Vygotskiaanse theorie - users.skynet.beusers.skynet.be/vyt/studietips ho10.pdf · Sociaal...

2
Hoofdstuk 10: Vygotskiaanse theorie Andre Vyt Van dit hoofdstuk moet je paragrafen 3.2 en 3.4 niet instuderen. Ook de historiek en de evaluatie is niet zo belangrijk. Vygotsky is vooral een belangrijke auteur voor wie later in de revalidatiesector werkzaam zal zijn. Concentreer je op de zaken die via de dia’s zijn verduidelijkt. Je leest uiteraard wel het hoofdstuk door om de zaken beter te begrijpen. 1. Historiek Defectologie, Theorie van de verandering, Toepassingsgericht Marxisme-Leninisme: Verheerlijking van arbeiders naast intellectuelen, Volksverheffing en de plaats van onderwijs, Productie van duurzame goederen en ontwikkeling uit Dialectiek van tegenstellingen 2. Basisprincipes 2.1 Transformatie natuur/cultuur Dialektiek natuur/cultuur: Natuur wordt cultuur, en dit wordt de natuur van de mens mentale processen = werken met symbolen zoals met werktuigen Symbool is transformatie van het object 2.2 Cultuurhistorisch principe van sociale invloeden Cultuurhistorische school: onderwijs en taal bepaalt cultureel-cognitieve inhoudsoverdracht Individuele is transformatie van sociale Sociaal constructivisme Taal als kentering in fylo- en ontogenese 2.2.1 Interiorisatie Nabootsen van structurerende functie van volwassenen, eerst met begeleidende uitwendige spraak Transformatie: enkel fundamentele aspecten worden opgenomen Van externe sturing naar interne mentale zelfsturing 2.2.2 Zone Naaste Ontwikkeling Kijken naar wat kind kan leren (potentieel) ipv wat het kind momenteel presteert ZNO: afstand tussen feitelijk en potentieel ontwikkelingsniveau Ondersteuning (scaffolding) : Goede pedagogische hulp loopt altijd een beetje voorop op het ontwikkelingsniveau 2.2.3 Mediatie Sociale processen zijn motor, mediator, katalysator, kanalisator van ontwikkeling ontwikkeling van mentale inhouden (begrippen, interne symbolen, hogere mentale functies) is gemedieerd door beschikbaarheid van werktuigen en externe symbolen 2.3 Ontwikkelingsdomeinen (tijddimensies in ontwikkeling) Fylogenese: van instinct naar werktuig Sociogenese: van werktuig naar taal en teken, decontextualisatie (bijv. schrift) Ontogenese: van taal en teken naar denken en bewustzijn (hogere functies) Microgenese: ontwikkeling van waarneming of gedachte, kortdurende leerprocessen (cf. limiet- en leertesten) Hogere mentale functies: wilsmatig gecontroleerd, bewuste gedachten, sociale oorsprong en aard, gemedieerd door tekens (vb. geheugen kan zowel elementaire als hogere functie beslaan) Ontwikkelingslijnen Natuurlijke (bijv. fylogenese, vroege kindertijd: ervaring/geheugen) Socioculturele (bijv. sociogenese, ontogenese: taalleren) Interactie tussen natuurlijke en socioculturele vanaf 4 jaar: ervaring en onthouden van informatie worden gesocialiseerd/gesymboliseerd, taal ordent de perceptie en het geheugen (onderwijs, agenda) 2.4 Onderzoekmethode Studie van de ontwikkeling levert beste info over de structuur zelf Focus op onderzoek van de essenties, de processen en de oorzakelijke factoren Opzet: instructie- of onderwijsproces Vaststellen van leerniveau Simulatie van begripsverwerving 3. De ontwikkeling van denken, spraak en bewustzijn Het geverbaliseerde denken het reflectieve bewustzijn begrippen Denken en spreken

Transcript of Vygotskiaanse theorie - users.skynet.beusers.skynet.be/vyt/studietips ho10.pdf · Sociaal...

Hoofdstuk 10:

Vygotskiaanse theorie Andre Vyt

Van dit hoofdstuk moet je paragrafen 3.2 en 3.4 niet instuderen. Ook de historiek en de evaluatie is niet zo belangrijk. Vygotsky is vooral een belangrijke auteur voor wie later in de revalidatiesector werkzaam zal zijn. Concentreer je op de zaken die via de dia’s zijn verduidelijkt. Je leest uiteraard wel het hoofdstuk door om de zaken beter te begrijpen.

