Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op...

84
-1- Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009 4 februari 2010 Voorwoord ‘Hoop op snelle beterschap’ Dat is wat ik alle landbouwers toewens voor 2010 . Het jaar 2009 zal niet licht vergeten worden door de landbouwers in het algemeen en door de veehouders in het bijzonder. De beelden van wanhopige boeren die hun melk over de akkers uitrijden staan blijvend op onze netvliezen gebrand. De slechte toestand van 2009 bewijst nog maar eens dat het voor de hedendaagse landbouwer van levensbelang is dat hij zijn kostenstructuur beheersbaar houdt. Vermits de individuele boer steeds minder impact heeft op de prijs die hij krijgt voor zijn producten of op de prijs die hij moet betalen voor zijn productiemiddelen , is het nog belangrijker de juiste gewassen, variëteiten en teeltmethode te kiezen. Want dat zijn factoren die de landbouwer nog zelf in de hand heeft. En laat het onderzoekswerk van PIBO-Campus nu net hierbij een steun in de rug zijn. Het rapport dat u nu in handen heeft geeft andermaal een degelijk overzicht van hoe de maïs het voorbije seizoen heeft gepresteerd, welke rassen het goed deden, welk schema voor onkruidbestrijding het beste resultaat gaf, hoe rationeel gebruik van dierlijke mest hoge uitgaven voor kunstmest kan voorkomen, hoe de oogst is verlopen en dergelijke meer. In 2010 zal er wellicht een areaaluitbreiding voor maïs komen. Redenen hiervoor zijn ondermeer een kleiner bietenareaal als gevolg van de verplichte overdracht van het productieoverschot van 2009 naar 2010, een serieuze inkrimping van het cichorei areaal en het ontbreken van interessante alternatieven. Dit laatste is overigens ook de reden waarom PIBO-Campus zich inschrijft in een project dat op zoek gaat naar alternatieve bestemmingen voor bestaande gewassen (vb eiwitproductie door bieten), naar het heropnemen van oude gewassen in het teeltplan (hennep voor vezelteelt) of naar de introductie van nieuwe gewassen (olifantengras voor energiewinning) Reden te over dus om deze brochure van A tot Z door te nemen alvorens aan het nieuwe seizoen te beginnen. Met hoop op snelle beterschap. Frank Smeets Gedeputeerde van onderwijs Voorzitter PIBO-Campus

Transcript of Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op...

Page 1: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

-1-

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

Voorwoord

‘Hoop op snelle beterschap’

Dat is wat ik alle landbouwers toewens voor 2010 . Het jaar 2009 zal niet licht vergeten worden door

de landbouwers in het algemeen en door de veehouders in het bijzonder. De beelden van wanhopige

boeren die hun melk over de akkers uitrijden staan blijvend op onze netvliezen gebrand.

De slechte toestand van 2009 bewijst nog maar eens dat het voor de hedendaagse landbouwer van

levensbelang is dat hij zijn kostenstructuur beheersbaar houdt. Vermits de individuele boer steeds

minder impact heeft op de prijs die hij krijgt voor zijn producten of op de prijs die hij moet betalen voor

zijn productiemiddelen , is het nog belangrijker de juiste gewassen, variëteiten en teeltmethode te

kiezen. Want dat zijn factoren die de landbouwer nog zelf in de hand heeft.

En laat het onderzoekswerk van PIBO-Campus nu net hierbij een steun in de rug zijn.

Het rapport dat u nu in handen heeft geeft andermaal een degelijk overzicht van hoe de maïs het

voorbije seizoen heeft gepresteerd, welke rassen het goed deden, welk schema voor

onkruidbestrijding het beste resultaat gaf, hoe rationeel gebruik van dierlijke mest hoge uitgaven voor

kunstmest kan voorkomen, hoe de oogst is verlopen en dergelijke meer.

In 2010 zal er wellicht een areaaluitbreiding voor maïs komen. Redenen hiervoor zijn ondermeer een

kleiner bietenareaal als gevolg van de verplichte overdracht van het productieoverschot van 2009 naar

2010, een serieuze inkrimping van het cichorei areaal en het ontbreken van interessante

alternatieven. Dit laatste is overigens ook de reden waarom PIBO-Campus zich inschrijft in een project

dat op zoek gaat naar alternatieve bestemmingen voor bestaande gewassen (vb eiwitproductie door

bieten), naar het heropnemen van oude gewassen in het teeltplan (hennep voor vezelteelt) of naar de

introductie van nieuwe gewassen (olifantengras voor energiewinning)

Reden te over dus om deze brochure van A tot Z door te nemen alvorens aan het nieuwe seizoen te

beginnen. Met hoop op snelle beterschap.

Frank Smeets

Gedeputeerde van onderwijs

Voorzitter PIBO-Campus

Page 2: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

-2-

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

Inhoud

2.1 Proefopzet ....................................................................................................................................... 6

2.2 Perceelsgegevens........................................................................................................................... 6

2.3 Tellingen .......................................................................................................................................... 7

2.4 Proefresultaten .............................................................................................................................. 10

2.5 Bespreking .................................................................................................................................... 13

3.1 Proefopzet ..................................................................................................................................... 15

3.2 Perceelsgegevens......................................................................................................................... 15

3.3 Tellingen ........................................................................................................................................ 16

3.4 Proefresultaten .............................................................................................................................. 18

3.5 Bespreking .................................................................................................................................... 21

5.1 Proefopzet ..................................................................................................................................... 33

5.2 Perceelsgegevens......................................................................................................................... 33

5.3 Tellingen ........................................................................................................................................ 33

5.4 Bladluizen in 2009 in de maïs ....................................................................................................... 34

6.1 Proefopzet ..................................................................................................................................... 36

6.2 Perceelsgegevens......................................................................................................................... 36

6.3 Onkruidbestrijdingsschema’s ........................................................................................................ 36

6.4 Proefresultaten .............................................................................................................................. 37

6.5 Bespreking .................................................................................................................................... 38

7.1 Vooropkomstbehandelingen ......................................................................................................... 40

7.2 Na-opkomst behandelingen .......................................................................................................... 42

7.3 Aandachtpunten ............................................................................................................................ 42

7.4 Middelenkeuze .............................................................................................................................. 43

7.5 Hoe haagwinde aanpakken? ........................................................................................................ 45

8.1 Algemene opmerkingen ................................................................................................................ 46

8.2 Producten en toepassingen .......................................................................................................... 46

1 VERLOOP VAN HET GROEISEIZOEN IN 2009 .................................................... 4

2 RASSENPROEF SILOMAÏS .................................................................................. 6

3 RASSENPROEF KORRELMAÏS ......................................................................... 15

4 PRAKTIJKGERICHTE MAÏSRASSENKEUZE 2010 ........................................... 22

5 INSECTENBESTRIJDING MAÏS ......................................................................... 33

6 ONKRUIDBESTRIJDINGSPROEF MAÏS ............................................................ 36

7 ONKRUIDBESTRIJDING IN MAÏS VRAAGT MAATWERK ................................ 39

8 ONKRUIDBESTRIJDINGSPROEF MAÏS (ALGEMEEN)..................................... 46

Page 3: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

-3-

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

9.1 Perceelsgegevens......................................................................................................................... 55

9.2 Aangelegde objecten .................................................................................................................... 56

9.3 Waarnemingen .............................................................................................................................. 57

9.4 Opbrengstresultaten...................................................................................................................... 59

9.5 Besluiten ....................................................................................................................................... 60

10.1 Proefopzet ..................................................................................................................................... 61

10.2 Perceelsgegevens......................................................................................................................... 61

10.3 Tellingen ........................................................................................................................................ 62

10.4 Bespreking .................................................................................................................................... 63

11.1 Inleiding ......................................................................................................................................... 64

11.2 Wat is nitraatresidu en welke factoren hebben een invloed? ....................................................... 64

11.3 Organische bemesting .................................................................................................................. 68

11.4 Minerale bemesting ....................................................................................................................... 69

11.5 Beredeneerd bemesten in de praktijk ........................................................................................... 69

11.6 Besluit ........................................................................................................................................... 71

11.7 Provinciale kortingen ..................................................................................................................... 71

9 EROSIEBESTRIJDING IN MAÏS ......................................................................... 55

10 ZAAI- EN OOGSTTIJDSTIPPENPROEF ............................................................. 61

11 BEREDENEERDE BEMESTING BIJ MAÏS IN RELATIE TOT NITRAATRESIDU64

12 CERTIFICERING EN AUTOCONTROLE RUNDVEE .......................................... 72

13 LCV-ACTUEEL .................................................................................................... 80

Page 4: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

-4-

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

MAÏS

1 Verloop van het groeiseizoen in 2009

Het proefveld silomaïs van de PIBO-Campus werd na de teelt van wintertarwe ingezaaid met een

groenbemester (gele mosterd). Deze groenbemester had zich goed ontwikkeld en werd verhakseld in

december. Dit werkt de vertering in de hand en verbetert de humustoestand. Het perceel werd in

januari geploegd.

Het proefveld korrelmaïs had als voorvrucht silo maïs. Er was dan ook geen groenbemester meer

ingezaaid. Op het einde van maart werd er op het proefveld korrelmaïs varkensmengmest aan 15

ton/ha toegepast en onder geploegd.

De wintermaand januari was vrij droog. Er waren een aantal dagen met strenge vorst tot – 20 °C. Er

waren ook redelijk wat uren zonneschijn. Februari daarentegen was eerder een donkere maand met

zeer weinig zonneschijn en wat meer neerslag. Maart was een maand met normale waarden op

klimatologisch vlak. Vanaf begin April werd het een stuk warmer en droger, eind april kwam de uitzaai

van de maïs goed op gang.

De onkruidbestrijding die in vooropkomst en vroege na-opkomst werd toegepast had een goede

werking doordat de bodem constant vochtig was. We kenden dit jaar een vrij warm voorjaar wat de

groei van de maïs bevorderde.

Een profielanalyse werd in februari uitgevoerd op de proefvelden, welk een uitgangspunt is om

ecologisch en economisch verantwoorde stikstofgift te voorzien. De andere voedingselementen

werden toegediend bij de voor- of tussenteelt onder organische vorm en eventueel aangevuld met

minerale meststoffen. Gezien silo- en korrelmaïs vooral in aanmerking komen als de recyclageteelt

voor drijfmest van rundvee, varkens en pluimvee, moet men ervoor zorgen dat de toediening van

drijfmest onder optimale milieu- en bodemomstandigheden gebeurt.

De rassen en teelttechnische proeven werden op 22 en 24 april gezaaid. De uitzaai van de

maïsproeven gebeurde in een goed opgewarmde bodem met voldoende bodemvocht.

De proeven met betrekking tot onkruidbestrijding, insectenbestrijding en rassenonderzoek worden

aangelegd in samenwerking met het Landbouwcentrum voor Voedergewassen (LCV). De uitvoering

en de opvolging gebeuren volgens een vooraf omschreven proefprotocol.

In de onkruidbestrijdingproef werden, naast het controleperceel (determinatie van de aanwezige

onkruidflora), acht verschillende proefobjecten in voor- en vroege naopkomst behandeld. De

samenstelling van de onkruidbestrijdingschema’s, het toepassingstijdstip, interessante tips over de

werking en de toepassingen van de herbicidencombinaties worden verder in deze brochure

besproken.

Het voorbije maïsjaar kende een lage aantasting van builenbrand en stengelrot. Er werd echter geen

vroege legering vastgesteld, dit kunnen we verklaren door de afwezigheid van stengelrot en

stormweer. Er werd dit jaar op de proefvelden geen helminthosporium ( bladvlekkenziekte )

vastgesteld, de afgelopen jaren was dit wel het geval. .

In 2009 werden op de proefvelden verschillende tellingen uitgevoerd op de aanwezigheid van

bladluizen. In de eerste groeiweken werden er weinig bladluizen waargenomen. Naar het einde van

juni toe werden er op de proefpercelen sterk verhoogde aantallen bladluizen waargenomen maar de

behandelingsdrempel werd niet overschreden. Het geen op vele praktijkpercelen wel het geval was.

Page 5: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

-5-

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

De percelen die tijdig en in goede omstandigheden werden uitgezaaid, kwamen in bloei eind juli, begin

augustus. De maanden september en oktober werden gekenmerkt door hoge temperaturen en weinig

neerslag, waardoor de afrijping van de maïs snel verliep. Vooral op de zandgronden had de maïs last

van deze droge periode en ging daar zeer snel afrijpen. De oogst van de kuilmaïs verliep onder goede

omstandigheden en kwam volop op gang vanaf de tweede week van september. De korrelmaïs kon

worden geoogst vanaf eind oktober. Het vochtgehalte van de korrels lag dit jaar lager dan normaal

door de droge en warme maanden september en oktober.

Door de vlotte oogst van de kuilmaïs konden een groot aantal percelen ingezaaid worden met een

groenbemester, wat de bodemstructuur verbetert en de uitspoeling van nutriënten tot een minimum

kan beperken.

Voor het maïsjaar 2009 kunnen we terugblikken op een jaar met eerder normale

weersomstandigheden maar met een droge nazomer. De opbrengsten waren over het algemeen

goed voor zowel silo- als korrelmaïs, al waren er ook percelen met matige opbrengsten veelal in de

kempen op de zandgronden waar de maïs zeer vroeg ging afrijpen door een tekort aan vocht.

Verder waren dit jaar een doordachte teelttechniek en aangepaste rassenkeuze doorslaggevend voor

het welslagen van de teelt.

Page 6: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

-6-

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

2 Rassenproef silomaïs

Proef in samenwerking met het Landbouwcentrum voor voedergewassen, Vlaamse Overheid Afdeling

Duurzame Landbouwontwikkeling (Ir. D. Coomans) en landbouwer Luk Thijs.

2.1 Proefopzet

Negentien verschillende rassen, in vier herhalingen, worden met elkaar vergeleken qua opkomst,

bloeiperiode, legervastheid, stengelrot en opbrengst.

2.2 Perceelsgegevens

a. Voorvrucht: Wintertarwe

b. Zaaidatum: 24.04.09

c. Zaaiafstand: 103.000 zaden/ha

d. Zaaizaadontsmetting: mesurol

e. Onkruidbestrijding: naopkomst 3-4 bladstadium:

Aspect T 2 l/ha + Callisto 0,5 l/ha + Samson 0.5 l/ha +Banvel 0.25 l/ha 19.05.09

f. Bemesting: N-index: 164 (normaal), N-advies: 141 EN/ha

Stikstofgift : Varkensdrijfmest 15 m3/ha

Kunstmest ( vloeibare N ) 80 EN/ha

g. Standaardrassen: ES Charles ,PR39A98, PR39R86, Ronaldinio, Subito, PR39F58, PR39T13

en Zidane.

h. Oogstdatum: 15.09.2009

Page 7: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

-7-

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

2.3 Tellingen

Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij

de oogst. Legering en stengelrot werden niet vastgesteld. Rassen in het vet zijn de standaardrassen.

Ras Mandataris % opkomst % builenbrand

ES Charles Barenbrug 97

PR39A98 Pioneer 99

PR39R86 Aveve 100

Ronaldinio KWS 99 0.49

Subito Philip Seeds 97

Boutic Innoseeds bv 98 0.47

ES Cornbelt Barenbrug 96 0.48

ES Turbo Barenbrug 99

Kompass Barenbrug 97

LG3234 Clovis Matton 99

Newmilk Jorion 100 0.47

P 8100 Pioneer 100 0.47

PR39F58 Pioneer 97

PR39T13 Pioneer 99

PR39T83 Pioneer 97 0.47

PR39W45 Pioneer 96 0.49

Sumaris Barenburg 98 0.63

Torres Aveve 98 0.48

Zidane Aveve 99

Gemiddelde* 98 0.06

* gemiddelde van de standaardrassen

Page 8: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

-8-

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

Tabel 2 geeft per ras het aantal geoogste planten, het aantal geoogste kolven en het aantal kolven

per 100 planten. Rassen in het vet zijn de standaardrassen.

Ras Aantal planten /ha Aantal kolven /ha Aantal kolven per 100

planten

ES Charles 97.143 97.857 100,7

PR39A98 101.429 105.238 103,8

PR39R86 100.952 104.762 103,8

Ronaldinio 98.095 102.857 104,9

Subito 97.619 98.810 101,2

Boutic 102.381 100.476 98,1

ES Cornbelt 98.571 97.619 99,0

ES Turbo 99.524 101.905 102,4

Kompass 97.619 101.190 103,7

LG3234 99.524 98.571 99,0

Newmilk 102.381 108.095 105,6

P 8100 102.381 116.429 113,7

PR39F58 100.317 107.619 107,3

PR39T13 100.952 112.381 111,3

PR39T83 101.190 110.714 109,4

PR39W45 98.095 97.619 99,5

Sumaris 101.270 105.079 103,8

Torres 100.238 98.333 98,1

Zidane 100.476 99.762 99,3

Gemiddelde* 99.622 103.660 104

* gemiddelde van de standaardrassen

Page 9: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

-9-

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

Tabel 3 geeft per ras de firmanaam, de hoogte van inplanting van het laatste blad en de hoogte van

de kolfinplanting in cm bij de oogst. Rassen in het vet zijn de standaardrassen.

Ras Mandataris Hoogte inplanting

laatste blad

Hoogte

kolfinplanting

ES Charles Barenbrug 243 126

PR39A98 Pioneer 224 120

PR39R86 Aveve 224 115

Ronaldinio KWS 212 106

Subito Philip Seeds 257 147

Boutic Innoseeds bv 233 110

ES Cornbelt Barenbrug 228 113

ES Turbo Barenbrug 217 102

Kompass Barenbrug 224 116

LG3234 Clovis Matton 194 92

Newmilk Jorion 235 122

P 8100 Pioneer 213 112

PR39F58 Pioneer 229 111

PR39T13 Pioneer 215 110

PR39T83 Pioneer 226 121

PR39W45 Pioneer 214 134

Sumaris Barenburg 252 145

Torres Aveve 210 99

Zidane Aveve 210 102

Gemiddelde* 226 117

* gemiddelde van de standaardrassen

Page 10: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

-10-

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

2.4 Proefresultaten

Tabel 4 geeft per ras in kg per ha het totale vers gewicht, het versgewicht van de kolven met

schutblad en het versgewicht van de restplant.

