klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren...

50
Bundel Inzendingen Schrijfwedstrijd Klassieke Kring 2018-2019 “Metamorfoses” 1

Transcript of klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren...

Page 1: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

Bundel InzendingenSchrijfwedstrijd Klassieke Kring

2018-2019

“Metamorfoses”

1

Page 2: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

Inhoud

Laureaten

1e plaats: Nog Nooit Zo Verbonden (Bart Vanhee) 3

2e plaats: Brief aan Anthea (Anna Faelens) 22

3e plaats: Metamorfose v2 (Mikhail Gultekin) 23

Overige inzendingen

10.08.2018 (Arthur Declercq Roelstrate) 24

A Burning Desire (Tatjana Verleysen) 25

De Raptu Proserpinae (Zoë Van Cauwenbergh) 28

Doeldood (Chanel Cools) 29

The Rags of Marrakech (Axel Leplae) 31

2

Page 3: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

Nog nooit zo verbondendoor Bart Vanhee

1. Tot en met klasse D

‘Begrijpt u de voorwaarden?’ De vrouw die voor me zit, kijkt me vriendelijk aan. Haar haar, zo licht dat het lijkt te zweven, glanst alsof ze is weggelopen uit een reclamespot voor shampoo. Je kent het wel: van die volle, glanzende haren die deel zijn van een halfnaakte vrouw die net uit de douche komt gewandeld. Realisme ten top. De lokken van de vrouw voor me zijn echter anders. Een gouden waas zweeft errond, waardoor ik moeite heb met haar goed te bestuderen. Het lijkt wel alsof ze licht geven. Welke shampoo zou zij gebruiken? Glow in the dark? Zou ik daar ook goed mee staan? Nu ja, dat maakt niet uit. De meeste shampoos die ik gebruikte, gaven me toch enkel maar uitgedroogd haar.

Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel ik die eigenlijk wel begrepen had. Ik durf haar niet te onderbreken. Ik durf eigenlijk niet zoveel. Enkel maar bij Jonas durfde ik soms iets meer. Durfde ik mezelf te zijn.

‘Je kan dus kiezen tot en met klasse D. Dat houdt in: kleine zoogdieren zoals een kat of een kleine hond. Alle hogere klassen zijn momenteel bezet. Uiteraard kan u wel nog kiezen uit klassen E tot en met G.’ Goudlokje houdt hier even een pauze en lacht haar hagelwitte tanden bloot. Misschien denkt ze dat ik haar verhaal niet kan volgen. Veel mensen denken dat ik niet kan volgen. Normaal gezien zou ik Goudlokje al haten. Al die mensen die ‘perfect’ willen zijn: sexy kleren, een egale huid, smakelijke lach, mooi lichaam. Ik ben niet mooi. Nooit geweest, al vond Jonas van wel. Maar wat wist hij daar nu ook van? Toch moet zelfs ik bekennen dat de vrouw die voor me zit, prachtig is. En hoewel ze lijkt op al die wannabe-modellen, kan ik haar niet haten. Ze heeft iets rond haar, een bepaald aura, een soort oprechtheid die je lijkt te verdoven. Ze voelt eerlijk aan, zonder naïef te zijn, mooi zonder erop te letten. Misschien kan je dan toch ook mooi zijn en een goed karakter hebben? Nu ja, dat wist ik al toen ik Jonas ontmoette. Maar ja.

‘Zou u al een keuze gemaakt hebben?’, vraagt Goudlokje. Haar woorden klinken als ritselende bladeren op een warme zomerdag. Ze ademt rust uit. Ik probeer mijn gedachten erbij te houden, voordat ze denkt dat ik weer niet aan het volgen ben. Snel overloop ik klasse D: honden, katten, egels, ratten, muizen, konijnen… De lijst blijft maar doorgaan. Duizenden letters dansen een volksfeest op het blad. Ik frons mijn wenkbrauwen. Moet ik nu echt al kiezen? Hoe dan? Moet ik…? Ik wil gewoon… Jonas… Ik durf niet te vragen of ik nog wat extra tijd mag hebben. Ik durf dan ook niet veel. Ik ben ook niet mooi. Ik ben gewoon Anso.

Intussen stijgt mijn keuzestress tot in de stratosfeer. ‘U mag ook gerust nog enkele dagen nadenken over uw keuze’, bevrijdt Goudlokje me uit mijn lijden. Ik knik dankbaar. Vervolgens mompel ik dankjewel, neem mijn blaadjes en strompel weg. Ik weet niet waarheen, want ik moet even kalmeren. Ik ben nogal een stresskonijn en zeker in zo’n situatie. Niet iedereen weet onmiddellijk in wat hij wil reïncarneren.

3

Page 4: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

2. Doden onder elkaar

Ja, reïncarneren. Je hebt het goed gelezen. Ik ben dan ook dood. Tja, wat kan ik erover zeggen? Ik heb er niet voor gekozen. Het was er gewoon plots. Boem. Pats. Daar lig je dan. Zoals een regendruppel die plots in je nek valt: het is gebeurd voor je het doorhebt. Ik zeg niet dat het me verbaast. Ik had een depressie in combinatie met een alcoholverslaving. Er zijn betere manieren om je leven door te brengen. Maar ik heb er niet voor gekozen. Nu ja, misschien heeft de verslaving er wel iets mee te maken? Maar eigenlijk praat ik daar niet zo graag over. Wie praat er nu wel graag over zijn kleine kantjes? Ik voel me nogal onzeker als ik daarover vertel. Ik voel me eigenlijk bijna altijd onzeker. Depressie, weet je wel. In ieder geval: het belangrijkste voor nu is dat ik dood ben. Morsdood.

~

Terwijl ik dus met mijn blaadjes – hoe komen ze zelfs aan blaadjes? – rondwandel, bekijk ik de ruimte waarin ik ben beland. Het lijkt een kruising van een gigantisch station met een wachtzaal. Verschillende mensen lopen door elkaar. Sommigen praten, anderen haasten zich, nog anderen staren doelloos voor zich uit. Hoewel ze allemaal apart rondlopen, lijken ze toch een geheel te vormen, zoals een zwerm spreeuwen die je soms de lucht ziet doorkruisen. Chaotisch en toch harmonieus. En ik ben deel van allebei.

Niet ver van me vandaan bemerk ik enkele roze platformen op de treinsporen. Verschillende mensen gaan erop staan, mompelen iets en verdwijnen dan. Zo. Plots. Poef. Als een regendruppel… Zou het leven even plots beginnen als de dood? Nieuwsgierig schuifel ik dichterbij. Dicht genoeg om de mensen af te luisteren als ze hun zegje doen, maar toch ver genoeg zodat het niet opvalt dat ik hen observeer. Ik val immers niet graag op. Opvallen maakt me onzeker. Het liefst ga ik op in een massa, plaats ik me ergens achteraan de klas, verstop me achter een boek. Meestal doe ik dan alsof ik lees, terwijl ik eigenlijk de mensen afluister. Exact wat ik nu ook doe.

De enige keren in mijn leven dat ik opviel, naast de verplichte spreekbeurten, was toen ik danste met Jonas. Natuurlijk was hij diegene die me meetrok op de dansvloer. Alleen zou ik dat niet durven. Ik herinner me nog steeds hoe onze handen elkaar vasthadden, hoe we vlogen en zwierden, als twee rekkers die in elkaar verstrengeld waren. De wereld draaide, de lichten flitsen en voor een moment vergat ik alles om me heen. Dansen was misschien het enige ding waarin ik echt goed was. Naast afluisteren dan.

-‘Een pauw alsjeblieft.’

-‘Ik zou willen een olifant zijn.’

-‘Een madeliefje, als het kan.’

Al snel merk ik dat de mensen hun keuze tot reïncarnatie doorgeven. Een seconde later verdwijnen ze. Als seconden hier bestaan. Hoe konden zij al weten wat ze wilden zijn? Met zoveel zekerheid? Was ik dan de enige die twijfelde? Terecht, ik denk meestal niet erg rechtuit, mijn gedachten zijn zoals slangen: ze kronkelen alle kanten uit. Maar dat heb jij intussen ook al gemerkt.

-‘Excuseer, juffrouw, maar staat u hier te wachten?’

4

Page 5: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

Ik schrik me rot en krimp ineen. Ik ben betrapt! Een oude man met een spits gezicht en rimpels zo diep als ploegvoren kijkt me scherp aan.

-‘Ik? Ik… euh. Nee…’, mompel ik terwijl ik frunnik aan mijn haren. Ik frunnik altijd als ik zenuwachtig word.

-‘Gaat het wel?’

Rare vraag om te stellen aan iemand die over een volledige straat uitgesmeerd is, niet? Nu ja, wat moest de man anders vragen? Of het hier geestig is? Of ik misschien een spook had gezien? Doden onder elkaar, weet je wel.

-‘Ik eh…’

In mijn hoofd hoor ik hoe Jonas me aanmoedigt om te zeggen wat ik wil zeggen. Ik ga ervoor. Jonas had meestal wel gelijk.

-‘Ik weet niet goed wat ik moet kiezen. Iedereen lijkt zo zeker… Kan u me misschien helpen?’

Onzeker, bang, lelijk: ik ben echt wel het volledige pakket. Of toch in mijn ogen. Gesproken over ogen: die van de man zijn helderblauw en doen me denken aan vuurtorens voor een wilde kust. Ergens spreken ze me moed in. Eindelijk iemand waarmee ik durf praten hier. Een kleine stap voor een mens, een grote voor Anso.

-‘Daarbij kan ik je niet helpen mijn kind. Die keuze moet jij voor jezelf maken. Maar misschien kan je hulp vragen aan de balie?’

De man wijst naar een spierwit bureautje waarachter een man met een lange baard zit. Daar gaat mijn hoop op iemand die me kan helpen. Moet ik nu weer de moed boven halen om tegen een vreemde te praten? En ook nog eens zelf ertegen beginnen? Half verdoofd bedank ik de man en ga naar het bureautje. Een freaking balie, serieus? Wat is het volgende, een tandarts die me komt halen? Ik zucht. Ik ben er niet de persoon naar om boos te worden. Toch niet als ik nuchter ben. En nu ben ik nuchterder dan ooit tevoren.

3. Op de rand van de klif

-‘Wat kan ik voor je doen, jongedame?’

De ogen van de man zijn het helderste blauw dat ik ooit heb gezien. Ze doen me denken aan de hemel die ik zag wanneer ik een vliegtuig nam en boven de wolken zweefde. Misschien zijn ze ook de kleur van de hemel? Zodra we oogcontact maken heb ik het gevoel dat ik aan het zweven ben. Ik voel kriebels in mijn buik. Wijsheid straalt van de man af als kanker van een vat radioactief afval. Ik krimp ineen. Ik durf het niet. Ik durf niet veel. Deze man is de perfectie zelve. Is dit God?

Ik moet het proberen. Toch? Niet voor mezelf. Nee, dat heb ik allang opgegeven. In een depressie doe je niet veel voor jezelf. Behalve drinken. Dat deed ik voor mezelf. Anderen deed ik er in elk geval geen plezier mee. Maar dat maakt niet uit. Dit doe ik voor Jonas. Ik moet wel. Ik kan het. Je kan het, Anso!

-‘Ik euh…’

5

Page 6: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

Mijn stem slaat over en klinkt als een pasgeboren kuiken. Gefaald. Opnieuw. Een keer meer of minder, what’s the difference, right?

-‘Kalm aan, mijn kind. Adem’.

De stem van de man omringt me en neemt me over. Het voelt alsof ik wegglijd in een warm bad. Mijn spieren ontspannen en ik zucht. Ik kijk de man aan – normaal gezien maak ik nooit oogcontact – en bemerk hoe zacht zijn huid is. Geen puistje, litteken of rimpeltje. Hij lijkt wel Mr. Proper met een baard. Alsof hij bewerkt is met een strijkijzer. Maar ik kan hem vertrouwen. Ik laat me wegglijden. Ik adem.

