Vormingsgebieden250311.pdf
-
Upload
teachers-without-borders -
Category
Documents
-
view
218 -
download
4
Transcript of Vormingsgebieden250311.pdf
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 1
Leerlijnen VORMINGSGEBIEDEN
Inleiding
De algemeen vormende competenties zijn ondergebracht in zeven
vormingsgebieden. Als er binnen het onderwijs gesproken wordt over
vormingsgebieden, dan gaat het om het op een systematische wijze werken aan
verandering van kennis en inzicht, vaardigheden en van attitude, waarbij het gevoel
(affectie) een doorslaggevende rol speelt. Het gaat om (gespreks)onderwerpen die
dicht bij het kind/de lerende staan. Onder vorming wordt hierbij verstaan dat er een
proces bij het kind op gang komt, waardoor het kind zichzelf en zijn/haar situatie
beter leert verstaan, daarbij een kritische houding hanteert om uiteindelijk bewust
om te gaan met de kansen en mogelijkheden in de samenleving. Vorming richt zich
dus op de ontplooiing van de „totale‟ mens. De inhoud van de vormingsgebieden
wordt zoveel mogelijk aangeboden binnen de leergebieden. (Op weg naar een
basisonderwijscurriculum 030311)
De zeven hoofdthema's zijn: zelfontplooiing, relaties, sociale vaardigheden, burger-
schap, effectief leren, informatie- en communicatietechnologie en oplossingsgericht
denken en handelen (zie het overzicht op de volgende bladzijde).
Waar in het onderwijs? Integratie in de leergebieden
Vorming is zowel een doel op zichzelf als een middel om andere doelen –
leerdoelen, levensdoelen, maatschappelijke doelen- te bereiken. Vorming omvat
basic life skills, kennis, vaardigheden, attitude en waarden en deze komen in het
onderwijs aan bod binnen alle vakken in het curriculum, ze worden geïntegreerd in
het onderwijs als geheel. De vormingsgebieden zijn dan ook de verantwoordelijk-
heid van alle leerkrachten. Om de doelstellingen op het gebied van vorming niet uit
het oog te verliezen zijn deze apart geformuleerd.
Indien bij de integratie van vormingsgebieden in leergebieden blijkt dat delen van
een vormingsgebied niet of te weinig aan bod komen, kan gezocht worden naar
een passende oplossing. Bijvoorbeeld door de betreffende aspecten alsnog bij een
vak te plaatsen, ze een plek te geven in een aparte les, een vakoverstijgend
onderwijsproject, in leerlingbegeleiding of mentorgroepjes, of door samenwerking
te zoeken met instellingen die passende onderwijsactiviteiten kunnen verzorgen.
De „Luikjes‟ bij elk hoofdstuk geven een beknopt voorbeeld van een les waarin een
combinatie van vorming en vak (leergebied) wordt gerealiseerd.
Binnenschools en buitenschools
Bij de vorming van kinderen is de wereld buiten de school sterk betrokken. Juist in
de buitenschoolse sociale context zullen kinderen leren van anderen, werkwijzen
overnemen, ze toepassen en aanpassen. Door onderwijs en de buitenschoolse
sociale context ontwikkelen mensen hun individualiteit en expertise.
Vorming gaat een leven lang door. Leerlingen moeten worden uitgedaagd en
ondersteund om zich te ontwikkelen in contexten die steeds breder zijn (o.a.
wereldburgerschap) en steeds complexer worden. De leerlijnen bieden alle ruimte
en beogen te stimuleren de buitenschoolse context te betrekken in het onderwijs.
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 2
Overzicht van de vormingsgebieden
Zelfontplooiing
- positief zelfbeeld / zelfbewustzijn
- zelfreflectie
- doorzettingsvermogen
- zelfontwikkeling en exploreren
Relaties
- respect voor jezelf en anderen
- emoties en empathie
- relaties aangaan
- seksuele vorming
- gender
Sociale vaardigheden
- communicatieve vaardigheden
- taalvaardigheden
- assertiviteit
- samenwerken
Burgerschap
- nationaal bewustzijn
- sociaal-economisch bewustzijn
- respecteren van democratische beginselen
- participeren in de maatschappij
- wereldburgerschap (besef van de wereld)
- respect voor religieuze en culturele uitingen
- verantwoordelijkheid
- rechtvaardigheid
- integriteit
Effectief leren
- kunnen onderzoeken
- kunnen plannen
- leren leren
- nieuwe strategieën leren
Informatie- en communicatietechnologie
- ICT bij het leren
- rol en betekenis van ICT in de wereld, mediawijsheid
- informatie- en communicatievaardigheden
Oplossingsgericht denken en handelen
- creativiteit
- kritisch denken
- associatief denken (filosoferen met kinderen)
- keuzes maken en besluiten nemen
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 3
Zelfontplooiing
Zelfontplooiing (Maslow, 1943) is een van de basisbehoeften van de mens en heeft te maken met life-long-learning (UNESCO). „Zelf‟ slaat op het ik-gevoel en zelfontplooiing is
een vorm van karakter-/persoonsontwikkeling. Dit heeft een positieve invloed op het zelfbeeld (= hoe je over jezelf denkt) en zelfvertrouwen van de leerling. Naarmate het kind
vertrouwen heeft in eigen kunnen, neemt de ontwikkelings- en exploratiedrang toe. Door toe te komen aan zelfontplooiing leert de leerling op den duur met behulp van
zelfreflectie zijn/haar capaciteiten, vaardigheden en talenten te ontdekken en ten volle te ontplooien. Zelfreflectie in de schoolleeftijd is het proces van het observeren van
anderen om het daarna ook (en beter) te kunnen doen (Kohnstamm, 2002).
Zelfontplooiing
Onderbouw (groep 1-4) Middenbouw (groep 5-8) Bovenbouw (groep 9-11)
Kennis Vaardigheden Attitude/opvattingen
- positief zelfbeeld / zelfbewustzijn
- zelfreflectie - doorzettingsvermogen - zelfontwikkeling en
exploreren
De leerlingen - ervaren, horen, zien en kunnen
opmerken dat iedereen uniek en waardevol is; lichaam, vaardigheden, kennis, omgang met anderen
- hebben een positieve waardering voor zichzelf (aspecten hierboven)
- kunnen doorzetten bij eenvoudige, kortdurende opdrachtjes (bijvoorbeeld: opruimen, iets afmaken, even wachten)
- kunnen en durven nieuwe dingen te proberen in een veilige omgeving (bijvoorbeeld: een zelfgemaakt dansje laten zien, op onderzoek gaan in de bibliotheek, vragen stellen)
De leerlingen - herkennen, benoemen, waarderen en
benutten persoonlijke kwaliteiten en talenten; fysiek, intellectueel, emotioneel, sociaal, spiritueel
- hebben een realistisch, positief zelfbeeld en zelfvertrouwen
- maken opdrachten af, tonen door-zettingsvermogen, kunnen afwegen of ze zullen doorgaan of toegeven
- denken na over zichzelf en hun toekomst en praten hierover met anderen
- kunnen en durven een eigen (nieuwe) aanpak (te) kiezen in verschillende situaties
De leerlingen - ontwikkelen en verbreden bewust eigen
identiteit, kwaliteiten en talenten (fysiek, intellectueel, emotioneel, sociaal, spiritueel)
- kunnen door zelfreflectie en feedback van anderen hun zelfkennis vergroten
- accepteren (positief) eigen mogelijk-heden en beperkingen
- begrijpen dat doorzettingsvermogen belangrijk is en tonen dit in diverse situaties, stellen zichzelf doelen
- weten hoe ze zich verder kunnen ontwikkelen; persoonlijk, beroepsmatig en sociaal-maatschappelijk (door leren van anderen, opleiding, enz.)
- zien kansen, zijn bereid en in staat tot het ondernemen van actie voor zelf-ontwikkeling en exploratie
Taal
De leerlingen begrijpen taal die te maken heeft met ontwikkeling en waardering van mensen. Bijvoorbeeld: zijn, worden, groeien, leren, bijzonder, speciaal, goed, fijn, mooi, anders, laten zien, meedoen, jezelf, doorzetten, opgeven, teleurstelling, trots, succes, proberen, durven, opnieuw, kans, nu, later, straks
De leerlingen begrijpen en gebruiken taal-/denkwoorden die te maken hebben met ontwikkeling en waardering van mensen. Bijvoorbeeld: kwaliteit, talent, positief, (zelf)beeld, waarderen, vermogen, ontwikkelen, veranderen, onderzoeken, volhouden, beoordelen, helpen, (zelf)vertrouwen,
De leerlingen begrijpen en gebruiken taal-/denkwoorden die te maken hebben met ontwikkeling en waardering van mensen. Bijvoorbeeld: zelfontplooiing, zelfstandig, karakter, ambitie, succes, voldoening, culturele identiteit, erkenning, streven, exploreren, experimenteren, fysiek, psychologisch,
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 4
Zelfontplooiing
Onderbouw (groep 1-4) Middenbouw (groep 5-8) Bovenbouw (groep 9-11)
presenteren, stimuleren, vooruitgang, welzijn, als… dan, uiterlijk, innerlijk, individu, identiteit, omgeving, reactie
sociaal, spiritueel, materieel, context, aanleiding, afkomst, diversiteit, origineel, generatie, continu, doorgaand, capaciteit, feedback, respons, termijn
Culturen
Beleving van diversiteit: anders = leuk, en: iedereen mag er zijn.