Ras Totale vers gewicht Versgewicht kolven

+ schutblad

Versgewicht

restplant

ES Charles 60.667 24.094 36.572

PR39A98 57.238 23.518 33.720

PR39R86 55.810 22.543 33.267

Ronaldinio 57.952 24.363 33.590

Subito 61.357 23.565 37.792

Boutic 58.143 24.545 33.598

ES Cornbelt 59.619 24.547 35.072

ES Turbo 56.190 22.011 34.179

Kompass 56.405 23.148 33.257

LG3234 58.333 24.011 34.322

Newmilk 64.524 25.572 38.951

P 8100 53.429 23.351 30.077

PR39F58 57.651 24.086 33.564

PR39T13 54.952 23.032 31.920

PR39T83 56.286 22.811 33.474

PR39W45 55.762 22.967 32.795

Sumaris 58.667 22.566 36.100

Torres 58.143 25.338 32.805

Zidane 54.810 24.381 30.429

Gemiddelde* 57.555 23.698 33.857

* = gemiddelde van de standaard rassen

Page 11: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

-11-

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

Tabel 5 geeft per ras de hoeveelheid drogestof van de totale plant en van de kolf met schutblad in kg

per ha, het procent droge stof van de totale plant en het percentage kof + schutblad.

Ras kg ds totale

plant % ds totale plant

kg ds kolf +

schutblad

% ds kolf +

schutblad

ES Charles 20.718 34,15 12.649 52,5

PR39A98 21.310 37,23 12.883 54,8

PR39R86 21.252 38,08 13.296 59,0

Ronaldinio 20.805 35,9 13.161 54,0

Subito 21.168 34,5 12.289 52,2

Boutic 20.397 35,08 13.080 53,3

ES Cornbelt 19.901 33,38 12.556 51,2

ES Turbo 19.902 35,42 12.337 56,1

Kompass 20.300 35,99 12.463 53,8

LG3234 21.945 37,62 13.713 57,1

Newmilk 22.261 34,5 13.292 52,0

P 8100 20.469 38,31 13.333 57,1

PR39F58 19.740 34,24 12.623 52,4

PR39T13 20.178 36,72 12.967 56,3

PR39T83 21.135 37,55 12.929 56,7

PR39W45 20.074 36 12.377 53,9

Sumaris 20.786 35,43 12.053 53,4

Torres 21.379 36,77 13.688 54,0

Zidane 20.411 37,24 13.383 54,9

Gemiddelde* 20.698 36,0 12.906 54,5

* gemiddelde van de standaardrassen

Page 12: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

-12-

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

Tabel 6 geeft het resultaat van een ‘Duncan Multiple Range Test’ weer, uitgevoerd op de totale

drogestof. Rassen met dezelfde letter zijn niet significant verschillende van elkaar (p<0,05).

Ras Kg ds totale plant Rangschikking

Newmilk 22.261 A

LG3234 21.945 A B

Torres 21.379 A B C

PR39A98 21.310 A B C

PR39R86 21.252 A B C D

Subito 21.168 A B C D E

PR39T83 21.135 A B C D E

Ronaldinio 20.805 A B C D E

Sumaris 20.786 B C D E

ES Charles 20.718 B C D E

P 8100 20.469 C D E

Zidane 20.411 C D E

Boutic 20.397 C D E

Kompass 20.300 C D E

PR39T13 20.178 C D E

PR39W45 20.074 C D E

ES Turbo 19.902 C D E

ES Cornbelt 19.901 D E

PR39F58 19.740 E

.

Page 13: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

-13-

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

Tabel 7 vermeldt voor een aantal rassen die meerdere jaren na elkaar beproefd werden, het

gemiddelde van het vers gewicht en van de kg drogestof voor de totale plant.

2007 2008 2009 Gemiddelde

Ras

vers

gewicht

totale

plant

kg ds

totale

plant

vers

gewicht

totale

plant

kg ds

totale

plant

vers

gewicht

totale

plant

kg ds

totale

plant

vers

gewicht

totale

plant

kg ds

totale

plant

ES Charles 53.875 17.185 60.667 20.718 57.271 18.952

PR39F58 54.810 20.776 57.906 18.448 57.651 19.740 56.789 19.655

PR39T13 72.190 24.200 49.670 17.162 54.952 20.178 58.937 20.513

Ronaldinio 73.079 25.098 57.238 20.164 57.952 20.805 62.756 22.022

Subito 78.032 25.056 64.945 21.253 61.357 21.168 68.111 22.492

Gemiddelde 69.528 23.783 57.440 19.257 57.978 20.473 61.649 21.171

2.5 Bespreking

We vestigen er de aandacht op dat proefveldopbrengsten meestal deze van de praktijkpercelen

duidelijk overtreffen. Een verklaring hiervoor is het feit dat er in de proefvelden geen randverliezen

en sproeisporen voorkomen en dat er geen oogstverliezen zijn.

In jaren met hoge temperaturen en weinig vocht kunnen er sterke aantastingen van builenbrand

voorkomen, dit jaar kwam er echter weinig builenbrand voor. Stengelrot en legering werden niet

waargenomen in deze proef.

Tabel 2 geeft per ras het aantal planten, kolven per hectare bij de oogst en het aantal kolven per

100 planten. Het hoogste aantal planten komt voor bij het ras Boutic, New Milk en P8100. Het

hoogste aantal kolven per 100 planten werd genoteerd bij het ras P8100 (113.7), PR39T13 (111.3),

PR39T83 (109.4). Bij rassen met een groter aantal kolven dan 100 kolven per 100 planten zijn er

dus meer kolven als planten. Deze tweede kolf, wat soms gevormd wordt bij een aantal maïs

planten is meestal geen volwaardige kolf en levert dus niet echt een meerwaarde op. Het laagste

aantal kolven per 100 planten komt voor bij de rassen Torres (98.1) en Boutic (98,1) hier hebben

dus niet alle planten een kolf.

Tabel 3 geeft de totale lengte van de plant en de kolfinplanting in cm bij de oogst. De laagste

kolfinplanting kwam voor bij de rassen LG3234 (92 cm) en Torres (99 cm) gevolgd door de rassen

ES Turbo en Zidane (beide 102 cm). De hoogste kolfinplanting komt voor bij het ras Subito (147

cm) gevolgd door de rassen Sumaris (145 cm) en PR39W45 (134 cm).

Het hoogste ras was Subito (257 cm) gevolgd door het ras Sumaris (252 cm). Het zijn niet altijd de

hoogste planten die de hoogste kolfinplanting hebben of omgekeerd.

Uit tabel 4 blijkt dat het ras New Milk het beste resultaat behaalt bij het vers gewicht van de totale

plant, gevolgd door de rassen Subito en ES Charles. Voor het vers gewicht van de kolf + schutblad

behaalt het ras New Milk de beste score, gevolgd door Torres, ES Cornbelt en Boutic.

Bij de kg drogestof opbrengst van de totale plant behaalt het ras New Milk de beste resultaten,

gevolgd door LG 3234 (tabel 5). Uit tabel 5 blijkt dat, voor de totale plant, het hoogste percentage

Page 14: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

-14-

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

drogestof (38,3%) voorkomt bij het ras P 8100. Het laagste percentage drogestof komt voor bij het

ras ES Cornbelt (33.3%).

Het ras LG3234 behaalde de beste resultaten bij de kg drogestof van de kolf + schutblad gevolgd

door het ras Torres. Het hoogste percentage drogestof van de kolf + schutblad werd behaald door

het ras PR39R86 (59 %). Het zijn niet de rassen met het hoogste procent drogestof die het hoogste

rendement geven in kilogram drogestof van de totale plant. Uiteraard is de drogestofopbrengst van

de totale plant bij kuilmaïs bepalend voor de rendabiliteit van de rassen, alsook het percentage

kolfaandeel.

De gemiddelde kg drogestof van de standaardrassen ( ES Charles ,PR39A98, PR39R86,

Ronaldinio, Subito, PR39F58, PR39T13 en Zidane) voor de totale plant is 20.698 kg per ha en voor

de kolf + schutblad 12.906 kg per ha. Van de negentien rassen scoren tien rassen beter dan dit

gemiddelde voor de kg drogestof van de totale planten. Voor de kg drogestof van de kolf en

schutblad scoren ook elf rassen beter dan het gemiddelde van de standaardrassen.

De opbrengsten werden statistisch geanalyseerd voor de totale hoeveelheid drogestof per ha (tabel

6). Er werd nagegaan welke rassen significant verschillend zijn van elkaar en dit met een

betrouwbaarheid van 95 % (P<0,05). Rassen met eenzelfde lettercode in tabel 6 zijn binnen onze

proefopzet niet significant verschillend van elkaar en moeten aldus als “evenwaardig” beschouwd

worden.

Tabel 7 geeft voor een aantal rassen, die reeds meerdere jaren in proef liggen, het gemiddelde van

het vers gewicht en van de drogestof voor de totale plant. Het belang hiervan is dat een ras op

deze manier beoordeeld kan worden gedurende verschillende jaren en dus ook in verschillende

klimatologische omstandigheden.

Page 15: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

-15-

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

3 Rassenproef korrelmaïs

Proef in samenwerking met het Landbouwcentrum voor Voedergewassen en het Ministerie van de

Vlaamse Gemeenschap – Dienst Onderzoek en ontwikkeling ( ir. D. Coomans) en landbouwer Jaak

Vandermeer.

3.1 Proefopzet

Tweeëndertig verschillende rassen, in vier herhalingen, worden met elkaar vergeleken qua opkomst,

jeugdgroei, bloeiperiode, legervastheid, stengelrot en opbrengst.

3.2 Perceelsgegevens

a Voorvrucht: silomaïs

b Zaaidatum: 22.04.09

c Zaaiafstand: 96.000 zaden/ha

d Zaaizaadontsmetting: Mesurol

e Onkruidbestrijding: naopkomst 3-4 bladstadium:

Gardo Gold 2 l/ha + Mikado 0,75 l/ha 19.05.09

f Bemesting: N-index: 164 (normaal), N-advies: 131 EN/ha

Varkensmengmest 15 m3/ha

70 EN /ha onder vloeibare vorm, voor de zaai

g Standaardrassen : Ajaxx, Amati, Amilac, Amoroso, DCKC2960, Lorado, Patrick, PR39T13,

Sensation en Tiberio

h Oogstdatum: 19/10/2009

Page 16: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

-16-

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

3.3 Tellingen

Tabel 1 geeft per ras de mandataris, het rastype, het percentage gelegerde planten, het percentage

planten met builenbrand en het percentage planten aangetast met stengelrot. De standaardrassen

staan in het vet gedrukt.

Ras Mandataris %

Legering %

builenbrand %

stengelrot

Abogan Limagrain Belgium bvba

Ajaxx Philip-Seeds NV

Amati Verla Seeds

Amball KWS

Amilac KWS

Amoroso KWS

Anjou256 AVEVE N.V./SA-zaaizaden 0,50

Bravour Barenbrug – Belgium 0,50

DKC2960 AVEVE N.V./SA-zaaizaden 0,50

Dominator Limagrain Belgium bvba 1,00

ES Palazzo Barenbrug – Belgium 1,00

ES Turbo Barenbrug – Belgium

Expert Limagrain Belgium bvba 0,50

Irixx Innoseeds bv

Konivens Verla Seeds 1,00 0,50

Lafortuna KWS

LG 3220 B. S. C. Agro nv 1,00 1,00

LG3247 Clovis Matton 0,67

Lorado Limagrain Belgium bvba 0,50

Marco Clovis Matton 2,00 0,50

MAS13L Maisadour Semences

P8000 Pioneer 2,50

Patrick Limagrain Belgium bvba

Podium AVEVE N.V./SA-zaaizaden

PR39K13 Pioneer 1,50

PR39N39 Pioneer

PR39T13 Pioneer

Ricardinio KWS

Ronaldinio KWS 1,50

Sensation B. S. C. Agro nv 0,50

Sphinxx Philip-Seeds NV 0,50

Tiberio Verla Seeds 1,00

Gemiddelde 0.44 0.09 0.05

* gemiddelde van de standaardrassen

Page 17: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

-17-

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

Tabel 2 geeft per ras de hoogte inplanting van het laatste blad en kolf in cm, het aantal planten en het

aantal kolven per 100 planten.

Ras Hoogte inplanting laatste blad

Hoogte kolfinplanting

Aantal planten/ha

Aantal kolven/ 100 planten

Abogan 231 126 97.143 91,7

Ajaxx 228 116 93.333 101,0

Amati 254 130 94.286 99,0

Amball 263 129 94.286 100,0

Amilac 287 153 96.667 110,3

Amoroso 274 138 92.857 101,5

Anjou256 255 138 92.381 110,8

Bravour 258 118 97.104 99,1

DKC2960 247 126 96.190 101,0

Dominator 253 134 97.605 95,1

ES Palazzo 269 138 97.619 92,2

ES Turbo 258 131 94.286 100,5

Expert 253 142 96.619 93,2

Irixx 255 124 96.906 102,8

Konivens 278 133 93.810 122,3

Lafortuna 261 129 89.524 100,0

LG 3220 233 120 91.429 110,4

LG3247 252 134 92.698 105,5

Lorado 281 149 95.238 96,5

Marco 263 131 90.952 104,7

MAS13L 228 125 94.286 100,0

P8000 263 137 92.857 100,0

Patrick 247 132 96.571 99,0

Podium 253 123 95.238 99,0

PR39K13 251 126 93.810 100,0

PR39N39 251 136 90.952 99,5

PR39T13 253 136 93.333 104,1

Ricardinio 279 159 94.762 100.5

Ronaldinio 269 131 93.810 98,5

Sensation 249 133 95.714 98,5

Sphinxx 231 121 95.714 100,0

Tiberio 271 135 97.143 104,4

Gemiddelde* 259 135 95.133 101,5

* gemiddelde van de standaardrassen

Page 18: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

-18-

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

3.4 Proefresultaten

Tabel 3 geeft per ras de firma, de drogestofopbrengst van de kolf per hectare, het percentage vocht in

de korrel en de korrelopbrengst per ha aan 15% vocht.

Ras Mandataris Kg ds kolf % vocht in korrel

Kg korrel 15%

Abogan Limagrain Belgium bvba 12.225 26,7 12.660

Ajaxx Philip-Seeds NV 14.053 30,0 14.999

Amati Verla Seeds 13.584 28,9 13.827

Amball KWS 12.924 28,8 13.306

Amilac KWS 13.055 27,4 13.271

Amoroso KWS 12.978 25,9 13.091

Anjou256 AVEVE N.V./SA-zaaizaden 12.076 28,2 12.237

Bravour Barenbrug – Belgium 13.106 29,3 13.489

DKC2960 AVEVE N.V./SA-zaaizaden 13.052 29,9 13.910

Dominator Limagrain Belgium bvba 12.454 29,0 12.572

ES Palazzo Barenbrug – Belgium 13.900 27,8 14.414

ES Turbo Barenbrug – Belgium 12.448 28,8 12.896

Expert Limagrain Belgium bvba 12.518 28,7 12.740

Irixx Innoseeds bv 12.573 27,7 13.515

Konivens Verla Seeds 12.588 27,8 12.727

Lafortuna KWS 11.685 27,7 12.280

LG 3220 B. S. C. Agro nv 12.058 26,7 12.713

LG3247 Clovis Matton 12.123 29,8 12.652

Lorado Limagrain Belgium bvba 12.383 27,7 12.573

Marco Clovis Matton 12.301 27,0 12.818

MAS13L Maisadour Semences 12.680 26,0 13.275

P8000 Pioneer 12.511 28,0 13.071

Patrick Limagrain Belgium bvba 12.740 28,4 12.881

Podium AVEVE N.V./SA-zaaizaden 12.754 28,7 12.860

PR39K13 Pioneer 12.051 28,9 12.305

PR39N39 Pioneer 11.298 27,1 11.531

PR39T13 Pioneer 11.921 31,7 12.316

Ricardinio KWS 14.128 28,1 14.607

Ronaldinio KWS 12.635 31,2 12.729

Sensation B. S. C. Agro nv 12.605 29,3 12.973

Sphinxx Philip-Seeds NV 12.769 28,2 13.603

Tiberio Verla Seeds 13.433 28,2 13.731

Gemiddelde* 12.980 28,7 13.357

* gemiddelde van de standaardrassen

Page 19: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 19 -

Tabel 4 geeft het resultaat van een “Duncan’s Multiple Range Test” uitgevoerd op de kg korrel

per ha aan 15% vocht. Rassen met dezelfde letter zij niet significant verschillend van elkaar

(p<0,05).

Ras Kg korrel/ha 15% vocht

Rangschikking

Ajaxx 14.999 A

Ricardinio 14.607 A B

ES Palazzo 14.414 A B C

DKC2960 13.910 B C D

Amati 13.827 B C D E

Tiberio 13.731 C D E F

Sphinxx 13.603 C D E FG

Irixx 13.515 D E FGH

Bravour 13.489 D E FGH

Amball 13.306 D E FGH I

MAS13L 13.275 D E FGH I

Amilac 13.271 D E FGH I

Amoroso 13.091 D E FGH I J

P8000 13.071 D E FGH I J

Sensation 12.973 E F G H I J

ES Turbo 12.896 F G H I J

Patrick 12.881 F G H I J

Podium 12.860 F G H I J

Marco 12.818 G H I J

Expert 12.740 G H I J

Ronaldinio 12.729 G H I J

Konivens 12.727 G H I J

LG 3220 12.713 G H I J

Abogan 12.660 H I J

LG3247 12.652 H I J

Lorado 12.573 I J

Dominator 12.572 I J

PR39T13 12.316 J K

PR39K13 12.305 J K

Lafortuna 12.280 J K

Anjou256 12.237 J K

PR39N39 11.531 K

.

Page 20: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 20 -

Tabel 5 vermeldt de rassen, die al een aantal jaar na elkaar beproefd werden het gemiddelde van de

kg korrels aan 15% vocht en de kg drogestof van de kolf per ha.

