VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie]...

214
Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren Adriaen van de Venne editie Lucie Roobrouck bron Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren (ed. Lucie Roobrouck). Katholieke Universiteit Leuven, Leuven 2001 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/venn001lroo01_01/colofon.htm © 2009 dbnl / Lucie Roobrouck

Transcript of VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie]...

Page 1: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulender dieren

Adriaen van de Venne

editie Lucie Roobrouck

bronAdriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren (ed. Lucie Roobrouck).

Katholieke Universiteit Leuven, Leuven 2001

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/venn001lroo01_01/colofon.htm

© 2009 dbnl / Lucie Roobrouck

Page 2: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

A1r

[Transcriptie]

VVoudt Van vvonderlicke Sinne-Fabulen DerDieren, Kunstich met levendighe endeaerdighe groote schoone Beeldenuyt-ghedruckt,In devvelcke alle redelicke Menschen, met een sonderlinghe gheneuchte endevermakelickheyt des ghemoedts, konnen sien ende leeren even als in eenen klarenSpieghel, de seer groote ghelijckheyt ende over-een-kominghe tusschen deonredelicke Dieren, ende de onverstandighe ofte vvereltsche Menschen, levendena den lust van hunne dartele vleeschelicke gheneghentheden.Te samen ghestelt door

STEVEN PERRET.VVederom met Sinne-rijcke Ghedichten op 't nieu by-ghevoecht, verbetert, en

vermeerdert doorADRIAEN vande VENNE, Schilder.

[Vignet, met de afbeelding van Fama met hoorn en vleugels, vliegend boven dezee, en volgende randtekst:]

Behovdt v goede Faem,Al waert v al ontgaen,Want blyft ghy sonder Naem,Soo ist met v gedaen.

TOT ROTTERDAM,

By Isaack van VVaesberge, op ’t Steyger, by de Marckt, inde Fame. 1633.

Voor Abraham van VVaesberghe.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 3: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

A2r-A2v

Toe-gheeyghent aen de edele mogende heeren deghecommitteerde raden ter admiraliteyt tot Rotterdam.

MitsgadersAen de E. Achtbare,Wyse, Voorsienighe Heeren Balliu, Burgermeesters, Schepenen,en Vroetschappen der selver Stadt.

Mijn Heeren,

[1]GHelijckerwijs onder de groene ende vermakelicke wijngaert-bladeren seer soete[2] ende lieflijcke druyven verborghen liggen. Alsoo zijn oock onder de vermakelicke[3] ende gheneuchlicke Fabulen seer soete ende profytige exempelen begrepen,[4] dienende tot onderwysinge van ‘tgemeene leven der menschen: want een Fabel,[5] volgens ’t ghetuyghenisse Augustini, is anders niet dan een sekere spreuckende[6] vertellinghe, dewelcke alhoewel die gheen kracht van waerheyt en heeft,nochtans[7] soodanighen ghelijckenisse ende onderwysinghe mede brengt, waer door de[8] waerheyt kan ontdeckt werden; Over sulckx by Schryvers der wereltscherwijsheyt,[9] gelijck met namen by Horatium spreeckt d' eene Muys tot d' ander, ende het[10] Weselken praet met het Vosken; tot wat eynde? namentlicken op dat door de[11] verdichte spreucke van de onredelicke Dieren sekere waerachtige beduydenisseop 't[12] leven der redelicker Dieren, dat is, der Menschen soude mogen genomenworden:[13] Derhalven diergelijcke spreucken vintmen oock selfs in de H. Bybelscheboecken,[14] gelijck onder anderen in het boeck der Rechteren Cap.9. Alwaer de Boomenonder[15] malkanderen beraetslagen om eenen Koninck te maken, ende gaen henenende[16] spreken tot den Vygheboom, tot den Wijnstock ende meer andere Boomen.Het[17] welck alhoewel het een merckelicke verdichtede vertellinghe is, evenwelnochtans[18] met een krachtighe ende beweechlicke beduydinge van waerheytuytghesproken is.[19] Over sulckx Agellius Lib.2. Cap.29. niet t' onrechte van den Fabel-schryvervan[20] Phrygien betuycht hoe dat hy ten allen tyden ende van eenen yghelicken niett'[21] onrechte ghehouden is gheweest voor een bysonder wijs ende verstandichman. Ia[22] Aristoteles verheft syne Fabulen soo seer, dat hy uytdruckelicken derft segghen.Dat[23] de ghene die een lief hebber is der Fabulen, oock een lief hebber is der wijsheyt.Dit[24] dan alles seer neerstelick by my aengemerckt zijnde, en heb ick niet konnennalaten

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 4: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

[25] dese weynighe Fabulen met groote ende schoone Figueren na konstuytghedruckt ten[26] dienste onser Landtsaten weder met nieuwe ghedichten in onse Tale uyt tegheven.[27] Ende boven al ben ick schuldich deselve uwe Ed. Mog. ende uwe E. Achtb.VVyse[28] te dediceren, eensdeels om myne gheneghentheyt daer mede te betoonen,eensdeels[29] op dat onder de beschuttinge van uwe Ed. Heeren Name het selfde in des temeerder[30] handen mach komen. Hier mede Ed.Mog.ende Achtb.VVyse Heeren

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 5: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

A2r-A2v

[31] Zijt in de bewaringhe des Allerhoochsten bevolen, Datum Rotterdam. 1633.

uvve Ed.Mog.ende E.Achtb.VVyseAlleronderdanichste DienaerA. van VVaesberghe.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 6: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

A3r-A3v

[vignet met bloemen, mannen, en dieren]

Voor-reden.Adriaen vande Venne, Schilder, en Teyckenaer,Aen de Vernuftighe Kunst-lievende Lesers.

[1]WEet-gierighe Verstanden; Door beweginge van aenporrende Vrienden (die de[2] kunstighe Platen van de Fabulen der Dieren hebben uyt de vergetenheyt, vanhet[3] duyster willen weder in ’t licht brengen), heb ick my selven van de stomme[4] beweghende nutte Schilder-kunst wat ontledicht; om dieswille, datmen tot yder[5] wetenschap, een gheheel Mensch van noode heeft. De Reden-kunst, oftePoësie,[6] heb ick door aengheboren natuere en liefde vervolcht, tot ick een gedeelte, of[7] eenen vingher heb van deselve ghekreghen; op hope de gheheele hant te[8] bevatten. Ghelijck ick mede de Schilder-kunst op soodanighe wyse heb[9] naghespoort: Want, Reden-kunst, en Beelden-kunst, moeten nootsakelick byeen;[10] ende voeghen, en moeten te samen, ghelijck de Ziel by het Lichaem. Gheen[11] Schilder kan sonder Poëtschen Gheest, noch gheen Poët kan sonder[12] Schilderschen Gheest yets teelen, voldragen, baren, ende op-voeden, op dathet[13] door de wackere Faemmach op-varen, tot lof van de ghene die het onsterffelick[14] hebben doorlevend.

[15] Het is over lang bekent, dat dese kunstighe Sinne-Dieren eerst zijn[16] gheteyckent, en ghesneden in ’t kleyn, by den wijdt-beroemden kunst-rijcken[17] Marcus Geraerts, tot Brugghe; Ghelijck den loffelicken Carel van Mander daer[18] van verhaelt. Maer, ten tyde dat dese aerdighe leersame Schilders wercken[19] ghedaen zijn, heeft de Rijm-kunst noch onghebakert, ende niet rechtghekoestert[20] gheweest; maer hadde de borsten ghesoghen van vreemde ende uytlantsche[21] onrymighe woorden! Doch, sedert eenighe jaren herwaerts, is de lof-weerde[22] Poësie, of Wijs-kunst, eerst tot haer Duyts verstant ghekomen; ende het schijnt,[23] dat de Hollantsche ende Zeeusche Lucht deselveWeet-kunst wat soeter, ende[24] opender, en meerder heeft verlicht van de vreemde lisperijen, en duystere[25] dompen. Het schijnt dat het mede alsoo met de Schilder-kunst gheschiet,[26] ghelijck de ervarentheyt ghenoechsaem Iaer en Iaer vertoont, op wat Trapdatse[27] ghekomen is.

[28] Nu, komende tot de Sinne-Fabulen der Dieren; die zijn voor onse tyden,[29] by den Heydenen, in groot-achting gheweest; ghelijck Plato oordeelt; datmen[30] door eerlicke Fabelen de loop des levens behoort te stieren: Hy wijst-aen, datde[31] Voedsters de teere Jeucht met soodanighe lieffelicke Sinne-wettende-Fabels[32] behooren te queecken; want, een Kint is ghelijck een schoon wit pampier:[33] setmen daer yets fraeys, of wat leelickheyt op, het blijfter in staen.

[34] Onsen Heere Salichmaker Iesu Christi, heeft meest de duystere ooghen

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 7: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

[35] op-gedaen door ghelijckenissen, ghelijck als ons de H. Schriftuere, soo wel[36] Oude, als Nieuwe Testament, in volheyt aen-wijst.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 8: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

A3v-A4r

[37] Het moet nu, hedensdaechs, noch alsoo in de kroel van de vvoelende[38] vveerelt ghedaen vverden; men siet dat de gheneghentheyt des verstants[39] ghemeenlick tot Fabelen streckt, ende reckt na yets dat Mallicheyt met[40] Bevallicheyt heeft. Hier is dan Reden-mal toebereyt met de Sausse vanWijsheyt.[41] Sonder twyfel, soo yemandt in dit Woudt met voordacht sich vvil vermeyden,men[42] sal vinden dat de onvernuftighe Beesten, vernuftighe Menschen sullen maken.[43] Dat de Beelden aen-vvysen, sullen de Ghedichten aen-prysen.

[44] Het loom verstandt vvilt dickmael vvel aen-gheleydet vvorden, maer niet[45] met gheweldt ghetrocken zijn. De Kunst is ghelijck een Zeyl-steen, die sware[46] Gheesten kan na haer trecken. Het is geschiet, by oude tyden, datter Paerden,[47] Honden, en Voghels zijn beweecht, en ghetrocken door Schilder-kunst. Daerom[48] ist niet vreemt datmen Ziel-rijcke Menschen lockt! Wel aen dan, ghy[49] onbenydende Kunst-soeckers, laet uwe herten, ende lanteernen van uwehoofden[50] naspooren datter behóort gevonden te werden. Indien ghy wat vindt dat sticht,[51] ende verlicht; soo moet dit VVoudt een lustighe VVandel-Tuyn wesen, voorde[52] ghene, die somwijl door strammicheyt vvat onlustich zijn. Ghy dan, aensiet,en[53] denckt! en smaeckt al eer ghy het laeckt. Versmaet niet dat u kan baten; en[54] prijst dat lof-weerdich is. Soo hier ondertusschen vvat te berispen valt,[55] ghedenckt dat het verbetert kan vverden: Daer toe van my alle deKunst-gunstige[56] werden ghebeden, eenighe mis-streken te decken, ende vergoeden, tot haer[57] eyghen voordeel, en welvaert.

[58] In ’s Graven-Haghe desen 16 Februarij 1633.

[vignet met mannen, bloemen en dieren]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 9: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

A4v

In Redenrijck, o Mensch, ghy Fabels schoon sult vinden,Dit Boeck, leest met verstant, soo g'oyt Reden beminden.

Den avthevr tot den leser.

Den Mensch die na het vleesch, sal teghen Reden streven,Is t' wonder datmen die hier met een Beest ghelijckt.VVant is 't dat Godt den Mensch met Reden schoon verrijckt,En hy daer na niet doet, veel snooder is sijn leven

5 Dan Ezel, Leeuw, of Beer; oock Godt sal eyghen ghevenLoon, na verdienst, en doen: hierom, ô Mensch! neemt waerDat door onreden snoot, u niet den tooren swaerDruckt van Godts straffe handt, waer voor het al moet beven.

Hierom door Reden dempt, u vleesch en bloet hoovaerdich,10 Op dat ghy krijcht van Godt syner ghenaden goet.

Betoomt u wellusts eys, en breydelt u ghemoet,Dat ’t onvoorsichtich, niet en leeft als Beest onaerdich.Ghebruyckt u Ziels verstant, 't welck is Godts beelt'nis vroet,Op dat gy 'sHemels throon, door deucht mocht werden waerdich.

Psalm VIII.

O Godt! ghy hebt het al tot nut des Mensch gaen maken,VVaer hy sijn ooghen went, 't is alles hem dienstbaer,VVant daer en is gheen Beest onder des Hemels dakenDat hy niet beven doet, soo hy is wijs voorwaer.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 10: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

B1r

Voor-bereydinghe op de Sinne-fabulen der dieren.

HIer sietmen, door de Kunst, veel Tam en Wilde Dieren;Hier leertmen, door de Kunst, aen Menschen goe manieren:Hier voedtmen dom verstant; hier laeftmen doffen Gheest;Hier is nu yder een vermaeckt door menich Beest.

5 Siet wat hier binnen schuylt! siet wat hier is verholen!Gaet door een open VVoudt, daer Sinne-Dieren dolen:Daer sult ghy nu en dan haer meeningh wel verstaen,En watter dient ghemijdt, en watter dient ghedaen.

Leert, swacke Menschen, leert wat Beesten al vermeughen!10 Hier schijnt een leughen waer, en waerheyt schijnt een leughen;

De Fabels zijn ghewis. ‘Sluyt Reden in het hooft.‘ Gheen Wetenschappe-schat vvert nimmer vvech gherooft.

‘Wy sien, met vvonder aen, al vvat daer is gheschapen,‘Daer in vvy, dach en dach, ons (blyven) op vergapen;

15 ‘Men noemt de Beesten stom. Wy nemen dit besluyt:‘Dat van een drooghe stronck komt selden groene spruyt.

‘Aenschout een kleyne Vliegh, daer sult ghy dan bemercken‘Groot vvonder in het oogh. O Schepsels! Hemels vvercken!‘Die, buyten ons begrijp, zijn krachtich uyt-ghebeelt!

20 ‘In Godt, met Godt, door Godt vvert alles voort-gheteelt.‘Wie Godes grooten Naem tot noch toe niet kan lesen,‘Een teer, en enckel Gras, dat sal ghetuyge vvesen.‘Ghy dan, wanneer ghy siet, of Beest, of eenich Kruyt,‘Gaet, soeckter Reden in, en treckter VVijsheyt uyt.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 11: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

B1v

Aen-sprake Van Het Tytel-beelt, tot de Kunst-lievende, enReden-soeckende Lesers.

KOmt hier, al wie na Kunste vraecht,En evenstaech na Kunste jaecht.Komt hier, al wie de Reden prijst,En innerlick veel gunst bewijst.

5 Komt hier, al wie de Kunst verschoont,En die verciert en hooch beloont.Komt hier, al wie de waerheyt eert,En leughens haet, en valscheyt weert,

10 Komt hier, al wie den Hemel kiest,En Aerdtschen aerdt, en pracht verliest!Komt, jonck en oudt, men vangt u hierIn ‘t leersaem Net van yder Dier.Al schijn ick stom, ick gheef bescheyt,

15 Wat menich Beest tot Menschen seyt.

A.v.V.

Met neerstich ondersoeck kooptmen Verstant.

Kunst om Gunst.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 12: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

B2r

Leert, en Eert.Aensien doet ghedencken.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 13: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

B2v

I. Van ’t Paerdt, en de Zeughe.

VVaerdigher ist, met Eere vroom te sterven,Dan t'leven quaet, en oneer te verwerven.

Een overmoedich Paerdt, dat tot den dienst sijns heeren,VVas rijckelick verciert, met gulden Krijchs ghewaedt,Hem op den trotsen Kop, een rijcke Pluyme staet,Soo luchtich onvertsaecht ten Oorloch tradt vol eeren,

5 Een vuyle Zeughe siend', dit schoone Paerdt braveeren,Hovaerdich en soo trots, sey laci arme beest,Ghy keert niet soo verheucht, van dees bebloede feestVVant, die den Oorloch volcht, kan ’t ongheval niet weeren.Dit hoord' het Paerdt, en sloech op 't vuyle beest sijn ooghen,

10 Twelck groote vreuchden schiep, te went'len in de mis,Hem seyd, om d'eeren-krans, my al veel waerder isArbeyt vol moeyt' en smert, vroom-moedelick te dooghen,Als t'leven soo als ghy, die nerghens na gaet pooghen,Dan u te maken vet door vuyle lusten snoot,

15 Verbeydend' al verdwaest, een achteloose doot:VVie luy de weeld' bemint, en soeckt gheen eers verhooghen.

Verklaring.

Alsoo het snoot ghemoedt, van veel verachte menschen,In weelden geyl verslenst, in boosheyt al verkeert,Die leven steets alsoo ’t wellustich vleesch begheert,Bespottend' ongherijmt der vromer vrome wenschen,

5 Verwondert niemant sich, want haer ghemoet boos-aerdichPaert metten vromen niet, die steets manhaftich soecktD'onsterffelickheyt, en hem soo in de deucht verkloeckt,Dat hy grootmoedich is den naem van Leeuwe waerdich.

Galat. VI.

VVel wijs een yeder sal sijn eyghen werck beproeven,Dan ware roem in sich, en niet in ’t ander heeft,En grontvest niet te vast op yemandt die daer leeft,Want gaet de ziel ontdeckt, en boosheyt sal bedroeven.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 14: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

B3r

Een vroom Ghemoedt, krijcht Eer, en Goedt.

Plvtarchvs.

[1] THemistocles, ende Adimanthus, hebben malkander[2] alsoo gheantwoort, op ghelijcke maniere, als het[3] Paerdt het Swijn, ende het Swijn ghedaen heeft[4] teghen het Paerdt. Want, als Darius, met sijn[5] dappere gheweldighe Heyrkracht, den Griecken[6] overquam, ende Adimanthus Themistoclem met[7] grooter blyschap willich na den slach sach haesten,[8] soo riep hy: Het jammert my, dat ghy soo moedich[9] ten stryde rennet, in perijckel des doodts! Daer op[10] antwoordt hem Themistocles: Ick wil liever met eeren[11] Ridderlick, en Heldt-roemich in den Krijch sterven,[12] dan sonder eer te leven, ghelijck als ghy armen[13] ‘blooden Maffaert doet. Alsoodanighe ledighe Eer-[14] verachters, slachten de Bijl; als die rust, soo roest[15] de selve.’

Versoek, maeckt Kloeck.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 15: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

B3v

Paerdt, en Zeughe.

HEt kloeck, en moedich Paerdt verciert,Daer 't rijck ghewaet rontomme swiert;Treedt na den Krijch met heeten moedt,Tot voordeel van sijns Heeren bloedt.

5 Een loome Zeugh, en vuyl bedreckt,Heeft leppich, schits, den Hengst begheckt,En riep : Ghy dwaes en deftich Peert,Veel sorch, en angst volcht dynen steert;’t Is al moy-weer, soo lang de noot

10 Dijn kracht, en pracht niet heel ontbloot!Swijcht, roept de Ros, tfy traghe Swijn:Deucht wil by dom, noch luyheyt zijn.‘Een wacker hooft, en rappe voet,‘Krijcht Hemels eer, en ’t Aerdtsche goet.

15 ‘VVel hem, die weckt de goede Faem,‘Daer 't Vaderlant van houdt een naem.

Het is een dapper Heldt, die traecheyt van hem weert,En neerstich (om veel lof) de ondeucht van sich keert.

Goedt maeckt Moedt.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 16: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

B4r

Een vroom Ghemoedt, krijcht Eer en Goedt.Een wijs, en wacker Hooft baert Roem.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 17: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

B4v

II. Van den Arent, en de Slack.

Den ghenen die soeckt, al te hooch te vlieghen,Sietmen sich dick door lagher val bedrieghen.

Te kruypen soo by d'aerd', het overmaten queldeDe Slack, en milt belooft veel wonders aen den gheen,Die hem van d'Aerde op ten Hemel voerden heen,Ia meerder, dat van hem hy sich als dienaer stelden.

5 Den Arent dacht, (die ’t hoort) dat hy hem sou verghelden,Verheft hem fluckx, na wensch, tot in ’t ghewolck, verheucht,Hy dacht dat desen staet, hem was veel meer gheneucht,Dan soo te kruypen slecht in d'Eensaem laghe Velden.De Slack hooch in de Lucht, die leyt een vrolick leven,

10 En meynden nimmer weer te komen op der Aert:Maer doen den Arent sprack, betaelt my metter vaert,Na u beloft', eer ick tot toorn word' ghedreven.VVaer door de Slack, bevreest, den Arent badt met beven,Van hem te schelden quijt, die hem heeft al verstoort

15 Tusschen sijn klauwen wreet, gram-moedelick vermoort:Dus niemant looft het gheen hy nimmer en kan gheven.

Verklaring.

Soo even sulck gheval den Mensche sal beproeven,Die, door eer-sucht, altijt vervolcht den hoochsten staet,VViens dwase lust sich niet door reden temmen laet,Onspoet sal sulck een Ziel ghestadelick bedroeven.

5 Maer die in sijn beroep, wel wijs hem kan vernoeghen,En danckbaer looft den Heer, van 't gheen dat hy hem gheeft:Dees met een hert verheucht in soete ruste leeft,Maer by de hoovaerdy sal d'ongheluck sich voeghen.

Lvc. XII.

Den ghenen die vernoecht, is met sijn Ampt te vreden,En niet door hoovaerdy de hoocheyt soeckt te seer,Dees steets vol deuchd' en goet, men bloeyen siet in Eer:Maer smadich eyndt de ghen' die lieft d'hoovaerdicheden.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 18: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

B5r

Hoochmoedich Mal, komt voor den Val.

Cvspinianvs.

[1] IVstiniano den tweeden, is’t aldus gegaen; Als hy uyt[2] het Roomsche Rijck verjaecht, ende gantsch[3] vernedert was; soo heeft hy Trebellium, den Koninck[4] in Bulgaria, versocht, ende instantelick ghebeden,[5] dat hy hem wilde weder in sijn Rijck helpen, soo[6] wilde hy hem daer voor met groot ghelt en goedt[7] vereeren. Trebellius, op dat versoeck, dede sijn best,[8] soo met volck, als met ghelt; dien volghende dat hy[9] behielt de overwinninge, ende bracht Justinianum[10] wederom aen de Keyserlicke Staet: over sulckx[11] begheerde daerom het beloofde ghelt. Maer, als[12] Justinianus sijn belofte niet heeft na-ghekomen, soo[13] greep Trebellius hem onverwacht aen, ende nam hem[14] sijn ghelt, en landt, en eer, en goedt, en ’t gheheel[15] ‘Keyserdom. Daerom seytmen te recht, dit spreeck-[16] woort; Belofte maeckt schult. Veel beloven, en[17] weynich geven, is een smaet voor de Wysen, ende[18] een vreucht voor de Sotten.

Die dwaelt, die daelt.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 19: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

B5v

Arent, ende Sleck.

EEn traghe Sleck, vol dwase lust,Verdwaelt, en stijcht, en schout de rust;Ootmoedich sy den Arent batMet soet ghesmeeck, en schijn van schat.

5 Den Arent, die na hoocheyt siet,Ontseyt de Sleck haer bede niet,En neemt het Dier met snelle vlucht,Swiert, heen en weer, door ruyme Lucht:Vertoont, de Sleck, en kleyn, en groot,

10 Van boven na der Aerden kloot.Ten laetsten eyscht den Arent loon,Het slyme-Beest heeft niet gheboon;Dies is het Huys en Sleck verplet.‘Hooveerdich zijn, doet groot belet!

15 ‘VVie tracht na macht, en kracht, en pracht,‘Die maelt, die dwaelt, die daelt onsacht.

Alwaer een slechten Quant, in pracht, te moedich klimt;Sijn hoocheyt maeckt hem dwaes, sijn laecheyt hem beschimt.

Die Stijcht, die Sijcht.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 20: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

B6r

Hoochmoedich Mal, komt voor den Val.VVie hem te seer verheft, sal vernedert vvorden.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 21: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

B6v

III. Van den Leeu, ende van ’t VVildt-Vercken.

Het quaet dat d'een sal in dees Werelt lijen,Een ander weer sal tot gheluck ghedijen.

Eenmael den stouten Leeu, in synen wech quam teghen,Een overdul VVildt-Swijn, tot vechten al ghereet,’t VVelck alst ontrent hem quam, sprack trots met woorden wreet:Sa fluckx stelt u te weer, ick ben tot strijt gheneghen.

5 Den Leeu al onvertsaecht, sijn kracht oock wilde pleghen,VVant waent door dit beroep, hem schandelick ghehoont:D'een d'ander springt op 't lijf, en niet en wert verschoont,Elck toont om ’t beste waer sijn kracht in was gheleghen.Een Gier, aldaer ontrent, siend' dit verwoedich stryden,

10 Stelt met bekoort ghemoedt sich op de tacken groen,En siende al verheucht dees dulle Beesten bloen,Verhopend’ goeden buyt, begon sich te verblyden,VVant sach haer soo verhit, malkand'ren niet vermyden:Maer eyndich keert de hoop, van 't gheen hy ydel wacht

15 VVant gheen van beyden wint, het was kracht, teghen kracht:Een yeder, dick sijn ziel,veel moeyt' en smaet doet lyden.

Verklaring.

Dit even alle daegh, men siet in allen Staten,Maer meest in die verwaent, den Heer niet vreesen quaet;VVant die, in ydel hoop, steets op den Mensche staet,Die lieven twist en strijt, en soete vrede haten:

5 VVat is ’t dat meer verweckt, den twist en 't bloedich vechtenOnder de Menschen? dan de nijt, en giericheyt,En eyghen min, die ons soo vele quaets bereyt;Dat's d'oorsaeck, waerom Godt ons straft als boose Knechten.

Apocal. II.

Die vroom de sond' verwint, op d'Aerd' de grootst sal wesen,En die in ongheval, Godts troost alleen behaecht,Die lijdtsaem, in 't ghemoedt, d'onwaerde smaet verdraecht,Dees voor de tweede doot, sich nimmer hoeft te vresen.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 22: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

B7r

Die Gist, die Mist.

Sabellicvs.

[1] HIrcanus, ende Artistobulus, doen sy tegen[2] malkanderen Oorlochden, so hoopte Herodes een[3] goede beet, of ghedeelte van den eenen, of van den[4] anderen te krygen; boven dien, noch het Joodsche[5] Rijck: want hy voorseker dachte, dat een van[6] beyden verslaghen soude blyven. Maer sijn ydele[7] hoop is machteloos vervallen. Als die twee Kampers[8] langhe met malkanderen gestreden hadden, ende[9] beyde moede wierden, soo hebben sy te samen van[10] den Oorloch af-ghelaten. Men seyt in ’t gemeen:[11] ‘Het eene mes hout ’t ander in de schee. Als mede,[12] soo is ’t quaet te beyden, ende te loeren op ander[13] Luyden misval, of sterven; soo heeft de Gier-[14] voghel gedaen, als deselve innerlick verlangde na[15] de stucken die daer vallen souden vande Leeu, of[16] het VVildt-Vercken.’

Begheerlick, is deerlick.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 23: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

B7v

VVildt-Vercken, Leeu, en Gier.

DE kloecke Leeu, met straf ghemoedt,En ’t wilde Swijn, gheheel vervvoedt,Die kampen fel in ’t ruyme velt;Een yeder sich ter weere stelt.

5 De graghe Gier siet na de strijt,En lacht, ter wijl het Vercken krijt,Om dat hy meent, of Leeu, of Swijn,Een proy, of aes voor hem te zijn.Maar Swijn en Leeu vermoeyt en mat,

10 Verlaten weer het vecht-ghevat.Eylaes! de Gier die sit bedroeft,Om dat hy heeft vergheefs ghetoeft.‘VVie gretich haeckt na yemants doot,‘Die dwaelt, en draelt, en raeckt in noot.

15 ‘'t Gaet noyt onvast: die veeltijts gist,‘Ach! in’t ghemeen, hy veeltijts mist.

Wie aen onrecht gheluck sijn oogh' en herte bint;Die vangt niet dat hy jaecht, noch soeckt niet dat hy vint.

Verlanghe maeckt Banghe.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 24: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

B8r

Die Gist, die Mist.'t Is quaet wachten op ander Luyden doot

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 25: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

B8v

IIII. Van den Vos ende den Raven.

Een Vleyer, vliet voorsichtich na vermoghen;VVant meest daer van den hoorder wert bedroghen.

Den Raven, had eertijts een vet stuck kaes ghenomen,Op een ghetackten Boom hy dat te nutten docht,Den schalcken Vos, die 't sach, heeft met een list ghesocht,Hem dat t’ontloeren, dus is hy tot hem ghekomen:

5 Al vleyend’ hy begon sijn veeren schoon te romen,Ia voechden daer noch by, gheen Voghel beter songh,Dat hem ’t ghehoor daer van, aldaer te komen drongh,’t Pluymstrijckich hert, en sal gheen valsche leughen schromen.Den Raven, in dees lof nam sonderlingh behaghen;

10 Maer meest omdat hy waent, sijn sangh soo vrolick soet,Begint te quelen, en sijn beck wijdt open doet,Daer uyt de kaes ontviel, die fluckx wiert wech ghedraghenVan Vos-neef, die’m te laet sijn dwaesheyt doet beklaghenDen Raven, die’y ontbloot van sijn ghewonnen kost,

15 En onverzadicht, hy dien smaet verdraghen most;De Vleyers, meest altijt, na’s weerelts kind’ren jaghen.

Verklaring.

Den Vleyer, in sijn doen en woorden onghestadich,Betoont te zijn u vrient, soo langh ’t gheluck u lacht:Maar met een valsch ghelaet, hy bezicht al sijn macht,T' bedrieghen u, soo hy kan, met sijn list verradich;

5 Vlucht ‘s Vleyers honich-gal, dewijl het is soo schendich,En looft den waren vrient, die u na waerheyt raet,Die meer u welvaert mint, dan eyghen winst of baet,VVant wie den Vleyer lieft, in 't eynde wert ellendich.

Ecclesia VII.

Meer ghelt te zijn berispt, van wijsheyt vol verstande,En lyden door goet raet, om beters wil een quaet,Dan die van Vleyers snoot, door hun gheveynst ghelaet,Sich dwaes bedrieghen doet, tot eeuwich smaet en schande.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 26: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

C1r

Snoode Vleyers, maken Schreyers.

Dion.

[1] DEen Eer-gierigen Keyser Anthonini, syne[2] Hovelingen hebben geweest listige doorslepen[3] Vossen. Want al so haest als de Keyser eenich gelt,[4] of ander kostelicke fraeyicheyt ter handen quam, so[5] hebben die Linckers den Keyser (die in mildicheyt,[6] ende in ’t wech-schencken alle Keysers en[7] Koninghen verre te boven ginck) prijslick gheroemt;[8] welcken schijn-roem den goeden Keyser soo vvel[9] behaechde, dat hy die schalcke Pluymstrijckers sijn[10] beste in-komen heeft gheschoncken tot vereering.[11] ‘Men bevint altijts, dat stoute onbeschaemde[12] Luyden, hebben het meesten-deel van de Werelt.’[13] Siet, de Vos heeft door vleyen verkregen, het ghene[14] den slechten Raven heeft moeten ghebreck hebben.

List, Quist.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 27: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

C1v

Vos, en de Raven.

BEsiet de Vos, die linckt en vleyt,Al om het gheen hy niet en heyt;VVant, hy bejaecht een verre Kaes,Voor graghe lust, en moedich Aes.

5 De Raven sit de Vos te hoogh,En buytens monts, en uyt der oogh.O! schoonste Dier, roept slimme Vos,En mits, soo laet de Voghel los.Eylaes! hy dacht, het was om 't jock!

10 Maer prysend’ krijcht de vette brock.‘Och! vreest, wanneer een Smeecker praet,‘Meest onder schijn van heus ghelaet;‘Of dat hy met een diepe klacht,‘Of dat hy schits uyt-mondich lacht.

15 ‘Denckt Vrienden, denckt vry datter noch‘In 't VVerelts woel staech woont bedroch.

Weest yeder-een ghetrou, betrout oock yeder niet:Een Smeeckers loose tong baerdt schadelick verdriet.

Streelen, doet Queelen.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 28: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

C2r

Snoode Vleyers, maken SchreyersSchoone VVoorden, zijn snoode Boeven-netten.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 29: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

C2v

V. Van Iupiter, en 't Serpent.

Niemant, behoort van yemant yet t’ontfanghen,Of kennis eerst des Ghevers wel t’erlanghen.

Iupijn, die eens door lust, tot Feesten was ghedreven,Veel Goden ter bancket, en veel Godinnen noot,En om haer op het hoochst', te cieren, hy ghebootDen Beesten altemael, met goeder stem verheven,

5 Dat yder na sijn macht ’t gheselschap soude ghevenEen waerdich gift; en sey, dat niemant dit en souVergheten, ofte fluckx in gramschap yver wouHy den misbruycker doen in ballingschap steets leven.De loose Slang, voor eerst quam vlytich haer vertoonen,

10 Met een seer schoone Roos, die sy ‘t gheselschap biet.Maer Iupiter, en wou dees gift ontfanghen niet,VVant hy bekent het Beest, om yder een te hoonenGheneycht, en vol fenijn, dies sprack hy sijn offrandeHem niet was aenghenaem, den boosen niet betaemt

15 t' Ontfanghen, daer men is in eer en deucht versaemt,Maer wel die vroomheyt lieft, en haet ondeucht vol schanden.

Verklaring.

Den superstitieus, sal even dat gheschieden,Die onder valsch ghelaet, Godt offerhanden doet,En daer-en-tusschen niet weet wat te vraghen vroet,Soo veel boosheden hem het herte dwaes ghebieden.

5 Godt wil een reyn ghemoedt, dat liefdich is en deuchdich,Dat uyt sijn Ziele steedts de sonden snoot verjaecht:Aen die vernedert, sijn ellende swack beklaecht:Maer noyt den boosen, sal ten Hemel in gaen vreuchdich.

Ecclesia. XXX.

Des sondaers offerhand’, sal Godt vermakelick wesen,Den reuck door ’t swert ghewolck, tot in den Hemel dringt,Wan’ hy ’t ootmoedich hert, wel wijs met reden dwingt,Want een deucht-lieve Ziel van Godt wordt waert ghepresen.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 30: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

C3r

Veel Giften, Vergiften.

Athenaevs.

[1] ALexander Magnus, op syne rijckelicke Bruyloft,[2] daer is het op de wyse van de Slang met de Roose, te[3] presenteren, toeghegaen. Want, alsoo haest de[4] gheruchten quamen, dat Alexander Magnus aen[5] Statiram, Darius Dochter, vvilde houwelicken, soo[6] hebben veel Groot-machtighe Potentaten groote[7] kostelicke Gaven bereyt, ende teghen de Bruyloft-[8] Feest Alexander daer mede vereert. Maer alsoo den[9] wysen Alexander bemerckte, dat sommighe met een[10] valsch, bitter hert haer geschenck op-offerden; soo[11] heeft hy alsulcke niet willen ontfanghen, maer[12] deselve Giften met den ghenen diese brachten,[13] ‘gantsch verworpen ende af-gheseyt. Daerom[14] moetmen alle goede Giften met een goet-gunstich[15] hert gheven aen syne verkoren Vrienden.’

Veel slaven om gaven.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 31: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

C3v

Iupiter, en de Slanghe.

EEn Aerdtsche Slang, voorsichtich loos,Verheft sich met een verssche RoosTen Hemel op, met valschen schijn,Versoet, en deckt haer boos fenijn.

5 Der Goden Voocht door-siet den sin,En seyt: Onken dat maeckt onmin,Vertreckt van hier ghy snoode Slang,Of, siet! den Hemel maeckt u bang.Fenijnich Dier, ghy kreuckt, en krenckt,

10 VVanneerje veel, of weynich schenckt.‘Het gaet noch soo ghelijck het plach,‘Men siet wat dat Gheschenck vermach;‘Het breeckt de kracht, het buycht de kunst;‘Een yeder schout vermomde gunst:

15 ‘Een Vriendt die wort, eylaes! bevreemt,‘Soo haest hy van sijn Vyandt neemt.

Siet Vrienden waerje neemt, en siet oock waerje gheeft,‘Wie schade lijdt om baet, versekert dat hy heeft.

Die schenckt, die krenckt.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 32: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

C4r

Ueel Giften, vergiften.Ghevende Vyanden, die nemen de Vryheydt.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 33: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

C4v

VI. Van 't ongheladen Peert, ende den gheladen Ezel.

Yder behoort, voor d’even-naesten, te sorghen,En hem te helpen, ’t zy avont, ofte morghen.

Eenmael een rijcken Boer, ter martwaert heen ginck treden:Een ongeladen Peert hy leyden by der hant,En eenen Ezel, soo gelaen met onverstant,Dat hem door swaren last verswackten al de leden:

5 Dat hy ter aerden viel, en badt met vele reden,Het Peert, dat hy hem doch wou helpen in sijn noot,Het peert hem weygerd' dat, en spottich hem trots bootDen Rug, en niet verhoort des Ezels g’rechte beden:Den Lantman al vergramt, die t’weygheren ginck hooren,

10 Dat t’paert den Ezel dee, die lach vermoeyt ter neer,Van gramschap, en door spijt, ontlaet den Ezel weer,En laedt daer met het Peert van achteren en van vooren.Doch daer met niet vernoecht, geeft het wel duysent slagen,Met een gheknopten stock, en hem vergolt wel; dat

15 Hy gheen medooghen, met den Ezel hadt ghehadt,Die hem nu sach (verlicht) sijn sware lasten draghen.

Verklaring.

Soo onsen vrient wy sien, t’zy, in gehvaer oft lijden,En dat tot sijner hulp is middel by der handt,VVel vlijtich men behoort, dat aen te wenden, wantDen deuchdelicken mensch, en sal sich niet verblijden

5 In syner naesten val, maer tracht met mededooghen,Des even mensch syn quael, behulpich te verhoen.Maer die in boosheyt leeft, en sal sulcx nimmer doen:VVant hy syns broeders smaet, aensiet met blijde ooghen.

