Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden...

67
De heer Ulenbelt (SP): En voor spoed. De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen- debat. Ik snap het werkelijk niet; laten wij het dus maar bij de interpellatie houden. Gezien de opstelling van de Kamer voel ik mij dan maar zo vrij om daarin alles aan de orde te stellen wat aan de orde gesteld moet worden. De voorzitter: Daar moet u natuurlijk nooit van uitgaan. Ik heb vanavond toevalligruimte in de agenda. Wij zullen het debat dus plannen voor vanavond. Vanwege de Cubaanse spreektijden bij de Mediawet kan ik u echter niet zeggen hoe laat het zal zijn. Het zal een uur of negen, half tien worden voordat wij toe zijn aan het interpellatiedebat. Het woord is aan de heer Zijlstra. De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. De VVD wil graag een spoeddebat, met daaraan voorafgaand een brief van de ministers van VROM en van BZK over het volgende. Een woordvoerder van de minister van VROM heeft vandaag in het Algemeen Dagblad gezegd dat er geen grote veranderingen meer kunnen worden aangebracht in het Actieprogramma Luchtkwaliteit Utrecht. Het is een programma van ruim 1 mld. met grote infrastructurele projecten, en de Utrechtse gemeenteraad heeft er nog geen goedkeuring aan verleend. Wij willen graag van de minister van VROM weten of het klopt dat er geen veranderingen meer kunnen worden aangebracht, zoals de woordvoerder zegt. Als het klopt, waarom is dat dan zo? Van de minister van BZK willen wij weten hoe dit zich verhoudt tot de democratische bevoegdheden van een gemeenteraad betreffende budgetrecht en planologi- sche besluitvorming. Hoe kan het dat er geen veranderin- gen meer kunnen komen in een actieplan, terwijl de gemeenteraad er nog geen uitspraak over heeft gedaan? Wij willen de brief graag voor morgenmiddag 14.00 uur ontvangen. De voorzitter: Ik breng nu alleen het voorstel voor de brief in, want wij gaan dit knippen. We wachten eerst de brief af. Daarna nemen wij eventueel een besluit over een spoeddebat. Zo doen wij dat hier altijd. De heer Van Leeuwen (SP): Een brief graag. De voorzitter: Ik zie dat meerdere leden instemmen. Het gaat geweldig, mijnheer Van der Ham, dat kunt u ook. Mevrouw Spies, hebt u bezwaar tegen een brief? Mevrouw Spies (CDA): Ik heb geen bezwaar tegen een brief. Als de heer Zijlstra echter de wet zou lezen, zou hij antwoord krijgen op al zijn vragen. De voorzitter: Dat was nog een advies. Mevrouw Spies stemt ook in met een brief. Wij zullen het stenogram doorgeleiden naar het kabinet. De heer Omtzigt (CDA): Zou ik nog een vraag mogen stellen in de regeling van werkzaamheden? Ik heb me helaas niet aangemeld. De voorzitter: Wat wilt u vragen? De heer Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het debat over de wetsvoorstellen Wijziging van de Invorderingswet 1990 (31301) en Wijziging van de Algemene Ouder- domswet in verband met opname van de mogelijkheid om op verzoek van de pensioengerechtigde het ouderdomspensioen geheel of ten dele op een later tijdstip te laten ingaan (31774), niet volgende week te plannen, maar ten minste een week later. De voorzitter: Wij zullen proberen om gevolg te geven aan uw verzoek. Ik heb voor volgende week al een paar andere dingen staan; wij hebben dus een gevulde agenda. Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met onder meer de erkenning en financiering van de publieke omroep (31804). De algemene beraadslaging wordt geopend. De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Bosma, die blijkbaar ook roots heeft op Cuba. © De heer Bosma (PVV): Voorzitter. Toen Fidel Castro in 1955 terechtstond voor zijn aandeel in de overval op de Moncada Kazerne, eindigde hij zijn toespraak, die uren duurde, met de woorden: de geschiedenis zal mij vrijspreken. Dat is ook het thema van mijn betoog van vandaag. De voorzitter: Dat moet u uit overlevering hebben vernomen, want u was toen nog niet geboren. De heer Bosma (PVV): Ik heb het van horen zeggen. De Erkenningswet is een aanpassing van delen van de Mediawet. Hij is juridisch gezien het sluitstuk van de Mediawet. De PVV heeft scherpe en principiële bezwaren tegen de Mediawet. De PVV is tegenstander van een brede publieke omroep, tegenstander van het opheffen van het verschil tussen hoofd- en nevenactiviteiten, tegenstander van het commerciële karakter van de staatsomroep, in het bijzonder van Nederland 1, tegenstander van de omroepverenigingen als bouwsteen van de publieke omroep, tegenstander van de 39f- omroepen, tegenwoordig 24.2-omroepen en tegenstan- der van het linkse eindproduct dat onder andere het gevolg is van de Mediawet. Voor de rest geen klachten. Helaas biedt de Erkenningswet niet meer dan een doekje voor het bloeden. De drama’s van Hilversum worden niet beëindigd, maar juist in stand gehouden. Ik noem de glijdende schaal. Het weghalen van de B-omroepstatus komt vooral de krimpende omroepen ten goede. De NCRV en de VPRO dreigen bijvoorbeeld onder de 300.000 leden te komen. Dat kan deze organisaties veel geld schelen. Het maakt het verschil tussen bijvoorbeeld 27 mln. en 5 mln. Het invoeren van de glijdende schaal komt hen tegemoet en zorgt als het ware voor een zachte landing. Raar is de verandering van de bovengrens die helaas op verzoek van de Kamer wordt voorgesteld. Als de legitimatie van de omroep het ledental is, waarom tellen dan straks de gemiddeld 70.000 leden die EO, TROS en KRO hebben boven de Voorzitter Tweede Kamer Publieke omroep 19 maart 2009 TK 66 66-5232

Transcript of Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden...

Page 1: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

De heer Ulenbelt (SP): En voor spoed.

De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wilpraten.

De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat. Ik snap het werkelijk niet; laten wij het dus maarbij de interpellatie houden. Gezien de opstelling van deKamer voel ik mij dan maar zo vrij om daarin alles aande orde te stellen wat aan de orde gesteld moet worden.

De voorzitter: Daar moet u natuurlijk nooit van uitgaan.Ik heb vanavond ″toevallig″ ruimte in de agenda. Wijzullen het debat dus plannen voor vanavond. Vanwegede Cubaanse spreektijden bij de Mediawet kan ik uechter niet zeggen hoe laat het zal zijn. Het zal een uur ofnegen, half tien worden voordat wij toe zijn aan hetinterpellatiedebat.

Het woord is aan de heer Zijlstra.

De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. De VVD wil graag eenspoeddebat, met daaraan voorafgaand een brief van deministers van VROM en van BZK over het volgende. Eenwoordvoerder van de minister van VROM heeft vandaagin het Algemeen Dagblad gezegd dat er geen groteveranderingen meer kunnen worden aangebracht in hetActieprogramma Luchtkwaliteit Utrecht. Het is eenprogramma van ruim 1 mld. met grote infrastructureleprojecten, en de Utrechtse gemeenteraad heeft er noggeen goedkeuring aan verleend. Wij willen graag van deminister van VROM weten of het klopt dat er geenveranderingen meer kunnen worden aangebracht, zoalsde woordvoerder zegt. Als het klopt, waarom is dat danzo? Van de minister van BZK willen wij weten hoe ditzich verhoudt tot de democratische bevoegdheden vaneen gemeenteraad betreffende budgetrecht en planologi-sche besluitvorming. Hoe kan het dat er geen veranderin-gen meer kunnen komen in een actieplan, terwijl degemeenteraad er nog geen uitspraak over heeft gedaan?Wij willen de brief graag voor morgenmiddag 14.00 uurontvangen.

De voorzitter: Ik breng nu alleen het voorstel voor debrief in, want wij gaan dit knippen. We wachten eerst debrief af. Daarna nemen wij eventueel een besluit overeen spoeddebat. Zo doen wij dat hier altijd.

De heer Van Leeuwen (SP): Een brief graag.

De voorzitter: Ik zie dat meerdere leden instemmen. Hetgaat geweldig, mijnheer Van der Ham, dat kunt u ook.Mevrouw Spies, hebt u bezwaar tegen een brief?

Mevrouw Spies (CDA): Ik heb geen bezwaar tegen eenbrief. Als de heer Zijlstra echter de wet zou lezen, zou hijantwoord krijgen op al zijn vragen.

De voorzitter: Dat was nog een advies. Mevrouw Spiesstemt ook in met een brief. Wij zullen het stenogramdoorgeleiden naar het kabinet.

De heer Omtzigt (CDA): Zou ik nog een vraag mogenstellen in de regeling van werkzaamheden? Ik heb mehelaas niet aangemeld.

De voorzitter: Wat wilt u vragen?

De heer Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het debat overde wetsvoorstellen Wijziging van de Invorderingswet1990 (31301) en Wijziging van de Algemene Ouder-domswet in verband met opname van de mogelijkheidom op verzoek van de pensioengerechtigde hetouderdomspensioen geheel of ten dele op een latertijdstip te laten ingaan (31774), niet volgende week teplannen, maar ten minste een week later.

De voorzitter: Wij zullen proberen om gevolg te gevenaan uw verzoek. Ik heb voor volgende week al een paarandere dingen staan; wij hebben dus een gevuldeagenda.

Aan de orde is de behandeling van:- het wetsvoorstel Wijziging van de Mediawet

2008 in verband met onder meer de erkenning enfinanciering van de publieke omroep (31804).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Bosma, dieblijkbaar ook roots heeft op Cuba.

©

De heer Bosma (PVV): Voorzitter. Toen Fidel Castro in1955 terechtstond voor zijn aandeel in de overval op deMoncada Kazerne, eindigde hij zijn toespraak, die urenduurde, met de woorden: de geschiedenis zal mijvrijspreken. Dat is ook het thema van mijn betoog vanvandaag.

De voorzitter: Dat moet u uit overlevering hebbenvernomen, want u was toen nog niet geboren.

De heer Bosma (PVV): Ik heb het van horen zeggen.De Erkenningswet is een aanpassing van delen van de

Mediawet. Hij is juridisch gezien het sluitstuk van deMediawet. De PVV heeft scherpe en principiële bezwarentegen de Mediawet. De PVV is tegenstander van eenbrede publieke omroep, tegenstander van het opheffenvan het verschil tussen hoofd- en nevenactiviteiten,tegenstander van het commerciële karakter van destaatsomroep, in het bijzonder van Nederland 1,tegenstander van de omroepverenigingen als bouwsteenvan de publieke omroep, tegenstander van de 39f-omroepen, tegenwoordig 24.2-omroepen en tegenstan-der van het linkse eindproduct dat onder andere hetgevolg is van de Mediawet. Voor de rest geen klachten.

Helaas biedt de Erkenningswet niet meer dan eendoekje voor het bloeden. De drama’s van Hilversumworden niet beëindigd, maar juist in stand gehouden. Iknoem de glijdende schaal. Het weghalen van deB-omroepstatus komt vooral de krimpende omroepen tengoede. De NCRV en de VPRO dreigen bijvoorbeeld onderde 300.000 leden te komen. Dat kan deze organisatiesveel geld schelen. Het maakt het verschil tussenbijvoorbeeld 27 mln. en 5 mln. Het invoeren van deglijdende schaal komt hen tegemoet en zorgt als hetware voor een zachte landing. Raar is de veranderingvan de bovengrens die helaas op verzoek van de Kamerwordt voorgesteld. Als de legitimatie van de omroep hetledental is, waarom tellen dan straks de gemiddeld70.000 leden die EO, TROS en KRO hebben boven de

Voorzitter

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5232

Page 2: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

400.000 leden niet meer mee? Het verschil in subsidiebestaat straks dan tussen 200.000 en 200.001 leden, maarstraks is er geen verschil meer tussen 400.000 en 500.000leden. Dat is vreemd, want leden vormen toch delegitimatie?

Het is leuk dat nieuwe omroepen tegen het lichtworden gehouden, maar zou dat ook niet eens moetengebeuren met bestaande omroepen? Ik ben nog steedsop zoek naar dat ene katholieke radio- of tv-programmavan de Katholieke Radio Omroep dat zou kunnenbewijzen dat de KRO een stroming vertegenwoordigt.Dat men succesvol van American Freemantle hetprogramma Boer zoekt vrouw weet aan te kopen, is geenkatholiek succes. Ik wil zeker niet roomser dan de pauszijn, maar het voorbeeld van de KRO is toepasbaar opbijna elke omroepvereniging, behalve natuurlijk deexpliciet linkse clubs. Maar dat zegt niets, want Hilver-sum is door de bank genomen overwegend links.

Is de minister ook bereid om een zogenaamdenulmeting – zo noem ik het maar even – te verrichtennaar de bestaande omroepverenigingen om te kijkennaar hun toegevoegde waarde? Als de nieuwkomersdoor de hoepel moeten springen, waarom dan deveteranen niet? Het zou toch goed zijn als de clubjes vananno 1925 nu eens goed tegen het licht wordengehouden, na bijna 85 jaar mag dat wel eens. Ikoverweeg met een motie hierover te komen.

Dit wetsvoorstel symboliseert de innerlijke tegenstrij-digheden van de publieke omroep. Omroepen moetensamenwerken maar tegelijkertijd concurreren om nieuweleden. Aan de ene kant worden hun vleugeltjes geknipt,aan de andere kant moeten zij juist harder vliegen. Deeigen actualiteitenrubrieken zijn opgeheven en weg-genivelleerd richting drie keer per dag de Volkskrant. Hoekunnen omroepverenigingen zich nu profileren als zij zoklem zitten in het zogenaamde programmeermodel? DeTROS wil bijvoorbeeld graag TROS Aktua maken, maardat kan niet omdat het vastzit aan het keurslijf op basisvan de Mediawet. Als wij dan een model hebben metomroepverenigingen, wees dan consequent en laat dieomroepen weer hun eigen actualiteitenrubrieken maken.Huur Wibo van der Linden weer in, laat iemand mr.G.B.J. Hilterman imiteren en ga rammen en beuken opde heilige huisjes van de linkse kerk.

Collega Atsma kwam gisteren met een soortgelijkvoorstel. Onmiddellijk stond Hilversum op haar achterstebenen. Dat voorstel levert natuurlijk enorme plannings-problemen op; dat begrijp ik wel.

De heer Remkes (VVD): Kan collega Bosma aangevenwaarom het maken van TROS Aktua op gespannen voetstaat met de Mediawet?

De heer Bosma (PVV): Het staat op gespannen voet methet programmeermodel. Dat ben ik met u eens, maar hetprogrammeermodel wordt geïnterpreteerd als voort-vloeiend uit de Mediawet. U hebt hiermee een heel goedpunt. Er kunnen zich dus enorme planningsproblemen inHilversum voordoen als TROS Aktua terugkomt. U kentde Partij voor de Vrijheid echter als een oplossings-gerichte partij. Laten wij er daarom voor zorgen dat erwat meer ruimte ontstaat in de Hilversumse schema’s.Het is van de zotte dat de socialistische en multicultura-listische omroepen zo dik in de prijzen zijn gevallen bijhet mogen uitzenden van informatievetelevisieprogramma’s. De VARA en de NPS zijn makers

van onder andere: Dicht bij Nederland, Zembla,Premtime, De Wereld Draait Door, NOVA, Pauw &Witteman en Buitenhof. Dat is toch een enormescheefgroei? Zou het niet fantastisch zijn als de minister– die ook oog heeft voor het weinig pluriforme karaktervan de publieke omroep – daar eens een woordje aanwijdt, bijvoorbeeld met het doel dat in de volgendeconcessieperiode andere omroepen op dit vlak aan debeurt zijn? Daarop krijg ik graag een reactie van deminister.