2007 2008 2009 Gemiddelde

Ras

kg

korrels

15%

kg ds

kolf per

ha

kg

korrels

15%

kg ds

kolf per

ha

kg

korrels

15%

kg ds

kolf per

ha

kg

korrels

15%

kg ds

kolf per

ha

Ajaxx 12.787 12.291 12.034 11.230 14.999 14.053 13.273 12.525

Amati 14.145 13.715 11.838 11.581 13.827 13.584 13.270 12.960

Amball 13.831 13.425 11.952 11.557 13.306 12.924 13.030 12.635

Amilac 10.666 11.015 13.271 13.055 11.969 12.035

Amoroso 11.747 11.475 13.091 12.978 12.419 12.227

Bravour 11.777 11.312 13.489 13.106 12.633 12.209

DKC2960 13.173 12.414 12.273 11.512 13.910 13.052 13.119 12.326

Dominator 10.778 10.578 12.572 12.454 11.675 11.516

Expert 14.005 13.572 11.139 10.729 12.740 12.518 12.628 12.273

Lafortuna 14.071 13.364 12.143 11.475 12.740 12.518 12.985 12.452

LG 3220 11.177 10.598 12.713 12.058 11.945 11.328

Lorado 11.120 10.735 12.573 12.383 11.847 11.559

Patrick 13.265 12.927 10.926 10.661 12.881 12.740 12.357 12.109

PR39K13 12.560 12.229 11.546 11.102 12.305 12.051 12.137 11.794

PR39T13 13.033 12.668 10.996 10.691 12.316 11.921 12.115 11.760

Ronaldinio 14.585 14.137 11.794 11.462 12.729 12.635 13.036 12.745

Sensation 12.619 12.091 12.973 12.605 12.796 12.348

Tiberio 11.312 10.931 13.731 13.433 12.522 12.182

Gemiddelde 13.546 13.074 11.547 11.152 13.120 12.782

Page 21: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 21 -

3.5 Bespreking

We vestigen er de aandacht op dat proefveldopbrengsten meestal deze van de praktijkpercelen

duidelijk overtreffen. Proefvelden genieten gunstige teeltomstandigheden en er zijn geen

randverliezen, geen sproeisporen en geen oogstverliezen.

De uitzaai van de maïsproeven gebeurde in een droge en goed opgewarmde bodem. Mede

dankzij de warme temperaturen in het voorjaar, kende men een zeer snelle opkomst.

In 2009 werd er in de mäisproefvelden geen schade door bladluizen waargenomen. Uit tabel 1

blijkt dat er in 2009 weinig legering voorkwam. Stengelrot was afhankelijk van het ras miniem tot

niet in de proef aanwezig. Builenbrand kwam in de korrelmäisproef in zeer beperkte mate voor.

Tabel 2 geeft per ras, de hoogte van inplanting laatste blad, hoogte van kolfinplanting in cm,

aantal planten per hectare en het aantal kolven per 100 planten. De laagste kolfinplanting (116

cm) komt voor bij het ras Ajaxx. De hoogste kolfinplanting komt voor bij het ras Ricardinio (159

cm). Voor de lengte van de totale plant behalen de rassen Amilac (287 cm) en Lorado (281 cm)

het hoogste cijfer en het laagste cijfer werd waargenomen bij de rassen Ajaxx en MAS13L (

beide 228 cm).

Verder blijkt uit tabel 2 dat het ras ES Palazzo het hoogste aantal planten per ha behaalt,

gevolgd door Dominator. Het laagste aantal planten komt voor bij het ras Lafortuna. Voor het

aantal kolven per 100 planten scoort het Abogan het laagst, het ras Anjou 256 behaalt het

hoogste aantal kolven per 100 planten, gevolgd door het ras Amilac. Bij rassen met een groter

aantal kolven dan 100 kolven per 100 planten zijn er dus meer kolven als planten. Deze tweede

kolf, wat soms gevormd wordt bij een aantal maïs planten is meestal geen volwaardige kolf en

levert dus niet echt een meerwaarde op.

Uit tabel 3 blijkt dat het ras Ricardinio de hoogste drogestofopbrengst van de kolf behaalt,

gevolgd door Ajaxx. De gemiddelde kg drogestof van de kolf van de tien standaardrassen

bedraagt 12.980 kg per ha en voor de kg korrel aan 15 % vocht is dit 13.357 kg per ha.

Van de tweeëndertig rassen scoren negen rassen beter dan het gemiddelde voor de kg

drogestof van de kolf (tabel 3). Voor de kg korrel aan 15 % vocht scoren negen rassen beter dan

het gemiddelde van de 32 rassen.

De opbrengsten werden statistisch geanalyseerd voor de kg korrels aan 15% vocht (tabel 4). Er

werd nagegaan welke rassen significant verschillend zijn van elkaar en dit met een

betrouwbaarheid van 95 % (P<0,05). Rassen met éénzelfde lettercode in tabel 4 zijn binnen

onze proefopzet niet significant verschillend van elkaar en moeten aldus als “evenwaardig”

beschouwd worden.

Tabel 5 geeft, voor een aantal rassen, welke al meerdere jaren in proef aan liggen, het

gemiddelde van de kg drogestof van de kolf per ha en korrels aan 15 % vocht. Het belang

hiervan is dat een ras op deze manier beoordeeld kan worden gedurende verschillende jaren en

dus ook verschillende klimatologische omstandigheden.

Page 22: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 22 -

4 Praktijkgerichte maïsrassenkeuze 2010

Page 23: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 23 -

Page 24: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 24 -

Page 25: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 25 -

Page 26: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 26 -

Page 27: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 27 -

Page 28: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 28 -

Page 29: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 29 -

Page 30: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 30 -

Page 31: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 31 -

Page 32: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 32 -

Page 33: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 33 -

5 Insectenbestrijding maïs

Proef in samenwerking met het Landbouwcentrum voor voedergewassen, Vlaamse Overheid

Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (Ir. D. Coomans) en landbouwer Luk Thijs.

5.1 Proefopzet

Drie verschillende rassen worden met elkaar vergeleken op basis van aantasting door insecten.

Vanaf de 4e- tot het 10

e -bladstadium worden er wekelijks tellingen gedaan op de aanwezigheid

van bladluizen. Deze tellingen kaderen in de opmaak van een waarschuwingsbericht voor de

landbouwers naar de bladluispopulatie in hun streek elke week. Alle tellingen gebeuren in drie

herhalingen.

5.2 Perceelsgegevens

a. Voorvrucht: Wintertarwe

b. Zaaidatum: 24.04.09

c. Zaaiafstand: 103.000 zaden/ha

d. Zaaizaadontsmetting: Mesurol

e. Onkruidbestrijding: naopkomst 3-4 bladstadium:

Aspect T 2 l/ha + Calisto 0.5 l/ha + Samson 0.5 l/ha + Banvel 0.25 l/ha 19.05.09

f. Bemesting: N-index: 164 (normaal), N-advies: 141 EN

Varkensdrijfmest 15m3/ha

Stikstofgift: 80 EN /ha onder vloeibare vorm

g. Rassen: ES Charles, PR39A98, Ronaldinio

5.3 Tellingen

Tabel 1 geeft, per ras, de firmanaam, de zaadbehandeling en de intensiteit van de

bladluizenschade

Ras Firmanaam Zaadbehandeling Opkomst-

percentage

Intensiteit van de

bladluizenschade

ES Charles Barenbrug Onbehandeld 97 1

PR39A98 Pioneer Onbehandeld 99 1

Ronaldinio KWS Onbehandeld 99 1

Bladluizenschade: geeft per ras de afwijkende groeiverschijnselen met gele strepen op de

bladeren van de maïsplanten.

1 = geen schade 3 = schade

2 = lichte schade 4 = sterke schade

Page 34: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 34 -

5.4 Bladluizen in 2009 in de maïs

ir. J.Depoorter(C.I.P.F.), namens LCV.

5.4.1 Inleiding In 1997 hadden heel wat streken in België te kampen met schade door aanvallen van bladluizen.

Proefveldwaarnemingen uit Frankrijk leerden dat via zaadontsmetting of insecticidenbespuiting

de schade door deze insecten goed onder controle gehouden kon worden. De insectendruk was

echter niet elk jaar zo hoog dat de investering van een preventieve behandeling economisch

verantwoord was. Slechts om de 5 tot 10 jaar komen in de maïs de bladluizen in schadelijke

hoeveelheden voor. Aangezien zeer goede resultaten bekomen worden met een curatieve

behandeling op het moment dat schadedrempels overschreden worden leek het aangewezen

om een waarschuwingsdienst op te richten in analogie met de georganiseerde tellingen in

granen. Deze dienst is dan in staat om de gevaren van streek tot streek in te schatten. In 1998

werd op 4 locaties geteld in Vlaanderen. Eén jaar later werd dit uitgebreid naar 8 locaties.

Wekelijks wordt op basis van deze tellingen een persbericht voor de vakpers samengesteld.

Sinds 2002 staat dit persbericht ook op internet, het wordt elke woensdag aangepast.

5.4.2 Opbouw van het waarschuwingsnetwerk Net zoals in 2008 werkten in 2009 PVL te Bocholt, de BIOT Hogeschool Gent te Bottelare, de

land- en tuinbouwschool VTI van Poperinge, LTCW te Sint Niklaas, POVLT Beitem en PIBO

Tongeren mee aan de observaties voor het waarschuwingsnetwerk. Deze 6 locaties vormen

samen met de 3 locaties van het CIPF (Scherpenheuvel-Zichem, Tongerlo en Breedhout) het

waarnemingsnetwerk voor Vlaanderen. Voor Wallonië wordt de situatie voor bladluizen

eveneens op een tiental locaties opgevolgd door het CIPF samen met verschillende regionale

partners.

Op elke locatie worden bij 3 gemeenschappelijke rassen (ES Charles, Ronaldinio en PR39A98)

in 3 herhalingen wekelijks tellingen uitgevoerd: per ras telkens in 3 afgebakende zones van 10

planten. Vanaf het 5e bladstadium wordt er iedere week een samenvatting gemaakt van alle

observaties en het overzicht van de bladluizendruk per streek wordt vervolgens in een

persbericht gegoten en in de vakpers verspreid. De tellingen gaan wekelijks door tot het 10de

zichtbaar bladstadium. Vanaf dan is het grootste gevaar voor schade aan het gewas geweken.

5.4.3 Resultaten van de tellingen De rapportering van de waarnemingen startte vorig jaar op 1 juni. De vroegst gezaaide percelen

uit het observatienetwerk stonden toen al in het 7ste bladstadium terwijl de later gezaaide

percelen nog maar net het 3-4 bladstadium bereikt hadden. De tellingen op de percelen

leverderde de eerste weken geen noemenswaardige problemen met bladluizen op. De eerste

weken waren er meestal weinig bladluizen te vinden op de jonge maïsplantjes. Enkele

onweersbuien hielpen om de insecten van de planten te spoelen. Na enkele weken stelden we

pas de eerste grote kolonies van Métopolophium dirhodum vast. Op sommige plaatsen – vooral

op later gezaaide percelen – stelde men een explosieve groei van de populaties vast en

overschreed men tot 3 maal de schadedrempels. Ons waarschuwingsnetwerk raadde in zulke

gevallen aan tot behandeling. Een aantal percelen zijn dit jaar daarom met insecticiden

bespoten.

5.4.4 Verschillende bladluissoorten en schadedrempels De bladluis Metopolophium dirhodum wordt het meest gevreesd in de maïsteelt. Deze bladluis

wordt meestal waargenomen op de onderzijde van de 2 of 3 bladeren die het dichtste bij de

bodem zitten. De kleur van de poten en het lichaam varieert van fel lichtgroen tot soms geel en

Page 35: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 35 -

de lichaamsvorm is sterk ovaal. De schade door deze soort komt voort uit de injectie van giftig

speeksel (met virussen) in de plant die de groei zowel bovengronds als ondergronds ernstig

verstoort. De bladeren vergelen en verkrullen, de afstand tussen de knopen is korter dan

normaal met dwerggroei tot gevolg.

Naast Metopolophium komen in de maïs over het algemeen nog twee andere soorten bladluizen

voor. Beide zijn minder belastend voor de plant omdat hun schade zich voornamelijk beperkt tot

het onttrekken van plantensappen uit de planten. Sitobion avenae varieert van kleur

(overwegend groen tot soms bruinroze) en heeft donkere, lange poten. Rhopalosiphum padi is

een kleine, ronde, donkergroene soort.

Vanaf het vijfde blad tolereert men per plant 4 tot 7 felgroene bladluizen (metopolophium

dirhodum), in het 6de blad: 7 tot 10; 7

de blad:10 tot 20; 8

ste blad: 20 tot 40; 9

de blad: 40 tot 60

bladluizen per plant en vanaf het tiende bladstadium: 60 tot 100 groene bladluizen. Deze

drempelwaarden zijn niet exact te definiëren. Alles hangt af van de weersomstandigheden, van

het veld en uiteraard van de conditie van de maïs: een plant die goed aan het groeien is, zal

minder hinder ondervinden van de bladluizen en dan mag men de bovengrenzen van de

richtwaarden hanteren.

Al deze richtwaarden zijn opgesteld voor Metopolophium dirhodum. Voor Sitobion avenae en

Rhopalosiphum padi zijn minder gegevens over gewasschade beschikbaar. Gezien hun minder

groot gevaar hanteert men vaak 2 tot 3 maal de drempelwaarden van Metopolophium. Bij goed

groeiende maïs kan men zelfs tot een factor 5 van de drempelwaarde wachten alvorens over te

gaan op behandeling. Deze insecticidebehandeling wordt uitgevoerd met Okapi (pirimicarb 100

g/l + cyhalothrin 5 g/l) aan 1,25l per ha.

5.4.5 Levenscyclus van de bladluizen Bladluizen hebben een heel specifieke levenscyclus. Luizen overwinteren vaak als eitjes op of in

de buurt van een primaire gastheerplant. De vrouwtjes die uitkomen kunnen zich dan vestigen

op een tweede gastplant (in ons geval de maïs) en vervolgens via parthenogenese aan

uitbreiding van de kolonies doen. Parthenogenese of aseksuele voortplanting is te vergelijken

met klonen waarbij onbevruchte embryo’s in het lichaam van de moeder uitgroeien tot nieuwe

vrouwtjes.

Deze cyclus kan heel snel gaan als je weet dat tot 10 nieuwe luizen per dag kunnen

voortgebracht worden. Zelfs de nog niet gebaarde embryo’s kunnen al beginnen met zelf

embryo’s aan te maken. Deze heel efficiënte vermeerderingstechniek verklaart waarom

bladluizenplagen soms zo snel kunnen ontaarden in grote problemen. Als er te veel bladluizen in

een veld komen of als de omstandigheden op een andere manier verslechteren, ontwikkelt een

deel van de populatie op enkele dagen tijd vleugels zodat deze groep snel betere locaties kan

opzoeken. Als het wat kouder wordt – in de herfst – ontwikkelen zich ook mannetjes. Na

geslachtelijke paring worden eitjes afgezet die de winter kunnen overleven en zo is de volledige

cyclus voltrokken. Bij minder strenge winters kunnen de volwassen dieren zelf overwinteren op

bijvoorbeeld percelen wintergraan.

5.4.6 Besluit Ook in 2009 bewijst een waarschuwingsdienst voor de bladluizen zijn nut: continue opvolging

voorkomt preventieve behandelingen op grote schaal maar laat toe om op probleemvelden snel

over te gaan tot behandeling bij een explosieve bladluizengroei. Alhoewel de algemene toestand

in het begin van het seizoen veilig leek, bleek toch dat men tot aan het veilige tiende bladstadium

waakzaam moest blijven omdat de situatie soms nog snel kon ontsporen.

Page 36: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 36 -

6 Onkruidbestrijdingsproef maïs

Proef in samenwerking met het Landbouwcentrum voor voedergewassen, Vlaamse Overheid

Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (Ir. D. Coomans) en landbouwer Jaak Vandermeer.

6.1 Proefopzet

Er worden acht verschillende onkruidbestrijdingsschema’s en één controle in vooropkomst en in

vroege naopkomst ( 3 – 4 bladstadium) in maïs met elkaar vergeleken.

6.2 Perceelsgegevens

a Voorvrucht: Korrelmaïs

b Zaaidatum: 22.04.09

c Zaaiafstand: 96.000 zaden/ha

d Ras: PR39K13

e Zaaizaadontsmetting: Mesurol

f Onkruidbestrijding (buitenproef): naopkomst 3-4 bladstadium:

Gardo gold 2 l/ha + Mikado 0,75 l/ha 19.05.09

g Bemesting: 160 EN /ha onder vloeibare vorm voor de zaai

6.3 Onkruidbestrijdingsschema’s

object

Vooropkomst

28.04.09

2-3 bladstadium

14.05.09

Richtprijs middelen

€ / ha

1 controle Controle 0 €

2 Terano 0,75 kg + Merlin

0,075 kg 82.2 €

3 Lanox 0,5 kg + Aspect T

1,75 L 81.3 €

4 Lanox 0,5 kg + Akris 2,5 L 93 €

5 Aspect T 2 L+ Equip 1,75 L +

Mikado 0,75 L 113.4 €

6 Calaris 1,25 L + Dual Gold 0,75 L

+ Samson Extra OD 0,4 L 117.4 €

7 Calaris 1,25 L + Dual Gold 0,75

L + Accent 0,032 kg 118.2 €

8 Clio Elite 1,5 L + Calaris 0,7 L 116.4 €

9 Arietta 0,15 L + Akris 2,5 L 97.05 €

opm Vochtige bodem, 13°C,

9.00u, Windstil Vochtige bodem, 16°C, 9.00u,

Windstil

Page 37: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 37 -

6.4 Proefresultaten

6.4.1 Onkruidtelling De onkruidtelling werd uitgevoerd op 08.06.09

Tabel geeft het aantal verschillende onkruiden weer per m2.

Object

Onkruiden/m²

1 2 3 4 5 6 7 8 9

bingelkruid 3.1

haagwinde 0.8 0.8 0.8

Herderstasje 10.7

Klein hoefblad 7.7 1.5 0.8

Knop kruid 215

Melde 0.8

Melganzevoet 113.3 6.1 9.2 3.1 0.8 3.1

Melkdistel 9.2 0.8

Muur 3.8

Paarse

Dovenetel 3.1

Perzikkruid 23 13.8 1.5 0.8

Varkensgras 1.5

Zuring 6.1

6.4.2 Gewasremming Naar gewasremming toe kan men stellen dat er in de objecten met een vooropkomstbehandeling

geen remming was, in de objecten met een behandeling in het 3-4 bladstadium was er

gemiddeld een matige gewasremming. Er was geen duidelijk verschil in remming tussen de

verschillende schema’s.

Page 38: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 38 -

6.4.3 Opbrengstresultaten

Object Kg ds kolf % vocht in korrel

Kg korrel 15% Rel. opbrengst

kg korrels 15 % vocht

1 10.267 31,2 10.494 83,1

2 12.300 29,1 12.735 100,9

3 13.176 29,7 13.515 107,1

4 12.445 29,0 12.767 101,2

5 12.222 29,8 12.549 99,4

6 13.125 29,8 13.510 107,0

7 12.271 29,8 12.644 100,2

8 12.091 29,6 12.422 98,4

9 12.562 30,7 12.963 102,7

Gemiddelde 12.273 30 12.622 100,0

6.5 Bespreking

In de onkruidbestrijdingsproef werden acht verschillende onkruidbestrijdingschema’s vergeleken

met de controle. Drie in vooropkomst en vijf in vroege naopkomst. De proeven aangelegd in

2009 hadden tot doel na te gaan welke schema’s een volledige bestrijding bieden op basis van

de voorkomende onkruiden.