Ik sta op de rand van een klif. Geen idee wat er beneden ligt. Misschien een draak. Misschien een teddybeer. Je weet het niet, als je niet springt. Dat zeggen ze toch. Maar ik durf niet. Ik durf niet veel. Dan voel ik plots de wind in mijn rug. Ik wil terugkrabbelen maar kan het niet. Traag zet ik een voet vooruit.

-‘Is dit hier de hemel?’, flap ik eruit. Ik vloek inwendig – als dat hier tenminste kan. Kon ik nu geen betere vraag stellen dan dit? Ik ben zo’n sukkel. De man glimlacht echter. Misschien heeft hij deze vraag al vaker gekregen? Waarschijnlijk krijgt hij toch bijna altijd dezelfde vragen. Wat vraag je zo aan God?

-‘Misschien, vanuit een bepaald standpunt. Hemel of hel, Elyseïsche velden of Tartaros. Wat is uiteindelijk echt en wat vals? Deze plek is wat jij ervan maakt. Ze is alles wat je wil. Mensen komen en mensen gaan. Niemand woont hier en toch is hij altijd bezet. Net als een station of een wachtzaal.’

Ik trek een wenkbrauw omhoog, iets wat Jonas grappig vond. Is deze kerel serieus? Hoe vaag kan een antwoord zijn? Of is dat ook iets wat ik er zelf van maak? Ik hield nooit van cryptische puzzels.

De wind waait. Hoewel ik mijn voeten in het gras boor, kunnen ze niet blijven staan. Zachtjes glijden ze vooruit. Een kei waait de afgrond in. Ik durf niet te kijken. Ik hoor hem zelfs niet vallen.

-‘Waarom zie ik enkel mensen hier? Ik kan toch reïncarneren in dieren? Waar gaan die dan heen?’ De vragen stromen uit mijn mond als een rivier in lentetijd. Mr. Proper sleurt de vragen uit me. Ik begin te blozen en word nerveus. Mijn hand is intussen al aan het prutsen met mijn haar. Wat kan ik er toch aan doen?

-‘Je stelt dezelfde vraag. Opnieuw: deze plek is wat jij ervan maakt. Jij ziet mensen omdat je hoofd mensen wil zien. Je hebt papieren vast omdat je hoofd het zich zo voorstelt. Je laatste gedaante was een mens, dus je geest kan nu enkel denken zoals een mens. En voor een mens is dit de enige manier om deze plek voor te stellen. Was je echter een hond geweest, dan zag je waarschijnlijk enkel honden.’

Ik duizel. Dit is pure waanzin, toch? Ik begrijp wat hij zegt, maar toch is het waanzin. Ik knik snel, alvorens hij denkt dat ik zijn trein gemist hebt. In een station kan dat wel eens gebeuren. Intussen blijven de vragen maar komen in mijn hoofd. Mijn gedachten botsen tegen een plafond. Ik voel dat er iets achter zit, maar kan er niet aan, ik kan de waarheid niet zien. Misschien is dat maar ook het beste? Misschien moet het zo zijn?

6

Page 7: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

De wind huilt nu als een kleuter van drie die met zijn fietsje gevallen is. Mijn jas wappert om me heen alsof hij zich van me wil afscheuren. Het zijn mijn vleugels voor als ik val. Centimeter per centimeter schuif ik dichter. Ik zie de duizelingwekkende diepte voor me. Ik wil schreeuwen maar de wind maakt me monddood.

De man kijkt me geduldig aan. Hij lijkt alle tijd te hebben. Misschien is hij tijd? Maar hij weet dat hij me naar de afgrond duwt. Hij weet dat mijn tijd bijna op is. God of niet: hij moet en zal doordoen. I guess dat ze zelfs in de hemel geen tijd meer hebben?

De man dwingt de laatste vragen uit me en ik begin aan mijn eindoffensief:

-‘Jonas is atheïstisch, komt hij hier dan ook terecht?’

-‘Wat is er gebeurd met opa die vorig jaar stierf?’

-‘Vergeet ik alles als ik reïncarneer? Vergeet ik dan Jonas?’

Bij de laatste vraag slaat mijn stem opnieuw over. Jonas deed wel vaker mijn stem overslaan. Zelfs dood ben ik nog steeds in zijn greep. Ik was zo graag in zijn greep. In zijn sterke armen. Nog nooit zo verbonden…

Mr. Proper strekt even zijn rug en vouwt vervolgens zijn gladde handen samen. Zijn geamuseerde blik heeft plaatsgemaakt voor ogen die dwars door je kijken. Ik word plots bang. Heb ik iets verkeerds gezegd?

-‘Of je hem herinnert of niet, kan ik niet weten. Dat hangt af van jou en je fase in het proces.’

Opnieuw spoken honderden vragen in mijn hoofd maar mijn mond is gesnoerd. Ik heb mijn kans gehad. Mr. Proper gaat verder: ‘Ik ga er geen doekjes om winden: we hebben genoeg komedie gespeeld. Waarom ben je hier echt, Anso? Wat is je echte vraag? Wat wil je echt? Spring toch gewoon.’

De wind huilt en ik huil mee. Mijn ene voet hangt al over de afgrond, zweeft in het niets. De man heeft me door. Hij heeft me helemaal door. Hoe kon het ook anders. Hij heeft gelijk. Een nieuwe windstoot komt en ik doe het. Ik spring. Voor de eerste keer zonder Jonas. En ik val.

4. Vogelpoep en haarballen

Soms zie je een jonge boom staan tijdens een hevige storm en vraag je jezelf af: waarom vallen de andere bomen en blijft deze armzalige stengel staan? Dat is omdat hij nog jong is. Jong en flexibel. Hoe jonger je bent, hoe meer je aankan. Tijd heelt immers alle wonden, behalve littekens, toch? Hoe ouder je echter wordt, hoe meer je in je gewoontes vervalt: hoe minder je ziet, hoe meer je verroest in begane wegen. Hoe meer je een boom wordt die wind vangt in plaats van mee te buigen ermee. Tot er plots dat zuchtje te veel is.

En je knapt.

~

7

Page 8: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

Tranen rollen over mijn wangen. Ik weet niet of ze er echt zijn: mijn lichaam ligt ergens te verrotten in een stoffen kist onder de grond. Misschien kruipen er slakken waar mijn tranen rollen? Zo voelt het ook: als trage, natte slakken die over mijn wang kriebelen en een nat spoor achterlaten. Wat is realiteit en wat is een droom?

Mr. Proper ziet de zoute slakken over mijn wangen kruipen. Hij hoort me snikken als een vis die naar adem hapt, ziet mijn lichaam schokken alsof iemand me bestookt met een defibrillator. Hij staat erbij en kijkt ernaar. Is dit een vredelievende God? Een Vader, naast een Zoon en een Heilige Geest? Zou een vader zijn dochter dan nu geen knuffel geven? Of tenminste iets zeggen? Of is dit geen god? Is alles, zoals hij zegt, een projectie van mijn hoofd? Wie ben ik zelfs? Levend of dood? Droom of realiteit? Is er zelfs een verschil? Het blijven uiteindelijk dezelfde atomen. Toch? TOCH?

Ik weet het niet.

Echt niet.

Ik weet niets.

Behalve dat ik gewoon terug bij Jonas wil zijn. Dat ik terug verbonden met hem wil zijn. Nu meer dan ooit tevoren.

~

Mr. Proper is intussen verdwenen. Toen ik begon te huilen, vertrok hij zonder een woord te zeggen. I guess dat hij heeft gedaan wat hij wou doen. Hij zal wel drukbezet zijn. Enkele minuten later komt er een andere man opdagen. Hij is zo jong als de lente en zo stralend als de zomer. Zijn sluike, donkere haar valt als een waterval op zijn brede schouders. Zijn gelaat is zacht als was en zijn ogen zijn als twee manen in de nacht. Een laurierkrans bedekt zijn glanzende haar en een pijlenkoker hangt achteloos op zijn rug, zonder daarbij elegantie te verliezen. Hij doet me vaag denken aan een Griekse god. Zou dat kunnen? Lopen alle godsdiensten door elkaar? Oh, wat doet het ertoe.

De nieuwe man leest onmiddellijk mijn gedachten. Ik voel zijn ogen branden op mijn wangen.

-‘Je wilt terug bij hem zijn he?’

Zijn woorden lijken de lucht te strelen, zo zacht zijn ze. Ze dwarrelen door de ruimte als sneeuwvlokken en vullen mijn oren. Zijn gezang, want daar lijkt het op, weet mijn tranen te bedwingen. Voor het eerst heb ik hier het gevoel dat er iemand echt naar me omkijkt. Met zijn honingzoete klanken weet hij mij mijn stem terug te geven. Ik strijk enkele tranen weg en knik:

-‘Het maakt me niet uit wat er met me gebeurd. Wat ik onthoud van dit leven. Het maakt me allemaal niet meer uit. Als ik gewoon nog één keer met hem samen kan zijn. Nog één keer hem kan voelen. Nog één keer samensmelten. Dan kan ik rustig heengaan. Want nu… De manier waarop ik hem verliet…’

Mijn stem is niet luider dan het gefluister van de bomen. Maar Apollo - daar lijkt hij toch op - knikt en strijkt over zijn roomwitte kin. Zou hij weten wat ik bedoel? Zou hij weten hoe ik Jonas heb achtergelaten? Zou hij weten waarom? Ik schaam me intussen dood. Zelfs in de hemel ben ik een emotionele ramp. Ik huil nochtans niet graag waar anderen bijzijn, laat staan bij de knapste man die

8

Page 9: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

ik ooit heb gezien. Nu ja, bijna niemand huilt graag in het openbaar. Je lijkt dan zo kwetsbaar, als een bang konijn dat in een hoek is gedreven. Een simpele duif. Een natgeregende hond. Zo stonden we daar, het konijn naast de koene leeuw. Maar van de leeuw was ik niet bang. De leeuw was er voor me. Voor het eerst sinds Jonas voelde ik me veilig.

-‘Dan zoeken we toch gewoon een reïncarnatie die zorgt dat je weer bij hem kan zijn?’, stelt Apollo voor. Zielig kijk ik hem aan. Een druppel snot druipt uit mijn neus. Of hoe zielig een dode kan zijn. Is hij serieus? Of neemt hij me te grazen?

-‘Wat stel je dan voor?’, piep ik terwijl ik tevergeefs een zakdoek zoek. Een kleine glimlach, het lijkt wel een lepel honing, speelt om zijn lippen. Is hij blij dat hij me een oplossing kan bieden en probeert hij me gerust te stemmen? Of lacht hij me uit? Lacht hij met hoe zielig ik voor hem sta, als een treurig konijn met de oren op de grond. Nee, Apollo lacht me niet uit. Hij is een god. Ik voel zijn warmte en zijn veiligheid. Zijn honing en zijn ambrozijn. Hij is niet zoals de meeste mensen. Die lachten me meestal uit. Maar dat went. Met alcohol went bijna alles.

~

-‘Een kat?’

Ik schud van nee. Ik wou terug samensmelten met Jonas. Hem nog één keer voelen. Jonas had al een kat en die hoestte constant haarballen op de mat naast het bed. Niets gezelliger om s’ ochtends op te staan dan met je voet in een haarbal te landen. Dan ben je inderdaad met het verkeerde been uit bed gestapt.

-‘Een hond dan?’

Ik lach, een vreemd geluid dat op een soort van gekakel lijkt. Jonas zei dat ik soms leek op een kalkoen als ik lachte, waardoor ik nog harder begon te lachen. Apollo trekt een wenkbrauw op. Ik schud snel van nee. Jonas haatte honden. Zeker van die kleine ratten.