De innerlijke tegenstrijdigheid die ik net noemde, geldtook voor het Nederlandstalig repertoire, dat node wordtgemist in Hilversum. Het zou de minister voor cultuurtoch een doorn in het oog moeten zijn dat zijn collegavoor media er niet voor zorgt dat er vaker wordtgezongen in onze dierbare Nederlandse taal. Dit komtnatuurlijk in de eerste plaats omdat die omroepen hetNederlandse lied helemaal geen warm hart toedragen.Dat heeft echter ook weer te maken met hetprogrammeermodel en het gebrek aan ruimte in deschema’s van Hilversum. Ook dat is een paradox, wantop die manier kunnen omroepen die graag het Neder-landstalige lied zouden willen laten horen, zich daarmeeniet profileren.

Soms lijkt men in Hilversum wel eens te vergeten datmen werkt met belastinggeld. Om de directeur van NOVAte citeren: ″Het STER-geld klotst hier tegen de plinten.″Wie naar nieuwe omroepen en toelating kijkt, moet ookde financiën in ogenschouw nemen. Het kan toch niet zozijn dat een omroep als LLiNK uitstel van betaling heeftgevraagd nadat het belastinggeld met bakken tegelijkheeft uitgegeven en dat Floortje Dessing dertig maal dewereld heeft rondgevlogen, uiteraard voor een betermilieu en minder broeikas? Het kan toch niet zo zijn datJan en Alleman reisjes mag maken voor die club, datLLiNK allerlei begrotingen heeft overschreden en dat eenaspirant-omroep een echte omroep wordt? Wie staat erin deze zaak aan de kant van de belastingbetalers? Nietde SP’ers die bij bosjes de ledenraad van LLiNKbevolken. Je zou verwachten dat Krista van Velzen enhaar drie partijgenoten op ons belastinggeld zoudenletten, maar nee. Daarom moet de minister op dit vlakharder zijn. Het is toch van de zotte dat omroepen diemet geld smijten toch worden bevorderd tot heerlijkheid,om het op z’n rooms te zeggen? Ik citeer de minister: ″Deregering wil niet dat omroepen met schulden toetredentot het publieke bestel.″ Daar ben ik het helemaal meeeens, maar trek dat lijntje dan door en zorg ervoor datomroepen die van aspirant-omroep overgaan in gewoneomroepen dat doen wanneer zij financieel gezond zijn!

Hetzelfde geldt voor de 39f-omroepen, tegenwoordig2.42-omroepen, de omroepen op levensbeschouwelijkebasis. ″As we speak″ doet de FIOD invallen bij deNederlandse Moslim Omroep. Ook daar is geld weg. Ookdaar geldt blijkbaar dat de controle niet goed is.

Wat voegt overigens een one-issueclub als LLiNK toe?Het Jeugdjournaal vertelt onze jeugd al jarenlang dat ersprake is van een klimaatprobleem. Het NOS Journaalstuurde vorig jaar zelfs verslaggever Marieke de Vriesnaar de Noordpool om daar verslag te doen van hetsmelten van de ijskap. Die expeditie moest helaasworden afgeblazen omdat er te veel ijs lag. Waarom nogmeer groen en nog meer links? Hilversum is daarvan alvergeven.

Een van de redenen waarom de PVV ongelukkig is metde Erkenningswet is de uitwerking van het multimediale

Bosma

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5233

Page 3: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

karakter van de Mediawet. Daarmee is het hek definitiefvan de dam. Wij mochten daarover zojuist praten meteurocommissaris Kroes. De staatsomroep wordtomgevormd tot een multimediabedrijf. Daarmeeconcurreert de omroep rechtstreeks met ongesubsidi-eerde multimediabedrijven zoals die van de Volkskranten De Telegraaf. Daarmee maakt de overheid metbelastinggeld het particulier initiatief lastig. Het maakthet moeilijker voor krantenbedrijven om zich om tevormen van krantenbedrijven tot multimediabedrijven.Daar ligt nou net hun toekomst. Er is toch geen enkelmarktfalen op internet dat moet worden rechtgezet doorde overheid?

Een van de uitgangspunten van de Erkenningswet ishet tegengaan van, ik citeer, ″onwerkbare versnippering″.Tja, als dat een argument is, dan zouden wij heel sneldie 39f-omroepjes moeten opruimen. Dat zou flinkschelen in het aantal kikkers in de Hilversumse kruiwa-gen. Maar dat lijkt een aanloop tot het beperken van detoegankelijkheid van het bestel.

Bij de besluitvorming inzake nieuwkomers ging het totvoor kort om vormgeving, toon en stijl, zo schrijft deminister in de memorie van toelichting. Er komen nu driecriteria die samen vormgeven aan het begrip toege-voegde waarde. Dat is stroming, genre en inhoud endoelgroep. Criteria voor nieuwkomers zijn uiteraard nietnieuw. Die dateren al uit 1978. Deze wet echter vergrootde mogelijkheid tot afwijzen, zeker omdat de minister inde antwoorden op de vragen van de PvdA-fractie hetbegrip stroming niet definieert. De Raad van State ziet ditopvallend genoeg als het belangrijkste criterium. Ditelement is veel nieuwer dan de andere zaken in de wet,zoals de glijdende schaal. Is hier iets toegevoegd aan dewet, wellicht inspelend op actuele mediagebeurtenissen?Verklaart dat waarom collega Van Dam ineens op deprocedurevergadering van deze commissie verschijnt? Ikhad hem daar nog nooit gezien. Hij stelde voor om dezewet van zijn partijgenoot snel te behandelen. Daaromstaan wij nu hier.

Misschien ben ik achterdochtig, maar ik kan maar éénreden voor die haast verzinnen. Ik vrees dat het decorwordt neergezet voor de afwijzing van Wakker Neder-land. Ik voorzie een herhaling van de gebeurtenissen in1990. Er waren toen twee aanvragen voor commerciëletelevisie – toegegeven, dat was iets anders – namelijk hetTV10-project van Joop van der Ende samen met PeterJelgersma. Ik zie de posters in Amsterdam nog hangen:Het Sterrennet komt eraan. Daarnaast was er ook eenveel minder solide project van RTL Veronique dat nogniets voor elkaar had behalve een presentatie in Escape.De keuze viel toen zeer verrassend op RTL Veronique enJoop van den Ende kon inpakken. Ik vrees voor eenherhaling.

Ik denk dat PowNed van GeenStijl het wel redt. Decommerciële belangen van de publieke omroep spelendan wellicht een rol. PowNed wordt door Eric van Stade,de topman van SBS, aangeduid als ″de natte droom vande STER″. De toelichting hierbij is dat als één categoriemensen niet naar de publieke omroep kijkt, het wel decategorie van jonge, hoogopgeleide mannen is. Diewordt nu door GeenStijl bereikt, en wellicht straks doorPowNed. Het zou mij niets verbazen wanneer WakkerNederland daarentegen geweigerd gaat worden. Dieomroep lijkt zich op te stellen als het paard van Troje datvan binnenuit de staatsomroep gaat aanpakken. Het zou

mij niets verbazen als deze nieuwe erkenningswetdaartoe de opmaat is.

De heer Van Dam (PvdA): De heer Bosma sprak mij aanop het feit dat ik het verstandig vond om deze wet zosnel mogelijk te behandelen. Wij kennen nu nog niet deuitslag van de race om leden om toe te kunnen tredentot het bestel. Dit moment zijn wij dus niet in staat omde wet aan te passen op basis van de uitkomst van dieledenrace. Dat is toch juist een heel goede reden omhaast te maken met deze wet om ervoor te zorgen datwij niet de spelregels gaan bespreken op het momentdat wij de uitslag van de wedstrijd kennen?

De heer Bosma (PVV): Je zou ook kunnen zeggen dat hetraar zou zijn om de spelregels te veranderen als dewedstrijd nog aan de gang is. Dat is mijn redenatie. Ja,ik geef zonder meer toe dat ik achterdochtig word nudeze wet er komt met allerlei elementen die wij nog nieteerder hebben gezien en u dan ook nog zegt dat wij diewet snel moeten behandelen. In al mijn achterdochtvraag ik mij dan af wat daarachter zit.

De heer Van Dam (PvdA): U hebt gezien dat ik geenenkel voorstel heb gedaan om de spelregels te verande-ren en volgens mij u ook niet. Ik ben het ermee eens dathet niet verstandig is om de spelregels die al een heletijd geleden zijn aangekondigd in dit debat nog eens tegaan wijzigen, terwijl iedereen weet volgens welke regelshet spel nu gespeeld wordt. Dat hadden wij in eerderedebatten moeten bespreken. Nu gaat het alleen om hetaftikken van de wet zoals die er nu ligt. De spelregels dieerin zitten, zal ik niet wijzigen. Ik neem aan u ook niet!

De heer Bosma (PVV): Nee, maar ik stel wel vast dat hetnu gemakkelijker wordt om omroepen af te wijzen. Ikvraag mij af of hiermee niet het gereedschap klaarligt ombijvoorbeeld een organisatie als Wakker Nederland uithet bestel te houden. Ik geef toe, het is mijn angst, het ismijn vrees, maar misschien zit ik ernaast.

De heer Van Dam (PvdA): Als je nu naar deze wet kijkten naar de wet die tot nu toe geldt, dan ligt er toch geenextra instrument klaar dat de minister zou kunnengebruiken om een omroep tegen te houden? Sterker nog,ik zal straks in mijn verhaal wel aangeven dat u juist blijzou moeten zijn met alles wat nu wordt voorgesteld. Uhoudt nu al een kwartier een klaagzang en volgens mijgaat u daar nog een half uur mee door, over hoe beroerdhet er aan toe is met de publieke omroep. Met deze wetwordt het nog duidelijker hoe gemakkelijk je hetNederlandse bestel in kunt als je ontevreden bent overde publieke omroep.

De heer Bosma (PVV): Op dat punt verschillen wij dusvan mening. Ik denk dat het juist gemakkelijker wordt ompartijen af te wijzen. Ik denk dat de criteria dermatebreed gesteld zijn dat een stok om te slaan vrij makkelijkte vinden is. Ik vervolg mijn tekst: De argumenten vanzo’n weigering zijn met deze erkenningswet snelgevonden. Ach, die Telegraaf-doelgroep wordt toch albediend door de TROS? Die programma’s kunnen tochook best door Hilversum worden gemaakt? Welkestroming is het eigenlijk die wakker is?

De heer Jasper van Dijk (SP): De heer Bosma gaat

Bosma

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5234

Page 4: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

weer lekker tekeer tegen de publieke omroep zoals wijvan hem gewend zijn. Ik vraag mij wel af hoe hij datrijmt met het feit dat hij zelf nog actief is geweest voorde NOS. Heeft hij nu alle hoop voor de publieke omroepverloren of ziet hij nog kansen dat het volgens hemlinkse karakter van de publieke omroep ook kanveranderen door al die nieuwe kandidaten, zoals WakkerNederland en GeenStijl? Zegt hij tegen die kandidaten:″jongens, geef het maar op, die publieke omroep blijftvoor altijd links″ of zegt hij: ″nee, er is wel een kans datdat beter gaat worden″?

De heer Bosma (PVV): Zolang de SP nog niet aan demacht is, hebben wij in Nederland het recht vanvereniging. Men heeft dus altijd het recht om eenvereniging op te richten en mee te doen aan de wedstrijdom in dit bestel te komen. Ga vooral je gang! Als dat eenverandering teweegbrengt – ik zie het vanaf de bank – enik mijn mening moet bijstellen, zal de heer Van Dijk deeerste zijn die dat hoort.

Voorzitter. Ten slotte. Er wordt op dit moment hardgewerkt in het Catshuis. Een stukje solidariteit is op zijnplaats. Laten wij, nu wij toch wat tijd over hebben, sneleen gebaar maken naar onze regering en haar even snel45 mln. op een presenteerblaadje aanbieden. DeWereldomroep, opgericht vlak na de oorlog, voorzagtoen in een behoefte om landverhuizers en onze jongensin de West te bedienen, maar het ″hallo Bandoeng″ isinmiddels vervangen door internet met miljoenenwebsites die voorzien in de informatiebehoefte vanNederlanders over de grenzen. Daarom het mes erin. Ikzal met een motie komen om de Wereldomroep tebeëindigen.

De voorzitter: Naast opluchting dat uw verhaal zo veelkorter geduurd heeft dan was aangekondigd, wil ik ookzeggen dat het veel beter is om een goede schatting tegeven van uw spreektijden. Dit is echt niet voor onzeGriffie te plannen en dat is ook geld, wil ik maar zeggen!

©

De heer Jasper van Dijk (SP): Mevrouw de voorzitter. Ikbegrijp dat de minuten die de heer Bosma niet heeftgebruikt, nu op mijn conto komen?

De voorzitter: Allemaal, ook de strafminuten. Dit slaatnergens op.

De heer Jasper van Dijk (SP): Het wordt druk inHilversum, als je de krantenberichten mag geloven.Twaalf nieuwe omroepen staan te trappelen om hetbestel binnen te komen. Op 1 april horen wij wie doorkan naar de volgende ronde. De files op de A1 zullenaanzienlijk langer worden als ze allemaal succesvol zijn,er zijn immers al 22 zendgemachtigden actief.

De publieke omroep is een belangrijke voorziening.Veel programma’s worden door de kijkers gewaardeerd.De publieke zenders zijn zelfs marktleider met 37% vande kijkcijfers. Dit is goed nieuws, maar niet zaligmakend.Helaas zijn er nog steeds groepen in Nederland die erniet of nauwelijks gebruik van maken. Dat is jammer,want de publieke omroep is er voor iedereen en kanmensen binden. Dit is ook een plek waar de commercienu eens niet voorop staat.

Helaas ligt de nadruk naar mijn mening nu te veel opkijkcijfers en marktaandeel. Daardoor dreigt eenvormig-heid en kluitjesvoetbal. Netmanagers hanteren uitzend-schema’s en verwachten een minimaal aantal kijkers opeen bepaald tijdstip. Hoe meer prime time, hoe meerkijkers vereist zijn. Daardoor verdwijnen bijvoorbeeldkunst en cultuur maar al te vaak naar de nacht. In die zinblijft het kijkcijferfetisjisme niet alleen beperkt tot RTL enSBS. In dit verband vraag ik naar de mening van deminister over het artikel dat gisteren in NRC Handelsbladwerd gepubliceerd waarin de netmanager van Nederland2, Lennart van der Meulen, beweert dat de uitzend-schema’s vastliggen. Daardoor zou een initiatief alsOmroep C niet leiden tot meer kunst en cultuur op tv. Isdeze opstelling niet typerend voor de macht van denetmanager? Wij kunnen daarvoor toch de prestatie-contracten aanpassen zodat er wel meer tijd komt vooreen genre als kunst en cultuur? Ik ben benieuwd naar dereactie van de minister.