Het proefperceel waar de verschillende onkruidbestrijdingschema’s op werden toegepast was

een homogeen perceel met een zeer hoge onkruiddruk.

De vrij hoge temperaturen en de aanwezigheid van voldoende bodemvocht vanaf de zaai kwam

de werking van de middelen zowel in vooropkomst als in vroege naopkomst ten goede.

Naar werking kunnen we besluiten dat de objecten behandeld in naopkomst zo goed als volledig

onkruidvrij waren, bij de objecten in vooropkomst bleef er vooral nog melde en perzikkruid over.

Het controle object werd meermaals manueel opgekuist eens de onkruidtellingen achter rug

waren.

Als we naar de opbrengst van de verschillende objecten kijken dan zien we dat objecten 3 en 6

een iets hogere opbrengst hebben dan de rest. De opbrengst in de controle lag een stuk lager,

Dit is te wijten aan de concurrentie voor water en voedingsstoffen die de planten daar

ondervonden hebben door de hoge onkruiddruk.

Algemeen kunnen we besluiten dat object nr 6 (Calaris 1,25 L + Dual Gold 0,75 L + Samson

Extra OD 0,4 L) het beste resultaat gaf in deze proef. Er bleven geen onkruiden over en de

opbrengst lag 7 % hoger dan het gemiddelde. Wel is dit één van de duurdere schema’s.

Page 39: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 39 -

7 Onkruidbestrijding in maïs vraagt maatwerk

Geert Haesaert

Hogeschool Gent, Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur

Voskenslaan 9000

Gent

De chemische onkruidbestrijding blijft de meest gebruikte bestrijdingstechniek in mais. Zelfs in

een geïntegreerd systeem vormt het na mechanische ingrepen vaak de sluitsteen van de

onkruidbestrijding.

Het aanbod van herbiciden in maïs is vrij groot. Dit betekent dat door een goed doordachte

middelenkeuze een goede onkruidbestrijding kan worden bekomen. Door tevens rekening te

houden met de milieu technische eigenschappen van de herbiciden en door kritisch te doseren

kan gekomen worden tot een vermindere milieubelasting.

Een geslaagde chemische onkruidbestrijding start met de nodige kennis van de aanwezige

onkruidsoorten. Dan pas kan men komen tot een juiste middelenkeuze en kan de afweging

gemaakt worden of de inzet van milieu-kritische herbiciden noodzakelijk zijn. Uitgebreide

mengsels van 4 tot 5 werkzame stoffen zijn niet altijd noodzakelijk en bepaalde componenten

uit het mengsel kunnen elkaar zelfs tegenwerken (bv. contact- en systemische middelen) of

kunnen leiden tot verhoogde fytotoxiciteit. De dosering van de bladherbicicen is afhankelijk van

de grootte van de onkruiden (kleine onkruiden kunnen immers gemakkelijker bestreden worden

met een lagere dosis), de middelencombinaties (tussen bepaalde werkzame stoffen bestaat

immers een synergisme zoals tussen mesotrion en sulcotrion enerzijds en terbuthylazin

anderzijds) en de weersomstandigheden (het onkruid wordt door een langere droge periode

afgehard). Voor bodemherbicicden is de dosis vooral afhankelijk van milieucombinaties,

bodemtextuur (bv. % klei en leem) en het gehalte aan organisch materiaal van de bodem

Uit het voorgaande blijkt dat de juiste strategie afhankelijk is van diverse factoren waarvan de

meeste perceelsgebonden zijn. Zo hebben rotatie (bepalend voor de onkruidflora),

bodembewerkingen en -textuur, e.a. een belangrijke invloed op productkeuze en tijdstip van

behandelen. Een algemeen geldend onkruidbestrijdingsschema bestaat dus niet. Het is dan ook

aan de landbouwer om met behulp van de hieronder weergegeven elementen een voor zijn

perceel correcte onkruidbestrijding uit te voeren. Op www.lcvvzw.be – publicaties zijn

geactualiseerde schema’s en beschrijvingen van de herbiciden te raadplegen.

Page 40: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 40 -

7.1 Vooropkomstbehandelingen

7.1.1 Wanneer toepassen? Een vooropkomst behandeling heeft het voordeel dat maïs kan opgroeien zonder een te grote

onkruidconcurrentie. Ook al ontsnappen er nog onkruiden, de onkruiddruk wordt altijd sterk

verminderd. Het resultaat van een vooropkomst behandeling is wel sterker onderhevig aan

variatie en dus gedeeltelijke mislukking dan na-opkomst behandelingen. Dit heeft te maken met

het feit dat enkel wordt beroep gedaan op bodemherbiciden die voor hun werking afhankelijk

zijn van bodemvocht en het aanbrengen van een aaneengesloten herbicidenfilm.

Een voldoende hoog vochtgehalte van de bodem is nodig om een adequate werking van de

bodemherbiciden te verzekeren. De oplosbaarheid van werkzame stoffen is wel verschillend

zodat in functie van de droogtegevoeligheid van bodems een meer optimalere keuze kan

gemaakt worden.

Het vochtgehalte van de bovenste bodemlaag hangt in de eerste plaats af van de neerslag doch

ook de bodemtextuur en het humusgehalte speelt een rol. Zandbodems hebben een geringere

waterretentie dan (zand)leem- en kleibodems waardoor ze sneller uitdrogen en de activiteit van

bodemherbiciden tegenvalt. Humusrijke bodems drogen minder snel uit wat vooral bij lichtere

texturen een positief effect heeft op de werking van bodemherbiciden. Anderzijds dient ook

vermeld te worden dat kleideeltjes en humus de werkzame bestanddelen van een herbicide

kunnen fixeren waardoor de herbicidenwerking kan tegenvallen. Hier moet dan een aangepaste

dosis aangewend worden.

Tabel 1: Verschillen in oplosbaarheid van verschillende bodemherbiciden

Herbicide Oplosbaarheid in water

(mg/l bij 20 tot 25 °C)

Dimethenamide-P 1449

S-metolachloor 480

Flufenacet 54-56

Pethoxamide 401

Terbuthylazin 8.5

Pendimethalin 0.33

Isoxaflutole 6.2

Bij percelen met een zeer hoge onkruiddruk wordt best geopteerd voor een vooropkomst

behandeling. Dit neemt bij de opkomst van de maïs reeds een groot gedeelte van de

onkruidconcurrentie weg. De opbrengstderving als gevolg van onkruidconcurrentie kan zeer

hoog oplopen (gemiddeld tussen de 25 tot 35 %) wanneer niet tijdig kan gespoten worden na de

opkomst. Dit kan zich bv. voordoen door een combinatie van slechte weersomstandigheden en

perceelstoegankelijkheid.

Gezien de wisselende resultaten bij een vooropkomst behandeling dient na de opkomst vaak

nog gecorrigeerd te worden. Dit dient te gebeuren in functie van de resterende onkruidflora. De

strategie met gesplitste toepassingen voor en na de opkomst heeft als voordeel dat de

selectiviteit voor het gewas optimaal is. Met deze strategie wordt dus vermeden om na de

Page 41: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 41 -

opkomst een zware combinatie te moeten toepassen met veel werkzame stoffen aan een

maximale dosis waardoor gewasbeschadiging en opbrengstverlies kan optreden.

Uit onkruidbestrijdingsproeven van het LCV bleek dat een schema met voor- en na-opkomst

toedieningen steeds zeer goede resultaten gaf.

7.1.2 Aandachtspunten: Een combinatie van werkzame stoffen verruimt aanzienlijk het werkingsspectrum zodat bij een

doordachte keuze en bij geschikte bodemcondities alle éénjarige onkruiden kunnen bestreden

worden.

Bij een geplande vooropkomst behandeling dient aandacht besteed te worden aan de

bodembewerkingen. De bodem moet voldoende fijn gelegd en aangedrukt te worden zodat een

ononderbroken herbicidenfilm kan worden geïnstalleerd.

De meeste vooropkomst middelen in maïs zijn selectief door plaatsing. Er moet dus voldoende

diep gezaaid worden (min 3 cm). Vooral op zandgrond dient hiermee rekening gehouden te

worden gezien het gevaar op uitspoeling groter is.

7.1.3 Middelenkeuze De keuze dient bepaald te worden op basis van de te verwachte onkruidflora:

Melganzenvoet en melde: voorkeur voor combinaties met Stomp

Zwarte nachtschade:voorkeur voor combinaties met Frontier Elite, Dual Gold, Aspect T en Lanox

Gierstgrassen: voorkeur voor combinaties met Frontier Elite, Dual Gold, Aspect T en Lanox.

Kamille: Merlin, Aspect T, Dual Gold, Merlin, Successor

Bij enkel naaldaar en vingergras: Merlin

Veelknopigen: voorkeur voor combinaties met Aspect T, Gardo Gold en Akris

Italiaans raaigras: Combinaties op basis van Dual Gold, Akris, Terano, of Aspect T

In functie van de onkruidflora zijn diverse combinaties bruikbaar. Mogelijke combinaties zijn:

Terano 0,75 kg/ha + Merlin 0,075 kg/ha

Terano 0,75 kg/ha + Merlin 0,075 kg/ha + Linuron 0,8 -1 L/ha

Lanox 0,50 kg/ha + Stomp 2 L/ha

Merlin 60 g/ha + Aspect T1 2 -2,25 kg/ha

Stomp 2 L/ha + Aspect1 T 2 – 2,25 kg/ha

Frontier Elite 1,4 L/ha + Stomp 2,5 L/ha

Dual Gold 1,4 L/ha + Stomp 2,5 L/ha

Successor 1,5 L/ha + Stomp 2,25 L/ha

Successor 1,5 L/ha + Merlin 0,07 kg/ha

Akris 3 L + Stomp 2 – 2,25 L

1 Werkzame stoffen van Aspect T ook verkrijgbaar als Andes

De vooropkomst behandelingen kunnen na de opkomst gecorrigeerd worden met een

combinatie van een dicotyle middel en een graminicide (bv. Callisto + Samson Extra OD60 of

Mikado + Equip).

Page 42: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 42 -

7.2 Na-opkomst behandelingen

7.2.1 Wanneer toepassen?

7.2.1.1 1-2 bladstadium

De naopkomstbehandelingen kunnen met bepaalde productcombinaties reeds starten in het 1-

2de bladstadium (zeer vroege na opkomst). Bij dit scenario dient gerekend te worden op een

grote bodemactiviteit en is de impact van de bladherbiciden eerder klein gezien slechts weinig

onkruiden reeds gekiemd zijn. De resultaten van de behandelingen zijn m.a.w. nog sterk

afhankelijk van de bodemcondities. Middelen die in dit stadium kunnen ingezet worden zijn

Terano, Frontier Elite, Stomp, Akris, Successor en Dual Gold. Deze middelen dienen wel

aangevuld te worden met bladherbiciden die een dicotyle en eventuele grassenwerking bezitten.

7.2.1.2 Behandeling in het 3-4 bladstadium

Behandelingen in dit stadium dienen voldoende residuele en bladwerking te hebben. Gezien de

onkruiden klein zijn (en dus gevoeliger) zijn de bekomen resultaten bij een juiste productkeuze

meestal goed. De kans op een succesvolle onkruidbestrijding met een minimum aan

gewasremming is in dit stadium het grootst. De onkruiden zijn in het 3 tot 4 bladstadium meestal

kleiner dan 5 tot 7 cm zodat de doseringen minimaal kunnen zijn.

7.2.1.3 Behandeling in het 5-6 (7) bladstadium

De onkruiden zijn reeds goed ontwikkeld (groter dan 7 tot 10 cm), en daardoor minder gevoelig,

terwijl maïs door een groter bladoppervlakte en gewijzigde bladmorfologie gevoeliger wordt voor

herbiciden. Tevens komt het gekende paraplu effect de kop opsteken. De kans op een

succesvolle onkruidbestrijding ligt lager dan in het 3-4 bladstadium en de kans op gewasschade

(o.a. doordat zwaardere dosissen en meer werkzame stoffen moeten gebruik worden) neemt

sterk toe.

7.3 Aandachtpunten

In functie van het toepassingstijdstip moet de verhouding tussen blad- en bodemwerking bepaald

worden.

Een afgehard gewas is nodig bij toepassing van veel werkzame stoffen en hoge dosissen.

Later spuiten betekent grotere en ongevoeliger onkruiden; hierdoor moeten hogere dosissen en

meerdere werkzame stoffen gecombineerd worden waardoor de selectiviteit voor het gewas

afneemt.

Combineer nooit middelen die elkaar versterken naar gewasschade toe

Een voldoende opdroogperiode na behandeling dient aanwezig te zijn om voldoende

herbicidewerking te krijgen.

Voor Primus en Titus zijn verschillen in rasgevoeligheid waargenomen

Page 43: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 43 -

7.4 Middelenkeuze

De middelenkeuze hangt grotendeels af van de onkruidflora. Daarbij staan de aan- of

afwezigheid van gierstgrassen centraal. Bij de middelenkeuze dient men ook specifiek te letten

op de aanwezigheid van veelknopigen (vooral varkensgras en zwaluwtong) gezien de meeste en

courant gebruikte dicotyle middelen eerder zwak scoren tegen deze onkruidgroep.

7.4.1 Gemengde flora van éénjarige dicotylen en inheemse éénjarige grassen (windhalm, straatgras, duist of raaigras)

Dergelijke flora komt voor bij voldoende rotatie en meer op zwaardere bodemtypes dan op

zandgrond waar gierstgrassen zich sneller en frequenter nestelen in rotaties met maïs.

Sulcotrion en mesotrion (werkzame stoffen van resp. Mikado of Callisto; mesotrion is in

combinatie met terbuthylazin ook te vinden in Calaris) vormen de ruggengraat van de dicotyle

bestrijding in na-opkomst. Beide middelen zijn bladherbiciden met een te beperkte

bodemactiviteit en dienen aangevuld te worden met bodemherbiciden om een voldoende

residuele werking te krijgen tegen nieuw kiemend onkruid. Bij aanwezigheid van vermelde

éénjarige grassen zeker wanneer deze zijn uitgestoeld, dient een bladgraminicide toegevoegd te

worden. Wel dient vermeld te worden dat Mikado of Callisto een voldoende werking hebben

tegen hanenpoot en harig vingergras kleiner dan het 6 bladstadium. Bij aanwezigheid van

ontwikkeld Italiaans raaigras moet zeker een graminicide ingeschakeld worden.

Sulcotrion en mesotrion hebben een vergelijkbaar werkingsspectrum. Mesotrion is hierbij iets

harder en sneller werkend dan sulcotrion wat vooral bij een verouderde onkruidflora betere

resultaten oplevert. Sulcotrion is zachter werkend en kan daardoor op fysiologisch minder sterke

maïs gespoten worden (bv. bij kouder weer) zonder al te veel gewasschade te veroorzaken.

Sulcotrion en mesotrion hebben een brede werking tegen dicotylen die nagenoeg vergelijkbaar

is. Beide werken o.a. goed tegen zwarte nachtschade, herderstasje, paarse dovenetel,

melganzenvoet, melde, perzikkruid, muur, klein kruiskruid, bietenopslag, … . Jonge kamille is

gevoelig toch oudere kamille (die bv. de bodembewerkingen overleefd heeft) kan ontsnappen.

Bingelkruid, amarant, klaproos, ooievaarsbek, zwaluwtong en varkensgras zijn minder

gevoelig.

Sulcotrion en mesotrion moet zeker aangevuld worden met Dual Gold, Frontier Elite, Stomp,

Aspect T of Gardo Gold. De input van deze bodemherbiciden dient de kieming van vooral zwarte

nachtschade, gierstgrassen en eventuele andere thermofiele onkruiden te verhinderen.

Toevoeging van Stomp is nuttig wanneer veel melganzenvoet aanwezig is.

Terbuthylazin (o.a. in Calaris, Gardo Gold en Aspect T) versterkt de werking van mesotrion en

sulcotrion aanzienlijk en heeft een belangrijke werking op veelknopigen.

Verder kan men bij de middelenkeuze zich laten leiden door:

Bij aanwezigheid van amarant, zwaluwtong en koolzaadopslag: mesotrion verkiezen boven

sulcotrion

Bij aanwezigheid van akkerviooltje: sulcotrion verkiezen boven mesotrion

Bij aanwezigheid van grassen (o.a. Italiaans raaigras) sulcotrion en mesotrion versterken met

Samson Extra 60 OD, Accent, Titus of Equip.

Bij aanwezigheid van bingelkruid: sulcotrion en mesotrion versterken met Samson Extra 60 OD

of Accent.

Bij aanwezigheid van veel varkensgras sulcotrion of mesotrion versterken met terbuthylazin of

Banvel

Page 44: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 44 -

Bij aanwezigheid van haagwinde Banvel, Starane of Kart inschakelen als extra werkzame stof

Grote kamille valt nog moeilijk te bestrijden

Voorbeelden van combinaties:

Calaris 1 L/ha + Dual Gold 0,7 L/ha

Calaris 1 L/ha + Frontier Elite 0,75 L/ha

Mikado 0,75 L/ha + Aspect T1 1,5 -1,75 L/ha

Callisto 0,7 L/ha + Gardo Gold2 2 L/ha

Mikado 0,75 L/ha + Akris 2,5 L/ha 1 Werkzame stoffen van Aspect T ook verkrijgbaar als Andes

2 Werkzame stoffen van Gardo Gold ook verkrijgbaar als Primagram Gold

7.4.2 Flora met dicotylen en gierstgrassen Dergelijke onkruidflora is typisch voor een rotatie met veel maïs; melganzenvoet, zwarte

nachtschade en andere zomerannuellen zijn naast giersgrassen de dominerende

onkruidsoorten. Vooral voor lichtere bodems is deze onkruidflora kenmerkend.

De gevoeligheid van de verschillende gierstsoorten is verschillend voor de verschillende

bladgraminiciden. Herkenning is dus een noodzaak om de juiste keuzes te maken !

