marconies.weebly.com · Web viewWanneer bij de Moerdijk grondvervuiling is, dan is de directie de...
Transcript of marconies.weebly.com · Web viewWanneer bij de Moerdijk grondvervuiling is, dan is de directie de...
Rechtspersonenrecht. Bundel Privaatrecht!!!
Privaatrecht bestaat o.a. uit ondernemingsrecht en overeenkomstenrecht.
Ondernemingsrecht:
-Eenmanszaak
-Maatschap
-Vennootschap onder firma
-Besloten vennootschap
-Naamloos vennootschap
Overeenkomstenrecht
Eigendom en eigendomsoverdracht
Leerdoelen:
• De kenmerken van de ondernemingsvormen eenmanszaak, vof, maatschap en bv benoemen.
• De overeenkomsten en verschillen tussen deze ondernemingsvormen benoemen.
De organen van de BV benoemen met hun taken en bevoegdheden.
Een case oplossen die gaat over de verdeling winst/verlies, de bevoegdheid tot handelen en de externe aansprakelijkheid met betrekking tot de verschillende rechtsvormen.
Ondernemingsvormen.
Ondernemingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid: Vermogen van onderneming is verweven met het privé vermogen van de natuurpersoon. Wetboek 7a.
• Eenmanszaak
• Maatschap
• VOF
• (CV)
• Ondernemingsvormen met rechtspersoonlijkheid:
Zelfstandig leven in juridische rechtsverkeer, los van de personen die het hebben opgericht. Deze heeft eigen rechten en plichten. Afgescheiden vermogen, staat los van de aandeelhouders. Aandeelhouders zijn dus niet privé aansprakelijk. Sprake van een eigen doel.
• BV
• NV
• (vereniging, coöperatie, OWM, stichting):
- Vereniging: Geen commerciëel doel, winst mag niet worden uitgekeerd aan leden.
• Publicatieplicht:
– Inschrijving in het Handelsregister
(Handelsregisterwet = Hrgw)
– Mededeling Staatscourant (regelt KvK)
– Administratieplicht
• Instellen OR
– (indien aan voorwaarden is voldaan; Wet op de Ondernemingsraden = WOR)
– Niet publiekrechtelijke rechtspersoon met ten minste 50 werkzame personen.
Eenmanszaak:
• Een onderneming die toebehoort aan een natuurlijk persoon
– Geen scheiding zakelijk en privé-vermogen
– Hoe zit het met winst/verlies, bevoegdheid tot handelen en externe aansprakelijkheid?
Maatschap: definitie
Definitie (art. 7A:1655 BW) (markeren!!)
• Overeenkomst (vormvrij): Je mag zelf weten welke afspraken je maakt en of deze mondeling zijn, of juist schriftelijk.
• twee of meer personen
• verbinden om iets in gemeenschap in te brengen
• oogmerk: winstdeling
Maatschap: verdeling winst/verlies
• Art. 7A:1670 BW: als je niets afspreekt, evenredig naar inbreng
• Afwijken mag, maar let op art. 7A:1672 BW. Het mag niet dat een vennoot alles krijgt en de ander niets.
Bevoegdheid tot handelen:
• Met bevoegdheid tot handelen wordt bedoeld: wie mag beslissingen nemen die de maatschap bindt?
• Beheersdaden behoren tot de normale gang van zaken binnen de onderneming
- Hangt af van het doel van de maatschap, VB. bij een fysiomaatschap besteldt een maat Coldpacks. Dit is een beheersdaad, het ondersteunt het doel van de onderneming.
• Beschikkingsdaden zijn handelingen die geen beheersdaden zijn
• Beheer:
- ieder der maten afzonderlijk bevoegd, maat kan andere maten binden (art. 7A: 1676 lid 1)
- Tenzij anders overeengekomen in maatschapsovereenkomst
• Beschikken: (art. 7A:1679 BW en 7A:1681 BW)
- alle maten gezamenlijk; een maat kan de ander niet binden
- Wel binding bij:
- Volmacht (anderen geven vooraf toestemming)
- Bekrachtiging (anderen zeggen achteraf dat het goed is)
- Bij voordeel voor de maatschap
• De maat die de maatschap onbevoegd vertegenwoordigt, bindt niet de vennootschap, maar wel zichzelf (7A:1681 BW)
• Met externe aansprakelijkheid wordt bedoeld: wie moet de vennootschapsschuld aan de schuldeisers betalen?
- aansprakelijkheid voor gelijke delen (art. 7A:1680 BW); dus ook indien winst/verliesdeling intern anders is geregeld
- De maat die de maatschap onbevoegd vertegenwoordigt, bindt niet de vennootschap, maar wel zichzelf (7A:1681 BW)
•
•
•
•
• Maken Case op blackboard aan de hand van het stappenplan (zie volgende sheet).
• Bestuderen:
– Nederlands recht begrepen:
- 17.1 en 17.8
- ‘Verbintenissenrecht & ondernemingsrecht’,
hoofdstuk 18 en 19 tot en met 19.7 (staat op BB onder
(verplichte literatuur)
Art. 16 Wetboek van Koophandel
• bijzondere maatschap
• uitoefening van bedrijf
• onder een gemeenschappelijke naam
niet onder gemeenschappelijke
naam naar buiten treden onder gemeenschappelijke
naam naar buiten treden
Beroep stil maatschap openbaar maatschap
Bedrijf stil maatschap VOF
Bedrijf: beroep waarbij niet de persoonlijke kwaliteiten van de beoefenaar op de voorgrond staan
• Een vrije beroepsbeoefenaar is iemand die wordt gevraagd vanwege zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die liggen op artistiek of academisch/HBO-niveau
• juristen (jur. adviseur, notaris, advocaat)
• ( register)accountant / belastingadviseur
• alternatieve genezer
• belastingconsulent
• architect
• artsen (dieren-, huis- , tand-, specialisten)
• fysiotherapeut
• tolk
• huisarts
• juridisch adviseur
• kunstenaar
• enz.