Met de voorliggende wet komt er naast de jacht opkijkcijfers ook een jacht op leden, maar ook eenledenjacht voegt op zichzelf niets toe aan de kwaliteit vande programma’s. Er blijft genoeg stof voor discussie overhet bestel. In november 2008 heeft de Kamer demotie-Vendrik c.s. aangenomen waarin de regering wordtgevraagd een onderzoek te doen naar de toekomst vande publieke omroep. De minister stelt een verkenningvoor, maar wat mij betreft komt er echt een serieusonderzoek naar de toekomst van het bestel. De publiekeomroep maakt zonder twijfel mooie programma’s en eengrote aanpassing is op dit moment niet opportuun, maarje moet daar op den duur wel voor openstaan. Deledenaantallen slinken en het aantal omroepen stijgt.Goed onderzoek naar een andere opzet kan geen kwaad.

De minister schrijft dat er nu sowieso geen grotewijzigingen mogelijk zijn, omdat omroepen zich dan nietkunnen instellen op die wijzigingen. De tijdsdruk is hoog,volgend jaar gaat de nieuwe concessieperiode in enomroepen zijn daar volop mee bezig. Daarmee heeftdeze wetsbehandeling wel iets van een haastklus. Als dewet eerder aan de Kamer was gestuurd, hadden wij ditprobleem niet gehad.

Het voorliggende wetsvoorstel bevat een aantalverbeteringen. Er komt een mogelijkheid tot uittreding natwee negatieve evaluaties. De toegevoegde waarde vaneen omroep wordt aangescherpt. Het programma-versterkingsbudget wordt verhoogd naar 30%. Hopelijkkan de publieke omroep hierdoor nieuwe doelgroepenbereiken zoals jongeren, allochtonen of lager opgeleiden.

Educom, NOS en NPS gaan ook meedoen aan de″geld op schema″-systematiek. Hun budget wordt nu ookop 70% gezet. Heeft de minister hierover contact gehadmet deze omroepen? Educom vraagt een wettelijkeborging van 90% van het huidige budget, anders kan hetzijn werk niet goed doen, en wijst erop dat zijn financiëlepositie anders is dan die van omroepverenigingen.Doordat de reserves van Educom zijn genormeerd, zijnze niet voldoende om de schokken van ″geld op schema″te verwerken. Ik krijg hierop graag een reactie van deminister.

Ik kom op de nieuwe omroepen en de legitimering vanhet huidige bestel. Er staan nu ruim tien nieuweomroepen in de rij voor een vergunning. Een ervan heeftin ieder geval genoeg leden, de omroep WakkerNederland. Mogelijk haalt ook GeenStijl de 50.000 ledenen misschien ook SME, de omroep voor afro-

Bosma

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5235

Page 5: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

Nederlanders. Ook de andere kandidaten hebbenduizenden leden. Het is mooi dat het stelsel zo levendigis, maar wat zegt dit volgens de minister over hethuidige bestel? Blijkbaar wordt een bepaald aanbodgemist in Hilversum, of ziet hij dit anders?

Een oorzaak kan zijn dat de omroepen door degedwongen samenwerking te veel op elkaar gaan lijken.Er worden veel compromissen gesloten. Peter Kuipers,directeur van de TROS, zegt over de samenwerking metde AVRO in EénVandaag dat je daardoor automatisch ietsvan je kleur verliest. Hij zegt verder: Als de Telegraaf danzegt dat ze met Wakker Nederland Tros Aktua terug wilbrengen, denk ik ″ja hallo, dat willen wij ook wel″. Doorde verplichte samenwerking verliezen omroepenblijkbaar een deel van hun karakter. De actualiteiten-rubrieken zijn al eens drie keer de Volkskrant genoemd.Een eenheidsworst is natuurlijk niet de bedoeling. Graageen reactie.

De publieke omroep lijkt op Hotel California: You cancheck out anytime you like, but you can never leave. Devoordeur staat open. De achterdeur zit op slot. Dat leidtop den duur tot een zekere verstikking, zeker als allenieuwe kandidaten genoeg leden zouden halen. Als je ditstelsel in stand wilt houden, moet het gemakkelijkerworden om omroepen, die niet voldoen aan de eisen, dedeur te wijzen. Daartoe worden voorstellen gedaan, maareen omroep moet nog altijd tien jaar onderpresterenvoordat hij uit het bestel wordt gezet. Twee keer vijf jaareen slecht rapport: dat duurt wel erg lang. Vindt deminister dat ook niet?

De minister wil niet eerder afrekenen, want hij is bangdat de visitatiecommissie dan terughoudender gaatoordelen over de omroepen. Waarom denkt de ministerdat? De visitatiecommissie dient toch onafhankelijk haarwerk te doen? Als er iets mis is, moet zij dat zeggen. Naéén negatief oordeel een omroep uit het bestel zettenvindt de SP-fractie ook wat ver gaan. Daarom heb iksamen met Boris van der Ham van D66 een amendementingediend om omroepen sneller te beoordelen. Als eenomroep negatief wordt beoordeeld, krijgt hij twee jaar detijd om te herstellen. Lukt dat niet, dan is het eindeoefening. Dit maakt de doorstroming soepeler en maakthet bestel levendiger.

Hoe moeten omroepen beoordeeld worden? Hieroveris de minister nogal vaag. Er is een visitatiecommissiedie kijkt naar de uitvoering van de opdracht, maar erworden geen criteria gegeven. Dat is wel heel dun. Hoemoet deze commissie te werk gaan? De minister schrijft:De evaluatiecommissie kijkt naar de uitvoering van depublieke mediaopdracht en kijkt daarbij zowel naar hetaanbod als naar het publieksbereik en de organisatie-ontwikkeling, maar het wetsvoorstel schrijft geen criteriavoor. Mijn vraag is of de minister dit beter kan uitwer-ken? Is hij bereid, heldere criteria op te stellen voor devisitatiecommissie?

De minister introduceert een glijdende schaal.Omroepen krijgen voor ieder lid extra zendtijd en geld.De harde grens van 300.000 leden wordt losgelaten,omdat steeds minder mensen lid zijn van een omroep,de zogenaamde zachte landing. Daarmee moet deondergrens op termijn misschien wel naar 100.000 ledenworden verlaagd. Vanwege de glijdende schaal bestedenomroepen nu erg veel tijd aan het werven van leden endus minder aan het maken van programma’s. Leden zijnbelangrijk om te laten zien hoe groot het draagvlak is,maar nu worden leden vooral een middel voor omroe-

pen om budget binnen te halen. Je kunt ook zekervraagtekens plaatsen bij ledenwervingsacties, waarbijcadeautjes worden weggegeven die soms boven de€ 5,72 uitkomen.

De heer Atsma (CDA): Dat laatste ben ik in zekere zinmet u eens. U suggereert dat het aantal leden forsterugloopt. Volgens mij is dat helemaal niet zo: kijk maarnaar de cijfers. Waarom zou je dan de ondergrens naarbeneden bijstellen? Daarvoor is toch zeker geen enkelereden?

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik baseer mij opinformatie van de minister. De minister stelt heelduidelijk: het dalende ledenaantal is een reden omopnieuw te kijken naar de ledensystematiek. Verderworstelen sommige omroepen om het hoofd bovenwater te houden. Andere leden krijgen er wel gemakkelijkleden bij. Dat is waar, maar het is zeker niet zo dat hetgeweldig gaat. Het is mijn punt dat de factor ledenaangevuld zou moeten worden. Waarom kijken wij tochalleen maar naar het ledenaantal?

De heer Atsma (CDA): Ik geef toe dat het nog lang geenSP is, maar er zijn wel meer dan 3 miljoen mensen lidvan een omroep. Hoezo is het allemaal wat magertjes?

De heer Jasper van Dijk (SP): Dat is dezelfde vraag. Ikbaseer mij op informatie van de minister. Hij spreekt heelduidelijk van dalende ledenaantallen die aanleidinggeven om naar het systeem te kijken. Mijn hoofdpunt isdat ik, ook al zijn het nog zoveel leden, constateer dat ernog veel meer kijkers zijn. Om wie gaat het nu eigenlijkbij de publieke omroep? Om die leden of om die kijkers?Dat wil ik er meer in betrekken.

De heer Atsma (CDA): Als u nu zegt dat u zich baseertop datgene wat de minister heeft geschreven, kunt u inde zin die u daarvoor zei niet volhouden dat deledenwerving ten koste van programma’s is gegaan. Deminister heeft klip-en-klaar gemaakt dat dat aan helderecriteria onderhevig is en dat een omroep absoluut geenzendtijd inlevert om leden te kunnen werven. Dat is dusook een stelling die u uit de lucht plukt.

De heer Jasper van Dijk (SP): U haalt er nu weer eennieuw punt bij. Ik heb gezegd dat je vraagtekens kuntzetten bij de ledenwerving van sommige omroepen. Ikzou graag willen dat de minister daar nog op ingaat. Erzijn spelregels voor, maar je ziet dat omroepen nu vanalles bedenken. Gezien de timing van de nieuweconcessieperiode is het de vraag of daar sterk naargekeken wordt, dan wel of men er soepel mee omgaat.

De heer Van Dam (PvdA): Ik ben het juist heel erg metde heer Van Dijk eens dat je naar veel meer zou moetenkijken dan alleen naar het ledenaantal. Alleen, dat zal onsniet meer lukken voor de komende concessieperiode. Ishet dan verstandig om dat vandaag even in een debatjehier in de wet vast te leggen? Of zullen wij zeggen: wijhebben nog een jaar of vijf, zullen wij het debataanzwengelen en de komende jaren juist gebruiken omdit debat te voeren?

De heer Jasper van Dijk (SP): Ja, dat heb ik hiereigenlijk al gezegd. Ik zie ook in dat de urgentie en de

Jasper van Dijk

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5236

Page 6: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

tijdsdruk nu hoog zijn. De omroepen zijn druk bezig meteen nieuwe concessie. Tegelijkertijd vind ik – dat verwijstook naar de motie-Vendrik – dat de minister wel veelmeer haast mag maken met een onderzoek naar devraag ″hoe daarna verder″. Dan heb je nog het punt vande uittreding, die sneller zou moeten gaan en die wat mijbetreft ook al de komende jaren kan worden ingezet. Ziehet amendement dat ik samen met de heer Van der Hamheb ingediend.

De rol van leden is dus wat mij betreft te groot. Je zoudus naar meer aspecten moeten kijken. De SP heeft aleerder uiteengezet dat je omroepen niet alleen op ledenmaar ook op kwaliteit, waardering en bereik zou moetenbeoordelen. De WRR heeft dit ook wel ″het mandje vancriteria″ genoemd. Ook de AVRO onderzoekt of dit eenoplossing kan zijn voor de dalende ledenaantallen.

Op basis van leden, bereik en waardering krijgt eenomroep dan budget en zendtijd toegewezen. Doe je hetgoed, dan krijg je meer zendtijd, doe je het slecht, dankrijg je minder; een soort promotie/degradatiesysteemdus. Het gaat om kwaliteit via waardering en doelgroe-pen. Het gaat mij dus niet om de meeste kijkers, zoals deminister lijkt te suggereren in de beantwoording op mijnvraag in de nota naar aanleiding van het verslag. Hetgaat om kwaliteit. De beoordeling kan aan de hand vankijkersonderzoek gedaan worden. In ieder geval bepaalthet ledenaantal slechts een deel van de zendtijd.

Hiermee krijg je een omroepbestel dat meer inspeeltop de verschillende doelgroepen en kijkers. Is deminister bereid, een dergelijk systeem te onderzoeken?

Afschaffing van de reclame op de publieke omroepkost geld. Toch is het in Frankrijk gebeurd. Weet deminister ook dat president Sarkozy de wegvallendereclame-inkomsten compenseert via een heffing op dereclame-inkomsten van de commerciële zenders? Zou ditook een optie kunnen zijn in Nederland? Graag eenreactie. Wij pleiten al lange tijd voor één reclamevrijezender en zeker voor een reclamevrij jeugdblok. Deminister weigert om dit te regelen, alleen vanwege dekosten. Dit kan dus wellicht worden opgelost. Gaat ueens overleggen met Sarkozy, zou ik bijna tegen deminister zeggen.

Ik heb al eerder gepleit voor een verbod op reclameop ongezonde voeding. In de Nota Overgewicht gaat hetkabinet uit van zelfregulering. Gelooft de minister daarnu echt in? Wat is dan zijn reactie op de duidelijkestelling van de Consumentenbond dat bedrijven overstagmoeten, of dat er alsnog een wettelijk verbod moetkomen op reclame voor ongezonde producten, gericht opkinderen tot twaalf jaar? Hoe lang wil de minister nogwachten totdat hij inziet dat deze zelfregulering nietsuccesvol is? Eén jaar of nog langer? Graag krijg ik eenduidelijke uitspraak hierover.

Anderhalf jaar geleden werd mijn motie aangenomenom alle salarissen bij de publieke omroep onder deBalkenendenorm te brengen. De minister wil dat weldoen voor bestuurders, maar niet voor artiesten,presentatoren en dj’s. Hij zegt hierover dat marktwerkingvoor de ene baan meer geldt dan voor de andere. Dat dedirecteur van de VARA wordt weggekocht door Shell, lijktmij niet reëel, maar dat geldt volgens mij ook voor Paulde Leeuw. Of de nieuwe strategie van Shell is mij nogniet bekend, maar volgens mij heeft men dat plan niet.Kortom, één premiernorm voor alle mensen bij depublieke omroep geeft duidelijkheid. De minister wil datniet en vraagt om een code voor artiesten. Deze moet

rond twee ton liggen. Wanneer komt die code eindelijk?Dit duurt echt te lang.

Ik heb hier de top tien uit de Quote van de bestverdienende presentatoren. Die liegt er niet om: Paul deLeeuw met € 650.000, Matthijs van Nieuwkerk met€ 450.000, Jack van Gelder met € 370.000 en ga zo maardoor. Als je deze salarissen zou aftoppen tot depremiernorm, bespaar je zomaar ineens 2 mln. Gratisgeld voor de minister! Wat let de minister? Hij moetlaten zien dat hij het meent met de premiernorm. Of ishij bang dat hij anders niet meer bij Matthijs vanNieuwkerk op bezoek mag komen? Ik zeg de minister datVan Nieuwkerk juist meer respect voor hem zal krijgen.Zeker in tijden van crises is deze maatregel op zijnplaats.

Het Commissariaat voor de Media komt voor 2007 uitop 44 mensen die boven de premiernorm uitkomen.Klopt het dat de artiesten die zich via een bv-constructielaten inhuren, daar niet bij zitten? Wil de minister dituitzoeken? Het is goed om te weten welk deel van hetbudget via bv’tjes naar topsalarissen gaat. Openbaarheidis wel het minste, want het gaat om belastinggeld.

Hoe staat het met de uitvoering van mijn motie omeen programmaraad in te stellen voor Digitenne? Hiertoeis beslist aanleiding. Immers, het aanbod van Digitennekomt weinig democratisch tot stand. Is de minister ervanop de hoogte dat RTL en SBS KPN alleen maar toestaanhun zenders als één pakket door te geven en dat kleinerezenders hierdoor geen eerlijke kans krijgen? Is deminister hierover al in gesprek met KPN en, zo ja, watwas de reactie? De motie moet nu snel wordenuitgevoerd. Zolang de programmaraden op de kabelfunctioneren, moet dit ook voor Digitenne geregeldworden.

De minister komt met een wetsvoorstel voor de lokaleomroep. Wij wachten dit af.