Kennis van, respect en waardering voor diverse culturen; persoonlijke culturele achtergrond geeft interessante en leerzame bijdragen aan de groep, school en leefomgeving.
Zelfbewust van positieve betekenis en waardering van culturele identiteit. Wijzen van uiting en waardering van succes.
Luikje
Tentoonstelling in de klas Kinderkwaliteitenspel Verhalen
Luikjes
Tentoonstelling in de klas (beeldende vorming en zelfontplooiing). De klas van juf
Mahieda is lang bezig geweest met knippen, plakken en kleuren. Alle kinderen
hebben op een vel papier een boom gemaakt. Aan het eind moet iedereen helpen
opruimen. De kinderen zijn best moe. “Nog even volhouden, dan hebben we straks
een mooie en schone klas”. Dan vraagt de juf of alle kinderen hun werk met een
plakbandje op de muur willen plakken. Het resultaat is een prachtige tentoon-
stelling en juf Mahieda zegt “de tentoonstelling is geopend, graag een applaus voor
alle goede kunstenaars die dit hebben gemaakt!”
Kinderkwaliteitenspel (zelfbeeld, zelfreflectie). Juf Shairoen heeft een doosje met
kaartjes. Op elk kaartje staat een plaatje en een kwaliteit, zoals (ik heb) humor, (ik
kan) volhouden en (ik ben) handig. Vandaag gaan de kinderen in groepjes van vier
aan een opdracht werken. De juf zegt dat iedereen bij deze opdracht goed gebruik
moet maken van eigen talenten. Ze laat kinderen een kaartje kiezen voor elkaar.
Zo leren kinderen wat een ander goed van ze vindt, terwijl ze zich misschien niet
eens bewust waren van die kwaliteit. De hele activiteit duurt 5 minuten, is een
positieve start van het groepswerk en goed voor ieders zelfbeeld!
Verhalen (zelfontplooiing, geschiedenis, media). De leerlingen van meneer IJzer
luisteren graag naar zijn verhalen. Hij geeft geschiedenis en aardrijkskunde en kan
goed vertellen. Laatst zei hij dat de succesvolle roman „Hoe duur was de suiker‟
van Cynthia McLeod wordt verfilmd. Dat had hij gelezen op de website
starnieuws.com. Hij vertelde het verhaal dat gaat over de bloeiperiode van de
Surinaamse suikerplantages in de tweede helft van de achttiende eeuw. Hij sprak
over deze periode, over de schrijfster en over de filmplannen. Zo werd de
geschiedenis voor de leerlingen boeiend, maakten ze kennis met een succesvolle
schrijfster in wie ze een inspirerend voorbeeld kunnen zien en legden ze een
verband met actuele zaken als publiciteit en media.
Bronnen en verwijzingen
- Basis Life Skills Programma. Leerprogramma Klasse 5 GLO (2007-2009, draft). Paramaribo: Basic Life Skills Commissie / MINOV
- Evers, M., Loman, E. en W. Soepboer (2004). Kinderkwaliteitenspel). Amersfoort: CPS onderwijsontwikkeling en advies (handleiding te downloaden: www.cps.nl)
- Kohnstamm, R. (2002). Kleine Ontwikkelingspsychologie. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum
- Maslow, A. H. (1943). A Theory of Human Motivation. Psychological Review 50(4): 370-96
- Spelend leren. Een praktisch curriculum voor kleuters (2010). Paramaribo: MinOV
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 5
Relaties
Een stimulerend pedagogisch klimaat waarin leerlingen zich vrij kunnen ontwikkelen, houdt rekening met de behoeften van deze leerlingen. Stevens (2004) spreekt in dit
verband over de basisbehoeften van kinderen. De eerste basisbehoefte is de behoefte aan goede relaties, naast de behoefte aan competenties en autonomie. Relaties spelen
een grote rol bij hoe een kind de school beleeft. Bij goede relaties denkt de leerling „ik voel me thuis op school!‟ Kinderen hebben behoefte aan veiligheid en geborgenheid. Pas
als een kind zich veilig voelt, zal het zijn omgeving durven te ontdekken en zich ontwikkelen. Respect voor jezelf en de ander, omgaan met het lichaam, gezond gedrag, basic
life skills, omgaan met emoties en je inleven in de ander (empathie) zijn ook thema‟s die vallen onder dit vormingsgebied.
Relaties
Onderbouw (groep 1-4) Middenbouw (groep 5-8) Bovenbouw (groep 9-11)
Kennis Vaardigheden Attitude/opvattingen
- respect voor jezelf en anderen
- emoties en empathie - relaties aangaan - seksuele vorming - gender
De leerlingen - weten dat er diverse soorten relaties
bestaan, zoals familierelaties, vriend-schap, relaties op school, werk, man-vrouw relaties
- kunnen aspecten van relaties benoemen, zoals houden van, liefde, zorg, je veilig voelen, behoefte, geven en nemen
- leren aan geven wat ze fijn en niet fijn vinden (alleen werken, samendoen, spullen uitlenen, enz.)
- begrijpen en respecteren: meisje/-jongen, rolpatronen, jijzelf (van jou), anderen (van een ander)
- leren dat emoties erbij horen en manieren om daarmee om te gaan (erover praten, feliciteren, troosten, tijd geven, afleiden, enz.)
- leren over hun eigen lichaam en tonen hierbij respect voor zichzelf en de ander
De leerlingen - kunnen soorten relaties en kenmerken
daarvan benoemen; familie, school, werk, man-vrouw, vriendschap / houden van, zorg, behoefte, verantwoordelijk-heid, rechten en plichten op eenvoudig niveau, dicht bij de leerling (bijv. iets over hebben voor de ander, beloven=doen)
- weten wat respect is, ze kunnen en willen respect tonen voor alle mensen (ook die met lichamelijke en geestelijke beperkingen, uit verschillende milieus, culturen) in alledaagse en diverse -situaties (school, familie, vriendschap-pelijke relaties)
- leren om te gaan met emoties van zichzelf en anderen (karakter, oorzaak, gevolg, pestgedrag, enz.) en zijn in staat empathie te tonen en te accepteren
- kunnen praten over en bewust kiezen voor het aangaan, onderhouden en verbreken van relaties
- weten dat ze lichamelijk en geestelijk in de groei zijn, kennen aspecten van ontluikende seksualiteit (jongen/meisje)
De leerlingen - kunnen verschillende soorten relaties
benoemen en waarderen - zijn in staat en bereid respect te tonen
(o.a. door te luisteren) voor de ander in relaties; zijn in staat en bereid „zichzelf‟ te tonen (o.a. door hun mening te geven) en een respectvolle benadering te verwachten van de ander
- kunnen emoties benoemen (ook: stress) en zijn bereid en in staat adequaat om te gaan (door diverse strategieën) met emoties van zichzelf en anderen (bijv. agressiviteit, onzekerheid)
- zijn in staat mee te voelen met anderen (voor- en tegenspoed, geluk, ziekte, enz.) en medeleven te betonen/-aanvaarden
- kunnen en willen bewust en verant-woordelijk relaties aangaan, onder-houden en verbreken
- kennen aspecten bij seksualiteit (hormonen, liefde, levensloop, verlangen, voorbehoedsmiddelen, ziektes zoals HIV/aids/soa's)
- kennen en respecteren vormen van seksuele relaties (homo- en hetero-
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 6
Relaties
Onderbouw (groep 1-4) Middenbouw (groep 5-8) Bovenbouw (groep 9-11)
seksualiteit, enz.) - zijn in staat en bereid tot veilig, gezond
en verantwoordelijk seksueel gedrag
Taal
De leerlingen begrijpen en gebruiken woorden die met relaties te maken hebben. Bijvoorbeeld: ouders en kinderen, familie, benamingen voor familierelaties, samen, alleen, vrienden, liefde, zorg, beloven (en zie hierboven)
De leerlingen begrijpen en gebruiken meer en moeilijker woorden die met relaties te maken hebben. Bijvoorbeeld: vriendschap, trouw, vertrouwen, bedriegen, breken, geloven, zelfstandig, delen, mening, (on) eens, overleg, discussie, emotie, voelen en meevoelen, verkering, (ont)-spanning, ergens aan toe zijn, uitstellen
De leerlingen kunnen begrippen bij „relaties, respect, emoties, empathie en seksualiteit‟ begrijpen, gebruiken en toepassen. Bijvoorbeeld: verantwoordelijk, empathisch, vrijblijvend, tijdelijk, structureel, avontuur, hormonen, stabiel, flexibel, andersdenkend, gelijk-gestemd, (on)afhankelijk
Culturen
Belangrijke (familie)relaties in diverse culturen benoemen, verschillende benamingen en (traditionele) rolpatronen.
