VWO 5 met antwoorden.

20
Maria Immaculata Lyceum Economie TC VWO-5 VO-3 maart2015 OPGAVE 1. Prijsbeleid op twee markten Het Spaanse bedrijf Oxygen produceert een bepaald type zuurstofmasker en verkoopt dit op de Europese en op de Amerikaanse markt. Oxygen heeft voor dit type zuurstofmasker een zodanige technische voorsprong opgebouwd dat het bedrijf zich op beide markten gedraagt als een monopolist. Van beide markten is de collectieve vraagfunctie bekend: - de vraag op de Europese markt: Qv (eu) = - 250P + 90.000 - de vraag op de Amerikaanse markt: Qv (vs) = - 400P + 189.000 Qv is de gevraagde hoeveelheid zuurstofmaskers per jaar; P is de prijs in euro's per zuurstofmasker; De koers van de dollar ten opzichte van de euro wordt constant verondersteld. In een bepaald jaar vraagt Oxygen voor het zuurstofmasker op beide markten dezelfde prijs van € 210. 1. Bereken de totale omzet van Oxygen in dat jaar. Uitgaande van de gegeven prijs is de prijselasticiteit van de vraag naar het zuurstofmasker op de Amerikaanse markt gelijk aan -0,8. Het bedrijf overweegt de prijzen te veranderen. Stel dat de prijs op de Europese markt met € 10 wordt verhoogd. 2. Bereken, uitgaande van de gegeven prijs, de prijselasticiteit van de vraag naar het zuurstofmasker op de Europese markt als de prijs met € 10 stijgt. 3. Geef een economische verklaring voor het verschil in prijselasticiteit van de vraag naar zuurstofmaskers op de Amerikaanse en de Europese markt. Een marketingbureau adviseert Oxygen op beide markten een verschillende prijs vast te stellen om op die manier de totale omzet te vergroten. 1

Transcript of VWO 5 met antwoorden.

Page 1: VWO 5 met antwoorden.

Maria Immaculata Lyceum Economie TC VWO-5 VO-3 maart2015

OPGAVE 1. Prijsbeleid op twee markten

Het Spaanse bedrijf Oxygen produceert een bepaald type zuurstofmasker en verkoopt dit op de Europese en op de Amerikaanse markt. Oxygen heeft voor dit type zuurstofmasker een zodanige technische voorsprong opgebouwd dat het bedrijf zich op beide markten gedraagt als een monopolist.

Van beide markten is de collectieve vraagfunctie bekend:- de vraag op de Europese markt: Qv(eu) = - 250P + 90.000- de vraag op de Amerikaanse markt: Qv(vs) = - 400P + 189.000

Qv is de gevraagde hoeveelheid zuurstofmaskers per jaar;P is de prijs in euro's per zuurstofmasker;De koers van de dollar ten opzichte van de euro wordt constant verondersteld.

In een bepaald jaar vraagt Oxygen voor het zuurstofmasker op beide markten dezelfde prijs van € 210.

1. Bereken de totale omzet van Oxygen in dat jaar.

Uitgaande van de gegeven prijs is de prijselasticiteit van de vraag naar het zuurstofmasker op de Amerikaanse markt gelijk aan -0,8. Het bedrijf overweegt de prijzen te veranderen.Stel dat de prijs op de Europese markt met € 10 wordt verhoogd.

2. Bereken, uitgaande van de gegeven prijs, de prijselasticiteit van de vraag naar het zuurstofmasker op de Europese markt als de prijs met € 10 stijgt.

3. Geef een economische verklaring voor het verschil in prijselasticiteit van de vraag naar zuurstofmaskers op de Amerikaanse en de Europese markt.

Een marketingbureau adviseert Oxygen op beide markten een verschillende prijs vast te stellen om op die manier de totale omzet te vergroten.

4. Zal het marketingbureau Oxygen adviseren de prijs op de Amerikaanse markt te verhogen, te verlagen of te handhaven? Verklaar het antwoord zonder berekening.

1

Page 2: VWO 5 met antwoorden.