Tot slot. De publieke omroep maakt goede programmaen heeft absoluut een meerwaarde ten opzichte van decommerciële zenders. De idee dat groepen zich kunnenverenigen en zendtijd krijgen, is mooi. Je moet echterwel kijken onder welke voorwaarden dat gebeurt. Is ergeen sprake van kluitjesvoetbal? Gaan de kijkcijfers niette veel overheersen? Is er sprake van versnippering? Alshet bestel met zijn tijd wil meegaan, moet je kijken naarde eisen die je stelt. Ik heb voorstellen gedaan om dedoorstroming te versoepelen en meer te kijken naarkwaliteit, bereik en waardering. Ik ga ervan uit dat deminister constructief meedenkt over een actueelomroepbestel.

©

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Heeft het zin omeen omroep op te zetten met een lovenswaardig doel?Ja, zal BNN zeggen. Ja, zal MAX zeggen. Ja, zegt LLiNK.Op dit moment denken Piep!, Omroep C, WakkerNederland en vele andere er net zo over. Als de publiekeomroep meer jongeren-, ouderen-, rechtse en ecologi-sche programma’s moet maken, heeft iedereen het rechtom een poging te wagen en een nieuwe omroep tebeginnen. Dat houdt de publieke omroep vitaal, zou jezeggen. Is dat in de praktijk werkelijk zo?

Bij een wetsvoorstel als dit ben je als Kamerlidgeneigd om vooral vooruit te kijken. Ik wil echter tocheven stilstaan bij enkele opmerkingen die pakweg vijfjaar geleden zijn gemaakt door de Wetenschappelijke

Jasper van Dijk

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5237

Page 7: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

Raad voor het Regeringsbeleid en door anderen die depublieke omroep nader gingen beschouwen, onderandere uitmondend in het rapport-Rinnooy Kan. Ditrapport, Omzien naar de omroep, kwam in 2004 uit. Decommissie concludeerde dat het geheel van de omroe-pen minder was dan de som der delen. Volgens hetrapport presteerden de omroepen die deel uitmaaktenvan het bestel, weliswaar redelijk tot goed, maar degezamenlijke verantwoordelijkheid voor het geheelschoot ernstig tekort. Hierdoor bleven het programma-aanbod en het bereik onder de bevolking achter bij dedoelstellingen.

Op die punten is natuurlijk inmiddels wel wat gebeurd.De netten hebben een duidelijker profiel gekregen en depublieke omroep is op belangrijke momenten markt-leider. Dat lijkt reden tot feest, misschien tot tevreden-heid en bij velen zelfs tot geruststelling: er hoeft niets teveranderen. Moeten wij door die op zichzelf prima cijferswel zo gerustgesteld zijn? Worden de noodzakelijkenieuwe en jonge doelgroepen wel voldoende bediend?Ook mag je best de vraag stellen of andere doelgroepenniet te veel worden vergeten. Het grote succes van MAXis daarvan een voorbeeld. Is de omroep wel voldoendepluriform, niet alleen qua etniciteit maar vooral ook quameningen en debat? Op die vragen kan de D66-fractieniet zomaar ″ja″ ten antwoord roepen.

In haar reactie op het rapport van de commissie-Rinnooy Kan stelde de regering destijds twee kernvragencentraal. De eerste was: wat zouden de rol, taak enfunctie van een publieke omroep in de samenlevingmoeten zijn? De reactie van de WRR daarop luidde: deoverheid moet zich alleen al bemoeien met de publiekeomroep om te reguleren wat er wordt uitgezonden inverband met negatieve externe effecten; zo moetenkinderen worden beschermd door het regelen van deuitzendtijden van bepaalde programma’s. De publiekeomroep zou gerechtvaardigd zijn omdat, volgens deWRR, ″de markt voor specifieke informatie mogelijk teweinig onafhankelijke producten tot stand zou brengen″.De onafhankelijkheid van marktpartijen moest dus doorde publieke omroep worden geregeld. Ook de toeganke-lijkheid en kwaliteit van nieuws en opinie zou door demarkt niet voldoende kunnen worden geborgd. Hetuitzenden van grote evenementen moet dus wordenovergelaten aan de publieke omroepen. Kunst en cultuurzouden eveneens vooral bij de publieke omroep in goedehanden zijn; de markt zou dat te veel laten liggen.

Op zichzelf is het een mooi rijtje, waarover wij het sneleens zouden zijn, denk ik. De tweede kernvraag die hetkabinet zich toen stelde, was ingewikkelder. Dat was devraag op welke wijze de maatschappelijke inbedding vande publieke omroep het beste georganiseerd kanworden. Dat laatste punt raakt direct aan het vraagstukvan de legitimiteit. Het is nog steeds onderdeel van hetdebat, en met steeds meer reden.

Een manier – en ik zeg met nadruk ″een″ manier – omlegitimiteit te meten is het ledenaantal. Dat ligt heel ergvoor de hand. De afgelopen jaren is echter ook gedebat-teerd over de vraag of dat ledenaantal alleen voldoendemag zijn als criterium om geld aan omroepen uit tekeren. Er moet ook gekeken worden naar de kwaliteit vanprogramma’s, naar de meerwaarde van een omroep ennaar de samenhang met andere omroepen en de doorhen gemaakte programma’s.

Het voorliggende wetsvoorstel bepaalt dat 50% vanhet door de omroepverenigingen beschikbare budget

gelijkelijk over de verenigingen wordt verdeeld, en 50%naar rato van het ledenaantal. Op zichzelf vinden wij dateen goede richting in het wetsvoorstel. Deze systematiekis eerlijker ten opzichte van de nieuwkomers in hetsysteem. De traditionele omroepverenigingen mopperener vanzelfsprekend over, en willen een verdeling volgensde sleutel 25% tegen 75%. Ze stellen dat door de nieuweverdeling een te grote daling in inkomsten zal optreden.Hierdoor zouden de oude omroepen te veel wordenbenadeeld. Het feit dat de oude omroepen een beetjemopperen, vind ik een bevestiging dat we op de goedeweg zitten.

Ik vind het erg voorspelbaar dat de traditioneleomroepen hiervoor een lobby bij de Kamer zijnbegonnen. Nog voorspelbaarder is dat die lobby zelfsalleen maar werd gevoerd bij de woordvoerders van dePartij van de Arbeid, het CDA, de ChristenUnie en de SP.Woordvoerders van de VVD, D66, GroenLinks en de PVVhebben de brief volgens mij niet eens gekregen. Daarmoet ik wel een beetje om lachen, want dit verraadt zoduidelijk dat de geïnstitutionaliseerde houding van dezeomroepen nog steeds bestaat. Zo’n lobby verraadt ookde verwachting bij deze omroepen dat de corporatistischgerichte partijen allicht toch wel weer de kastanjes voorhen uit het vuur zullen halen. Ik hoop natuurlijk dat ditniet het geval zal zijn.

D66 steunt het voorstel van de minister en hoopt datdit voorstel de eindstreep zal halen. Door 50% van hetbudget over iedereen gelijk te verdelen, behouden wijeen belangrijke ondergrens voor voldoende reëlediversiteit. Door niet meer dan 50% aan ledenaantallentoe te schrijven behoeden wij omroepen voor een jachtnaar leden via magazines en andere marketingtrucsboven het kritische niveau dat zij nodig hebben ommooie programma’s te maken. Daardoor wordt betergeborgd dat omroepen in hun aanbod daadwerkelijk hetpubliek bedienen dat in een dergelijk aanbod isgeïnteresseerd.

Hoewel ik nog geen amendement met die strekkingheb zien langskomen en hoop dat het ook niet zalkomen, wil ik de minister toch de vraag stellen of hij hetaanvaardbaar zou vinden als die grens, de verdeelsleutel25-75, toch zou worden opgenomen. Wat vindt hij van deoproep van de gevestigde omroepen daartoe?

Voor D66 is een andere discussie in verband met deleden minstens zo belangrijk, namelijk de discussie overde actuele legitimatie. In de motie-Vendrik c.s., die defractie van D66 van harte mede heeft ondertekend, wordtde regering gevraagd om een vervolg op het WRR-rapport over de publieke omroep te organiseren, metdaarin nadrukkelijk aandacht voor de ledenlegitimatie enhet destijds door de WRR genoemde ″mandje vancriteria″. Wij vinden het van groot belang dat deze motievoor het zomerreces wordt uitgevoerd en dat wij er aleen reflectie op hebben.

Een van de zaken die moeten worden meegenomen indat onderzoek, is de representativiteit van de huidigetraditionele omroepen. Ik wil bij de behandeling van dezewet niet alleen maar wachten op de uitkomst van dedefinitieve reactie van de minister op deze motie. Eenaantal zaken is juist nu al van actueel belang bij hetwetsvoorstel en de behandeling ervan. Daarom heb ikeen aantal opmerkingen en vragen over die legitimiteit.

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleidheeft in 2005 al gesteld dat het ledenaantal als legitima-tie voor de omroepverenigingen discutabel is. Aangezien

Van der Ham

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5238

Page 8: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

het merendeel van de omroepverenigingen zijn ledenaan zich bindt via televisiegidsen, is de legitimiteit ookhier dun. Kijken wij naar de leden die enkel lid zijn vaneen vereniging, dan heeft BNN misschien wel meerlegitimiteit dan de meeste grote gevestigde omroepver-enigingen. Dat schreef ook de WRR al in 2005. Nu zou jehetzelfde kunnen zeggen over MAX. Als je zo redeneert,doet zelfs het geplaagde LLiNK het misschien heel watbeter dan andere omroepverenigingen. Wie zal hetzeggen? Wij weten het niet. Stel je voor dat de NCRV ofde KRO nu opeens zou aankloppen als nieuwe omroep.Als zij blanco zouden moeten beginnen zonder al dieopgespaarde geldpotten en zonder hun gidsen, zoudenzij die 50.000 leden dan halen? Hoe zit het met de AVRO,de TROS, de VPRO en de VARA? Natuurlijk is die vraaghypothetisch, maar het is toch goed die te stellen. Hoezouden deze nieuwe omroepen het opgepakt hebben?Zouden bijvoorbeeld de NCRV en de KRO apart ledenhebben geworven of zouden zij de krachten hebbengebundeld? Ik denk het wel. Waarom hebben wij een EOnaast een KRO en naast een NCRV, terwijl bijvoorbeeldde KVP, de CHU en de ARP al jaren geleden zijnopgegaan in het CDA? Het zou niet zo onlogisch zijn datzij in de huidige context samen zouden optrekken. Zoude AVRO op dit moment opgetrokken zijn met bijvoor-beeld Cultura of met de TROS? Zouden zij een campagnehebben gevoerd voor een meer rechts geluid binnen depublieke omroep? Wij zullen het nooit te horen krijgen,maar het is wel van belang om deze vraag te stellen.

De heer Atsma (CDA): Dan stel ik u de vraag waarom uniet gewoon uw politieke werk doet. Wij zitten nu alongeveer twee jaar met een initiatiefwetsvoorstel van uwhand en van de fractie van de VVD. Wij zitten te wachtenop het antwoord op de vraag wanneer u vindt dat hetplenair moet worden afgerond. Dat gaat inderdaad overde gidsen en over de programmagegevens. Ik vind heteen beetje flauw om de bal naar de minister te kaatsen,terwijl uzelf niet de politieke moed hebt om dat voorstelhier in stemming te brengen. U hebt niet de politiekemoed, u hebt geen geld om te compenseren; kortom, uhebt niks, maar u maakt wel de minister verwijten. Ikhoef de minister niet te verdedigen, maar de CDA-fractiezit ook te wachten wanneer u eindelijk het lef hebt omdat wetsvoorstel aan de Kamer voor te leggen.

De heer Van der Ham (D66): De heer Weekers is deeerste indiener en hij is er hard mee bezig. Ik sta er metveel plezier onder en ik verdedig het straks graag. Deheer Weekers heeft de hoop uitgesproken dat het voorde zomervakantie hier in stemming kan wordengebracht. Ik ben met u van harte van mening dat het eenbelangrijk wetsvoorstel is. Ik verwacht uit uw bijdragedat ook u het wetsvoorstel van harte zult steunen.

De heer Atsma (CDA): Met alle respect, u bent zelfmedeondertekenaar en u schuift nu de bal even wegnaar de heer Weekers. U bent mediawoordvoerder, dus uzou het voortouw kunnen nemen. U doet dat niet. Uweet wellicht wat de uitkomst is. U hebt nog nooit eenantwoord gegeven op de vraag hoe er dan gecompen-seerd moet worden. Ik zeg er een ding bij. De twee snelstgroeiende omroepen van Nederland, MAX en BNN, doenhet zonder gids. Zou dat ook een indicatie zijn dat alleswat u aan stellingen hebt betrokken gewoon niet klopt?

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. U hebt gewooneven niet zitten luisteren. Mijn stelling hier was dat dieledenbladen wel degelijk een bepaalde rol hebben. Daaris dat wetsvoorstel-Weekers/Van der Ham voor. Hopelijkwordt dat voor de zomervakantie hier behandeld enhopelijk krijgt het ook uw steun. Het is nogal hypocrietals u hier roept dat het zo’n belangrijk wetsvoorstel is,maar zelf de grote dwarsligger bent.

De voorzitter: U moet wel via de voorzitter praten.

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Ik vind de heerAtsma behoorlijk hypocriet op dat punt, want hij is degrootste dwarsligger.

Los van die discussie stelde ik de vraag hoe debestaande omroepen – NCRV, KRO, AVRO, TROS –geopereerd zouden hebben, als zij zich nu als nieuwespeler op de markt zouden melden. Hoe zouden zij zichgeprofileerd hebben? Zouden zij bijvoorbeeld samenge-werkt hebben? Ik denk het wel. Het CDA van de heerAtsma, een samenvoeging van KVP, CHU en ARP, doetdit al twintig tot vijfentwintig jaar. Waarom zouden deNCRV en de KRO in het hypothetische geval dat ze nieuwzouden beginnen, niet samen optrekken? Waaromzouden we ze niet prikkelen om in de toekomst meersamen te werken?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Maar dat is tochhet idee achter het programmeermodel geweest? Ik weetniet waar de heer Van der Ham de afgelopen jaren isgeweest. Het programmeermodel heeft de omroepentoch aangezet om beter samen te werken, opdat dekijkcijfers omhoog zouden gaan? De kijkcijfers zijnomhooggegaan. Ik begrijp de vraag van de heer Van derHam dus niet. Je zou net zo goed kunnen vragenwaarom D66 nog steeds alleen is en waarom de partijnog niet in de VVD is opgegaan.

De heer Van der Ham (D66): Ik kan wel een paarargumenten geven waarom dit niet zo is. Maar daar gaanwe niet over beginnen. Dan zou ik Cubaanse spreektijdenmoeten hebben.

De kijkcijfers zijn inderdaad omhooggegaan. Maar jekunt jezelf het beste afvragen of de NCRV en de KRO inhet huidige tijdsgewricht nog steeds een zelfstandigelegitimiteit hebben. Ze hebben wel leden, maar stel datze opnieuw zouden beginnen, zouden de KRO en deNCRV volgens de heer Voordewind dan apart ledenwerven voor toetreding tot het bestel? Ik denk het niet.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dit is in hetprogrammeermodel geregeld. De EO is nog steeds deomroep met de meeste leden. De omroep vertegenwoor-digt dus wel degelijk een afgescheiden segment in desamenleving.

De heer Van der Ham (D66): Ik denk ook dat de NCRVen de KRO meer uit te leggen hebben dan de EO, die watverser is. De EO heeft geen geschiedenis van tachtig jaar.Maar een aantal van de onderwerpen die bij de EO aanbod komen, zou volgens mij ook bij de NCRV en de KROaan bod zijn gekomen als deze omroepen nu zoudenwillen toetreden tot het bestel. Het zou jammer zijn alsde heer Voordewind niet openstaat voor deze vraag. Alswe zouden denken dat de huidige hoeveelheid omroepen

Van der Ham

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5239

Page 9: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

tot in de eeuwigheid zou moeten blijven bestaan, looptons mediabestel uiteindelijk vast.

