Vragen Herman Hertzberger · Scholenbouwer Herman Hertzberger ziet de school als een microstad Ati...

4
Scholenbouwer Herman Hertzberger ziet de school als een microstad Ati Smit - Kruidenberg Herman Hertzberger (1932) is sinds 1958 werkzaam als architect en heeft in die vijftig jaren zijn sporen ruimschoots verdiend. Hij zat vroeger op de montessorischool en ontwierp de afgelopen vijftig jaren diverse stadsplannen en talloze gebouwen, waaronder een aantal montessori schoolgebouwen. Montessori basisscholen zoals de Amsterdamse montessorischool, de Delftse montessorischool, montessorischool De Eilanden, de 14 e montessorischool en een schoolgebouw voor voortgezet montessori onderwijs het MCO werden door hem ontworpen. Dat was voor MM een reden om hem te interviewen. Mijn nieuwsgierigheid was al enige tijd gewekt omdat ik zelf een aantal jaren heb gewerkt in het prachtige schoolgebouw van het MCO. Wie is deze creatieve montessoriaan? Hoe kijkt hij tegen schoolgebouwen aan? Hoe zou het architectenbureau van Hertzberger eruit zien? Ook zo modern of juist niet? Al lopend over de Albert Cuyp door de Amsterdamse Pijp kom je terecht in de Gerard Doustraat. Daar op de hoek staat een schoolgebouw van drie verdiepingen. In dat schoolgebouw huist de architectenstudio van Herman Hertzberger. Een moderne studio in een ouderwets schoolgebouw met bogen boven smalle trappen, licht geschilderd maar bovenal gestoffeerd met heel veel maquettes van gebouwen. U heeft vroeger op de montessorischool gezeten. Wanneer bent u zich echt voor het eerst bewust geworden dat montessori-onderwijs beter bij u paste dan het standaard onderwijs? Wanneer merkte u dat er onderscheid was met andere scholen en misschien met vriendjes die op een gewone school zaten? ‘Dat er andere scholen bestonden dat stond altijd ver van mij af, dat wist ik gewoon niet. Ik vond de montessorischool waarop ik zat heel vanzelfsprekend. Later toen ik merkte dat montessori toch wel iets exclusiefs had, heb ik er wel eens over nagedacht. Mijn moeder bemoeide zich met onze opvoeding en koos de school uit en ik denk dat ze dat heel intuïtief heeft gedaan. Ze wist altijd heel goed aan wie ze raad moest vragen. Ze had een stel goede vrienden en dat waren progressieve mensen. Die hadden hun kinderen op de montessorischool, dus stuurde ze haar zoon ook naar zo’n school.’ Wat vond u vroeger als leerling aantrekkelijk in het montessori-onderwijs? ‘Toen mijn vader, die arts was, op het balkon vanuit zijn praktijk in de school keek, zag hij mij staan praten in het lokaal. Hij bleef staan kijken en zag mij met iedereen lekker praten. Hij sprak mij thuis streng toe en vroeg: “Wat heb jij eigenlijk gedaan? Heb je wel gewerkt?” “Hoezo,” vroeg ik. “Ik zag dat jij de hele dag niks hebt gedaan en maar wat hebt rondgelummeld.” Ik ging bij iedereen een praatje maken en vanuit montessori was dat toegestaan. Dat sociale aspect dat met elkaar leren omgaan, dat huiselijke en gezellige in zo’n lokaal dat vind ik het bijzondere en aantrekkelijke van zo’n school. Misschien waren er kinderen waarvoor het niet goed was, maar met mij is het goed gekomen. In de tweede klas had ik een vriendje die helemaal gek was van de tram. Samen hadden we het idee om een werkstuk over de tram te maken. Ik kon goed tekenen, dus ik maakte veel tekeningen over trams. We wilden alles over trams weten, alle lijnen en eindpunten, hoe ze samenkomen, hoe het zit met de electriciteit, en de kaartjes en de conducteur. We oriënteerden ons in de stad en we gingen voor volledigheid. We onderzochten alle tramlijnen. We spendeerden een heel schooljaar aan dat werkstuk en dat resulteerde in een schrift vol. Op die manier leerden we schrijven. Dus niet leren schrijven in abstracto, maar het was een noodzaak dat schrijven. Het leren schrijven en leren rekenen kwam niet als scholing over, maar was als hulp bij een probleem wat we onszelf gesteld hadden. Dat ik dit zelf allemaal kon doen heb ik als heel vanzelfsprekend en normaal ervaren. Ik kon me niet voorstellen hoe anderen dat op gewone scholen leerden. Weet je trouwens hoe je een montessorikind herkent? Als ergens de brug geschilderd is en er staat een bordje bij met “nat”, dan loopt een gewoon kind door. Een montessorikind denkt: “is dat wel nat?” en voelt even met zijn vinger of het nat is.’ Heeft dat invloed op uw ontwikkeling en op het uitoefenen van uw vak gehad?