Hetzelfde als bij de maatschap:
• art. 7A:1670 BW: als je niets afspreekt, evenredig naar inbreng
• Afwijken mag, maar beperking van art. 7A:1672 BW
• ieder der vennoten bevoegd tot beheer en beschikken (art. 17,eerste lid, WvK)
• Tenzij (artikel 17, tweede lid, WvK):
– buiten doel vennootschap of,
– afgesproken bevoegheidsbeperking
• Artikel 29 WvK: beperkingen tweede lid gelden alleen naar derden indien ingeschreven in Handelsregister
T.o.v. derden (schuldeisers)
• vennoten zijn hoofdelijk aansprakelijk (art. 18 WvK)
(d.w.z.: ieder afzonderlijk kan voor 100% worden aangesproken!)
• de vof heeft een afgescheiden vermogen; schuldeisers van de vof hebben voorrang op dit vermogen boven privéschuldeisers
• ook verhaal op privévermogen van vennoten
De leerstukken bij een, vof.
1. Gebondenheid v.d. VOF
Art. 17 lid 1 en 2 + Art. 29 Wetboek van Koophandel.
2. Externe aansprakelijkheid
Art. 18 Wetboek van Koophandel.
3. Verdeling winst/verlies
Art.
BV, Rechtspersoonlijkheid
Def: Art 2:175 BW.
-Rechtspersoon
-In overdraagbare aandelen verdeeld kapitaal
-Aandelen op naam
-Aandeelhouder niet persoonlijk aansprakelijk
Drager van rechten en plichten
Deelnemer aan het rechtsverkeer
Gelijk gesteld aan natuurlijk persoon (Art. 2:5 BW)
Privaatrechtelijke rechtspersonen (Art. 2:3 BW)
-Besloten Vennootschap
-Naamloze vernnootschap
Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn provincies, waterschappen e.d.
Vermogensstructuur
-Een BV is een kapitaalvennootschap
Aandeelhouders verschaffen onderneming (eigen) vermogen
-Eigen vermogen: de door de aandeelhouders bijeengebrachte risicodragende waarden.
-Bij overdracht aandelen geldt aanbiedingsregeling, tenzij anders geregeld in statuten (Art. 2:195)
Aandeelhouders
Rechten:
-Vergaderrecht
-Stemrecht in de AvA
-Financiële rechten (dividend)
Besluitvorming:
-In beginsel meerderheid van stemmen
-Gekwalificeerde meerderheid (bijv. minimaal 2/3 van de stemmen moet nodig zijn voor besluit)
Bijeenroeping:
-Minimaal 1AvA per jaar
Oprichting BV
Oprichtingshandeling (eenzijdig of meerzijdig)
Bij notariële akte (2:175 lid 2 BW)
Ondertekening door de oprichters en door elke aandeelhouder die aandelen bij oprichting neemt.
Statuten van een BV
Statuten zijn grondregels die gelden binnen de BV
Worden opgenomen in de notariële akte
De BV zelf (oprichters) maken deze grondregels
Statuten moeten bevatten:
-De naam, de zetel (plaats) en het doel van de vennootschap
-Het nominale bedrag van de aandelen.
Verschillen BV-NV.
Naamloze vennootschap Besloten vennootschap
Soorten aandelen Zowel op naam als aan toonder Alleen op naam
Beursnotering Mogelijk Niet mogelijk
Overdracht aandelen Vrij Afhankelijk van statuten
Kapitaalvereisten ja Nee
Minimumkapitaal €45.000 Geen minimumkapitaal
Organen binnen de BV
-Algemene vergadering van aandeelhouders (AvA).
-Bestuur
-Raad van Commisarissen (RvC) (controlerende rol):
-Facultatief
-Tenzij structuurvennootschap (Meer dan 100 man personeel, 16 miljoen in bezit en een OR): dan verplicht
Bevoegdheden
AvA:
-Vaststellen jaarrekening
-Vermeerderen/verminderen kapitaal
-Benoemen, ontslaan, schorsen bestuur
-Statutenwijziging
-'Alles' wat niet krachtens wet of statuten aan bestuur of anderen toekomt (Art. 2:217 BW)
Bestuur:
-Het bestuur 'bestuurt' (Art. 2:239)
-Het bestuur 'vertegenwoordigt' (Art.2:240 BW)
Vertegenwoordiging
Bestuur vertegenwoordigt de BV (Art. 2:240 lid 1 BW)
Iedere afzonderlijke bestuurder bevoegd tot vertegenwoordiging (Art. 2:240 lid 2 BW):
-Tenzij statuten anders bepalen
Vertegenwoordigingsbevoegdheid is onbeperkt en onvoorwaardelijk (Art. 2:240 lid 3 BW)
Overeenkomstenrecht.
• Overeenkomsten
• Definitie:
• Rechtshandeling
• Handelingsbekwaamheid
• Wil en verklaring
• Totstandkoming
• Wilsgebreken
• Aanbod en aanvaarding
• Maatschappelijk verantwoord ondernemen en recht Menselijke handelingenRechtshandelingenEenzijdigMeerzijdig Feitelijke handelingenOnrechtmatige daadWanprestatieRechtmatige daadBlote rechtsfeiten
Blote rechtsfeiten hebben mensen geen invloed op.
