdeling 3. - Voorzitter

Art. 10. De voorzitter van een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), wordt aangesteld onder en door de effectieve bestuursrechters die benoemd of aangesteld zijn bij dat Vlaams bestuursrechtscollege.De voorzitter van een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, c), wordt aangesteld onder en door de effectieve, aanvullende en plaatsvervangende bestuursrechters die benoemd zijn bij dat Vlaams bestuursrechtscollege.Het betreft een mandaat van vijf jaar, dat eenmaal kan worden hernieuwd.De voorzitter bewaakt de eenheid van rechtspraak of rechtsvorming binnen het Vlaams bestuursrechtscollege waarvoor hij bevoegd is. Hiertoe kan hij een zaak op eigen initiatief of op vraag van een kamervoorzitter toewijzen aan een kamer met drie rechters.De voorzitter is belast met de efficiënte toewijzing van een beroep binnen het rechtscollege waarvoor hij bevoegd is.De Vlaamse Regering stelt de taken van de voorzitter betreffende de rechtspleging vast inzonderheid inzake het samenvoegen van beroepen of bezwaren, de toepassing van de vereenvoudigde procedure, de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid en de voorlopige maatregelen.

Onderafdeling 4. - Werkingsregelen

Art. 11. Het huishoudelijk reglement regelt minstens de indeling in kamers, de toewijzing van dossiers en de wijze van beraadslaging en beslissing van de algemene vergadering.Het reglement wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

78

Page 79: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Art. 12. De Vlaamse bestuursrechtscolleges worden ingedeeld in kamers.Een enkelvoudige kamer houdt zitting met één bestuursrechter. Meervoudige kamers houden zitting met drie bestuursrechters.De eerste voorzitter bepaalt de samenstelling van de kamers en wijst de kamervoorzitters aan.De kamervoorzitter neemt de leiding van de kamer en is belast met de organisatie ervan. Hij brengt daarover verslag uit bij de eerste voorzitter.De kamervoorzitter bewaakt de eenheid van rechtspraak of rechtsvorming in zijn kamer.De eerste voorzitter kan aanvullende kamers samenstellen. Hij kan daarbij afwijken van de regels die zijn vastgesteld in het huishoudelijk reglement.

HOOFDSTUK 3. - Rechtspleging

Afdeling 1. - Bepalingen die van toepassing zijn op het Milieuhandhavingscollege, de Raad voor Vergunningsbetwistingen en de Raad voor Verkiezingsbetwistingen

Art. 13. De partijen kunnen bestuursrechters die zich over het beroep of bezwaar moeten uitspreken schriftelijk en op gemotiveerde wijze wraken voor de aanvang van de zitting, tenzij de reden tot wraking later is ontstaan.De redenen, vermeld in artikel 828 en 830 van het Gerechtelijk Wetboek, zijn de redenen tot wraking, vermeld in het eerste lid.De eerste voorzitter of, als die wordt gewraakt, de oudste kamervoorzitter doet zo spoedig mogelijk uitspraak over het verzoek tot wraking. Als het verzoek wordt ingewilligd, wordt de gewraakte bestuursrechter vervangen.De bestuursrechter die weet dat er een reden tot wraking tegen hem bestaat, onthoudt zich van de zaak en laat zich vervangen.

Art. 14. Het beroep of bezwaar heeft geen schorsende werking, tenzij de decreten, vermeld in artikel 2, 1°, dat anders bepalen.

Art. 15. Een Vlaams bestuursrechtscollege kan zaken over hetzelfde of over een verwant onderwerp ter behandeling samenvoegen en de behandeling over samengevoegde zaken achteraf weer splitsen.

Art. 16. De behandeling van het beroep of bezwaar geschiedt schriftelijk en op tegenspraak.

79

Page 80: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Partijen kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman.Een Vlaams bestuursrechtscollege kan, op eigen initiatief of op verzoek van een partij, getuigen of deskundigen horen en een beroep doen op tolken. Een Vlaams bestuursrechtscollege kan ook andere onderzoeksmaatregelen bevelen die door de Vlaamse Regering worden vastgesteld.De zittingen van een Vlaams bestuursrechtscollege zijn openbaar, behalve als de kamer in geval van gevaar voor de orde of goede zeden anders beslist.Bij regelmatige oproeping belet de afwezigheid van een partij de geldigheid van een zitting niet. De zaak wordt in dat geval geacht op tegenspraak behandeld te zijn.Tenzij een Vlaams bestuursrechtscollege anders beslist kunnen partijen in onderling overleg afzien van de behandeling van het beroep ter zitting.Een Vlaams bestuursrechtscollege beraadslaagt achter gesloten deuren over zijn uitspraken.

Art. 17. De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor de vormvereisten en ontvankelijkheid van de verzoekschriften en voor de rechtspleging voor de Vlaamse bestuursrechtscolleges, waaronder de regels betreffende:1° de stukken die bij het verzoekschrift moeten worden gevoegd;2° de registratie van het verzoekschrift en de voorwaarden waaronder het verzoekschrift kan worden geregulariseerd;3° de wijze waarop en de personen aan wie een afschrift van het verzoekschrift wordt bezorgd;4° de wijze van toezending en uitwisseling van de processtukken;5° de bijstand of vertegenwoordiging door een raadsman;6° het beroep op getuigen, deskundigen en tolken, met inbegrip van de regeling voor het getuigengeld, de kosten en erelonen van de deskundigen en de kosten van de tolken;7° de wijze van de berekening van de termijnen, vermeld in dit hoofdstuk;8° de voorwaarden waaronder een vergoeding kan worden gevraagd voor afschriften of uittreksels.

Afdeling 2. - Bepalingen die van toepassing zijn op het Milieuhandhavingscollege en de Raad voor Vergunningsbetwistingen

Art. 18. De decreten, vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), stellen de personen vast die beroep kunnen instellen tegen een bestreden beslissing, alsook de daarvoor geldende termijnen.

80

Page 81: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Art. 19. De Vlaamse Regering kan regels vaststellen voor de behandeling van verzoekschriften die in aanmerking komen voor een vereenvoudigde procedure.

[Art. 20 tot art. 31 zijn enkel van toepassing op de Raad voor Vergunningsbetwistingen en de Raad voor Verkiezingsbetwistingen.]

HOOFDSTUK 4. - Arresten

Afdeling 1. - Bepalingen die van toepassing zijn op het Milieuhandhavingscollege, de Raad voor Vergunningsbetwistingen en de Raad voor Verkiezingsbetwistingen

Art. 32. Een Vlaams bestuursrechtscollege spreekt zijn arresten uit in openbare zitting.Elk arrest van een Vlaams bestuursrechtscollege wordt met redenen omkleed.De arresten van een Vlaams bestuursrechtscollege worden ondertekend door de kamervoorzitter en de griffier.

Art. 33. Een Vlaams bestuursrechtscollege legt in zijn arrest het geheel of een deel van de kosten ten laste van de partij die ten gronde in het ongelijk gesteld wordt.Indien toepassing wordt gemaakt van artikel 34 of artikel 42 dan kan een Vlaams bestuursrechtscollege de kosten geheel of gedeeltelijk ten laste van de verwerende partij leggen.De kosten omvatten:1° het getuigengeld;2° de kosten en erelonen van het onderzoek van de deskundigen;3° de kosten van de bekendmaking conform artikel 47, uitgezonderd wat de Raad voor Verkiezingsbetwistingen betreft.Wat de Raad voor Vergunningsbetwistingen betreft, omvatten de kosten ook het rolrecht, vermeld in artikel 21.

Afdeling 2. - Bepalingen die van toepassing zijn op het Milieuhandhavingscollege en de Raad voor Vergunningsbetwistingen

Art. 34. § 1. Een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), kan, als het vaststelt dat het de bestreden beslissing om reden van een onwettigheid moet vernietigen, de verwerende partij in elke stand van het bodemgeding met een tussenuitspraak de mogelijkheid bieden om binnen een bepaalde termijn de onwettigheid in de bestreden beslissing te herstellen of te laten

81

Page 82: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

herstellen, tenzij belanghebbenden daardoor onevenredig kunnen worden benadeeld.Onder een onwettigheid wordt verstaan een strijdigheid met een geschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel die kan leiden tot vernietiging van de bestreden beslissing, maar die herstelbaar is. Als de onwettigheid wordt hersteld, is de beslissing niet meer onwettig en kan de bestreden beslissing gehandhaafd blijven.§ 2. De verwerende partij deelt het Vlaams bestuursrechtscollege binnen de door het Vlaams bestuursrechtscollege gestelde termijn mee of ze gebruikmaakt van de mogelijkheid om een onwettigheid in de bestreden beslissing te herstellen of te laten herstellen.Als de verwerende partij overgaat tot herstel van de onwettigheid deelt ze het Vlaams bestuursrechtscollege schriftelijk en binnen de hersteltermijn, vermeld in paragraaf 1, mee op welke wijze de onwettigheid is hersteld.Het herstel door de verwerende partij kan enkel betrekking hebben op de onwettigheid die in de tussenuitspraak werd opgegeven.Partijen kunnen binnen de door de Vlaamse Regering bepaalde vervaltermijnen die niet korter mogen zijn dan dertig dagen schriftelijk hun zienswijze meedelen over de manier waarop de onwettigheid is hersteld.§ 3. Het Vlaams bestuursrechtscollege deelt de partijen mee op welke wijze het beroep verder wordt behandeld na:1° de ontvangst van de mededeling van de verwerende partij dat ze niet gebruikmaakt van de mogelijkheid die haar geboden wordt met toepassing van paragraaf 2, eerste lid;2° het ongebruikt verstrijken van de door het Vlaams bestuursrechtscollege bepaalde termijn, vermeld in paragraaf 2, eerste lid;3° het ongebruikt verstrijken van de termijn, vermeld in paragraaf 2, tweede lid;4° de ontvangst van de zienswijzen, vermeld in paragraaf 2, vierde lid.§ 4. De proceduretermijnen, die niet worden vermeld in paragraaf 2, worden geschorst vanaf de datum van het tussenarrest, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, tot de datum van de mededeling van het Vlaams bestuursrechtscollege, vermeld in paragraaf 3.

Art. 35. Als een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), het beroep gegrond verklaart, vernietigt het de bestreden beslissing geheel of gedeeltelijk.

Art. 36. Een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 82

Page 83: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

1°, a) en b), kan op verzoek van een partij of op eigen initiatief oordelen dat de rechtsgevolgen van de geheel of gedeeltelijk vernietigde beslissing geheel of gedeeltelijk in stand blijven of voorlopig in stand blijven voor een termijn die het bepaalt.De in het eerste lid voorziene maatregel kan enkel bevolen worden om uitzonderlijke redenen die een aantasting van het legaliteitsbeginsel rechtvaardigen, bij een met bijzondere redenen omklede beslissing en na een tegensprekelijk debat. Deze beslissing kan rekening houden met de belangen van derden.De Vlaamse Regering bepaalt de procedureregels betreffende de toepassing van dit artikel.

Art. 37. Na gehele of gedeeltelijke vernietiging kan een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), de verwerende partij bevelen om met inachtneming van de overwegingen opgenomen in zijn uitspraak een nieuwe beslissing te nemen of een andere handeling te stellen. Het kan een termijn opleggen voor de uitvoering van dat bevel.Een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), kan daarbij de volgende voorwaarden opleggen:1° welbepaalde rechtsregels of rechtsbeginselen moeten bij de totstandkoming van de nieuwe beslissing worden betrokken;2° welbepaalde procedurele handelingen moeten voorafgaand aan de nieuwe beslissing worden gesteld.

Art. 38. § 1. Een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), kan bij ingebreke blijven van de verwerende partij, op verzoek van een partij bepalen dat de verwerende partij, zolang ze niet voldoet aan een bevel, gegeven met toepassing van artikel 37, een dwangsom verbeurt ten voordele van de partij die om de oplegging van een dwangsom heeft verzocht.Het verzoek is slechts ontvankelijk wanneer de verzoeker de verwerende partij bij een beveiligde zending tot het nemen van een nieuwe beslissing heeft aangemaand en ten minste drie maanden vanaf de kennisgeving van het vernietigingsarrest verlopen zijn. De dwangsom kan niet worden verbeurd alvorens het arrest waarbij zij is vastgesteld, wordt betekend.§ 2. Een Vlaams bestuursrechtscollege kan de dwangsom hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid of per overtreding vaststellen. In de laatste twee gevallen kan een Vlaams bestuursrechtscollege eveneens een bedrag bepalen waarboven geen dwangsom meer verbeurd wordt.§ 3. De kamer die de dwangsom heeft opgelegd kan op vordering van de verwerende partij de dwangsom opheffen, de looptijd ervan

83

Page 84: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

opschorten gedurende een door haar te bepalen termijn of de dwangsom verminderen in geval van blijvende of tijdelijke of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de verwerende partij om aan het bevel gegeven met toepassing van artikel 37 te voldoen. Voor zover de dwangsom verbeurd was voordat de onmogelijkheid intrad, kan de kamer haar niet opheffen of verminderen.De partij op wiens verzoek reeds een dwangsom werd opgelegd kan vragen om een bijkomende dwangsom op te leggen of om de opgelegde dwangsom te verhogen als de verwerende partij manifest in gebreke blijft uitvoering te geven aan het bevel, gegeven met toepassing van artikel 37.§ 4. De bepalingen van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek die op het beslag en de tenuitvoerlegging betrekking hebben, zijn van overeenkomstige toepassing op de tenuitvoerlegging van het arrest waarbij een dwangsom is opgelegd.

Art. 39. § 1. De arresten van een Vlaamse bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), zijn vatbaar voor verbetering of herziening.§ 2. Als een arrest een materiële vergissing bevat, kan een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), uit eigen beweging of op verzoek van een van de betrokken partijen een verbeterend arrest uitspreken.Een vergissing met betrekking tot het recht of met betrekking tot de feiten is nooit een materiële vergissing.§ 3. Een beroep tot herziening kan worden ingesteld als sinds de uitspraak van het eindarrest over de vordering tot vernietiging doorslaggevende stukken zijn teruggevonden die door toedoen van de tegenpartij waren achtergehouden of als het arrest is uitgesproken op als vals erkende of vals verklaarde stukken.Alleen degenen die bij het bestreden arrest partij waren, kunnen bij verzoekschrift een beroep tot herziening instellen.Een beroep tot herziening schorst de uitvoering niet, tenzij de kamervoorzitter er bij beschikking anders over oordeelt.De partijen worden uitgenodigd om te verschijnen op een zitting waarop het beroep tot herziening wordt behandeld.Tegen een eindarrest waarbij uitspraak wordt gedaan over de vordering tot vernietiging, kan dezelfde partij slechts eenmaal een beroep tot herziening instellen.Tegen een arrest waarbij uitspraak wordt gedaan over een beroep tot herziening, kan geen beroep tot herziening worden ingesteld.§ 4. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de toepassing van de procedureregeling voor de verbetering of herziening van arresten, met inbegrip van het bepalen van termijnen

84

Page 85: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

en de organisatie van de zittingen, vermeld in dit artikel.

[Art. 40 tot art. 43 zijn van toepassing op de Raad voor Vergunningsbetwistingen.]

Afdeling 4. - Bepaling die van toepassing is op het Milieuhandhavingscollege

Art. 44. Na gehele of gedeeltelijke vernietiging kan het Milieuhandhavingscollege zelf een beslissing nemen over het bedrag van de boete en, in voorkomend geval, over de voordeelontneming, en bepalen dat zijn uitspraak daarover de vernietigde beslissing vervangt.

HOOFDSTUK 5. - Uitvoering

Art. 45. De arresten van een Vlaams bestuursrechtscollege zijn van rechtswege uitvoerbaar. De Vlaamse Regering verzekert de uitvoering ervan met inbegrip van de vaststelling van het uitvoeringsformulier.

HOOFDSTUK 6. - Bekendmaking

Art. 46. Een Vlaams bestuursrechtscollege zorgt voor een publicatie van de arresten op de website van de dienst van de Bestuursrechtscolleges.Bij de publicatie van het arrest kan de identiteit van natuurlijke personen, op uitdrukkelijk verzoek van een natuurlijke persoon die partij is bij een geschil voor een Vlaams bestuursrechtscollege, worden weggelaten. Dat verzoek kan worden ingediend in het verzoekschrift of, in voorkomend geval, tot aan de sluiting van de debatten. In het bepalend gedeelte van het arrest wordt uitdrukkelijk melding gemaakt van de depersonalisatie.In uitzonderlijke omstandigheden kan een natuurlijke persoon die partij was bij een geschil dat bij een Vlaams bestuursrechtscollege aanhangig was, op grond van gegevens waarvan hij geen kennis had voor het indienen van het verzoekschrift of de sluiting van de debatten, verzoeken dat de identiteit van de natuurlijke personen die hij aanwijst, niet langer wordt vermeld in de publicatie van de arresten in digitaal formaat.Een natuurlijke persoon die geen partij was in het geding, maar een belang heeft bij de weglating van de identiteit bij de publicatie, kan ook een dergelijk verzoek indienen, als dat belang wordt aangetoond.

85

Page 86: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Het gemotiveerd verzoek wordt per beveiligde zending aan de eerste voorzitter bezorgd.De eerste voorzitter beslist over het gemotiveerde verzoek.

Art. 47. Elk arrest vermeldt in voorkomend geval de beslissing dat het arrest wordt bekendgemaakt op de wijze die het bepaalt.

Art. 48. De eerste voorzitter bezorgt het jaarverslag aan de voorzitter van het Vlaams Parlement en aan de Vlaamse Regering. Het jaarverslag omvat een overzicht van de activiteiten van de Vlaamse bestuursrechtscolleges gedurende het voorgaande jaar.

HOOFDSTUK 7. - Rechtspositieregeling van de bestuursrechters

[Voor de uitvoering in ministerieel besluit: zie verder de tekst van het besluit van 16 mei 2014 van de Vlaamse Regering houdende overdracht van personeel van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges en tot vaststelling van de rechtspositie van dit personeel en van de bestuursrechters van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges]

Afdeling 1. - Selectie en benoeming

Art. 49. § 1. De Vlaamse Regering benoemt de effectieve bestuursrechters voor het leven bij een Vlaams bestuursrechtscollege op voordracht van de algemene vergadering.De effectieve bestuursrechters voldoen minstens aan de volgende benoemingsvoorwaarden:  1° houder zijn van het diploma van licentiaat of master in de rechten;  2° een grondige kennis hebben van en minstens tien jaar nuttige ervaring hebben in de domeinen van het Vlaamse recht inzake ruimtelijke ordening en van het Vlaamse milieurecht;3° een grondige kennis hebben van procesvoering en rechtsbescherming in bestuurlijke of rechterlijke aangelegenheden.§ 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, kan de Vlaamse Regering bij het Vlaams bestuursrechtscollege, vermeld in artikel 2, 1°, c), aanvullende bestuursrechters benoemen op voordracht van de algemene vergadering voor een periode van zes jaar, die hernieuwbaar is.In afwijking van paragraaf 1, tweede lid, kan niemand als aanvullende bestuursrechter worden benoemd tenzij hij zijn deskundigheid kan aantonen op het vlak van publiek recht, politieke wetenschappen of bestuurswetenschappen.§ 3. De Vlaamse Regering verklaart de functie van bestuursrechter vacant.

86

Page 87: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

§ 4. De kandidaten worden geselecteerd door een selectiecommissie. De selectie beoogt de bekwaamheid die vereist is voor de uitoefening van het ambt van bestuursrechter te beoordelen. De algemene vergadering bepaalt de samenstelling van de selectiecommissie. De selectiecommissie stelt het programma van de selectieproef vast en legt dat ter bekrachtiging voor aan de algemene vergadering.De algemene vergadering brengt op grond van de beoordeling van de kandidaten een gemotiveerde voordracht uit aan de Vlaamse Regering, nadat ze de respectieve aanspraken en verdiensten van de kandidaten, die geslaagd zijn voor de selectieproef, vermeld in het eerste lid, heeft vergeleken, aangevuld met een interview met de batig gerangschikte kandidaten.In afwijking van het eerste lid, kan de algemene vergadering beslissen om geen selectieproef te organiseren voor de aanvullende bestuursrechters.§ 5. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de toepassing van deze bepalingen, waaronder de nadere regels voor de oproep tot de kandidaat-bestuursrechters.

Art. 50. De bestuursrechters nemen hun ambt op nadat ze in handen van de Vlaamse minister, bevoegd voor bestuurszaken, de volgende eed hebben afgelegd: "Ik zweer de verplichtingen van mijn ambt na te komen".

Art. 51. Het ambt van effectief bestuursrechter wordt voltijds uitgeoefend.Het ambt van effectief bestuursrechter is onverenigbaar met de uitoefening van om het even welke andere bezoldigde activiteit of functie of mandaat. De algemene vergadering kan de uitoefening van bepaalde activiteiten, functies of mandaten toestaan of de toestemming opheffen.Het ambt van effectief bestuursrechter is onverenigbaar met elke activiteit die hij zelf of via een tussenpersoon verricht en waardoor ofwel:  1° de functieplichten niet kunnen worden vervuld;  2° de waardigheid van de functie in het gedrang komt en/of het vertrouwen van het publiek in de dienst wordt aangetast;  3° de eigen onafhankelijkheid wordt aangetast;  4° een conflict tussen tegenstrijdige belangen ontstaat.Het ambt van aanvullend bestuursrechter is onverenigbaar met een politiek mandaat, met een beroepsactiviteit die de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de aanvullende bestuursrechter in het gedrang brengt en met elke activiteit die leidt tot tegenstrijdige

87

Page 88: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

belangen.

Afdeling 2. - Bezoldiging

Art. 52. De eerste voorzitter ontvangt een salaris in de schaal A311, een mandaattoelage klasse B, alsook de andere toelagen, vergoedingen en sociale voordelen, vermeld in het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, met uitzondering van de prestatietoelagen.De effectieve bestuursrechter ontvangt een salaris in de schaal A311, alsook de toelagen, vergoedingen en sociale voordelen, vermeld in het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, met uitzondering van de prestatietoelagen.De diensten en de ervaring van de eerste voorzitter en de effectieve bestuursrechters worden in aanmerking genomen voor hun geldelijke anciënniteit als vermeld in artikel VII 2 van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006.De voorzitter van het Vlaams bestuursrechtscollege, vermeld in artikel 2, 1°, c), ontvangt een forfaitaire vergoeding per zitting van de algemene vergadering en de aanvullende bestuursrechter, vermeld in artikel 49, § 2, ontvangt een forfaitaire vergoeding per zitting van het bestuursrechtscollege. Het bedrag wordt door de Vlaamse Regering vastgesteld. Ze maken ook aanspraak op de terugbetaling van reis- en verblijfkosten, vermeld in het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006.

Afdeling 3. - Ontslag en opruststelling

Art. 53. De bestuursrechters kunnen op ieder moment ontslag nemen. Ze blijven evenwel hun functie uitoefenen, tot ze zijn vervangen, maximaal gedurende zes maanden.Een effectieve bestuursrechter houdt op zijn ambt uit te oefenen en wordt op rust gesteld door de algemene vergadering op een van de volgende momenten:  1° op het einde van de maand waarin hij de leeftijd van zevenenzestig jaar bereikt;  2° na advies van een medische dienst, die expertise heeft inzake vervroegde pensionering, als hij niet meer in staat is zijn ambt naar behoren te vervullen wegens zware en blijvende gebrekkigheid. De Vlaamse Regering stelt hiervoor de nadere regels vast.Op zijn verzoek en op voorstel van de eerste voorzitter kan de Vlaamse Regering een effectieve bestuursrechter die de leeftijd van zevenenzestig jaar heeft bereikt, machtigen om zijn ambt verder uit te oefenen totdat hij is vervangen.

88

Page 89: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Afdeling 4. - De evaluatie van de effectieve bestuursrechters en de eerste voorzitter

Art. 54. § 1. De effectieve bestuursrechters en de eerste voorzitter krijgen een gemotiveerde schriftelijke en beschrijvende evaluatie.De evaluatie omvat geen einduitspraak, behalve als de evaluator oordeelt dat de geëvalueerde de uitspraak `onvoldoende' krijgt.De evaluatie van de effectieve bestuursrechter vindt de eerste keer plaats binnen drie maanden na het verstrijken van één jaar na de eedaflegging en vervolgens binnen drie maanden na het verstrijken van de evaluatieperiode van drie jaar. Er kan vroegtijdig een nieuwe tussentijdse evaluatie gehouden worden als zich sedert de laatste evaluatie bijzondere negatieve feiten hebben voorgedaan of als bijzondere negatieve vaststellingen zijn gedaan.De evaluatie van de eerste voorzitter vindt de eerste keer plaats binnen drie maanden na het verstrijken van een jaar na de eerste aanstelling en vervolgens binnen drie maanden na het verstrijken van de evaluatieperiode van drie jaar. Er kan vroegtijdig een nieuwe tussentijdse evaluatie gehouden worden als zich sedert de laatste evaluatie bijzondere negatieve feiten hebben voorgedaan of als bijzondere negatieve vaststellingen zijn gedaan.§ 2. De evaluatie slaat op de wijze van ambtsuitoefening en wordt gehouden op grond van criteria die betrekking hebben op de persoonlijkheid en de intellectuele, professionele en organisatorische capaciteiten, met in begrip van de kwaliteit van de geleverde prestaties zonder dat daardoor afbreuk wordt gedaan aan de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de bestuursrechter. De Vlaamse Regering stelt de evaluatiecriteria vast na het advies van de algemene vergadering te hebben gevraagd.De eerste voorzitter evalueert de effectieve bestuursrechter. Het evaluatiecollege, dat bestaat uit de drie oudste effectieve bestuursrechters, evalueert de eerste voorzitter.

Art. 55. De effectieve bestuursrechter en de eerste voorzitter kunnen op straffe van verval binnen een termijn van vijftien kalenderdagen na de kennisgeving van de evaluatie tegen de uitspraak `onvoldoende' beroep instellen bij de beroepscommissie.De algemene vergadering bepaalt de samenstelling van de beroepscommissie. De eerste voorzitter en de leden van het evaluatiecollege die de evaluatie hebben gedaan, kunnen geen deel uitmaken van de beroepscommissie.Het beroep, vermeld in het eerste lid, is opschortend.

89

Page 90: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Art. 56. Als een effectieve bestuursrechter de evaluatie `onvoldoende' heeft gekregen, wordt hij opnieuw geëvalueerd na verloop van één jaar.Als de effectieve bestuursrechter na een evaluatie `onvoldoende' bij een van de twee eerstvolgende evaluaties een tweede evaluatie `onvoldoende' krijgt, doet de algemene vergadering uitspraak bij arrest over het ontslag van de effectieve bestuursrechter.Als de eerste voorzitter eenmaal de evaluatie `onvoldoende' heeft gekregen, wordt voortijdig een einde gesteld aan zijn mandaat.De ontslagen effectieve bestuursrechter krijgt een vergoeding wegens ontslag. Die vergoeding is gelijk aan twaalf keer de laatste maandbezoldiging van de bestuursrechter als hij ten minste twintig jaar dienst heeft, aan acht keer of zes keer die bezoldiging naargelang de bestuursrechter tien jaar dienst of minder dan tien jaar dienst heeft.

Art. 57. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de evaluatie, waaronder ten minste de evaluatieprocedure en de beroepsprocedure.

Afdeling 5. - Tuchtregeling en ordemaatregel

Art. 58. Tegen een effectieve bestuursrechter en de eerste voorzitter die zijn ambtsplichten verzuimt of door zijn gedrag afbreuk doet aan de waardigheid van het ambt, kunnen de volgende tuchtstraffen worden uitgesproken:  1° blaam;  2° inhouding van salaris;  3° tuchtschorsing;  4° ontslag van ambtswege;  5° afzetting.De inhouding van salaris wordt toegepast gedurende ten hoogste drie maanden en mag niet meer bedragen dan een vijfde van de nettobezoldiging.De tuchtschorsing wordt uitgesproken voor ten hoogste drie maanden en kan aanleiding geven tot een inhouding van salaris die niet hoger mag liggen dan een vijfde van de nettobezoldiging.Tijdens de tuchtschorsing bevindt de effectieve bestuursrechter zich in de administratieve toestand non-activiteit met behoud van salaris, met behoud van de toepassing van het eerste lid.Het ontslag van ambtswege en de afzetting hebben het verlies van de hoedanigheid van bestuursrechter tot gevolg.

Art. 59. De tuchtoverheid, die bevoegd is om een tuchtprocedure in 90

Page 91: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

te stellen en een van de tuchtstraffen, vermeld in artikel 58, eerste lid, op te leggen, is:  1° de eerste voorzitter ten aanzien van de effectieve bestuursrechters;  2° het tuchtcollege, dat bestaat uit de drie oudste effectieve bestuursrechters, ten aanzien van de eerste voorzitter.

Art. 60. De effectieve bestuursrechter en de eerste voorzitter kunnen op straffe van verval binnen een termijn van vijftien kalenderdagen na de kennisgeving van de uitgesproken tuchtstraf daartegen gemotiveerd beroep instellen bij de beroepscommissie.De algemene vergadering bepaalt de samenstelling van de beroepscommissie. De eerste voorzitter en de leden van het tuchtcollege die de tuchtstraf in eerste instantie hebben uitgesproken kunnen geen deel uitmaken van de beroepscommissie.

Art. 61. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de tuchtprocedure, waaronder ten minste de wijze waarop de tuchtprocedure wordt ingesteld en gevoerd, de wijze waarop beroep kan worden ingesteld en de beroepsprocedure wordt gevoerd, en de regels voor de doorhaling van de tuchtstraffen.

Art. 62. Als de eerste voorzitter of een effectieve bestuursrechter wordt vervolgd wegens een misdaad of wanbedrijf of tuchtrechtelijk wordt vervolgd, kan hij in het belang van de dienst bij wijze van ordemaatregel uit zijn ambt worden geschorst voor de duur van de vervolging en tot de eindbeslissing is genomen.De eerste voorzitter spreekt de schorsing van de effectieve bestuursrechter uit. Het tuchtcollege, dat bestaat uit de drie oudste effectieve bestuursrechters, spreekt de schorsing uit ten aanzien van de eerste voorzitter.De effectieve bestuursrechter en de eerste voorzitter kunnen op straffe van verval binnen een termijn van vijftien kalenderdagen na de kennisgeving van de ordemaatregel daartegen gemotiveerd beroep instellen bij de beroepscommissie.De algemene vergadering bepaalt de samenstelling van de beroepscommissie. De eerste voorzitter en de leden van het tuchtcollege die de schorsing in eerste instantie hebben uitgesproken kunnen geen deel uitmaken van de beroepscommissie.De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de schorsing, waaronder ten minste de wijze waarop beroep kan worden ingesteld en de beroepsprocedure wordt gevoerd, alsook de gevolgen die verbonden zijn aan de schorsing.

91

Page 92: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Afdeling 6. - Andere delen van de rechtspositieregeling van de bestuursrechter

Art. 63. Met behoud van de toepassing van de bepalingen die in dit decreet zijn opgenomen over de rechtspositieregeling van de bestuursrechter, bepaalt de Vlaamse Regering de overige delen van de rechtspositieregeling van de bestuursrechter, waaronder ten minste de deontologische rechten en plichten en de verloven.De Vlaamse Regering stelt de deontologische code vast op voorstel van de algemene vergadering.

[Vanaf art. 64 wijzigingsbepalingen]

HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen

Art. 91. § 1. De bestuursrechters die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet aangesteld zijn bij het Milieuhandhavingscollege, blijven aangesteld als effectief of plaatsvervangend bestuursrechter bij hun rechtscollege met behoud van de mandaatregeling en de bezoldigingsregeling die ze genoten overeenkomstig de regeling die van toepassing was voor de datum van de inwerkingtreding van dit decreet, totdat ze op rust worden gesteld, ontslag nemen of ontslag krijgen.Uiterlijk negentig dagen voor het mandaat van de bestuursrechters, vermeld in het eerste lid is verstreken, kan de Vlaamse Regering beslissen om het mandaat van bestuursrechter niet te verlengen.De beslissing mag niet indruisen tegen de onafhankelijkheid van het Milieuhandhavingscollege of van de individuele bestuursrechters ervan, noch betrekking hebben op de inhoudelijke aspecten van de door het Milieuhandhavingscollege genomen beslissingen. Als de Vlaamse Regering uiterlijk negentig dagen voor het mandaat van de bestuursrechters, vermeld in het eerste lid verstrijkt, geen beslissing neemt om het mandaat niet te verlengen, wordt het mandaat stilzwijgend verlengd.§ 2. De bestuursrechters die op de datum van de inwerkingtreding van dit decreet benoemd zijn bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, blijven benoemd bij hun rechtscollege als bestuursrechter met behoud van de bezoldigingsregeling die ze genoten overeenkomstig de regeling die van toepassing was voor de datum van de inwerkingtreding van dit decreet, totdat ze op rust worden gesteld, ontslag nemen of ontslag krijgen.§ 3. De aanvullende bestuursrechters die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet tijdelijk aangesteld zijn bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen blijven aangesteld bij dit

92

Page 93: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

rechtscollege met behoud van de bezoldigingsregeling die ze genoten overeenkomstig de regeling die van toepassing was voor de datum van de inwerkingtreding van dit decreet totdat de achterstand is weggewerkt of totdat ze ontslag nemen.§ 4. De voorzitters, de raadsleden en de plaatsvervangers die op de datum van de inwerkingtreding van dit decreet benoemd zijn bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, blijven benoemd bij hun rechtscollege met behoud van de bezoldigingsregeling die ze genoten overeenkomstig de regeling die van toepassing was voor de datum van de inwerkingtreding van dit decreet tot 1 maart van het jaar waarin de lokale en provinciale verkiezingen plaatsvinden.In afwijking van artikel 49, § 2, kan de Vlaamse Regering de bestuursrechters, vermeld in het eerste lid van deze paragraaf, vanaf 1 maart van het jaar waarin de lokale en provinciale verkiezingen plaatsvinden, benoemen als aanvullend bestuursrechter bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen voor een periode van zes jaar, die hernieuwbaar is met behoud van de bezoldigingsregeling die ze genoten overeenkomstig de regeling die van toepassing was voor de datum van de inwerkingtreding van dit decreet.

Art. 92. Voor de effectieve bestuursrechters die op de datum van de inwerkingtreding van dit decreet aangesteld of benoemd zijn bij het Vlaams bestuursrechtscollege, vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), wordt de eerste evaluatie gehouden binnen een termijn van drie maanden na het verstrijken van één jaar na de inwerkingtreding van het decreet.

Art. 93. De Vlaamse Regering regelt de overdracht van het personeel van het Vlaams bestuursrechtscollege, vermeld in artikel 2, 1°, b), aan de dienst van de Bestuursrechtscolleges.De Vlaamse Regering regelt de overdracht van het personeel van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, dat overeenkomstig artikel 16.4.22 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid ter beschikking is gesteld van het Vlaams bestuursrechtscollege, vermeld in artikel 2, 1°, a), aan de dienst van de Bestuursrechtscolleges.De Vlaamse Regering bepaalt de noodzakelijke maatregelen om de rechten te waarborgen van het overgedragen personeel wat betreft de anciënniteit en de bezoldiging.

Art. 94. De beroepen die zijn ingediend bij de Vlaamse bestuursrechtscolleges, vermeld in artikel 2, 1°, a) en c), voor de datum van de inwerkingtreding van dit decreet worden behandeld

93

Page 94: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

volgens de reglementering die van toepassing was daags voor de inwerkingtreding van dit decreet.

Art. 95. De beroepen die zijn ingediend bij het Vlaams bestuursrechtscollege, vermeld in artikel 2, 1°, b), voor de datum van de inwerkingtreding van dit decreet, worden behandeld volgens de volgende regels:  1° beroepen die zijn ingediend voor 1 september 2012, worden behandeld volgens de procedureregels die gelden voor die datum;  2° beroepen die zijn ingediend vanaf 1 september 2012 en voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet worden behandeld volgens de procedureregels vermeld in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2012 houdende de rechtspleging voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen;  3° beroepen die al in beraad zijn genomen voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet worden in dezelfde samenstelling als op de zitting besproken en uitgesproken.

Art. 96. Dit decreet treedt in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum en uiterlijk op 1 januari 2015.

94

Page 95: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Besluit van 16 mei 2014 van de Vlaamse Regering houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges

DEEL 1. ALGEMENE BEPALINGEN

  HOOFDSTUK 1. - Algemene en institutionele bepalingen

  Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:  1° advocaat: een persoon die als advocaat ingeschreven is op de lijst van de stagiairs, het tableau van de Orde der Advocaten of een onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie die, volgens de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, gerechtigd is het beroep van advocaat uit te oefenen of een titel van advocaat te voeren;  2° afschrift: een fotokopie of een digitale kopie;  3° beschikking: de beslissing van de voorzitter van het College, van de kamervoorzitter of een bestuursrechter, die alleen betrekking heeft op procedurele aangelegenheden;  4° bestreden beslissing: een beslissing als vermeld in artikel 2, 7°, van het decreet;  5° beveiligde zending: een van de betekeningswijzen als vermeld in artikel 2, 8°, van het decreet;  6° College: een Vlaams Bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet;  7° decreet: het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges;  8° huishoudelijk reglement: het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 11 van het decreet;  9° kamervoorzitter: het lid van het College dat een kamer als vermeld in artikel 12 van het decreet voorzit.

  Art. 2. De zetel van het College is gevestigd in het Ellipsgebouw, Koning Albert II-laan 35, 1030 Brussel.  Het College kan zijn zittingen evenwel organiseren in de provinciehoofdsteden, onder de voorwaarden, vermeld in zijn huishoudelijk reglement.

  HOOFDSTUK 2. - Rechtspleging

  Afdeling 1. - Algemene bepalingen

  Onderafdeling 1. - Raadsman

  Art. 3. Een raadsman die advocaat is, treedt voor het College op als gevolmachtigde van een partij zonder dat hij daarvoor een volmacht moet kunnen voorleggen. Behalve in geval van bewijs van het tegendeel, wordt de advocaat verondersteld gemandateerd te zijn door de handelingsbekwame persoon die hij beweert te verdedigen.  Een raadsman die geen advocaat is, kan alleen voor het College optreden als gevolmachtigde van een partij, als hij een volmacht heeft. Hij bezorgt die schriftelijke volmacht aan het College op het ogenblik dat hij het verzoekschrift indient en voor de later ingediende processtukken of de bijstand ter zitting uiterlijk voor het sluiten van de debatten.

95

Page 96: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

  Als een raadsman die geen advocaat is, niet over een schriftelijke volmacht beschikt, wordt de betrokken partij geacht niet bijgestaan of vertegenwoordigd te zijn en wordt het betrokken processtuk geacht niet te zijn ingediend.

  Onderafdeling 2. - Termijnen

  Art. 4. De verzoekschriften en processtukken moeten op straffe van niet-ontvankelijkheid worden ingediend binnen de termijnen, vermeld in het decreet, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, en dit besluit.

  Art. 5. De dag van de akte of de gebeurtenis die de termijn doet ingaan, vermeld in dit besluit en in hoofdstuk 3 van het decreet, wordt niet in de termijn begrepen.  De vervaldag wordt in de termijn begrepen. AIs de vervaldag een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt die vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.

  Art. 6. De betekening met een aangetekende brief wordt, behalve in geval van bewijs van het tegendeel door de geadresseerde, geacht plaats te vinden op de werkdag die valt na de datum van de poststempel van de aangetekende brief. De datum van aanbieding door de postdiensten geldt, niet de feitelijke kennisneming van de beveiligde zending op een later tijdstip. De datum van de poststempel heeft bewijskracht zowel voor de verzending als voor de ontvangst.  De betekening door afgifte tegen ontvangstbewijs wordt geacht plaats te vinden op de datum van het ontvangstbewijs.  De bij het decreet en dit besluit bedoelde termijnen lopen eveneens tegen de minderjarigen, de ontzette personen en andere onbekwamen. Het College kan de termijnen van hun verval ontheffen wanneer het vaststaat dat de vertegenwoordiging van die personen niet tijdig was verzekerd voor het verstrijken van de termijnen.

  Onderafdeling 3. - Woonplaatskeuze

  Art. 7. § 1. Met uitzondering van de besturen kiest elke partij in haar eerste processtuk een woonplaats in België die geldt voor alle daaropvolgende proceshandelingen.  § 2. De griffier verricht alle betekeningen rechtsgeldig op de gekozen woonplaats.  § 3. Elke wijziging van de woonplaatskeuze wordt voor elke procedure afzonderlijk en met een beveiligde zending uitdrukkelijk ter kennis gebracht van de griffier, met vermelding van het rolnummer van het beroep of bezwaar waarop de wijziging betrekking heeft.  Bij overlijden van een partij, behalve bij hervatting van het geding, doet het College alle betekeningen rechtsgeldig op de gekozen woonplaats van de overledene ter attentie van de gezamenlijke rechtverkrijgenden, zonder vermelding van de namen en hoedanigheden.

  Onderafdeling 4. Indiening en kennisname van verzoekschriften en processtukken, de overtuigingsstukken en het administratief dossier

  Art. 8. § 1. De partijen bezorgen aan het College alle verzoekschriften en processtukken met een beveiligde zending, op straffe van onontvankelijkheid.  De processtukken die aan het College gericht zijn, bevatten een inventaris van de

96

Page 97: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

overtuigingsstukken, die overeenkomstig die inventaris genummerd zijn.  § 2. De griffier kan de neerlegging van afschriften van het verzoekschrift, overtuigingsstukken of processtukken bevelen.  § 3. Het administratief dossier bevat de bestreden beslissing, de geïnventariseerde stukken op grond waarvan die beslissing is genomen en in voorkomend geval een bewijs van de datum van de kennisgeving van de beslissing door het bestuur aan de verzoeker.  § 4. De partijen en hun raadsmannen kunnen ter griffie kennis nemen van de verzoekschriften, het administratief dossier, de processtukken, de overtuigingsstukken en de uitspraken.

  Art. 9. De griffier verricht alle betekeningen met een beveiligde zending.  Als de betekening een termijn doet ingaan, maakt de griffier melding van de toepasselijke termijn.  De verrichtingen mogen echter met een gewone brief, per fax of per e-mail worden gedaan als de ontvangst ervan geen termijn doet ingaan.

  Onderafdeling 5. - Afstand van het ingediende beroep of bezwaar

  Art. 10. Als de verzoeker uitdrukkelijk afstand doet van het door hem ingediende beroep of bezwaar, stelt de kamer de afstand van het beroep of bezwaar onmiddellijk bij arrest vast en beslist in voorkomend geval over de kosten.  Stilzwijgende afstand mag alleen worden afgeleid uit akten of uit bepaalde, met elkaar overeenstemmende feiten waaruit met zekerheid blijkt dat de verzoeker afstand wil doen van zijn beroep. De kamer stelt de afstand van het beroep of bezwaar onmiddellijk bij arrest vast en beslist in voorkomend geval over de kosten.

  Onderafdeling 6. - Samenvoegen van beroepen of bezwaren

  Art. 11. Als de beroepen of bezwaren aanhangig zijn bij verschillende kamers, kan de voorzitter van het College bij beschikking de kamer aanwijzen die de samengevoegde beroepen of bezwaren zal behandelen.  Als de beroepen of bezwaren aanhangig zijn bij dezelfde kamer, kan de kamervoorzitter beroepen of bezwaren samenvoegen.

  Onderafdeling 7. - Het ambtshalve opvragen van stukken of inlichtingen bij partijen en derden

  Art. 12. Met het oog op de beoordeling van de zaak kan het College rechtstreeks briefwisseling voeren met alle partijen, besturen en derden en hen alle nuttige inlichtingen en stukken vragen.

  Afdeling 2. - Procedureverloop

  Onderafdeling 1. - Het indienen van een verzoekschrift

  Art. 13. Het beroep of bezwaar wordt bij verzoekschrift ingediend.

  Art. 14. Het verzoekschrift wordt gedagtekend en door de verzoeker of zijn raadsman ondertekend.

  Art. 15. Het verzoekschrift bevat, minstens de volgende gegevens:97

Page 98: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

  1° de naam, de hoedanigheid, de woonplaats of de zetel van de verzoeker en de gekozen woonplaats;  2° in voorkomend geval, de naam en het adres van de verweerder;  3° het voorwerp van het beroep of bezwaar;  4° een uiteenzetting van de feiten en de ingeroepen middelen;  5° een inventaris van de overtuigingsstukken.

  Art. 16. De verzoeker voegt in voorkomend geval de volgende documenten bij het verzoekschrift:  1° een afschrift van de bestreden beslissing of een verklaring van de verzoeker dat hij niet in het bezit is van een dergelijk afschrift;  2° als de verzoeker een rechtspersoon is en hij geen raadsman heeft die advocaat is, een afschrift van zijn geldende en gecoördineerde statuten en van de akte van aanstelling van zijn organen, alsook het bewijs dat het daarvoor bevoegde orgaan beslist heeft in rechte te treden;  3° de schriftelijke volmacht van zijn raadsman als hij geen advocaat is;  4° de overtuigingsstukken die in de inventaris zijn vermeld en overeenkomstig die inventaris genummerd zijn.

  Onderafdeling 2. - Het registreren van het verzoekschrift

  Art. 17. § 1. De griffier schrijft elk inkomend verzoekschrift in op een register in de volgorde van ontvangst.  § 2. De griffier schrijft het verzoekschrift niet op het register in als:  1° de stukken, vermeld in artikel 16, 2°, niet gevoegd zijn bij het verzoekschrift dat uitgaat van een rechtspersoon;  2° het verzoekschrift niet is ondertekend door de verzoeker of zijn raadsman;  3° het verzoekschrift geen woonplaatskeuze bevat overeenkomstig artikel 7, § 1;  4° er geen afschrift van de bestreden beslissing of een verklaring van de verzoeker dat hij niet in het bezit is van een dergelijk afschrift, bij het verzoekschrift gevoegd is;  5° de schriftelijke volmacht, vermeld in artikel 16, 3°, niet bij het verzoekschrift gevoegd is;  6° de stukken, vermeld in artikel 16, 4°, niet bij het verzoekschrift gevoegd zijn;  7° er geen inventaris bij het verzoekschrift gevoegd is van de overtuigingsstukken die allemaal overeenkomstig die inventaris genummerd zijn.  Behalve in geval van verkiezings- of mandaatgeschillen, stelt de griffier, in voorkomend geval, de verzoeker in staat om de vormvereisten, vermeld in het eerste lid, te regulariseren binnen een vervaltermijn van acht dagen die ingaat op de dag na dag van deze van de betekening van het verzoek tot regularisatie.  De verzoeker die zijn verzoekschrift tijdig regulariseert, wordt geacht het te hebben ingediend op de datum van de eerste verzending of neerlegging.  Een verzoekschrift dat niet, onvolledig of laattijdig is geregulariseerd, wordt geacht niet te zijn ingediend.

  Art. 18. Na de inschrijving in het register wijst de voorzitter van het College de zaak, overeenkomstig de bepalingen van het huishoudelijk reglement, toe aan een kamer.

  Art. 19. De griffier betekent, in voorkomend geval na toepassing van de vereenvoudigde procedure, vermeld in artikel 26 en 59, met een beveiligde zending een afschrift van het verzoekschrift aan:  1° de verweerder;

98

Page 99: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

  2° in geval van een bestreden vergunnings-, validerings- of registratiebeslissing, de begunstigde van de beslissing en het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waarin het betrokken onroerend goed gelegen is;  3° de belanghebbenden bij de zaak, voor zover ze kunnen worden bepaald.  De griffier brengt de partijen schriftelijk op de hoogte van de samenstelling van de bevoegde kamer.

  Afdeling 3. - Kosten

  Onderafdeling 1. - Rolrechten

  Art. 20. Het verschuldigde rolrecht wordt gestort op de rekening van het Fonds Bestuursrechtscolleges.  Bij de betekening overeenkomstig artikel 21, § 5, eerste lid, van het decreet brengt de griffier de partij op de hoogte van de gegevens van het fonds, met inbegrip van het rekeningnummer, die het mogelijk maken om het verschuldigde rolrecht te storten.

  Onderafdeling 2. - Getuigengeld

  Art. 21. Aan iedere getuige, ook al verschijnt hij vrijwillig, wordt gevraagd of hij getuigengeld wil.  Het getuigengeld bedraagt maximaal 200 euro en wordt door de kamer begroot en toegekend.  De kosten voor het vervoer, berekend op de voordeligste wijze, moeten in het getuigengeld begrepen zijn.

  Onderafdeling 3. - Deskundigenonderzoek

  Art. 22. Behalve in geval van een andersluidende beslissing van de kamer, schiet de partij die een deskundigenonderzoek heeft gevorderd de kosten en de erelonen voor die aan dat deskundigenonderzoek verbonden zijn.  De kamervoorzitter keurt de staat van kosten en erelonen van de deskundigen bij beschikking al dan niet goed. Hij kan daarbij onder meer rekening houden met de omstandigheid of het verslag al dan niet tijdig werd ingediend.

  Onderafdeling 4. - Vergoeding voor afschriften of uittreksels

  Art. 23. § 1. De betekening door de griffier van afschriften van verzoekschriften, processtukken, overtuigingsstukken en uitspraken voorgeschreven bij of krachtens het decreet en dit besluit gebeurt kosteloos.  Ongeacht hetgeen bepaald is in het eerste lid, kunnen de partijen en hun raadsmannen bijkomend aan de griffier een afschrift of uittreksel vragen van verzoekschriften, het administratief dossier, processtukken, overtuigingsstukken en uitspraken.  Andere personen dan de personen, vermeld in het tweede lid, kunnen aan de griffier een afschrift of uittreksel vragen van de uitspraken van het College.  De vergoeding voor de afgifte of zending van een afschrift of uittreksel bedraagt 50 eurocent per bladzijde, tenzij het eerste lid bepaalt dat die afgifte of zending kosteloos is. Als de griffier het afschrift of uittreksel per post opstuurt, is een aanvullende vergoeding verschuldigd die gelijk is aan de kosten van het frankeertarief aan het loket van een niet-aangetekende brief van genormaliseerd formaat.

99

Page 100: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

  De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, de leidend ambtenaar van het departement Ruimte Vlaanderen of, bij diens afwezigheid de gemachtigde van die leidend ambtenaar, die om de afgifte van een afschrift of een uittreksel van een uitspraak verzoekt, is vrijgesteld van de betaling van de vergoedingen, vermeld in deze paragraaf.  § 2. Het verschuldigde bedrag wordt gestort op de rekening van het Fonds Bestuursrechtscolleges, met de vermelding van het dossiernummer en de naam van de persoon die het afschrift of uittreksel aanvraagt. Pas na de storting reikt de griffier het afschrift of het uittreksel uit.

  Onderafdeling 5. - Indexatie

  Art. 24. De bedragen die verschuldigd zijn overeenkomstig deze afdeling, worden vijfjaarlijks op 1 januari geïndexeerd op basis van de ABEX-index, met als basisindex die van januari 2014, en met een eerste indexatie op 1 januari 2019.  De bedragen worden afgerond naar de dichtstbijzijnde euro, behalve het bedrag, vermeld in artikel 23, § 1, vierde lid, dat afgerond wordt naar het dichtstbijzijnde veelvoud van 10 cent.  Als de afronding tot een bedrag leidt dat precies de helft van een euro of van tien cent is, wordt het bedrag naar boven afgerond.  

  DEEL 2. BESTUURLIJKE GELDBOETE EN VOORDEELONTNEMING

  HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied

  Art. 25. Dit deel is van toepassing op de beroepen, vermeld in artikel 16.4.19, § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.

  HOOFDSTUK 2. - Rechtspleging

  Afdeling 1. - Vereenvoudigde procedure

  Art. 26. § 1. Na registratie van een verzoekschrift kan de voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter binnen een ordetermijn van dertig dagen na de datum van de registratie van het verzoekschrift ambtshalve onderzoeken of:  1° het beroep doelloos is;  2° het beroep klaarblijkelijk onontvankelijk is;  3° het College klaarblijkelijk onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen;  4° het beroep alleen korte debatten vereist.  § 2. In afwijking van artikel 27 kan de griffier de verweerder vragen om het administratief dossier in te dienen binnen een termijn van vijftien dagen.  Als de verweerder niet binnen die termijn, vermeld in het eerste lid, het administratief dossier indient, maant de griffier de verweerder aan om daartoe vooralsnog over te gaan binnen een door de griffier bepaalde termijn. Als de verweerder hieraan geen gevolg geeft, worden de door de verzoeker aangehaalde feiten als bewezen geacht, tenzij deze feiten kennelijk onjuist zijn.  § 3. De griffier bezorgt de vaststellingen van de voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter aan de verzoeker. De verzoeker kan een

100

Page 101: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

verantwoordingsnota en overtuigingsstukken, die beide beperkt zijn tot die vaststellingen, indienen binnen een vervaltermijn van vijftien dagen, die ingaat op de dag na dag van de betekening van die vaststellingen.  § 4. De voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter kan beslissen dat de zaak zonder verdere rechtspleging in beraad wordt genomen.  De voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter doet onmiddellijk uitspraak over de klaarblijkelijke onontvankelijkheid van het beroep, de klaarblijkelijke onbevoegdheid van het College of het doelloos zijn van het beroep.  § 5. De voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter kan de partijen bij beschikking oproepen om op korte termijn te verschijnen voor korte debatten. De griffier betekent die beschikking en een afschrift van het verzoekschrift aan de partijen.  Als de voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter van oordeel is dat het beroep alleen korte debatten vereist, wordt de zaak in beraad genomen na het horen van de partijen.  § 6. Als de voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter niet besluit dat het beroep klaarblijkelijk onontvankelijk of doelloos is, dat het College kennelijk onbevoegd is of dat korte debatten volstaan, dan wordt de procedure voortgezet volgens de gewone rechtspleging, vermeld in dit besluit.  De griffier betekent een afschrift van de beschikking aan de partijen.

  Afdeling 2. - Vernietiging

  Onderafdeling 1. - Het vooronderzoek

  Sectie 1. De antwoordnota van de verweerder

  Art. 27. De verweerder dient een antwoordnota, een geïnventariseerde administratief dossier, voor zover dat met toepassing van artikel 26, in kader van de vereenvoudigde procedure nog niet werd ingediend, en eventuele aanvullende en geïnventariseerde overtuigingsstukken in binnen een vervaltermijn van vijfenveertig dagen, die ingaat op de dag na dag van de betekening van het afschrift van het verzoekschrift, vermeld in artikel 19.  Als de verweerder niet binnen die termijn, vermeld in het eerste lid, het administratief dossier indient, maant de griffier de verweerder aan om daartoe vooralsnog over te gaan binnen een door de griffier bepaalde termijn. Als de verweerder hieraan geen gevolg geeft, worden de door de verzoeker aangehaalde feiten als bewezen geacht, tenzij deze feiten kennelijk onjuist zijn.

  Sectie 2. De wederantwoordnota of toelichtende nota van de verzoeker

  Art. 28. De griffier betekent een afschrift van de antwoordnota aan de verzoeker, of deelt hem het ontbreken van een tijdige antwoordnota mee, en bezorgt de verzoeker een kopie van het administratief dossier.

  Art. 29. De verzoeker kan een wederantwoordnota indienen binnen een vervaltermijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na dag van de betekening van het afschrift van de antwoordnota.  Als de verweerder geen tijdige antwoordnota heeft ingediend, deelt de griffier dat mee aan de verzoeker. In dat geval mag de verzoeker de wederantwoordnota vervangen door een toelichtende nota.

101

Page 102: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

  De verzoeker kan aan de wederantwoordnota of toelichtende nota aanvullende, geïnventariseerde overtuigingsstukken toevoegen voor zover hij nog niet over die stukken kon beschikken op het ogenblik waarop het verzoekschrift werd ingediend of voor zover ze noodzakelijk zijn in repliek op de antwoordnota van de verweerder.