Ook bij deze flora staan sulcotrion of mesotrion centraal en dienen ze aangevuld te worden met

een bladgraminicide en met de nodige bodemwerking (Frontier Elite, Akris, Aspect T, Dual Gold,

Gardo Gold, e.a.). Eventueel dienen ook hier sulcotrion en mesotrion versterkt te worden tegen

dicotyle onkruiden waar ze zwak tegen scoren (zie hierboven). De bladgraminicide dienen

gekozen te worden in functie van de gierstgrassen. Clio Elite en Arietta zijn de enige middellen

met een werking tegen alle bij ons voorkomende gierstgrassen. De keuze van het

bladgraminicide kan gemaakt worden op basis van:

Bij aanwezigheid van hanenpoot, kransnaaldaar of groene naaldaar:

• Samson Extra OD 60 of Accent: bloedgierst is slechts matig gevoelig; glad vingergras is

ongevoelig

• Equip: bloedgierst is slechts matig gevoelig; glad vingergras is ongevoelig

Bij aanwezigheid van hanenpoot, kransnaaldaar, groene naaldaar, bloedgierst en glas

vingergras:

• Clio Elite: raaigras, duist en wilde haver zijn niet gevoelig; straatgras matig gevoelig

• Arietta: raaigras, duist en wilde haver zijn niet gevoelig; straatgras matig gevoelig

Nieuw dit jaar is het triketone herbicide Laudis met een brede werking naar zowel grassen als

dicotyle onkruiden. Een combinatie van Laudis + Aspect T wordt aangeraden om de werking

naar veelknopigen te verbeteren.

Voorbeelden: van combinaties:

Gardo Gold1 2 L/ha + Callisto 0,5 L/ha + Samson

2 extra 60 OD 0,3 L/ha

Aspect T3 2 L.ha+ Equip 1.5 L/ha + Mikado 0,5 L/ha

Successor 1,2 L/ha + Calaris 1L/ha + Samson2 OD 0,3 L/ha

Successor 1,2 L/ha + Calaris 1 L/ha + Accent2 40 g/ha

Page 45: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 45 -

Clio Elite5 1,5 L/ha + Stomp 1,5 L/ha

Clio Elite5 1,5 L/ha + Aspect

3T 0,75 L/ha

Clio Elite5 1,5 L/ha + Calaris 0,5 L/ha

Frontier Elite 1L/ha + Calaris 1L/ha + Samson 0,5 – 0,75 L/ha

Akris 2,5 L/ha + Arietta4,5 0,15 L /ha

1 Werkzame stoffen van Gardo Gold ook verkrijgbaar als Primagram Gold

2 Samson extra 60 OD bevat 60 g/l nicusulfuron; nicusulfuron ook verkrijgbaar als formuleringmet 40 g/L w.s.: Coyote, Kelvin, Samson 4SC en Victus en als WG formulering (75 %): Accent 3 Werkzame stoffen va, Aspect T ook verkrijgbaar als Andes

4 Werkzame stof van Ariietta ook verkrijgbaar als Campus

5 Middelen op basis van topramyzone ( Clio Elite en Arietta) kunnen slechts 1 op de 2 groeiseizoenen gebruikt worden.

7.5 Hoe haagwinde aanpakken?

Haagwinde is één van de hardnekkige probleemonkruiden in de maïsteelt. Maïs in monocultuur

laat immers niet toe om de doorlevende haagwinde met een systemisch bladherbicide in de

stoppel te bestrijden. De voor maïs selectieve herbiciden bestrijden haagwinde onvolledig: ze

onderdrukken en remmen de bovengrondse groei aanzienlijk maar bereiken in onvoldoende

mate de rhizomen om tot een volledige bestrijding te komen. Een goede volgehouden

onderdrukking van haagwinde leidt wel tot uitputting van de rhizomen en tot minder competitieve

planten.

Best is haagwinde aan te pakken op twee momenten. Reeds bij de behandeling in het 3-4

bladstadium moet aandacht besteed worden aan haagwinde door in het herbicidenmengsel

werkzame stoffen te steken met activiteit tegen haagwinde. Zo kan geopteerd worden om

Terano (kan eventueel ook in vooropkomst) als bodemherbicide te kiezen en aan te vullen met

een ander bodemherbicide en bladherbiciden. Banvel, Starane of Kart kunnen ook aan het

herbicidenmengsel in het 3-4 bladstadium toegevoegd worden. In het 6 (maximaal 8

bladstadium) dient men dan nogmaals te corrigeren met Starane, Banvel of priimus.

7.5.1 Bestrijding van haagwinde kan met volgende schema’s: 3-4 bladstadium:

Terano 0,75 kg /ha+ Frontier Elite 1 L/ha + Mikado 0,75 L/ha + Samson1 extra 60 OD 0,3 L/ha

Frontier Elite 1 L/ha + Mikado 0,75 L/ha + Samson1 extra 60 OD 0,3 L/ha + Starane

2 0,5 L/ha

Frontier Elite 1 L /ha+ Mikado 0,75 L/ha + Samson1 extra 60 OD 0,3 L/ha + Banvel

3 0,3 L/ha

Frontier Elite 1 L/ha + Mikado 0,75 L/ha + Samson1 extra 60 OD 0,3 L/ha + Kart

4 0,75 – 1 L/ha

6 (maximaal 8) bladstadium:

Starane2: 0,8 L/ha

Banvel:3 0,5 L/ha

Kart:4 0,75 L/ha

Primus: 0,1 L/ha (Enkel voor lokale toedieningen)

1 Samson extra 60 OD bevat 60 g/l nicusulfuron; nicusulfuron ook verkrijgbaar als formulering met 40 g/L w.s.: Coyote, Kelvin, Samson 4SC en Victus en als WG formulering (75 %): Accent 2 Werkzame stof van Starane ook verkrijgbaar als Floxy 180, Flurostar 180 en Tomahawk

3 Werkzame stof van Banvel ook verkrijgbaar als Agrichim Dicamba

4 Werkzame stoffen van Kart ook verkrijgbaar als Ataco

Page 46: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 46 -

8 Onkruidbestrijdingsproef maïs (algemeen)

8.1 Algemene opmerkingen

a De keuze van de producten en het tijdstip van behandelen worden bepaald door de aard

van de te verwachten onkruiden.

b Alleen vooropkomst behandelen op een fijn en vochtig zaaibed.

c Spuit bij voorkeur in vroege naopkomst op jonge onkruiden.

Het ideale tijdstip: maïs 3 - 4 bladeren.

(opgelet: bloedgierst en glad vingergras zijn moeilijk te bestrijden in naopkomst)

d De onkruidbestrijding in maïs verloopt meestal gemakkelijker wanneer maïs in een

normale teeltrotatie verbouwd wordt. Resistente onkruiden stellen dan minder problemen.

8.2 Producten en toepassingen

(zie gevoeligheidstabel 1)

8.2.1 Vooropkomst 1. Een fijnbewerkte en bezakte grond is noodzakelijk teneinde in vooropkomst een

voldoende resultaat te hebben. Bij DROOGTE na toepassing is het resultaat vaak

onvoldoende en moet in naopkomst een correctiebehandeling worden uitgevoerd.

2. Producten

- Akris 2,5 l/ha: is de combinatie van Frontier Elite met terbuthylazine. Voor een

volledige onkruidbestrijding in vooropkomst wordt Stomp 400SC toegevoegd

- Dual Gold 1,5 l/ha: aan te bevelen bij gierstgrassen, zwarte nachtschade en een

nevenwerking tegen amarant.

- Frontier Elite 1,4 l/ha: dimethenamid-p 720 g/l, aan te bevelen bij gierstgrassen,

amarant en zware nachtschade

- Successor 600 2 l/ha: pethoxamide 600 g/l, aan te bevelen bij gierstgrassen

(hanenpoot, naaldaar, glad vingergras, harig vingergras), straatgras en diverse

dicotylen zoals kamille, zwarte nachtschade, ooievaarsbekken, melde, …

- Merlin 0,1 kg: bevat 75 % isoxaflutole en is een breedwerkend wateroplosbaar

granulaat. Uitsluitend in vooropkomst. In geval van hanepoot is het best Frontier

Elite 1 l/ha of Dual Gold 0,75 l/ha aan Merlin toe te voegen.

- Stomp 2,5 - 3 l/ha + Frontier Elite 1-1,4 l/ha of met Akris 2.5 l/ha

- Stomp 2,5 - 3 l/ha + Frontier Elite 1-1,4 l/ha + Linuron 0,5 l/ha (deze combinatie

enkel kort na de zaai toepassen, kan schade toebrengen in lichte grond na regen)

- Stomp 2,5 - 3 l/ha + Dual Gold 0,75 l/ha

- Terano 1 kg/ha in vooropkomst indien vochtige weersomstandigheden.

- Terano 0,5 – 0,75 kg/ha + Merlin 50 – 75 g/ha, aanbevolen combinatie in geval van

gierstgrassen

- Aspect T 2,25 l/ha eventueel aan te vullen met Merlin of Stomp

- Lanox 0,850 kg/ha ( 48 % flufenacet + 10 % isoxaflutol)

( 0.5 kg/ha in combinatie met aspect T 1.75-2 l/ha of Akris 2.25 l/ha of stomp 2l/ha.)

Page 47: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 47 -

Tabel 1 geeft de werking voor diverse bestrijdingsmiddelen, met actieve stoffen, op de onkruiden

in maïs in vooropkomst.

Actieve stof Pendi- methalin

Dimethe- namide-

P

Pethox-amide

S-Metola-chloor

Flufenacet +

metosulam

Flu- fenacet + terbu-thylazine

Isox- aflutol

Dimethe- Namide - p + terbu- thylazine

Com. Product

Stomp Frontier Elite

Successor 600

Dual Gold

Terano Aspect T Merlin Akris

Dosering /ha 2,5-3 l 1,4 l 2 l 1,5 l 1 kg 2,25 l 100 gr 2,5-3 l/ha

Gierstgrassen

Hanepoot G GG GG GG GG GG MG GG

Naaldaar G GG GG GG GG GG GG GG

Glad vingergras

G G(G) G(G) GG GG GG GG GG

Harig vingergras

G G(G) G(G) GG GG GG GG GG

Raaigras R G G G(G) G(G) R G(G)

Duist G G(G) G(G) G(G) G GG R GG

Straatgras G MG G MG MG GG R GG

Wilde haver R MG MG G - R G

Windhalm G G MR GG GG R GG

Dicotylen

Zwarte nachtschade

MG G G G GG GG GG GG

Witte melganzevoet

GG MG G MG G G G G

Uitstaande melde

GG MR G MR MG G MG G

Perzikkruid G MR MR MR G GG GG GG

Zwaluwtong G MR R MR MG-MR GG R GG

Varkensgras G R R R MG GG MG GG

Bingelkruid MR MG R R MG GG MG GG

Kleefkruid MG R MR GG GG MG GG

GG: Zeer Gevoelig, G: Gevoelig, MG: Matig Gevoelig, MR: Matig Resistent, R: Resistent

Page 48: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 48 -

Actieve stof Pendi- methalin

Dimethe- namide-

P

Pethox-amide

S-Metola-chloor

Flufenacet +

metosulam

Flu- fenacet + terbu-thylazine

Isox- aflutol

Dimethe- Namide - p + terbu- thylazine

Com. Product Stomp Frontier Elite

Successor 600

Dual Gold

Terano Aspect T Merlin Akris

Muur GG G G G GG GG GG GG

Echte kamille MG G GG G G G(G) GG GG

Herik Knopherik

G MG G R GG GG GG GG

Papegaaiekruid G G(G) G(G) G GG G(G) GG GG

Kruiskruid R GG G GG GG GG GG

Duivekervel MG GG GG G GG R GG

Herderstasje G G GG G GG GG GG GG

Akkerviooltje G R MG R MG G(G) MG G(G)

Dovenetel G GG GG GG GG GG G GG

Ereprijs G G G(G) GG GG G GG

Selectiviteit ++(+) +++ +++ +++ ++(+) +++ ++(+) +++

GG: Zeer Gevoelig, G: Gevoelig, MG: Matig Gevoelig, MR: Matig Resistent, R: Resistent.

Page 49: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 49 -

8.2.2 Naopkomst

8.2.2.1 Toepassingen in het 1-2 bladstadium van de maïs

- De toepassing moet uitgevoerd worden op onkruiden in het kiemlobstadium.

- Producten:

Halve dosis contactmiddel: wanneer de onkruiden in kiemlob tot 1-bladstadium staan.

Herbehandelen met dezelfde dosis bij nieuwe opkomst van de onkruiden.

Opletten bij hevige regenbuien na behandeling.

a. Frontier Elite 1 l/ha of Akris 2.5 l/ha + Stomp 2 l/ha + Mikado 0,75 – 1 l/ha

b. Terano 1kg/ha + Mikado 0,8 – 1l/ha: vanaf de zaai tot het stadium 2 echte bladeren

van de maïs.

c. Terano 0,8 kg/ha + Mikado 0,7 l/ha + Equip 1,75 l/ha of Samson Extra 60 OD 0,5 l/ha

(opkomst tot 3 blad)

d. Aspect T 2,25 l/ha + Mikado 0,7 l/ha + Equip 1,75 l/ha

e. Calaris 0,75 – 1l/ha + Dual Gold 0,9 l/ha + Samson 60 OD 0,4 l/ha

f. Clio Elite 1.5 l/ha + Calaris 0.5 l/ha

g. Arietta of Campus 0.15 l/ha + Akris 2.5 l/ha

8.2.2.2 Toepassingen vanaf het 2-3 bladstadium van de maïs (zie ook gevoeligheidstabel)

Toepassingen vanaf het 2-3 bladstadium (laagste dosis) tot uiterlijk het 4-5 bladstadium van de maïs

(hogere dosis).

a Producten met bodem- en contactwerking:

Producten of mengingen met contact- en bodemwerking worden gebruikt indien geen bestrijding in

vooropkomst werd uitgevoerd.

1 Callisto 0,75 – 1,5 l/ha of Mikado 0,75 – 1,5 l/ha: contactherbicide met bodemwerking op

o.a. melganzenvoet en zware nachtschade, desnoods in combinatie met Dual Gold 0,5 –

0,6 l/ha.

Tegen jonge hanepoot de hoogste dosis gebruiken.

2 Frontier Elite 1,4 l/ha: zie rubriek vooropkomst.

3 Mikado 0,8 l/ha + Dual Gold 0.9 l/ha of Frontier Elite 1 l/ha + Titus 30 gr/ha. Verlaagde

dosis Titus mag toegepast worden op alle rassen. Zeer goede werking op kamille.

Toepassen tussen het stadium 2 – 5 echte bladeren van de maïs.

4 Terano 0,8 - 1 kg/ha + Mikado 0,8 - 1 l/ha + Samson Extra 60 OD 0,4 – 0,53 l/ha: tussen

het stadium 2 – 5 echte bladeren van de maïs. (Terano toepasbaar tot 3 echte bladeren

van de maïs)

5 Terano 0,8 kg/ha + Mikado 0,8 - 1 l/ha + Equip 1,75 l/ha (Terano toepasbaar tot 3 echte

bladeren van de maïs)

6 Gardo Gold 2 l/ha + Callisto 0,75 - 1 l/ha (+ Samson Extra 60 OD 0,4 – 0,53 l/ha in geval

van naaldaar)

7 Gardo Gold 2 l/ha + Mikado 0,7 l/ha + Equip 2 l/ha of Samson Extra 60 OD 0,5 l/ha (bij

aanwezigheid van gierstgrassen)

8 Calaris 1 - 1,5 l/ha + Dual Gold 0,75 l/ha. Tegen hanepoot de hoogste dosis Calaris

gebruiken

9 Calaris 1 -1,5 l/ha + Dual Gold 0,75 l/ha (+ Samson Extra 60 OD 0,4 – 0,53 l/ha in geval

van naaldaar )

Page 50: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 50 -

10 Aspect T 2 – 2,25 l/ha: aanvullen met Mikado 0,7 l/ha om het spectrum op dicotylen te

verbreden en met Equip 1,75 l/ha om de contactwerking op grassen en een aantal

dicotylen te versterken

11 Successor 600 1,2 l/ha + Calaris 1,2 l/ha + Samson extra 60 OD 0,5 l/ha (deze combinatie

kan ook met andere bladherbiciden zoals Mikado, Callisto, Equip, Kart, Banvel enz; in

voorgestelde combinatie wordt echter het beste resultaat bereikt)

12 Arietta 0,15 l/ha + Akris 2,5 l/ha (+ Kelvin 0,5 l/ha in geval van veel grassen)

13 Clio Elite 1,5 l/ha + versterking dicotylen en grassen (TBZ middel of Stomp 1,5 l/ha)

14 Laudis 2-2,25 L/ha + Aspect T 2 L/ha

b Mengingen van producten met bodem- en contactwerking.

Teneinde een bredere werking te bekomen en voldoende nawerking te hebben tegen nieuwe

onkruidkiemers, kunnen volgende producten worden gemengd:

1 Bodemherbicide + één van volgende contactmiddelen:

* BANVEL: 0,6 l/ha, meestal 0,3 in menging met een bodemherbicide, bladherbicide en

grassenmiddel voor een extra effect op melganzevoet, muur en veelknopigen zoals

varkensgras, perzikkruid en zwaluwtong

* BROMOTERB 0,25 l/ha voor een extra effect op veelknopigen, melganzevoet, muur, en

jonge kamille. Niet mengbaar in systemen met Equip

* CALLISTO: 0,75 - 1,5 l/ha, hoogste dosis tegen hanepoot en bloedgierst

* EQUIP: 1,75 – 2 l/ha

*KART/ATACO: 0,5-0,7 l/ha, vooral tegen haagwinde en veelknopigen zoals varkensgras,

perzikkruid en zwaluwtong

* MIKADO: 0,75 - 1,5 l/ha, hoogste dosis tegen hanepoot

* PRIMUS: 25 - 50 ml/ha tegen kamille en knopkruid

* SAMSON EXTRA 60 OD: 0,5 l/ha

* ACCENT: 40 g/ha.( 75% nicosulfuron)

* TITUS: 30 g/ha

* LAUDIS: 2-2,25 L/ha

De werking van de meeste producten staat vermeld in de gevoeligheidtabel.

De meeste producten geven gewasschade bij toepassing ofwel bij warm weer (>25°) ofwel

indien late nachtvorst optreedt. Laudis, Basagran, Calaris, Callisto en Mikado zijn relatief

veilige producten.