Aandacht voor uitingen van respect en emoties in diverse culturen.
Aandacht voor benadering van groei naar volwassenheid en seksualiteit in diverse culturen en religies.
Luikje
Verschillen verrijken Durf te delen (emoties, ervaringen)
Luikjes
Verschillen verrijken (respect voor en waardering van de culturen en etnische
groepen in de Surinaamse samenleving, samenwerken, geschiedenis). Elke
leerling krijgt een A4-tje met daarop een silhouet van een mens getekend. De
meester zegt de leerlingen er persoonsgegevens in te schrijven: naam, etnische
afkomst, huidskleur, kleur en soort haar, lichaamslengte, enzovoort. Dan laat hij de
leerlingen hun kenmerken met die van anderen vergelijken. Wat valt op? De
leerlingen zien overeenkomsten en verschillen. Niemand is helemaal hetzelfde. De
leerlingen schrijven naast hun ik-figuur: ik ben uniek.
Nu verdeelt de meester de klas in vier groepen. Elke groep kiest een etnische
groep uit Suriname, bijv. Creolen, Hindoestanen, Javanen, Chinezen, enz. en
schrijft daarbij op een groot vel papier typische gerechten, gewoontes,
klederdrachten, haardracht, muziek, dans, enzovoort. De flappen worden op het
bord gehangen en er wordt nagegaan of iedereen het eens is met de kenmerken
en bijzonderheden.
Elke leerling gaat nu individueel in het eigen silhouet kenmerken, gedragingen en
gewoonten van zichzelf opschrijven die ze van eigen én andere etnische groepen
hebben geleerd en overgenomen. Zo ontstaat hun 'Verrijkte IK'. (Bewerking van les
15 uit: BLSE Handleiding klasse 6)
Durf te delen (emoties, ervaringen). Een grensverleggende methode uit Amerika,
die onder andere wordt ingezet om pesten op scholen tegen te gaan en wederzijds
respect te stimuleren. Door spelletjes af te wisselen met serieuze gesprekken,
worden leerlingen uitgedaagd om verborgen gevoelens naar elkaar uit te spreken.
Centrale vraag: wat weten we nu eigenlijk van elkaar? Vrij weinig, is de
constatering. Leerlingen durven tijdens deze dag emoties en ervaringen met hun
medescholieren te delen, waar ze nog nooit met iemand over hebben gesproken.
Niet gemakkelijk, maar ze merken al snel dat ze niet alleen staan. Niet meer.
(de methode is genaamd: 'Challenge Day')
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 7
Bronnen en verwijzingen
- BSLE Handleiding (2011). Voor de leerkracht klasse 6. Paramaribo: Basic Life Skills Commissie / MINOV
- Kohnstamm, R. (2009). Kleine Ontwikkelingspsychologie, Deel III Puberjaren. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum
- Spelend leren. Een praktisch curriculum voor kleuters (2010). Paramaribo: MinOV
- Stevens, L.M. (2004). Zin in school. CPS Uitgeverij
- Documentaire van Jessica Villerius over een Challenge Day op een Amsterdamse school http://portfolio.peterlakeman.nl/?p=721 (24.02.2011)
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 8
Sociale vaardigheden
Sociale vaardigheden hebben betrekking op het kunnen omgaan met anderen en het kunnen functioneren in een groep. Vaardigheden zoals je aanpassen aan de (sociale)
regels van en voor de groep, eigen meningen en wensen naar voren brengen en je richten op wensen en plannen van anderen. Deze vaardigheden hangen samen met
zelfredzaamheid: het vermogen om je zonder hulp van anderen te „redden' (Uitgangspunt Basisontwikkeling). Leerlingen die sociaal vaardig zijn hebben in de praktijk meer
zelfvertrouwen, kunnen beter omgaan met hun emoties en het uiten daarvan. Ook zijn zij vaardiger in het voeren van gesprekken en kunnen goed samenwerken.
Samenwerken komt namelijk het best tot stand door het in gesprek zijn met elkaar en draagt er aan bij de leerling te leiden naar de zone van de naaste ontwikkeling
(Vygotsky,1978).
Sociale vaardigheden
Onderbouw (groep 1-4) Middenbouw (groep 5-8) Bovenbouw (groep 9-11)
Kennis Vaardigheden Attitude/opvattingen
- communicatieve vaardigheden
- taalvaardigheden - assertiviteit - samenwerken
De leerlingen - kunnen korte tijd aandachtig luisteren
en zelf ideeën en ervaringen delen door vertellen, uitbeelden of een andere vorm van expressie
- leren omgangsvormen (groeten, voor-stellen, op je beurt wachten, aandacht voor anderen, aanspreekvormen, etc.)
- zijn in staat en bereid voor zichzelf op te komen, bijvoorbeeld materiaal vragen, een plek in de groep krijgen, aandacht vragen voor pijn, ongemak
- kunnen in tweetallen en kleine groepjes spelen en samenwerken (afspraken, regels, delen, rollen)
De leerlingen - kunnen en willen actief luisteren, leren
dat er verschillende zienswijzen mogelijk zijn
- kunnen communiceren op diverse wijzen, zoals door lichaamstaal, houding, gedrag, taal, expressie
- kennen omgangsvormen, waarden en normen hierbij, zoals respect tonen en ouderen met u aanspreken, en passen deze adequaat toe
- kunnen zich voorstellen, iets over zichzelf vertellen, vragen (op eigen niveau) beantwoorden en vragen stellen
- zijn gemotiveerd, bereid en in staat om aandacht voor zichzelf en hun eigen gedachten en gevoelens te vragen
- kunnen samenwerken met anderen in verschillende contexten (taakverdeling, verantwoordelijkheid, onderhandelen)
De leerlingen - kunnen en willen actief luisteren, staan
open voor verschillende zienswijzen, zijn in staat situaties vanuit verschillen-de zienswijzen te bezien
- zijn in staat en bereid tot effectieve interactie met anderen en tot functio-neren in een groep (respectvol, beleefd, gebaseerd op kennis van waarden en normen), in verschillende contexten
- zijn gemotiveerd, bereid en in staat tot expressie en delen (op diverse wijzen) van eigen gedachten en gevoelens, voor zichzelf op te komen, eigen doelen na te streven
- zijn gemotiveerd (zien de noodzaak of wenselijkheid), en bereid (rol en ver-antwoordelijkheid nemen) en in staat met verschillende mensen in allerlei soorten contexten samen te werken
- kunnen samenwerking aangaan, organiseren en evalueren
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 9
Sociale vaardigheden
Onderbouw (groep 1-4) Middenbouw (groep 5-8) Bovenbouw (groep 9-11)
Taal
De leerlingen begrijpen en gebruiken woorden die met sociale vaardigheden te maken hebben. Bijvoorbeeld: groeten, goedemorgen, beleefd, mening, begrijpen, gedrag, doen alsof
Aandacht voor begrippen die met groepsprocessen te maken hebben. Bijvoorbeeld: samen, delen, verantwoor-delijk, rollen, resultaat, toegeven, opkomen voor, discussiëren, overleggen
Aandacht voor begrippen die zijn gerela-teerd aan het beroepenveld. Bijvoorbeeld: sollicitatie, referentie, assessment, portfolio, dienstverband, sector, perspectief; Sociaal-maatschappelijk: brieven, digitale berichten/sociale media (sms, e-mail, Hyves, etc.), formulieren
Culturen
Beleefdheidsvormen in verschillende culturen; groeten, bedanken, manieren van vragen, wensen uiten (dicht bij de leerling, in het hier en nu)
Kennis van en respect voor sociale vaardigheden in verschillende culturen, in de brede Surinaamse context
Bewustzijn van meerwaarde van aan-wezigheid van verschillende culturen; door samenwerken is meer te bereiken
Luikje
De bal geeft de beurt Together Each Achieves More (TEAM) "Ik vertel over mijn schildpad"
Luikjes
De bal geeft de beurt (bij kennismaking of oefenen van begroeting). De kinderen
zitten in een kring en mogen alleen praten als ze de bal hebben. Het kind met de
bal zegt zijn/haar voor- en achternaam –"ik heet Clyde Doesburg"- en geeft dan de
bal door –"alsjeblieft"-; het volgende kind bedankt voor de bal met daarbij de naam
van het vorige kind te herhalen –"dank je wel Clyde Doesburg"- en zegt vervolgens
zijn/haar eigen naam, enz.