1. Historiek Defectologie, Theorie van de verandering, Toepassingsgericht Marxisme-Leninisme: Verheerlijking van arbeiders naast intellectuelen, Volksverheffing en de plaats van onderwijs, Productie van duurzame goederen en ontwikkeling uit Dialectiek van tegenstellingen

2. Basisprincipes

2.1 Transformatie natuur/cultuur Dialektiek natuur/cultuur: Natuur wordt cultuur, en dit wordt de natuur van de mens mentale processen = werken met symbolen zoals met werktuigen Symbool is transformatie van het object

2.2 Cultuurhistorisch principe van sociale invloeden Cultuurhistorische school: onderwijs en taal bepaalt cultureel-cognitieve inhoudsoverdracht Individuele is transformatie van sociale Sociaal constructivisme Taal als kentering in fylo- en ontogenese

2.2.1 Interiorisatie Nabootsen van structurerende functie van volwassenen, eerst met begeleidende uitwendige spraak Transformatie: enkel fundamentele aspecten worden opgenomen Van externe sturing naar interne mentale zelfsturing

2.2.2 Zone Naaste Ontwikkeling Kijken naar wat kind kan leren (potentieel) ipv wat het kind momenteel presteert ZNO: afstand tussen feitelijk en potentieel ontwikkelingsniveau Ondersteuning (scaffolding) : Goede pedagogische hulp loopt altijd een beetje voorop op het ontwikkelingsniveau

2.2.3 Mediatie Sociale processen zijn motor, mediator, katalysator, kanalisator van ontwikkeling ontwikkeling van mentale inhouden (begrippen, interne symbolen, hogere mentale functies) is gemedieerd door beschikbaarheid van werktuigen en externe symbolen

2.3 Ontwikkelingsdomeinen (tijddimensies in ontwikkeling) Fylogenese: van instinct naar werktuig Sociogenese: van werktuig naar taal en teken, decontextualisatie (bijv. schrift) Ontogenese: van taal en teken naar denken en bewustzijn (hogere functies) Microgenese: ontwikkeling van waarneming of gedachte, kortdurende leerprocessen (cf. limiet- en leertesten)

Hogere mentale functies: wilsmatig gecontroleerd, bewuste gedachten, sociale oorsprong en aard, gemedieerd door tekens (vb. geheugen kan zowel elementaire als hogere functie beslaan)

Ontwikkelingslijnen Natuurlijke (bijv. fylogenese, vroege kindertijd: ervaring/geheugen) Socioculturele (bijv. sociogenese, ontogenese: taalleren) Interactie tussen natuurlijke en socioculturele vanaf 4 jaar: ervaring en onthouden van informatie worden gesocialiseerd/gesymboliseerd, taal ordent de perceptie en het geheugen (onderwijs, agenda)

2.4 Onderzoekmethode Studie van de ontwikkeling levert beste info over de structuur zelf Focus op onderzoek van de essenties, de processen en de oorzakelijke factoren Opzet: instructie- of onderwijsproces Vaststellen van leerniveau Simulatie van begripsverwerving

3. De ontwikkeling van denken, spraak en bewustzijn Het geverbaliseerde denken het reflectieve bewustzijn begrippen Denken en spreken

Piaget: kind leert door interactie met objecten, taal is een bijverschijnsel van mentale ontwikkeling Vygotsky: Taal is een middel tot uitwisseling van cognitie en stimuleert/structureert het denken Galperin: Denken is geïnterioriseerd handelen

3.1 Ontwikkeling van spraak en denken volgens Vygotsky Spraak eerst als directe uitdrukking (aanwijzing) van gevoelens en behoeften Integratie met denkfunctie en differentiatie in het tweede levensjaar van externe spraak: communicatieve externe spraak egocentrische externe spraak Vanaf kleutertijd: interne (zelf)spraak primair logische functie, primair autistische functie

6 jaar: fase van interne en externe middelen: uitvoering met externe middelen (vb. tellen op vingers) 11 jaar: volledige interiorisatie van intellectuele middelen verdere ontwikkeling van de autistische functie van de inwendige spraak

3.2 Het reflectieve bewustzijn Is het product van een cultuurgestuurd proces Lagere school: introspectief bewustzijn van afzonderlijke mentale functies wordt geverbaliseerd en veralgemeend bewustzijn Reflectief bewustzijn van eigen denken ten volle vanaf puberteit

3.3 Ontwikkeling van begrippen Ongeorganiseerde verzamelwoorden: kenmerken zijn veranderlijk en aan gebruikscontext gebonden Kenmerkencomplexen: nog onlogische samenhang (associatief), spontane of dagelijkse begrippen Concepten (echte begrippen): coherente, logische structuur en vaststaande kenmerken vb. evolutie van het begrip “stoel” Ook volwassenen kunnen nog werken met ongeorganiseerde verzamelbegrippen onderwijsprincipe: van abstract (vaststaand, wetenschappelijk, essentieel) naar concreet (het menigvuldige van de concrete verschijningsvorm)

4. Evaluatie Voorstanders (vb. Bruner) Tegenstander: Piaget: onderwijs- en cultuurhistorische processen zijn niet echt interessant of fundamenteel kritiek op trainingsonderzoek (vb. conservatie: oppervlakkig leren, trucs) handelen is een puur biologisch fenomeen i.p.v. collectief productief handelen

Gebrek aan statistisch-methodologische procedures vage en onvolledige of wisselvallige invulling van gebruikte concepten grote betekenis voor de praktijk grote inspirerende, heuristische functie

Plaatsbepaling: Functionele benadering Deductief en inductief Contextualisme Actieve mensvisie doch sociaal constructivisme Continue en discontinue ontwikkeling Geen eenvoudige strikte stadia (boomstructuur)

Belangrijke boxen in dit hoofdstuk: 10.3: als illustratie van associatieve complexen bij de begripsontwikkeling 10.4: enkel voor de centrale ontwikkelingsstappen (zoals geaccentueerd in het hoorcollege)