Feitelijke handelingen, dingen die je niet wil met rechtsgevolg.
Rechtshandelingen, handeling met de bedoeling rechten en plichten te scheppen.
Handelingsbevoegdheid/ handelingsbekwaamheid.
• Art 3:32 lid 1 BW: ieder natuurlijk persoon mag rechtshandelingen verrichten, tenzij wet anders bepaalt.
• Wie is handelingsonbekwaam?
• Minderjarigen: zie art. 1:233 BW
• Jonger dan achttien
• Dan: art. 1:234 BW
• alleen met toestemming vertegenwoordiger (lid 1)
• of veronderstelde toestemming (lid 3)
• Onder curatele gestelden: zie art 1:378 BW
• Artikel 3:32 lid 2 BW: een rechtshandeling van een onbekwame is vernietigbaar
Wat is vernietigbaar?
De overeennkomst.
• Art. 6:213, eerste lid, BW:
– Meerzijdige rechtshandeling waarbij:
– Partijen
– Verbintenis aangaan
• Verbintenis: een rechtsverhouding tussen twee partijen, met als onderwerp een prestatie
– Bijv. loon betalen, arbeid verrichten, koopprijs betalen
Totstandkoming overeenkomst.
• Art. 6:217 BW:
– Door aanbod
– En aanvaarding
• Zowel het aanbod als de aanvaarding is een rechtshandeling
Art. 3:33 t/m 3:35 BW: wil en verklaring
• Een rechtshandeling vereist een wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard.
• Er kan een aantal dingen misgaan:
• Je verklaart iets anders dan wat je wilt:
• Misverstand, verschrijving (art. 3:35 BW)
• Geestelijke stoornis (art. 3:34 BW en art. 3:35 BW)
• Je verklaring komt ‘gebrekkig’ tot stand
• Misbruik van omstandigheden, bedreiging, bedrog (art. 3:44 BW)
• Dwaling (art. 6:228 BW)
Je verklaart iets anders dan je eigenlijk wilt
Wil ≠ Verklaring
Misverstand, scherts, geestelijke stoornisVerschrijving, verspreking
Nietig (art. 3:33 BW) vernietigbaar (art. 3:34 BW)
tenzij (art. 3:35 BW):toch geldige rechtshandeling, indien:- gewekte schijn door x- op vertrouwd door y- vertrouwen gerechtvaardigd
MVO en recht.
• Hard law: in wet opgenomen
– Vanwege ethisch karakter blijven het ‘MVO-normen’
• Maar vooral iets extra’s door soft law (zelfregulering) door:
– Bepaalde sector of beroepsgroep (bijv. certificaten geven in de autobranche)
– Een bedrijf
• Ook MVO normen kunnen rechtens effect hebben, ook als ze niet zijn vervat in hard law
– Invulling open normen zoals redelijk en billijkheid, opvatting in maatschappelijk verkeer
MVO en ondernemingsrecht.
• Corporate governance (code tabaksblat)
• Doel: gedragscode voor ‘goed bestuur’
– Onder andere transparantie jaarrekening, betere verantwoording RvC, beperking beloning bestuurders
• Betreft: grote vennootschappen
• Status: gedragscode ≠ wet
• Mogelijkheid tot opnemen in statuten
Nakoming van een overeekomst.
• Doen wat is afgesproken
• (Wederkerige) overeenkomst:
– Twee verbintenissen
– Twee partijen moeten nakomen
– Bijv.: de een moet leveren, de ander betalen
• Zie art. 6:27 BW en verder
(boek 6, titel 1, afdeling 6)
Voorbeelden tekortkoming/ niet nakoming
• Er wordt helemaal niet nagekomen (niet geleverd, niet betaald, enz.)
• Maar ook:
– Een werknemer houdt zich niet aan zijn geheimhoudingsplicht
– Een verzekeraar weigert -naar later blijkt- ten onrechte uit te keren
– Een leverancier levert onvolledig, verkeerd verpakt, te veel, te laat, enz.
Kortom:
• Niet-nakomen = iedere tekortkoming in de uitvoering van de overeenkomst
Gevolgen niet nakoming.
• Nakoming eisen (zelfstudie)
• Opschorting van eigen verplichting (zelfstudie)
• Ontbinding van de overeenkomst (zelfstudie)
• Schadevergoeding
Schadevergoeding bij niet nakoming.
• Hoofdregel: art. 6:74 lid 1 BW
– Tekortkoming in nakoming
– Toerekenbaarheid (uitgewerkt in 6:75 BW t/m 6:77 BW)
– Schade
– Causaal verband
Toerekenbaarheid. Overmacht of wanprestatie?
• Tekortkoming niet toerekenbaar aan schuldenaar indien:
– Niet te wijten aan zijn schuld
– Niet krachtens rechtshandeling voor zijn rekening
– Niet krachtens verkeersopvattingen voor zijn rekening
– Niet krachtens de wet voor zijn rekening
• Toerekenbaarheid (6:75 BW)
• Gebruik hulppersonen (6:76 BW) (personeel)
• Gebruikte zaken (6:77 BW)
Wanprestatie is de regel, overmacht is uitzondering!
• Een aannemer kan door ziekte de badkamer niet op tijd opleveren.
• De Bommelerwaard is wegens gevaar voor dijkdoorbraken geëvacueerd; een bedrijf kan daardoor niet leveren.