LVC. VI. Gal. VI.

Bemint u Vyant, leeft in vast gheloof ghestadich,Vernoecht den ghenen, selfs die ghy weet dat u haet,V naesten hulp bewijst met woorden en met daet:Die aldus leven sal, volbrengt Godts Wet weldadich.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 34: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

C5r

Me-dooghentheyt, gheen Liefde scheyt.

Svetionivs.

[1] OP sulcken maniere heeft het toe-ghegaen met[2] Octavia, ende Poppoea Sabina, Neronis Wyven,[3] ghelijck het met den gheladen Ezel, en ’t ongheladen[4] Peert is ghebeurt. Als het gheschiede dat Nero seer[5] quelde ende mishandelde Octaviam; soo hadde[6] Poppea (die Neroni seer lief was) met Octavia[7] gantsch geen medelyden. Doe nu den selven[8] Octavia haer soo gheweldichlicken beswaert vondt,[9] ende de mishandelinghe niet lyden konde, en dat[10] Nero oock merckte dattet haer het meeste leedt was,[11] dat Poppoea geen medelyden met haer hadde, soo[12] hielt hy op van Octaviam hardt te quellen; ende[13] begonste Poppoeum van gelijcken te laten proeven.

[14] ‘Men vinter veel, die wel mogen lyden dat hares[15] Naesten huys brant, als sy haer maer by de kolen[16] moghen wermen. Waren de menschen malkander[17] soo behulpich, als het eene been het ander, daer[18] soude meer liefde in de VVerelt ghevonden werden.’

Doet Goet.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 35: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

C5v

Ongheladen Peerdt, en den gheladen Ezel

HEt lijdtsaem Beest, dat Ezel hiet,En datmen dus beladen siet,Sucht wat het mach, kreunt wat het kan,Om datmen sou, of nu, of dan,

5 Me-dooghend’ zijn; en lichten afHet gheen hem druckt, en dwingt te straf.Een Bou-man, vol van heus bescheyt,Heeft op ’t leech Peerdt terstont gheleytDe packen van des Ezels lijf.

10 Het vadsich Ruyn, dat weyghert stijf;VVaerom de Boer, met recht vergramt,En heeft weer-wil. Terstont ghetamt,En lonst, en beuckt, dat alles beeft!Om dat het gheen me-lyden heeft.

15 ‘VVee! die sijn Vriendt, of Naesten niet‘In noot, of quael, wat bystant biet!

Een vroom en sacht ghemoedt, dat mede-lyden heeft,Bewijst dat hy voor meer, als voor sijn selven leeft.

Gherief is Lief.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 36: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

C6r

Medoghentheyt, gheen Liefde scheyt.Helpt, om gheholpen te worden.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 37: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

C6v

VII. Van de Huys-Rat, ende Oegster.

Die lecker wil altijt wellustich leven,Wordt t’eender tijdt tot ongheval ghedreven.

Een Huys-Rat dick, en vet, met spysen overvloedichVVel leckerlick ghevoedt, in allerley wellust,Die evenwel noch haer en vondt niet wel gherust,Een nieu gherecht, voor haer te soecken was sy spoedich,

5 Om dat te kryghen, sy met sinnen ghelijckmoedichVertrock uyt haer onthoudt, en soo 't Gheval tempteertDe nieuwe lucht, heeft haer haer nieuwe lust vermeert,Toekomend' ongheval, was weynich sy verhoedich.Nu komend' op het Strant, sach sy met blyde sinnen

10 Een Oegster, die om lucht te scheppen open was:Ghy zijt het dien ick soeck, sprack sy op 't selve pas,Niet wanend' sy soo haest haer sou bedroghen vinnen,Maer stekende haer hooft in d'Oegster met verblyden:Haer haestende, van vrees dit beetken t’zijn ontbloot,

15 Sluyt haer de Oegster toe, de dwase Rat bleef doot,Door gheyle gulsicheyt, dit ong’luck sy moest lyden.

Verklaring.

Alsoo ghebeurt het veel, die haer wellustich wennen,Te leven in de weeld', vol vuyle gulsicheyt,En wan sy moghen wel voldoen haer dertelheyt,Van dese VVerelt sy haer de gheluckichst' kennen.

5 Maer al die haer ziel zijn van dit Grieckx vyer ontsteken,En die in overvloet dees dwaesheyt volghen naer,Dees vreesen Godt niet, door haer beesticheyt, voorwaerHaer ziel, haer lijf, haer goedt, in ongheluck verbreken.

Hebr. XII. Eccles. XXIII. en XXXVII.

De gulsicheyt voorwaer veel sieckten sal causeeren,Hier door Esau verliest sijn eerst-gheboorten wis,Maer die met maticheyt sijn lichaem voedend’ is,Dees lengt sijn daghen, en hy leeft in alder eeren.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 38: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

C7r

Ach! Lusten, Ontrusten.

Athenaevs.

[1] DIogenes, toe-ghenaemt de Hont; die was alsulcken[2] Slock-op, gelijck de onvernoechde leckertandighe[3] Huys-Ratte. Hoewel hy, Diogenes, tot synen huyse[4] ghenoech hadde te eten, soo was hy nochtans besmet[5] met lecker-sucht, ende hadde sonderling groot[6] verlanghen na versche Krabbekens, of Garnaet.[7] Dies soo is hy na de Zee ghegaen, om aen den Oever[8] yets te vangen, ende is aldaer ontlevent ghewerden.[9] ‘Eylaes! een kleyn tonghe-lust werdt somtijts dier[10] betaelt. Waren de sommighe met het ghene te[11] vreden datse besitten, daer en souden soo veel mis-[12] slagen niet ghedaen werden. Ghenoeghen is een[13] grooten rijckdom, ende een treffelick wapen teghen[14] onrust’.

Al te Graech, is een Plaech.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 39: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

C7v

Huys-Rat, en Oegster.

DE VVeelde heeft een Rat ghevoedt,Die by den heert is uyt-ghebroedt;Alwaerse keur van brocken vont,Voor ’t snoepich lijf, en graghe mont;

5 Krijcht onderwijl een nieuwe lust,En kiest de Strant, en VVater-kust;Alwaer, te lucht, een Oegster leyt,Voor Tonghen, schoon, en rau bereyt.De Rat, die loert, en knabbelt wat,

10 Eylaes! die grijpt, die wert ghevat.‘De gladde lust, en overdaet,‘Verhindert goet, en meerdert quaet.‘Breeckt soete rust, en quetst verstant,‘Maeck sieckt’ en sucht, en plaech in ‘t Lant!

15 ‘Houdt maet, of laet: Dit is een leer;‘Die ruymer wil, die doet het zeer.

Nieu-sucht, en leckerny, soeckt boven overvloet,Door vunse dweepery, het gheen dat quel-lust broet.

Die Malt, die Valt.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 40: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

C8r

Och! Lusten, Ontrusten.Het zijn stercke beenen, die weelde konnen draghen.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 41: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

C8v

VIII. Van 't Peerdt, ende den Ezel met hout gheladen.

Niemant sal sich op sijn gheluck beroemen,Noch door arbeyt, sich ongheluckich noemen.

Den Ezel nacht en dach, hout op en neder laende,En soberlick men hem sijn swaren arbeyt loont,Eenmael siend’ een schoon Peerdt, dat sich voor hem vertoontVVel vet, en onghelaen, sich ongheluckich waende,

5 Te draghen menighen slach, die hem tot wercken maende,Ghestadich sonder rust, en dat het Peerdt verblijt,Soo sachten leven leyt; doch hoewel hy ’t benijt,Moest evenwel hy voort, te wercken, daer al slaendeMen hem wel kloeck toe dreef, en wrocht ghelijck als vooren,

10 Hoewel hy teghen hert, en al veel tragher doet,Door dien hy sach het Peerdt, soo leckerlick ghevoet,Gherust, en onbelaen, en hy door werck schier smooren.’t Gheschieden korts daer na, het Peerdt dat moest ten stryden,Ghezadelt en ghetoomt, men het daer henen leyt:

15 Dit siet den Ezel, die sich fluckx tot werck bereyt,VVant doen hy vreesden dat noch argher hy mocht lyden.

Verklaring.

De Fortuyn, immer was in voorspoet soo bestendich,Niemant die niet in ’t ent, beproeft haar stuersheyt heeft,En dickwil het ghebeurt, die nu na lusten leeft,Terstont een ongheval sijn groot gheluck is schendich,

5 En wanend ’s veyl te zijn, een bitt’re smaet ellendichHem komt bestormen ras, dat eeuwelick hy blijftEen arme slaef veracht, en wort soo snoot ontlijft,Doch niemant wanhoopt, of s' hem goet of quaet is sendich.

I. Corint. X.

Den ghenen die over-eyndt staet, moet voorsichtich pooghen,Dat hem d’eer giericheyt, door hoochmoet niet en velt,Want die op sijn gheluck sich sal te seer verhooghen:Godt fluckx door ongheval sijn groote waen versmelt.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 42: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

D1r

Te sien op syn Minder, en doet gheen hinder.

Stobaevs.

[1] CHillas Agrigentinus, heeft syne knechten op[2] ghelijcke wijse met Arbeydt (doch niet te veel)[3] overladen, als dit onvernoechde Paerdt, ’t welck de[4] gheduldighe Last-draghende Ezel siet gaen. Want[5] de selve knechten meenden dat het hun te swaer was,[6] hebben dies-halven over haren Heer geklaecht, ende[7] sich ghehouden, als of daer gheen knechten ter[8] Werelt waren, die so veel onlijdelickheyt deden, als[9] sy lieden: Maer, als sy eens by gheval met haren[10] Heer reysden over wegh, ende datse onder weghe in[11] de Herberghe by een Weert vernachten, die syne[12] knechten veel strenger en harder liet oppassen, en[13] dach, en nacht Ezels-werck deden, so bekenden sy,[14] dat haer Arbeyt nerghens na so swaer was, noch[15] haren Heer soo onghenadich. Hebben doen[16] voortaen van klaghen opghehouden.

[17] ‘Daerom is niemandt gheluckich in syn ghemoet,[18] voor ende al eer hy een ongheluckiger (oft een die[19] een soberlicker leven heeft) teghen syn selven[20] weghet’.

Keert wroeghe van ghenoeghe.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 43: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

D1v

Paert, en de Ezel met hout beladen.

MEn siet, een Paert, verwaent, en fris;Dat schoon in ’t lijf, en draven is;Braef opghetoyd, en sonder last,Daer Stal-knecht, en noch meer op past.

5 Een Ezel koemter by ghegaen,Met Pack, en hout heel overlaen;Die siet, en sucht verscheyden reys!Denckt! wat gheluck heeft Peerden-vleys!Maer, als het Paert most zijn verheert,

10 En dat hem Spoor, en Zadel deert;Soo neemt de Ezel weer ghedult,En gheeft syn broos ghemoet de schult;Draeght, en verdraeght met nieuwe lust.‘De Lijdsaemheyt baerd goede Rust,

15 ‘VVie stadich op syn minder let,‘Mis-noeghen blijft dan heel verset.

Die op syn meerder siet, verkleynt, en schijnt vol pijn.Die op syn minder siet, vergroot in al het syn.

Maet hout Staet.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 44: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

D2r

Te sien op syn Minder, en doet gheen hinder.Middelbaren Staet is oock de alder-beste.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 45: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

D2v

IX. Vanden Boer, ende den Satyr.

Een dubbel mensch, gheveynst in woort en daden,Vol leughen is, en steets gheneycht tot quaden.

Een Satyr in een Bosch door groote kou verleghen,Vondt tot syn groot gheluck, een Landtman die hy badt,Dat hy hem vaerdich wees om uyt het Bosch (een padt)Te comen, die terstond medogend' wiert geneghen,

5 Hem te verwarmen wel, en liet syn ziel beweghen,Hy voerd' hem naer sijn huys, doch onder weech, bestontHy in sijn handen kout, te aessemen metten mont,En weest den Satyr oock, die t’goet bevont te plegen.Maer doen sy waren t' huys, en byder vyere saten,

10 VViert yder vande Vrou een kop Paps voor gheset:Den Boerman blies daer in, voor d'hit en wees het metDen Satyr, die dit siend' verwondert boven matenDoen vaerdich Boerman’s huys al schromich ginck verlaten:VVant achtend' quaet, dat uyt een mont quam hit en koudt,

15 Die 'twater in d'een hant, het vyer in d'ander houdt,Sulck een behoortmen als vol dubbeltheyt te haten:

Verklaring.

Men vinter vele die van d'even-naesten spreken,Groot goet, en weer groot quaet, en al uyt eenen mont,Den vromen die dit siet, haet soo'n verkeerden gront,VVant een geveynsde ziel, sal steets de deucht ontbreecken,

5 In wat grooter ghevaer een mensche sich kan steecken:Dan die sich vast betrout op eenen veynsaert quaet,Die met een schoon ghesicht, bedeckt een boosen haet,Voorwaer een Tygher, niet en is soo wreet van treken.

Eccles. XI. Iaco. IIII.

Hun ongheluck toecomt, die dubbel is van hertenEn die den rechten wech, met eygen-wil ontgaet,Hy wert syns vyants buyt met ongeluck vol smerten,Die synen naesten hoont met een geveynst ghelaet.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 46: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

D3r

Dubbel-mondich, dubbel-grondich.

Sabellicvs.

[1] ALsoo heeft Emanuel, de Griecxsche Keyser, hem in[2] een sake koud, en warm, vrient, en vyandt bewesen.[3] Op ghelijcke wijse als desen dubbel-mondighen[4] Lompen Boer heeft betoont aen den onwetenden[5] Satyr.

[6] Soo wanneer de Keyser Conradus, met syn Krijghs-[7] macht in Palastinam trock, stelde hy hem gantsch[8] ghedienstich en mildt aen, liet hem derhalven veel[9] Meels, en andere behoefticheyden toe-voeren, doch[10] hy menghde dat Meel met Kalck, daer van de[11] Krijghslieden groote krancheyden, ende schade[12] kreghen. Als Keyser Conradus dit ghewaer wiert, so[13] heeft hy bevonden dat Emanuel vriendelick van[14] woorden was, en vyantlick in wercken. Waer door[15] hy hem met den synen van daer heeft ghevoordert,[16] om dat aldaer ontrou woonde, onder schijn van[17] weldaet.

[18] ‘Eenvoudighe Menschen moeten haer wachten[19] voor lieden, die het Uyer in d'een hant, en 't Water[20] in d'ander hant draghen.

[21] Schoon voor oogh, is dickmael valsch achter[22] de rugghe’.

Veel gheweet, veel vermeet.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 47: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

D3v

Boer, en Satyr.

VAn 't wilde Bosch een Satyr sloop,Die in een Boer syn Huysje kroop,Gheheel verkild, en gantsch verkleund,Dat hem het lijf, en tanden dreund;

5 De Huys-man, die oock kouw omvingh,Fluckx deed' een soet, en kluchtich dingh:VVant, hy blaest uyt, een warmen domp,In yder vuyst, en grof, en plomp;En oock, soo heeft den Boer een Nap,

10 Vol brandich heet, en dunne PapGheblasen koel, met Lipp' en Mont;Dat scheen te nieuw, en vreemden vontVoor Satyrs Breyn; en die, ter vlucht,VVeer koos, de ruym en koude Lucht.

15 ‘VVacht u, en schouwt een dubbel Tong,‘Die sich kan buyghen recht, en krom.

Wie dubbel-mondich spreeckt, en dubbel-dinghen doet,Schijnt dubbel-over quaet, of dubbel-over goet.

Bysonder maeckt VVonder.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 48: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

D4r

Dubbel mondich, dubbel-grondich.Veel Nieuws, en selden wat goets.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 49: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

D4v

X. Van 't Serpent Basiliscus, en van het VVeselken.

Een wijsen raet, die is soo groot van machten,Dat het verwint der booser helscher krachten.

Den Basilisque Slang, vol wreetheyt en boosheden,Verkeert en vol fenijn, niemant ghenad' en doet,VVant wie dat hy besiet, vol smert flucx sterven moet,Met sijn dootsapich ooch vernielt hy Lant en Steden:

5 En hier van twijffelt wijs, door natuerlijcke Reden;'t VVeselken seer kleyn, doch voorsichtich kloeck voorwaer,Dat hem toekomen sou dit doodelijck ghevaer,Om van sijn vyant t'zijn ghelaten steets met vreden,Gaet in bequame wapens hem vrymoedich steecken,

10 Omhangend' t'gansche lijf, met Ruyt een kruyt ghewis,VViens deuchden boven maet 'tfenijn seer teghen is,Door dese wapens vroet, is wijt van hem gheweeckenHet overwreet serpent, t'welck meenden door dees treeckenTe bersten, want soo seer den Reuck hem teghen was,

15 En liet het kleyne beest ghesont en wel te pas,Dickwil een lichaem swack, door list, 't groot kan verbreken.

Verklaring.

Een yder die behoort, voorsichtich steets te trachten,Naer wapens daer met hy sijn vyandt wederstaet,De listicheyt, ontdoet de alder grootste machten,De wijsheyt die ontheelt, der boosen boos verraet,

5 't Vermoghen wederstaen een grooten vyants krachten,Dat heeft de wijsheyt dick een kleyn lichaem gheleert,Een wijse ziel het lijf, van't quaet sich steets doet wachten,Maer een onvroede ziel, het lichaem flucx onteert.

Lvce XI. XXI. En XXII.

Een sterck voorsichtich man, het syn besit in vreden,En leeft vernoecht, gherust, de eere hem verselt,Maer als een meerder koemt, hem met ghewelt vertreden,Die rooft hem al syn goet, en hem ter neder velt.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 50: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

D5r

Wijsen Raedt, hindert quaet.

Ivstinvs.

[1] DE Knechten, ende Boeren, die in Scythia bleven,[2] hebben alsoo ghedaen, ghelijck de doodt-stralende[3] Basilisco, die door 't wijse VVeselken wert[4] overmacht. Als het geschiede, dat de Heeren des[5] Landts tegen de Manlijck-hertige Wijven, Amasones[6] geheeten, krijghvoerden, soo zijn de Trouw-loose[7] Knechten (om dat haer Heeren 7. Jaren langh uyt-[8] bleven) Schijn-heeren gheworden, ende hebben hare[9] vrome Meesters, als die weder keerden, verdreven.[10] Derhalven de Heeren teghen de Knechten krijgh[11] hebben moeten voeren, maer de Knechten, en[12] Boeren hebben dickmaels 't Uelt behouden.[13] Eyndelijck is daer een Raedt-ghever by de Heeren[14] gheweest, die vond goet, men soude haer niet meer[15] met Wapen-macht aengrijpen, maer met Roeden,[16] ende Gheesselen, dwinghen alsoo de moedighe[17] Slaven. Desen Raedt hebben sy ghevolght, ende sich[18] met Spies-roeden, ende Gheesselen toe-gerust, ende[19] also teghen de Knechten, ende Boeren ghestreden,[20] ende haer overwonnen, ende 't Landt inghenomen.

[21] ‘Menigh ongeval, en aenstaende gewelt, kan[22] met voorsichticheyt belet werden.

[23] ‘In voorspoet moetmen toesien; ende in[24] teghenspoet geduldich wesen’.

Verstoort dat Moort!

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 51: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

D5v

VVeselken, en 'tSerpent Baselisco.

TKleyn Beesje, dat een VVesel heet,Heeft al syn Le'en met Ruyt bekleet;Om dat, de kracht van ‘t Ruyte-groen,Fenijn vergift, en doot kan doen.

5 De Baselisco, snood, en fel,Die 't hert beswijmt, en straelt ghequel,Koemt alle daegh, en loert, en swest,Voor 't VVesel-dier, syn eyghen nest.Het groot beleyt, van 't kleyne Beest,

10 Heeft Slang, noch slach, noch vyer gevreest;Brengt 't Haen-ghebroet in swaren noot,VVat sterven doet, dat wert ghedoot!‘Men kan ghewelt, en linckerny,‘En veelderley snoo boevery,

15 ‘Verdempen met een wijsen Raet.‘Voorsichtich zijn, verhindert quaet.

Gods ongheboghen Raet, rechtveerdich neder plet,Die 't goede niet en doet, en die gheen quaet belet.

Die quelt, die smelt!

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 52: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

D6r

Wijsen Raedt, hindert quaet.Als Meerder koemt, sal Minder wijcken.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 53: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

D6v

XI. Vanden Leeuvv, ende het Peert.

Voorsichtich, wijs, den mensch moet zijn ghestadich,Die kan we'erstaen een valsch ghemoet verradich.

Den Leeuw, een beest seer fier, hoovaerdich trots van wesen,Vont in een gansich beemd, een Paerdt ter weyden gaen:Het welck hy quam omtrent, het sprekendt lieflijck aen,Beroemt zich Meester, die gheluckich kondt ghenesen;

5 De wonden allerley, hierom sprack hy by desen,Soo ghyer eenich hebt, vrymoedich my dat seght:VVant ick sal u daer van flucx helpen wel te recht,Maer voor bedriegher te gelooven wilt steets vresen.Het Paert die 'tschalck ondeckt, antwoort hem Meester aerdich:

10 Ick ben verblijdt, dat ick van u ghevonden wert,Ick heb aen mynen voet soo'n overgrooten smert,Dat qualick ick kan gaen, toont hier u konst expaerdich,Den Leeuw, die bockt quansuys, om 't quaet te kennen, vaerdichVan't Paert soo grooten slach hy int gesichte kreech,

15 Die hem de Tanden breeckt, dat hy ter Aerden seech,Gheveynsde valsheyt snoot, is sulcken jonste waerdich.

Verklaring.

Veel met een valsche ziel, sy uyterlick betoonenTe zijn een waren vrient, in wesen en ghelaet,Maer daerentusschen sy met list, vyandich hoonen,Die op haer schijn betrout, en dat om eyghen baet,

5 Ghestadich groots ghemoet, voorsichtigh, wijsen raet,Is teghenweer, van dees verraderlicke treken.Voorsichticheyt meer ghelt, dan groote macht oft staet,Die wijs zijn quaet voorsiet sal ongheluck ontbreken.

Math. VII.

U van Propheten valsch onthout, met sorgh beladenDees snoode Zielen wijckt, dat goddeloos gheboeft,Die met gheveynsden schijn u soecken af te raden,Den rechten waren wech, 't welck uwe ziel bedroeft.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 54: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

D7r

Fel, en Uals, koemt om hals.

Sabellicvs.

[1] ALsoo archlistich is Cleopatra (tot haer eygen[2] bederf) by Antiochum gekomen, ghelijck de graghe[3] Leeuw, by het Paert. Want als Antiochus Gryphus[4] Alexandrum in den Krijgh hadde overwonnen, soo[5] ontstack sy met een innerlicken doodelicken haet[6] teghens Antiochum, doch sy liet sulckx niet blijcken,[7] maer quam lieftallich, en vriendelick by Antiochum,[8] al oft sy groot med'lijden met hem had, dien[9] volghende heeft sy hem in synen grooten dorst, een[10] versche dronck Water aen-gheboden, daer in sy[11] doodtlick Fenijn ghemenght hadde, ende hem alsoo[12] te drincken ghegeven; Maer Antiochum[13] bemerckende het perijckel, heeft die snoode Urouwe[14] wech-verdreven, ende naderhandt laten[15] ombrenghen.

[16] ‘Men behoort niet te bedrieghen, op datmen[17] niet bedroghen wordt.

[18] ‘Met alsulcke Mate alsmen uyt-meet, werdt-[19] men weder in-ghemeten.

[20] ‘Die somtijdts een ander meent te begrijpen,[21] wert selver onversiens ghevat’.

Te Stout, dat rouwt!

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 55: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

D7v

Leeuvv, en Paerdt.

AEnschout de Leeuw, dat grousaem Dier,Hy loerd, en veynst, en mijd ghetier,En pocht op kunst, en groot gheweet,Beroemt sich dat hy Doctor heet;

5 En breeckt de pijn, en heelt de quael,De Swetsers tongh kan ’t al te mael.Een weydend' Paerdt, met laf ghemoet,Dat steend', en hinckt, en klaeght syn voet,En roept: ô Leeuw! ick ben verblijt,

10 Dat ghy myn hulp, en Trooster zijt!Koemt, Dieren-heer, met Salf, en Smout;Ben ick te bloo, weest ghy te stout;En mits, soo krijght de Leeuw de slach,Dat hy als doot ter aerden lach.

15 ‘VVie and're plaeght, die wert ghequelt,‘VVie onrust baerd, die wert ontstelt.

Siet om, wanneer een Flinck syn loosen dienst aenbiet!Vroom Hert, ghelooft niet eer, voor datje voelt, of siet.

Listich maeckt quistich.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 56: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

D8r

Fel, en vals, koemt om hals.Die bedrieght, wert bedroghen.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 57: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

D8v

XII. Vanden leughenachtigen Herder.

Die sich ghewent, tot leughen steets te spreecken,Wan hy seght waer, men waerheyt waent t'ontbreecken.

Op een ghemarmert vleck, met loovich kruyt, en blomen,Een Herder leyden steets, ter weyd', sijn schaepkens teer,Dees dick door spotterny, bestondt te roepen seerAen and're Herders, als verbasich en vol schromen,

5 Dat hy van verde sagh een grooten VVolf komen.Dies yder daer naer liep van heynde en van veer.Maer doen sy merckten t'spot, gheloofden hem niet meer.Den spotter men siet dick sijn spotterny onvromen.T' gebeurde korts daer naer, een VVolf quam waerachtich,

10 Terwijl dees Herder in de schauw geseten was,En laden op sijn rugh een Schaep, en vluchten ras.Hy siende dit, liep toe, met hooghe stemme krachtichEn riep om hulpe, maer om dat hy leughenachtichDit dickwil hadt gedaen, sy dachten t'saem, het waer

15 Het oude deuntgen: dies s'hem lieten int gevaer.Die steets te spotten waent, hem t'eens bekoomt t'onsachtich.

Verklaring.

Soo ist met die sich steets tot lieghen sal begheven,Hoewel hy waerheyt spreeckt, niemant hem g'loof en geeft,Dies yder een sy vroet, alsoo bedacht te leven,Dat op syn woort en doen, men vast betrouwen heeft:

5 Alsdan een yder, sal hem achten ende eeren.Maer die te liegen, en te spreken veel begheert,Ghewenschte eer en roem, sal snoodich hy onbeeren,Een leughenaer, altijdt veracht wert en onteert.

Proverb. X. XXI. en XXIX.

Een Prince, die sich sal in logentael behaghen,En die steets luystert, naer der vleyers tonghen glat,Met ongheluck en quaet, hy vult syn Hof en Stadt,t'Berou hem als een worm, t'hert nacht en dach sal knaghen.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 58: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

E1r

Leughen niet deughen.

Manvtivs.

[1] GElijck het de Leughenachtighe Herder is weder-[2] varen; Alsoo ist ghegaen met dat Garnisoen, der[3] Stadt Ampele, in Poloponeso. Want die hebben[4] dicmael een gerucht ghemaeckt, al oft de Vyandt[5] voor de Poort had geweest: Daer op de Burgerie[6] inde Wapenen quam. Maer doen sy saghen datter[7] gheen Vyant ontrent was, hebben sy met een gram[8] mis-noeghen het Harnas weder neder gheleyt. Daer[9] na ghevielt, dat de Uyant in der waerheydt aen-[10] quam, Als de Soldaten de Burgerie weder op-riepen,[11] soo meynden sy, dat het was ghelijck het te vooren[12] placht te wesen, namelijck: Een versierde Schijn-[13] onraedt! Oversulckx, hebben sy haer niet willen[14] wapenen. Mits, soo koemt daedelick de Vyant aen,[15] neemt sonder teghen-weer de Stadt in; Alsoo is[16] Ongheloof en Leughen t'samen gheloont.

[17] ‘Daerom ist quaet, met de Waerheyt te spotten.

[18] ‘Die syn Tongh niet kan bewaren, verliest syn[19] eygen selven’.

VVaerheyt waen, moet vergaen.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 59: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

E1v

Leughenachtighen Herder.

EEn Herder, die de Schapen hoedt,Voor ongheval, en teghenspoet,Die was vergrilt met Tongh-gheneucht,Vol waerheyt-schijn, vol schalcke vreucht;

5 Aelwaerdich riep hy overluyt:Help! Mackers help! ontjaeght den buyt!De woeste VVolf myn Kudde stoort!Ach! 't is hier ruym twee-dubbel-moort!Syn Mede-maets, verscheyde mael,

10 Die vonden niet dan Leughen-tael.Daer na, de VVolf voor-seker quam,En vat, en steelt het beste Lam!Dien Leughen-mont riep: Helpme weer!Maer, niemant acht syn krijten meer.

15 ‘Een veyle Guyt, die stoft, en lieght,‘Al deed' hy recht, de Schijn bedrieght.

Het is een Wispeltuer, die met de VVaerheydt gheckt;De schade maeckt hem bloot, en schande hem ontdeckt.

Bedroch leeft noch.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 60: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

E2r

Leughen niet deughen.Die andere verleydt, moet selver dwalen.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 61: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

E2v

XIII. Vanden Esel, ende vanden Haes.

Niemandt, en heeft soo weynigh goets, ghewis,Die nerghens nut noch vorderlijck voor is.

Den Leeuw, in een vreemt lant sich eenmael heeft ghevonden,Een heyr te rusten toe, hy doen begheerich was,'t Viervoetighe ghediert, liet tot hem comen ras,Die over berch, en dal, in alderijl bestonden

5 Tot hem te comen, en haer al te saem verbonden,Sijn recht te houden staen, nu sijnde meest vergaert,Heeft syn ghesworen eed haer al te saem verklaert,En haer den krijch teghen de vogh'len gaen verkonden.Den trotsen Beer doen sprack, maer wat sal ons doch baten

10 Der Hasen bloode vrees, en 's Esels luyheyt snoot,Den leeuw antwoorden hem, der Hasen snelheyt groot,Des Esels stercke stem, verschrick'lijck boven maten:Die komen ons, noch wel in desen krijch te baten,D'een om te gheven moet, en d'ander, sal ons snel

15 Een rassche bode zijn, dus is in yder welYet wes, waer wt men nut, yet dienstelijck kan vaten.

Verklaring.

Een boos en snoode ziel, door nijdigheydt ghedreven,Soeckt steets syns naesten schand, en denckt waer met hy kanVernielen, t'eenemael den recht en slechten man,VVaer door hy middel soeckt, in haet hem te doen leven

5 Van synen heersscher, door veel vals en snoode reden,Maer dickwil het ghebeurt, dat diem' onwaerdich, achtVoor groven bottert dom, dat beter die betrachtAl syn beroep, dan die sich roemt vol listicheden.

Esaie XXXIII.

Die syner naesten doen, altijt sal snoot misprijsen,Om dat hy niet en is, archlistich vals en quaet,Alleenich teghen God hy sich niet stellen gaet,Maer sal grammoedich zijn ghestraft met groot afgrijsen.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 62: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

E3r

Onnut in schijn, kan dienstich zijn.

Coelivs.

[1] OP soodanighe maniere, als de Leeuw wilde[2] ghebruycken de Ezel, met de Haes. Even alsoo[3] meynde Scipio AEmilianus, als hy teghen de[4] Numantiners te velde lach, dat Cajus Metellus hem[5] in den Krijgh gheen voordeel of proffijt dede. Want[6] hy hield hem voor een rechte Geck, ende seyde: Soo[7] Cajus Metellus Moeder noch eens baerde, het soude[8] voorseker een Ezel zijn. Al wiert desen Metellus[9] voor een ongheschickt Mensch ghehouden, so is hy[10] nochtans Scipioni in de selve Oorloghe dienstich,[11] ende gantsch proffijtelick gheweest.

[12] ‘Daer is niet, hoe slecht dat het is, of het[13] koemt al te passé.

[14] ‘Men seyt: Alle baten helpen’.

Van pas is ras.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 63: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

E3v

Van den Ezel, en de Haes.

DE kloecke Leeuw, doet groot bevel,Als Baes, en Vooght van 't Beeste-spel;Roept Beer, en Hert, Kameel, en Stier,En Swijn, en Haes, en 't Ezel-Dier,

5 Om sich ten Krijgh te rusten op.De ruyghe Beer, (te kort van kop)Die sprack: Heer Leeuw; Hoort Koninck, dwaes,Een Ezel dom, en blooden Haes,En passen by de Krijghers niet;

10 D'een is te traegh, en d ander vliet.VVel aen, seyd' Leeuw; Een Ezel schrickt.De vlugghe Haes, de baen verklickt.‘Die VVallen wacht, is alsoo goet,‘Als die in 't Velt haes-op gaen doet.

15 ‘Het is vol dienst, en noodich-nut,‘VVat goet kan doen, en quaet beschut.

Een dom, en lompen Boer, koemt alsoo wel te pas,Als een die rend, en zeylt, en loopt alomme ras.

Noyt quaet, in baet.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 64: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

E4r

Onnut in schijn, kan dienstich zijn.Alle dingh koemt te pas.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 65: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

E4v

XIV. Den strijt vande viervoetige Dieren, en de Vogelen.

Yder behoort, met een ghemoet volhaerdich,Altijt tot hulp der syner te zijn vaerdich.

Eenmael 't Ghevogelt vlugh, sloegh teghen d'aertsche Dieren,Met vaste hope, van te overwinnen fris,Een yder even braef, door eer ghedreven wis,Syns vyants schande soeckt, op duyst'derley manieren.

5 De Vliermuys, al verbaest, door dit verwoedich tieren,Haer in der Dieren heyr al blood begheeft, want vreestDat by de Voghels waer de nederlaech gheweest.Fy den Soldaet, die soo syn eere gaet ontcieren.Den Arent vroom en sterck, met syn gheselschap moedich,

10 De Beesten hebben soo gheslaghen en ghemat,Dat meesten-deel sy haer op vlucht begaven rat,Om haer, voor't snel vervolgh der Voghels, t'zijn behoedich.De Beesten, zijnd' haer heyr ontdaen, versochten spoedich'tBestandt, 'twelck wert gemaeckt, doch dat met dees voorwaert,

15 Daer in de Vliermuys snoot, voor vyant wiert verklaert,Van al de Voghels t'saem, door hare vlucht onvroedich.Noch mocht niet vlieghen alst noch dach was op der Aerd.

Verklaring.

Die in Gheselschap heeft veel lust, en vreucht ghenoten,De reden eyscht dat weer men quaet met hun verdraecht.Die (boos) dit niet en doet, te recht wert hy verklaechtTe zijn ondanckbaer snoot, van d'Eere wijt verstoten.

5 Voorwaer heeft niet dien Mensch een over-schandich leven,Die door de vrees verlaet, syn Vrient, in noot versmoort,VVant dan ist, datmen meest met alder macht behoortHem by te staen, soo langh de Ziel in ons sal sweven.

Devterno. XXIII.

Wan teghen ander, ghy ten Oorlogh uyt moet treden,Voor al van Tyranny ghy u wel wachten moet.Vol boosheyt ist vileyn, die teghen Recht yet doet,Een recht Soldaet, die is met syn besold te vreden.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 66: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

E5r

Wie versmaet, werdt ghehaet!

Aelianus.

[1] HIero heeft hem alsoo ghedraghen tegen The-[2] mistoclem, ghelijck de Vliermuys tegen de[3] Voghelen. Als Themistoclem tegen die van Persen[4] Oorloghen wilde, soo begheerde hy van Hierone, dat[5] hy sich by hem wilde vervoeghen, ende hem helpen[6] strijden, tegen die van Persen. Maer, den[7] bevreesden Hiero, sloegh hem sulckx af, ende stelde[8] sich ter syden buyten perijckel. Doen nu[9] Themistocles de overwinninghe verkreegh, ende[10] datmen groote Triumphen ende Schouw-spelen[11] hielde, soo quam Hiero mede, hem by-voeghen, om[12] deelachtich te zijn in de Ureughden-Feest. Maer[13] Themistocles wees hem met aerdighe spottelicker-[14] wijse wech; seggende: Dewijl ghy my in de[15] Perijckel-strijdt niet hebt willen bystaen, so zijdy[16] niet weerdich myn Met-gesel te wesen, in tijdt van[17] vrede, ende vreughde.

[18] ‘Dese gheschiedenisse wijst aen; dat alle de[19] ghene die wel doet, sal wel hebben.

[20] ‘Ende die Honich wil eten, moet lijden dat hem[21] de Byen steken.

[22] ‘Maer die laf, en blood is van ghemoet, die[23] seght: Het is beter met schande vluchten, als met[24] eeren doot te blijven’.

Schouw maeckt grouw.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 67: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

E5v

Den strijt vande viervoetige Dieren, tegen de Vogelen.

TGhedierte, dat vier voeten heeft,Het welcke sich te Velt begheeft.VVat Voghel is, oft Ey-ghebroet,Koemt strijdt, en pickt met kloecken moet.

5 De twist begon, door aerdse nijt,Om dat 'tGhevoghelt swierd te wijt.‘(Laegh by te hoogh, grof by te fijn:‘Kan selden heel eendrachtich zijn.)De Vliere-muys, versmaet ontrouw,

10 Om dat de nood haer mijden souw.'tGhevoghelt drijft 'tViervoet-ghedruysRas op de vlucht, m et Vliere-muys;En sedert heeft dat vael ghedrochtDen dach ghemijdt, en nacht ghesocht.

15 ‘Die onheus doet, en neemt de vlucht,‘Ontmoet veel schand, en quaet gherucht.

Een Vluchter, bluts, en bloo, ontloopt syn eyghen eer,Ontneemt syn goeden Naem, en ander noch veel meer.

Die vlucht, die sucht!