De heer Van Dam (PvdA): De heer Van der Ham heeft ikweet niet hoeveel redenen om niet met de VVD samen tegaan. Ik daag hem daarom uit om ook in Europa uit deVVD-fractie te stappen. Maar dat is een heel anderediscussie.

Er was een tendens naar samenwerking binnen depublieke omroep. Deze is gebroken in de vorige periode,door de plannen van de staatssecretaris van de partij vande heer Van der Ham. De heer Van der Ham pleit nu voormeer samenwerking, maar hij heeft deze vier jaargeleden zelf kapotgemaakt. Wie is er dan hypocriet?

De heer Van der Ham (D66): Dat is onzin. Bij de KRO ende NCRV heb ik nog nooit een geneigdheid gezien om bijelkaar te gaan zitten. Evenmin heb ik bij de AVRO en deTROS de geneigdheid gezien om te fuseren.

De heer Van Dam (PvdA): Maar daarover ging wel hetdebat tijdens de vorige periode. Ik had daarover graagmet de heer Van der Ham gedebatteerd. Ik kreeg daartoetelkens geen kans, omdat hij zich elke keer opsloot in dekamertjes om aan het Paasakkoord te werken, waarmeede omroep bijna werd kapotgemaakt. De heer Van derHam is het toch wel met mij eens dat er toen een kanslag en dat wij hem hebben laten liggen, dankzij D66?

De heer Van der Ham (D66): Ik was toen geen media-woordvoerder. Fysiek hadden we dat debat dus nooitkunnen aangaan. Ik vind het wel van groot belang dat ditdebat voortdurend gevoerd wordt. Dezelfde belangen diede verdedigers van de bestaande publieke omroepen inde Kamer toen hadden, zijn er nog steeds.

Trouwens, de prachtige ELDR/ALDE-fractie in hetEuropees Parlement is links-liberaal. Het VVD-aandeelbinnen de fractie stemt heel vaak niet mee met de restvan de fractie. Als dus één fractie zou moeten uitstappen,dan is het wel de VVD-fractie. De VVD-fractie zou zichkunnen voegen bij de conservatieven in het EuropeesParlement.

De voorzitter: Dit is niet helemaal het onderwerp vandit debat.

De heer Van der Ham (D66): Ik bracht het niet tersprake, voorzitter.

In het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor hetRegeringsbeleid uit 2005 werd ook geschreven dat de tijddat de voorzitter van de KVP-fractie in de Tweede Kameren de hoofdredacteur van katholiek dagblad de Volks-krant beiden de naam Romme droegen, inmiddels verachter ons ligt. Kranten en omroepverenigingen hebbenzich volgens de WRR losgemaakt van moederpartijen enin mindere mate van moederkerken. De vraag is of deverzuiling werkelijk uit ons medialandschap is verdwe-nen. De zuilen zien we misschien niet meer. Ze torenenniet meer hoog boven de horizon uit. Je denkt dat ze erniet meer zijn, maar dat is schijn. De oude zuilen zijnverticaal de zachte Hollandse klei ingezakt. Vroegerwaren het marmeren zuilen, nu zijn het marmerenheipalen. Ze vormen nog steeds het rotsvaste fundamentvan onze publieke omroep. Vooral de omroepen diehistorisch iets met die oude zuilen te maken hadden,mogen op die vaste fundering rusten. Het is een vaste

fundering van lang opgebouwde financiële middelen,van leden die toen nog veel gemakkelijker met leden-bladen te vergaren waren en van politieke meerderhedendie – zoals in ieder geval in het verleden bleek – als heter echt op aankwam hier de belangen verdedigden enveilig stelden. Nieuwe omroepen worden niet echtgewenst en moeten bouwen zonder fundering. Zijmoeten keihard werken om zelf niet weg te zakken in diezachte Hollandse klei. Dat is feitelijk de huidige situatie.

Nederland is inmiddels wel degelijk veranderd.Christelijke stromingen hebben zich gebundeld, ook in depolitiek. Er is een herschikking in het rechterkamp vanhet politieke krachtenveld. Er zijn nieuwe immigranten,actieve ouderen en veeleisende jongeren. Er is ecolo-gisch bewustzijn en een enorme machtige commerciëleomroep. Mensen hebben verschillende identiteiten enhechten niet meer zo erg aan één omroep. Daarover hebik een aantal vragen aan de minister.

Bij het beoordelen van de nieuwe omroepen kijkt hijniet alleen naar het ledental, maar ook naar de toege-voegde waarde en de maatschappelijke bedding. Hoedoen wij dat met de bestaande omroepen? Ik doel vooralop de omroepen die al heel lang bestaan. Is de ministerhet met mij eens dat de historisch gegroeide waaier aanomroepen niet voor de eeuwigheid zal hoeven enmoeten bestaan? Welke extra check op de toegevoegdewaarde en de maatschappelijke bedding van oudereomroepen maakt hij? De wettelijke evaluatie en demogelijkheid tot ontheffing van erkenning lijkt hiervoorniet voldoende. Een omroep kan namelijk primaprogramma’s maken, maar intrinsiek niet heel veeltoevoegen. Is de minister bereid te bezien hoe ook langgevestigde omroepen kunnen worden getest op hunactuele legitimiteit wat betreft hun toegevoegde waardeen maatschappelijke bedding? Graag daarop een reactie.

Is de minister het met mij eens dat het erg voor dehand zou liggen dat bepaalde gevestigde omroepenzouden moeten fuseren? In de nota naar aanleiding vanhet verslag stelt hij dat de systematiek van de weteigenlijk tegenwerkt dat het tot fusies komt, vanwege hetverlies aan basisinkomsten als twee omroepen samen-gaan. Hoe beziet de minister dit probleem en wat wil hijeraan doen? Welke prikkels wil hij inbouwen? Kan eenextra check op maatschappelijke relevantie hierindwingender worden toegepast?

Kan de minister iets zeggen over de achterbannen vande omroepverenigingen? Hij stelt in de nota naaraanleiding van het verslag dat hij daarover geengegevens heeft. Is hij van plan daarin meer inzicht tekrijgen? Kan de minister bijvoorbeeld iets zeggen over dehoeveelheid dubbellidmaatschappen? Steeds meermensen zijn lid van meerdere omroepen: van de NCRVen van LLiNK, van de VPRO en van de VARA. Het isbelangrijk om te weten hoe dat precies zit, omdat jedaarmee ook kan zien wat voor soort programma’smensen willen zien. Het is ook een teken van een meer àla carte samengestelde identiteit van moderne Nederlan-ders. Het relativeert ook de geclaimde legitimiteit vanomroepen die ze aan de lidmaatschappen ontlenen. Dieleden zijn steeds vaker minder exclusief voor éénomroep. Graag daarop een reactie.

De heer Atsma (CDA): Interessant die dubbellidmaat-schappen. Waarom is het relevant om dat te weten?Heeft de heer Van der Ham als mede-indiener van eeninitiatiefwetsvoorstel ook gekeken naar hoeveel

Van der Ham

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5240

Page 10: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

dubbellidmaatschappen er op gidsen zijn? Dat is ook welinteressant om te weten.

De heer Van der Ham (D66): Dat is zeker interessant omte weten. Bij de nota naar aanleiding van het verslaghebben wij die vraag gesteld. De minister heeft toengeantwoord dat hij dat niet wist en is het vervolgens nietgaan onderzoeken. Ik ben het van harte met de heerAtsma eens dat wij daarin meer inzicht zouden moetenkrijgen om te zien of dat symbool staat voor eenontwikkeling in de samenleving die misschien ookrelevant is voor hoe wij de omroepen aan het organise-ren zijn.

De heer Bosma (PVV): De heer van de Ham plaatstkanttekeningen bij het huidige omroepbestel en spreektover zuilen die in de klei zijn gezakt. Hij wil de huidigeomroepen, die inderdaad uit 1925 dateren, toch nog eenstegen het licht houden en laten onderzoeken op huntoegevoegde waarde. Dat is hartstikke goed. Hij lijkteigenlijk te begrijpen dat het omroepsysteem met diegekke omroepverenigingetjes zijn laatste tijd heeft gehad,niet meer modern is en een beperkte legitimiteit heeft,gezien het voorstel om te kijken naar de omroep-gegevens. Waarom trekt hij het lijntje niet door enspreekt hij zich niet uit tegen die omroepverenigingen?Waarom spreekt hij zich niet gewoon uit voor eenBBC-model?

De heer Van der Ham (D66): Dat BBC-model heeft weldegelijk nadelen. Daarmee kan de dynamiek binnen eenpublieke omroep gedempt worden. Ik vind wat datbetreft het bestaan van veel publieke omroepen niet eenszo erg. Het is wel raar dat er nergens een knip kanworden aangebracht als bestaande omroepen eindeloosblijven bestaan, maar niet echt iets toevoegen aan dedynamiek van de publieke omroep. Dat vind ik eenprobleem. Ik vind het wetsvoorstel een goede stap in derichting om daar wat meer dynamiek in aan te brengenen de macht van gevestigde belangen wat te breken. Ikzou zeggen: count your blessings. Een veel verdergaanddebat over hoe wij dat meer kunnen vitaliseren, wil ikgraag voeren. Vandaar mijn ondersteuning van de motievan de heer Vendrik.

De heer Bosma (PVV): U zei eerder dat die dynamiekhelemaal niet meer in het omroepsysteem zit. U noemdeallerlei groepen, zoals ecologen die ...

De heer Van der Ham (D66): Ik heb ook rechtse mensen,waaronder u, genoemd.

De heer Bosma (PVV): Fijn dat u aan mij denkt, u hadeen heel lang lijstje. De conclusie van uw inbreng is datdie dynamiek er niet is, want dat wordt vertraagd. Als diedynamiek er niet in zit, moet je toch zoeken naar eenrevolutionair ander model? Je moet dat model anno1925 toch niet steeds pappen en nathouden?

De heer Van der Ham (D66): Ik pleit voor aanpassingenvan dat model. Maar het is ook niet zo dat de publiekeomroep helemaal niet vitaal is. De afgelopen jaren zijn,overigens wel vaak onder D66-bewindslieden, nieuwepublieke omroepen toegevoegd, zoals BNN, LLiNK, MAXen PowNed, waarvan ik, en u wellicht ook, lid ben.Misschien gaan zij wel fantastische nieuwe programma’smaken. Wakker Nederland, wie zal het zeggen? Misschienwordt u wel uitgenodigd columnist te worden op diezender. Ik kijk er nu al naar uit. Sinds het WRR-rapport iser nogal wat veranderd bij de publieke omroep: zehebben veel meer marktaandeel. Maar zou de publiekeomroep niet onderscheidener kunnen zijn als debestaande belangen veel meer worden aangetast? Zoudaarin niet veel meer dynamiek ontstaan?

In de nota naar aanleiding van het verslag is deminister ingegaan op de suggestie om de NOS, de NPSen Educom te laten fuseren. Hij hield de boot af, maarkon niet echt beargumenteren wat er precies tegen was.Hij stelde dat hij de voordelen van een mogelijke fusieniet zag. Verder stelde hij de vraag of het wel financieelgunstig uitpakt. Dat vroeg ik mij ook af, vandaar mijnvraag. Ik vraag de minister nogmaals om eens teverkennen welke efficiencyslagen kunnen wordengemaakt. Welke bezwaren zijn er? Ik zie graag cijfertjes.Graag een toezegging op dat punt.

Een soortgelijke vraag heb ik gesteld over Teleac, NOTen RVU. Is het niet veel efficiënter als zij als een soortwerkmaatschappij bij de NOS worden ondergebracht? Deminister verwacht dat daarmee geen winst is te boeken,welke verwachting hij niet onderbouwt. Hij stelt zelfs datde verwachting dat het niet veel oplevert hem heeftgebracht tot de overweging om het niet te willenonderzoeken. Dat is een merkwaardige redenering vooreen voormalig wetenschapper. Je zou zeggen: jeverwacht iets, onderzoek het en zie het bevestigd ofweerlegd. Het lijkt mij nuttig zo’n exercitie uit te voeren,zodat wij weten waarover wij het hebben. De ministerstelt dat een eventuele fusie niet aan het ingaan van deErkenningswet is gebonden. Dit is een nuttige aanvullingop het antwoord waaruit misschien wel blijkt dat deminister dit misschien wel een interessante gedachtevindt, maar er nog niet aan wil. Zie ik dat goed?

Het wetsvoorstel geeft bestaande omroepen die eennegatieve beoordeling krijgen nog eens vijf jaar de kanshet beter te doen. Wij vinden die tijdsbepaling erg lang.Daarom bepaalt een amendement dat ik samen met deheer Jasper van Dijk heb ingediend dat een omroepver-eniging in elk geval eens per twee jaar dient te wordengeëvalueerd door de stichting. Indien bij een tussentijdseevaluatie is vastgesteld dat een omroepvereniging ofinstelling onvoldoende heeft bijgedragen aan de

De heer Bosma (PVV)© M. Sablerolle – Gouda

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5241

Page 11: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

uitvoering van de opdracht voor de publieke media heeftde omroepvereniging nog twee jaar de tijd zich teherstellen. Wanneer dat herstel niet optreedt, kan deminister de erkenning intrekken aan het einde van deconcessieperiode. Dit amendement wijkt af van dat vande heer Van Dam, dat mij iets te snel gaat. Het gaat naeen jaar in, maar ik denk dat herstel binnen een jaarprogrammatisch wel erg lastig is. Als het roer echt ommoet, moet je een omroep minstens een heel jaar dekans geven om voluit te gaan. Pas in het daaropvolgende jaar kun je de echte resultaten bekijken, waarbijje meer inzicht krijgt in de vraag of het herstel duurzaamis.

De heer Van Dam (PvdA): Er zit nog een tweede verschiltussen onze amendementen, namelijk of de minister deerkenning kan of moet intrekken. Is het een keus van deminister, of een automatisme?

De heer Van der Ham (D66): Wij hebben gezegd: kan.Dat moet namelijk altijd een afweging zijn. Er kunnenook negatieve evaluaties zijn waarvoor heel goederedenen worden aangedragen om het nog een kans tegeven. Die afwegingsvrijheid laat ik de minister graag.Overigens is in het amendement ook geregeld dat hetsamenvalt – dat heb ik gisteren nog samen met de heerJasper van Dijk gewijzigd – met de erkenningsperiode.Twee jaar voordat de erkenningsperiode afloopt, wordtdan de tweede evaluatie gedaan, die mogelijk negatiefuitvalt. Daardoor treden ook programmatisch geenproblemen op als een omroep uitvalt.

Dan nog een paar opmerkingen over de bovengrensvan omroepen qua ledenaantal. Omroepen hebbenbewezen dat kwaliteit zit in innovatie, en daarvoor heb jeniet per se tot in het oneindige meer leden nodig. Deminister heeft ervoor gekozen dat omroepen na hetbehalen van de A-status, bij 300.000 leden, nog 100.000leden extra ruimte hebben om te groeien qua budget, tot400.000. Waar is dat precies voor nodig? Waarom is eenlagere grens van bijvoorbeeld 300.000 leden nietvoldoende, waarna gewoon de kwaliteit gaat tellen? Ikben om die reden zeer benieuwd naar de reactie van deminister op het sympathieke amendement van mevrouwPeters hierover.

