omgeving.vlaanderen.be · Web viewHiertoe moet de exploitant het voorstel van monitoringplan in...

3
Bijkomende toelichting + sjablonen MP Indieningsprocedure monitoringplannen Het geactualiseerd monitoringplan moet jaarlijks op 15 november ingediend worden bij het VBBV. Hiertoe moet de exploitant het voorstel van monitoringplan in Word-versie doormailen naar [email protected] , samen met de volgende bijlagen: Een risicobeoordeling waaruit blijkt dat de exploitant in aanmerking komt voor een vereenvoudigd monitoringplan (indien van toepassing); Een risicoanalyse (uitgezonderd installaties met geringe emissies); De logboeken met wijzigingen. Nieuwkomers onder het ETS moeten hun voorstel van MP zo snel mogelijk – en zeker voor opstart van de installatie – indienen bij het VBBV. Verplichte sjablonen Monitoringplannen Elke exploitant moet verplicht één van onderstaande sjablonen gebruiken voor zijn monitoringplan: Vereenvoudigd sjabloon Dit sjabloon kan gebruikt worden voor installaties waarbij op basis van een risicobeoordeling (zie eerste document hieronder) kan aangetoond worden dat het om een ‘eenvoudige’ installatie gaat.

Transcript of omgeving.vlaanderen.be · Web viewHiertoe moet de exploitant het voorstel van monitoringplan in...

Bijkomende toelichting + sjablonen MPIndieningsprocedure monitoringplannen

Het geactualiseerd monitoringplan moet jaarlijks op 15 november ingediend worden bij het VBBV. Hiertoe moet de exploitant het voorstel van monitoringplan in Word-versie doormailen naar [email protected] , samen met de volgende bijlagen:

· Een risicobeoordeling waaruit blijkt dat de exploitant in aanmerking komt voor een vereenvoudigd monitoringplan (indien van toepassing);

· Een risicoanalyse (uitgezonderd installaties met geringe emissies);

· De logboeken met wijzigingen.

Nieuwkomers onder het ETS moeten hun voorstel van MP zo snel mogelijk – en zeker voor opstart van de installatie – indienen bij het VBBV.

Verplichte sjablonen Monitoringplannen

Elke exploitant moet verplicht één van onderstaande sjablonen gebruiken voor zijn monitoringplan:

Vereenvoudigd sjabloon

Dit sjabloon kan gebruikt worden voor installaties waarbij op basis van een risicobeoordeling (zie eerste document hieronder) kan aangetoond worden dat het om een ‘eenvoudige’ installatie gaat.

Standaard sjabloon

Dit sjabloon moet gebruikt worden voor installaties die enkel een berekeningsmethode gebruiken, en niet in aanmerking komen voor het vereenvoudigd sjabloon.

Uitgebreid sjabloon

Dit sjabloon moet gebruikt worden installaties die niet enkel een berekeningsmethode gebruiken, maar ook continue emissiemetingen uitvoeren. Voor de risicoanalyse mag hetzelfde sjabloon gebruikt worden als voor een standaard monitoringplan (zie boven).

Monitoringplan 2013-2020

DEF

in het kader van emissiehandel

Voor BKG-installaties die op grond van een risicobeoordeling een gestandaardiseerd vereenvoudigd sjabloon voor het monitoringplan mogen gebruiken

Inhoudstafel

1Richtlijnen en voorwaarden4

1.1Instructies voor het invullen van het sjabloon4

1.2Instructies voor het indienen en het onderhoud van het monitoringplan7

2Algemene bedrijfsgegevens8

2.1Algemene gegevens van de bedrijfslocatie8

2.2Verantwoordelijkheden9

2.3Managementsystemen9

2.4Hoofdlijnen van de bedrijfsactiviteiten binnen de bedrijfslocatie9

2.4.1Lijst van Bijlage I activiteiten9

2.4.2Omschrijving van de bedrijfsactiviteiten10

2.5Schema waarop alle bronstromen en meetinstrumenten zijn aangegeven11

2.6Informatie over jaarlijkse emissies11

3Bronstromen en emissiebronnen12

3.1Bronstromen12

3.2Emissiebronnen12

3.2.1Emissiebronnen met brandstofemissies13

3.2.2Emissiebronnen met procesemissies13

3.3Delen van de installatie die niet onder emissiehandelvallen (indien van toepassing)13

4Informatiebronnen gebruikt om de emissies te bepalen14

4.1Informatiebronnen voor de referentiewaarden bij de berekeningsfactoren14

4.2Laboratoria en methoden gebruikt bij de analyses van de berekeningsfactoren14

5Berekeningsmethode voor emissies15

5.1Details van de bronstromen15

5.1.1Brandstofemissies15

5.1.2Procesemissies16

5.2Meetinstrumenten en meetsystemen17

5.2.1Lijst met de meetinstrumenten17

5.2.1.1Verbrandingsemissies17

5.2.1.2Procesemissies18

5.2.2Onderhoudsplannen voor de meetinstrumenten18

5.2.2.1Procedure voor het onderhouden van de meetinstrumenten gebruikt voor het bepalen van activiteitgegevens18

5.3Onzekerheidsberekening19

5.3.1Brandstoffen20

5.3.2Grondstoffen/Producten20

5.4Procedures van toepassing bij het gebruik van een berekeningsmethode21

5.4.1Procedure voor de analyses21

5.4.2Procedure voor de bemonsteringsplannen21

5.4.3Procedure voor de beoordeling van de geschiktheid van het bemonsteringsplan22

5.4.4Procedure voor het bepalen van de voorraden aan het begin en het einde van een rapporteringsjaar22

6Management en controle23

6.1Management23

6.1.1Management van het personeel23

6.1.2Management van verbetering23

6.1.3Management van wijzigingen24

6.1.4Management van tijdelijke wijzigingen in de monitoringmethode25

6.2Gegevensbeheer25

6.3Controleactiviteiten27

6.3.1Risicobeheer27

6.3.2Kwaliteitsborging van de meetapparatuur28

6.3.3Kwaliteitsborging van het IT-systeem28

6.3.4Interne auditeringen29

6.3.5Correcties en corrigerende maatregelen30

6.3.6Uitbestede processen30

6.3.7Gegevensregistratie en archivering31

6.3.8Ontbrekende gegevens31

6.3.9Geplande of effectieve veranderingen inzake het capaciteitsniveau, het32

activiteitsniveau en de werking van de installatie32

7Bijlagen34

7.1Bijlage 1: Onderbouwing niveauvereisten activiteitgegevens per bronstroom34

8Tool-box35

8.1Mogelijke emissies35

8.1.1Voorbeelden van brandstofemissies: In te vullen in sectie 5.1.137

8.1.2Voorbeeld Procesemissies: In te vullen in sectie 5.1.242

8.2Meetinstrumenten en meetsystemen43

8.2.1Voorbeelden van meetinstrumenten in te vullen in sectie 5.2.143

8.2.1.1Verbrandingsemissies43

8.2.1.2Procesemissies44

8.3Mogelijke niveaus45

8.3.1Voorbeelden van niveaus in geval van brandstofemissies in te vullen in sectie 5.3.146

8.3.2Voorbeeld van niveaus in geval van procesemissies in te vullen in sectie 5.3.248

8.4Mogelijke procedures49

8.4.1Voorbeeld voor: ‘Procedure voor analyses’ (in te vullen in sectie 5.4.1)49

8.4.2Voorbeeld voor: ‘Procedure voor bemonsteringplannen’ (in te vullen in sectie 5.4.2)49

8.4.3Voorbeeld voor: ‘Procedure voor de beoordeling van de geschiktheid van het bemonsteringplan’ (in te vullen in sectie 5.4.3)50

8.4.4Voorbeeld voor: ‘ Procedure voor het bepalen van de voorraden aan het begin en het einde van een rapporteringsjaar’ (in te vullen in sectie 5.4.4)50

8.5Onzekerheid op afgas51

Richtlijnen en voorwaarden

Instructies voor het invullen van het sjabloon

1. Het gebruik van dit gestandaardiseerd vereenvoudigd sjabloon voor het monitoringplan is enkel toegelaten voor BKG-installaties waarvan de emissies eenvoudig bewaakt kunnen worden. Een risicobeoordeling moet uitsluitsel geven of dit inderdaad het geval is. Voor het uitvoeren van deze risicobeoordeling is er een sjabloon opgesteld.

De risicobeoordeling bestaat uit drie stappen:

In een eerste stap wordt nagegaan of de installatie al dan niet te complex is voor het gebruik van een gestandaardiseerd vereenvoudigd monitoringplan. Indien de exploitant op één van de volgende zeven vragen “ja” moet antwoorden, komt de installatie sowieso niet in aanmerking voor het gebruik van het gestandaardiseerd vereenvoudigd monitoringplansjabloon:

· Gaat het over een installatie van categorie C , die andere dan commerciële standaard brandstoffen gebruikt?

· Gaat het over een installatie die de monitoringmethode op basis van meting (CEMS) gebruikt?

· Gaat het over een installatie die activiteiten uitvoert waar PFC of N2O wordt uitgestoten?

· Gaat het over een installatie voor het afvangen, vervoeren of geologisch opslagen van broeikasgassen (CCS)?

· Gaat het over een installatie die gebruik maakt van de fall back methode in overeenstemming met art. 22?

· Gaat het over een installatie die laboratoriumanalyses moet gebruiken in overeenstemming met Art. 33 tot 35? (Berekeningsfactoren volgen uit analyses)

· Gaat het over een installatie die meer dan drie grote bronstromen moet monitoren?

Indien de exploitant op elke bovenstaande vraag “nee” heeft geantwoord, kan hij overgaan naar de tweede stap van de risicobeoordeling. In deze tweede stap moet de exploitant nagaan of de installatie behoort tot één van de categorieën waarvoor het mogelijk om het vereenvoudigd gestandaardiseerd monitoringplan te gebruiken:

· Gaat het over een installatie van categorie A of B en heeft ze alleen aardgas als grote bronstroom?

· Gebruikt de installatie enkel commerciële standaard brandstoffen (Gasolie, lichte stookolie, lampolie, kerosine, ethaan, propaan, butaan) en heeft ze geen procesemissies?

· Voldoet de installatie aan alle volgende voorwaarden:

· Kan enkel facturen gebruiken voor de monitoring

· Gebruikt enkel referentiewaarden voor de berekeningsfactoren

· Er zijn maximaal 10 bronstromen

· Voldoet de installatie aan alle volgende voorwaarden:

· De jaarlijkse CO2(e)-emissies zijn kleiner dan 25.000 ton?

· Grote bronstromen gebruiken enkel factuurdata voor de monitoring

· Emitteert de installatie fossiele CO2 enkel uit kleine en de-minimis bronstromen?

· Gaat het over een installatie van categorie A, die commerciële standaardbrandstoffen of aardgas verbrandt en daarnaast procesemissies heeft, waarvan de samenstelling voldoende frequent en nauwkeurig bepaald wordt?

· Gaat het over een installatie van categorie A, die commerciële standaardbrandstoffen of aardgas verbrandt en daarnaast afgassen of restvloeistoffen verbrandt, waarvan de samenstelling voldoende frequent en nauwkeurig bepaald wordt?

Indien de exploitant op één (of meer) van bovenstaande antwoorden ‘ja’ heeft geantwoord, kan hij overgaan tot de derde stap van de risicobeoordeling. In deze derde (en laatste) stap wordt nagegaan of er voldoende controleactiviteiten worden toegepast die procedureel vastgelegd zijn. Hiertoe moet de exploitant een risicoanalyse uitvoeren. Voor deze risicoanalyse is tevens een sjabloon in excel beschikbaar. Voor installaties met geringe emissies kan een vereenvoudigd sjabloon gehanteerd worden voor deze risicoanalyse.