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 68: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

E6r

Wie versmaet, werdt ghehaet.Bloode Sluypers, syn stoute Verachters.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 69: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

E6v

XV. Vanden Olyphant, ende den Draeck.

Meest wat den Mensch, voor quaet toekomt in't leven,Door eyghen daet, wert hem op 't hooft ghedreven.

Den Draeck, Bloet-suyper boos, vergiftigh om ghenaken,Gaet nacht en dach bespien den Olyphant, om datHy syn bloet-dorste keel met bloet mocht maken zat,Het welck hem van dit Beest kan leckerlick vermaken,

5 En om diens groote kracht te boven te gheraken,Soo bindt hy onverhoets diens voeten met syn stert,En uyt dien langhen Snuyt hy suyght het bloet, met smertVan d'Olyphant, 't welck dunckt hem wonder wel te smaken.Terwijl den Draeck nu is den Olyphant dus schendich,

10 En poocht met lusten syn bloet-leck're Keel t'versaen:Allencxkens d'Olyphant syn krachten hem ontgaen,Tot vyants onderganck, en syne doot ellendich,VVant die bloet-droncken dwaes, sich niet by tijts is wendich,Van 't sware beest, 't welck valt door ’s Vyants list vermoort,

15 En onder hem den Draeck verplettert en versmoort,Der booser wreetheyt snoot, een wreede doot is endich.

Verklaring.

Soo vintmen vele, die met wreed' verstaelde sinnenAl gulsich suypen vreck des Even-naestens bloet,En door een helschen nijt, ontrust in haer ghemoet,Sy steedts met Zielen boos d'onnoos'len val beminnen,

5 Maer meesten-deel, men siet, dat hare boose wenschenZijn eyghen straffen snoot, en dat het onghevalHaers naesten toeghedocht, haer selfs ghebeuren sal.VVee die sich vint verselt, met wree bloet-dorste Menschen.

Prover. XI. Esaie XXXII. LVII.

’t Quaet dat den boosen Mensch, die Godt niet lieft te vreesen,d'Onnoos'len toe-bedenckt, hem op den kop koemt weer,Maer die rechtveerdich, en vol deuchden lieft ghepresen,Moet uyt syn Ziele, wijt, de nijt verjaghen veer.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 70: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

E7r

Die and're quelt, lijd oock ghewelt.

Carionis.

[1] MAhometus, de Turckse Keyser, heeft met het[2] gheweldigh in-nemen van de machtighe Stadt[3] Constantinopel, ghedaen op de wijse vanden[4] wreeden Draeck, die den overmachtighen Olyphant[5] heeft verdelght. Als Justinianus, Gouverneur van de[6] Stadt, in de storm doodelick ghewond was, heeft hy[7] syn quartier verlaten, door den harden aenval en[8] perssinghe van de Turckse vyanden; Ende door syn[9] kleyn-moedicheyt hebben syne Soldaten oock[10] ghevolght. Als de Turcken dat ghewaer zijn[11] gheworden, zijnse met gantscher macht[12] aenghevallen, de Stadt in ellend, en jammer[13] ghebracht. De Keyser Paleologus heeft mede willen[14] de vlucht nemen, maer is in de Poorte doodt-[15] gheslaghen ende verplet.

[16] ‘Dit is des Werelts loop, groote worden kleyn,[17] en kleyne worden groot.

[18] ‘Hooghe berghen konnen daelen, ende de[19] Blixem treft meest steyle Toorens, oft verheven[20] Klippen.’

VVijckt, oft swijckt!

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 71: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

E7v

Olyphant, en Draeck.

EEn schrickich Draeck, heeft aengherant,Het sachte Ruygh, van d'Oliphant;Daer't felle Dier het doffe lijfVan 't maffe Beest, omringhelt stijf;

5 Schiet met vergif, steeckt vinnich uyt,En slingher-steert, en suyght de snuyt,Soo langh, tot hem 't grof bloet verzaet,En Olyphant syn leven laet!‘Het gaet alsoo ter VVerelt noch,

10 ‘De wreetheyt schuylt by loos bedroch;‘Men suyght, en quist der vromen bloet;‘Men quetst haer eer, men neemt haer goet.‘Ghedenckt! al wie tyrannich plaeght,‘VVert wederom in 't lest verjaeght.

15 ‘VVee hem! die pranght syn Met-ghesel!‘Noyt gaet het quá Bloet-suypers wel.

Macht-dwinghers, vol ontsach, en die Bloet-dorstich schijnt.Wanneerje hebt gheplaeght, soo wordje weer ghepijnt.

Prangh maeckt bangh.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 72: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

E8r

Die and're quelt, lijd oock ghewelt.Met Kracht buyghtmen Gheweldighe.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 73: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

E8v

XVI. Van den ouden Oyevaer.

Natura eyst, de Reden gaet het prijsenDat Iongh men moet den Ouders hulp bewijsen.

Den Oyevaer te recht dees grooten lof is waerdichBoven de voghels al, van ware trouwicheyt,VVant al syn doen, en laet, ons dat waerachtich seyt,Sijn joncxkens onderhout, hy wit en net seer aerdich

5 In't nest sonder ghevaer, en kost en dranck haer vaerdichMet yver sorgh hy steets, in overvloet bereyt,Van 'smerghens, tot dat weer den nacht syn nevel spreytHy tot vernoegh van haer in slaven is volhaerdichVVant al syn hoop is, dat sy aen hun jonghen doen

10 De selve liefd' en trou, bewijsen sullen weer,En wan door ouderdom hy wert nu swack en teer,Sy hem voor sorgh en moeyt vergheldingh sullen geven,Ghelijck de reden eyscht, door liefdens wet ghedrevenDie ons beveelt soo seer het vaderlijck ghemoet

15 Te eeren, als dat ons in onse jonckheydt doet,En naer des Hemels wet, haer steets behulpich, leven.

Verklaring.

’tOnredelijcke beest, t'welck u o mensch! gaet leerenSorchvuldich en vol deucht u kinders op te voen:Voorsiende syn behoet, hy gaet syn jonghen eerenDie in syn ouderdom hem dat weer mildich doen.

5 En u o kinders; oock dit spieghel sy ten goede,Ghelijck dees beesten doen u Ouders eert en dient,VVant die daer in volhert, Godt eeuwich sal behoedenVoor ongheval en smaet, hy is der vromen vrient.

Eccles. VII.

Wilt Vader, Moeder, bey eerwaerdich hulp bethoonen,VVant om te leven , ghy door haer ghebooren zijt:Ghelijck sy in u jeucht u poochden om verschoonen,En maeckt door troost in noot haer ouderdom verblijt.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 74: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

F1r

Uoed' om goed.

Valerivs maximvs.

[1] PEra, Cinonis dochter, heeft haer in sulcker voeghen[2] ghedraghen; ghelijck den ouden Oyevaer teghen[3] syne Ionghen heeft ghedaen. Doen haer Vader niet[4] alleen oudt, maer oock ghevanghen was, soo dacht[5] sy by haer selven, hoe dat sy van hem gheteelt,[6] versorght, ende opghevoedt, ende wel uytghegheven[7] was, ende daerom schuldich haren Uader in noodt[8] weder by te staen. Dies sy versocht by de Rechters[9] om by haer Vader te moghen komen; dat sy oock[10] verkreegh. Heeft also uyt natuerlicke weder-liefde,[11] een langhen tijt haren Uader met haer Borsten en[12] Melck ghevoed, ende by 't leven behouden.

[13] ‘Alle Salicheyt-lievende Kinderen, behooren[14] beneffens de eerbiedicheydt tot haer Ouderen, haer[15] altijts te verplichten met danckbaerheyt; ende[16] overdencken en segghen alle daghe: Uan waer,[17] en van wie ben ick ghekomen tot het ghene ick nu[18] ben, ende noyt en was?’

Eert die u leert.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 75: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

F1v

Ouden Oyevaer.

AEnmerckt eens, hoe den Oyevaer,VVt liefde, neemt syn Ionghen waer;Bevrijt haer voor verscheyde noodt,En blijft ghetrouw tot in der doodt.

5 Het Iongh-gebroet wert staech gespijst,Soo langh de Son, of daelt, of rijst.‘Dat soet geaes, leert Ieucht verstaen,‘VVat Teelders gunst doet wijsen aen.‘Eerbare Ieught die Gode lieft,

10 ‘Dijn Ouders troost, en weer gherieft;‘Als Broot-ghebreck, en meer ellend,‘Den grijsen Tijdt haer oversend;‘Ghedenckt dan het voorleden goedt,‘Hoe Moeders sorgh u heeft ghevoedt.

15 ‘Doet gunst om gunst, en deucht om deucht,‘Soo leefje langh in Rust, en Vreucht.

De Ouden wijsen aen, hoe dat ghy, fiere Jeucht,Sult gheven Gunst om Gunst, en Weder-deucht om Deucht.

Danck duert lanck.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 76: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

F2r

Uoed' om goed.Met VVel-doen kooptmen Vrientschap.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 77: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

F2v

XVII. Vanden Cameleon.

Cameleon, van verwen ongestadich,Den vleyer lyckt, in doen en woort verradich.

Den Cameleon is een beest seer kleyn van leden,t'VVelck d'ooghen hout altijd gestadich open staen,Dit dier sich vande locht alleenich kan versaen,En daer van voetsel neemt, 't zijn wonderlijcke Reden.

5 Sijn huyt is een couleur, den rugh vol herdicheden,Maer het verandert al sijn gansche Lichaem bloot,In alderley coleur, behalven wit, en root.VVel quaet, verandertmen yet teghen Natuers zeden.Van even soo'n ghemoet den vleyer wert bevonden,

10 Die naer d'humeur, en sin van and're menschen leeft,Naer dat hy siet dat die of vreucht, of droefheyt heeft,Hy sich ghelaet oft hy was droef oft bly bevonden,Maer noch in root, oft wit, hy sich niet kan verkondenTe zijn verkeert, want 't zijn der deuchden teyckens wis,

15 Schaemt, en rechtsinnicheyt, 'twelck hem seer teghen is.Die sich van Vleyers wacht, ontgaet veel snoode sonden.

Verklaring.

Pluymstrijckers onbeschaemt, Kopp'laers en Roffianen,Bedrieghers valsch van gront, die menghen haer int hof,En met hun vleyich gift, besmetten 'sKonings lof,Vervolghend' haer wellust, den wech sy listich banen,

5 Met yver sorch en moeyt, tot bloedich strijt en twisten,Tusschen de gheen die zijn steets vrienden ende maets,VVaer door sy hoopen, een van hunder beyder plaets.Pluymstrijckers treecken snood, zijn vol dood'lijcke listen.

Esaie V. Ozee VII.

Wee die het quaet, het goet, en 't goet, het quaet sal heeten,En die de nare nacht, voor 't ware Licht bemint,En die spreeckt teghen reen, 't gheen' beter hy sal weten,Uan God hy werdt ghestraft, in thooren fel ontsint.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 78: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

F3r

Onghestadigh is onghenadigh.

Probvs.

[1] AEn Alcibiades heeftmen bevonden dierghelijcke[2] eyghenschap. Even als desen Cameleon. Want hy[3] heeft hem in de snoode Eer-sucht heftich bekommert,[4] ende sich in de ghemeene Lof, en Roem gevoedet,[5] ende syn ydel Leven onderhouden. Hy hinck de[6] wimpel na alle winden; Allerley zeden, en manieren[7] nam hy aen. By die van Athenen, leefde hy na haren[8] aert! vriendelick in ghelaet en zeden: Met die van[9] Persen onvriendelic, en oploopich, in brassen,[10] drincken, en dierghelijcke dinghen meer. Met de[11] Troyanen begaf hy hem tot vleyschelicke lusten.[12] Maer hoe wel hy yder een socht te lief-kosen, onder[13] schijn van een aerdigh Man te zijn, soo heeft hy[14] nochtans gheen deuchtsaemlick leven aen-[15] ghenomen, ende heeft sich door ydelheydt ghevoed.

[16] ‘Het is by ervarentheyt kenlick, dat[17] onghestadige Luyden weynigh bedyen, op de[18] Werelt.

[19] ‘Veel veranderingh, is veel-tijdts onseker.’

Die blijft, beklijft.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 79: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

F3v

Van de Cameleon.

CAmeleon, dat ydel Beest,Onvast in Huyt, en binnen-gheest;De Voeten scherp, de Staert ghekrult,Dat met de VVint syn Maghe vult.

5 Dit wanckelbaer door schijnich Dier,Dat Lucht, en Aerdt, en VVater, Vyer,Haer verwen neemt bysonder aen.Siet! Schijn-ghelaet behoutet staen.‘Die Pluymen strijckt, en Lueghens praet,

10 ‘Cameleons zijn ’t met der daet!‘Hoe menigh Prins, en grooten Heer,‘Bestreeltmen door het Tonghen-smeer!‘Men smeet een Klacht, of lichte Klucht,‘Men broed Ghejock, of swaer Ghesucht!

15 ‘Een VVagghel-muts, en VVapper-mont,‘Is sonder schaemt, en sonder gront.

Veel schijnen hoogh vereert, door kostelick cieraet,Al ist van buyten moy, van binnen is het quaet!

Geen Schijn, heeft zijn.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 80: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

F4r

Onghestadigh is onghenadigh.Veranderlicke Luyden bedijen selden.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 81: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

F4v

XVIII. Iupiter, en de Honich-Bye.

Niemandt behoort God dwaeslick yet te verghen,Het gheen hem mocht tot gramschap ylich terghen.

De Honich-Bye, eenmael in offer naer 't betamen,Veel Honich-raten soet, aan Iupiter sy brocht:Op dat daer door sy kreech, het ghene sy versocht,Teghen de ghene die haer soete Honich namen.

5 Sy badt, dat al de gheen, diese weer stelen quamen,Zijnde van haer gheraeckt, moest lijden doodes quael,De Goden, met dit ghebedt, spotten al te mael,Dat om een Mans proffijt, soo veel men sou beschamen.Iupiter al vergramt, door dees onrechte bede,

10 In't by-zijn van de Goo'n, dit waerde vonnis gaf:Dat, als voortaen de Bye sou yemandt steken straf,Dat hem bleef in het Vlees (door over-wreede zeden)Den Angel, dat de Bye het alsdan sterven dede.Alsoo van dien tijdt af, s'Byes leven wierd ghestelt

15 In synen Anghel, ’t welck hun noch wel heftich quelt.Een wijsen Rechter, noyt vergheten sal de Reden.

Verklaring.

God lieft niet, dat de Mensch door haet of nijt te draghen,Vervolght sijns Broeders doot, of onderganck, en smaet,Aen een wraeck-giere Ziel, heeft Godt gheen wel-behaghen.En dick hem selfs ghebeurt, 't gheen ander hy wenst quaet.

5 VVel ydel is de gheen, die door ghebedt, bejaghenVVaent van God, ’t gheen syn Hert wraeckgierichlick begeert.God lieft d'ootmoede Ziel, die met vernedert vraghenVerghevingh eyst van sond', en hoochmoet van sich weert.

Proverb. XXX.

Salomon niet en bidt aen God in zijn ghebeden,Dat syn vyanden hy te niet doet en verflout,Alleen hy bidt, dat hy mocht leven steeds in vredenIn dese Werelt, met een reed'lick onderhout.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 82: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

F5r

Een Wraeck-ghebedt, Zeghen belet.

Lvcae cap. 9.5.

[1] SOo wraeck-ghierich waren de Leerlinghen Christi.[2] Ghelijck dese Honich-Bye. Want doe de Heere[3] Christus haer voor henen sont in Samariam, en dat[4] de Samaritanen haer alleen niet en wilden[5] herbergen, maer boven dien noch qualick[6] bejegenden, ende onvriendelick afwesen; Soo baden[7] sy Christum, dat hy hun macht wilde geven, dat sy[8] het Uyer van den Hemel op haer mochten doen[9] vallen; ende haer al te samen verdelgen, ende[10] verbranden. Daer op hen Christus antwoorde: dat[11] sulcken hittighen straf, niet alleen te swaer, maer[12] dat oock haer begheeren gantsch onbillick was; Ja,[13] datse niet en wisten van wat Gheest sy lieden waren.

[14] ‘Alle de ghene die selver ghebreken hebben[15] van sondesmetten; en moghen de onsuyverheydt[16] niet bestrijden van andere sondaren, of[17] veroordeelen die selve.

[18] ‘Men sal syn eyghen quaet benijden, en[19] verdempen. Wel aen dan doet aldus: Verwint u[20] selven; ende leeft wel, en laet wel leven’.

Haet, schaet.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 83: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

F5v

Iupiter, en de Honich-Bye.

DE Koninck van de Byen tracht,Tot hy een Gift ten Offer bracht,Vol soeterny van Honich-raet,Daer neffens by oock bitter gaet.

5 De Bye, die badt eerbiedich soet,Niet dan uyt wraeck, en nijds-ghemoet;Versocht, soo wie om Honich quam,Dat hy, voor straf, hem 't Leven nam.Maer, Iupiter, der Goden Voocht,

10 Sprack: Dijn versoeck niet veel en doocht;Ach! felle Bye, ghy dient verplet,Om datje zijt met quaet besmet!VVanneerje straelt, of quetst, of lemt,Dan heeft de Doot u kracht ghetemt.

15 ‘Die bidt, en smeeckt, uijt, wraeck, en haet,‘Ontfanght dan 'tgheen hem teghen gaet.

Wilt ghy, met u Ghebedt, den Hemel open sien,Roept maer: O grooten God! dijn wille moet geschien.

Vermijdt de nijdt.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 84: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

F6r

Een Wraeck-ghebedt, Zeghen belet.Die andere jaeght, moet selver loopen.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 85: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

F6v

XIX. Van de Pauvv, en de Nachtegael.

Yder behoort vernoeght, gherust te leven,Met 't ghene Godt belieft aen hem te gheven.

De Pauw die boven-maet is trotsich en hovaerdich,Aen Iuno, de Godin, die sy gheheylicht is,Quam spreken, ende haer beklaghend' was ghewis,Hoewel myn Pluymen zijn, seer overschoon en aerdich,

5 Nochtans en heb ick niet (sey sy) het gheen soo waerdichHet Nachtegaeltje maeckt, dat is soo'n soet gheluyt,Daer met hy Mensch en Goo'n, ten Bos kan locken uyt.Ick bid u (sprack sy) gheeft myn oock soo'n Stemme vaerdich.Maer Iuno lachten om dit Beest soo trots van wesen,

10 En sey dat niemandt 't al kan hebben naer syn sin,Besiet u schoonen Staert, en spieghelt u daer in,(Sey sy) die van elck een soo waerdich wert ghepresen,Voor nijt ghy u behoort voorsichtelick te vresen.VVort 't Nachtegaeltje om het hooren soet bemint,

15 Ghy zijt, door het ghesicht, van yder een besint.Dus u vernoegh'lick rust, quelt my niet meer naer desen.

Verklaring.

VVel hem die sich vernoecht op s' Hemels waerde gaven,'tZy of den lieven Godt hem veel of weynich gheeft:Maer, die in hunne ziel steeds onvernoegh'lick leeft,Door hoovaerdy en trots, zijn Eersuchts domme slaven.

5 Ontsint en ongherust, sy steeds ghebreckich draven,Vol nijdicheyt, die haer het Hert inwendich knaecht,En steeds in overvloet, hy als gebreckich klaecht.Dees leeft armoedich, hoewel hy is rijck van Haven.

Ioan. III. Psalm XXVIII.

Met 't gheen dat ons God gheeft, zijn wij daer met te vreden,Want wy en hebben niet dan van syn milde handt.Al 't gheen hy u ghebiedt, ontfangt met danckbaerheden,Sonder dat teghens hem, ghy twist, in u verstandt.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 86: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

F7r

Wilt u voeghen, tot vernoeghen.

In Adagiis.

[1] CAllinous, de soon Calliopes, had sulcken[2] eygenschap, als de Pauw, hoewel hy niet alleen[3] schoon van Lijf was, maer oock van ghedaente, ende[4] goede Natuere, en daerenboven met sonderlinghe[5] groote gaven des verstants was verciert, soo heeft hy[6] de Goddinne Calliope raet ghevraeght, hoe hy de[7] sake soude aenvanghen, om de Kunst van Wel-[8] singen te leeren? Daer op de Goddinne antwoorde:[9] Dat hy sich met de gaven soude verghenoegen laten,[10] die hem gegeven waren, en na geen andere trachten,[11] noch soecken te wenschen.

[12] ‘Die niet te vreden is, met 't gene hem God[13] gheeft, is niet waerdich dat hy een zegen-rijck[14] Leven heeft ontfangen.

[15] ‘Ghy begheerlicke Menschen-breyn; dat altijts[16] bedomt is met Waggel-lust; dit moetje ghedencken;[17] dat:’

Ghenoech is meer als veel.

Aerdigh blijft waerdigh.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 87: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

F7v

Pauvv, en de Nachtegael.

DE trotze Pauw, vol schoonen glans,VVas op een tijdt verlieft bykansOp 't kleyne Dier, de Nachtegael,Die soetjes songh de Somer-tael.

5 Met droefheydt klaeght de grootse Pauw,VVaerom haer stem gaet dof, en flauw!En dat by al haer fraey cieraetGheen Aerdicheyt beneffens gaet.De Nachtegael, riep gantsch verblijt;

10 O schoonste Pauw, blijft onbenijt!Ick ben in 't kleyn te vreden, siet,Maer by u ist vernoeghen niet!‘Natuere leert dat yder een‘In 't Kleyn, of Groot moet zijn te vreen.

15 ‘In Middel-maet is gheen ghequel;‘Die sich vernoegt, leeft wis, en wel.

Die in syn kleyn Beroep, met groot genoegen leeft,Smaeckt al het bitter soet, en eert al wat hy heeft.

Kleyn is Reyn.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 88: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

F8r

Wilt u voeghen, tot vernoeghen.Die met het syne te vreden is, leeft rijckelick.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 89: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

F8v

XX. Van den Leeuvv, ende van de Muys.

Hoe hooch, yemant is, door't Gheluck gheresen,Een kleyne macht hem dick kan hulpich wesen.

Een stercken Leeuw eenmael tot rust sich hadt begheven,In een belommert dal, met telghen groen beplant.In eensaemheyt hy sich daer wel vernoeghlick vant:Doch siende, metter yl, een Muys rontom hem sweven,

5 Hy greepse, die verbaest hem badt, met vreesich beven,Dat hy hem door ghenaed' het leven laten wou:En loofde, dat naer macht, hy't hem verghelden sou.Den Leeuw medoghend', liet het kleyne Diertje leven.'tGhebeurde korts daer naer, soo wonder syn ons saken,

10 Den selven Leeuw int net wert, daer ontrent, ghevaen:Hy bruld' en tierde luyt, 't welck 't Muysje heeft verstaen,Die quam gheloopen, oftse hem los konde maken.Sy arbeyt soo behend', den Leeuw quam uyt te raken,Die boven maet verheucht, bedacht in sijn ghemoet:

15 Men is het niet al quijt, datmen den kleynen doet.Een stercken Leeuw moest wel, des Muysjens hulpe, smaken.

Verklaring.

Ghy die, door het gheluck, int hooghst zijt opgedregen:Veracht den kleynen niet, om syn verneerden staet:Gedenckt, het wanckel gh'luck, soo licht het rat omslaet,En dan, der, kleynen hulp, koempt wonder wel gelegen.

5 Hierom, den wijsen Mensch, door Godts ghenaed' en zeghen,Leeft soo, dat hy steedts blijft, bemint, en ongehaet;Maer die den Kleynen hoont, veracht, en oock versmaet,Die is, den damp des G'luckx, in't hooft wel dwaes ghesteghen.

Proverb. XXVII.

Veel waerder, men altijdt, een trouwen Urient sal achten,Die ylich hulp bewijst, wel yver in den noot,Dan grooten Rijckdom, daer soo seer men naer gaet trachten:Want 't Gelt en maeckt gheen Vrient ghetrou, tot in der doot.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 90: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G1r

Ist Kleyn, ist Groot, 't lijdt somtijts noot.

Egnativs.

[1] BAlduino, den Koninck te Jerusalem, daer is het[2] even alsoo mede afgheloopen, als met de Leeuw in't[3] VVarre-Net. Want, doen hy Admirata, des[4] Turckschen Bassa Huysvrouw, ghevanghen hadde,[5] ende dacht die selve te dooden; so besinnede hy hem[6] geheel anders, ende dacht, by hem selven; hy soude[7] weynich profijt met haer doot uyt-rechten; maer[8] beter doen soo hy haer los liet. Daer op hy de selve[9] heeft vry laten gaen. Niet langhe daer na wierdt[10] Balduinus van den Turcken selfs ghevanghen: Doen[11] liet het Wijf niet af, of sy maeckte Balduinum mede[12] los en vry, ende hielp hem met sonderlicke list uyt de[13] Banden; tot een teycken van Danckbaerheyt.

[14] ‘Het is een danckbaer Mensch goet deucht[15] doen.

[16] ‘Men kent gheen Vrienden, dan in noot.

[17] ‘Maer, ondanckbaerheyt is onlijdelick!’

Belet ontset.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 91: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G1v

Leeuvv, en de Muys.

EEns by gheval, de Leeuw verstrickt,In't VVarre-Net, alsoo beschicktdoor Iaghers list, voor't onghediert,Dat door het Velt, en VVouden swiert.

5 Eylaes! de Leeuw, die grimt en bruldt,Dat schier de galm het Bos vervuldt.Een kleyne Muys, koemt by gheval,Aensiet de praem, en hoort gheschal,Van 't grousaem Beest; en knaeght, en knarst

10 De stijve Strick, en Touw te barst.Dees groote deucht de Leeuw ontfinck,Om dat voortijdts de Muys ontginckVan hem bevrijt voor pijn, en doot.‘Ghy, benje kleyn, of benje groot,

15 ‘Soo denckt ghewis: Terwijlje leeft,‘Dat yder een wat noodich heeft.

Ghy Meeste, die men vint, doet aan de Minste deucht,om datje niet en weet, waer ghy toe komen meucht.

De noot onbloot.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 92: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G2r

Ist Kleyn, ist Groot, 't lijdt somtijts noot!Niemant weet wat hem naer volghen kan!

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 93: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G2v

XXI. Vande Vlieghe, en de Miere.

Prijswaerder ist, met arbeyt sich t’erneeren,Dan leuy, veracht te leven vol oneeren.

De Vliegh eenmael verweet, de Mier, dat sy verschovenIn eensaemheyt, veracht moest leven in het wout,Van weynich graens ghegaert, ghy u slecht onderhoudt,En dats u steedse kost (seyt sy) niet waert om loven:

5 Maer ick die leef altijt in Conincklicke hoven,En weeldich ick mijn voe, met spijs en dranck naer lust,Der Princen leckerny, mijn graech den honger blust,Soo dat ick in mijn lust, den Prince gae te boven.De sorchdraghende Mier seer naerstich om te sparen,

10 Dit hoorend, schemper lacht, en d'ydel Vliegh bespot:Tis waer seyt sy, g'hebt van veel leckerny t'ghenot:Maer denckt, dat ghy dat koopt met duystderley beswaren.In uwe hoochste weeld', kont ghy u niet bewaren,Noch van het dreyghend' mes, noch yet daer m'u met slaet.

15 De Spinnekop, voor u, haer net bereyden gaet.Onsalich is de weeld', mits in soo veel ghevaren.

Verklaring.

VVel dwaes is die steeds soeckt, door geyle weeld ghedreven,Om in soo veel ghevaer, syn leck're keel t'voldoen:Maer wijs die sich vernoecht, soeckt matelijck te voenMet ghemeenen kost, 'twelck syn arbeyt hem sal gheven:

5 Maer fy die door wellust, soo gierich soeckt te leven,Dat hy lijt, om syn buyck, veel smaet in s'Princen hof,Veel grager, smaken wis, de boersche spijsen grof,Van een arbeydich mensch, die stil in rust sal sweven.

Proverb. XVI.

Veel meerder ghelt het kleyn, met eer en deucht ghekomen,En dat te bruycken, soo ons Godt het selver raet,Dan boos verkreghen schat, en prachtighe rijckdomen.Die gierich is, en leuy, in ongheluck vergaet.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 94: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G3r

Arbeyt wint, weelde slindt.

Cvspinianvs.

[1] TUsschen Maximianum, ende Diocletianum, zijnder[2] sulcke redenen ghevallen, op de maniere vande[3] Vlieghe ende Mieren. Soo wanneer, als Maximianus[4] aenvinck Diocletiano wijs te maken, dat het beter[5] was, op syn Boers te leven, dan op syn Hoofs. Soo[6] heeft Diocletianus het Keyser-Rijck, met alle syn[7] Majesteyt verlaten, ende op ’t Uelt in een Hutte sich[8] met slechte Kost en Dranck laten vernoegen; Tot[9] den welcken Maximianus namaels quam, ende prees,[10] en roemde hem selven boven Diocletianum, om dat[11] hy dagelijckx heerlicken met volheyt leefde, met[12] Keyserlijck eten, en Drincken; ende dat Diocletianus[13] synen Buyck met slechte grove spijse vervulde. Daer[14] op hem Diocletianus antwoorde: als dat hy met[15] alsulcke gheringhe Kost wel te vreden was.

[16] ‘Kostelicke Brasseren zijn haer leven niet[17] seker.

[18] ‘Daer en teghen hebben de sobere Arbeyders[19] het sekere kosje.’

Gauwe vlijt, gheeft profijt.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 95: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G3v

Vlieghe, en de Miere.

DE stoute Vlieg, die hoocheyt prijst,Daer weelde leuy, en lecker spijst;Swierd eens in’t ruym, aen boom-gheplant,Alwaer sy kriel van Mieren vant,

5 Die besich zijn, met wijs beleyt,Om voor-baet, door de neersticheyt;Terwijle dat de Somer-luchtGheeft volheyt van verscheyden vrucht.Maer dwase Vlieg, bespot de vlijt.

10 VVaer op de Mier met re'en verwijt,Seyt, leghe Vliegh: Ghevaer, en kouw,Die brenghen u in noot, en rouw.‘Een leuyen Bloet, die slaept, en kijckt,‘Terwijl syn Tijdt, en Leven wijckt.

15 ‘De staghe sorgh, voor alle quaet,‘Maeckt dat het Schip niet onder gaet.

Wie sich, met vreese Gods, tot neersticheyt ghewent,Uerkrijght een Zeghen-vloet, en daghelijckxse Rent.

Sparen, doet vergaren.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 96: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G4r

Arbeyt wint, Weelde slint.Ledicheyt is Moeder van Ellende!

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 97: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G4v

XXII. Vanden Hont, ende van 't Schaep.

Ghetuyghen vals, zijn yder mensche schadich,Maer meest ’t Gerecht, sy ong'lijck doen verradich.

Een groote Dogghe wreet, verhonghert boven maten,Om dat hy't Schaep, een broot gheleent hadt, soo hy seght,Treckt onbarmhertich, flucx het arme schaep voor reght,Eyst stracx te zijn betaelt, oft moest het leven laten.

5 Het Schaep onnoosel dier, (oft hem doch wat mocht baten)Heeft voor den Rechter, stracx den eys plat uyt ontkent:Den dog' hier door vergramt, sich tot ghetuyghen went.'t Recht dat op tuyghen vest, is twijfelich te vaten.Den Dogghe, tuyghen drie heeft metter yl ghevonden,

10 Ghelijck de boos, wel steets vint sulcke boeven loos,Den Gier, den Havick, en de VVolf hy verkoos,Die yder, met hun wensch het Schaepkens vleesch verslonden.Dees voor den Rechter, stout des eysschers recht vermonden,Die eyst doen flucx syn broot; oft dat het schaepkens vleys

15 Volkomen sou voldoen, syn onrechtvaerdich eys,De vals' vint altijt, die syn valsheyt recht oorkonden.

Verklaring.

'tGhebeurdt noch allen daech, d'onnooselen seer smadich,VVert vande boosheyt wreet, bevochten tot der doot,En oft dat hy al klaecht, syn ongeval, en nootDen Rechter, soo vint hy daer niet veel hulp weldadich.

5 'tGelt, jonst, en vrienden zijn het recht in allen schadich,Hier door de boos' verkrijcht het geen syn ziel begeert,En meest in desen tijt dees valsheyt snoot regeert,De Schael, hangt al te seer, naer boose 'tGout verradich.

Proverb. XXV.

Een valsch ghetuyghen wert, ons wel te recht gheleken,By een tweesnijdend' swaert: oft pijle scherp verstaelt,Maer die d' onnoos'len, sal vol valsheyt wederspreken:Sijn ziel rechtvaerdich, wis ter hellen neder daelt.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 98: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G5r

Qua Ghetuyghen, Reden buyghen.

Sallvstivs.

[1] IUghurta, met Adharbal, hebben alsoo ghehandelt,[2] als de Hondt met ’t Schaep. Wanneer Adharbal te[3] Roomen Iugurtham beschuldichde, dat hy ten[4] onrechte hadde omghebracht synen Broeder, ende[5] hem uyt syn Goedt met ghewelt gedreven: Soo heeft[6] Iugurtha valsche ghetuyghen daer toe gekocht, en de[7] Rechteren met groot ghelt de ooghen begoochelt, om[8] dat sy den Adharbal syn rechtveerdighe sake souden[9] teghen alle Recht krom-om wijsen, ende den[10] Jughurtha het verkeert Vonnis laten uyt-spreken, tot[11] haer voordeel, door middel van het ghelt.

[12] ‘Daer het gelt boven gerechticheyt heerschet,[13] moet onnooselheyt jammerlick verdruckt werden.

[14] ‘Maer Schijn-recht, is geen Fijn-recht!’

Omghekocht, is omghebrocht.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 99: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G5v

Hont, en Schaep.

EEn Schaepje wiert voor Recht ghedaeght,En van de Hont straf aengheklaeght,Hoe dat het Schaep Broot schuldich was,Eyst Lijf, en Goet, of 't Leven ras.

5 Daer op ontkent het Schaepje schult.‘Een lijdtsaem Hert dat lijdt ghedult.De snoode Hont, heeft omghekochtEn VVolf, een Gier, en VVou hy brocht,Op dat het Schaep wert overtuyght,

10 En 't Recht, eylaes! krom-om-ghebuyght.Het Vonnis sprack, gheboghen uyt:De Schapen-vacht wert nijders buyt.‘VVee! die besweert een valsche saeck,‘Om dat hem wat profijt ghenaeck.

15 ‘Ach! wie mis-spreeckt, is fel, en dwaes;‘Hij wert een boef, en Duyvels aes.

De veelheyt van den haet, doet Machteloosen pijn!Nochtans, het rechte Recht mach niet gheboghen zijn.

Lijdt, en mijdt.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 100: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G6r

Qua Ghetuyghen, Reden buyghen!Die Valsheyt zaeyt, sal Boosheyt maeyen.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 101: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G6v

XXIII. Vanden Ezel gheladen met Spijs.

Van 't Goet dat u Godt mildich heeft gegeven,In reden, wilt daer matelick van leven.

Een Vreck, en groven Boer, besat veel goet en haven,Om dat te meeren steeds, was al syns herten lust,Als Bedelaer ghekleedt, hy nimmer was gherust,En nau hy at, den dorst met water hy ginck laven.

5 Altijd vermoeyt, en mat, door syn gheduerich slaven,Staech met een yver heet, om garen 't ydel goet.VVaer by, dunckt u, datmen soo een ghelijcken moet,Dan by een Ezel, die ellendich arm moet draven?VVant d'Ezel is een slaef, van yder Mensch op Aerden,

10 Die Nacht, en Dach hy dient, met arbeyt, moeyt, en smert.En dick, met leck're spijs, hy wel gheladen wert,En ander kost'lick goet, seer rijckelick van waerden.Doch voor syn selven, hy daer niet af weet te nemen.Heeft Haver, Hoys ghenoech, doch Stek'len smaeckt hem meer.

15 By-een-gheschraepte goet des Ouders vol oneer,Den Kind'ren, al te licht, verquisten en vervremen.

Verklaring.

Die ongheluckich vreck is, even sal gheschieden,Die vrolick leven kan, soo hy wil, en gheeert,En reed'lick leven, so hy in syn Ziel begheert,

5 Maer ghiericheyt te seer syn herte gaet ghebieden,Rechtvaerdigh God oock dreycht, te straffen, dese Lieden,Die (vreck') sijns naestens last, en soo een Mensch, ghewis,Die leeft tot niemants nut, sijn eyghen Straffer is.Een wijs, en vroom Ghemoet, sal giericheyt ontvlieden.

Psalm LXI.

Indien dat God, ô Mensch! u Rijckdom heeft ghegeven,Die t'lieven al te seer, u wel voorsichtich wacht,Den Rijckdom dickwil doet de Ziel en Lichaem sneven:En te verquisten tijdt, in ongheluck vol klacht.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 102: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G7r

Spaert matich, quist batich.

Sabellicvs.

[1] VAlerianus, die ellendige gevangen Keyser, is[2] geweest veel ongheluckiger, als desen Ezel met[3] Spijse beladen. Na dien hy van den Sapor, Koninck[4] van Perssen bekrijcht, gevanghen, ende met stricken[5] gebonden, ende alsoo in slavernie ghebracht was,[6] soo heeft hy als een armen Ezel, moeten heel swaren[7] arbeydt doen, ende hem oock voor een Uoet-schabel[8] moeten laten ghebruycken, als de Koninck te Peerde[9] wilde op-sitten; Boven dien is hy noch jammerlick[10] gheslaghen, mitsgaders magerlick gespijst, soo[11] langhe, tot dat hy in sulcken Ezel-licken arbeyt, syn[12] leven ellendich heeft gheeynt.

[13] ‘Ueel te ruym is soo hinderlick, als al te nauw[14] te leven.

[15] ‘Het syn sinneloose Menschen, die ellendighe[16] weelde, en weeldighe armoede verkiesen.

[17] ‘Die sich selven niet en gunt, daer kan[18] niemandt deucht van gheschieden.’