Transcript of Vragen Herman Hertzberger · Scholenbouwer Herman Hertzberger ziet de school als een microstad Ati...

Page 1: Vragen Herman Hertzberger · Scholenbouwer Herman Hertzberger ziet de school als een microstad Ati Smit - Kruidenberg Herman Hertzberger (1932) is sinds 1958 werkzaam als architect

Scholenbouwer Herman Hertzberger ziet de school als een microstad Ati Smit - Kruidenberg Herman Hertzberger (1932) is sinds 1958 werkzaam als architect en heeft in die vijftig jaren zijn sporen ruimschoots verdiend. Hij zat vroeger op de montessorischool en ontwierp de afgelopen vijftig jaren diverse stadsplannen en talloze gebouwen, waaronder een aantal montessori schoolgebouwen. Montessori basisscholen zoals de Amsterdamse montessorischool, de Delftse montessorischool, montessorischool De Eilanden, de 14e montessorischool en een schoolgebouw voor voortgezet montessori onderwijs het MCO werden door hem ontworpen. Dat was voor MM een reden om hem te interviewen. Mijn nieuwsgierigheid was al enige tijd gewekt omdat ik zelf een aantal jaren heb gewerkt in het prachtige schoolgebouw van het MCO. Wie is deze creatieve montessoriaan? Hoe kijkt hij tegen schoolgebouwen aan? Hoe zou het architectenbureau van Hertzberger eruit zien? Ook zo modern of juist niet? Al lopend over de Albert Cuyp door de Amsterdamse Pijp kom je terecht in de Gerard Doustraat. Daar op de hoek staat een schoolgebouw van drie verdiepingen. In dat schoolgebouw huist de architectenstudio van Herman Hertzberger. Een moderne studio in een ouderwets schoolgebouw met bogen boven smalle trappen, licht geschilderd maar bovenal gestoffeerd met heel veel maquettes van gebouwen. U heeft vroeger op de montessorischool gezeten. Wanneer bent u zich echt voor het eerst bewust geworden dat montessori-onderwijs beter bij u paste dan het standaard onderwijs? Wanneer merkte u dat er onderscheid was met andere scholen en misschien met vriendjes die op een gewone school zaten? ‘Dat er andere scholen bestonden dat stond altijd ver van mij af, dat wist ik gewoon niet. Ik vond de montessorischool waarop ik zat heel vanzelfsprekend. Later toen ik merkte dat montessori toch wel iets exclusiefs had, heb ik er wel eens over nagedacht. Mijn moeder bemoeide zich met onze opvoeding en koos de school uit en ik denk dat ze dat heel intuïtief heeft gedaan. Ze wist altijd heel goed aan wie ze raad moest vragen. Ze had een stel goede vrienden en dat waren progressieve mensen. Die hadden hun kinderen op de montessorischool, dus stuurde ze haar zoon ook naar zo’n school.’ Wat vond u vroeger als leerling aantrekkelijk in het montessori-onderwijs? ‘Toen mijn vader, die arts was, op het balkon vanuit zijn praktijk in de school keek, zag hij mij staan praten in het lokaal. Hij bleef staan kijken en zag mij met iedereen lekker praten. Hij sprak mij thuis streng toe en vroeg: “Wat heb jij eigenlijk gedaan? Heb je wel gewerkt?” “Hoezo,” vroeg ik. “Ik zag dat jij de hele dag niks hebt gedaan en maar wat hebt rondgelummeld.” Ik ging bij iedereen een praatje maken en vanuit montessori was dat toegestaan. Dat sociale aspect dat met elkaar leren omgaan, dat huiselijke en gezellige in zo’n lokaal dat vind ik het bijzondere en aantrekkelijke van zo’n school. Misschien waren er kinderen waarvoor het niet goed was, maar met mij is het goed gekomen. In de tweede klas had ik een vriendje die helemaal gek was van de tram. Samen hadden we het idee om een werkstuk over de tram te maken. Ik kon goed tekenen, dus ik maakte veel tekeningen over trams. We wilden alles over trams weten, alle lijnen en eindpunten, hoe ze samenkomen, hoe het zit met de electriciteit, en de kaartjes en de conducteur. We oriënteerden ons in de stad en we gingen voor volledigheid. We onderzochten alle tramlijnen. We spendeerden een heel schooljaar aan dat werkstuk en dat resulteerde in een schrift vol. Op die manier leerden we schrijven. Dus niet leren schrijven in abstracto, maar het was een noodzaak dat schrijven. Het leren schrijven en leren rekenen kwam niet als scholing over, maar was als hulp bij een probleem wat we onszelf gesteld hadden. Dat ik dit zelf allemaal kon doen heb ik als heel vanzelfsprekend en normaal ervaren. Ik kon me niet voorstellen hoe anderen dat op gewone scholen leerden. Weet je trouwens hoe je een montessorikind herkent? Als ergens de brug geschilderd is en er staat een bordje bij met “nat”, dan loopt een gewoon kind door. Een montessorikind denkt: “is dat wel nat?” en voelt even met zijn vinger of het nat is.’ Heeft dat invloed op uw ontwikkeling en op het uitoefenen van uw vak gehad?