De heer Bosma (PVV): De heer Van der Ham wil datallerlei omroepverenigingen gaan fuseren, maardaarvoor zul je toch een incentive moeten inbouwen. Alstwee omroepen met 300.000 leden samengaan, krijgen zijbijvoorbeeld twee keer zoveel zendtijd. Doordat er echtereen top op zit, is de uitnodiging om te fuseren erhelemaal niet. Als je gaat fuseren, houd je namelijk maarde helft over.

De heer Van der Ham (D66): Daarom vraag ik deregering ook om haar reactie, ook in samenhang met watik daarover heb gezegd. Ik vind het een sympathiekvoorstel omdat ik me er wel iets bij kan voorstellen. Bijde fusies moet het natuurlijk niet gaan van ″één en éénis twee en alles blijft hetzelfde″. Er zit heel veel overlaptussen omroepen en die moet leiden tot meer ruimtevoor andere omroepen. Fusies hoeven dus niet altijd teleiden tot meer zendtijd. De heer Bosma heeft er gelijk indat dit misschien geen prikkel is om te fuseren. Dieprikkel kan echter ook in andere dingen zitten, bijvoor-beeld in een wat strengere weging door de minister van

de meerwaarde van een omroep. Dan hoeft de geneigd-heid tot fusie niet intern tot stand te komen, maar kan zijook door een externe prikkel worden bevorderd.

De heer Bosma (PVV): Als je dan gaat fuseren op grondvan de regels van de heer Van der Ham, raak je de helftvan je subsidie kwijt. Dan ga je dus nooit fuseren; dat isheel simpel.

De heer Van der Ham (D66): Ik heb al gezegd wat deoverweging daarbij is, en dat dit element door mijmeegewogen zal worden bij de appreciatie van hetamendement van mevrouw Peters. Ik heb daarom ookgevraagd om de reactie van de minister. Op zichzelfbegrijp ik de grens van 300.000 zeker, want het gaat omde kwaliteit, de inhoudelijke meerwaarde, en niet alleenom het botte feit dat je zoveel meer leden hebt. Het gaatom de kwaliteit.

Mijn volgende punt is de jacht op nieuwe leden en dewijze waarop dat gebeurt. Wij hebben al eerder aandachtgevraagd voor de soms excentrieke en oneigenlijkemiddelen die worden ingezet om leden te kopen. Is deminister bereid om hierover voor de volgende periodenieuwe afspraken te maken met de omroepen? Ik krijg opdit punt graag een toezegging.

Wat betreft de diversiteit onderschrijft D66 het belangvan het specifieke aanbod van levensbeschouwelijkeaard, waarvan een breed publiek van geïnteresseerdenkan kennisnemen. Zeker voor mensen die geen kerkmeer kunnen bezoeken of op andere wijze kunnendeelnemen aan het aanbod van levensbeschouwelijkevoorzieningen buitenshuis, is het goed dat zij toch vanuithuis kunnen kennisnemen van de verschillendestromingen. Op dit moment worden programma’s vandeze stromingen aangeboden via de 39f-omroepen, dienu de 2.42-omroepen heten. Wij hebben eerder al gezegddat wij twijfels hebben over deze constructie. In de notanaar aanleiding van het verslag maakt de minister zich eriets te makkelijk vanaf. Hij stelt dat hij geen idee heeft ofeen heel andere constructie besparingen zou opleveren.Dat er besparingen zijn, is wel uit te rekenen op deachterkant van een sigarendoosje, lijkt mij: minderomroepen en minder overhead, en sommigeprogramma’s kunnen gewoon door bestaande omroepenworden gemaakt. Ik wil hierop graag een uitgebreiderantwoord dan mij gegeven is in de nota naar aanleidingvan het verslag.

D66 wil dit type aanbod in ieder geval op een meergeïntegreerde wijze opnemen in het omroepbestel. Wijzijn niet tegen religie op de publieke zenders; daarvoormoet ruimte zijn. De vraag is echter hoe een en andermoet worden verzorgd. Het bevreemdt me dat we driegrote christelijke omroepen hebben, die niet bijvoorbeeldeen christelijke tak organiseren. Voor klein religies magbest een voorziening komen, maar het gaat mij wat verom iedereen een eigen omroep te geven. Het amende-ment dat ik samen met de heer Remkes heb ingediend,bepaalt dat kerkgenootschappen en genootschappen opgeestelijke grondslag vier jaar na de inwerkingtredingvan deze wet geen aanwijzing meer kunnen krijgen. Dewetgever heeft wel tot vier jaar na de inwerkingtredingvan deze wet de tijd om te komen tot een vorm in dewetgeving waarbij de bestaande omroepverenigingenruimte bieden voor de programma’s van de genoemdegenootschappen. In dit amendement stellen wij dat hetinhoudelijke aanbod geborgd blijft, maar dan wel binnen

Van der Ham

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5242

Page 12: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

een geïntegreerde structuur. De regering kan samen metde zeven bestaande en misschien wel nieuwe groeperin-gen, plus de omroepen om tafel gaan zitten om eennieuwe structuur uit te denken.

Ik ga niet ver vooruitlopen op de vormgeving, maar dehuidige verdeling van aandacht bij de publieke omroe-pen kan daarbij een startpunt zijn. Kleine omroepen zijnnu die voor het boeddhisme, het hindoeïsme, hethumanisme en het jodendom. Een middelgrote omroepis die voor de islam. De omroepen voor de rooms-katholieke en de protestantse richting zijn groot. Ik kanmij ook goed voorstellen dat de diensten die wordengeleverd aan de kijkers van de laatste twee richtingen,door de publieke omroep worden uitbesteed aan de albestaande christelijke omroepen. Dat lijkt mij logisch,maar de inhoudelijke input kan worden verzorgd doordie andere stromingen en door maatschappelijkestromingen te betrekken bij de redacties van debetreffende programma’s. Bij het amendement wil ikgraag opmerken dat de kerkgenootschappen en degenootschappen op geestelijke grondslag in ieder gevalde al verkregen aanwijzing mogen uitdienen tot 2015.Dat zorgt ervoor dat er niet onnodig onrust ontstaat,maar daarna moet er wel een nieuwe systematiekkomen. Er wordt al heel lang over gepraat en wij willendit voorstel nu eindelijk eens op een tijdschema zetten.Graag een reactie van de minister op het amendementvan de heer Remkes en mij.

Over de oneerlijke concurrentie merk ik het volgendeop. In de Nederlandse mediawereld heerst heel veeloneerlijke concurrentie, bijvoorbeeld tussen commerciëleen publieke partijen. Wij zijn het met de minister eensdat dit er altijd zal zijn met een publieke omroep, maar erzijn wel maatregelen denkbaar die het ongelijkespeelveld een beetje rechter zouden trekken. Wij zijn ervoorstander van dat ook commerciële partijen eenberoep kunnen doen op het Stimuleringsfonds Neder-landse Culturele Mediaproducties. Het amendement vande heer Remkes pleit daarvoor en wij ondersteunen datvan harte.

De kwestie van de herhalingsrechten heeft te makenmet de manier waarop wij omgaan met de financieringvan salarissen van de omroepmedewerkers. Er is heelveel gesproken over de hogere inkomens, maar ik wilook iets zeggen over andersoortige werknemers. Dangaat het vooral over de herhalingsrechten. De publiekeomroep heeft ook een verantwoordelijkheid voor demensen die bij hen werken, bijvoorbeeld werknemers diemeewerken aan een culturele omroepproductie. Vroegerhadden acteurs, filmers en anderen een omroep-cao dieruim was en waarin herhalingsrechten redelijk goedwaren geregeld. Nu is dat heel anders. Is de minister hetmet mij eens dat bijvoorbeeld de herhalingsrechten voorwerknemers zoals acteurs beter zouden moeten wordengeregeld en dat de publieke omroep daarin eenvoorbeeldfunctie dient te vervullen? Zo ja, hoe wilt hijdie voorbeeldfunctie bevorderen? Ook op dat punt krijgik graag een reactie van de minister.

Over cultuur gesproken: gisteren heeft de netmanagervan Nederland 2 gesteld dat de eventuele komst vanomroep C niets zou uitmaken voor het cultuuraanbodvan de publieke omroep. Wat vindt de minister daarvan?Klopt de redenering van de heer Van der Meulen? Is hetniet zo dat de NPO niet alleen rekening moet houdenmet de inhoud van de Mediawet, maar ook met deafspraken die worden gemaakt in het prestatiecontract?

Het zou toch raar zijn als wordt gesuggereerd dat deNieuwe Publieke Omroep helemaal niets zou uitmaken.Ook hierop graag een reactie van de minister.

Ik ben het van harte met de heer Remkes eens dat hetwel mogelijk is dat omroepen meer aan actualiteitendoen, maar dat dit op dit moment hooguit door desystematiek wordt tegengewerkt. Ik kan mij voorstellendat de minister daarover iets wil zeggen om de publiekeomroepen die ruimte willen om meer met meningsvor-ming bezig te willen gaan, een hart onder de riem testeken.

Wij hebben ook vraagtekens bij het voornemen van deminister om te korten op de programmagegevens. Ookanderen hebben daarnaar gevraagd en mevrouw Petersheeft daarover een amendement ingediend. Graag op datpunt een nadere onderbouwing.

De onafhankelijkheid van lokale publieke omroepen isvan groot belang voor het functioneren van de lokaledemocratie. Een gegarandeerde financiering is de kernvan echte onafhankelijkheid. In de huidige wetgeving isonafhankelijkheid van de publieke lokale omroep nietgenoeg gewaarborgd. Het gemeentebestuur is immerszowel object waaraan de lokale omroep als ″public watchdog″ bijzondere aandacht aan moet besteden, als ooksubject dat een lokale omroep financiert. Een dergelijkedubbelrol vinden wij ongewenst. Daarnaast blijkt ook datmiddelen voor de lokale omroep niet op de juiste plekterechtkomen. Dit dossier heeft al lange tijd de nadrukke-lijke aandacht van de Kamer. In 2004 werd de motie-Bakker door de Kamer aangenomen. Daarin werd aan deregering verzocht om ervoor te zorgen dat middelenbedoeld voor de lokale omroepen ook daadwerkelijk daarterechtkomen. Later is dit opnieuw verschillende malenaan de orde gekomen. Net voor de afgelopen zomerhebben wij hierover ook gedebatteerd. Ook toen is aande orde geweest dat er een oplossing zou moeten komenvoor de problemen die er liggen. Daarbij werd toenverwezen naar de behandeling van het wetsvoorstel datvandaag voorligt.

Helaas moeten wij constateren dat de VNG intussen isteruggekomen op haar positie die zij voor deze zomerinnam en dat nieuwe besprekingen volgden. Wij vindenhet op zich goed dat de minister daarbij de wens van deKamer centraal stelt zoals wij lazen in de beantwoordingvan de terechte vraag van de heer Atsma. In dit dossierkomt echter pijnlijk naar voren hoe verschillendeoverheden elkaar tegenwerken: de gemeenten, hetministerie van BZK en het ministerie van OCW. Dieinstanties houden er verschillende belangen op na dieelkaar tegenwerken. De minister wil het voorstel dat hijvan plan is in te dienen, overleggen aan de VNG. Ikverzoek hem om ook in overleg te gaan met de OLON,die ook een duidelijke belanghebbende is in deze zaak.Maar nu zij eruit zijn – dat stond in de brief die de Kamergisteren ontving – tast de Kamer nog steeds in hetduister. Wat is nu precies het compromis ten aanzien vande financiering van lokale omroepen en wat is eruitgerold? Wat zijn de garanties dat middelen uiteindelijkecht bij de lokale omroepen terechtkomen? Hoe wordt dejournalistieke onafhankelijkheid gewaarborgd? Wanneerkomt de wetswijziging naar de Kamer en over welketermijnen spreken wij precies? Hoe ziet die wetswijzigingeruit en wordt voldaan aan de wens van de Kamer?

Ik wil bij dit debat van de minister ook een tijdpadhebben. Ik zie erg graag dat de minister zich committeertaan de inspanningsverplichting dat per 1 januari 2010 de

Van der Ham

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5243

Page 13: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

regeling er gewoon is. Ik wil dat hij het wetsvoorstelvoor de zomervakantie aan de Kamer aanbiedt en dat wijer na de zomervakantie zo snel mogelijk over kunnenspreken in de Tweede en de Eerste Kamer. Wil deminister toezeggen daarnaar te streven?

In dat kader heb ik nog een vraag naar de staatsrech-telijke hoffelijkheid van het voornemen van de minister.Er ligt nog steeds een initiatiefwetsvoorstel van deKamer waar de minister nu doorheen fietst. Over zo’nsoort hoffelijkheidsvraagstuk heeft de Kamer het aleerder gehad met de regering inzake de kwestie rond hetinitiatief van de heer Luchtenveld. De minister heeftsteeds gezegd dat hij het zal regelen, ook bij deErkenningswet. Daarom staan wij hier weer. Daaromheeft een aantal fracties voor de zomer tegen eenamendement gestemd dat op dat wetsvoorstel leek.Maar nu is de minister er bij de Erkenningswet nogsteeds niet uit. Dat is natuurlijk niet helemaal netjes. Ikkan besluiten de initiatiefwet door te zetten en deagendasetting zelf op te nemen, maar de minister vraagtons te wachten. Ik vraag nogmaals, juist ook vanwege destaatsrechtelijke hoffelijkheid, om die inspannings-verplichting voor 2010 aan te gaan. Dat is niet alleen ominhoudelijke redenen pregnant voor de lokale omroepen,maar ook vanwege het verkeer met de Kamer. Ik ziegraag op al die vragen een antwoord tegemoet.

©

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. De publiekeomroep leeft, leeft weer moet ik eigenlijk zeggen.Volgende week donderdag is het 26 maart, precies vierjaar na het Paasakkoord. Na teruglopende kijkers-aantallen, enorme bezuinigingen en een totale afhanke-lijkheid van de STER-inkomsten zou het plan dat CDA,VVD en D66 toen smeedden de doodsteek zijn geweestvoor de publieke omroep. Het voorstel haalde gelukkigde eindstreep niet en de eerste actie van deze regeringwas om het wetsvoorstel weer in te trekken. Wij wildenrust aan het front, ruimte voor herstel en geld erbij,zodat de hoogte van de reclame-inkomsten niet meerbepaalde wat Hilversum wel en niet kon doen. Wijwilden daarnaast niet weer alles overhoop halen. Wijwilden Hilversum de kans geven om te bewijzen dat hetmet de nieuwe werkwijze wel goed zou komen. Dat isgelukt en wij kunnen weer trots zijn op de publiekeomroep, mijnheer Remkes.

De heer Remkes (VVD): Kan collega Van Dam antwoordgeven op de volgende vraag. Is een deel van de oorzaakvan die opleving ook niet toe te schrijven aan degewijzigde, meer centrale sturingsfilosofie?

De heer Van Dam (PvdA): Dat is iets heel anders dan hettoe te schrijven aan de chaos die de vorige regeringprobeerde te creëren.

De heer Remkes (VVD): Nee. Die filosofie komt ook uitde koker van de voormalige staatssecretaris.

De heer Van Dam (PvdA): Daarvan is geen sprake. Hetenige dat wij hebben overgenomen uit de vorige periodeis het advies van de visitatiecommissie om de omroepenuit de raad van toezicht te halen. Die discussie speelde aljaren. Meer is er niet gebeurd.

De heer Remkes (VVD): Collega Atsma fluistert mij in ofik hem die vraag wil stellen, dan zal hij die bevestigendbeantwoorden.