Als uit deze derde stap blijkt dat er voldoende controleactiviteiten toegepast worden en procedureel vastgelegd zijn, kan voor deze installatie het gestandaardiseerd vereenvoudigd monitoringplansjabloon gebruikt worden.

2. Elke exploitant moet alle hoofdstukken invullen:

· Gelieve alle velden van het sjabloon in te vullen die op uw installatie van toepassing zijn.

· Als er in een tabel te weinig lijnen beschikbaar zijn, kan men door het kopiëren van een blanco lijn uit de tabel bijkomende lijnen toevoegen.

· De hoofdstukken 2, 3 en 4 bevatten eenvoudige specifieke installatie-gegevens.

· Hoofdstuk 5 bevat de details voor de berekening van emissies en onzekerheden: punt 3 hieronder geeft hierover meer uitleg

· In hoofdstuk 6 ‘Management en controle’ dient de exploitant de procedures te specificeren die zorgen voor een goed beheer van het EU-emissie-rechtensysteem in de installatie. Overeenkomstig artikel 13, lid 1, MRR worden voor alle punten uit hoofdstuk 6 gestandaardiseerde procedures voorgesteld, die de exploitant mag gebruiken. Hij dient er wel voor te zorgen dat ze in overeenstemming zijn met de manier van werken in de installatie. Het staat hem uiteraard vrij één of meerdere van deze procedures te vervangen door eigen procedures.

3. Hoofdstuk 5 van dit sjabloon is modulair opgezet. Aangezien statistisch blijkt dat meer dan 50% van de exploitanten kleine emittenten zijn die steeds aardgas en in iets mindere mate gasolie als bronstroom gebruiken werden alle gegevens voor deze twee bronstromen reeds ingevuld. Daarnaast vindt men in hoofdstuk 8 een ‘Tool-box’ met andere ingevulde bronstromen als voorbeelden en daarbij steeds een blanco tabel voor de secties 5.1 (bronstromen), 5.2 (meetsystemen) en 5.3 (onzekerheidsberekeningen).

De ingevulde tabellen uit de ‘Tool-box’ kunnen eenvoudig gekopieerd worden naar de betrokken sectie. Als er geen aardgas of gasolie aanwezig is in de installatie laat men de tabellen, die hierop slaan, weg.

Als er andere bronstromen aanwezig zijn dan de ingevulde voorbeelden, kan men hiervoor de blanco tabel uit de Tool-box invullen en daarna naar de juiste sectie kopiëren.

Ook sectie 5.4 met procedures in geval van analyses en voorraadbeheer is reeds vooraf ingevuld met ‘Niet van toepassing’ omdat dit het geval is in de meeste gevallen waarvoor dit sjabloon dient. Als een exploitant wel analyses dient uit te voeren, kan hij de ingevulde procedures uit de Tool-box kopiëren.

4. Er is geen aparte handleiding beschikbaar, de handleiding iis in het sjabloon zelf verwerkt. Om dit sjabloon zo eenvoudig mogelijk te houden, is ervoor geopteerd om de informatieve teksten te verplaatsen naar Tool-box.

5. Regelmatig wordt er verwezen naar wetgevingsartikelen. Tenzij anders aangeduid, gaat het steeds om artikelen uit de Europese Verordening (EU) Nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad. (hierna “MRR” aangeduid)

6. Gebruikte kleurencodes in dit sjabloon

Omdat dit sjabloon meerdere doelstellingen tracht te realiseren, is met kleurencodes gewerkt.

a. Blauwe tekst: bevat instructies voor het invullen van het sjabloon met verwijzingen naar de MRR en eventueel naar de Europese richtsnoeren.

b. Paarse tekst: de ‘tool-box’ is ingevuld als voorbeeld en moet in het zwart overschreven worden met de correcte gegevens van de installatie. Als de ingevulde tekst reeds correct is, mag hij uiteraard behouden worden en past men alleen de kleur aan.

c. Groene tekst: gebruikt in ingevulde procedures die de exploitant mag behouden voor zover deze overeenkomen met de praktijk in de installatie. De exploitant mag deze tekst steeds wijzigen, indien hij dit nodig acht.

d. Zwarte tekst: mag in principe niet veranderd worden, tenzij deze in tegenspraak zou zijn met de situatie binnen de installatie.

e. Rode tekst: verwijst naar de regels van toepassing op installaties met geringe emissies (< 25 000 ton CO2(e)/jaar)

f. De kolom met deze hoofding bevat uitklapbare keuze

Gele achtergrond

menu’s.

· Andere achtergronden hebben de bedoeling de leesbaarheid te vergroten

1.

Instructies voor het indienen en het onderhoud van het monitoringplan

1. Het voorstel tot monitoringplan moet uiterlijk op 15 november van elk jaar elektronisch ingediend worden bij het Verificatie Bureau Benchmarking Vlaanderen (VBBV), op volgend e-mailadres: [email protected].

2. Bij de indiening van het initieel voorstel tot monitoringplan uiterlijk op 15 november 2012 dient de exploitant overeenkomstig artikel 12, lid 1, MMR de volgende bijlagen te voegen:

a. De onderbouwing van de niveauvereisten van de activiteitdata en de berekeningsfactoren per bronstroom. Hierbij vertrekt men van de vermelde niveaus voor de activiteitdata en de berekeningsfactoren van de bronstromen onder sectie 5.3. Installaties met geringe emissies mogen zich beperken tot onzekerheid op activiteitdata.

b. De risicobeoordeling waarmee aangetoond wordt dat dit vereenvoudigd monitoringplan mag gebruikt worden.

3. De verplichting om bijkomende bijlagen aan het monitoringplan toe te voegen is afhankelijk van de specifieke situatie van de BKG-installatie, bijvoorbeeld:

a. Onderbouwing van de technische competentie van niet-geaccrediteerde laboratoria, voor wie - zoals vermeld onder sectie 4.3 - hiervan gebruik maakt;

b. Onderbouwing van de duurzaamheid van vloeibare biomassa, voor wie deze bronstroom gebruikt;

c. Bemonsteringsplan voor wie onder sectie 5.4 hiernaar verwijst

d. Overzicht van gegevensstroomactiviteiten als er vanuit sectie 6.2 naar verwezen wordt;

e. Onderbouwing van de technische onhaalbaarheid of onredelijke kosten bij het niet voldoen aan de vereiste niveaus, voor wie op deze clausule een beroep wenst te doen;

f. Andere bijlagen waarnaar vanuit hoofdstuk 5 verwezen wordt.

4. Het monitoringplan dient actueel te blijven en continu te verbeteren. Wijzigingen aan het monitoringplan worden opgenomen in het logboek wijzigingen en jaarlijks opgenomen in een geactualiseerde versie van het monitoringplan die uiterlijk op 15 november bij het VBBV ingediend gestuurd.

5. Indien het verificatieverslag van een installatie belangrijke vastgestelde afwijkingen of aanbevelingen voor verbeteringen bevat, dient de exploitant overeenkomstig artikel 69, lid 4, MRR uiterlijk op 30 juni van het jaar waarin dit verificatieverslag door de verificateur is uitgebracht, bij het VBBV een verslag ter goedkeuring in te dienen. In dit verslag wordt beschreven hoe en wanneer de exploitant de door de verificateur vastgestelde afwijkingen heeft verholpen of denkt te verhelpen en de aanbevolen verbeteringen heeft uitgevoerd of denkt uit te voeren. Installaties met geringe emissies (< 25 000 ton CO2(e)) zijn hiervan vrijgesteld.

6. Overeenkomstig artikel 69, lid 1, MMR dient elke exploitant die niet de niveaus toepast overeenkomstig artikel 26, lid 1, MRR – bij de berekeningsmethode - of artikel 41, lid 1, MRR – bij continue emissiemeetsystemen (CEMS) – of die de fall-back-methode toepast, regelmatig te onderzoeken of de toegepaste monitoringmethode kan verbeterd worden. Hiertoe dient de exploitant een verbeteringsverslag in bij het VBBV ter goedkeuring op uiterlijk:

· 30 juni, om de vier jaar voor installaties van categorie A;

· 30 juni, om de twee jaar voor installaties van categorie B,

· 30 juni, van elk jaar voor installaties van categorie C.

De eerste indiening wordt verwacht uiterlijk op 30 juni 2014.

7. Hoofdstuk 8 ‘Tool-box’ maakt geen onderdeel uit van het in te dienen ingevuld sjabloon.

Algemene bedrijfsgegevens

Algemene gegevens van de bedrijfslocatie

Code2.1

Bedrijfsgegevens

Gegevens exploitant

Naam exploitant (1)

Referentie basismilieuvergunning (2)

Lidstaat

België

Bevoegde autoriteit

Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie

Gegevens exploitatiezetel

Naam BKG-installatie

VER-code

Adres (straat + nummer)

Adres (postcode + plaats)

Gegevens maatschappelijke zetel

Adres (straat + nummer)

Adres (postcode + plaats)

Algemeen telefoonnummer

Algemeen faxnummer

Gegevens contactpersoon monitoringplan

Naam en voornaam

Functie

Telefoon

e-mail adres

(1) Rechtspersoon of natuurlijke persoon die de installatie beheert.

(2) Als de site waarover u rapporteert gevat wordt door één milieuvergunning, rapporteert u de referentie van deze milieuvergunning. Als u rapporteert over een site die gevat wordt door meerdere milieuvergunningen, rapporteert u de referenties van alle (basis)milieuvergunningen op de site.

Verantwoordelijkheden

Code2.2

Verantwoordelijkheden

Bevoegden

Naam

Functie

Bevoegde voor ondertekening monitoringplan

Bevoegde voor ondertekening emissiejaarrapport

Bevoegde voor opstellen monitoringplan en emissiejaarrapport

Managementsystemen

Managementsysteem

Omschrijving

Geldig tot ?

Kwaliteit

Milieu

Energie

Hoofdlijnen van de bedrijfsactiviteiten binnen de bedrijfslocatie

Lijst van Bijlage I activiteiten

Selecteer de in Bijlage I van de Richtlijn 2003/87/EG genoemde activiteiten die in uw installatie worden uitgevoerd en vul de capaciteit in, wanneer aan de activiteit een drempelwaarde is verbonden. Bij de eerste door u geselecteerde Annex I activiteit neemt u “A1” als referentie, bij de tweede relevante activiteit “A2”, enz… Op deze manier kan u later in dit monitoringplan op een éénvoudige manier verwijzen naar deze activiteiten.

"Capaciteit” heeft in deze context niets te maken met de capaciteit bepaald in het kader van de toewijzing van emissierechten, maar betekent hier het volgende:

· Het thermisch ingangsvermogen van een verbrandingseenheid (uitgedrukt in MWth): is het vermogen berekend met het maximale brandstofdebiet en de onderste verbrandingswaarde van de brandstof. Als alleen het uitgangsvermogen bekend is, kan men terugrekenen naar het ingangsvermogen door te delen door het rendement;

· technische productiecapaciteit van de in Bijlage I genoemde activiteiten.

Code2.4

Overzicht Bijlage I activiteiten

Referentie van de activiteit

Bijlage I activiteit

Capaciteit van de activiteit

Eenheid Capaciteit

Type BKG

Omschrijving van de bedrijfsactiviteiten

Geef een korte omschrijving van de bedrijfsactiviteiten, waaruit duidelijk blijkt welke brandstoffen/grondstoffen/hulpstoffen worden ingezet die broeikasgasemissies veroorzaken en welke producten worden geproduceerd. Beschrijf ook eventuele de activiteiten die niet onder emissiehandel vallen.