Page 2: Vragen Herman Hertzberger · Scholenbouwer Herman Hertzberger ziet de school als een microstad Ati Smit - Kruidenberg Herman Hertzberger (1932) is sinds 1958 werkzaam als architect

‘Dat zal zeker van invloed zijn geweest. Vooral dat ik tekenen leuk vond en merkte dat ik goed kon tekenen in de ogen van anderen. Ik won ook diverse tekenwedstrijden. Aanvankelijk keek ik neer op iets inkleuren zoals eieren inkleuren, maar toen ik daar eenmaal mee bezig was dacht ik: ik wou dat ik dit mijn hele leven kon doen. Schetsen met kleurpotloden en dat doe ik nu nog steeds. Terwijl anderen op dit bureau met computers werken, zit ik met kleurpotloden te tekenen. Ik ben dus de laatste der mohikanen.’

Welke filosofie en welke gebouwen en architecten hebben invloed op uw werk gehad? ‘Eigenlijk heb ik van het begin af aan in de architectuur gezocht naar een manier die niet voorschrijft aan mensen hoe ze moeten leven, maar heb ik geprobeerd om een kader te vinden waar mensen veel zelf aan konden toevoegen. Mijn filosofie van bouwen is eigenlijk hetzelfde als het montessori idee. Een vastgesteld kader en materiaal precies naar de keuze van de leerlingen waar ze bij een bepaald aanbod aan willen werken. Leerlingen niet lastig vallen met iets waar ze niet aan toe zijn. Daar gaan ze vanzelf wel naar toe. Dat is ook de filosofie bij het bouwen. Een aanbod waar de mensen zelf uit kunnen kiezen. Ontwerp niet alles, maar doe volgens het adagium “help het mij zelf te doen”. Maak de woning zo dat in allerlei hoeken iets kan gebeuren. Mensen denken dan zo van “hier ga ik slapen” en “het lijkt me leuk om daar waar veel licht is te eten”. De buren hebben weer andere ideeën en daar is de indeling dus weer anders. De filosofie is: schrijf zo weinig mogelijk voor. Ja, bij een schouwburg is dat natuurlijk wel anders; daar moet je een zaal hebben voor de mensen. Maar buiten dat, lijkt het soort van idee/filosofie op de pedagogie van Montessori. Ja, en dat ik een voorkeur heb voor horizontale vensters boven verticale dat is meer een architectonisch verhaal en dat is hier niet zo interessant. Le Corbusier heeft zich als enige architect beziggehouden met de condities van mensen. Hij was toen al echt met mensen bezig. Hem wil ik wel als de grote oervader van onze gedachte zien.’