-‘Misschien moeten we dan lager dan klasse D kijken. Wat dacht je van een mus?’

Een mus? Serieus? Om dan wat te doen? Hele dagen te kwetteren in zijn haag en zijn tuintafel onder te schijten? Gezellig hoor.

Zo gaat het een eindje door:

-‘Een vlieg’ – slaat hij onmiddellijk dood.

-‘Een tomaat’ – eindigt op zijn brood.

-‘Een plant’ – staat daar maar te staan.

-‘Een rups’ – heb ik helemaal niets aan.

Apollo. Hij lijkt wel gefrustreerd. Kan dat zelfs? Ik lach. Ik slaag er zelfs in om mijn zelfverklaarde god te frustreren. Het is een kunst. Griekse kunst.

9

Page 10: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

-‘Misschien moet je eens terugkeren naar aarde om daar inspiratie op te doen? Vaak is dat een oplossing voor wie niet weet wat hij wil worden.’ Nu zijn mijn oren gespitst, deze trein mis ik niet.

-‘Hoe bedoel je? Terugkeren? Naar Jonas dan? Kan ik hem zien?’ Nu de dam gebroken is, stromen mijn woorden eruit. Ik voel hoe mijn hart – als ik er nog een heb – sneller begint te slaan, alsof het een tikkende tijdbom is, hoe mijn bloed begint te ruisen als een zee op springtij, hoe mijn handen zenuwachtig toevlucht zoeken in mijn haar.

Opnieuw speelt er een lachje rond zijn gulden lippen terwijl hij knikt:

-‘Ja, je kan even terugkeren op aarde als je wil. Je kan Jonas zoveel zien als je wil. Normaal gezien laten we dit niet toe, maar ik denk dat we voor jou wel een uitzondering kunnen maken. Lijkt dit je een goed plan?’

Vroeg hij me net of Jonas terugzien een goed plan was?

-‘JA! Ja, natuurlijk!’ De bom in mijn hart barst. Ik kan Jonas terugzien! Hem terug-zien! Terug zijn! Terug van hem! Mijn hoofd duizelt. Ik mag dit niet verpesten. Ik mag niet hervallen. Ik moet. Nee. Toch. Mist komt op in mijn hersenen. Wacht. Nee. Er is echt mist! Ik kan Apollo al niet meer zien. Waar ga ik heen? Wat gebeurt er? Hij schenkt me een laatste keer het motto van deze plek:

-‘Je zal het allemaal wel merken. Je maakt het allemaal zelf.’

Ergens wil ik boos worden op hem. Schreeuwen dat ik het niet allemaal zelf maak. Dat hij me eens mag uitleggen wat ik dan precies maak. Maar het is te laat. Mijn gouden god verdwijnt al. Maar het is oke. Ik kan toch niet boos zijn op hem. Uiteindelijk ga ik terug naar Jonas, en daar ben ik hem meer dan dankbaar voor. Ik zou er mijn leven voor willen geven. Nu ja…

~

Het went. Alles went. Zolang je maar samen bent.

5. Klopgeesten

God.Het opperwezen.De diepste wijsheid.In wiens handen onze namen zijn gegroefd.De schepper van het universum.De Vader, de Zoon en de Heilige Geest.God.

Weet je, God is een klootzakje. Een egocentrisch, onvolwassen geval dat zich wentelt in zijn macht. Misschien doet hij dat omdat hij zich beter wil tonen dan de andere goden? Misschien is hij jaloers op Zeus of op Hera. Op Brahma en Shiva. Op Wodan en Thor. God heeft geen stoere hamer of bliksemschicht. Nee, hij heeft zijn goedhartigheid. Toch?

Wist je dat God in de Bijbel meer mensen heeft gedood dan Satan? Ik spreek hier over miljoenen. Miljoenen mensen dood. Maar toch is deze kerel ‘the good guy’ van het verhaal geworden? Diezelfde man die ons niet van de appel liet eten omdat we anders even slim werden als hij was. Ja, die kerel

10

Page 11: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

zien wij als onze opperste schepper. Die manipulatieve klootzak verafgoden we. Waarom toch? Wat cultuur toch al niet doet met een mens. Maar kijk: het kan me eigenlijk niets meer schelen. Of hij nu God noemt of Allah. Zeus of Gilgamesj. Dood is en blijft dood, maakt niet uit voor welke godsdienst. Ik had maar één god bij leven en maar één god bij dood. En die zie ik bijna terug.

~

Our deepest fear is not that we are inadequate. Our deepest fear is that we are powerful beyond measure. It is our light, not our darkness that most frightens us.

Marianne Williamson

~

De mist trekt op en ik zie contouren van verschillende gebouwen rond me. Ze doemen op als slapende reuzen, wachtend in hun stenen omhulsel op een dag van morgen. Verschillende snoepkleurige plakkaten met de gekste namen kleven op hun gevels. Het lijken wel halsbandjes. Alsof ze het juk van een excentrieke clown moeten dragen. Een zurige geur hangt in de lucht en doet de laatste mistflarden vervagen. Ik herken de geur. Ik herken de gebouwen. Dit is de uitgaansbuurt van mijn studentenstad! Ik ben terug! Het bloed stolt in mijn aderen. Nee, dat zou een leugen zijn. Mijn bloed is al enkele dagen gestold. In deze stad ben ik gestorven.

Ik duizel. Hoe kan dit? Ik kijk om me heen als een peuter op een kermis, niet gelovend wat hij allemaal rond hem ziet. Met open mond staar ik naar mijn voeten. Mijn afgesleten Allstars kijken me zielig aan. Ik heb voeten! Ik heb benen! Echte benen! Ik schud mijn hoofd en frunnik weer in mijn haar. Dit kan niet. Pure waanzin. Dit is een droom. Een heel realistische, maar een droom. Ik heb geen benen. Of toch geen exemplaren zonder breuken en bloeduitstortingen. Toch? Of zit het allemaal in mijn hoofd? Vol verwarring begin ik te stappen. Uiteindelijk maak ik het allemaal zelf, niet?

~My shadow's the only one that walks beside meMy shallow heart's the only thing that's beatingSometimes I wish someone out there will find meTill then I walk alone

Green Day

~Ok, ik ben nog steeds een geest. Daarvan ben ik volledig overtuigd. Verschillende mensen zijn daarnet langs me gepasseerd zonder me op te merken. Nu, dat gebeurde vroeger ook al, maar niet op deze manier. Ik bedoel: er is daarnet iemand letterlijk door me heen gefietst. Ik voelde er niets van. Geen zuchtje wind. Geen streepje warmte. Alleen het grote niets. Intussen fietste de jongeman vrolijk verder. Niets aan de hand. Gewoon maandagmiddag. Of dinsdag. Welke dag zijn we zelfs? Het lijkt allemaal zo normaal. Doodnormaal.

Ik word gek.

Vroeger zou ik het fijn gevonden hebben om onzichtbaar te zijn. Om gewoon over straat te kunnen lopen, zonder dat iemand je ziet. Zonder bang te moeten zijn dat iemand je veroordeelt omdat je

11

Page 12: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

kleren niet kloppen. Of omdat je haar nogal vettig is. Of omdat je drie flessen vodka aan het meesmokkelen bent. Haters gonna hate. Ik kon toen niet snel genoeg thuis zijn.

Thuis. Dat hield in: bij Jonas.Of op kot. Wat muziek opleggen, wat drinken, wat luidere muziek, wat meer drank. Met wat alcohol kwam ik wel door de nacht.

Maar nu is het anders. Nu word ik helemaal genegeerd. Ik word niet gehoord, noch gezien. Het lot van een dode in een levende stad. Misschien worden daarom zo weinig mensen terug naar aarde gestuurd? Omdat je dan met de eenzaamheid geconfronteerd wordt. Omdat je dan ziet hoe het leven zijn gewone gangetje blijft gaan. Ook zonder jou. Ik voel enkele tranen opkomen als ik tevergeefs zwaai naar een oude klasgenoot. Ze wandelt zo langs me heen. Kon iemand me nu maar een knuffel geven. Was Jonas nu maar hier. Was er maar iemand hier. Voor het eerst in mijn leven – als ik dat nog heb – wens ik gezien te worden. De leegte is oorverdovend.

~Alles went, zolang je maar samen bent.

~Onbewust voeren mijn voeten me naar ons kot. Correctie: Jonas’ kot. Ik woon daar niet meer. Misschien op papier wel nog. Maar ook dat zal niet lang meer duren. Uiteindelijk zijn we maar een klein blaadje in de boekhouding van het universum. Onderweg herken ik elke plek, elk steentje, elk gevallen blaadje. Het rumoerige studentenrestaurant waar ze broodjes verkopen waarmee je iemand kan vermoorden. Het plein waarop studenten zich verzamelen zodra er maar een streepje zon is. Het park waar Jonas en ik voor het eerst gekust hebben. Ik passeer de plekken als een schip dat naar zijn thuishaven zeilt, wind in de rug en blik vooruit, hopend dat ene streepje land te zien. Verlangend naar huis en haard. Verlangend naar Jonas. Ik mis hem zo. Ik heb geen sterren nodig om mij te oriënteren. Ik ken de weg vanbuiten.

Je zou misschien verwachten dat je als geest zou kunnen vliegen of zweven. Dat je door muren kan wandelen. Dat je misschien op een muur kan kloppen en mensen je zouden horen. Klopgeesten. Niets van. Toch niet in mijn hoofd. Ik mocht de hele route te voet doen, mocht elke herinnering aan mijn vorige leven doorslikken als een bittere pil, als een korrel zout die in de open wonde werd gestrooid. Een verloren ziel in een bevrijde stad…

Voorzichtig glip ik de hal van het appartement binnen. Een ander koppel had de deur laten openstaan. Ik voel me een dief in mijn eigen flat. Een oude, muffige geur vult de hal. De geur van thuis. Het lijkt wel of ik beleef mijn leven opnieuw. Ik herken de aftandse drankautomaten, de vergeelde posters aan de muur, het zoekertje voor de vermiste kat. Die heeft het hier langer volgehouden dan mij. Ik woonde hier slechts twee maanden toen…

~Ik durf normaal gezien niet veel. Behalve met drank. Dan durfde ik iets. Zoals dansen.En met veel drank durfde ik nog veel meer.Zoals dansen met andere jongens.En ruziemaken. Waarom toch?

~Uit pure gewoonte druk ik op de knop van de lift. Te laat besef ik dat dit geen nut heeft en… PING! De liftdeuren openen zich als de hemelpoorten. Verbaasd staar ik de open lift aan. Heb ik nu net…?

12

Page 13: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

Verward stap ik in de lift. Zit het allemaal in mijn hoofd? Neemt Apollo me in het ootje? Speel ik een spel waarvan de regels veranderen. Het leven is uiteindelijk een groot schaakspel. En ik stond schaakmat.

-‘Snel, de lift staat er nog!’ Tot mijn afgrijzen snellen twee jongens de lift in. Eén van hen heeft een klein baardje. De andere barst van de festivalbandjes. Een zoete geur dringt tot me door: wiet. Ahja, in een lift word je al snel high. Ik wring me in een hoekje en probeer hen niet aan te raken. De jongen met het baardje zet intussen met hevige handgebaren hun gesprek verder:

-‘Ik zweer het je, man! Mensen zijn net als kastelen. Je open je deuren en nodigt al je vrienden en bondgenoten uit. Je geeft hen een feestmaal, verdrinkt ze met cadeaus en betuigt hen je steun. Omdat je hen vertrouwt. En wat gebeurt er dan? Ze verraden je! Ze plunderen je schatkamer, verkrachten je vrouw, branden je plat tot op de grond! Wat ga jij doen? Je zal hen buitengooien. Je versterkt je muren, verhoogt je torens, verstrengt je beveiliging. Tot er niemand meer binnenkomt. En je eenzaam wegkwijnt. Het leven is een evenwicht zoeken tussen verraden en verraden worden, tussen een boerendorp zijn of een fort.’