  Sectie 3. De laatste nota van de verweerder

  Art. 30. De griffier betekent een afschrift van de wederantwoordnota of van de toelichtende nota aan de verweerder. Als de verzoeker geen tijdige wederantwoordnota of toelichtende nota heeft ingediend, brengt de griffier de verweerder op de hoogte van de laattijdigheid.

  Art. 31. De verweerder kan een laatste nota indienen binnen een vervaltermijn van twintig dagen, die ingaat op de dag na dag van de betekening van het afschrift van de wederantwoordnota.  De verweerder kan aan de laatste nota, vermeld in het eerste lid, nieuwe geïnventariseerde overtuigingsstukken toevoegen voor zover die stukken noodzakelijk zijn in repliek op de wederantwoordnota van de verzoeker.

  Art. 32. De griffier betekent een afschrift van de laatste nota aan de verzoeker.

  Onderafdeling 2. - Getuigen

  Art. 33. § 1. De partij die wil dat een getuige wordt gehoord, dient tijdens het vooronderzoek een afzonderlijk verzoek in, dat gemotiveerd wordt.  De kamervoorzitter beslist over de noodzakelijkheid en relevantie van het horen van een getuige. De griffier brengt de partijen schriftelijk op de hoogte van de beslissing dat de getuige al dan niet gehoord zal worden.  De kamervoorzitter kan ook ambtshalve bij beschikking getuigen oproepen.  § 2. In voorkomend geval hoort de kamer de getuigen.  § 3. De griffier stelt een proces-verbaal op van het verhoor van de getuige, dat hij samen met de kamervoorzitter en de gehoorde getuige ondertekent. De griffier bezorgt het proces-verbaal van het getuigenverhoor aan de partijen.

  Art. 34. De griffier stelt een proces-verbaal op van het feit dat de getuige niet verschijnt of weigert om te komen getuigen. De griffier bezorgt het proces-verbaal aan de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waar de getuige moest worden gehoord.

  Onderafdeling 3. - Deskundigen

  Art. 35. § 1. De partijen kunnen, hetzij in het verzoekschrift waarbij het beroep wordt ingediend, hetzij in hun daarop volgende nota's, op gemotiveerde wijze vragen om deskundigen aan te stellen. De kamer beslist bij arrest over het verzoek. De kamer kan ook ambtshalve bij arrest een deskundig onderzoek bevelen.  Als een deskundig onderzoek wordt bevolen, vermeldt het arrest de opdracht van de deskundigen en de termijn waarbinnen het deskundig verslag bij de griffie wordt ingediend.  De griffier betekent het arrest aan de partijen en in voorkomend geval aan de deskundigen die in het arrest zijn aangewezen.  § 2. De deskundigen beschikken over een termijn van vijftien dagen, die ingaat

102

Page 103: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

op de dag na dag van de betekening van het arrest, vermeld in paragraaf 1, om de griffier te laten weten of ze hun opdracht aanvaarden.  Als de deskundigen de opdracht aanvaarden, bezorgt de griffier hun een afschrift van het administratief dossier.

  Art. 36. Binnen vijftien dagen na de dag waarop de deskundigen hun opdracht, vermeld in artikel 35, hebben aanvaard, delen ze aan de partijen met een beveiligde zending de plaats, de dag en het uur mee waar en waarop ze hun deskundige werkzaamheden zullen aanvangen.  De griffier en in voorkomend geval de partijen bezorgen aan de deskundigen de stukken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun opdracht.

  Art. 37. De deskundigen bezorgen hun voorverslag aan de partijen vóór ze hun definitief deskundig verslag bij de griffie indienen. Gedurende een termijn van hoogstens dertig dagen, die ingaat op de dag na dag van de bezorging van het voorverslag, kunnen de partijen aan de deskundigen met een gewone brief, een fax of een e-mail, opmerkingen geven over dat voorverslag. De deskundigen nemen eventuele opmerkingen alsook hun standpunten daarover op in hun definitief verslag. Ze begroten hun staat van kosten en erelonen op omstandige wijze en voegen die begroting als bijlage bij hun verslag.  De deskundigen ondertekenen hun verslag.  De deskundigen bezorgen het origineel van het definitieve deskundig verslag aan de griffie en een kopie ervan aan de partijen.

  Art. 38. De kamer kan de deskundigen horen om toelichtingen en ophelderingen over hun verslag te krijgen.  De griffier stelt een proces-verbaal van het verhoor op dat hij samen met de kamervoorzitter en de gehoorde deskundige ondertekent.

  Art. 39. De kamer kan, om gewichtige redenen en bij arrest, een einde maken aan de opdracht van de deskundigen en in hun vervanging voorzien na hen te hebben gehoord.  De griffier betekent het arrest aan de deskundigen en aan de partijen.

  Onderafdeling 4. - Het doen van vaststellingen ter plaatse

  Art. 40. De kamervoorzitter, of de bestuursrechter die de kamervoorzitter daarvoor aanwijst, kan ambtshalve ter plaatse overgaan tot alle vaststellingen.  De griffier roept de partijen op.

  Onderafdeling 5. - Zitting

  Art. 41. § 1. Na afloop van het vooronderzoek bepaalt de kamervoorzitter bij beschikking:  1° de plaats, de dag en het tijdstip van de zitting waarop de vordering tot vernietiging wordt behandeld;  2° de termijn waarbinnen de partijen of hun raadsman ter griffie inzage kunnen nemen van het administratief dossier en de overtuigingsstukken;  3° de namen van de partijen die persoonlijk moeten verschijnen om toelichting te geven en de feiten waarover ze zullen worden gehoord, als de kamervoorzitter heeft beslist om een partij te horen;  4° de namen van de getuigen en de feiten waarover ze zullen worden gehoord, als de kamervoorzitter heeft beslist een getuige te horen;

103

Page 104: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

  5° in voorkomend geval, de namen van door de kamer opgeroepen deskundigen.  § 2. De griffier betekent de beschikking minstens vijftien dagen voor de dag van de zitting aan de partijen en getuigen.  De beschikking geldt als oproeping voor de getuigen en partijen die persoonlijk moeten verschijnen.  § 3. In afwijking van paragraaf 1, en op het ogenblik dat de zaak in staat is, kan de kamervoorzitter vragen of partijen een beroep willen doen op de toepassing van artikel 16, zesde lid, van het decreet.  De griffier verzoekt de partijen, in voorkomend geval, om hun gezamenlijk standpunt te bezorgen.  De partijen delen, na onderling overleg, hun gezamenlijk standpunt mee binnen een termijn van vijftien dagen na de kennisgeving.  Als de partijen akkoord gaan met de toepassing van artikel 16, zesde lid, van het decreet, neemt de kamer de zaak van rechtswege in beraad.  Bij gebrek aan een antwoord van de partijen binnen de termijn, vermeld in het derde lid, worden de partijen geacht in te stemmen met de toepassing van artikel 16, zesde lid, van het decreet, tenzij het college anders beslist.

  Art. 42. § 1. De kamervoorzitter verklaart de zitting voor geopend. Hij leidt de zitting.  § 2. De partijen kunnen ter zitting geen aanvullende stukken neerleggen.  § 3. De griffier stelt een proces-verbaal van de zitting op dat hij ondertekent, samen met de kamervoorzitter en in voorkomend geval de partijen die op verzoek van de kamervoorzitter persoonlijk zijn verschenen.  De kamervoorzitter sluit de debatten en neemt de zaak in beraad.

  Art. 43. De partij die aannemelijk maakt dat ze de taal van de rechtspleging onvoldoende beheerst, kan zich ter zitting laten bijstaan door een vertaler-tolk. Daarvan maakt de griffier proces-verbaal op.  De kamervoorzitter duidt de vertaler-tolk aan uit de lijst van de beëdigde vertalers-tolken die ter beschikking ligt op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg in Brussel.  De kosten van de vertaler-tolk zijn ten laste van het College.

  Onderafdeling 6. - Beraadslaging en uitspraak

  Art. 44. Binnen een ordetermijn van zestig dagen die ingaat op de dag na dag van de sluiting van de debatten, spreekt de kamer, waarbij de zaak aanhangig is, een arrest uit.

  Art. 45. Het arrest wordt met redenen omkleed, overeenkomstig artikel 32, tweede lid, van het decreet, en vermeldt de volgende gegevens:  1° de namen, de woonplaats of de zetel van de partijen, de door hen gekozen woonplaats en, in voorkomend geval, de naam en de hoedanigheid van de persoon die de partijen bijstaat of vertegenwoordigt;  2° de oproeping van partijen, van hun raadsmannen, alsook hun eventuele aanwezigheid op de zitting;  3° de uitspraak in openbare zitting, de datum daarvan en de namen van de bestuursrechters die erover hebben beraadslaagd.

  Art. 46. Het College kan ambtshalve middelen inroepen die niet in het verzoekschrift zijn opgenomen, of ambtshalve excepties opwerpen, voor zover deze de openbare orde betreffen.

104

Page 105: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

  Art. 47. De griffier brengt op de uitgifte, na het beschikkend gedeelte van het arrest, het volgende uitvoeringsformulier aan:  "De ministers en de besturen, ieder wat hen betreft, zorgen voor de uitvoering van dit arrest.".

  Art. 48. De griffier betekent een afschrift van het arrest aan de partijen

  Afdeling 3. - Tussengeschillen

  Onderafdeling 1. - Betichting van valsheid

  Art. 49. § 1. Als een partij een stuk dat in de procedure is overgelegd, van valsheid beticht, verplicht de kamervoorzitter de andere partij om te bevestigen of ze volhardt in haar bedoeling om er gebruik van te maken.  Als de andere partij aan die vraag, vermeld in het eerste lid, geen gevolg geeft of verklaart dat ze van het stuk geen gebruik zal maken, verwerpt de kamervoorzitter de betichting.  Als de andere partij verklaart dat ze het stuk verder in de procedure zal aanwenden, stelt de griffier daarvan proces-verbaal op.  § 2. Als de kamer oordeelt dat het van valsheid betichte stuk geen invloed heeft op haar arrest, wordt er verder geen rekening mee gehouden.  Als de kamer oordeelt dat het stuk van wezenlijk belang is voor de berechting van het beroep of bezwaar, schorst ze de rechtspleging tot wanneer de bevoegde strafrechter definitief uitspraak heeft gedaan over de valsheid.

  Onderafdeling 2. - Bestuurlijke lus284

[  Art. 50. Als het College, rekening houdend met alle ingeroepen middelen, ambtshalve vaststelt dat elke onwettigheid in de bestreden beslissing hersteld kan worden, bepaalt het College in zijn tussenuitspraak, vermeld in artikel 34, § 1, eerste lid, van het decreet, op welke wijze en binnen welke termijn de verweerder een onwettigheid kan herstellen of laten herstellen.

  Art. 51. De griffier betekent de tussenuitspraak aan de partijen, binnen een ordetermijn van vijftien dagen na de dagtekening van de tussenuitspraak.  De griffier brengt de verzoeker ervan op de hoogte dat de verweerder al dan niet gebruik wil maken van de mogelijkheid om een onwettigheid in de bestreden beslissing te herstellen of te laten herstellen.  Als de verweerder overgaat tot herstel van de onwettigheid, bezorgt de griffier een afschrift van de mededeling, vermeld in artikel 34, § 2, tweede lid, van het decreet, met een beveiligde zending aan de verzoeker.  De verzoeker kan binnen een vervaltermijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na dag van de betekening, vermeld in het derde lid, schriftelijk zijn zienswijze meedelen over de wijze waarop de onwettigheid is hersteld.  De griffier deelt de partijen mee op welke wijze het beroep verder wordt behandeld.]

  Afdeling 4. - Verzoek tot herziening of verbetering

284 Artikelen 50 en 51 over de bestuurlijke lus treden pas in werking op een nog te bepalen datum, cfr. artikel 115 van het besluit van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges.

105

Page 106: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

  Onderafdeling 1. - Herziening

  Art. 52. § 1. Een beroep tot herziening overeenkomstig artikel 39, § 3, van het decreet is alleen ontvankelijk als het beroep ingediend wordt binnen een vervaltermijn van vijfenveertig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop ontdekt is dat een stuk vals is of dat een achtergehouden stuk bestaat.  § 2. Een beroep tot herziening wordt ingediend door een verzoekschrift dat ondertekend is door een partij of door haar raadsman.  Het verzoekschrift wordt gedagtekend en bevat:  1° de naam, de hoedanigheid, de woonplaats of de zetel van de partij en de gekozen woonplaats;  2° de opgave van het arrest waarvan de herziening wordt gevorderd;  3° een omschrijving van het belang van de verzoeker;  4° de vermelding van de teruggevonden doorslaggevende stukken die door toedoen van de tegenpartij waren achtergehouden of van de als vals erkende of vals verklaarde stukken;  5° een inventaris van de overtuigingsstukken.  De verzoeker tot herziening voegt bij het verzoekschrift:  1° als hij een rechtspersoon is, en geen raadsman heeft die advocaat is, een afschrift van zijn geldende en gecoördineerde statuten en van de akte van aanstelling van zijn organen, alsook het bewijs dat het daarvoor bevoegde orgaan beslist heeft in rechte te treden;  2° de schriftelijke volmacht van zijn raadsman als die geen advocaat is;  3° de overtuigingsstukken die in de inventaris zijn vermeld en overeenkomstig die inventaris genummerd zijn.  De griffier betekent een afschrift van het verzoekschrift aan de andere partij bij het bestreden arrest.  Het beroep tot herziening wordt aanhangig gemaakt bij de kamer die het bestreden arrest heeft gewezen. De organisatie van de zitting verloopt overeenkomstig artikel 41 en 42.  § 3. Als de verzoeker tot herziening noch verschijnt, noch vertegenwoordigd is op de zitting, wordt zijn vordering afgewezen.  § 4. Artikel 44 inzake de termijn van uitspraak, en artikel 45 en 47, inzake het arrest, zijn van toepassing. De griffier betekent onmiddellijk een afschrift van het arrest waarbij uitspraak wordt gedaan over de vordering tot herziening aan de partijen.

  Onderafdeling 2. - Verbetering in geval van een materiële vergissing

  Art. 53. Als het College een verbeterend arrest uitspreekt overeenkomstig artikel 39, § 2, van het decreet betekent de griffier een afschrift van het verbeterende arrest aan de partijen.  

  DEEL 3. VERGUNNINGSBESLISSINGEN

  [Artikelen 54 tot en met 105 zijn enkel van toepassing op de Raad voor Vergunningsbetwistingen]  

  DEEL 4. VERKIEZINGSBETWISTINGEN EN MANDAATGESCHILLEN

106

Page 107: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Artikelen 106 tot en met 112 zijn enkel van toepassing op de Raad voor Verkiezingsbetwistingen]

  DEEL 5. OPHEFFINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

  Art. 113. De volgende regelingen worden opgeheven:  1° het besluit van de Vlaamse Regering van 27 mei 2011 houdende vaststelling van de rechtspleging voor het Milieuhandhavingscollege;  2° het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2012 houdende de rechtspleging voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen.

  Art. 114. Beroepen of bezwaren die zijn ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden behandeld volgens de procedureregels die golden op het ogenblik van het instellen van het beroep of bezwaar.

  Art. 115. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015, met uitzondering van artikel 50, 51, 93 en 94.

  Art. 116. De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling in de Vlaamse administratie, de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid en de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, zijn ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Onderafdeling II. Samenstelling285

[Art. 16.4.21. […]286

[Art. 69. [...]]

Art. 70. [...]287

285 Gewijzigd bij art. 61.4° Decr. Vl. 23 december 2010286 Opgeheven bij art. 66 Decr. Vl. 4 april 2014287 Opgeheven bij B.Vl.Reg. 4 september 2009

107

Page 108: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Besluit van 16 mei 2014 van de Vlaamse Regering houdende overdracht van personeel van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges naar de

dienst van de Bestuursrechtscolleges en tot vaststelling van de rechtspositie van dit personeel en van de bestuursrechters van sommige

Vlaamse bestuursrechtscolleges

Hoofdstuk 1. Algemene bepaling

  Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:  1° bestuursrechter: de effectieve, aanvullende of plaatsvervangende bestuursrechter, vermeld in artikel 2, 3°, van het decreet;  2° beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen, vermeld in artikel 2, 8°, van het decreet:  a) een aangetekende brief;  b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;  c) elke andere door de Vlaamse Regering toegestane betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan vastgesteld worden;  3° decreet: het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges;  4° dienst van de Bestuursrechtscolleges: de dienst van de Bestuursrechtscolleges, vermeld in artikel 6 van het decreet;  5° eerste voorzitter: de voorzitter van de algemene vergadering, vermeld in artikel 2, 6°, van het decreet;  6° tuchtoverheid: de instanties, vermeld in artikel 59 van het decreet;  7° Vlaams bestuursrechtscollege: een van de volgende instanties, vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet:  a) het Milieuhandhavingscollege, opgericht bij artikel 16.4.19, § 1, eerste lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;  b) de Raad voor Vergunningsbetwistingen, opgericht bij artikel 4.8.1. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;  c) de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, opgericht bij artikel 202 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011.  8° voorzitter: de voorzitter van een Vlaams bestuursrechtscollege, vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet.  Voor de toepassing van het VPS wordt:  1° de entiteit dienst van de Bestuursrechtscolleges beschouwd als een entiteit als vermeld in artikel I 2, 3°, van het VPS;  2° de eerste voorzitter beschouwd als een lijnmanager als vermeld in artikel I 2, 10°, van het VPS.

  HOOFDSTUK 2. - Overdracht van de griffiers en het ondersteunend personeel van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges

  Afdeling 1. - Raad voor Vergunningsbetwistingen

  Art. 2. De personeelsleden van de Raad voor Vergunningsbetwistingen, vermeld in artikel 2, 1°, b), van het decreet, opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, worden overgedragen naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges.

108

Page 109: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

  Art. 3. De vastbenoemde personeelsleden die met toepassing van artikel 2 worden overgedragen van de Raad voor Vergunningsbetwistingen naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges, behouden hun hoedanigheid, hun graad, hun administratieve en geldelijke anciënniteit, hun rechten inzake bevordering en hun aanspraken op bevordering, het salaris en de salarisschaal op de datum van de overdracht, de toelagen, vergoedingen en sociale voordelen waarop ze op de datum van de overdracht op reglementaire basis recht hebben, voor zover de voorwaarden van toekenning blijven bestaan en voor zover de personeelsleden aan die voorwaarden blijven voldoen.  Aan de contractuele personeelsleden die met toepassing van artikel 2 worden overgedragen van de Raad voor Vergunningsbetwistingen naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges, wordt een arbeidsovereenkomst aangeboden met behoud van de contractuele rechten die ze genoten toen ze bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen tewerkgesteld waren. Wat de toelagen, vergoedingen en sociale voordelen betreft, geldt dat behoud alleen voor zover de voorwaarden van toekenning blijven bestaan en voor zover de personeelsleden aan die voorwaarden blijven voldoen.

  Afdeling 2. - Milieuhandhavingscollege

  Art. 4. De personeelsleden van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de diensten van de Vlaamse overheid, opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, die overeenkomstig artikel 16.4.22 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid ter beschikking gesteld zijn van het Milieuhandhavingscollege, vermeld in artikel 2, 1°, a), van het decreet, worden overgedragen naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges.

  Art. 5. Het vastbenoemde personeelslid dat met toepassing van artikel 4 wordt overgedragen van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges, behoudt zijn hoedanigheid, zijn graad, zijn administratieve en geldelijke anciënniteit, zijn rechten inzake bevordering en zijn aanspraken op bevordering, het salaris en de salarisschaal op de datum van de overdracht, de toelagen, vergoedingen en sociale voordelen waarop hij op de datum van overdracht op reglementaire basis recht heeft, voor zover de voorwaarden van toekenning blijven bestaan en voor zover het personeelslid aan die voorwaarden blijft voldoen.  Aan het contractuele personeelslid dat met toepassing van artikel 4 wordt overgedragen van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges, wordt een arbeidsovereenkomst aangeboden met behoud van de voor hem bij het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie bestaande contractuele rechten. Wat de toelagen, vergoedingen en sociale voordelen betreft, geldt dat behoud alleen voor zover de voorwaarden van toekenning blijven bestaan en voor zover het personeelslid aan die voorwaarden blijft voldoen.

  HOOFDSTUK 3. - Vaststelling van de rechtspositie van de bestuursrechters van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges

  Afdeling 1. - Benoeming van de effectieve en aanvullende bestuursrechters

  Art. 6. De oproep tot de effectieve en aanvullende kandidaat-bestuursrechters wordt ten minste in het Belgisch Staatsblad bekend gemaakt. De oproep regelt de wijze van kandidaatstelling en de termijn voor het indienen van de

109

Page 110: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

kandidaatstelling.  Een kandidaatstelling wordt ingediend met een beveiligde zending. De termijn voor het indienen van een kandidaatstelling bedraagt ten minste dertig kalenderdagen.

  Afdeling 2. - Deontologische rechten en plichten

  Art. 7. De bestuursrechter zet zich op een actieve en constructieve wijze in voor de realisatie van de opdracht en de doelstellingen van het Vlaams bestuursrechtscollege.  De bestuursrechter oefent zijn functie op een loyale en correcte wijze uit. In de omgang met anderen en in de contacten met het publiek respecteert hij de persoonlijke waardigheid en handelt hij zonder discriminatie.

  Art. 8. De bestuursrechter heeft recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan hij op de hoogte is door de uitoefening van zijn functie.  Het is voor de bestuursrechter verboden om feiten bekend te maken waarvan de bekendmaking een inbreuk is op de rechten en de vrijheden van de burger, in het bijzonder op het privé-leven.

  Art. 9. De bestuursrechter mag, zelfs niet buiten zijn functie, noch rechtstreeks noch via een tussenpersoon, giften, beloningen of andere voordelen die verband houden met zijn functie, vragen, eisen of aannemen.

  Art. 10. De bestuursrechter is op de hoogte van de ontwikkeling van de technieken, reglementeringen en navorsingen in de materies waarmee hij beroepshalve belast is.  Vorming is een plicht als ze noodzakelijk blijkt voor de bestuursrechter om zijn functie beter uit te oefenen of om ervoor te zorgen dat het Vlaams bestuursrechtscollege beter functioneert.

  Afdeling 3. - Verlofregeling

  Art. 11. De effectieve bestuursrechter vraagt de verloven, vermeld in deze afdeling, aan bij de eerste voorzitter.

  Art. 12. § 1. De effectieve bestuursrechter heeft met inachtneming van de behoeften van het Vlaams bestuursrechtscollege jaarlijks recht op 35 werkdagen vakantie.  De effectieve bestuursrechter heeft het recht om binnen het aantal van 35 werkdagen vier werkdagen vakantie te nemen zonder dat het dienstbelang daar tegenover gesteld kan worden.  Boven op de 35 werkdagen vakantie heeft de effectieve bestuursrechter van 55 jaar of ouder recht op het volgende aantal extra werkdagen vakantie :  1° vanaf 55 jaar : één werkdag;  2° vanaf 57 jaar : twee werkdagen;  3° vanaf 59 jaar : drie werkdagen;  4° vanaf 60 jaar : vier werkdagen;  5° vanaf 61 jaar : vijf werkdagen.  Voor het opsparen en overdragen van vakantieverlof, is de bepaling van het

110

Page 111: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006 van overeenkomstige toepassing.  § 2. Als een effectieve bestuursrechter door ziekte of een arbeidsongeval zijn vakantieverlofdagen niet heeft kunnen opnemen voor hij met pensioen gaat, worden die dagen uitbetaald.  § 3. Als een effectieve bestuursrechter in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn functie of mandaat definitief neerlegt bij het Vlaams bestuursrechtscollege, wordt zijn vakantieverlof in evenredige mate verminderd tijdens het lopende jaar.  § 4. Het aantal vakantiedagen wordt in evenredige mate verminderd met het aantal onbezoldigde verlofdagen tijdens het lopende jaar en, als dat niet meer mogelijk is, tijdens het daaropvolgende jaar.

  Art. 13. De effectieve bestuursrechter heeft vakantie op de wettelijke en decretale feestdagen, op 2 en 15 november en op 26 december.  Ter vervanging van de vakantiedagen, vermeld in het eerste lid, die op een zaterdag of zondag vallen, heeft de effectieve bestuursrechter vakantie in de periode tussen Kerstmis en Nieuwjaar.

  Art. 14. De effectieve bestuursrechter kan alleen de volgende langdurige verloven genieten:  1° moederschapsrust en opvangverlof;  2° loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen, bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid of ouderschapsverlof;  3° verlof wegens ziekte, arbeidsongeval of beroepsziekte.  Voor de langdurige verloven, vermeld in het eerste lid, zijn de bepalingen van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006 van overeenkomstige toepassing.

  Art. 15. De effectieve bestuursrechter heeft recht op omstandigheidsverlof conform de bepalingen van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006.

  Afdeling 4. - Evaluatie van de eerste voorzitter en de effectieve bestuursrechters

  Art. 16. De eerste voorzitter en de effectieve bestuursrechter worden geëvalueerd op basis van volgende evaluatiecriteria:  1° hun functiebeschrijving, die de resultaatgebieden en de vereiste competenties omvat;  2° de doelstellingen voor de betrokken evaluatieperiode.

  Art. 17. De evaluatie gebeurt door een gesprek en een verslag waaraan een tegensprekelijke procedure is gekoppeld als vermeld in deze afdeling.  Als de geëvalueerde afwezig is tijdens de evaluatieperiode, gebeurt de evaluatie voor zover dat mogelijk is mondeling of anders schriftelijk.

  Art. 18. § 1. De evaluatie wordt vastgelegd in een door de eerste voorzitter of het evaluatiecollege opgesteld verslag. Het verslag bevat in voorkomend geval de einduitspraak "onvoldoende". Het evaluatieverslag wordt aan de geëvalueerde bezorgd binnen drie maanden na het verstrijken van de periode waarover geëvalueerd wordt.  § 2. De geëvalueerde kan opmerkingen toevoegen aan het definitieve beschrijvende evaluatieverslag.  De geëvalueerde bezorgt het evaluatieverslag met zijn eventuele opmerkingen terug binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst ervan.

  Art. 19. Ongunstige feiten worden schriftelijk vastgesteld, voor zover mogelijk na 111

Page 112: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

een gesprek. De te evalueren eerste voorzitter of effectieve bestuursrechter kan opmerkingen toevoegen aan het document. De eerste voorzitter of effectieve bestuursrechter bezorgt het document met zijn eventuele opmerkingen, terug binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst ervan.

  Art. 20. § 1. In dit artikel wordt verstaan onder beroepscommissie inzake evaluatie: de beroepscommissie, vermeld in artikel 55 van het decreet. Deze beroepscommissie telt ten minste drie leden. De beslissingen van de beroepscommissie worden genomen bij meerderheid van stemmen.  § 2. De eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter dient het beroep tegen de uitspraak "onvoldoende", vermeld in artikel 55 van het decreet, met een beveiligde zending in bij de beroepscommissie inzake evaluatie. Het beroepschrift vermeldt de uiteenzetting van de grieven.  § 3. De beroepscommissie inzake evaluatie hoort de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter alvorens een beslissing te nemen.  Behalve bij gewettigde verhindering verschijnt de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter persoonlijk. De eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter mag zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een persoon van zijn keuze of bij gewettigde verhindering zich door die persoon van zijn keuze laten vertegenwoordigen.  Als de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter, hoewel hij werd is opgeroepen met een beveiligde zending, waarin de reden van de oproeping, alsook de plaats en datum van verschijning zijn vermeld, zonder geldige reden niet verschijnt of zich niet laat vertegenwoordigen bij gewettigde afwezigheid, wordt hij geacht af te zien van zijn beroep. De beslissing die vóór het beroep is genomen, wordt in dat geval de definitieve beslissing.  § 4. De beroepscommissie inzake evaluatie neemt een gemotiveerde beslissing over het al dan niet toekennen van de definitieve evaluatie "onvoldoende" binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de ontvangst van het beroepschrift.  De beroepscommissie inzake evaluatie deelt de beslissing met een beveiligde zending binnen vijftien kalenderdagen na de beslissing in kwestie aan de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter mee.

  Art. 21. De beroepscommissie inzake evaluatie stelt een huishoudelijk reglement op.

  Afdeling 5. - Tuchtregeling en ordemaatregel

  Onderafdeling 1. - Tuchtprocedure en ordemaatregel

  Art. 22. De tuchtvordering staat los van de strafvordering en van de burgerlijke rechtsvordering.

  Art. 23. De tuchtprocedure wordt ingesteld binnen zes maanden nadat de bevoegde tuchtoverheid kennis heeft gekregen van de feiten.  De bevoegde tuchtoverheid kan alle nuttige daden stellen om de feiten te onderzoeken.

  Art. 24. Als meer dan één feit ten laste van de eerste voorzitter en de effectieve bestuursrechter wordt gelegd, kan dat niettemin maar aanleiding geven tot één procedure en tot het uitspreken van één tuchtstraf.  Als in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste van de eerste voorzitter en de effectieve bestuursrechter wordt gelegd, kan dat tot een nieuwe

112

Page 113: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

procedure aanleiding geven zonder dat de lopende procedure onderbroken wordt. Als er een samenhang is tussen beide feiten, wordt die nieuwe tekortkoming evenwel behandeld en berecht tijdens de lopende procedure.

  Art. 25. Een tuchtstraf kan alleen worden opgelegd nadat de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter is gehoord of behoorlijk is opgeroepen.

  Art. 26. § 1. De tuchtoverheid spreekt de ordemaatregel, vermeld in artikel 62 van het decreet, uit voor de duur van hoogstens drie maanden. De maatregel kan worden verlengd voor periodes van hoogstens drie maanden tot de eindbeslissing. De maatregel kan een inhouding van maximaal 20% van de brutobezoldiging meebrengen.  Er kan geen ordemaatregel worden genomen zonder dat de eerste voorzitter of de betrokken effectieve bestuursrechter vooraf is gehoord of behoorlijk is opgeroepen conform de procedure, vermeld in artikel 28, § 1 en § 2, tweede lid tot en met vierde lid, van dit besluit.  In afwijking van het derde lid kan een voorlopige ordemaatregel worden genomen zonder dat de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter vooraf werd gehoord in de volgende gevallen:  1° bij uiterst dringende noodzakelijkheid;  2° als de feiten op grond waarvan de voorgenomen ordemaatregel wordt overwogen, vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling door de bevoegde overheid en er geen appreciatiebevoegdheid bestaat;  3° als de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter tegen wie de maatregel wordt overwogen, niet binnen een redelijke termijn kan worden bereikt.  De eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter wordt in dat geval na het toepassen van de voorlopige ordemaatregel onmiddellijk gehoord. Die voorlopige ordemaatregel vervalt na tien kalenderdagen, tenzij de tuchtoverheid die maatregel binnen die termijn heeft bekrachtigd.  De eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter wordt gehoord telkens als een verlenging van de ordemaatregel wordt overwogen. De oproeping daarvoor vermeldt de gegevens die aanleiding geven tot de maatregel tot verlenging.  § 2. Als een tuchtstraf met inhouding van salaris wordt uitgesproken tegen de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter die het voorwerp is geweest van een ordemaatregel met inhouding van salaris, heeft de tuchtstraf ten vroegste uitwerking op de dag waarop de ordemaatregel is ingegaan.  Het bedrag van het salaris dat tijdens de ordemaatregel wordt ingehouden, wordt afgetrokken van het bedrag van verlies van salaris dat voortvloeit uit de tuchtstraf met inhouding van salaris. Als het bedrag van het bij ordemaatregel ingehouden salaris hoger is dan het bedrag van het verlies van salaris dat voortvloeit uit de tuchtstraf, wordt het verschil aan de betrokkene uitbetaald.  De ingehouden bedragen worden aan de betrokkene uitbetaald als de ordemaatregel niet wordt gevolgd door een tuchtstraf of een strafrechtelijke veroordeling wegens dezelfde feiten of als de strafvordering vervallen is of aanleiding heeft gegeven tot een buitenvervolgingstelling of tot een seponering.

  Art. 27. § 1. De eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter wordt opgeroepen met een beveiligde zending waarin de reden van de oproeping, de ten laste gelegde feiten, de plaats waar en de termijn waarbinnen het dossier kan worden geraadpleegd, alsook de plaats en datum van de verschijning zijn vermeld.  § 2. Het tuchtdossier wordt ten minste vijftien kalenderdagen voor de dag van de verschijning ter beschikking gesteld van de eerste voorzitter of de betrokken effectieve bestuursrechter en van de persoon naar zijn keuze.

113

Page 114: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

  De eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter kan kosteloos een afschrift van het tuchtdossier krijgen.  De eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter kan zich voor de tuchtoverheid laten bijstaan of vertegenwoordigen door een persoon naar zijn keuze.  Behalve op uitdrukkelijk andersluidend verzoek van de eerste voorzitter of de betrokken effectieve bestuursrechter vindt de hoorzitting plaats achter gesloten deuren.  De tuchtoverheid kan de persoonlijke verschijning van de eerste voorzitter of de betrokken effectieve bestuursrechter bevelen.  Als de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter, hoewel hij volgens de voorschriften werd opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt of zich niet laat vertegenwoordigen bij gewettigde afwezigheid, wordt hij geacht af te zien van het verhoor.  § 3. De tuchtoverheid spreekt de tuchtstraf uit binnen een termijn van dertig kalenderdagen de effectieve of geplande hoorzitting met de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter.

  Art. 28. De griffie bezorgt de met redenen omklede beslissing van de tuchtoverheid aan de eerste voorzitter of aan de betrokken effectieve bestuursrechter met een beveiligde zending binnen een termijn van vijftien kalenderdagen, te rekenen vanaf de beslissing.  De beslissing maakt melding van het recht om beroep in te stellen en de daarbij te respecteren termijn en procedure.  Als de tuchtprocedure het directe gevolg is van een klacht, wordt de klager op de hoogte gebracht van het dispositief van de beslissing.

  Onderafdeling 2. - Beroepsprocedure

  Art. 29. § 1. In dit artikel wordt verstaan onder beroepscommissie inzake tucht: de beroepscommissie, vermeld in artikel 60 en 62 van het decreet.  Deze beroepscommissie telt ten minste drie leden. De beslissingen van de beroepscommissie worden genomen bij meerderheid van stemmen.  § 2. De eerste voorzitter en de effectieve bestuursrechter dienen het beroep tegen de uitgesproken tuchtstraf, vermeld in artikel 60 van het decreet of tegen de ordemaat-regel, vermeld in artikel 62 van het decreet, met een beveiligde zending in bij de beroepscommissie inzake tucht.  § 3. De beroepscommissie inzake tucht hoort de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter alvorens een beslissing te nemen.  Behalve bij gewettigde verhindering verschijnt de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter persoonlijk. De eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter mag zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een persoon van zijn keuze of bij gewettigde verhindering zich door die persoon van zijn keuze laten vertegenwoordigen.  Als de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter, hoewel hij volgens de voorschriften werd opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt of zich niet laat vertegenwoordigen bij gewettigde afwezigheid, wordt hij geacht af te zien van zijn beroep. De uitspraak die vóór het beroep werd gedaan, wordt in dat geval de definitieve uitspraak.  § 4. De beroepscommissie inzake tucht neemt een beslissing binnen dertig kalenderdagen na de hoorzitting voor de beroepscommissie.  De beroepscommissie inzake tucht kan de tuchtstraf bevestigen, een lichtere tuchtstraf opleggen of geen tuchtstraf opleggen.

114

Page 115: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

  De beroepscommissie inzake tucht deelt de beslissing mee aan de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter met een beveiligde zending binnen vijftien kalenderdagen na de beslissing in kwestie.

  Art. 30. De beroepscommissie inzake tucht stelt een huishoudelijk reglement op.

  Onderafdeling 3. - Doorhaling van tuchtstraffen

  Art. 31. Elke tuchtstraf, met uitzondering van de afzetting en het ontslag van ambtswege, wordt doorgehaald onder de voorwaarden, vermeld in het tweede lid. Doorhaling geldt voor de toekomst.  De doorhaling van de tuchtstraffen gebeurt van rechtswege na een termijn waarvan de duur is vastgesteld op:  1° een jaar voor de blaam;  2° twee jaar voor de inhouding van salaris;  3° drie jaar voor de tuchtschorsing.

  Afdeling 6. - Opruststelling

  Art. 32. De eerste voorzitter vraagt het advies van de medische dienst, vermeld in artikel 53, tweede lid, 2°, van het decreet, als de effectieve bestuursrechter tijdens zijn loopbaan 666 werkdagen afwezig geweest is wegens ziekte.

  Afdeling 7. - Vergoeding voor de voorzitter en de aanvullende bestuursrechter van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen

  Art. 33. De vergoeding voor de voorzitter van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, vermeld in artikel 52, vierde lid, van het decreet, bedraagt forfaitair 155 euro (100%) per zitting van de algemene vergadering. Dat bedrag volgt de evolutie van het indexcijfer als vermeld in artikel VII 9 van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006.

  Art. 34. De vergoeding voor de aanvullende bestuursrechter van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, vermeld in artikel 52, vierde lid, van het decreet, bedraagt forfaitair 125 euro (100%) per zitting van het bestuursrechtscollege. Dat bedrag volgt de evolutie van het indexcijfer als vermeld in artikel VII 9 van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006.

  HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

  Art. 35. De volgende regelingen worden opgeheven:  1° het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 houdende de rechtspositieregeling van de leden van het Milieuhandhavingscollege, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2011;  2° het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2013 houdende de organisatie van de Raad voor Vergunningsbetwistingen.

  Art. 36. De volgende regelgevende teksten treden in werking op 1 november 2014:  1° artikel 1 tot en met 12, artikel 49 tot en met 63, artikel 64, 1°, artikel 65 tot en met 67, artikel 68 wat betreft artikel 16.4.24, eerste lid, artikel 72, 73, 75, artikel 84 tot en met 88, en artikel 91 tot en met 93 van het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse

115

Page 116: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

bestuursrechtscolleges;  2° dit besluit.

  Art. 37. Artikel 13 tot en met 48, artikel 64, 2°, artikel 68 wat betreft artikel 16.4.24, tweede en derde lid, artikel 69 tot en met 71, artikel 74, artikel 76 tot en met 83, artikel 89, 90, 94 en 95 van het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges treden in werking op 1 januari 2015.

Art. 16.4.22.

[…]288

Onderafdeling III. Werking289

Art. 16.4.23. De Vlaamse Regering kan aan de leden van het Milieuhandhavingscollege op geen enkele manier instructies geven over de wijze waarop ze hun bevoegdheden moeten uitoefenen.

Art. 16.4.24.

[…]290

Afdeling IV. De bestuurlijke geldboeten291

Onderafdeling I. Basisbepalingen292

Art. 16.4.25. De bestuurlijke geldboete is een sanctie waarbij de gewestelijke entiteit een overtreder verplicht een geldsom te betalen. Als overtreder wordt beschouwd degene die een milieu-inbreuk of een milieumisdrijf heeft gepleegd, alsook diegene die opdracht heeft gegeven om handelingen te stellen die een milieu-inbreuk of milieumisdrijf uitmaken.293

[Een opgelegde bestuurlijke geldboete wordt vermeerderd met de opdeciemen die van toepassing zijn voor de strafrechtelijke geldboeten. Eventueel kunnen bij een bestuurlijke geldboete ook de expertisekosten

288 Opgeheven bij art. 67 Decr. Vl. 4 april 2014289 Gewijzigd bij art. 61.5° Decr. Vl. 23 december 2010290 Opgeheven bij art. 68 Decr. Vl. 4 april 2014291 Gewijzigd bij art. 61.6° Decr.Vl. 23 december 2010292 Gewijzigd bij art. 61.7° Decr.Vl. 23 december 2010293 Ingevoegd bij art. 29 Decr. Vl. 22 november 2013

116

Page 117: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

worden gevoegd die de gewestelijke entiteit heeft moeten maken om zijn besluit te kunnen nemen.]294

Art. 16.4.26. Samen met een bestuurlijke geldboete kan een voordeelontneming worden opgelegd. Een voordeelontneming is een sanctie waarbij een overtreder verplicht wordt een al dan niet geschat geldbedrag te betalen ter waarde van het brutovermogensvoordeel295 dat uit de milieu-inbreuk of het milieumisdrijf is verkregen.

Art. 16.4.27. Een bestuurlijke geldboete kan de vorm aannemen van een alternatieve bestuurlijke geldboete of van een exclusieve bestuurlijke geldboete.

[Een alternatieve bestuurlijke geldboete kan uitsluitend worden opgelegd voor de milieumisdrijven, vermeld in artikelen 16.6.1, 16.6.2, 16.6.3, 16.6.3bis, 16.6.3ter, 16.6.3quater, 16.6.3quinquies, 16.6.3sexies en 16.6.3septies, en bedraagt maximaal 250.000 euro.]296

Een exclusieve bestuurlijke geldboete kan uitsluitend worden opgelegd voor milieu-inbreuken en bedraagt maximaal 50.000 euro. De Vlaamse Regering bepaalt, binnen de grenzen van artikel 16.1.2, 1°, de lijst van de milieu-inbreuken. Die lijst moet een omschrijving bevatten van de juridische basis en van de concrete wettelijke verplichting.

Art. 16.4.28. Een bestuurlijke geldboete kan niet worden opgelegd als: 1° voor het feit in kwestie al eerder, hetzij een bestuurlijke geldboete

overeenkomstig dit decreet, hetzij een door een ander hiertoe bevoegde persoon of overheid bepaalde boete werd opgelegd;

2° door de strafrechter voor het feit in kwestie al eerder een straf werd opgelegd;

3° het feit in kwestie eerder al geleid heeft tot een vrijspraak, een eenvoudige schuldverklaring zonder straf, een opschorting van de uitspraak van de veroordeling of een minnelijke schikking;

4° de gewestelijke entiteit oordeelt dat de vermoedelijke overtreder heeft voldaan aan de voorwaarden van het voorstel tot betalen van een geldsom zoals vermeld in artikel 16.4.36, §3, of in artikel 16.4.41, §2.297

Art. 16.4.29. Als een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, wordt de hoogte van de geldboete afgestemd op de ernst van de milieu-inbreuk of het milieumisdrijf. Tevens wordt rekening gehouden met de frequentie en

294 Gewijzigd bij art. 65 Decr.Vl. 23 december 2010295 Gewijzigd bij art. 30 Decr. Vl. 22 november 2013296 Gewijzigd bij art. 17 vervolgdecreet297 Ingevoegd bij art. 30 Decr.Vl. 20 april 2012

117

Page 118: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder milieu-inbreuken of milieumisdrijven heeft gepleegd of beëindigd.

Art. 16.4.30. De bevoegdheid tot het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete vervalt vijf jaar na de datum van afsluiting van het proces-verbaal dat over het milieumisdrijf werd opgesteld. De bevoegdheid tot het opleggen van een exclusieve bestuurlijke geldboete vervalt drie jaar na de datum van afsluiting van het verslag van vaststelling dat over de milieu-inbreuk werd opgemaakt298.

Onderafdeling II. Oplegging van een alternatieve bestuurlijke geldboete299

Art. 16.4.31. Bij de vaststelling van een milieumisdrijf bezorgt de verbalisant onmiddellijk een proces-verbaal aan de procureur des Konings bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waar het milieumisdrijf is gepleegd.

Samen met dat proces-verbaal bezorgt de verbalisant een schriftelijk verzoek waarin de procureur des Konings gevraagd wordt zich uit te spreken over de al dan niet strafrechtelijke behandeling van het milieumisdrijf.

De verbalisant bezorgt, voor zover als mogelijk, de procureur des Konings tevens een overzicht van zowel de vroegere als de tegelijkertijd met het milieumisdrijf vastgestelde milieu-inbreuken en van de vroeger opgelegde bestuurlijke geldboeten.

Art. 16.4.32. De procureur des Konings beschikt hiertoe over een periode van honderdtachtig dagen, te rekenen vanaf de dag waarop hij het proces-verbaal heeft ontvangen.

Voor die periode verstreken is, t, kan ze gemotiveerd eenmalig worden verlengd met een aanvullende periode van maximaal honderdtachtig dagen. Van die verlenging stelt de procureur des Konings de gewestelijke entiteit onmiddellijk in kennis.

Tijdens die periode van honderdtachtig dagen, eventueel verlengd met een aanvullende periode van maximaal honderdtachtig dagen, kan er geen bestuurlijke geldboete worden opgelegd.

Art. 16.4.33. Van zijn beslissing over het al dan niet strafrechtelijk behandelen van een milieumisdrijf bericht de procureur des Konings de 298 Gewijzigd bij art. 31 Decr. Vl. 22 november 2013299 Gewijzigd bij art. 61.8° Decr.Vl. 23 december 2010

118

Page 119: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

gewestelijke entiteit. Die entiteit informeert de verbalisant over de beslissing van de procureur des Konings.

Art. 16.4.34. Een beslissing houdende strafrechtelijke behandeling van het milieumisdrijf sluit het opleggen van een bestuurlijke geldboete uit.

De oplegging van een bestuurlijke geldboete is eveneens uitgesloten als de procureur des Konings nalaat om tijdig zijn beslissing mee te delen aan de gewestelijke entiteit.

Een beslissing houdende geen strafrechtelijke behandeling van het milieumisdrijf houdt het verval van de strafvordering in.

Art. 16.4.35. Als de procureur des Konings de gewestelijke entiteit tijdig heeft geïnformeerd over zijn beslissing om het milieumisdrijf niet strafrechtelijk te behandelen, start de gewestelijke entiteit de procedure voor de eventuele oplegging van een alternatieve bestuurlijke geldboete.

Art. 16.4.36. §1. Na de ontvangst van de beslissing van de procureur des Konings, vermeld in artikel 16.4.35, brengt de gewestelijke entiteit binnen een termijn van dertig dagen de vermoedelijke overtreder op de hoogte van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. De vermoedelijke overtreder wordt uitgenodigd om binnen een termijn van dertig dagen die volgt op de kennisgeving van dit bericht schriftelijk zijn verweer mee te delen. Tevens wordt hij erop gewezen dat hij: 1° de documenten waarop het voornemen tot het opleggen van een

alternatieve bestuurlijke geldboete berust, kan inzien en er kopieën van kan krijgen;

2° mondeling zijn schriftelijke verweer kan toelichten. De vermoedelijke overtreder moet daartoe bij de gewestelijke entiteit een aanvraag indienen binnen dertig dagen na de ontvangst van de kennisgeving.

§2. De gewestelijke entiteit kan toezichthouders verzoeken om aanvullende inlichtingen te verstrekken.

§3. Alvorens een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, kan de gewestelijke entiteit de vermoedelijke overtreder een voorstel doen om een geldsom te betalen binnen een bepaalde termijn.

Het voorstel tot betaling van een geldsom gebeurt met kennisgeving aan de vermoedelijke overtreder. De geldsom die betaald moet worden kan niet hoger zijn dan 2.000 euro.

119

Page 120: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

De geldsom wordt gestort ten voordele van het Minafonds.Het voorstel tot betaling van de geldsom schorst de procedure tot oplegging van een alternatieve bestuurlijke geldboete zoals vermeld in de artikelen 16.4.37 tot en met 16.4.39.

De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast met betrekking tot de termijn waarin de betaling moet geschieden, de modaliteiten tot het opleggen van de geldsom evenals de milieumisdrijven waarop de procedure van toepassing is. 300

Art. 75/2. De gewestelijke entiteit kan een voorstel tot betaling van een geldsom doen als ze van mening is dat volgens de vaststellingen in het proces-verbaal onmiskenbaar vaststaat dat de overtreder het milieumisdrijf heeft gepleegd en dat het milieumisdrijf geen zware aantasting van het leefmilieu inhoudt.

De gewestelijke entiteit kan echter geen voorstel tot betaling van een geldsom doen in de volgende gevallen :

1° als het proces-verbaal verschillende milieumisdrijven heeft vastgesteld;

2° als aan de overtreder voor hetzelfde milieumisdrijf al eerder een betaling van een geldsom werd voorgesteld, een alternatieve bestuurlijke geldboete werd opgelegd overeenkomstig de bepalingen van het DABM, of strafrechtelijk werd veroordeeld;

3° als het proces-verbaal melding maakt van ernstige fysieke of materiële schade aan derden.

De termijn waarin de geldsom betaald moet worden bedraagt drie maanden.

Het voorstel tot betaling van een geldsom wordt schriftelijk gedaan met een kennisgeving, zoals bepaald in artikel 16.1.2, 3°, van het DABM, en omvat minstens de volgende gegevens :

1° het proces-verbaal met het notitienummer;

2° het vastgestelde milieumisdrijf, inclusief de geschonden regelgeving;

3° de decretale grondslag voor de toepassing van een voorstel tot betaling van een geldsom;

4° de voorgestelde geldsom, alsook de betalingstermijn en de wijze van betaling;

5° de gevolgen in geval van niet-tijdige betaling van de voorgestelde geldsom.301

§ 4. De betaling van de voorgestelde geldsom door de vermoedelijke overtreder binnen de vooropgestelde termijn doet de procedure tot het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete zoals vermeld in de artikelen 16.4.37 tot en met 16.4.39 van het decreet vervallen.300 Ingevoegd bij art. 31 Decr.Vl. 20 april 2012301 Ingevoegd bij art. 2 B.Vl.Reg 6 juli 2012

120

Page 121: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Indien de vermoedelijke overtreder de geldsom niet betaalt binnen de vooropgestelde termijn of indien de vermoedelijke overtreder de gewestelijke entiteit per aangetekende brief302 laat weten niet in te gaan op het voorstel tot betaling van een geldsom, dan wordt de procedure tot het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete, zoals vermeld in de artikelen 16.4.37 tot en met 16.4.39, hervat.303

Art. 16.4.37. Binnen een termijn van honderdtachtig dagen na de kennisgeving, vermeld in artikel 16.4.36, § 1, beslist de gewestelijke entiteit over het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. De gewestelijke entiteit brengt de vermoedelijke overtreder door middel van een kennisgeving op de hoogte van haar beslissing binnen een termijn van tien dagen.304

Met inachtneming van de bepalingen van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen vermeldt de beslissing minstens het eventueel opgelegde bedrag, de beroepsmogelijkheden en de voorwaarden van het beroep, alsmede de termijn waarbinnen en de manier waarop een alternatieve bestuurlijke geldboete moet worden betaald.

Art. 16.4.38. De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor de wijze waarop een dossier bij de gewestelijke entiteit aanhangig wordt gemaakt, alsook de samenstelling van en de toegang tot het dossier.

Art. 76. §1. Nadat de gewestelijke entiteit de verbalisant heeft geïnformeerd over de beslissing van de procureur des Konings tot het niet strafrechtelijk-behandelen van het milieumisdrijf, vermeld in artikel 16.4.33 van het decreet, bezorgt de verbalisant binnen veertien dagen minstens de volgende stukken aan de gewestelijke entiteit: 1° een kopie van het proces-verbaal waarbij het betreffende milieumisdrijf werd vastgesteld; 2° in voorkomend geval een kopie van de navolgende processen-verbaal, opgemaakt

naar aanleiding van het betreffende milieumisdrijf; 3° in voorkomend geval een kopie van de kantschriften die het parket naar

aanleiding van het betreffende milieumisdrijf heeft opgesteld; 4° alle andere stukken die de verbalisant nuttig acht om het milieumisdrijf in kwestie te beoordelen.  §2. De gewestelijke entiteit stelt het dossier houdende oplegging van een alternatieve bestuurlijke geldboete samen. Dat dossier bevat minstens de volgende stukken: 1° de stukken, vermeld in § 1;  2° een kopie van de kennisgeving van het voornemen van de gewestelijke entiteit om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen.

302 Gewijzigd bij art. 33 Decr. Vl. 22 november 2013303 Ingevoegd bij art. 31 Decr.Vl. 20 april 2012304 Gewijzigd bij art. 34 Decr. Vl. 22 november 2013

121

Page 122: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

 §3. Het dossier, vermeld in § 2, ligt bij de gewestelijke entiteit ter inzage van de vermoedelijke overtreder of zijn raadsman.  Als de vermoedelijke overtreder of zijn raadsman een kopie van het dossier of van bepaalde stukken eruit wil verkrijgen, dient hij daartoe schriftelijk een aanvraag in bij de gewestelijke entiteit.  De gewestelijke entiteit kan de overhandiging van een kopie van het dossier of van bepaalde stukken afhankelijk maken van de betaling van een kostendekkende vergoeding.

Art. 16.4.39. [Tegen de beslissing waarbij de gewestelijke entiteit een alternatieve bestuurlijke geldboete oplegt, in voorkomend geval met voordeelontneming, kan degene aan wie de boete werd opgelegd [binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving van de bestreden beslissing]305 beroep indienen bij het Milieuhandhavingscollege. Het beroep schorst de bestreden beslissing.]306

Onderafdeling III. Oplegging van een exclusieve bestuurlijke geldboete307

Art. 16.4.40. De gewestelijke entiteit kan een exclusieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, opleggen.

Art. 16.4.41. §1. Na de ontvangt van het verslag van vaststelling, vermeld in artikel 16.3.23, kan de gewestelijke entiteit binnen een termijn van zestig dagen de vermoedelijke overtreder op de hoogte brengen van het voornemen om een exclusieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. De vermoedelijke overtreder wordt uitgenodigd om binnen een termijn van dertig dagen die volgt op de kennisgeving van dit bericht schriftelijk zijn verweer mee te delen.

Tevens wordt de vermoedelijke overtreder erop gewezen dat hij :

1° op verzoek de documenten waarop het voornemen tot het opleggen van een exclusieve bestuurlijke geldboete berust, kan inzien en er kopieën van kan krijgen;

2° mondeling zijn schriftelijk verweer kan toelichten. De vermoedelijke overtreder richt daartoe aan de gewestelijke entiteit een aanvraag binnen dertig dagen na de ontvangst van de kennisgeving.

305 Ingevoegd bij art. 69 Decr. Vl. 4 april 2014306 Gewijzigd bij art. 66 Decr.Vl. 23 december 2010307 Gewijzigd bij art. 61.9° Decr.Vl. 23 december 2010

122

Page 123: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

§ 2. Alvorens een bestuurlijke geldboete op te leggen, kan de gewestelijke entiteit de vermoedelijke overtreder een voorstel doen om een geldsom te betalen binnen een bepaalde termijn.

Het voorstel tot betaling van een geldsom gebeurt ket kennisgeving aan de vermoedelijke overtreder. De geldsom die betaald moet worden kan niet hoger zijn dan 500 euro.

De geldsom wordt gestort ten voordele van het Minafonds.

Het voorstel tot betaling van de geldsom, schorst de procedure tot oplegging van een exclusieve bestuurlijke geldboete zoals vermeld in artikel 16.4.43.

De Vlaamse Regering stelt de nadere regels met betrekking tot de termijn waarin de betaling moet geschieden, de modaliteiten tot het opleggen van de geldsom en kan bepalen op welke milieu-inbreuken de procedure van toepassing is.

§ 3. De betaling van de door de gewestelijke entiteit voorgestelde geldsom door de vermoedelijke overtreder binnen de vooropgestelde termijn doet de procedure tot het opleggen van een exclusieve bestuurlijke geldboete zoals vermeld in artikel 16.4.43 van het decreet vervallen.