{In te vullen door de exploitant }

Schema waarop alle bronstromen en meetinstrumenten zijn aangegeven

Geef – indien er andere bronstromen dan aardgas aanwezig zijn - in een schema alle grote en kleine bronstromen aan evenals de emissiebronnen en de relevante debietmeters binnen de installatie.

In het schema dient duidelijk te worden:

· welke bronstromen op welke emissiebronnen zijn aangesloten;

· op welke plaats de relevante meters zijn aangebracht;

· wat de afbakening van de BKG-installatie is.

Gebruik zo veel mogelijk namen (bijvoorbeeld referenties uit hoofdstuk 3, bijvoorbeeld B1,…), identificaties en nummers die binnen de eigen installatiegangbaar zijn.

Informatie over jaarlijkse emissies

Vul hier de gemiddelde jaarlijkse emissies in om de categorisering van uw installatie te bepalen. Gebruik de gemiddelde geverifieerde emissies van de laatste drie jaren of, als deze gegevens niet beschikbaar of onnauwkeurig zijn, geef een conservatieve schatting van de gemiddelde jaarlijkse emissies, inclusief overgebracht CO2 maar exclusief CO2 afkomstig uit biomassa (met emissiefactor 0).

Code2.6

Installatiecategorie

Emissieniveau

Categorie

Van toepassing

< 25 kton

A

25 kton≤ X < 50 kton

A

50 kton ≤ X < 500 kton

B

Code2.6b

Emissieberekening

ton CO2(e)

Berekende gemiddelde emissies laatste 3 jaren

BKG-emissies van de BKG-installatie in jaar-3

BKG-emissies van de BKG-installatie in jaar-2

BKG-emissies van de BKG-installatie in jaar-1

Installatie met geringe emissies?

(gemiddelde jaarlijkse emissies < 25 000 ton CO2e/j)

Opmerking: De limiet van 25 000 ton CO2(e)/j is exclusief CO2 afkomstig uit biomassa (met emissiefactor 0).

Onderbouwing van de geschatte jaarlijkse emissies:

Als de opgegeven totale emissies niet overeenkomen met uw keuze voor ‘kleine emittent’ of niet gebaseerd zijn op geverifieerde emissies, geef dan hieronder een verklaring .

Bronstromen en emissiebronnen

Bronstromen

Een bronstroom is ‘een specifiek brandstoftype, specifieke grondstof of specifiek waarvan het gebruik of de productie aanleiding geeft tot emissies van relevante broeikasgassen uit één of meer emissiebronnen’.

Hieronder vallen alle brandstoffen, grondstoffen en producten die in de installatie moeten gemonitord worden. Ook bronstromen die deels of geheel uit biomassa bestaan dienen vermeld te worden.

De exploitant is vrij in de keuze van de naam van de bronstroom (bijvoorbeeld "aardgas", "gasolie").

De typering van een bronstroom is aan regels gebonden en wordt verder toegelicht in Bijlage II MRR en artikel 3, punt 31 MRR.

Maak een onderscheid tussen bronstromen die aanleiding geven tot verbrandingsemissies (BV) en deze die resulteren in procesemissies (BP).

Code3.1a

Bronstromen voor verbrandingsemissies

Ref

Naam

Type

Grootte

BV1

Aardgas

Overige gasvormige & vloeibare brandstoffen

BV2

Gasolie

Commerciële standaardbrandstoffen

Code3.1b

Bronstromen voor procesemissies

Ref

Naam

Type

Grootte

Emissiebronnen

Een emissiebron is "een afzonderlijk aanwijsbaar deel van een installatie of een proces binnen een installatie van waaruit de relevante broeikasgassen vrijkomen". Hieronder vallen alle verbrandings-installaties en installaties met procesemissies.

De informatie die u hier invoert, dient betrekking te hebben op de in Bijalge I genoemde activiteiten die plaatsvinden in uw installatie. Geef voor verbrandingseenheden ook het thermisch ingangsvermogen op. De activiteitsreferentie verwijst naar de activiteitsreferentie in sectie 2.4.1. Als een emissiebron bij meer dan één activiteit hoort, vul dan waar nodig 'A1, A2', 'A1-A3' in.

Vermeld ook de bronstro(o)m(en) uit sectie 3.1 die verbonden zijn met een bepaalde emissiebron.

Emissiebronnen met brandstofemissies

Code3.2.1 Emissiebronnen

Bronstromen

Ref

Naam

Geïnstalleerd vermogen(MW)

Activiteit

Emissiebronnen met procesemissies

Code3.2.2

Emissiebronnen

Bronstromen

Ref

Naam

Activiteit

Delen van de installatie die niet onder emissiehandelvallen (indien van toepassing)

Geef informatie over alle delen van de installatie en activiteiten die niet onder emissiehandel vallen, als de voor deze activiteiten gebruikte brandstoffen of materialen gemeten worden met meetinstrumenten die ook van toepassing zijn op de in Bijlage I van Richtlijn 203/87/EG genoemde activiteiten.

Overzicht delen van de installatie die niet onder emissiehandel vallen

Ref. Emissiebron

Bronstromen

Emissiebronnen

Informatiebronnen gebruikt om de emissies te bepalen

Informatiebronnen voor de referentiewaarden bij de berekeningsfactoren

Noem alle relevante informatiebronnen die u gebruikt om de referentiewaarden te achterhalen voor de berekeningsfactoren overeenkomstig artikel 31 MRR.

Meestal zijn dit "statische" bronnen, zoals IPCC, MRR Bijlage VI, Handbook of Chemistry & Physics, ...

Als de standaardwaarden jaarlijks veranderen, kan u verwijzen naar een "dynamische" informatiebron, zoals de C.A. website.

Gebruikte informatiebronnen

Nr

Beschrijving van de informatiebron

Laboratoria en methoden gebruikt bij de analyses van de berekeningsfactoren

Vermeld de methoden gebruikt voor de analyses van brandstoffen en grondstoffen voor de berekeningsfactoren als het niveau dit vereist.

Als het labo niet EN ISO/IEC 17025 geaccrediteerd is, moet u aantonen dat het technisch competent is overeenkomstig artikel 34 MRR. Gebruik hiervoor een toegevoegde bijlage.

Als onlinegaschromatografen gebruikt worden, dient aan de vereisten van artikel 32 MRR voldaan te zijn.

Nr-Labo

Naam Laboratorium

Parameter

Analyse methode

ISO17025-

geaccrediteerd hiervoor?

(ja/neen)

Indien nee: hoe gelijkwaardigheid aangetoond?

Berekeningsmethode voor emissies

Details van de bronstromen

De totale CO2-emissie die jaarlijks gemonitord wordt met behulp van de berekeningsmethode is de som van de emissies van alle gemonitorde bronstromen vermeld onder sectie 3.1.

Geef nu per bronstroom aan hoe de CO2-emissie berekend wordt met vermelding van de gebruikte meetinstrumenten en de berekeningsfactoren. Details van de meetinstrumenten worden onder sectie 5.2.1 ingegeven.

Biomassa bronstromen worden eveneens als bronstroom opgenomen, ook als ze 100% biomassa bevatten. Men vermeldt de netto calorische waarde en de emissiefactor alsof de bronstroom 100% fossiel zou zijn en gebruikt de juiste waarde voor de biomassafractie. (voor een bronstroom die 100% biomassa bevat, bijvoorbeeld biogas is de biomassafractie gelijk aan 1).

Meer details over de achtergrond van bepaalde velden vindt men in hoofdstuk 8 ‘Tool-box’.

Als er procedures vereist zijn voor het uitvoeren van analyses, voor het opzetten en opvolgen van bemonsteringsplannen en voor het meten van de voorraden en het berekenen van verbruiken uit voorraden wordt vanuit de bronstroom naar de betreffende procedures in sectie 5.4 verwezen.

Normaal zijn deze procedures niet van toepassing tenzij men bedrijfseigen brandstoffen stookt. De exploitant dient dan de procedures zelf in te vullen maar houdt hij ze best zo algemeen mogelijk.

Brandstofemissies

BV1

Aardgas

Brandstofemissies

Toegepaste monitoringmethode

Standaard

Type meting

Continu

Eigenaar meetinstrument hoeveelheid

Exploitant

A. Formule emissieberekening

Formule

Ingevulde formule (eenheden en vaste waarden)

CO2-emissie=Verbruik *EF*OF/1000

Ton CO2 = Vaardgas [GJovw]* 56.1

[kg CO2/GJOVW] *0.995 / 1000

B. Bepaling van het verbruik

Omschrijving methode voor de bepaling

Formule

Ingevulde formule (eenheden, vaste waarden, factoren)

Facturatie-gegevens

V = MWhbvw*3.6* 0.903

V : verbruik in GJ

MWhbvw : verbruik volgens factuur

V [GJ] = MWhbvw [fact]*3.6 [GJ/MWhovw ]*

0.903 [MWhovw / MWhbvw ]

C. Bepaling van de calorische waarde: CW

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

De calorische waarde is bevat in MWh-waarden van de factuur en wordt gemeten door de leverancier

D. Bepaling van de emissiefactor: EF

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

Vaste waarde uit IB-1

56.1 kg CO2/GJOVW

E. Bepaling van de oxidatiefactor: OF

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

Vaste waarde uit IB-1

0.995

BV2

Gasolie

Brandstofemissies

Toegepaste monitoringmethode

Standaard

Type meting

Batch

Eigenaar meetinstrument hoeveelheid

Leverancier

Indien ‘Leverancier’, vul dan aan:

· Meting bereikt hetzelfde niveau als eigen meting

· Gebruik van facturen

· Leverancier en exploitant zijn onafhankelijk

Ja

Ja

Ja

A. Formule emissieberekening

Formule

Ingevulde formule (eenheden en vaste waarden)

CO2-emissie = Verbruik * EF*OF/1000

Ton CO2 = Verbruik [liter] 0.85*42.697/1000 / 1000* 74.067 [kg CO2/GJOVW]* 0.99

B. Bepaling van het verbruik

Omschrijving methode voor de bepaling

Formule

Ingevulde formule (eenheden, vaste waarden, factoren)

Facturen

Verbruik (liter)

C. Bepaling van de calorische waarde: CW

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

Vaste waarde uit IB-1

42.697 GJOVW/ton *0.00085 =

36.2925 MJOVW/liter

D. Bepaling van de emissiefactor: EF

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

Vaste waarde uit IB-1

74.067 kg CO2/GJOVW

E. Bepaling van de oxidatiefactor: OF

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

Vaste waarde uit IB-1

0.99

Procesemissies

Enkel toevoegen indien van toepassing. Zie voorbeelden in hoofdstuk 8 ‘Tool-box’.

51/51

Eenvoudig MP-DEF-3113

Meetinstrumenten en meetsystemen

Lijst met de meetinstrumenten

Beschrijf hier de specificatie en de locatie van de meetsystemen voor elke bronstroom waarvan de emissies door berekening bepaald worden. Onder ‘locatie’ vermeldt u de plaats waar de meter voorkomt in de installatie en in het processtroomdiagram.

Vermeld voor elk meetinstrument de opgegeven onzekerheid evenals het meetbereik waarop deze onzekerheid van toepassing is volgens de constructeur van het meetinstrument. In sommige gevallen dient men de onzekerheid op te geven voor twee verschillende meetbereiken. Onder ‘Operationeel bereik’ verstaat men het meetbereik dat meestal van toepassing is in de installatie.

Voorzie een beschrijving voor alle meetinstrumenten gebruikt voor het monitoren van emissies inclusief submeters gebruikt voor het meten van uitgaande brandstofstromen.