In stilte – niet dat ze me zouden horen als ik wat zeg – hoor ik het gesprek aan. Ik voel me aangesproken. Was ik misschien te veel een fort geweest? Een met open deuren die roken naar vodka? Of was ik misschien een keer te veel geplunderd geweest? Net als Troje net één keer te veel aangevallen? Waar was mijn Aeneas? Mijn Italië? Want mijn Hektor was ik inmiddels verloren. Door mijn eigen fout. Misschien was ik Achilles in het hele verhaal?

Voor ik hier verder over kan denken, komen we aan op het vijfde verdiep. Het verdiep waar mijn Hektor woont. Tot mijn verbazing gaan de deuren ook hier open. De jongens vloeken en mompelen iets over mensen die nooit kunnen wachten, terwijl ik naar buiten glip. Weten zij beter. Intussen klopt mijn hart in mijn keel. De gang is geen haar veranderd. Ik frunnik weer aan mijn haren. Ik ben nog nooit zo zenuwachtig geweest om Jonas te zien. Maar ik kan het. Ik moet dit doen. Ik ben er bijna. Ik herken de felroze deur. Het gescheurde behangpapier errond. De strepen op de vloer. Hier is het. Het naamkaartje blinkt op de deur, een wit eiland in een zee van roze.

‘Jonas en Anso’.

Een laatste restant uit mijn vorige leven. Een laatste ontkenning van wat er gebeurd was. Een laatste stukje van ons. Een traan biggelt over mijn wang. Voorzichtig klop ik aan. Jonas, ik ben thuis.

6. Een vergeten verhaal

Home is where your heart is

But what a shame

Cause everyone's heart

Doesn't beat the same

Green day

~

13

Page 14: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

Verloren slenter ik door de verlaten straten. De avond is intussen gevallen en aan de horizon zijn nog enkele gouden zonnestralen te zien die als zwaaiende armen afscheid nemen van de wereld. Een laatste groet aan een stervende ziel. Eenzaam zet ik mijn tocht verder. Ik dacht dat ik het intussen gewend was om alleen te zijn. Om eenzaam te zijn. Maar de diepte in me slokt me helemaal op.

Jonas was niet thuis geweest. Natuurlijk was hij niet thuis, hoe kon het ook anders? Stilte was het enige antwoord geweest om mijn kloppen. Niet dat ik hoorbaar was in de eerste plaats. Uren sleepten zich als vermoeide lopers voorbij, zoekend naar een onzichtbare finish. Ze walsten om me heen zoals vrachtwagens over een brug: je voelt ze maar je kan er niets aan doen. Het naamkaartje blonk op de deur als een gravure op een graf. De deur was onze tombe, de enige plek waar onze namen verenigd zouden zijn. Een laatste herinnering aan ons verloren verhaal. We zouden immers nooit samen in een graf liggen. Ik was voor eeuwig alleen.

Waarschijnlijk is het door die gedachte dat ik uiteindelijk ben opgestaan en vertrokken ben naar het kerkhof. Iets in me zei dat ik Jonas daar zou vinden. Jonas. Weer wellen de tranen op, als warme kussen op mijn koude lichaam. Ik hoop dat mijn gevoel juist is. Ik hoop dat ik hem daar vind. Zo niet… Kan je als een geest zelfmoord plegen? Word je dan misschien een spook? Wat als ik niet wil reïncarneren? Blijf ik hier dan voor eeuwig ronddwalen? Waarom kan ik niet gewoon bij hem zijn, hem nog één keer voelen, nog één keer veilig zijn. Tranen stromen uit mijn ogen en lopen over mijn gezicht. De grond onder mij blijft echter droog. Ik ben hier immers niet. Ik ben nu al vergeten.

Het is best wel een vreemde gedachte om jezelf te gaan bezoeken op een kerkhof. Stiekem ben ik wel benieuwd. Waar lig ik? Zouden er veel bloemen staan? Een machtig kleurenpallet vol ruikers voor de overledene. Een paar prachtige speuren op mijn steen die elke voorbijganger tot tranen dwingen. Over de doden niets dan goeds. Zouden veel mensen me bezoeken? Toen opa was gestorven, gingen we bijna elke week. Na een jaar gingen we enkel nog maar sporadisch. Hoe zou zijn graf eruit zien? Ook een praalgraf vol kleur? Of zou het een oude, verweerde steen zijn, gebarsten en met letters die vervagen. Waarvoor de chrysanten verwelken als symbolen voor de vergane tijd. Zou ik ook zo eindigen? Eindigen we niet allemaal zo? Als een naamloos graf, waarbij misschien soms een enkeling even mompelend voor blijft staan? Nu gaan we niet meer naar opa. Behalve misschien op 2 november. Als we tijd hebben. Want tijd heelt alles.

~

Plots sta je daar dan. De plek waar het gebeurd is. Zomaar, uit het niets. Zoals een plotse windvlaag je van je fiets waait. Boem, daar lig je dan. Ik was zelfs al vergeten dat het zo dicht bij het kerkhof gebeurd was. Niets duidt aan dat het op dit kruispunt is gebeurd. Geen krans, geen bloemen, geen kruisje. Niets. Het brokkelige trottoir kleurt zwart van rouw. Het is meer ruïne dan stad. Kauwgum plakt aan dezelfde stenen waaraan ook mijn bloed hing. Misschien hangt het er nog steeds aan? Een verkeersbord priemt als een waarschuwende vinger in de lucht. Ik had het bord niet gezien. Je ziet niet zoveel als je gedronken hebt. Misschien had de chauffeur ook gedronken? Hij had mij immers ook niet gezien.

Misschien moet ik dan toch maar eens mijn verhaal vertellen. Voordat de stenen mijn bloed niet meer proeven. Voordat het verkeersbord mijn naam niet meer fluistert. Voordat de zwarte stenen wit zijn geworden. Voordat de bloemen op mijn graf uitgebloeid zijn. Voordat een nieuw kaartje aan de roze deur hangt. Voordat mijn verhaal vergeten is. Want dat is het nu al.

14

Page 15: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

~

The strong do what they can and the weak suffer what they must.

Thucydides

~

Laten we zeggen dat mijn jeugd niet de meest fantastische was. Ik heb alle clichés meegemaakt die horen bij een depressief meisje: gescheiden ouders, gepest en onpopulair. Naaktfoto’s die rondgingen als pokémonkaarten – nu weet je waarom ik niet wil opvallen -, roddels die als onderhuidse adders door de school kropen, klaar om je te bijten op de momenten waarbij je het minst voorbereid was. Ik was het lelijke eendje, de gothic, de gekke meid die in een cultus zat. Volgens de geruchten toch. Bladiebladiebla. Kortom: iedereen ontweek me als een ziekte en zo zag ik mezelf ook op den duur: als een vieze, vuile ziekte die moest verdelgd worden. Dat was immers mijn lot.

Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat ik een manier zocht om weg te geraken uit deze wereld. Drinken was mijn eerste optie. Eerst met ‘vrienden’, dan met enkele, dan zonder. De roes hield me weg uit de realiteit waarin ik niet wilde leven. Ik wilde niet langer leven in het algemeen. Ik moest mezelf vernietigen. Zo begon mijn automutilatie. Wat later zocht ik vage chatgroepen op waar haat ontsproot als onkruid op een trottoir. Zoals je ziet: ik ben het volledige pakket, het schoolvoorbeeld. Je doet het immers goed of je doet het niet.

Het was aan de universiteit – ik zat op kot om zo te ontkomen aan de controlerende ogen van mijn vader – dat ik hem uiteindelijk tegenkwam. Jonas. Was het liefde op het eerste gezicht? Moeilijk te zeggen: op dat moment dacht ik al lang niet meer aan de mogelijkheid dat ik ooit nog de liefde zou tegenkomen. Laat staan zo’n schat van een jongen. Het was bij de koffieautomaat dat we elkaar tegenkwamen. Zijn blonde krullen vielen koninklijk om zijn hals, zijn helderblauwe ogen toonden mij de sterren en…

Ok, dat heb ik allemaal verzonnen. Jonas heeft blonde krullen maar ze zijn eerder warrig dan koninklijk en zijn helderblauwe ogen stonden die dag wat waterig door een verkoudheid. Het was helemaal geen ontmoeting zoals in sprookjes. Integendeel. Ik had net sierlijk mijn koffie op de grond laten vallen en daarbij netjes gevloekt. Ik ben altijd al goed geweest in eerste indrukken maken. Jonas, die achter me in de wachtrij stond, trok zich er echter niets van aan en kocht mij een nieuwe. Vervolgens vroeg hij mijn naam. Hij zou ze nooit meer vergeten.

Enkele maanden vol ongemakkelijke dates later waren we echter samen. Ja, echt! Ik kon het ook niet geloven. Hoe kon zo’n jongen op mij vallen? Op mij!? Jonas verklaarde het als pure waanzin dat ik er zo over dacht. Hij vond mij één van de meest creatieve personen die hij kende. Hij zei dat ik dingen zag die anderen niet zagen, een soort zesde zintuig. Dat ik de goedheid op aarde zelf was. De vleier. Ik hield zo van hem. Hij haalde me uit mijn fort als ik mezelf opsloot. Een dappere ridder voor de prinses hoog in haar toren. Hij viste me uit mijn vijver als ik dreigde te verdrinken. Hij nam me uit dansen… En dansen deden we. Enkel hij en ik. Ik en hij. Wij.

~

15

Page 16: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

Find me somebody to love

Queen

~

Nu heeft elke relatie ook zijn donkere kantjes. Ik beken: er waren ook problemen. Zoals de lege flesjes die als verse sneeuw onder mijn bed lagen. Sinds Jonas was mijn leven in een hogere versnelling geraakt. En alcohol was mijn benzine. Jonas wist dat niet, dacht ik. Ik probeerde altijd nuchter te zijn als ik bij hem was en dronk bijna nooit als we samen uitgingen. Want als ik dronk… Het is een drug: hoe minder je het neemt, hoe meer je het mist. En als je dan een dosis binnenkrijgt, dan wil je alles. Tot de laatste druppel. Zo ging het ook met mij: ik moest de kelk legen.

Tot de bodem.

~

Alles went. Zolang je maar samen bent.

~

Mijn leven begon traag maar zeker te verbeteren. Ik stopte met mezelf te snijden, begon de gedachte aan zelfmoord weg te steken in een kistje en kon soms zowaar al eens een compliment geven aan mezelf. Dat is: als ik bij Jonas was. Jonas was mijn vibe, mijn zon, mijn held en mijn god. Maar Jonas had ook een leven buiten mij. Hij had soms weken stage waarin ik hem heel weinig zag. En dan werd ik eenzaam. Dan begon ik weer te drinken. Ging ik dansen. Met iedereen. Ik verlangde zo om weer gekoesterd te worden. Om weer veilig te zijn. Om thuis te komen. Ik wou een hartslag tegen mijn borst voelen, een ademhaling in mijn nek, een paar armen om me heen. En dus zocht ik een paar. En wie zoekt, die vindt.

Het duurde niet lang of Jonas had door dat er iets niet klopte. Ik zei minder – tegen hem vertelde ik wel veel - , at minder en had mezelf weereens gesneden. De domino’s begonnen te vallen. Ik had hem niet bedrogen, toch? Ik had enkel gekust met die jongen. Of was het een meisje? Ik had toch thuis geslapen? Denk ik? Schuldgevoel verteerde me en spoog me weer uit. Hiermee kon ik niet leven. De angst was onbeschrijfelijk. Ik was zo bang dat ik hem zou verliezen. Dat de laatste dominosteen ook zou vallen. Dat ik zou vallen. En blijven vallen.