De heer Van Dam (PvdA): Natuurlijk. De heer Atsma zatin dezelfde coalitie. Daar is het verschil niet ontstaan. Hetverschil tussen de vorige periode en deze periode is nietontstaan omdat de heer Atsma nu een andere rol speelt.Het mag echter duidelijk zijn wie er wel een andere rolspeelt deze periode en waar het verschil vandaan komt.Ik ben blij dat dit nog even wordt benadrukt.

Dat wij de rust aan het front hebben hersteld, betekentniet dat er deze periode niets is gebeurd. De publiekeomroep heeft in het laatste wetsvoorstel veel meerruimte gekregen om gebruik te maken van nieuwemedia. De commerciële omroep heeft veel meer vrijheidgekregen om te ondernemen. Vandaag bespreken wij hetlaatste hoofdstuk van aanpassing aan de landelijkepublieke omroep voor de komende periode.

Die komende periode duurt vijf jaar, zoals altijd. Ik wilniet dat tegelijkertijd de concessie die aan de publiekeomroep wordt verstrekt, wordt teruggebracht naar vijfjaar. Dat was altijd tien jaar en dat moet wat mij betreftgewoon tien jaar blijven. Ook in 2020 willen wij gewooneen publieke omroep hebben, ook als de heer Remkesdan weer in de regering zit. Samen met het CDA en deChristenUnie heb ik daarom een amendement ingediend.

Een jaar geleden maakte de minister zich nog zorgenover de vraag of sommige omroepen niet door de grensvan 300.000 leden heen zouden zakken. Vandaag makende oude omroepen zich zorgen of de omroep van mijngeneratie en de omroep van de generatie van deminister niet door de grens van 300.000 leden heenomhoog schiet. Het kan verkeren, voorzitter. Toen deminister zijn plannen ontvouwde om te gaan werken meteen glijdende schaal, zag ik wel het voordeel van dezachte landing voor omroepen die mogelijk leden zoudenverliezen. Achteraf blijkt dat te zijn meegevallen, maardat konden wij toen nog niet voorzien. Maar ik vreesdetoen ook een jacht om leden te gaan werven, omdatextra leden ook extra beloond zouden worden. Deminister heeft naar aanleiding van dat debat besloten omzijn plannen iets af te zwakken en de ledenjacht af tetoppen op een maximum van 400.000 leden. Dat is eenverbetering geweest, een verbetering die wij vandaagzullen steunen en waaraan wat ons betreft vandaag nietgemorreld kan worden. Nu de wedstrijd voorbij is,moeten wij niet snel de doelpalen verplaatsen. Dathadden ze gisterenavond moeten doen, maar niet in ditdebat.

De volgende keer – over vijf jaar in 2014 – moet hetecht anders. De afgelopen tijd zijn wij getuige geweestvan een heftige jacht op leden. In deze Kamer is welheftig gediscussieerd over drijfjacht en drukjacht, maarbij de jacht op leden is nog steeds alles toegestaan. Voorkorting op de omroepgids worden we al geen lid meer,wel voor dvd’s van André Rieu of Koefnoen, voor kortingop festivals, voor het winnen van een reisje, voor eenT-shirt, voor een fles massageolie, voor een pakcondooms in elf verschillende smaken, voor een tas, eenmuts, korting op de kranten, een cd van Jan Smit of eencd met de beste gospelliedjes van Nederlandse bodem.Die flauwekul moet nu eens ophouden. Je wordt lid vaneen omroep omdat je wil dat die omroep in het publiekebestel komt of blijft, omdat je avond na avond goede tvwil zien en niet omdat je graag een avond plezier wil met

Van der Ham

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5244

Page 14: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

een leuke dvd, een fles massageolie, een gospel-cd ofeen combinatie van alle drie. Het gedrag van deomroepen in de afgelopen weken, maanden, zowel vande nieuwe als van de oude, zet de geloofwaardigheidvan het bestel onder druk. Ik wil de minister dan ookvragen de wet voor de toekomst aan te passen.Tegenover het lidmaatschap mag geen tegenprestatiestaan. Je mag meepraten in jouw omroep, jouw omroepwordt sterker en dat moet genoeg zijn. Natuurlijk, het iseen vereniging, dus kun je als lid gratis naar uitzendin-gen of kun je misschien via internet het hele archief vande omroep bekijken, maar je moet niet allerlei cadeautjeskunnen krijgen die in de winkel duurder zijn dan de€ 5,72 aan lidmaatschapsgeld. Ik vraag de minister of hijde wet wil aanpassen? Zo neen, dan heb ik voor tweedetermijn een motie klaar liggen. Ik hoop dan op bredesteun en de heer Bosma is de eerste die zich meldt,gelukkig.

De heer Bosma (PVV): Geen tegenprestatie bij lidmaat-schap, dus ook geen omroepblad meer?

De heer Van Dam (PvdA): Geen korting op de omroep-gids, dat hebt u goed begrepen!

Voorzitter. Dat was de minder mooie kant van deafgelopen tijd, maar ik kijk niet alleen maar negatiefterug op wat de afgelopen tijd is gebeurd. Twaalf nieuweomroepen dingen naar een plekje in het bestel. Het is hetbewijs dat onze publieke omroep leeft. Hoe vaak is indeze Kamer al niet gepleit voor het BBC-model? Wijhebben al de NOS, maar daarnaast hebben wij ook nogeens ruimte voor onszelf als burgers van dit land, wantwij maken samen de publieke omroep. Dat is uniek aanhet Nederlandse bestel. Als je ontevreden bent met hetgeluid van de publieke omroep, mijnheer Bosma, kun jegewoon je eigen omroep oprichten. In deze wet wordtduidelijk vastgelegd waaraan je dan moet voldoen. Jemoet genoeg leden hebben, je moet een goedeorganisatie opbouwen, je moet uitgewerkte ideeënhebben over de programma’s die je wil gaan maken enje moet een maatschappelijke stroming vertegenwoordi-gen die echt iets toevoegt aan het bestel. Geen eis teveel! Dus niet, zeg ik maar even – de minister wilde geenkritiek leveren op zijn voorgangster – een ouderen-omroep oprichten als 50-plussers als leden, kijkers enluisteraars al volop vertegenwoordigd zijn! Maar ja, dieerfenis uit de vorige periode hebben wij nu eenmaal.

De heer Van der Ham (D66): U bent lekker aan hetkatten en dat is prima, maar juist door de discussies dietoen werden gevoerd – los van de vraag of die allemaalwel de goede richting op gingen – zijn de publiekeomroepen wel een beetje wakker geworden en zijn zewel wat gaan ondernemen. Dat heeft de druk op de ketelzeker opgevoerd en tot het resultaat geleid waar wij nuook de vruchten van plukken. Ziet u dat ook zo?

Dan uw opmerking over MAX. Ik vind die een beetjeunfair. Sommige mensen zeggen dat er te weinig voorouderen is – het is allemaal jong, jong, jong – en dat zijiets willen gaan doen voor ouderen. U zegt: dat isirrelevant, daar moeten wij ons maar niets van aantrek-ken, het is eigenlijk een heel slechte erfenis. Ik vind hetnogal wat dat de heer Van Dam dat zegt. Juist dezenieuwe omroep die zo vitaal is en zo veel extra zendtijdkrijgt boven het aandeel waar hij op grond van hethuidige ledenaantal recht op heeft, blijkt dus een

meerwaarde te hebben. Ik vind dat een nogal hooghar-tige opstelling van de heer Van Dam.

De heer Van Dam (PvdA): Als de heer Van der Hambedoelt dat omroep MAX leuke programma’s maakt ennu in de praktijk een leuke rol speelt in het bestel, danben ik het met hem eens. Ik sprak echter over detoelatingsvraag. Het gaat erom of het bestel erin slaagtom oudere kijkers en luisteraars te trekken en tebedienen. Over dergelijke vragen gaat het nu. Laten wijhet nu eens concreet maken, want wij praten voortdu-rend over de wettechniek, maar het gaat om dit soortconcrete vragen. Als je mensen ouder dan 50 jaar alvolop weet te bereiken en er is dus geen enkel probleem,wat is dan de toegevoegde waarde als je er nog eenomroep aan toevoegt die dat ook doet? De discussie dienu speelt, is veel interessanter.

De voorzitter: Ik vind het zo moeilijk om nu nog, als jeboven de 50 bent, te zeggen dat je niet oud bent.

De heer Van Dam (PvdA): Ik heb niet bedacht dat dieomroep zich op die doelgroep richt. Ik herhaal dat ik dediscussie die nu speelt, veel interessanter vind. Er wordtnu gezegd dat wij een bepaald inhoudelijk geluid in hetbestel missen. Een bepaalde doelgroep wordt niet bereikten daarom richten wij een nieuwe omroep op en daaromproberen wij toe te treden tot het bestel. Dit geldt voorWakker Nederland, PowNed, PopNed. Daar gaat dediscussie over toegevoegde waarde.

De heer Van der Ham (D66): Ik ben het hier ten delemee eens, maar voor een ander deel dus ook niet.Natuurlijk worden er programma’s voor ouderengemaakt, maar sommige ouderen zullen die oubolligvinden of juist niet oubollig genoeg. Het kan toch ookbest over de inhoud gaan van de programma’s die zichop ouderen richten? Ouderen vormen toch niet een soortras dat maar een soort programma’s wil? De heer VanDam ontkent de diversiteit onder ouderen. Voorzitter. Ikspreek u niet persoonlijk aan.

De voorzitter: De heer Van Dam wel?

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Ik heb dit zelfuitgelokt door in te gaan op de uitspraken van deminister in de nota naar aanleiding van het verslag en inde memorie van toelichting dat hij geen kritiek wil uitenop zijn ambtsvoorganger. Volgens mij is het wel duidelijkwaar die uitspraken op slaan. De discussie gaat over detoegevoegde waarde en hoe je die beoordeelt. Met deredenering van de heer Van der Ham kan altijd iedereentoetreden tot het publieke bestel. Ik ben voorstander vaneen open bestel, maar ik ben ook van mening dat je ergrenzen aan moet stellen om ervoor te zorgen dat hetbestuurbaar blijft en dat het niet versnipperd raakt. Dediscussie gaat juist over die grenzen. Daarom is het goeddat nu in de wet duidelijk wordt vastgelegd dat er sprakemoet zijn van een toegevoegde waarde.

De heer Van der Ham (D66): Ik noem een andervoorbeeld. Er zijn omroepen die oorspronkelijk eenrechts geluid wilden laten horen. Neem de AVRO enG.B.J. Hilterman, de naam van de goede man is al eenpaar keer genoemd. Wakker Nederland is van mening datdit geluid, dat zogenaamd wel in het huidige bestel is te

Van Dam

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5245

Page 15: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

horen, niet op een goede manier wordt uitgedragen. Danheeft de omroep toch alle recht om te proberen om datwel te doen? De reactie van de minister kan dan toch zijndat hij die concurrentie op de rechterflank goed vindt,omdat de AVRO en de TROS dat laten liggen? Wellichtmoeten de AVRO en de TROS in de toekomst het veldruimen, omdat Wakker Nederland het beter doet. Dediscussie gaat dan over de inhoud van de programme-ring. Misschien maakt omroep MAX wel veel betereprogramma’s voor ouderen dan de NCRV.

De heer Van Dam (PvdA): Ik meen dat de heer Van derHam en ik het eens zijn en dat zal ook wel blijken uit derest van mijn tekst. Ik kom op dit punt van de heer Vander Ham zo nog terug.

Ik heb gezegd dat toegevoegde waarde een belangrijkpunt voor de toekomst is. De minister schrijft in de notanaar aanleiding van het verslag dat een omroep eenstroming moet vertegenwoordigen. Er is dus geen plaatsvoor een one-issueorganisatie, geen omroep voorbiljarters, geen omroep voor eigenaren van donkerharigelabradors en geen omroep voor boomfluisteraars. Deomroep moet echt een maatschappelijke stromingvertegenwoordigen en ik hoop dat de minister dit in zijnantwoord nog eens duidelijk naar voren brengt.

Ik geniet van de strijd om een plekje in het bestel. Dietoont de kracht aan van ons bestel, maar ook dekwetsbaarheid. In de geschiedenis van de publiekeomroep zijn er alleen maar omroepen bijgekomen.Alleen Veronica is, ook nog eens vrijwillig, vertrokken.Een bestel waar je alleen maar in kunt en nooit meer uit,wordt op den duur versnipperd en onbestuurbaar, wantdan komen er alleen maar omroepen bij.

Als je dat wilt voorkomen, kun je twee dingen doen.Je kunt de voordeur op slot doen of de achterdeur vanhet slot halen. De minister kiest voor de laatste mogelijk-heid en mijn fractie ook. Als je niet goed presteert, moetje eruit gezet kunnen worden. De minister stelt voor omeen omroep te verwijderen na twee negatieve evaluaties.Die evaluaties vinden elke vijf jaar plaats en dat betekentdus dat een omroep vijf jaar lang slecht kan blijvenpresteren.

De bedoeling van de minister en zijn historischewetsvoorstel om omroepen er ook uit te kunnen zetten,kunnen nog wat scherper. Ik heb een amendementingediend om de wet aan te scherpen en ook mijncollega’s Van der Ham en Van Dijk hebben dat gedaan. Ikwil het terugbrengen tot één jaar. Als een omroep na eenjaar nog een keer negatief wordt beoordeeld, dan moetde minister de erkenning intrekken. Wij moeten tijdenshet debat maar bekijken wat wetstechnisch en inhoude-lijk de verstandigste formulering is. Ik hoop wel dat wijeruit gaan komen.

In de wet staan geen criteria waarop een omroep moetworden beoordeeld. Die criteria moeten er echter welkomen, want als er consequenties worden verbondenaan een negatieve beoordeling, moet die beoordelingopen en objectief plaatsvinden. Het voert te ver om in ditdebat een lijstje criteria vast te stellen en daarom heb ikeen amendement ingediend dat bepaalt dat de criterialater bij algemene maatregel van bestuur wordenvastgesteld. Deze algemene maatregel van bestuur moetaan de Kamer worden voorgelegd, want het is eenbelangrijk element van de wet. De minister kan dan aande slag met de publieke omroep om de criteria te gaanontwikkelen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De heer Van Damstelt voor om na een jaar na een negatieve beoordelingeen nieuwe evaluatie uit te voeren. Vindt hij een jaar nieteen beetje kort? Er moet immers wel tijd zijn voor deomroep om de aanbevelingen te verwerken die uit deevaluatie voortkomen. Als er een jaar tijd tussen zit, komje daar niet aan toe, want dan ben je alleen maar bezigmet je voor te bereiden op de volgende visitatie.

De heer Van Dam (PvdA): Het is nogal wat als je eennegatief oordeel krijgt van de visitatiecommissie. Wijwerken nog niet zo heel lang met visitaties, maarduidelijk is wel dat je het heel erg bont moet maken omeen negatieve beoordeling te krijgen. Als je na eennegatieve beoordeling vrolijk een paar jaar door kuntgaan, doe je geen recht aan die negatieve beoordeling.

Of het één jaar of twee jaar moet worden, zoals wordtvoorgesteld in het amendement van mijn collega’s, daarwil ik vanaf zijn, maar vijf jaar is in ieder geval te lang.

De heer Voordewind (ChristenUnie): U hebt bewust eenamendement ingediend met een termijn van een jaar.Stelt u nu voor om met uw collega’s een amendement inte dienen voor een periode van twee jaar?