Gebruik bij gasdebietmeters ‘Nm³/h’ als de druk- en temperatuurcompensatie toegevoegd is aan de debietmeter en ‘m³/h’ als de P/T-compensatie afzonderlijk is uitgevoerd. Voeg in dit laatste geval de specificaties van de P- en T-instrumenten afzonderlijk toe.

Alle opgegeven instrumenten moeten duidelijk identificeerbaar zijn met een uniek ID-nummer (bijvoorbeeld een serienummer). Nochtans zal het vervangen van instrumenten in geval van beschadiging niet leiden tot een significante wijziging overeenkomstig artikel 15, lid 3, MRR. De unieke identificatie moet daarom afzonderlijk van het monitoringplan gedocumenteerd worden. Voorzie hiervoor een afzonderlijke geschreven procedure.

Verbrandingsemissies

Bronstroom

Meetinstrument

Meetbereik

Aangegeven onzekerheid

Controlefrequentie

meetinstrument

Ref

Naam

Naam

Meetprincipe

Operationeel bereik in %

Maximaal bereik in absolute waarde

Procesemissies

Bronstroom

Meetinstrument

Meetbereik

Aangegeven onzekerheid

Controlefrequentie

meetinstrument

Ref

Naam

Naam

Meetprincipe

Operationeel bereik in %

Maximaal bereik in absolute waarde

Onderhoudsplannen voor de meetinstrumenten

Procedure voor het onderhouden van de meetinstrumenten gebruikt voor het bepalen van activiteitgegevens

Deze procedure is slechts relevant als men bij de monitoring meetinstrumenten in eigen beheer gebruikt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Naam procedure

Onderhoud meetinstrumenten voor CO2-emissies

Referentie

OND-CO2-Meters

Diagram

(indien nodig)

Nvt

Korte beschrijving van de procedure

De procedure beschrijft de aard, de frequentie en de registratie van de onderhoudsactiviteiten die uitgevoerd worden aan de meetinstrumenten opgelijst in tabel onder sectie 5.2.1 van het monitoringplan

Verantwoordelijke

Hoofd Onderhoud

Waar worden data bewaard?

Computer Dienst Onderhoud

Naam IT-systeem

----

Toegepaste standaard

----

Onzekerheidsberekening

Niveaus (= vereisten waaraan moet voldaan worden)

Geef hier per bronstroom informatie over het vereiste en het toegepaste niveau evenals over de laatste, behaalde onzekerheid voor activiteitgegevens. Voor de berekeningsfactoren geeft men enkel het vereiste en het toegepaste niveau weer.

Het ‘vereiste’ niveau volgt uit de regelgeving (MRR).

Het toegepaste niveau is deze die overeengekomen is met het VBBV. Het toegepaste niveau kan zowel strenger zijn als minder streng – mits goedkeuring van het VBBV– dan de vereiste.

De behaalde onzekerheid voor activiteitgegevens is het resultaat van de onzekerheidsberekening van het laatste jaar: de hier vermelde waarde is enkel indicatief.

Overeenkomstig artikel 26 MRR dient de exploitant die een berekeningsmethode gebruikt, voor elke parameter het hoogste niveau toe te passen. De niveaus voor activiteitgegevens zijn opgenomen in Bijlage II MRR, deze voor berekeningsfactoren in Bijlage V MRR.

Nochtans kunnen de activiteitgegevens en de berekeningsfactoren onder minder strenge niveaus vallen in volgende gevallen:

· Installaties met geringe emissies (< 25 ktonCO2e/jaar) mogen overeenkomstig artikel 47, lid 2, MRR zowel voor de activiteitgegevens als voor de berekeningsfactoren het laagste niveau invullen in het monitoringplan, tenzij een hoger niveau zonder inspanning van de exploitant haalbaar is (Richtsnoer 1; 7.1)

· Er gelden minder strenge eisen voor kleine en 'deminimis'bronstromen.(Artikel 19, lid 3, MRR)

· Kleine bronstromen: hoogst haalbare niveau met een minimum van niveau 1

· Deminimisbronstromen: hoogst haalbare niveau zonder bijkomende kosten. Als zelfs niveau 1 niet haalbaar is wegens hoge of onredelijke kosten mag de exploitant een gedocumenteerde en onderbouwde conservatieve schattingsmethodie voorstellen.

Gegronde redenen om toepassing van een lagere niveau te vragen aan het VBBV zijn:

· Als de exploitant kan aantonen dat het behalen van de vereiste niveau leidt tot onredelijke kosten (Artikel 18 MRR)

· Als de exploitant kan aantonen dat het behalen van de vereiste niveau technisch niet haalbaar is (Artikel 17MRR)

Opmerking: Voor de oxidatiefactor en conversiefactor mag altijd niveau 1 worden toegepast: d.w.z. men gebruikt een oxidatiefactor van 100%.

Kleine emittenten (< 25 kton CO2(e) /jaar) dienen éénmalig een berekening van de onzekerheden uit te voeren voor die grote bronstromen waarvan verbruiken niet op facturen gebaseerd zijn en deze berekening samen met het monitoringplan voor 2013 in te sturen.

Meer informatie over dit onderwerp vindt men onder sectie 8.3.

Brandstoffen

BV1

Aardgas

Grootte bronstroom

Activiteitsparameter:

hoeveelheid brandstof (MWh)

Vereiste niveau

Toegepaste niveau

Behaalde onzekerheid

Berekening van de onzekerheid (formules)

Hoeveelheid

NVT

Calorische waarde

NVT

NVT

NVT

Emissiefactor

NVT

NVT

NVT

Oxidatiefactor

NVT

NVT

NVT

BV2

Gasolie

Grootte bronstroom

Activiteitsparameter:

hoeveelheid brandstof (liter)

Vereiste niveau

Gebruikte niveau

Behaalde onzekerheid

Berekening van de onzekerheid (formules)

Hoeveelheid

NVT

NVT

NVT

NVT

NVT

NVT

Calorische waarde

NVT

NVT

NVT

Emissiefactor

NVT

NVT

NVT

Oxidatiefactor

NVT

NVT

NVT

Grondstoffen/Producten

Indien van toepassing vindt men een voorbeeld in hoofdstuk 8 ‘Tool-box’ onder sectie 8.3.2.

Procedures van toepassing bij het gebruik van een berekeningsmethode

De hier in te vullen procedures zijn voor de meeste kleine emittenten niet van toepassing. Enkel wanneer men grote bronstromen heeft die uit eigen brandstoffen bestaan – andere dan 100% biomassa – kunnen procedures uit secties 5.4.1 tot 5.4.3 van toepassing zijn. In dat geval refereren we naar voorbeelden onder sectie 8.4, die de hier ingevulde procedures kunnen vervangen.

Procedure uit sectie 5.4.4 i.v.m. voorraden van brandstoffen dient ingevuld te worden in geval van batchleveringen (bijvoorbeeld extra zware stookolie) voor grote bronstromen waarbij het volume van de voorraadtanks groter is dan 5% van het jaarlijks verbruik.

Voor al deze gevallen blijven de regels van ‘onredelijke kosten en ‘technische onhaalbaarheid’ gelden.

Procedure voor de analyses

Beschrijf de procedures voor de analyses indien deze vermeld staan in de tabel onder sectie4.2.. De beschrijving dient de belangrijkste parameters en activiteiten te omvatten.

Naam procedure

NVT

Referentie

NVT

Diagram

(indien nodig)

NVT

Korte beschrijving van de procedure

NVT

Verantwoordelijke

NVT

Waar worden data bewaard?

NVT

Naam IT-systeem

NVT

Toegepaste standaard

NVT

Procedure voor de bemonsteringsplannen

Deze procedure dient een samenvatting te geven van het bemonsteringsplan zoals vereist door artikel 33 MRR.

Naam procedure

NVT

Referentie

NVT

Diagram

(indien nodig)

NVT

Korte beschrijving van de procedure

NVT

Verantwoordelijke

NVT

Waar worden data bewaard?

NVT

Naam IT-systeem

NVT

Toegepaste standaard

NVT

Procedure voor de beoordeling van de geschiktheid van het bemonsteringsplan

Deze procedure beschrijft hoe aan de hand van de analyseresultaten (heterogeniteit van de stalen) wordt gecontroleerd of het bemonsteringsplan (nog) geschikt is.

Naam procedure

NVT

Referentie

NVT

Diagram

(indien nodig)

NVT

Korte beschrijving van de procedure

NVT

Verantwoordelijke

NVT

Waar worden data bewaard?

NVT

Naam IT-systeem

NVT

Toegepaste standaard

NVT

Procedure voor het bepalen van de voorraden aan het begin en het einde van een rapporteringsjaar

Deze procedure beschrijft hoe men de voorraadschatting uitvoert van elke bronstroom die (deels) wordt gemonitord met batchmetingen, bijvoorbeeld bij het gebruik van facturen.

Naam procedure

NVT

Referentie

NVT

Diagram

(indien nodig)

NVT

Korte beschrijving van de procedure

NVT

Verantwoordelijke

NVT

Waar worden data bewaard?

NVT

Naam IT-systeem

NVT

Toegepaste standaard

NVT

Management en controle

Management

Management van het personeel

Geef informatie over de procedure die de toekenning van verantwoordelijkheden voor het monitoren en rapporteren van emissies in de installatie beheert en leg uit hoe men zorgt voor de competenties van de hiervoor verantwoordelijke medewerkers (zie artikel 58, lid 3, c) MRR)

Naam procedure

ETS-Personeelsmanagement

Referentie

ETS 01-P

Diagram

(indien nodig)

NVT

Korte beschrijving van de procedure

· Verantwoordelijke houdt een lijst bij van het personeel betrokken bij ETS gegevensbeheer

· Verantwoordelijke bespreekt éénmaal per jaar de trainingsnoden met alle betrokkenen

· Hij zorgt ervoor dat interne en externe trainingen doorgaan en evalueert hun nut

Verantwoordelijke

Departementshoofd HSEQ

Waar worden data bewaard?

Elektronisch op U - schijf HSEQ

Naam IT-systeem

Intranet bedrijf

Toegepaste standaard

NVT

Management van verbetering

Geef informatie over de procedure gebruikt bij de regelmatige beoordeling of het monitoringplan nog geschikt is, waarbij men meer specifiek nagaat of er eventueel maatregelen zijn ter verbetering van de monitoringmethode.

Naam procedure

ETS-Beheer van verbeteringen aan het ETS-monitoringsysteem

Referentie

ETS-02- IMPR

Diagram

(indien nodig)

NVT

Korte beschrijving van de procedure

· Verantwoordelijke houdt een lijst bij met de bronstromen waarvoor afwijking van niveau bekomen is en een lijst met alle opmerkingen van interne auditors en verificateurs ivm MP en EJR.

· Verantwoordelijke bespreekt hun verslagen en de status van de bronstromen met de toegelaten afwijkingen met alle betrokkenen en stelt correctieve acties voor

· Verantwoordelijke volgt de correctieve acties op, evalueert hun resultaat en neemt zo nodig nieuwe maatregelen

· Verantwoordelijke stuurt – indien van toepassing – verbeteringsverslag samen met EJR aan VBBV.

Verantwoordelijke

Beheerder Monitoringplan

Waar worden data bewaard?

Elektronisch op U - schijf Beheerder MP

Naam IT-systeem

Intranet bedrijf

Toegepaste standaard

NVT

Management van wijzigingen

Geef informatie over de procedure gebruikt om wijzigingen te beoordelen, in te sturen naar het VBBV en op te nemen in het logboek wijzigingen.