• De verhuurder kan geen rustig woongenot verschaffen omdat een andere huurder constant overmatige overlast veroorzaakt.
Voorbeelden:
• Het concert van Lady Gaga wordt uitgesteld, omdat zij haar stem kwijt is.
• Vanwege chaos rondom een terreuralarm is de KLM een aantal koffers kwijt geraakt.
• Een werkgever laat de loonuitbetaling door een administratiekantoor uitvoeren. Wegens een stroomstoring bij dat administratiekantoor is de werkgever twee weken te laat met de uitbetaling van het vakantiegeld.
Moment van toerekening.
• Art. 6:81 BW: Recht op schadevergoeding als schuldenaar in verzuim is:
– Prestatie uitblijft nadat zij opeisbaar is geworden
– Aan eisen van art :6:82 en 6:83 BW is voldaan
• Tenzij nakoming blijvend onmogelijk is
• 6:82 BW: verzuim treedt in:
– Na schriftelijke ingebrekestelling
– Met redelijke termijn
Tekortkoming in de nakoming
– Na termijn blijft nakoming achterwege
– 6:83 BW: Situaties waarin schuldenaar in verzuim is zonder ingebrekestelling
Ondernemingsrecht.
• Wat zijn statuten?
• Verschil dwingend/aanvullend recht
• Overeenkomst bevat in ieder geval:
• Naam partijen
• Adres partijen
• Inhoudelijke bedingen (bepalingen)
• Handtekeningen van partijen
• Datum overeenkomst
• Vermijd onduidelijke formuleringen, subjectieve begrippen en een onduidelijke zinstructuur
-Maken Case Nawell op BB
• Lezen uitspraak ‘Verzuim’ op BB
• Lezen voorgeschreven literatuur in vakbeschrijving
Terugkoppeling Tentamen P1
Bestuursrecht is onderdeel publiekrecht: overheid bij betrokken als besluitnemer.
Staatsrecht: Staatsinrichting basisbegrippen.
Wanneer het woord wet in een wet staat dan is het een wet in formele zin. Wetboek van Strafrecht, Burgerlijk Wetboek.
Materieel gaat over rechten en plichten burger.
Formeel over de handhaving van regels en procedures. Vervolg materieel recht.
Absolute competentie is het type rechter. Rechtbank, Gerechtshof, Hoge raad.
Relatieve competentie is naar welke plaats moet ik toe.
Criteria arbeidsovereenkomst.
In dienst van (gezagsverhouding)
Arbeid
Gedurende zekere tijd
Loon wordt betaaldt
Bedrijfseconomie.
Boeken mee.
Eigen vermogen is permanent en niet risicodragend.
Voor BV en NV zijn de reserves en het aandelenvermogen samen het eigen vermogen.
Als mede-eigenaar hoef je geen directeur te zijn. Directeur is gewoon personeel.
Directie is aansprakelijk voor gebeuren van een bedrijf. Wanneer bij de Moerdijk grondvervuiling is, dan is de directie de lul.
Vaste activa:
Materiële vaste activa: bijv. gebouwen. Gaan lang mee in de onderneming.
Immateriële vaste activa: niet tastbare producten, octrooi/patent.
Financiële vaste activa: effecten (aandelen van een ander bedrijf) is puur voor het geld. Deelneming zijn aandelen voor zeggenschap in dat bedrijf.
Eigen vermogen:
Persoonlijke ondernemingsvormen.
1. Inbreng privé vermogen
2. Deel van winst
Winst voor eigenaar.
Winst voor eigenaar.
BV of NV (rechtspersoon)
1. Aandelenvermogen: Aandelen in portefeuille (aandelen die je nog kunt uitgeven)
Maatschappelijk aandelenkapitaal (staat in de statuten)= wat mag je uitgeven aan aandelen.
Dit samen is het geplaatst aandelenvermogen.
2. Reserves: Algemene reserves (bijv. winstreserve)
AGIO reserve. Stel de nominale waarde van je aandelen is 10 euro en je geeft ze uit voor 15 euro, dan is die 5 euro je AGIO reserve.
Winstreserve= niet uitgekeerde winst.
Herwaarderingsreserve= wanneer je gebouwen meer waard worden en je meer geld nodig hebt om dit te financieren.
Open(bare) reserve= Staat op de balans is zo af te lezen
Stille reserve= Staat niet op de balans bijv. 1 euro voor een pand kan niet, daar hoort herwaarderingsreserve bij.
Geheime reserve= zwart geld
Aandelenvermogen staat altijd voor de nominale waarde op de balans.
Aandeel heeft nominale en beurswaarde. Beurswaarde is waarvoor ze verhandeld worden.
Soorten aandelen:
Gewone aandelen (zeggenschap en dividend)
Preferente aandelen (bijzondere rechten)= vóór alle overige aandelen recht op een vast dividend. bij ontbinding van het bedrijf vóór de andere terugbetaald.
Prioriteitsaandelen (meer zeggenschap)= type preferent aandeel
de houders van deze aandelen kunnen bijvoorbeeld een nieuw bestuurslid benoemen.
Dividend wordt uitgekeerd over de nominale waarde.
Waarde van het aandeel:
Nominale waarde (zoals die op het aandeel staat)= staat op de balans als aandelenkapitaal
Intrinsieke waarde= waarde van het eigen vermogen van een onderneming/ het aantal geplaatste aandelen.
Rentabiliteitswaarde= Contante waarde van de toekomstige geldstromen.
Beurswaarde: Wordt bepaald door vraag en aanbod.