De oefening leert op de beurt wachten, niet voor de beurt spreken, actief luisteren
en andere beleefdheidsvormen als alsjeblieft en dankjewel zeggen. In een latere
fase kan gevarieerd worden met een belevenis vertellen.
Together Each Achieves More (team). De klas is verdeeld in vier groepen. Per
twee leerlingen in de groep is er een stuk touw van anderhalf à twee meter. De
touwen zijn in het midden met een aantal losse knopen door elkaar „gevlochten‟.
Elke leerling van de groep krijgt nu een uiteinde van een touw vast. Bij een teken
van de leerkracht moeten de leerlingen de knopen in het midden ontwarren zonder
dat iemand het touw loslaat. Daarvoor is samenwerking en overleg nodig. De groep
die een touw loslaat om zo de knoop los te maken wordt gediskwalificeerd (of krijgt
strafpunten). De groep die als eerste de touwen heeft ontward, waarvan alle
leerlingen dus twee aan twee een touw vasthouden, is de winnaar.
"Ik vertel over mijn schildpad". Deze ochtend is Kenneth gespannen. Hij gaat
straks in zijn klas vertellen over zijn schildpad. Hij heeft in de bibliotheek een
boekje gehaald over de schildpad en van elk hoofdstuk een paar zinnen
opgeschreven. Om half 10 is hij aan de beurt. De juf zegt hem voor de klas te
komen en te vertellen. Kenneth begint een beetje onzeker, maar het gaat steeds
beter. Hij praat duidelijk en enthousiast over het leven van de schildpad. En hij
vertelt hoe hij zijn eigen schildpad verzorgt. Hij laat ook plaatjes zien van soorten
schildpadden. Na afloop bedankt de juf hem voor zijn leuke presentatie.
(communicatie- en taalvaardigheden, assertiviteit en natuuronderwijs, groep 7)
Bronnen en verwijzingen
- Spelend leren. Een praktisch curriculum voor kleuters (2010). Paramaribo: MinOV
- Vygotski, L.S. (1978). Mind and society: The development of higher psychological processes, Cambridge, 1978
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 10
Burgerschap
Om leerlingen te laten opgroeien tot verantwoorde(lijke) burgers in de Surinaamse samenleving is het belangrijk hen „vaderlandsliefde‟ bij te brengen en hen bewust te maken
van de rol die zij kunnen spelen in de Surinaamse maatschappij, te beginnen binnen hun eigen leefsituatie/-omgeving. De kennis- en vaardigheidsgebieden die onder
burgerschap vallen hebben o.a. te maken met democratische beginselen, culturele en levensbeschouwelijke waarden en normen van deze multiculturele samenleving en een
actieve maatschappelijke betrokkenheid. Het burgerschap beperkt zich echter niet tot de Surinaamse samenleving. De Surinaamse leerling maakt ook deel uit van de
Caricomgemeenschap en de wijdere wereld. Van Surinaamse burgers wordt ook een zekere mate van sociaaleconomisch bewustzijn verwacht; elke burger moet ondernemend
zijn en moet leren budgetteren om zelfredzaam te zijn.
Relevante begrippen, competenties en andere vormingsgebieden die hierbij van belang zijn:
- nationaal bewustzijn
- sociaal-economisch bewustzijn
- respecteren van democratische beginselen
- participeren in de maatschappij
- wereldburgerschap (besef van de wereld)
- respect voor religieuze en culturele uitingen
- verantwoordelijkheid
- rechtvaardigheid
- integriteit
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 11
Burgerschap
Onderbouw (groep 1-4) Middenbouw (groep 5-8) Bovenbouw (groep 9-11)
Kennis Vaardigheden Attitude/opvattingen
- nationaal bewustzijn - participatie - democratie - verantwoordelijkheid - rechtvaardigheid - integriteit
De leerlingen - doen mee aan activiteiten met een
Surinaams-nationalistisch karakter, zoals vlaggenparade, volkslied, nationale feestdagen
- doen mee aan gesprekjes en activi-teiten in de groep, zoals een bouwwerk maken met blokken, uitdelen van materialen, opruimen
- leren hoe je samen besluiten kunt nemen, op verschillende wijzen, zoals meeste stemmen, grootste of meeste voordelen, 'de juf beslist', enz.
- leren keuzes te maken en de gevolgen daarvan in te zien (bijv. kiezen voor een bacove, dan ook helemaal opeten)
- kennen regels en afspraken in de klas/school, weten waarom deze nodig zijn en houden zich hieraan, zoals hoe je iets moet vragen
- leren over wat 'eerlijk en juist' is, 'oneerlijk, niet juist' is en waarom dat is, leren dat eerlijk zijn belangrijk is
De leerlingen - beleven en kennen de betekenis van
Surinaamse feestdagen (Phagwa, Idul Fitre, Jom Kippoer, Keti Koti, enz.)
- zijn actief betrokken bij activiteiten van de school- en de nabije gemeenschap, kunnen en willen samen een activiteit bedenken, organiseren en uitvoeren
- kunnen eigen standpunten bepalen, erover communiceren en bijstellen (ook: vrijheid van meningsuiting)
- zijn bereid en in staat actief deel te nemen aan het maken van afspraken (studie, tijdsindeling, enz.) en regels (school, verkeer, enz.), zijn zich bewust van het belang en tonen dat ze regels en afspraken nakomen
- worden bewust van ethisch denken en gedrag, bijv. bij duurzame ontwikkeling, gezondheid, verdeling van middelen
- weten en erkennen dat er verschillende waarden en normen mogelijk zijn, zijn aanspreekbaar op eigen gedrag en kunnen anderen hierop aanspreken
De leerlingen - tonen betrokkenheid bij Surinaams-
nationalistische activiteiten - hebben inzicht in mogelijkheden van
participatie in de Surinaamse samen-leving, tonen bereidheid te participeren, zoals stemmen bij verkiezingen, organi-seren van een inzamelactie, een sportactiviteit
- weten en ervaren dat jongeren inspraak kunnen hebben in zaken die hen aangaan, kunnen standpunten uiten, verantwoorden, bijstellen in discussie, debat, dialoog
- weten en ervaren dat ze rechten en plichten hebben, tonen bereidheid rechten op te eisen en aan plichten te voldoen
- denken na over ethische vragen, en zijn instaat en bereid tot ethisch en verantwoordelijk handelen (omgaan met individuele en algemene belangen, politieke, sociale rechtvaardigheid, duurzaamheid, enz.)
- tonen gevoel en respect voor verschil-lende waarden en normen, zijn in staat tot bewust zorgvuldig en adequaat (passend bij situaties) handelen
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 12
Kennis Vaardigheden Attitude/opvattingen
- sociaal-economisch bewustzijn
- respect voor religieuze en culturele uitingen
- wereldburgerschap
De leerlingen - nemen waar dat mogelijk is zelf
initiatief, bijv. om een prop in de prullen-bak te gooien, vragen om iets wat ze graag willen doen (planten natmaken, bord wissen)
- kunnen dingen verzamelen en bewaren voor een later moment (dopjes sparen om te betalen)
- zijn bekend met en tonen respect voor verschillende geloven en culturen (gebouwen, feesten, uiterlijk, enz.)
De leerlingen - nemen interessante dingen mee naar
school, voor de bibliotheek-thematafel, zoals iets wat met water te maken heeft, medicinale planten, spullen die bij een feest worden gebruikt, kunnen zelf met suggesties komen, bijv. over hoe ze de eigen klas zouden inrichten
- weten wat sparen is, kunnen bewust omgaan met geld (bijv. wat koop je voor je geld; een cell, shirt, patta of snoep?)
- zijn bekend met en tonen respect voor verschillende geloofsovertuigingen, manieren van godsdienstbeleving
- tonen belangstelling voor (wereld)-vraagstukken, zoals armoede, overbevolking, milieu, oorlog
De leerlingen
- komen zelf met ideeën en initiatieven, bijv. voor verbeteringen in de omgeving en kunnen (meehelpen met) organiseren en uitvoeren
- stellen zich sociaal op en hebben aan-dacht voor de kwaliteit van de leef-omgeving (school, buurt, land, wereld)
- kunnen bewust keuzes maken over het besteden en sparen van geld (consument en markt, werking van de bank, creditcards, pinapparaat, enz.)