Sonder Rust, sonder Lust.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 103: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G7v

Gheladen Ezel met spijs.

AEnsiet eens hier den Ezel gaen,En 't magher Beest wel vet belaenMet soet Gheback, en Hasen-bout,Capoenen vleys, Saucijen sout,

5 En heet Ghebraet, en koelen VVijn,Voorts wat daer noch kan lecker zijn.De Ezel niet van smullen weet,Verkiest ellend, en Distels eet.‘Hoe menigh Vreck, waeckt, vroet, en draeft,

10 ‘En hoopt, en stroopt, en knoopt, en slaeft,‘Loert op ghewin, en woeckert staegh,‘Breydt 's nachts een strick, en vanght by daegh,‘Bekommert sich voor 't heele Broot,‘Een kantje brenght hem tot de Doot.

15 ‘Hout dese Les voor wel gheseyt:‘VVeest niet te vreck, quist met bescheyt.

Te weynigh heeft ghebreck, te veel is onghesont.Spaert matich voor de Ziel, quist batich voor de Mont.

Al te vreck, heeft ghebreck.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 104: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G8r

Spaert matich, quist batich.Een Gierigaert verteert synselven.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 105: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G8v

XXIV. Vanden eenighen voghel Phenix.

Sterckte vergaet, Ionckheyt sal u begheven,Maer, ware deucht, oneyndelijck sal leven.

D'eenighen Phenix, leeft drie hondert veertich Iaren,En nimmer voet hy jongh, want sonder weerga leeft,Dees als hy nu bemerckt, syn tijt te zijn vol-leeft,Op een verheven Rots, hy yver gaet vergaren:

5 Veel drooch vermolsemt hout, en and're drooghe waren,Het welck hy door de hit des Sons onsteecken doet,En stelt sich dan daer op, met een bereyt ghemoet,Om door een brave doot sich inde as t'herbaren.'t Ghebeurt oock korts daer naer, dat uyt de as komt vooren

10 Een worm, die metter tijt, krijcht 'sPhenix wesen wis,Tot dat die eyndich weer een schoonen Phenix is,Dus leeft dees voghel staech: ’t welck wonder is om hooren,Maer hier met Godt, ô mensch! bethoont sijn groot vermoghen,Die desen Phenix gheeft, door sijn wil d'eenicheyt.

15 Alsoo oock naer ons doot, ons Godt seer goet bereyt,De eeuwicheyt ons ziel, ten Hemel in-ghetoghen.

Verklaring.

Met desen Phenix, recht men Christus moet ghelijcken,Die door een ware liefd', om ons een bitt'ren dootGhele'en heeft, op dat hy ons lost van d'helsche noot,En met de Salicheyt ons eeuwich sou verrijcken.

5 Dat Duyvel, Doot, noch Hel, ons niet en doen beswijcken,Om met een liefdich hert, tot Godt te gaen vol eer;VVant die in Christo sterft, herbaert sich selven weer,En sal met Godes glans in d'Hemel sich verrijcken.

Ephes. IIII.

Doen wy sterven, het vleesch verganck'lijck ongheduerich,Door Godes gheest, die ons in beter leven voet,En leven wy altijt in Godes liefde vuerich,Ghelijck een Phenix, dan ons Christ herleven doet.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 106: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G9r

O! Deughdelick blijft, als 't al ontlijft!

S.S. Patres.

[1] OP ghelijcker wijse, van de Uogel Phenix, die hem[2] selven eenich wel-rieckende houdt verghaderdt, 't[3] welck der Sonnen hittenstrael aensteeckt, ende hem[4] selven daer in verbrandt, ende uyt die selve Assche[5] eenen nieuwen Phenix voort koemt. Alsoodanich[6] heeft onsen Heer Salichmaker Iesus Christus voor[7] hem selven dat hout des Cruyces verkoren, en is in[8] het vyer der Liefde aen 't selve doorvlamt, ende[9] gestorven; ende wederom, ontsterffelick, ten derden[10] daghe onlijdelick, ende verheerlickt op-ghestaen;[11] want Iesus Christus, die was, en is, en blijft[12] Eeuwich, met God de Vader, ende Heylighen[13] Gheest.

Anders gheen, als EenSalich

LIICK!

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 107: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G9v

Eenighen Voghel Phenix.

ARabien den Phenix gheeft,die noyt en teelt, of Ionghen heeft.Men seyt, hy leeft (en houtet waer)Drie hondert ruym, en veertich Iaer;

5 VVert met der tijt syn leven zat,Verkiest een Rots; op ’t hoochste plat,Aldaer de Doot (die bitter knaecht)Met soeten reuck wert uytghejaecht.Der Sonnen-strael ontsteeckt syn Nest,

10 Den Phenix brant tot As op 't lest;VVaer uyt een VVorm te voorschijn koemt,Die yeder weer den Phenix noemt.‘Een wijs verstant, in kunst gheleert,‘Of die sich tot veel Deuchden keert,

15 ‘Die klimt, en blijft ten Hemel in.‘'tGoet Eynde wijst een goet Begin.

Wie Uleys, en Bloedt verwint, en sterft terwijl hy leeft,Blijft eeuwich in de Rust, daer Doot gheen kracht en heeft.

Gheen Lof wert Stof.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 108: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G10r

O! Deughdelick blijft, als 't al ontlijft!Een goet Leven, maeckt een salich sterven.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 109: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

G10v

Opmerking:

Op E8r komt bij Van de Venne een foute prent voor. Hier beelden we de prent afdie er had moeten staan, namelijk die van de olifant en de draak, afkomstig uit Perret1617.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 110: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

1

[Editie]Voorwerk

A1 r: Voorpagina

- Woudt: bos, groot aantal [WNT 26, 2364 en 2368] De verwijzing naar een woudis opmerkelijk. Het zou het woud der fabeldieren kunnen zijn, of de natuur waarmensen kennis opdoen. Van de Venne spreekt in de voorrede op regel 51 ookover een VVandel-Tuyn, wat zo goed als synoniem is met warande (tuin, park).Het fabelboek wordt wel vaker als ‘lusthof’ voorgesteld. Becker suggereert eenverband tussen deze titel, de Warande der Dieren van Vondel, en CorneliusKiels Viridariummoralis philosophiae: ‘Das Viridarium gibt möglicherweise dasVorbild für den Titel der Warande wie für die niederländische BearbeitungPerrets Woudt van wonderlicke sinne-fabulen’. [Becker 1974, p. 5; zie ook VanVaeck 1993, p. 37] Het is misschien toevallig dat de term warande ook in deinleiding van Lucas d’Heere bij De Dene staat: In dees waerande schoon, derbeesten afghemaeldt [De Dene p. 3, strofe 3], maar dit zou Vondel ookgeïnspireerd kunnen hebben. Dit is de mening van Raupp 1987, p. 250, die erook een verwijzing naar de tuin van Eden in ziet. Over de invloed van De Deneop Vondel zie Geirnaert en Smith 1992, p. 29 en 31.

- Sinne-fabulen: fabels met sinne: verstand, geest [WNT 28, 1039, III, 9]. In dezeventiende-eeuwse literatuur is sinne eigenlijk een complexer begrip. Bij Vande Venne hangt het samen met zijn concept Sinne-cunst. Volgens Portemanen Van Vaeck is deze sinne-cunst in de eerste plaats een bimediale kunst, dieop sommige punten dicht bij de emblematische kunst ligt. Van de Venneonderstreept het samengaan van de zusterkunsten in zijn voorrede:Reden-kunst, en Beelden-kunst, moeten nootsakelick by een (r. 9), [Van Vaeck1993, p. 37 en 1988, p. 102]. Hierin herkent men het ut pictura poesis- principevan de bimediale kunst: door het samengaan van de evenwaardigeschilderkunst en poëzie (of woord en beeld) is de sinne-cunst volgens Van deVenne boven alle andere artistieke disciplines verheven. Volgens Porteman isde Sinne-cunst als bimediale kunst dan ook het zwaartepunt van Van de Venneskunstopvatting en artistieke praktijk. Zijn richtsnoer hierbij zou een soort realismezijn. [Porteman in Plokker 1984, p. 7 en 1983, p. 342. (ook drukkersmerk metPictura en Poesis)] Van de Venne toont zich hierbij meester van een verfijnden ambigu spel met woorden en beelden. Belangrijk hierbij is de vindingrijkheidvan het verstand, de ‘geestigheid’, het ‘zinrijk vernuft’; in dit opzicht isSinne-cunst vooral vernuftspel. [Van Vaeck 1988, p. 103 (over homonymie)en p. 110; Porteman in Plokker 1984, p. 8]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 111: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

2

- Beelden: nabootsingen van een persoon of zaak in schilderijen of tekeningen[WNT 2/1, 1276, 2]; hier worden de etsen van Gheeraerts bedoeld.

- Gheneuchte: genoegen, genot, vreugde [WNT 4, 1526, II]- Gheneghentheden: neigingen, begeerten, lust [WNT 4, 1512, II, 1]- Steven Perret: of Etienne Perret; zestiende-eeuws Brabants auteur en politicus,geboren in Antwerpen, is tijdens de heerschappij van Leicester (van wie hijeen aanhanger was) naar Rotterdam verhuisd. Zijn politieke ideeën kosttenhem een jaar gevangenschap; daarom zou hij de politiek voor de poëzie geruildhebben: hij publiceerde de XXV. Fables des Animaux [Plantin, 1578], eenFranse bewerking van De vvarachtighe Fabulen der dieren van Eduard DeDene, met platen van Marcus Gheeraerts. De Nederlandse vertaling van ditwerk (XXV. Fabulen der Dieren, 1617 te Delft gedrukt) is tevens de bron vande Sinne-Fabulen van Van de Venne. [Biogr. Nat., 17, kol. 65-68]

- Sinne-rijcke: rijk aan Sinne (verstand, geest; zie hoger)- Al waert v al ontgaen: al had je niets meer, Ontgaen: ontsnapt [WNT 10, 1846,B, 5]

- Isaack van VVaesberge: Isaack (1606-1648) is de tweede zoon van Johan vanWaesberghe en Catharina du Pire. De familie Van Waesberghe was een oudeadellijke familie, die zich toelegde op het boekverkopen en -drukken, de Faamis het ouderlijke huis te Rotterdam. Isaack staat bekend als schoonschrijveren heeft goede drukwerken afgeleverd, onder meer woordenboeken enreligieuze werken. [Ledeboer 1859 p. 95-99] Bij Isaack verscheen in 1632 ookeen herdruk van de Zeevsche Nachtegael, een boek dat oorspronkelijk in 1623door Jan Pietersz. en Adriaen Van de Venne uitgegeven werd, met o.m.bijdragen van Adriaen, en de aanhechting van zijn Tafereel van Sinne-mal. Nade dood van zijn broer Jan van de Venne beschikte hij niet meer over eendrukkerij. Adriaen leende het privilege voor de druk van Cats' Proteus eerderook uit aan Pieter van Waesberghe. De samenwerking tussen Van de Venneen de familie van Waesberghe voor de uitgave van de Sinne-Fabulen is dusniet uniek. [Van Vaeck 1986, p. 259]

- [vignet] Het drukkersvignet op deze titelpagina (de Faam over de rivier metbazuin en palmtak) is typisch voor Isaack van Waesberghe, een drukker diewerkzaam was van 1621 tot 1647. [Ledeboer 1859 en 1872 p. 341]. Ledeboermerkt hierbij op dat het bijzonder is dat Adriaen van de Venne de Latijnsezinspreuk der Van Waesberghes (Literae immortalitatem pariunt ), hier rondhet vignet gedrukt, vertaald heeft. Hiermee maakt hij het werk tot en met hetvignet toegankelijk voor de niet-geleerde die geen Latijn kent.

- 1633: de datum van de druk is met de hand veranderd van 1632 naar 1633.Ook het voorwoord van A. van Waesberghe en van Van de Venne zijngedateerd op (februari) 1633, maar je ziet duidelijk dat er eerst 1632 stond.Wellicht was een deel van de oplage

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 112: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

3

uit 1632 in 1633 nog niet verkocht. [Van Vaeck 1986, p 260] Ofwel had hetwerk vertraging opgelopen.

- Abraham van VVaesberghe: men vermoedt dat Abraham de oudere broer isvan Isaack, geboren in 1602. Over Abraham is er niet veel bekend; hij zoukoopman geweest zijn te Rotterdam. Het VVoudt van vvonderlickeSinne-Fabulen der dieren is in zijn opdracht gedrukt, en volgens Ledeboer[1859, p. 103] ook door hemzelf uitgegeven.

A2 r en v: Voorrede van Van Waesberghe

- Toe-gheeyghent: als uiting van eerbied of om zekere gunsten te verkrijgen:opgedragen [WNT 17/1, 432, A, c]

- Mogende: machtige [WNT 9, 1006, 1]- Ghecommitteerde raden: dit was onder de republiek in Holland en Zeeland denaam van het door de Staten uit hun midden gekozen dagelijks bestuur [WNT3/2, 2085, 1]

- Admiraliteyt: als verkorting van de volledige uitdrukking Admiraliteits-College,d.i. een der vijf colleges in de Republiek der verenigde Nederlanden, die onderhet opperbewind van de Admiraal-generaal het bewind voerden over zeezaken,in overleg met de Staten-Generaal, en ook in het rechtsgebied over zeezaken,de monstering en betaling van de zeelieden, de heffing en het beheer van dekonvooien en licenten. [WNT 1, 819]

- Mitsgaders: daarbij nog, bovendien [WNT 9, 892]- Voorsienighe: vooruitziende, wijze, verstandige, bedachtzame; inzake alspositieve eigenschap van overheden, bestuurders [WNT 22/2, 1113, 2 a]

- Balliu: den rechterlijken ambtenaar, die in een bepaald rechtsgebied alsvertegenwoordiger van den landsheer optreedt [WNT 2/1, 922]

- Vroetschappen: leden van het bestuurscollege van wijze of aanzienlijke mannen[WNT 23, 858-860, 2 en 3]

- 1 Ghelijckerwijs: op dezelfde manier, zoals- 3 Profytige: nuttige [WNT 12/2, 4373, A, 2]; Exempelen: voorbeelden [WNT3/2, 4317]. Een exempel is ook een literaire term, oorspronkelijk (in de oudheid)was het een kort (voorbeeld)verhaal, ingelast in een redevoering om eenbepaalde stelling te illustreren, maar het kwam snel ook buiten de redekunstvoor. In de middeleeuwen was het exempel vaak een illustratief bijbels verhaal,later werd het ook profaan en zelfs komisch. [Van Gorp 1998, p 153]; Begrepen:vervat [WNT 2/1, 1429, B 2, s.l. Begrijpen], bij inbegrepen

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 113: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

4

- 5 Augustini: Augustinus van Hippo (Aurelius Augustinus) was de grootste eninvloedrijkste theoloog van het Westen uit de vroegchristelijke tijd. Hij leefdevan 354 tot 430 na Christus. Augustinus werd christelijk opgevoed, maar tijdenszijn studies vervreemdde hij van het christendom, en naderde toe tot demanicheeën en het neoplatonisme. In 387 liet hij zich toch dopen, werd latermonnik, tegen zijn zin in priester te Hippo (391) en bisschop (395 tot zijn dood).Hij schreef een aantal werken die als de grootste onder de ‘auctoritates’beschouwd werden: Confessiones, Soliloquia, De Civitate Dei,... Zijn ideeënwerken nu nog door in kloosterregels. [Goosen 1992, p. 48-53] Dit bewustecitaat vond ik niet terug. In zijn Confessiones 3.6.11 merkt Augustinus op:Quanto enimmeliores grammaticorum et poetarum fabellae quam illa decipula!(Combien les fables des grammairiens et des poètes sont encore préférablesà de pareilles duperies!) [De Labriolle 1966, p. 53].

- 9-10 By Horatium...Vosken: Quintus Horatius Flaccus is een Latijns dichter,die leefde van 65 tot 8 voor Christus. Hij werd geboren in Apulië en studeerdete Rome en te Athene. Horatius was een vriend van Brutus en lid van de kringvan Maecenas. [Larousse deel 12, p. 276] Dit citaat komt ook voor bij Isidorusvan Sevilla (ca. 570-636), [Leibfried enWerle 1978, p. 129] van wie Steinhöwel(1476) het in zijn inleiding op Esopus overneemt. [Leibfried en Werle 1978, p.5] Het gaat terug op twee fabels bij Horatius: de fabel van de wezel en de voskomt voor in zijn Epistulae I.7 van vers 29 tot 33: Forte per angustam tenuisvolpecula rimam/ Repserat in cumeram frumenti, pastaque rursus/ Ire foraspleno tendebat corpore frustra./ Cui mustela procul ‘Si vis’ ait ‘effugere istinc/Macra cavum repetes artum, quemmacra subisti?’ [Baiter e.a. 1972, p. 368-369- in de voetnoot wordt deze passage een ‘fabella Aesopia’ genoemd. Voor eenEngelse vertaling zie Macleod 1986, p. 21: Once upon a time, a thin fox slippedthrough a chink in a corn-bin, and when it had had its fill, tried to force out itsswollen paunch in vain. A weasel saw it and said: ‘If you want to escape, leanyou squeezed in, and lean you must return.’ ] Over de twee muizen gaat hetin de Sermones, boek II, 6, van regel 77 tot 117 wanneer Cervius een anilisfabellas (een ‘oudewijvenfabel’) vertelt:olim rusticus urvaum murem muspaupere fertur accepisse cavo, veterem vetus hospes amicum... [Bailey 1985,p. 240, r. 79-81] Een stadsmuis probeert zijn arme vriend de dorpsmuis ertoete overhalen in de stad te komen wonen. Hij laat zich overtuigen, en krijgt alsnel het lekkerste eten op zijn bord, maar door de bijkomende stress betraptte worden en het hondengeblaf, houdt hij het al gauw voor bekeken. [vertaling:Un jour, le rat de champs reçut le rat de ville dans son misérable trou: c’étaientde vieux amis qui se voyaient depuis longtemps...: Richard 1931, p. 131-3]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 114: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

5

- 11Verdichte: ontworpen, bedacht, verzonnen [WNT 19, 1180, 3, s.l. Verdichten];Waerachtige: in overeenstemmingmet de waarheid, met de werkelijkheid [WNT24/2, 158, 1], in tegenstelling tot verdichte op dezelfde regel; Beduydenisse:verklaring, betekenis [WNT 2/1, 1253, 1]

- 12 Soude mogen genomen worden: toegekend (door de verzonnen spreukenzou je waarachtige betekenissen uit het leven van de mensen kunnenaanwijzen)

- 14-16 Alwaer...andere Boomen: Rechters, 9, 8-15 of Jotams fabel. Naar dezeBijbelse fabel wordt in de fabeltheorie vaak verwezen, onder meer bijSteinhöwel, Alberus, Mathesius, Schupp, Rauscher, Jacob, Herder enKrummacher. [Leibfried en Werle 1978, p. 5, 12, 13/17/18, 26, 31, 62, 67, 79],onder meer als argument om fabels op de preekstoel toe te staan bij Rauscheren Schupp.

- 17 Merckelicke: zeer duidelijk met het oog te zien, duidelijke [WNT 9, 587, A1]

- 18 Beweechlicke beduydinge van waerheyt: beweeglijke (levendige, treffende)betekenis (uitlegging) van waarheid [WNT 2/1, 1254, 1 en 2; WNT 2/2, 2390,I B]

- 19 Agellius Lib. 2 Cap. 29: Agellius, of Aulus Gellius, een Romeinse advocaatuit de 2de eeuw, schrijft deze lof aan Aesopus in zijn Noctes Atticae (boek 2,hoofdstuk 29, vers 1): Aesopus ille e Phrygia fabulator haut inmerito sapiensexistimatus est (Aesopus, de fabelschrijver uit Phrygia, wordt terecht beschouwdals een wijs man), en wel omdat hij niet op een strenge manier opvoedt, maardit doet door amusante en vernuftige fabels uit te vinden. [Rolfe 1961, deel I,boek II, p. 222]. De Noctes Atticae zijn een verzamelwerk over allerlei thema’s,gaande van filosofie, geneeskunde, recht, tot literatuur en taal. Het werdwaarschijnlijk rond 169 na Christus geschreven. [Pauly-Wissowa, 7/1, kol.992-998]

- 19-20 Fabel-schryver van Phrygien: Over Aesopus, de stichter van hetfabelgenre, wordt beweerd dat hij in Phrygia (Klein-Azië) leefde, (een gebieddat volgens Steinhöwel Troye omvat). [Leibfried en Werle 1978, p. 4 en 5]Corrozet noemt zijn fabelbundel trouwens Les fables d’ Esope Phrygien (1547),en Schopper Aesopi Phrygis Fabulae (1566). In Paulys Realencyclopädie iseen uitgebreid deel aan Phrygia gewijd (vol. 20/1, kol. 781-891).

- 20 Eenen yghelicken: iedereen, eenieder- 22 Aristoteles: Aristoteles (Macedonië, 384 tot Euboia, 322 voor Christus) waseen groot Grieks filosoof, leerling van Plato en leermeester van Alexander deGrote. Hij is de grondlegger van verschillende wetenschappen en schreefwerken over de anatomie, de fysica, de retoriek, enz.. [Larousse deel 3, p77-78]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 115: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

6

- 22-23 Dat de ghene...wijsheyt: Dit bewuste citaat heb ik niet teruggevondenin Aristoteles' werk. Hij wijdt wel een hoofdstukje aan de fabel in zijn Rhetoricaboek II, hoofdstuk 20, 1393b. [Roberts en Bywater 1954, p. 133-135] Je kande verzonnen fabel volgens Aristoteles als een ‘exemplum’ gebruiken in eenredevoering.

- 25 Figueren: afbeeldingen, etsen [WNT 3/3, 4449, 3]; Na konst uytghedruckt:op een kunstige wijze gedrukt. Hier lijkt ‘drukken’ (of ‘uitbeelden’?) (van deteksten en de etsen) en niet ‘uitdrukken’ (van woorden) bedoeld. Je kan dezepassage vergelijken met de titel: Sinne-Fabulen...kunstich met levendighe endeaerdighe groote schoone Beelden uyt-ghedruckt (A1 r). Uytghedruckt slaat dusop de fabulenmet beelden erbij. Hier voegt Van de Venne dan nieuwe gedichtenaan toe.

- 26 Landtsaten: ingezetenen van het land [WNT 8/1, 1036, 2], medeburgers,landgenoten

- 28 Dediceren: opdragen- 31 1633: 1632 werd hier duidelijk weer in 1633 veranderd

A3 r, v en A4 r: Voorreden van Van de Venne

- Vernuftighe: verstandige, wijze [WNT 20/1, 1688, 3]- 3 Stomme: niet met spraakvermogen begaafde [WNT 15, 1875, A 1]. Dit doetdenken aan de uitspraak, toen toegeschreven aan Plutarchos, dat poëziesprekende schilderkunst is en schilderkunst stomme poëzie, wat geïnterpreteerdwerd in dezelfde zin als Horatius' Ut pictura poesis, poëzie is als schilderkunst.[Porteman 1984, p. 98]

- 4 Beweghende: iemand beroerende [WNT 2/2, 2395, 6]; Nutte: nuttige;Ontledicht: zich van iets ontbloot, er van afstand gedaan, zich bevrijd hebbend[WNT 10, 1897, 2, a en b]; Om dieswille: ter wille van die zaak, om die reden[WNT 3/2, 2590, s.l. Dieswil]

- 5 Reden-kunst: is wellicht een samenstelling van Reden (verstand) en kunst,ofwel: welsprekendheid, rhetorica [WNT 12/3, 858, 2]. Hier echter als synoniemvoor Poësie.

- 6 Vervolcht: gevolgd [WNT 20/2, 1576, I 4, s.l. Vervolgen]- 7-8 Eenen vingher... hant te bevatten: het spreekwoord als men hem den vingergeeft, wil hij de (geheele) hand of geeft men hem den duim, dan wil hij devingers er nog bij [WNT 21, 809, A, I, 3, a] betekent zoveel als ‘altijd meerwillen, nooit genoeg hebben’.

- 9 Naghespoort: nagevolgd (in het WNT komt deze betekenis niet echt voor,wel: iemand naloopen, in den minnehandel [WNT 9, 1573, A 3])

- 10 Voeghen: passen, in overeenstemming zijn, goed samengaan [WNT 22/1,194, III, II, 3]

- 14 Op-varen: oprijzen, zich verheffen [WNT 11, 1318, I, c]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 116: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

7

- 14-15 Die het onsterffelick hebben doorlevend: die de onsterfelijkheid hebbenbereikt. Doorleven: het einde van een tijdruimte bereiken, of: als deel van lerenhebben of tot deel ervan maken, ervan doordrongen worden [WNT 3/2, 2997,1 en 2]. De faam maakt onsterfelijk, omdat je naam dan onthouden wordt.

- 15 Sinne-Dieren: verstandige dieren; afkorting van VVoudt van vvonderlickeSinne-Fabulen der dieren

- 17 Marcus Geraerts: Marcus Gheeraerts, een hooggeacht schilder, architecten graveur, werd in de zestiende eeuw geboren in Brugge. [Biogr. Nat. 7,550-552] Hij verzorgde de kopergravures bij De vvarachtighe Fabvlen derdieren (zijn belangrijkste werk), met de tekst van De Dene. Het was ookGheeraerts die de uitgave financierde. [Hodnett 1971, p 31] Gheeraerts heeftoog voor naturalistisch detail en is een van de eersten om etsen te gebruikenvoor boekillustratie. Van de Venne neemt echter de gravures over van Perret,die het vergrote spiegelbeeld zijn van die van Gheeraerts. [Scharpé p 31];Loffelicken: lof verdienende, prijzenswaardige [WNT 8/2, 2588, A, 2]; Carelvan Mander: Deze schilder werd geboren in 1548 te Meulebeke, is gestorvenin 1606 te Amsterdam, werkte als doopsgezinde in Haarlem. Hij ging in de leerbij Lucas de Heere, en was later medestichter van een academie waar hij de‘Italiaanse manier’ van schilderen aanleerde. Van Mander schreef ook overschilders en schilderkunst in zijn Schilderboeck (1604). [N. Ned. Biogr. W. I,kol 1295-8] Uit dit werk komt zijn lof aan Gheeraerts, die Vondel ook in zijnVorsteliicke Warande der Dieren opneemt. Van Mander noemt GheeraertsUniversael, of in alles wel ervaren. [Sterck 1927, p. 501; zie studie]

- 19Onghebakert: niet verwarmd, ongekoesterd [WNT 2/1, 881, 1, s.l. Bakeren]- 22 Duyts: Nederlands [WNT 3/2, 3610].- 24 Lisperijen: gelispel- 29 Ghelijck Plato oordeelt: Plato was een Grieks wijsgeer die in Athene leefdevan 427/8 tot 347/8 voor Christus. In zijn jeugd was hij de leerling van Kratylos(een volgeling van Herakleitos), maar weldra sloot hij zich bij Socrates aan. Hijrichtte in 385/7 zijn eigen ‘Academie’ op. [Larousse deel 19, p 198-199] In DeStaat boek II, hoofdstuk 17, 337b bespreekt Plato het onderwijs. Kinderenmoeten fabels leren kennen, nog voor zij zich oefenen in de gymnastiek. Maarniet alle fabels zijn goed; We moeten (...) de goede fabels die zij dichten,uitkiezen en de slechte verwerpen. Verder zullen wij de kindermeiden en demoeders overreden om die uitgekozen fabels aan de kinderen te vertellen enmet die fabels veeleer hun zielen te vormen dan hun lichamen door haarhanden. [Van der Hoek 1902, p. 115] Want kinderen zijn een soort ‘tabula

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 117: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

8

rasa’ (of een blad wit papier, zie regel 32-33), zo wordt ook bij Platogesuggereerd: Ge weet toch wel, dat van elke zaak het begin ’t gewichtigsteis en vooral bij alles wat nog jong en teer is? Want dan voornamelijk wordt deblijvende indruk, dien men aan ieder individu wil geven, gevormd enaangenomen. [Van der Hoek 1902, p. 115]

- 30 Stieren: sturen [WNT 15, 1592-1593], leiden, richten, besturen- 31 Sinne-wettende-Fabels: fabels die het verstand scherpen, prikkelen [WNT25, 2089, 2]

- 37 Kroel: betekent wellicht: het gekrioel, aangezien het werkwoord kroelen‘krioelen’ betekent [WNT 8/1, 304].

- 39Mallicheyt: gekheid, dwaasheid [WNT 9, 154, 1 en 2, s.l. Mallicheyt en Mal]- 40 Reden-mal: samenvoeging van Reden (ratio, verstand) en mal. Reden-malis een vreemde samenstelling en het is niet dadelijk duidelijk wat de betekeniservan zou zijn. Mal betekent: gek, idioot, onwijs, onverstandig, dwaas [WNT9, 130-137] en wijst terug naar de Mallicheyt in regel 39; zo draagt Reden-maleen paradox in zich. De tegenstelling tussen ‘rede’ en ‘malligheid’ vind je ookterug in de titels van andere werken van Van de Venne, Wijs-mal en Sinne-mal:het vermakelijke en het komische worden gekoppeld aan het nuttige (dedidaxis). [Van Vaeck 1994, p. 624]

- 41 Vermeyden: zich ontspannen, zich verpozen, zich vermaken (in de vrijenatuur) [WNT 20/1, 1274, 1, s.l. Vermeien (I)]; Voordacht: na het overwogente hebben [WNT 22/1, 1656, 2], met bedachtzaamheid

- 44 Aen-gheleydet: aangevoerd, geleid, door een leidsman bestuurd [WNT 1,227, s.l. Aanleiden]. Hier figuurlijk gebruikt in de personificatie van het verstand.

- 45 Zeyl-steen: magneetijzersteen, natuurlijke magneet [WNT 27, 1824, 1 en2].

- 46-47 Datter Paerden...Schilder-kunst: dit doet denken aan de anekdote overZeuxis, die druiven zo levensecht afbeeldde dat de vogels erop afvlogen. Zeuxisstaat nochtans voor het ideaal van de selectieve of ideale imitatie, metverschillendemodellen (hij combineerde voor een portret van Helena demooistetrekken van vijf mooie meisjes, in plaats van de mooiste vrouw te portretteren).Dit is tegengesteld aan Apelles' ideaal van de directe imitatie, waarbij het objectzo natuurgetrouw mogelijk weergegeven wordt. [Geirnaert en Smith 1992, p.29] In Vondels Den Gulden Winckel is over beide schilders een embleemafgedrukt (LXXIII en LXXIIII). Over Zeuxis schrijft Vondel: Den Schilder Zeuxisheeft zeer kunstigh met verstand/ Een Kind met eenen tros gemaelt in zijnehand,/ VVaer naer de Vogelen al graegh en hongrigh vlogen,/ Maer komendedaer aen zoo vvaren zy bedrogen [LXXIIII r. 1-4: Becker 1978]. Deze emblemenkomen ook

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 118: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

9

in Vondels bron Mikrokosmos van Van Haecht voor. [Smith 1994, p. 238]Apelles wordt ook genoemd in het voorwoord van Gheeraerts bij Devvarachtighe Fabvlen der dieren [De Dene p. 2]. Voor meer informatie overZeuxis van Herakleia, zie Halsberghe 1989, p 858 en Lecercle 1987, p. 56-57.Over Apelles, zie Paulys Realencyclopädie band I/2, kol. 2689-2692. Voorzowel Zeuxis als Apelles is Plinius de hoofdbron.

- 48 Ziel-rijcke Menschen: letterlijk ‘rijk aan een ziel’, wellicht synoniem vanZiellijk: met een ziel [WNT 28, 217]. De ziel, ‘het onstoffelijke beginsel in demens dat wordt beschreven als zetel van het verstand, de wil, het geweten,de emoties,...’ [WNT 28, 137 en 142, I, 3 en 4] is ook de naam voor een‘inspirerende, levenwekkende, scheppende kracht’. [WNT 28, IV, 10]

- 49Onbenydende: niet afgunstige [WNT 2/1, 1801, B, s.l. Benijden]; Lanteernen:toestellen tot omhulling en bescherming van een lichtbron [WNT 8/1, 1078]..Hier figuurlijk gebruikt: het licht wordt ook nu nog als metafoor voor het verstandgebruikt. In deze passage staat de lantaarn dan symbool voor het licht.

- 51 VVandel-Tuyn: zie ook Woudt (op de titelpagina van Van de Venne) enWarande (Vondel), en de noot daarover (A1 r, Woudt);

- 53 Smaeckt: keur door de smaak, proef [WNT 14/2, 2032, A 1, s.l. Smaken].Hier ook figuurlijk gebruikt, niet bepaald over voedsel of drank; Laeckt: keursterk af, spreek uw afkeuring uit [WNT 8/1, 938, s.l. Laken]; Versmaet: wijs af,verwerp [WNT 20/2, 418]

- 54 Soo: als, indien- 55 Kunst-gunstige: de kunst gunstig gezind.- 56Ghebeden: gevraagd; Mis-streken: fouten; verkeerde streken [WNT 9, 870],terwijl streek betekent: een van de goede orde of het geregelde leven afwijkendehandeling [WNT 15, 2142, 5]; Decken: aan het gezicht onttrekken, bedekken,verbergen [WNT 3/2, 2376] of: goedmaken [WNT 3/2, 2379, 7 b]; Vergoeden:goed maken, vereffenen, compenseren [WNT 19, 2201, 2]

- 1633: 1632 werd met de hand in 1633 veranderd

A4 v: Den avthevr tot den leser

- Redenrijck: rijk (gebied) van de rede, de rede is het verstand, het menselijkedenkvermogen, vergelijkbaar met het Latijnse ratio [WNT 12/3, 801, I]. Redekan echter ook ‘het spreken, als uiting van de menselijke geest’ zijn [WNT 12/3,821, II].

- 4 Snooder: ondeugdelijker, verderfelijker, waardelozer [WNT 14/2, 2402, A 1,2 en 3]

- 7 Tooren: hevige woede, kwaadheid; gezegd van Gods misnoegen [WNT 17/1,1310, 1, b]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 119: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

10

- 9 Dempt: onderwerp, bedwing volkomen [WNT 3/2, 2398, 1, s.l. Dempen];Hovaerdich: trots

- 11 Betoomt: van aandoeningen, driften: beteugel [WNT II/2, 2234, s.l.Betoomen]; Eys: verlangen, wensch, begeerte [WNT 3/3, 4045]; Breydelt: van(eigen) hartstochten, zondige neigingen, enz.: toom ze door de rede en denwil in, beheersch ze [WNT 3/1, 1210, s.l. Breidelen]

- 12 Onaerdich: onbevallig, onaangenaam [WNT 10, 895, II, 2]- 13 Vroet: wijs, verstandig [WNT 23, 831, 1]- O Godt...hy is wijs voorwaer: Psalm 8, 6-10.

B1 r: Voor-Bereydinghe op de Sinne-Fabulen Der Dieren

- 5Verholen: aan het oog onttrokken, niet (direct) te zien, onzichtbaar, verscholen,verstopt, verborgen [WNT 19/1, 258, 1]

- 7 Meeningh: betekenis [WNT 9, 384, 4]- 9 Vermeughen: in staat zijn tot, kunnen [WNT 20/1, 1462, 1]- 11 Ghewis: betrouwbaar, stellig, niet twijfelachtig [WNT 4, 2106]- 16 Spruyt: jonge uitloper of zich ontwikkelende kiem of knop van een gewas[WNT 14/2, 3085]

- 23-24Ghy dan...treckter VVijsheyt uyt: Hier expliciteert Van de Venne de functievan de fabel als boek der natuur, waar men lering uit kon trekken. [zie studie]

B1 v: Aen-sprake van Het Tytel-Beelt

- Aen-sprake: toespraak, het aanspreken [WNT I, 339, 1 b]; Tytel-beelt: wellichtletterlijk op te vatten: de titelprent, al is dit de titelpagina niet meer (integenstelling tot bij De Dene). Het is wel de laatste pagina van het voorwerk.De jongeling en zijn attributen die we op deze prent zien, worden beschrevenbij Hodnett 1971, p. 32-33 en Küster 1969, p. 113-122 [zie studie].

- 2 Evenstaech: even voortdurend, aanhoudend, onafgebroken [WNT 15, 10, II1, s.l. Staag]

- 5 Verschoont: opsiert, verfraait [WNT 20/2, I, 1]- 14 Schijn: maak de genoemden voorlopige indruk, lijk [WNT 14/1, 627, s.l.Schijnen]

- 14 Bescheyt: uitspraak, getuigenis, inlichting, verslag [WNT 2/2, 1956, 6]- Neerstich: ijverig, vlijtig [WNT 9, 1387, 2]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 120: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

11

- Kunst om Gunst: deze spreuk wordt in Plokker vermeld. Van de Venne zoueen schilderij met deze titel gemaakt hebben. Deze spreuk komt ook voor inzijn Tafereel van de Belacchende Werelt 79 (1635, Den Haag). [Plokker 1984,p. 161, 61]

B2 r: Titelprent

- Aensien doet ghedencken: (spreekwoord): het zien van een persoon maakt,dat men aan hem denkt, het zien van een voorwerp maakt, dat men zich ietsverledens herinnert [WNT 1, 509, s.l. Aanzien, A, I, 2].

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 121: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

12

I.

B2 v: I. Van ’t Paerdt, en de Zeughe.