Uiteindelijk wist Jonas het verhaal – voor zover mijn vage herinneringen aan die avond een verhaal vormen – uit mij te sleuren. Vol tranen vertelde ik het hem, trillend en schokkend als een Parkinsonpatiënt. Ik dacht dat ik een beroerte kreeg.

-‘Ik ben niet boos, alleen teleurgesteld.’

Het eerste dominoblokje viel.

Nee, laat het niet waar zijn, alsjeblieft. Ik greep zijn jas vast en kneep erin. Hij mocht me niet loslaten. Ik kon niet zonder hem!

-‘Ik weet dat je een drankprobleem hebt.’

16

Page 17: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

Pok, daar lag het tweede blokje.

-‘Je moet daar iets aan doen.’

Vervolgens viel er een korte stilte. Stilte voor de storm. Voorzichtig nam hij mijn handen vast, zo teder alsof hij met fijne wijnglazen bezig was. Ik hield zo van hem. Natuurlijk was ik hem kwijt. Hoe kon iemand als ik samenzijn met iemand zoals…

-‘Ik wil hier samen doorkomen.’

Huh, wat?

-‘Jij en ik, samen. We zijn sterker dan dit. Ik ga niet ontkennen dat je me zwaar gekwetst hebt. Maar ik wil je nog een kans geven. Maar dat moet jij dat ook willen. Wil jij ons een tweede kans geven?’

Overenthousiast knikte ik. Natuurlijk wou ik dat, wat een vraag! Hoe kon hij dat zelfs betwijfelen! Ik prevelde snel dat ik het hem beloof. Dat ik het nooit meer zal doen. Dat ik alles wil doen om hem te bewijzen dat ik van hem houd. Voor het eerst in mijn leven wil ik mij echt volledig geven voor iets. Ik keek hem aan, huilend en smekend als een soort van gestrafte puppy. Hij vervolgde:

-‘Ik wil dat je stopt met drinken. Geen. Enkele. Druppel. Het is dat of ik vertrek.’

Het laatste blokje valt.

7. Over helden en heldinnen

Though nothing, nothing will keep us together

We can beat them, forever and ever

Oh, we can be heroes just for one day.

David Bowie

~

Soms denk ik dat Jonas zichzelf zag als een superheld. Iemand die de wereld zou redden. Iemand die alles kon, alles begreep en alles kon oplossen. Die als het ware een soort eigen wereldje kon creëren binnen onze chaotische wereld. Een klein wereldje waarin alles vlot liep en iedereen die hem kende genoot van het klimaat. Een kleine utopie. Onze kleine utopie. Zoals hij dat deed wanneer we samen dansten. Zo leek het ook: al zijn vrienden leken hem graag te hebben, zijn stage ging vlot, hij zat in een jeugdbeweging en speelde piano. Hij was zelfs geselecteerd om volgend jaar in het buitenland te gaan werken en was gevraagd geweest door een politieke partij om op te komen in de verkiezingen. Een droomleven. Maar kan je een droom leven? Val je vroeg of laat niet in realiteit? En in realiteit bestaan er geen helden.

Jonas wou mij redden.

Maar kon ik gered worden?

17

Page 18: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

~

Enkele maanden later zaten we samen op kot. Ja, je leest het goed. Samen op kot. Jonas en ik. Samen. Wij. Ik durf niet veel. Ik val niet graag op. Ik spring vrijwel nooit. Behalve bij Jonas. En dus sprongen we samen. Want alles went, zolang je maar samen bent. Toch?

~

Misschien heb ik het mezelf aangedaan? Misschien was Jonas te kort door de bocht te gaan? Wie zal het zeggen? Zaken zijn zelden zwart of wit, links of recht, licht of donker. Soms is het licht zelf meer verblindend dan de duisternis. In ieder geval: het ging goed tot het schooljaar terug begon. Misschien kwam het door de stress. Misschien door de sociale druk. Misschien omdat de verleiding plots recht voor mijn neus stond. Ik kon het niet laten. Echt niet. Ik werd aangetrokken tot alcohol zoals wespen tot limonade, zoals motten tot licht, zoals mieren tot honing. Ik was niet verslaafd. Ik had het gewoon nodig.

Het begon bij één keer iets gaan drinken op dinsdag, de dag dat Jonas stage had en thuis bleef slapen. Gewoon iets kleins. De week erna deed ik het nog eens. En toen nog eens. Al snel ontwikkelde ik de gewoonte om mij de dinsdag volledig kapot te zuipen. De woensdagmorgen stond ik vervolgens vroeg op om alle rommel weer op te ruimen. Ik begon ook een kleine voorraad in te slaan die ik verstopte op allerlei plekken. Alles ging goed. Jonas was blij, ik was blij, ik had mijn kleine geheimpje, mijn guilty pleasure. Maar daar heeft iedereen recht op, toch?

Ik gok dat het enkele weken geleden was toen ik ’s nachts thuiskwam. Ladder-zat. Ik wist dat ik me de volgende ochtend zo fris zou voelen als een overrijpe sinaasappel, maar dat kon me niet schelen. De roes was fantastisch. Ik kotste in de tuin, alvorens de lift te nemen en naar boven te gaan. De roze deur keek me beschuldigend aan. Zachtjes begon ik er tegen te fluisteren terwijl ik mijn sleutels zocht. Had ik die zelfs bij me? Oeps.

Plots zwaaide de deur open en ik gilde. Jonas stond voor me. Pedagogische studiedag, geen les of zoiets. Hij leek nogal gespannen. Ik herinner me niet meer wat ik tegen hem brabbelde. Waarschijnlijk weinig zinnigs. Misschien dat ik van hem hield. Want dat deed ik. Toen meer dan ooit. Mijn perfecte utopie.

Een kwartier later stond ik tierend in de gang. Ik ging tekeer als een wilde. Ik spuugde, schopte schreeuwde. Verschillende buren kwamen naar buiten, het leken wel spoken die uit hun graf kwamen, en begonnen te roepen tegen ons. Te roepen tegen mij. Jonas riep mee. Ik vocht half met hem over een fles Whisky. Single Malt. Mijn guilty pleasure. Hij had gezegd dat het genoeg was. Dat ik had gelogen. Dat hij de fles ging kapot gooien. Ik was beginnen tieren en brullen. Dat hij mijn leven niet kon indelen. Dat hij moest stoppen mij te manipuleren. Dat hij mijn vader niet was. En dat hij zijn verdomde poten van die fles whisky moest houden!

De fles viel.

In duizend kleine stukjes.

Klingel klingel, klang.

Mijn utopie lag ernaast.

18

Page 19: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

~

De meeste dromen zijn bedrog.

Marco Borsato

~

Ik sloeg door. Ik weet niet hoe ik het kon tegen mijn geliefde Jonas, maar ik sloeg door. Op hem. Op mijn buren. Op de deur. Op iedereen. Fucking iedereen! Ik gilde dat ik hen nooit meer wou zien. Dat ik Jonas nooit meer wou zien. Ik wankelde op mijn benen. Tranen stroomden over mijn wangen als regen over een ruit. Ik begon te rennen, met Jonas achter mij. Ik sprintte de trap af, viel het laatste stuk en deed mezelf pijn. Ik liet een klein bloedspoor achter, Hans en Grietje achterna. Zo zou ik mijn weg wel terugvinden. Ik hoorde Jonas roepen. Dat ik moet terugkeren. Mezelf moet verzorgen. Dat hij van me houdt. Dat laatste is er teveel aan. Mijn hoofd sloeg door. Hoe kon ik hem dat aandoen. Hoe kon ik me zo gedragen. Mijn hele belofte kapot. Mijn hele leven! Ik was hem niet waard! Ik was niemand waard! En dus begon ik te rennen. Zo snel als ik kon. Waarheen maakte niet uit. De wereld raasde om me heen, alcohol gierde door mijn bloed, mijn gedachten verstrengelden zich als twee bollen wol. Eén groot kluwen waar je in verstrikt geraakt. Exact mijn leven.

Plots stond ik daar dan. Met die twee lichten op me. Als een bang konijn, verblind naar de vrachtwagen starend. Ik had hem nooit gezien. Het verkeersbord met de gevarendriehoek ook niet. Intussen stormde de vrachtwagen op me af, een zware olifant op een bang konijn. Ik hoorde Jonas nog iets roepen en wou achterom kijken. Hem nog een laatste keer zien. Een laatste keer mijn prins bewonderen. Een laatste keer mijn leeuw verafgoden. Maar het was al te laat. De vrachtwagen rolde over me alsof ik van karton was. Ik werd uitgesmeerd over tien meter straat. Net een paté. Het was over voor ik het besefte. Het dominoblokje was gevallen, de droom was kapot. De realiteit ook. Alles in feite. Ik hoefde niet meer gered te worden. De held had gefaald. Ze leefden nog lang en gelukkig.

~

Alles went.

~

9. Kerkhofbloemen

You're waiting for a train. A train that will take you far away. You know where you hope this train will take you, but you don't know for sure. Yet it doesn't matter, because we'll be together.

Inception

~

Zo bereik ik uiteindelijk het kerkhof. De zon is intussen onder en grijze wolken drijven boven me. Geen ster te zien. Enkele merels kwetteren paniekerig wanneer ik op het grind wandel. Zouden zij me

19

Page 20: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

wel kunnen zien? Een lichte bries steekt intussen op en laat de bomen spreken. Enkele blaadjes waaien over het kerkhof. Het is koud, maar ik voel er niets van. Ik voel niets meer.

Het kerkhof is bijna verlaten. Twee november is al lang gepasseerd. Niemand kijkt nog om naar de doden, de bloemen zijn al lang verwelkt. Behalve misschien die op mijn graf. Die zouden binnenkort kapot vriezen. In de verte zie ik één individu. Mijn ademhaling stokt. Zou het? Ik kom dichter. Plots maakt de ene persoon zich los van de ander. Ik blijf staan. Ik herken Jonas. Het meisje is me onbekend.

Ik voel woede me overspoelen zoals een tsunami een eiland. Wie denkt die bitch wel dat ze is? En waar is Jonas mee bezig? Ik ben nog niet goed en wel begraven of hij papt al aan met een ander?! De fucking klootzak! Hij…

Hij huilt.

Ik zie het.

Het meisje laat hem alleen en mompelt nog:

-‘Weet dat ik er voor je ben.’

Ik schaam me. Jonas is ongelukkig.

Doodongelukkig.

Hij heeft me zien sterven voor zijn ogen. Mag hij zelfs niet even knuffelen met iemand? Mag hij geen steun hebben? Ik heb die jongen zijn leven geruïneerd. Net hij die mij wou redden! Wat voor onmens ben ik! En zelfs al zou hij me nu bedriegen, zou ik het dan niet verdienen? Is het belangrijkste niet dat hij gelukkig is? Dat verdient hij toch? Dat verdient hij het meest van iedereen. Dat is mijn wens: dat Jonas gelukkig is. Ik wil branden in de hel, verkracht worden door Zeus, gestenigd worden door Allah. Zolang dat Jonas maar gelukkig is. Ik zou er mijn leven voor geven.

Ik heb dit veroorzaakt. Het is allemaal mijn schuld. Wil Jonas me wel terugzien? Ik zie hoe hij op zijn knieën valt. Natuurlijk wil hij me terugzien. Hij wil dat meer dan wat ook. En hetzelfde geldt voor mij. Als ik maar weer kon samenzijn met hem.

Het meisje is intussen vertrokken.