Naam procedure

ETS Beheer van wijzigingen aan het monitoringplan

Referentie

ETS-03- Wijzigingen

Diagram

(indien nodig)

NVT

Korte beschrijving van de procedure

· Verantwoordelijke zorgt ervoor dat hij geïnformeerd is over alle wijzigingen aan het monitoringplan

· Verantwoordelijke beoordeelt elke wijziging, documenteert en meldt significante wijzigingen onverwijld aan het VBBV en noteert andere in het logboek wijzigingen

· Bijontvangst van de goedkeuring voor een significante wijziging noteert de verantwoordelijke deze samen met haar nummer van goedkeuring in het logboek wijzigingen

· Tegen 15/11 van jaar n verwerkt de verantwoordelijke alle wijzigingen van jaar n in het MP en stuurt de aangepaste versie aan het VBBV als MP voor jaar (n+1)

· Tegen 1/02 van jaar (n+1) stuurt de verantwoordelijke een kopie van het bijgewerkt logboek Wijzigingen over jaar n samen met het emissiejaarrapport over jaar n naar het VBBV

Verantwoordelijke

Beheerder monitoringplan

Waar worden data bewaard?

Elektronisch op U - schijf Beheerder MP

Naam IT-systeem

Intranet bedrijf

Toegepaste standaard

NVT

Management van tijdelijke wijzigingen in de monitoringmethode

Geef informatie over de procedure gebruikt om ’tijdelijke wijzigingen in de monitoringmethode’ te beoordelen, in te sturen naar het VBBV en op te nemen in het logboek wijzigingen.

Naam procedure

ETS Beheer van tijdelijke wijzigingen in de monitoringmethode’

Referentie

ETS-04- Tijdelijke wijzigingen in de monitoringmethode

Diagram

(indien nodig)

NVT

Korte beschrijving van de procedure

· Verantwoordelijke zorgt ervoor dat hij geïnformeerd is over alle omstandigheden in de installatie die gebruik van de methodie uit het MP tijdelijk verhinderen

· Verantwoordelijke beoordeelt elke abnormale omstandigheid, documenteert, bedenkt een alternatieve monitoringsmethode en meldt ingrijpende tijdelijke wijzigingen in de monitoringmethode onverwijld aan het VBBV. Andere tijdelijke wijzigingen in de monitoringmethode worden in het logboek genoteerd.

· Verantwoordelijke laat alternatieve monitoringmethode toepassen

· Bij ontvangst van de goedkeuring voor een tijdelijke wijzigingen in de monitoringmethode A noteert de verantwoordelijke deze samen het haar nummer van goedkeuring in het logboek tijdelijke wijzigingen in de monitoringmethode Tegen 1/02 van jaar (n+1) stuurt de verantwoordelijke een kopie van het logboek tijdelijke wijzigingen in de monitoringmethode A in jaar n samen met het emissiejaarrapport over n naar het VBBV

Verantwoordelijke

Beheerder monitoringplan

Waar worden data bewaard?

Elektronisch op U - schijf Beheerder MP

Naam IT-systeem

Intranet bedrijf

Toegepaste standaard

NVT

Gegevensbeheer

Geef informatie over de procedures gebruikt voor het beheer van gegevensstroomactiviteiten van meten tot rapporteren.

Naam procedure

ETS: Databeheer voor de CO2-emissierapportering

Referentie

ETS-05 Databeheer

Diagram

(indien nodig)

NVT

Korte beschrijving van de procedure

Gegevens van verbruiken, temperaturen, drukken en samenstellingen worden opgenomen uit het IT-systeem PI of uit Webtrack (aardgas) en tot gemiddelde uurverbruiken verwerkt.

Hiermee berekent men maandverbruiken en CO2-emissies, die naar een Excel-bestand verstuurd worden. De som van de maandwaarden is de input voor jaarverbruiken en –emissies, die gerapporteerd worden in het EJR.

Verantwoordelijke

Beheerder MP

Waar worden data bewaard?

Procescomputer databanken

Naam IT-systeem

Toegepaste standaard

NVT

Lijst van primaire databronnen

Data voor activiteitsgegevens zijn afkomstig van leveranciers-facturen, die gebaseerd zijn op telwerken in de installatie of bij de leverancier naargelang het geval. Factuurverbruiken worden hetzij maandelijks ontvangen hetzij na elke levering naargelang het geval.

Bij gebruik van eigen brandstoffen worden verbruiken automatisch elektronisch in een centraal databestand verzameld.

Voor data van de berekeningsfactoren verwijzen we naar sectie 5.1

Beschrijf de 4 relevante stappen in de gegevensstroom

1.Primaire meetgegevens

Factuurverbruiken worden door de verantwoordelijke ingebracht in een gegevensbestand en vergeleken met lokale opnames.

Verbruiken van eigen meters ondergaan een plausibiliteitcontrole. Voor indiening van het EJR is er een interne auditering van data.

2. Bepalen van verbruik en CO2-hoeveelheid

Data van primaire gegevensbestanden haalt de verantwoordelijke elektronisch over naar een Excelbestand en berekent hiermee de emissies met formules weergegeven onder sectie 5.1.

3. Rapportage

De verantwoordelijke bereidt het EJR voor, legt het ter interne auditering voor en na eventuele correctie ter goedkeuring aan de verantwoordelijke voor ondertekening. Daarna wordt het EJR ter verificatie voorgelegd en samen met het verificatieverslag naar het VBBV verzonden.

4. Beschrijving van de middelen

Factuurverbruiken zijn opgeslagen in een Excelbestand op de PC van de verantwoordelijke. Hierop staan ook de formules voor de berekening van de emissies op maandbasis

Bedrijfsinterne verbruiken worden als daggemiddelde opgeslagen in de procescomputerdatabanken en van daaruit via het intranet overgebracht naar de PC van de verantwoordelijke.

De resultaten alsook het emissiejaarrapport worden elektronisch bewaard op de bedrijfscomputer.

Controleactiviteiten

Risicobeheer

Geef informatie over de procedures die gebruikt worden om de intrinsieke - en de controlerisico's te beoordelen (artikel MRR). Deze korte beschrijving dient duidelijk te maken hoe de intrinsieke risico's en de controlerisico's worden beoordeeld bij het opzetten van een effectief controlesysteem.

Vul in de laatste rij de referentie in van het document met de uitgevoerde risicoanalyse

Naam procedure

ETS: Risicobeheer

Referentie

ETS-06 Risicobeheer

Diagram

(indien nodig)

NVT

Korte beschrijving van de procedure

1. Verantwoordelijke maakt een lijst op met incidenten, d.i. alles dat kan mislopen bij de bepaling van CO2-emissies

2. Verantwoordelijke schat de kans in dat een incident optreedt

3. Verantwoordelijke kwantificeert de gevolgen in van een incident uitgedrukt als ton CO2/jaar

4. Verantwoordelijke berekent het risico van elk incident als het product van kans op incident met zijn gevolg.

5. Verantwoordelijke ontwikkelt controle activiteiten voor de grootste risico’s (zie tabel hieronder)

Verantwoordelijke

Verantwoordelijke MP

Waar worden data bewaard?

Bedrijfscomputer PC Verantwoordelijke MP

Naam IT-systeem

NVT

Toegepaste standaard

NVT

Ref. van de uitgevoerde risicoanalyse

Resultaat stap 5

Incident

Kans op incident

Gevolg

Risico

Controle

Globaal risico

Gasfactuur verkeerd

Matig

Groot

Groot

Check met eigen aflezingen

Klein

Gasmeter uitval

Zeer laag

Groot

Matig

Snelle detectie door leverancier

Klein

Factuur gasolie of EZS ontbreekt

Zeer laag

Groot

Matig

Controle via leverbonnen

Klein

Debietmeting eigen brandstof verkeerd

Matig

Groot

Matig / groot

Controle via energie versus productie

Matig

Kwaliteitsborging van de meetapparatuur

Beschrijf de procedure(s) die worden gebruikt om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de meetapparatuur geborgd is. (artikelen 58 en 59 MRR). Deze korte beschrijving dient duidelijk te maken hoe alle relevante meetapparatuur wordt gekalibreerd en regelmatig wordt gecontroleerd en welke maatregelen worden genomen als de apparatuur niet naar behoren functioneert. Identificeer de onderdelen van de meetsystemen die niet kunnen worden gekalibreerd (indien van toepassing) en stel alternatieve controleactiviteiten voor.

Naam procedure

ETS: Kwaliteitsborging meetapparatuur

Referentie

ETS-07 Kwaliteitsborging meetapparatuur

Diagram

(indien nodig)

NVT

Korte beschrijving van de procedure

Deze procedure beschrijft:

1. Welke meetapparatuur gecontroleerd wordt en hoe frequent:

· Aardgasmeting:

· Kalibratie: voor in dienst name nieuwe meter

· indien mogelijk jaarlijkse serieschakeling van twee parallelle meters: Δmax = 1%

· EVHI jaarlijkse controle: Δmax = 1%

· Meters eigen grote bronstromen:

· Kalibratie: voor in dienst name nieuwe meter en daarna om de 5 jaar

· Jaarlijkse controle op nul en maximaal meetbereik

2. Maatregelen bij slechte functionering: bijregeling bij over-schrijding Δmax. Andere maatregelen in geval van A.O. zijn opgenomen in ETS-04

3. Worden niet gecontroleerd door de exploitant: tellers van leveranciers

Verantwoordelijke

Kwaliteitsmanager

Waar worden data bewaard?

Bedrijfscomputer afdeling Kwaliteitsborging

Naam IT-systeem

Toegepaste standaard

NVT

Kwaliteitsborging van het IT-systeem

Beschrijf de procedure(s) die worden gebruikt om de kwaliteit te borgen van de IT-systemen gebruikt voor gegevensstroomactiviteiten. Deze korte beschrijving dient duidelijk te maken hoe IT-middelen worden getest en gecontroleerd, inclusief toegangscontrole, back-up- en herstelprocedures en beveiligingsmaatregelen.

Naam procedure

ETS: Kwaliteitsborging IT-systeem

Referentie

ETS-08 Kwaliteitsborging IT-systeem

Diagram

(indien nodig)

NVT

Korte beschrijving van de procedure

De procedure beschrijft:

· de toegang tot computers uit het IT-netwerk: via wachtwoord

· het back up gebeuren: dagelijks met bewaring buiten bedrijf

· de beveiliging: gebruik firewall en

· maatregelen bij uitvallen van een computer: back up computer

Verantwoordelijke

Kwaliteitsmanager

Waar worden data bewaard?

Bedrijfscomputer afdeling Kwaliteitsborging

Naam IT-systeem

Toegepaste standaard

NVT

Interne auditeringen

Beschrijf de procedures die worden gebruikt om een regelmatige interne beoordeling en validatie van (emissie)gegevens te garanderen. (artikelen 58 en 60 MRR)

Deze korte beschrijving dient duidelijk te maken dat het beoordelings- en validatieproces de volgende activiteiten omvat: controle van de volledigheid van gegevens, vergelijking met gegevens uit voorgaande jaren, vergelijking van het gerapporteerde brandstofverbruik met van brandstofleveranciers verkregen aankoopgegevens en -factoren (indien van toepassing), en criteria voor het niet gebruiken van gegevens.

Naam procedure

ETS: Interne auditering MP en EJR

Referentie

ETS-09 Interne auditering MP en EJR

Diagram

(indien nodig)

NVT

Korte beschrijving van de procedure

Deze procedure is een onderdeel van de algemene interne auditeringsprocedure toegepast op het MP en EJR in het kader van EU-ETS. Concreet betekent dit:

· MP: driejaarlijkse auditering om na te gaan of het MP nog actueel is en wordt toegepast zoals beschreven. Ook controle op gegevensdoorstroming vanuit meetpunt naar opslagpunt.