- T’ leven quaet: slecht te leven- 4 Onvertsaecht: op een wijze die van onverschrokkenheid getuigt [WNT 10,2127, B]

- 5 Braveeren: in volle pracht prijken, pronken, pralen, meest met betrekking totzwierige tooi of opschik [WNT 3/1, 1160, I 1]

- 6 Laci: uitroep van bekommering of droefheid, nu vrijwel alleen nog in ironischestijl gebruikt [WNT 8/1, I, 893-894]

- 10 Mis: mest, drek van beesten [WNT 9, 603, s.l. Mest III]- 12 Vroom-moedelick: met een vroom gemoed- 15 Verbeydend': afwachtend [WNT 19, 396, 1, s.l. Verbeiden]; Verdwaest:verward, versuft [WNT 19, 1624, 2]; Achteloose: verwerpelijke

Verklaring

- 1 Snoot: verderfelijk, waardeloos [WNT 14/2, 2402, A 2 en 3]- 2 Geyl: weelderig, al te welig [WNT 4, 907, II, 2]; Verslenst: verzwakt [WNT20/2, 326, II, 3 a]

- 4 Ongherijmt: met het gezond verstand in strijd [WNT 10, 1651]- 6 Paert: is van gelijke aard, komt overeen, past bij [WNT 12/1, 481, B, 2 b];Manhaftig: dapper, als een man zich gedragend [WNT 9, 199, B 1]

Galat. VI.

- GALAT. VI.: Galaten 6, 4- 1-4 VVel wijs...bedroeven: We verduidelijken de eerste regels van deze zinmet het citaat uit Galaten: Laat ieder zijn eigen gedrag onderzoeken, dan zalhij zijn roem wel vóór zich houden en niet uitspelen tegen zijn naaste. De tweelaatste regels komen niet echt in Galaten terug en ook niet bij De Dene. HetFrans (Perret 1578) is duidelijker en luidt als volgt: ‘Ne mettons point außi surautruy nostre appuy;/ Car Dieu cognoist les coeurs, & nos mal-faits descoeuure’(Laten we zeker onze steun niet in de andere zoeken, want God kent ons harten ontdekt onze misdaden).

- 4 Ontdeckt: ontbloot [WNT 10, 1827, A 2]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 122: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

13

B3 r: Plvtarchvs.

- Plvtarchvs: Grieks geschiedschrijver en moralist, (ca. 46-120 na Chr.) bekenddoor zijn vergelijkende levensbeschrijvingen van Grieken en Romeinen (Vitaeparallelae ). [Sterck 1927, p. 588, 36; Van Dale 12, 3875] Dit citaat komt uithet ‘leven van Themistocles’. [Nauta 1934, p. 27]

- 1 Themistocles, ende Adimanthus: beide Griekse veldheren in de 5e eeuw voorChristus, Themistocles (ca. 524-459 v.Chr.) is ook beroemd als Atheensstaatsman, hoofd van de volkspartij [Sterck 1927 p. 710; Van Dale 12, 3882]

- 5 Heyrkracht: kracht van de krijgsmacht [WNT 6, 482, 1, s.l. Heir], legerkracht;Overquam: overviel [WNT 11, 1795, 2, s.l. Overkomen]

- 7Willich: met enthousiasme, graag, welwillend [WNT 26, 761 en 768, 1 en 7];Na: naar

- 8 Het jammert my: het deert, bedroeft, spijt, grieft mij [WNT 7/1, 174, A, s.l.Jammeren]

- 9 Perijckel: de toestand van dreigend gevaar, het bedreigd worden door demogelijkheid van onheil [WNT 12/1, 1209, 1]

- 11 Heldt-roemich: met de roem van een held; Krijch: strijd [WNT 8/1, 207]- 13 Blooden Maffaert: flauwerd; slap, krachteloos persoon [WNT 9, 87, s.l. MafI]; Ledighe: Ledig: met betrekking tot iemands werkzaamheden: vrij, nietwerkende; met de ongunstige bijgedachte dat men zijn tijd verluiert of weiniggoeds verricht [WNT 8/1, 1214-1215, 5 b]

- 14 Slachten: gelijken op, overeenkomenmet, aarden naar [WNT, II, 14/1, 1481]- Versoeck: de aanval, aanslag; het beproeven [WNT 20/2, 2430-1, I, 2 en 4];Kloeck: met betrekking tot zedelijke of geestelijke kracht, sterk, krachtig,machtig; verstandig, wijs [WNT 7/2-1, 4179 en 4183, A 8 en 18]

B3 v: I. Paerdt, en Zeughe.

- 5 Bedreckt: met drek bevuild [WNT 2/1, 1216, s.l. Bedrekken]- 6 Leppich: op zure, bitse, onvriendelijke, verachtelijke wijze [WNT 8/1, 1602,B]; Schits: op boze, verstoorde, onvriendelijke wijze; op smadelijke wijze [WNT,I, 14/1, 729, B, 1en 2]

- 9 Moy-weer: behaaglijk, aangenaam, gunstig. Mooi weer spelen: vrolijk zijn,plezier maken [WNT 9, 1095, I, B 6]. Je zou het kunnen vertalen als: ‘dat isallemaal wel plezierig, maar...’.

- 11 Tfy: foei. Tussenwerpsel gebruikt om afkeer of afkeuring uit te drukken.[WNT 16, 1755, A 1]

B4r: Prent

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 123: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

14

II.

B4 v: II. Van den Arent, en de Slack.

- Soeckt: Zoeken: trachten, pogen, proberen [WNT 28, 1425, II 9]- Dick: dikwijls- 1 Overmaten: bovenmate [WNT 11, 1893]- 4 Meerder: meer nog- 5 Verghelden: betalen in materiële zin, belonen [WNT 19, 1985 en 1989, I enII 6]

- 6 Fluckx: aanstonds, terstond [WNT 3/3, 4590, 2 b]- 7 Gheneucht: genoegen, genot, vreugde [WNT 4, 1526, 1]- 10 Meynden: Meenen: het voornemen hebben iets te doen [WNT 9, 379, 4],was van plan

- 11 Metter vaert: snel, dadelijk- 12 Na: naar, volgens (zoals beloofd)- 14 Verstoort: gedood, vermoord [WNT 20/2, 857, I a, s.l. Verstoren]- 15 Gram-moedelick: met een gram gemoed, boos- 16 Looft: belooft [WNT 8/2, 3104, A 5, s.l. Loven]

Verklaring

- 4 Onspoet: tegenspoed- 5 Beroep: de werkzaamheden, de bezigheden, waartoe iemand geroepen is[WNT 2/2, 1908, 5]; Vernoeghen: genoegen nemen (met-), tevreden, voldaanzijn [WNT 20/1, 1658-1659, 3 en 4]

- 8 Maer...voeghen: wie hovaardig is, krijgt ongeluk

Lvc. XII.

- LVC. XII.: Lucas 12, 15 (en 20)- 1 Ampt: beroep, betrekking, post [WNT 2/1, 373]- 4 Smadich: schandelijk

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 124: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

15

B5 r: Cvspinianvs.

- Cvspinianvs: Johannes Cuspinianus of Spieszheimer (1473-1529), Weenshumanist (medicus, letterkundige, dichter, gezant, prefect van Wenen,vertrouwde van drie keizers) en auteur van De Caesaribus, over de Romeinsekeizers tot Maximiliaans dood. Nauta vond een verwijzing naar dit citaat inZwingers Theatrum humanae vitae (1578) op p. 3602: Justinianus ingratissimusfuit erga regem Bulgarorum Trebellium per quem imperium receperat. [Sterck1927, p. 520, 2; Nauta 1934, p. 19-20 en 26].

- 1 Iustiniano: Justinianus II was een Oost-Romeins keizer, die om zijn wreedheidwerd onttroond, maar door Trebellius, koning der Bulgaren, op zijn troon hersteldwerd. Later werd Justinianus in een nieuwe opstand gedood. [Sterck 1927 p.654]

- 2 Roomsche Rijck: Romeinse rijk- 3 Trebellium: Trebellius, Bulgaarse koning. [Sterck 1927 idem]- 4 Instantelick: met aandrang, nadrukkelijk, aanhoudend [WNT 6, 1982, A]- 5-6Wilde..., wilde: zou- 7 Vereeren: eer bewijzen, hulde brengen, eerbied tonen voor [WNT 19, 1727,2 a]

- 8 Dien volghende: met als gevolg- 9 Behielt: hield, bewaarde bij zich, in tegenstelling met verliezen [WNT 2/1,1518, B 1, s.l. Behouden], hier lijkt behalen - behaalde beter te passen.

- 10Over sulcx: om die reden, daarom [WNT 29, 355, 3 d, s.l. Zulks], pleonastischmet daerom (r. 10)

- 17 Smaet: handeling of toestand die tot oneer strekt, schande [WNT 14/2,2003, 2]

B5 v: II. Arent, ende Sleck.

- 2 Verdwaelt: van de juiste weg afgeraakt [WNT 19, 1627, I 1]; Stijcht: verheftzich tot een ideaal of een illusie; neemt een hogere plaats in in een rangorde[WNT 15, 1629, I 4 en 5]; Schout: ducht, is bang voor [WNT 14, 959 en 964, I1 en II A 1], gaat de rust uit de weg

- 3 Ootmoedich: nederigheid, ondergeschiktheid [WNT 11, 232, s.l. Ootmoed]- 5 Na hoocheyt siet: kijkt naar verhevenheid [WNT 6, 1035, 6]- 10 Aerden kloot: aardbol [WNT I, 559, 1]- 14 Doet... belet: belemmert, hindert [WNT 2/1, 1711, 1], brengt grote hindervoort

- 15 Tracht na: streeft naar- 16 Maelt: gek is; zanikt, zeurt [WNT 9, 144, 5 en 6, s.l. Malen]- Slechten: eenvoudige, geringe [WNT 14, 1614 en 1616, A 2 en 4]- Quant: in ongunstige zin: kerel, vent [WNT 8/1, 701, 3]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 125: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

16

- Hoocheyt versus Laecheyt: verhevenheid, laagheid- Beschimt: iemand bespot, om hem lacht [WNT 2/2, 1985, 1, s.l. Beschimpen],vernedert

- Sijcht: zinkt, daalt; het gevolg van een gebrek aan kracht, steun, of stevigheid[WNT 28, 591, II, s.l. Zijgen]

B6 r: Prent

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 126: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

17

III.

B6 v: III. Van den Leeu, ende van ’t VVildt-Vercken.

- Lijen: lijden- Ghedijen: groeien [WNT 4, 602, I]- 2 Overdul: zeer dol- 3 Ontrent: rondom, in de nabijheid, in de buurt, nabij [WNT 10, 650, I 1]- 4 Sa: uitroep, als aansporing, aanvuring of opwekking [WNT 14, 3, 1]; Fluckx:aanstonds, terstond [WNT 3/3, 4590, 2 b]; Gheneghen: geneigd [WNT 4, 1508,I 1]

- 5 Onvertsaecht: op een wijze die van onverschrokkenheid getuigt [WNT 10,2127, B]; Pleghen: iets in toepassing brengen, er gebruik van maken [WNT12/1, 2496, I 5]

- 7 Verschoont: spaart, ontziet [WNT 20/2, 79, II 11, s.l. Verschoonen]- 9 Verwoedich: wild, woest, bloeddorstig [WNT 20/2, 2093, 2], verwoed- 14 Eyndich: op het einde, uiteindelijk; Ydel: nutteloos, vruchteloos, vergeefs[WNT 6, 1401, II 1]

Verklaring

- 2 Verwaent: verwaand, pretentieus

Apocal. II.

- APOCAL. II.: Apocalyps 2, 10-11- 2 Die: aan wie; Behaecht: is welgevallig, maakt een aangename indruk [WNT2/1, 1457, I B, s.l. Behagen II]

- 3 Onwaerde: waardeloze

B7 r: Sabellicvs.

- Gist: doet zijn best om zich van iets een juiste voorstelling te maken door hetnagaan van verschillende gevallen die mogelijk zijn; gissen doet missen(zegswijze) [WNT 4, 2393-4, 3 d]. Die Gist, die Mist is een van de spreukendie Van de Venne in een grisaille uitbeeldt. Hij beeldt twee blinden af, die handin hand lopen en naast de brug stappen. Deze spreuk, die ook in Van de VennesTafereel van de BelacchendeWerelt 58 en 59 voorkomt, is afkomstig uit Matteüs15, 14. [Plokker 1984, p. 87, 28]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 127: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

18

- Sabellicvs: bijnaam van Marcus Antonius Coccius, Italiaans humanist(1436-1506), schrijver van Exempla en bekend om zijn algemenewereldgeschiedenis: Historiarum Rhapsodiae ab orbe condito. Deze anekdotekomt uit de enneade 5,4 in dit werk. [Sterck 1927 p. 650, 67; Nauta 1934, p.20 en 26]

- 1 Doen: toen; Hircanus, ende Aristobulus: Hyrkanos en Aristobulos II warende zonen van Alexadros Iannos en Alexandra, vorsten uit de Makkabeeën.Aristobulos nam zijn oudere broer het koninkrijk af, waarop Hyrkanus integenaanval ging. Zo volgden meerdere broederoorlogen. [Pauly-Wissowa II/1,907-908; Sterck 1927 p. 668, 76]

- 2 Herodes: In de Bijbel lezen we hoe tijdens de regering van Herodes de Grote(37-4 v.Chr.) Christus geboren werd. Diezelfde Herodes heeft de broersAristobulus en Hircanus laten ombrengen om zijn eigen heerschappij tebevestigen. [Sterck 1927 p. 668, 76; Van Dale 12, 3891]

- 3 Beet: stuk- 5 Voorseker: beslist, zeker, ongetwijfeld, waarlijk [WNT 22/2, 1058, 1]- 6 Blyven: worden [WNT 2/2, 2842, II, 16]; Ydele: vruchteloze, vergeefse [WNT6, 1400, 5 b]

- 7 Kampers: strijders [WNT 7/1, I, 1171, 3]- 9-10 Van...af-ghelaten: ermee opgehouden, uitgescheiden [WNT 1, 1118, II,1 b]

- 10 In ’t gemeen: in het algemeen; gewoonlijk [WNT 4, 1374, 3 en 4]- 11 Als mede: ook- 12 Quaet: slecht; Beyden: op iemand of iets wachten [WNT 2/1, 1539, A, 1 a]- 13 Luyden: mensen [WNT 8/2, 2042]; Misval: ongeval, ongeluk [WNT 9, 878,1]

- 14 Na: naar- Begheerlick, is deerlick: begerig is jammerlijk, ellendig [WNT 2/1, 1371, I enWNT 3/2, 2346, A, 1]

B7 v: III. VVildt-Vercken, Leeu, en Gier.

- 1 Straf: krachtig, sterk, fors [WNT 15, II, 2088, 5]- 2 Vervvoedt: razend, dol [WNT, 20/2, 2088, I, 2]- 4 Ter weere: ter verdediging- 5 Graghe: gulzige, schrokkige, vratige [WNT 5, 510, I, 1 b]- 6 Krijt: gilt, schreeuwt, giert [WNT 8/1, II, 259,A, 1]- 9 Mat: uitgeput, krachteloos [WNT 9, VIII, 302-3, 1 en 3]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 128: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

19

- 10 Vecht-ghevat: het gevecht. In het WNT is sprake over een woord gevat,met als betekenis ‘omhelzing’ [WNT 4, 1914, I].

- 12 Ghetoeft: gewacht [WNT 17/1, 813, 8]- 13 Haeckt: verlangt- 14 Draelt: talmt, loopt doolloos rond [WNT 3/2, 3250-1]- 15 ’t Gaet noyt onvast: wankel gaat niet

B8 r: Prent

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 129: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

20

IIII.

B8 v: IIII. Van den Vos ende den Raven.

- Vliet: vlucht, mijd (imperatief)- 3 Ghesocht: geprobeerd- 4 Ontloeren: afhandig te maken [WNT 10, 1904]- 5 Romen: roemen- 7 Drongh: dwong [WNT 3/2, 3372, A, 6]- 8 Pluymstrijckich: vleiend, laffe complimenten makend [WNT 12/2, 2837, s.l.Pluimstrijken]

- 11Quelen: ironisch: luid zingen [Van Dale 12, 1596]. Deze betekenis komt nietvoor in het WNT.

- 12 Fluckx: [cf supra]- 14 'Y: hij- 15 Most: moest- 16 ’s Weerelts kind’ren: de nadruk kan op werelds (in tegenstelling tot goddelijk,religieus) of op kinderen liggen, en duidt op onbezorgdheid, naïviteit, kleinheid,...

Verklaring

- 1Onghestadich: telkens veranderende in gedrag of denkwijze [WNT 10, 1660,1]

- 2 Betoont: laat blijken, toont [WNT 2/2, 2235, A, 1 en 2, s.l. Betoonen]- 3 Bezicht: gebruikt, bedient zich van [WNT 2/2, 2472, s.l. Bezigen]- 5 Honich-gal: Honing wordt wel vaker in tegenstelling tot gal gebruikt,bijvoorbeeld in het spreekwoord ‘honing in de mond, en gal in het hart’:vriendelijke woorden op de lippen, boosheid in het hart. [WNT, 4, 147, II, 1, s.l.Gal] Hier betekent honich-gal ook zoiets als een lieflijk verpakt kwaad.; Dewijl:daar, aangezien, omdat [WNT 3/2, 2477, 2]; Schendich: schendend,beschadigend [WNT 14, 428, A 4]

- 6 Na: volgens, of: naar de; Raet: raad geeft

Ecclesia VII.

- ECCLESIA VII.: Prediker 7, 5 (Ecclesiaste)- 1 Meer ghelt te zijn berispt: het is beter te worden berispt

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 130: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

21

C1 r: Dion.

- Dion.: Cassius Dio(n) en niet Dionysius van Halicarnassus, zoals Sterck meent,voluit Cassius Dio Cocceianus uit Nikaia in Bithynië. Cassius Dio leefde in dederde eeuw, en was de zoon van de Romeinse senator Apronianus. Hij waszelf senator tijdens Commodus' regering. In Cassius Dio’s RomeinseGeschiedenis, boek 72, kap. II staat: Vooral deelde Caracalla bezittingen engeld uit aan hen, die hem vleiden. [Pauly-Wissowa III/2, 1684-1722; Sterck1927 p. 502, 16; Nauta 1934, p. 23; Raupp 1981, p. 121]

- 1 Eer-gierigen: eerzuchtige [Sterck 1927, p. 502, 16]; Athonini: Marcus AureliusAnthoninus Caracalla (188-217), Romeins keizer van 211-217, berucht doorzijn gruweldaden en verkwisting. [Sterck 1927 p. 578, 31; Van Dale 12, 3851]

- 2 Doorslepen: zeer geslepen [WNT 3/2, 2049]- 4 Fraeyicheyt: iets moois, iets kostbaars [WNT 3/3, 4658, 3], Ter handen quam:in zijn bezit kwam [WNT 5, 1833]

- 5 Linckers: bedriegers, valsaards [WNT 8/2, 2439, 1]- 7 Prijslick: op lofwaardige wijze [WNT 12, 4157, B]- 9 Pluymstrijckers: [cf supra: vleiers]- 11 Bevint: ondervindt, neemt waar [WNT 2/2, 2335-6, 1 en 7, s.l. Bevinden]

C1 v: IIII. Vos, en de Raven.

- 1 Linckt: loert [WNT 8/2, 2439, 2, s.l. Linken]- 2 Heyt: heeft- 4 Graghe: [cf supra: gulzige]; Moedich Aes: moedig voedsel [WNT 1, 596]- 8 Mits: op dat ogenblik, daarop [WNT 9, 892, 16]- 9 Om ’t jock: voor de grap [WNT 7/1, 323, 1]- 12 Heus: oprecht [WNT 6, 714, I, 2], of ernstig- 14 Schits: op smadelijke, onvriendelijke wijze [WNT 14, 729, B, 1 en 2];Uyt-mondich: luid, hard [WNT 14, 1133, a]

- 15 Vry: gerust- 16Woel: tumult, drukte [WNT 26, 1611, I, 1]; Staech: [supra: voortdurend, WNT15, 10, 1]

- Ghetrou: trouw; Betrout: vertrouw- Loose tong: valse, geslepen [WNT 8/2, 2099-1, A, 7 en 8]

C2 r: Prent

- Streelen, doet Queelen: vleien doet lijden, treuren [WNT 8/1, 751, 2]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 131: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

22

- Boeven-netten: volgens WNT (3/1, 223, 1): ‘net om boeven mede te vangen’,maar wellicht: net waarmee boeven je kunnen vangen

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 132: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

23

V.

C2 v: V. Van Iupiter, en ’t Serpent.

- Erlanghen: verwerven, verkrijgen [WNT 3/3, 4200, 1]- 1 Iupijn: de hoogste god der Romeinen, die donder en bliksem, regen enzonneschijn verwekt; hij beschikt over het lot der stervelingen en openbaartzijn wil door wondertekenen en orakels. Sinds de zesde eeuw geheel met Zeusvereenzelvigd. [Van Dale 12, 3865]

- 2 Noot: uitnodigde [WNT 9, 2095, 4 d]- 3 Cieren: versieren [WNT 14, I, 1337], vereren- 7 Gramschap: woede, wrevel [WNT 5, 561]; Yver: gedreven, vurige. (Er staatyver maar we interpreteren het als yverig, want twee substantieven kunnenniet na elkaar voorkomen. IJverig betekent vurig, heftig, vlijtig. [WNT 6, 1426-7,I 1, 2 en 4])

- 9 Loose: valse- 12 Bekent: herkent [WNT 2/1, 1573, 4]- 13 Offrande: gave, offer [WNT 10, 87, 1 b]- 15 Versaemt: verenigd, verbonden [WNT 20/2, 2192, 5, s.l. Verzamelen]

Verklaring

- 1 Superstitieus: bijgelovige [WNT 16, 572]- 3 Daer-en-tusschen: ondertussen

Ecclesia. XXX.

- ECCLESIA. XXX.: Jezus Sirach 30, 18-20 (Ecclesiasticus)- 2 Swert: zwart- 3 Ootmoedich hert: nederig hart- 4 Deucht-lieve: deugdlievende; Van Godt: door God; Waert: naar waarde

C3 r: Athenaevs.

- Athenaevs: Grieks grammaticus uit Naucratis (ca. 230 na Chr.). Zijn bekendewerk Gastmaal der Geleerden (Deipnosophistai ) is een verzameling anekdotenover het eten en drinken van bekende personen, die cultuurhistorisch van grootbelang is. [Sterck 1927 p.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 133: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

24

652, 68; Van Dale 12, 3849] Nauta vond dit citaat echter niet bij Athenaeusmaar bij Curtius Rufus: Historia Alex. Magni boek 4, kap. 5. [Nauta 1934, p.26-27]

- Alexander Magnus: Alexander III de Grote (356-323 v.Chr.), de beroemdekoning van Macedonië, opgevoed door Aristoteles. Door zijn veldtocht tegenPerzië, waarbij hij tot in Indië doordrong, wordt hij de grootste veroveraar vande oudheid. [Sterck 1927 p. 544, 68; Van Dale 12, 3845]

- 3-5 Alsoo haest...soo: van zodra...zo...- 5 Statiram en Darius: Stateira, dochter van Darius Codomannus [Sterck 1927p. 706, 95]

- 6 Potentaten: machthebbers, vorsten [WNT 12, 3738, I, 1 en II, 1 a]- 8 Alsoo: toen- 13 Af-gheseyt: geweigerd, afgeslagen [WNT 1, 1949, A, 1 b]- 15 Verkoren: uitverkoren, beminde [WNT 20/1, 467, 1 en 2]- Veel slaven om gaven: veel zwoegen [WNT 14, 1608, 1] voor giften

C3 v: V. Iupiter, en de Slanghe.

- 4 Versoet, en deckt: verzoet en verbergt- 5Goden Voocht: hoofd, beschermer [WNT 22/1, 2 b en 4]; Sin: betekenis [WNT28, VI, 1079], bedoeling

- 6 Onken dat maeckt onmin: wie men niet kent, heeft men niet lief [WNT 10,967, I, A, 2 a]

- 9 Kreuckt: kwetst, beledigt (vaak in alliteratie met krenken ) [WNT 8/1, 174-5;A, 6-7]

- 11 Plach: gewoon was [WNT 12/1, 2498, II, s.l. Plegen]- 12 Vermach: kan, waartoe... in staat is [WNT 20/1, 1462, 1]- 14 Schout: schuwt, mijdt, vreest [WNT 14, 964, A, 1 en 3]- 15 Bevreemt: vervreemd, ontvreemd (?) (In het WNT 2/2, 2358: iem. ietsvreemd, zonderling doen vinden; verwonderd, verbaasd)

- Baat: nut, voordeel; wel vaker in tegenstelling met schade [WNT 2/1, 840, 1]

C4 r: Prent

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 134: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

25

VI.

C4 v: VI. Van ’t ongheladen Peert, ende den gheladen Ezel.

- Even-naesten: naasten en gelijken [WNT 3/3, 4295]- 1 Ter martwaert: marktwaarts- 7 Trots: fier, hooghartig [WNT 17/2, II, 3370, 1 en 2]- 9 Vergramt: verbolgen, kwaad [WNT 19, 2215, 1]- 13 Vernoecht: tevreden- 14 Gheknopten stock: geknoopte stok [WNT 7/2, II, 4795, 2], met knopen aan

Verklaring

- 6 Evenmensch: naaste, gelijke; Verhoen: voorkomen, beletten, afweren [WNT19, 2575, 3]

Luc. VI. Gal. VI.

- LVC. VI. GAL. VI.: Lucas 6, 27-28 en Galaten 6,1- 1 Ghestadich: aanhoudend, voortdurend [WNT 4, 1792, A, 1]- 2 Vernoecht: stel tevreden, geef voldoening, bevredig [WNT 20/1, 1655, 1]

C5 r: Svetionivs.

- Scheyt: scheidt- Svetionivs: Gaius-Tranquillus Suetonius, Romeins geschiedschrijver (ca. 75-150na Chr.), een tijdlang chef van de keizerlijke kanselarij. Hij beschreef de levensvan Caesar en van de eerste Romeinse keizers tot Domitianus in Vitae XIIimperatorum, meest in anekdotes, en ook biografieën van dichters enz. [VanDale 12, 3881; Sterck 1927, p. 518, 1] Deze anekdote komt uit Suetonius'Leven van Nero kap. 35. [Nauta 1934, p. 23]

- 2 Octavia: dochter van keizer Claudius, in 53 gehuwd met keizer Nero. Opaandrijven van de mooie en zedeloze Poppaea Sabina, werd zij door haarechtgenoot verstoten, in 62 verbannen en op 20-jarige leeftijd vermoord.Poppaea stierf in 65 ten gevolge van een trap die Nero haar gegeven had.[Sterck 1927, p. 576, 30; Van Dale 12, 3870 en 3876]; Neronis: van Nero(genitief), zoon van Agrippina II, de beruchte christenvervolger en wellusteling,Romeins keizer (54-68 na Chr.) [Sterck 1927 idem; Van Dale 12, 3870]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 135: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

26

- 8 Gheweldichlicken: hevig, in hoge mate [WNT 4, 2047-8, II, 1 a en 2, s.l.Geweldig]; Beswaert: gekweld [WNT 2/2, 2512, A, 4]

- 9 En dat: en toen [Sterck 1927 idem]- 16Wermen: verwarmen- Doet: imperatief ‘doe’

C5 v: VI. Ongheladen Peerdt, en den gheladen Ezel.

- 1 Hiet: heet- 5 Lichten af: aftillen- 6 Straf: erg, veel- 7 Bou-man: boer [WNT 3/1, 798, I 2]; Heus: oprecht, eerlijk [WNT 6, 714, 2][cf supra]; Bescheyt: reden, verstandige handelwijze [WNT 2/2, 1955, 3 en 5]

- 10 Vadsich Ruyn: luie (gesneden) paard [WNT 18, 199, 2 enWNT 13/2, 1742];Stijf: erg, hardnekkig [WNT 15, II, 1610 en 1613, B, 7 en 10]

- 12Weer-wil: wrevel, woede, verdriet; tegenwerking, weerzin [WNT 25, 215, 5en 6 en 211, 1]; Terstont ghetamt: dadelijk getemd

- 13 Lonst: slaat (Dit werkwoord staat niet in WNT of MNW. Misschien moest erstaan ‘bonst’, ofwel was het een zeldzaam woord.)

- Gherief: voordeel, gemak [WNT 4, 1665]; Gherief is Lief: deze spreuk komtook in een grisaille voor. Van de Vennes grisaille toont een figuur die gelduitstrooit en een gretige massa die zich op dat geld stort. In die context wordtvolgens Plokker de geldzucht uitgebeeld: geld is een ‘geliefd genot/ gerief’.[Plokker 1984, p. 175, 68]

C6 r: Prent

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 136: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

27

VII.

C6 v: VII. Van de Huys-Rat, ende Oegster.

- 5 Sinnen: gemoed [WNT 28, 1060, IV]; Ghelijckmoedich: kalm, bedaard [WNT4, 1206, I, 1]

- 6 Onthoudt: verblijfplaats [WNT 10, 1868, 1]; 't Gheval: het Toeval, een machtdie de wereld regeert [WNT 4, 1899, A, 3]. Met ‘t Gheval is het Lot of de Fortunabedoeld, allebei voorgesteld als een (blinde) vrouw, die lukraak geluk en ongelukaan de mensen uitdeelt. De Fortuna is vooral bekend met als attributen eenrad en een hoorn des overvloeds. [Zie Ripa: Becker 1971, p. 130-131 en 307]; Tempteert: beproeft [WNT 16, 1501, 1]

- 8 Verhoedich: voorzichtig (voor) [WNT 19, 2576, s.l. Verhoeden]- 11 Op 't selve pas: op dat zelfde ogenblik [WNT 12, 604, 2 a, s.l. Pas I]- 12Wanend': vermoedend [WNT 24, I, 937, 3]; Soo haest: zo dadelijk- 16 Gheyle: wellustige [WNT 4, 905]

Verklaring

- 1Wennen: gewoon maken [WNT 25, 1318, 1]- 3 Dertelheyt: weelderigheid, wulpsheid [WNT 3/2, 2302, 2]- 5 Grieckx vyer: benaming voor een, reeds in de oudheid bekende, hevigbrandende sas, die zelfs door het water niet wordt gedoofd, en waarvan deGriek Hallinikus als de uitvinder wordt genoemd [WNT 5, II, 692, 7]

Hebr. XII. Eccles. XXIII. en XXXVII.

- HEBR. XII. ECCLES. XXIII. EN XXXVII.: Brief aan de Hebreeën 12, 16: zoalsEsau die voor één maaltijd zijn geboorterecht verkocht ; Jezus Sirach(Ecclesiasticus) 23, 4-6 en 37, 29-31.

- 1 Causeeren: veroorzaken [niet in WNT]- 2Wis: waarachtig, zeker [WNT 26, I, 1359, 4]- 4 Alder eeren: alle eer

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 137: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

28

C7 r: Athenaevs.

- Athenaevs: Grieks taalgeleerde (3e eeuw na Chr.), auteur van Gastmaal derGeleerden. Nauta bevestigt dat Atheneus over Diogenes' dood schrijft in zijnDeipnosophista VIII, 341. [Nauta 1934, p. 26; zie fabel V, C3r]

- 1 Diogenes: bekende wijsgeer (4e eeuw v.Chr.). Als streng volgeling vanAntisthenes versmaadde hij alle gemakken en leefde in een klein huisje datmen spottend een ton noemde, vandaar zijn bijnaam «kuoon» (hond) genoemdwerd. Vandaar komt de term cynicus (hondse), de cynische wijsgeer. [Sterck1927 p. 652, 68; Van Dale 12, 3856]; Toe-ghenaemt: bijgenaamd

- 2 Onvernoechde: ontevredene; Leckertandighe: kieskeurige, lekkerbek [WNT8/1, 1530-31, 1 en 2, s.l. Lekkertand]

- 7 Dies: daarom, om die reden [WNT 3/2, 2589, 1]- 8 Ontlevent: gedood, van het leven beroofd [WNT 10, 1902, s.l. Ontlevenen]- 9 Dier: duur- 11-12 Mis-slagen: vergissingen, dwalingen [WNT 9, 866, 2]- 13 Treffelick: voortreffelijk, uitstekend [WNT 17/1, 2302, 8]

C7 v: VII. Huys-Rat, en Oegster.

- 3 Keur: keuze [WNT 7/1, I, 2621, II]- 4 Graghe: gulzige- 7 Leyt: ligt- 11 Gladde: onbekommerde [WNT 5, 10, I, 5 a]- 14 Sucht: ziekte, aandoening [WNT 28, II, 2508, I, 1]- Vunse: bandeloze, verdorven, slechte [WNT 23, 1329, 5]; Quel-lust: lust tekwellen, te pijnigen, lastig te vallen [WNT 8/1, 753, 1 en 2, s.l. Kwellen II]

- Malt: onwijs doet [WNT 9, 152, 2, s.l. Mallen]

C8 r: Prent

- Het zijn stercke beenen, die weelde konnen draghen: bekend oud spreekwoorddat Van de Venne in zijn grisailles uitbeeldt (verschijnt als gravure in Cats'Spieghel van den ouden ende nieuwen tijdt ): een man draagt een voornaamgeklede vrouw op zijn schouders. Met haar linkerhand verspilt ze wijn, methaar rechter strooit ze geld uit. [Plokker 1984, p. 215, 87]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 138: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

29

VIII.

C8 v: VIII. Van ’t Peerdt, ende den Ezel met hout gheladen.

- Sich op...beroemen: zich verheffen op [WNT 2/2, 1906, B]- 1 Laende: ladende- 9 Kloeck: krachtig, ijverig [WNT 7/2, 4178 en 4182, 7 en 16]; Wrocht: werkte[WNT 27, 126, 1], Vooren: voordien, tevoren

- 10 Teghen hert: met tegenzin [WNT 6, I, 21, II, II, A]- 12 Schier smooren: stikt bijna [WNT 14, 563, 5 en WNT 14, 2200, B, 4]- 15 Sich...bereyt: zich gereedmaakt [WNT 2/1, 1855, B]- 16 Mocht: kon

Verklaring

- 1 Fortuyn: de geluksgodin, Fortuna; het lot als over het leven, over voor- entegenspoed beslissende macht [Van Dale 12, 861; zie fabel VII, C6v];Bestendich: standvastig, gelijkmatig [WNT 2/2, 2147, I, B, 2]

- 2 Beproeft: op de proef gesteld [WNT 2/1, 1830, 3]; Stuersheyt:onvriendelijkheid, norsheid [WNT 16, 422]

- 4 Schendich: schendend [cf supra]- 5 ‘s Veyl: behoed, buiten gevaar [WNT 18, 1360, 1]- 6 Ras: spoedig, weldra, snel [WNT 12/3, 355-6, I, 1 en 2]- 7 Snoot: op een onwaardige, schandelijke wijze [WNT 14, I, 2404, B, 1 en 2];Ontlijft: gedood, van het leven beroofd [WNT 10, 1903, 1]

- 8 Of s’ hem goet of quaet is sendich: of zij (Fortuna) hem goed of kwaadtoestuurt

I. Corint. X.

- I. CORINT. X.: 1. Korintiërs 10, 12- 2 Eer giericheyt: eerzucht- 3 Sich...verhooghen: zich verheffen (in eer, positie,...) [WNT 19, 2594, I, 5 a]- 4Waen: illusie, waan

D1 r: Stobaevs.

- Sien op: kijken naar, zorgen voor

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 139: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

30

- Stobaevs: Joh. Stobaios, een Grieks schrijver (ca. 500 na Chr.) maakte voorzijn zoon een bloemlezing uit meer dan 500 dichters en prozaschrijvers. Inboek 4, kap. 19 van zijn Anthologion of Florilegium staat over de rijke en mildeChillas (Gollias/Gellias) uit Agrigentum geschreven. [Sterck 1927 p. 759, 121;Nauta 1934, p. 29]

- 1Chillas Agrigentinus: Chillas van Agrigentum, een Siciliaanse stad, nu Girgenti[Sterck 1927 p. 758, 121; Van Dale 12, 3845]

- 6 Dies-halven: daarom, derhalve- 8 Onlijdelickheyt: ondraaglijke dingen [WNT 10, 1718, 1, s.l. Onlijdelijk]- 9 By gheval: per toeval- 11Weert: waard- 14 Nerghens na: vrij vertaald: lang niet- Wroeghe: spijt, schuldgevoel [WNT 27, 133 en 135, s.l. Wroegen enWroeging];Ghenoeghe: tevredenheid, genot [WNT 4, 1562-3, I, a en b, en II]

D1 v: VIII. Paert, en de Ezel met hout beladen.

- 4 Daer: waarop- 5 Koemter: komt er- 7 Verscheyden reys: verschillende keren- 9 Most: moest;Verheert: beheerst, de baas over gespeeld [MNW 8, 1827]- 11 Neemt...ghedult: gedraagt zich geduldig [WNT 4, 644, 2, s.l. Geduld]- 15 Stadich: voortdurend, aanhoudend [WNT 15, 433, 1]- 16 Verset: ver weg, weggestuurd [WNT 20/2, 2332, 3, s.l. Verzetten]- Staet: stand [WNT 15, 211, 1 en 226, 5]

D2 r: Prent

- Middelbaren Staet: middelste stand

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 140: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

31

IX.

D2 v: IX. Vanden Boer, ende den Satyr.