Indien de vermoedelijke overtreder de geldsom niet betaalt binnen de vooropgestelde termijn of indien de vermoedelijke overtreder de gewestelijke entiteit per kennisgeving laat weten niet in te gaan op het voorstel tot betaling van een geldsom, dan wordt de procedure tot het opleggen van een exclusieve bestuurlijke geldboete, zoals vermeld in artikel 16.4.43 hervat.Art. 75/1. De gewestelijke entiteit kan een voorstel tot betaling van een geldsom doen als ze van mening is dat volgens de vaststellingen in het verslag van vaststelling onmiskenbaar vaststaat dat de overtreder de milieu-inbreuk heeft gepleegd.

De termijn waarin de geldsom betaald moet worden bedraagt drie maanden.

Het voorstel tot betaling van een geldsom wordt schriftelijk gedaan met een kennisgeving, zoals bepaald in artikel 16.1.2, 3°, van het DABM, en omvat minstens de volgende gegevens :

1° het verslag van vaststelling met het notitienummer;

2° de vastgestelde milieu-inbreuk, inclusief de geschonden regelgeving;

3° de decretale grondslag voor de toepassing van een voorstel tot betaling van een geldsom;

4° de voorgestelde geldsom, alsook de betalingstermijn en de wijze van betaling;

123

Page 124: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

5° de gevolgen in geval van niet-tijdige betaling van de voorgestelde geldsom.308

§ 4. De gewestelijke entiteit informeert de toezichthouders altijd over het gevolg dat wordt gegeven aan een verslag van vaststelling.309

Art. 16.4.42. De gewestelijke entiteit kan toezichthouders verzoeken om aanvullende inlichtingen te verstrekken.

Art. 16.4.43. Binnen een termijn van negentig dagen na de kennisgeving van het bericht beslist de gewestelijke entiteit over het opleggen van een exclusieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. De gewestelijke entiteit brengt de vermoedelijke overtreder door middel van een kennisgeving op de hoogte van haar beslissing binnen een termijn van tien dagen.310

Met inachtneming van de bepalingen van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen vermeldt de beslissing minstens het eventueel opgelegde bedrag, de beroepsmogelijkheden en de voorwaarden van het beroep, alsmede de termijn waarbinnen en de manier waarop de exclusieve bestuurlijke geldboete moet worden betaald.

Art. 16.4.44. [Tegen de beslissing waarbij de gewestelijke entiteit een exclusieve bestuurlijke geldboete oplegt, in voorkomend geval met voordeelontneming, kan degene aan wie de boete werd opgelegd [binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving van de bestreden beslissing]311, beroep indienen bij het Milieuhandhavingscollege. Het beroep schorst de bestreden beslissing.]312

Afdeling V.

Zitting en uitspraak van het Milieuhandhavingscollege313

[Art. 16.4.45. [...]

Art. 16.4.46. [...]

Art. 16.4.47. [...]

Art. 16.4.48. [...]

Art. 16.4.49. [...]308 Ingevoegd bij art. 1 B.Vl.Reg 6 juli 2012309 Gewijzigd bij art. 32 Decr.Vl. 20 april 2012310 Gewijzigd bij art. 35 Decr. Vl. 22 november 2013311 Ingevoegd bij art. 70 Decr. Vl. 4 april 2014312 Gewijzigd bij art. 67 Decr.Vl. 23 december 2010313 Gewijzigd bij art. 61.10° Decr. Vl. 23 december 2010

124

Page 125: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Art. 16.4.50. [...]Art. 77. […]314

Art. 16.4.51. [...]

Art. 16.4.52. [...]

Art. 16.4.53. [...]

Art. 16.4.54. [...]

Art. 16.4.55. [...]

Art. 16.4.56. [...]

Art. 16.4.57. [...]

Art. 16.4.58. [...]

Art. 16.4.59. [...]

Art. 16.4.60. [...]

Art. 16.4.61. [...]315

Art. 16.4.62. [...]316

Art. 16.4.63. […]317

Art. 16.4.64. […]318

Art. 78. […]319

Art. 16.4.65. […]320

314 Opgeheven art. 43 B.Vl.Reg 27 mei 2011315 Opgeheven bij art. 68-84 Decr.Vl. 23 december 2010316 Opgeheven bij art. 71 Decr.Vl. 4 april 2014317 Opgeheven bij art. 71 Decr.Vl. 4 april 2014318 Opgeheven bij art. 87 Decr.Vl. 23 december 2010319 Opgeheven bij art. 11 B.Vl.Reg. dd. 28 oktober 2011320 Opgeheven bij art. 71 Decr.Vl. 4 april 2014

125

Page 126: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

HOOFDSTUK V. Inning en invordering van verschuldigde bedragen

Art. 16.5.1. [§1. De opgelegde bestuurlijke geldboeten en, in voorkomend geval, de opgelegde voordeelontnemingen en expertisekosten, vermeld in artikel 16.4.25, worden door het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid geïnd en ingevorderd ten voordele van het Minafonds.]321

De kosten die gemaakt zijn voor de [uitvoering van de bestuurlijke maatregelen, vermeld in artikel 16.4.7, § 1]322, [voor de ambtshalve uitvoering van de opgelegde bestuurlijke maatregelen en]323 voor de tenuitvoerlegging van veiligheidsmaatregelen worden eveneens geïnd en ingevorderd door het Vlaams Ministerie van Leefmilieu, Natuur en Energie ten voordele van het Minafonds. [In afwijking hiervan worden de kosten die gemaakt zijn voor de uitvoering en de tenuitvoerlegging van die maatregelen door de toezichthouders van de OVAM die toezicht uitoefenen op de toepassing van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en haar uitvoeringsbesluiten en op de toepassing van artikelen 12 en 13 van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, geïnd en ingevorderd door de OVAM ten voordele van de OVAM.]324

De bestuurlijke dwangsommen worden ook geïnd en ingevorderd door het Vlaams Ministerie van Leefmilieu, Natuur en Energie ten voordele van het MINA-fonds.325

§2. Bij een veroordeling, [overeenkomstig artikel 16.6.4, tweede lid]326, tot terugbetaling van de kosten voor het inzamelen, vervoeren en verwerken

321 Gewijzigd bij art. 89.1° Decr. Vl. 23 december 2010322 Ingevoegd bij art. 89.2° Decr.Vl. 23 december 2010323 Gewijzigd bij art. 18 vervolgdecreet324 Toegevoegd bij art. 89.3° Decr. Vl. 23 december 2010325 Ingevoegd bij art. 36 Decr. Vl. 22 november 2013326 Gewijzigd bij art. 139 Decr.Vl. 12 december 2008

126

Page 127: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

van afvalstoffen in de bossen en aanverwante grondoppervlakten, de onbevaarbare waterlopen en natuurreservaten, wordt dat bedrag gestort op de rekening van het Minafonds.

Bij een veroordeling, overeenkomstig artikel 16.6.4, tweede lid, tot terugbetaling van de kosten voor het inzamelen, vervoeren en verwerken van afvalstoffen op de openbare wegen, de waterwegen en de havens en hun specifieke aanhorigheden, wordt dat bedrag gestort op de rekening van het [Vlaams Infrastructuurfonds]327.

Art. 16.5.2. [§1. Als de betrokkene in gebreke blijft bij het betalen van de verschuldigde bedragen, verhoogd met de invorderingskosten, vermeld in artikel 16.5.1, worden die bedragen bij dwangbevel ingevorderd. Het dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door een ambtenaar die daartoe door de Vlaamse Regering wordt aangewezen.]328

Hoofdstuk VII/1. Inning en invordering van verschuldigde bedragen

Art. 78/1. Als de ambtenaar vermeld in artikel 16.5.2, § 1, eerste lid van het decreet, wordt de leidend ambtenaar van het Departement aangewezen. In afwijking van het eerste lid wordt voor de kosten die gemaakt zijn voor de uitvoering en de tenuitvoerlegging van maatregelen door de toezichthouders van de OVAM die toezicht uitoefenen op de toepassing van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming en de uitvoeringsbesluiten ervan en op de toepassing van artikel 12 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, als de ambtenaar, vermeld in artikel 16.5.2, § 1, eerste lid van het decreet van 5 april 1995, de leidend ambtenaar van de OVAM aangewezen.329

§2. Het dwangbevel wordt aan de schuldenaar bij deurwaardersexploot betekend.

Binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van het dwangbevel kan de schuldenaar verzet doen door het Vlaamse Gewest te laten dagvaarden. Als het dwangbevel betrekking heeft op kosten, vermeld in artikel 16.5.1, §1, tweede lid, die door de toezichthouders van de OVAM zijn gemaakt, gebeurt in afwijking hiervan het verzet door de OVAM te laten dagvaarden.330

Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Het Vlaamse Gewest of de OVAM kan de rechter verzoeken om de schorsing van de tenuitvoerlegging op te heffen.331

327 Gewijzigd bij art. 89, 4° Decr.Vl. 23 december 2010328 Gewijzigd bij art. 90 Decr.Vl. 23 december 2010329 Ingevoegd bij art. 2 B.Vl.Reg. 16 november 2012330 Ingevoegd bij art. 37.1° Decr. Vl. 22 november 2013331 Gewijzigd bij art. 37.2° Decr. Vl. 22 november 2013

127

Page 128: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Op het dwangbevel zijn de bepalingen van toepassing van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging.

Een beroep tegen een dwangbevel kan alleen worden ingesteld met betrekking tot geschillen die in verband met de tenuitvoerlegging van het dwangbevel rijzen. Die geschillen worden voor de beslagrechter gebracht.332

§3. Op grond van het uitvoerbaar verklaard dwangbevel en tot zekerheid van voldoening van de bedragen en kosten, vermeld in artikel 16.5.1, hebben het Vlaamse Gewest en de OVAM een algemeen voorrecht op alle roerende goederen van de schuldenaar en kunnen ze een wettelijke hypotheek nemen als daarvoor vatbare en in het Vlaamse Gewest gelegen of geregistreerde goederen van de schuldenaar.333.

Het voorrecht vermeld in § 1 neemt rang in onmiddellijk na de voorrechten die vermeld zijn in de artikelen 19 en 20 van de wet van 16 december 1851 en in artikel 23 van boek II van het Wetboek van Koophandel.

De rang van de wettelijke hypotheek wordt bepaald door de dagtekening van de inschrijving die genomen wordt krachtens het uitvoerbaar verklaarde en betekende dwangbevel.

De hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van de ambtenaar, vermeld in § 1. De inschrijving heeft plaats, niettegenstaande verzet, betwisting of beroep, op voorlegging van een afschrift van het dwangbevel dat eensluidend wordt verklaard door die ambtenaar en dat melding maakt van de betekening ervan.

[Artikel 17 van de Faillissementswet van 8 augustus 1997]334, is niet van toepassing op de wettelijke hypotheek inzake de opgelegde bestuurlijke geldboeten en, in voorkomend geval, de bijbehorende expertisekosten en de opgelegde voordeelontnemingen waarvoor een dwangbevel werd uitgevaardigd en waarvan betekening aan de schuldenaar is gedaan voor het vonnis van faillietverklaring.

Art. 16.5.2bis. In afwijking van artikel 16.5.2 kan de ambtenaar, vermeld in artikel 16.5.2 §1, beslissen af te zien van de invordering van de bedragen en kosten, vermeld in artikel 16.5.1 §1, tweede lid, als de

332 Ingevoegd bij art. 37.3° Decr. Vl. 22 november 2013333 Gewijzigd bij art. 37.4° Decr. Vl. 22 november 2013334 Gewijzigd bij art. 19 vervolgdecreet

128

Page 129: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

invorderingskosten groter zijn dan het terug te vorderen bedrag of als niet kan worden vastgesteld wie de overtreder is.335

Art. 16.5.3. De bevoegdheid om over te gaan tot invordering van de bedragen en kosten, vermeld in artikel 16.5.1 §1, eerste en derde lid, verjaart na verloop van driehonderdvijfenzestig dagen. Die termijn gaat in op de dag die volgt op de dag waarop deze bedragen en kosten moesten worden betaald.

De bevoegdheid om over te gaan tot invordering van de kosten van de maatregelen, vermeld in artikel 16.5.1 §1, tweede lid, verjaart door verloop van vijf jaar vanaf de dag dat de maatregelen geheel zijn voltooid.

De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, vermeld in artikel 2244 tot en met 2280 van het Burgerlijk Wetboek.336

Art. 16.5.4. De ambtenaar, belast met de inning en invordering, beslist eveneens over de gemotiveerde verzoeken tot uitstel of spreiding van betaling die de overtreder tot hem richt.

[HOOFDSTUK Vbis. Opsporing van milieumisdrijven]337

[Art. 16.5.5. De Vlaamse Regering kan, met behoud van de voorwaarden, vermeld in artikel 16.3.8, aan personeelsleden van het departement en de agentschappen, die behoren tot het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie, de hoedanigheid toekennen van officier van gerechtelijke politie ten behoeve van de opsporing van milieumisdrijven als vermeld in hoofdstuk VI en in de regelgeving, vermeld in artikel 16.1.1.

Deze officieren van gerechtelijke politie worden hierna gewestelijke milieuopsporingsambtenaren genoemd.]338

Art. 20. […]339

[Art. 78/2. De minister kan personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor de handhaving van het milieubeheerrecht, aanwijzen als officier van gerechtelijke politie of als officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings.

De minister kan aan personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, de hoedanigheid toekennen van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de 335 Ingevoegd bij art. 38 Decr. Vl. 22 november 2013336 Gewijzigd bij art. 39 Decr. Vl. 22 november 2013337 Ingevoegd bij art. 20 vervolgdecreet338 Ingevoegd bij art. 21 vervolgdecreet339 Opgeheven bij art. 7 B.Vl. Reg. 25 april 2014

129

Page 130: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

procureur des Konings, voor zover ze niet werden aangewezen als gewestelijke toezichthouders overeenkomstig artikel 12.

De gewestelijke milieuopsporingsambtenaren van de afdeling, bevoegd voor de handhaving van het milieubeheerrecht, zijn bevoegd om milieumisdrijven op te sporen en vast te stellen met betrekking tot de regelgeving vermeld in artikel 25 van dit besluit.]340

[Art. 16.5.6. De gewestelijke milieuopsporingsambtenaren moeten over de vereiste kwalificaties en eigenschappen beschikken om de opsporingsbevoegdheden naar behoren te kunnen uitoefenen.]341

[Art. 16.5.7. Voordat de gewestelijke milieuopsporingsambtenaren hun opsporingstaak vervullen, leggen ze voor de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement waartoe hun standplaats behoort, de volgende eed af: « Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk. »

Ze zijn bevoegd om hun opdrachten te vervullen op het grondgebied van het gehele Vlaamse Gewest.342

[Art. 16.5.8. De gewestelijke milieuopsporingsambtenaren hebben een legitimatiebewijs bij zich en tonen dat desgevraagd onmiddellijk.

De Vlaamse Regering bepaalt wie het legitimatiebewijs verleent, en de inhoud en het model ervan.]343

[Art. 16.5.9. De gewestelijke milieuopsporingsambtenaren kunnen een kopie van het proces-verbaal bezorgen aan de relevante gewestelijke overheden, die belast zijn met de handhaving van de milieuwetgeving, vermeld in artikel 16.1.1. 344

[Art. 16.5.10. Het proces-verbaal heeft bewijswaarde tot het tegendeel is bewezen.

Als de vermoedelijke overtreder bekend is, wordt, op straffe van verval van de bewijswaarde tot het tegendeel, aan de vermoedelijke overtreder een kopie van het proces-verbaal bezorgd. Die kennisgeving wordt gedaan binnen een termijn van veertien dagen, na de datum van afsluiting van het proces-verbaal.345

340 Toegevoegd bij art. 23 B.Vl.Reg. 25 april 2014341 Ingevoegd bij art. 22 vervolgdecreet342 Gewijzigd bij art. 40 Decr. Vl. 22 november 2013343 Ingevoegd bij art. 24 vervolgdecreet344 Gewijzigd bij art. 41 Decr. Vl. 22 november 2013345 Gewijzigd bij art. 42 Decr. Vl. 22 november 2013

130

Page 131: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Art. 16.5.11. Bij de vaststelling van een milieumisdrijf kunnen de gewestelijke milieuopsporingsambtenaren de identiteit controleren van de vermoedelijke overtreder.

De identiteitsstukken die aan de gewestelijke milieuopsporingsambtenaar worden overhandigd, moeten na verificatie van de identiteit onmiddellijk aan de betrokkene worden teruggegeven.]346

[Art. 16.5.12. De bijzondere veldwachters vermeld in artikel 61 van het Veldwetboek zijn bevoegd om milieumisdrijven op te sporen en vast te stellen met betrekking tot de in artikel 16.1.1, eerste lid, sub 2°, [3°]347, 4°, 14°, 15° en 16°, vermelde wetten en decreten.]348

HOOFDSTUK VI. Strafrechtelijke handhaving

Art. 16.6.1. §1. Elke opzettelijke of door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid gepleegde schending van de door deze titel gehandhaafde

346 Ingevoegd bij art. 27 vervolgdecreet347 Ingevoegd bij art. 91 Decr.Vl. 23 december 2010348 Ingevoegd bij art. 28 vervolgdecreet

131

Page 132: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

regelgeving is strafbaar met een gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met een geldboete van 100 euro tot 250.000 euro of met een van die straffen.

Deze straffen gelden niet voor: 1° de gedragingen die op basis van artikel 16.1.2, 1°, en op basis van

artikel 16.4.27, derde lid, als milieu-inbreuk zijn gedefinieerd; 2° […]349

3° [de overtreding van de verplichting tot aangifte en betaling van de milieuheffingen, vermeld in artikel 50 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, en de verplichting tot betaling van de administratieve geldboete, vermeld in artikel 58 van voormeld decreet;]350

4° […]351

5° [het niet voldoen aan administratieve verplichtingen in het kader van een aanvraagprocedure, zoals een procedure tot aanvraag van een vergunning of machtiging, tot aanvraag van een subsidie of tot het verkrijgen van een erkenning, behalve wanneer opzettelijk informatie niet of onvolledig werd meegedeeld of wanneer opzettelijk onjuiste informatie werd meegedeeld;

6° het niet voldoen aan de administratieve vormvereisten die bij een melding in acht genomen moeten worden, met behoud van de toepassing van artikel 16.6.1, § 1, eerste lid, op het nalaten van enige voorafgaande melding van de betrokken activiteit.]352

§2. De volgende personen worden bestraft met een gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met een geldboete van 100 euro tot 100.000 euro of met een van die straffen: 1° personen die opzettelijk opgelegde bestuurlijke maatregelen,

bestuurlijke geldboeten, [voordeelontnemingen]353, veiligheidsmaatregelen of [door de rechter]354 opgelegde maatregelen niet uitvoeren, betalen of negeren;

349 Opgeheven bij art. 49, 1° Decr. Vl. 28 februari 2014, BS 25 maart 2014. De oorspronkelijke tekst luidde als volgt: “de niet-aangifte of niet-melding of de niet tijdige aangifte of melding of de onvolledige of onjuiste aangifte of melding, vermeld in artikel 35quaterdecies, § 1, § 2, en § 3, en op elke andere overtreding van hoofdstuk IIIbis, vermeld in artikel 35quaterdecies, § 4, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging;”350 Gewijzigd bij art. 49, 2° Decr. Vl. 28 februari 2014, BS 25 maart 2014.351 Opgeheven bij art. 49, 1° Decr. Vl. 28 februari 2014, BS 25 maart 2014. De oorspronkelijke tekst luidde als volgt: “de niet-aangifte, onvolledige of onjuiste aangifte, vermeld in artikel 28undecies, § 1, § 2 en § 3, en op elke andere overtreding van hoofdstuk IVbis, als vermeld in artikel 28undecies, § 4, van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer.”352 Toegevoegd bij art. 30 vervolgdecreet353 Ingevoegd bij art. 92.1° Decr.Vl. 23 december 2010354 Gewijzigd bij art. 31 vervolgdecreet

132

Page 133: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

2° personen die opzettelijk de in artikel 16.3.10, 1°, 2°, 3°, 4°, en 5°, bedoelde toezichtrechten schenden.

3° [personen die de orde van de zittingen van het Milieuhandhavingscollege verstoren, zoals blijkt uit het proces-verbaal van de zitting.]355

Art. 16.6.2. §1. Wie opzettelijk, in strijd met de wettelijke voorschriften of in strijd met een vergunning, rechtstreeks of onrechtstreeks, stoffen, micro-organismen, geluid en andere trillingen of stralingen in of op water, bodem of atmosfeer inbrengt of verspreidt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met een geldboete van 100 euro tot 500.000 euro of met een van die straffen.

Wie door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid, in strijd met wettelijke voorschriften of in strijd met een vergunning, rechtstreeks of onrechtstreeks, stoffen, micro-organismen, geluid en andere trillingen of stralingen in of op water, bodem of atmosfeer inbrengt of verspreidt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met een geldboete van 100 euro tot 350.000 euro of met een van die straffen.

§2. In afwijking van de straffen vermeld in § 1 kunnen gemeenten voor kleine vormen van openbare overlast gemeentelijke sancties bepalen overeenkomstig artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet.

Wanneer de gemeente geen gemeentelijke sancties overeenkomstig artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet heeft bepaald, worden in die gemeente deze kleine vormen van openbare overlast gestraft met een geldboete van maximum 45,45 euro.

Art. 16.6.3. §1. Wie opzettelijk, in strijd met de wettelijke voorschriften of in strijd met een vergunning, afvalstoffen achterlaat, beheert of overbrengt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met een geldboete van 100 euro tot 500.000 euro of met een van die straffen.

Wie door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid, in strijd met de wettelijke voorschriften of in strijd met een vergunning, afvalstoffen achterlaat, beheert of overbrengt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met een geldboete van 100 euro tot 350.000 euro of met een van die straffen.

355 Ingevoegd bij art. 92.2° Decr.Vl. 23 december 2010133

Page 134: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

§2. In afwijking van de straffen vermeld in § 1 kunnen gemeenten voor kleine vormen van openbare overlast gemeentelijke sancties bepalen overeenkomstig artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet.

Wanneer de gemeente geen gemeentelijke sancties overeenkomstig artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet heeft bepaald, worden in die gemeente deze kleine vormen van openbare overlast gestraft met een geldboete van maximum 45,45 euro.

[Art. 16.6.3bis. Wie opzettelijk een transportverbod van de Mestbank als vermeld in artikel 54 van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen negeert, wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met een geldboete van 100 euro tot 500.000 euro of met één van die straffen.]356

[Art. 16.6.3ter. Wie opzettelijk, in strijd met de wettelijke voorschriften of in strijd met een vergunning: 1° specimens van beschermde in het wild levende dier- en plantensoorten,

vermeld in de bijlagen II, III en IV van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, eieren van die diersoorten of delen of afgeleide producten van die dier- en plantensoorten in bezit heeft, vangt of zich toe-eigent, beschadigt, doodt of verhandelt of;

2° de nesten, rustplaatsen of voortplantingsplaatsen van die diersoorten beschadigt; […]357

wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met een geldboete van 100 tot 500.000 euro of met één van die straffen.

Wie door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid, in strijd met de wettelijke voorschriften of in strijd met een vergunning: 1° specimens van beschermde in het wild levende dier- en plantensoorten,

vermeld in de bijlagen II, III en IV van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, eieren van die diersoorten of delen of afgeleide producten van die dier- en plantensoorten in bezit heeft, vangt of zich toe-eigent, beschadigt, doodt of verhandelt of;

2° de nesten, rustplaatsen of voortplantingsplaatsen van die diersoorten beschadigt; […]358

356 Ingevoegd bij art. 32 vervolgdecreet357 Opgeheven bij art. 40 Decreet 18 december 2015358 Opgeheven bij art. 40 Decreet 18 december 2015

134

Page 135: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met een geldboete van 100 tot 350.000 euro of met één van die straffen.]359

[Art. 16.6.3quater. Wie opzettelijk, in strijd met de wettelijke voorschriften of in strijd met een vergunning, betekenisvolle schade toebrengt aan een habitat van bijlage I, een habitat van een soort van bijlage II of III, of het leefgebied van een soort van bijlage IV van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu binnen de perimeter van een definitief vastgestelde speciale beschermingszone afgebakend op grond van artikel 36bis van hetzelfde decreet wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met een geldboete van 100 tot 500.000 euro of met één van die straffen alleen.

Wie door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid in strijd met de wettelijke voorschriften of in strijd met een vergunning betekenisvolle schade toebrengt aan een habitat van bijlage I, een habitat van een soort van bijlage II of III, of het leefgebied van een soort van bijlage IV van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu binnen de perimeter van een definitief vastgestelde speciale beschermingszone afgebakend op grond van artikel 36bis van hetzelfde decreet, wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met een geldboete van 100 tot 350.000 euro of met één van die straffen alleen.

Wie opzettelijk de voorschriften van artikel 25, § 3, 2°, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu niet naleeft, wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met een geldboete van 100 euro tot 500.000 euro of met één van die straffen alleen. Wie door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid, de voorschriften van artikel 25, § 3, 2°, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud niet naleeft, wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met een geldboete van 100 euro tot 350.000 euro of met één van die straffen alleen.]360

[Art. 16.6.3quinquies. Wie opzettelijk, in strijd met de wettelijke voorschriften of in strijd met een vergunning, handelingen stelt waardoor een met bomen begroeide oppervlakte als vermeld in artikel 3, § 1 en § 2, van het Bosdecreet van 13 juni 1990, geheel of gedeeltelijk verdwijnt en er aan de grond een andere bestemming of gebruik wordt gegeven, wordt

359 Ingevoegd bij art. 33 vervolgdecreet360 Ingevoegd bij art. 34 vervolgdecreet

135

Page 136: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met een geldboete van 100 euro tot 500.000 euro of met één van die straffen.

Wie door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid, in strijd met de wettelijke voorschriften of in strijd met een vergunning, handelingen stelt waardoor een met bomen begroeide oppervlakte als vermeld in artikel 3, § 1 en § 2, van het Bosdecreet van 13 juni 1990, geheel of gedeeltelijk verdwijnt en er aan de grond een andere bestemming of gebruik wordt gegeven, wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met een geldboete van 100 tot 350.000 euro of met één van die straffen.]361

[Art. 16.6.3sexies. Wie opzettelijk of door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid, in strijd met de bepalingen van artikel 58 van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen en de uitvoeringsbesluiten ervan, spuistroom of spuiwater afzet, gebruikt of vervoert, is strafbaar met een geldboete van 26 tot 35 euro.]362

[Art. 16.6.3septies. []363

Art. 16.6.4. Wie afvalstoffen achterlaat in strijd met de bepalingen van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen , wordt door de strafrechter veroordeeld tot het inzamelen, vervoeren en verwerken ervan binnen een door hem vastgestelde termijn.364

Met behoud van de toepassing van de bepalingen in het eerste lid kan de veroordeelde worden verplicht tot terugbetaling van de kosten voor het inzamelen, vervoeren en verwerken van de afvalstoffen door de gemeente, door de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest of door het Vlaamse Gewest. 

Art. 16.6.5. Na de partijen gehoord te hebben, kan de rechter bij wijze van veiligheidsmaatregel het verbod uitspreken om de inrichtingen, die aan de oorsprong van het milieumisdrijf liggen, te exploiteren gedurende de termijnen die hij bepaalt.

[Art. 16.6.6. §1. Naast de straf kan de rechtbank, ofwel ambtshalve, ofwel op vordering van het openbaar ministerie, ofwel op vordering van de gemachtigde ambtenaar, ofwel op vordering van de burgerlijke partij,

361 Ingevoegd bij art. 35 vervolgdecreet362 Ingevoegd bij art. 36 vervolgdecreet363 Opgeheven bij art. 45 Decr. Vl. 22 november 2013364 Gewijzigd bij art. 79 Decr.Vl. 23 december 2011

136

Page 137: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

bevelen om de plaats in de oorspronkelijke toestand te herstellen, het strijdige gebruik te staken of aanpassingswerken uit te voeren.

Als de gemachtigde ambtenaar daartoe een herstelvordering indient, gebeurt dat op grond van deze vordering.

§2. De herstelvordering wordt door de gemachtigde ambtenaar bij het parket ingeleid met een gewone brief, in naam van het Vlaamse Gewest.  

De vordering vermeldt minstens de geldende voorschriften en een omschrijving van de toestand zoals die was voor het misdrijf.

§3. De rechtbank bepaalt een termijn voor de uitvoering van de herstelmaatregelen, rekening houdend met de termijn die voor de uitvoering van de herstelmaatregelen is bepaald in de herstelvordering, vermeld in §1.

De rechtbank kan op vordering van de gemachtigde ambtenaar ook een dwangsom bepalen per dag vertraging in de tenuitvoerlegging van de herstelmaatregelen.]365

[Art. 16.6.7. De gemachtigde ambtenaar kan ook voor de rechtbank van eerste aanleg, zetelend in burgerlijke aangelegenheden, in het ambtsgebied waarin het milieumisdrijf plaatsvond, de herstelmaatregelen, vermeld in artikel 16.6.6, vorderen.]366

[Art. 16.6.8. Als de persoon die de opgelegde herstelmaatregelen moet uitvoeren, de herstelmaatregelen vrijwillig heeft uitgevoerd, brengt hij de gemachtigde ambtenaar daarvan op de hoogte met een aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstbewijs.

De gemachtigde ambtenaar maakt daarop onmiddellijk en na controle ter plaatse een proces-verbaal van vaststelling op. De gemachtigde ambtenaar stuurt een kopie van dat proces-verbaal naar de persoon die de herstelmaatregelen moest nemen.

Het proces-verbaal van vaststelling geldt als bewijs van het herstel en van de datum van het herstel.]367

[Art. 16.6.9. De gemachtigde ambtenaar kan, op kosten van de persoon die veroordeeld werd tot het uitvoeren van de herstelmaatregel, het

365 Toegevoegd bij art. 38 vervolgdecreet366 Toegevoegd bij art. 39 vervolgdecreet367 Toegevoegd bij art. 40 vervolgdecreet

137

Page 138: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

vonnis of het arrest zelf uitvoeren als deze persoon de herstelmaatregel niet binnen de door de rechter bepaalde termijn is nagekomen.368

[Art. 16.6.10. De verjaring van de herstelmaatregel neemt een aanvang vanaf het verstrijken van de termijn die de rechtbank overeenkomstig artikel 16.6.6, § 3, heeft bepaald voor de tenuitvoerlegging ervan.]369

HOOFDSTUK VII. Veiligheidsmaatregelen

Afdeling I. Basisbepalingen

Art. 16.7.1. §1. De volgende personen kunnen veiligheidsmaatregelen nemen in geval van een aanzienlijk risico voor mens of milieu : 1° toezichthouders, voor de milieuwetgeving waarop hun toezichtopdracht betrekking heeft;2° de gouverneur van een provincie of zijn plaatsvervanger;3° de burgemeester of zijn plaatsvervanger.

§ 2. Veiligheidsmaatregelen zijn maatregelen waarbij de personen, vermeld in §1, alle handelingen kunnen stellen of opleggen die zij onder de gegeven omstandigheden nodig achten om een aanzienlijk risico voor mens of milieu uit te schakelen, tot een aanvaardbaar niveau in te perken of te stabiliseren.

De burgemeester en de provinciegouverneur kunnen de veiligheidsmaatregelen ambtshalve nemen of op verzoek van een toezichthouder.

§ 3. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen de veiligheidsmaatregelen, vermeld in § 1, moeten worden genomen en kan 368 Vervangen bij art. 46 Decr. Vl. 22 november 2013369 Toegevoegd bij art. 42 vervolgdecreet

138

Page 139: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

vaststellen wie van de personen, vermeld in § 1, die maatregelen moet nemen.370

Art. 16.7.2. Veiligheidsmaatregelen kunnen onder meer strekken tot: 1° de stopzetting of uitvoering van werkzaamheden, handelingen of

activiteiten, ogenblikkelijk of binnen een bepaalde termijn; 2° het verbod op het gebruik of de verzegeling van gebouwen, installaties,

machines, toestellen, transportmiddelen, containers, terreinen en alles wat zich daarin of daarop bevindt;

3° de hele of gedeeltelijke sluiting van een inrichting; 4° het meenemen, bewaren of verwijderen van daarvoor vatbare zaken,

met inbegrip van afvalstoffen en dieren; 5° het niet-betreden of het verlaten van bepaalde gebieden, terreinen,

gebouwen of wegen.

Veiligheidsmaatregelen kunnen niet worden opgeheven als het risico in kwestie niet is uitgeschakeld, ingeperkt tot een aanvaardbaar niveau of gestabiliseerd.

Art. 16.7.3. Bij besluit opgelegde veiligheidsmaatregelen die verplichten tot een doen of laten, omschrijven duidelijk de verplichtingen waaraan moet worden voldaan.

Art. 16.7.4. Kosten die gemaakt zijn voor de tenuitvoerlegging van veiligheidsmaatregelen vallen geheel of gedeeltelijk ten laste van de personen die verantwoordelijk zijn voor het aanzienlijke risico.

De verschuldigde bedragen worden geïnd en ingevorderd overeenkomstig artikel 16.5.1 tot en met 16.5.4.

Afdeling II. Procedure voor het nemen van veiligheidsmaatregelen ten aanzien van personen, verantwoordelijk voor het aanzienlijke risico

Art. 16.7.5. §1. Veiligheidsmaatregelen worden schriftelijk genomen. Als een ogenblikkelijk optreden vereist is, kunnen veiligheidsmaatregelen ook mondeling worden genomen.

§2. Als veiligheidsmaatregelen schriftelijk worden genomen, dan gebeurt dat door de kennisgeving van het besluit houdende de veiligheidsmaatregelen.

370 Gewijzigd bij art. 10 Decr.Vl. 25 mei 2012139

Page 140: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

§3. Als veiligheidsmaatregelen mondeling worden genomen en de personen, verantwoordelijk voor het aanzienlijke risico, niet aanwezig zijn, dan wordt ter plaatse en op een zichtbare plaats een schriftelijk bericht achtergelaten.

Door middel van een schriftelijke bevestiging worden de personen die verantwoordelijk zijn voor het aanzienlijke risico op de hoogte gebracht van de mondeling genomen veiligheidsmaatregelen binnen vijf werkdagen nadat ze genomen zijn. Deze schriftelijke bevestiging gebeurt door middel van een kennisgeving.

§4. De Vlaamse Regering kan bepalen dat de schriftelijke bevestiging, vermeld in § 3, tweede lid, en het besluit, vermeld in § 2, op elektronische wijze verspreid kunnen worden. Ze bepaalt in dat geval de nadere voorwaarden.

§5. De schriftelijke bevestiging, vermeld in § 3, tweede lid, en het besluit, vermeld in § 2, bevatten minstens: 1° een omschrijving van het aanzienlijke risico dat het nemen van

veiligheidsmaatregelen noodzakelijk maakt; 2° een omschrijving van de veiligheidsmaatregelen die noodzakelijk zijn

en de eventuele uitvoeringstermijn.

§6. De Vlaamse Regering kan bepalen welke overheden op de hoogte moeten worden gebracht van de genomen veiligheidsmaatregelen, alsook op welke wijze dat moet gebeuren.

Art. 79. In geval van een incident of ongeval dat de mens of het leefmilieu aanzienlijk beïnvloedt in een GPBV-installatie als vermeld in artikel 1, 16°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, of een inrichting, vermeld in rubriek 59 van de indelingslijst van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, leggen de toezichthouders, vermeld in artikel 12, 1°, 7° en 8°, ieder wat zijn toezichtopdracht betreft, bij het besluit houdende de veiligheidsmaatregelen, vermeld in artikel 16.7.5 van het decreet van 5 april 1995, de persoon die verantwoordelijk is voor het aanzienlijke risico, alle passende aanvullende maatregelen op die nodig zijn om de gevolgen voor de mens of het leefmilieu te beperken en om verdere mogelijke ongevallen en incidenten te voorkomen371.

Art. 79/1.372 Een kopie van het besluit houdende de veiligheidsmaatregelen of van de schriftelijke bevestiging van de mondeling genomen veiligheidsmaatregelen wordt onmiddellijk bezorgd aan het college van burgemeester en schepenen, de deputatie en de relevante gewestelijke overheden, die belast zijn met de handhaving van de milieuwetgeving, vermeld in artikel 16.1.1, eerste lid, van het decreet.

371 Ingevoegd bij art. 220 B. Vl. Reg. 7 juni 2013372 Gewijzigd bij art. 220 B. Vl. Reg. 7 juni 2013

140

Page 141: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

 In voorkomend geval kan eveneens een kopie worden bezorgd aan andere relevante overheden.

Afdeling III. Opheffing van veiligheidsmaatregelen

Art. 16.7.6. Wie veiligheidsmaatregelen neemt, is ook bevoegd om ze op te heffen. De veiligheidsmaatregelen kunnen ambtshalve opgeheven worden of op verzoek van personen ten aanzien van wie de veiligheidsmaatregelen zijn genomen.  

De opheffing van veiligheidsmaatregelen kan gepaard gaan met het nemen373 van nieuwe veiligheidsmaatregelen.

Art. 16.7.7. Als het aanzienlijke risico waarvoor veiligheidsmaatregelen werden genomen, is uitgeschakeld of tot een aanvaardbaar niveau ingeperkt of gestabiliseerd is, kan degene die de veiligheidsmaatregelen heeft genomen, ze gemotiveerd en ambtshalve opheffen.

Art. 16.7.8. Iedere persoon tegen wie veiligheidsmaatregelen zijn genomen kan de opheffing ervan vragen. Het gemotiveerde verzoek wordt meegedeeld aan degene die de veiligheidsmaatregelen heeft genomen.

Degene die de veiligheidsmaatregelen heeft genomen beslist binnen een termijn van dertig dagen na de mededeling374 van het gemotiveerde verzoek. 

Een besluit houdende de opheffing van veiligheidsmaatregelen op gemotiveerd verzoek vereist een voorafgaand verslag waarin de bevoegde persoon vaststelt dat het aanzienlijke risico waarvoor veiligheidsmaatregelen werden genomen, is uitgeschakeld of tot een aanvaardbaar niveau ingeperkt of gestabiliseerd is. De Vlaamse Regering kan de vorm en de voorwaarden van dat verslag bepalen.

Art. 16.7.9. De personen tegen wie veiligheidsmaatregelen zijn genomen worden binnen een termijn van tien dagen op de hoogte gebracht van het besluit houdende de opheffing van veiligheidsmaatregelen, ambtshalve of op gemotiveerd verzoek. Dit gebeurt door middel van een kennisgeving.

De termijn, vermeld in het eerste lid, gaat in op de dag waarop dit besluit werd genomen.373 Gewijzigd bij art. 11 Decr.Vl. 25 mei 2012374 Gewijzigd bij art. 47.2° Decr. Vl. 22 november 2013

141

Page 142: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.375

Art. 41. De Vlaamse Regering bezorgt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit decreet aan het Vlaams Parlement een verslag over de wijze waarop het is toegepast en doet eventueel de nodige voorstellen tot aanpassing van het decreet. Bij deze evaluatie onderzoekt de Vlaamse Regering ook de mogelijkheid om bij de oplegging van bestuurlijke maatregelen [ook een bestuurlijke transactie en een bestuurlijke dwangsom te voorzien]376.

Art. 42. In afwijking van artikel 23 wordt, tot de datum waarop de Vlaamse Regering de inwerkingtreding van titel XVI van het decreet van 5 375 Het betreft hoofdstuk IV van het Decr.Vl. 21 december 2007 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel XVI “Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen”376 Gewijzigd bij art. 146 vervolgdecreet

142

Page 143: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid heeft bepaald, aan artikel 56 van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, gewijzigd bij de decreten van 19 april 1994, 30 april 2004 en 22 april 2005, een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt :

" In afwijking van de straffen vermeld in het eerste lid, kunnen gemeenten voor kleine vormen van openbare overlast gemeentelijke sancties bepalen overeenkomstig artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet.

Wanneer de gemeente geen gemeentelijke sancties overeenkomstig artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet heeft bepaald, worden in die gemeente deze kleine vormen van openbare overlast gestraft met een geldboete van maximum 45,45 euro.".

Art. 43. De Vlaamse Regering bepaalt de datum waarop dit decreet in werking treedt.Artikel 93. Het decreet van 21 december 2007 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel XVI « Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen » en dit besluit377 treden in werking op 1 mei 2009.

Art. 50.378 De hoofdstukken III, IV, V, Vbis, VI en VII van titel XVI van het decreet zijn, vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, van toepassing op de wetten en decreten, met inbegrip van hun respectievelijke uitvoeringsbesluiten, vermeld in artikel 16.1.1, eerste lid, sub 2°, 3°, 4°, 7°, 11°, 14°, 15°,16°, 17° en 19° van het decreet.

Art. 51.379 De volgende regelingen treden in werking op datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad :

1° het decreet van 30 april 2009 tot wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en tot wijziging van diverse bepalingen inzake de milieuhandhaving;

2° dit besluit.

In afwijking van wat in het vorige lid is bepaald, treedt bijlage VIII bij dit besluit in werking op 1 mei 2009.

In afwijking van het eerste lid treedt artikel 56, tweede en derde lid, van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, zoals gewijzigd door artikel 42 van dit decreet, in werking op de datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad.

377 Dit is het Milieuhandhavingsbesluit378 Dit is het artikel 50 vervolgbesluit379 Dit is het artikel 51 vervolgbesluit

143

Page 144: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Bijlagen

[Bijlage I]380

Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Enig artikel. Het niet-voldoen aan de hiernavolgende wettelijke verplichtingen, vermeld in titel III van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:Artikel Wettelijke verplichting3.2.1, § 4, tweede lid

Wanneer dit geen afbreuk doet aan een goede taakvervulling kan, met instemming van de door de Vlaamse Regering aangewezen afdeling, voor twee of meer inrichtingen gezamenlijk een milieucoördinator worden aangesteld of kan een beroep worden gedaan op de diensten van een persoon die geen werknemer is van de exploitant.

3.2.2, § 2De milieucoördinator geeft zijn advies over elke voorgenomen investering die vanuit milieu-oogpunt relevant kan zijn. Zijn advies wordt tijdig ingewonnen en het wordt voorgelegd aan het orgaan dat de beslissing neemt.

3.2.2, § 3

De milieucoördinator stelt ten behoeve van de bedrijfsleiding en, in voorkomend geval, ten behoeve van de ondernemingsraad en het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing der werkplaatsen, of bij ontstentenis van deze organen, van de vakbondsafvaardiging jaarlijks een verslag op over de wijze waarop hij zijn opdracht heeft vervuld. Dit verslag bevat onder meer een overzicht van de door hem uitgebrachte adviezen en het gevolg dat eraan werd gegeven.

3.2.3, § 3 De exploitant brengt de aanstelling van de milieucoördinator ter kennis van de door de Vlaamse Regering aangewezen afdeling.

3.2.5, tweede lid

De aanwijzing en de vervanging van een milieucoördinator-werknemer, de verwijdering uit zijn functie en de aanstelling van een tijdelijke plaatsvervanger, worden door de exploitant, onverminderd het bepaalde in artikel 3.2.3, § 3, uitgevoerd na voorafgaand akkoord van het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen of, bij ontstentenis ervan, van de vakbondsafvaardiging. In geval van blijvende onenigheid in de schoot van het comité of met de vakbondsafvaardiging, wordt het advies ingewonnen van de door de Vlaamse Regering aangewezen afdeling.

380 Vervangen bij art. 31 B.Vl.Reg. 3 juli 2015144

Page 145: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Bijlage II Lijst van de milieu-inbreuken, in uitvoering van de artikelen 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.  Enig artikel. Het niet voldoen aan de hiernavolgende wettelijke verplichtingen als vermeld in titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk : 

Artikel Wettelijke verplichting4.2.9, § 3 Tijdens het opstellen van het plan-MER is de erkende MER-coördinator

gehouden tot overleg met de administratie. De MER-coördinator moet in voorkomend geval de aanvullende bijzondere schriftelijke richtlijnen van de administratie, als aanvulling op de afgebakende inhoud en de bijzondere richtlijnen, vermeld in artikel 4.2.8, § 6, in acht nemen.

4.3.6, § 3 Tijdens het opstellen van het project-MER zijn de erkende MER-coördinator en in voorkomend geval de erkende MER-deskundigen gehouden tot overleg met de administratie. De MER-coördinator en zijn team moeten in voorkomend geval de aanvullende bijzondere schriftelijke richtlijnen van de administratie, als aanvulling op de afgebakende inhoud en de bijzondere richtlijnen, bedoeld in artikel 4.3.5, § 1, in acht nemen.

4.4.2, § 1 Het ruimtelijk veiligheidsrapport wordt opgesteld onder de verantwoordelijkheid en op kosten van de initiatiefnemer.De initiatiefnemer moet hiervoor een beroep doen op een erkende VR-deskundige. Hij stelt aan de erkende deskundige alle relevante informatie die voorhanden is ter beschikking. Hij verleent alle medewerking opdat de erkende deskundige zijn taak naar behoren kan vervullen.

4.4.2, § 3 § 3 Tijdens het opstellen van het ruimtelijk veiligheidsrapport is de erkende deskundige gehouden tot overleg met de administratie. De erkende deskundige moet in voorkomend geval de schriftelijke richtlijnen van de administratie in acht nemen.

4.5.5, § 3 Tijdens het opstellen van het omgevingsveiligheidsrapport is de erkende deskundige gehouden tot overleg met de administratie. De erkende deskundige moet in voorkomend geval de aanvullende bijzondere schriftelijke richtlijnen van de administratie als aanvulling op de afgebakende inhoud, bedoeld in artikel 4.5.3, § 1, 1° en 2°, in acht nemen.

145

Page 146: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage III] 381

Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Enig artikel. Het niet-voldoen aan de onderstaande wettelijke verplichtingen, vermeld in het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

Artikel Wettelijke verplichting

27, § 1, eerste lid

Bij vaststelling van een gemengde bodemverontreiniging maakt de bodemsaneringsdeskundige naar alle redelijkheid een zo accuraat mogelijke verdeling van de bodemverontreiniging in een deel dat vóór 29 oktober 1995 en een deel dat na 28 oktober 1995 tot stand gekomen is.

28, § 2, eerste lid

Een oriënterend bodemonderzoek wordt uitgevoerd onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de standaardprocedure, vastgesteld door de Vlaamse Regering op voorstel van de OVAM. Bij gebrek aan dergelijke standaardprocedure wordt het oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd volgens een code van goede praktijk.

28, § 2, tweede lid

De resultaten van het oriënterend bodemonderzoek worden aan de OVAM meegedeeld binnen dertig dagen na het afsluiten ervan.

28bis, tweede lid, eerste volzin

Als de OVAM aanvullende onderzoeksverrichtingen oplegt, kan ze een termijn bepalen waarin de aanvullende onderzoeksverrichtingen worden uitgevoerd en het verslag ervan bij haar wordt ingediend.

29 Een oriënterend bodemonderzoek wordt uitgevoerd op initiatief en op kosten van de overdrager of de gemandateerde voor de overdracht van een risicogrond.

30

In afwijking van artikel 29, 102 en 103 moet voor de overdracht van een privatief deel van een onroerend goed dat valt onder het stelsel van gedwongen mede-eigendom, vermeld in artikel 577-3 van het Burgerlijk Wetboek, enkel in de volgende gevallen een oriënterend bodemonderzoek worden uitgevoerd en de melding van overdracht gebeuren:1° in dat privatieve deel is of was een risico-inrichting gevestigd;2° in de gemeenschappelijke delen is of was een risico-inrichting gevestigd die uitsluitend bestemd is of was voor dat privatieve deel.Het oriënterend bodemonderzoek wordt uitgevoerd op initiatief en op kosten van de overdrager of desgevallend de gemandateerde.

30bis

In de volgende gevallen moet voor een onroerend geheel dat valt onder het stelsel van gedwongen mede-eigendom, vermeld in artikel 577-3 van het Burgerlijk Wetboek, een oriënterend bodemonderzoek worden uitgevoerd op initiatief en op kosten van de vereniging van mede-eigenaars voor 31 december 2014:1° voor de vestiging van de gedwongen mede-eigendom was een risico-inrichting gevestigd op de grond waarop de gedwongen mede-eigendom gevestigd is;2° in de gemeenschappelijke delen was een risico-inrichting gevestigd die bestemd was ten behoeve van de gedwongen mede-eigendom.Bij afwezigheid van een vereniging van mede-eigenaars wordt het oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd op initiatief en op kosten van de mede-eigenaars.

32 Een oriënterend bodemonderzoek wordt uitgevoerd op initiatief en op kosten van de exploitant naar aanleiding van de sluiting van een risico-inrichting.

33, eerste volzin

De Vlaamse Regering kan bij algemene regel bepalen dat de exploitanten van bepaalde categorieën van risico-inrichtingen binnen een door haar bepaalde termijn en vervolgens periodiek volgens de door haar bepaalde periodiciteit op eigen initiatief en op eigen kosten een oriënterend bodemonderzoek moeten uitvoeren.

33bis, § 1 Naar aanleiding van de aanvang van de exploitatie van de door de Vlaamse Regering aangewezen risico-inrichtingen die vergunningsplichtig zijn overeenkomstig artikel 4, § 1, van het Milieuvergunningsdecreet, wordt op initiatief en op kosten van de exploitant een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd. Het oriënterend bodemonderzoek wordt uitgevoerd en het verslag daarvan wordt aan de OVAM bezorgd vóór de milieuvergunningsaanvraag voor de exploitatie van de risico-inrichting bij de

381 Vervangen bij art. 32 B.Vl.Reg. 3 juli 2015146

Page 147: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

vergunningverlenende overheid wordt ingediend.

33bis, § 2

Voor de risico-inrichtingen, vermeld in artikel 33bis, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, waarvoor op het moment van de aanvang van de exploitatie de onderzoeksplicht, vermeld in § 1, niet van toepassing was, wordt op initiatief en op kosten van de exploitant eenmalig een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd.De Vlaamse Regering bepaalt voor welke van die risico-inrichtingen het oriënterend bodemonderzoek wordt uitgevoerd en het verslag daarvan aan de OVAM wordt bezorgd vóór 7 januari 2014, en voor welke van die risico-inrichtingen die verplichtingen worden uitgevoerd vóór 7 juli 2015.

34Als een handelaar of een vennootschap die eigenaar is van risicogrond, failliet wordt verklaard, wordt op initiatief van de curator een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd op de risicogrond.

35, eerste lid

Als de OVAM van oordeel is dat er aanwijzingen zijn voor een ernstige bodemverontreiniging op een grond, kan ze de personen, vermeld in artikel 11 of 22 van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, de verplichting opleggen om binnen een bepaalde termijn een oriënterend bodemonderzoek op de grond uit te voeren en het verslag ervan aan haar te bezorgen.

38, § 2

Een beschrijvend bodemonderzoek wordt uitgevoerd onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de standaardprocedure, vastgesteld door de Vlaamse Regering op voorstel van de OVAM. Bij gebrek aan dergelijke standaardprocedure wordt het beschrijvend bodemonderzoek uitgevoerd volgens een code van goede praktijk.

44, tweede lid

Een oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek wordt uitgevoerd onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de standaardprocedure, vastgesteld door de Vlaamse Regering op voorstel van de OVAM. Bij gebrek aan dergelijke standaardprocedure wordt het oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek uitgevoerd volgens een code van goede praktijk.

47, § 2

Een bodemsaneringsproject wordt opgesteld onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de standaardprocedure, vastgesteld door de Vlaamse Regering op voorstel van de OVAM. Bij gebrek aan dergelijke standaardprocedure wordt het bodemsaneringsproject opgesteld volgens een code van goede praktijk.

67, § 3

Een eindevaluatieonderzoek wordt uitgevoerd onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de standaardprocedure, vastgesteld door de Vlaamse Regering op voorstel van de OVAM. Bij gebrek aan dergelijke standaardprocedure wordt het eindevaluatieonderzoek uitgevoerd volgens een code van goede praktijk.

69, § 2

Een bodemsaneringsdeskundige die in het kader van de uitvoering van een opdracht krachtens titel III van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 van oordeel is dat bodemverontreiniging een onmiddellijk gevaar vormt en veiligheidsmaatregelen noodzakelijk zijn, maakt hiervan op gemotiveerde wijze onverwijld melding aan de OVAM.

70, § 2, eerste volzin

Een bodemsaneringsdeskundige die in het kader van de uitvoering van een opdracht krachtens titel III van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 van oordeel is dat voorzorgsmaatregelen noodzakelijk zijn, maakt hiervan op gemotiveerde wijze onverwijld melding aan de OVAM.

78, tweede volzin Het evaluatierapport wordt aan de bevoegde overheid en de OVAM overgemaakt.

91, § 2, eerste volzin

Het individueel bodempreventie- en bodembeheersplan dat overeenkomstig artikel 91, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, moet worden opgesteld, bevat minstens een opgave van de maatregelen die diegene die de activiteit verricht, zal nemen ter voorkoming en beheersing van bodemverontreiniging die het gevolg is van de activiteit, vermeld in § 1.

91, § 3, eerste vier volzinnen

De erkende bodemsaneringsorganisatie, vermeld in titel III, hoofdstuk VII, afdeling II, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, moet voor degenen die er een beroep op doen voor het voldoen van de verplichting, vermeld in artikel 91, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, een sectoraal bodempreventie- en bodembeheersplan opstellen. Een dergelijk sectoraal bodempreventie- en bodembeheersplan moet een algemeen en een individueel deel bevatten. Het algemene deel bevat minstens de algemene maatregelen ter voorkoming en beheersing van bodemverontreiniging die het gevolg is van de in § 1 vermelde activiteit. Het individuele deel bevat de eventuele afwijkende of aanvullende maatregelen voor iedereen op wie deze paragraaf van toepassing is.

147

Page 148: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

96

Een erkende bodemsaneringsorganisatie heeft minstens de volgende taken met betrekking tot de activiteit waarvoor ze is opgericht:1° het opmaken van een sectoraal bodempreventie-en bodembeheersplan overeenkomstig artikel 91, § 3, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006;2° het stimuleren en optimaliseren van onderzoeks-en saneringsconcepten;3° het verlenen van advies inzake preventie, beheersing, bodemonderzoek en bodemsanering van de bodemverontreiniging, alsook inzake de voorbereiding en opvolging van voorzorgsmaatregelen, aan diegenen die voor de vervulling van hun verplichting, vermeld in artikel 91, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, een beroep doen op de erkende bodemsaneringsorganisatie.

97, § 2, eerste twee volzinnen

De erkende bodemsaneringsorganisatie voert de beschrijvende bodemonderzoeken (...) waarvoor ze conform artikel 97, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, een overeenkomst heeft gesloten uit overeenkomstig de termijnen die opgenomen zijn in het saneringsprogramma dat jaarlijks aan de OVAM ter goedkeuring moet worden voorgelegd. Dat saneringsprogramma omvat minstens de lijst en de prioriteit van alle beschrijvende bodemonderzoeken en bodemsaneringen waartoe de erkende bodemsaneringsorganisatie zich verbonden heeft overeenkomstig § 1.

101, § 1Voor het sluiten van een overeenkomst betreffende de overdracht van gronden moet de overdrager of desgevallend de gemandateerde bij de OVAM een bodemattest aanvragen en de inhoud ervan meedelen aan de verwerver.

101, § 2 De onderhandse akte waarin de overdracht van gronden wordt vastgelegd, bevat de inhoud van het bodemattest.

101, § 3, eerste volzin

In alle akten betreffende de overdracht van gronden neemt de instrumenterende ambtenaar de verklaring van de overdrager of desgevallend de gemandateerde op dat de verwerver voor het sluiten van de overeenkomst op de hoogte is gebracht van de inhoud van het bodemattest.

101, § 3, tweede volzin

De instrumenterende ambtenaar neemt tevens de inhoud van het bodemattest in de akte op.

102, § 1, eerste volzin

Risicogronden kunnen slechts overgedragen worden als er vooraf een oriënterend bodemonderzoek werd uitgevoerd en het verslag ervan aan de OVAM werd bezorgd.