Maria Immaculata Lyceum Economie TC VWO-5 VO-3 maart2015

OPGAVE 2. Rem op autogebruik

In een land betalen automobilisten een vast bedrag per auto per jaar aan autobelasting. Daarnaast is in de brandstofprijs een bedrag aan accijns opgenomen. Met betrekking tot het autogebruik zijn over 2014 de gegevens in de tabel beschikbaar.

gegevens autogebruik in 2014aantal auto’s 8 miljoenopbrengst autobelasting € 5,76 miljardopbrengst brandstofaccijns € 7,20 miljardbrandstofverbruik per auto 1 liter op 12 kilometeraantal gereden km per auto 18.000 km per autoprijs autobrandstof per liter € 1,15We nemen aan dat de hoeveelheid verbruikte brandstof overeenkomt met de hoeveelheid verkochte brandstof.

Het land heeft te maken met fileproblemen. De overheid denkt deze te kunnen verminderen door afschaffing van de autobelasting en invoering van een kilometerheffing. Overwogen wordt om deze heffing per 1 januari 2014 in te voeren. Het verwachte effect hiervan op het aantal gereden kilometers is in de figuur hieronder weergegeven. Als dit beleid wordt ingevoerd, heeft dat gevolgen voor de gegevens in de tabel.

Mutatie in procenten (%).

2

Page 3: VWO 5 met antwoorden.

Maria Immaculata Lyceum Economie TC VWO-5 VO-3 maart2015

De vereniging van automobilisten in dit land (Automobil) vindt een kilometerheffing ingewikkeld en duur en is voorstander van een verhoging van de accijns op brandstof.

3

Page 4: VWO 5 met antwoorden.

Maria Immaculata Lyceum Economie TC VWO-5 VO-3 maart2015

Automobil stelt dat een verhoging van de brandstofprijs met 40 cent per liter hetzelfde effect heeft op het aantal gereden kilometers als een kilometerheffing van 5 cent. De prijselasticiteit van de vraag = - 0,06.

Een econoom spreekt zijn twijfels uit:- het effect van de kilometerheffing wordt volgens hem ongedaan gemaakt door

gebrek aan substitutiemogelijkheden;- het effect van de accijnsverhoging wordt volgens hem ongedaan gemaakt door

innovaties in de auto-industrie.

5. Bereken voor 2014 bij ongewijzigd beleid het bedrag aan brandstofaccijns per liter brandstof.

6. Bereken het bedrag waarmee in 2014 de kosten per auto per jaar toenemen als de overheid per 1 januari van dat jaar een kilometerheffing van 6 cent zou invoeren bij gelijktijdige afschaffing van de autobelasting.

7. Geef voor de beide twijfels van de econoom een verklaring.

OPGAVE 3. 1De Centrale Bank in de marktIn een land richt de Centrale Bank (CB) zich op prijsstabiliteit. Een inflatie van maximaal 2,5% per jaar wordt in dat kader aanvaardbaar geacht. De CB maakt gebruik van twee instrumenten: Het beïnvloeden van de rentestand door het veranderen van het rentetarief waartegen

de algemene banken lenen bij de CB. Het voeren van openmarktpolitiek waarbij kortlopende waardepapieren verhandeld

worden tussen de algemene banken en de CB.

In het jaarverslag van de centrale bank (CB) van een land over 2012 staan de gegevens van dit land van het afgelopen jaar (zie tabel).

eerste kwartaal

tweede kwartaal

derde kwartaal

vierde kwartaal

%verandering ten opzichte van hetzelfde kwartaal in 2011

reëel bruto binnenlands product 0,8 1,0 0,3 0,1consumentenprijsindex (CPI) 2,3 2,5 2,9 2,9geldhoeveelheid in omloop 3,5 3,7 3,2 3,5

In een toelichting op de tabel doet de president twee uitspraken:uitspraak 1 De omloopsnelheid van het geld is in alle kwartalen van 2011 gedaald.uitspraak 2 Als de groei van de geldhoeveelheid wordt beperkt kan dit ten koste gaan van

de economische groei.

8. Geef op basis van de tabel een verklaring voor uitspraak 1.9. Leg uit hoe de verkoop van waardepapieren door de CB de groei van de geldhoeveelheid

kan afremmen.10. Geef een verklaring voor uitspraak 2 met behulp van de verkeersvergelijking van Fisher.

4

Page 5: VWO 5 met antwoorden.

Maria Immaculata Lyceum Economie TC VWO-5 VO-3 maart2015

Gebruik ongeveer 50 woorden.