- volgen in enige mate het internationale nieuws (kranten, tv, internet) en tonen belangstelling voor wat er in de wereld gebeurt (Caricom, universele rechten van de mens, opkomst van economieën BRIC landen, Unicef, Unesco, enz.)
Taal
De leerlingen begrijpen en gebruiken woorden zoals: meedoen, trots, eigen, delen, uitleggen, besluiten, (on)eerlijk, geloof, keuze, afspraak, zelf doen, bewaren, nu en later
De leerlingen begrijpen en gebruiken woorden zoals: bespreken, besluitvorming, stemmen, (on)gelijk, standpunt, zienswijze, gemeenschap/samenleving, organiseren, belang, verantwoordelijk, bijdragen, besteden, uitgeven, sparen, heden en toekomst, geloven, religie, wereldproblemen
De leerlingen begrijpen en gebruiken woorden zoals: participeren, verkiezingen, (politiek) debat, minderheid, meerderheid en meerderheidsbesluit, hiërarchie, inspraak, initiatief, duurzaamheid, discriminatie, consument, marktwerking, krediet, solida-riteit, rechtvaardig, integer, schuld, krediet, lenen, tegoed, kapitaal, rente, mondiaal
Luikje
Snoeppauze
Kan iets altijd toenemen?
Luikjes
Snoeppauze (sociaal-economisch bewustzijn, samenwerken). De school heeft een
nieuwe kopieermachine nodig. Om aan de nodige financiën te komen besluit de
school een snoeppauze te organiseren. Elke klas moet voor de verkoop iets
maken. De leerlingen van groep 6 besluiten geld bij elkaar te zetten, zodat de
moeder van Agnes "telo" kan klaarmaken. Vandaag zal de pauze een half uur
langer duren. Door samen met de groep te overleggen bepalen de leerlingen de
verkoopprijs. Aan het eind van de dag maken alle klassen bekend wat de
opbrengst van hun groep is.
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 13
Kan iets altijd toenemen? (wereldburgerschap, filosoferen, aardrijkskunde) Het
verhaal: "Dennis krijgt op zijn verjaardag een diertje in een klein doosje. Dit diertje
wordt niet groter, maar splitst zich elke dag een keer. De volgende dag zijn er twee,
daarna zijn er vier diertjes. Vier diertjes eten vier keer zoveel als één diertje.
Dennis wordt een beetje bang voor zijn cadeau". Wat moet Dennis doen? De juf
vraagt het aan de kinderen en stelt filosofische vragen:
- Wat zou jij met die diertjes doen?
- Vind je dat je de diertjes dood mag maken als het er teveel worden?
- Is er genoeg plaats voor iedereen als er steeds meer mensen bijkomen? (een
'wereldvraag')
- Met hoeveel kinderen kunnen we in deze klas zitten? Hoeveel kinderen
kunnen er nog bij?
(Bewerking van een les van Heesen, 2000)
Bronnen en verwijzingen
- Basic Life Skills Educatie. Nationaal curriculum raamwerk Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (2007). Paramaribo: Basic Life Skills Commissie
- Basic Life Skills Programma. Leerprogramma Klasse 5 GLO (2007-2009, draft). Paramaribo: Basic Life Skills Commissie / MINOV
- Bron, J. (2006). Een basis voor burgerschap. Een inhoudelijke verkenning voor het funderend onderwijs. Enschede: SLO (te downloaden, 03.03.2011:
http://www.slo.nl/downloads/archief/Een_20basis_20voor_20burgerschap.pdf/ )
- Bron, J., Veugelers, W. & E. van Vliet (2009). Leerplanverkenning actief burgerschap. Enschede: SLO
- Heesen, B. (2000). De vliegende papa's. Filosoferen met kinderen. Leende: Uitgeverij DAMON
- Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (Verenigde Naties, 1948)
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 14
Effectief leren
Effectief leren (De Corte, 1996) is een constructief, doelgericht en interactief proces van kennisverwerving, betekenisgeving en vaardigheidsontwikkeling. Constructief, omdat
de leerlingen zelf hun vaardigheden opbouwen in interactie met de omgeving. Doelgericht, daar het succesvol leren mede bepaald wordt indien de leerlingen hun eigen doelen
bepalen en kunnen nastreven. Interactief, daar leren niet slechts in het brein plaatsvindt, maar in voortdurende interactie met de sociale en culturele context o.a. d.m.v.
cultuurspecifieke activiteiten. Effectief leren houdt ook in dat het zelfregulerend en dus individueel verschillend is m.b.t. voorkennis, motivatie, leerstijl, verwerkingssnelheid en
zelfkennis. Effectief leren is het resultaat van het cyclisch doorlopen van een leerproces volgens 4 fasen (Kolb) namelijk de concrete ervaring (1) gevolgd door het verzamelen
van informatie en observaties van die ervaring (2). Vervolgens worden de gegevens geanalyseerd (3) en de conclusies leiden weer tot het actief experimenteren met behulp
van een nieuwe ervaring (4). Om goed te leren moet de hele cyclus doorlopen worden, maar afhankelijk van de leerstijl van de leerling wordt bij een van de 4 fases gestart.
Voor effectief leren zijn dus minimaal 5 elementen van belang namelijk kennis en inzicht, vaardigheden, attitude en het lerend vermogen. Om inzicht te hebben in het
leervermogen is het goed nadruk te leggen op het leren leren principe.
Leren leren houdt in dat kinderen verschillende leerstrategieën en leervaardigheden aanleren. Hiermee kunnen zij dan zelf nieuwe leeractiviteiten ondernemen. Iets uit het
hoofd leren leidt er vaak toe dat je informatie slechts voor korte tijd onthoudt. Wanneer je iets voor lange tijd wilt onthouden, moet je daar meestal enige moeite voor doen. Het
kind moet daarvoor wel leren hoe het gerichte vragen kan stellen, hoe het feiten van meningen kan onderscheiden, hoe het de informatie kan vinden die het nodig heeft en hoe
het leert in samenwerking met anderen. Bij leren leren is ook reflectie op de eigen aanpak van belang. „Pas als een kind in staat is terug te blikken en aan kan geven wat het
goed en wat het minder goed heeft gedaan, is het in staat tot zelfstandig leren‟.
Effectief leren
Onderbouw (groep 1-4) Middenbouw (groep 5-8) Bovenbouw (groep 9-11)
Kennis Vaardigheden Attitude/opvattingen
- kunnen onderzoeken - kunnen plannen - leren leren - nieuwe strategieën leren
De leerlingen - kunnen korte tijd geconcentreerd
werken, korte herhalingsoefeningen doen
- benoemen wat ze willen leren en onderzoeken, kunnen waar mogelijk een eigen keuze maken
- een dagschema begrijpen (met pictogrammen)
- leren met plezier en hebben aandacht voor hoe anderen werken, iets (voor)doen, en willen en kunnen dit overnemen
De leerlingen - kunnen langere tijd en regelmatig
geconcentreerd werken - hebben aandacht voor wat ze leren en
onderzoeken, kunnen en willen eigen leerdoelen benoemen (wat wil je leren, hoe, wanneer is het gelukt?)
- kunnen een dag- en weekplanning begrijpen, zelf maken en toepassen (er zich aan houden, beredeneerd een plan aanpassen, enzovoort)
- kunnen en willen leren van anderen en worden zich bewust van de eigen leer-stijl en talenten (zoals logisch en ruimtelijk denken, leren door doen, door onderzoeken, enz.)