Emissie: uitgeven van aandelen uit de portefeuille
Winstverdeling.
Winst voor VPB is 25% (vennootschapsbelasting)
Winst na vpb is primair dividend (je keert dividend uit)
Daarna heb je nog overwinst:
-Dividend (secundair)
- Tantiemes aan derden
-Reserves
Je betaalt ook nog dividendbelasting van 15%
Dividenduitkering.
Vormen van dividend:
-Cash dividend
-Stock dividend (in dividend uitkering)
Primair dividend en secundair dividend (uit de overwinst wordt nog dividend uitgekeerd)
Interim dividend (tussentijds dividend uitkeren), slotdividend (dividend dat aan het eind van het jaar wordt uitgekeerd bovenop je interim dividend)
Dividend belasting, wordt ingehouden door bedrijf en uitgekeerd aan de fiscus
Dividendpercentage= wat je aandeel in het hele jaar heeft opgebracht (primair + secundair dividend bij elkaar optellen)
Vreemd vermogen -> beloning is rente
Kapitaalmarkt gaat over vreemd vermogen langer dan 2 jaar
Geldmarkt gaat korter dan 2 jaar.
Lang vv (langer dan jaar)
Obligatie, Hypothecaire lening, onderhandse lening, achtergestelde lening, VVL (Vreemd Vermogen Lang), voorzieningen (komende uitgaven maar nog niet duidelijk wanneer en hoeveel het kost).
Kort VV (korter dan jaar)
Afnemerskrediet, rekening-courantkrediet (lopende rekening, mag je rood op staan), leverancierskrediet, nog te betalen bedragen, KVV (Kort Vreemd Vermogen) of vlottende passiva.
mobiel kopen kost 100 euro
Binnen 7 dagen betalen is maar 95 euro.
Dag 7 95, dag 30 is 100
Lenen van 95 voor 23 dagen kost 5 euro
Wat is het rente percentage?
K(kosten)*P(percentage rente)*t(tijdsperiode) / 100*T = betaalde rente
95*P* 23 / 360*100 =5
P=82,4
Finaciële structuur:
Voor wie
• Leiding
• EV verschaffers (aandeelhouders)
• VV verschaffers (banken ea)
• Werknemers
• Overheid
Elementen
• Samenstelling activa (activastructuur)
• Samenstelling passiva (vermogensstructuur)
• Omzet en kosten à winst
Gouden balansregel.
Afstemming tussen activastructuur en vermogensstructuur :
• Vaste activa en vaste deel van vlottende activa financieren met EV en VVL.
• Waarom ? Het is goedkoper.
Analyse financiële structuur: kengetallen.
• Rentabiliteit à vandaag
• Solvabiliteit
• Liquiditeit
• Activiteitskengetallen :omzetsnelheid voorraadgemiddelde krediettermijn crediteurengemiddelde krediettermijn debiteuren
Rentabiliteit.
• Winstgevendheid van een onderneming
• T.o.v. het gemiddelde in de onderneming geïnvesteerde vermogen.
Wat hebben we nodig :
• Winst en bedrijfsresultaat (EBIT) à resultatenrekening
• Gemiddeld geïnvesteerd vermogen à balans(en)
Kengetallen:
• Brutowinstmarge = EBIT / omzet (excl.BTW)
• RTV = EBIT / gemiddelde totale vermogen , Rente+winst/gem totale vermogen.
• KVV = rentekosten / gemiddelde vreemd vermogen
• REV = rentabiliteit EV= winst na belasting / gemiddelde eigen vermogen
• Ebit= earnings before intrests and taxes
• RVV= KVV= rente/ gem winst* 100%
Hefboomfactor.
• REVvb = Rentabiliteit EV= TV(Rentabiliteit totale vermogen) + (RTV – KVV) x VV/EV
• REVnb = (1-f(f is belastingtarief)) x (RTV + (RTV – KVV) x VV/EV)
leverancierskrediet, en excel doornemen
Antwoorden hw staat bij notities in pp.
• Bestuderen hoofdstuk 12 (zie lesplanning)
• Maken opg. 12.15
• Zelf oefenen : opg. 12.13 / 12.14 / MC vragen
• Fouten in boek corrigeren: zie blackboard
Alpha
RTV= 1500/20.000= 7,5%
KVV= 500/10000= 5%
REV vb= 1000/10000= 10%
REV nb=800/10000= 8%
Beta
RTV= 7,5%
KVV= 750/15000= 5%
REV vb= 750/5000= 15%
REV nb=600/1000= 6%
Kengetallen.
• Geven indicatie voor beoordeling van balans en resultaat van een onderneming.
• Vooral van belang als vergelijkingsmateriaal :- met branchegenoten- in tijd
• Rentabiliteit (gehad)
• Liquiditeit à in staat tot betalen verplichtingen op korte termijn
• Solvabiliteit à in staat aflossen schulden bij liquidatie
• Activiteitskengetallen (voorraad, debiteuren, crediteuren)
Liquiditeit.
• Current ratio = VLA (vlottende activa) / VVK
• Quick ratio = (VLA – voorraden) / VVK
• Liquiditeitsoverzicht.
• Werkkapitaal= Vlottende activa (VLA) - vlottende passiva (KVV)
Solvabiliteit.
• Solvabiliteitspercentage = EV / TV * 100%
• Debt ratio = VV / TV * 100%
• OF: EV / VV * 100%
• OF: ……………………………………………..
Activiteitskengetallen.
Activiteitskengetallen.