OPGAVE 4. Hypothecaire lening goedkoop Bij een hypothecaire lening berekent de bank een rente die laag is in vergelijking met andere leningen. In de jaren 2006-2011 is in een euroland de nominale rente op hypothecaire leningen bovendien regelmatig verlaagd en in 2011 bereikte die rente een historisch laag niveau. Onderstaande figuur illustreert die ontwikkeling.

Rente in het euroland

11. Leg uit waarom het rentepercentage op hypothecaire leningen meestal lager ligt dan het rentepercentage op andere leningen.

Een makelaar in onroerende zaken stelt dat uit de figuur blijkt dat de inflatie in de jaren 2006-2011 is afgenomen. Verder merkt deze makelaar op: − De geldverstrekkende banken kunnen de hypotheekrente laag houden doordat de

inflatie laag is. − De lage hypotheekrente zou zeker effect op de huizenprijzen gehad hebben als het

optreden van een recessie dit niet had voorkomen. Een recessie is een afname van het groeitempo van de economie veroorzaakt door een vermindering van de bestedingen.

12. Hoe blijkt uit de figuur dat in de jaren 2006-2011 de inflatie is afgenomen?13. Geef een verklaring voor het door de makelaar genoemde verband tussen inflatie en

hypotheekrente.14. Leg de tweede opmerking van de makelaar uit.

5

Page 6: VWO 5 met antwoorden.

Maria Immaculata Lyceum Economie TC VWO-5 VO-3 maart2015

OPGAVE 5.

Parkeren tegen elke prijs?Stedelijke gemeenten staan voor de uitdaging om verantwoord om te gaan met een groeiende vraag naar mobiliteit in een dichtbevolkt gebied. Parkeerbeleid is een onderdeel van goed mobiliteitsbeleid.Gemeente Biltsche Venen heeft naast het vernieuwde winkel- en kantorencentrum een parkeerterrein aangelegd. Voor de exploitatie van dit parkeerterrein wil de gemeente het alleenrecht geven aan het particuliere bedrijf €Park. De gemeente heeft een marktonderzoek laten uitvoeren naar de vraag naar parkeerruimte van winkelpubliek en van personeel dat gaat werken in de winkels en kantoren. Daarnaast is een schatting gemaakt van de kosten voor de exploitatie door €Park.

Gebruik bron 1 bij de vragen 1, 2 en 3.15. Maak van de volgende zinnen juiste economische beweringen die betrekking hebben op

de marktsituatie voor €Park:- Om break-even te bereiken moet €Park minimaal …(1)… bezette parkeerplaatsen per uur realiseren.- Bij een prijs van 100 cent per uur zal de totale winst …(2)… maximaal zijn.- Bij een prijs die maximale bezetting van het parkeerterrein oplevert, zal €Park …(3)… maken.Kies uit:bij (1) 40 / 100 / 150 / 160bij (2) niet / welbij (3) verlies / winst

€Park overweegt als prijs per uur één van de volgende alternatieven: 100, 135 of 145 cent.

16. Welke prijs moet €Park kiezen om maximale totale omzet te halen? Verklaar de keuze met een berekening.

17. Arceer/Markeer in de uitwerkbijlage de maximale totale winst die €Park kan behalen.

De bewoners van een naastgelegen woonwijk, die voorheen gratis konden parkeren op het stukje grond, zijn het niet eens met de plannen van de gemeente. “Klinkklare diefstal, parkeren gaat ons veel geld kosten”, aldus Paul Boos, woordvoerder van de bewoners. “En buiten de openingstijden van winkels en kantoren zal een deel van het parkeerterrein leeg blijven. Zonde van de schaarse ruimte en dus een vorm van welvaartsverlies.”Paul Boos doet namens alle wijkbewoners een voorstel aan €Park, zoals te lezen is in bron 2. Hij noemt zijn voorstel een vorm van prijsdiscriminatie.

Gebruik bron 2 en bovenstaande tekst bij de vragen 4 en 5.18. Leg uit dat het voorstel van Paul Boos gezien kan worden als een voorbeeld van

prijsdiscriminatie.

19. Leg uit hoe uitvoering van het voorstel van Paul Boos kan bijdragen aan beperking van het welvaartsverlies.

6

Page 7: VWO 5 met antwoorden.