· EJR van jaar n: jaarlijkse auditering vóór 1 februari van jaar (n+1) van alle gebruikte gegevens om de CO2-emissie te berekenen en van de correcte invulling van ontbrekende gegevens.

Verantwoordelijke

Kwaliteitsmanager

Waar worden data bewaard?

Bedrijfscomputer afdeling Kwaliteitsborging

Naam IT-systeem

Toegepaste standaard

ISO9001

Correcties en corrigerende maatregelen

Geef nadere informatie over de procedures voor correcties en corrigerende maatregelen

Deze korte beschrijving dient aan te geven welke maatregelen worden genomen als duidelijk wordt dat de gegevensstroomactiviteiten en/of de controleactiviteiten niet effectief functioneren. De procedure dient aan te geven hoe de geldigheid van de output wordt beoordeeld en welke procedure wordt toegepast om de oorzaak van eventuele fouten aan te pakken.

Naam procedure

ETS: Corrigerende maatregelen

Referentie

ETS-10 Correcties & corrigerende maatregelen

Diagram

(indien nodig)

NVT

Korte beschrijving van de procedure

De verantwoordelijke gebruikt het resultaat van de risicoanalyse uit sectie 6.3.1 voor identificatie van gegevenscollectieonderdelen met verhoogd risico. De plausibiliteit van verbruiken van bronstromen die hierop gebaseerd zijn, wordt maandelijks gecontroleerd zoals aangegeven in sectie 6.3.1. Indien ze niet plausibel zijn worden de verbruiken gecorrigeerd met de alternatieve meetwaarde of –indien deze onbeschikbaar is – met een conservatieve inschatting op basis van productiehoeveelheden.

Eventueel defecte meetinstrumenten worden onmiddellijk na detectie hersteld.

Verantwoordelijke

Beheerder MP

Waar worden data bewaard?

Bedrijfscomputer beheerder MP

Naam IT-systeem

Toegepaste standaard

ISO9001

Uitbestede processen

Beschrijf de procedure(s) die gebruikt worden om uitbestede processen te controleren

Deze korte beschrijving dient duidelijk te maken hoe gegevensstroomactiviteiten en controleactiviteiten worden gecontroleerd als onderdelen daarvan zijn uitbesteed en welke controles worden uitgevoerd op de kwaliteit van de hieruit voortvloeiende gegevens.

Naam procedure

ETS: Controle op uitbestede processen

Referentie

ETS-11 Controle uitbestede processen

Diagram

(indien nodig)

NVT

Korte beschrijving van de procedure

De controle op uitbestede processen hangt af van het type proces:

· Analyses: uitgevoerd door labo met de juiste certificatie of door labo dat tenminste technisch competent is (zie sectie 4.2)

· Onderhoud meetinstrumenten: onderaannemers ontvangen de bedrijfseigen procedures voor het uitvoeren van werkzaamheden. De ploegbaas instrumentatie verifieert het werk achteraf en keurt het schriftelijk goed. Dit document wordt bewaard in het klassement van de Onderhoudsafdeling.

Verantwoordelijke

Beheerder MP

Waar worden data bewaard?

Bedrijfscomputer beheerder MP

Naam IT-systeem

Toegepaste standaard

ISO9001

Gegevensregistratie en archivering

Beschrijf de archiverings- en documentatieprocedures

Deze beschrijving dient duidelijk te maken hoe het archiverings- en documentatieproces verloopt van gegevens die relevant zijn voor de monitoring van emissies, zodat informatie snel beschikbaar kan worden gesteld op verzoek van het VBBV of de verificateur (zie Bijlage IX MRR)

Naam procedure

ETS: Dataregistratie en archivering

Referentie

ETS-12 Dataregistratie en archivering

Diagram

(indien nodig)

NVT

Korte beschrijving van de procedure

De gegevens en informatie vermeld in bijlage IX lid 1 en lid 2, punten 1 tot 3 – indien van toepassing - worden tenminste 10 jaar elektronisch bewaard door de beheerder van het monitoringplan op bedrijfscomputer in de folder EU-ETS 2013-2020.

Verantwoordelijke

Beheerder MP

Waar worden data bewaard?

Bedrijfscomputer folder EU-ETS 2013-2020

Naam IT-systeem

Toegepaste standaard

NVT

Ontbrekende gegevens

Beschrijf de procedure(s) die gebruikt worden om ontbrekende gegevens aan te vullen

Deze korte beschrijving dient duidelijk te maken welke schattingsmethoden worden toegepast voor het bepalen van conservatieve vervangende gegevens voor ontbrekende gegevens die relevant zijn voor het bepalen van de emissies van de installatie (indien van toepassing). Denk hierbij bijvoorbeeld aan het vervangen van ontbrekende activiteitsgegevens.

Naam procedure

ETS: Behandelen van ontbrekende gegevens

Referentie

ETS-13 Ontbrekende gegevens

Diagram

(indien nodig)

NVT

Korte beschrijving van de procedure

Deze procedure vermeldt alternatieve manieren om voldoende betrouwbare ontbrekende gegevens te bekomen voor alle grote bronstromen uit het MP door toepassing van volgend stappenplan

· Toepassing van sectie 6.1.4: alternatieve techniek vastgelegd voor een ingrijpende abnormaliteit

· Toepassing van sectie 6.3.5: toepassen van correcties

· Andere gevallen slaan op niet-ingrijpende abnormale omstandigheden of incidenten met klein risico: hier past men een lineaire interpolatie op verbruikswaarden toe rekening houdend met de productiedoorzet in de betrokken periode.

Voor kleine bronstromen worden steeds betrouwbare schattingen gebruikt in functie van de productiedoorzet

Verantwoordelijke

Beheerder MP

Waar worden data bewaard?

Bedrijfscomputer folder EU-ETS 2013-2020

Naam IT-systeem

Toegepaste standaard

NVT

Geplande of effectieve veranderingen inzake het capaciteitsniveau, het activiteitsniveau en de werking van de installatie

Beschrijf de procedure(s) die gebruikt worden om de veranderingen inzake het capaciteitsniveau, het activiteitsniveau en de werking van de installatie te beoordelen en te rapporteren.

Overeenkomstig artikel 42 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen dient elke geplande of effectieve verandering van de capaciteit, het activiteitsniveau en de werking van een BKG-installatie vóór het einde van elk jaar gerapporteerd te worden.

Concreet dient in voorkomend geval de verandering uiterlijk op 15 november gerapporteerd te worden aan het VBBV. De korte beschrijving hieronder dient te verduidelijken op welke wijze de exploitant ervoor zorgt dat deze jaarlijkse rapportering correct verloopt.

Naam procedure

ETS: Veranderingen in exploitatie van een installatie

Referentie

ETS-14 Veranderingen in exploitatie van de installatie

Diagram

(indien nodig)

NVT

Korte beschrijving van de procedure

1. De verantwoordelijke gaat vóór 15/11 van elk jaar na of in de loop van dat jaar veranderingen - die invloed hebben op de kosteloze toewijzing van emissierechten aan de BKG-installatie - effectief zijn opgetreden of gepland zijn met betrekking tot de capaciteit, het activiteitsniveau en de werking van een BKG-installatie. Hij baseert zich hierbij op artikel 42 van het Besluit van de Vlaamse regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties.

In concreto gaat het over:

a. Aanzienlijke capaciteitsuitbreidingen (tenminste 10% stijging en met fysieke aanpassingen) van een subinstal-latie van een BKG-installatie.

b. Aanzienlijke capaciteitsverminderingen (tenminste 10% daling en met fysieke aanpassingen) van een subinstal-latie volgens de bepalingen opgesomd in artikel 51 van voornoemd Besluit

c. Volledige stopzetting van de activiteiten van een BKG- installatie, volgens de bepalingen opgesomd in artikel 43 van voornoemd Besluit.

d. Gedeeltelijke stopzetting van de activiteiten van een BKG-installatie, zoals vermeld in artikel 47 van voornoemd Besluit. Het gaat over de vermindering met tenminste 50% van het activiteitsniveau van een subinstallatie die tenminste 30% van de kosteloos toegewezen emissierechten van de installatie vertegenwoordigt.

2. In alle gevallen verzamelt de verantwoordelijke de nodige gegevens, zoals vermeld in Bijlage 3 , van voornoemd Besluit en hij voert de berekeningen uit Bijlage 3, 4.3.1. uit. Het gaat hierbij over (met referentie naar punt 1)

a. De nieuwe en oude capaciteit en activiteitsniveau, de HCUF- en D1-waarden en de details van hun berekeningen en van de fysieke aanpassing.

b. Idem als sub a.

c. Ingangsdatum van volledige stopzetting van de activiteit

d. De activiteitsniveaus van de betrokken subinstallatie voor en na de gedeeltelijke stopzetting en de ingangsdatum van de gedeeltelijke stopzetting

3. De verantwoordelijke laat de gegevens en berekeningen verifiëren door een onafhankelijke verificateur volgens de bepalingen uit bijlage 5 van het Besluit

4. De verantwoordelijke stuurt het rapport met zijn melding van verandering in de werking van de installatie per 15/11 van het betrokken kalenderjaar naar het VBBV.

5. Na ontvangst van goedkeuring door het VBBV en zo nodig van de Europese Commissie archiveert hij deze documenten in het register EU-ETS (zie sectie 6.3.7)

Verantwoordelijke

Beheerder MP

Waar worden data bewaard?

Bedrijfscomputer folder EU-ETS 2013-2020

Naam IT-systeem

Toegepaste standaard

NVT

Bijlagen

Bijlage 1: Onderbouwing niveauvereisten activiteitgegevens per bronstroom

In deze standaard bijlage toont de exploitant aan hoe voor elke bronstroom voldaan wordt aan de niveauvereisten voor activiteitgegevens. Pas de formules toe weergegeven in sectie 5.3.1 en sectie 5.3.2..

1a: Aardgas

NVT: wegens gebruik van leveranciersfacturen

1b: Gasolie

NVT: wegens gebruik van leveranciersfacturen

Indien er wel onzekerheidsberekeningen nodig zijn vindt men een voorbeeld onder sectie 8.5.

Tool-box

In dit hoofdstuk vindt men voor de secties 5.1 (bronstromen), 5.2 (meetsystemen) en 5.3 (onzekerheidsberekeningen) ingevulde voorbeelden voor andere bronstromen dan aardgas en gasolie en daarbij steeds een blanco tabel

De ingevulde tabellen uit de ‘Tool-box’ kunnen eenvoudig gekopieerd worden naar de betrokken sectie. Indien er geen aardgas of gasolie aanwezig is in de installatie laat men de tabellen, die hierop slaan, weg uit het monitoring plan.

Als er in een installatie andere bronstromen aanwezig zijn dan de ingevulde voorbeelden, kan men hiervoor de blanco tabel uit de Tool-box naar de juiste sectie kopiëren en daarna invullen.

Daarnaast vindt men onder sectie 8.1 ook meer informatie die nuttig kan zijn bij het invullen van de tabellen onder sectie 5.1.

Mogelijke emissies

Activiteitsgegevens

Type meting: de activiteitsgegevens van een bronstroom kunnen op twee manieren worden bepaald:

· door continue meting, of

· op basis van de som van afzonderlijk geleverde hoeveelheden

Bij ‘eigenaar meetinstrument hoeveelheid’ is er de keuze tussen ‘exploitant’ en ‘leverancier’: selecteer ‘exploitant’ als het meetinstrument onder uw eigen beheer valt en ‘leverancier’ als het buiten uw eigen beheer valt. Als men ‘leverancier’ geselecteerd heeft dienen de drie volgende vragen beantwoord te worden om aan te tonen dat aan artikel 29, lid 1, MRR voldaan is.