De leerlingen - kunnen langdurig en herhaald
geconcentreerd werken - zijn zich bewust van wat ze willen leren
en waarom, en kunnen dit benoemen en vertalen naar (leer-, studie- en onderzoekend) gedrag
- begrijpen complexere (studie)plannen, maken plannen voor verschillende contexten en termijnen (dag, jaar) en maken hiervan goed gebruik
- staan open, zijn in staat en bereid te leren van anderen, en nieuwe studie-strategieën (samenwerken, samen-vatten, praktijkoefeningen, ICT, enz.) toe te passen
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 15
Effectief leren
Onderbouw (groep 1-4) Middenbouw (groep 5-8) Bovenbouw (groep 9-11)
Taal
De leerlingen begrijpen en gebruiken woorden die met 'leren' te maken hebben, bijvoorbeeld: kunnen, mogen, begrijpen, leren, worden, vragen, luisteren, aandacht, (on)bekend, proberen
De leerlingen begrijpen en gebruiken woorden die met 'leren' te maken hebben, bijvoorbeeld: instructie, oefening, aanpak, uitdaging, resultaten, ervaren, beoordelen, duidelijk, tonen, ambitie, gesprek, woordenboek, naslagwerk
De leerlingen begrijpen en gebruiken woorden die met 'leren' te maken hebben, bijvoorbeeld: conversatie, studievaardigheden, leer-plezier, notities, aantekeningen, conclusie, samenvatten, effectief, efficiënt, leer-omgeving, concentratie, deskundig, expert, capabel
Luikje
Een groot huis voor twee
Fantastisch dorp Spelen met de tijd
Luikjes
Een groot huis voor twee (doelen stellen, plannen). Glenn en Rita willen samen
iets doen. Ze mogen van de juf zelf kiezen voor een vrijspelactiviteit. Rita wil "met
de blokken". Dat wil Glenn ook wel. De juf zegt: "Wat willen jullie maken"? Glenn
en Rita willen een heel groot huis maken, ze hebben er echt zin in. Voor een groot
huis heb je veel blokken nodig, dus gaan ze alle blokken gebruiken. Als alle
blokken op zijn, staat er een heel groot huis. Glenn en Rita zijn er trots op.
Fantastisch dorp (beeldende vorming, techniek, leren leren). De klas ligt vol
materiaal; lege wc-rolletjes, plastic zakken, doppen, enz. Alle leerlingen hebben
zelf kosteloos materiaal verzameld en meegenomen naar school. Hiermee gaan ze
een huis, hut of ander soort onderkomen maken. In groepjes bouwen ze samen
een dorp. Ze leren van elkaar door te kijken en overleggen over constructies (een
puntdak, een schuin dak, materiaalgebruik), over het soort bouwwerk dat ieder
maakt (Bruynzeel huis, pinahut, krutu-oso, enz.) en hoe je hiervan een fantastisch
dorp maakt (erf, plaatsing bouwwerken, plattegrond). Samen weten ze meer dan
alleen, en ze leren zelf veel, juist door dingen aan een medeleerling uit te leggen.
Spelen met de tijd (kunnen plannen). Leerlingen krijgen een blaadje. Hierop
moeten ze met kleuren aangeven hoe hun dag eruit ziet vanaf het moment dat ze
opstaan (7 uur in de morgen) tot slapen (7 uur de volgende morgen). Elke activiteit
heeft een kleur, bijvoorbeeld blauw voor slapen, rood voor studeren, groen voor
uitgaan, enz. In een oogopslag zien de kinderen dat ze veel slapen en minder tijd
studeren. Ze kunnen daarna een ander schema maken waar ze bewust meer tijd
maken voor bijvoorbeeld sport of studie.
Bronnen en verwijzingen
- Basic Life Skills Programma. Leerprogramma Klasse 5 GLO (2007-2009, draft). Paramaribo: Basic Life Skills Commissie / MINOV - Dawes, L., Mercer, N. & Wegerif, R. (2000). Thinking Together. A programme for activities for developing thinking skills at KS2. Birmingham: The Questions Publishing
Company Ltd ( http://thinkingtogether.educ.cam.ac.uk/ laatst geraadpleegd op 23-02-2011)
- Ebbens (…). Effectief leren. Zie ook http://portfolio.peterlakeman.nl/?p=857
- Gardner http://www.edutopia.org/multiple-intelligences-howard-gardner-video#graph1
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 16
Leerlijn Onderzoekend leren (natuur en techniek)*
Groep 1 en 2 Groep 3 en 4 Groep 5 en 6 Groep 7 en 8
Waarnemen:
Aan de hand van concrete organismen,
materialen en verschijnselen:
- Kenmerken, onderdelen en gedragingen
onderscheiden
- Verschillen en veranderingen
constateren
- Vergelijken en ordenen
- Objecten herkennen
- Classificeren (één eigenschap)
Experimenteren:
- Vrij exploreren (niet doelgericht) m.b.v.
alle zintuigen
- Handelen met levend en niet-levend
materiaal
Verwerken en concluderen:
- Vanuit menselijk handelen redeneren
- Inzien dat iets bedoeling heeft i.p.v.
oorzaak
- ‘Eigen’ resultaten formuleren
Waarnemen:
Vanuit bewuste, feitelijke aandacht:
- Overeenkomsten en verschillen (detail),
herhalingen (regelmaat in tijd),
patronen (regelmaat in ruimte)
constateren
- Classificeren (meerdere eigenschappen
na elkaar; aangeboden of zelfbedachte
kenmerken)
- Het verborgene waarnemen
- Afbeeldingen herkennen
Experimenteren:
- Vragen formuleren
- Inzien dat volgorde van handelen
belangrijk is
- Werken met hulpmiddelen (loep)
- Variabelen toepassen
- Handelingen herhalen (verdieping)
Verwerken en concluderen:
- Waarnemingen opschrijven, vertellen,
tekenen, boetseren (Zie Overzicht E)
- Als……dan relaties aangeven
- Waarnemingen in juiste volgorde
beschrijven
- Verslag doen van waargenomen feiten
Waarnemen
Vanuit ‘weetgierigheid’:
- Ter zake doende aspecten kiezen
- Bij classificeren zelf criteria bedenken
- Meerdere criteria tegelijkertijd
toepassen
- Dichotome determineersleutels
toepassen
- Situaties op ander tijdstip en plaats
vergelijken
Experimenteren
- Onderzoekbare vragen stellen
- Voorspellingen en hypotheses opstellen
- Werken met hulpmiddelen (balans,
maatbekers, kompas en thermometers)
- Vergelijkend onderzoek doen met een
variabele
- Voorwaarden voor eerlijk onderzoek
herkennen
Verwerken en concluderen
- Resultaten beïnvloed door voorkeur
leerling herkennen
- Als – dan redeneringen formuleren en
redeneringen omdraaien
Waarnemen
Vanuit ‘beschouwende instelling’:
- Classificeren aan de hand van relevante
(abstracte) begrippen
- Herhaald meten om meetfout te
vereffenen
- Herhaald meten om variatie zichtbaar te
maken
- Meetinstrument ijken
Experimenteren
- Werken met modellen
- Onderzoek doen met geleidelijke
veranderingen van een variabele
- Onderzoek doen naar effecten van twee
variabelen
- Experiment ontwerpen als toets voor
eigen verklaring / voorspelling /
hypothese
Verwerken en concluderen
- Gegevens verwerken in lijngrafieken
met x- en y-as
- Verbanden leggen tussen waargenomen
verschijnselen
- Tussenliggende waarden aflezen
- Conclusies trekken uit grafiek
- Conclusies trekken die ingaan tegen
verwachtingen
- Erkennen dat geen of tegengestelde
resultaten ook resultaten zijn
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 17
Leerlijn Ontwerpend leren (natuur en techniek)*
Groep 1 en 2 Groep 3 en 4 Groep 5 en 6 Groep 7 en 8
Ontwerpen
- Problemen inzien
- Materialen benoemen
- Eigenschappen (functie) benoemen
Maken
- Een oplossing spelenderwijs uitvoeren
- Ervaring opdoen met materialen
- Inzicht hebben in verbindingen
- Eenvoudige vormen nabouwen
- Eenvoudige producten bouwen
Gebruiken
- Een oplossing/product tonen
- Eenvoudige producten bedienen
Technische principes
- Eenvoudige constructies maken
- Eenvoudige verbindingen maken
- Energiebronnen herkennen
Ontwerpen
- Eenvoudige problemen verwoorden
- Een oplossing met impliciete eisen
formuleren
- Producten categoriseren naar
gebruiksomgeving en functie
Maken
- Al doende oplossing uitvoeren
- Materialen onderscheiden op basis van
eigenschappen
- Ervaring opdoen met gereedschappen
- Onderdelen van een oplossing/product
kennen
Gebruiken
- Op oplossingen en producten
reflecteren en het beoordelen
- Eenvoudige producten uit- en in elkaar
zetten
- Materiaal onderscheiden voor afval en
hergebruik
- Energiebronnen gebruiken
Technische principes
- Eenvoudige bewegingsprincipes
gebruiken
Ontwerpen
- Problemen verhelderen
- Eisen voor een oplossing formuleren
- Een oplossing voor een probleem
schematisch uitwerken
Maken
- Oplossingen uitvoeren volgens schema
- Constructies en verbindingen toepassen
- Geschikt gereedschap/materiaal kiezen
en gebruiken
- Het maakproces verwoorden
Gebruiken
- Relaties leggen tussen oplossing en
gestelde eisen (vorm-functie)
- Controleren of product aan gestelde
eisen voldoet
- Oplossingen van anderen beoordelen
- Verbeteringen voorstellen
- Reflecteren op toegepaste technische
principes
- De bediening apparaten uitleggen
- Voor- en nadelen producten aangeven
Technische principes
- Eenvoudige overbrengingsprincipes
toepassen
- Pneumatiek toepassen
Ontwerpen
- Een probleem verkennen
- Eisen voor een oplossing formuleren
- Oplossingen m.b.v. informatie
gestructureerd uitwerken
- Een behoefte naar oplossing vertalen
- Eisen analyseren van een
oplossing/product
- De samenhang tussen onderdelen
aangeven
Maken
- Zelf tussenstappen bedenken
- Zelf werkschema opstellen
- Een werkschema uitvoeren
- Eenvoudig productieproces begrijpen
- Een model bouwen om de werking te
begrijpen
Gebruiken
- Tussenstappen beargumenteren
- Elkaars oplossing/product beoordelen
en vergelijken a.d.h.v. materiaal, vorm,
functie, bewerking, gekozen technische
principe(s)
Technische principes
- Besturingssystemen toepassen
*Bron: Graft, M. van, Kemmers, P. (2007). Onderzoekend en Ontwerpend Leren bij Natuur en Techniek. Basisdocument over de didactiek voor onderzoekend en ontwerpend
leren in het primair onderwijs. Den Haag: Stichting Platform Bèta Techniek
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 18
Informatie- en communicatietechnologie
Het onderwijs zorgt ervoor dat wat kinderen leren waardevol en bruikbaar is in een steeds complexere wereld. In de hedendaagse, complexe wereld spelen moderne digitale
media, informatie- en communicatietechnologie (ICT) een belangrijke rol. Het kunnen gebruiken van ICT wordt steeds belangrijker voor onderwijs (zie ook: Effectief leren) en
een voorwaarde voor zelfstandig functioneren en participeren in de maatschappij en beroepswereld. Onderwijs zal dus aandacht moeten besteden aan kennis, inzichten,
vaardigheden en attitudes rond ICT en media. Het is mogelijk ICT als apart vak of leergebied in te richten, maar er is gekozen voor ICT als vormingsgebied/competentie. Deze
keuze is gemaakt, omdat ICT doorsnijdend is voor genoemde gebieden en (potentieel) is geïntegreerd in alle schoolvakken of leergebieden.