2 Meerledige mengsels geven doorgaans de beste resultaten (contactwerking – bodemwerking).

Voorbeeld:

Dual Gold 0,75 l/ha + Callisto 0,75 l/ha + Samson Extra 60 OD 0,5 l/ha

Dual Gold 0,75 l/ha + Callisto 0,75 l/ha + Accent: 40 g/ha

Aspect T 2 l/ha + Mikado 0,7 l/ha + Equip 1,75 l/ha

Successor 600 1,2 l/ha + Calaris 1,2 l/ha + Samson extra 60 OD 0,5 l/ha

Clio Elite 1.5 l/ha + Calaris 0.7 l/ha

Arietta of Campus 0.15 l/ha + Akris 2 l/ha + Samson extra 60 OD 0.5 l/ha

Laudis 2-2,25 L /ha + Bodemherbicide met terbuthylazine

c Producten met uitsluitend contactwerking

Worden toegepast als correctiebehandeling na een voorafgaande behandeling in vooropkomst.

PRODUCTEN: Zie hiervoor bij punt b.1.

Page 51: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 51 -

d Specifieke behandelingen

* Akker- en haagwinde:

- Starane 0,5 l/ha of Tomahawk 0,5 l/ha, Kart of Ataco 0,5-0,7 l/ha of Banvel 0,6 l/ha

toepassen in 5-6 bladstadium van maïs; na 3 weken is er terug opslag. Uitsplitsing van

Starane (0,3 & 0,3 l/ha), Kart of Ataco (0,7 & 0,5 l/ha)- of Banvel geeft betere bestrijding .

- Primus 100 ml/ha heeft een uitstekende werking tegen haagwinde. Houd wel rekening

met enkele gevoelige maïsrassen!

- Terano 0,8 kg/ha + Mikado 0,8 - 1 l/ha + Equip 1,75 l/ha (Terano toepasbaar tot 3 echte

bladeren van de maïs)

- Starane, Tomahaw, Ataco of Kart heeft een goede bijwerking tegen aardappelopslag.

Het systeem Callisto 1 l/ha of Mikado 1 l/ha + Starane 0,4 l/ha of Kart 0.7 l/ha geeft

nagenoeg perfecte resultaten.

- Mikado 0,8 – 1 l/ha + Titus 30 g/ha of Samson Extra 0,4 – 0,53 l/ha als

correctiebehandeling in het 3-5 bladstadium.

* Distel – melkdistel – kleinhoefblad :

- Matrigon 1 l/ha + Mikado 1 l/ha: tegen distel (5-6 bladst. maïs)

- Matrigon of Cliophar 1,5 l/ha: toepassen voor het in bloei komen van de distels.

Matrigon of Cliophar bestrijdt of onderdrukt tevens klein hoefblad en melkdistel.

* Knolcyperus:

- Dual Gold 1,6 l/ha of Frontier Elite 1,4 l/ha + Laddok T 2,5 l/ha in naopkomst.

- Frontier Elite 1,4 l/ha ingewerkt voor zaai gevolgd door Laddok T 3,5 l/ha + olie in

naopkomst.

- Laddok T 2,5 – 3,5 l/ha + Frontier Elite 0,8 – 1 l/ha + Mikado, Callisto of Arietta.

- Dual Gold 1,6 l/ha inwerken voor de zaai, gevolgd door een naopkomstbestrijding.

- Clio Elite 1,5 l/ha + Laddok T 2,5 – 3,5 l/ha

* Pemen, grote hanepoot, raaigras:

- Samson Extra 0,75 60 OD l/ha 2-4 bladstadium. (eventueel dubbele behandeling: 0,5 l/ha

gevolgd door 0,25 l/ha)

Mogelijk te mengen met Mikado of Callisto 1 l/ha 4-5 bladstadium

Equip 2 l (binnen mengingen)

- Gesplitte toepassing specifiek tegen pemen: Equip 1,3 l/ha gevolgd door Equip 1,3 l/ha

- Samson Extra 60 OD 0,5 - 0,75 l/ha + Mikado of Callisto 0,75 – 1 l/ha +

Frontier Elite 0,75 l/ha.(of Dual Gold )

- Samson Extra 60 OD 0,75 l/ha + Gardo Gold 2 l/ha (+ Callisto 0,75 l/ha)

- Titus 40 g/ha + uitvloeier 0,1 % (bij voorkeur Trend).

Best toepassen vanaf het 4-5 bladstadium op goed groeiende maïs, bij niet te hoge temperatuur

(gevoeligheidstabel).

Werkt eveneens op éénjarige grassen, op amarant, muur, kamille, perzikkruid, herderstasje,

dovenetel, hondspeterselie, herik en duivekervel.

* Pemenbestrijding onmiddellijk na de oogst:

- Touchdown Quattro 4 l/ha; Round-Up e.a. 4 l/ha; Round-Up e.a. 3 l/ha + Frigate 1 l per

200 l water; Round-Up Dry 3,5 kg/ha.

Grond mag bewerkt worden vanaf 1 week na behandeling.

Page 52: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 februari 2010

- 52 -

* Aardappelopslag:

- Callisto 1 l/ha + Kart of Ataco 0.7 l/ha op aardappelopslag van 15 – 20 cm

- Gardo Gold 2 l/ha + Callisto 1-1,25 l/ha

- Calaris 1,5l/ha + Dual Gold 0,75l/ha

- Callisto 1,25 – 1,5 l/ha

- Mikado 1,25 – 1,5 l/ha

- Frontier Elite 1 l/ha + Callisto 1 l/ha

- Clio Elite 1.5 l/ha + Calaris 0.7 l/ha

- Arietta of campus 0.15 l/ha + Akris 2 l/ha

* Paardestaart:

- Callisto 1,25 l/ha + Gardo Gold 2 l/ha

* Cichoreiopslag

- Systeem 1: minder zware aantasting → 1 behandeling

Gardo Gold 2 l/ha + Callisto 1 l/ha + Matrigon of Cliophar 1l/ha in het 3-bladstadium

Calaris 1,5 l/ha + Dual Gold 0,75 l/ha+ Matrigon of Cliophar 1 l/ha in het 3-bladstadium

- Systeem 2: 2 behandelingen

Matrigon of Cliophar 1,5 l/ha + olie in het 6 - bladstadium

Mikado of Callisto 0,75 – 1 l/ha + Banvel 0,4 l/ha + triazine partner in 4e blad

Banvel 0,2 l/ha

Tabel 2 geeft de werking voor diverse bestrijdingsmiddelen, met actieve stoffen, op de onkruiden in

maïs in naopkomst.

GG: Zeer Gevoelig, G: Gevoelig, MG: Matig Gevoelig, MR: Matig Resistent, R: Resistent

1 + contactmiddel (mesotrione of sulcotrione)

na-opkomst

Product Aspect T Laudis Mikado Titus Samson OD 60

Equip Gardo Gold1

Callisto Kart Ataco

Calaris

Dosering /ha 2,25 l 2-2,25 L/ha

1 – 1,5l 40g+trend 0,5 l 2,5 l 2l 1l – 1,5 l 1 l 1 – 1,5 l

Gierstgrassen

Hanepoot G(G) GG GG GG GG GG GG GG R GG

Naaldaar G(G) GG MR GG GG GG MG R R R

Glad vingergras G G(G) MG R R R G(G) MG R MG

Harig vingergras G GG G MG MG MG G(G) G R G

Raaigras G MR R GG GG GG MR MR R MR

Duist G(G) MG R G GG GG -- -- R --

Straatgras GG

R GG GG GG G(G)² MG R G

Wilde haver -

R GG GG GG -- -- R --

Page 53: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 53 -

product Aspect T Laudis Mikado Titus Samson 60 OD

Equip Gardo Gold 1

Callisto Kart/ Ataco

Calaris

Dosering /ha 2,25 l 2-2,25 L/ha

1 – 1,5l 40 g + trend

0,5 l 2,5 l 2l 1l–1,5 l 1 l 1 –1,5 l

dicotylen

Zwarte nachtschade

G(G) GG GG R MG GG G(G)² GG GG GG

Witte melganzenvoet

MG GG GG MG MG G GG GG MR GG

Uitstaande melde MG GG GG MG R G GG GG MR GG

Perzikkruid GG GG GG G GG G GG GG GG GG

Zwaluwtong GG MG G MG MG MG G(G)² G GG G(G)

Varkensgras G(G) GG MG R R MG G(G)² MG GG G

Bingelkruid G(G) G MG MG G GG G(G)² GG GG GG

Kleefkruid GG G MG GG GG GG G(G)² G GG G

Muur G(G) GG G GG GG GG GG GG GG GG

Echte kamille G(G) GG MG GG MG G G(G)² GG G (G)G

Herik, Knopherik G(G) GG G GG GG GG G(G)² GG G GG

Papegaaiekruid G GG MG GG GG GG MG-GG²

GG MG GG

Kruiskruid G GG G G MG G GG GG MG GG

Duivekervel G(G) MG G(G) MG MG MG GG GG MG GG

Herderstasje GG GG GG GG G GG GG GG GG GG

Akker-viooltje G(G) G G GG MG G (G)G G MG G(G)

Dovenetel G(G) GG GG GG R GG GG GG G GG

Ereprijs G(G) MR G R R R GG GG R GG

Wilde Bieten - - GG GG GG - GG GG R GG

Opslag koolzaad - GG MG GG GG GG MG-(G)G²

G G GG

Akkermelkdistel - GG G GG G G MR G

Doornappel - GG MR G GG MG-GG²

GG G GG

Ooievaarsbek - MG MR G MG MG MG MG

GG: Zeer Gevoelig, G: Gevoelig, MG: Matig Gevoelig, MR: Matig Resistent, R: Resistent 1 + contactmiddel (mesotrione of sulcotrione) 2 De werking varieert in functie van het gebruikte contactmiddel

Page 54: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 54 -

8.2.2.3 Producten in voor- en naopkomst met hun actieve stof

Akris 280 g/l dimethenamide-P + 250 g/l terbuthylazine

Arietta 336 g/l topramezone

Aspect T 200 g/l flufenacet + 330 g/l terbutylazine

Ataco 1 g/l florasulam + 100 g/l fluroxypyr

Banvel 480 g/l dicamba

Buctril 225 g/l bromoxynil

Calaris 70 g/l mesotrione + 330 g/l terbutylazine

Callisto 100 g/l mesotrione

Campus 336 g/l topramezone

Clio Elite 538 g/l dimethenamide-P + 32 g/l topramezone

Dual Gold 960 g/l S-metolachloor

Equip 22,5 g/l foramsulfuron + 22,5 g/l isoxadifen-ethyl

Focus Plus 100 g/l cycloxydim (enkel te gebruiken bij resistente

maïsrassen!!!!!!!!!!! )

Frontier Elite 50 g/l dimethenamid-P

Gardo Gold 312,5 g/l S-metalochloor + 187,5 g/l terbutylazine

Kart 1 g/l florasulam + 100 g/l fluroxypyr

Kelvin 40 g/l nicosulfuron

Laddok T 200 g/l bentazon + 200 g/l terbutylazine

Lanox 48% flufenacet + 10% isoxaflutol

Laudis 22 g/l isoxadifen-ethyl + 44 g/l tembotrione

Linuron 450 protex 450 g/l linuron

Matrigon 100 g/l cloypralid

Merlin 75% isoxaflutol

Mikado 300 g/l sulcotrione

Primagram Gold 312,5 g/l S-metalochloor + 187,5 g/l terbutylazine

Primus 50 g/l florasulam

Samson extra 60 OD 60 g/l nicosulfuron

Starane 180 g/l fluroxypyr

Stomp 400 g/l pendimethalin

Successor 600 600 g/l pethoxamide

Terano 600 g/kg flufenacet + 25 g/l metosulam

Titus 25% rimsulfuron

Tomahawk 180 g/l fluroxypyr

Trend 90 90 % isodecyl alcoloxylate

Page 55: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 55 -

9 Erosiebestrijding in maïs

9.1 Perceelsgegevens

a Voorvrucht: Wintergerst

b Zaaidatum: 29.04.09

c Zaaidichtheid: 96.000 korrels/ha

d Ras: Sensation

e Onkruidbestrijding:

Voor de zaai: nietkerend: Glyfosaat 6 l/ha 19.03.09

Naopkomst:

Gardo Gold 2 l/ha + Callisto 0,75 l/ha + Samson OD 0,5 l/ha 19.05.09

Calaris 0,7 l/ha 17.06.09

f Bemesting: Najaarsbemesting: 14 ton/ha varkensdrijfmest 26.08.08 Tabel 1 : Analyse van de mest

Groenbemester: Gele mosterd, zeer sterk ontwikkeld 28.08.08

De gele mosterd werd verhakseld op 18.12.2008

Voorjaarsbemesting - Stikstofindex: 217 (hoger dan normaal)

- Stikstofbehoefte: 86 E N/ha

- Stikstofgift: - 14 ton/ha varkensdrijmest 17.04.09

- Vloeibaar stikstof: 39 E N/ha 29.04.09

Analyse-

uitslag Beoordeling

Gemiddelde

samenstelling

pH 7.3

Droge stof 116.33 Gemiddeld 80.0

Organische stof 84.92 Gemiddeld 53.0

Totale stikstof 11.5 Gemiddeld 8.1

Minerale stikstof 6.16 Tamelijk hoog 4.8

Fosfor (P2O5) 4.08 Gemiddeld 3.9

Kalium (K2O) 6.25 Gemiddeld 5.3

Natrium (Na2O) 1.41 Gemiddeld 1.3

Calcium (CaO) 3.61 Gemiddeld 3.6

Magnesium (MgO) 2.19 Gemiddeld 1.9

Page 56: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 56 -

Tabel 2 : Ontledingsuitslag van de bouwlaag ( 2007 )

Bepaling Uitslag ontleding Streefzone Beoordeling

Grondsoort 48 Leem

pH-KCl 7,8 7,0 – 7,5 Tamelijk hoog

C in % (humus) 1,3 1,8 – 2,8 Laag

Fosfor (P) 22 12 – 19 Tamelijk hoog

Kalium (potas) (K) 25 16 – 26 Normaal

Magnesium (Mg) 48 17 – 26 Zeer hoog

Calcium (Ca) 1133 165 – 361 Zeer hoog

Natrium (Na) 3,1 3,1 – 6,2 Tamelijk laag

Boor (B) 0,39 0,77 – 1,14 Laag

g Oogstdatum: 20.10.09

9.2 Aangelegde objecten

Tabel 1 : Verschillende bodembewerkingen in de objecten.

nr Objecten Bodembewerkingen

1 Ploegen

26.12.2008 Ploegen

20.03.2009 Afslepen

17.04.2009 Drijfmest ingewerkt met cultivator**

20.04.2009 Eén bewerking met compactor

29.04.2009 Rotoreg + zaaimachine

2 Beperkte diepe

grondbewerking

28.01.2009 Diepe grondbewerking*

17.04.2009 Drijfmest ingewerkt met cultivator

20.04.2009 Eén bewerking met compactor

29.04.2009 Rotoreg + zaaimachine

3 Beperkte ondiepe

grondbewerking

17.04.2009 Drijfmest ingewerkt met cultivator

20.04.2009 Eén bewerking met compactor

29.04.2009 Rotoreg + zaaimachine

4 Spitten

28.01.2009 Diepe grondbewerking

17.04.2009 Drijfmest ingewerkt met cultivator

20.04.2009 Eén bewerking met compactor

26.04.2009 Spitten

29.04.2009 Rotoreg + zaaimachine

* Op 28.01.2009 werd er een diepe grondbewerking uitgevoerd, 27 cm diep met 4 smalle beitels per 3

meter met het oog op een betere verwering door vorst en luchtigere structuur.

** Vleugelschaar cultivator (10 cm diep)

Page 57: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 57 -

9.3 Waarnemingen

9.3.1 Opkomsttellingen en percentage bodembedekking

Tabel 2: De tellingen gebeurden in 4 herhalingen op 28.05.2009

nr Objecten % Opkomst % Bodem-

bedekking*

1 Ploegen 100,0 % 0 – 5 %

2 Beperkte diepe grondbewerking 92,9 % 5 – 10 %

3 Beperkte ondiepe

grondbewerking 92,5 % 5 – 10 %

4 Spitten 85,6 % 0 – 5 %

* % van de bodem dat bedekt wordt door resten van de groenbemester

9.3.2 Onkruidtellingen

Tabel 3: geeft het aantal onkruiden per object en per 150 m² weer (telling uitgevoerd op 26.06.2009)

die overbleven na het toepassen van het onkruidbestrijdingsschema.

Ploegen Beperkte diepe grondbewerking

Beperkte ondiepe grondbewerking

Spitten

Bingelkruid 1 1 1 5

Melganzevoet 6 1 5

Melkdistel 3 1

Page 58: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 58 -

9.3.3 Meting verdichting van de bodemverdichting

Grafiek 1: Metingen uitgevoerd op 09.05.09

Een kritische penetratieweerstand waarbij wortels niet in staat zijn door een bodemlaag te dringen is

niet eenduidig gedefinieerd in de literatuur. Ide et al (1982) spreken reeds van compactie bij

landbouwgewassen vanaf 2,5 MPa en duidelijke groeiremmingen vanaf 3 MPa.

Page 59: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 59 -

9.3.4 Waterinfiltratiemeting

Grafiek 2: Metingen uitgevoerd op 23.06.09

9.4 Opbrengstresultaten

Tabel 4 : geeft de opbrengstresultaten weer per object. De proef werd uitgevoerd in vier

herhalingen.

nr Objecten Aantal kolven/

100 planten

% vocht in de

korrel

Opbrengst kg/ha

bij 30% vocht

1 Ploegen 99 30,1 15.595

2 Beperkte diepe grondbewerking 99 26,6 16.029

3 Beperkte ondiepe

grondbewerking 100 35,2 14.945

4 Spitten 99 28,4 16.092

Page 60: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 60 -

9.5 Besluiten

De voorvrucht van deze teelt was wintergerst, waarvan het stro gehakseld werd. Na de oogst werd er

drijfmest (14 t/ha varkensdrijfmest) geïnjecteerd, waarna gele mosterd als groenbemester werd

gezaaid. Deze groenbemester had zich zeer sterk ontwikkeld en werd verhakseld op 18 december. Op

26 december werd er geploegd en op 28 januari werd er een diepe grondbewerking uitgevoerd (in het

object spitten en beperkte diepe grondbewerking) met het oog op een betere verwering door vorst en

het creëren van een luchtigere bodem. Het geploegde object werd op 30 maart afgesleept om een

sterke uitdroging te vermijden. Op 17 april werd er 14 ton varkensdrijfmest toegediend en ingewerkt

met een vleugelschaar cultivator. Op 20 april werd het perceel zaaiklaar gelegd met een

zaaibedcombinatie van het type Lemken Compactor. Het object spitten werd op 26 april gespit. In alle

objecten werd op 29 april het ras Sensation gezaaid met een zaaimachine bestaande uit vier zaai-

elementen. Voor de zaaimachine werd er een rotoreg gemonteerd om de brede wielsporen van de

tractor te wissen.