Voorzichtig wandel ik naar het graf. De enige plaats met nog bloeiende bloemen, een druppeltje kleur in een zee van zwart. Ik zie ze nauwelijks staan. Ik heb enkel oog voor de jongen, niet meer dan een schim, begraven in zijn muts en sjaal. Ik sta erbij, begraven in steen en hout. Ik hoor hem snikken. Diepe, ruwe snikken die door mijn ziel snijden. Die als een hamer op mij inslaan. Ze slaan harder dan de vrachtwagen. Ik breek. Opnieuw. Jonas. Hoe kan ik terug met hem samenzijn? Hoe kan ik hem gelukkig maken? Hoe…?

Ik sta een meter van hem af. Ik zie zijn ongeschoren baard. Zijn trillende handen. Zijn opgekropte woede. Zijn tranen vallen op mijn graf. Ze vallen als diamanten in de nacht, als dauw in de morgen. Ik voel ze branden op mijn lichaam, opgezogen worden door mijn ziel, opgenomen worden in mijn volledige essentie. Ik zie ze, voel ze en weet plots wat ik wil. Ik weet hoe ik nog eens kan samenzijn. Ik voel hoe de mist weer opkomt. Nadat ik doorgeef aan Apollo wat ik wil, begint mijn bewustzijn te

20

Page 21: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

vervagen. Ik voel hoe mijn ziel oplost. Hoe ik oplos. Ik word één met het universum. Ik smelt weg in duizenden, kleine druppels. De touwtjes worden doorgeknipt. Eén voor één. Ik weet niet meer wie ik ben. Wat ben ik. Hoe ik ben. Alle zorgen vallen als druppels van me af. Drup. Drup. Drup. Ik voel mezelf wegzinken. Maar ik weet dat ik gelukkig zal zijn. Een allerlaatste moment gelukkig zal zijn.

~

Come on, come on

Turn a little faster

Come on, come on

The world will follow after

Come on, come on

'Cause everybody's after love

Counting Crows

~

Het is stil op het kerkhof. Geen hond blaft, geen haan kraait. De eenzame jongen sleept zich voort over de steentjes. Ze ruisen onder zijn voeten. Plots voelt hij een druppel in zijn nek. Hoe ik hem terug bereik. Hij kijkt op. Hij voelt hoe nog een druppel valt. En nog een. En nog een.

Hij glimlacht

en huilt

tegelijk.

~

Zo valt uiteindelijk de nacht, zo valt de regen.

Zo vallen wij een laatste keer samen.

Nog nooit zo verbonden.

Nog nooit zo alleen.

Weet dat ik van je hou.

21

Page 22: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

Brief aan Antheadoor Anna Faelens

Anthea,

Waar zit je? Schuil je ergens waar het veilig is, waar je genoeg te eten vindt en waar je niet vergaat van de dorst? Zijn er anderen bij jou, zodat je niet eenzaam bent? Ik weet zeker dat de goden over je waken, ook al laten ze me niet toe jou te vinden. Ondanks wat Zeus ons heeft aangedaan, blijf ik bidden en smeken voor jou, voor ons. Hopelijk worden we snel herenigd.

Kan je al lopen op twee benen? Het heeft mij alleszins enkele dagen gekost voor het ook maar een beetje begon te lukken. Nu kan ik stappen en zelfs rennen, zoals we voorheen tezamen deden, maar het zal nooit wennen, Anthea. Met elke stap wordt het lopen zelf gemakkelijker maar het verdragen moeilijker.

Aan de wonde daarentegen, wende ik erg snel. Heb jij ook zo’n wonde? In mijn gedachten heb je ook een wonde, gelijkend op de mijne, bij jou op de plaats waar ik vroeger was, bij mij op de plaats waar jij was. Zeus draaide ons hoofd de andere kant op zodat ik er steeds naar moet kijken maar ik vind het niet erg. Het herinnert me eraan dat ik niet mag stoppen met zoeken. Maar heel soms doet het me ook denken: we waren nooit gescheiden geweest als we ons niet gelijk aan de Olympus hadden gewaagd. Ach, waren we maar niet zo hoogmoedig geweest. Hoe konden we zo verblind zijn door dat krankzinnige verlangen naar macht? Wat betekent macht als onze andere helft er niet is om die macht mee te delen?

Na de Splitsing – zo noemen we dat hier – was alles anders in het kamp. Sommigen trokken zich de haren van het lijf, anderen kwamen niet meer uit bed en huilden onophoudelijk en nog anderen gooiden zichzelf van de rotsen. Het was verschrikkelijk om aan te zien, Anthea, ik kon er niet blijven. Daarom zijn een paar anderen en ik vertrokken om te zoeken naar onze andere helft. Het heeft nog geen week geduurd voor de eerste opgaf en bleef hangen in een dorpje, daar een meisje ontmoette en ermee trouwde. Dagelijks verstrengelen ze zich met elkaar alsof het ooit hetzelfde zou kunnen zijn. Hetzelfde als toen we echt in elkaar waren, elkaar waren. Ik snap waarom hij opgaf, Anthea. Het doet pijn om alleen te zijn. Ik geef toe dat de drang om iemand anders in de armen te sluiten – en het maakt niet eens uit wie – soms bijna ondraaglijk is. Nu, dus, na de eerste paar mensen die de zoektocht opgaven, slonk onze groep aanzienlijk in omvang. Tot alleen ik overbleef. En weet je wat? Als het moet, blijf ik zoeken tot in de eeuwigheid.

Want, Anthea, dit is wat ik je voor de rest nog wil zeggen: zolang ik leef, blijf ik zoeken. Ooit zullen we elkaar weer vinden, desnoods na onze dood, zij het in een volgend leven.

Veel liefde,

Je wederhelft.

Geïnspireerd op de rede van Aristofanes in Plato’s Symposium.

22

Page 23: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

De Metamorfose v2door Mikhail Gultekin

Enerzijds bereik ik de meest juveniele hoogtes van drankzangen en anderzijds treed ik toe in een verloederde wereld waar de laatste muzes zojuist zijn vertrokken naar de halte “de eindigheid des adem”. Ik vergezel mezelf in het stenenstrand van de roerloze wijk waar de zon nooit zou durven opkomen. Het is er altijd duisternis; de vogels vergeten er te zingen, noch zullen de hanen van zichzelf laten horen. Een opwaaiende kwaad kiemt stuurloos in een bronzenhart, noch minderwaardig, noch edel: bedroevend gewoon. Als een ros grijpt het over de vloer naar het horizon in de nabijheid en daar herkent het meteen zijn eerste slachtoffer, een verdwaalde Ik. Razend als een hinde die onverhoeds is getroffen door een pijl afgeschoten door een blik uit het oog van een schim. En daar heers ik over avondland:

Steenenstrand, In de Vlaemsche stadt des licht. Waar de vogels vergeten te fluiten, Maar de kinderen beginnen te huilen. Negen maenden van langdradig wachten Voor het instappen in het bos Der Glorierijke Voorvaderen Krijgers weigeren te kreten En in Kreta zingen de stieren. Huil niet om mij, jochietje. Ik ben er binnen de kortste keren terug.

De poëet werd geboren. Den schilder is gestorven

23

Page 24: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

10/08/2018Door Arthur Declercq Roelstrate

Ik bewonder zo de metamorphose,dat woord en hoe een Pers uit de 12de eeuween teder embryo altijd al beschreef.Maakt me best kleinvan besef en verwondering over ons.Ik voel alsof ik groei als gras met de plantenen dat fluistert hij me toe.Ik krijg een eiwitte kamer met open ramenen voor hem betekent dat een bloemrijk brein dat uitdeint tot universumpjeen voor mij betekent dat potentieel, nu ik broei in een West-Vlaamse parochie.Ik lees Sana’i en nooit voel ik hem niet in al mijn veranderingen vertakt gelijk zenuwpoëzie.

en

Ik word gelukkig als ik iemand zie met een Nintendo Switch,dat fantastisch wereldje tussen blauw en rood handvatop de pendel.Ik word ook gelukkig van Griekse yoghurt of Half Uur Natuur, mensloze documentaires. Ik word zo snel zomaar gelukkig.Mag dat snel geluk van mezelf en van mijn goden?Want ik geloofde zo sterk in verdriet en haar verzen die eindeloos leken.In de lakens was lang Songs of Love and Hate het enige geluid.Nu is dat zo vergelijk een labo gekraakt met ideeën op vruchtwater, ver verdrietdat deze ogen niet langer afstoffen.

Nu zie ik iets of eet ik wat en mijn oude kerk van ongeluk wordt meteen verpatst.

24

Page 25: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

A Burning Desiredoor Tatjana Verleysen

Nora woke up drenched in sweat. “It was only a nightmare,” she whispered. Exhausted she went downstairs to get a glass of water. She’s been having the same nightmare over and over again for the past month: she’s in the woods and there is some kind of orange glow in the sky. It looks like a sunset and Nora enjoys the warmth on her face. All of a sudden it gets warmer and warmer until the heat becomes unbearable. When Nora opens her eyes she sees that the woods are ablaze and she starts to panic. She wants to run home to get help, but she doesn’t move. She lets the fire come closer and when it devours her she wakes up. When Nora got to the kitchen, she was struck by another glow. Blue this time, not orange. She saw the light of the fridge as her father opened it. “Can’t sleep either?” Nora asked. Her father startled and almost dropped his glass. “Jeez Nora! You scared me! But yeah, couldn’t sleep. It got really warm all of a sudden and I just needed something to cool off. You? Not another dream I hope?” Her father always got very gloomy when she talked about her dreams and she just couldn’t figure out why. “Yeah, same as always. The woods are on fire and I just can’t get away from it” “Do you try to run?” He asked. “Of course I do! I don’t want to be burned alive! I just can’t move. It is like my legs are pinned to the ground,” Nora is getting angry. Always the same questions, always the same answers, and always the same expression of defeat on her father’s face. “Will you please tell me what is wrong! I am sick of all these questions and you looking like I just told you I’m going to die!” Nora immediately regretted her outburst, but she just couldn’t help it. Something was stirring inside her and lately she couldn’t keep it in anymore. “I’m sorry daddy, I shouldn’t talk to you like that.” “It’s not your fault. You can’t control it. I’m going back to bed. ‘Night sweety.” And before Nora could say another word, he went upstairs. Nora was alone when she woke up, her father had already left for work. The house was quiet and Nora hated it. She hated not having her mother around. Her mother had died when Nora was only five. Her father refused to talk about the day she died, because it hurt too much. But Nora desperately wanted to know which of her memories were real and which were distorted by her pain and grief. She remembered they were at the lake that summer. Her parents were crying and she couldn’t understand why. “Mommy is going for a swim,” her mother told her. Why would she be crying about that? Her mother loved swimming. “How far will you swim mommy? Can I come too?” “No, sweetheart, you stay with daddy. I don’t know yet how long I will swim. You probably won’t see me for a long time, but be strong. Take care of daddy for me.” The last thing Nora remembered was her mother stepping in the lake and swimming as far as she could before she slowly disappeared, like she just faded away. She knew that this could not be real, but she was aching to know what really happened. Nora was lost in thought when she heard a knock on the door. Who could that be? She wasn’t expecting anyone. When she opened the door she saw three girls in front of her. None of which she had ever seen before. “Hello, can I help you?”