Als er bij hoeveelheidsmetingen sprake is van meerdere meetinstrumenten, selecteer dan "Leverancier" als dit van toepassing is op tenminste één van de meetinstrumenten voor deze bronstroom. Verduidelijk vervolgens in een bijlage welke instrumenten onder beheer van de leverancier vallen.

Berekeningsfactoren

Onder ‘berekeningsfactoren’ vallen:

· voor brandstofemissies: netto calorische waarde, emissiefactor, oxidatiefactor en, indien van toepassing, biomassafractie.

· voor procesemissies: emissiefactor en conversiefactor

Overeenkomstig artikel 30, lid 1, MRR kan men voor de berekeningsfactoren referentiewaarden gebruiken of waarden van laboratoriumanalyses, afhankelijk van het toe te passenniveau.

In overeenstemming met Richtsnoer 1 bestaan er volgende mogelijkheden:

· Type I referentiewaarde: ofwel referentiewaarden uit Bijlage VI MRR (IPCC-waarden) ofwel een andere constante waarde overeenkomstig artikel 31, lid 1, b) en c) MRR (waarden gegarandeerd door de leverancier of uit vroegere analyses die nog geldig zijn)

· Type II referentiewaarde: Landspecifieke emissiefactoren overeenkomstig artikel 31, lid 1, b) en c) MRR, namelijk referentiewaarden gebruikt in de nationale broeikasgasinventaris; andere referentiewaarden voor diverse fuel types gepubliceerd door het VBBV of literatuurwaarden die het VBBV aanvaardt.

· Vastgelegde benaderingen: gebaseerd op empirische correlaties en tenminste éénmaal per jaar vastgelegd volgens de regels vereist voor laboratoriumanalyses. Deze methode is van een lager niveau dan in het geval van volledige analyses.

De benaderende correlaties kan men baseren op

· Densiteitmetingen voor specifieke oliën of gassen inclusief deze in raffinaderijen en de staal industrie

· Of de netto calorische waarde voor specifieke types kolen

· Inkoopdata: de netto calorische waarde mag men uit inkoopdata van de brandstofleverancier halen als deze data gebaseerd zijn op aanvaarde nationale of internationale standaarden. Deze methode is slechts van toepassing op commercieel verhandelde brandstoffen.

· Laboratoriumanalyses: In dit geval zijn de vereisten van de artikelen 32 tot 35 MRRvoor analyses van toepassing

· Type I biomassa fractie: Men kan gebruik maken van één van de volgende drie methoden, die als gelijkwaardig worden beschouwd:

· Gebruik van een referentiewaarde gebaseerd op een schattingsmethode gepubliceerd door de Commissie overeenkomstig artikel 39, lid 2, MRR;

· Gebruik van een waarde bepaald overeenkomstig artikel 39, lid 2, §2, MRR i.e. men neemt aan dat de biomassafractie nul is of men gebruikt een door het VBBV goedgekeurde schattingsmethode.

· Toepassing van artikel 39, lid 3, MRR voor aardgasnetwerken waarin biogas geïnjecteerd is waarvoor er een garantie van oorsprong is in overeenstemming met artikelen 2 (j) en 15 van Verordening 2009/28/EG.

· Type II biomassa fractie: de biomassa fractie wordt bepaald met laboratoriumanalyses op basis van artikel 39, lid 1, MRR. De referentiewaarde en de analytische methoden vergen goedkeuring door het VBBV.

In geval van een gemengde (fossiel/biomassa) brandstof moet men gebruik maken van een voorlopige emissiefactor (dit is: men neemt aan dat alle koolstof fossiel is) in combinatie met de biomassafractie.(Zie artikel 38, lid2, MRR).

Voor vloeibare biomassa mag als emissiefactor alleen de waarde nul gehanteerd worden, als deze voldoet aan duurzaamheidseisen, wat de exploitant dient aante tonen ten opzichte van het VBBV.

Als bij een berekeningsfactor een referentiewaarde wordt gebruikt, voer dan de waarde en eenheid in evenals de informatiebron met verwijzing naar de tabel in sectie 4.1. Onder 'Wijze van bepaling’ vermeldt men de vaste waarde (in het geval de factor niet verandert gedurende de handelsperiode).

Als een berekeningsfactor gebaseerd is op laboratoriumanalyses vermeldt men dit met verwijzing naar het laboratorium en de analysemethode in de tabel onder sectie 4.2. Onderaan de beschrijving van de bronstromen in sectie 5.1 vermeldt men de bijlagen die het bemonsteringplan en de frequentie van de analyses beschrijven. Daarnaast dient de exploitant te onderbouwen dat de toegepaste analysefrequentie voldoet aan de eisen. (zie artikel 35 MRR)

Emissiefactoren van brandstoffen, ook indien ze worden gebruikt als voor het proces ingezet materiaal, worden uitgedrukt in ton CO2/TJ. Het VBBV mag de exploitant toestaan een emissiefactor voor een brandstof te gebruiken die is uitgedrukt als ton CO2/ton brandstof of ton CO2/Nm3 brandstof voor verbrandingsemissies indien het gebruik van een emissiefactor die is uitgedrukt als ton CO2/TJ zou leiden tot onredelijke kosten of als ten minste een gelijkwaardige nauwkeurigheid van de berekende emissies kan worden behaald door een dergelijke emissiefactor te gebruiken.(Artikel 36, lid 2, MRR).

Voorbeelden van brandstofemissies: In te vullen in sectie 5.1.1

Blanco

Brandstofemissies

Toegepaste monitoringmethode

Standaard

Type meting

Eigenaar meetinstrument hoeveelheid

Indien ‘Leverancier’, vul dan aan:

· Meting bereikt hetzelfde niveau als eigen meting

· Gebruik van facturen

· Leverancier en exploitant zijn onafhankelijk

A. Formule emissieberekening

Formule

Ingevulde formule (eenheden en vaste waarden)

B. Bepaling van het verbruik

Omschrijving methode voor de bepaling

Formule

Ingevulde formule (eenheden, vaste waarden, factoren)

C. Bepaling van de calorische waarde: CW

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

D. Bepaling van de emissiefactor: EF

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

E. Bepaling van de oxidatiefactor: OF

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

Bijlagen bij de emissieberekening

Nummer bijlage

Inhoud

Bijkomende informatie

OPMERKINGEN

Biomassafractie

Beschrijf hier of in een gerefereerde bijlage de methode gebruikt om de biomassafractie van deze bronstroom te bepalen, indien van toepassing.

Afwijking van niveaus

Als niet alle vereiste niveaus voor de activiteitgegevens of de berekenings-factoren zijn toegepast, geef dan hieronder of in een gerefereerde bijlage een onderbouwing (technisch niet haalbaar, onredelijke kosten)

BV4

Extra zware stookolie

Brandstofemissies

Toegepaste monitoringmethode

Standaard

Type meting

Batch

Eigenaar meetinstrument hoeveelheid

Leverancier

Indien ‘Leverancier’, vul dan aan:

· Meting bereikt hetzelfde niveau als eigen meting

· Gebruik van facturen

· Leverancier en exploitant zijn onafhankelijk

Ja

Ja

Ja

A. Formule emissieberekening

Formule

Ingevulde formule (eenheden en vaste waarden)

CO2-emissie = Vbr * CW * EF *OF

Ton CO2 = Vbr [ton]* CW[GJ/ton]*

EF [kg CO2/GJ] *0.995/1000

= Vbr [ton]* 40.604*77.367 *0.99 / 1000

B. Bepaling van het verbruik

Omschrijving methode voor de bepaling

Formule

Ingevulde formule (eenheden, vaste waarden, factoren)

Facturen leverancier

Vbr ( ton brandstof) uit facturen

C. Bepaling van de calorische waarde: CW

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

Vaste waarde uit IB1

40.604 GJ/ton

D. Bepaling van de emissiefactor: EF

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

Vaste waarde uit IB1

77.367 kg CO2/GJ

E. Bepaling van de oxidatiefactor: OF

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

Vaste waarde uit IB-1

0.99

BV5

Afgas

Brandstofemissies

Toegepaste monitoringmethode

Standaard

Type meting

Continu

Eigenaar meetinstrument hoeveelheid

Exploitant

Indien ‘Leverancier’, vul dan aan:

· Meting bereikt hetzelfde niveau als eigen meting

· Gebruik van facturen

· Leverancier en exploitant zijn onafhankelijk

A. Formule emissieberekening

Formule

Ingevulde formule (eenheden en vaste waarden)

CO2-emissie = Vafgas * EF* OF

Ton CO2 = (Vafgas [Nm3/h]* EF [kg CO2/Nm3 afgas] *0.995 ) /1000

B. Bepaling van het verbruik

Omschrijving methode voor de bepaling

Formule

Ingevulde formule (eenheden, vaste waarden, factoren)

Meting met debietmeter

FT36 en analyser AI40

Vafgas (Nm3/h) = FT36

Met : FT36 gemiddelde uurdebieten in Nm3/h

Vafgas (Nm3/h) = FT36 [Nm³/h]

C. Bepaling van de calorische waarde: CW

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

Inbegrepen in EF wegens gebruik koolstofmethode

D. Bepaling van de emissiefactor: EF

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

In lijn gasanalyser AI40 bepaalt gassamenstelling en hieruit wordt de emissiefactor direct berekend.

kg CO2/ Nm3 afgas

E. Bepaling van de oxidatiefactor: OF

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

Vaste waarde uit IB-2

0.995

Bijlagen bij de emissieberekening

Nummer bijlage

Inhoud

Proc. Sectie 5.4.1

Procedure voor analyse afgas

Proc. Sectie 5.4.2

Procedure voor bemonsteringsplan

Proc. Sectie 5.4.3

Procedure voor herziening bemonsteringplan

Bijkomende informatie

OPMERKINGEN

Biomassafractie

Beschrijf hier of in een gerefereerde bijlage de methode gebruikt om de biomassafractie van deze bronstroom te bepalen, indien van toepassing.

Afwijking van niveaus

Als niet alle vereiste niveaus voor de activiteitgegevens of de berekenings-factoren zijn toegepast, geef dan hieronder of in een gerefereerde bijlage een onderbouwing (technisch niet haalbaar, onredelijke kosten)

BV6

Biomassa (slib uit afvalwater)

Brandstofemissies

Toegepaste monitoringmethode

Standaard

Type meting

Continu

Eigenaar meetinstrument hoeveelheid

Exploitant

Indien ‘Leverancier’, vul dan aan:

· Meting bereikt hetzelfde niveau als eigen meting

· Gebruik van facturen

· Leverancier en exploitant zijn onafhankelijk

A. Formule emissieberekening

Formule

Ingevulde formule (eenheden en vaste waarden)

CO2-emissie = Vbioslib * (1-BioFr) * EF * OF /1000

ton CO2 =Vbioslib[ton bioslib]* (1-0.75)*

EF [ton CO2/ ton bioslib] * 0.98

B. Bepaling van het verbruik

Omschrijving methode voor de bepaling

Formule

Ingevulde formule (eenheden, vaste waarden, factoren)

Continue meting met weegband FI001

Vbioslib=

Vbioslib : jaarverbruik aan bioslib

FI001 : uurgemiddeld verbruik

Vbioslib[ton]=

Vbioslib : jaarverbruik in ton

FI001 : uurgemiddeld verbruik (ton/h)

C. Bepaling van de calorische waarde: CW

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

Inbegrepen in EF wegens gebruik koolstofmethode

D. Bepaling van de emissiefactor: EF

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

Waarde berekend aan de hand van laboanalyses (TOC-analyse) met de koolstofmethode

ton CO2/ton bioslib

E. Bepaling van de oxidatiefactor: OF

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

Vaste waarde uit IB-1

0.98

Bijlagen bij de emissieberekening

Nummer bijlage

Inhoud

Proc. Sectie 5.4.2

Procedure voor bemonsteringplan

Proc. Sectie 5.4.3

Procedure voor herziening bemonsteringplan

Proc. Sectie 5.4.1

Procedure voor bepalen EF via analyse

Bijkomende informatie

OPMERKINGEN

Biomassafractie

Beschrijf hier of in een gerefereerde bijlage de methode gebruikt om de biomassafractie van deze bronstroom te bepalen, indien van toepassing.