De objecten ploegen en diepe niet-kerende grondbewerking hadden het beste zaaibed en bij gevolg

ook de hoogste opkomstpercentages. Het zaaibed bij een ondiepe niet-kerende bewerking was

minder goed. Het betrof hier vele kluitjes in vergelijking met de diepe niet-kerende grondbewerking. Bij

een diepe niet-kerende grondbewerking liet de bodem zich beter bewerken als gevolg van een betere

verwering door de vorst. Het zaaibed in het object spitten bevatten behoorlijk veel grove kluiten

waardoor het opkomstpercentage lager lag in dit object.

Het geploegde object vertoonde ook een hogere verdichting ten opzichte van de andere objecten. De

oorzaak hiervan ligt waarschijnlijk bij het aanbrengen van drijfmest in het voorjaar. De combinatie

drijfmesttank en tractor liet diepere wielsporen achter in het geploegde object in vergelijking met de

andere objecten.

Na het toepassen van het (zwaar) onkruidbestrijdingsschema bleek er geen verschil te zijn tussen de

objecten in het aantal resterende onkruiden. Bij de objecten niet-kerende grondbewerking was er wel

een hogere druk van gerstopslag.

Bij de infiltratiemetingen werd duidelijk dat de wateropname capaciteit bij spitten en ondiepe niet-

kerende grondbewerking veel hoger is dan bij ploegen. De verklaring hiervoor is te vinden bij het

vrijwel onmiddellijk dichtslaan (verslempen) van de bodem in het geploegde object als gevolg van de

afwezigheid van gewasresten aan het oppervlak.

Uit de opbrengstresultaten (Tabel 4) blijkt dat er geen problemen waren met de kolfbezetting. De

korrelopbrengst per hectare (omgerekend naar 30 % in de korrel) lag het hoogste in de objecten

spitten en beperkte diepe grondbewerking. De korrelopbrengst in het geploegde object was iets lager

dan de voorgenoemde objecten doch niet significant verschillend ervan (op 5 % niveau). De

korrelopbrengst in het object ondiepe beperkte grondbewerking lag met ongeveer 1 ton/ha wel

significant langer t.o.v. de korrelopbrengst van de andere objecten.

Page 61: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 61 -

10 Zaai- en oogsttijdstippenproef

Proef in samenwerking met het Landbouwcentrum voor voedergewassen, het Ministerie van de

Vlaamse gemeenschap – dienst onderzoek en ontwikkeling ( Ir. D. Coomans), en landbouwer Luk

Thijs.

10.1 Proefopzet

Vier verschillende rassen van de silomaïs worden ingezaaid op twee verschillende zaaidata, om het

verschil in drogestof te bepalen, wanneer er wekelijks geoogst wordt. Bij de oogst wordt het drogestof

gehalte bepaald per object.

10.2 Perceelsgegevens

a. Voorvrucht: Wintertarwe

b. Zaaidatum:

Vroege zaai: Sensation, PR39A98, Subito: 24.04.09

Late zaai: Sensation, PR39A98, Dominator 04.05.09

c. Zaaiafstand: 103.000 zaden/ha

d. Onkruidbestrijding: naopkomst 3-4 bladstadium:

Aspect T 2 l/ha + Callisto 0.5 l/ha + Samson 0.5 l/ha + Banvel 0.25 l/ha 19.05.08

e. Bemesting: N-index: 164 (normaal)

Stikstofadvies: 141 E N/ha

Stikstofgift: 80 E N /ha onder vloeibare vorm

Varkensdrijfmest 15 m3/ha

10.2.1 Lijst rassen

Ras Zaaitijdstip Mandataris Vroegrijpheid

Sensation vroeg Clovis Matton Half Vroeg

PR39A98 vroeg Pioneer Half laat

Subito vroeg Philip Seeds Half laat

Sensation laat Clovis Matton Half Vroeg

PR39A98 laat Pioneer Half laat

Dominator laat Limagrain Zeer vroeg

Page 62: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 62 -

10.3 Tellingen

In de grafiek en tabel wordt het verloop van het drogestof percentage van de verschillende

maïsrassen weergegeven.

Onderstaande tabel geeft het DS % weer per oogst datum, per ras.

21-08-09 28-08-09 04-09-09 11-09-09

Subito (1° zaai) 22.0 % 24.9 % 28.0 % 30.0 %

Sensation (1° zaai) 29.4 % 33.5 % 35.2 % 37.8 %

PR39A98 (1° zaai) 25.3 % 31.7 % 31.3 % 34.9 %

Dominator (2° zaai) / 30.4 % 32.1 % 37.4 %

Sensation (2° zaai) / 26.2 % 28.9 % 30.2 %

PR39A98 (2° zaai) / 26.7 % 27.9 % 29.3 %

Page 63: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 63 -

10.4 Bespreking

Deze proef wordt aangelegd om een duidelijk beeld te krijgen van het verloop van het droogproces bij

silomaïs. Bij de vroege zaai werden drie rassen uitgezaaid op 24.04.09: een half vroeg ras (Sensation)

en twee half late rassen ( PR39A98 en Subito ). Bij de late zaai werden eveneens drie rassen

uitgezaaid op 4.05.09: een zeer vroeg ras (dominator), een half vroeg ras (Sensation) en een half laat

(PR39A98) ras.

Zowel de vroege als de late zaai gebeurde in een droge en goed opgewarmde bodem en werd op

regelmatige tijdstippen gevolgd door voldoende neerslag. Deze omstandigheden maakten het gunstig

voor de gewasopkomst van beide zaaitijdstippen.

Vanaf de derde week in augustus werden er stalen genomen om het drogestof gehalte van de hele

plant van de zes objecten te bepalen. Hierbij zien we duidelijk dat de vroeg gezaaide rassen hoger

zitten qua drogestof gehalte, uitgezonderd Subito, wat een halflaat ras is. Bij de opvolging van de

weken zien we dat de maïs droger wordt en dus het drogestof gehalte stijgt. Het hoogste drogestof

gehalte wordt behaald door Sensation ( vroege zaai en half vroeg ras ) en Dominator (late zaai, zeer

vroeg ras).

Sensation is een halfvroeg ras en is vroeger afgerijpt dan de andere objecten. Het ras dominator is

zeer vroeg en bereikte het zelfde drogestof niveau als Sensation op elf september ondanks dat de

zaaidatum 2 weken later lag.

Bij de halflate rassen blijkt het ras PR39A98 nog iets vroeger af te rijpen dan het ras Subito.

Als we de rassen PR39A98 en Sensation bekijken bij de late zaaidatum dan zien we dat het droge

stof % nog een stuk lager ligt dan bij de vroege zaaidatum, het geen ook logisch is.

Voor 2009 kunnen we algemeen stellen dat alle rassen een stuk vroeger gingen afrijpen dan de

voorgaande jaren. Dit is te verklaren door de zeer droge maanden augustus en september.

Het drogestof percentage van de gehele plant is een belangrijke indicatiefactor voor het moment van

oogsten. Wanneer het drogestof gehalte ongeveer 33% - 35% bedraagt, is de plant oogstrijp. Zo wordt

er gezorgd voor een juiste vochthuishouding in de kuil.

Page 64: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 64 -

11 Beredeneerde bemesting bij maïs in relatie tot nitraatresidu

Ir. Piet Ver Elst en ir. Jan Bries, Bodemkundige Dienst van België.

11.1 Inleiding

Op vele maïspercelen wordt een groot deel van de bemestingsbehoefte ingevuld via dierlijk mest.

Zowel vanuit landbouwkundig als milieukundig standpunt (door de mestwetgeving) zijn we

genoodzaakt om op perceelsniveau de aanvoer van nutriënten zeer goed te beredeneren. Het komt

erop aan om uit elke toegediende kilogram stikstof een zo hoog mogelijk rendement te halen, teneinde

de opbrengst te optimaliseren en de hoeveelheid nitraatresidu die achterblijft bij de oogst te

minimaliseren. In het kader van MAPIII is de aandacht voor nitraatresidu nog verscherpt. In de praktijk

zijn op vele percelen nog aanpassingen in de bemesting en teelttechniek mogelijk om het nitraatresidu

te beperken. De maïsteler staat voor de uitdaging om het N-rendement op zijn maïspercelen te

verhogen en het nitraatresidu onder controle te houden.

11.2 Wat is nitraatresidu en welke factoren hebben een invloed?

11.2.1 Inleiding In het kader van het MAPIII is de aandacht voor het nitraatresidu na de oogst nog verscherpt. Het

nitraatresidu wordt gedefinieerd als de hoeveelheid nitrische stikstof in het bodemprofiel van 0-90 cm

in de periode van 1 oktober tot 15 november. De grenswaarde voor het nitraatresidu is voor de

komende 2 jaar opnieuw vastgelegd op 90 kg N/ha. De bemesting en de teelttechniek op

perceelsniveau moeten dus zodanig beredeneerd worden dat de hoeveelheid nitrische stikstof in het

bodemprofiel bij het ingaan van de winter beperkt blijft.

Bij controles van het nitraatresidu door de overheid kunnen bij een te hoog nitraatresidu immers

maatregelen opgelegd worden, gaande van verplichte nitraatresiducontrole het daaropvolgende

najaar tot geldboetes en bedrijfsaudits. De maïsteler heeft er dus alle belang bij om op een

beredeneerde manier met de bemesting om te springen, niet alleen om landbouwkundige redenen,

maar ook om het risico op een te hoog nitraatresidu te vermijden en de mogelijke gevolgen hiervan te

vermijden. In de praktijk stellen we vast dat er heel wat factoren een invloed hebben op het

nitraatresidu, maar dat de kennis hiervan eerder beperkt is. Daarom gaan we eerst wat dieper in op de

factoren die het nitraatresidu beïnvloeden.

11.2.2 Welke factoren hebben een invloed op het nitraatresidu? Naast de effectief uitgevoerde bemesting zijn er nog vele andere factoren die het nitraatresidu

beïnvloeden. Deze factoren worden schematisch weergegeven in figuur 1. In deze figuur wordt een

tijdslijn weergegeven waarop de factoren aangeduid staan die zorgen voor een toename van de

hoeveelheid nitraatstikstof in het bodemprofiel (zwart) alsook de factoren welke zorgen voor

stikstofafvoer van het perceel (grijs).

Page 65: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 65 -

Figuur 1: schematische voorstelling van de factoren die het nitraatresidu beïnvloeden

(Bron: BDB)

11.2.2.1 Nitraatreserve in het voorjaar

We vertrekken op ieder maïsperceel in het voorjaar met een bepaalde hoeveelheid nitraat in het

bodemprofiel van 0 tot 90 cm diepte. Na een natte winter ligt deze voorraad veelal op een laag niveau

(30 à 60 kg NO3-N/ha). Na een droge winter worden vooral op zwaardere gronden (leem- en klei-

gronden) en in functie van de voorgeschiedenis van het perceel hoge voorraden gemeten (voorraden

van meer dan 150 à 200 kg NO3-N/ha komen dan frequent voor). In het voorjaar kan, afhankelijk van

de weersomstandigheden, nog nitraatuitspoeling optreden.

11.2.2.2 Bemesting

Een belangrijke aanvoerpost van minerale stikstof is de stikstofbemesting onder minerale of

organische vorm. De stikstofbemesting is en blijft een zeer belangrijke parameter die de hoeveelheid

nitraatresidu in het najaar sterk bepaalt! De stikstofbemesting is ook een invloedsfactor die de

landbouwer volledig zelf in handen heeft.

Een deel van de stikstof kan verloren gaan door vervluchtiging en/of denitrificatie. Een deel van de

stikstof uit organische meststoffen komt later op het jaar vrij.

11.2.2.3 Mineralisatie

Een belangrijke en vaak onderschatte aanvoerpost is de stikstof die vrijkomt door mineralisatie uit de

bodemhumus of andere vormen van organische stikstof (oogstresten, organische meststoffen,

groenbemesters, …). Hoe hoger het humusgehalte in de bodem, hoe groter in het algemeen de

hoeveelheid minerale stikstof die vrijkomt. Deze stikstofvrijstelling vindt plaats gespreid over het hele

jaar, en gaat evenzeer door wanneer de maïs reeds geoogst is !

Voor een akkerbouwperceel met een normaal koolstofgehalte van rond de 1% bedraagt de

stikstofreserve onder organische vorm in de bodemlagen 0-90 cm om en bij de 7.500 kg organische

stikstof, waarvan gemiddeld ongeveer 2% vrijkomt op jaarbasis, ongeveer 150 kg N/ha dus. Op

percelen met een hoger humusgehalte kan de reserve oplopen tot 10.000 kg organische N/ha en

meer, wat een vrijstelling kan geven van meer dan 200 kg N/ha op jaarbasis!

In figuur 2 is de gemiddelde maandelijkse stikstofmineralisatie van onze Vlaamse landbouwgronden

weergegeven. We kunnen vaststellen dat de mineralisatie op maandbasis vrij beperkt is in de

wintermaanden. Wanneer de bodemtemperaturen laag zijn, bedraagt de gemiddelde maandelijkse

mineralisatie ongeveer 5 kg N/ha. In het voorjaar, wanneer de bodemtemperaturen geleidelijk

toenemen, stijgt ook de gemiddelde maandelijkse mineralisatie tot boven de 10 kg N/ha. In de

Page 66: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 66 -

zomermaanden bereikt de mineralisatie een maximum, op een perceel met normaal humusgehalte

kan deze oplopen tot boven de 20 kg N/ha. Een voldoende vochtvoorziening in de bodem is hierbij wel

belangrijk, zonder voldoende bodemvocht valt de mineralisatie sterk terug. In het najaar daalt de

stikstofvrijstelling terug om in december terug te vallen tot een gemiddelde van ongeveer 5 kg N/ha.

Figuur 2: Gemiddelde maandelijkse N-vrijstelling door mineralisatie op Vlaamse bodems met

een normaal humusgehalte (Bron: N-(Eco)²-studie)

Afhankelijk van de groeiperiode en groeiduur van een teelt, zal deze meer of minder gebruik kunnen

maken van deze vrijgestelde stikstof. Teelten die vroeg geoogst worden, of teelten waar reeds vroeg

de stikstofopname door het gewas stilvalt, bv. bij de afrijping van de graanteelten, kunnen slechts een

beperkt deel van deze totale jaarlijkse mineralisatie benutten.

Specifiek voor maïs kunnen we stellen dat na half augustus nog weinig stikstof wordt opgenomen,

tijdens de afrijping valt de N-opname volledig stil. Alle stikstofvrijstelling die nog plaatsvindt na het

beëindigen van de stikstofopname uit de bodem, is aanrijking van het nitraatgehalte in de bodem die

uiteindelijk als nitraatresidu teruggevonden wordt in de meetperiode 1 oktober – 15 november. Tenzij

er natuurlijk voor gezorgd wordt dat de bodem ook in het najaar bedekt blijft, bv. door het inzaaien van

gras na de maïs of een groenbemester na andere vroeg geoogste gewassen als graanteelten, in dit

geval kan de vrijgestelde nitraatstikstof in het najaar terug worden opgenomen en kan de toename

van het nitraatresidu gecompenseerd worden (zie ook verder in dit artikel).

Dit proces van najaarsmineralisatie is tijdens het afgelopen warme najaar zeer belangrijk geweest.

Naast de najaarsmineralisatie uit bodemhumus, kan ook nog bijkomend stikstof vrijgesteld worden uit

oogstresten die eventueel op het perceel achtergebleven zijn (bv. bietenloof, …). De oogstresten van

korrelmaïs daarentegen bevatten weinig stikstof, en de aanwezige stikstof wordt weinig of niet

vrijgesteld in het najaar door de moeilijke afbreekbaarheid (een hoge C/N-verhouding) van maïsstro.

11.2.2.4 N-opname door het gewas

De belangrijkste afvoerpost van stikstof is de opname door het gewas. Via het geoogste product

wordt, afhankelijk van de teelt zelf en zijn opbrengst, een zekere hoeveelheid stikstof afgevoerd van

het perceel. Zo wordt bijvoorbeeld van een perceel hakselmaïs gemiddeld 240 kg N/ha afgevoerd.

Hoe hoger de droge stofopbrengst, hoe groter doorgaans de stikstofafvoer zal zijn. Een

teeltmislukking of mindere opbrengst zal dus voor gevolg hebben dat meer stikstof achterblijft als

nitraatresidu.

0

5

10

15

20

25

janua

ri

febr

uari

maa

rtap

ril mei jun

ijul

i

augu

stus

sept

embe

r

okto

ber

nove

mbe

r

dece

mbe

r0

20

40

60

80

100

120

140

160N-mineralisatie cumulatieve N-mineralisatie

Bron: N-(eco)²

Maa

ndel

ijkse

min

eral

isat

ie (

kg N

/ha)

Cum

ulat

ieve

min

eral

isat

ie (

kg N

/ha)

0

5

10

15

20

25

janua

ri

febr

uari

maa

rtap

ril mei jun

ijul

i

augu

stus

sept

embe

r

okto

ber

nove

mbe

r

dece

mbe

r0

20

40

60

80

100

120

140

160N-mineralisatie cumulatieve N-mineralisatie

Bron: N-(eco)²

Maa

ndel

ijkse

min

eral

isat

ie (

kg N

/ha)

Cum

ulat

ieve

min

eral

isat

ie (

kg N

/ha)

Page 67: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 67 -

Bij de oogst van de hoofdteelt zal de nitraat die niet opgenomen werd door de teelt als nitraat in de

bodem achterblijven. Deze hoeveelheid nitraat kan echter nog toenemen, afhankelijk van de

parameters die na de oogst nog een rol spelen, zoals een najaarsbemesting en de najaars-

mineralisatie.

Hou er rekening mee dat er in het najaar nog stikstof kan onttrokken worden uit het bodemprofiel. Op

goed verzorgde weilanden kan de stikstofopname door het gras in het najaar nog op een hoog niveau

liggen.

11.2.2.5 N-opname door een volgteelt of groenbemester

In de akkerbouw kan door het inzaaien groenbemester, of door de stikstofopname van een volgteelt nog

een hoeveelheid nitraatstikstof aan het bodemprofiel onttrokken worden. De invloed van het inzaaien van

groenbemesters na de oogst, vooral van vroeg geoogste teelten, kan in dit verband niet genoeg

benadrukt worden.