- Satyr: in de klassieke mythologie een ruw wezen, half mens, half dier [Sterck1927 p. 651, 1]. Erasmus vertelt dit verhaal van de satyr in het hoofdstuk over‘Inconstantia, perficia, versutia’ in zijn Adagia, als uitleg van de uitdrukking ‘exeodem ore calidum et grifidum efflare’ (heet en koud uit één mond blazen). Hetis de 29ste fabel, Satyrus et viator van de Romein Avianus, en komt ook bijFaerno voor (nr. 58). Deze fabel inspireerde onder meer Jadob Jordaens toteen schilderij. [Meertens 1983, p. 111]

- Dubbel mensch: schijnheilig, ‘met twee gezichten’- 1 Verleghen: uitgeput, gehinderd, wanhopig [WNT 20/1, 765-70, 1 en 3]- 3 Vaerdich: bereid, bekwaam [WNT 18, 21 en 65, 2 en 8] [ook regel 12]- 4 Medogend’ wiert geneghen: medelijden kreeg, geneigd was tot medelijden[WNT 4, 1509]

- 6 Bestont: begon [WNT, 2/2, II, 2101, I, 3]- 7 Aessemen: ademen- 8Weest: wees het (enclisis); Bevont: besefte, waarnam [WNT 2/2, 2335-6, 1en 4]; Plegen: doen [WNT 12/1, 2496, 5]

- 10 Paps: met pap (genitief)- 13 Schromich: bang, angstig [WNT 14, 1110, A, 1]

Verklaring

- 2 Gront: overtuiging, gemoed, inborst [WNT 5, 938, I, 5 e]- 6 Betrout: vertrouwt; Veynsaert: veinzer, huichelaar- 8 Treken: daden, streken [WNT 17, 2284 en 2287, 2 en 5]

Eccles. XI. Iaco. IIII.

- ECCLES. XI. IACO. IIII.: Jezus Sirach (Ecclesiasticus) 11, 5-6 en Brief vanJakobus 3, 10 en 4, 9.

- 2 Eygen-wil: eigenzinnigheid [WNT 3/3, 4009, s.l. Eigenwillig]

D3 r: Sabellicvs.

- Dubbel-grondich: dubbelhartig, vals, geveinsd [WNT 5, 939, I, 5 e, s.l. Grond]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 141: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

32

- Sabellicvs: Dit citaat komt voor in Marcus Antonius Cocius Sabellicus’Rhapsodiae, enneade 9,4. [Zie fabel III, B7r; Nauta 1934, p. 26]

- 1 Emanuel: Manuel I, Griekse keizer (1120-1180). Trad tijdens de tweedekruistocht in vriendschappelijke verbinding met keizer Koenraad III. [Sterck1927 p. 650, 67]

- 4 Betoont: laten blijken [WNT 2/2, 2235, A, 1].- 6 Conradus: Koenraad III, Duits keizer (1094-1152), maakte een kruistochtnaar het Heilige Land, die minder gelukkig slaagde. Het leger bezweekgedeeltelijk door onmatigheid, gedeeltelijk door het vergif dat de Grieken in debronnen wierpen. [Sterck 1927 p. 650, 67]

- 7 In Palastinam: naar Palestina (accusatief)- 8 Derhalven: om die reden [WNT 3/2, 2426, 1]- 9 Meels: (van) meel (genitief) [Sterck 1927 p. 650, 67: met s achter veel]- 11 Krancheyden: ziekten [WNT 8/1, 97]- 13 Bevonden: waargenomen, beseft [WNT 3/2, 2335-6, A, 1 en 4] [cf supra]- 15 Van daer...ghevoordert: ontboden [WNT 22/2, 1174, 2]- 18 Haer wachten: zich hoeden voor [WNT 24, I, 484, 2]- 21 Dickmael: dikwijls- 21-22 Achter de rugghe: terwijl je het niet ziet, als je je omdraait- Veel gheweet, veel vermeet: veel weten, veel vermetelheid

D3 v: IX. Boer, en Satyr.

- 3 Verkleund: verkleumd- 4 Dreund: rilt, hier: klapperen [Meertens 1983, p. 111]- 7 Domp: adem [Meertens idem]- 9 Nap: beker, kom [WNT 9, 1547, 1]- 12 Vont: vondst, ontdekking [WNT 22/1, 1104, 4 c]- 13 Ter vlucht: haastig, fluks [Meertens idem]; of: in zijn vlucht- 15 Vvacht u: hoed u; Schouwt: schuw, mijd- Dubbel-over quaet: dubbel zo, tweemaal zo- Wonder: verwondering, verbazing [WNT 26, I, 1902, 1]

D4 r: Prent

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 142: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

33

X.

D4 v: X. Van ’t Serpent Basiliscus, en van het VVeselken.

- Basiliscus: koningslang, fabelachtig dier met het voorlijf van een haan, en hetachterlijf van een slang [Sterck p. 524, 4] Hierbij willen we nog opmerken datDe Dene zich gebaseerd zou hebben op de verzen over de basilisk in MaerlantsNaturen Bloeme (l. 10760-92 [Geirnaert en Smith 1999, p. 38 noot 19]

- 4 Dootsapich: dodelijk, letterlijk: dood ‘vruchtbaar makend, weldadig’ [WNT 27,959, s.l. Zapen]

- 7 Toekomen: overkomen, ten deel vallen [WNT 17/1, 493, II, 2, c]- 9 Vrymoedich: onbevreesd [WNT 23, 788, 3 a]- 10Ruyt: Ruta graveolens, een plant die vanouds als tegengif en geneesmiddelgebruikt werd [WNT 13/2, 1777-8, 1]

- 12 Vroet: wijs; Wijt: ver- 13 Treecken: daden- 15 Te pas: zoals het behoort, betaamt [WNT 12/1, 614, II, 5 b, s.l. Pas I]

Verklaring

- 2 Daer met: waarmee; Wederstaet: zich verweert, verdedigt tegen [WNT 24,2308, I, 1]

- 3 Ontdoet: ontbindt, maakt ongedaan [WNT 10, 1832, C en B, 5]- 4 Ontheelt: openbaart, brengt aan het licht [MNW 5, 1076]

Luce XI. XXI. en XXII.

- LVCE XI. XXI. EN XXII.: Lucas 11, 21-22- 1 Het: heeft- 2 Vernoecht: tevreden; Verselt: begeleidt, vergezelt [WNT 20/2, 2295, II, 5]- 3 Koemt: komt

D5 r: Ivstinvs.

- Ivstinvs: Deze anekdote staat in de Historiae Philippicae II, 5 van Justinus,Romeins geschiedschrijver omtrent 150 na Chr. [Nauta 1934, p. 20; Sterck1927, p. 524, 4]

- 1 Scythia: in de streken van de Kaukasus [Sterck 1927 p. 524, 4]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 143: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

34

- 2 Doodt-stralende: met een straal (uit het oog) dodend, ‘doodbliksemende’ (cf.‘dootsapich ooch’ D4v r. 4 en Vondels gedicht r. 2: den menschen blixemt meteen oogenwenck int graf).

- 5 Manlijck-hertige Wijven: vrouwen met een uitzonderlijke dapperheid [WNT9, 213, 4, s.l. Manlijk]; Amasones: de krijgshaftige vrouwen uit Scythië, in deGriekse legende [WNT 1, 347]

- 7-8 Uyt-bleven: wegbleven- 12 Dickmaels: dikwijls- 18 Spies-roeden: spitsroeden [WNT 14, 2778, s.l. Spies I]; Toe-gerust: uitgerust- Verstoort dat Moort!: verhinder de moord

D5 v: X. Vveselken, en ’t Serpent Baselisco.

- 2 Le’en: leden- 6 Beswijmt: duizelig maakt; ‘van het hart, als de persoon vertegenwoordigend’:flauw vallen, in zwijm vallen [WNT 2/2, 2522, 1 en 2]; Straelt: treft pijnlijk met,doet doordringen [WNT 15, 2111, A, 1 en 2]; Ghequel: leed, pijn [WNT 4, 1022,1]

- 7 Swest: vleit [WNT 29, 1564, 4, s.l. Zwetsen]- 8 Beleyt: bedachtzaamheid, handelwijze [WNT 2/1, 1700 en 1702, 1 en 6]- 11 Haen-ghebroet: [niet gevonden in het WNT.] Zowel gebroed (gedierte) alshaan hebben hier een negatieve connotatie, waarbij haan wellicht als een‘vechtersbaas’ en dier dat ‘zich als meerdere gedraagt’ kan worden gezien[WNT 5, 1389, I b, s.l. Haan] [WNT 4, 496, 4 a, s.l. Gebroed]

- 13 Linckerny: bedriegerij, valsheid [WNT 8/2, 2440, s.l. Linker I]- 15 Verdempen: te niet doen, bedwingen [WNT 19, 1114, 1 b]- Ongheboghen: wellicht: rechtvaardige, eerlijke- Smelt: verslapt, vergaat [WNT 14, 2114-5, 3 a en b]

D6 r: Prent

- Koemt: komt

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 144: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

35

XI.

D6 v: XI. Vanden Leeuvv, ende het Peert.

- 2 Gansich: ongeschonden, gaaf, volledig [WNT 4, 252-3, I en II, 2, s.l. Gans];Beemd: grasland [WNT 2/1, 1295]

- 4 Beroemt sich: roemt zich, verheft zich op [WNT 2/2, 1906, A en B]- 9 Schalck: slim, sluw [WNT 14, III, 230, A, 3]- 12 Expaerdich: deskundig, ervaren [WNT 3/3, 4321, A, 1]- 13 Bockt: bukt; Quansuys: voor de schijn [WNT 8/1, 699, 2]- 15 Seech: neerzakte [WNT 28, 591, II, 3, s.l. Zijgen]- 16 Jonste: gunst (hier ironisch) [WNT 5, 1284]

Verklaring

- 4 Betrout: vertrouwt

Matth. VII.

- MATH. VII.: Matteüs 7, 15-23

D7 r: Sabellicvs.

- Koemt om hals: komt om het leven [WNT 5, 1656, I, 2 a]- Sabellicvs: Dit wordt beschreven in Sabellicus’ Rhapsodiae enneade 6, kap.1. [Nauta 1934, p. 20; zie ook fabel III, B7r en IX, D3r]

- 1 Archlistich: listig, boosaardig, vals [WNT 2/1, 636, 1]; Cleopatra: KleopatraThea, Egyptische prinses, oudste dochter van Ptolemaios VI. Philometor. Uithaar tweede huwelijk met Demetrios II Nikator werd haar zoon Antiochusgeboren. Moeder en zoon regeerden een tijdje samen, maar de moeder wildehem vergiftigen omdat hij Alexandros Zabinas had gedood. [Pauly-WissowaXI/1, kol. 785-787]

- 2 Antiochum: Antiochus VIII (Epiphanes Philometor Kallinikos), Gryphusgenoemd (= met de haviksneus) werd na de moord op zijn vader DemetriusNikator koning van een deel van Syrië, overwon zijn tegenkoning Alexanderen doodde zijn moeder, die hem wou vergiftigen. [Sterck 1927 p. 528, 6;Pauly-Wissowa I/2, kol. 2480-2483]

- 4 Alexandrum: Alexandros II, bijgenaamd Zabinaios of Za(e)binas, koning vande Seleukiden, in de tweede eeuw voor Christus. [Pauly-Wissowa IX A2,2207-2208]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 145: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

36

- 8-9 Dien volghende: daarom, daarop- 18-19 Met alsulcke Mate alsmen uyt-meet, werdtmen weder in-ghemeten:iemand gelijk met gelijk vergelden, ‘met dezelfde munt betalen’ [WNT 6, 1805,B, s.l. Inmeten]

- 20 Somtijdts: soms- 21 Onversiens: onverhoeds, onverwachts [WNT 10, 2177, 1 en 2]

D7 v: XI. Leeuvv, en Paerdt.

- 1 Grousaem: vreselijk, afschuwelijk, schrikwekkend [WNT 5, 128, 1]- 2 Ghetier: gebrul [WNT 4, 1838, 2]- 3 Gheweet: kennis, het weten- 6 Swetsers: van de bedrieger, vleier, snoever [WNT 29, 1566-7, 2 en 4]; Al temael: allemaal

- 8 Steend’: kermt, kreunt, zucht [WNT 15, 1451]- 11 Smout: zalf, olie [WNT 14, 2213, 1]- 12 Bloo: laf, zwak [WNT 2/2, 2917, 1]; Stout: zelfbewust, durvend [WNT 15,2019, A, 1]

- Flinck: slimmerik; bijdehand, doortastend persoon [WNT 3/3, I, 4556, 1], hierwellicht meer: boef, schavuit, deugniet, verwant met de betekenis ‘list’ [WNT3/3, 4557, 3]

D8 r: Prent

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 146: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

37

XII.

D8 v: XII. Vanden leughenachtighen Herder.

- Waent: veronderstelt, meent [WNT 24, 936-7, 2 en 3]- 1 Vleck: plaats, plek [WNT 21, 1761, II, 1]- 3 Bestont: begon- 6 Van heynde en van veer: van alle kanten [WNT 6, 480, I, 1]- 8 Onvromen: ontkrachten, verslappen [WNT 10, 2023]- 10 Schauw: schaduw- 11 Ras: in snel tempo [WNT 12/3, 356, 1]- 15Oude deuntgen: het oude liedje, hetzelfde ongeloofwaardige verhaal [WNT3/2, I, 2458]

- 16Waent: van plan is, van zins is [WNT 24, 940, 7]; Bekoomt t’onsachtich: nietgoed bekomt

Verklaring

- 7 Snoodich: op droevige, jammerlijke, ellendige wijze [WNT 14, 2405, 3, s.l.Snood]; Onbeeren: ontberen, te kort hebben

Proverb. X. XXI. en XXIX.

- PROVERB. X. XXI. EN XXIX.: Spreuken 10, 21 en 29- 1 Sich...in...behaghen: vermaak vinden in, welgevallen [WNT 2/1, II, 1458, 2]

E1 r: Manvtivs.

- Manvtivs: Sterck nog Nauta welke Manutius hier bedoeld is: in de 15e en 16eeeuw leefden er achtereenvolgens in Venetië: Manutius Aldus (drukker), M.Paulus (commentator van Cicero), M. Aldus de jongere. Sterck vermoedt datManutius Aldus (1450-1515) dit onderschrift bezorgde; hij schreef vele geleerdewerken in het Latijn en drukte de mooiste boeken. Nauta vermoedt eenverhaspeling van de naam ‘Mutianus’ of Cornelis Muth, leermeester van velehumanisten, die rond 1500 in Deventer studeerde. [Sterck 1927 p. 547, 15;Nauta 1934, p. 20]

- 1-2Wedervaren: overkomen [WNT 24, 2342, 1]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 147: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

38

- 3 Ampele, in Poloponeso: Peloponesus of Morea is het zuidelijke schiereilandvan Griekenland. Ampele is echter onbekend. Nauta vraagt zich af of het nietover Ampheia gaat, aangezien van deze stad bekend is dat ze bij verrassingdoor de Spartaanse koning Alkamenes ingenomen werd in de eerstemessenische oorlog. [Sterck 1927 p. 546, 15; Nauta 1934, p. 21; Pauly-WissowaI/2, 1884]

- 4 Gerucht: geluid, geroep; een praatje, een onbetrouwbaar verhaal [WNT 4,1687 en 1689, 1]

- 9 Ghevielt: gebeurde het; enclisis van ‘gheviel’ en ‘het’- 12 Placht: gewoon was [WNT 12/1, 2498, II, s.l. Plegen]; Versierde: verzonnen[WNT 20/2, II, 211, 1]

- 12-13 Schijn-onraedt: samenstelling waarbij schijn en onraad hun letterlijkebetekenis behouden: ‘bedrieglijk’ [WNT 14, 613, 7] en ‘al datgene waardoorde veiligheid van de burgers wordt bedreigd’ [WNT 10, 1765, 2]; Oversulckx:om die reden, daarom [WNT 11, 2261, 2]

- Waen: inbeelding, waanvoorstelling; onzekerheid, twijfel [WNT 24, 101 en 103,2 en 4]. In tegenstelling tot waarheid, en als verbinding daarmee.

E1 v: XII. Leughenachtighen Herder.

- 3 Vergrilt: vervuld van een sterke lust of verlangen [WNT 19, 2240, 2], had eengril; Tongh-gheneucht: tonggenot [WNT 4, 1526, 1, s.l. Geneugte]

- 5 Aelwaerdich: onbezonnen, dwaas [WNT 1, 29, 1]; Overluyt: al te luid [WNT11, I, 1879, B]

- 6 Ontjaeght: ontruk, ontneem [WNT 10, 1877, I]- 11 Voor-seker: waarachtig [WNT 22/2, 1058, I, 1]- 15 Veyle: gemene [Middeln. W. IX, 483, s.l. Vijl]. In het WNT komt dezebetekenis niet voor, daar vindt men wel (met een te positieve connotatie indeze context): onbekommerde, onbevreesde [WNT 18, III, 1361, e]; Guyt:bedrieger, huichelaar [WNT 5, 1225, 3]; Stoft: pocht, roemt [WNT 15, III, 1813]

- Wispeltuer: iemand die voortdurend verandert van gevoelens, gedachten,...[WNT 26, 1387]; Gheckt: spot

- Ontdeckt: ontbloot [WNT 10, 1827, 3]

E2 r: Prent

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 148: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

39

XIII.

E2 v: XIII. Vanden Esel, ende vanden Haes.

- Ghewis: beslist, zeker [WNT 4, 2108-9, II, 1 en 2]- Vorderlijck: bevorderlijk voordelig, gunstig [WNT 22/2, 1182, 1]- 2 Heyr: krijgsmacht, legerbende [WNT 6, 482, 1]; Te rusten toe: zich aan hetwapenen, op de oorlog aan het voorbereiden [WNT 13/2, 1908, 2]

- 4 In alderijl: zo snel, zo spoedig mogelijk [WNT 6, 1407, s.l. IJl II]; Bestonden:begonnen

- 5 Verbonden: aaneensloten, verenigden [WNT 19, 575, II, 4]- 16 Yet wes: iets (wes is genitief van wat ; iets wat = iets); Waer wt: waaruit;Vaten: vastgrijpen, begrijpen [WNT 18, 923, V, A, 10 en 932, 25]

Verklaring

- 6 Diem’: diegene die men- 7 Groven bottert dom: grove, domme lomperik (stommerik, domoor). [WNT3/1, 745, s.l. Botterik] Botter betekent ‘bedrieger’ maar dat past niet in decontext.; Betracht: behartigt, zijn werk maakt van [WNT 2/2, 2238, 3]

- 8 Beroep: werkzaamheden, bezigheden [WNT 2/2, 1908, 5]; Listicheden:bedrieglijke slimme daden [WNT 8/2, 2505, 2, s.l. Listig]

Esaie XXXIII.

- ESAIE XXXIII.: Jesaja 33, 1 en 14- 2 Archlistich: listig, boosardig, vals [WNT 2/1,636, 1]- 3 Sich...stellen: zich verzetten tegen [WNT 15, 1316, III, 7]- 4 Grammoedich: met boos gemoed

E3 r: Coelivs.

- Schijn: in de zin van ‘lijken’- Coelius: Caelius Richerius Rhodiginus (Richieri van Rovigo, bij Padua, 16eeeuw). Nauta vond dit citaat niet bij Coelius (Antiquae lectiones ), maar wel bijCicero (De Oratore II, 66), Erasmus (Apophthegmata VI, varie mixta nr. 44) enZwinger (Theatrum humanae vitae, p. 1207 der tertiatio van 1587 (Basileae),waar vermeld wordt dat ook Cuspinianus het verhaalt). [Nauta 1934, p. 23]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 149: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

40

- 3 Scipio Aemilianus: P. Corn. Scipio Aemilianus Minor, Romeins veldheer, netals zijn adoptievader Scipio Major Africanus bijgenaamd. Scipio Aemilianusmaakte door de verwoesting van Carthago (146) een eind aan de derdePunische oorlog, en veroverde in 133 Numantia in Spanje. [Sterck 1927 p. 590,37; Van Dale 12, 3879]

- 4 Numantiners: bewoners van Numantia in Spanje, dichtbij de Douro-rivier tennoorden van het huidige Soria; Cajus Metellus: G. Caecilius Metellus, zoonvan Metellus Macedonicus [Nauta 1934, p. 23]

- 11 Proffijtelick: nuttig [WNT 12/2, 4372, A, 2]- Van pas is ras: van pas is snel, flink [WNT 12/3, 355-7, 1, 2 en 3 a, s.l. Rasch],‘van pas’ is goed

E3 v: XIII. Van den Ezel, en de Haes.

- 5 Te rusten op: te wapenen [WNT 13/2, II, 1908, 1]- 9 En passen...niet: dubbele negatie ‘en niet’ (passen niet)- 10 Vliet: vlucht- 11Wel aen: komaan; Schrickt: schrikt af- 13 VVallen wacht: verdedigingsmuren bewaakt [WNT 24, 705, I, 2 en WNT 24,482, I, 1]

- 14 Haes-op gaen doet: er snel van door gaat [WNT 5, 1472, 2, s.l. Haas]- Rend: rent, loopt; Zeylt: loopt, gaat [WNT 27, I, 1820, II, 13 a]; Alomme: overal,rondom [WNT 2/1, 225-6, 1 en 2]

E4 r: Prent

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 150: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

41

XIV.

E4 v: XIV. Den strijt vande viervoetige Dieren, en de Vogelen.

- Volhaerdich: volhardend, standvastig [WNT 22/1, 815]- 3Wis: zeker [WNT 26, I, 1357, 1]- 4 Duyst’derley: duizenden- 8 Fy: foei, laakbaar [WNT 3/3, 4455, 1 en 2]- 10 Ghemat: uitgeput [WNT 9, 322, 1, s.l. Matten II]- 11 Rat: snel [WNT 12/3, 142, 1, s.l. Rad III]- 12 Vervolgh: volgen; Behoedich: behoed- 13 Versochten: (beleefd) vroegen [WNT 20/2, 2444, III, 5]- 16 Onvroedich: onverstandig, onwijs

Verklaring

- 1-2 Die in Gheselschap...met hun verdraecht: dit betekent zoiets als ‘met wieje goede dingen hebt genoten, moet je ook kwade dagen verdragen’.

- 3 Verklaecht: beschuldigd [WNT 20/1, 245, 1, s.l. Verklagen]- 8 Sweven: van de ziel en andere zaken van ‘hogere orde’ zei men dat ze konzweven, drijven in de lucht [WNT 29, 1580, III, 7 a]

Deuterno. XXIII.

- DEVTERNO. XXIII.: Deuteronomium 23, 10-15- 2 U...wachten: op uw hoede zijn [WNT 24, 484, 2]- 3 Vileyn: gemeen, laag, schurkachtig (persoon). Het is niet duidelijk of vileynhier een adjectief of een substantief is. Als nomen krijgt het woord in het WNTde betekenis ‘laagheid, gemeenheid’, die niet naar een persoon verwijst. [WNT21, 666, II s.l. Vilein I en 666, 1, 2 en 4 s.l. Vilein II]

- 4 Besold: loon, soldij [WNT 2/2, 2494, s.l. Bezoldigen]

E5 r: Aelianvs.

- Aelianvs: Claudius Aelianus, Romeins geschiedschrijver (omtrent 200 na Chr.),beschreef deze oorlog in zijn Variae Historiae boek 9. [Sterck 1927 p. 604, 44;Nauta 1934, p. 24]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 151: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

42

- 1 Hiero: Hiero I, koning van Syracuse op Sicilië [Sterck 1927 p. 604, 44]- 1-2 Themistoclem: Themistocles, de beroemde Atheense staatsman, hoofdvan de volkspartij (ca. 524-459 v.C.) en veldheer in de Perzische oorlogen (5eeeuw v. Chr.). Hij maakte van Athene een zeemogendheid en won de zeeslagbij Salamis (480). Later werd hij door het ostracisme verbanen (471). [Sterck1927 p. 604, 44; Van Dale 12, p. 3882-3883]

- 7 Sulckx: zoiets- 10 Triumphen: feestelijke intochten of feestvertoon ter ere van iemand die alsonverwinnaar ontvangen wordt; zoals voor een veldheer in het oude Rome[WNT 17/2, 2876-7, 1 en 2]; Schouw-spelen: toneelspelen [WNT 14, 966, 1]

- 13 Aerdighe: geestige (met gevatheid), beleefde [WNT 1, 555, I, 1 en 3]- 22 Blood: laf, vreesachtig- Schouw: schuw [WNT 14, VI, 956, A, 1]; Grouw: dit zou gruw of grauw kunnenzijn. Gruw betekent ‘angst, afkeer, afschuw’ [WNT 5, 1187, 1 en 2], en hoorttot het zelfde betekenisveld als het adjectief schouw. Grauw heeft verschillendebetekenissen, waaronder: ‘snauw, snibbig woord’ [WNT 5, IV, 609], ‘grijs’, metnegatieve connotaties als duister, somber, triestig (I, 602-604, 2), of zelfs ‘hetgepeupel’ (II, 608, D). Het is moeilijk te oordelen welke betekenis het best past.Een verbinding tussen twee adjectieven lijkt me het meest voor de hand teliggen (aangezien schuw een adjectief is). Grouw zou dan ‘grijs’ betekenen,en verwijst misschien naar een lijkbleke kleur van angst. Misschien speelt Vande Venne bewust met homonymie, zoals hij wel vaker doet. (Zie hierover VanVaeck 1988.)

E5 v: XIV. Den strijt vande viervoetige Dieren, tegen de vogelen.

- 3 Ey-ghebroet: dieren uit een ei gebroed, broedsel. Gebroed kan ook eennegatieve connotatie hebben: gedierte. [WNT 4, 496, 1 en 4 a]

- 4 Koemt strijdt: komt, strijdt;- 6 Swierd: vliegt, zweeft (volgens een niet rechtlijnige koers) [WNT 29, 1633, I,1 b, s.l. Zwieren]

- 9 Ontrouw: adjectief- 11 Ghedruys: rumoer, dof lawaai [WNT 4, 634, 2 a]- 13 Vael: donkergrijs, of: vals, listig [WNT 18, II, 17 en 19, 5 en 9]- 15 Onheus: oneerlijk, vals, niet oprecht [WNT 6, 714, 2, s.l. Heusch]- Bluts: beroofd, kaal [WNT 2934, 1 en 2]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 152: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

43

E6 r: Prent

- Sluipers: die wegsluipen; stiekemerds [WNT 14, 1948,1]; Verachters: mensendie iets of iemandminachten, laken, verwerpen, vernederen,... [WNT 19, 40-42,2-4]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 153: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

44

XV.

E6 v: XV. Vanden Olyphant, ende den Draeck.

- Op ’t hooft ghedreven: overkomt hem. Betekent waarschijnlijk zoiets als ‘ietsop je bordje krijgen’ (ergens voor opdraaien), maar dan hier over de eigenschuld.

- 1 Bloet-suyper: bloedvergieter, bloedzuiger [WNT 2/2, 2888, 1]; Ghenaken:naderen, nabij te komen [WNT 4, 1493, 1]

- 3 Zat: verzadigd [WNT 27, I, 961, I, 1]- 4 Vermaken: plezieren- 6 Onverhoets: onverwachts; Stert: staart- 10 Versaen: verzadigen- 11 Allencxkens: langzamerhand, gaandeweg [WNT 2/1, 176]- 13 Sich niet by tijts is wendich: draait zich niet op tijd, keert zich niet op tijd af[WNT 25, 1300, 1]

Verklaring

- 1 Verstaelde: kille, keiharde [WNT 20/2, 588, 2]; Sinnen: gedachten, gevoelens[WNT 28, 1055 en 1060, III, 15 en IV]

- 2 Suypen: zuigen, drinken; Vreck: hebzuchtig [WNT 23, I, 463, 2]- 4 D’onnoos’len val: de ondergang van de onschuldige- 7 Toeghedocht: toegewenst, voor hen bestemd [WNT 17/1, 411-2, 1 en 2]- 8 Verselt: vergezeld

Prover. XI. Esaie. XXXII. LVII.

- PROVER. XI. ESAIE. XXXII. LVII.: men vindt iets terug over rechtvaardigheid,straf en beloning in Spreuken 11, 5 en 9 en 19; Jesaja 32, 1-2 en 10; Jesaja57, 2 en 13 en 21

- 1 Lieft: geen waarde hecht aan, geen belangstelling koestert voor [WNT 8/2,2146, 4], en in regel 3: geeft om, graag mag (2145, 2)

- 4 Veer: ver weg

E7 r: Carionis.

- Carionis: Hier kiest Van de Venne voor een tekst uit Carionis, in plaats vanPers’ passage (uit Vondel) over te nemen (Rechters 16, 21-30). We vondenechter nergens terug wie deze Carionis was.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 154: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

45

- 1 Mahometus: waarschijnlijk Mehmet II, genoemd Fatih (de veroveraar), dezevende sultan van het Osmaanse rijk (1444-46 en 1451-81) die Konstantinopelveroverde in 1453. Methmet viel aan met zo’n 60000 Turkse soldaten, waarKonstantijn XI slechts 6000 man tegen in de strijd kon brengen. Hij veroverdeook nog Servië, Noord-Morea, Lesbos, Bosnië, voerde zeventien jaar oorlogtegen Venetië en viel herhaaldelijk binnen in Hongarije en Oostenrijk. [Larousse14, p. 257-259 en 16, p. 122]

- 3 Constantinopel: het huidige Istanbul, door Konstantijn in 324 gesticht op deplaats van het oude Byzantium. [Larousse 14, p. 257-259]

- 5 Justinianus: Het is niet duidelijk welke Justinanus hier bedoeld wordt.- 7 Quartier: verblijfplaats van een militair [WNT 8/1, 714, 22]- 8 Perssinghe: druk, dwang [WNT 12/1, 1298-9, 1 en 3]- 9 Kleyn-moedicheyt: gebrek aan moed [WNT 7/2, 3817, I, 1]- 13 Paleologus: De keizer die geen weerstand kon bieden aan Mehmets aanvalwas Konstantijn XI (1449-53), de laatste keizer van het geslacht Palaeologus,dat sinds 1216 met Michael VIII de macht droeg in Konstantinopel. Konstantijnsneuvelde tijdens de oorlog met Mehmet. [Larousse 14, p. 257-259; Brittanicavol. 9m p. 72]

- Swijckt: ga ten onder, bezwijk [WNT 29, 1689, 1]

E7 v: XV. Olyphant, en Draeck.

- 1 Schrickich: verschrikkelijke, schrikwekkende [WNT 14, 1070, A, 2]- 2 Ruygh: het harige gedeelte [WNT 13/2, 1639, I, A, 1 b]- 4 Maffe: slappe, krachteloze [WNT 9, I, 87]- 6 Slingher-steert: slingert met de staart [WNT 14, 1802]- 14 In ’t lest: op het einde, uiteindelijk- 15 Pranght: kwelt, hindert [WNT 12, 3891, A, I, A, 4 b]. Prangh (in de spreuk)betekent ‘kwelling, gekwel’.

- 16 Bloet-suypers: cf. supra- Schijnt: lijkt

E8 r: Prent

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 155: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

46

XVI.

E8 v: XVI. Van den ouden Oyevaer.

- 8 Vernoegh: voldaanheid, tevredenheid [WNT 20/1, 1650, 2]; Slaven: hardwerken

- 12 Vergheldingh: beloning

Verklaring

- 3 Voorsiende syn behoet: oog hebbend op zijn bescherming [WNT 2/1, 1498,B]

Eccles. VII.

- ECCLES. VII.: Jezus Sirach 7, 27-28 en 3, 1-16- 1 Bey: beide- 3 Verschoonen: helpen, bijstaan, beter doen worden [WNT 20/2, 75 en 81, Ien II, 13]

F1 r: Valerivs Maximvs.

- Valerivs Maximvs: Romeins geschiedschrijver uit de 1e eeuw na Christus, dietoepasselijke voorbeelden verzamelde uit de geschiedenis. Deze anekdotebeschreef hij in boek V, kap. 4,7. (Het komt als exempel voor in hetMiddelnederlandse Scaecspel, in het Kaetsspel nr. 63 en in Köhlers KleinereSchriften II, 387.) [Sterck 1927 p. 547, 29; Nauta 1934, p. 30; zie Pauly-WissowaVIII A1, p. 90-116]

- 1 Pera: onbekend; Cinonis: van Cinon; ons onbekend; In sulcker voeghen: opzo’n manier, wijze [WNT 22/1, I, 188-9, I, 1 c]

- 5 Gheteelt: verwekt [WNT 16, 1415, A, 1]- 6Wel uytghegheven: goed uitgehuwelijkt [WNT 17/3, 690, I, 7]- 13 Salicheyt: in godsdienstige zin: staat van hoogste, eeuwige geluk [WNT 27,75, II, 7]

- 14 Beneffens: naast

F1 v: XVI. Ouden Oyevaer.

- 1 Aenmerckt: bemerk

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 156: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

- 2 Neemt...waer: let op, verzorgt [WNT 24, 321 en 328, 1 en 4 a]- 5 Staech: aanhoudend- 7 Geaes: voeden [WNT 2/1, 785, I, 1, s.l. Azen I]- 10 Gherieft: help, sta bij [WNT 4, 1669, 1]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 157: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

47

- 12 Grijsen Tijdt: hoge ouderdom [WNT 5, 747, 2 c, s.l. Grijs I]- 13 Voorleden: verleden

F2 r: Prent

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 158: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

48

XVII.

F2 v: XVII. Vanden Cameleon.

- Verwen: kleuren; Onghestadich: veranderlijk- 3 Locht: lucht- 4 Reden: woorden [WNT 12/3, I, 826, I, A, 13]- 5 Herdicheden: hardheden- 8 VVel quaet: moeilijk [WNT 8/1, 643, B, 5]; Zeden: gewone loop der dingen,gewoonten [WNT 27, I, 1015 en 1020, 1 en 2]

- 9 Van...bevonden: op...betrapt, aan...schuldig gevonden [WNT 2/2, 2335, A,3]

- 15 ’t Welck hem seer teghen is: waarmee hij in strijd is; waar hij een sterkeafkeer van heeft [WNT 16, 1257, II, 2 en 4]

- 16 Sich...wacht: zich hoedt voor

Verklaring

- 1 Pluymstrijckers: vleiers; Kopp’laers: hoerenwaarden, bordeelhouders [WNT7/2, 5549, 1]; Roffianen: bordeelhouders, schelmen [WNT 13/2, 860-1, 1 en 2]

- 5 Yver: na yver ontbreekt een komma: met yver, sorch en moeyt

Esaie V. Ozee VII.

- ESAIE V. OZEE VII.: Jesaja 5, 20-21 en 25 letterlijk; Hosea 7, 2 en 13 vrijnaverteld

- 3 Reen: rede (verstand)- 4 Thooren: woede; Ontsint: woedend, buiten zichzelf van gramschap [MNW5, 1261, 1]

F3 r: Probvs.

- Onghenadigh: onbarmhartig, wreed [WNT 10, 1637, I, A, 1 en B]- Probvs: De auteur is hier Corn. Nepos. Zijn levensbeschrijvingen va beroemdeveldheren staan op naam van Probus (of ook Aemilius Probus, Romeinsschrijver in de 1e eeuw na Christus). Deze anekdote is een vrije uitweiding vanwat Nepos schreef in het leven van Alciabiades kap. 1: ‘Omnes admirantur inuno homine tantam esse dissimilitudinem tamque diversam naturam’. Devergelijking van Alciabiades met de kameleon wordt hier niet gemaakt, maardie is iet zeldzaam en komt bijvoorbeeld bij Plutarchus en Bellunensis voor.[Nauta 1934, p. 25; Sterck 1927, p. 641, 62]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 159: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

49

- 1 Alcibiades: Atheens staatsman (imperialist) en veldheer (ca. 450-404),opgevoed in het huis van zijn voogd Pericles, leerling van Socrates. Hij waszeer eerzuchtig en in zijn jeugd erg losbandig. Hij werd in 404 vermoord. [Sterck1927 p. 640, 62; Van Dale 12, p. 3845]; Dierghelijcke: dergelijke

- 3 Bekommert: zich beziggehouden, er zijn werk van gemaakt [WNT 2/1, 1620,4]

- 5 -6 Hy hinck de wimpel na alle winden: hij wisselde van overtuiging naar alleomstandigheden [Sterck 1927 p 641, 62]

- 9 Oploopich: oproerig, driftig [WNT 11, 1017, 1 en 2]; Brassen: gulzig enoverdadig eten en drinken, zwelgen [WNT 3/1, 1149, I]

- 16 Kenlick: bekend, duidelijk [WNT 7/1, 2137 en 2141, I, 2 b en 4]- 17 Bedyen: slagen, vooruitgaan [WNT 2/1, 1189-90, 1 en 2]- 19 Veel-tijdts: vaak- Beklijft: gaat vooruit, overwint, blijft [WNT 2/1, 1603-4, I, A, 2 en B; 1605, II]

F3 v: XVII. Van de Cameleon.

- 2 Binnen-gheest: geest (die in het lichaam huist), gedachten- 5Wanckelbaer: veranderlijk, onstandvastig [WNT 24, 988, II, 4]; Door schijnich:doorschijnend, schijn doorlatend. In het WNT staat nog een citaat waarin menkameleons doorschijnend noemt: zo werd het veranderen van kleur wellichtverklaard. [WNT 3/2, 3037, 3].

- 8 Behoutet staen: behoudt het (enclisis), laat het staan- 10 Met der daet: werkelijk [WNT 9, 639]- 14 Broed: brengt voort [WNT 3/1, 1418, 4 a]; Ghejock: gescherts [WNT 4, 492,1]

- 15 VVagghel-muts: weifelaar, veranderlijk persoon [WNT 24, 644, s.l.Waggelen]; VVapper-mont: babbelkous, mond die nooit stil staat [WNT 24,1148, s.l. Wapperen]

- 16 Gront: mening

F4 r: Prent

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 160: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

50

XVIII.

F4 v: XVIII. Iupiter, en de Honich-Bye.

- Dwaeslick: op dwaze wijze; Yet: iets; Verghen: eisen, dwingend vragen;aanbieden, geven [WNT 19, I, 2032 en 2036, 1 en 5]

- Ylich: spoedig [WNT 6, 1411, I]; Terghen: uitdagen- 1 Naer ’t betamen: zoals het hoort- 8 Beschamen: onteren, met schande bedekken [WNT 2/2, 1948, I, 1]- 12 Zeden: gewoontes- 16 Reden: rede (ratio)

Verklaring

- 3Wraeck-giere: wraaklustige- 5 Bejaghen: verkrijgen [WNT 2/1, 1550, B, 2 b]- 7 Ootmoede: nederig; Vernedert: nederig

Proverb. XXX.