Wat maakt een nieuw schoolgebouw tot een montessori schoolgebouw? Hoe stimuleert u bijvoorbeeld de voorbereide omgeving? ‘Het verschil tussen een montessori schoolgebouw en een gewoon schoolgebouw wordt langzamerhand steeds minder. Op dit moment wordt er steeds meer research gedaan op het gebied van het vernieuwen van schoolgebouwen. Er zijn heel veel nieuwe onderwijsconcepten die overal rondwaren en dan denk ik altijd: ga nou niet alles vast- en dichttimmeren, maar probeer dan ook een schoolgebouw te maken met een heleboel hoeken waarin je dingen kunt doen. Waar je groepjes leerlingen verschillende dingen kunt laten doen. Dat sluit aan op die nieuwe onderwijsconcepten. De klassenbouw is onder druk komen te staan omdat er geen homogene groepen meer bestaan mede door bijvoorbeeld allochtone leerlingen. Er zijn dus geen klassen meer en zo word je vanzelf naar individueler onderwijs gedreven. Het montessori-onderwijs heeft deze vernieuwing altijd al gehad en zou hierin een voorbeeld kunnen, nee moeten zijn. Maar er blijkt helaas toch een diep geworteld wantrouwen tegen montessori te bestaan. Er zijn veel vooroordelen zoals: kinderen leren er niks, mijn kind heeft meer discipline nodig enz. Het traditionele vernieuwingsonderwijs wordt links en rechts steeds meer ingehaald door het “nieuwe leren”. Ik merk met het nieuwe leren dat je eigenlijk één groot montessorilokaal hebt. Het is net als vroeger, herinner ik me: de tafel van de juf stond links van het bord en je mocht netjes in de rij voor de tafel staan als je hulp nodig had. Als je dan hulp had gekregen ging je met je kleren vol krijt weer naar je plaats terug. Tegenwoordig is de tafel van de juf de “helpdesk”. Je hebt dan zo’n honderd leerlingen met drie à vier leerkrachten die daar zijn om leerlingen te helpen. Vroeger had je bij montessori ook grote klassen, maar die waren wel ingedeeld in groepjes kinderen. Je had tafels met vier à vijf kinderen. Daarbij kon je als je je niet kon concentreren even terugtrekken en vroeg je: “Juf, mag ik in de rustkamer werken?” Of je vroeg: “Juf, mag ik bij Pietje zitten?” De tafels waren gegroepeerd afhankelijk van het sociale patroon op dat moment in de ruimte. Tafelschikking volgens het sociale patroon van de leerlingen, dus. Wacht…ik ga dit even tekenen, want ik doe nu een ontdekking. Ook waren vroeger de verschillende hoogtes van de tafeltjes en stoeltjes ingesteld op de kinderen. De tafeltjes en stoeltjes hadden een soort stempeltje van een dier. De juf zei dan: “Ga jij maar op het olifantje zitten.” Het nadeel was dat als je bevriend was met iemand die groter was, dan kwam je niet

Page 3: Vragen Herman Hertzberger · Scholenbouwer Herman Hertzberger ziet de school als een microstad Ati Smit - Kruidenberg Herman Hertzberger (1932) is sinds 1958 werkzaam als architect

bij dat vriendje te zitten. Ik was klein, dus ik kwam niet verder dan ’t hertje. In het moderne onderwijs moeten al deze punten naar voren komen. Ik ben nu een boek aan het schrijven over de ruimtelijkheid in de pedagogie, over ruimte en leren. Het boek moet een brug zijn tussen de pedagogie en de ruimtelijke organisatie van de school. Dat de ruimtelijkheid een kolossale invloed op het leren heeft. Tot nu toe hebben de architecten zich veelal beziggehouden met enerzijds de meest imponerende schoolgebouwen en anderzijds met de meest barakachtige miezerige onderwijsscholen. Om van de bunkerachtige, koele kille dozen van noodlokalen maar niet te spreken.’

Hoe gaat u te werk bij het ontwerpen van een gebouw? ‘Er is eigenlijk geen ontwerpproces meer. Je komt bijna niet meer direct met de opdrachtgever (besturen van scholen) in contact over het ontwerp van een school. Er zijn nu managementbureaus en die maken dikke boeken met een programma van eisen en houden de kosten in de gaten. Dan maken die bureaus een architectenselectie en die kunnen dan inschrijven. Daar worden er dan een paar uitgelicht. Dan denken ze “die lastige Hertzberger die nemen we maar niet” en dan nemen ze een architect die braaf doet wat ze willen. Die eigenwijsheid van Hertzberger wordt veelal niet op prijs gesteld. Het programma van eisen wordt dan in ruimte omgezet. Dan worden er schetsen gemaakt en de hoogte en lengte van het gebouw bepaald. Daarna wordt er in de bouwcommissie over gepraat.’