De stikstopname door een groenbemester kan, afhankelijk van de groeiperiode en de

weersomstandigheden, variëren van 20 kg N/ha bij een geringe groei tot meer dan 80 kg N/ha bij een

goede ontwikkeling. Uiteraard zal bij een vroege inzaai, bv. na een teelt als wintergerst, de stikstofopname

groter zijn dan na maïs die pas vanaf september geoogst wordt.

Na maïs komt enkel gras en rogge in aanmerking voor uitzaai als groenbemester. Deze teelten kunnen

nog een deel nitraat uit de bodem opnemen, ook is deze N-opname eerder beperkt gezien de doorgaans

late inzaai. Bij een goede ontwikkeling kan een groenbemester na de teelt van maïs nog 30 à 40 kg N/ha

opnemen.

Elke kilo stikstof die echter wordt opgenomen door een volgteelt of groenbemester is een kilo stikstof die

niet als nitraat gemeten wordt in het bodemprofiel !

11.2.2.6 N-uitspoeling in de wintermaanden

Tenslotte is het mogelijk dat een gedeelte van de aanwezige nitraat in het najaar ook al uitspoelt

onder invloed van de neerslag. Belangrijk hierbij op te merken is dat er slechts nitraatuitspoeling

optreedt dieper dan 90 cm vanaf het ogenblik dat de bodem verzadigd is met water. Bijkomende

neerslag zal er dan voor zorgen dat uitspoeling van nitraat optreedt en zo het nitraatgehalte in de

bodem terug daalt. In onze regio gebeurt dit meestal pas in de maanden december - januari.

Wanneer men bij de nitraatvoorraad in het voorjaar alle stikstofaanvoer (in het zwart aangeduid op

figuur 1) optelt en vermindert met de stikstofafvoer (in het grijs), komt men tot de hoeveelheid

nitraatresidu in het najaar.

De parameters uit figuur 1 zijn op hun beurt afhankelijk van andere parameters. Zo hebben de

weersomstandigheden en de pH van de bouwlaag een belangrijke invloed op mineralisatie,

stikstofuitspoeling en opbrengst van de teelt. Ook de bodemstructuur, de opbouw van de bodem in de

ondergrond, heeft een invloed op de stikstofcyclus in de bodem.

11.2.3 N-reserve in het voorjaar De minerale stikstofvoorraad in het voorjaar verschilt sterk van perceel tot perceel in functie van de

(korte of langere) voorgeschiedenis van het perceel. Op velden waar de minerale stikstofvoorraad in

het bodemprofiel in het voorjaar op een hoog niveau ligt en waarbij vooral veel van de minerale

stikstof in de laag 60-90 cm aanwezig is, worden in het algemeen ook hoge minerale stikstofgehaltes

na de oogst teruggevonden, zelfs op de onbemeste percelen. Dit wijst erop dat maïs niet in staat is om

de minerale stikstof in bodemlagen dieper dan 60 cm te benutten. Elke bijkomende toediening van

stikstof, onder welke vorm ook, resulteert op deze proefvelden in een duidelijke stijging van het

nitraatresidu. Hieruit blijkt, dat indien de bemesting niet wordt aangepast aan de specifieke

Page 68: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 68 -

veldomstandigheden, dit een enorm milieu-effect (hoge nitraatresidu’s) kan teweegbrengen, terwijl

landbouwkundig het effect niet of nauwelijks merkbaar is bij de teelt van maïs.

Uit de praktijkresultaten van de Bodemkundige Dienst van België zijn de volgende verbanden

aangetoond tussen de minerale stikstofvoorraad in het voorjaar en de toegediende organische

bemesting:

- In het geval van dierlijke mesttoediening in het najaar wordt steeds een hogere minerale

stikstofvoorraad teruggevonden in het voorjaar dan wanneer geen organische bemesting

wordt toegediend of alleen een groenbemester wordt gezaaid.

- De laagste stikstofreserves in het voorjaar worden teruggevonden op de velden met een

groenbemester. Door een groenbemester te zaaien wordt een deel minerale stikstof

vastgelegd in organisch materiaal.

- De gemiddelde minerale stikstofreserve in het voorjaar varieert sterk van jaar tot jaar. Na

een natte winter worden tengevolge van nitraatuitspoeling gemiddeld lagere

stikstofvoorraden gemeten, dan na een droge winter.

- Combinatie van een dierlijke bemesting met een groenbemester reduceert de minerale

stikstofreserve in het voorjaar aanzienlijk (30-50 kg N/ha) in vergelijking met enkel een

dierlijke mesttoediening.

11.3 Organische bemesting

Het stikstofgehalte in runderdrijfmest bedraagt, volgens de ontledingen uitgevoerd door de

Bodemkundige Dienst van België, momenteel gemiddeld 5,1 kg N per ton, met een belangrijke

spreiding van minder dan 2 tot meer dan 10 kg N/ton. Met 40 ton/ha runderdrijfmest wordt dus

gemiddeld 204 kg N/ha toegediend. Uit de mestanalyseresultaten kan afgeleid worden dat bijna 20 %

van de rundveehouders met toediening van 40 ton/ha, minder dan 130 kg N/ha bemesten. Anderzijds

geeft 10 % van de landbouwers met de stikstofrijkste runderdrijfmest meer dan 230 kg N/ha via 40 ton

runderdrijfmest. Deze cijfers tonen duidelijk de grote variatie in mestsamenstelling. Wanneer men dus

onzeker is over de exacte samenstelling, houdt dit een enorm risico in om een optimale opbrengst te

bereiken of voor het halen van de algemene nitraatnorm. Gezien deze variatie in samenstelling van

dierlijke mest kunnen we nauwelijks spreken over een gemiddelde samenstelling. Zo vermeldt de

Mestbank per diersoort “inlichtingshalve” de gemiddelde samenstelling van de mest om mee te

rekenen bij mestafzet buiten het eigen bedrijf. Deze cijfers moeten dan ook als een leidraad worden

geïnterpreteerd.

Bij het gebruik van dierlijke mest wordt er, naast stikstof, ook steeds fosfor aangevoerd. In het kader

van het meststoffendecreet moet steeds de aanvoer van beide nutriënten worden beschouwd. De

N/P2O5-verhouding in de gebruikte dierlijke mest bepaalt mede de toepassingsmogelijkheden. Bij de

mestanalyses uitgevoerd door de Bodemkundige Dienst van België bedroeg deze verhouding

gemiddeld (4,6/1,4) 3,3 bij runderdrijfmest en (7,8/4,5) 1,7 bij mestvarkensdrijfmest. Ten opzichte van

de forfaitaire bemestingsnormen is bij runderdrijfmest stikstof en bij mestvarkensdrijfmest fosfaat de

beperkende factor. Met 37 ton/ha runderdrijfmest geeft men gemiddeld 170 kg N/ha en slechts 52 kg

P2O5/ha.

Voor het beredeneren van de bemesting moet, naast de samenstelling, ook de bemestingswaarde

van de voedingsstoffen in de mest gekend zijn. De bemestingswaarde geeft weer hoeveel van de

totaal toegediende stikstof en andere voedingselementen in het groeiseizoen effectief ter beschikking

komen van het gewas. Om verschillende redenen is de benutting van mineralen in de dierlijke mest

over het algemeen lager dan van minerale meststoffen. Het toedieningstijdstip en de toedieningswijze

hebben een belangrijke invloed op de bemestingswaarde. Onderzoek heeft voldoende aangetoond

dat een najaarstoediening steeds leidt tot een veel lagere stikstofefficiëntie. Met de uitrijregeling wordt

de landbouwer dan ook duidelijk naar de voorjaarstoediening gestuurd. Om de verliezen via

ammoniakvervluchtiging te beperken, verplicht de wetgever om te injecteren of de mest onmiddellijk

Page 69: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 69 -

onder te werken. Omwille van de homogenere toediening en exactere dosering is injecteren te

verkiezen.

We kunnen concluderen dat de samenstelling van dierlijke mest dermate variabel kan zijn dat het

gebruik van gemiddelde cijfers aanleiding geeft tot foute conclusies en ondoelmatig gebruik. Een

mestanalyse op bedrijfsniveau is noodzakelijk om te komen tot een beredeneerde bemesting en het

respecteren van de algemene norm.

11.4 Minerale bemesting

Het gebruik van chemische mest is de laatste jaren sterk afgenomen. Toch zweren nogal wat

landbouwers bij het gebruik van rijenbemesting bij de zaai van de maïs. Uit proefveldresultaten is

gebleken dat het geven van een deel van de bemestingsbehoefte via rijenbemesting slechts in enkele

proeven resulteerde in een lichte opbrengstverhoging. Bij een goede chemische bodemvruchtbaarheid

(goede P-toestand, goede pH, niet te natte gronden,…) en een beredeneerd gebruik van dierlijke mest

(juiste dosis, tijdstip en goede plaatsing) is zowel vanuit economisch als milieukundig oogpunt een

bijkomende rijenbemesting dan ook niet meer te adviseren.

11.5 Beredeneerd bemesten in de praktijk

Vanuit De Bodemkundige Dienst kunnen wij u op vier niveaus ondersteunen in het streven naar een

beredeneerde bemesting voor uw maïspercelen, namelijk via de standaardgrondontleding, de

mestanalyse, het N-indexonderzoek en EVANIR. Deze vier typen advies kan de maïsteler aanwenden

als instrumenten om economisch te produceren met respect voor het milieu.

11.5.1 Standaardgrondontleding De standaardgrondontleding geeft inzicht in de algemene chemische bodemvruchtbaarheid van de

bouwvoor door een staalname tot 23 cm diepte. Via een aangepast bekalkings- en bemestingsadvies

(N, P, K, Mg en eventueel B) wordt het maximale opbrengstpotentieel bij een evenwichtige chemische

bodemvruchtbaarheid nagestreefd. De percelen moeten een evenwichtige bemestings-toestand

(optimale pH, verhouding K/Mg, …) hebben, wil men een maximale opbrengst en nutriëntenopname

kunnen realiseren.

De standaardgrondontleding geeft informatie over de opneembare hoeveelheid fosfor in de bouwlaag.

Globaal gezien kunnen we stellen dat onze gronden een ruime fosforreserve hebben zodat we geen

spectaculaire opbrengsteffecten van fosforbemesting meer moeten verwachten. De fosfor

aangebracht via de dierlijke mest volstaat in vele gevallen om optimale opbrengsten te bekomen. Bij

strenger wordende fosforbemestingsnormen zal voor ieder perceel afzonderlijk moeten nagegaan

worden of fosforrijenbemesting bij de zaai nog nodig is. Op bepaalde percelen zien we in het voorjaar

tijdelijke fosforgebreksverschijnselen (paarsverkleuring van de bladeren). Bij nadere controle blijken dit

dikwijls percelen te zijn met een te lage pH, structuurbederf (gezaaid in te natte omstandigheden) of

waterzieke gronden. We kunnen dus, naast fosforrijenbemesting, heel wat andere maatregelen

nemen om groeiachterstand door tijdelijk fosforgebrek te vermijden.

11.5.2 Mestanalyse Omwille van de verschuiving van een bedrijfsgerichte naar een meer perceelsgerichte benadering,

samen met de dalende bemestingsnormen, is het belangrijk om van elk perceel exact te weten

hoeveel dierlijk mest er wordt aangevoerd. Om te weten hoeveel stikstof, fosfor en andere

voedingselementen op het perceel zijn aangebracht, moet, naast de dosis, eveneens de

samenstelling gekend zijn. Via een mestanalyse op bedrijfsniveau bekomt men de nodige informatie

om, bijvoorbeeld, de stikstof- en fosforaanvoer op elk perceel te kunnen opvolgen, aangezien het

rekenen met een gemiddelde samenstelling zeer onnauwkeurig is.

Page 70: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 70 -

Een mestanalyse op de Bodemkundige Dienst van België omvat de bepaling van de gehalten aan

drogestof, organische stof, totale en minerale stikstof, P, K, Na, Ca en Mg. Voor het beredeneren van

de bemesting moet, naast de samenstelling, ook de bemestingswaarde van de voedingsstoffen in de

mest gekend zijn. Bij de mestanalyse wordt daarom ook uitgebreide informatie gegeven over de

bemestingswaarde van de mest in functie van de verbouwde teelt, het tijdstip van aanwending en de

grondsoort. Op het analyseverslag wordt geen melding gemaakt van de gemiddelde

werkingscoëfficiënten, maar wordt op basis van de analyseresultaten concreet aangegeven met

hoeveel de minerale bemesting kan worden verminderd bij gebruik van de ontlede mest. De

landbouwer moet in de tabellen alleen de situatie opzoeken die voor hem van toepassing is.

Om de bemestingswaarde van stikstof te maximaliseren, moet de mest kort voor de teelt worden

toegediend en direct worden ondergewerkt. Door het snel onderwerken wordt vermeden dat de

ammoniakale stikstof voor een groot gedeelte verloren gaat via ammoniakvervluchtiging.

11.5.3 N-indexmethode Bij de standaard grondontleding wordt een richtinggevend stikstofbemestingsadvies gegeven op basis

van het humusgehalte, de grondsoort en de teeltrotatie. Op basis van de minerale stikstofvoorraad in

het voorjaar in het bodemprofiel (0-60 cm) en de exacte berekening van de te verwachten

stikstofmineralisatie kunnen nauwkeurige stikstofbemestingsadviezen worden berekend. Dit gebeurt

op de Bodemkundige Dienst via de N-indexmethode.

Grondstaalname voor het N-indexonderzoek kan in het voorjaar gebeuren om zo de totale

stikstofbehoefte van een perceel te kennen. Het N-indexonderzoek kan ook uitgevoerd worden

minstens vier weken na een drijfmesttoediening. In dat geval wordt exact bepaald hoeveel stikstof de

drijfmest levert en kan aangegeven worden of een aanvullende minerale stikstofbemesting

aangewezen is.

Bij het opstellen van een N-advies via de N-indexmethode wordt met volgende factoren rekening

gehouden:

- minerale stikstofreserve: de bij de staalname in de bodem beschikbare minerale stikstof

en de reeds opgenomen stikstof door het gewas;

- mineralisatie: de stikstof die na de staalname ter beschikking komt van het gewas;

- negatieve factoren: factoren die een negatieve invloed hebben op de

stikstofbeschikbaarheid.

Uit proefveldgegevens is gebleken dat de stikstofadviezen opgesteld aan de hand van het N-INDEX-

expertsysteem zeer goede resultaten opleveren. Bij een lage stikstofvoorraad bedraagt het

stikstofadvies ongeveer 150 kg N/ha. Hogere adviezen (170 kg N/ha) komen vooral voor op de

humusarme gronden, terwijl het advies zelfs kan dalen tot 30 à 40 eenheden en zelfs tot nul bij een

hoge stikstofvoorraad in de bodemlaag 0 tot 30 cm.

11.5.4 Evanir Om het bemestingsbeleid op perceelsniveau waar nodig te kunnen verbeteren, is het belangrijk dat de

individuele maïsteler het nitraatresidu op zijn percelen kan beredeneren in functie van de

voorgeschiedenis van het perceel. Om hem hierbij te helpen heeft de Bodemkundige Dienst van

België het rekenprogramma EVANIR (EVAluatie NItraatResidu) ontwikkeld. Bij de meting van het

nitraatresidu wordt een bespreking gegeven in functie van de uitgevoerde bemesting en worden,

indien nodig, suggesties gegeven om het rendement van de bemesting te verbeteren.

Page 71: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 71 -

11.6 Besluit

De hoeveelheid nitraatresidu die gemeten wordt na de teelt van maïs wordt door een groot aantal

factoren beïnvloed. Een aantal factoren heeft de maïsteler rechtstreeks in de hand, een aantal andere

heeft hij niet rechtstreeks in de hand en dan is het noodzakelijk deze factoren op een correcte manier

te kunnen inschatten en hierop in te spelen via de teelttechniek.

De individuele maïsteler staat voor de uitdaging om een hoog rendement te halen uit de toegepaste

stikstofhoudende meststoffen en tegelijkertijd het nitraatresidu beperkt te houden. Hiervoor kan de

teler een beroep doen op een aantal instrumenten, die de Bodemkundige Dienst van België op basis

van proefveldonderzoek heeft ontwikkeld.

Uit het proefveldonderzoek kan afgeleid worden dat een bemesting volgens grond- en mestanalyse de

volgende voordelen biedt:

- maximale drogestofopbrengst voor snijmaïs, maximale korrelopbrengst voor korrelmaïs;

- maximaal rendement van de minerale meststoffen;

- kennis van de exacte stikstoflevering door de drijfmest;

- minimaal stikstofoverschot na de oogst.

Een goed beredeneerde stikstofbemesting die rekening houdt met de specifieke stikstofvoorraad en

de mineralisatiecapaciteit van de bodem, en gebaseerd is op kennis van de bemestingswaarde van de

toe te dienen organische meststof, is een grote meerwaarde om het nitraatresidu beperkt te houden.

Op een aantal percelen zullen echter nog bijkomende maatregelen nodig zijn om het nitraatresidu te

beperken tot lager dan de nitraatnorm van 90 kg N/ha, of tenminste lager dan 120 kg N/ha om

opgelegde maatregelen te vermijden. Het onder controle houden van de najaarsmineralisatie is hierbij

één van de belangrijkste maatregelen.

11.7 Provinciale kortingen

De provinciale landbouwdienst van de provincie Limburg ondersteunt de landbouwers in hun streven

naar een duurzame landbouwuitbating. In het kader van duurzame bemesting geeft de provincie een

belangrijke korting op de analysen uitgevoerd door de Bodemkundige Dienst. Deze kortingen worden

rechtstreeks in mindering gebracht op de factuur. Het is aan de maïsteler om van deze provinciale

korting gebruik te maken en zo efficiënter te bemesten.

Voor bijkomende informatie kan u steeds contact opnemen met uw regionale staalnemer of

rechtstreeks met de Bodemkundige Dienst van België op tel 016/31.09.22, fax 016/22.42.06 email:

[email protected] of op de website www.bdb.be.

Page 72: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 72 -

12 Certificering en autocontrole rundvee

Page 73: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 73 -

Page 74: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 74 -

Page 75: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 75 -

Page 76: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 76 -

Page 77: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 77 -

Page 78: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 78 -

Page 79: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 79 -

Page 80: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 80 -

13 LCV-Actueel

Page 81: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 81 -

Page 82: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 82 -

Page 83: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 83 -

Page 84: Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009...Tabel 1 geeft per ras de firma, het percentage opkomst op 26/05/09 en het percentage builenbrand bij de oogst. Legering en stengelrot werden

Vzw PIBO-Campus Resultaten maïs 2009

4 Februari 2010

- 84 -