• omloopsnelheid van de voorraad =
Inkoopwaarde van de omzet
gemiddelde voorraad
Omloopsnelheid = omzetsnelheid
• Opslagduur van de voorraad =
VoorraadOmzetsnelheid van de voorraadOpslagduur van de voorraad
DebiteurenGemiddelde krediettermijn van debiteuren
CrediteurenGemiddelde krediettermijn van crediteuren
OmzetOmloopsnelheid van het totaal vermogen
365 * 1/omloopsnelheid van de voorraad
Kosten van je voorraad zijn de 3 R'en.
Rente, risico en ruimte.
Managment.
Dit is de F-indeling, past goed bij operational excellence. Op vestiging alleen verkoop en bakken.
Voordeel: Schaalvergroting, afdelingen zijn sterk in taak. Grote bedrijven die massa produceren, bijv Mediamarkt.
Nadeel: werknemers voelen zich niet verbonden met eindproduct en afdelingen hebben nauwelijks contact. Kleinschalige bedrijven.
Interne differentiatie:
Hoe zijn de nadelen voor de werknemers op te lossen?
Taakverrijking (meer bevoegdheden), Taakverbreding (extra taken op zelfde niveau) en roulatie.
Groeperen naar gelijksoortigheid van werkzaamheden (taken/functies)
Er ontstaan nu deelprocessen van het totale (primaire) proces
De deelprocessen worden ondergebracht in afdelingen
Iedere afdeling levert een bijdrage aan het product/de dienst van de organisatie
Interne specialisatie.
Groepering op basis van het product / de dienst dat / die de organisatorische eenheid moet opleveren.
Het kan gaan om een indeling naar
Product, Markt(-segment) of Geografische plaats
De ( P )roduct-, ( M )arkt(-segment)- of ( G )eografische-indeling
Structuur.
2 Speciale organisatiestructuren omdat F,P,M en G-indeling niet past.
1. Matrixstructuur
2. Projectstructuur
Van elke afdeling neem je enkele medewerkers, dit maakt het dynamisch.
Nadeel, je hebt veel bazen. Geen eenheid van bevel. Veel zelfstandigheid nodig.
Kom je veel tegen in de IT en consultancy branche. Bij matrixstructuur werk je op je afdeling en maak je producten. Bij projectstructuur zit je niet op je eigen afdeling.
Ieder proces kent invoer (input), transformatie,
uitvoer (output) en feedback
Een flowchart is een schematische weergave van een proces.
Kwaliteit is het voorzien in de behoeften en voldoen aan de eisen en de wensen van de klant
Kwaliteit is leveren wat de klant verwacht:
Verwachtingen <-> Werkelijke product
Een sterke organisatie streeft altijd naar een betere kwaliteit, zowel intern (efficiency) als ook extern (effectiviteit), maar wil ook kwaliteit behouden (borgen)
• Verbeteren van kwaliteit
• Borgen van kwaliteit
Kwaliteitscyclus in een continu proces.
Morele normen en waarden.
Conclusies morele waarden en normen
-Iedereen moet zich houden aan de genormeerde morele waarden (wetten)
-Iedereen heeft daarnaast eigen persoonlijke waarden en normen
-Persoonlijke waarden en normen zijn niet algemeen bindend
Ethiek of moraalwetenschap is een tak van de filosofie die zich bezighoudt met de kritische bezinning over het juiste handelen.
Drie typen ethiek
Deugden-ethiek
Deugd = goede manier van handelen (opvoeding en scholing)
Geen regels of principes
Het karakter van de persoon staat centraal
Gulden middenweg
Ik doe het niet omdat ik vind dat het niet hoort.
Plichten-ethiek
Plicht om morele verantwoordelijkheid op je te nemen
Wederkerigheidsprincipe
GEEN middenweg
Het mag niet, en daarom doe ik het niet.
Gevolgen-ethiek
Scheidslijn tussen goed en fout is niet duidelijk
Belangrijk: Wat heeft een beslissing tot gevolg?
Ik doe het niet omdat ik dan een boete krijg.
Managmentstijlen.
Niveaus van managen
Managers in verschillende lagen / niveaus nemen andersoortige beslissingen
3 soorten beslissingen: met toelichting van bij chris.
Strategische beslissingen: koers van een bedrijf bepalen. Eier rapen met inpakker ipv handwerk.
Tactische/organisatorische beslissingen: vertalen van strategisch naar operationeel.
Operationele beslissingen: dagelijkse gang van zaken. Wie gaat bij de kippen wie bij varkens?
Taakgericht, relatiegericht.
Taakgerichte managementstijl
- Focus op het doel: Vooral over het werk praten, hoe het gaat met persoon is niet van belang.
Relatiegerichte managementstijl
- Aandacht voor de mens: werk wordt wel gedaan, baas vooral geïntresseerd in persoon.
Doener: Daadkracht
Snelheid
Zichtbaarheid
Korte termijn
Intuïtief
Denker: Eerst denken, dan doen
Kennis (cijfermatig)
Doelgericht
Lange termijn
Rationeel
Transformerend en transactioneel leiderschap.
Transformeel: mensen leiden op basis van charisma, leider staat voor iets, icoon.
De ‘vader’ of ‘moeder’ van de organisatie
Charisma
Visie
Persoonlijke aandacht
Uitdaging
Transactioneel: Leidinggevende die feitelijk hele goede dingen doet. Geen charisma (balkenende).
Ruilrelatie staat centraal
Controle van werk
Beloning voor goed werk
Planning belangrijk
Leiderschapscompetenties.