Maria Immaculata Lyceum Economie TC VWO-5 VO-3 maart2015

Bij opgave 5bron 1: marktonderzoek gemeente en exploitatiekosten €Park

P = -1,25Q + 270MO = -2,5Q + 270GO = gemiddelde opbrengstMK = GVK = 20

P = prijs in centen per uur per bezette parkeerplaatsQ = aantal bezette parkeerplaatsen per uurMO = marginale opbrengstMK = marginale kostenGVK = gemiddelde variabele kostenGTK = gemiddelde totale kosten

- De productie (Q) is het aantal bezette parkeerplaatsen per uur. De beheerskosten (onderhoud, surveillance, gemeentelijke heffingen) komen volledig voor rekening van €Park en zijn onderdeel van de constante kosten van €Park.- Het parkeerterrein heeft een capaciteit van 180 parkeerplaatsen.

bron 2 voorstel Paul Boos aan €Park, in drie onderdelena Stel een apart parkeertarief in voor de wijkbewoners, dat alléén geldig is buiten de

openingstijden van de winkels en kantoren.b Houd rekening met de relatief lage betalingsbereidheid van deze wijkbewoners.c Registreer elke wijkbewoner via het kenteken van de auto en gebruik dit om de

wijkbewoners toegang tot het parkeerterrein te verlenen buiten de openingstijden van winkels en kantoren.

7

Page 8: VWO 5 met antwoorden.

Maria Immaculata Lyceum Economie TC VWO-5 VO-3 maart2015

OPGAVE 6. Minder loon, meer technologieEen econoom stelt voor de komende twee jaar de technologische ontwikkeling in de industrie krachtig te stimuleren en tegelijkertijd de lonen in de industrie te matigen. Zo wil hij de werkloosheid in de industrie bestrijden. De econoom voorspelt dat door het stimuleren van de technologische ontwikkeling de gemiddelde arbeidsproductiviteit in de industrie jaarlijks met 4% stijgt. Bij een jaarlijkse loonstijging van 1% zal er een aanzienlijke verlaging van de loonkosten per eenheid product in de industrie worden gerealiseerd. Hoewel een hogere arbeidsproductiviteit ook ten koste kan gaan van werkgelegenheid, voorspelt hij per saldo een werkgelegenheidsgroei in de industrie van 1,5% in het komende jaar en van 2,5% in het daaropvolgende jaar. Daardoor zal de werkloosheid in de industrie dalen. De econoom onderbouwt zijn voorstel met het onderstaande pijlenschema.

20. Geeft pijl 7 een positief verband of een negatief verband weer? Geef een economische verklaring voor dat positieve dan wel negatieve verband.

In het lopende jaar bedraagt de werkgelegenheid in de industrie 1.200.000 arbeidsjaren bij een gemiddelde arbeidsproductiviteit van € 70.000 per arbeidsjaar.

21. Bereken hoe groot volgens de econoom de waarde van de industriële productie over twee jaar zal zijn.

Iedere pijl in het pijlenschema heeft betrekking op een economisch verband. Zo’n verband geldt echter alleen als wordt uitgegaan van bepaalde veronderstellingen. In de onderstaande tabel staan drie gehanteerde veronderstellingen.

gehanteerde veronderstelling hoort bij pijl nummer

a bij gelijkblijvende wereldhandelb bij gelijkblijvende winstmargesc bij gelijkblijvend buitenlands prijspeil

22. Neem de letters a tot en met c over en noteer achter elke letter op welke pijl de veronderstelling betrekking heeft.

In de politiek ontstaat er discussie over het plan. Sommigen denken dat technologische ontwikkeling wordt gestimuleerd door de loonkosten te verlagen, anderen denken juist dat technologische ontwikkeling wordt gestimuleerd door de loonkosten niet te verlagen.

23. Geef voor beide opvattingen een argument. Laat daarbij zien welk argument bij welke opvatting hoort.

8

Page 9: VWO 5 met antwoorden.

Maria Immaculata Lyceum Economie TC VWO-5 VO-3 maart2015

bijlage OPGAVE 5.

Naam:……………………………………………..……

9

P = -1,25Q + 270MO = -2,5Q + 270GO = gemiddelde opbrengstMK = GVK = 20

P = prijs in centen per uur per bezette parkeerplaatsQ = aantal bezette parkeerplaatsen per uurMO = marginale opbrengstMK = marginale kostenGVK = gemiddelde variabele kostenGTK = gemiddelde totale kosten

Page 10: VWO 5 met antwoorden.