117In de akte houdende overdracht van de gronden vermeldt de instrumenterende ambtenaar dat de bepalingen, vermeld in titel III, hoofdstuk VIII, afdeling II, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, werden toegepast.

122, § 1Binnen een termijn van negentig dagen na de sluiting van een risico-inrichting wordt een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd op de grond waar de inrichting gevestigd is of was.

122, § 3, eerste volzin

De exploitant meldt aan de OVAM de sluiting van de risico-inrichting binnen de termijn, vermeld in artikel 122, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006.

123, § 1

Als een handelaar of een vennootschap die eigenaar is van een risicogrond, failliet wordt verklaard, wordt op initiatief van de curator een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd op de risicogrond. De curator neemt het initiatief tot het uitvoeren van het oriënterend bodemonderzoek binnen een termijn van zestig dagen na zijn vaststelling dat de gefailleerde eigenaar is van een risicogrond.

124, § 1De Vlaamse Regering wijst de waterbodems aan waar de beheerder binnen een door haar bepaalde termijn op eigen initiatief en op eigen kosten een waterbodemonderzoek moet uitvoeren.

125, § 3Een waterbodemonderzoek wordt uitgevoerd onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de standaardprocedure vastgesteld door de Vlaamse Regering. Bij ontstentenis van dergelijke standaardprocedure wordt het waterbodemonderzoek uitgevoerd volgens een code van goede praktijk.

142, tweede lid

Een siteonderzoek wordt uitgevoerd onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de standaardprocedure, vermeld in artikel 44, tweede lid, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, voor de bodemverontreinigende activiteit waarvoor de site is vastgesteld. Bij gebrek aan een dergelijke standaardprocedure wordt het siteonderzoek uitgevoerd volgens een code van goede praktijk.

148

Page 149: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Bijlage IV

[...]

Bijlage V

[...]

Bijlage VI

[...]382

382 Opgeheven bij art. 85 B.Vl.Reg. 19 november 2010149

Page 150: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage VII]383

Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Artikel 1. Het niet-voldoen aan de onderstaande wettelijke verplichtingen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

Artikel Wettelijke verplichting1.2.4.1, tweede lid

Deze besluiten dienen door de exploitant ter inzage gehouden van de toezichthouders.

4.1.4.2De exploitant houdt de gegevens met betrekking tot de door dit reglement of de milieuvergunning opgelegde meet- en registratieverplichtingen, met inbegrip van de registers en balansen, ter beschikking van de toezichthouder en bewaart ze gedurende ten minste 5 jaar.

4.1.5.2

Alle documenten en gegevens die in toepassing van dit besluit moeten bezorgd worden aan de overheid moeten tevens ter beschikking worden gesteld van de werknemersvertegenwoordiging in de ondernemingsraad en van het comité voor preventie en bescherming op het werk. Bij ontstentenis van deze beide organen worden de documenten en gegevens ter beschikking gesteld van de syndicale delegatie van de onderneming.

4.1.8.1, § 4Bij de opmaak van het deelformulier "Luchtemissies" en het deelformulier "Wateremissies" van het milieujaarverslag moet er optimaal gebruik worden gemaakt van de resultaten van emissiemetingen die aan de exploitant zijn opgelegd door dit reglement, door de milieuvergunning en/of in het kader van de afvalwaterheffingen.

4.1.8.1, § 5

Het milieujaarverslag wordt ingediend door middel van de volgende deelformulieren van het integrale milieujaarverslag waarvan het model als bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag, is gevoegd:1° inrichtingen als vermeld in paragraaf 1, 1°, 2°, 4° en 5° : het deelformulier "Identificatiegegevens", het deelformulier "Luchtemissies", het relevante gedeelte van het deelformulier "Energiegegevens", deelformulier "Wateremissies", deelformulier "Afvalstoffenmelding voor producenten" en deelformulier "Bodememissies, verontreinigende stoffen uit afval";2° inrichtingen als vermeld in artikel 4.1.8.1, § 1, 3° : het deelformulier "Identificatiegegevens" en het relevante gedeelte van het deelformulier "Energiegegevens".3° afvalwater afgevoerd voor zuivering in een externe afvalwaterzuiveringsinstallatie: het deelformulier "Identificatiegegevens" en het deelformulier "Wateremissies";

4.1.8.2, § 1

De exploitanten van de categorieën van inrichtingen, bedoeld in artikel 4.1.8.1, zijn gehouden jaarlijks in het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarop het jaarverslag betrekking heeft, het milieujaarverslag te sturen naar de administratie, overeenkomstig artikel 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag en voor de datum die daarin wordt bepaald. De bijlagen bij dat jaarverslag, bedoeld in § 2 van artikel 4.1.8.3, hoeven niet te worden bijgevoegd.

4.1.8.2, § 3 Inrichtingen die nieuw in bedrijf worden genomen, dienen het eerste jaarverslag in in het jaar dat volgt op het eerste volledige kalenderjaar van bedrijvigheid.

4.1.8.3, § 1 Het milieujaarverslag vermeld in artikel 4.1.8.2., § 1, bevat de volgende deelformulieren voor zover de inrichting daartoe verplicht wordt volgens de desbetreffende bepalingen van dit besluit: 1° het deelformulier "Identificatiegegevens"; 2° het deelformulier "Luchtemissies" en het deelformulier "Wateremissies": deze deelformulieren bevatten de gegevens weergegeven in het model van het deelformulier "Luchtemissies" en het deelformulier "Wateremissies" van het integrale milieujaarverslag waarvan het model is gevoegd als bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag; 3° het deelformulier "Energiegegevens": dit deelformulier bevat

383 Vervangen bij art. 33 B.Vl.Reg. 3 juli 2015 en gewijzigd bij art. 205 en 206 B.Vl.Reg. 18 maart 2016150

Page 151: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

gegevens weergegeven in deelformulier "Energiegegevens" van het integrale milieujaarverslag waarvan het model is gevoegd als bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag.

4.1.8.3, § 2

Voor zover van toepassing op de inrichting worden de in de vergunningsbesluiten in bijzondere voorwaarden opgelegde rapporten niet gevoegd als bijlage bij het integrale milieujaarverslag, maar wel afzonderlijk verstuurd naar de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen en de andere in de bijzondere voorwaarden genoemde diensten.

4.1.8.3, § 4 Het milieujaarverslag en de bijlagen worden door de exploitant gedurende ten minste 5 jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de toezichthouders.

4.1.9.1.1, § 4

Een milieucoördinator kan voor twee of meer inrichtingen samen worden aangesteld. Voor tot de gezamenlijke aanstelling wordt overgegaan, moet de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, haar instemming daarmee verlenen aan de exploitant.Die instemming is echter niet vereist als:1° het een gezamenlijke aanstelling van een erkende milieucoördinator betreft. In dat geval wordt de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, door de exploitant met een aangetekende brief onmiddellijk op de hoogte gebracht van de aanstelling van de erkende milieucoördinator;2° het een gezamenlijke aanstelling betreft voor verschillende inrichtingen, die samen een bedrijfslocatie vormen en onder controle staan van een natuurlijke persoon of rechtspersoon.

4.1.9.1.3, § 2De milieucoördinator geeft zijn advies over elke voorgenomen investering die vanuit milieuoogpunt relevant kan zijn.Zijn advies wordt tijdig ingewonnen en het wordt voorgelegd aan het orgaan dat de beslissing neemt. Op zijn verzoek wordt hij gehoord.

4.1.9.1.3, §3, eerste en laatste lid

De milieucoördinator stelt ten behoeve van de bedrijfsleiding en, in voorkomend geval, ten behoeve van de ondernemingsraad en het comité voor preventie en bescherming op het werk, of bij ontstentenis van deze organen, van de vakbondsafvaardiging jaarlijks een verslag op over de wijze waarop hij zijn opdracht heeft vervuld. Dit verslag bevat onder meer een overzicht van de door hem uitgebrachte adviezen en het gevolg dat eraan werd gegeven. Het verslag wordt ten minste gedurende vijf kalenderjaren volgend op het kalenderjaar waarop de gegevens betrekking hebben ter inzage gehouden van de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen alsook van de toezichthoudende overheid.

4.1.9.1.4, § 1

De aanwijzing en de vervanging van een milieucoördinator-werknemer, de verwijdering uit zijn functie en de aanstelling van een tijdelijke plaatsvervanger, worden door de exploitant, onverminderd het bepaalde in § 2, uitgevoerd na voorafgaand akkoord van het comité voor preventie en bescherming op het werk of, bij ontstentenis ervan, van de vakbondsafvaardiging. In geval van blijvende onenigheid in de schoot van het comité of met de vakbondsafvaardiging, wordt het advies ingewonnen van de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen.

4.1.9.1.4, § 2

De exploitant brengt de aanstelling van de milieucoördinator ter kennis van de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen.Wanneer de milieucoördinator niet voldoet aan de in artikel 4.1.9.1.2. bedoelde voorwaarden, kan de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen eisen dat de exploitant binnen een termijn die deze afdeling bepaalt, een andere persoon aanstelt.

4.1.9.2.6, § 1

De volgende elementen van de in artikel 4.1.9.2.4. bedoelde milieuaudit moeten, binnen een termijn van 30 kalenderdagen na de validatie van de milieuaudit, worden meegedeeld:1° aan de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen:de elementen bedoeld sub 1° tot en met sub 8° van artikel 4.1.9.2.5, § 2;2° aan de Vlaamse Milieumaatschappij:de elementen bedoeld sub 1° tot en met sub 4° van artikel 4.1.9.2.5, § 2.

4.1.9.2.6, § 2 De gevalideerde milieuaudit moet door de exploitant gedurende ten minste 5 jaar bewaard worden en ter beschikking gehouden van de toezichthouder.

4.1.9.3.1, § 1, 1° en 2°

De exploitant moet inzonderheid:1° aan de leden van het comité voor preventie en bescherming op het werk bezorgen:a) vóór 1 april van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop het betrekking heeft, afschrift van het milieujaarverslag bedoeld in artikel 4.1.8.2 van dit reglement; b) in voorkomend geval, een afschrift van de gevalideerde milieuverklaring als bedoeld in artikel 4.1.9.2.3 van dit reglement; c) in voorkomend geval, een afschrift van de gevalideerde milieuaudit als bedoeld in artikel 4.1.9.2.5 van dit reglement;

151

Page 152: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

2° ter beschikking stellen van het comité voor preventie en bescherming op het werk:a) vóór 1 april van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop het betrekking heeft, het afschrift van de bijlagen bij het milieujaarverslag bedoeld in artikel 4.1.8.2 van dit reglement;b) alle al dan niet door de milieureglementering opgelegde inlichtingen, verslagen, adviezen en documenten die verband houden met het milieu en/of de externe veiligheid; inzonderheid geldt dit voor de inlichtingen, verslagen, adviezen en documenten die de eigen onderneming met toepassing van de milieureglementering aan de overheid dient te verschaffen of ter inzage dient te houden;

4.1.9.3.1, § 2

De milieucoördinator bezorgt aan het comité voor preventie en bescherming op het werk: 1° voor 1 april van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop het betrekking heeft, het jaarverslag over de wijze waarop hij zijn opdracht heeft vervuld, dit overeenkomstig artikel 4.1.9.1.3, § 3 van dit reglement; 2° een afschrift van zijn adviezen bedoeld in § 2 van artikel 4.1.9.1.3 van dit reglement.

4.2.5.2.1, § 4, laatste zin

De exploitant houdt die goedkeuring en de resultaten van de uitgevoerde monsternames, metingen of analyses bij in een dossier dat steeds ter inzage van de toezichthouder ligt.

4.2.5.3.1, § 4, laatste zin

De exploitant houdt die goedkeuring en de resultaten van de uitgevoerde monsternames, metingen of analyses bij in een dossier dat steeds ter inzage van de toezichthouder ligt.

4.2.5.4.2, § 2 De exploitant moet de resultaten van de uitgevoerde metingen bijhouden in een meetdossier dat steeds ter inzage van de toezichthouders ligt.

4.3.2.2, § 3, derde lid, eerste zin

De afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving dient tenminste 10 dagen vóór de aanvang van de werken in kennis gesteld van de aanleg van de in het eerste lid bedoelde meetputten.

4.3.2.2, § 3, derde lid, laatste zin

De exploitant moet een technische steekkaart, opgemaakt of geattesteerd door de aannemer die de meetputten heeft aangelegd, en die alle technische gegevens in verband met de constructie en de uitgevoerde testpomping bevat, ter beschikking houden van de toezichthouder.

4.3.2.3, § 3In het in § 1 bedoelde geval dient de exploitant de resultaten van de uitgevoerde metingen bij te houden in een meetdossier dat steeds ter inzage dient gehouden van de toezichthouders.

4.4.2.4, eerste volzin

De exploitant houdt de schoorsteenhoogteberekening, vermeld in artikel 4.4.2.3, ter beschikking van de toezichthouder.

4.4.7.2.10, §1, 1° of wordt met een aangetekende brief bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor

milieuvergunningen.4.4.7.2.10, §1, 2°

of met een aangetekende brief bezorgd aan de afdeling, bevoegd voormilieuvergunningen.

4.10.1.4, § 1

De exploitant van een BKG-installatie zorgt voor de bewaking van de BKG-emissies van de BKG-installatie in kwestie. De bewaking van BKG-emissies wordt uitgevoerd volgens een monitoringplan dat het verificatiebureau heeft geverifieerd en de afdeling, bevoegd voor luchtverontreiniging, heeft goedgekeurd. De exploitant van een BKG-installatie is in het bezit van dat geverifieerde en goedgekeurde monitoringplan.

4.10.1.4, § 2, eerste twee volzinnen

Het monitoringplan wordt in 2013 aan de milieuvergunning toegevoegd. BKG-installaties die in 2013 hun milieuvergunning actualiseren om een Y-rubriek te verkrijgen, voegen overeenkomstig artikel 5, § 9, en artikel 6quater, § 3, van titel I van het VLAREM, zelf een goedgekeurd monitoringplan bij de vergunning.

4.10.1.5, § 1Met ingang van 1 januari 2014 stelt de exploitant van een BKG-installatie jaarlijks een emissiejaarrapport op over de BKG-emissies die de BKG-installatie tijdens het voorgaande kalenderjaar heeft uitgestoten. Het emissiejaarrapport bevat een verslag van het totaal aan BKG-emissies, uitgestoten door de BKG-installatie.

4.10.1.5, § 2

De exploitant van de BKG-installatie dient ieder kalenderjaar uiterlijk op 14 maart bij de afdeling, bevoegd voor luchtverontreiniging, een geverifieerd emissiejaarrapport in overeenkomstig Verordening (EU) nr. 600/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de verificatie van broeikasgasemissie- en tonkilometerverslagen en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad.

5.4.1.4, § 1 De exploitant van een inrichting waarin de pigmenten, verven of andere bedekkingsmiddelen zoals bedoeld in artikel 5.4.1.3., § 2 worden geproduceerd,

152

Page 153: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

gebruikt en/of opgeslagen, dient een register bij te houden waarin tenminste de volgende gegevens zijn vermeld:1° gegevens omtrent de vervaardigde, respectievelijk in de inrichting binnengekomen producten:per soort van de pigmenten, verven of andere bedekkingsmiddelen zoals bedoeld in artikel 5.4.1.3., § 2, de hoeveelheid, uitgedrukt in kg of ton, die in de inrichting wordt geproduceerd, respectievelijk binnengebracht;2° gegevens omtrent de opslag:per soort van de pigmenten, verven of andere bedekkingsmiddelen zoals bedoeld in artikel 5.4.1.3., § 2, de aanduiding van de plaats samen met de hoeveelheid, uitgedrukt in kg of ton, waar deze producten in de inrichting zijn opgeslagen;3° gegevens omtrent de afvoer uit de inrichting:per soort van de pigmenten, verven of andere bedekkingsmiddelen zoals bedoeld in artikel 5.4.1.3., § 2:a) de in de inrichting zelf verwerkte hoeveelheid;b) de naam van degene aan wie het product werd geleverd, de leveringsdatum, het nummer van de factuur en de geleverde hoeveelheid.

5.4.1.4, § 2 Het in § 1 bedoelde register wordt ter plaatse ter beschikking gehouden van de toezichthouder en dit gedurende een periode van tenminste 3 jaar.

5.4.3.2.3, § 4, eerste lid

Voor elke spuitcabine houdt de exploitant een verslag ter beschikking van de toezichthoudende overheid (...).

5.4.3.2.3, § 4, tweede lid

De exploitant bezorgt een afschrift van dit verslag aan de toezichthoudende overheid als die daarom verzoekt.

5.9.2.1.bis § 2, laatste zin Dit attest wordt ter inzage gehouden van de toezichthoudende overheid.5.9.2.3, § 6, laatste zin Deze studie wordt ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid.

5.9.7.1, § 3De uitvoeringsplannen en de boorverslagen van de onder vorige §§ 1 en 2 bedoelde waarnemingsbuizen of controle-inrichtingen worden ter beschikking gesteld van de toezichthoudende overheid.

5.9.11.1 De exploitant houdt een register bij van de mestbewerking en/of mestverwerking.5.16.2.2.4, laatste zin Dat attest wordt ter inzage gehouden van de toezichthouder.

5.16.3.3, § 2, 1°

De exploitant houdt een attest ter beschikking van de toezichthouder dat is opgesteld door de constructeur of een milieudeskundige in de discipline toestellen onder druk of een milieudeskundige in de discipline houders voor gassen of gevaarlijke stoffen, (...).

5.16.3.3, § 3, eerste lid, 2°, laatste zin

De resultaten van deze onderzoeken worden ingeschreven in een register dat ter inzage is van de toezichthouder.

5.16.3.3, § 3, 4°

(...) De exploitant bezorgt een duplicaat van het keuringsverslag aan de eigenaar van het gebouw. De exploitant en de eigenaar van het gebouw houden het keuringsverslag ten minste vijf jaar ter beschikking van de toezichthoudende overheid. (...)

5.16.3.3, § 7, 2°

Zowel een gedetailleerde beschrijving als de resultaten en bevindingen van die controles moeten met vermelding van de datum in het logboek worden geregistreerd.

5.16.3.3, § 8, 2°

De beheerder van een koelinstallatie moet een installatiegebonden logboekbijhouden dat zich in de nabijheid van de koelinstallatie bevindt. Dat logboekkan ook geheel of gedeeltelijk uit een computerbestand bestaan. In datlogboek wordt, onder vermelding van datum, ten minste bijgehouden : a) dedatum van ingebruikname van de koelinstallatie met vermelding van typekoelmiddel en de nominale koelmiddelinhoud. Indien de installatie gefluoreerdebroeikasgassen als koelmiddel bevat, dan wordt de nominale koelmiddelinhoudzowel in metrische eenheid als in ton CO2-equivalent uitgedrukt.Indien bij de installatie gerecycleerde of geregenereerde gefluoreerde broeikasgassengebruikt worden, moet dit vermeld worden in het logboek met denaam en het adres van het recyclage- of regeneratiebedrijf; b) de aard vancontrole-, onderhouds-, herstel-en installatiewerkzaamheden die aan eenkoelinstallatie worden verricht; c) alle storingen en alarmeringen metbetrekking tot de koelinstallatie die mogelijk aanleiding kunnen geven totlekverliezen; d) de hoeveelheid koelmiddel dat aan een koelinstallatie wordt

153

Page 154: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

toegevoegd en het relatief lekverlies na elke bijvulling; e) de hoeveelheidkoelmiddel die uit een koelinstallatie wordt afgetapt en de hoeveelheidkoelmiddel die is afgevoerd, met vermelding van datum, vervoerder enbestemming; f) een beschrijving en de resultaten van de lekdichtheidscontroles;g) significante periodes van buitenbedrijfstelling; h) indien de installatiebuiten dienst is gesteld : de maatregelen die genomen zijn om het koelmiddelterug te winnen en te verwijderen; i) de voor- en achternaam en, indien vantoepassing, het certificaatnummer van de persoon die werkzaamheden enwaarnemingen heeft verricht als genoemd onder a) tot en met h) en, indienvan toepassing, de naam en het certificaatnummer van de ondernemingwaarbij de persoon in dienst is; j) indien van toepassing, een attest dat isafgegeven door de onder i) bedoelde persoon met betrekking tot de door hemverrichte handelingen.

5.16.3.3, § 8, 3°

Om controle over de toegevoegde en afgetapte koelmiddelen mogelijk te maken, moet de exploitant de volgende documenten ter beschikking van de toezichthouder houden:a) de facturen met betrekking tot de aangekochte hoeveelheden koelmiddelen;b) het in sub 2° bedoelde logboek.

5.16.4.1.3, § 3, 1°, laatste zin

De testresultaten worden genoteerd in een notitieboek dat ter beschikking wordt gehouden van de toezichthouder alsmede van de erkende milieudeskundige belast met de in sub 2° vermelde controles.

5.16.4.1.3, § 3, 2°, derde lid

Het voormelde controleverslag wordt ter inzage gehouden van de toezichthouder.

5.16.4.3.6, § 3, eerste zin (...) verslagen (...) die ter inzage worden gehouden van de toezichthouder.

5.16.7.8, § 1

De exploitant houdt de resultaten van de keuring bij ingebruikname ter inzage van de toezichthouder en dit tot na verwijdering van de aflevereenheid. De exploitant houdt de resultaten van de periodiek voorgeschreven metingen, keuringen en controles bij ter inzage van de toezichthouder en dit ten minste tot de resultaten van de eerstvolgende meting, keuring of controle van de aflevereenheid beschikbaar zijn.

5.18.1.1, § 3De exploitant houdt een afschrift van de vergunningsbesluiten en de bijhorende plannen waarop de vergunde kadastrale percelen duidelijk zijn aangegeven, ter inzage van de toezichthouders.

5.18.1.1, § 5, eerste lid

De naam van die verantwoordelijke persoon wordt door de exploitant aan de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, en aan de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen schriftelijk meegedeeld.

5.18.1.2, § 4De exploitant stelt een voortgangsrapport op, zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 houdende regels tot uitvoering van het oppervlaktedelfstoffendecreet.

5.18.2.1.1.(...) De exploitant deelt de datum en het uur waarop tot die afpaling wordtovergegaan, uiterlijk zeven kalenderdagen vooraf mee aan de afdeling,bevoegd voor milieuhandhaving, en aan de afdeling, bevoegd voor natuurlijkerijkdommen.

5.19.2.3.3, 3° de exploitant houdt ter beschikking van de toezichthouders, een attest (...)5.19.2.3.4, § 3, derde lid, eerste volzin

De exploitant houdt een controleprogramma ter beschikking van de met het toezicht belaste ambtenaar.

5.19.2.3.4, § 4De data van de in § 3 bedoelde controles, de meetresultaten en andere vaststellingen alsmede de eventueel uitgevoerde herstellingen of wijzigingen aan de installaties, worden in een register ingeschreven dat, samen met de controleverslagen, ter beschikking gehouden wordt van de toezichthouder.

5.20.2.8, § 3Iedere verandering van brandstof, van het zwavelgehalte van de vloeibare brandstof, en van de uren van buitengebruikstelling worden ingeschreven in een register, dat de exploitant ter beschikking houdt van de toezichthouder.

5.28.2.3, § 7, tweede lid, eerste volzin

De exploitant zendt een afschrift van de analyseresultaten aan de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving en in voorkomend geval aan de exploitant van de te beschermen waterwinning.

5.28.3.2.1, § 1, laatste zin

De exploitant deelt de naam van de bevoegde afgevaardigde schriftelijk mee aan de toezichthoudende overheid.

5.28.3.2.3, § 1 De exploitant houdt een register bij. De exploitant noteert in dit register tenminste:1° gegevens over de aangevoerde dierlijke mest:

154

Page 155: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

a) het volgnummer, de datum en het uur van de aanvoer van de dierlijke mest;b) de aard van de dierlijke mest (diersoort, type (droge mest, stalmest, mengmest...), drogestofgehalte);c) de herkomst (producent) van de dierlijke mest;d) de vervoerder van de dierlijke mest en de wijze van vervoer met vermelding van het documentnummer van het mestafzetdocument of overdrachtsdocument dat het transport vergezelt;e) de hoeveelheid (massa en volume) van de dierlijke mest;f) [...];g) in voorkomend geval de opmerkingen over de dierlijke mest en de aanvoer.2° gegevens over de eventueel afgevoerde onbewerkte of onverwerkte dierlijke mest:a) het volgnummer, de datum en het uur van de afvoer van de dierlijke mest;b) de aard van de onverwerkte dierlijke mest (diersoort, type (droge mest, stalmest, mengmest...), droog stofgehalte);c) de bestemming van de dierlijke mest;d) de vervoerder van de dierlijke mest en de wijze van vervoer met vermelding van het documentnummer van het mestafzetdocument of overdrachtsdocument dat het transport vergezelt;e) de hoeveelheid (massa en volume) van de dierlijke mest;f) [...];g) in voorkomend geval de opmerkingen over de dierlijke mest en de afvoer.3° gegevens over de afvoer van de afgewerkte producten (al of niet voor nuttige toepassing):a) het volgnummer, de datum en het uur van de afvoer van afgewerkte producten;b) de aard van de afgewerkte producten;c) de bestemming van de afgewerkte producten;d) de vervoerder van de afgewerkte producten en de wijze van vervoer met vermelding van de referenties van het mestafzetdocument of overdrachtsdocument;e) de hoeveelheid (massa en volume) van de afgewerkte producten;f) [...];4° gegevens over de aangevoerde doch geweigerde dierlijke mest:a) het volgnummer, de datum en het uur van de aanvoer van de dierlijke mest;b) de aard van de dierlijke mest (diersoort, type (droge mest, stalmest, mengmest...), drogestofgehalte);c) de herkomst (producent) van de dierlijke mest;d) de vervoerder van de dierlijke mest en de wijze van vervoer met vermelding van het documentnummer van het mestafzetdocument of overdrachtsdocument dat het transport vergezelt;e) de hoeveelheid (massa en volume) van de dierlijke mest;f) [...];g) de reden van de weigering en opmerkingen over de dierlijke mest en de aanvoer;5° de ondervonden moeilijkheden en storingen, waarnemingen, metingen en andere inlichtingen betreffende de uitbating van de inrichting;6° gegevens over de aanvoer van andere (grond)stoffen:a) het volgnummer, de datum en het uur van de aanvoer van de andere (grond)stoffen;b) de aard van de andere (grond)stoffen;c) de herkomst van de andere (grond)stoffen;d) de hoeveelheid (massa en volume) van andere (grond)stoffen;e) [...];

5.28.3.2.3, § 3 Het register, bedoeld in § 1, ligt ter inzage van de toezichthouders.

5.28.3.2.4, § 1

De hoeveelheid aangevoerde, verwerkte en afgevoerde dierlijke mest en de hoeveelheid aangevoerde andere (grond)stoffen moeten in het register, bedoeld in artikel 5.28.3.2.3, worden getotaliseerd respectievelijk per dag, per maand en per kalenderjaar en dit voor wat betreft de dierlijke mest per type. Op eenvoudig verzoek worden deze gegevens meegedeeld aan de afdeling Mestbank van de Vlaamse Landmaatschappij. De hoeveelheid aangevoerde dierlijke mest wordt eveneens getotaliseerd per Mestbanknummer per kalenderjaar.

5.29.0.6, § 1, vijfde lid, laatste zin

Het tijdstip en de uitvoerder van de metingen worden uiterlijk 72 uur voor de aanvang van de metingen per faxbericht gemeld aan de toezichthouder.

5.32.1.3, tweede lid

Het veiligheidsdossier, vermeld in het eerste lid, ligt ter inzage van de toezichthouder.

5.32.2.2bis, § Op initiatief en op kosten van de exploitant wordt ofwel LAeq,15min, ofwel LAmax,slow

155

Page 156: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

1, 3°, eerste lid

continu gemeten door middel van meetapparatuur die voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 2 van bijlage 5.32.2.2bis. Het geluidsniveau is tijdens de muziekactiviteit continu zichtbaar voor en wordt continu bewaakt door de exploitant of door een door hem aangestelde persoon.

5.32.2.2bis, § 2, 3°, eerste lid

Op initiatief en op kosten van de exploitant wordt LAeq,60 min continu gemeten en geregistreerd door middel van meetapparatuur die voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 2 van bijlage 5.32.2.2bis en kan LAeq,15min gemeten worden. (...) Het geluidsniveau is tijdens de muziekactiviteit continu zichtbaar voor en wordt continu bewaakt door de exploitant of door een door hem aangestelde persoon.

5.32.2.2bis, § 2, 3°, tweede lid

De geregistreerde gegevens worden ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid gedurende een periode van ten minste een maand.

5.32.2.2bis, § 2, 4°, a)

De exploitant neemt de volgende maatregelen om de bezoekers te beschermen tegen gehoorschade:a) het kosteloos ter beschikking stellen aan alle bezoekers van gehoorbescherming voor eenmalig gebruik.

5.32.2.2bis, § 2, 4°, b)

De exploitant neemt de volgende maatregelen om de bezoekers te beschermen tegen gehoorschade:b) het opmaken van een geluidsplan om het geluidsniveau in de inrichting te optimaliseren in geval van permanente geluidsinstallaties die tot de inrichting behoren. Het geluidsplan moet ten minste de volgende gegevens bevatten:1) de optimale opstelling en keuze van de luidsprekers rekening houdend met een zo efficiënt mogelijke verdeling van het geluid;2) de meetplaats;3) het geluidsniveau ter hoogte van de meetplaats en ten minste vier andere beoordelingsplaatsen;4) de plaats waar het geluidsniveau geregeld wordt;5) de plattegrond op schaal van de volledige ruimte die toegankelijk is voor het publiek.Het geluidsplan wordt opgemaakt door een milieudeskundige die erkend is in de discipline geluid en trillingen. Dat plan maakt in voorkomend geval deel uit van het akoestische onderzoek, vermeld in artikel 5.32.2.3, § 1. Het geluidsplan is aanwezig in de inrichting en ligt ter inzage van de toezichthoudende overheid.

5.32.2.3, § 1, derde lid

De vergunningverlenende overheid en de toezichthouder worden door de exploitant schriftelijk in kennis gesteld van de voorziene saneringsmaatregelen.

5.32.2.3, § 3 De in de §§ 1 en 2 van dit artikel bedoelde onderzoeksverslagen zijn aanwezig in de inrichting. Zij zijn ter inzage van de toezichthouder.

5.32.3.8, § 5, laatste twee volzinnen

Van die controles en vaststellingen wordt een verslag opgemaakt. Dat verslag wordt bijgevoegd in het veiligheidsdossier.

5.32.4.2, § 6, laatste volzin Het inspectieverslag wordt bewaard in het veiligheidsdossier.5.32.7.2.4, § 2, tweede lid, laatste zin

Een attest, afgeleverd door een deskundige, de leverancier of de installateur, dient door de exploitant bijgehouden in het veiligheidsdossier dat ter inzage wordt gehouden van de toezichthouder.

5.32.7.2.4, § 5, laatste zin

De desbetreffende keuringsattesten worden door de exploitant bijgehouden in het veiligheidsdossier dat ter inzage wordt gehouden van de toezichthouder.

5.32.7.2.5, § 1, laatste lid

Datum en aard van de onderhoudswerkzaamheden moeten genoteerd worden in een register dat deel uitmaakt van het door de exploitant bij te houden veiligheidsdossier dat ter inzage dient gehouden van de toezichthouder.

5.32.7.2.6, § 1, eerste lid, laatste zin

De attesten met datum en uitslag van deze controle moeten bij het veiligheidsdossier gevoegd worden dat ter inzage van de toezichthouder dient gehouden.

5.32.7.2.9, § 9, eerste lid

Een intern ordereglement wordt ter kennis gebracht van de plaatselijke politie of rijkswacht. Dit intern ordereglement bevat: de richtlijnen en verplichtingen in verband met de registratie van de schutters, de modaliteiten aangaande het laden en het ontladen van wapens, de modaliteiten van het schieten o.a. de schietdisciplines en de standplaatsen en aangaande het betreden en evacueren van de schietzone. Het reglement vermeldt uitdrukkelijk dat de schutters de bevelen in verband met de veiligheid van de verantwoordelijke persoon dienen na te leven.

5.32.7.2.12, § 1

De exploitant is ertoe gehouden een exploitatiedossier bij te houden, omvattende:1° een veiligheidsdossier dat bevat:

156

Page 157: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

a) het liggingsplan minimum op schaal 1/200 van alle lokalen met aanduiding van hun verbindingen, toegangen en uitgangen, alsmede de aard en plaats van de blustoestellen en de plaats van het elektrisch schakelbord;b) het attest van het bevoegd brandweerkorps betreffende de aard, het aantal en de plaats van de blustoestellen, evenals met betrekking tot het in de schietruimte toegelaten aantal personen;c) de attesten met betrekking tot de brandweerstand of zelfdovendheid van gebruikte bouwmaterialen;d) de attesten betreffende de controles van de elektrische installatie en de blustoestellen;e) de naam van de persoon verantwoordelijk voor de veiligheid.2° het interne ordereglement;3° een werkregister met de lijst van de aard en datum van de uitgevoerde nazichts-en onderhoudsbeurten en herstellingswerken;4° de naam van de exploitant en de ledenlijst.

5.32.7.2.12, § 2

Het exploitatiedossier wordt te allen tijde ter beschikking gehouden van de toezichthouder.

5.32.7.5.3, § 3, laatste zin

De desbetreffende keuringsattesten worden door de exploitant bijgehouden in het veiligheidsdossier dat ter inzage wordt gehouden van de toezichthouder.

5.32.7.5.4, § 1, laatste zin

De attesten met de datum en de uitslag van deze controle worden bij het veiligheidsdossier gevoegd dat ter inzage van de toezichthouder wordt gehouden.

5.32.7.5.7, § 1

De exploitant is ertoe gehouden een exploitatiedossier bij te houden, omvattende:1° een veiligheidsdossier dat bevat:a) het liggingsplan minimum op schaal 1/200 van alle lokalen met aanduiding van hun verbindingen, toegangen en uitgangen, alsmede de aard en plaats van de blustoestellen en de plaats van het elektrisch schakelbord;b) de attesten betreffende de controles van de elektrische installatie en de blustoestellen;c) de naam van de persoon verantwoordelijk voor de veiligheid.2° het interne ordereglement;3° een werkregister met de lijst van de aard en datum van de uitgevoerde nazichts- en onderhoudsbeurten en herstellingswerken;

5.32.7.5.7, § 2 Het exploitatiedossier wordt te allen tijde ter beschikking gehouden van de toezichthouder.

5.32.7.6.4, § 1, tweede lid, laatste volzin

Een attest, afgeleverd door een deskundige, de leverancier of de installateur, dient door de exploitant bijgehouden in het veiligheidsdossier dat ter inzage wordt gehouden van de toezichthouder.

5.32.7.6.4, § 3, laatste volzin

De desbetreffende keuringsattesten worden door de exploitant bijgehouden in het veiligheidsdossier dat ter inzage wordt gehouden van de toezichthouder.

5.32.8.2.1, § 1, laatste volzin

Het bewijs van de eventuele huurovereenkomst dient ter inzage gehouden van de toezichthouder.

5.32.9.1.2, § 1, tweede lid

De attesten met datum en uitslag van deze controle worden ter inzage gehouden van de toezichthouder.

5.32.9.1.3, § 1, laatste volzin

De desbetreffende keuringsattesten worden door de exploitant ter inzage gehouden van de toezichthouder.

5.32.9.1.4, § 1

De exploitant meldt aan de toezichthouder van het Vlaams Agentschap voor Zorg en Gezondheid:1° de datum van de eerste ingebruikname;2° de sluitingsperiode voor bv. onderhoud, aanpassingen, enz;3° de wederingebruikname van het bad;4° alle bouwtechnische veranderingen ook indien deze intern worden doorgevoerd.

5.32.9.2.2, § 1, eerste lid, eerste zin

De exploitant beschikt over geschreven procedures waarin de werking onder normale en onder noodomstandigheden wordt beschreven.

5.32.9.2.2, § 1, eerste lid, laatste zin

Voormelde procedures worden tevens ter inzage gehouden van de toezichthouder.

5.32.9.2.2, § 2, 2°,

(...) Een attest van deze beproeving wordt ter beschikking gehouden van de met het toezicht belaste ambtenaar. (...)

157

Page 158: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

voorlaatste zin

5.32.9.2.2, § 2, 7°

De exploitant houdt een register bij met gegevens die betrekking hebben op het beheer van de chemicaliën, met name hun benaming, hoeveelheid, leveringsdatum, eventuele incidenten, alle onderhoudswerken, controles, defecten, herstellingen en ongevallen.

5.32.9.2.2, § 3, 5°, laatste zin

Het afschrift van voormeld brevet of getuigschrift ligt ter inzage van de toezichthouder op de plaats van de exploitatie.

5.32.9.2.2, § 3, 6°, voorlaatste zin

Het getuigschrift van de meest recente bijscholing ligt ter inzage van de toezichthouder op de plaats van de exploitatie.

5.32.9.2.2, § 3ter, tweede lid, laatste zin

Dit toezichtsplan ligt ter inzage voor de toezichthouders.

5.32.9.2.2, § 4, 3°, derde lid, laatste zin

Een kopie van de analyseresultaten wordt door het laboratorium rechtstreeks gestuurd naar de milieuarts of milieugezondheidskundige van de afdeling, bevoegd voor het toezicht op de volksgezondheid.

5.32.9.2.2, § 4, 4°

De exploitant houdt een register bij omvattende de volgende gegevens:a) de resultaten van de sub 2° bedoelde dagelijkse zwembadwateranalyses;b) de resultaten van de sub 3° bedoelde maandelijkse analyses;c) de data waarop de filters worden gespoeld en/of het filtreermateriaal wordt vervangen;d) de dagelijkse bezetting van het zwembad;e) elke bijzonderheid, incident of ongeval;f) de maandelijkse notering van het waterverbruik;g) elke vaststelling met betrekking tot het technisch nazicht bij de lediging van het zwembad en bij de aanvulling van de voorraad scheikundige stoffen.Dit register, wordt ten minste 5 jaar door de exploitant bewaard en ligt steeds ter inzage van de toezichthouder.

5.32.9.2.2, § 7, 1°

De exploitant voert een reglement van interne orde in om de goede exploitatie te verzekeren. Dit reglement wordt op voor de bezoekers duidelijk zichtbare plaatsen in de inrichting aangeplakt.

5.32.9.2.2, § 7, 2°

Het sub 1° bedoelde reglement omvat tenminste de volgende punten:a) de directie heeft het recht om elke persoon die een gevaar blijkt op te leveren voor de veiligheid en de gezondheid van de aanwezigen, de toegang tot de instelling te verbieden (dronkenschap, ordeverstoring, niet naleving van dit reglement, e.d.);b) dieren, tenzij assistentiehonden in de geschoeide zone, worden niet in de inrichting toegelaten;c) elke bader moet een stortbad nemen alvorens de zwemhal te betreden;d) kinderen van minder dan 6 jaar zijn steeds vergezeld van een toezichthoudende volwassene.

5.32.9.3.2, § 1, eerste lid, eerste zin

De exploitant beschikt over geschreven procedures waarin de werking onder normale en onder noodomstandigheden wordt beschreven.

5.32.9.3.2, § 1, eerste lid, laatste zin

Voormelde procedures worden tevens ter inzage gehouden van de toezichthouder.

5.32.9.3.2, § 2, 2°, voorlaatste zin

Een attest van deze beproeving wordt ter beschikking gehouden van de met het toezicht belaste ambtenaar.

5.32.9.3.2, § 2, 7°

De exploitant houdt een register bij met gegevens die betrekking hebben op het beheer van de chemicaliën, met name hun benaming, hoeveelheid, leveringsdatum, eventuele incidenten, alle onderhoudswerken, controles, defecten, herstellingen en ongevallen.

5.32.9.3.2, § 3, 5°, laatste zin

Het afschrift van voormeld brevet of getuigschrift ligt ter inzage van de toezichthouder op de plaats van de exploitatie.

5.32.9.3.2, § 3, 6°,

Het getuigschrift van de meest recente bijscholing ligt ter inzage van de toezichthouder op de plaats van de exploitatie.

158

Page 159: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

voorlaatste zin5.32.9.3.2, § 3bis, tweede lid, laatste zin

Dit toezichtsplan ligt ter inzage voor de toezichthouders.

5.32.9.3.2, § 4, 3°, derde lid, laatste zin

Een kopie van de analyseresultaten wordt door het laboratorium rechtstreeks gestuurd naar de milieuarts of milieugezondheidskundige van de afdeling, bevoegd voor het toezicht op de volksgezondheid.

5.32.9.3.2, § 4, 4°

De exploitant houdt een register bij omvattende de volgende gegevens:a) de resultaten van de sub 2° bedoelde dagelijkse zwembadwateranalyses;b) de resultaten van de sub 3° bedoelde maandelijkse analyses;c) de data waarop de filters worden gespoeld en/of het filtreermateriaal wordt vervangen;d) de dagelijkse bezetting van het zwembad;e) elke bijzonderheid, incident of ongeval;f) de maandelijkse notering van het waterverbruik;g) elke vaststelling met betrekking tot het technisch nazicht bij de lediging van het zwembad en bij de aanvulling van de voorraad scheikundige stoffen.Dit register, wordt ten minste 5 jaar door de exploitant bewaard en ligt steeds ter inzage van de toezichthouder.

5.32.9.3.2, § 7, 1°

De exploitant voert een reglement van interne orde in om de goede exploitatie te verzekeren. Dit reglement wordt op voor de bezoekers duidelijk zichtbare plaatsen in de inrichting aangeplakt.

5.32.9.3.2, § 7, 2°

Het in § 1 bedoelde reglement omvat tenminste de volgende punten: a) de directie heeft het recht om elke persoon die een gevaar blijkt op te leveren voor de veiligheid en de gezondheid van de aanwezigen, de toegang tot de instelling te verbieden (dronkenschap, ordeverstoring, niet naleving van dit reglement, e.d.);b) dieren, tenzij assistentiehonden in de geschoeide zone, worden niet in de inrichting toegelaten;c) elke bader moet een stortbad nemen alvorens de kaden en het zwembad te betreden;d) kinderen van minder dan 6 jaar zijn steeds vergezeld van een toezichthoudende volwassene.

5.32.9.4.2, § 3, derde lid, laatste volzin

Een kopie van de analyseresultaten wordt door het laboratorium rechtstreeks gestuurd naar de milieuarts of milieugezondheidskundige van de afdeling, bevoegd voor het toezicht op de volksgezondheid.

5.32.9.4.2, § 6

De exploitant houdt een register bij omvattende de volgende gegevens:1° de resultaten van de in § 2 bedoelde dagelijkse zwembadwateranalyses;2° de resultaten van de in § 3 bedoelde maandelijkse analyses;3° de data waarop de filters worden gespoeld en/of het filtreermateriaal wordt vervangen;4° de dagelijkse bezetting van het zwembad;5° elke bijzonderheid, incident of ongeval;6° de maandelijkse notering van het waterverbruik;7° elke vaststelling met betrekking tot het technisch nazicht bij de lediging van het zwembad en bij de aanvulling van de voorraad scheikundige stoffen.Dit register, wordt tenminste 5 jaar door de exploitant bewaard en ligt steeds ter inzage van de toezichthouder.

5.32.9.5.1, § 3, derde lid, laatste volzin

Een kopie van de analyseresultaten wordt door het laboratorium rechtstreeks gestuurd naar de milieuarts of milieugezondheidskundige van de afdeling, bevoegd voor het toezicht op de volksgezondheid.

5.32.9.5.2, § 1, tweede lid

Dit register, wordt tenminste 5 jaar door de exploitant bewaard en ligt steeds ter inzage van de toezichthouder.

5.32.9.7.2, § 1, eerste lid, eerste volzin

De exploitant beschikt over geschreven procedures waarin de werking onder normale en onder noodomstandigheden wordt beschreven.

5.32.9.7.2, § 1, tweede lid Voormelde procedures worden tevens ter inzage gehouden van de toezichthouder.5.32.9.7.2, § 2, 2°, voorlaatste zin

Een attest van deze beproeving wordt ter beschikking gehouden van de met het toezicht belaste ambtenaar.

5.32.9.7.2, § De exploitant houdt een register bij met gegevens die betrekking hebben op het 159

Page 160: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

2, 7°beheer van de chemicaliën, met name hun benaming, hoeveelheid, leveringsdatum, eventuele incidenten, alle onderhoudswerken, controles, defecten, herstellingen en ongevallen.

5.32.9.7.2, § 3, 4°, laatste volzin

Het getuigschrift van de meest recente bijscholing ligt ter inzage van de toezichthouder op de plaats van de exploitatie.

5.32.9.7.2, § 4, 3°, derde lid, laatste volzin

Een kopie van de analyseresultaten wordt door het laboratorium rechtstreeks gestuurd naar de milieuarts of milieugezondheidskundige van de afdeling, bevoegd voor het toezicht op de volksgezondheid.

5.32.9.7.2, § 4, 4°

De exploitant houdt een register bij omvattende de volgende gegevens:a) de resultaten van de sub 2° bedoelde dagelijkse zwembadwateranalyses;b) de resultaten van de sub 3° bedoelde maandelijkse analyses;c) de data waarop de filters worden gespoeld en/of het filtreermateriaal wordt vervangen;d) de dagelijkse bezetting van het zwembad;e) elke bijzonderheid, incident of ongeval;f) de maandelijkse notering van het waterverbruik;g) elke vaststelling met betrekking tot het technisch nazicht bij de lediging van het zwembad en bij de aanvulling van de voorraad scheikundige stoffen.Dit register, wordt ten minste 5 jaar door de exploitant bewaard en ligt steeds ter inzage van de toezichthouder.

5.32.9.8.1, § 2, eerste lid

Door de exploitant wordt een reglement van inwendige orde vastgelegd dat tenminste de volgende bepalingen omvat:1° de toegang tot de zwemgelegenheid wordt verboden voor dronken personen;2° personen aangetast door of verdacht van besmettelijke ziekten worden niet tot het zwemwater toegelaten;3° het is verboden zeep te gebruiken op andere plaatsen dan onder het stortbad;4° met uitzondering van assistentiehonden op het strand worden honden of andere huisdieren niet toegelaten in het water of op het strand;5° kinderen van minder dan 6 jaar staan steeds onder het toezicht van een volwassene;6° assistentiehonden op het strand worden, als de persoon met een handicap of ziekte in het water gaat, aangelijnd aan de aanlijnplaats voorzien voor assistentiehonden.

5.32.9.8.2, § 3, laatste zin

Een dubbel van deze analyseresultaten wordt door het laboratorium rechtstreeks aan de afdeling van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, bevoegd voor het toezicht op de volksgezondheid gezonden.

5.32.9.8.5, § 6bis, tweede lid

Dit toezichtsplan wordt ter inzage gehouden van de toezichthouders.

5.32.9.8.5, § 7, laatste zin

Het afschrift van voormeld brevet of getuigschrift ligt ter inzage van de toezichthouder op de plaats van de exploitatie.

5.32.9.8.5, § 8, voorlaatste zin

Het getuigschrift van de meest recente bijscholing ligt ter inzage van de toezichthouder op de plaats van de exploitatie.

5.32.10.1, § 3, tweede lid, tweede zin

Ook de controle en de wijze van controle op de maatregelen wordt in het register vermeld.

5.33.0.2, § 1, tweede lid, laatste zin

Een attest, afgeleverd door een deskundige, de leverancier of de installateur, dient door de exploitant ter inzage gehouden van de toezichthouder.

5.33.0.2, § 2, laatste zin

De desbetreffende keuringsattesten worden door de exploitant ter inzage gehouden van de toezichthouder.

5.33.0.3, § 4, laatste zin

De attesten met datum en uitslag van deze controle moeten ter inzage worden gehouden van de toezichthouder.

5.36.0.2, § 1, tweede lid, laatste zin

Een attest, afgeleverd door een deskundige, de leverancier of de installateur, dient door de exploitant ter inzage gehouden van de toezichthouder.

5.36.0.2, § 2, laatste zin

De desbetreffende keuringsattesten worden door de exploitant ter inzage gehouden van de toezichthouder.

5.36.0.3, § 4, De attesten met datum en uitslag van deze controle worden ter inzage gehouden van

160

Page 161: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

laatste zin de toezichthouder.5.38.0.2, § 2, tweede lid, laatste zin

Een attest, afgeleverd door een deskundige, de leverancier of de installateur, dient door de exploitant ter inzage gehouden van de toezichthouder.

5.38.0.2, § 4, laatste zin

De desbetreffende keuringsattesten worden door de exploitant ter inzage gehouden van de toezichthouder.

5.38.0.3, § 5, laatste zin

De attesten met datum en uitslag van deze controle worden ter inzage gehouden van de toezichthouder.

5.41.1.3, § 1, laatste zin

De desbetreffende keuringsattesten worden door de exploitant ter inzage gehouden van de toezichthouder.

5.41.1.3, § 4, laatste zin

De attesten met datum en uitslag van deze controle moeten ter inzage worden gehouden van de toezichthouder.

5.41.2.2, § 4, eerste lid, eerste zin

Voor elke machine die gebruik maakt van tetrachlooretheen als reinigingsmiddel houdt de exploitant een verslag ter beschikking van de toezichthouder, waarin aangetoond wordt dat aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2 of 3, voldaan is.

5.41.2.2, § 4, tweede lid

De exploitant bezorgt een afschrift van dit verslag aan de toezichthoudende overheid als die daarom verzoekt.

5.41.2.3, § 3, laatste zin

Dat logboek wordt voor een periode van minstens 5 jaar na de laatste registratie bewaard en ter inzage van de toezichthoudende overheid gehouden.

5.43.4.2Iedere verandering van brandstof, van het zwavelgehalte van de vloeibare brandstof, en van de uren van buitengebruikstelling worden ingeschreven in een register, dat de exploitant ter beschikking houdt van de toezichthoudende overheid.

5.51.4.1De gebruiker houdt het verslag van de risicoanalyse en een register met GGO's en pathogene organismen, aangewend in het kader van ingeperkt gebruik, ter beschikking van de toezichthouders en de bevoegde instantie.

5.51.4.2, § 2, tweede lid, laatste zin

Dat controleprogramma moet ter beschikking gehouden worden van de toezichthoudende overheid.

5.53.3.3, § 5 (...) een attest (...) dat op eenvoudig verzoek aan de met toezicht belaste ambtenaren wordt voorgelegd. (...)

5.53.3.3, § 6 (...) De stand van de meter wordt bij het wegnemen en het terugplaatsen genoteerd in een register. (...)

5.53.3.3, § 9De stand van iedere debietmeter wordt genoteerd in een register op de laatste kalenderdag van elk jaar waarin grondwater werd opgepompt en telkens wanneer, om welke reden ook, de debietmeter verwijderd of herplaatst wordt.

5.53.4.6, § 2.De gegevens, bedoeld in artikel 5.53.4.5 en § 1, worden door de exploitant bijgehouden in een register, dat ter plaatse of in een gecentraliseerde databank van het bedrijf ter inzage wordt gehouden van de toezichthouders.

5.53.4.7

De exploitant van een grondwaterwinning, waarvan het vergunde volume meer dan 30 000 m3 per jaar bedraagt, deelt elk jaar de resultaten van het voorgaande kalenderjaar mee van de gewonnen volumes grondwater per watervoerende laag, de analyses van het grondwater en de peilmetingen. Hij doet dit overeenkomstig de artikelen 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering tot invoering van het integrale milieujaarverslag, voor de datum die daarin wordt bepaald, en door middel van de deel IA en IV van het integrale milieujaarverslag waarvan het model is gevoegd als bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 januari 2005 tot wijziging van de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, 18 maart 1997 houdende vaststelling van de modaliteiten voor aangifte van de opgepompte of gewonnen hoeveelheden grondwater door de maatschappijen die instaan voor de openbare drinkwatervoorziening ten behoeve van de bepaling van de heffing, 28 juni 2002 tot uitvoering van het Hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging en Hoofdstuk IVbis van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer, 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, en 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag.

5.53.4.8 Ten laatste negentig dagen na het boren respectievelijk het herboren of deaanleg, wijziging of verbouwing van een grondwaterwinning of grondwaterwinningseenheid,waarvan het vergunde volume meer dan 30.000 m3 per jaarbedraagt, bezorgt de exploitant de volgende gegevens aan de afdeling van deVlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor grondwater : 1° ...; 2° ...; 3° ...; 4°

161

Page 162: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

...; 5° ...; 6° ...; 7° de kwaliteit van het opgepompte grondwater aan de handvan de analyseresultaten bedoeld in artikel 5.53.4.5. §1; 8° ...; 9° ...; 10° vanafeen vergund debiet van 1.000.000 m3 per jaar, het verslag van een deskundiguitgevoerde pompproef; 11° ....

5.53.6.3.1, § 4De gegevens, bedoeld in § 1 en § 2, worden bijgehouden in een register, dat ter plaatse of in een gecentraliseerde databank van het bedrijf ter inzage wordt gehouden van de toezichthouders.

5.53.6.3.2

De exploitant van een grondwaterwinning, bedoeld in subrubriek 53.7 van de indelingslijst, maakt per periode van vijf jaren een rapport op met de volgende inhoud: 1° de beschrijving van de evolutie van de opgepompte debieten en overeenkomstige peilen in de productieputten en de peilputten over de afgelopen periode (ev. weergegeven in tijdsreeksen) alsook een evaluatie hiervan;2° de beschrijving van de eventuele mogelijke vastgestelde invloeden op de bovengrondse eigendommen, zowel wat betreft stabiliteit van de grond als de mogelijke invloed op gewassen en het natuurlijk milieu;3° bij grondwaterwinningen met vijf peilputten en meer, twee stijghoogtekaarten respectievelijk in de aangepompte watervoerende laag en de freatische watervoerende laag van de omgeving, opgemaakt op basis van de reële metingen, één met de hoogste en één met de laagste gemeten grondwaterstand.De exploitant bezorgt een kopie van dit rapport aan de vergunningverlenende overheid alsook aan de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor grondwater.

5.54.3, § 2

De exploitant houdt met betrekking tot de exploitatie van een inrichting voor het kunstmatig aanvullen van grondwater een register bij waarin worden ingeschreven:1° de resultaten van de peilmetingen, bedoeld in § 1, samen met het peil in het infiltratiepand;2° gedurende het eerste jaar van het kunstmatig aanvullen, de hoeveelheid water die tijdens de 24 uren voorafgaand aan de wekelijkse peilmetingen kunstmatig werd aangevuld;3° de hoeveelheid water die maandelijks kunstmatig werd aangevuld.Het register wordt door de exploitant ter inzage gehouden van de toezichthoudende overheid.

5.54.3, § 3Wanneer het jaarlijkse volume aangevuld water meer dan 30 000 m3 bedraagt, moet de exploitant de gegevens, bedoeld in § 2, op uiterlijk 15 maart van elk jaar volgend op het jaar waarop de gegevens betrekking hebben, tevens schriftelijk meedelen aan de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor grondwater.

5.54.4, § 2, derde lid

De verslagen van de bemonsteringen en analyses, bedoeld in het eerste lid, worden door de exploitant ter inzage gehouden van de toezichthoudende overheid.

5.54.5, § 2 De verslagen van de bemonsteringen en analyses, bedoeld in § 1, worden door de exploitant ter inzage gehouden van de toezichthoudende overheid.

5.54.5, § 3Wanneer het jaarlijkse volume aangevuld water meer dan 30 000 m3 bedraagt, moet de exploitant de gegevens, bedoeld in § 1, op uiterlijk 15 maart van elk jaar volgend op het jaar waarop de gegevens betrekking hebben, tevens schriftelijk meedelen aan de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor grondwater.