Wat moet een manager in huis hebben om zijn leidinggevende taken goed uit te voeren?
Elke dag beter willen worden
Coachen van individuele medewerkers
Coachen van teams
Beïnvloeden van cultuur
goed: veel zelfstandigheid, goed loon, gezellig, flexibel, wilt het beste voor zijn werknemers.
slecht: als het tegen zit wordt ie kwaad waardoor ik me aangesproken voel, is vaak gehaast.
Vormen uitstroom
1 verloop.
Natuurlijk: pensioen, overlijden.
Vrijwillig:
-Functioneel (gewenst) (ontevredenheid, of werknemer is eigk klaar/job is done)-Disfunctioneel (ongewenst).
Push & pull factoren.
Push (iets slecht binnen jouw bedrijf, reden voor vertrek): Beloning, Arbeidsinhoud, Tevredenheid, Aansluiting opleiding, grootte organisatie.
Pull (iets heel goeds bij een ander bedrijf, reden voor vertrek): Situatie branche, Arbeidsmarkt, Reputatie.
Hoofdstuk 33.
Ontslag, geldige reden: 1. Persoonlijke gronden
2. Bedrijfseconomische redenen
Onderbouwing ontslagaanvraag.
Hoofdstuk 35
Vormen van ontslag: a) Ontslag via UWV
b) Ontslag via de kantonrechter
c) Collectief ontslag (<20 man)
d) Ontslag op staande voet.
Outplacement
= Hulp na ontslag
-Voordelen voor het bedrijf
Goede verstandhouding
Juridische voordelen
Werkgeversmer
-Onderdeel sociaal plan: MVO
BPR WEEK 6.
Employer branding:
Maak je eigen creatief vormgegeven WERKGEVERSMERK + toelichting:Waarin onderscheidt jullie bedrijf zich van de concurrent als werkgever? Benoem ook de kernwaarden!Waarom zou iemand (in de toekomst) bij jullie willen werken?Wat hebben jullie te bieden op het gebied van in-, door- en uitstroom?Beeld + woord + aansluiting bij MVO-opdracht
= Een authentieke en onderscheidende voorkeurspositie verkrijgen en behouden als werkgever in de mindset van de (potentiële) medewerkers en hun beïnvloeders met als doel het aantrekken en behouden van de juiste medewerkers.
= werkgeversmerk+ Stof op Blackboard: “20 redenen om in 2015 te investeren in employer branding
Het belang van employer branding:
• Interne redenen
Boeien, binden en behouden
• Externe redenen
Investeren en werken aan het werkgeversmerk wordt steeds belangrijker in ‘the war for talent’
Internal branding:
• Het intern tot leven brengen van de belangrijkste (werkgevers)merkwaarden van de organisatie middels houding en gedrag van je medewerkers!
Managment.
Dit is de F-indeling, past goed bij operational excellence. Op vestiging alleen verkoop en bakken.
Voordeel: Schaalvergroting, afdelingen zijn sterk in taak. Grote bedrijven die massa produceren, bijv Mediamarkt.
Nadeel: werknemers voelen zich niet verbonden met eindproduct en afdelingen hebben nauwelijks contact. Kleinschalige bedrijven.
Interne differentiatie:
Hoe zijn de nadelen voor de werknemers op te lossen?
Taakverrijking (meer bevoegdheden), Taakverbreding (extra taken op zelfde niveau) en roulatie.
Groeperen naar gelijksoortigheid van werkzaamheden (taken/functies)
Er ontstaan nu deelprocessen van het totale (primaire) proces
De deelprocessen worden ondergebracht in afdelingen
Iedere afdeling levert een bijdrage aan het product/de dienst van de organisatie
Interne specialisatie.
Groepering op basis van het product / de dienst dat / die de organisatorische eenheid moet opleveren.
Het kan gaan om een indeling naar
Product, Markt(-segment) of Geografische plaats
De ( P )roduct-, ( M )arkt(-segment)- of ( G )eografische-indeling
Structuur.
2 Speciale organisatiestructuren omdat F,P,M en G-indeling niet past.
1. Matrixstructuur
2. Projectstructuur
Van elke afdeling neem je enkele medewerkers, dit maakt het dynamisch.
Nadeel, je hebt veel bazen. Geen eenheid van bevel. Veel zelfstandigheid nodig.
Kom je veel tegen in de IT en consultancy branche. Bij matrixstructuur werk je op je afdeling en maak je producten. Bij projectstructuur zit je niet op je eigen afdeling.
Ieder proces kent invoer (input), transformatie,
uitvoer (output) en feedback
Een flowchart is een schematische weergave van een proces.
Kwaliteit is het voorzien in de behoeften en voldoen aan de eisen en de wensen van de klant
Kwaliteit is leveren wat de klant verwacht:
Verwachtingen <-> Werkelijke product
Een sterke organisatie streeft altijd naar een betere kwaliteit, zowel intern (efficiency) als ook extern (effectiviteit), maar wil ook kwaliteit behouden (borgen)
• Verbeteren van kwaliteit
• Borgen van kwaliteit
Kwaliteitscyclus in een continu proces.
Morele normen en waarden.
Conclusies morele waarden en normen
-Iedereen moet zich houden aan de genormeerde morele waarden (wetten)
-Iedereen heeft daarnaast eigen persoonlijke waarden en normen
-Persoonlijke waarden en normen zijn niet algemeen bindend
Ethiek of moraalwetenschap is een tak van de filosofie die zich bezighoudt met de kritische bezinning over het juiste handelen.