25

Page 26: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

“Are you Nora?” One of them asked. “Yes, who are you?” “We are your sisters,” they said in unison. Nora started to laugh, this was ridiculous, they didn’t even look like her. They didn’t even look like each other! The girl that spoke first was very tall and black, with a strange accent Nora couldn’t quiet place. The girl on her left had red hear with green eyes and freckles all over her face. The third girl was short, had curly brown hair and was very pale. Nora on the other hand had a sun kissed skin, straight black hair and was of medium height. There was no way that they could be related. “What?” Nora said. “I... I don’t think we are related. I’m mean... The four of us don’t really look alike and my parents would’ve told me if I had siblings.” “Well of course not. We are bonded by nature, not by blood,” the redheaded girl said. “I don’t understand,” Nora mumbled. “Great! There is always one who is kept in the dark,” the dark-haired girl said with a sigh. “Maybe we should come in and explain.” The four of them were sitting in the living room. They had introduced themselves as the Elemental Sisters. Jackie, the black girl, explained that since the beginning of time four families had been chosen to keep the world alive. Within each of these four families there was one girl destined to embody one of the four elements and was responsible for its existence. The four girls would always get called to their destiny through dreams. After the first dream there element would get activated and their connection to it would grow stronger. Sarah explained that after her first dream she could feel every change in the air, almost unnoticeable at first. Nora was unsettled, she knew her dreams must’ve meant something, but she thought it was something psychological. She was baffled that her dreams had some kind of supernatural connection. Psychology she could handle, but this was insane! Nora asked what their elements were, scared for the answer, scared that only fire would be left. Jackie’s was water, Sarah’s was air, and Anna’s was earth. Only fire remained, like the one in her dreams. Nora felt like she was going to faint. Jackie comforted her and Anna explained that Nora had a choice, but that it would have consequences. If Nora refused to become fire, the element would disappear from the world and that would probably send the world into a new ice age. Nora was confused, the girls explained it like it was some sort of gift, just a transition into a new life-form, but to her it sounded more like burning to death or condemning the world. The girls told her that they had until their thirtieth birthday to decide, which also gave them time to learn more about their gifts. They were all planning on staying together and making the transition at the same time. They believed this would give them a better bond. But Nora didn’t want to leave her father, he would be all alone and she knew he wouldn’t take it well after her mother’s death. She knew that if she waited until he got home that she would never leave. So she wrote him a note, telling him why she had to go, thinking he wouldn’t understand, that it would be just some kind of joke to him. So she tried to make it as clear as possible that she was never coming home again. That night her father would come home to an empty house and a note in the kitchen, the ink smudged by Nora’s tears. When they arrived at Anna’s family home, Nora found records of the Sisters dating back to the thirteenth century. When Nora came to the latest entry her heart stopped. Her mother’s name was on the list! It said that her element was

26

Page 27: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

water. Nora didn’t understand, how could her mother be one of them when she’s dead, but then it dawned on her. Her mother went to the lake that summer to fulfil her destiny, she had no choice, she was weeks away from turning thirty. Nora closed her eyes to hold back the tears. She saw her mother again, smiling at her by the lake, telling her that she was going to be fine and that they would be together again. When Nora opened her eyes she noticed she had been crying. Now she understood why her father was so scared of her dreams. He knew what they meant! He knew he would lose his daughter to the same cruel fate he had lost his wife to! Nora wanted to go home, to tell her father she finally understood. But she couldn’t, she knew she had to stay. She knew she had to pull through. The girls studied their elements and the history of their families. They spend a lot of time outside, as close to their elements as possible. Nora hated everything about it, she missed her father and she was furious that she could never see him again because of something that she didn’t even have a say in. But after a while, when Nora was learning more about fire, she started to enjoy herself. It hit her when she was smiling while playing with the flame of a candle. She also realised that she hadn’t been thinking about her parents as much anymore, and when she did she remembered the fun times. How her dad would yell at her if he saw her play with fire. She snorted, trying to stop herself from laughing, when she thought about it. When the time came for the girls to take up their destiny, Nora felt like she was ready. When she read about the transformations, it all sounded so horrible and painful, and she was scared. But now that it was all happening, she wasn’t scared at all. On the contrary, she couldn’t wait to feel the fire on her skin. Nora was standing in the woods when she noticed an orange glow. She closed her eyes and let the warmth touch her skin. When she opened her eyes again, she saw an enormous fire coming towards her. She felt the same rush as in her dreams, but now she knew the rush wasn’t fear, she wanted the fire to devour her. Nora closed her eyes and let the fire embrace her.

27

Page 28: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

De Raptu Proserpinaedoor Zoë Van Cauwenbergh

They feared your beauty The deadliness of your stareYour voice commanding legionsYou could ruin nations and Conquer the worldA mighty queen

They hid you Cladding you in golden lightAdorning you with a crown of flowersYou solemn, unsuspecting thingDocile, innocent, vestalA stolen queen

A tale of a young girlPlucking flowersSunlight in your golden locksHis greedy handsDigging into your soft fleshDragging you down

The descent to hell is easyYou pounded on the doorsOne look at youAnd the king of the deadOn his kneesBegging you to enter

You starved For something other thanPomegranatesYour poor motherWanting her floralMaiden

Mommy, let me tell you stories Of how I burntWith desireI danced in the flamesand from the ashesI rise

Queen of deathWith pink flowers in her hairShe coats herself in starlightThe people fall at her feetAnd her king coaxes springInside her

28

Page 29: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

Doeldooddoor Chanel Cools

Ik… ben niets meer. Alles wat ik was, is van me afgenomen, of ben ik zelf doorheen de jaren verloren. Ik ben doeldood. Mijn playlists bestaan uit nummers en artiesten die vooral niet té top 40 klinken, hoewel pop wel echt mijn genre is. Ik schaam me dood voor de opleiding die ik volg en wil eigenlijk gewoon dat mensen me terug slim vinden. En ik maar denken dat ik niet geef om de mening van anderen. Het allesverwoestende vuur waar ik middenin leef, wil maar niet doven. Ik sta vol brandwonden en geef ze geen tijd om te helen. Mijn sterkste kracht, mijn eeuwige geduld en werkijver, is langzaamaan weggesmolten. Ik weet niet eens of ik iemand zijn of worden wil. ‘Worden’ is zo abstract dat het me bevreemdend in de oren klinkt; ‘zijn’ impliceert dan weer dat ik in wezen onveranderlijk ben en dat is wel het laatste wat ik wil. Verandering is net de kern van al mijn al verworven geluk. Ik ben aan de top geraakt. Niet de top van de hoogste berg in het landschap, al was die wel zichtbaar. Ik heb het afgelopen decennium geleerd van mezelf te houden. Wat het ergens allemaal nog moeilijker maakt, aangezien ik mezelf daarvoor nog overal de schuld van kon geven en de eventueel daarbij passende straf. Maar ondertussen slenter ik reeds verder. Want wat gebeurt er als je op de top staat en je kan niet stil blijven staan, het leven duwt je voort, en nee je kan ook niet terug aangezien dat pad achter jou dichtgegroeid is? Inderdaad, je moet verder. Naar beneden. Weg van die top. Het was een hoge berg, weet je. Ik heb wel degelijk iets bereikt in mijn leven. Iets dat nu achter mij ligt dus. Nu moet ik op zoek naar een nieuwe, hogere berg. Toch is het enige wat ik doe ronddwalen, verloren in het dal, en nog diepere dalen vinden. Er is geen sterkere kracht dan purpose, oorspronkelijk het vooruit (‘por’) plaatsen (‘poser’), een doel hebben dus. Doel 1, Berg 1, was mezelf leren accepteren, zelfs al was ik de enige die dat deed. Op de top van Be1 vond ik vriendschap. Liefde, op een manier die één enkele persoon mij nooit zou kunnen geven. Vond ik veel meer dan oorspronkelijk ooit mijn bedoeling was geweest. Het doel dreef mij verder dan ik mezelf vooruit had kunnen plaatsen. Be2 dan. Daar valt eigenlijk weinig over te zeggen. Ik vind hem niet. Hij zit verborgen tussen hoge wolken; de hoopjes zand hierbeneden zouden zowel bergvoeten als vertrappelde hompen Droom kunnen zijn. Misschien is het zo abstract dat Be2 zich helemaal nooit in deze schimmenwereld vertonen zal. Of misschien vertoont het zich gewoon niet meer aan mij, de verschrompelde foetus. Ooit was ik een kind dat nog niet wist wat het worden wou. Maar waarom zou je kinderen zelfs vragen wat ze worden willen, terwijl ze al zijn? Ze zijn in de puurste betekenis van het woord. Ze zien de Bergen nog waar wij, Blinden, verdwalen in de abstractie ervan. Ze geloven in dromen als iets concreets, niet als iets voor ‘wanneer je er ooit eens de tijd voor vindt’ in de vlucht van dit leven.

29

Page 30: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

Ooit was ik een kind dat nog niet wist wat het worden wou. Je zou me beter gevraagd hebben wat ik wou zijn, wie ik wou zijn. Al zijn het alleen de Blinden die deze begrippen doorheen de millennia overgeanalyseerd hebben; een kind heeft dit abstraherende vermogen om ‘zijn’ en ‘worden’ te onderscheiden niet en heeft het ook niet nodig. En dat is nu exact wat ik ben vergeten. De misschien wel allerallerallerbelangrijksteste belofte die ik mezelf ooit gedaan heb. ‘Ik blijf ergens kind’ is kapotgemaakt door Toekomst. Ik ben Realistisch geworden. Ik ben het en ik word het en ik wil het niet zijn. Laat mij het alsjeblieft vinden, die tweede Berg. Laat mij die jaren die ik mezelf nog heb beloofd, ten volle leven. Het zijn er niet veel, maar dat zijn ze nooit geweest. We zijn zo jóng in vergelijking met de onmetelijke ouderdom van de planeet waarin de Bergen geworteld zijn. En toch worden, zijn, we zo snel oud en verschrompeld en enkel nog hoopjes vertrappelde Droom. Ik moet terug gaan slapen. De dieren hebben het goed begrepen. We hebben wél tijd voor een winterslaap, want alleen zo zullen we genoeg Droom verzamelen voor een nieuwe Zomer. Voor een nieuw begin. Alleen door te slapen kan ik opnieuw wakker worden en alleen door het kind in mij opnieuw te omarmen, zal ik Berg 2 vinden. En die daarna. Alleen door de kabel los te laten waarmee ik aan één Berg verbonden ben, zal ik terug door mijn hele Berglandschap kunnen vliegen. Alleen zo zal ik het Berglandschap dat deze planeet is, terug in zijn volledigheid kunnen aanschouwen. En wie weet blijf ik wel ergens hangen, verstrengeld in diezelfde kabel. Al zal ik dan, dan, op dat moment dat ik daar hang, op zijn minst weten dat ik heb geleefd. Dat mijn tippen de toppen hebben geraakt.

30

Page 31: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

The Rags of Marrakechdoor Axel Leplae

In the late evening, the lowering sun casted its last beams on the city of Marrakech, projecting a warm ochre gleam on the simple but cosy houses, a huddle of comfortable cardboard boxes. The streets close to the trade centre were bustling with crowds of people, buyers and beggars, vehicles, big and small, tooting, cutting across. In this pandemonium, a camel and its owner entered. The animal carried all sorts of goods. The man that seemed a tradesman, lead his loyal beast through the busy streets.He had many names and was known to many generations among the common people and even the very poor. The small fellow, with a full beard, a friendly face, simple blue clothes and familiar to many, remained a puzzling and curious figure however. Apart from some stories or anecdotes, no one knew where he came from exactly, if his name was really his, or even how old he was. There was something unexplainable to the man.

The marketplace itself, Djemaa el Fna, was as flowering as ever. Merchants were hollering at passers-by, each claiming to have the best products in the region such as dates, cups, juice, garments, pots, nuts, herbs, scarfs, tea, rugs or who knows what. Others were huddling to play games or to bet with their friends, or simply to buy something for housekeeping, donkeys were carrying goods of greater and lesser value while men were strolling around with monkeys or even snakes on their shoulders for entertainment. Anything could be found on this daily convention, all under the sight of the watchful tower of the Koutoubia mosque. The souks besides it were as busy as the open air, stalled with just as many herbs, pots and small valuables, tunnels filled with ants running crisscross, but each for their own purpose of buying or selling. The further one went, the more curious and even strange things one could find. The more remote bazaars grew more packed and dark, to the point were very little light penetrated the holes of trade. Trade, that was not always so fair or innocent, if it could still have been called trade there. For even people with fouler and greedier intentions nestled within these obscure places. Hidden, but powerful nonetheless.