Biomassafractie [BioFr] : Beslissing van OVAM: 0.75

Afwijking van niveaus

Als niet alle vereiste niveaus voor de activiteitgegevens of de berekenings-factoren zijn toegepast, geef dan hieronder of in een gerefereerde bijlage een onderbouwing (technisch niet haalbaar, onredelijke kosten)

nvt

BV7

Biomassa (biogas)

Brandstofemissies

Toegepaste monitoringmethode

Standaard

Type meting

Continu

Eigenaar meetinstrument hoeveelheid

Exploitant

Indien ‘Leverancier’, vul dan aan:

· Meting bereikt hetzelfde niveau als eigen meting

· Gebruik van facturen

· Leverancier en exploitant zijn onafhankelijk

A. Formule emissieberekening

Formule

Ingevulde formule (eenheden en vaste waarden)

CO2-emissie = Vbiogas * EF * OF* (1-BioFr) /1000 = 0

ton CO2 =Vbiogas[Nm³ biogas]* 0 [ton

CO2/ Nm³ biogas] * 1* (1-1)= 0

B. Bepaling van het verbruik

Omschrijving methode voor de bepaling

Formule

Ingevulde formule (eenheden, vaste waarden, factoren)

Continue meting met FI002

Vbigasb=

Vbiogas : jaarverbruik aan biogas

FI002 : uurgemiddeld verbruik

Vbiogas[Nm³]=

Vbiogas : jaarverbruik in Nm³

FI002 : uurgemiddeld verbruik (Nm³/h)

C. Bepaling van de calorische waarde: CW

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

Inbegrepen in EF wegens gebruik koolstofmethode

D. Bepaling van de emissiefactor: EF

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

Vaste waarde

ton CO2/Nm³ biogas

E. Bepaling van de oxidatiefactor: OF

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

Vaste waarde uit IB-1

1

Bijkomende informatie

OPMERKINGEN

Biomassafractie

Beschrijf hier of in een gerefereerde bijlage de methode gebruikt om de biomassafractie van deze bronstroom te bepalen, indien van toepassing.

Biomassafractie [BioFr] = 1 (100% biogas)

Voorbeeld Procesemissies: In te vullen in sectie 5.1.2

BP1

Klei

Procesemissies

Toegepaste monitoringmethode

Standaard

Type meting

Continu

A. Formule emissieberekening

Formule

Ingevulde formule (eenheden en vaste waarden)

CO2 emissies = bruto productie * EF *OF

Ton CO2 = Bruto productie [ton])* EF

[ton CO2/ton bruto prod] * 1

B. Bepaling van het verbruik

Omschrijving methode voor de bepaling

Formule

Ingevulde formule (eenheden, vaste waarden, factoren)

Volgens gegevens uit SAP

Bruto productie (ton) = verkoopbaar + afval product

Bruto productie (ton) = verkoopbaar (ton)+ afvalproduct (ton)

C. Bepaling van de emissiefactor: EF

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

Bepaling beschreven in bijlage 21

ton CO2/ton bruto product

D. Bepaling van de conversiefactor: CF

Wijze van bepaling

Eenheid en/of vaste waarde

Vaste waarde

1

Bijlagen bij de emissieberekening

Nummer bijlage

Inhoud

Bijlage 21

Details berekeningswijze emissiefactor

Bijkomende informatie

OPMERKINGEN

Biomassafractie

Beschrijf hier of in een gerefereerde bijlage de methode gebruikt om de biomassafractie van deze bronstroom te bepalen

Afwijking van niveaus

Als niet alle vereiste niveaus voor de activiteitgegevens of de berekenings-factoren zijn toegepast, geef dan hieronder of in een gerefereerde bijlage een onderbouwing overeenkomstig artikel 41 MRR (technisch niet haalbaar, onredelijke kosten)

Meetinstrumenten en meetsystemen

Voorbeelden van meetinstrumenten in te vullen in sectie 5.2.1

Verbrandingsemissies

Bronstroom

Meetinstrument

Meetbereik

Aangegeven onzekerheid

Controlefrequentie

meetinstrument

Ref

Naam

Naam

Meetprincipe

Operationeel bereik in %

Maximaal bereik in absolute waarde

BV3

Blanco_gas

Turbinemeter

%

Am³/h

Nm3/h

1%: 0-20% MB

0.5%: 20- 100%MB

Vijfjaarlijks

P/T-compensatie

1 %

VijfJaarlijks

BV10

Blanco_ vloeistof

Venturimeter

%

ton

Uvent = %

Vijfjaarlijks

BV4

Extra zware stookolie

LI-100

Niveaumeting (Δp)

75 %

0-200 ton

UEZS = 1 ton

Vijfjaarlijks

BV5

Afgas

FT36

Meetflensmeter

5-90 %

50-4000 Am³/h

250-20000 Nm3/h

3 %: 5-100% MB

Vijfjaarlijks

PT36

P-compensatie in procescomputer

UP36 = 1%;

Tweejaarlijks

TT36

T-compensatie in procescomputer

UT36=0.5%

Tweejaarlijks

AI-40 of laboanalyse

Gaschromato-graaf

0-100%

2% relatieve fout op molfractie per compo-nent bij ijkgasFout op MW = 1.5%

Totaal: 1.8%

Wekelijks

BV6

Biomassa

FI001

Continue weegband

5-100%

0-1000 kg/h

3 %

Vijfjaarlijks

TOC bepaald in labo

Gaschromato-graaf

0-100%

2 % relatieve fout op molfractie per compo-nent bij ijkgasFout op MW = 2.5%

Maandelijks

BV7

Biogas

FI002

Coriolismeter

5-100%

3000 Nm³/h

1%

Vijfjaarlijks

Procesemissies

Bronstroom

Meetinstrument

Meetbereik

Aangegeven onzekerheid

Controlefrequentie

meetinstrument

Ref

Naam

Naam

Meetprincipe

Operationeel bereik in %

Maximaal bereik in absolute waarde

BP1

Klei

BAL-001

Weegschaal

65%

0-20 ton

UBAL = 0.1%

Jaarlijks

C-gehalte

Laboanalyse

ULAB = 1%

Maandelijks

Mogelijke niveaus

Overeenkomstig artikel 26 MRR dient de exploitant die een berekeningsmethode gebruikt, voor elke parameter het hoogste niveau toe te passen. De niveaus voor de activiteitgegevens zijn opgenomen in Bijlage II MRR, deze voor de berekeningsfactoren in Bijlage V MRR.

Nochtans kunnen activiteitgegevens en berekeningsfactoren onder minder strenge niveaus vallen in volgende gevallen:

· Installaties met geringe emissies (< 25 ktonCO2e/jaar) mogen overeenkomstig artikel 47, lid 2, MRR zowel voor de activiteitgegevens als voor de berekeningsfactoren steeds het laagste niveau (1) invullen in het monitoringplan tenzij een hoger niveau zonder inspanning van de exploitant haalbaar is (Richtsnoer 1; 7.1)

· Er gelden minder strenge eisen voor kleine en 'deminimis' ronstromen.(artikel 19, lid 3, MRR)

· Kleine bronstromen: hoogst haalbare niveau met een minimum van niveau 1

· Deminimisbronstromen: hoogst haalbare niveau zonder bijkomende kosten. Als zelfs niveau 1 niet haalbaar is wegens hoge of onredelijke kosten mag de exploitant een gedocumenteerde en onderbouwde conservatieve schattingsmethodievoorstellen

Gegronde redenen om toepassing van een lager niveau te vragen aan het VBBV zijn:

· Als de exploitant kan aantonen dat het behalen van de vereiste tier leidt tot onredelijke kosten (artikel 18 MRR)

· Als de exploitant kan aantonen dat het behalen van het vereiste niveau technisch niet haalbaar is (artikel 17 MRR)

Opmerking: Voor de oxidatiefactor en conversiefactor mag altijd niveau 1 worden toegepast: d.w.z. men gebruikt een oxidatiefactor van 100%.

Behaalde onzekerheden

In het kader van de monitoring en het emissiejaarrapport wordt de waarde van de onzekerheid jaarlijks berekend.

In dit verband laten de artikelen 28, lid 2, en 29, lid 2,MRR volgende vereenvoudigingen toe (zie ook 3.1.1 van Richtsnoer 4)

· In geval van meetinstrumenten die onderworpen zijn aan een Nationale Wettelijke Metrologische Controle mag de exploitant de maximaal toegelaten afwijking aanvaard door de nationale wettelijke metrologische controle gebruiken als globale onzekerheid voor de bronstroomhoeveelheid gemeten met dit instrument (Route CO-1 uit Richtsnoer 4)

· Een exploitant mag de maximaal toegelaten onzekerheid van het meetinstrument in dienst of (indien lager) de onzekerheid verkregen uit kalibratie en vermenigvuldigd met een conservatieve correctiefactor die rekening houdt met de onzekerheid ‘in dienst’, gebruiken als globale onzekerheid voor de bronstroomhoeveelheid gemeten met dit instrument op voorwaarde dat het meetinstrument geïnstalleerd is in een omgeving die voldoet aan de gebruiksspecificaties van het meetinstrument( Routes CO-2a en CO-2b uit Richtsnoer 4)

Indien er afwijkingen zijn tussen het vereiste en het toegepaste niveau of als er vereenvoudigingen zijn toegepast dient de exploitant dit te verklaren in een bijlage.

Document met de onzekerheidsonderbouwing per bronstroom

Overeenkomstig artikel 12 MRR dient de exploitant te onderbouwen dat de onzekerheid op de activiteitsgegevens van elke bronstroom voldoet aan de vereisteniveaus. Deze onderbouwing wordt opgenomen als standaard bijlage 1 bij het monitoring lan en er wordt per bronstroom vanuit sectie 5.3 hiernaar verwezen.

Kleine emittenten (< 25 kton CO2(e) /jaar) dienen éénmalig een berekening van de onzekerheden uit te voeren voor die grote bronstromen waarvan verbruiken niet op facturen gebaseerd zijn en deze berekening samen met het monitoringplan voor 2013 in te sturen.

Voorbeelden van niveaus in geval van brandstofemissies in te vullen in sectie 5.3.1

Opmerking: Indien het vereiste niveau niet haalbaar is mag men een lager niveau hanteren met een minimum van niveau 1.

BV3

Blanco

Grootte bronstroom

Activiteitsparameter:

Vereiste niveau

Gebruikte niveau

Behaalde onzekerheid

Berekening van de onzekerheid (formules)

Hoeveelheid

Calorische waarde

Emissiefactor

Oxidatiefactor

Biomassafactor

NVT

NVT

Bijlagen

BV4

Extra zware stookolie

Grootte bronstroom

Groot

Activiteitsparameter:

hoeveelheid brandstof (ton)

Vereiste niveau

Gebruikte niveau

Behaalde onzekerheid

Berekening van de onzekerheid (fo