5.57.2.2, § 2, tweede lid

De exploitant bezorgt een exemplaar van dit plan:1° aan de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen;2° aan de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving;3° aan de afdeling, bevoegd voor geluidshinder;4° aan de Bestendige Deputatie van de provincie(s) waarover de geluidscontouren zich uitstrekken;5° aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente(n) waarover de geluidscontouren zich uitstrekken.

5.57.2.2, § 3Tenzij anders vermeld in de milieuvergunning, worden het plan, bedoeld in § 2, en de gegevens, bedoeld in artikel 5.57.1.2, § 5, uiterlijk tegen 30 april van het jaar dat volgt op het jaar waarover de berekening gaat, bezorgd aan de in § 2 vermelde instanties.

5.60.3, § 1, laatste zin

De exploitant deelt de naam van die bevoegde afgevaardigde schriftelijk mee aan de toezichthoudende overheid.

5.60.3, § 4 Tenzij het anders vermeld is in de milieuvergunning, houdt de exploitant een register bij waarin tenminste de volgende gegevens zijn genoteerd:1° het volgnummer, de datum en het uur van de aanvoer van de niet-verontreinigde uitgegraven bodem, bagger- en ruimingsspecie of grondstoffen die overeenkomstig het VLAREMA voldoen aan de voorwaarden voor het gebruik als bodem;

162

Page 163: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

2° de herkomst en oorsprong van de niet-verontreinigde uitgegraven bodem, bagger- en ruimingsspecie of grondstoffen die overeenkomstig het VLAREMA voldoen aan de voorwaarden voor het gebruik als bodem;3° de vervoerder van de niet-verontreinigde uitgegraven bodem, bagger- en ruimingsspecie of grondstoffen die overeenkomstig het VLAREMA voldoen aan de voorwaarden voor het gebruik als bodem;4° de hoeveelheid aangevoerde niet-verontreinigde uitgegraven bodem, bagger- en ruimingsspecie of grondstoffen die overeenkomstig VLAREMA voldoen aan de voorwaarden voor het gebruik als bodem;5° opmerkingen over de uitgegraven bodem, bagger- en ruimingsspecie of grondstoffen die overeenkomstig het VLAREMA voldoen aan de voorwaarden voor het gebruik als bodem en opmerkingen over de aanvoer, met inbegrip van de geweigerde aangevoerde uitgegraven bodems, bagger- en ruimingsspecie of grondstoffen die overeenkomstig het VLAREMA voldoen aan de voorwaarden voor het gebruik als bodem.

5.60.6

De exploitant meldt elke dreigende instabiliteit die een gevaar voor de omgeving kan vormen, onmiddellijk per fax, e-mail of telefoon aan de burgemeester en aan de toezichthouders van de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, en van de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen.De exploitant meldt elke effectieve instabiliteit die een volume van meer dan 250 m® heeft en waarbij een definitieve helling of de perceelgrens werd aangetast, onmiddellijk per fax, e-mail of telefoon aan de burgemeester en aan de toezichthouders van de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving, en van de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen.

5.61.2, § 4

Tenzij anders vermeld in de milieuvergunning, houdt de exploitant een register bij waarin ten minste de volgende gegevens zijn genoteerd:1° voor wat betreft de aanvoer:a) het volgnummer, de datum en het uur van de aanvoer van de uitgegraven bodem;b) de herkomst en oorsprong van de uitgegraven bodem;c) de vervoerder van de uitgegraven bodem;d) de hoeveelheid aangevoerde uitgegraven bodem;e) opmerkingen omtrent de uitgegraven bodem en aanvoer, met inbegrip van de geweigerde aangevoerde uitgegraven bodem.2° voor wat betreft de opslag: de plaats waar de geleverde partij opgeslagen ligt.3° voor wat betreft de afvoer:a) de bestemming van de uitgegraven bodem;b) de vervoerder van de uitgegraven bodem;c) de hoeveelheid aangevoerde uitgegraven bodem;

5BIS.15.5.2.7

Alle documenten en gegevens die met toepassing van dit besluit bezorgdmoeten worden aan de overheid, worden ook ter beschikking gesteld van dewerknemersvertegenwoordiging in de ondernemingsraad en van het comitévoor preventie en bescherming op het werk. Bij ontstentenis van die beideorganen worden de documenten en gegevens ter beschikking gesteld van devakbondsdelegatie van de onderneming.

5BIS.19.8.2.7

Alle documenten en gegevens die met toepassing van dit besluit bezorgdmoeten worden aan de overheid, worden ook ter beschikking gesteld van dewerknemersvertegenwoordiging in de ondernemingsraad en van het comitévoor preventie en bescherming op het werk. Bij ontstentenis van die beideorganen worden de documenten en gegevens ter beschikking gesteld van devakbondsdelegatie van de onderneming

6.5.3.1, § 1, 5° (...) dit attest wordt ter inzage gehouden van de toezichthouder.

6.5.4.4

Bij de oplevering van de opslaginstallatie bezorgt de erkende technicus of eenmilieudeskundige in de discipline houders voor gassen of gevaarlijke stoffenaan de eigenaar het certificaat van de installatie samen met de certificaten ofde beproevingsverslagen van de onderdelen ervan. De eigenaar van deopslaginstallatie draagt er zorg voor dat de exploitant(en) in het bezit is (zijn)van een kopie van het certificaat van de installatie.

6.10.2.2, § 1, eerste volzin

De exploitatie van een vast opgestelde zendantenne of de verandering van een vast opgestelde zendantenne is verboden zonder conformiteitsattest.

6.10.3.2Voor bestaande vast opgestelde zendantennes is uiterlijk op 31 december 2011 een attest afgeleverd dat de conformiteit met deel 2, hoofdstuk 2.14, afdeling 2.14.2, bevestigt.

Art. 2. Het niet voldoen aan de hiernavolgende wettelijke verplichtingen als 163

Page 164: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

vermeld in de bijlagen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

Bijlage Wettelijke verplichting4.2.5.1, C) CONTROLE-INRICHTING BIJ GESLOTEN AFVOER, 1. Debietmeetsysteem, a)

de desbetreffende ijkingsattesten dienen door de exploitant ter inzage gehouden van de

toezichthoudende ambtenaar

4.5.2, artikel 2. Uitvoering, tweede lidHet volledige akoestische onderzoek wordt door

de exploitant in drie exemplaren toegestuurd aan de vergunningverlenende overheid, (...)

4.5.3, artikel 2. Redactie, tweede lidHet saneringsplan wordt door de exploitant in

drie exemplaren toegestuurd aan de vergunningverlenende overheid, (...)

5.30.1, § 5, laatste zinDe resultaten van de emissiemetingen worden ter inzage gehouden van de toezichthoudende

overheid.5.51.4, 4. Algemene maatregelen, 10° Bijhouden van adequate registers5.51.4, 4. Algemene maatregelen, 13° Voorzien in schriftelijke gestandaardiseerde

werkprocedures om de veiligheid te waarborgen

5.51.4, 4 Algemene maatregelen, Tabel 4.1: Technische karakteristieken, veiligheidsuitrusting en werkpraktijken in laboratoria, 4.1.3 Werkpraktijken en afvalbeheer

MaatregelenL1 L244 beschikken over geschikte registers46 nota voor gebruiksaanwijzing van

doeltreffende ontsmettingsmiddelen49 schriftelijke instructies inzake procedures met

betrekking tot bioveiligheid

5.51.4., 4 Algemene maatregelen, Tabel 4.2: Technische karakteristieken, veiligheidsuitrusting en werkpraktijken in animalaria, 4.2.3 Werkpraktijken en afvalbeheer

Maatregelen InperkingsniveauA1 A2 A3 A4

46

register(s) waarop alle handelingen vermeld worden (binnenbrengen en buitenbrengen van proefdieren, inoculatie van GGM's enz.)

vereist

vereist

vereist

vereist

48

nota met gebruiksaanwijzing voor doeltreffende ontsmettingsmiddelen

vereist

vereist

vereist

vereist

51

schriftelijke instructies van procedures voor bioveiligheid

vereist

vereist

vereist

vereist

5.51.4., 4 Algemene maatregelen, Tabel 4.3: Technische karakteristieken, veiligheidsuitrusting en werkpraktijken in serres en kweekkamers, 4.3.3 Werkpraktijken en afvalbeheer

Maatregelen InperkingsniveauG1 G2 G2-q G3

39

register(s) waarop alle handelingen vermeld worden (binnenbrengen en buitenbrengen van planten, inoculatie van GGM's enz.)

vereist

vereist

vereist

vereist

41

nota met gebruiksaanwijzing voor doeltreffende ontsmettingsmiddelen

vereist

vereist

vereist

vereist

43

schriftelijke instructies van procedures voor bioveiligheid

vereist

vereist

vereist

vereist

5.51.4, 4 Algemene maatregelen, Tabel 4.5: Technische karakteristieken, veiligheidsuitrusting en werkpraktijken in inrichtingen voor grootschalige activiteiten, 4.5.3 Werkpraktijken en afvalbeheer

Maatregelen InperkingsniveauLS1 LS2 LS3 LS4

57

beschikken over geschikte registers

vereist

vereist

vereist

vereist

5 nota met gebruiksaanwijzing vereis vereis vereis vereis

164

Page 165: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

9 voor doeltreffende ontsmettingsmiddelen t t t t

62

schriftelijke instructies van procedures voor bioveiligheid

vereist

vereist

vereist

vereist

165

Page 166: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage VIII ]384

Lijst van de milieu-inbreuken, in uitvoering van de artikelen 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.

Enig artikel. Het niet voldoen aan of het geen gevolg geven aan de onderstaande wettelijke verplichtingen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

Artikel Wettelijke verplichting3.2.1.1, §6 Het gedeelte van de kostprijs van een product dat wordt doorgerekend om de

kosten te dekken die verbonden zijn aan de uitvoering van de aanvaardingsplicht, moet zichtbaar worden vermeld op de factuur, tenzij het anders is bepaald in dit besluit, in de milieubeleidsovereenkomst of in het individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan.

3.2.1.1, §7 De eindverkoper van producten waarvoor de aanvaardingsplicht geldt, moet op een duidelijk zichtbare plaats in elk van zijn verkooppunten een bericht aanbrengen waarop onder de titel "AANVAARDINGSPLICHT" is aangegeven op welke wijze hij voldoet aan de bepalingen van dit besluit en op welke wijze de koper zich kan ontdoen van zijn afgedankte product. Ook bij verkoop buiten een verkoopsruimte moet de consument daarover geïnformeerd worden.

3.2.1.2, §1 De wijze waarop aan de aanvaardingsplicht wordt voldaan, wordt vastgelegd in een van de volgende documenten:1° een individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan dat door de producenten ter goedkeuring aan de OVAM wordt voorgelegd volgens de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2 en onderafdeling 3.2.3;2° een milieubeleidsovereenkomst als vermeld in titel VI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid volgens de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2 en onderafdeling 3.2.2.

3.2.1.2, §2, derde lid

Voor huishoudelijke afvalstoffen bevat het individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan of de milieubeleidsovereenkomst bovendien een financiële zekerheid die overeenstemt met de geschatte kosten voor het overnemen door het Vlaamse Gewest van de aanvaardingsplicht gedurende zes maanden. In een milieubeleidsovereenkomst kunnen andere zekerheden overeengekomen worden om de voortgang van de verbintenissen uit de overeenkomst te garanderen.

3.2.1.3, §1 De producent waarvoor de aanvaardingsplicht geldt, moet jaarlijks rapporteren aan de OVAM over de wijze waarop hij uitvoering geeft aan de aanvaardingsplicht. De producent kan een organisatie aanduiden om de rapportage uit te voeren.

Voor de rapportering geldt dat:1° de cijfergegevens die in het kader van de aanvaardingsplicht aan de OVAM worden verstrekt, worden gevalideerd door een onafhankelijke keuringsinstelling;2° de cijfergegevens van inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of –makelaars, hergebruikcentra en verwerkers die in het kader van de aanvaardingsplicht aan het beheersorganisme of de producent worden geleverd, worden gevalideerd door een onafhankelijke keuringsinstelling;3° de cijfergegevens die in het kader van de aanvaardingsplicht door de producenten aan het beheersorganisme worden verstrekt, worden gevalideerd door een onafhankelijke keuringsinstelling. Het beheersorganisme of een door dat organisme aangestelde derde kan die taak overnemen, op voorwaarde dat alle leden minstens eenmaal om de drie jaar gecontroleerd worden en het beheersorganisme over die actie en de resultaten jaarlijks aan de OVAM rapporteert;4° van verplichtingen, vermeld in punt 1°, 2° en 3°, kan worden afgeweken in een milieubeleidsovereenkomst of in een individueel afvalpreventie- en

384 Vervangen bij art. 4 B.Vl.Reg. 23 september 2016166

Page 167: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

afvalbeheerplan als de kwaliteit van de cijfergegevens op een andere manier gegarandeerd kan worden.

3.2.2.1 Een milieubeleidsovereenkomst kan onder de volgende voorwaarden gesloten worden:1° de milieubeleidsovereenkomst wordt gesloten overeenkomstig titel VI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. Elke betrokken overkoepelende representatieve organisatie van ondernemingen tekent daarbij voor de engagementen die voortvloeien uit de wettelijke verplichtingen van haar leden;2° er wordt een beheersorganisme opgericht dat de taken uitoefent in naam van de representatieve organisaties. Van de verplichting tot de oprichting van een beheersorganisme kan alleen afgeweken worden als de overkoepelende representatieve organisaties van alle actoren, vermeld in punt 1°, aantonen dat ze via een ander gezamenlijk orgaan dezelfde resultaten kunnen behalen. Dat orgaan moet voldoen aan dezelfde verplichtingen als een beheersorganisme;3° het beheersorganisme legt uiterlijk zes maanden na de publicatie van de milieubeleidsovereenkomst een beheerplan voor de looptijd van de milieubeleidsovereenkomst ter goedkeuring voor aan de OVAM, waarin het aangeeft hoe het de bepalingen van de overeenkomst zal uitvoeren. Het beheerplan bevat minimaal de uitvoeringsvoorwaarden van de bepalingen in de milieubeleidsovereenkomst overeenkomstig artikel 3.2.1.2, §2. Het beheersorganisme legt jaarlijks voor 1 oktober een actualisatie voor het volgende kalenderjaar ter goedkeuring voor;4° het beheersorganisme legt uiterlijk zes maanden na de publicatie van de milieubeleidsovereenkomst een financieel plan, inclusief de berekening van eventuele bijdragen voor de looptijd van de milieubeleidsovereenkomst, voor advies voor aan de OVAM. Het beheersorganisme legt jaarlijks voor 1 oktober een actualisatie voor het volgende kalenderjaar ter advies voor;5° als het beheersorganisme de inzameling en verwerking organiseert moet het de lastenboeken voor inzameling en verwerking door de OVAM laten goedkeuren. Elke wijziging in de lastenboeken moet vooraf goedgekeurd worden;6° de OVAM zal namens het gewest de rol van waarnemer vervullen in de raad van bestuur en de algemene vergadering van het beheersorganisme. De OVAM ontvangt de uitnodigingen daarvoor en verslagen daarvan op tijd;7° het beheersorganisme mag de toetreding van geen enkele onderneming weigeren waarop de aanvaardingsplicht, vermeld in de milieubeleidsovereenkomst, van toepassing zou kunnen zijn. Het beheersorganisme kan van die verplichting afwijken als er ernstige redenen zijn en na de goedkeuring van de OVAM;8° op verzoek van de OVAM organiseert het beheersorganisme overleg met de representatieve organisaties van alle actoren die bij de uitvoering van de aanvaardingsplicht betrokken zijn.In het eerste lid, 3°, 4° en 5°, wordt een onderscheid gemaakt tussen huishoudelijke, met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen. Daarvan kan worden afgeweken met toestemming van de OVAM.

3.2.2.2, §1, eerste lid

Alle documenten die in het kader van de uitvoering van een milieubeleidsovereenkomst moeten worden opgesteld en die van strategisch belang zijn, worden ter goedkeuring voorgelegd aan de OVAM. Dat zijn ten minste het beheersplan, de lastenboeken en het communicatieplan.

3.2.2.2, §2, eerste lid

In afwijking van paragraaf 1 worden het financieel plan en de toetredingsovereenkomst voor advies voorgelegd.

3.2.3.4 De houder van de goedkeuring, vermeld in artikel 3.2.3.2, 3°, is verplicht om, wijzigingen van de volgende gegevens in zijn dossier onmiddellijk mee te delen aan de OVAM met een aangetekende brief:1° naam, rechtsvorm, zetel en nummer van het handelsregister of een overeenstemmend registratie- en ondernemingsnummer;2° zijn woonplaats, adres of fax- en telefoonnummer en, in voorkomend geval, adres, fax- en telefoonnummer van de maatschappelijke zetels, de administratieve zetels en de exploitatiezetels of van de standplaats binnen het Vlaamse Gewest;3° het voorwerp van het goedgekeurde individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan;4° de verbintenissen in het goedgekeurde individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan.

167

Page 168: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

3.3.1, eerste lid, tweede zin

Elke individuele producent die gevat wordt door deze uitgebreide producentenverantwoordelijkheid moet toetreden tot een collectief plan.

3.3.2, eerste en tweede zin

Ter uitvoering van het collectieve plan stellen de producenten jaarlijks een actieplan op. Het actieplan wordt jaarlijks ingediend voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop het actieplan betrekking heeft.

3.3.3, eerste lid Het collectieve plan en het jaarlijks actieplan moeten ter goedkeuring worden voorgelegd aan de OVAM.

3.3.5 Jaarlijks wordt voor 1 april gerapporteerd over de uitvoering van het collectieve plan gedurende het voorgaande kalenderjaar.

3.4.1.2, eerste lid

De sector van de uitgevers van gratis regionale pers:1° stelt gratis stickers ter beschikking van de mensen die dat willen ter beperking van de verspreiding van ongewenst reclamedrukwerk en gratis regionale pers;2° rapporteert aan de OVAM over het aantal verdeelde stickers en het gebruik van de stickers.

3.4.2.5, eerste lid

De voertuigproducenten verschaffen aan de erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen binnen zes maanden nadat een nieuw voertuigtype in de handel is gebracht, alle demontage-informatie. In die informatie worden de verschillende voertuigonderdelen en -materialen en de plaats van alle gevaarlijke stoffen in de voertuigen aangegeven.

3.4.2.5, tweede lid

De producenten van voertuigonderdelen verschaffen op verzoek van de erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen, rekening houdend met de vertrouwelijkheid van commerciële en industriële gegevens, ook demontage-informatie, informatie over de   opslag en informatie over het testen van onderdelen die opnieuw kunnen worden gebruikt.

3.4.3.4, eerste lid

De eindverkoper van banden of de organisatie die hiervoor is aangeduid, bezorgt de OVAM voor 1 juli van elk jaar een overzicht van de totale hoeveelheid afvalbanden uitgedrukt in kilogram en soorten, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht in ontvangst werd genomen gedurende het voorgaande kalenderjaar.

3.4.3.4, tweede lid

De tussenhandelaar in banden of de organisatie die hiervoor is aangeduid, bezorgt de OVAM voor 1 juli van elk jaar een overzicht van de totale hoeveelheid afvalbanden, inclusief die welke in aanmerking komen voor hergebruik, uitgedrukt in kilogram en soorten die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht in ontvangst werd genomen gedurende het voorgaande kalenderjaar.

3.4.3.4, derde lid De producent van banden of de organisatie die hiervoor is aangeduid, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM :1° de totale hoeveelheid banden, uitgedrukt in kilogram, soorten en aantallen, die in het Vlaamse Gewest in omloop werd gebracht;2° de totale hoeveelheid afvalbanden, inclusief die welke in aanmerking komen voor hergebruik, uitgedrukt in kilogram en soorten, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld;3° de inrichtingen waar en de wijze waarop de ingezamelde afvalbanden werden verwerkt;4° de totale hoeveelheid afvalbanden, uitgedrukt in kilogram, die:a) werd uitgesorteerd voor hergebruik;b) een nieuw loopvlak kreeg;c) werd gebruikt voor materiaalrecyclage;d) energetisch werd gevaloriseerd.

3.4.4.7, derde lid De doelstellingen, vermeld in het eerste en het tweede lid, gelden voor elk van de categorieën, vermeld in artikel 3.4.4.2, en worden jaarlijks gerapporteerd aan de OVAM voor 1 juli overeenkomstig artikel 3.4.4.12 en 5.2.5.4.

3.4.4.9 De producenten van EEA zorgen ervoor, in het bijzonder met voorlichtingscampagnes, dat de eindgebruikers volledig worden geïnformeerd over:1° de verplichting om EEA selectief aan te bieden;2° de voor hen beschikbare inzamelings- en recyclagesystemen;3° hun rol bij de bevordering van hergebruik, recyclage en andere nuttige toepassing van afgedankte EEA;

168

Page 169: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

4° de mogelijke gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid van de aanwezigheid van gevaarlijke bestanddelen in EEA;5° de betekenis van het symbool van de doorgestreepte vuilnisbak op wieltjes.

3.4.4.10 De producenten van EEA, of de organisatie die ze daarvoor hebben aangewezen, registreren zich. Daarvoor stellen ze de volgende gegevens ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die ze daarvoor hebben aangewezen:1° de naam van de producent of gevolmachtigde, het postnummer en de plaats, de straatnaam en het nummer, het land, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon. In geval van een gevolmachtigde als vermeld in artikel 3.4.4.15, ook de contactgegevens van de producent die wordt vertegenwoordigd;2° het ondernemingsnummer van de producent van EEA;3° de categorie waartoe het EEA behoort, vermeld in artikel 3.4.4.2;4° de soort EEA, huishoudelijke of professionele apparatuur;5° de merknaam van de EEA;6° de informatie over de wijze waarop de producent zijn verantwoordelijkheden nakomt, individueel of via een collectieve regeling, met inbegrip van informatie over de financiële zekerheid;7° de gebruikte verkooptechniek, bijvoorbeeld verkoop op afstand;8° de verklaring dat de verstrekte informatie in overeenstemming is met de waarheid.

3.4.4.12, §1, eerste lid

De distributeur van EEA of de organisatie die daarvoor is aangewezen, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die daarvoor is aangewezen:1° de naam van de distributeur van EEA, het ondernemingsnummer, het postnummer en de plaats, de straatnaam en het nummer, het land, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon;2° de rapportageperiode;3° de hoeveelheid afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en aantallen EEA, huishoudelijke of professionele apparatuur en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die op het grondgebied, dan wel binnen of buiten de Unie is overgebracht die:a) in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld;b) werden aangeboden aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;c) werden aangeboden aan een producent van EEA;d) werden aangeboden aan een hergebruikcentrum voor EEA met het oog op de voorbereiding voor hergebruik,;e) werden aangeboden aan een vergunde verwerker van afgedankte EEA;4° …

3.4.4.12, §1, derde lid

Als voor één of meer van de voormelde activiteiten een beroep werd gedaan op een derde, worden de volgende contactgegevens van die derde telkens vermeld: de firmanaam, het ondernemingsnummer, het adres, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon.

3.4.4.12, §2 De producent van EEA of de organisatie die daarvoor is aangewezen, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM of de organisatie die daarvoor is aangewezen :1° het ondernemingsnummer van de producent van EEA;2° de rapportageperiode;3° de categorie waartoe de EEA behoort, vermeld in artikel 3.4.4.2, met de aparte vermelding van de hoeveelheden, uitgedrukt in kilogram en per stuk, die op het grondgebied op de markt werden gebracht;4° de hoeveelheid afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en aantallen EEA, huishoudelijke of professionele apparatuur en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die op het grondgebied, dan wel binnen of buiten de Unie is overgebracht die:a) in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werden ingezameld;b) werden aangeboden aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;c) werden aangeboden aan een andere producent van EEA;d) werden aangeboden aan een hergebruikcentrum voor EEA met het oog op de voorbereiding voor hergebruik;e) werden aangeboden aan een vergunde verwerker van afgedankte EEA;5° de hoeveelheden afvalstoffen die voortkomen uit de verwerking van afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en opgesplitst per materiaal als vermeld in artikel

169

Page 170: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

3.4.4.7, en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die:a) werden voorbereid voor hergebruik;b) werden gerecycleerd;c) op een andere wijze nuttig werden toegepast;d) werden verwijderd in installaties voor de verbranding van afvalstoffen;e) werden verwijderd door storten.

Als voor een of meer van de voormelde activiteiten een beroep werd gedaan op een derde, worden de volgende contactgegevens van die derde telkens vermeld: de firmanaam, het ondernemingsnummer, het adres, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon.

3.4.4.14 De producenten van EEA of de organisatie die ze daarvoor hebben aangewezen, organiseren minimaal tweemaal per jaar een overleg met de verwerkers en hergebruikcentra met het oog op hergebruik en een betere recycleerbaarheid van de EEA.

3.4.5.5 De producenten van batterijen en accu’s zorgen ervoor, in het bijzonder door middel van voorlichtingscampagnes, dat de eindgebruikers volledig worden geïnformeerd over:1° de potentiële effecten van in batterijen en accu’s gebruikte stoffen op het milieu en de menselijke gezondheid;2° de wenselijkheid dat afgedankte batterijen en accu’s niet als ongesorteerd huishoudelijk en vergelijkbaar afval worden weggegooid, en dat wordt deelgenomen aan de gescheiden inzameling ervan, om de verwerking en recycling te vergemakkelijken;3° de voor hen beschikbare inzamelings- en recyclingsystemen;4° hun rol bij de recycling van afgedankte batterijen en accu’s;5° de betekenis van het symbool van de doorgestreepte vuilnisbak op wieltjes en van de chemische symbolen Hg, Cd en Pb.

3.4.5.5/1, eerste lid

De producenten van batterijen en accu’s worden eenmalig geregistreerd en krijgen bij registratie een registratienummer toegekend. Voor de registratie stellen de producenten de volgende gegevens ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die ze daarvoor hebben aangewezen:1° de naam van de producent en, in voorkomend geval, de commerciële benamingen waaronder hij zijn activiteiten ontplooit;2° de adres(sen) van de producent: postcode en plaats, straatnaam en huisnummer, land, URL en telefoonnummer, alsook, in voorkomend geval, de contactpersoon, het fax en het e-mailadres van de producent;3° de vermelding van het type batterijen of accu’s dat door de producent op de markt wordt gebracht: draagbare batterijen en accu’s, industriële batterijen en accu’s of autobatterijen en -accu’s;4° de informatie over de wijze waarop de producent zijn verantwoordelijkheden nakomt: met een individuele of een collectieve regeling;5° de datum van de registratieaanvraag;6° de nationale identificatiecode van de producent, inclusief Europees belastingnummer of nationaal belastingnummer van de producent (facultatief);7° de verklaring dat de verstrekte informatie waarheidsgetrouw is.

3.4.5.5/1, tweede lid

Bij wijziging van de geregistreerde gegevens moeten de producenten van batterijen en accu's de OVAM of de organisatie die is aangewezen voor de uitvoering van de registratie, daarvan uiterlijk een maand na de wijziging op de hoogte brengen. Als producenten niet langer actief zijn, moeten ze zich uitschrijven uit het register met een kennisgeving aan de OVAM of aan de organisatie die is aangewezen om van de registratie uit te voeren.

3.4.5.6 De producenten van batterijen en accu’s of de organisatie die zij hiervoor hebben aangeduid, stellen voor 1 april van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM:1°de totale hoeveelheid batterijen en accu’s, uitgedrukt in kilogram, die in het Vlaamse Gewest op de markt werd gebracht, opgesplitst in de categorieën draagbare, industriële en autobatterijen en –accu’s en de volgende soorten:a) zink-bruinsteenbatterijen en -accu’s;b) alkali-mangaanbatterijen en -accu’s;c) kwikoxidebatterijen en -accu’s;d) zilveroxidebatterijen en -accu’s;e) zink-luchtbatterijen en -accu’s;

170

Page 171: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

e)/1 primaire lithiumbatterijen en –accu’s;f) nikkel-cadmiumbatterijen en -accu’s;g) loodhoudende batterijen en -accu’s;h) nikkelmetaalhydride batterijen en –accu’s;i) herlaadbare lithiumbatterijen en -accu’s;j) overige batterijen en -accu’s;2° de totale hoeveelheid afgedankte batterijen en accu’s, uitgedrukt in kilogram, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld, opgesplitst in de soorten, vermeld in 1°;2°/1 het inzamelpercentage voor draagbare batterijen en accu’s, met vermelding van de berekeningswijze en de wijze waarop de benodigde gegevens voor de berekening van het inzamelpercentage zijn verkregen;3° de inrichtingen waar en de wijze waarop de ingezamelde afgedankte batterijen en accu’s werden verwerkt;3°/1 het gehaalde recyclageniveau voor loodzuurbatterijen en accu’s, nikkel-cadmiumbatterijen en –accu’s, en andere afgedankte batterijen en accu’s : hoeveelheid ingezamelde batterijen waarop recycling is toegepast;4° het recyclagepercentage voor loodzuurbatterijen en –accu’s, nikkel-cadmiumbatterijen en –accu’s, en andere afgedankte batterijen en accu’s, berekend overeenkomstig Verordening (EG) 493/2012 van 11 juni 2012 houdende nadere bepalingen voor de berekening van de recyclingrendementen van de recyclingprocessen van afgedankte batterijen en accu’s overeenkomstig Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad;5° een overzicht van de preventieve acties.

3.4.6.4, eerste lid

De eindverkoper en de tussenhandelaar van olie of de organisatie die hiervoor is aangeduid, bezorgen de OVAM voor 1 juli van elk jaar een overzicht van de totale hoeveelheid afgewerkte olie, uitgedrukt in liter, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht in ontvangst werd genomen gedurende het voorgaande kalenderjaar.

3.4.6.4, tweede lid

De producent van olie of de organisatie die hij hiervoor heeft aangeduid, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM:1° de totale hoeveelheid olie, uitgedrukt in liter, die in het Vlaamse Gewest op de markt is gebracht;2° de totale hoeveelheid afgewerkte olie, uitgedrukt in liter, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld. Hij geeft daarbij opeen gemotiveerde wijze aan wat de verliezen zijn die ontstaan door de consumptie;3° de inrichtingen waar en de wijze waarop de ingezamelde afgewerkte olie werd verwerkt;4° de totale hoeveelheden aan stoffen die voortkomen uit de verwerking van afgewerkte olie, uitgedrukt in liter, die:a) opnieuw werden gebruikt als olie;b) opnieuw geraffineerd werden;c) op een andere wijze nuttig werden toegepast;d) werden verwijderd.5° de totale hoeveelheid biodegradeerbare olie, uitgedrukt in liter, die in het Vlaams Gewest op de markt is gebracht.

3.4.7.3 De actoren,   vermeld in artikel 3.4.7.1, leveren de nodige sensibiliseringsinspanningen voor het welslagen van de selectieve inzameling. De ontwerpen van de sensibiliseringsacties worden minstens één maand voor de aanvang van de actie ter goedkeuring voorgelegd aan de OVAM.

3.4.7.4, eerste zin

Er wordt een begeleidingscommissie opgericht door de actoren, vermeld in artikel 3.4.7.1.

3.4.7.4, vierde zin

De OVAM wordt uitgenodigd op de vergaderingen van de begeleidingscommissie.

3.4.7.5 De begeleidingscommissie rapporteert jaarlijks voor 1 april aan de OVAM over:                                                                                                              1° de modaliteiten van de inzameling, de ophaling en de verwerking van de oude en vervallen geneesmiddelen;                                                                                                                     2° de hoeveelheid ingezamelde oude en vervallen geneesmiddelen en de wijze van verwerking;                                                                                                         3° de

171

Page 172: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

acties en initiatieven die werden genomen om de selectieve inzameling via de apothekers te stimuleren.

3.4.8.3 De eindverkoper en de tussenhandelaar van matrassen of de organisatie die daarvoor is aangewezen, bezorgen de OVAM vóór 1 juli van elk jaar een overzicht van de totale hoeveelheid matrassen, uitgedrukt in aantal en in kilogram, die in het kader van de aanvaardingsplicht in ontvangst zijn genomen gedurende het voorgaande kalenderjaar.

De producent van matrassen of de organisatie die hij daarvoor heeft aangewezen, stelt jaarlijks vóór 1 juli de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM:1° de totale hoeveelheid matrassen, uitgedrukt in aantal en in kilogram, die in het Vlaamse Gewest op de markt zijn gebracht;2° de totale hoeveelheid afgedankte matrassen, uitgedrukt in aantal en in kilogram, die in het Vlaamse Gewest zijn ingezameld in het kader van de aanvaardingsplicht;3° de inrichtingen waar en de wijze waarop de ingezamelde afgedankte matrassen zijn verwerkt;4° de totale hoeveelheid van de materialen die voortkomen uit de verwerking van de afgedankte matrassen, uitgedrukt in kilogram, die:a) zijn hergebruikt;b) zijn gerecycleerd;c) nuttig zijn toegepast;d) zijn verwijderd.

4.1.4, §2, vierde lid

Elke wijziging van de administratieve gegevens van de houder van de afvalstof wordt aan de OVAM meegedeeld.

5.1.7 De gemeente stimuleert hergebruik door minstens een overeenkomst te sluiten met een door de OVAM erkend kringloopcentrum. Die overeenkomst omvat minstens bepalingen over de sensibilisering, de onderlinge doorwijsfunctie, de inzamelwijzen, het restafval en de vergoeding voor herbruikbare goederen.

5.2.4.3, §6 Het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen verleent minstens per kwartaal alle informatie die in het kader van de aanvaardingsplicht, vermeld in onderafdeling 3.4.2, moet worden bijgehouden of verstrekt, aan de voertuigproducenten of aan degenen die door hen zijn aangesteld. Als de eindverkopers, tussenhandelaars of voertuigproducenten voor de nakoming van hun aanvaardingsplicht, vermeld in onderafdeling 3.4.2, een beroep doen op een beheersorganisme in het kader van de milieubeleidsovereenkomst, zullen de gegevens ter beschikking gesteld worden van een geüniformiseerd, geïnformatiseerd datacommunicatiesysteem met de centrale databank van het beheersorganisme, volgens een door dit organisme vast te leggen procedure en periodiciteit. Het chassisnummer van een afgedankt voertuig dat het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen verlaat, wordt voorafgaandelijk meegedeeld aan het beheersorganisme.

5.2.5.4, §2, eerste lid

De inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of –makelaar, de verwerker, het hergebruikcentrum en de kennisgever of opdrachtgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die afgedankt EEA inzamelt, opslaat of verwerkt of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, of de organisatie die daarvoor is aangewezen, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die daarvoor is aangewezen:1° de naam van de inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of –makelaar, de verwerker, het hergebruikcentrum en de kennisgever of opdrachtgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die afgedankt EEA inzamelt, opslaat of verwerkt of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, het ondernemingsnummer, het postnummer en de plaats, de straatnaam en   het nummer, het land, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon;2° …3° de rapportageperiode4° de hoeveelheid afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en aantal, huishoudelijke

172

Page 173: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

of professionele apparatuur, per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die op het grondgebied, dan wel binnen of buiten de Europese Unie zijn overgebracht die:a) in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werden ingezameld voor rekening van een producent van EEA of een derde die handelt in naam van de producent van EEA, en het aandeel daarvan dat:1) werd aangeboden aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of –makelaar;2) werd aangeboden aan een hergebruikcentrum voor EEA met het oog op de voorbereiding voor hergebruik;3) werd aangeboden aan een vergunde verwerker;b) buiten de aanvaardingsplicht om werd ingezameld, en het aandeel daarvan dat:1) werd aangeboden aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of –makelaar;2) werd aangeboden aan een hergebruikcentrum voor EEA met het oog op de voorbereiding voor hergebruik;3) werd aangeboden aan een vergunde verwerker;5° de hoeveelheden afvalstoffen die voortkomen uit de verwerking van afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en opgesplitst per materiaal als vermeld in artikel 3.4.4.7, en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die:a) voor het hergebruikcentrum: werden voorbereid voor hergebruik;b) voor de verwerker en de kennisgever of opdrachtgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen:1) werden voorbereid voor hergebruik;2) werden gerecycleerd;3) op een andere wijze nuttig werden toegepast;4) werden verwijderd in installaties voor de verbranding van afvalstoffen;5) werden verwijderd door storten.

5.2.8.3. Bedrijven die pcb’s verwerken, delen de hoeveelheid, de oorsprong en de aard van de aan hen geleverde pcb's, mee aan de OVAM. Ze houden die gegevens ook ter inzage van de lokale overheid en de bevolking.

5.2.8.4, §1, 1° tot en met 3°

De houder van apparaten die pcb’s bevatten, moet:1° als dat nog niet eerder gebeurd is met toepassing van het koninklijk besluit van 9 juli 1986 tot reglementering van de stoffen en preparaten die polychloorbifenylen en polychloorterfenylen bevatten, of van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2000 houdende vaststelling van het verwijderingsplan voor pcb-houdende apparaten en de daarin aanwezige pcb’s, zo snel mogelijk ten minste de volgende gegevens bezorgen aan de OVAM:a) zijn naam en adres;b) plaats en omschrijving van de apparaten die pcb’s bevatten en die hij in zijn bezit heeft, alsook de hoeveelheden pcb's in die apparaten;c) de hoeveelheden pcb's die hij in zijn bezit heeft;d) de hoeveelheden gebruikte pcb's die hij in zijn bezit heeft;e) data en soorten behandeling of vervanging die worden uitgevoerd of overwogen.Als die kennisgeving eerder is gedaan met toepassing van het besluit van 9 juli 1986 of van 17 maart 2000, worden daarbij de eventuele wijzigingen vermeld ten aanzien van de vroegere kennisgeving;2° de OVAM op de hoogte brengen van elke wijziging in de situatie, vermeld in 1°;3° ervoor zorgen dat elk apparaat dat meer dan 1 liter pcb’s bevat, wordt voorzien van een etiket. Een soortgelijk etiket moet ook worden aangebracht op de deuren van lokalen waar dat apparaat zich bevindt. Voor sterkstroomcondensatoren geldt de drempel van 1 liter voor het totaal van de afzonderlijke onderdelen van een gecombineerd toestel. Apparaten waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de vloeistoffen daarin tussen 0,05 en 0,005 gewichtsprocenten pcb's bevatten, mogen worden voorzien van een etiket met de vermelding "verontreinigd met pcb's < 0,05 %".

5.2.8.4. §2 Elke wijziging van de informatie, verstrekt overeenkomstig paragraaf 1, 1° en 2°, moet binnen drie maanden schriftelijk aan de OVAM worden meegedeeld.

5.2.10.3, §1, eerste zin

De beheerder van een haven stelt een passend plan op voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval.

5.2.10.3, §2 Het plan wordt uitgewerkt in overleg met de betrokken partijen, inhet bijzonder met de havengebruikers of hun vertegenwoordigers.

5.2.10.4, §3, eerste lid, eerste zin

In geval van significante veranderingen in de werking van de haven, moet de beheerder van de haven dat onmiddellijk melden aan de OVAM met een aangetekende brief.

173

Page 174: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

5.2.10.5 De beheerder van de haven zorgt ervoor dat aan elke havengebruiker de volgende informatie wordt verstrekt:1° een korte verwijzing naar het fundamentele belang van een behoorlijke afgifte van scheepsafval en ladingresiduen;2° de locatie van de vaste havenontvangstvoorzieningen, met tekening/kaart;3° een lijst van gewoonlijk verwerkte soorten scheepsafval en ladingresiduen;4° een lijst van contactadressen, exploitanten en geboden diensten;5° een beschrijving van de aanmeldingsprocedure;6° een beschrijving van de afgifteprocedures;7° een beschrijving van het tariefsysteem;8° een beschrijving van de procedures voor het melden van vermeende tekortkomingen van havenontvangstvoorzieningen;9° een beschrijving van de procedure voor het aanvragen van een vrijstelling van de afgifteplicht, de aanmelding en de financiële bijdrage.

5.2.10.6, §4 De aanmeldingsformulieren die de aangewezen instanties in het kader van deze procedure ontvangen, moeten gedurende een termijn van drie jaar bijgehouden worden.

5.2.10.8, tweede lid

Kosten die verbonden zijn aan de afgifte van ladingresiduen, worden door de gebruiker van de havenontvangstvoorziening betaald.

5.2.11.4, §1, eerste zin

De havenbeheerders die binnenschepen ontvangen en de waterwegbeheerders stellen een passend plan op voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval, restlading, overslagresten, ladingsrestanten en waswater.

5.2.11.4, §2 Het plan wordt uitgewerkt in overleg met de betrokken partijen, in het bijzonder met de havengebruikers of hun vertegenwoordigers.

5.2.11.5, derde lid, eerste zin

Bij significante veranderingen in de werking van het netwerk van ontvangstinrichtingen moeten de havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders dat onmiddellijk meedelen aan de OVAM met een aangetekende brief.

5.2.11.6 De havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders zorgen ervoor dat voor de binnenschepen de volgende informatie beschikbaar is:1° een korte verwijzing naar het fundamentele belang van een behoorlijke afgifte van scheepsafval;2° de locatie van de vaste ontvangstvoorzieningen, met een tekening of kaart;3° een lijst van de afvalstromen die worden aanvaard;4° een lijst van contactadressen, exploitanten en geboden diensten;5° een beschrijving van de afgifteprocedures en van het tariefsysteem;6° een beschrijving van de procedures voor het melden van vermeende tekortkomingen van havenontvangstvoorzieningen.

5.2.12.3., §1, eerste lid

De natuurlijke persoon of rechtspersoon, vermeld in artikel 5.2.12.1, stelt voor 1 april van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM:1° de hoeveelheid ingezamelde gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong;2° de inrichtingen waar en de wijze waarop de ingezamelde gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong zijn verwerkt.

5.3.4.4, eerste lid, tweede, derde en vierde zin

De gegevens over herkomst, inclusief de analyseresultaten, de geschatte hoeveelheid en de bestemming van de bagger- of ruimingsspecie worden uiterlijk dertig kalenderdagen voor de aanvang van ieder bagger- of ruimingswerk bezorgd aan het gemeentebestuur op het grondgebied waarvan de bagger- of ruimingsspecie zal worden uitgespreid, en zijn samen met de code van goede praktijk, vermeld in artikel 5.3.4.3, ter inzage van het publiek. De geplande aanvangsdatum word daarbij   uitdrukkelijk vermeld. Op eenvoudig verzoek wordt een afschrift van die gegevens bezorgd aan de persoon die erom vraagt.

5.3.4.4, tweede lid

Uiterlijk dertig kalenderdagen voor de aanvang van de ruimingswerken en tot de beëindiging ervan worden de geplande bagger- en ruimingswerken en het ter inzage leggen van de gegevens, vermeld in het eerste lid, en de regeling ervoor bekendgemaakt door aanplakking. De aanplakking gebeurt op het gemeentehuis van de gemeente op het grondgebied waarvan de specie zal worden uitgespreid. Het aanplakbiljet wordt opgehangen op een wijze die de aandacht trekt en is opgemaakt in duidelijk leesbare letters op een gele achtergrond. De houder van het materiaal is verantwoordelijk voor het maken van de aanplakbiljetten en voor

174

Page 175: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

het bezorgen ervan aan de gemeentebesturen in kwestie.5.3.8.2, derde lid, eerste zin

De kabel- en leidingbeheerder informeert de beheerder van het openbaar domein over de initiatieven en maatregelen, die overeenkomstig het eerste lid worden genomen en over de termijn waarbinnen die worden uitgevoerd.

6.1.2.4, eerste lid, eerste zin

Elke wijziging in de geregistreerde gegevens wordt elektronisch aan de OVAM meegedeeld.

6.1.3.4, eerste lid, eerste zin

Elke wijziging in de geregistreerde gegevens wordt elektronisch aan de OVAM meegedeeld.

6.2.3 Voor kennisgevingen die betrekking hebben op de uitvoer van afvalstoffen, moet de kennisgever de originele kennisgeving, met minstens één afschrift, ervan naar de OVAM sturen. Als er doorvoerlanden zijn, moet er voor elk doorvoerland een exemplaar worden toegevoegd.

Als de kennisgever akkoord gaat met de digitale verzending van de bijlagen bij het kennisgevingsdossier via het webloket dat de OVAM beschikbaar stelt via haar website, hoeft alleen het originele kennisgevingsformulier, het originele vervoers-document en het originele attest van de bankwaarborg naar de OVAM gestuurd te worden en moeten de andere bijlagen bij het kennisgevingsformulier worden opgeladen in het webloket. Er is dan geen afschrift en geen extra exemplaar voor elk doorvoerland nodig.

7.1.3, eerste lid Tenzij het anders bepaald is in dit hoofdstuk, zijn de volgende actoren ertoe gehouden afvalstoffen- en materiaalgegevens te verschaffen op eenvoudig verzoek van de OVAM:1° de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;2° de inrichtingen voor het verwerken van afvalstoffen;3° de afvalstoffenproducenten van bedrijfsafvalstoffen;4° de gemeenten en de verenigingen van gemeenten, belast met afvalstoffenbeheer;5° de grondstoffenproducent;6° de grondstoffengebruiker.

7.3.1.2, §1 De afvalstoffenproducenten en grondstoffenproducenten die zijn opgenomen in de selectie, vermeld in artikel 7.3.1.1, eerste lid, alsook de afvalstoffenproducenten van bedrijfsafvalstoffen, vermeld in de lijst van hinderlijke inrichtingen, opgenomen als bijlage I bij titel I van het VLAREM, met de letter R in de zevende kolom, brengen verslag uit over de in het vorige kalenderjaar geproduceerde afvalstoffen en grondstoffen.

7.3.1.2, §2 De verslaggeving heeft betrekking op alle bedrijfsafvalstoffen, met uitzondering van de met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen die door of in opdracht van de gemeente zijn ingezameld of opgehaald.De verslaggeving bevat jaartotalen uit het register van geproduceerde afvalstoffen, vermeld in artikel 7.2.1.1. Voor bedrijfsafvalstoffen die in aard, samenstelling, verwerkingswijze, afvalstoffeninzamelaar, afvalstoffen-handelaar of -,-makelaar of afvalstoffen-verwerker verschillen, moeten per exploitatiezetel afzonderlijke totalen worden ingevuld.

7.3.1.2, §3 De verslaggeving heeft betrekking op alle geproduceerde grondstoffen.De verslaggeving bevat de jaartotalen uit het uitgaande materialenregister, vermeld in artikel 7.2.2.2. Voor materialen die in aard, samenstelling, toepassingswijze of bestemming verschillen, moeten afzonderlijke totalen worden ingevuld.

7.3.1.3 De verslaggeving over de productie van bedrijfsafvalstoffen verloopt overeenkomstig artikel 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag, voor de datum die daarin wordt bepaald, en door middel van het deelformulier “Identificatiegegevens” en, het deelformulier “Afvalstoffenmelding voor producenten” van het integrale milieujaarverslag, waarvan het model als bijlage I bij het het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag is gevoegd.

7.3.2.1, eerste lid

De gemeentelijke overheden bezorgen jaarlijks voor 1 april aan de OVAM een jaarrapport over de in het vorige kalenderjaar door hen of in hun opdracht ingezamelde afvalstoffen.

175

Page 176: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

7.3.2.2, eerste lid

Het jaarrapport, vermeld in artikel 7.3.2.1, wordt schriftelijk of elektronisch bezorgd en bevat jaartotalen uit het register van de door de gemeente of in opdracht van de gemeente ingezamelde afvalstoffen, vermeld in artikel 7.2.1.3.

7.4.2, §1 De afvalstoffenverwerkers en grondstoffengebruikers die zijn opgenomen in de selectie, vermeld in artikel 7.4.1, eerste lid, brengen respectievelijk verslag uit over de in het vorige kalenderjaar verwerkte afvalstoffen en gebruikte grondstoffen.

7.4.2, §2 De verslaggeving heeft betrekking op alle verwerkte afvalstoffen die zijn opgenomen in de selectie, vermeld in artikel 7.4.1, eerste lid. De verslaggeving bevat jaartotalen uit het register van verwerkte afvalstoffen, vermeld in artikel 7.2.1.1. Voor afvalstoffen die in aard, samenstelling, verwerkingswijze of plaats van herkomst (binnen België het gewest, buiten België het land) verschillen, moeten per exploitatiezetel afzonderlijke totalen worden ingevuld.

7.4.2, §3 De verslaggeving heeft betrekking op alle gebruikte grondstoffen die zijn opgenomen in de selectie, vermeld in artikel 7.4.1, eerste lid. De verslaggeving bevat de jaartotalen uit het inkomende materialenregister, vermeld in artikel 7.2.2.3. Voor grondstoffen die in aard, samenstelling, toepassingswijze of plaats van herkomst (binnen België het gewest, buiten België het land) verschillen, moeten afzonderlijke totalen worden ingevuld.

7.4.3 De verwerker van afvalstoffen die opgenomen is in de selectie, vermeld in artikel 7.4.1, eerste lid, brengt verslag uit over de in het vorige kalenderjaar door hem verwerkte afvalstoffen waarvoor rapportering wordt gevraagd. Voor zover het in Vlaanderen ingevoerde afvalstoffen betreft, verloopt de verslaggeving overeenkomstig artikel 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag, voor de datum die daarin wordt bepaald en door middel van het deelformulier ” Ingevoerde afvalstoffen door verwerkers” van het integrale milieujaarverslag, waarvan het model als bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag is gevoegd.

176

Page 177: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage IX]385

Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Enig artikel. Het niet-voldoen aan de volgende wettelijke verplichtingen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2006 betreffende het onderhoud en het nazicht van centrale stooktoestellen voor de verwarming van gebouwen of voor de aanmaak van warm verbruikswater, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

Verplichtingen van de gebruiker en de eigenaar van een centraal stooktoestel

artikel wettelijke verplichting11, §1 De eigenaar van een centraal stooktoestel zorgt ervoor dat het keuringsrapport of een

duplicaat daarvan bij het toestel blijft zolang dat ongewijzigd in gebruik is.11, §2 De gebruiker bezorgt een duplicaat van het attest aan de eigenaar. De gebruiker en de

eigenaar houden minstens de duplicaten van de attesten van de laatste twee onderhoudsbeurten bij.

11, §3 De eigenaar van het centrale stooktoestel houdt het verwarmingsauditrapport bij zolang het toestel in gebruik is en geen nieuwe verwarmingsaudit werd uitgevoerd. De eigenaar bezorgt een duplicaat van het verwarmingsauditrapport aan de gebruiker.

11, §4 De attesten en rapporten, bedoeld in §1, §2 en §3, worden ter beschikking gehouden van de toezichthouder en voorgelegd op eenvoudig verzoek.

11, §5 De eigenaar van het toestel bezorgt een duplicaat van de attesten en rapporten, bedoeld in §1, §2 en §3, aan een gebruiker.

 

Verplichtingen van de persoon belast met de keuring vóór eerste ingebruikname, met de onderhoudsbeurt of met de verwarmingsaudit van een centraal stooktoestel

artikel wettelijke verplichting12, §1 De keuring van een nieuw centraal stooktoestel, bedoeld in art. 7, bestaat uit:

1° het onderzoek van de goede en veilige staat van werking van het stooktoestel, met inbegrip van de controleproeven omtrent de goede staat van werking;2° het onderzoek van de algemene staat van het centrale stooktoestel, inzonderheid de goede verbinding tussen de brander en de centrale stookketel indien van toepassing;3° de controle van het rookgasafvoerkanaal, met inbegrip van de goede werking ervan, en het onderzoek naar de geschiktheid van het rookgasafvoerkanaal voor het stooktoestel waarmee het verbonden is;4° de controle op de aanwezigheid van de gebruikers- en onderhoudsinstructies;5° het controleren van de verluchting van het stooklokaal en de aanvoer van verbrandingslucht.De technicus voert de controleproeven omtrent de goede staat van werking, opgenomen in hoofdstuk I van bijlage I bij dit besluit uit volgens de instructies van de fabrikant, met apparatuur die minstens voldoet aan de technische specificaties, opgenomen in hoofdstuk II van bijlage I bij dit besluit, en daarbij rekening houdend met de voorschriften van hoofdstuk I van bijlage I bij dit besluit.

12, §2 Een nieuw centraal stooktoestel, gevoed met vloeibare of gasvormige brandstof, moet voorzien zijn van meetopeningen aan rookgaszijde voor het uitvoeren van de controleproeven omtrent de goede staat van werking.

12, §3 De technicus voert na de uitvoering van de keuring een verbrandingscontrole uit als vermeld in artikel 13.

13, §1, De erkende technicus voert de onderhoudsbeurt van een centraal stooktoestel uit

385 Vervangen bij art. 207 B.Vl.Reg. 18 maart 2016177

Page 178: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

eerste lid volgens de regels van goed vakmanschap. Hij houdt rekening met de onderhoudsinstructies van de fabrikant van het stooktoestel.

13, §1, tweede lid

De controleproeven omtrent de goede staat van werking, opgenomen in hoofdstuk I van bijlage I bij dit besluit, voert hij uit volgens de instructies van de fabrikant, met apparatuur die minstens voldoet aan de technische specificaties, opgenomen in hoofdstuk II van bijlage I bij dit besluit. Hij houdt daarbij rekening met de voorschriften van hoofdstuk I van bijlage I bij dit besluit.

13, §2 Bij een centraal stooktoestel, met een nominaal vermogen van 20 kW of meer en gevoed met vloeibare brandstof, bestaat de onderhoudsbeurt, bedoeld in artikel 8, 4°, uit:1° het nazien van de algemene staat en de veilige staat van werking van het centrale stooktoestel, het controleren van de verluchting van het stooklokaal en de aanvoer van verbrandingslucht;2° een reinigingsbeurt:a) voor een stooktoestel aangesloten als type B: het reinigen en het controleren van het rookgasafvoerkanaal: het mechanisch vegen van het rookgasafvoerkanaal en van het verbindingsstuk tussen het rookgasafvoerkanaal en het stooktoestel, het nakijken van de algemene staat van het rookgasafvoerkanaal en van het verbindingsstuk tussen het rookgasafvoerkanaal en het stooktoestel (onder meer de dichtheid), en het controleren van de goede werking van het rookgasafvoerkanaal (onder meer de druk);b) voor een stooktoestel aangesloten als type C: het controleren van de correcte plaatsing volgens de code van goede praktijk en van de rookgaszijdige dichtheid van het rookgasafvoerkanaal.c) het reinigen en het controleren van het centrale stooktoestel en de inwendige delen van het centrale stooktoestel, het reinigen en het controleren van de ventilator, en het nakijken van de dichtheid van het centrale stooktoestel;3° de verbrandingscontrole: het nazien en het afstellen van de brander, alsook van de inrichtingen en de onderdelen die voor de werking ervan noodzakelijk zijn, gevolgd door de controleproeven omtrent de goede staat van werking.

13, §3 Bij een centraal stooktoestel, met een nominaal vermogen van 20 kW of meer en gevoed met gasvormige brandstof, bestaat de onderhoudsbeurt, bedoeld in artikel 8, 4°, uit:1° het nazien van de algemene staat en de veilige staat van werking van het centrale stooktoestel, het controleren van de verluchting van het stooklokaal en de aanvoer van verbrandingslucht;2° een reinigingsbeurt:a) voor een stooktoestel aangesloten als type B: het reinigen en het controleren van het rookgasafvoerkanaal: het mechanisch vegen van het rookgasafvoerkanaal en van het verbindingsstuk tussen het rookgasafvoerkanaal en het centrale stooktoestel, het nakijken van de algemene staat van het rookgasafvoerkanaal en van het verbindingsstuk tussen het rookgasafvoerkanaal en het centrale stooktoestel (onder meer de dichtheid), en het controleren van de goede werking van het rookgasafvoerkanaal (onder meer de druk);b) voor een stooktoestel aangesloten als type C: het controleren van de correcte plaatsing volgens de code van goede praktijk en van de rookgaszijdige dichtheid van het rookgasafvoerkanaal;c) het reinigen en het controleren van het centrale stooktoestel: het ontstoffen van het centrale stooktoestel, het reinigen van de branderbedden en de warmtewisselaar, en, voor gasketels met ventilatorbrander, het reinigen van de ventilator en de brander, en het nakijken van de dichtheid van het centrale stooktoestel;3° een verbrandingscontrole: dit omvat het uitvoeren van de controleproeven omtrent de goede staat van werking en, voor gasketels met ventilatorbrander, het afregelen van de ventilatorbrander.