In hoeverre hebben directie, docenten en leerlingen inspraak bij een nieuw schoolgebouw? Waar legt u de grens? ‘Als ik de schetsen gemaakt heb dan ga ik praten met de leerkrachten en soms zijn ouders ook van invloed. In de verschillende stadia van het ontwerp maak je iets wat je steeds vastlegt. Hoever je bent en waar je staat. Tenslotte is er de presentatie aan alle mensen en probeer je zoveel mogelijk mensen bij het ontwerp te betrekken. Ik wil graag dat leerlingen ook bij hun nieuwe schoolgebouw betrokken zijn. Maar vaak durven ze niets te zeggen, vooral als bijvoorbeeld de directie erbij zit. Het hangt er ook vanaf wie de leerling is. Soms als ze iets zeggen zijn het heel leuke dingen. Je zou als tekenleraar hier een project aan kunnen wijden. Wat is voor jullie een leuke school. Teken dat maar eens. Daarna kun je de leerlingen betrokken houden door de mening van de architect erbij te betrekken.’

U heeft voor het voortgezet montessori onderwijs het gebouw van het Montessori College Oost ontworpen. Wie of wat is daarbij uw inspiratiebron? ‘Veel leerlingen van het MCO hadden thuis geen echt thuis. Veel problemen, gescheiden ouders of nooit iemand thuis. Die leerlingen kwamen in het MCO gebouw en dat werd hun echte huis. Vooral tijdens de vakanties dan misten ze hun thuis, het MCO. Zodoende werd ik op het goede spoor gezet. De school moest eigenlijk hun thuis zijn in een microstad. Het rode plein van het MCO moest dus alle trekken van een microstad hebben. Daar konden allerlei activiteiten plaatsvinden zoals exposities en tentoonstellingen en ook bijeenkomsten zoals toneel- en muziekuitvoeringen en filmvoorstellingen. Toch is het MCO nog geen moderne school omdat er in het gebouw toch nog veel afgesloten ruimtes voorkomen. Ik was met een vmbo in Hoorn bezig en daar zijn op verschillende verdiepingen leerpleinen buiten de lokalen gemaakt. De lokalen komen allemaal uit op de leerpleinen met een docentenpost. Op de leerpleinen zitten de leerlingen achter de computer. In Arnhem heb ik een school neergezet met vouwdeuren. Bij een verbouwing van een oude school aan de Elandstraat hebben we alles opengebroken en er harmonicawanden in gezet. Modern onderwijs vraagt om open ruimtes die montessori-onderwijs altijd al gebruikt heeft: “Juf, mag ik op de gang werken?” Ja, de kans bestaat dat ze dan ook nog door de school gaan wandelen. Die eigenwijze montessorikinderen moet je dus wel goed in de gaten houden.’

Welke beperkingen komt u tegen bij het ontwerpen van schoolgebouwen voor voortgezet onderwijs? ‘Geld is altijd een beperking. Voor een land als Nederland is er nog steeds veel te weinig geld voor het betalen van de leerkrachten, de hulpmiddelen en de gebouwen. Ze rekenen het programma van eisen uit met alleen maar lokalen en lange gangen. Je wordt als architect daardoor heel inventief en probeert die lange gang met lokalen open te breken zonder dat het

Page 4: Vragen Herman Hertzberger · Scholenbouwer Herman Hertzberger ziet de school als een microstad Ati Smit - Kruidenberg Herman Hertzberger (1932) is sinds 1958 werkzaam als architect