Drie typen ethiek
Deugden-ethiek
Deugd = goede manier van handelen (opvoeding en scholing)
Geen regels of principes
Het karakter van de persoon staat centraal
Gulden middenweg
Ik doe het niet omdat ik vind dat het niet hoort.
Plichten-ethiek
Plicht om morele verantwoordelijkheid op je te nemen
Wederkerigheidsprincipe
GEEN middenweg
Het mag niet, en daarom doe ik het niet.
Gevolgen-ethiek
Scheidslijn tussen goed en fout is niet duidelijk
Belangrijk: Wat heeft een beslissing tot gevolg?
Ik doe het niet omdat ik dan een boete krijg.
Leerdoelen
De student: - Kent de elementen en de samenhang van het 7S-model.
- Kan de waardedisciplines van Treacy en Wiersema toepassen in de praktijk.
- Kan de structuur van een organisatie beschrijven en toepassen
- Kent de organisatiestructuren matrix- en projectorganisatie
- Kan processen schematisch weergeven met flowcharts
- Kent de PDCA-cyclus - Kent facetten van ethiek binnen een organisatie
- Kent de 3 P’s van MVO
- Kent de basisgedachten van diverse managementstijlen
- Kent verschillende typeringen van bedrijfsculturen
- Heeft een algemeen beeld van het vakgebied management.
- Kan de theorie van het vakgebied management toepassen in een praktische casus
Marketing.
Externe analyse.
5 krachtenmodel van Porter
Interne concurrentie: tussen bedrijven binnen bedrijfstak
Externe concurrentie: leveranciers en afnemers
Potentiele concurrentie: toetreders, substituten
Concurrentie-intensiteit -> Marktaantrekkelijkheid
Externe analyse checklist:
Je gebruikt woorden die een verandering aangeven zoals groter/kleiner, minder/meer, hoger/lager, strenger/losser, beter/slechter, groei/krimpen, etc.
Er staan geen dingen in die gaan over de situatie zoals die er op dit moment is of in het verleden zijn geweest. (bv er is/was hevige concurrentie)
De naam van jouw bedrijf komt hier niet voor, het gaat hier om algemene ontwikkelingen. (gelden dus ook voor je concurrent)
Schriftelijke Communicatie.
Onderdelen zakelijk rapport/verslag
Wijkt af van het boek pagina 127
1. Omslag/Titelpagina
-Titel (evt ondertitel)
-Naam auteur(s), bij onderwijsopdrachten: Nummer tutorgroep+klascode+studentnummers
- Datum en plaats van verschijning
- Op titelpagina evt extra info (bijv. Vertrouwlijk of herkansing)
Zorg voor volledige informatie
2. Voorwoord
-Persoonlijk woord van de auteur(s)
- Enige plek waar je in de ik/wij-vorm schrijft
-Informatie die geen direct verband heeft met de inhoud
o Info totstandkoming rapport
o Info opdrachtgevers
o Info taakverdeling projectgroep
o Bedankjes voor medewerking
3. Inhoudsopgave
• Hoofdstuk- en paragraaftitels met een verwijzing naar de pagina’s van het rapport.
• Voorwoord staat niet in inhoudsopgave; de inhoudsopgave zelf ook niet!
• Geen nummers voor:
– samenvatting
– bronnenlijst
– bijlage
4. Samenvatting
• Wordt altijd gelezen.
Dus maak deze met zorg en aandacht!
• Samenvatting is ook leesbaar als je niet het hele verslag hebt gelezen
• Verslag = 50 pagina’s? Samenvatting = ¾ pagina
• Minimale inhoud:
o Onderwerp: wwwwwh-vragen
o Conclusies en aanbevelingen
5. Inleiding
Inleidend op het thema
• Achtergrond à Context: Waarom schrijf je dit rapport?
• Onderwerp à Waar gaat het over?
• Doelstelling à Wat is de doelstelling?
• Doelgroep à Voor wie is dit rapport? Wie gaat dit lezen?
• Opbouw à Opbouw van het verslag benoemen
6. Kernhoofdstukken
• Kern van het rapport: de resultaten!
• Duidelijke structuur door hoofdstuk- en paragraafindeling met pakkende titels
• Samenhang tussen de hoofdstukken en paragrafen
• Ieder hoofdstuk op nieuwe pagina beginnen
• Evenwichtige verdeling in omvang
7. Conclusies en aanbevelingen
Conclusies
• Geven antwoord op hetgeen je wil weten (Antwoord op de centrale vraag)
• LET OP : Gebaseerd op resultaten!
à Kom niet met nieuwe informatie!
• Beknopt geformuleerd
• Houd je bij de essentie
Aanbevelingen
• Logisch volgend uit conclusies
• Formuleer realistische aanbevelingen (356 broodjeszaken…?)
• 8. Bij overnemen van (een gedeelte van) andermans werk in jouw werk:
o Feitelijke informatie, onderzoeksgegevens, afbeelding, schema, tabel…
8. Bronvermelding
Hoe?
1. In de tekst van een zakelijk rapport/verslag èn
2. In de bronnenlijst
3. Achterin jouw artikel, verslag, rapport, onderzoek…
4. Op alfabet van achternaam auteurs
5. Volgens APA-normen!
6. Maak gebruik van:
1. Word (zie tabblad Verwijzigingen)
2. Bekijk het APA-filmpje: http:// youtu.be/Rxv9JxRx2uQ
7. Niet opnemen:
1. Bronnen die je gebruikt om zaken te checken/op te zoeken
2. internetpagina’s: volledige url + datum van raadplegen
Kijk de sheets maar....