13, §4 Bij een centraal stooktoestel, gevoed met vaste brandstof, bestaat de onderhoudsbeurt, bedoeld in artikel 8, 4°, uit:1° het controleren van de algemene staat en de veilige staat van werking van het centrale stooktoestel, met inbegrip van het controleren van de verluchting in het lokaal waarin de centrale stooktoestel staat, en van de aanvoer van de verbrandingslucht.2° het reinigen en het controleren van het rookgasafvoerkanaal: het mechanisch vegen van het rookgasafvoerkanaal en van het verbindingsstuk tussen het rookgasafvoerkanaal en het centrale stooktoestel, het nakijken van de algemene staat van het rookgasafvoerkanaal, en van het verbindingsstuk tussen het rookgasafvoerkanaal en het centrale stooktoestel en het controleren van de goede werking van het rookgasafvoerkanaal (onder meer de druk);3° het reinigen van de inwendige delen van het centrale stooktoestel: het reinigen van de warmtewisselaar en alle andere inwendige delen die in contact komen met de rookgassen of de brandstof.

13, §5, Een schoorsteenveger mag het rookgasafvoerkanaal alleen reinigen en controleren. Als

178

Page 179: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

tweede lid

de technicus het rookgasafvoerkanaal niet zelf reinigt en controleert, vat hij het onderhoud pas aan nadat hem het reinigingsattest is voorgelegd.

14, §1 De verwarmingsaudit, bedoeld in artikel 9, §2, 1° en 2°, wordt, bij een centraal stooktoestel met een nominaal vermogen kleiner of gelijk aan 100 kW, uitgevoerd aan de hand van het rekeninstrument dat door de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, ter beschikking wordt gesteld.

14, §2, eerste lid

De verwarmingsaudit, bedoeld in artikel 9, §2, 3°, a) en b), wordt uitgevoerd aan de hand van software die door de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, ter beschikking wordt gesteld.

14, §2, tweede lid, eerste zin

De verwarmingsaudit, bedoeld in artikel 9, §2, 3°, c), wordt uitgevoerd aan de hand van een berekeningsmethodiek die door de erkende technicus verwarmingsaudit wordt gekozen maar een beoordeling toelaat van het rendement van de ketel en van de ketelgrootte ten opzichte van de verwarmingsbehoeften van het gebouw.

14, §2, tweede lid, tweede zin

De erkende technicus verwarmingsaudit geeft de afdeling op eenvoudig verzoek de nodige informatie over de gehanteerde berekeningsmethodiek.

14, §4, 1° De persoon die de verwarmingsaudit van het centrale stooktoestel heeft uitgevoerd:1° verstrekt aan de eigenaar van het centrale stooktoestel informatie omtrent de bestaande steunmaatregelen van de overheid of derden en de geschatte besparing op het energieverbruik met het oog op de vervanging van oudere ketels;

14, §4, 2° De persoon die de verwarmingsaudit van het centrale stooktoestel heeft uitgevoerd:2° adviseert de eigenaar van het centrale stooktoestel over vervanging van de ketel, over andere wijzigingen van het verwarmingssysteem en alternatieve oplossingen die een significante energiebesparing kunnen realiseren.

15, §1, eerste zin

De persoon die de keuring van een nieuw centraal stooktoestel, bedoeld in artikel 7, uitvoert, overhandigt aan de eigenaar een behoorlijk ingevuld keuringsrapport en een verbrandingsattest.

15, §1, tweede zin

Een duplicaat ervan houdt hij gedurende minstens één jaar ter beschikking van de toezichthouder.

15, §2, eerste zin

De persoon die de gedeeltelijke of de volledige onderhoudsbeurt van artikel 8, 4°, heeft uitgevoerd overhandigt aan de gebruiker van het centrale stooktoestel het behoorlijk ingevulde reinigingsattest en/of het behoorlijk ingevulde verbrandingsattest.

15, §2, tweede zin

Een duplicaat ervan houdt hij gedurende minstens één jaar ter beschikking van de toezichthouder.

15, §3, eerste zin

De persoon die de verwarmingsaudit, bedoeld in artikel 9, heeft uitgevoerd, overhandigt aan de eigenaar van het centrale stooktoestel een verwarmingsauditrapport.

15, §3, tweede zin

Een duplicaat ervan houdt hij gedurende minstens één jaar ter beschikking van de toezichthouder.

15, §5, eerste zin

Een behoorlijk ingevuld reinigingsattest, verbrandingsattest, keuringsrapport of verwarmingsauditrapport bevat minstens de gegevens, gevraagd in het toepasselijke model uit bijlage III in duidelijk leesbare alfanumerieke tekens.

15, §6, tweede lid

Een schoorsteenveger mag alleen een reinigingsattest opstellen voor het gedeelte reinigen en controleren van het rookgasafvoerkanaal.

  

179

Page 180: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage X]386

[Bijlage XI]387

386 Opgeheven bij art. 208 B.Vl.Reg. 18 maart 2016387 Opgeheven bij art. 209 B.Vl.Reg. 18 maart 2016

180

Page 181: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage XII]388

Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Enig artikel. Het niet-voldoen aan de onderstaande wettelijke verplichtingen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

Artikel Wettelijke verplichting5 De monsternemingen in het kader van het Bodemdecreet en het VLAREBO van 14

december 2007 worden uitgevoerd volgens de methodes die in het CMA zijn vastgesteld.6, eerste lid

De analyses in het kader van het Bodemdecreet en het VLAREBO van 14 december 2007 worden uitgevoerd volgens de methodes die in het CMA zijn vastgesteld of volgens een methode die door de OVAM gelijkwaardig wordt verklaard.

55, tweede lid

Als de OVAM aanvullende onderzoeksverrichtingen oplegt, kan ze een termijn bepalen waarbinnen de aanvullende onderzoeksverrichtingen moeten worden uitgevoerd en het verslag ervan bij de OVAM moet worden ingediend.

81, derde lid, tweede volzin

De vereniging van mede-eigenaars brengt de eigenaars en gebruikers van die mede-eigendom op de hoogte van de kennisgeving van de OVAM binnen een termijn van tien dagen na ontvangst ervan.

86, tweede lid

Binnen een termijn van tien dagen na ontvangst ervan maakt de burgemeester het bodemsaneringsproject gedurende dertig dagen bekend door aanplakking van een bericht op de plaats waar de bodemsaneringswerken gepland zijn en op de plaatsen die gereserveerd zijn voor de officiële berichten van bekendmaking. Gedurende diezelfde periode van dertig dagen legt hij het bodemsaneringsproject ter inzage bij de diensten van het gemeentebestuur. Tijdens die periode van bekendmaking kan iedereen schriftelijk bezwaren en opmerkingen richten aan het college van burgemeester en schepenen. Na afloop van de periode van bekendmaking maakt de burgemeester een proces-verbaal op over de ingediende bezwaren en opmerkingen. Uiterlijk vijftig dagen na ontvangst van het bodemsaneringsproject wordt het proces-verbaal aan de OVAM bezorgd.

89, § 1, tweede lid, eerste zin

Als de OVAM aanvullingen of wijzigingen oplegt, kan ze een termijn bepalen waarbinnen het aangepaste bodemsaneringsproject aan de OVAM moet worden bezorgd.

103, eerste lid

De opdrachtgever van de bodemsaneringswerken stelt tijdig de volgende personen in kennis van de aanvang van de uitvoering van de bodemsaneringswerken:1° de eigenaars en gebruikers van de gronden waar werken zullen plaatsvinden die noodzakelijk zijn om de bodemsanering uit te voeren;2° de eigenaars en gebruikers van de gronden waarop de uitvoering van de bodemsaneringswerken mogelijk een negatieve weerslag kan hebben.

104, eerste zin

Ten minste acht dagen voor de aanvang van de uitvoering van de bodemsaneringswerken maakt een beëdigd landmeter, op verzoek van de opdrachtgever van de bodemsaneringswerken, een plaatsbeschrijving op van de gronden waar werken zullen plaatsvinden die noodzakelijk zijn om de bodemsanering uit te voeren alsook van de gronden waarop mogelijk een negatieve weerslag kan worden verwacht ten gevolge van de uitvoering van de bodemsaneringswerken.

121

Voor de volgende activiteiten moet de persoon die de activiteit verricht een individueel bodempreventie- en bodembeheersplan opstellen en voorleggen aan de OVAM:1° het chemisch reinigen van textiel, alsook alle industriële of commerciële activiteiten waarbij VOS worden gebruikt in een installatie voor het schoonmaken van kleren, meubelstoffen en soortgelijke consumptiegoederen, met uitzondering van het handmatig verwijderen van vlekken in de textiel- en de kledingindustrie;Overeenkomstig artikel 91, § 1, van het Bodemdecreet, kan de persoon die een activiteit, vermeld in het eerst lid, verricht, voor die verplichting een beroep doen op een erkende bodemsaneringsorganisatie.

388 Vervangen bij art. 35 B.Vl.Reg. 3 juli 2015181

Page 182: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

189 Voor de start van de grondwerken meldt de uitvoerder grondwerken de startdatum aan een erkende bodembeheerorganisatie.

200, eerste lid

Bij het transport naar een tussentijdse opslagplaats of een grondreinigingscentrum van meer dan 250 m® uitgegraven bodem of van meer dan 50 m®uitgegraven bodem waarvoor de opmaak van een technisch verslag verplicht is, meldt de uitvoerder grondwerken dat transport aan een erkende bodembeheerorganisatie.

182

Page 183: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage XIII]389

Lijst van milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Enig artikel. Het niet-voldoen aan de hiernavolgende wettelijke verplichtingen als vermeld in het Bosdecreet van 13 juni 1990, met uitzondering van het niet voldoen aan die verplichtingen door gebruik van motorvoertuigen voor wat betreft de artikelen 10 en 12, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

Artikel Wettelijke verplichting

10, § 2 en § 3

§ 2. Behoudens in de gevallen vermeld in het volgende lid, zijn alle bossen voor het publiek, aangeduid in § 3 van dit artikel, steeds toegankelijk. Zij zijn evenwel enkel toegankelijk op de boswegen. De Vlaamse regering kan echter, voor zover dit het voortbestaan van het bos niet bedreigt en de vervulling van de andere bosfuncties niet verhindert, bij besluit toestaan dat voor bepaalde activiteiten de boswegen worden verlaten. De Vlaamse Regering kan de uitoefening van deze activiteiten afhankelijk stellen van het verkrijgen van een machtiging van het Agentschap.Bossen kunnen voor bepaalde of onbepaalde duur, geheel of gedeeltelijk ontoegankelijk worden. Het ontoegankelijk stellen van openbare bossen is slechts toegestaan na een machtiging van het Agentschap.De eventuele ontoegankelijkheid van een bos of een gedeelte van een bos dient langs de boswegen te worden aangeduid op een duidelijk zichtbare wijze. De Vlaamse Regering legt de vorm en de wijze vast waarop die aanduiding moet gebeuren. De eventuele ontoegankelijkheid van een bos of een gedeelte van een bos kan niet wettig in een andere vorm of op een andere wijze worden aangeduid. § 3. De voetgangers hebben steeds toegang tot alle bossen die voor het publiek toegankelijk zijn overeenkomstig § 2 van dit artikel.De Vlaamse Regering kan bij besluit, zonder afbreuk te doen aan de bepaling van artikel 14, op de boswegen andere categorieën van weggebruikers toelaten voor zover die het voortbestaan van het bos niet bedreigen en de vervulling van de andere bosfuncties niet verhinderen.De Vlaamse Regering regelt bij besluit de toegang tot de boswegen van alle in beide voorgaande leden bedoelde categorieën van weggebruikers. De toegang tot de boswegen kan slechts wettig worden aangeduid in de vorm en op de wijze zoals bepaald door de Vlaamse Regering.

12

§ 4. De toegankelijkheid van een bos wordt geregeld door een toegankelijkheidsregeling die niet strijdig is met de inhoud van het beheersplan of met de bepalingen van dit decreet. Als de toegankelijkheid beperkt blijft tot het verlenen van toegang voor voetgangers op de boswegen overeenkomstig artikel 10, § 2 en § 3, vervalt de verplichting tot opmaak van een toegankelijkheidsregeling. De Vlaamse Regering bepaalt door wie een toegankelijkheidsregeling kan worden opgesteld, evenals de inhoud en de procedure voor de goedkeuring van deze toegankelijkheidsregeling.

30

Onverminderd de verbodsbepalingen opgenomen in wetten, decreten, reglementen en de ontheffingen opgenomen in het beheersplan, is het in de bosreservaten verboden:(...)8. sport te beoefenen.(...)

62, eerste zin

De koper mag het kappen niet beginnen zonder een voorafgaandelijke schriftelijke kapvergunning van de aangewezen ambtenaar.

63 De koper moet alle te sparen bomen kunnen aanwijzen en is verplicht alle voorbehouden bomen, op welke manier ook aangewezen, onaangeroerd te laten.Onverminderd de bepalingen van artikel 184 van het Strafwetboek mogen de kopers geen merken aanbrengen op voorbehouden bomen.Wederrechtelijk gekapte bomen kunnen door de koper niet gecompenseerd worden door voor kapping gemerkte bomen te laten staan.De waarde van de wederrechtelijke gekapte bomen dient vergoed te worden, alsmede de

389 Vervangen bij art. 36 B.Vl.Reg. 3 juli 2015183

Page 184: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

eventuele schade die hierdoor is ontstaan.Wanneer te sparen bomen gebroken of omgeworpen zijn, moet de koper ze ter plaatse laten liggen en onmiddellijk de aangestelde waarschuwen.Het merkteken van de hamer op de stam of op de stronk aangebracht is het enige middel waarmee de koper de exploitatie van de bomen kan rechtvaardigen.

64

De koper dient de nodige voorzorgen te nemen om de te sparen bomen en het bosbestand niet te beschadigen.Wanneer een gevelde boom is blijven hangen op een voorbehouden of te sparen boom, mag de koper de voorbehouden of te sparen boom alleen kappen mits machtiging van de aangewezen ambtenaar en na vaststelling op tegenspraak van de schade die voortspruit uit de noodzakelijkheid om de voorbehouden of te sparen boom te vellen.Indien de schadeloosstelling in natura mogelijk is, kan men ter vervanging van de beschadigde bomen, gemerkte bomen van minstens gelijke waarde aanduiden, rekening houdend met de toekomstwaarde, of bomen van mindere waarde mits betaling van het verschil.Indien de koper niet akkoord gaat met deze vervanging schat men de waarde van de beschadigde bomen; daaraan wordt de schade aan het bestand toegevoegd.Indien de koper niet bewijst dat hij alle voorzorgen heeft genomen om beschadiging van de te sparen bomen te voorkomen, worden deze als delicthout beschouwd en overeenkomstig artikel 55 verkocht onverminderd de door de koper te betalen schadeloosstelling en in voorkomend geval, de krachtens de verkoopsvoorwaarden verschuldigde boeten.

65De koper mag geen hout hakken of weghalen op zon- en feestdagen, noch voor de officiële zonsopgang of na de officiële zonsondergang.Alleen in bijzondere gevallen kan hem door de aangewezen ambtenaar machtiging gegeven worden om hiervan af te wijken.

66 Het is de koper verboden hout van zijn koop op stam te schillen of te ontschorsen, tenzij de verkoopsvoorwaarden dit uitdrukkelijk toestaan.

67 Elke overtreding van de verkoopsvoorwaarden is verboden.

68Ten behoeve van de exploitatie mag geen put of oven voor houtskool worden gemaakt; geen werkplaats of keet, woonwagen, caravan of tent worden geplaatst, behalve op de plaatsen aangewezen door de aangewezen ambtenaar of zijn afgevaardigde.

69 Het is de koper en zijn arbeiders verboden elders vuur te maken dan op de in verkoopsvoorwaarden of door de aangestelde toegelaten plaatsen.

70Het hout wordt vervoerd langs de wegen, die daarvoor gewoonlijk gebruikt worden of op de wijze, die door de aangewezen ambtenaar of zijn gemachtigde wordt aangewezen.In geen geval mag de koper nieuwe doorgangen of wegen aanleggen.

71

Alle voor kapping gemerkte bomen dienen gekapt en opgeruimd te worden binnen de door de verkoopsvoorwaarden gestelde termijn.Voor zover in de verkoopsvoorwaarden een afwijkingsmogelijkheid wordt voorzien, kan alleen om gemotiveerde redenen aan de kopers een verlenging van deze termijn worden toegestaan.Indien de kopers de door de verkoopsvoorwaarden opgelegde werkzaamheden niet verrichten binnen de gestelde termijn, komen de niet-gekapte en de niet-opgeruimde bomen, onverminderd de schadevergoeding opnieuw toe aan de eigenaar.

72 De kopers mogen in hun kavels alleen hout leggen dat daarvan afkomstig is.81 Kappingen voorzien in een goedgekeurd beheersplan mogen onmiddellijk worden

uitgevoerd en zijn niet meldingsplichtig.Indien onverwijld moet worden overgegaan tot kapping om veiligheidsredenen moet de kapping en de motivering ervan ten laatste 24 uur na het aanvangen van de kapping schriftelijk worden medegedeeld aan het Agentschap. Indien dringend moet worden overgegaan tot kapping om sanitaire redenen, moet de kapping en de motivering ervan minstens veertien dagen voor het aanvangen van de kapping aan het Agentschap schriftelijk worden meegedeeld.Binnen een termijn van zes maanden na het uitvoeren van de voormelde kappingen dient de bosbeheerder een voorstel van herstelmaatregelen, gaande van de herbebossing van de gekapte of beschadigde percelen tot een gelijkwaardige oppervlakte, met inbegrip van spontane herbebossing, ter goedkeuring aan het Agentschap voor te leggen. Wanneer de bosbeheerder geen herstelmaatregelen voorlegt binnen die termijn of wanneer hij in gebreke blijft om de goedgekeurde herstelmaatregelen uit te voeren binnen een termijn van één jaar na de goedkeuring van het al dan niet gewijzigde voorstel of wanneer binnen deze termijn de spontane herbebossing geen of onvoldoende resultaten opgeleverd heeft, kan het Agentschap de werken op kosten van de bosbeheerders laten uitvoeren. De kosten worden verhaald door toezending via een aangetekende zending van de kostenstaat aan de bosbeheerder.

184

Page 185: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Voor alle andere kappingen moet een machtiging gevraagd worden aan het Agentschap. Kappingen andere dan vermeld in het eerste tot en met het derde lid waarvoor geen machtiging is verleend, alsook het niet naleven van de voorwaarden van een machtiging, zijn verboden. (...)Het Agentschap beslist binnen de zestig dagen na de datum van indiening van het verzoek of de kapping kan worden uitgevoerd, waarvan onverwijld mededeling wordt gegeven aan de betrokken gemeentebesturen. Na verloop van deze termijn wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd. (...)

90, eerste lid

Openbare onroerende goederen, die onder de toepassing van het decreet vallen, kunnen niet vervreemd worden zonder machtiging van de Vlaamse Regering.

91, § 2, eerste lid

Bij een overdracht of een verdeling van onroerende goederen waarop dit decreet van toepassing is, brengt de overdrager of verdeler de verwerver vóór het sluiten van de overeenkomst op de hoogte van de verplichtingen die op dat goed rusten krachtens dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten.

91, § 2, tweede lid

Deze verplichting rust eveneens op degene die het eigendomsrecht van dergelijke onroerende goederen belast met zakelijke rechten in de mate dat daarbij het beheer van het bos wordt overgedragen, en op de persoon die op enige andere wijze het beheer van het bos gedeeltelijke of geheel overdraagt voor meer dan negen jaar.

91, § 3, eerste lid

De instrumenterende ambtenaar die een akte verlijdt van overdrachten of verdelingen bedoeld in § 1 neemt in de akte in een aparte rubriek "Bosdecreet" de verklaring op van de overdrager of verdeler dat hij zijn informatieplicht, bedoeld in § 2, heeft nageleefd en, in voorkomend geval, de nodige stukken heeft overgedragen.

91, § 3, tweede lid

Het voorhanden zijn van een bosbeheerplan en de referentiegegevens ervan worden in de akte vermeld.

91, § 4Voormelde instrumenterende ambtenaar deelt binnen zestig dagen na de ondertekening van de akte de wijziging in het beheer van het bos mee aan het Agentschap met een attest waarin de identiteit van de oorspronkelijke en de nieuwe bosbeheerder en de omschrijving van het betreffende onroerend goed worden opgenomen.

97, § 1

§ 1. Onverminderd de verbodsbepalingen in wetten, decreten en reglementen is het, zonder toestemming van de eigenaar en machtiging van het Agentschap of zonder dat het bepaald is in het goedgekeurd beheersplan, in alle openbare bossen en voor wat de bosreservaten betreft, de commissie gehoord, verboden:(...)2. het dode hout, op de grond liggend of nog aan de stam bevestigd, te verwijderen tenzij het behoort tot een partij verkochte bomen;3. knoppen, scheuten, twijgen, bloeiwijzen, kegels, vruchten, zaden te verzamelen en te verwijderen;4. bomen op te snoeien, behoudens wanneer deze maatregel werd opgenomen in het goedgekeurd beheersplan;(...)6. reclame aan de bomen te bevestigen, reclameborden te plaatsen en onverschillig welk ander middel van commerciële reclame te gebruiken;7. de rust in het bos en van de bezoekers op welke wijze ook te verstoren;(...)10. bomen te beschadigen, planten weg te nemen, uit te rukken of af te snijden;(...)12. prikkeldraad aan te brengen en/of in stand te houden in en om de bossen, tenzij anders voorzien in het beheersplan.

97, § 2 § 2. Onverminderd de verbodsbepalingen opgenomen in wetten, decreten en reglementen is het, zonder toestemming van de bosbeheerder en machtiging van het Agentschap of zonder dat het voorzien is in het goedgekeurd beheersplan, in alle privé-bossen verboden:(...)2. reclame aan de bomen te bevestigen, reclameborden te plaatsen en onverschillig welk ander middel van commerciële reclame te gebruiken;3. de rust in het bos en van de bezoekers op welke wijze ook te verstoren;(...)5. bomen te beschadigen, planten weg te nemen, uit te rukken of af te snijden, tenzij als beheersmaatregel;6. onverschillig welk voorwerp dat tot de uitrusting van het bos behoort te vernielen, te beschadigen, te verplaatsen en te misbruiken;7. prikkeldraad aan te brengen en/of in stand te houden in en om de bossen, tenzij anders voorzien in het beheersplan;

185

Page 186: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

(...)

186

Page 187: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage XIV]390

Lijst van milieu-inbreuken, in uitvoering van de artikelen 16.1.2,f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.

Enig artikel. Het niet voldoen aan onderstaande wettelijke verplichtingen als vermeld in het Jachtdecreet van 24 juli 1991, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

Artikel Wettelijke verplichting7, tweede lid Elke houder van het jachtrecht die op welke wijze ook van zijn recht

gebruik maakt is verplicht een door hem opgemaakt plan van zijn jachtterrein met aanduiding van de percelen waarbinnen hij geen jachtrecht heeft in te dienen bij de arrondissementscommissaris of de door de Vlaamse Regering aan te wijzen ambtenaar, in wiens ambtsgebied het jachtterrein of het grootste gedeelte ervan, is gelegen.

7, vierde lid, tweede zin Elke houder van het jachtrecht die een plan heeft neergelegd dat de toestand van zijn jachtterrein niet juist weergeeft is verplicht op verzoek van de arrondissements-commissaris of van de door de Vlaamse Regering aan te wijzen ambtenaar, om binnen de gestelde termijn de juiste gegevens neer te leggen.

22, tweede lid, vierde streepje

Indien de eigenaar of de grondgebruiker kan aantonen dat geen andere bevredigende oplossing bestaat, kan hij het jaagbaar wild eveneens doden of laten doden onder de in het voorgaande lid vermelde voorwaarden. Het doden mag alleen gebeuren:- na voorafgaande schriftelijke ingebrekestelling van de houder van het jachtrecht op de grond waarop de bestrijding gebeurt en na voorafgaande schriftelijke verwittiging van de ambtenaar die daartoe door de Vlaamse regering is aangewezen.

  

390 Vervangen bij art. 31 B.Vl.Reg. 25 april 2014187

Page 188: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage XV]391

Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Enig artikel. Het niet-voldoen aan de hiernavolgende wettelijke verplichtingen als vermeld in Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen en dit in het licht van de Vlaamse bevoegdheden ter bescherming van het leefmilieu zoals bepaald in artikel 6, § 1, II, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen:

Artikel Wettelijke verplichting

27, lid 1

Elke onderneming verstrekt de Commissie en, door middel van een afschrift, de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat voor elke gereguleerde stof en elke in bijlage II genoemde nieuwe stof jaarlijks uiterlijk op 31 maart de in de leden 2 tot en met 6 vermelde gegevens over het voorafgaande kalenderjaar.

27, lid 2

Iedere producent verstrekt de volgende gegevens:a) zijn totale productie voor elke in lid 1 bedoelde stof;b) de in de Gemeenschap op de markt gebrachte of voor eigen rekening van de producent gebruikte geproduceerde hoeveelheden, gesplitst naar productie voor gebruik als grondstof, gebruik als technische hulpstof, of andere toepassingen;c) de productie om te voorzien in de behoeften voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen in de Gemeenschap waarvoor overeenkomstig artikel 10, lid 6, vergunning is verleend;d) de productie om in de essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen van de partijen waarvoor overeenkomstig artikel 10, lid 8, toestemming is verleend, te voorzien;e) in voorkomende geval, de toename van de productie waarvoor in verband met industriële rationalisering krachtens artikel 14, leden 2, 3 en 4, toestemming is verleend;f) de gerecycleerde, geregenereerde of vernietigde hoeveelheden onder vermelding van de bij de vernietiging gebruikte techniek, met inbegrip van de in artikel 3, punt 14, bedoelde als bijproduct geproduceerde en vernietigde hoeveelheden;g) de voorraden;h) de van en aan andere producenten in de Gemeenschap gekochte en verkochte hoeveelheden.

27, lid 3

Iedere importeur verstrekt voor elke in lid 1 bedoelde stof de volgende gegevens:a) de in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte hoeveelheden, uitgesplitst naar invoer voor gebruik als grondstof of als technische hulpstof, voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen waarvoor overeenkomstig artikel 10, lid 6, vergunning is verleend, voor gebruik voor quarantainedoeleinden en toepassingen voorafgaand aan het vervoer en voor vernietiging; Importeurs die gereguleerde stoffen voor vernietiging hebben ingevoerd, vermelden tevens voor elke stof de eindbestemming of eindbestemmingen, onder vermelding, voor elke eindbestemming, van de hoeveelheden van elke stof die daar afgeleverd zijn en van de naam en het adres van de vernietigingsinstallatie;b) de hoeveelheden die volgens andere douaneprocedures zijn ingevoerd, onder aparte vermelding van de soort douaneprocedure en het aangegeven gebruik;c) de hoeveelheden gebruikte in lid 1 bedoelde stoffen die voor recycling of voor regeneratie zijn ingevoerd;d) de voorraden;e) de van en aan andere ondernemingen in de Gemeenschap gekochte en verkochte hoeveelheden;f) het land van uitvoer.

27, lid 4

Iedere exporteur verstrekt voor elke in lid 1 bedoelde stof de volgende gegevens:a) de hoeveelheden uitgevoerde stoffen, uitgesplitst naar uitvoer naar de verschillende landen van bestemming, en naar uitvoer voor gebruik als grondstof of als technische hulpstof, voor essentiële analytische en laboratoriumtoepassingen, voor kritische toepassingen en voor toepassingen voor quarantainedoeleinden en toepassingen voorafgaand aan het vervoer;b) de voorraden;c) de van en aan andere ondernemingen in de Gemeenschap gekochte en verkochte

391 Vervangen bij art. 37 B.Vl.Reg. 3 juli 2015188

Page 189: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

hoeveelheden;d) het land van bestemming.

27, lid 5

Elke onderneming die gereguleerde stoffen vernietigt als bedoeld in lid 1 en niet onder lid 2 valt, verstrekt de volgende gegevens:a) de hoeveelheden van die stoffen die werden vernietigd, met inbegrip van de hoeveelheden die zich in producten of apparaten bevonden;b) de voorraden van die stoffen die wachten op vernietiging, met inbegrip van de hoeveelheden die zich in producten of apparaten bevinden;c) de bij de vernietiging gebruikte techniek.

27, lid 6

Elke onderneming die gereguleerde stoffen als grondstof of als technische hulpstof gebruikt, verstrekt de volgende gegevens:a) de hoeveelheden van die stoffen die als grondstof of als technische hulpstof worden gebruikt;b) de voorraden van die stoffen;c) de betrokken methoden en emissies.

27, lid 7

Elke producent of importeur die overeenkomstig artikel 10, lid 6, een vergunning heeft verkregen, deelt de Commissie en, door middel van een afschrift, de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat jaarlijks vóór 31 maart voor alle stoffen waarvoor hij toestemming heeft verkregen mee waarvoor die zijn gebruikt, welke hoeveelheden hij het voorgaande jaar heeft gebruikt, welke hoeveelheden hij in voorraad heeft, gerecycleerd, geregenereerd of vernietigd heeft en welke hoeveelheden producten en apparaten die deze stoffen bevatten of nodig hebben hij op de communautaire markt gebracht en/of uitgevoerd heeft.

 

189

Page 190: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage XVI]392

Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Enig artikel. Het niet-voldoen aan de hiernavolgende wettelijke verplichtingen als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 houdende regels tot uitvoering van het Oppervlaktedelfstoffendecreet, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2009, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

Artikel Wettelijke verplichting14, § 2, tweede zin

De nieuwe vergunninghouder stelt de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen hiervan per aangetekende brief in kennis.

15, § 3, eerste lid

Indien de vergunninghouder een tijdelijke opslag van de uit zijn onderzoeksareaal gewonnen oppervlaktedelfstoffen voorziet op een perceel dat geen deel uitmaakt van de aanvraag, dient hij de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, daarvan schriftelijk en voorafgaandelijk op de hoogte te brengen, met opgave van de referenties van dit perceel. Dit geldt zowel voor percelen gelegen binnen als buiten het ontginningsgebied.

24

Uiterlijk op 31 maart volgend op elk volledig kalenderjaar dat binnen de vergunningstermijn valt, bezorgt de vergunninghouder aan de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen een voortgangsrapport betreffende de exploitatie in het voorbije kalenderjaar.Na een eerste basisvoortgangsrapport kunnen de daaropvolgende jaarlijkse voortgangsrapporten zich beperken tot het aanleveren van de gegevens die wijzigingen inhouden ten opzichte van de vorige voortgangsrapporten. Ook ingeval er in het voorbije kalenderjaar geen enkele wijziging is opgetreden, wordt dit aan de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen gemeld. In elk geval wordt om de vijf jaar een geactualiseerd basisvoortgangsrapport aan de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen bezorgd.Het basisvoortgangsrapport bevat minstens de volgende gegevens:1. de stand van zaken betreffende de ontginning bestaande uit een situeringsplan en opgave van de ontgonnen hoeveelheden, eventueel opgesplitst naar de verschillende soorten delfstoffen, en de gerealiseerde dieptes; 2. een digitaal grafisch opmetingsbestand, gerefereerd in het Lambert BD72-stelsel en de Tweede Algemene Waterpassing (TAW). Volgende gegevens worden vermeld:a. kadastrale gegevens;b. grens vergunning;c. situering van alle gebouwen;d. situering van toegangswegen en uitbatingswegen;e. aanduiden van grachten, beken,...;f. aanduiden van de ontginningsfronten;g. voldoende hoogtepeilen vermelden langs taluds en ontginningsfronten;h. aanduiden van waterplassen, slibbekkens,..;i. aanduiden met behulp van inkleuring of arcering hetgeen afgedekt is, hetgeen opgevuld is, en hetgeen zijn eindafwerking heeft verkregen;j. aanduiden van de referentiepunten voor de opeenvolgende metingen:3. een digitaal bestand voor de beschrijving van gematerialiseerde verdichtingspunten, opgemeten met behulp van FLEPOS (Flemish Positioning Service). Deze bestanden worden opgemaakt met behulp van de steekkaart-applicatie, beschikbaar op www.gisvlaanderen.be;4. een tabel met een bondige beschrijving (piket, grenspaal, merkteken, hoek gebouw,...) van de referentiepunten, samen met de respectievelijke coördinaten in Lambert BD72/TAW;5. de grondbalans met de geraamde hoeveelheden teelaarde en overige dekgronden; werkelijk gerealiseerde depots; hergebruikte teelaarde, dekgronden en tussenlagen in het kader van de eindafwerking of de nabestemming en nog te reserveren teelaarde, dekgronden en tussenlagen;

392 Vervangen bij art. 38 B.Vl.Reg. 3 juli 2015190

Page 191: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

6. een plan met de zonering en fasering van de ontginning en vermelding van de oppervlakten van de verschillende zones.

  

191

Page 192: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage XVII]393

Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Enig artikel. Het niet-voldoen aan de hiernavolgende wettelijke verplichtingen als vermeld in Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006, en dit in het licht van de Vlaamse bevoegdheden ter bescherming van het leefmilieu zoals bepaald in artikel 6, § 1, II, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen:

Artikel Wettelijke verplichting

19, lid 1

Uiterlijk op 31 maart 2015 en vervolgens elk jaar rapporteert iedere producent, invoerder en uitvoerder die tijdens het voorgaande kalenderjaar een metrische ton of 100 ton CO2 -equivalent of meer gefluoreerde broeikasgassen en in bijlage II vermelde gassen heeft geproduceerd, ingevoerd of uitgevoerd, aan de Commissie de in bijlage VII beschreven gegevens over elk van deze stoffen voor het betrokken kalenderjaar. Deze bepaling is ook van toepassing op ondernemingen die een quotum ontvangen ingevolge artikel 18, lid 1.

Bijlage VII

KRACHTENS ARTIKEL 19 MEE TE DELEN GEGEVENS1. Elke in artikel 19, lid 1, bedoelde producent brengt verslag uit over:a) de totale hoeveelheid van elke stof van de lijst in de bijlagen I en II, die hij in de Unie heeft geproduceerd en geeft daarbij de belangrijkste categorieën toepassingen waarvoor de stof wordt gebruikt aan;b) de hoeveelheden van elke stof van de lijst in bijlage I en, indien van toepassing, bijlage II, die hij in de Unie op de markt heeft gebracht, met afzonderlijke specificatie van de hoeveelheden die op de markt zijn gebracht voor gebruik als grondstof, rechtstreekse uitvoer, vervaardiging van doseerinhalatoren voor de toediening van geneesmiddelen, gebruik in militaire apparatuur en gebruik bij het etsen van halfgeleidermateriaal of het reinigen van kamers voor chemische dampafzetting in de sector van de productie van halfgeleiders;c) de hoeveelheden van elke stof van de lijst in de bijlagen I en II, die respectievelijk zijn gerecycleerd, geregenereerd en vernietigd;d) aan het begin en het einde van de verslagperiode bestaande voorraden;e) een eventuele toestemming om van een quotum gebruik te maken voor het doel van artikel 14, met specificatie van de relevante hoeveelheden.2. Elke in artikel 19, lid 1, bedoelde invoerder brengt verslag uit over:a) de hoeveelheid van elke stof van de lijst in bijlage I en, indien van toepassing, bijlage II, die hij in de Unie heeft ingevoerd en geeft daarbij de belangrijkste categorieën toepassingen waarvoor de stof wordt gebruikt aan, met afzonderlijke specificatie van de hoeveelheden die op de markt zijn gebracht voor vernietiging, gebruik als grondstof, rechtstreekse uitvoer, herverpakking, vervaardiging van doseerinhalatoren voor de toediening van geneesmiddelen, gebruik in militaire apparatuur en gebruik bij het etsen van halfgeleidermateriaal of het reinigen van kamers voor chemische dampafzetting in de sector van de productie van halfgeleiders;b) de hoeveelheden van elke stof van de lijst in de bijlagen I en II, die respectievelijk zijn gerecycled, geregenereerd en vernietigd;c) een eventuele toestemming om van een quotum gebruik te maken voor het doel van artikel 14, met specificatie van de relevante hoeveelheden;d) aan het begin en het einde van de verslagperiode bestaande voorraden.3. Elke in artikel 19, lid 1, bedoelde uitvoerder brengt verslag uit over:a) de hoeveelheden van elke stof van de lijst in de bijlagen I en II, die hij uit de Unie heeft uitgevoerd voor andere doeleinden dan recycling, regeneratie of vernietiging;b) de hoeveelheden van elke stof van de lijst in de bijlagen I en II, die hij heeft uitgevoerd uit de Unie om respectievelijk te worden gerecycled, geregenereerd en vernietigd.

393 Vervangen bij art. 39 B.Vl.Reg. 3 juli 2015192

Page 193: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage XVIII]394

Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Enig artikel. Het niet-voldoen aan de hiernavolgende wettelijke verplichtingen als vermeld in Verordening (EG) Nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie, en dit in het licht van de Vlaamse bevoegdheden ter bescherming van het leefmilieu zoals bepaald in artikel 6, § 1, II, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen:

Artikel Wettelijke verplichting

36, lid 1

Elke fabrikant, importeur, downstreamgebruiker of distributeur verzamelt alle informatie die hij nodig heeft om zijn verplichtingen krachtens deze verordening te vervullen en houdt die informatie beschikbaar gedurende ten minste tien jaar nadat hij de stof of het mengsel voor het laatst heeft vervaardigd, ingevoerd, geleverd of gebruikt. Deze informatie wordt, onverminderd de titels II en VI, door de bedoelde fabrikant, importeur, downstreamgebruiker of distributeur op verzoek onverwijld verstrekt of beschikbaar gesteld aan een bevoegde instantie van de lidstaat waar hij is gevestigd of aan het Agentschap.

36, lid 2

Indien een registrant, downstreamgebruiker of distributeur zijn activiteiten beëindigt, of zijn activiteiten geheel of gedeeltelijk overdraagt aan een derde, is degene die verantwoordelijk is voor de liquidatie van de onderneming van de registrant, downstreamgebruiker of distributeur of die de verantwoordelijkheid op zich neemt om de stof of het mengsel in kwestie in de handel te brengen, gehouden aan de verplichting van lid 1 in plaats van de registrant, downstreamgebruiker of distributeur.

41, lid 4

De registrant verstrekt de vereiste informatie binnen de vastgestelde termijn aan het Agentschap.

46, lid 2

De registrant verstrekt de vereiste informatie binnen de vastgestelde termijn aan het Agentschap.

63, lid 3

Alvorens te verwijzen naar een eerdere aanvraag overeenkomstig de leden 1 en 2 actualiseert de latere aanvrager zo nodig de informatie van de oorspronkelijke aanvraag.

394 Vervangen bij art. 40 B.Vl.Reg. 3 juli 2015193

Page 194: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage XIX]395

[Bijlage XX]396

[Bijlage XXI]397

395 Opgeheven bij art. 210 B.Vl.Reg. 18 maart 2016396 Opgeheven bij art. 211 B.Vl.Reg. 18 maart 2016397 Opgeheven bij art. 212 B.Vl.Reg. 18 maart 2016

194

Page 195: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage XXII]398

Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Enig artikel. Het niet-voldoen aan onderstaande wettelijke verplichtingen als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder de jacht kan worden uitgeoefend, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

Artikel Wettelijke verplichting

5

Het is verboden zich met een jachtwapen te bevinden op jachtkansels die op minder dan 150 meter liggen van een terrein waarvan het jachtrecht door een andere jachtrechthouder wordt uitgeoefend, tenzij na schriftelijk akkoord van de betrokken jachtrechthouder.In het eerste lid wordt verstaan onder jachtkansel: iedere constructie of iedere inrichting, met inbegrip van al dan niet ingerichte bomen, die het mogelijk maakt wild te schieten vanaf een punt dat ligt boven het normale niveau van de grond.

8

Een organisator van jacht of bestrijding besteedt bij het uitoefenen van de activiteit bijzondere aandacht aan de veiligheid van de activiteit en aan de verenigbaarheid ervan met activiteiten van andere gebruikers van het buitengebied.De organisator van een drukjacht of een drijfjacht op grof wild of zijn aangestelde neemt de volgende maatregelen:1° met het oog op de verenigbaarheid met andere activiteiten worden waarschuwingsborden voor de activiteit geplaatst aan de toegangen van het gebied waarin de actie plaatsvindt. De borden worden uiterlijk op de dag die voorafgaat aan de dag waarop de activiteit plaatsvindt, geplaatst en ze worden uiterlijk een uur na het einde van de activiteit verwijderd. Het model van het aankondigingsbord wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap; 2° met het oog op een betere gebiedsgerichte samenwerking om de efficiëntie van een drukjacht of drijfjacht op grof wild te verhogen, nodigt de organisator van de drukjacht of drijfjacht minstens vijf dagen voor de actie de jachtrechthouders of WBE's die een jachtterrein hebben dat paalt aan het jachtterrein van de organisator, uit voor een overleg. De schriftelijke neerslag van dat overleg wordt gevoegd bij de melding van de actie aan de provinciale dienst van het agentschap en aan de burgemeester van het grondgebied waarop de activiteit plaatsvindt;3° met het oog op de verenigbaarheid van drukjacht en drijfjacht op grof wild met andere activiteiten brengt de organisator minstens drie werkdagen voor de aanvang van de activiteit de provinciale dienst van het agentschap en de burgemeester van het grondgebied waarop de activiteit plaatsvindt, op de hoogte van de activiteit.

10, derde lid, 5°, 6°

Met behoud van de toepassing van het eerste en het tweede lid is het voor het uitoefenen van elke vorm van jacht of van bestrijding verboden om de volgende soorten munitie te gebruiken:5° loodhagel;6° zinkhagel.

13, vierde lid

De kastvallen of kooivallen worden geïdentificeerd met een weersbestendig plaatje waarop het jachtverlofnummer van de plaatser van de val en het telefoonnummer van de provinciale dienst van het agentschap leesbaar vermeld staan.

19 Voor elk geschoten dier bezorgt de jachtrechthouder of de daarvoor aangestelde verantwoordelijke van de WBE binnen een maand na het verstrijken van het kwartaal waarin het afschot werd vervuld, een ingevuld papieren of elektronisch meldingsformulier aan het agentschap.Het agentschap bezorgt de gegevens binnen een maand aan het instituut voor verwerking en rapportering.Het papieren meldingsformulier wordt in tweevoud ingevuld. Het eerste exemplaar wordt naar het agentschap gestuurd en een tweede exemplaar blijft in het bezit van de jachtrechthouder of van de daarvoor aangestelde verantwoordelijke van de WBE;Wie het elektronische formulier invult en opstuurt, krijgt automatisch een ontvangstmelding.

398Vervangen bij art. 41 B.Vl.Reg. 3 juli 2015195

Page 196: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Het model van het papieren en het elektronische meldingsformulier wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap.

20

Voor de controle van en het onderzoek naar het afschot wordt van elk specimen de linker onderkaak bewaard en ter beschikking gesteld van het agentschap of het instituut tot twee maanden na het verstrijken van het kwartaal waarin het afschot werd vervuld. De onderkaak wordt daarbij onmiddellijk na het afschot gemerkt met het daarvoor bestemde label dat het agentschap heeft uitgereikt.

25, § 1, eerste lid, 5°, eerste zin

§ 1. De gewone jacht op overig wild mag alleen worden uitgeoefend met de volgende middelen:5° kastvallen waarvan de bovenkant bestaat uit ondoorzichtig materiaal.

25, § 1, eerste lid, 6°, eerste zin

§ 1. De gewone jacht op overig wild mag alleen worden uitgeoefend met de volgende middelen:6° kooivallen, waarvan de bovenkant bestaat uit ondoorzichtig materiaal.

29

Bijzondere jacht wordt door een jachtrechthouder bij het agentschap gemeld met een papieren of elektronisch meldingsformulier waarvan het model wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking wordt gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap.Het meldingsformulier wordt naar het agentschap gestuurd op een van de volgende wijzen:1° met een aangetekende brief;2° per e-mail;3° via elektronische indiening.De melding bevat de volgende informatie:1° informatie over de locatie waarvoor bijzondere jacht wordt gemeld;2° een motivering van het type en de vermoedelijke omvang van de schade die de jachtrechthouder wil voorkomen of beperken, of de natuurwaarden en ecologische processen die hij beoogt te vrijwaren;3° informatie over de preventieve of schadebeperkende maatregelen die voor de melding genomen zijn.

30

De bijzondere jacht mag op zijn vroegst een aanvang nemen 24 uur na de melding.Het agentschap is gemachtigd toezicht uit te oefenen op de aangemelde bijzondere jacht. Het agentschap kan met een gemotiveerde beslissing te allen tijde de bijzondere jacht beperken of verbieden.Als bijzondere jacht beoogd wordt met betrekking tot soorten die zijn opgenomen in een soortenbeschermingsprogramma ter uitvoering van artikel 26 het Soortenbesluit van 15 mei 2009 of in een beheerregeling ter uitvoering van artikel 28 het Soortenbesluit van 15 mei 2009, blijkt uit de melding dat er rekening is gehouden met dat soortenbeschermingsprogramma of die beheerregeling.

34

Voor elk geschoten dier bezorgt de jachtrechthouder of de daarvoor aangestelde verantwoordelijke van de WBE binnen een maand na het verstrijken van het kwartaal waarin het afschot werd vervuld, een ingevuld papieren of elektronisch meldingsformulier aan het agentschap.Het agentschap bezorgt de gegevens binnen een maand aan het instituut voor verwerking en rapportering.Het papieren meldingsformulier wordt in tweevoud ingevuld. Het eerste exemplaar wordt naar het agentschap gestuurd en een tweede exemplaar blijft in het bezit van de jachtrechthouder of van de daarvoor aangestelde verantwoordelijke van de WBE.Wie het elektronische formulier invult en opstuurt, krijgt automatisch een ontvangstmelding.Het model van het papieren en het elektronische meldingsformulier wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap.

42 Bestrijding wordt door een eigenaar of grondgebruiker aan het agentschap gemeld met een papieren of elektronisch meldingsformulier waarvan het model wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking wordt gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap.Het meldingsformulier wordt naar het agentschap gestuurd op een van de volgende wijzen:1° met een aangetekende brief;2° per e-mail;3 via elektronische indiening.De melding bevat de volgende informatie:

196

Page 197: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

1° informatie over de locatie waarvoor bestrijding wordt gemeld;2° een motivering van het type en de omvang van de schade die de eigenaar of de grondgebruiker heeft geleden;3° informatie over de preventieve of schadebeperkende maatregelen die voor de melding genomen zijn.De melding kan betrekking hebben op afzonderlijke activiteiten of op een activiteitenkalender.

43

De bestrijding mag op zijn vroegst een aanvang nemen op een van volgende tijdstippen:1° 24 uur na het verrichten van de melding. In de 24 uur tussen melding en aanvang van de bestrijding zit een halve werkdag vervat.2° zodra het agentschap een ontvangstbevestiging bezorgt waarbij wordt meegedeeld dat de bestrijding wordt toegestaan.Het agentschap is gemachtigd toezicht uit te oefenen op de aangemelde bestrijding. Het agentschap kan met een gemotiveerde beslissing te allen tijde de bestrijding beperken of verbieden.Ingeval de bestrijding van grof wild door het agentschap niet verboden wordt, voorziet het agentschap voor elk specimen een uniek label.Als bestrijding beoogd wordt van soorten die zijn opgenomen in een soortenbeschermingsprogramma ter uitvoering van artikel 26 van het Soortenbesluit van 15 mei 2009 of in een beheerregeling ter uitvoering van artikel 28 van het Soortenbesluit van 15 mei 2009, blijkt uit de melding dat er rekening is gehouden met dat soortenbeschermingsprogramma of die beheerregeling.

47

Voor elk geschoten dier bezorgt de jachtrechthouder of de daarvoor aangestelde verantwoordelijke van de WBE binnen een maand na het verstrijken van het kwartaal waarin het afschot werd vervuld, een ingevuld papieren of elektronisch meldingsformulier aan het agentschap.Het agentschap bezorgt de gegevens binnen een maand aan het instituut voor verwerking en rapportering.Het papieren meldingsformulier wordt in tweevoud ingevuld. Het eerste exemplaar wordt naar het agentschap gestuurd en een tweede exemplaar blijft in het bezit van de jachtrechthouder of van de daarvoor aangestelde verantwoordelijke van de WBE.Wie het elektronische formulier invult en opstuurt, krijgt automatisch een ontvangstmelding.Het model van het papieren en het elektronische meldingsformulier wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap.

57

De jachtrechthouders of medejachtrechthouders, de grondeigenaars, de grondgebruikers en de door de jachtrechthouders aangestelde bijzondere veldwachters mogen, voor het natuurbeheer en na melding aan het agentschap, eieren van Canadese ganzen en de grauwe ganzen schudden, rapen of vernielen.De personen, vermeld in het eerste lid, mogen, na melding aan het agentschap, de grauwe gans en de Canadese gans voor het natuurbeheer doden of laten doden:1° met vuurwapens; 2° door afvangen met behulp van netten tijdens de periode van 1 juni tot en met 14 juli.In het geval, vermeld in het tweede lid, 1°, zijn de personen, vermeld in het eerste lid, met uitzondering van de door de jachtrechthouder aangestelde bijzondere veldwachters, in het bezit van een geldig jachtverlof.De acties, vermeld in het eerste en tweede lid, worden gemeld met een papieren of elektronisch meldingsformulier waarvan het model wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking wordt gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap.Het meldingsformulier wordt naar het agentschap gestuurd op een van de volgende wijzen:1° met een aangetekende brief;2° per e-mail;3° via elektronische indiening.

58 Uiterlijk op 1 april van elk jaar wordt aan het agentschap gerapporteerd over de dieren die in het afgelopen kalenderjaar op grond van de bepalingen van dit hoofdstuk werden gedood. Die rapportage heeft betrekking op de aantallen van de dieren die gedood werden, alsook op het tijdstip en de locatie ervan.De rapportering wordt gedaan met een papieren of elektronisch rapporteringsformulier waarvan het model wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking wordt gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap.Het rapporteringsformulier wordt naar het agentschap gestuurd op een van de volgende wijzen:

197

Page 198: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

1° met een aangetekende brief;2° per e-mail;3° via elektronische indiening.

65, tweede en derde lid

Degene die belast is met het uitbroeden van de eieren en het opkweken van de jongen, meldt het aantal nesten, het aantal eieren en het aantal opgekweekte jongen aan het agentschap met behulp van een papieren of elektronisch meldingsformulier waarvan het model wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking wordt gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap.Het meldingsformulier wordt uiterlijk op 1 juli naar het agentschap gestuurd op een van de volgende wijzen:1° met een aangetekende brief;2° per e-mail;3° via elektronische indiening.

198

Page 199: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage XXIII] 399

Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), en artikel 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Enig artikel. Het niet-voldoen aan de volgende wettelijke verplichtingen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

artikel wettelijke verplichting

34, §2De erkende persoon past de normen en codes van goed praktijk toe die voor het gebruik van de erkenning in het Vlaamse Gewest van toepassing zijn.

34, §3

De erkende persoon beschikt over een verzekering tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, inclusief de beroepsaansprakelijkheid, ten gevolge van het gebruik van de erkenning. In afwijking hiervan zijn de opleidingscentra verzekerd voor de ongevallen, schade en de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van leraren en studenten.

34, §4, eerste zin

De attesten, vaststellingen, verslagen en andere documenten die door een erkende persoon worden afgeleverd, zijn voldoende duidelijk en uitgebreid zodat het uit de lezing ervan mogelijk is om na te gaan of aan de reglementaire voorschriften is voldaan.

34, §4, tweede zin

Die attesten, vaststellingen, verslagen en andere documenten worden ondertekend door de erkende persoon.

34, §5, eerste lid

De erkende persoon deelt elke wijziging in de identificatiegegevens, elke wijziging van de gegevens die tot de erkenning hebben geleid, waardoor hij niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, of de definitieve stopzetting van het gebruik van de erkenning onverwijld mee aan de bevoegde afdeling.

34, §5, tweede lid

De erkende persoon stelt aan de bevoegde afdeling alle inlichtingen en documenten ter beschikking waar ze om vraagt met betrekking tot de erkenning en richt zich naar de instructies die door de bevoegde afdeling en de toezichthouders worden gegeven.

34, §6

Het is de erkende persoon, zelfs na het beëindigen van zijn functie, verboden vertrouwelijke gegevens kenbaar te maken, waarvan hij ten gevolge van zijn opdrachten kennis heeft gekregen.

34, §7

Personeelsleden van de bevoegde afdeling kunnen hun erkenning niet gebruiken als ze met betrekking tot de erkenning of de taken van de erkenninghouder een adviserende, toezichthoudende of beslissende functie uitoefenen.

34, §8De erkende persoon verleent zijn medewerking aan periodieke evaluaties die door de bevoegde afdeling worden opgezet.

34, §9

De erkende persoon legt vijfjaarlijks een bewijs van betaling van de retributie, vermeld in artikel 54/1, §2, voor aan de bevoegde afdeling of voor de erkende airco-energiedeskundige, vermeld in artikel 6, 1°, f), en de erkende technici, vermeld in artikel 6, 2°, a) tot en met e), aan een erkend opleidingscentrum als vermeld in artikel 6, 4°.

Bijzondere gebruikseisen voor deskundigen

artikel wettelijke verplichting

35, 1°

De erkende milieudeskundige in de discipline houders voor gassen of gevaarlijke stoffen, vermeld in artikel 6, 1°, a):1° beschikt over het behoorlijk onderhouden materiaal dat voldoet aan alle reglementaire eisen en dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken waarvoor de erkenning werd verkregen;

35, 2°

De erkende milieudeskundige in de discipline houders voor gassen of gevaarlijke stoffen, vermeld in artikel 6, 1°, a):2° beschikt over de nodige vakliteratuur en technische gegevens over de uit te voeren taken met betrekking tot de erkenning.

35, 3° De erkende milieudeskundige in de discipline houders voor gassen of gevaarlijke stoffen, vermeld in artikel 6, 1°, a):

399 Vervangen bij art. 213 B.Vl.Reg. 18 maart 2016199

Page 200: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

3° bezorgt uiterlijk één maand na het opstellen van het attest van prototypekeuring van een houder, een permanent lekdetectiesysteem of een overvulbeveiliging als vermeld in respectievelijk bijlage 5.17.2, bijlage 5.17.3 en bijlage 5.17.7 van titel II van het VLAREM, een kopie van het attest of verslag dat hij opmaakt naar aanleiding van de prototypekeuring aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen;

36, 1°

De erkende milieudeskundige in de discipline bodemcorrosie, vermeld in artikel 6, 1°, b):1° beschikt over het behoorlijk onderhouden materiaal dat voldoet aan alle reglementaire eisen en dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken waarvoor de erkenning werd verkregen;

36, 2°

De erkende milieudeskundige in de discipline bodemcorrosie, vermeld in artikel 6, 1°, b):2° beschikt over de nodige vakliteratuur en technische gegevens over de uit te voeren taken met betrekking tot de erkenning.