Maria Immaculata Lyceum Economie TC VWO-5 VO-3 maart2015

ANTWOORDENOPGAVE 1. ( Vec1, 2007-1, opgave 3 aangepast)1. 2pQv (eu) = -250 × 210 + 90.000 → Qv (eu) = 37.500.Qv (vs) = -400 × 210 + 189.000 → Qv (vs) = 105.000. 1pTotale omzet = (37.500 + 105.000) × 210 = € 29.925.000. 1p

2. 2pP = 210 → Qv(eu) = 37.500P = 220 → Qv(eu) = -250 × 220 + 90.000 = 35.000Procentuele verandering P = 10/210 = 4,8%.Procentuele verandering Qv(eu) = - 2500/37.500 = -6,7%.Ev = -6,7%/4,8% = -1,4.

3. 2pMinder prijsgevoelig.De prijselasticiteit van de vraag op de Amerikaanse markt (-0,8) is, afgezien van het minteken, lager dan die op de Europese markt (-1,4). Op de Amerikaanse markt zijn zuurstofmaskers minder prijsgevoelig dan op de Europese markt.Dit kan komen doordat:- zuurstofmaskers in de VS meer dan in Europa als een noodzakelijk goed worden beschouwd.- er op de Europese markt meer/betere substituten beschikbaar zijn dan op de Amerikaanse markt.

4. 2pVerhogen.In de VS is de relatieve afzetdaling kleiner is dan de relatieve prijsverhoging, zodat een prijsverhoging tot omzetstijging leidt.

10

Page 11: VWO 5 met antwoorden.

Maria Immaculata Lyceum Economie TC VWO-5 VO-3 maart2015

OPGAVE 2 (1VEc1, 2003-1, opgave 5)15. 2pBrandstofaccijns per liter = 7,2 miljard/[(8 miljoen × 18.000)/12] = € 0,60.

6. 3pbesparing autobelasting: 5,76 miljard/8 miljoen = € 720 per jaar.besparing brandstofkosten: (0,05 × 18.000)/12 × 1,15 = € 86,25 per jaar.kosten kilometerheffing: (0,95 × 18.000) × 0,06 = € 1.026 per jaar.toename jaarlijkse autokosten: 1.026 – 86,25 – 720 = € 219,75.

7. 2p- effect van een kilometerheffing:Automobilisten kunnen niet (voldoende) uitwijken naar andere vormen van vervoer en zullen dus ongeacht de prijs auto (moeten) blijven rijden.- effect van een accijnsverhoging:Door de stijging van de benzineprijs worden er steeds zuiniger auto’s, zodat een hogere accijns op brandstof per saldo geen hogere brandstofkosten oplevert.

11

Page 12: VWO 5 met antwoorden.

Maria Immaculata Lyceum Economie TC VWO-5 VO-3 maart2015

OPGAVE 3Uitwerking VECCRIS06.08 1(EXVECT2006t2, opgave 7, aangepast)1

8. 2pUit het antwoord moet blijken dat (in alle kwartalen van 2012) de procentuele groei van de geldhoeveelheid hoger is dan de opgetelde procentuele stijging van het reëel bbp (meer producten) en de consumentenprijsindex (hogere prijzen).

9. 2pEen antwoord waaruit blijkt dat door verkoop van waardepapieren de liquiditeit van de algemene banken zal afnemen, hetgeen een rem vormt op de kredietverlening en daarmee op de geldgroei.

10. 2pUit het antwoord moet blijken dat door de beperking van de geldhoeveelheid de geldstroom (MV), aannemende dat de omloopsnelheid gelijk blijft, beperkt zal toenemen. Hierdoor zullen de bestedingen (het aantal transacties) en dus de reële productie ook slechts beperkt kunnen toenemen (Y), aannemende dat de prijzen niet veel stijgen (P).OF:De verkeersvergelijking van Fisher luidt: M × V = P × Y .M = maatschappelijke geldhoeveelheid;V = de omloopsnelheid van het geld;P = prijspeil;Y = reëel binnenlands product (bbp).Als geldhoeveelheid (M) niet veel stijgt, zal bij een gelijkblijvende omloopsnelheid (V) de geldstroom beperkt toenemen (MV). De waarde van de goederenstroom (PY) zal dan ook beperkt toenemen. Hierdoor zal er bij een beperkte prijsstijging (P) weinig ruimte zijn voor een toename van de bestedingen (het aantal transacties) en dus de reële productie (Y).