This is where Al-Amir had his residence. Behind the concealing tapestries, his business was booming as he could be counted among the most rich of the city, but also the most corrupt. Things were sold there that should not be sold; methods that intoxicated and dazed its buyers, which made them crave for even more and more, until they had spent their last coin on it, ending up between the outcasts. To these people who owned nothing, had nothing to call theirs, had no one who they could depend on, Al-Amir stretched out his deceiving hand again. He offered them a new future in return for a futile task. And in reality, this future he promised them was a cage, from which there was no escape, for they functioned as pawns in his fraudulent game of chess from then, and Al-Amir knew how to play it. This man was a prince of crime.

The most rotten part of his business, which was even not a proper name for it, was the fact that he also approached the young begging girls of the city. He promised them a job that would get them out of poverty and would bring them a decent life again. As these impoverished women had nothing at all, they often clutched to the only thing that seemed as a

31

Page 32: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

way out. It would be ‘just some dancing’, and it started as this indeed, but as time passed, Al-Amir and his guests’ distasteful pleasures were not satisfied by dancing alone…One of these miserable girls was Masuma, dark haired and pretty. Many had tried to escape of course, even when death was almost an inevitable result, because Al-Amir found them again eventually and was not forgiving. Masuma did not try to escape, as she was aware of this. She was a survivor. She preferred life above all else. This did not mean she never considered ending it all, because what was life if it meant living in hell? Her days were filled with grief, pain and perversity. But somewhere, and this was the strength of her enduring spirit, she still had some hope. Hope. She knew that in this surrounding darkness, a stifling net woven around her, a candle could be lit every moment. Should be lit. Had to be lit. Because life had to offer her more than this. It had to be…

Masuma came out of the room with the usual feeling of disgust. Al-Amir sat on some sort of throne, drunk again, while two girls were feeding him or gave him some sips of alcohol when he gave the signal. What had started as a dance, escalated again into touching, rubbing…A man had asked one of the surveyors if he could get to know her better. He had given the right sum of money and she had been taken away. Resisting was meaningless. It only meant more harm.Given a short moment of rest, she retreated behind some cloth, in one of the large niches in the wall. A man was sitting silently besides it and looked her right in the eyes when she passed. His eyes did not seem dazed by alcohol or taut by drugs. He was wide awake. She quickly hid behind the tapestry, to avoid being chosen for another job. It was dark there, but at least she had some peace. She was trying to forget her daily humiliation by locking herself into a reverie of the past, when she was still free, which had become a ritual after each task. She could still see it. Smell it. The long past freedom. She had to beg of course, but al least no one was severely harassing her then. Touching her. She had no great life but she had a life. Admittedly, she even liked it most of the time. Even the stealing. Running away with fruit, diving under and between the people in the crowd, and enjoying the sweet taste of her score at dusk. She should never have believed him. Al-Amir.

Suddenly, she heard the silent man who sat close to her rise up abruptly. She peaked behind her drapery and saw him walking up to Al-Amir, still indulging himself in perversity. The man stood right in front of him and got the attention quickly. Al-Amir looked surprised. Who had the audacity to face him so boldly and directly?The man, small in face of the crime chief on his elevated throne, coughed in preparation for his words. ‘I greet you, Al-Amir, prince of the subterranean streets’, he began. ‘ I have come to visit you again.’Astounded by this unusual greeting, he searched for words. After some speechless seconds, he simply answered: ‘What is it you need and who are you? Not many have the courage to address me so straight away. Even not my most close associates.’The music stopped and all eyes and ears were fixed upon them.‘I have come to sway your mind.’‘W-what are you saying? Sway me about what? And what do you mean with ‘visit again’, as I have never seen you before, old man? Clarify yourself or I’ll have you thrown out, drunkard!’‘Ah, you do not remember me? I could have expected you have forgotten about me. You have forgotten about many things so it seems.’

32

Page 33: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

‘Speak clearly! I do not feel like having a conversation in riddles and questions!’, said Al-Amir irritated, but he had now given his full attention to the little bearded man.‘Hurry up with it. I have other business to attend to as well.’‘Hmmm, yes, business as you call this…’‘Look old rusty chatterbox, if you do not speak your mind now, I will have you thrown out and whipped.’‘Very well, no threatening is needed here. Listen carefully as I will make my point. You may want to listen to me if I say that I knew your father.‘My father?’ Al-Amir looked at him with strong concentration.‘Indeed. Abd Al Wali was his name, yes? I knew him well.’ He looked around swiftly.‘All of these riches belong to him actually, though I do not think he would have liked most of this. You might know this or not, but your father was not born wealthy. On the very contrary even. He once sat on his knees on the very same market not far from here, depending on the benevolence of the citizens that walked past him.‘What rubbish are you talking about?’‘Yes indeed. Your father used to live as a man with his clothes as his only possession. I met him in the following way.There was an occasion when I had been seriously injured. I was lying just outside the city walls, with bruises and wounds all over me, the result of an uncareful business in the High Atlas. Now, it was at this moment that you father came along. And this man, whose name I learned later on, came towards me. He took me up carefully and brought me to the nearest person who would have me, would take care of me. No one was willing to take me in freely, so a sum of money had to be paid for the expenses. And as I just told you, your father was not an affluent person himself.‘Hold up here,’ interrupted Al-Amir. ‘How can I be sure that you actually knew him? You could just be some vagabond wasting my time with some silly stories.’Masuma listened very carefully. This was a strange story and told in a strange place indeed.‘Ah, I understand your suspicion’, said he old man. ‘This you could remember: When you were very little you had a little stuffed puppet you used to sleep with didn’t you? One with red buttons stitched to it and wearing a green vest.’Al-Amir looked very surprised for a moment, clearly remembering the little puppet that comforted him as a child and his face looked vulnerable and human for a second.. But his countenance changed quickly to anger, his jaws clasped at each other, for this was a humiliation for the man in presence of his tough staff and clients.‘What about it?’‘Well this toy was given to you by me. As I said, I knew your father well, and he invited me to his house, every time I visited the city. Because he had grown wealthy by then.’Al-Amir was leaning forward now, calmed a bit. He seemed interested.‘But that was before our first meeting. To continue, a sum had to be paid and your father payed the expenses regardless of his own small amount, by begging it of the streets. I got better but by the time I wanted to thank him, he was gone. I looked for him everywhere for a long time and found him in public eventually, sitting and asking humbly for a little contribution again. I gave him no money but something else instead. A silver teapot. With a little push in the back, he started making tea for people at the marketplace and it turned out to be a huge success. His teapot seemed to give this extra taste, which made people come to him more and more. This way he kept expanding and start to become more prosperous than he had ever been. Now you see, your fa…’‘Wait!’ There was a silence for a moment. Al-Amir was figuring something out.

33

Page 34: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

‘You are the Trader aren’t you? That is your name in this city? I have heard here and there that you had some connections with my father and the curious tales about you and your little trinkets. But what do you want from me? Want to give me a magical teapot as well?At this the room started laughing. Or at least the customers did.‘The Trader’ chuckled. ‘I have many names and that one is the most common in these regions indeed. No. I have come to sway you. To sway you to abandon this lifestyle that is destructive to you and especially to others. To abandon this meaningless luxury and perversity.’Al-Amir laughed loudly. ‘What is it you are trying to do here? You want me to crawl on my hands like a beggar and throw my money around? I am not into your theatre. I could have these girls crawl for me if I command them to though.’Some laughter again.‘Would you please quit making these empty remarks?’, the Trader responded calmly. ‘Have you never wanted to abandon this for a brief moment?’‘I am very content with everything as it is.’‘Look… At the end of his life, your father had almost as much wealth as you have now, what started as his little tea business. Be he did not spend it to drinking, whoring and exploitation. He invested most of his surplus in the poor people of the city and some into his little stall. He made sure they had food and drink to ease their suffering and even had plans to build a…‘Please old man stop it. I have heard enough of your lecturing. You may have known my father but he has been dead since I was seven. You can tell anything about him you want. I built everything you see here myself. This is the work of one man. Go back to your stall. We have had our fun.’‘At least let me say this…’‘You have said enough, take him away.’‘YOU WILL HAVE AN EAR FOR SOME GOOD SENSE!’At these words, the voice of the Trader echoed through the whole hall, as a terrifying thunder filling the sky, and the lights seemed to have dimmed. Nobody, except the current speaker, dared to utter a word, as if everyone had been gripped of their breath. His voice continued to resonate loudly.‘It is thanks to your father that this abundance is into your possession! It is his wealth that you are spending! He had respect for the poor and helped them where he could, because he remembered where he had come from, because he remembered he sat begging on his knees before people like you once! And even in his poverty, he decided to give away his last coins to aid an injured man! But instead of this, you decide to disrespect, abuse and exploit the very same people your father once belonged to! I am warning you young man, this empire of corruption is built on quicksand!’His voice tempered and the atmosphere’s storm was too.‘I offer you to alter your way of living. Contemplate about this…. I give you three days to come and see me. You can find me on the marketplace…Together…we might change the future of these people and of yourself.There was some silence.Al-Amir answered: ‘Get this bold…shrivelled…stinking old wrench out of my house and WHIPPED TILL HE CAN ONLY WITH THE HELP OF HIS BEGGARS CRAWL TO THAT MARKET OF HIS!The guards were already leaping at the Trader when there was a muffled bang and a curtain of smoke spread through the whole chamber. Everyone coughed and was as blind as a mole. There was a shout. ‘These rags will not hide your crimes forever!’

34

Page 35: klassiekekring.be  · Web view2019. 4. 20. · Ik merk te laat dat ik de vrouw aan het aanstaren ben. Nog voor ik iets kan zeggen, begint ze opnieuw haar uitleg te geven, hoewel

When the smoke pulled up, there was only a small puppet to be found where the strange Trader had been standing.

Al-Amir was livid. Musama and her co-dancers would find this out sooner or later. Nothing was heard anymore of the Trader himself. He had literally vanished. The nights and days passed as usual again. The dancers were mistreated more than ever. If something did not please Al-Amir, he quickly hit them, even if they had nothing to do with it. The stranger’s little speech had had an adverse effect. He was more brutal than ever.

On the fourth day after the Trader’s visit, the most unexpected event took place at the dark and disreputable quarters of Al-Amir. Out of nowhere, the building started to catch fire. Everyone ran out of the building in anguish, as the whole building was collapsing. The flames spread astonishingly quick and the pillars that supported this cave crumbled. Masuma was terrified but some excitement lit in her heart when she saw the miserable place being absorbed by the flames. Strangely enough, there was no sign of Al-Amir. Some thought he had died in the fire, but when the rubble had been disposed, there was no sign of his body or bones. He might have escaped just in time, but nobody had a clue where to.

The word soon spread that the great prince had vanished and his ‘palace’ had been burnt. His network of corruption quickly dissolved. All his clients depended on him, were tied to him, but no one received any message or sign of his presence. Now these wires were cut and they soon fled or hid themselves.

A week later, there was a gathering at the market. Not the daily, usual gathering of merchants and gamblers. The crowd that had huddled together consisted of vagabonds, beggars, poor and robbed ones. Of course, there was a reason to it. Food, blankets, clothes, medication etc. was being handed out. Even more curious, it was handed out by some young simple dressed girls. As you might have guessed, these were the girls that had once been ‘dancers’ in the cages of Al-Amir. They had been freed by the cleansing fire. Masuma was among them and coordinated the distribution, so that everyone got his fair part.

Not far from there, a little bearded man was selling his diverse trinkets. A curious and quite disturbing rag was for sale. It was full of stains that vaguely formed the image of a man’s silhouette, as if it were a shroud of a departed person. If one looked sharply enough, one could almost think the man looked very much like Al-Amir.

35