- PROVERB. XXX.: Spreuken 30, 7-9. Dit zijn evenwel de woorden van Agur enniet van Salomo (de woorden van Salomo staan in Spreuken 10-22 en 25-29).Vroeger werden alle Spreuken echter aan Salomo toegeschreven, doordatvers 1,1 luidt:Dit zijn de Spreuken van Salomo, de zoon van David, de koningvan Israël. [Bijbel p. 803]

- 2 Verflout: verzwakt, uitput, afmat [WNT 19, 1818-9, 1]

F5 r: Lvcae Cap. 9.5.

- Lvcae Cap. 9.5: Lucas 9, 52-56- 3 Haer voor henen sont: hen vooruit zond; In Samariam: naar Samaria(accusatief)

- 11 Hittighen: felle, hevige [WNT 6, 773, I, 4]- 12 Onbillick: onredelijk, onrechtmatig [WNT 10, 1164, II, a en b]- 18 Benijden: haten, niet kunnen verdragen [WNT 2/1, 1801, A, 2]- 19 Verdempen: te niet doen, bedwingen, onderdrukken [WNT 19, 1114, 1 b];Wel aen dan: komaan dan; Doet: imperatief ‘doe’ ofwel ‘doe het’ (enclisis);Verwint: overwin

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 161: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

51

F5 v: XVIII. Iupiter, en de Honich-Bye.

- 1 Tracht: probeert [WNT 17/1, 1770, 3]- 4 Daer neffens...gaet: waarnaast/ waarbij ook bitter past- 10 Doocht: deugt- 13 Straelt: (met je angel) steekt [WNT 15, 2111, A 3]; Lemt: kwetst, verminkt[WNT 8/1, 1541]

- Vermijdt de nijdt: als Mijd Nijd teruggevonden in Van de Vennes grisailles,waarbij een vechtpartij tussen bedelaars getekend is. Deze spreuk komt ookbij Cats voor. [Plokker 1984, p. 185, 72]

F6 r: Prent

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 162: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

52

XIX.

F6 v: XIX. Van de Pauvv, en de Nachtegael.

- Vernoeght: tevreden- Belieft: goedvindt, goeddunkt [WNT 2/1, 1726-7, A, 2 en B, 2]- 2 Iuno: oorspronkelijk een Oud-Italische licht- of maangodin, in de klassiekemythologie de gemalin van Jupiter, later geheel vereenzelvigd met Rhea. Zijis de koningin der goden en beschermster van het Romeinse gebied, depatrones der vrouwen, van het huiselijk leven en van de geboorte. [Van Dale12, 3864-5]; Gheheylicht: aan welke godheid zij toegewijd is; die zij als heiligeeert [WNT 4, 823, 1 en 2]

- 4 Seer overschoon: heel mooi (tautologisch)- 8 Vaerdich: bekwaam- 15 Besint: geliefd, bemind [WNT 2/2, 2478-9, 7]- 16 Vernoegh’lick: tevreden [WNT 20/1, 1661, s.l. Vernoeglijkheid]; Naer: na

Verklaring

- 1 Sich vernoecht op: blij is met, tevreden is met [WNT 20/1, 1659-60, 4 en 7]- 5 Ontsint: woedend; Draven: streven, wedijveren [WNT 3/2, 3265, 4 en 6]- 8 Rijck van haven: rijk aan goederen, eigendommen [WNT 6, 127, 1]

Ioan. III. Psalm XXVIII.

- IOAN. III. PSALM. XXVIII.: Johannes 3, 35-36 en Psalm 28, 6-7

F7 r: In Adagiis.

- Voeghen: gedragen, schikken, aanpassen [WNT 22/1, 186, 10]- In Adagiis: De bekendste Adagia (Spreuken) zijn die van Erasmus (Nederlandsehumanist, 1466-1536), maar Nauta kan er het citaat niet vinden. [Nauta 1934,p. 20; Sterck 1927 p. 532, 8]

- 1 Callinous: Grieks elegiedichter uit de 7e eeuw voor Christus [Sterck 1927 p.532, 8]; Calliopes: van Calliope (genitief), muze van het epos, voorgesteld metwastafeltjes en schrijfstiften [Sterck 1927 idem; Van Dale 12, p. 3851]

- 3 Lijf...ghedaente: lichaam en gestalte [Sterck 1927 idem]- 4 Natuere: geaardheid, geest [WNT 9, 1606, 4]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 163: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

53

- 5 Verciert: begiftigd [WNT 20/2, 210, I, 4]- 10 Trachten: verlangen [WNT 17/1, 1773, 4]- 16Bedomt: beneveld, verdoofd [WNT 2/1, 1205, s.l. Bedompt: 1, s.l. Bedompen:3]; Waggel-lust: lust tot onstandvastig, veranderlijk gedrag [WNT 24, 638, 4,s.l. Waggelen]

- Aerdigh: aangenaam, beleefd [WNT 1, 554, I, II, 3]. Merk op dat hier uitzonderlijktwee spreuken onder het proza afgedrukt staan.

F7 v: XIX. Pauvv, en de Nachtegael.

- 2 Bykans: bijna [WNT 2/2, 2615]- 8 Aerdicheyt: aardige eigenschap [WNT 1, 558, 2 a] schoonheid, talent;Beneffens: naast [WNT 2/1, 1797, 3]

F8 r: Prent

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 164: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

54

XX.

F8 v: XX. Van den Leeuvv, ende van de Muys.

- Gheresen: gestegen (op de maatschappelijke ladder) [WNT 13, II, 454, I, I, D,b]

- Hulpich: een hulp- 2 Belommert: beschaduwd [WNT 2/1, 1740]; Telghen: jonge bomen [WNT 16,1428, 6]

- 3 Vant: vond- 4 Metter yl: met spoed, met grote snelheid [WNT 6, 1407, s.l. IJl]- 5 Greepse: greep ze- 7 Loofde: beloofde; Verghelden: belonen- 9 Naer: na- 11-12 Hy bruld’...los konde maken: hij brulde en tierde luid of ze hem los konmaken, hetgeen het muisje, dat kwam aangelopen, begrepen heeft

- 13 Behend’: behendig- 16 Smaken: goedkeuren, goedvinden [WNT 14/2, 2035, 5]

Verklaring

- 1 Opgedregen: omhoog gebracht [WNT 11, 462, A, I, 1]- 2 Verneerden: nederige, onderworpen [WNT 30/1, 1537, 1 en 2]- 3 Licht: gemakkelijk [WNT 8/2, 1949, B, 2]; Rat: zinnebeeldige voorstelling vanhet wisselvallige lot, Fortuna [WNT 12/3, I, 139, 4, s.l. Rad], als een vrouw opeen rad

- 4 Koempt: komt- 8 Den damp des G’luckx: de damp van het geluk. In de oudere geneeskundeis damp een vochtige opstijging in het menselijk lichaam, als oorzaak vangemoedsstemmingen. Het WNT geeft hierbij een citaat van Hooft: Soo mymaer in’t hooft de dampe niet des lucx ghesteghen waer. [WNT 3/2, 2267, 2].

Proverb. XXVII.

- PROVERB. XXVII.: Spreuken 27, 9-10 en 24- 2 Ylich: met haast, met spoed [WNT 6, 1411, II]; Yver: ijverig

G1 r: Egnativs.

- Somtijts: soms

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 165: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

- Egnativs: Joannes Baptista Cipelli Egnazio (1473-1553), Venetiaans professor,leerling van Politionaus en vriend van Erasmus. Hij is de auteur van o.a. DeCaesaribus en De

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 166: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

55

origine Turcarum (over de oorsprong van de Turken). Het exempel van Amuradvindt men ook in Fulgosus' Exempla V, kap. 2. [Nauta 1934, p. 21; Sterck 1927p. 537, 10]

- 1 Balduino: Balduinus of Boudewijn I was een jongere broer van Godfried vanBouillon, en nam ook deel aan de kruistochten. Misschien is hier echter eenvan zijn opvolgers Boudewijn II of III bedoelt. Ze waren alle drie koningen vanJeruzalem. [Sterck 1927 p. 536, 10]

- 3 VVarre-Net: vangnet voor dieren [WNT 24, 1303, 1 a]- 3-4 Doen hy Admirata...Huysvrouw: Volgens Nauta is hier Amurad bedoeld,zoals hij in Fulgosus Exempla V, kap. 2 kon lezen. [Nauta 1934, p. 21] WIjkonden noch Admirata, Admiratus of Amurad vinden. Bij Vondel staat Admirati(2e naamval) en Sterck leest deze zin als volgt: ‘toen hij de vrouw van Admiratus,de Turkse Bassa in gevangenschap hield...’ [Sterck 1927 p. 536, 10] Van deVenne neemt de genitiefvormen Admirati en Bassae niet over. Hij schrijft:‘Admirata, des Turckschen Bassa Huysvrouw’. het zou kunnen dat Van deVenne Admirata hier als de naam voor de huisvrouw interpreteert, ook omdater ‘des’ staat, waar men ‘den’ verwacht. Hier kunnen we ons echter niet metzekerheid over uitspreken.

- 4 Bassa: een bassa of pasja is een bestuurder van een provincie in Turkije.Bassa is de Italiaanse en Spaanse versie van de Turkse titel. [Sterck 1927idem; Larousse 4, p. 48]

- 5-6 Besinnede hy hem gheheel anders: veranderde hij van gedachten [WNT2/2, 2478, 5]

- 7 Uyt-rechten: uitrichten, bewerken [WNT 17/3, 1285, 3]- 9Wierdt: werd- 10 Selfs: zelf- 11 Liet...niet af: hield niet op [WNT 1, 1118, II, 1 b]- 17 Onlijdelick: ondraaglijk [WNT 10, 1718, 1 a]- Belet: verhindering, belemmering [WNT 2/1, 1711, 1]; Ontset: Ontzetten:ontroven; voorkomen, bevrijden; door schrik verbijsteren [WNT 10, 262-4, I, 1b en d; 2 c; II, 4] De verschillende betekenissen bemoeilijken de interpretatie.Bovendien is ontset op te vatten als een imperatief (neem de belemmeringweg) of als indicatief presens (hinder brengt je in moeilijkheden). De eersteinterpretatie impliceert dat je de ander in nood moet bijstaan. De tweede komtmisschien overeen met de spreuk op de volgende pagina De noot onbloot:nood maakt arm.

G1 v: XX. Leeuvv, en de Muys.

- 1 By gheval: bij toeval [WNT 4, 1899, A, 3]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 167: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

56

- 2 VVarre-Net: [cf. supra, zelfde fabel]; Beschickt: klaargemaakt [WNT 2/2,1980, A, 3]

- 5 Grimt: gromt, brult [WNT 5, 780, 1 c, s.l; Grimmen]- 6 Schier: snel, bijna [WNT 14/1, IV, 562-3, B, 1 en 5]- 8 Praem: nood, kwelling [WNT 12/2, 3789, II, 1 b]; Gheschal: geroep [WNT 4,1705-6 1 a en b]

- 12 Ontginck: ontsnapte [WNT 10, 1845, A, 4]- Meucht: kunt- De noot ontbloot: een variatie van deze spreuk bestaat ook in een grisaille vanVan de Venne ‘Noot maeckt Blood’, waarop een vechtpartij tussen bedelaarsvoorkomt. Blood betekent volgens Plokker in de eerste plaats ‘vreesachtig, laf’,maar een vrouw met een ontbloot achterwerk wijst erop dat blood ook ‘naakt’kan betekenen. [Plokker 1984, p. 193, 76] In de context van deze fabel lijkt hetmij nog anders te interpreteren: in nood verliest men rang en stand; het kaniedereen overkomen en het ‘zet je in je blootje’. Plokker wijst trouwens op nogeen andere variant in het Tafereel van de belacchende werelt (164): ‘Nootbloot. Bloot noot.’.

G2 r: Prent

- Naer: na

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 168: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

57

XXI.

G2 v: XXI. Vande Vlieghe, en de Miere.

- Prijswaerder: lofwaardiger, verdienstelijker [WNT 12/2, 4158, 1]; Sich t’erneeren:zich te redden, voeden [WNT 3/2, 4201, 1 en 2]

- Leuy: lui; Veracht: geminacht [WNT 19, 31, 1]- 1 Verschoven: verstoten, ellendig [WNT 20/2, I, 105-6, I, A, 1 en 3]- 3 Ghegaert: verzameld [WNT 4, 124, I, I, s.l. Gaderen]- 4 Dats: dat (waar de s vandaan komt is niet duidelijk); Steedse: altijd dezelfde(in het WNT 15, III, 928: voortdurend)

- 6 Mijn voe: me voed- 7 Mijn: mij; Graech: gulzig, schrokkig [WNT 5, 510, I, 1 b], ik die gulzig ben- 9 Naerstich: ijverig- 10 Schemper: spottend [WNT 14/1, IV, 252, B]- 14 Yet: iets

Verklaring

- 4 Ghemeenen: alledaagse, gewone [WNT 4, 1370, III, B, 2 b]- 6 Smaet: schande, minachting [WNT 14/2, 2003;, 2 en 3]

Proverb. XVI.

- PROVERB. XVI.: Spreuken 16, 8 en 16- 2 Raet: aanraadt

G3 r: Cvspinianvs.

- Slindt: vernielt door gulzig opeten [WNT 14/2, 1780, 1, s.l. Slinden]- Cvspinianvs: Wellicht uit Cuspinianus’ De Caesaribus. [Nauta 1934, p. 24; ziefabel II, B5r]

- 1 Maximianum, ende Diocletianum: Maximianus, Romeins keizer (305-311),was de opvolger van zijn schoonvader Gaius Valerius Aurelius Diocletianus(kiezer van 284 tot 305), die het rijk tot een absolute monarchie maakte.Diocletianus trok zich na zijn keizerschap (tot zijn dood in 313 of 316) in zijngeboorteland Salona bij Spalato terug en hield zich bezig met de landbouw.De christenvervolger Maximianus werd vermoord: hij

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 169: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

58

werd voor de keuze gesteld op welke wijze hij dood wilde gaan. [Sterck 1927p. 630, 57; Van Dale 12, p. 3856; Nauta 1934, p. 24-25]

- 2 Redenen: woorden- 4 Aenvinck: begon, aanving- 7 Majesteyt: verhevenheid [WNT 9, 104, 3]- 9 Namaels: achteraf- 11 Met volheyt: in rijkdom, overvloed [WNT 22/1, 819, 2]- 16 Kostelicke: verkwistende, weelderige [WNT 7/2, 5787, A, I, 3 en 5790, II, 2b]; Brasseren: slempers, brassers (overmatig eten)

- 19 Kosje: voedsel [WNT 7/2, I, 5770]

G3 v: XXI. Vlieghe, en de Miere.

- 3 Swierd: vliegt- 4 Kriel: een hoopje wriemelende diertjes [WNT 8/1, 201-2, s.l. Kriel II, 3 en s.l.Krielen, 1]; Vant: vond

- 6 Voor-baet: voordeel, winst, voorsprong [WNT 22/1, 1477-8, I, 1 en 3]- 11 Leghe: luie [WNT 8/1, 1215, 5 b, s.l. Ledig]- 13 Bloet: sukkel, dommerik [WNT 2/2, II, 2878, 1]- 14Wijckt: verdwijnt [WNT 26, 204, I], voorbijgaat- Rent: inkomsten, loon [WNT 12/3, 2359, 4]- Sparen, doet vergaren: sparen doet verzamelen (bijna synoniem)

G4 r: Prent

- Ledicheyt: luiheid

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 170: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

59

XXII.

G4 v: XXII. Vanden Hont, ende van ’t Schaep.

- Gerecht: rechtbank, rechtsprekend lichaam [WNT 4, 1661, A d]- 1 Dogghe: hond- 5 Onnoosel: onschuldig- 6 Stracx: dadelijk, vervolgens [WNT 15, 2109, 1 en 2]; Plat uyt: ronduit, duidelijk[WNT 12/1, 2386, B, II, 3 b en c, s.l. Plat III]

- 8 Vest: steunt [WNT 21n 29, B]; Twijfelich: onzeker [WNT 17/2, 4528], moeilijk;Vaten: begrijpen, beoordelen [WNT 18, 932, A, V, 25 en 27, s.l. Vatten]

- 9 Metter yl: spoedig- 13 Vermonden: verwoordden, verdedigden [WNT 20/1, I, 1481, 1 en 3]- 16 Recht: goed, juist, vanuit het standpunt van de dader gezien; Oorkonden:getuigen, afkondigen [WNT 11, 115, 1]

Verklaring

- 3 Klaecht: aanklaagt, klaagt over... bij...- 8 Schael...verradich: de weegschaal helt teveel naar het boze, het goud (hetgoede) verradend

Proverb. XXV.

- PROVERB. XXV.: Spreuken 25, 18 (en 8-9)- 2 Verstaelt: met een laag staal bedekt om het harder te maken [WNT 20/2,588, 1]

- 3Wederspreken: tegenspreken, honen [WNT 24, 2303-5, 2 en 6]

G5 r: Sallvstivs.

- Reden: woorden- Sallvstivs: Latijns geschiedschrijver (86-35 v.Chr.) die de Romeinse Oorlogmet Jugurtha (Bello Jugurthino ) beschreven heeft. Deze passage komt uithoofdstuk 27 van dat werk. [Sterck 1927 p. 664, 74; Nauta 1934, p. 28]

- 1 Iugurtha, met Adharbal: Adherbal was de oudste zoon van de Numidischekoning Micipsa, die samen met zijn broer Hempsal en zijn neef Iugurtha diensrijk erfde. Iugurtha doodde zijn broer Hiempsal en dwong Adherbal bij deverdeling van het rijk het

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 171: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

60

kleinste deel te nemen. Tenslotte heeft hij Adherbal ook gedood. [Sterck 1927,p. 664, 74; Pauly-Wissowa I, 359] Iugurtha voerde een langdurige oorlog tegende Romeinen (Jugurthijnse oorlog, 112-105); werd eindelijk door Mariusoverwonnen (107) en door diens quaestor Sulla gevangen genomen; na detriomftocht van Marius (104) opgeluisterd te hebben, werd hij in de carcerMamertinus gewurgd. [Van Dale 12, 3864; Pauly-Wissowa X/1, 1-6]

- 5 Goedt: grondgebied, goederen [WNT 5, II, 331, 2]- 9 Krom-om wijsen: tegen de regels van het recht in onschuldig pleiten. In dezefabel wordt vaak de tegenstelling tussen het gerecht/recht en krom gebruikt:zie Van de Vennes gedicht.

- 9-10 Den Jughurtha: voor Jugurtha (indirect object; bij Vondel staat een datiefJugurthae)

- 13 Onnooselheyt: onschuld- Fijn-: zuiver, goed [WNT 3/2, II, 4458, A, 2 en 6]- Omgebrocht: omgebracht

G5 v: XXII. Hont, en Schaep.

- 2 Straf: erg, op harde wijze [WNT 15, II, 2091-2, 4 en 7]- 4 Ras: spoedig [WNT 12/3, 356, 2]- 6 Lijdtsaem Hert: lijdzaam hart, geduldig, verdragend [WNT 8/2, 2232, 1]- 8 VVou: wouw, roofvogel [WNT 26, I, 2404, a], in plaats van de havik vanpagina G4v

- 9Wert overtuyght: zijn schuld aangetoond wordt (ook t.o.v. onschuldigen d.m.v.valse getuigenissen) [WNT 11, A, 3 a]

- 11 Gheboghen uyt: weer in tegenstelling tot het juiste ‘recht’- 12 Nijders: afgunstige mensen [WNT 9, 1997, s.l. Nijden]- 13 Besweert: zweert dat ... waar is [WNT 2/2, 2517, 3]- 14 Ghenaeck: nadert- 15 Fel: wreed, boosaardig [WNT 3/2, 4423, A, 1]- 16 Aes: voedsel [WNT 1, I, 596]- Lijdt, en mijdt: deze spreuk heeft Van de Venne ook voor een grisaille gebruikt,en ze komt ook voor in zijn werk Tafereel van de Belacchende Werelt, 99 en223. Volgens Plokker is de spreuk ontleend aan het Griekse ‘aneche kaiapeche’, een maning om tegenspoed dapper te verdragen (lijdt) en zich vanongeoorloofde lusten te onthouden (mijdt). [Plokker 70, p. 179]

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 172: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

61

G6 r: Prent

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 173: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

62

XXIII.

G6 v: XXIII. Vanden Ezel gheladen met Spijs.

- Reden: rede, verstand (ratio)- 1 Vreck: gierigaard; Haven: goederen- 2 Meeren: vermeerderen- 4 Nau: nauwelijks- 6 Ydel: waardeloze, nutteloze [WNT 6, 1400, I, 5 a]- 12 Rijckelick van waerden: duur- 14 Hoys: hooi (genitief)- 15 Vol oneer: over het bijeengeschraapte goed- 16 Al te licht: al te gemakkelijk; Vervremen: stelen [WNT 20/2, 1628, I, 8),misschien genuanceerder: kwijtspelen (omdat ze het uitgeven)

Verklaring

- 1 Even sal: ook zo- 4 Ghebieden: bevelen [WNT 4, 413]- 8 Ontvlieden: ontvluchten

Psalm LXI.

- PSALM LXI.: Psalm 62, 11- 3 Sneven: vallen, falen, zondigen [WNT 14/2, 2324-6, 2 en 7 en 8]

G7 r: Sabellicvs.

- Batich: voordelig [WNT 2/1, 1073, 1)- Sabellicvs: Marcus Antonius Goccius verhaalde dit in zijn Rhapsodiae in dezevende Enneade [Nauta 1934, p. 29; zie fabel III, B7r; IX, D3r en XI, D7r]

- 1 Valerianus: Licinius Valerianus, Romeins keizer van 253 tot 260. Hij voerdeo.a. oorlog tegen de Perzische koning Sapor, en werd door deze verslagen enkrijgsgevangen gemaakt. Hij moest vele gruwelen doorstaan. [Sterck 1927 p.748, 116; Pauly-Wissowa XIII/1, p. 488-495]

- 3 Van den: door de- 4 Bekrijcht: beoorloogd

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 174: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

63

- 7 Voet-schabel: voetenbank [WNT 22/1, 445, 1]- 10 Magerlick gespijst: zeer weinig, schraal gevoed [Sterck 1927 p. 748, 116]- 18 Gheschieden: te beurt vallen, overkomen [WNT 4, 1721, I, B], ondervinden- Lust: welbehagen, plezier, genoegen [WNT 8/2, 3336, 3]

G7 v: XXIII. Gheladen Ezel met spijs.

- 4 Capoenen vleys: hanenvlees [WNT 7/1, 1510, 1]; Saucijen: worsten [WNT14/1, 116, 1]

- 9Waeckt: blijft wakker; spant zich in, doet zijn best [WNT 24, 663, 2 en 669,7, s.l. Waken]; Vroet: zwoegt, slaaft, slooft zich uit [WNT 27, 147, 5, s.l.Wroeten]; Draeft: is lopend in de weer; streeft, beijvert zich [WNT 3/2, 3265, 3en 4]

- 10 Knoopt: wellicht over het knopen van vallen bij het stropen, zoals in regel12 (?).

- 11Woeckert: maakt onwettige winst [WNT 26, 1594, 1]- 12 Breydt: bereidt...voor- 14 Kantje: korstje, sneetje brood (minder) [WNT 7/1, III, 1337, J]- 16 Bescheyt: verstand [WNT 2/2, 1955, 3]

G8 r: Prent

- Verteert: zoals bij voedsel verteren, opnemen; of: zoals geld verteren, uitgeven[WNT 20/2, 1023, I, 2 en 1025, II, 7]. Misschien figuurlijk: langzaam kapotmaken.Mogelijk een woordspeling.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 175: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

64

XXIV.

G8 v: XXIV. Vanden eenighen voghel Phenix.

- Phenix: de feniksvogel, een Oosterse (Arabische) vogel die zich volgens deoude mythe om de vijf eeuwen op een nest van geurig hout verbrandde, enverjongd uit zijn as verrees. Het verhaal van de vogel Feniks stamt uit deAlexandrijnse Bestiaria (1e of 2e eeuw na Chr.), maar is in zijn oorsprong zekerveel ouder. In de Romeinse keizertijd was de vogel een symbool van de keizer,in de vroeg-christelijke periode het symbool van de onsterfelijkheid, en bij dehumanisten was het het beeld van de wedergeboorte, de onsterfelijke glorie,en daarna het beeld van de vorst. De vogel stond ook voor de wijze en geleerde,die door zijn grote faam onsterfelijke roem verworven heeft. [Sterck 1927 p.762, 123; Meertens 1983, p. 66]

- Begheven: in de steek laten, verlaten [WNT 2/1, 1380, 4 b]- 2 Sonder weerga: zonder partner, zonder evenbeeld [WNT 25, 104, 1 en 109,3 b]

- 3 Dees: deze; Vol-leeft: volledig hebben uitgeleefd- 4 Yver: ijverig; Vergaren: verzamelen- 5 Vermolsemt: vermolmd, rot [WNT 20/1, 1477, s.l. Vermolsemen]- 7 Bereyt: voorbereid- 8 Sich...herbaren: zichzelf opnieuw baren, zich vernieuwen [WNT 6, 588, III][zie ook r. 7]

- 9 Vooren: tevoren- 10Wesen: uiterlijk [WNT 25, II, 2200, 9]- 11 Eyndich: uiteindelijk- 13 Hier met: hiermee; Bethoont: toont- 14 Eenicheyt: enigheid, uniciteit. Dit verwijst terug naar r. 2 (nimmer voet hyjongh). Eeuwicheyt kon ook, maar zo staat het niet gedrukt.

- 15 Bereyt: (voor)bereidt- 15-16 Alsoo oock naer ons doot... ten Hemel in-ghetoghen: Zo ook houdt Godvoor ons (na onze dood) de eeuwigheid voor onze ziel (op het ogenblik dat zenaar de hemel wordt toegehaald) klaar.

Verklaring

- 1 Recht: terecht- 3 Lost: verlost

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 176: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

65

Ephes. IIII.

- EPHES. IIII.: Brief aan de christenen van Efeze 4, 3-4- 1 Doen: als, wanneer; Ongheduerich: onrustig, tot onophoudelijke afwisselinggeneigd [WNT 10, 1589, I, 1]

G9 r: S.S. Patres.

- Ontlijft: sterft- S.S. Patres: Sancti Patres, de kerkvaders (Heilige Vaders of ApostolischeVaders). Nauta verwijst naar verschillende andere bronnen over de Feniks,o.a. Lacantius’ verhandeling en Maerlants NNaturen Bloeme III (1323). [Sterck1927 p. 762, 123; Nauta 1934, p. 30]

- 2 Houdt: hout; Verghadert: vergaart, verzamelt- 3-4 Hem selven: zichzelf- 8 Aen ’t selve: aan het zelfde (kruis)- 10 Onlijdelick: niet aan lijden onderworpen, boven het lijden verheven [WNT10, 1719, 2; Meertes 1983, p. 66]; Verheerlickt: de goddelijke volmaaktheid,hemelse gelukzaligheid en glans van de hoogste goddelijke luister deelachtig[WNT 19, 2439, 1]

- Een Salich LIICK: een zalig lijk (dood lichaam), zie G9 v: Een goet Levenmaeckt een salich sterven.

G9 v: XXIV. Eenighen Voghel Phenix.

- 3 Houtet: houd het (voor waar): enclisis- 5 Zat: beu- 8 Uytghejaecht: weggejaagd- 10 Op ’t lest: op het laatst- 11 Koemt: komt- Verwint: overwint- Stof: as

G10 r: Prent

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 177: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

*1

Bijlagen

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 178: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

1

Bijlage 1: Stemma van de filiatie van De Dene tot Van de Venne

Legende: zie bijlage 2.Bron: Geirnaert en Smith 1992 en Smith 1994.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 179: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

2

Bijlage 2: Titels van fabelbundels chronologisch1

(Vet gedrukt): legende bij stemmaGilles Corrozet, Les fables du tresancien Esope Phrygien (...). Denis Janot,Parijs, 1542.Gilles Corrozet, Les fables d'Esope Phrygien, mises en Ryme françoise (...).Jean de Tournes en Guillaume Gazeau, Lyon, 1547.Guillaume Haudent, Trois centz soixante et six apologues d'Esope (...). Iehanle Prest, Rouen, 1547.Aesopi Phrygis et aliorum fabulae. Plantijn, Antwerpen, 1560.(De Dene 1567) Eduard De Dene en Marcus Gheeraerts, De vvarachtigheFabvlen der dieren. Pieter de Clerck, Brugge, 1567.(Perret 1578) Etienne Perret, XXV. Fables des Animaux (...). Plantijn,Antwerpen, 1578.(Esbatement 1578) Esbatement moral des animaux. Plantijn, Antwerpen,1578, voor Philips Galle.(Freitag 1579) Arnold Freitag, Mythologica ethica (...). Plantijn, Antwerpen,1579, voor Philips Galle.Arthur Golding, A Moral Fable-Talk (niet uitgegeven).Philippe Desprez. Théâtre des Animaux, 1595.(Fables 1595) Les Fables d'Aesope, et d'autres, en rithme françoise. GillisRoman, Haarlem, 1595, voor Zacharias Heyns.(Smyters 1604) Anthoni Smyters, Esopus Fabelen (...). Jan van Waesberghe,Rotterdam, 1604.(Sadeleer 1608) Egidius Sadeleer, Theatrum morum (...). Paul Sesse, Praag,1608.(Viridarium 1609) Cornelis Kiliaan (of Kiel) Viridarivm moralis philosophiae(...). Georgius Mutingus, Keulen, 1609 (plagiaat).(Vondel 1617) Joost van den Vondel, Vorsteliicke Warande der Dieren. DirkPietersz. Pers, Amsterdam, 1617.(Perret 1617) Etienne Perret, XXV. Fabvlen der Dieren(...). Adriaen Gerritsen,Delft, 1617 (vertaling van Perret 1578).(Van de Venne 1632) Etienne Perret, Adriaen van de Venne, VVoudt vanvvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren (...) Te samen ghestelt door StevenPerret (...). Isaack van Waesberghe, Rotterdam, 1632.

1 Bronnen: Geirnaert en Smith 1992; Smith 1994.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 180: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

3

Bijlage 3: Teksten uit het bewerkingsonderzoek

1) Volgende fabels werden opgenomen (fabelbewerkingen van Perret uitSinne-Fabulen, Van de Venne uit Sinne-Fabulen, Vondel uit Warande):

I. Van 't Paerdt, en de Zeughe / Paerdt, en Zeughe / 't Peerd en'tZwijnVIII. Van 't Paerdt, ende den Ezel met hout gheladen / Paert, ende Ezel met hout beladen / 'tOnvernoeghde Peerd en d'EzelX. Van 't Serpent Baseliscus, en van het VVeselken / VVeselkenen 't Serpent Baselisco / Vanden Basilisco ende t'VVeselkenXIII. Vanden Esel, ende vanden Haes / Van den Ezel, en de Haes/ De Leeuwe met d'andere dierenXIX. Van de Pauvv, en de Nachtegael / Pauvv, en de Nachtegael/ Pauw ende t' NachtegaelXXIV. Vanden eenighen voghel Phenix / Eenighen Voghel Phenix/ De Vogel Phoenix

2) Volgende prozateksten (onderschriften van Pers uit Vondels Warande) werdenafgedrukt (versie van Van de Venne en versie van Pers):

I. Plvtarchvs: zie hogerIIII. Dion.VII. AthenaevsXIII. Coelius: zie hogerXXI. Cuspinianvs

De teksten van Vondel en Pers werden weergegeven in dezelfde spelling en lay-outals in de editie van Sterck, die we controleerden met behulp van het facsimile vanBecker.

Opvallende verschillen en gelijkenissen tussen de diverse teksten werden aangeduidop volgende wijze:1) bij de vergelijking tussen de fabelbewerkingen van Perret, Van de Venne en

Vondel:woord: invloed van Perret op Van de Vennewoord: invloed van Vondel op Van de Vennewoord: zowel invloed van Vondel als van Perret

2) bij het onderzoek van Van de Vennes wijzigingen aan de prozatekst van Persuit Vondels Warande: wat vet gedrukt is bij Van de Venne is toegevoegd ofgewijzigd.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 181: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

4

I. Van ’t Paerdt, en de Zeughe.

VVaerdigher ist, met Eere vroom te sterven,Dan t'leven quaet, en oneer te verwerven.

Een overmoedich Paerdt, dat tot den dienst sijns heeren,VVas rijckelick verciert, met gulden Krijchs ghewaedt,Hem op den trotsen Kop, een rijcke Pluyme staet,Soo luchtich onvertsaecht ten Oorloch tradt vol eeren,

5 Een vuyle Zeughe siend', dit schoone Paerdt braveeren,Hovaerdich en soo trots, sey laci arme beest,Ghy keert niet soo verheucht, van dees bebloede feestVVant, die den Oorloch volcht, kan ’t ongheval niet weeren.Dit hoord' het Paerdt, en sloech op 't vuyle beest sijn ooghen,

10 Twelck groote vreuchden schiep, te went'len in de mis,Hem seyd, om d'eeren-krans, my al veel waerder isArbeyt vol moeyt' en smert, vroom-moedelick te dooghen,Als t'leven soo als ghy, die nerghens na gaet pooghen,Dan u te maken vet door vuyle lusten snoot,

15 Verbeydend' al verdwaest, een achteloose doot:VVie luy de weeld' bemint, en soeckt gheen eers verhooghen.

Verklaring.

Alsoo het snoot ghemoedt, van veel verachte menschen,

In weelden geyl verslenst, in boosheyt al verkeert,

Die leven steets alsoo ’t wellustich vleesch begheert,Bespottend' ongherijmt der vromer vrome wenschen,

5 Verwondert niemant sich, want haer ghemoet boos-aerdichPaert metten vromen niet, die steets manhaftich soecktD'onsterffelickheyt, en hem soo in de deucht verkloeckt,Dat hy grootmoedich is den naem van Leeuwe waerdich.

Galat. VI.

VVel wijs een yeder sal sijn eyghen werck beproeven,Dan ware roem in sich, en niet in ’t ander heeft,En grontvest niet te vast op yemandt die daer leeft,Want gaet de ziel ontdeckt, en boosheyt sal bedroeven.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 182: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

5

Een vroom Ghemoedt, krijcht Eer, en Goedt.

Plvtarchvs.

[1] THemistocles, ende Adimanthus, hebben malkander[2] alsoo gheantwoort, op ghelijcke maniere, als het[3] Paerdt het Swijn, ende het Swijn ghedaen heeft[4] teghen het Paerdt. Want, als Darius, met sijn[5] dappere gheweldighe Heyrkracht, den Griecken[6] overquam, ende Adimanthus Themistoclem met[7] grooter blyschap willich na den slach sach haesten,[8] soo riep hy: Het jammert my, dat ghy soo moedich[9] ten stryde rennet, in perijckel des doodts! Daer op[10] antwoordt hem Themistocles: Ick wil liever met eeren[11] Ridderlick, en Heldt-roemich in den Krijch sterven,[12] dan sonder eer te leven, ghelijck als ghy armen[13] ‘blooden Maffaert doet. Alsoodanighe ledighe Eer-[14] verachters, slachten de Bijl; als die rust, soo roest

[15] de selve.’

Versoek, maeckt Kloeck.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 183: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

6

Paerdt, en Zeughe.

HEt kloeck, en moedich Paerdt verciert,Daer 't rijck ghewaet rontomme swiert;Treedt na den Krijch met heeten moedt,Tot voordeel van sijns Heeren bloedt.

5 Een loome Zeugh, en vuyl bedreckt,Heeft leppich, schits, den Hengst begheckt,En riep : Ghy dwaes en deftich Peert,Veel sorch, en angst volcht dynen steert;’t Is al moy-weer, soo lang de noot

10 Dijn kracht, en pracht niet heel ontbloot!Swijcht, roept de Ros, tfy traghe Swijn:

Deucht wil by dom, noch luyheyt zijn.‘Een wacker hooft, en rappe voet,‘Krijcht Hemels eer, en ’t Aerdtsche goet.

15 ‘VVel hem, die weckt de goede Faem,

‘Daer 't Vaderlant van houdt een naem.

Het is een dapper Heldt, die traecheyt van hem weert,En neerstich (om veel lof) de ondeucht van sich keert.

Goedt maeckt Moedt.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 184: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

7

Een vroom Ghemoedt, krijcht Eer en Goedt.Een wijs, en wacker Hooft baert Roem.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 185: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

8

Fabel I bij Vondel97. 't Peerd en't Zwijn.

[prent]

Alsoo hebben malkander gheantwoort Themistocles ende Adimanthus. Want alsDarius met zijn gheweldigh heyrcracht de Griecken overquam, ende AdimanthusThemistoclem met grooter blijschap na de Slach sagh haesten, soo sprack hij: Hetjammert mij dijner, dat ghij soo moedigh ten strijde ende ter doodt rennet. Daeropantwoord hem Themistocles: Ick wil liever met eeren als een Ridderlijcke heldt indenkrijgh sterven, dan sonder eer als een arm blood catijf, ghelijck ghij zijt, leven.PLVTARCHVS.

XCVII

Het Kuysche Truytgen Zoch zagh 'tRos verciert met pluymen,Ghezadelt en ghetoomt doen zijnen breydel schuymen,Ten oorloogh toegherust, om draghen zijnen heerIn't midden van't ghevecht, met zweert, pistool en speer.

5 O riep zij, armen Guyl! waer wildij u begheven?Wat dolheyd gaet u aen, dat ghij van zelfs u levenIn 'sdoods perijkel stelt, en allerley ellend?Doen heeft zich tot de Zeughe het Ros aldus ghewent:Ghij vuyle Morsebel, wat wildij al veel zegghen?