al te veel geld kost. Ook moeten er veel activiteiten kunnen plaatsvinden op dezelfde vierkante meters. Zo moet er bijvoorbeeld een muzieklokaal komen dat tevens dienst kan doen als podium voor dans, drama en dat ook nog eens een kantine of ruimte voor bijeenkomsten kan zijn. Bovendien moet een schoolgebouw solide zijn, goed verwarmd, goed geventileerd en akoestisch ook acceptabel. Elders in het land willen we in het vmbo-gebouw meer licht in de hal door de verbreding van de lichtinstallatie. Het geld krijgen we niet los. Het is allemaal marginaal. We hebben moeten vechten voor harmonicawanden in een school. Ik besteed wel meer dan vijftig procent van de tijd aan geld. Een architect zit niks te dromen, maar zit z’n centen te tellen. Dan krijg je nu ook nog de “brede school”. Dat zit helemaal ingewikkeld in elkaar. Dat zijn verschillende scholen in één school en die wantrouwen elkaar omdat ze denken dat de ander meer vierkante meters krijgt. Dat is onvoorstelbaar ingewikkeld om daar mee om te gaan. Dan moeten alle scholen ook nog eens voorschoolse opvang hebben, maar ze krijgen er geen extra budget en geen extra ruimte voor. Maar de eisen voor deze opvang zijn wel heel zwaar. Nu het begint te lopen, wordt de grootste open deur ingetrapt: we hebben er geen ruimte en geen geld voor. Mensen moeten zich veel meer realiseren hoe belangrijk ruimte is. Vroeger hadden montessorischolen, als voortrekkers, veel meer ruimte tot hun beschikking en dus ook meer rust. Nu worden montessorischolen over dezelfde kam geschoren als gewone scholen. Montessorischolen moeten vechten voor meer ruimte. Maar tevens moeten montessorischolen proberen hun starheid af te leggen en zich te mengen en assimileren met andere scholen, meer vernieuwing toestaan. Doen wat ze altijd al deden, maar dan met de aanpassingen aan de huidige wereld. Montessori heeft zelf een methode met geweldige ideeën en het zou zonde zijn als die methode ten onder zou gaan aan verstarring. Niet zeuren over letterlijke interpretaties, maar de goede beginselen uitdragen. We moeten scholen bouwen waar alle voorzieningen voor leerlingen zijn. Tekenlokalen, ruimtes voor muziek en drama en vooral ook voor koken, dat is heel belangrijk. Je moet op school leerlingen leren koken en leren om de etenswaren te organiseren. Die persoonlijke verzorging aanleren is ook zo belangrijk. Voor jonge kinderen dat eigen tafeltje met plantje om voor te zorgen, dat kleedje op de grond als tijdelijk eigen territorium. Dat zijn toch schitterende ideeën van Montessori en die kunnen nu voor iedereen gelden. In Delft hebben we in een school een open haard gebouwd. Die functioneerde goed, maar is toch weggehaald. Ik bedoel: we moeten leerlingen leren om met vuur om te gaan en met water om te gaan. Kortom “kosmisch onderwijs” en dan zie ik kosmisch onderwijs als kijk op de wereld en de omgeving daarbuiten. Leren met elkaar, de politiek en de wereld om te gaan.’

Kunt u beschrijven hoe uw ideale montessorischoolgebouw er nu zou uitzien? ‘Voor een goede architectuur van scholen pleit ik voor een goede inwendige organisatie van de ruimte die aan het onderwijs veel mogelijkheden laat. Dat die ruimte het voor leerkrachten mogelijk maakt om in groepjes te kunnen werken. Dat leerlingen elkaar inspireren, maar dat die kinderen niet altijd op elkaars lip zitten. Dat ze ook kunnen wandelen door de ruimte. Dat ze zien wat er te koop is. Dat ze op een idee komen tijdens het wandelen door het schoolgebouw of over het binnenplein. Bijvoorbeeld naar het beeld van een supermarkt. Dat je op het idee gebracht wordt van: hé, dat moet ik ook hebben, en dat, en dat. In de supermarkt is het dan wel consumentisme, want ik weet dat je dan met twee keer zoveel thuis komt. Maar het gaat om het idee dat alles te zien is, alles open is. In de montessorimethode is alles open en zie je dat alles tentoongesteld is. Het plaatsen van vitrines is bijvoorbeeld ook zoiets. Leerlingen moeten zien wat er allemaal te krijgen, te leren is. Dat is een intelligent bedenksel van montessori. Dat de omgeving jou iets aanbiedt en je op de mogelijkheden wijst.. Maar ook een school waar leerlingen leren om met elkaar om te gaan. Daar heeft de architectuur zich veel te weinig mee bezig gehouden. Dat is het belangrijkste vak: het leren hoe ze elkaar moeten bejegenen en dan natuurlijk met de goede leerkrachten. Vooral voor leerlingen die uit een andere samenleving komen. Dat ze leren er niet meteen op in te slaan, maar te onderhandelen met elkaar. Dat heeft alles te maken met de ruimte in het gebouw. De trappen niet in de donkerste hoeken, maar dwars door de gehele ruimte heen, zodat je als leerling alle leuke jongens en meisjes kunt zien en spreken. Overal brede treden waar je op kunt zitten, zodat die uitnodigen tot overleg. Voor de ingang van de school een plek waar je kunt wachten en elkaar spreken. Dat is mijn ideale school.’