... voor en door NT2 docenten

Water in Noord-Holland

Taalniveau Vaardigheid Thema Tijdsduur Groepsgrootte

Alfa C A0 - A1 A1 - A2 A2 - B1

Luisteren Lezen Woordenschat

Geschiedenis en Geografie

2 - 3 uur 2 - 4 deelnemers 4 - 8 deelnemers 8 - 12 deelnemers 12 - 16 deelnemers

Titel

Water in Noord-Holland

Omschrijving

Cursisten weten vaak nog niet veel van de provincie waar ze in wonen, bij-voorbeeld Noord Holland. Deze prachtige provincie is omgeven door water (de Noordzee, het IJsselmeer, de wadden) en drooggelegde polders. Met deze les leren cursisten de basis over de natuurelementen water en land. Daar-naast leren ze over de geschiedenis en geografie van Noord-Holland en Ne-derland m.b.t. de bescherming tegen de zee.

Globaal doel

De cursist leert a.d.h.v. foldermateriaal en filmpjes globaal (de geschiedenis van) de provincie Noord-Holland kennen m.b.t. de natuurelementen water en land.

Subdoelen

* De cursist leert de basiswoordenschat m.b.t. de thema’s geografie en na-tuurelementen. * De cursist leert belangrijke basisinformatie uit folders te halen. * De cursist leert eigen keuzes te maken bij het bekijken van foldermateriaal.

Benodigde materialen

* Folders van (bezoekerscentra aan) het IJsselmeer, de Afsluitdijk, Wieringen, Zand tegen Zee. * Woordenlijst op A1 en A2-niveau met de woorden die veelvuldig voorkomen bij dit onderwerp. * Filmpjes van schooltv beeldbank: 1. De bouw van de Afsluitdijk 2. Ontstaan van duinen 3. Het wad 4. De molen

Voorbereiden, Uitvoeren en Terugkijken: Wat doet de docent , wat doet de cursist?

Wat doet de docent Wat doet de cursist

Voor- bereiden

Laat de kaart van Noord Holland zien. Praat met de cursisten over de provincie: wat weten ze er al van? Kunnen ze aanwijzen waar ze wonen? Hebben ze al een keer in een andere plaats in de provincie gewoond? Vertel wat de opdracht wordt: over 2 uur een presentatie geven over éen van de vier onder-werpen: 1. de polder & de molen, 2. de Afsluitdijk, 3. de duinen en de zee en 4. de wadden

Kijken, luisteren, vragen beantwoorden

Uit voeren

* folders klaarleggen, * computers/laptops klaarzetten met filmpjes * zorgen dat de groepjes ongeveer gelijk zijn bij 3: deel de woordenlijst uit als 1 + 2 klaar zijn Ga bij alle groepjes even zitten om samen naar de teksten van de folder te kijken. Stel vragen om te checken of ze de teksten al een beetje begrijpen, geef aanwijzingen hoe ze zelfstandig verder kunnen werken met de folders en de filmpjes. Geef op tijd aan (bijvoorbeeld na de pauze) dat er gestart moet worden met de voorbereiding voor de presentaties. Vertel tussendoor waar de presentatie aan moet voldoen. Differentieer in moeilijkheid bij de verschillende groepjes. Bijvoorbeeld:

* De inhoud is begrijpelijk voor iedereen. * Er is duidelijk en verstaanbaar gesproken. * Moeilijke woorden zijn uitgelegd. * Er zijn foto’s gebruikt om woorden uit te leg-

gen. * De woordvolgorde van de meeste zinnen is

goed.

Zoek een folder over je onderwerp naar keuze uit en ga samen met je mede-cursisten de opdrachten bij de folder uitvoeren. 1. zoek bij de foto’s op de folders zoveel mogelijk

woorden die je al kent, 2. zoek daarna belangrijke woorden op (internet,

woordenboek) die je nog niet kent maar wel wilt weten, schrijf evt. de vertaling in je eigen taal erbij

3. kijk in de woordenlijst die je van je docent krijgt: hebben jullie veel dezelfde woorden?

Lees de tekst in de folder. Begrijp je een beetje waar het over gaat? Welke informatie vind je be-langrijk? En welke info vind je leuk? Ga dan het filmpje bekijken over het onderwerp. Schrijf informatie op die belangrijk is, kijk evt. 2 of 3 keer naar het filmpje. Ga daarna samen een presentatie maken: Vertel straks kort en duidelijk over het onderwerp. Leg in de presentatie woorden uit die de andere cursisten nog niet kennen. Laat zoveel mogelijk zien met de foto’s van de folders of een foto op de laptop. Maak evt. een grote tekening op het bord om iets te laten zien. Presenteer het onderwerp. Spreek met elkaar goed af wie wat doet. Iedereen moet evenveel zeggen tijdens de presentatie. Oefen met duidelijk spreken. Controleer de zinnen op de juiste woord-volgorde. Is de inhoud goed?

Terug-kijken

Bespreek met de hele groep hoe het is gegaan: 1. Weet men nu veel meer over de vier on-

derwerpen dan in het begin van de les? 2. Kan men nu folders over een onderwerp

beter bekijken en de belangrijkste informa-tie zoeken?

3. Zijn er veel nieuwe woorden geleerd? 4. Wil je nog meer over een onderwerp we-

ten? 5. Hoe vond je het om in een groepje een

onderwerp op deze manier te onderzoeken en te presenteren?

Bespreken met de hele groep.