12

Page 13: VWO 5 met antwoorden.

Maria Immaculata Lyceum Economie TC VWO-5 VO-3 maart2015

OPGAVE 4. Uitwerking VECCRIS01.12 (Vec 2013-2, opgave 7)

11. 2pUit het antwoord moet blijken dat er sprake is van een zakelijke zekerheidsstelling door middel van een onderpand.

12. 2pDit blijkt uit het feit dat het verschil tussen de nominale en de reële rente kleiner wordt / de lijnen voor nominale rente en reële rente naar elkaar toe lopen. Opmerking : Uitsluitend 2 of 0 scorepunten toekennen

13. 2p− Een antwoord waaruit blijkt dat bij een lage inflatie beleggers een lage rentevergoeding vragen, zodat banken het benodigde vermogen goedkoop kunnen aantrekken. − Een antwoord waaruit blijkt dat bij een lage inflatie de (reële) waarde van uitgeleend geld beperkt daalt, zodat de banken ook een lage rentevergoeding kunnen vragen.

14. 2p Een antwoord waaruit blijkt dat bij een lage hypotheekrente een grote(re) vraag naar huizen en dus stijgende huizenprijzen zouden kunnen worden verwacht. Echter, het optreden van een recessie leidt tot een dusdanig inkomensverlies / vertrouwensverlies bij consumenten, dat ze de aanschaf van een huis te riskant vinden, waardoor de prijsstijging niet plaatsvindt.

13

Page 14: VWO 5 met antwoorden.

Maria Immaculata Lyceum Economie TC VWO-5 VO-3 maart2015

OPGAVE 5. VMOB06.03.CV (HEc, 2012-2, opgave 4)

15. 2p bij (1) 40; bij (2) niet; bij (3) verlies.

16. 2p 135 (cent) - omzet is maximaal als de marginale opbrengst (MO) = nul. Dus: -2,5Q + 270 = 0 → 2,5Q = 270 → Q = 270/2,5 = 108 → P = -1,25 × 108 + 270 = 135.Of: een berekening van de totale omzet P × Q bij de gegeven prijzen, waaruit blijkt dat de omzet het hoogst is bij 135.

P Q P × Q100 136 13.600135 108 14.580145 100 14.500

17. 2pZie figuur: het gearceerde vlak.

18. 2pIn dit voorstel betalen de buurtbewoners voor eenzelfde product een andere prijs, omdat ze buiten de openingstijden van winkels en kantoren tegen een lager tarief mogen parkeren dan andere gebruikers.

19. 2pUitvoering van dit voorstel betekent dat er toch wordt voorzien in (een deel van) de behoefte aan parkeerruimte door wijkbewoners zonder dat dit (volledig) ten koste gaat van de behoeftebevrediging van andere/nieuwe gebruikers van het parkeerterrein.

14

Page 15: VWO 5 met antwoorden.

Maria Immaculata Lyceum Economie TC VWO-5 VO-3 maart2015

OPGAVE 6. VECCRIS04.22(EXVECD 2008t1, opgave 6, aangepast)

20. 2pEen positief verband.Een verklaring waaruit blijkt dat:- een stijging van de arbeidsproductiviteit leidt tot een stijging van de werkloosheid.(1p) - doordat dezelfde productie kan worden bereikt met minder arbeidskrachten.(1p)

21. 2p− werkgelegenheid na 2 jaar: 1.200.000 × 1,015 × 1,025 = 1.248.450- arbeidsproductiviteit na 2 jaar: € 70.000 × (1,04) ² = € 75.712 – industriële productie na 2 jaar: 1.248.450 × € 75.712 = € 94,5 miljardOpmerkingen: Indien de groeipercentages bij elkaar zijn opgeteld, maximaal 1 punt toekennen.

22. 2pa pijl 4 b pijl 2 c pijl 3

23. 2p- Argument voor loonkostenverlaging.Uit het argument moet blijken dat door loonkostenverlaging de winst kan stijgen zodat ruimte ontstaat voor investeringen in nieuwe technologie.- Argument tegen loonkostenverlaging.Uit het argument moet blijken dat door loonkostenverlaging de prikkel om te investeren in kostenbesparende nieuwe technologie wordt verkleind.

15