Wat wordt bedoeld met ICT in het curriculum raamwerk? "ICT verwijst naar vormen van technologie die worden gebruikt om informatie met elektronische middelen te versturen,
bewaren, creëren, vertonen, delen of uitwisselen. Deze brede definitie van ICT omvat momenteel technologieën als media, telecommunicatie en computer hardware en
software; het omvat ook toepassingen en services die met deze technologieën worden geassocieerd, zoals videoconferencing, e-mail en blogs." (ltscotland, 2011).
Het thema ICT maakt onderdeel uit van het Surinaams curriculum, opdat leerlingen:
- ICT gebruiken om het leren te ondersteunen (leren met ICT);
- begrip krijgen voor de rol en betekenis van ICT in Suriname en in de wereld; sociaal, economisch, politiek, medisch, etc. (leren over ICT, mediawijsheid);
- verantwoord en doelbewust gebruik maken van moderne informatie- en communicatiemiddelen waaronder nieuwe media (leren door ICT).
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 19
ICT
Onderbouw (groep 1-4) Middenbouw (groep 5-8) Bovenbouw (groep 9-11)
Kennis Vaardigheden Attitude/opvattingen
- ICT bij het leren - ICT in de wereld,
mediawijsheid - informatie- en
communicatie- vaardigheden
De leerlingen - kunnen educatieve spelletjes (geschikt
voor 3-8 jaar) op de computer spelen - weten van het bestaan van „digital
devices‟ zoals cellulair, digitale camera, games, internet
- kunnen basishandelingen uitvoeren, zoals aan/uitzetten, cursor bewegen, optie kiezen
De leerlingen - kunnen zelfstandig oefenen en leren
met de computer, met voor het onder-wijs geschikte software
- hebben beginnend inzicht in de rol en betekenis van ICT en media in Suriname en de wereld
- zijn bereid en in staat veilig en verantwoord met de computer om te gaan; technisch (virus, spam) en sociaal en ethisch (digitaal pesten, omgaan met persoonlijke informatie)
- kunnen verschillende „digital devices‟ gebruiken voor het verzamelen van informatie, voor communicatie, presen-tatie en expressie (zoekprogramma's, Word, Powerpoint, e-mail, Hyves, etc.)
De leerlingen - kunnen de computer en digitale media
gebruiken bij het leren - zijn zich bewust van de grote rol en
betekenis van ICT in Suriname en de wereld (sociaal, economisch, politiek, medisch, etc.)
- hebben kennis over positie, belang en mogelijkheden van media, als kritisch consument, burger, en als mogelijke producent
- kunnen verantwoord en doelbewust gebruik maken van informatie en communicatiemiddelen waaronder nieuwe media, voor maatschappelijke participatie, (zelf)expressie en interactie
- kunnen omgaan met informatie (zoeken, verzamelen, beoordelen, waarderen, selecteren, evalueren)
Luikje
Jireh stelt zich voor Schoolkrant
Luikjes
Jireh stelt zich voor (samen leren, internationaal samenwerken, ICT, aardrijks-
kunde). Jireh gaat typen, haar tekst wordt straks gestuurd naar een school in
Nederland. De twee scholen doen mee met 'Learning Circles'. Leerlingen stellen
elkaar vragen, geven antwoorden en leren zo veel over elkaars leefomgeving. Jireh
is heel enthousiast om mee te doen en wil graag wat over zichzelf vertellen.
"Hallo, ik ben Jireh ik ben 8 jaar en zit in groep a. Ik vind het leuk in de klas . we spelen vaak
spelletjes. we spelen winkeltje huisje en krijgen ook rekenen taal en lezen . Op school heb ik wel
vriendinnetjes . ze heten alka , Karishma, Nesreen en Gabriella. Ik woon aan de papegaaistraat . Ik
vind mijn buurt heel leuk . Ik speel vaak met de baby van de buurvrouw . Ik heb 2 broertjes en 1
zusje , maar ze wonen in Nickerie . mijn hobbies zijn games spelen en dansen . Ik hou van
Suriname . Ik zou niet in een ander land willen wonen ."
Jireh hoopt dat ze snel wat terughoort, ze wil graag weten hoe kinderen in een
ander land leven. (websites en informatie van: ICT&E, iEARN Suriname en het
Global Teenager Project)
Schoolkrant (ICT, taal, enz.). Leerlingen uit groep 9 maken een schoolkrant en
krijgen daartoe verschillende rollen toebedeeld: journalist, columnist, fotograaf,
vormgever of publicist. Ze kunnen zowel binnen als buiten de school inspiratie
opdoen. Alles wordt verwerkt met behulp van ICT en tal van vaardigheden
(taalvaardigheden, informatie zoeken en zinvol verwerken, publiceren op internet)
worden aangeleerd. Het proces en product zorgen voor een positieve leerervaring
bij de betrokken leerlingen. Leerlingen kunnen hun eigen talenten benutten en
ontwikkelen en ICT blijkt sterk ondersteunend te zijn bij het bereiken van zowel
vakspecifieke leerdoelen, zoals taal en muzische vorming, als vakoverschrijdende
leerdoelen, zoals burgerzin.
(Bron van dit (aangepaste) voorbeeld: Het project De eerste… de beste… uit de
Middenschool 2 te Gent, België, winnaar van een Europese E-learning Award in 2004. Laatst
gevonden op http://www.ond.vlaanderen.be/ict/beleid/beleidsplanICT2007-2009.pdf )
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 20
Bronnen en verwijzingen
- Bronkhorst, J. (2002). Basisboek ICT-didactiek. HBuitgevers, Baarn, 2002
- Competenties voor de Kennismaatschappij. Beleidsplan ICT in het onderwijs 2007 – 2009. België: Vlaams ministerie van Werk, Onderwijs en Vorming
(voor het laatst op 24-02-2011 gevonden op http://www.ond.vlaanderen.be/ict/beleid/default.htm)
- Diamantmodel. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Onderwijs, 2004
- Learning and Teaching Scotland, www.ltscotland.org.uk (laatst gezien op 24.02.2011)
- Learning Circles, iEARN Suriname en ICT&E http://www.ict-edu.nl, Global Teenager Project http://www.globalteenager.org
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 21
Oplossingsgericht denken en handelen
Indien leren leren vanaf de basisschool aandacht krijgt, leert het kind ook vanaf de eerste dag om zelfstandig te denken en zelf problemen op te lossen. Het kind moet erin
gestimuleerd worden niet telkens aan de leerkracht te vragen „hoe moet ik het doen?‟ maar het probleem zelf op te lossen (wel onder voorwaarde dat de leerkracht een
duidelijke instructie gegeven heeft). Indien kinderen het probleem zelf proberen op te lossen, zijn zij erg betrokken bij de leerstof. Dat maakt hen wellicht nieuwsgierig en zo
gaan zij op zoek naar nieuwe kennis. Een van de vaardigheden die elk schoolkind moet leren te ontwikkelen is creativiteit. Door het beheersen van creatieve vaardigheden
leert de leerling anders waarnemen, associatief en probleemoplossend denken en ontstaat er verbeeldingskracht. “Creatieve mensen kunnen flexibeler omgaan met
verandering, lopen niet vast - omdat zij meerdere oplossingen zien- en zij zien kansen waar anderen die laten liggen”. Door een beter inzicht in denken, willen en voelen zijn
creatieve leerlingen ook flexibeler in het maken van keuzes en het komen tot oplossingen. Filosoferen met kinderen (Rondhuis, 2001) stimuleert ook verschillende vormen van
denken en redeneren. Bij het associatief denken leren kinderen bijvoorbeeld perspectieven naast elkaar te leggen en verschillende voorstellingen met elkaar te verbinden.