37, 1°

De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2):1° beschikt minstens over de apparatuur, vermeld in bijlage 8, die bij dit besluit is gevoegd;

37, 2°

De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2):2° kan de nodige software voor het uitvoeren van zijn taken hanteren en de resultaten ervan correct interpreteren;

37, 3°

De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2):3° houdt een kwaliteitshandboek bij dat minstens de inhoud, vermeld in bijlage 7, die bij dit besluit is gevoegd, bevat;

37, 4°

De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2):4° beschikt over de nodige vakliteratuur en gegevens over de uit te voeren taken met betrekking tot de erkenning;

37, 5°

De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2):5° blijft op de hoogte van de recentste ontwikkelingen en wetgeving inzake de discipline geluid en trillingen door jaarlijks een bijscholing van minstens acht uur te volgen;

37, 6°

De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2):6° keurt de sonometers die door de overheden, belast met de controle op de toepassing van de wet Geluidshinder en de uitvoeringsbesluiten ervan, worden aangeboden, en levert daarvan een attest af dat de deugdelijkheid en de nauwkeurigheid van de apparatuur waarborgt voor een periode van twaalf maanden;

37, 7°

De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2):7° heeft geen rechtstreeks belang in een bedrijf dat apparaten of toestellen die met geluidsmeting of lawaaibestrijding te maken hebben, fabriceert of verhandelt;

37, 8°

De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2):8° houdt de logboeken en de procedures, vermeld in bijlage 7/1, die bij dit besluit is gevoegd, ten minste vijf jaar bij;

37, 9°

De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2):9° kalibreert de meetapparatuur op de tijdstippen die hieronder aangegeven worden, en houdt de resultaten daarvan bij in een logboek:a) eerstelijnskalibratie: ijking van meetapparatuur voor en na elke meting;b) tweedelijnskalibratie: jaarlijkse reciproque ijking van meetapparatuur met behulp van een extern gekalibreerd referentiemeetapparaat;c) derdelijnskalibratie: tweejaarlijkse externe ijking van een referentiemeetapparaat;

37, 10°

De erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, vermeld in artikel 6, 1°, c), 1) en 2):10° houdt de meetgegevens van onderzoeken in het kader van de erkenning ten minste vijf jaar bij.

38, 1°, eerste 18 woorden

De erkende MER-deskundige, vermeld in artikel 6, 1°, d):1° beschikt over de nodige software voor het voorspellen van effecten van plannen en projecten op mens en milieu …

38, 1°, laatste 9 woorden

De erkende MER-deskundige, vermeld in artikel 6, 1°, d):1° kan die hanteren en de resultaten ervan correct interpreteren;

200

Page 201: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

38, 2°

De erkende MER-deskundige, vermeld in artikel 6, 1°, d):2° beschikt over de nodige vakliteratuur en gegevens over de uit te voeren taken met betrekking tot de erkenning;

38, 3°

De erkende MER-deskundige, vermeld in artikel 6, 1°, d):3° blijft op de hoogte van de recentste ontwikkelingen en wetgeving inzake de discipline waarvoor hij erkend is, door daarvoor jaarlijks een bijscholing van minstens acht uur te volgen per discipline.

39, 1°, eerste 22 woorden

De erkende VR-deskundige, vermeld in artikel 6, 1°, e):1° beschikt over de nodige software voor het berekenen van risico’s voor mens en milieu bij industriële ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn…

39, 1°, laatste 9 woorden

De erkende VR-deskundige, vermeld in artikel 6, 1°, e):1° kan die hanteren en de resultaten ervan correct interpreteren;

39, 2°

De erkende VR-deskundige, vermeld in artikel 6, 1°, e):2° beschikt over de nodige vakliteratuur en gegevens over de uit te voeren taken met betrekking tot de erkenning;

39, 3°

De erkende VR-deskundige, vermeld in artikel 6, 1°, e):3° blijft op de hoogte van de recentste ontwikkelingen en wetgeving inzake veiligheidsrapportage door daarvoor jaarlijks een bijscholing van minstens acht uur te volgen.

39/1, eerste lid, 1°

De erkende airco-energiedeskundige, vermeld in artikel 6, 1°, f):1° toont op verzoek het materiaal dat hij gebruikt bij de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot de erkenning;

39/1, eerste lid, 2°

De erkende airco-energiedeskundige, vermeld in artikel 6, 1°, f):2° voert de keuring, vermeld in artikel 5.16.3.3, §3, 4°, artikel 5bis.15.5.4.5.4, §6, eerste lid, of artikel 5bis.19.8.4.8.4, §6, eerste lid, van titel II van het VLAREM correct uit en interpreteert de resultaten correct;

39/1, eerste lid, 3°, eerste zin

De erkende airco-energiedeskundige, vermeld in artikel 6, 1°, f):3° bezorgt na iedere keuring van airconditioningsystemen met een nominaal koelvermogen van meer dan 12 kW als vermeld in artikel 5.16.3.3, §3, 4°, artikel 5bis.15.5.4.5.4, §6, eerste lid, of artikel 5bis.19.8.4.8.4, §6, eerste lid, van titel II van het VLAREM, een verslag van de keuring aan de exploitant van het gebouw met het airconditioningsysteem.

39/1, eerste lid, 3°, tweede zin

3° Het keuringsverslag bevat het resultaat van de keuring, alsook aanbevelingen voor een kostenefficiënte verbetering van de energieprestatie van het gekeurde systeem en, in voorkomend geval, de evaluatie van de aanbevelingen die bij de vorige keuring werden geformuleerd;

39/1, eerste lid, 4°, eerste zin

De erkende airco-energiedeskundige, vermeld in artikel 6, 1°, f):4° houdt alle gegevens van de keuring op dusdanige wijze bij dat een controle op het verloop van de keuring mogelijk is.

39/1, eerste lid, 4°, tweede zin

4° Die gegevens en het keuringsverslag worden gedurende ten minste drie jaar bewaard en worden ter beschikking gehouden van de afdeling, bevoegd voor erkenningen, en de keuringsinstelling, vermeld in artikel 58/2;

39/1, eerste lid, 5°

De erkende airco-energiedeskundige, vermeld in artikel 6, 1°, f):5° houdt een overzichtslijst bij van alle keuringen als vermeld in artikel 5.16.3.3, §3, 4°, artikel 5bis.15.5.4.5.4, §6, eerste lid, of artikel 5bis.19.8.4.8.4, §6, eerste lid, van titel II van het VLAREM, die hij in het voorbije kalenderjaar uitgevoerd heeft;

39/1, eerste lid, 6° De erkende airco-energiedeskundige, vermeld in artikel 6, 1°, f):

6° volgt vijfjaarlijks de bijscholing en slaagt voor het bijhorende examen, vermeld in artikel 43/4, 2°, in een erkend opleidingscentrum als vermeld in artikel 6, 4°, f).

 

Bijzondere gebruikseisen voor technici

artikel wettelijke verplichting

40, eerste lid, 1°

De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, a) tot en met d):1° toont, op eenvoudig verzoek, het materiaal dat hij gebruikt bij het uitvoeren van de taken met betrekking tot de verleende erkenning;

40, eerste lid, 2°

De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, a) tot en met d):2° maakt uitsluitend gebruik van apparatuur die voldoet aan alle reglementaire eisen, vermeld in bijlage 6, die bij dit besluit is gevoegd;

201

Page 202: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

40, eerste lid, 3°, eerste zin

De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, a) tot en met d):3° volgt vijfjaarlijks de bijscholing, vermeld in bijlage 1, hoofdstuk 3, die bij dit besluit is gevoegd, en slaagt voor de bijhorende proef.

40, eerste lid, 3°, tweede zin 3° Die bijscholing wordt gevolgd in een daartoe erkend opleidingscentrum;

40, eerste lid, 4°

De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, a) tot en met d):4° voert de keuring, onderhoudsbeurt of verwarmingsaudit, vermeld in artikel 12, 13, en 14 van het besluit inzake het onderhoud en nazicht van centrale stooktoestellen, correct uit;

40, eerste lid, 5°

De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, a) tot en met d):5° levert de attesten en rapporten af en houdt die ter beschikking, zoals bepaald in artikel 15 van het besluit inzake het onderhoud en nazicht van centrale stooktoestellen.

40/1, 2°

De erkende koeltechnicus, vermeld in artikel 6, 2°, e):2° bezorgt een afschrift van de volgende registraties aan de eigenaar of beheerder van de stationaire koelinstallatie die gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen bevat en noteert ze, als dat van toepassing is, in het installatiegebonden logboek:a) bij de initiële installatie of een aanpassing van de koelinstallatie waardoor de nominale koelmiddelinhoud of het type koelmiddel wijzigt:1) de nominale koelmiddelinhoud, uitgedrukt in metrische eenheid, en, in geval van gefluoreerde broeikasgassen, eveneens in ton CO2-equivalent;2) het type koelmiddel;3) indien bij de installatie gerecycleerde of geregenereerde gefluoreerde broeikasgassen gebruikt worden: de vermelding hiervan en de naam en het adres van het recyclage- of regeneratiebedrijf;4) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de initiële installatie of de aanpassing van de koelinstallatie uitgevoerd heeft;5) de naam en het erkenningsnummer van het koeltechnisch bedrijf waar de technicus werkt;b) als gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen werden bijgevuld of afgetapt:1) het type koelmiddel;2) de hoeveelheid, uitgedrukt in metrische eenheid;3) de datum van bijvulling of aftapping;4) de reden van bijvulling of aftapping;5) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de bijvulling of aftapping uitgevoerd heeft;6) als dat van toepassing is: de naam en het erkenningsnummer van het koeltechnisch bedrijf waar de technicus werkt;7) na elke bijvulling voor een koelinstallatie als vermeld in artikel 5.16.3.3, §5, van titel II van het VLAREM: het relatief lekverlies;c) als lekkagecontroles als vermeld in artikel 4 van verordening nr. 517/2014 of artikel 23 van verordening nr. 1005/2009 uitgevoerd worden:1) de datum van de lekkagecontrole;2) een beschrijving en de resultaten van de uitgevoerde controles;3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de lekkagecontrole uitgevoerd heeft;d) de nominale koelmiddelinhoud van de koelinstallatie, uitgedrukt in metrische eenheid, en, in geval van gefluoreerde broeikasgassen, eveneens in ton CO2-equivalent, als die niet gekend is;e) bij een buitendienststelling:1) de datum van de buitendienststelling;2) de maatregelen die genomen zijn om de gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen terug te winnen en te verwijderen;3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de installatie buiten dienst gesteld heeft;4) de naam en het erkenningsnummer van het koeltechnisch bedrijf waar de technicus werkt;

40/1, 3°

De erkende koeltechnicus, vermeld in artikel 6, 2°, e):3° toont op verzoek het materiaal dat hij gebruikt bij de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot de erkenning;

40/1, 4°, eerste zin

De erkende koeltechnicus, vermeld in artikel 6, 2°, e):4° slaagt vijfjaarlijks voor het actualisatie-examen in een erkend opleidingscentrum als vermeld in artikel 6, 4°, h), of voor een gelijkwaardig examen dat aanvaard is door de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

40/1, 4°, 4° Als het certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 17/1, 2°, of artikel 32, §2, 202

Page 203: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

tweede zin

eerste lid, 7°, b), ouder is dan vijf jaar na de afgiftedatum, vermeld op het certificaat, slaagt hij voor het actualisatie-examen of voor een gelijkwaardig examen vóór hij de erkenning kan gebruiken.

40/1, 4°, vierde zin

4° De datum van het slagen voor het actualisatie-examen of een gelijkwaardig examen mag niet ouder zijn dan vijf jaar, voorafgaand aan de datum van de betaling van de retributie, vermeld in artikel 17/1, 3°, of artikel 32, §2, derde lid;

40/1, 7°

De erkende koeltechnicus, vermeld in artikel 6, 2°, e):7° beschikt over een vertaling van zijn certificaat van categorie I, II, III of IV naar het Nederlands, Frans, Duits of Engels als het certificaat in een andere taal dan in een van die talen werd afgegeven;

40/2, 1°

De erkende technicus voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 2°, f):1° bezorgt een afschrift van de volgende registraties aan de eigenaar of beheerder van de brandbeveiligingsapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen bevat:a) bij de initiële installatie of een aanpassing van de brandbeveiligingsapparatuur waardoor de nominale inhoud aan blusmiddel of het type blusmiddel wijzigt:1) de nominale inhoud, uitgedrukt in metrische eenheid, en, in geval van gefluoreerde broeikasgassen, eveneens in ton CO2-equivalent;2) het type blusmiddel;3) indien bij de installatie gerecycleerde of geregenereerde gefluoreerde broeikasgassen gebruikt worden: de vermelding hiervan en de naam en het adres van het recyclage- of regeneratiebedrijf;4) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de technicus voor brandbeveiligingsapparatuur die de initiële installatie of de aanpassing van de brandbeveiligingsapparatuur uitgevoerd heeft;5) de naam en het erkenningsnummer van het bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur waar de technicus werkt;b) als gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen werden bijgevuld of afgetapt:1) het type blusmiddel;2) de hoeveelheid, uitgedrukt in metrische eenheid;3) de datum van bijvulling of aftapping;4) de reden van bijvulling of aftapping;5) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de technicus voor brandbeveiligingsapparatuur die de bijvulling of aftapping uitgevoerd heeft;6) als dat van toepassing is: de naam en het erkenningsnummer van het bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur waar de technicus werkt;c) als lekkagecontroles als vermeld in artikel 4 van verordening nr. 517/2014 of artikel 23 van verordening nr. 1005/2009 uitgevoerd worden:1) de datum van de lekkagecontrole;2) een beschrijving en de resultaten van de uitgevoerde controles;3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de technicus voor brandbeveiligingsapparatuur die de lekkagecontrole uitgevoerd heeft;d) de nominale inhoud van de brandbeveiligingsapparatuur, uitgedrukt in metrische eenheid, en, in geval van gefluoreerde broeikasgassen, eveneens in ton CO2-equivalent, als die niet gekend is;e) bij een buitendienststelling:1) de datum van de buitendienststelling;2) de maatregelen die genomen zijn om de gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen terug te winnen en te verwijderen;3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de technicus voor brandbeveiligingsapparatuur die de installatie buiten dienst gesteld heeft;4) de naam en het erkenningsnummer van het bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur waar de technicus werkt;

40/2, 2°

De erkende technicus voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 2°, f):2° toont op verzoek het materiaal dat hij gebruikt bij de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot de erkenning;

40/2, 5°

De erkende technicus voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 2°, f):6° beschikt over een vertaling van zijn certificaat naar het Nederlands, Frans, Duits of Engels als het certificaat in een andere taal dan in een van die talen werd afgegeven;

40/3, 1°

De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, g) tot en met i):1° toont op verzoek het materiaal dat hij gebruikt bij de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot de erkenning;

40/3, 4°

De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, g) tot en met i):4° beschikt over een vertaling van zijn certificaat naar het Nederlands, Frans, Duits of Engels als het certificaat in een andere taal dan in een van die talen werd afgegeven;

203

Page 204: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Bijzondere gebruikseisen voor milieucoördinatoren

artikel wettelijke verplichting

41, §1, eerste lid, eerste zin

De erkende milieucoördinator, vermeld in artikel 6, 3°, a), schoolt zich permanent bij inzake milieuwetenschappen, inclusief milieutechnologie en recht, alsook inzake de taken, vermeld in het decreet Milieubeleid door cursussen, seminaries, studiedagen, en dergelijke te volgen.

41, §1, tweede lid De bijscholing van de milieucoördinator bedraagt ten minste dertig uur per kalenderjaar.

Bijzondere gebruikseisen voor opleidingscentra 

artikel wettelijke verplichting

42, 1°

Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor milieucoördinatoren, vermeld in artikel 6, 4°, a):1° beschikt over de nodige infrastructuur (leslokalen, didactisch materiaal, bibliotheek) om de cursist in staat te stellen de nodige kennis en bekwaamheid te verwerven voor het vervullen van de taken van de milieucoördinator;

42, 2°

Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor milieucoördinatoren, vermeld in artikel 6, 4°, a):2° aanvaardt alleen cursisten die voldoen aan de volgende toelatingsvoorwaarden:a) voor de aanvullende vorming van het eerste niveau: de graad van bachelor of een daarmee gelijkgeschakelde graad bezitten;b) voor de aanvullende vorming van het tweede niveau: het diploma van secundair onderwijs of gelijkwaardige getuigschriften of certificaten bezitten;c) voor de overgangscursussen van het tweede niveau naar het eerste niveau: het getuigschrift van aanvullende vorming voor milieucoördinatoren van het tweede niveau bezitten;

42, 3°, tweede zin 3° De vrijstelling geldt niet voor het maken van een eindwerk;

42, 4°, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor milieucoördinatoren, vermeld in artikel 6, 4°, a):4° brengt de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, minstens één maand vooraf op de hoogte van de datum van de examens en van de bespreking van de eindwerken.

42, 4°, tweede zin

4° Een lijst met de vermelding van de titels van de eindwerken wordt gelijktijdig met de lijst van voormelde data aan de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, bezorgd.

42, 4°, derde zin

4° De afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, kan zetelen in de examen- of eindwerkjury;

42, 5°, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor milieucoördinatoren, vermeld in artikel 6, 4°, a):5° stelt ten minste tweemaal per jaar een verslag op over de inhoudelijke werking van de opvolgingscommissie die waakt over de organisatie en de programma-inhoud van de cursussen.

42, 5°, tweede zin

5° Dit verslag omvat minimaal een beschrijving van de vergadering en activiteiten, en wordt aan de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, bezorgd;

42, 6°, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor milieucoördinatoren, vermeld in artikel 6, 4°, a):6° nodigt de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, uit op elke vergadering van de opvolgingscommissie.

42, 7°

Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor milieucoördinatoren, vermeld in artikel 6, 4°, a):7° moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de opleidingen en examens bij te wonen.

43, §1, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid en bijscholing inzake vloeibare brandstof, vermeld in artikel 6, 4°, b), organiseert de opleiding met het bijhorende examen inzake vloeibare brandstof, waarvan de inhoud en de minimale duur van de opleiding worden vastgelegd in bijlage 1, hoofdstuk 3, afdeling 1, onderafdeling 1 en 2, die bij dit besluit is gevoegd, en organiseert, in voorkomend geval, de bijscholing met het bijhorende examen inzake vloeibare brandstof, waarvan de inhoud van de bijscholing en de minimale duur van de bijscholing en het bijhorende examen worden

204

Page 205: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

vastgelegd in bijlage 1, hoofdstuk 3, afdeling 1, onderafdeling 3, die bij dit besluit is gevoegd.

43, §1, tweede lid

Het bijhorende examen bestaat uit vijf onderdelen:1° een schriftelijk theoretisch deel;2° een praktische proef;3° een mondeling theoretisch deel;4° een onderdeel over de kennis van de Vlaamse wetgeving en de daarin opgenomen terminologie;5° een proef over de verwarmingsaudit.

43, §1, derde lid

De proef over de verwarmingsaudit bestaat uit het beoordelen van het rendement en de correcte dimensionering van centrale verwarmingsketels met het rekeninstrument, vermeld in artikel 14 van het besluit inzake het onderhoud en nazicht van centrale stooktoestellen.

43, §2, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid of, in voorkomend geval, van bijscholing inzake vloeibare brandstof uit nadat een persoon de opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing gevolgd heeft en geslaagd is voor het bijhorende examen, vermeld in paragraaf 1.

43, §2, tweede lid, eerste zin

Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd.

43, §2, tweede lid, tweede zin

Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43, §2, tweede lid, derde zin

Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43, §2, tweede lid, vierde zin

Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43, §3, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43, §3, tweede zin

Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd.

43, §4

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand nadat door de geslaagde kandidaat een geldig bewijs van betaling van de retributie, vermeld in artikel 14, 3°, of artikel 34, § 9, voorgelegd is, een kopie van dat bewijs aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43, §5

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de infrastructuur en het materiaal, vermeld in bijlage 1, hoofdstuk 1, afdeling 1, die bij dit besluit is gevoegd, om de opleiding, theoretische en praktische oefeningen, examens en, in voorkomend geval, de bijscholing te organiseren. De infrastructuur biedt elke leerling de mogelijkheid om zelf proefnemingen uit te voeren.

43, §6Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar.

43, §7, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing van start gaat, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van de geplande opleiding of, in voorkomend geval, van de bijscholing en het bijhorende examen.

43, §7, tweede zin

Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de opleidingen, bijscholingen en examens bij te wonen.

43, §7, derde zin De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury.

43, §8Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/1, §1, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid en bijscholing inzake gasvormige brandstof, vermeld in artikel 6, 4°, c), organiseert de opleiding met het bijhorende examen inzake gasvormige brandstof, waarvan de inhoud en de minimale duur van de opleiding worden vastgelegd in bijlage 1, hoofdstuk 3, afdeling 2, onderafdeling 1 tot en met 5, die bij dit besluit is gevoegd, en organiseert, in voorkomend geval, de bijscholing met het bijhorende examen inzake gasvormige brandstof waarvan de inhoud en de minimale duur van de bijscholing worden vastgelegd in bijlage 1, hoofdstuk 3, afdeling 2, onderafdeling 6, die bij dit besluit is gevoegd.

205

Page 206: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

43/1, §1, tweede lid, eerste zin

De opleiding en bijscholing gasvormige brandstof bestaan telkens uit twee modules: een basismodule GI over algemeenheden met betrekking tot het verwarmen met gasvormige brandstof en over gasketels met niet-premix brander en met premix brander, en een uitbreidingsmodule GII over gasketels met ventilatorbrander.

43/1, §1, tweede lid, tweede zin Na elke module volgt een examen.

43/1, §1, derde lid

Het bijhorende examen van de module GI bestaat uit vijf onderdelen:1° een schriftelijk theoretisch deel;2° een praktische proef;3° een mondeling theoretisch deel;4° een onderdeel over de kennis van de Vlaamse wetgeving en de daarin opgenomen terminologie;5° een proef over de verwarmingsaudit.

43/1, §1, vierde lid

De proef over de verwarmingsaudit bestaat uit het beoordelen van het rendement en de correcte dimensionering van centrale verwarmingsketels met het rekeninstrument, vermeld in artikel 14 van het besluit inzake het onderhoud en nazicht van centrale stooktoestellen.

43/1, §1, zesde lid

Het bijhorende examen van de module GII bestaat uit drie onderdelen:1° een schriftelijk theoretisch deel;2° een praktische proef;3° een mondeling theoretisch deel.

43/1, §2

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, past de volgende voorwaarde voor toelating tot het bijhorende examen van de betreffende module toe: aan het examen met betrekking tot de uitbreidingsmodule GII over gasketels met ventilatorbrander kan alleen deelgenomen worden door een technicus met een certificaat van bekwaamheid inzake gasvormige brandstof niveau GI, die geslaagd is voor een voorafgaande test over elektriciteit.

43/1, §3, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid of, in voorkomend geval, van bijscholing inzake gasvormige brandstof uit nadat een persoon de opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing gevolgd heeft en geslaagd is voor het bijhorende examen, vermeld in paragraaf 1.

43/1, §3, tweede lid, eerste zin

Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd.

43/1, §3, tweede lid, tweede zin

Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/1, §3, tweede lid, derde zin

Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/1, §3, tweede lid, vierde zin

Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/1, §4, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/1, §4, tweede zin

Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd.

43/1, §5

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand nadat de geslaagde kandidaat een geldig bewijs van de betaling van de retributie, vermeld in artikel 15, 3°, of artikel 34, §9, voorgelegd heeft, een kopie van dat bewijs aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/1, §6

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de infrastructuur en het materiaal, vermeld in bijlage 1, hoofdstuk 1, afdeling 2, die bij dit besluit is gevoegd, om de opleiding, theoretische en praktische oefeningen, examens en, in voorkomend geval, de bijscholing te organiseren. De infrastructuur biedt elke leerling de mogelijkheid om zelf proefnemingen uit te voeren.

43/1, §7 Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar.

43/1, §8, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing van start gaat, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van de geplande opleiding of, in voorkomend geval, van de bijscholing en het bijhorende examen.

206

Page 207: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

43/1, §8, tweede zin

Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de opleidingen, bijscholingen en examens bij te wonen.

43/1, §8, derde zin

De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury.

43/1, §9 Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/2, §1, eerste lid, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid en bijscholing inzake verwarmingsaudit, vermeld in artikel 6, 4°, d), organiseert de opleiding met het bijhorende examen inzake de verwarmingsaudit, waarvan de inhoud en de minimale duur van de opleiding worden vastgelegd in bijlage 1, hoofdstuk 3, afdeling 4, onderafdeling 1, die bij dit besluit is gevoegd, en organiseert, in voorkomend geval, de bijscholing met het bijhorende examen inzake de verwarmingsaudit.

43/2, §1, tweede lid

Het bijhorende examen bestaat uit twee onderdelen:1° een schriftelijk deel;2° een praktische proef.

43/2, §1, derde lid

De proef over de verwarmingsaudit bestaat uit het beoordelen van het rendement en de correcte dimensionering van centrale verwarmingsketels met software die geschikt is voor toestellen op vloeibare en gasvormige brandstof.

43/2, §2, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid of, in voorkomend geval, van bijscholing inzake de verwarmingsaudit uit nadat een persoon de opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing gevolgd heeft en geslaagd is voor het bijhorende examen, vermeld in paragraaf 1.

43/2, §2, tweede lid, eerste zin

Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd.

43/2, §2, tweede lid, tweede zin

Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/2, §2, tweede lid, derde zin

Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/2, §2, tweede lid, vierde zin

Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/2, §3, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/2, §3, tweede zin

Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd.

43/2, §4

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand nadat de geslaagde kandidaat een geldig bewijs van de betaling van de retributie, vermeld in artikel 16, 4°, of artikel 34, §9, voorgelegd heeft, een kopie van dat bewijs aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/2, §5

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de infrastructuur en het materiaal, vermeld in bijlage 1, hoofdstuk 1, afdeling 3, die bij dit besluit is gevoegd, om de opleiding, theoretische en praktische oefeningen, examens en, in voorkomend geval, de bijscholing te organiseren. De infrastructuur biedt elke leerling de mogelijkheid om zelf proefnemingen uit te voeren.

43/2, §6 Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1,   houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar.

43/2, §7, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing van start gaat, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van de geplande opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing en het bijhorende examen.

43/2, §7, tweede zin

Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de opleidingen, bijscholingen en examens bij te wonen.

43/2, §7, derde zin

De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury.

43/2, §8 Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/3, §1, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid en bijscholing inzake de controle en het onderhoud van stookolietanks, vermeld in artikel 6,

207

Page 208: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

4°, e), organiseert de opleiding met het bijhorende examen inzake de controle en het onderhoud van stookolietanks, waarvan de inhoud en de minimale duur van de opleiding worden vastgelegd in bijlage 1, hoofdstuk 3, afdeling 5, onderafdeling 1 en 2, die bij dit besluit is gevoegd, en organiseert, in voorkomend geval, de bijscholing met het bijhorende examen inzake de controle en het onderhoud van stookolietanks, waarvan de inhoud en de minimale duur van de bijscholing worden vastgelegd in bijlage 1, hoofdstuk 3, afdeling 5, onderafdeling 3, die bij dit besluit is gevoegd.

43/3, §1, tweede lid

Het bijhorende examen bestaat uit vier onderdelen:1° een schriftelijk theoretisch deel;2° een praktische proef;3° een mondeling theoretisch deel;4° een onderdeel over de kennis van de Vlaamse wetgeving en de daarin opgenomen terminologie.

43/3, §1, derde lid

De praktische proef wordt afgesloten met het invullen van het bijhorende certificaat van de gecontroleerde opslaghouder.

43/3, §2, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid of, in voorkomend geval, van bijscholing inzake de controle en het onderhoud van stookolietanks uit nadat een persoon de opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing gevolgd heeft en geslaagd is voor het bijhorende examen, vermeld in paragraaf 1.

43/3, §2, tweede lid, eerste zin

Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd.

43/3, §2, tweede lid, tweede zin

Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/3, §2, tweede lid, derde zin

Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/3, §2, tweede lid, vierde zin

Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/3, §3, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/3, §3, tweede zin

Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd.

43/3, §4

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand nadat de geslaagde kandidaat een geldig bewijs van de betaling van de retributie, vermeld in artikel 17, 3°, of artikel 34, §9, voorgelegd heeft, een kopie van dat bewijs aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/3, §5

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de infrastructuur en het materiaal, vermeld in bijlage 1, hoofdstuk 1, afdeling 4, die bij dit besluit is gevoegd, om de opleiding, theoretische en praktische oefeningen, examens en, in voorkomend geval, de bijscholing te organiseren. De infrastructuur biedt elke leerling de mogelijkheid om zelf proefnemingen uit te voeren.

43/3, §6Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar.

43/3, §7, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing van start gaat, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van de geplande opleiding of, in voorkomend geval, van de bijscholing en het bijhorende examen.

43/3, §7, tweede zin

Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de opleidingen, bijscholingen en examens bij te wonen.

43/3, §7, derde zin De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury.

43/3, §8Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/4, §1, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid en bijscholing inzake de keuring van airconditioningsystemen met een nominaal koelvermogen van meer dan 12 kW, vermeld in artikel 6, 4°, f), organiseert de opleiding met het bijhorende examen voor de keuring van airconditioningsystemen met een nominaal koelvermogen van meer dan 12 kW waarvan de inhoud van de opleiding en de minimale duur van de opleiding en het bijhorende examen worden vastgelegd in bijlage 12,

208

Page 209: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

1°, die bij dit besluit is gevoegd.

43/4, §1, tweede lid

De opleiding bestaat uit drie modules:1° module 1: wetgeving;2° module 2: energetische aspecten;3° module 3: de correcte uitvoering van de keuring, vermeld in artikel 5.16.3.3, §3, 4°, artikel 5bis.15.5.4.5.4, §6, eerste lid, en artikel 5bis.19.8.4.8.4, §6, eerste lid, van titel II van het VLAREM.

43/4, §1, derde lid

Het bijhorende examen bestaat uit twee onderdelen:1° een theorieonderdeel over de onderwerpen die in de opleiding aan bod zijn gekomen;2° een oefening over de keuring, vermeld in artikel 5.16.3.3, §3, 4°, artikel 5bis.15.5.4.5.4, §6, eerste lid, en artikel 5bis.19.8.4.8.4, §6, eerste lid, van titel II van het VLAREM.

43/4, §2, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, organiseert de bijscholing met het bijhorende examen voor de keuring van airconditioningsystemen met een nominaal koelvermogen van meer dan 12 kW waarvan de inhoud van de bijscholing en de minimale duur van de bijscholing en het bijhorende examen worden vastgelegd in bijlage 12, 2°, die bij dit besluit is gevoegd.

43/4, §2, tweede lid

Het bijhorende examen bestaat uit een oefening met betrekking tot de keuring, vermeld in artikel 5.16.3.3, §3, 4°, artikel 5bis.15.5.4.5.4, §6, eerste lid, en artikel 5bis.19.8.4.8.4, §6, eerste lid, van titel II van het VLAREM.

43/4, §3, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid of van bijscholing inzake de keuring van airconditioningsystemen met een nominaal koelvermogen van meer dan 12 kW uit nadat een persoon de opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing, gevolgd heeft en geslaagd is voor het bijhorende examen, vermeld in §1, respectievelijk §2.

43/4, §3, tweede lid, eerste zin

Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd.

43/4, §3, tweede lid, tweede zin

Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/4, §3, tweede lid, derde zin

Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/4, §3, tweede lid, vierde zin

Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/4, §4, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/4, §4, tweede zin

Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd.

43/4, §5

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand nadat de geslaagde kandidaat een geldig bewijs van betaling van de retributie, vermeld in artikel 13/1, 4°, of artikel 34, §9, voorgelegd heeft, een kopie van dat bewijs aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/4, §6

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de nodige infrastructuur en apparatuur om de opleiding, bijscholing en examens, vermeld in paragraaf 1 en 2, te organiseren.

43/4, §7Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar.

43/4, §8, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een opleiding of bijscholing van start gaat, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van de geplande opleiding of bijscholing en het bijhorende examen.

43/4, §8, tweede zin

Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de opleidingen, bijscholingen en examens bij te wonen.

43/4, §8, derde zin De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury.

43/4, §9Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/5, 1° Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor bodemsaneringsdeskundigen, vermeld in artikel 6, 4°, g):1° beschikt over de nodige infrastructuur om de cursist in staat te stellen de nodige kennis en bekwaamheid te verwerven voor het vervullen van de taken van de

209

Page 210: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

bodemsaneringsdeskundige;

43/5, 2°, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor bodemsaneringsdeskundigen, vermeld in artikel 6, 4°, g):2° brengt de afdeling, bevoegd voor bodembeheer, minstens één maand vooraf op de hoogte van de datum van de examens.

43/5, 2°, tweede zin 2° De afdeling, bevoegd voor bodembeheer, kan zetelen in de examenjury;

43/5, 3°

Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor bodemsaneringsdeskundigen, vermeld in artikel 6, 4°, g):3° moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor bodembeheer, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de opleidingen en examens bij te wonen;

43/5, 4°, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum voor het verstrekken van de aanvullende vorming voor bodemsaneringsdeskundigen, vermeld in artikel 6, 4°, g):4° nodigt de afdeling, bevoegd voor bodembeheer, uit op elke vergadering van de opvolgingscommissie.

43/5, 4°, derde zin

4° De afdeling, bevoegd voor bodembeheer, wordt ook in het bezit gesteld van het verslag van de vergadering van de opvolgingscommissie.

43/6, §1, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid in de koeltechniek van categorie I, II, III en IV en van het actualisatie-examen, vermeld in artikel 6, 4°, h), organiseert een opleiding en specifieke examens voor personen die een certificaat van categorie I, II, III of IV willen behalen. De inhoud van het examen voldoet aan de eisen, vermeld in de bijlage bij verordening nr. 2015/2067.

43/6, §1, tweede lid

Het examen bestaat uit vier onderdelen:1° een theoretisch onderdeel met betrekking tot koeltechniek;2° een theoretisch onderdeel met betrekking tot de kennis van de wetgeving inzake koeltechniek;3° een praktisch onderdeel met betrekking tot handelingen met gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen;4° een praktisch onderdeel met betrekking tot een hardsoldeerproef.

43/6, §1, derde lid

Een persoon die een certificaat van categorie III of IV wil behalen, is vrijgesteld van het praktische onderdeel met betrekking tot een hardsoldeerproef.

43/6, §2, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, organiseert een actualisatie-examen voor categorie I, II, III of IV.

43/6, §2, tweede lid

Het actualisatie-examen bestaat uit een theoretisch onderdeel met betrekking tot de relevante milieuwetgeving en technologie inzake koeltechniek.

43/6, §3, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid in de koeltechniek van categorie I, II, III of IV of van het actualisatie-examen uit nadat een persoon geslaagd is voor het examen, vermeld in paragraaf 1, respectievelijk paragraaf 2.

43/6, §3, tweede lid, eerste zin

Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd.

43/6, §3, tweede lid, tweede zin

Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/6, §3, tweede lid, derde zin

Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/6, §3, tweede lid, vierde zin

Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/6, §4, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/6, §4, tweede zin

Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd.

43/6, §5

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand nadat de geslaagde kandidaat een geldig bewijs van betaling van de retributie, vermeld in artikel 17/1, 3°, of artikel 34, §9, voorgelegd heeft, een kopie van dat bewijs aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/6, §6

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de nodige infrastructuur, apparatuur, instrumenten en materialen om de examens, vermeld in paragraaf 1 en 2, te organiseren. Voor het praktische gedeelte zijn de apparatuur, instrumenten en materialen, vermeld in bijlage 20, die bij dit besluit is gevoegd, minimaal aanwezig.

210

Page 211: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

43/6, §7Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar.

43/6, §8, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een examen plaatsvindt, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van het examen.

43/6, §8, tweede zin

Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de examens bij te wonen.

43/6, §8, derde zin

De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury.

43/6, §9 Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/6, §10

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, zorgt ervoor dat de examenjuryleden goed op de hoogte zijn van de relevante examenmethoden en examendocumenten.

43/7, §1, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 4°, i), organiseert een opleiding en het examen voor personen die het certificaat van bekwaamheid voor brandbeveiligingsapparatuur willen behalen. De inhoud van het examen voldoen aan de eisen, vermeld in de bijlage bij verordening nr. 304/2008.

43/7, §1, tweede lid

Het examen bestaat uit twee onderdelen:1° een theoretisch onderdeel;2° een praktisch onderdeel.

43/7, §2, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid voor brandbeveiligingsapparatuur uit nadat een persoon geslaagd is voor het examen, vermeld in paragraaf 1.

43/7, §2, tweede lid, eerste zin

Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd.

43/7, §2, tweede lid, tweede zin

Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/7, §2, tweede lid, derde zin

Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/7, §2, tweede lid, vierde zin

Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/7, §3, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/7, §3, tweede zin

Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd.

43/7, §4

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand nadat de geslaagde kandidaat een geldig bewijs van betaling van de retributie, vermeld in artikel 17/2, 3°, voorgelegd heeft, een kopie van dat bewijs aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/7, §5

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de nodige infrastructuur, apparatuur, instrumenten en materialen om het examen, vermeld in paragraaf 1, te organiseren.

43/7, §6 Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar.

43/7, §7, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een examen plaatsvindt, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van het examen.

43/7, §7, tweede zin

Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de examens bij te wonen.

43/7, §7, derde zin

De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury.

43/7, §8 Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/7, §9 Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, zorgt ervoor dat de examenjuryleden goed op de hoogte zijn van de relevante examenmethoden en

211

Page 212: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

examendocumenten.

43/8, §1, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid voor elektrische schakelinrichtingen, vermeld in artikel 6, 4°, j), organiseert een opleiding en het examen voor personen die het certificaat van bekwaamheid voor elektrische schakelinrichtingen willen behalen. De inhoud van het examen voldoet aan de eisen, vermeld in de bijlage bij verordening nr. 2015/2066.

43/8, §1, tweede lid

Het examen bestaat uit twee onderdelen:1° een theoretisch onderdeel;2° een praktisch onderdeel.

43/8, §2, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid voor elektrische schakelinrichtingen uit nadat een persoon geslaagd is voor het examen, vermeld in paragraaf 1.

43/8, §2, tweede lid, eerste zin

Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd.

43/8, §2, tweede lid, tweede zin

Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/8, §2, tweede lid, derde zin

Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/8, §2, tweede lid, vierde zin

Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/8, §3, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/8, §3, tweede zin

Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd.

43/8, §4

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand nadat de geslaagde kandidaat een geldig bewijs van betaling van de retributie, vermeld in artikel 17/3, 3°, voorgelegd heeft, een kopie van dat bewijs aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/8, §5

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de nodige infrastructuur, apparatuur, instrumenten en materialen om het examen, vermeld in paragraaf 1, te organiseren.

43/8, §6Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar.

43/8, §7, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een examen plaatsvindt, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van het examen.

43/8, §7, tweede zin

Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de examens bij te wonen.

43/8, §7, derde zin De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury.

43/8, §8Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/8, §9

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, zorgt ervoor dat de examenjuryleden goed op de hoogte zijn van de relevante examenmethoden en examendocumenten.

43/9, §1, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid voor apparatuur die oplosmiddelen bevat, vermeld in artikel 6, 4°, k), organiseert een opleiding en het examen voor personen die een certificaat van bekwaamheid voor apparatuur die oplosmiddelen bevat willen behalen. De inhoud van het examen voldoet aan de eisen, vermeld in de bijlage bij verordening nr. 306/2008.

43/9, §1, tweede lid

Het examen bestaat uit twee onderdelen:1° een theoretisch onderdeel;2° een praktisch onderdeel.

43/9, §2, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid voor apparatuur die oplosmiddelen bevat uit nadat een persoon geslaagd is voor het examen, vermeld in paragraaf 1.

43/9, §2, tweede lid, eerste zin

Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd.

212

Page 213: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

43/9, §2, tweede lid, tweede zin

Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/9, §2, tweede lid, derde zin

Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/9, §2, tweede lid, vierde zin

Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/9, §3, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/9, §3, tweede zin

Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd.

43/9, §4

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand nadat de geslaagde kandidaat een geldig bewijs van betaling van de retributie, vermeld in artikel 17/4, 3°, voorgelegd heeft, een kopie van dat bewijs aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/9, §5

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de nodige infrastructuur, apparatuur, instrumenten en materialen om het examen, vermeld in paragraaf 1, te organiseren.

43/9, §6 Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar.

43/9, §7, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een examen plaatsvindt, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van het examen.

43/9, §7, tweede zin

Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de examens bij te wonen.

43/9, §7, derde zin

De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury.

43/9, §8 Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/9, §9

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, zorgt ervoor dat de examenjuryleden goed op de hoogte zijn van de relevante examenmethoden en examendocumenten.

43/10, §1, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen, vermeld in artikel 6, 4°, l), organiseert de opleiding met het bijhorende examen voor personen die het certificaat van bekwaamheid voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen willen behalen. Het erkende opleidingscentrum bepaalt de inhoud van de opleiding en het examen aan de hand van de onderwerpen, vermeld in de bijlage bij verordening nr. 307/2008.

43/10, §1, derde lid

Het examen bestaat uit twee onderdelen:1° een theoretisch onderdeel;2° een praktisch onderdeel.

43/10, §2, eerste lid

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen uit nadat een persoon de opleiding gevolgd heeft en geslaagd is voor het bijhorende examen, vermeld in paragraaf 1.

43/10, §2, tweede lid, eerste zin

Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd.

43/10, §2, tweede lid, tweede zin

Voor de opmaak van het certificaat volgt het opleidingscentrum de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/10, §2, tweede lid, derde zin

Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/10, §2, tweede lid, vierde zin

Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/10, §3, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand na elk examen een verslag van de examenzitting aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/10, §3, Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de 213

Page 214: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

tweede zin gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd.

43/10, §4

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt binnen een maand nadat de geslaagde kandidaat een geldig bewijs van betaling van de retributie, vermeld in artikel 17/5, 3°, voorgelegd heeft, een kopie van dat bewijs aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/10, §5

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de nodige infrastructuur, apparatuur, instrumenten en materialen om de opleiding en het examen, vermeld in paragraaf 1, te organiseren.

43/10, §6Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, houdt een register bij met de resultaten van de examens van de voorbije vijf jaar.

43/10, §7, eerste zin

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de afdeling, bevoegd voor erkenningen, minstens een maand voor een opleiding van start gaat of het examen plaatsvindt, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van de opleiding of het examen.

43/10, §7, tweede zin

Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de opleidingen en examens bij te wonen.

43/10, §7, derde zin De afdeling, bevoegd voor erkenningen, kan zetelen in de examenjury.

43/10, §8Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

43/10, §9

Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, bezorgt de gegevens, vermeld in punt 3° tot en met 6° van bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd, aan een instantie die het sectorale opleidingsbeleid ondersteunt.

Bijzondere gebruikseisen voor laboratoria

artikel wettelijke verplichting44, eerste lid, eerste zin

Het erkende laboratorium neemt deel aan de door de bevoegde afdeling georganiseerde controle op de kwaliteit van de beproevingen en monsternemingen, metingen en analyses waarvoor het laboratorium erkend is.

44, vijfde lid, eerste zin

Het erkende laboratorium geeft op verzoek van de bevoegde afdeling het nodige gevolg aan het beoordelingsverslag en legt, in voorkomend geval, een plan van aanpak met corrigerende maatregelen en termijnen van uitvoering voor aan de bevoegde afdeling en het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest.

44, vijfde lid, derde zin

Het erkende laboratorium voert de corrigerende maatregelen uit binnen de termijn die is opgenomen in het goedgekeurde plan van aanpak.

45, §1

Het erkende laboratorium past voor de monsternemingen, beproevingen, metingen en analyses waarvoor het erkend is, de volgende methoden toe:1° een erkend laboratorium als vermeld in artikel 6, 5°, a): het compendium voor de monsterneming, meting en analyse van water, afgekort WAC;2° een erkend laboratorium als vermeld in artikel 6, 5°, b): het compendium voor de monsterneming, meting en analyse van lucht, afgekort LUC;3° een erkend laboratorium als vermeld in artikel 6, 5°, c): het compendium voor de monsterneming, meting en analyse in het kader van bodembescherming, afgekort BOC;4° een erkend laboratorium als vermeld in artikel 6, 5°, d): het compendium bemonsterings- en analysemethodes in het kader van het Mestdecreet, afgekort BAM;5° een erkend laboratorium als vermeld in artikel 6, 5°, e) en f): het compendium voor de monsterneming en analyse in het kader van het Materialendecreet en het Bodemdecreet, afgekort CMA.

45, §2 Het erkende laboratorium past voor de monsternemingen, beproevingen, metingen en analyses waarvoor het erkend is, en waarvoor in de compendia, vermeld onder paragraaf 1, geen methoden opgenomen zijn, de volgende methoden toe:1° de methoden, vermeld in de toepasselijke bepalingen in de wetten, decreten en besluiten die van toepassing zijn in het Vlaamse Gewest;2° de methoden, vermeld in Belgische normen die uitgegeven zijn door het NBN;3° de methoden, vermeld in normen die uitgegeven zijn door het Comité Européen de Normalisation (CEN);4° de methoden, vermeld in normen die uitgegeven zijn door de International Organisation for Standardization (ISO);5° de methoden van een in die materie onderlegde instelling of erkend laboratorium, die door het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest en de bevoegde afdeling geschikt bevonden zijn.

214

Page 215: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

De volgorde, vermeld in het eerste lid, is bepalend.

46, §1

Het erkende laboratorium verleent zijn medewerking aan de bevoegde afdeling en het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest voor audits die door de bevoegde afdeling in het laboratorium of op de meetlocatie worden georganiseerd.

46, §2

Het erkende laboratorium stelt aan de bevoegde personeelsleden van het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest alle inlichtingen en documenten ter beschikking die ze vragen in het kader van de audit.

46, §3, tweede zin

Het erkende laboratorium geeft op verzoek van de bevoegde afdeling het nodige gevolg aan het auditverslag en legt in voorkomend geval een plan van aanpak met corrigerende maatregelen en termijnen van uitvoering voor aan de bevoegde afdeling en het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest.

46, §3, vierde zin

Het erkende laboratorium voert de corrigerende maatregelen uit binnen de termijn die is opgenomen in het goedgekeurde plan van aanpak.

47, eerste zin

Het erkende laboratorium verleent op elk moment toegang tot het laboratorium aan de bevoegde afdeling en de bevoegde personeelsleden van het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest.

47, tweede zin

Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, c), verleent bovendien op elk moment toegang tot het laboratorium aan de afdeling, bevoegd voor bodembescherming.

48, eerste lid

Het erkende laboratorium beschikt voor ten minste één parameter per discipline waarvoor het erkend is, over een ISO/IEC 17025-accreditatie met betrekking tot de te volgen methoden, vermeld in artikel 45. Voor de overige parameters waarvoor het laboratorium erkend is, wordt ISO/IEC 17025 met betrekking tot de te volgen methoden, vermeld in artikel 45, toegepast.

48, tweede lid, 17e tot en met 34e woord

… op voorwaarde dat het ISO/IEC 17025 met betrekking tot de te volgen methoden, vermeld in artikel 45, toepast:

49, eerste zin

Op de verslagen en andere documenten die afgeleverd worden door een erkend laboratorium, wordt een erkenningslogo aangebracht en wordt duidelijk vermeld voor welke uitgevoerde monsternemingen, metingen, beproevingen en analyses het laboratorium erkend is en voor welke niet.

50, §1, eerste zin

Alle gegevens van de monsternemingen, metingen, beproevingen en analyses die nuttig kunnen zijn, worden bijgehouden en blijven op dusdanige wijze bewaard dat een controle mogelijk is, zowel op het verloop van de verrichtingen als op de wijze waarop de resultaten verkregen zijn.

50, §1, tweede zin

Die gegevens blijven gedurende ten minste drie jaar bewaard en worden ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest.

50, §2, eerste lid

Het erkende laboratorium stelt over de uitgevoerde monsternemingen, metingen, beproevingen en analyses telkens een verslag op dat op zijn minst de volgende gegevens bevat:1° de naam en hoedanigheid van de persoon die de monsters genomen heeft, de volledige identificatie van de monsters en de datum van de monsterneming;2° het resultaat van de uitgevoerde monsternemingen, metingen, beproevingen en analyses, met vermelding van de gebruikte methode, de meet- en analyseomstandigheden en, in voorkomend geval, de afwijkingen van de monsternemingsmethode, de meet- en analysemethode en de reden daarvoor.

50, §2, tweede lid, eerste zin

Als een erkend laboratorium als vermeld in artikel 6, 5°, e) of f), analyses heeft uitbesteed aan andere erkende laboratoria, vermeldt het analyseverslag dat wordt opgesteld door het erkende laboratorium, waaraan de desbetreffende parameters zijn uitbesteed, de gebruikte methoden en de gedetailleerde verwijzing naar het monster.

50, §2, tweede lid, tweede zin

Dat analyseverslag wordt gevoegd bij het analyseverslag van de parameters die niet zijn uitbesteed.

52

Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, c), stelt de adviezen met betrekking tot het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2014 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid op, conform de Code van goede praktijk bodembescherming.

53/1, §1, Voor bepaalde door de minister vastgestelde monsternemingen en analyses die uitgevoerd

215

Page 216: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

eerste zin

worden in het kader van het Mestdecreet, wordt een aanmelding gedaan door het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, d), aan de Mestbank via een webapplicatie die de Mestbank ter beschikking stelt.

53/1, §2, eerste zin

Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, d), bezorgt van elke aangemelde monsterneming de analyseresultaten aan de Mestbank.

53/1, §3, eerste lid, 1°

Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, d), maakt gebruik van een gps-datalogger bij de uitvoering van de monsternemingen die betrekking hebben op monsterneming en analyse van de bodem voor het bepalen van:1° het nitraatresidu, vermeld in artikel 13, §12 en §13, en artikel 14 van het Mestdecreet;

53/1, §3, eerste lid, 2°

Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, d), maakt gebruik van een gps-datalogger bij de uitvoering van de monsternemingen die betrekking hebben op monsterneming en analyse van de bodem voor het bepalen van:2° de fosfaatverzadigingsgraad en het fosfaatbindend vermogen, vermeld in artikel 17, §2, §5 en §6, van het Mestdecreet;

53/1, §3, eerste lid, 3°

Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, d), maakt gebruik van een gps-datalogger bij de uitvoering van de monsternemingen die betrekking hebben op monsterneming en analyse van de bodem voor het bepalen van:3° het gehalte aan stikstof uit kunstmest of uit andere specifieke meststoffen bij de bodemanalyses, vermeld in artikel 4, §2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 betreffende nadere regels rond tuinbouw ter uitvoering van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;

53/1, §3, eerste lid, 4°

Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, d), maakt gebruik van een gps-datalogger bij de uitvoering van de monsternemingen die betrekking hebben op monsterneming en analyse van de bodem voor het bepalen van:4° het gehalte aan fosfaat uit kunstmest bij de bodemanalyses, vermeld in artikel 6, §1, van het besluit, vermeld in punt 3°;

53/1, §3, eerste lid, 5°

Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, d), maakt gebruik van een gps-datalogger bij de uitvoering van de monsternemingen die betrekking hebben op monsterneming en analyse van de bodem voor het bepalen van:5° het nitraatresidu en het koolstofgehalte met het oog op het opbrengen van compost op percelen met een te laag koolstofgehalte, vermeld in artikel 8 van het besluit, vermeld in punt 3°;

53/1, §3, eerste lid, 6°

Het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, d), maakt gebruik van een gps-datalogger bij de uitvoering van de monsternemingen die betrekking hebben op monsterneming en analyse van de bodem voor het bepalen van:6° het nitraatresidu, vermeld in artikel 58, 9°, van het ministerieel besluit van 11 juni 2008 betreffende het sluiten van beheersovereenkomsten en het toekennen van vergoedingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling.

53/1, §3, derde lid, eerste zin De gps-dataloggegevens worden bezorgd aan de Mestbank.

53/2, eerste lid, eerste zin

Voor bepaalde door de minister vastgelegde monsternemingen en analyses die uitgevoerd worden in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2014 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, moet het erkende laboratorium, vermeld in artikel 6, 5°, c), een rapportering van de analyseresultaten bezorgen aan de afdeling, bevoegd voor bodembescherming.

53/2, eerste lid, tweede zin De minister bepaalt de procedure voor die rapportering.53/2, tweede lid

Voor alle monsternemingen die uitgevoerd worden in het kader van het voormelde besluit moet het erkende laboratorium gebruikmaken van een gps-datalogger.

Bijzondere gebruikseisen voor bodemsaneringsdeskundigen

artikel wettelijke verplichting

53/3, §1, 1°

De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6°:1° ziet erop toe dat alle monsters die genomen zijn in het kader van het Bodemdecreet, geanalyseerd worden overeenkomstig het CMA, door een laboratorium als vermeld in artikel 6, 5°, f);

216

Page 217: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

53/3, §1, 2°

De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6°:2° voert het veldwerk uit of ziet erop toe dat het veldwerk wordt uitgevoerd overeenkomstig het CMA;

53/3, §1, 3°

De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6°:3° deelt op eenvoudig verzoek onmiddellijk aan de afdeling, bevoegd voor bodembeheer, mee waar veldwerk in het kader van het Bodemdecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt gepland in de periode die is aangegeven in het verzoek van de afdeling, bevoegd voor bodembeheer;

53/3, §1, 4°

De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6°:4° voert de taken, vermeld in artikel 6, 6°, uit in overeenstemming met de standaardprocedures of de codes van goede praktijk, vermeld in het Bodemdecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan;

53/3, §1, 5°

De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6°:5° houdt een klachtenregister bij dat ter inzage ligt voor de toezichthoudende overheid;

53/3, §1, 6°

De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6°:6° beschikt zelf over een model voor risicoanalyse van bodemverontreiniging dat aanvaard wordt door de afdeling, bevoegd voor bodembeheer;

53/3, §1, 7°

De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6°:7° stelt jaarlijks een jaarverslag op dat minstens de volgende elementen bevat:a) een overzicht van de personen die beschikken over de vereiste kennis en beroepservaring;b) een evaluatie van de genomen acties voor de kwaliteitsborging, de opleiding van het personeel en de inhoud van het klachtenregister;

53/3, §1, 8°

De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6°:8° houdt een kwaliteitshandboek bij;

53/3, §1, 9°, eerste zin

De erkende bodemsaneringsdeskundige, vermeld in artikel 6, 6°:9° schoolt zich of de personen die bij hem in dienst zijn, permanent bij wat betreft het milieucompartiment bodem, inclusief milieutechnologie en milieuwetgeving in verband met bodem, door cursussen, seminaries, studiedagen en dergelijke te volgen;

53/3, §1, 9°, tweede zin

De duur van de bijscholing van de bodemsaneringsdeskundige per kalenderjaar is als volgt:a) in geval van een bodemsaneringsdeskundige van type 1: de duur van de bijscholing bedraagt minstens 7,5 uur per persoon die voor de bodemsaneringsdeskundige beschikt over een handtekeningsbevoegdheid module 1 of 2. Als er meer dan twee personen beschikken over de voormelde handtekeningsbevoegdheid voor de bodemsaneringsdeskundige, is voldaan aan de bijscholingsvereiste als de totale duur van de bijscholing minstens 15 uur bedraagt;b) in geval van een bodemsaneringsdeskundige van type 2: de duur van de bijscholing bedraagt minstens 7,5 uur per persoon die voor de bodemsaneringsdeskundige beschikt over een handtekeningsbevoegdheid module 1 of 2, met een minimum van 20 uur als de totale duur van de bijscholing. Als er meer dan acht personen beschikken over de voormelde handtekeningsbevoegdheid voor de bodemsaneringsdeskundige, is voldaan aan de bijscholingsvereiste als de totale duur van de bijscholing minstens 60 uur bedraagt.

53/3, §2

De erkende bodemsaneringsdeskundige van type 2 beschikt bovendien over een mathematisch grondwatermodel dat aanvaard wordt door de afdeling, bevoegd voor bodembeheer.