10 Die altijd inden dreck en vuylen stanck blijft legghen?En eyndlijck blijft vervreemt van alle onsterflijckheyd,Die in't bestoven veld den Hengst word bij gheleyd;Als hij den Ridder voert tot dooden en tot moorden,En breeckt door't vierkant van der vijanden slag-oorden:

15 Behaelt veel wapen-roofs, en eenen heldren glans,Als hij verwinner blijft en erft der eeren krans.‘Die door zijn traegheyd blijft van't ware lof versteken,‘Veel tijds op andren wil veel snorcken en veel spreecken.‘Door ondeughds oeffeningh wert niemand oyt vermaert.

20 ‘Wel hem die door zijn deughd zijn naem van't graf bewaert.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 186: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

9

VIII. Van 't Peerdt, ende den Ezel met hout gheladen.

Niemant sal sich op sijn gheluck beroemen,Noch door arbeyt, sich ongheluckich noemen.

Den Ezel nacht en dach, hout op en neder laende,En soberlick men hem sijn swaren arbeyt loont,Eenmael siend’ een schoon Peerdt, dat sich voor hem vertoontVVel vet, en onghelaen, sich ongheluckich waende,

5 Te draghen menighen slach, die hem tot wercken maende,Ghestadich sonder rust, en dat het Peerdt verblijt,Soo sachten leven leyt; doch hoewel hy ’t benijt,Moest evenwel hy voort, te wercken, daer al slaendeMen hem wel kloeck toe dreef, en wrocht ghelijck als vooren,

10 Hoewel hy teghen hert, en al veel tragher doet,Door dien hy sach het Peerdt, soo leckerlick ghevoet,Gherust, en onbelaen, en hy door werck schier smooren.’t Gheschieden korts daer na, het Peerdt dat moest ten stryden,Ghezadelt en ghetoomt, men het daer henen leyt:

15 Dit siet den Ezel, die sich fluckx tot werck bereyt,VVant doen hy vreesden dat noch argher hy mocht lyden.

Verklaring.

De Fortuyn, immer was in voorspoet soo bestendich,Niemant die niet in ’t ent, beproeft haar stuersheyt heeft,En dickwil het ghebeurt, die nu na lusten leeft,Terstont een ongheval sijn groot gheluck is schendich,

5 En wanend ’s veyl te zijn, een bitt’re smaet ellendichHem komt bestormen ras, dat eeuwelick hy blijftEen arme slaef veracht, en wort soo snoot ontlijft,Doch niemant wanhoopt, of s' hem goet of quaet is sendich.

I. Corint. X.

Den ghenen die over-eyndt staet, moet voorsichtich pooghen,Dat hem d’eer giericheyt, door hoochmoet niet en velt,Want die op sijn gheluck sich sal te seer verhooghen:Godt fluckx door ongheval sijn groote waen versmelt.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 187: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

10

Te sien op syn Minder, en doet gheen hinder.

Stobaevs.

[1] CHillas Agrigentinus, heeft syne knechten op[2] ghelijcke wijse met Arbeydt (doch niet te veel)[3] overladen, als dit onvernoechde Paerdt, 't welck de[4] gheduldighe Last-draghende Ezel siet gaen. Want[5] de selve knechten meenden dat het hun te swaer was,[6] hebben dies-halven over haren Heer geklaecht, ende sich[7] ghehouden, als of daer gheen knechten ter[8] Werelt waren, die so veel onlijdelickheyt deden, als[9] sy lieden: Maer, als sy eens by gheval met haren[10] Heer reysden over wegh, ende datse onder weghe in[11] de Herberghe by een Weert vernachten, die syne[12] knechten veel strenger en harder liet oppassen, en[13] dach, en nacht Ezels-werck deden, so bekenden sy,[14] dat haer Arbeyt nerghens na so swaer was, noch[15] haren Heer soo onghenadich. Hebben doen[16] voortaen van klaghen opghehouden.

[17] ‘Daerom is niemandt gheluckich in syn ghemoet,[18] voor ende al eer hy een ongheluckiger (oft een die[19] een soberlicker leven heeft) teghen syn selven[20] weghet’.

Keert wroeghe van ghenoeghe.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 188: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

11

Paert, en de Ezel met hout beladen.

MEn siet, een Paert, verwaent, en fris;Dat schoon in ’t lijf, en draven is;Braef opghetoyd, en sonder last,Daer Stal-knecht, en noch meer op past.

5 Een Ezel koemter by ghegaen,Met Pack, en hout heel overlaen;

Die siet, en sucht verscheyden reys!Denckt! wat gheluck heeft Peerden-vleys!

Maer, als het Paert most zijn verheert,

10 En dat hem Spoor, en Zadel deert;

Soo neemt de Ezel weer ghedult,En gheeft syn broos ghemoet de schult;Draeght, en verdraeght met nieuwe lust.‘De Lijdsaemheyt baerd goede Rust,

15 ‘VVie stadich op syn minder let,

‘Mis-noeghen blijft dan heel verset.

Die op syn meerder siet, verkleynt, en schijnt vol pijn.Die op syn minder siet, vergroot in al het syn.

Maet hout Staet.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 189: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

12

Te sien op syn Minder, en doet gheen hinder.Middelbaren Staet is oock de alder-beste.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 190: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

13

Fabel VIII bij Vondel121. 't Onvernoeghde Peerd en d'Ezel.

[prent]

Op ghelijcke wijse heeft Chillas Agrigentinus zijn knechten met arbeyt, hoe wel nietalte zeer, beladen; 'twelck hun nochtans te swaer dachte: hebben der halven overhaer Heer gheclaeght, ende haer ghehouden als of daer geen knechten ter wereltwaren die soo veel leden ende arbeyden moesten als zij: Maer als zij eens met haerHeer over wegh reysden, ende onderwegen herberghden bij een die zijn knechtenveel strengher ende haerder hield, ende dagh ende nacht als Ezels tot den arbeytdreef, soo bekenden zij dat haer arbeyt nergens nae soo swaer was, noch haerHeer nae noch verre soo streng ende ongenadigh als die zelve was. hieldenderhalven op te klagen ende morren. STOBAEVS.

CXXI

Een fier Deens Peertjen most zomwijlen eens braveren,Met 'tnarrensleetjen, en speelwagentjen zijns heeren:Most zomwijl over't ijs en scheuren't spiegel-glasDes Amstels, die allom glad toegevrozen was.

5 Het dertel krengh werd boos, en wonder ongheduldigh,Want 'twaenden 'twas zijn heer niet zoo veel arbeyds schuldigh,Ter tijd het eens ontmoet' een wagen zwaer gelaen,Daer eenen Ezel ranck voor was ghespannen aen,Die naulijcx slepen mocht den zwaer gheladen waghen,

10 En dapper werd ghegroet en afghesmeert met slaghen.Het Dene Kopken dacht, Nu zie ick hoeter gaet,'Kheb oorzaeck om vernoeght te zijn met mijnen staet:Vermids men andren vind in steden en in dorpen,Die veel meer slavernije, als ick, zijn onderworpen.

15 ‘Wie op zijn minder ziet, wanneer hem 'therte wroeght,‘Kan lichtlijck in zijn staet zich vinden wel vernoeght:‘Om datmen menschen vind, 'tzij waer wij d'oogen wenden,‘Die onderworpen zijn noch tienmael meer ellenden.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 191: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

14

X. Van 't Serpent Basiliscus, en van het VVeselken.

Een wijsen raet, die is soo groot van machten,Dat het verwint der booser helscher krachten.

Den Basilisque Slang, vol wreetheyt en boosheden,Verkeert en vol fenijn, niemant ghenad' en doet,VVant wie dat hy besiet, vol smert flucx sterven moet,Met sijn dootsapich ooch vernielt hy Lant en Steden:

5 En hier van twijffelt wijs, door natuerlijcke Reden;'t VVeselken seer kleyn, doch voorsichtich kloeck voorwaer,Dat hem toekomen sou dit doodelijck ghevaer,Om van sijn vyant t'zijn ghelaten steets met vreden,Gaet in bequame wapens hem vrymoedich steecken,

10 Omhangend' t'gansche lijf, met Ruyt een kruyt ghewis,VViens deuchden boven maet 'tfenijn seer teghen is,Door dese wapens vroet, is wijt van hem gheweeckenHet overwreet serpent, t'welck meenden door dees treeckenTe bersten, want soo seer den Reuck hem teghen was,

15 En liet het kleyne beest ghesont en wel te pas,Dickwil een lichaem swack, door list, 't groot kan verbreken.

Verklaring.

Een yder die behoort, voorsichtich steets te trachten,Naer wapens daer met hy sijn vyandt wederstaet,De listicheyt, ontdoet de alder grootste machten,De wijsheyt die ontheelt, der boosen boos verraet,

5 't Vermoghen wederstaen een grooten vyants krachten,Dat heeft de wijsheyt dick een kleyn lichaem gheleert,Een wijse ziel het lijf, van't quaet sich steets doet wachten,Maer een onvroede ziel, het lichaem flucx onteert.

Lvce XI. XXI. en XXII.

Een sterck voorsichtich man, het syn besit in vreden,En leeft vernoecht, gherust, de eere hem verselt,Maer als een meerder koemt, hem met ghewelt vertreden,Die rooft hem al syn goet, en hem ter neder velt.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 192: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

15

Wijsen Raedt, hindert quaet.

Ivstinvs.

[1] DE Knechten, ende Boeren, die in Scythia bleven,[2] hebben alsoo ghedaen, ghelijck de doodt-stralende[3] Basilisco, die door 't wijse VVeselken wert[4] overmacht. Als het geschiede, dat de Heeren des[5] Landts tegen de Manlijck-hertige Wijven, Amasones[6] geheeten, krijghvoerden, soo zijn de Trouw-loose[7] Knechten (om dat haer Heeren 7. Jaren langh uyt-[8] bleven) Schijn-heeren gheworden, ende hebben hare vrome[9] Meesters, als die weder keerden, verdreven.[10] Derhalven de Heeren teghen de Knechten krijgh[11] hebben moeten voeren, maer de Knechten, en[12] Boeren hebben dickmaels 't Uelt behouden.[13] Eyndelijck is daer een Raedt-ghever by de Heeren[14] gheweest, die vond goet, men soude haer niet meer[15] met Wapen-macht aengrijpen, maer met Roeden,[16] ende Gheesselen, dwinghen alsoo de moedighe[17] Slaven. Desen Raedt hebben sy ghevolght, ende sich[18] met Spies-roeden, ende Gheesselen toe-gerust, ende[19] also teghen de Knechten, ende Boeren ghestreden,[20] ende haer overwonnen, ende 't Landt inghenomen.

[21] ‘Menigh ongeval, en aenstaende gewelt, kan[22] met voorsichticheyt belet werden.

[23] ‘In voorspoet moetmen toesien; ende in[24] teghenspoet geduldich wesen’.

Verstoort dat Moort!

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 193: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

16

X. VVeselken, en 'tSerpentBaselisco.

TKleyn Beesje, dat een VVesel heet,Heeft al syn Le'en met Ruyt bekleet;Om dat, de kracht van ‘t Ruyte-groen,Fenijn

vergift, en doot kan doen.5 De Baselisco, snood, en fel,Die 't hert beswijmt, en straelt ghequel,Koemt alle daegh, en loert, en swest,

Voor 't VVesel-dier, syn eyghen nest.

Het groot beleyt, van 't kleyne Beest,10 Heeft Slang, noch slach, noch vyer gevreest;

Brengt 't Haen-ghebroet in swaren noot,VVat sterven doet, dat wert ghedoot!‘Men kan ghewelt, en linckerny,‘En veelderley snoo boevery,

15 ‘Verdempen met een wijsen Raet.‘Voorsichtich zijn, verhindert quaet.

Gods ongheboghen Raet, rechtveerdich neder plet,Die 't goede niet en doet, en die gheen quaet belet.

Die quelt, die smelt!

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 194: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

17

Wijsen Raedt, hindert quaet.Als Meerder koemt, sal Minder wijcken.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 195: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

18

Fabel X bij Vondel4. Vanden Basilisco ende t'Weselken.

[prent]

Soo hebben gedaen de Knechten ende Boeren, die in Scythia bleven. Want doede Heeren des Lands tegen de manhaftige wijven, Amazones geheten, krijchvoerden, soo zijn de knechten (om dat de Heeren 7 jaren langh uyt bleven) selverHeeren geworden, ende hebben haere Meesters, doense wederkeerden, verdreven.Dies de Heeren tegen de Knechtenmoesten krijgh voeren. Maer de knechten hebbenal deurgaens het veldt behouden. Eyndlijc heeft eener geraden, men soude deknechten niet met wapenen, als machtige vyanden, maer met roeden endegeesselen, als Slaven, aengrijpen. Desen raedt hebben sy alle gevolght, ende haermet Spies-roeden ende geessels toegerust, ende aldus teghen de Knechten endeBoeren ghestreden, haer overwonnen, ende 'tlandt wederom in gekregen. IVSTINVS.

IV

Het wreede onmenschlijck dier, dat eyselijck en strafDen menschen blixemt met een oogenwenck int graf,De felle Basilisc, beloerden en bewaeckteEen Wezelken 'twelck staegh zijn duyster hol genaeckte.

5 Een Wezelken 'twelck staegh zijn aes aldaer ontrentEn dagelicxen roof te halen was ghewent.'Twelck als het nu gewaer wert s'Basiliscen treken,Zoo heeft het hem beraen om s'vyands macht te breken,En met een tacxken groen van ruyten zich bedeckt,

10 Van ruyten 'twelck voor't gift een tegen-gift verstreckt:Iae eyndelijck vermagh den Basilisc te dooden:Dies heeft het dagelijcx zijn vyand t'hooft gheboden.‘Het welck den zwacken leert, dat hy zijn zaeck gewis‘En wijs beleyden zal, om hem die stercker is

15 ‘Met uyterlijck ghewelt soo seer niet te bespringhen,‘Als door voorsichticheyd en kloeckheyd te bedwinghen.‘Veeltijdts de stercke zijn door kloecker t'onderbracht,‘Want list (gelijckmen zeght) gaet dickwils boven kracht.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 196: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

19

XIII. Vanden Esel, ende vanden Haes.

Niemandt, en heeft soo weynigh goets, ghewis,Die nerghens nut noch vorderlijck voor is.

Den Leeuw, in een vreemt lant sich eenmael heeft ghevonden,Een heyr te rusten toe, hy doen begheerich was,'t Viervoetighe ghediert, liet tot hem comen ras,Die over berch, en dal, in alderijl bestonden

5 Tot hem te comen, en haer al te saem verbonden,Sijn recht te houden staen, nu sijnde meest vergaert,Heeft syn ghesworen eed haer al te saem verklaert,En haer den krijch teghen de vogh'len gaen verkonden.Den trotsen Beer doen sprack, maer wat sal ons doch baten

10 Der Hasen bloode vrees, en 's Esels luyheyt snoot,Den leeuw antwoorden hem, der Hasen snelheyt groot,Des Esels stercke stem, verschrick'lijck boven maten:Die komen ons, noch wel in desen krijch te baten,D'een om te gheven moet, en d'ander, sal ons snel

15 Een rassche bode zijn, dus is in yder welYet wes, waer wt men nut, yet dienstelijck kan vaten.

Verklaring.

Een boos en snoode ziel, door nijdigheydt ghedreven,Soeckt steets syns naesten schand, en denckt waer met hy kanVernielen, t'eenemael den recht en slechten man,VVaer door hy middel soeckt, in haet hem te doen leven

5 Van synen heersscher, door veel vals en snoode reden,Maer dickwil het ghebeurt, dat diem' onwaerdich, achtVoor groven bottert dom, dat beter die betrachtAl syn beroep, dan die sich roemt vol listicheden.

Esaie XXXIII.

Die syner naesten doen, altijt sal snoot misprijsen,Om dat hy niet en is, archlistich vals en quaet,Alleenich teghen God hy sich niet stellen gaet,Maer sal grammoedich zijn ghestraft met groot afgrijsen.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 197: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

20

Onnut in schijn, kan dienstich zijn.

Coelivs.

[1] OP soodanighe maniere, als de Leeuw wilde[2] ghebruycken de Ezel, met de Haes. Even alsoo[3] meynde Scipio AEmilianus, als hy teghen de[4] Numantiners te velde lach, dat Cajus Metellus hem[5] in den Krijgh gheen voordeel of proffijt dede. Want[6] hy hield hem voor een rechte Geck, ende seyde: Soo[7] Cajus Metellus Moeder noch eens baerde, het soude[8] voorseker een Ezel zijn. Al wiert desen Metellus[9] voor een ongheschickt Mensch ghehouden, so is hy[10] nochtans Scipioni in de selve Oorloghe dienstich,[11] ende gantsch proffijtelick gheweest.

[12] ‘Daer is niet, hoe slecht dat het is, of het[13] koemt al te passe.

[14] ‘Men seyt: Alle baten helpen.’

Van pas is ras.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 198: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

21

Van den Ezel, en de Haes.

DE kloecke Leeuw, doet groot bevel,Als Baes, en Vooght van 't Beeste-spel;Roept Beer, en Hert, Kameel, en Stier,

En Swijn, en Haes, en 't Ezel-Dier,5 Om sich ten Krijgh te rusten op.De ruyghe Beer, (te kort van kop)Die sprack: Heer Leeuw; Hoort Koninck, dwaes,Een Ezel dom, en blooden Haes,En passen by de Krijghers niet;

10 D'een is te traegh, en d ander vliet.VVel aen, seyd' Leeuw; Een Ezel schrickt.De vlugghe Haes, de baen verklickt.‘Die VVallen wacht, is alsoo goet,‘Als die in 't Velt haes-op gaen doet.

15 ‘Het is vol dienst, en noodich-nut,‘VVat goet kan doen, en quaet beschut.

Een dom, en lompen Boer, koemt alsoo wel te pas,Als een die rend, en zeylt, en loopt alomme ras.

Noyt quaet, in baet.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 199: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

22

Onnut in schijn, kan dienstich zijn.Alle dingh koemt te pas.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 200: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

23

Fabel XIII bij Vondel37. De Leeuwe met d'andere dieren.

[prent]

Even also meynde Scipio AEmilianus, als hy tegen de Numantiners te velde lagh,dat Cajus Metellus hem inden krijgh geen proffijt deed. Want hy hem voor een rechtegeck hield, ende seyde: So Caij Metelli moeder noch eens baren soude, het soudevoorseker een Ezel zijn. alhoewel nochtans desen Metellus voor een ongeschictmensch gehouden worde, so is hy Scipioni nochtans in't selve Oorlogh zeerprofijtelijck gheweest. COELIVS.

XXXVII

De Leeuw der dieren hooft beval dat alle beestenZich rusten tot den krijgh, de minste met den meesten.t'langhalzighe Kameel, den Ezel en den Stier,De Beyr, den Haes, het Zwijn, en t'wreede Panther dier,

5 De Luypaert, en de Wolf, ten hove flucx verschenen,Met al wat t'aerdrijck druckt, en voortstreed op vier beenen.Doen sprack de ruyghe Beyr, heer Koningh! zy dy dwaesDat ghy ghedaghvaert hebt den Ezel en den Haes?Die onbequaem ter krijgh schier vluchten voor de doode?

10 Den Ezel is te bot, den Haes is veel te bloode.Des Ezels dommigheyd is wijd en zijt berucht;En t'Haesken drijft de vreese al stadigh op de vlucht.Neen (sprack de stoute Leeuw) die twee ons nut zijn zullen:Den Ezel schrick aenbrenght, vermids zijn eyslijck brullen;

15 Het Haesken vlugh en snel, in't loopen wel gheleert,Boodschappen zal al t'geen wat inde krijgh passeert.‘Die om t'ghemeene beste eendrachtigh te beleyden‘Zoo rijp is van beraet, zoo kloeck en zoo bescheyden,‘Dat zelf d'onnutste hem oock te passe komen kan,

20 ‘Die zulcke 'tbeeld uyt druckt van een byzonder man.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 201: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

24

XIX. Van de Pauvv, en de Nachtegael.

Yder behoort vernoeght, gherust te leven,Met 't ghene Godt belieft aen hem te gheven.

De Pauw die boven-maet is trotsich en hovaerdich,Aen Iuno, de Godin, die sy gheheylicht is,Quam spreken, ende haer beklaghend' was ghewis,Hoewel myn Pluymen zijn, seer overschoon en aerdich,

5 Nochtans en heb ick niet (sey sy) het gheen soo waerdichHet Nachtegaeltje maeckt, dat is soo'n soet gheluyt,Daer met hy Mensch en Goo'n, ten Bos kan locken uyt.Ick bid u (sprack sy) gheeft myn oock soo'n Stemme vaerdich.Maer Iuno lachten om dit Beest soo trots van wesen,

10 En sey dat niemandt 't al kan hebben naer syn sin,Besiet u schoonen Staert, en spieghelt u daer in,(Sey sy) die van elck een soo waerdich wert ghepresen,Voor nijt ghy u behoort voorsichtelick te vresen.VVort 't Nachtegaeltje om het hooren soet bemint,

15 Ghy zijt, door het ghesicht, van yder een besint.Dus u vernoegh'lick rust, quelt my niet meer naer desen.

Verklaring.

VVel hem die sich vernoecht op s' Hemels waerde gaven,'tZy of den lieven Godt hem veel of weynich gheeft:Maer, die in hunne ziel steeds onvernoegh'lick leeft,Door hoovaerdy en trots, zijn Eersuchts domme slaven.

5 Ontsint en ongherust, sy steeds ghebreckich draven,Vol nijdicheyt, die haer het Hert inwendich knaecht,En steeds in overvloet, hy als gebreckich klaecht.Dees leeft armoedich, hoewel hy is rijck van Haven.

Ioan. III. Psalm XXVIII.

Met 't gheen dat ons God gheeft, zijn wij daer met te vreden,Want wy en hebben niet dan van syn milde handt.Al 't gheen hy u ghebiedt, ontfangt met danckbaerheden,Sonder dat teghens hem, ghy twist, in u verstandt.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 202: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

25

Wilt u voeghen, tot vernoeghen.

In Adagiis.

[1] CAllinous, de soon Calliopes, had sulcken[2] eygenschap, als de Pauw, hoewel hy niet alleen[3] schoon van Lijf was, maer oock van ghedaente, ende[4] goede Natuere, en daerenboven met sonderlinghe[5] groote gaven des verstants was verciert, soo heeft hy[6] de Goddinne Calliope raet ghevraeght, hoe hy de[7] sake soude aenvanghen, om de Kunst van Wel-[8] singen te leeren? Daer op de Goddinne antwoorde:[9] Dat hy sich met de gaven soude verghenoegen laten,[10] die hem gegeven waren, en na geen andere trachten,[11] noch soecken te wenschen.

[12] ‘Die niet te vreden is, met 't gene hem God[13] gheeft, is niet waerdich dat hy een zegen-rijck[14] Leven heeft ontfangen.

[15] ‘Ghy begheerlicke Menschen-breyn; dat altijts[16] bedomt is met Waggel-lust; dit moetje ghedencken;[17] dat:’

Ghenoech is meer als veel.

Aerdigh blijft waerdigh.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 203: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

26

Pauvv, en de Nachtegael.

DE trotze Pauw, vol schoonen glans,VVas op een tijdt verlieft bykansOp 't kleyne Dier, de Nachtegael,Die soetjes songh de Somer-tael.

5 Met droefheydt klaeght de grootse Pauw,VVaerom haer stem gaet dof, en flauw!En dat by al haer fraey cieraetGheen Aerdicheyt beneffens gaet.De Nachtegael, riep gantsch verblijt;

10 O schoonste Pauw, blijft onbenijt!Ick ben in 't kleyn te vreden, siet,Maer by u ist vernoeghen niet!‘Natuere leert dat yder een‘In 't Kleyn, of Groot moet zijn te vreen.

15 ‘In Middel-maet is gheen ghequel;‘Die sich vernoegt, leeft wis, en wel.

Die in syn kleyn Beroep, met groot genoegen leeft,Smaeckt al het bitter soet, en eert al wat hy heeft.

Kleyn is Reyn.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 204: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

27

Wilt u voeghen, tot vernoeghen.Die met het syne te vreden is, leeft rijckelick.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 205: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

28

Fabel XIX bij Vondel8. Pauw ende t' Nachtegael.

[prent]

Sulcken eygenschap had Callinous de Soon Calliopes. De welcke of hy wel nietalleen schoon van lijf ende gedaente was, maer oock van een goede natuere, endedaerenboven met groote gaven des verstants verciert, soo heeft hy nochtans deGoddinne Calliope raets gevraeght, hoe hy de saeck soude aenvangen om de kunstvan singen wel te leeren. Daer op Calliope hem antwoorde: Hy soud hem met degaven die hem verleent waren, genoegen laten, ende nae gheen andere gaventrachten. IN ADAGIIS.

VIII

De schoon-geveerde Pauw aenhoorde met begeerenHet Nachtegaelken inde wilghen quincqeleeren,En werd by nae verlieft op't liefelijck gezanckEn't goddelijck musijck dat uyt de tacken klanck.

5 Ten laetsten sprackse aldus: O Moeder aller dinghen!Nature die my voor vele andren zonderlinghenEn heerlijck hebt gheciert, hoe was ick soo onweertDat ghy welsingens kunst met mijnen gouden steertEn eersleyp niet te gaer hebt willen huwelijcken,

10 Op dat ick zoo alsins der Voglen roem mocht strijcken!Nature doen terstond heeft 's Pauws ondanckbaerheydBerispt, om dat met tgene haer rijcklijck bij geleydZy niet en was vernoeght, ghelijck tot geenen tydenHet Nachtegaelken niet s'Pauws voordeel zal benyden:

15 Maer zich te vreden houd met tgene haer is ghejont.Indien oock (zeyde zy) het elck een waer vergontTe hebben tgene hy wenscht, 'tstond grootelijcx te vreezenDat met vernieuwen ick al steeds zou bezigh wezen.‘Ghy die met uwen staet, noch eens ontfangen loth

20 ‘V nimmermeer vernoeght, maer opstaet tegen God,‘En der Naturen wet, leert met vernoegingh leven;‘Noch wenscht niet nae het gene een ander is ghegeven.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 206: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

29

XXIV. Vanden eenighen voghel Phenix.

Sterckte vergaet, Ionckheyt sal u begheven,Maer, ware deucht, oneyndelijck sal leven.

D'eenighen Phenix, leeft drie hondert veertich Iaren,En nimmer voet hy jongh, want sonder weerga leeft,Dees als hy nu bemerckt, syn tijt te zijn vol-leeft,Op een verheven Rots, hy yver gaet vergaren:

5 Veel drooch vermolsemt hout, en and're drooghe waren,Het welck hy door de hit des Sons onsteecken doet,En stelt sich dan daer op, met een bereyt ghemoet,Om door een brave doot sich inde as t'herbaren.'t Ghebeurt oock korts daer naer, dat uyt de as komt vooren

10 Een worm, die metter tijt, krijcht 'sPhenix wesen wis,Tot dat die eyndich weer een schoonen Phenix is,Dus leeft dees voghel staech: ’t welck wonder is om hooren,Maer hier met Godt, ô mensch! bethoont sijn groot vermoghen,Die desen Phenix gheeft, door sijn wil d'eenicheyt.

15 Alsoo oock naer ons doot, ons Godt seer goet bereyt,De eeuwicheyt ons ziel, ten Hemel in-ghetoghen.

Verklaring.

Met desen Phenix, recht men Christus moet ghelijcken,Die door een ware liefd', om ons een bitt'ren dootGhele'en heeft, op dat hy ons lost van d'helsche noot,En met de Salicheyt ons eeuwich sou verrijcken.

5 Dat Duyvel, Doot, noch Hel, ons niet en doen beswijcken,Om met een liefdich hert, tot Godt te gaen vol eer;VVant die in Christo sterft, herbaert sich selven weer,En sal met Godes glans in d'Hemel sich verrijcken.

Ephes. IIII.

Doen wy sterven, het vleesch verganck'lijck ongheduerich,

Door Godes gheest, die ons in beter leven voet,

En leven wy altijt in Godes liefde vuerich,

Ghelijck een Phenix, dan ons Christ herleven doet.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 207: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

30

O! Deughdelick blijft, als 't al ontlijft!

S.S. Patres.

[1] OP ghelijcker wijse, van de Uogel Phenix, die hem[2] selven eenich wel-rieckende houdt verghaderdt, 't[3] welck der Sonnen hittenstrael aensteeckt, ende hem[4] selven daer in verbrandt, ende uyt die selve Assche[5] eenen nieuwen Phenix voort koemt. Alsoodanich[6] heeft onsen Heer Salichmaker Iesus Christus voor[7] hem selven dat hout des Cruyces verkoren, en is in[8] het vyer der Liefde aen 't selve doorvlamt, ende[9] gestorven; ende wederom, ontsterffelick, ten derden[10] daghe onlijdelick, ende verheerlickt op-ghestaen;[11] want Iesus Christus, die was, en is, en blijft[12] Eeuwich, met God de Vader, ende Heylighen[13] Gheest.

Anders gheen, als EenSalich

LIICK!

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 208: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

31

Eenighen Voghel Phenix.

ARabien den Phenix gheeft,die noyt en teelt, of Ionghen heeft.

Men seyt, hy leeft (en houtet waer)Drie hondert ruym, en veertich Iaer;

5 VVert met der tijt syn leven zat,

Verkiest een Rots; op ’t hoochste plat,Aldaer de Doot (die bitter knaecht)Met soeten reuck wert uytghejaecht.

Der Sonnen-strael ontsteeckt syn Nest,10 Den Phenix brant tot As op 't lest;

VVaer uyt een VVorm te voorschijn koemt,Die yeder weer den Phenix noemt.‘Een wijs verstant, in kunst gheleert,

‘Of die sich tot veel Deuchden keert,15 ‘Die klimt, en blijft ten Hemel in.

‘'tGoet Eynde wijst een goet Begin.

Wie Uleys, en Bloedt verwint, en sterft terwijl hy leeft,

Blijft eeuwich in de Rust, daer Doot gheen kracht en heeft.

Gheen Lof wert Stof.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 209: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

32

O! Deughdelick blijft, als 't al ontlijft!Een goet Leven, maeckt een salich sterven.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 210: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

33

Fabel XXIV bij Vondel123. De Vogel Phoenix.

[prent]

Ghelijck den Vogel Phoenix hem selven zeer welrieckendt hout vergadert, 'twelckder Sonnen hitte aensteect, ende hem daerop sett ende verbrandt, ende dat daernaeuyt die selve assche eenen nieuwen Phoenix voortkomt: Alsoo heeft onse Heerende Salighmaker Jesus Christus hem selven dat hout des Cruyces verkoren, endeis aen het selfde in't vier der heeter liefde te-ghelijck verbrandt, ende ghestorven.Maer daernae ten derden dage is hij wederom nieu, onsterflijck ende onlijdelijckweder op ghestaen. SS. PATRES.

CXXIII

Arabien draeght moet, en gaet den roem afstrijckenVan d'ander werreld wijd, en alle Koninghrijcken:Om dat de Phoenix staegh haer zoele locht doorzweeft,Die nimmer zijns ghelijck ziet, noch ghezien en heeft.

5 Die nae sess eeuwen zat, en moe van hier te swerven,Zich willigh en van zelf toe-rustet om te sterven,Op eenen steylen Bergh, daer hij zijn dood-bed stichtMet zoet welruyckend houdt, 'twelck 'theete zomer-licht,Vermids zijn stralen komt ontstekende verrasschen;

10 De Vogel flucx verbrand, en word verteert tot asschen;Waer uyt allencx ontstaet en voortskruypt eenen worm,Daer uyt een Phoenix word vernieut nae's eersten form.‘Verstanden die gheleert in wijsheyd wijd uytsteken,‘Die werden hier bij niet onvoeghlijck vergheleken,

15 ‘Om dat zij zelden eens aentreffen haers ghelijck,‘En door haer groote faem en eere onsterffelijck,‘Oock andren pricklen om met uytghereckte veeren‘Te volgen die gheraeckt zijn op den Bergh van eeren;‘Te vlieghen sterrenwaerts verheven met 'tghemoed,

20 ‘Tot daermen erft te loon den groenen lauwer-hoed.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 211: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

34

Pers' prozateksten uit Vondels Vorsteliicke Warande der Dieren

Fabel I: zie hoger

Fabel III:31. De Papegay en den Vos.

Sulcke vossen zijn gheweest de hovelingen des eergierigen Keysers AntoniniCaracallae. Want so haest den Keyser geldt of fraey goedt ter handen quam, soohebben sy hem als eenen die in mildigheyt ende in't weghschencken allen Koninghenende Keyseren ver te boven gingh, geroemt: welcken roem den Keyser alsobehaegde, dat hy sulcke pluymstrijckers zijn beste inkomen schanck ende vereerde.DION.

Fabel VII:68. Huys-Ratte en Oester.

Sulcken slickmuyl was Diogenes toeghenaemt de Hondt. Want of hij wel te huysgenoegh te eten had, soo was hij nochtans lecker, ende had een groot verlanghenna garners. Dies hij na de Zee gingh om garners te vangen, ende quam daer omzijn leven, soo dat hij die slickerij dier ghenoegh betaelde. ATHENAEUS.

Fabel XIII: zie hoger

Fabel XXI:57. De Vlieghe en Mieren.

Sulcke redenen zijnder ghevallen tusschen Maximianum ende Diocletianum. Wantals Maximianus onderstont Diocletiano wijs te maken dat het beter was op zijnboersch als op zijn hoofsch te leven: soo heeft Diocletianus het Keyserrijck ende alzijn Mt. verlaten, ende op't veldt in een hutte hem met slechte cost ende drancklaten ghenoeghen; tot den welcken Maximianus namaels quam ende prees enderoemde hemselven boven Diocletianum, om dat hij daghelijcx heerlijck leefde, endeaende Keyserlijcke tafel wel at ende dronck, en dat Diocletianus zijn buyck metgrove spijs vervulde. Daerop hem Diocletianus antwoorde: hij was met sulcx wel tevreden.Want een goet Ruyter, wort wel uyt den zadel gelicht: Ende costelijckebrassers, zijn haer leven niet seker. CVSPINIANVS.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 212: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

35

Snoode Vleyers, maken Schreyers.

Dion.

[1] DEen Eer-gierigen Keyser Anthonini, syne[2] Hovelingen hebben geweest listige doorslepen[3] Vossen. Want al so haest als de Keyser eenich gelt,[4] of ander kostelicke fraeyicheyt ter handen quam, so[5] hebben die Linckers den Keyser (die in mildicheyt,[6] ende in ’t wech-schencken alle Keysers en[7] Koninghen verre te boven ginck) prijslick gheroemt;[8] welcken schijn-roem den goeden Keyser soo vvel[9] behaechde, dat hy die schalcke Pluymstrijckers sijn[10] beste in-komen heeft gheschoncken tot vereering.[11] ‘Men bevint altijts, dat stoute onbeschaemde[12] Luyden, hebben het meesten-deel van de Werelt.’[13] Siet, de Vos heeft door vleyen verkregen, het ghene[14] den slechten Raven heeft moeten ghebreck hebben.

List, Quist.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 213: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

36

Ach! Lusten, Ontrusten.

Athenaevs.

[1] DIogenes, toe-ghenaemt de Hont; die was alsulcken[2] Slock-op, gelijck de onvernoechde leckertandighe[3] Huys-Ratte. Hoewel hy, Diogenes, tot synen huyse[4] ghenoech hadde te eten, soo was hy nochtans besmet[5] met lecker-sucht, ende hadde sonderling groot[6] verlanghen na versche Krabbekens, of Garnaet. Dies[7] soo is hy na de Zee ghegaen, om aen den Oever yets[8] te vangen, ende is aldaer ontlevent ghewerden.[9] ‘Eylaes! een kleyn tonghe-lust werdt somtijts dier[10] betaelt. Waren de sommighe met het ghene te[11] vreden datse besitten, daer en souden soo veel mis-[12] slagen niet ghedaen werden. Ghenoeghen is een[13] grooten rijckdom, ende een treffelick wapen teghen[14] onrust’.

Al te Graech, is een Plaech.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren

Page 214: VvoudtvanvvonderlickeSinne-Fabulen derdieren · 2016. 3. 7. · A1r [Transcriptie] VVoudtVanvvonderlickeSinne-FabulenDer Dieren,Kunstichmetlevendigheende aerdighegrooteschooneBeelden

37

Arbeyt wint, weelde slindt.

Cvspinianvs.

[1] TUsschen Maximianum, ende Diocletianum, zijnder[2] sulcke redenen ghevallen, op de maniere vande[3] Vlieghe ende Mieren. Soo wanneer, als Maximianus[4] aenvinck Diocletiano wijs te maken, dat het beter[5] was, op syn Boers te leven, dan op syn Hoofs. Soo[6] heeft Diocletianus het Keyser-Rijck, met alle syn[7] Majesteyt verlaten, ende op ’t Uelt in een Hutte sich[8] met slechte Kost en Dranck laten vernoegen; Tot den[9] welcken Maximianus namaels quam, ende prees, en[10] roemde hem selven boven Diocletianum, om dat hy[11] dagelijckx heerlicken met volheyt leefde, met[12] Keyserlijck eten, en Drincken; ende dat Diocletianus[13] synen Buyck met slechte grove spijse vervulde. Daer[14] op hem Diocletianus antwoorde: als dat hy met[15] alsulcke gheringhe Kost wel te vreden was.

[16] ‘Kostelicke Brasseren zijn haer leven niet[17] seker.

[18] ‘Daer en teghen hebben de sobere Arbeyders[19] het sekere kosje’.

Gauwe vlijt, gheeft profijt.

Adriaen van de Venne, Vvoudt van vvonderlicke Sinne-Fabulen der dieren