Oplossingsgericht denken en handelen
Onderbouw (groep 1-4) Middenbouw (groep 5-8) Bovenbouw (groep 9-11)
Kennis Vaardigheden Attitude Opvattingen - creativiteit - kritisch denken - keuzes maken en
besluiten nemen - associatief denken
(filosoferen met kinderen)
Model voor probleemoplossen: 1. Oriëntatie, waarnemen,
bewustwording van het probleem. 2. Analyseren van het probleem; logisch
denken, oorzaak-gevolg, middel-doel. 3. Zoeken van oplossingen; verzamelen,
creatief en associatief denken. 4. Keuze bepalen; overwegen, kritisch
denken, besluiten. 5. Reflecteren, evalueren.
De leerlingen - kunnen samen met en
onder leiding van de leerkracht concrete en acute problemen oplossen, die binnen de belevings-wereld (klas, erf) van de kinderen liggen
- kunnen samen nadenken over eenzelfde kwestie, waarbij geen goede of foute antwoorden vooraf zijn bepaald
- zijn bereid hun nieuws-gierigheid en verwondering te uiten in het gesprek
- hebben vertrouwen dat een probleem opgelost kan worden.
De leerlingen - weten wat je kunt doen om
een probleem op te lossen - kunnen intuïtief probleem-
oplossend werken, goede vragen stellen, stappen van het proces noemen en uit-voeren met begeleiding van de leerkracht
- zijn zich bewust dat er meerdere uitkomsten of oplossingen mogelijk zijn
- kunnen en willen van gedachten wisselen over de betekenis van ingrijpende ervaringen (dood, verlies) en (levens)-vraagstukken (geluk, bezit, geloof, enz.)
- zien een probleem als iets dat opgelost kan worden
De leerlingen - weten hoe ze een
probleem systematisch kunnen aanpakken en oplossen
- kunnen zelfstandig alle benodigde stappen uit-voeren, in verschillende contexten (gezondheid, seksualiteit, enz.)
- kunnen gebruik maken van eigen ideeën, ervaringen en werkwijzen en die van anderen
- kunnen en willen filoso-feren om grip te krijgen op hoe ze zelf in de wereld staan
- zijn in hun denken en handelen positief gericht op het vinden van oplossingen voor problemen
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 22
Oplossingsgericht denken en handelen
Onderbouw (groep 1-4) Middenbouw (groep 5-8) Bovenbouw (groep 9-11)
Taal
Kinderen begrijpen taal die wordt gebruikt bij het oplossen van problemen en filosoferen. Bijvoorbeeld: probleem, oplossing, denken, samen, voordeel, nadeel, kunnen, kiezen, besluiten, mogelijkheden, waarderen, (on)eerlijk, leuk, fijn, meer, minder, goed
Kinderen herkennen en gebruiken taal-/denkwoorden die horen bij het oplossen van problemen en filosoferen. Bijvoorbeeld: weten, bewust, gebeuren, begrijpen, benoemen, over-leggen, redeneren, onder-zoeken, fasen (in een proces), verbeelden, oorzaak, gevolg, middel, doel, als… dan
Kinderen herkennen en gebruiken complexere taal-/denkwoorden die horen bij het oplossen van problemen en filosoferen. Bijvoorbeeld: systematisch, factoren, invloed, nuanceren, analyseren, haal-baar, voorwaarde, argumen-teren, causaal verband
Luikje
Wachten op Afi De traktatie Ruzie in de klas
Luikjes
Wachten op Afi (filosoferen, burgerschap). De school was al begonnen. Alle
kinderen waren heel netjes op hun plaats gaan zitten. Alleen één was er niet en
iedereen zag het. Afi was er niet. Afi was er altijd, zij was nooit ziek. De juf zei:
"Laten we wachten op Afi''. Dan vraagt ze de kinderen:
- Waar kun je allemaal op wachten? (eten, dood, leren zwemmen, verliefd
worden, oud worden)
- Als jij morgen niet naar school gaat, zit dan ook iedereen op je te wachten?
- Zou je willen dat de hele klas een keer op jou zat te wachten?
- Wordt Afi belangrijker omdat zij er niet is?
- Hoe lang heb je zelf wel eens ergens op gewacht?
(Bewerking van een les van Heesen, 2000)
De traktatie. De moeder van Joosje heeft een traktatie gemaakt. Voor elk kind een
broodje pom. Er zijn 23 kinderen en 22 broodjes. Juf Judith ziet het probleem: er is
een broodje te weinig. Ze zegt tegen de kinderen: "We hebben lekkere broodjes
gekregen. Maar we hebben een broodje te weinig. Dat is een probleem, want het is
niet eerlijk als een kind niks krijgt. Alle kinderen willen graag een broodje. Wat
kunnen we doen?” Alle kinderen denken mee en zeggen wat ze bedacht hebben.
Bijvoorbeeld: de traktatie gaat helemaal niet door; er wordt een broodje gedeeld;
moeder gaat een extra broodje maken; juf gaat een broodje kopen; een kind krijgt
niks. Anansi zou elk kind een half broodje geven en zelf 11 broodjes nemen.
Samen verkennen ze de oplossingen; wat is eerlijk, wat is mogelijk, wie wordt er
blij van? Heeft de juf geld om een broodje te halen? Is er een broodjeszaak dicht bij
de school? Heeft moeder tijd en zin om terug te gaan? Hoe voelt een leerling zich
die niks krijgt? Hoe voelen leerlingen zich die een half broodje krijgen? Er zijn een
paar leerlingen die niet heel veel zin hebben in een broodje. Zij zouden tevreden
zijn met een half broodje. De groep besluit deze oplossing te kiezen. Het broodje
wordt gedeeld. De kinderen, moeder en juf zijn allemaal blij met de oplossing.
Ruzie in de klas. Er is ruzie in de klas. Linda en Jeffrey schelden op elkaar en de
hele klas bemoeit zich er mee. Meneer Snijders roept “stilte, stop allemaal
onmiddellijk!” Dan zegt hij “Schelden helpt niet, hoe kunnen we dit wel oplossen?
Waar begin je mee?”. Kevin zegt dat Jeffrey de pen van Linda kapot heeft getrapt.
Jeffrey reageert gelijk “Dat deed ik niet expres!”. Blijkbaar kwam van het een het
ander… Linda is boos en verdrietig dat haar pen kapot is. Stap voor stap helpt
meneer Snijders de leerlingen door het proces van probleemoplossen. Nu het
probleem duidelijk is, kan gezocht worden naar een oplossing. Uiteindelijk
aanvaardt Linda de excuses van Jeffrey en Jeffrey zorgt dat Linda een nieuwe pen
krijgt.
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden 250311 23
Bronnen en verwijzingen
- Basis Life Skills Programma.Leerprogramma Klasse 5 GLO (2007-2009, draft). Paramaribo: Basic Life Skills Commissie / MINOV
- Heesen, B. (2000). De vliegende papa's. Filosoferen met kinderen. Leende: Uitgeverij DAMON
- Nieuw Zeeland Curriculum Online http://nzcurriculum.tki.org.nz/ (laatst gezien op 28.02.2011)
- Spelend leren. Een praktisch curriculum voor kleuters (2010). Paramaribo: MinOV
- Vaan, E. de, Marell, J. (2006). Praktische didactiek voor natuuronderwijs. Bussum: Uitgeverij Coutinho. (pag. 54-56 Fasen bij probleemoplossend handelen)