53/4, §1, eerste lid

De verslagen en rapporten die worden opgesteld in het kader van de taken van de bodemsaneringsdeskundige van type 1, vermeld in artikel 6, 6°, worden ondertekend door de bodemsaneringsdeskundige of door minstens één persoon die bij hem in dienst is die beschikt over de individuele handtekeningsbevoegdheid, vermeld in §2, eerste lid, van dit artikel.

53/4, §1, tweede lid

De verslagen, rapporten en projecten die worden opgesteld in het kader van de taken van de bodemsaneringsdeskundige van type 2, met uitzondering van de taken van de bodemsaneringsdeskundige van type 1, vermeld in artikel 6, 6°, worden ondertekend door minstens één persoon die bij de bodemsaneringsdeskundige in dienst is en die beschikt over de individuele handtekeningsbevoegdheid, vermeld in §2, tweede lid, van dit artikel.

Bijzondere gebruikseisen voor bedrijven 

artikel wettelijke verplichting

53/6, 1°

Het erkende boorbedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, a):1° beschikt over de nodige actuele vakliteratuur en technische gegevens over de uit te voeren werken met betrekking tot de erkenning;

217

Page 218: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

53/6, 2°

Het erkende boorbedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, a):2° zorgt ervoor dat een van de volgende voorwaarden vervuld is :a) ieder boortoestel wordt bediend door, of de bediening staat onder het directe toezicht van een verantwoordelijke die over minstens drie jaar praktische ervaring beschikt in het uitvoeren van werken in het kader van de erkenning;b) ieder boortoestel wordt bediend door een werknemer die beschikt over een attest dat hij de algemene opleiding, vermeld in bijlage 16, die bij dit besluit is gevoegd, met gunstig gevolg heeft gevolgd;

53/6, 3°

Het erkende boorbedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, a):3° zorgt ervoor dat het personeel dat de werken in het kader van de erkenning uitvoert, vijfjaarlijks een opleiding met gunstig gevolg volgt. Die opleiding bestaat uit de algemene opleiding, vermeld in bijlage 16, die bij dit besluit is gevoegd, of uit een bijscholing als vermeld in dezelfde bijlage, voor het personeel dat de algemene opleiding al met gunstig gevolg heeft gevolgd;

53/6, 4°

Het erkende boorbedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, a):4° zorgt ervoor dat het personeel dat de werken in het kader van de erkenning uitvoert, over het meest geschikte en in goede staat verkerende materieel beschikt dat voldoet aan alle reglementaire eisen en dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de werken waarvoor de erkenning werd verkregen;

53/6, 5°

Het erkende boorbedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, a):5° zorgt ervoor dat het personeel de nodige notities neemt tijdens de werken in het kader van de erkenning en, in voorkomend geval, een volledig boorverslag als vermeld in bijlage 5.53.1 van titel II van het VLAREM, opstelt;

53/6, 6°

Het erkende boorbedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, a):6° blijft op de hoogte van de recentste ontwikkelingen en wetgeving inzake de werken waarvoor de erkenning werd verkregen;

53/6, 8°

Het erkende boorbedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, a):8° houdt een inventaris ter beschikking van de toezichthouders van alle werken die de laatste vijf jaar zijn uitgevoerd, met telkens de unieke code die verkregen is bij de Databank Ondergrond Vlaanderen, een boorverslag en de datum van de vergunning of aktename dan wel een verklaring dat het werken betrof voor een niet-ingedeelde inrichting;

53/6, 9°

Het erkende boorbedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, a):9° bezorgt minimaal tweemaandelijks via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen een inventaris van de werken die de voorbije periode zijn uitgevoerd, waarbij de boorverslagen in het formaat, vastgesteld door de Databank Ondergrond Vlaanderen, digitaal worden bezorgd.

53/7, 2° Het erkende koeltechnische bedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, b):2° bezorgt een afschrift van de volgende registraties aan de eigenaar of beheerder van de stationaire koelinstallatie die gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen bevat en noteert dit, als dat van toepassing is, in het installatiegebonden logboek:a) bij de initiële installatie of een aanpassing van de koelinstallatie waardoor de nominale koelmiddelinhoud of het type koelmiddel wijzigt:1) de nominale koelmiddelinhoud, uitgedrukt in metrische eenheid, en, in geval van gefluoreerde broeikasgassen, eveneens in ton CO2-equivalent;2) het type koelmiddel;3) indien bij de installatie gerecycleerde of geregenereerde gefluoreerde broeikasgassen gebruikt worden: de vermelding hiervan en de naam en het adres van het recyclage- of regeneratiebedrijf;4) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de initiële installatie of de aanpassing van de koelinstallatie uitgevoerd heeft;5) de naam en het erkenningsnummer van het koeltechnisch bedrijf waar de technicus werkt;b) als gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen werden bijgevuld of afgetapt:1) het type koelmiddel;2) de hoeveelheid, uitgedrukt in metrische eenheid;3) de datum van bijvulling of aftapping;4) de reden van bijvulling of aftapping;5) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de bijvulling of aftapping uitgevoerd heeft;6) als dat van toepassing is: de naam en het erkenningsnummer van het koeltechnisch bedrijf waar de technicus werkt;7) na elke bijvulling voor een koelinstallatie als vermeld in artikel 5.16.3.3, §5, van titel II van het VLAREM: het relatief lekverlies;c) als lekkagecontroles als vermeld in artikel 4 van verordening nr. 517/2014 of artikel 23 van verordening nr. 1005/2009 uitgevoerd worden:

218

Page 219: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

1) de datum van de lekkagecontrole;2) een beschrijving en de resultaten van de uitgevoerde controles;3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de lekkagecontrole uitgevoerd heeft;d) de nominale koelmiddelinhoud van de koelinstallatie, uitgedrukt in metrische eenheid, en, in geval van gefluoreerde broeikasgassen, eveneens in ton CO2-equivalent, als die niet gekend is;e) bij een buitendienststelling:1) de datum van de buitendienststelling;2) de maatregelen die genomen zijn om de gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen terug te winnen en te verwijderen;3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de koelinstallatie buiten dienst gesteld heeft;4) de naam en het erkenningsnummer van het koeltechnisch bedrijf waar de technicus werkt;

53/7, 3°

Het erkende koeltechnisch bedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, b):3° houdt de volgende zaken ten minste vijf jaar bij:a) per exploitant en per koelinstallatie: de registraties, vermeld in punt 2°;b) de hoeveelheid gefluoreerde broeikasgassen die werden aangekocht met vermelding van de datum van aankoop en de naam van de leverancier;c) de hoeveelheid gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen die werden afgevoerd met vermelding van de datum van afvoer, de naam van de vervoerder en de bestemming van die koelmiddelen;

53/7, 4°, eerste zin

Het erkende koeltechnisch bedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, b):4° gaat na iedere bijvulling na of het maximaal relatief lekverlies, vermeld in artikel 5.16.3.3, §6, artikel 5bis.15.5.4.5.5, artikel 5bis.19.8.4.8.5 en artikel 6.8.1.2 van titel II van het VLAREM, niet overschreden werd.

53/7, 4°, tweede zin

4° Als blijkt dat het maximaal relatief lekverlies overschreden is en maatregelen moeten worden getroffen, brengt het koeltechnisch bedrijf ten minste de eigenaar of beheerder schriftelijk op de hoogte van de vastgestelde lekkage en formuleert het een voorstel van te nemen maatregelen;

53/7, 5°

Het erkende koeltechnisch bedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, b):5° toont op verzoek het materiaal dat gebruikt wordt bij de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot de erkenning;

53/7, 6°

Het erkende koeltechnisch bedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, b):6° zorgt ervoor dat de koeltechnicus gedurende de erkenningsplichtige werkzaamheden aan stationaire koelinstallaties over de nodige apparatuur, instrumenten en materialen beschikt. Die apparatuur bevat gekalibreerde meetapparatuur en ten minste het materiaal, vermeld in bijlage 21, die bij dit besluit is gevoegd;

53/7, 9°

Het erkende koeltechnisch bedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, b):9° licht het betrokken personeel in over nieuwe technologieën en nieuwe relevante milieuwetgeving met betrekking tot koelinstallaties;

53/7, 10°

Het erkende koeltechnisch bedrijf, vermeld in artikel 6, 7°, b):10° beschikt over een vertaling van zijn certificaat naar het Nederlands, Frans, Duits of Engels als het certificaat in een andere taal dan in een van die talen werd afgegeven.

53/8, 2° Het erkende bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 7°, c):2° bezorgt een afschrift van de volgende registraties aan de eigenaar of beheerder van de brandbeveiligingsapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen bevat:a) bij de initiële installatie of een aanpassing van de brandbeveiligingsapparatuur waardoor de nominale inhoud aan blusmiddel of het type blusmiddel wijzigt:1) de nominale inhoud, uitgedrukt in metrische eenheid, en, in geval van gefluoreerde broeikasgassen, eveneens in ton CO2-equivalent;2) het type blusmiddel;3) indien bij de installatie gerecycleerde of geregenereerde gefluoreerde broeikasgassen gebruikt worden: de vermelding hiervan en de naam en het adres van het recyclage- of regeneratiebedrijf;4) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de technicus voor brandbeveiligingsapparatuur die de initiële installatie of de aanpassing uitgevoerd heeft;5) de naam en het erkenningsnummer van het bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur waar de technicus werkt;b) als gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen werden bijgevuld of afgetapt:1) het type blusmiddel;2) de hoeveelheid, uitgedrukt in metrische eenheid;3) de datum van bijvulling of aftapping;

219

Page 220: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

4) de reden van bijvulling of aftapping;5) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de technicus voor brandbeveiligingsapparatuur die de bijvulling of aftapping uitgevoerd heeft;6) als dat van toepassing is: de naam en het erkenningsnummer van het bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur waar de technicus werkt;c) als lekkagecontroles als vermeld in artikel 4 van verordening nr. 517/2014 of artikel 23 van verordening nr. 1005/2009 uitgevoerd worden:1) de datum van de lekkagecontrole;2) een beschrijving en de resultaten van de uitgevoerde controles;3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de technicus voor brandbeveiligingsapparatuur die de lekkagecontrole uitgevoerd heeft;d) de nominale inhoud van de brandbeveiligingsapparatuur, uitgedrukt in metrische eenheid, en, in geval van gefluoreerde broeikasgassen, eveneens in ton CO2-equivalent, als die niet gekend is;e) bij een buitendienststelling:1) de datum van de buitendienststelling;2) de maatregelen die genomen zijn om de gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen terug te winnen en te verwijderen;3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de technicus voor brandbeveiligingsapparatuur die de installatie buiten dienst gesteld heeft;4) de naam en het erkenningsnummer van het bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur waar de technicus werkt;

53/8, 3°

Het erkende bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 7°, c):3° houdt de volgende zaken ten minste vijf jaar bij:a) per exploitant en per brandbeveiligingsapparatuur: de registraties, vermeld in punt 2°;b) de hoeveelheid gefluoreerde broeikasgassen die werden aangekocht met vermelding van de datum van aankoop en de naam van de leverancier;c) de hoeveelheid gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen die werden afgevoerd met vermelding van de datum van afvoer, de naam van de vervoerder en de bestemming van die blusmiddelen;

53/8, 4°

Het erkende bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 7°, c):4° toont op verzoek het materiaal dat gebruikt wordt bij de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot de erkenning;

53/8, 5°

Het erkende bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 7°, c):5° zorgt ervoor dat de technicus voor brandbeveiligingsapparatuur gedurende de erkenningsplichtige werkzaamheden aan brandbeveiligingsapparatuur over de nodige apparatuur, instrumenten en materialen beschikt;

53/8, 8°

Het erkende bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 7°, c):8° licht het betrokken personeel in over nieuwe technologieën en nieuwe relevante milieuwetgeving met betrekking tot brandbeveiligingsapparatuur;

53/8, 9°

Het erkende bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur, vermeld in artikel 6, 7°, c):9° beschikt over een vertaling van zijn certificaat naar het Nederlands, Frans, Duits of Engels als het certificaat in een andere taal dan in een van die talen werd afgegeven.

Bijzondere gebruikseisen voor keuringsinstellingen

artikel wettelijke verplichting

53/9, 1°

De erkende keuringsinstelling, vermeld in artikel 6, 8°:1° is geaccrediteerd als keuringsinstelling van het type A op basis van de criteria van de norm ISO/IEC 17020 voor de keuring, vermeld in artikel 25/4, 4°, of behaalt die accreditatie binnen een termijn van een jaar, te rekenen vanaf de dag nadat de erkenning verkregen is;

53/9, 2°

De erkende keuringsinstelling, vermeld in artikel 6, 8°:2° wijst een of meer keurders aan die beschikken over een erkenning als koeltechnicus als vermeld in artikel 32, §2, eerste lid, 7°, van categorie I of die over minstens drie jaar praktijkervaring in de koelsector beschikken;

53/9, 3°, eerste zin

De erkende keuringsinstelling, vermeld in artikel 6, 8°:3° reikt binnen een maand nadat een bedrijf met goed gevolg gekeurd werd als vermeld in artikel 25/4, 4°, een certificaat uit.

53/9, 3°, tweede zin

3° Het certificaat bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd.

53/9, 3°, derde zin

3° Voor de opmaak van het certificaat volgt de keuringsinstelling de instructies van de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

53/9, 3°, 3° Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling, bevoegd 220

Page 221: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

vierde zin voor erkenningen.53/9, 3°, vijfde zin

3° Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen.

53/9, 4°, eerste zin

De erkende keuringsinstelling, vermeld in artikel 6, 8°:4° bezorgt maandelijks aan de afdeling, bevoegd voor erkenningen, een overzicht van de bedrijven die met gunstig gevolg gekeurd zijn.

53/9, 4°, tweede zin

4° Dat overzicht bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 22, die bij dit besluit is gevoegd.

53/9, 5°

De erkende keuringsinstelling, vermeld in artikel 6, 8°:5° behandelt en onderzoekt klachten, ingediend door de afdeling, bevoegd voor erkenningen;

53/9, 6°

De erkende keuringsinstelling, vermeld in artikel 6, 8°:6° moet, als daarom wordt verzocht door de afdeling, bevoegd voor erkenningen, personeelsleden de mogelijkheid bieden om de keuring bij te wonen;

53/9, 7°De erkende keuringsinstelling, vermeld in artikel 6, 8°:7° bewaart de keuringsrapporten minstens vijf jaar.

Retributie

artikel wettelijke verplichting

54/1, §2, eerste lid, tweede zin

Die retributie is op de volgende tijdstippen verschuldigd:1° in geval van personen die van rechtswege erkend zijn conform artikel 32, §2, eerste lid, 1° tot en met 4°, 6° en 7°, of van personen die met toepassing van artikel 32, §1, op basis van een gelijkwaardige titel van rechtswege erkend worden als technicus als vermeld in artikel 6, 2°: een eerste keer voor het verkrijgen van het erkenningscertificaat en vervolgens vijfjaarlijks, te rekenen vanaf de datum, vermeld op het certificaat, in voorkomend geval bij het volgen van de bijscholing of bij de deelname aan het actualisatie-examen;2° in geval van personen die van rechtswege erkend zijn conform artikel 32, §2, eerste lid, 8° tot en met 11°: een eerste keer voor het verkrijgen van het erkenningscertificaat en vervolgens uiterlijk op 31 december 2019 en vervolgens vijfjaarlijks;3° in alle andere gevallen, dan de gevallen, vermeld in punt 1° en 2°: uiterlijk op 31 december 2014 en vervolgens vijfjaarlijks.

221

Page 222: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage XXIV] 400

Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Enig artikel. Het niet-voldoen aan de hiernavolgende wettelijke verplichtingen als vermeld in het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

Artikel Wettelijke verplichting

14

De houder van een vergunning deelt elke substantiële wijziging in een vergunningscriterium, vermeld in artikelen 9 en 10, onmiddellijk met een aangetekende brief mee aan de Vlaamse Regering.

16

De houder van een vergunning dient jaarlijks met een aangetekende brief een rapport in bij de Vlaamse Regering met een overzicht van de in het voorbije jaar verrichte activiteiten, en een overzicht van de in het eerstvolgende jaar geplande activiteiten. Als er in het voorbije jaar geen activiteiten verricht zijn, of in het eerstvolgende jaar geen activiteiten gepland zijn, is de vergunninghouder niet ontslagen van zijn verplichting om dat in een jaarlijks rapport aan de Vlaamse Regering te melden. Het jaarlijkse rapport wordt ingediend uiterlijk voor het einde van de derde maand nadat een jaarlijkse periode verstreken is vanaf de datum van het besluit van de Vlaamse Regering waarbij de vergunning verleend is.

20, eerste lid, eerste volzin

Een vergunning kan pas worden overgedragen, inclusief het overdragen dat volgt uit wijzigingen in de vennootschapsstructuur, na de schriftelijke toestemming van de Vlaamse Regering.

45, eerste lid, eerste volzin

De exploitant informeert de Vlaamse Regering over alle geplande wijzigingen in de exploitatie van een opslaglocatie, met inbegrip van wijzigingen in verband met de exploitant.

47, § 2, tweede lid

De exploitant houdt een register bij van de hoeveelheden en kenmerken van de geleverde en geïnjecteerde koolstofdioxidestromen, met inbegrip van hun samenstelling.

49

Elk jaar, of, als de Vlaamse Regering dat in het kader van een bepaalde opslagvergunning nodig acht, met een hogere frequentie, dient de exploitant de volgende gegevens in bij de minister : 1° alle resultaten van de monitoring overeenkomstig artikel 48 tijdens de verslagperiode, met inbegrip van de informatie over de gebruikte monitoringstechnologie; 2° de hoeveelheden en kenmerken van de tijdens de verslagperiode geleverde en geïnjecteerde koolstofdioxidestromen, met inbegrip van de samenstelling van deze stromen, zoals geregistreerd overeenkomstig artikel 47, § 2, tweede lid; 3° het bewijs dat een financiële zekerheid of een gelijkwaardige voorziening is gesteld en aangehouden wordt overeenkomstig artikel 57 en artikel 43, 9°; 4° alle andere informatie die de minister als relevant beschouwt om de naleving van de opslagvergunningsvoorwaarden te beoordelen en om de kennis te vergroten over het gedrag van het koolstofdioxide in de opslaglocatie.

51, § 1, eerste lid, eerste deel van de eerste volzin

Bij lekkages of significante onregelmatigheden stelt [...] de exploitant de minister onmiddellijk met een aangetekende brief in kennis (...)

51, § 1, eerste lid, laatste volzin

In geval van lekkages en significante onregelmatigheden die een lekkagerisico inhouden, stelt de exploitant ook de afdeling van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie, bevoegd voor luchtverontreiniging, daarvan in kennis.

63/11De houder van een vergunning deelt elke wijziging in een vergunningscriterium, vermeld in artikel 63/5 en 63/6, onmiddellijk mee aan de Vlaamse Regering.

63/13 De houder van een vergunning dient jaarlijks een rapport in bij de Vlaamse

400 Vervangen bij art. 30 B.Vl.Reg. 28 oktober 2016222

Page 223: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Regering met een overzicht van de in het voorbije jaar verrichte activiteiten, en een overzicht van de in het eerstvolgende jaar geplande activiteiten. Als er in het voorbije jaar een activiteiten verricht zijn, of in het eerstvolgende jaar geen activiteiten gepland zijn, is de vergunninghouder niet ontslagen van zijn verplichting om dat in een jaarlijks rapport aan de Vlaamse Regering te melden. Het jaarlijkse rapport wordt ingediend uiterlijk voor het einde van de derde maand nadat een jaarlijkse periode verstreken is vanaf de datum van het besluit van de Vlaamse Regering waarbij de vergunning verleend is.

63/17, eerste lid, eerste volzin

Een vergunning kan pas worden overgedragen, inclusief het overdragen dat volgt uit wijzigingen in de vennootschapsstructuur, na de schriftelijke toestemming van de Vlaamse Regering.

223

Page 224: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage XXV] 401

Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Enig artikel. Het niet-voldoen aan de hiernavolgende wettelijke verplichtingen als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011 tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond en tot wijziging van diverse besluiten, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

artikel wettelijke verplichting

11, § 4, eerste en tweede volzin

Tijdens de duur van de winningsvergunning voor koolwaterstoffen en de eerste vijf jaar na het beëindigen van de winning wordt het meetplan jaarlijks  geactualiseerd, en daarna vijfjaarlijks. Die actualiseringen worden met een beveiligde zending aan de minister gemeld.

11, § 5, tweede lidDe resultaten van de metingen worden jaarlijks met een beveiligde zending aan de minister gerapporteerd.

14, § 1, eerste lid

De houder van een winningsvergunning voor koolwaterstoffen dient jaarlijks voor het einde van de derde maand na het aflopen van een winningsperiode per beveiligde zending een aangifte in bij de minister met daarin een opgave van de in de voorbije winningsperiode gewonnen hoeveelheid koolwaterstoffen, in voorkomend geval onverdeeld per type koolwaterstof.

14, § 1, tweede lid

De vergunninghouder noteert maandelijks de gewonnen hoeveelheid koolwaterstoffen, in voorkomend geval onderverdeeld per type koolwaterstof, in een daartoe bijgehouden register. Als hij daar om verzocht wordt, legt de vergunninghouder alle documenten en gegevens voor die nodig zijn om de juistheid van de aangegeven gewonnen hoeveelheid koolwaterstoffen te controleren.

14/38, § 4, eerste en tweede volzin

Tijdens de duur van de opsporingsvergunning voor aardwarmte wordt het meetplan tweejaarlijks geactualiseerd, en tijdens de duur van de winningsvergunning voor aardwarmte wordt het meetplan vijfjaarlijks geactualiseerd. Die actualiseringen worden met een beveiligde zending aan de minister gemeld.

14/38, § 5, tweede lidDe resultaten van de metingen worden jaarlijks aan de minister gerapporteerd.

401 Vervangen bij art. 31 B.Vl.Reg. 28 oktober 2016224

Page 225: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

225

Page 226: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

Bijlage XXVI

Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.

Enig artikel. Het niet-voldoen aan de hiernavolgende wettelijke verplichtingen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 februari 1977 houdende vaststelling van geluidsnormen voor muziek in openbare en private inrichtingen, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft het maximaal geluidsniveau van muziek in inrichtingen, wordt beschouwd als milieu-inbreuk:

Artikel Wettelijke verplichting

17 De exploitant van een inrichting waarvan de exploitatie is vergund, deelt voor 1 september 2012 per aangetekende brief aan de vergunningverlenende overheid mee in welke klasse de muziekactiviteiten vanaf 1 januari 2013 zullen ingedeeld zijn.

226

Page 227: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage XXVII] 402

Lijst van milieu-inbreuken, in uitvoering van artikel 16.1.2,f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.

Enig artikel. Het niet voldoen aan de onderstaande wettelijke verplichtingen, vermeld in het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, met uitzondering van het niet voldoen aan die verplichtingen door gebruik van motorvoertuigen, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

Artikel Wettelijke verplichtingartikel 13, §1, 6° § 1. De Vlaamse regering kan alle nodige maatregelen nemen

voor het natuurbehoud, ten behoeve van de bestaande natuur ongeacht de bestemming van het betrokken gebied, evenals voor de instandhouding van het natuurlijk milieu binnen de groen-, park-, buffer- en bosgebieden van de uitvoeringsplannen, van kracht in de ruimtelijke ordening, en meer bepaald voor:

6° het regelen van de toegang tot en het gebruik van het natuurlijke milieu, met inachtneming van het bepaalde in artikel 35, § 1. Voor de natuurreservaten en het VEN of onderdelen van het VEN houdt dit eveneens het regelen in van de toegang tot de voor het verkeer minder belangrijke openbare wegen. Worden beschouwd als voor het verkeer minder belangrijke openbare wegen: alle openbare of gedeelten van openbare wegen liggend in de natuurreservaten of het VEN, met uitzondering van de openbare wegen die ingericht zijn voor het gewone gemotoriseerde verkeer voor zover deze in hoofdzaak bestemd zijn als doorgangsweg. De toegang tot deze wegen kan slechts wettig worden aangeduid in de vorm en op de wijze zoals bepaald door de Vlaamse regering.

artikel 35, §1, eerste en tweede lid, en §2, 1°, en 4°

§ 1. Binnen de natuurreservaten hebben, behoudens bij toepassing van het tweede of derde lid, de voetgangers steeds toegang tot alle wegen waarvoor de Vlaamse regering krachtens artikel 13, § 1, 6°, bevoegd is de toegang te regelen. Zij hebben echter geen toegang tot de paden waarop slechts één voetganger tegelijkertijd kan passeren, tenzij die paden in het goedgekeurde beheersplan als toegankelijk zijn aangeduid. Wat de voetgangers betreft, kan dit beheersplan tevens bepalen dat één of meerdere zones van het natuurreservaat ook buiten de wegen toegankelijk zijn. 

Andere categorieën van weggebruikers dan de voetgangers kunnen tot de wegen en de paden die krachtens het eerste lid voor de voetgangers toegankelijk zijn, worden toegelaten voor zover het goedgekeurde beheersplan dit uitdrukkelijk toelaat of voor zover dit medegebruik toegelaten wordt in uitvoering van artikel 13, § 1, 6°.

§ 2. Binnen de natuurreservaten is het verboden, behoudens ontheffing in het goedgekeurd beheersplan: 1° individuele of groepssporten te beoefenen;4° de rust te verstoren of reclame te maken op welke wijze ook;

402 Toegevoegd bij art. 37 B.Vl.Reg. 25 april 2014227

Page 228: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

228

Page 229: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage XXVIII] 403

Lijst van de milieu-inbreuken, in uitvoering van de artikelen 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.

Enig artikel. Het niet voldoen aan de onderstaande wettelijke verplichtingen, vermeld in het Besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014 houdende de administratieve organisatie van de jacht in het Vlaamse Gewest, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

Artikel Wettelijke verplichting30 Een jachtplan wordt opgemaakt door elke jachtrechthouder.

Voor een erkende WBE wordt een jachtplan opgemaakt op het niveau van de WBE.

Een jachtplan voldoet aan de volgende kenmerken: 1° het bestaat uit een of meer kaartbladen op schaal 1/10.000 of uit een digitale kaart volgens het model dat de minister vaststelt;2° de buitengrens van een jachtterrein waarop het plan betrekking heeft, wordt aangeduid met een groene doorlopende lijn die een gesloten figuur vormt;3° de percelen binnen een jachtterrein waarop de indiener van het plan geen jachtrecht heeft, wordt uitgekleurd met een rode arcering die begrensd wordt door een rode doorlopende lijn; 4° in het jachtplan van een erkende WBE wordt elk van de afzonderlijke jachtterreinen die tot de WBE behoren, aangeduid met een groene doorlopende lijn die een gesloten figuur vormt;5° in het jachtplan van een erkende WBE wordt het WBE-werkingsgebied aangeduid met een doorlopende blauwe lijn die een gesloten figuur vormt.

De minister kan nadere regels bepalen met betrekking tot de grenzen van het WBE-werkingsgebied.

Voor elk perceel dat aan een voorstel van jachtplan wordt toegevoegd en dat niet was opgenomen in het laatste goedgekeurde jachtplan, wordt een schriftelijk bewijs voorgelegd waaruit blijkt dat men het jachtrecht heeft op het betreffende perceel. De minister bepaalt welke gegevens minimum moeten worden opgenomen in het schriftelijk bewijs. Een model van een schriftelijk bewijs wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap.

31 §1. Een voorstel van jachtplan wordt jaarlijks voor 1 april door de jachtrechthouder ingediend bij de arrondissementscommissaris van de provincie waarin het jachtterrein of het grootste gedeelte ervan ligt.

Ingeval een voorstel van jachtplan met een digitale kaart wordt ingediend, voegen de jachtrechthouders daarbij een verklaring waarin ze verklaren dat ze akkoord gaan met het voorstel van jachtplan op de digitale kaart. De verklaring wordt

403 Toegevoegd bij art. 38 B.Vl.Reg. 25 april 2014229

Page 230: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

opgemaakt met een formulier, waarvan het model wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking wordt gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap.

Ingeval een voorstel van jachtplan wordt ingediend door een erkende WBE, wordt een gemeenschappelijke verklaring toegevoegd van alle leden-jachtrechthouders waarin ze hun akkoord geven dat hun jachtterrein wordt opgenomen in het jachtplan. De verklaring wordt opgemaakt met een formulier, waarvan het model wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking wordt gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap.

§2. Ingeval een voorstel van jachtplan geen wijzigingen bevat ten opzichte van het vorige goedgekeurde jachtplan, is het voldoende dat een verklaring wordt ingediend, waarin uitdrukkelijk wordt vermeld dat het plan geen wijzigingen ondergaat ten opzichte van het vorige goedgekeurde jachtplan. De verklaring wordt opgemaakt met een formulier, waarvan het model wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking wordt gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap.

§3. Ingeval er voor hetzelfde jachtterrein meerdere jachtrechthouders zijn, zonder dat die jachtrechthouders zich hebben verenigd in een WBE, wordt maar één voorstel van jachtplan ingediend door een van de betrokken jachtrechthouders. De overige jachtrechthouders voegen daarbij een formulier waarin ze verklaren dat ze ook jachtrechthouder zijn van het jachtterrein. De verklaring wordt opgemaakt met een formulier, waarvan het model wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking wordt gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap.

§4. De arrondissementscommissaris controleert het plan op overlappingen met andere jachtplannen.

Ingeval er overlappingen worden vastgesteld, wordt het perceel in kwestie toegewezen aan het jachtplan van degene die voor het perceel de oudste nog geldige schriftelijke overeenkomst kan voorleggen. De arrondissementscommissaris nodigt daarvoor binnen een termijn van een maand de betrokken indieners van het voorstel van jachtplan uit om een schriftelijke overeenkomst voor te leggen met betrekking tot het perceel waarop een overlapping werd vastgesteld. Als er op 15 juni geen schriftelijke overeenkomst is voorgelegd voor het perceel waarop een overlapping bestaat, wordt ervan uitgegaan dat het perceel geen onderdeel van de ingediende jachtplannen uitmaakt. De arrondissementscommissaris kleurt dat perceel uit als een rood vlak. De minister bepaalt welke gegevens minimum moeten worden opgenomen in het schriftelijk bewijs. Een model van een schriftelijke overeenkomst wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap.

§5. Een jachtplan is geldig voor het jachtseizoen dat aanvangt in het jaar waarin het plan wordt ingediend.

Het door een WBE ingediend plan vervangt onmiddellijk van rechtswege de individuele jachtplannen van de leden-

230

Page 231: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

jachtrechthouders.

Ingeval een WBE ophoudt te bestaan in de loop van de geldigheidsperiode van het jachtplan, wordt voor de rest van die periode teruggevallen op de afzonderlijke jachtterreinen die conform artikel 30, tweede lid, 4°, in het jachtplan van de WBE werden aangeduid. Die afgebakende terreinen worden dan tijdelijk als afzonderlijke jachtplannen beschouwd.

§6. Een jachtplan kan worden aangepast in de loop van een jachtseizoen. Een aanpassing kan echter geen betrekking hebben op een uitbreiding van het jachtterrein.

Het verzoek tot aanpassing van het jachtplan gebeurt door middel van een schriftelijk verzoek door de jachtrechthouder aan de arrondissementscommissaris. Aan dit verzoek wordt een schriftelijk bewijs toegevoegd dat de verzoeker over het jachtrecht beschikt op het perceel in kwestie.

De arrondissementscommissaris nodigt in voorkomend geval de betrokken indiener van het jachtplan uit om binnen een termijn van een maand een schriftelijke overeenkomst voor te leggen met betrekking tot het perceel waarop het verzoek betrekking heeft. Als er binnen deze termijn geen schriftelijke overeenkomst is voorgelegd voor het perceel in kwestie, wordt ervan uitgegaan dat het perceel geen onderdeel van het jachtplan kan uitmaken. De arrondissementscommissaris kleurt dat perceel uit als een rood vlak.

44, §1, eerste lid Een onafhankelijk jachtrechthouder beschikt over een goedgekeurd faunabeheerplan om de jacht te kunnen uitoefenen.

47 §1. Een wildrapport bevat voor bepaalde soorten die het agentschap heeft aangewezen, de geschatte voorjaarsstand en het gerealiseerde afschot of de gerealiseerde vangst binnen het jachtterrein in het voorgaande kalenderjaar.

Een wildrapport wordt opgemaakt door elke onafhankelijke jachtrechthouder en door elke erkende WBE.

Een wildrapport wordt jaarlijks tegen 1 april ingediend. Als het wildrapport niet tijdig wordt ingediend, kan tijdens het daaropvolgende jachtseizoen niet vroeger worden gejaagd dan vanaf drie maanden na de datum waarop het wildrapport alsnog werd ingediend.

§2. Een wildrapport wordt aangetekend opgestuurd met een papieren formulier naar het daarvoor aangewezen personeelslid van het agentschap of wordt bij het daarvoor aangewezen personeelslid van het agentschap ingediend met een elektronisch formulier. Het model van beide formulieren wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap.

Het agentschap bezorgt de gegevens binnen een maand aan het instituut voor verwerking en rapportering.

231

Page 232: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage XXIX] 404

Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Enig artikel. Het niet-voldoen aan de onderstaande wettelijke verplichtingen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2002 houdende de werkwijze en de voorwaarden inzake de openbare verkopingen van hout en andere bosproducten afkomstig uit openbare bossen, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

Artikel Wettelijke verplichting

19

§ 1. De koper zal de naam en het adres van de exploitant(en) aan de aangestelde meedelen voordat die aanvangen met werken. § 2. Als de exploitant de velling of ruiming aanvangt of hervat, verwittigt hij de aangestelde daarvan minstens twee werkdagen op voorhand. § 3. De exploitanten of hun aangestelden moeten, voor ze aanvangen met werken, het lot bezichtigen samen met de aangestelde.

20Iedereen die hout velt, bewerkt, ruimt of vervoert, moet in het bezit zijn van een kapvergunning of een afschrift ervan. Die vergunning moet steeds voorgelegd kunnen worden aan de aangestelde als die laatste daar om vraagt.

21

§ 1. De exploitant is verplicht tijdens de exploitatie de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen opdat geen vermijdbare schade aan de voorbehouden bomen, de aanplantingen en natuurlijke zaailingen, de vegetatie, de bodem, de uitrusting en alle andere aanhorigheden van het bos kan ontstaan. § 2. De exploitant is verplicht de exploitatie te verrichten in overleg met de aangestelde. Die kan aanvullende richtlijnen geven en uitzonderingen toestaan op de artikelen 22, 23, § 1, 29, 32, 34 en 35. Telkens als de exploitatie niet zonder schade kan gebeuren, zal de aangestelde geraadpleegd worden. De aangestelde moet zo spoedig mogelijk verwittigd worden bij schade ingevolge exploitatie.

22

§ 1. De exploitatie moet zo gebeuren dat de wegen en parkeerplaatsen vrij blijven. § 2. Slagbomen moeten na elke doorgang worden gesloten. De wegversperringen, slagbomen of palen moeten na verwijdering worden teruggeplaatst. Het is verboden met voertuigen naast de wegversperringen, slagbomen of palen te rijden. § 3. Afrasteringen moeten zo spoedig mogelijk gesloten en, indien nodig, hersteld worden. § 4. Alleen voertuigen die nodig zijn voor het vellen of ruimen, mogen de boswegen verlaten.

23 § 1. De koper is op basis van artikel 71 van het Bosdecreet verplicht alle gemerkte bomen te vellen en te ruimen. § 2. Voor zover in de bijzondere verkoopvoorwaarden een afwijking is bepaald op de exploitatietermijn kan een gemotiveerde schriftelijke aanvraag tot uitstel, ten minste 14 dagen op voorhand, gericht worden aan het hoofd van het Agentschap voor Natuur en Bos of zijn gedelegeerde, die aanvullende voorwaarden kan opleggen. Louter door zijn aanvraag verplicht de koper zich tot het betalen van de door het Agentschap voor Natuur en Bos vastgestelde vergoeding, overeenkomstig artikel 45. Als de exploitant door overmacht of uitzonderlijke omstandigheden niet bij machte is de exploitatie binnen de vooropgestelde

404 Vervangen bij art. 43 B.Vl.Reg. 3 juli 2015232

Page 233: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

termijn uit te voeren, kan het hoofd van het Agentschap voor Natuur en Bos of zijn gedelegeerde beslissen de in artikel 45 vastgestelde vergoeding niet aan te rekenen.

25 Als de exploitant bomen wil laten vallen op of ruimen over aangrenzende terreinen, moet hij zelf daarover een overeenkomst sluiten met de eigenaar van deze terreinen.

26

§ 1. Bomen die met een pijl zijn gemerkt, moeten geveld worden in de richting van de pijl. De aangestelde moet vooraf verwittigd worden van de velling. § 2. Bomen of kruinen, gemerkt met de letter "V", moeten gespaard worden, zelfs indien ze met de hamer gemerkt zijn. Ze moeten onaangeroerd blijven. Bij twijfel zal de aangestelde geraadpleegd worden. § 3. Bomen die met de letter "K" zijn gemerkt moeten voor de velling onttakt worden. Ze zullen in de catalogus worden vermeld.

27Als geen afwijkingen vermeld zijn in de bijzondere voorwaarden, moeten bij andere kappingen dan die van hakhout, de bomen op maximaal 10 cm boven het maaiveld afgezaagd worden. De stronken moeten goed zichtbaar zijn en blijven eigendom van de verkoper.

28Een boom die aan de stamvoet werd ingezaagd, moet zonder enig uitstel worden geveld. Afgezaagde bomen die blijven hangen moeten zo spoedig mogelijk tegen de grond worden getrokken. De verantwoordelijkheid voor dergelijke bomen berust bij de exploitant.

29

§ 1. Het is verboden bomen met hun kruin in verjongingsgroepen te doen vallen. Als dat, ondanks de genomen voorzorgsmaatregelen, toch zou gebeuren, moeten de kruinen onmiddellijk volledig opgewerkt en opgeruimd worden. § 2. Het is verboden bomen te doen vallen op de voet-, fiets- en ruiterpaden of in vijvers of waterlopen. Als dat, ondanks de genomen voorzorgsmaatregelen, toch zou gebeuren, moeten de bomen onmiddellijk volledig opgewerkt en opgeruimd worden, om de paden, de wegen, de grachten en de vijvers vrij te maken.

32Na de velling moeten de takken worden gespreid zodat ze de groei van de verjonging niet hinderen. Takken en twijgen mogen niet in waterlopen, vijvers of weiden en andere boomvrije plaatsen blijven liggen. Ze moeten minstens twee meter van wegen, parkings en andere boomvrije plaatsen en brandsingels verwijderd worden.

33Bij de ruiming moeten die tractoren of tuigen gebruikt worden die door hun gewicht, hun afmetingen of hun werkwijze de minste schade aan het bosbestand, de flora, de fauna of de bodem veroorzaken. Daartoe moet de koper of exploitant voor de aanvang van de exploitatie zijn tuigen of tractoren laten goedkeuren door de aangewezen ambtenaar.

34

§ 1. Het ruimen naar de wegen moet langs het minst schadelijke tracé gebeuren. De aangestelde kan een verplicht te volgen tracé opleggen. Het opgelegde tracé kan ook in de catalogus vermeld staan. § 2. De lading en/of de lengte van de getrokken stamstukken moeten aangepast zijn aan het gebruikte ruimingsmiddel en aan de terreinomstandigheden. § 3. Het is verboden diepe rij- of sleepsporen te maken. Als dat, ondanks de genomen voorzorgsmaatregelen, toch zou gebeuren, moet de beschadigde bodem hersteld worden volgens de aanwijzingen van de aangestelde.

35§ 1. Het is verboden te rijden of te ruimen door andere kavels dan die waarvoor men een kapvergunning heeft, door bestanden die niet in exploitatie zijn, door verjongingsgroepen, beken en afvoergeulen, of weiden. § 2. Kruinen of samenhangende delen ervan, mogen niet als geheel worden geruimd.

36 Het laten slippen van de wielen tijdens het ruimen is verboden.37 De aangestelde wijst de stapelplaatsen aan. Het is verboden stammen of hout op andere

plaatsen te stapelen. De stapelplaatsen kunnen eveneens in de catalogus vermeld worden.38 Het transport van het hout zal gebeuren langs de wegen en plaatsen, aangegeven door de

aangestelde, zoals bepaald in artikel 70 van het Bosdecreet.39 De snelheid van gemotoriseerde voertuigen en werktuigen is in het bos en op de boswegen

beperkt tot 30 km/uur.

233

Page 234: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage XXX] 405

Lijst van de milieu-inbreuken, in uitvoering van de artikelen 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.

Enig artikel. Het niet voldoen aan de hiernavolgende wettelijke verplichtingen als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2008 betreffende de toegankelijkheid van de bossen en de natuurreservaten, met uitzondering van het niet voldoen aan die verplichtingen door gebruik van motorvoertuigen, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

Artikel Wettelijke verplichting2, §2 In bossen en natuurreservaten kunnen activiteiten met een

occasioneel karakter die niet geregeld worden via de toegankelijkheidsregeling, met behoud van de toepassing van artikel 35, § 2 van het Natuurdecreet, plaatsvinden indien er een toestemming van de beheerder is verleend.

Indien de beheerder de bevoegde administratie is, wordt deze toestemming gelijkgesteld aan een machtiging. De aanvraag tot machtiging moet minstens 14 dagen van tevoren, schriftelijk of via elektronische drager worden toegezonden aan de provinciale zetel van de bevoegde administratie.

2, §3, eerste lid Voor de uitoefening van risicovolle activiteiten is er steeds een machtiging vereist van de bevoegde administratie en een toestemming van de beheerder. Zowel de beheerder als de bevoegde administratie kunnen voorwaarden opleggen.

2, §4 De organisator moet bij de uitoefening van de activiteit zoals bepaald in artikel § 2 en § 3, in het bezit zijn van de machtiging of de toestemming.

3 In bossen en natuurreservaten moeten honden aan de leiband gehouden worden en mogen honden de wegen niet verlaten, tenzij in de volgende gevallen :1° bij het scheperen van schaapskuddes die ingezet worden bij het beheer van het gebied;2° bij deelname aan activiteiten die toegestaan zijn door of krachtens het Jachtdecreet;3° in de daartoe voorziene hondenzones;4° in het kader van trainingen met speurhonden door politie en operationele diensten van de civiele veiligheid.

Andere gezelschapsdieren moeten altijd aan de leiband gehouden worden en mogen de wegen niet verlaten, tenzij wanneer ze ingezet worden bij wettige vormen van jacht of bestrijding van wild en andere dieren.

4 Indien privébossen geheel of gedeeltelijk, voor bepaalde of onbepaalde duur ontoegankelijk worden gesteld conform artikel 10, § 2, van het Bosdecreet, moet deze ontoegankelijkheid voor dat gedeelte en die periode zichtbaar gemaakt worden via het verbodsbord V.14 vermeld in de bijlage van dit besluit. Deze

405 Toegevoegd bij art. 40 B.Vl.Reg. 25 april 2014234

Page 235: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

verbodsborden worden aan de voornaamste ingangen van het bos aangebracht.

5 § 1. Een toegankelijkheidsregeling wordt opgemaakt voor de bossen en de natuurreservaten, met uitzondering van de ontoegankelijk gestelde privébossen overeenkomstig artikel 4 en met uitzondering van de bossen waarvoor er conform artikel 43, § 3, van het Bosdecreet, geen verplichting tot opmaak van een beheerplan bestaat.

§ 2. De toegankelijkheidsregeling regelt voor voetgangers de toegankelijkheid op de wegen.

De toegankelijkheidsregeling kan voor fietsers, ruiters, bestuurders van gespannen de toegankelijkheid op de wegen toestaan en de toegankelijkheid ervan regelen.

De toegankelijkheidsregeling kan voor vissers, zwemmers, schaatsers, duikers, kajakkers, zeilers, roeiers en surfers de toegankelijkheid toestaan op de stilstaande wateren en de niet-gecatalogeerde waterlopen en hun oevers en de toegankelijkheid regelen.

§ 3. De toegankelijkheidsregeling kan voor voetgangers de toegankelijkheid buiten de wegen toestaan. Daartoe bakent de toegankelijkheidsregeling één of meer van de volgende zones af : speelzone, hondenzone, bivakzone en vrij toegankelijke zone. Het regelt ook de toegankelijkheid van die zones.

Op bivakzones mogen ten hoogste drie tenten voor samen ten hoogste tien personen geplaatst worden. Elke tent mag ten hoogste 48 uur blijven staan in diezelfde bivakzone. Bivakzones dienen zodanig te zijn ingeplant dat ze niet bereikbaar zijn voor gemotoriseerde voertuigen en dat ze niet gelegen zijn in een straal van één kilometer tot een terrein voor openluchtrecreatieve verblijven.

§ 4. Een begrazingszone met grote loslopende grazers wordt uit veiligheidsoverwegingen aangeduid via het zonebord Z.03. De toegankelijkheidsregeling regelt de toegankelijkheid van die zones.

6 Een toegankelijkheidsregeling bevat minstens de volgende informatie :1° een omschrijving en kaart met alle zones, wegen, stilstaande wateren, niet-gecatalogeerde waterlopen en hun oevers en het toegestane gebruik voor de gebruikers, vermeld in artikel 5, § 2;2° de periode van toegankelijkheid.

7 § 1. De toegankelijkheidsregeling wordt op het terrein zichtbaar gemaakt via infopanelen aan de voornaamste ingangen van het gebied. Die verplichting geldt niet voor privébossen indien de toegankelijkheid tot het gebied beperkt blijft tot de voetgangers op de wegen conform artikel 10, § 2, van het Bosdecreet.

§ 2. De toegankelijkheid wordt in overeenstemming met de toegankelijkheidsregeling op het terrein aangeduid via het plaatsen van aanwijzingsborden, zoneborden en verbodsborden uit de bijlage bij dit besluit.

§ 3. Routes of routenetwerken voor fietsers, ruiters of bestuurders van gespannen die gedeeltelijk door bos of natuurreservaat gaan, moeten voor dat gedeelte in overeenstemming zijn met de toegankelijkheidsregeling van het gebied. De toegankelijkheid wordt in dat geval op het terrein geregeld via het plaatsen van wegwijzers, eigen aan de route of

235

Page 236: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

het netwerk op voorwaarde dat deze wegwijzers duidelijk het corresponderende type van weggebruiker afbeelden. Indien dit niet het geval is, worden de aanwijzingsborden uit de bijlage gebruikt.

8 De gehele of gedeeltelijke ontoegankelijkheid van bossen en natuurreservaten om specifieke redenen, voor een welbepaalde periode of permanent, wordt aangegeven aan de voornaamste toegangen via het verbodsbord V.15 vermeld in de bijlage bij dit besluit. Die verplichting geldt niet voor de krachtens artikel 4 ontoegankelijk gestelde privébossen.

9 § 1. Bij brandgevaar, voor de bescherming van kwetsbare fauna en flora, bij gevaarlijke beheerwerkzaamheden en bij jachtactiviteiten kunnen de bossen en de natuurreservaten geheel of gedeeltelijk ontoegankelijk worden gesteld via de verbodsaffiches V.16, V.17, V.18 en V.19, vermeld in de bijlage bij dit besluit.

§ 2. De verbodsaffiches V.16, V.17, V.18 en V.19 worden door de beheerder aangebracht aan de belangrijkste toegangen van het ontoegankelijk te stellen geheel of deel. De borden worden volgens de specificaties in de bijlage bij dit besluit uiterlijk 48 uren voor de inwerkingtreding van de maatregel geplaatst, tenzij wanneer de inwerkingtreding onverwijld moet plaatsvinden.

§ 3. De verbodsaffiches V.16, V.17, V.18 en V.19 worden in een perfecte staat van zichtbaarheid en leesbaarheid gehouden tijdens de volledige duur van de toepassing van de maatregel. De verbodsborden worden uiterlijk 24 uur na het einde van de toepassing van de maatregel verwijderd.

§ 4. De verbodsaffiches V.16, V.17, V.18 en V.19 bevatten de volgende gegevens :1° de plaats waar de maatregel van toepassing is;2° het begin en het einde van de duur van de toepassing van de maatregel;3° de groep van gebruikers waarop de maatregel van toepassing is;4° de verantwoordelijke voor het plaatsen van het verbodsbord.

236

Page 237: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

237

Page 238: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage XXXI] 406

Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Enig artikel. Het niet-voldoen aan de hiernavolgende wettelijke verplichtingen als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

Artikel Wettelijke verplichting

47

Ten aanzien van erkende vogelhoudersverenigingen gelden de volgende administratieve verplichtingen:1° ze houden een gegevensbestand bij van de door hen verstrekte gesloten pootringen. Daarin is ten minste de volgende informatie opgenomen: het aantal afgeleverde ringen per verschillend ringtype, de datum van afgifte, de namen en adressen van de personen aan wie de ringen zijn afgeleverd;2° ze sturen elk jaar, uiterlijk op 30 april, per provincie, de volgende gegevens naar de provinciale hoofden van het agentschap:a) een lijst met vermelding van het aantal verstrekte gesloten pootringen, evenals de namen en adressen van de vogelhouders die bij de vereniging gesloten pootringen hebben besteld. Die lijst heeft betrekking op de periode van 1 januari tot en met 31 december van het voorafgaande kalenderjaar;b) een overzicht met vermelding van naam, adres en lidnummer van hun leden die specimens onder zich hebben van vogelsoorten die voorkomen op een daartoe door de minister bepaalde lijst, als vermeld in artikel 46, § 1.

48

Ten aanzien van individuele vogelhouders en vogelhandelaars die specimens onder zich hebben van vogelsoorten die voorkomen op een door de minister bepaalde lijst, als vermeld in artikel 46, § 1, gelden de volgende administratieve verplichtingen:1° ze houden een overzichtslijst bij voor elk kalenderjaar waarin ze specimens van die soorten onder zich hebben, met de volgende gegevens:a) een overzicht van de specimens van die soorten die ze onder zich hebben;b) als specimens werden aangekocht of op een andere wijze werden verworven: de datum van verwerving en bij wie die specimens werden verworven;c) als specimens werden verkocht of op een andere wijze werden afgestaan: de datum van afstand en aan wie die specimens zijn afgestaan;2° ze sluiten die overzichtslijst jaarlijks af op 31 december van het kalenderjaar waarop de lijst betrekking heeft, en vervolgens delen ze mee dat ze voor dat jaar een dergelijke lijst afgesloten hebben aan:a) de erkende vogelhoudersvereniging waarvan ze lid zijn, uiterlijk op 28 februari.b) het provinciale hoofd van het agentschap voor Natuur en Bos, uiterlijk op 30 april, als ze geen lid zijn van een erkende vogelhoudersvereniging.3° ze houden die overzichtslijsten tot vijf jaar na het afsluiten ervan in hun bezit, met het oog op controle door de personen die belast zijn met het toezicht op dit besluit.

51, eerste lid

Zangwedstrijden, tentoonstellingen of andere openbare activiteiten met specimens van soorten, als vermeld in artikel 41 of 49, moeten minstens één week op voorhand worden gemeld aan het provinciale hoofd van het agentschap van de provincie waar de zangwedstrijd, tentoonstelling of activiteit plaatsvindt.

Bijlage 3

(...) De bestrijding mag tevens worden uitgevoerd door de volgende personen, op voorwaarde van een schriftelijke toestemming van de eigenaar, de verhuurder of de exploitant of grondgebruiker:1° de houders van het jachtrecht van het terrein waar de bestrijding plaatsvindt;2° de bijzondere veldwachters zoals bedoeld in het Veldwetboek van 7 oktober 1886;3° de houders van een geldig jachtverlof.De bestrijding mag worden uitgevoerd na melding van de intentie tot bestrijding aan de burgemeester van de gemeente waar de bestrijding zal plaatsvinden en aan het provinciale hoofd van het agentschap. Deze melding moet voldoen aan de volgende modaliteiten:1° de melding moet gebeuren per brief of per fax;2° uit de melding moet duidelijk blijken dat is voldaan aan de voorwaarden van deze bijlage, inzonderheid inzake het zonder bevredigend resultaat toegepast hebben van andere

406 Vervangen bij art. 44 B.Vl.Reg. 3 juli 2015238

Page 239: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

mogelijke oplossingen en inzake de voorgenomen bestrijdingsmiddelen en -wijzen;3° indien men niet de eigenaar of de grondgebruiker is van het terrein waar men wil bestrijden moet een schriftelijke toestemming van de eigenaar aan de aanvraag worden toegevoegd;4° de melding moet plaatsvinden minstens 24 uur vooraleer de bestrijding zal aanvangen;5° de melding kan betrekking hebben op afzonderlijke bestrijdingsactiviteiten of op een bestrijdingskalender. De duur van de gemelde bestrijding kan echter maximaal een jaar bedragen;6° de melding moet vergezeld zijn van een kaart op een schaal van 1: 10.000, waarop de locatie waar de bestrijding zal plaatsvinden precies moet worden aangeduid. De bestrijding moet plaatsvinden op een locatie die voor de ambtenaren bevoegd met het toezicht op het besluit betreedbaar is zonder toestemming tot huiszoeking of huiszoekingsbevel;7° zij moet gebeuren door middel van een standaardmeldingsformulier, ter beschikking gesteld door het agentschap;8° het agentschap zal nagaan of de voorwaarden om tot bestrijding te mogen overgaan vervuld zijn.(...)Na afloop van een afzonderlijke bestrijdingsactiviteit, ofwel na afloop van de uitvoering van een aangemelde bestrijdingskalender, moet aan het provinciale hoofd van het agentschap worden gemeld hoeveel exemplaren werden gedood, door middel van een standaardmeldingsformulier, ter beschikking gesteld door het agentschap. (...)

239

Page 240: r  Web viewDe Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de organisatie en de werking van de Vlaamse Hoge ... de essentie van de toepasselijke

[Bijlage XXXII] 407

Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Enig artikel. Het niet-voldoen aan de hiernavolgende wettelijke verplichtingen als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 houdende bijkomende algemene en sectorale milieuvoorwaarden voor GPBV-installaties, wordt beschouwd als milieu-inbreuk:

Artikel Wettelijke verplichting

2.3.2

Als artikel 30bis, § 10, 2°, van titel I van het VLAREM wordt toegepast, bezorgt de exploitant aan de vergunningverlenende overheid die in eerste aanleg bevoegd is ten minste jaarlijks en uiterlijk voor 15 maart van elk kalenderjaar, een overzicht van de resultaten van de monitoring van emissies, met dezelfde periode en onder dezelfde referentieomstandigheden, zoals bepaald is voor de BBT-GEN, zodat een vergelijking mogelijk is met die BBT-GEN.

2.3.3

Met behoud van de toepassing van artikel 4.1.4.2 van titel II van het VLAREM, brengt de exploitant de toezichthouder regelmatig en ten minste jaarlijks op de hoogte van de informatie die wordt verkregen op basis van de resultaten van de monitoring van emissies die dit besluit of de milieuvergunning heeft opgelegd, en van andere vereiste gegevens aan de hand waarvan de toezichthouder de naleving van de vergunningsvoorwaarden kan toetsen.

2.3.4, eerste volzin

De exploitant bezorgt op verzoek van de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, alle gegevens die voor de toetsing van de vergunningsvoorwaarden, vermeld in artikel 41bis van titel I van het VLAREM, noodzakelijk zijn, waaronder met name de resultaten van de monitoring van emissies en andere gegevens die een vergelijking mogelijk maken van de werking van de installatie met de BBT zoals beschreven in de toepasselijke BBT-conclusies en met de BBT-GEN.

407 Vervangen bij art.45 B.Vl.Reg. 3 juli 2015 (oorspronkelijk bijlage XXXIV)240