De heer Van Dam (PvdA): In het debat moet maarduidelijk worden of een jaar of twee jaar verstandiger isen of de minister de erkenning automatisch moetintrekken of dat hij daarbij enige vrijheid krijgt. Ik kan mijvoorstellen dat die twee een soort communicerendevaten zijn, maar als wij er goed naar kijken, zal het eenoverkomelijke kwestie blijken te zijn. Het gaat nu om devraag óf wij het willen regelen. Wij kunnen vervolgenshet debat gebruiken om te bezien hoe wij het gaanregelen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Wij willen allebei goedecriteria. Ik heb verder ook gelezen dat u vindt datomroepen breder moeten worden beoordeeld. Kunt u mijechter wel boter bij de vis geven? Ik wil namelijk nietlater afgescheept worden met de opmerking dat denieuwe concessieperiode eraan komt en dat wij over vijfjaar wel verder zien. De minister lijkt daarop in debeantwoording van de schriftelijke vragen wel aan testuren. Hoe gaat u ervoor zorgen dat wij nog in dezekabinetsperiode een voorstel krijgen dat hout snijdt?

De heer Van Dam (PvdA): Ik ben het met u eens dat wijdaar geen vijf jaar mee moeten wachten. Wij moeten datdebat zo snel mogelijk aanzwengelen, omdat wij allemaalweten dat dit soort kwesties niet in de verkennings-periode voorafgaand aan de volgende concessieperiodewordt geregeld, maar in de kabinetsformatie. Laten wij erdus voor zorgen dat het debat snel op gang komt.

Voorzitter. Er moeten niet alleen criteria komen voorde kwaliteit van de programma’s. De omroepen moetenal hun zaakjes op orde hebben, goed samenwerken enwaarde toevoegen. En ″last but not least″: een omroepmoet de stroming vertegenwoordigen, die hij zegt tevertegenwoordigen. Wij hebben nu vijf rechtse omroe-pen in het bestel en toch klaagt rechts Nederland eroverdat er te weinig rechts geluid is. Daaraan kun je maareen conclusie verbinden: de bestaande rechtse omroe-pen doen iets niet goed. Ik zou zeggen: maak ruimte vooreen nieuwe omroep die dat geluid wel op goede manier

Van Dam

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5246

Page 16: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

vertegenwoordigd. Dat moet ook onderdeel kunnen zijnvan de beoordeling.

Omroepen moeten mee kunnen blijven praten over hetbeleid van de publieke omroep als geheel. Onzeomroepen zijn namelijk meer dan productiehuizen. Depublieke omroep is van ons allemaal. Daarom wil ik dathet college van omroepen een ruimere advies-bevoegdheid krijgt dan in het wetsvoorstel is opgeno-men. Ik heb daartoe ook een amendement ingediend.

Een bestel met verenigingen kan niet werken als dieverenigingen niet de ruimte hebben om zichzelf teprofileren en eigen activiteiten te ondernemen. Aan dieactiviteiten zijn natuurlijk grenzen. Ik heb eerderaangegeven dat ik vind dat het maken van glossy’s nietpast bij de plek in het publieke bestel. Vanuit deveiligheid van de publieke omroep de markt vooralgemene tijdschriften opstappen is niet eerlijk. Als zo’ntijdschrift aan een programma is gekoppeld, snap ik het,maar een algemene glossy klopt volgens mij niet. Ik hebeen amendement ingediend waarmee ik de ruimtedaarvoor wil inperken. Ik hoor graag de reactie van deminister daarop.

Aan de andere kant menen de omroepen in de brief,die vier van ons hebben gekregen maar helaas nietiedereen, dat de minister in de nota van wijziging deruimte voor verenigingsactiviteiten wel erg beperkt. Zijvragen bijvoorbeeld of websites en webshops er nog welonder vallen. Waarom zegt de minister eigenlijk deopbouw van reserves te willen aftoppen op € 750.000?Het zijn reserves die niet uit belastinggeld wordenopgebouwd maar uit verenigingsgeld. Het is inmiddelsalgemeen bekend dat de TROS ruziet met de raad vanbestuur over de inzet van reserves op het programma-schema. Met het voorstel zoals de minister het nu heeftneergelegd, wordt de TROS gedwongen zijn geld in tezetten voor de programmering. Is dat toeval of is ditvoorstel gewoon een reactie op dat conflict?

Een laatste punt is de rol van kerkelijke omroepen. Ikvind de brief van de minister niet overtuigend. Kan hijingaan op de vraag of de rol van de kerkelijke omroepenniet door anderen kan worden overgenomen, bijvoor-beeld met een garantie dat bepaalde taken blijvendworden ingevuld? De KRO kan toch gewoon de RKKinhuren als producent van kerkdiensten en Kruispunt? DeNPS zou toch de topdocumentaires van de IKON kunnenkopen? Graag krijg ik een reactie van de minister, die hijal zal moeten geven omdat collega’s hierover eeninteressant amendement hebben ingediend.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Begrijp ik nu goeddat collega Van Dam erop aanstuurt dat omroepver-enigingen niet meer hun eigen bladen zouden kunnenuitgeven uit hun verenigingsopbrengsten? Ik hoor debladen Maria en Eva noemen. Is dat de intentie van hetamendement-Van Dam?

De heer Van Dam (PvdA): Ja.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het is toch gek datalle inkomsten die zij zelf werven automatisch aan allerleicriteria verbonden worden en dus aan de programma’smoeten worden besteed, terwijl zij dan geen bewegings-vrijheid meer hebben om verenigingsactiviteiten zoalsdie bladen te kunnen uitvoeren?

De heer Van Dam (PvdA): Verenigingsactiviteiten

mogen, maar hier ging het gewoon om een blad makenen daarmee de vrije markt opgaan, en concurreren metallerlei andere bladen die er al zijn. Dat is een heelandere kwestie. Daarbij is het de vraag of je vindt dat datmoet kunnen vanuit de veiligheid van het publiekebestel. Ik vond dat toch echt een stap te ver gaan.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De heer Van Damweet ook dat een blad als Maria het helaas niet geredheeft, dus zo hard is die concurrentievervalsing ook weerniet. Het kan toch juist een middel zijn om je eigenachterban te bedienen bij dit soort bladen?

De heer Van Dam (PvdA): Natuurlijk kan het een middelzijn om je eigen achterban te bedienen, maar je moet jeafvragen wat je ervan vindt dat publieke organisaties –dat zijn publieke omroepen – op basis van hun veiligepositie in het publieke bestel de vrije markt opgaan endaar concurreren met partijen die niet zo’n veilige positiehebben. Daaraan zijn grenzen verbonden, die vastliggenin de wet. In dit geval heeft toetsing door het Commissa-riaat voor de Media opgeleverd dat dit zou mogenvolgens de grenzen in de wet. Dan is mijn reactie dat diegrenzen dan dus niet streng genoeg zijn en dus strengermoeten.

De heer Atsma (CDA): Dit is wel opmerkelijk. U zegtterecht dat dit door de grens van de wet wordt bepaalden dat de wet dit dus toestaat. U bent het er gewoon nietmee eens.

De heer Van Dam (PvdA): Daarom heb ik toch eenamendement ingediend? Zo werkt het toch?

De heer Atsma (CDA): Vindt u dan dat de VARA het bladKassa nu ook onmiddellijk moet stoppen?

De heer Van Dam (PvdA): Ik zei dat ik vind dat er eenverschil is tussen dingen die rechtstreeks aan eenprogramma zijn gekoppeld en dingen die algemeen zijn,zoals algemene glossy’s, waarmee je gewoon de vrijemarkt op kunt.

De heer Atsma (CDA): Met andere woorden, als de EOmorgen een programma begint met de titel Eva, zegt udat dat wel mag. Dat kan toch niet? U kunt toch nietmenen dat Kassa wel mag, terwijl de EO het blad Evaniet zou mogen uitgeven? Als Arie van der Veer hetprogramma Eva straks ook nog een keer presenteert,samen met Andries Knevel en Arie Boomsma, mag datvan u niet. Dat vind ik wel erg selectief. Ik geef dit tochnog even in nadere overweging aan de heer Van Dam.

De heer Van Dam (PvdA): De heer Atsma mag mij vanalles in overweging geven, maar ik meen het echt. Ikmeen echt dat je grenzen moet stellen aan wat publiekeomroepen mogen doen vanuit de veilige positie van hetpublieke bestel. Ik vind dat zij van alles mogen wanneerhet aan een programma gerelateerd is, maar niet op hetmoment dat zij een heel andere markt op gaan. Vandaagof morgen komt een van die omroepen met eenreisbureau. Dan zegt u dat dit allemaal moet kunnen,omdat het past binnen de missie van de omroep. Nee,dergelijke zaken moeten niet kunnen. Je moet nietzomaar andere markten kunnen betreden vanuit deveiligheid van het publieke bestel. Er zijn grenzen aan.

Van Dam

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5247

Page 17: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

Deze zijn al best ruim, maar je moet ze wel duidelijkhouden. Een en ander moet wel gerelateerd zijn aan depublieke omroep.

De heer Atsma (CDA): Mag BNN een concert voor deeigen leden organiseren? Men vraagt hier uiteraard eenvergoeding voor en misschien verdient men er nog eenpaar centen aan. Kan dat niet, wat de heer Van Dambetreft?

De heer Van Dam (PvdA): Dat ligt eraan of een en andervoldoet aan de criteria die in de wet zijn opgenomen.

De heer Atsma (CDA): De wet staat het toe ...

De voorzitter: Mijnheer Atsma, ik had al ″tot slot″gezegd.

De heer Jasper van Dijk (SP): Hiermee hangt ook deomroepmededeling van mevrouw Kroes samen die zijvoorlopig even in de ijskast heeft gezet. Ik wil tenprincipale vragen waar de PvdA staat. De minister heeftheel duidelijk gezegd: ik wil daar zelf over gaan.Mevrouw Kroes heeft daarentegen gezegd dat dit inEuropees verband bezien moet worden. Europa kanongetwijfeld een paar prachtige dingen regelen, maar isde omroep niet a priori een nationale aangelegenheid?

De heer Van Dam (PvdA): Absoluut. Het mag duidelijkzijn dat de PvdA niet wil dat mevrouw Kroes of welkeeurocommissaris dan ook zich bemoeit met onzepublieke omroep. Wij geven zelf wel aan waar de grensvan onze publieke omroep ligt, daar gaat dit debat nujuist over.

De voorzitter: U vervolgt uw betoog.

De heer Van Dam (PvdA): Wij kennen een publiek besteldat gestoeld is op externe pluriformiteit. Dat betekent datde verschillende opvattingen in onze samenleving ookterug te vinden zijn in de organisaties die samen depublieke omroep vormen. Daarom is de strijd om eenplekje in het bestel zo hevig en zo boeiend, dat is dekracht van ons bestel. Is het ook toekomstbestendig?Versnippert de publieke omroep niet te veel? Hebbenleden niet te veel gewicht, en andere factoren niet teweinig gewicht?

De PvdA steunde een halfjaar geleden een motie vanGroenLinks om het bestel de komende jaren tegen hetlicht te houden. Ik zou willen dat de minister de komendetwee jaar hiervoor gaat gebruiken, opdat wij bij deverkiezingsprogramma’s en de formatie rekening kunnenhouden met de uitkomsten of de adviezen. Ik vraag deminister hoe hij de motie-Vendrik wil gaan uitvoeren.

Dan resten mij nog enkele kleinere punten. De PvdA isblij dat het minimumpercentage onafhankelijk productvoortaan niet meer beperkt blijft tot tv. Toen Marjet vanZuijlen ooit het percentage van 25 in de wet lietopnemen, was dat om de innovatie in de productiesectorte stimuleren. Zo krijgt de koplopersrol van de publiekeomroep ook een economische spin-off, doordat deproducenten worden meegenomen in de vernieuwing.Nu wordt de verplichting te vaak ingevuld met goedkopeen makkelijk te produceren quizzen en dat was niet debedoeling. Ik vind het goed dat het wetsartikel nu wordtverbreed. Het percentage waar het om draait is echter

niet meer opgenomen in het huidige wetsvoorstel. Datgeeft de minister, welke minister dan ook, wel heel veelvrijheid. Zou het dan ook niet wenselijk zijn om hetpercentage alsnog in de wet op te nemen of op zijnminst een bandbreedte vast te stellen? Kan de ministerdaarnaast in een prestatieovereenkomst met de publiekeomroep afspreken dat een substantieel deel van dezeuitbestedingen ook daadwerkelijk wordt gebruikt voorstimulering van innovatie, en niet voor het uitbestedenvan het makkelijke productiewerk?

Een ander punt betreft de auteursrechtvergoedingendie kabelaars moeten betalen. Volgens mij kan iedereenhiervoor begrip opbrengen als het gaat om films, seriesof documentaires. De kabelaar verdient geld doorconsumenten toegang te bieden tot die programma’s enmoet daarvan dus een deel afstaan aan de makers, dat isprima. Het is echter toch te gek voor worden dat eendeel van deze vergoeding bestemd is voor de makersvan reclamefilmpjes? Als kijker betaal je dus om temogen kijken naar reclame voor wasmiddel of maand-verband. Dat moet stoppen. 97% van de mensen diegisteren hebben gereageerd op de stelling van de dag inde Telegraaf, vindt dat hieraan een eind moet komen.Hoeveel meer argumentatie hebben wij nodig? Wil deminister toezeggen dat hij dit gaat regelen of moeten wijdit regelen via amendement bij dit of een anderwetsvoorstel?

Wij zouden ook de lokale omroep regelen in ditwetsvoorstel. Dat hadden wij eigenlijk met de ministerafgesproken. Kennelijk is dat niet gelukt. Wij kunnen hierlang bij staan, maar er is al veel te lang bij stilgestaan. Ikben blij dat een en ander nu geregeld gaat worden. Deminister heeft een separaat wetsvoorstel aangekondigd.Ik zou zeggen: kom maar door, wij willen het graag enook snel behandelen.

De heer Van der Ham (D66): Wil de heer Van Dam mijsteunen bij mijn verzoek aan de regering om deinspanningsverplichting aan te gaan om dit voor1 januari 2010 door beide Kamers te hebben geloodst?

De heer Van Dam (PvdA): Zeker, ik zou blij zijn als onsdat lukt. Wij hebben dit ook een beetje zelf in de hand.Laten wij er dus voor zorgen dat wij dit een beetje snelbehandelen.

De heer Remkes (VVD): Een andere mogelijkheid is hetindienen van een nota van wijziging met betrekking totdit wetsvoorstel, dat scheelt echt tijd.

De heer Van Dam (PvdA): Dat zou kunnen. Wij hebbenhier lang naar gekeken. De vraag hoe wij dit precies vastmoeten leggen is niet eenvoudig te beantwoorden. Ik zouhet liever separaat behandelen. Dan kan de Raad vanState er goed naar kijken en kunnen wij het zelf ook goedbehandelen. Ik denk dat wij in staat moeten zijn om dittijdig afgerond te hebben, zodat voor de lokale omroe-pen de situatie per 1 januari geregeld is. Daar gaat hetons om. Ik zou ervoor willen oppassen dat wij nu ietsaan deze wet toevoegen waardoor de behandelingdaarvan weer vertraging oploopt. Laten wij het maarapart doen.

De publieke omroep is van belang als controleur vande macht, als venster op de samenleving, als brengervan cultuur en sport en als podium voor debat, lokaal,regionaal en vooral ook landelijk. Onze publieke omroep

Van Dam

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5248

Page 18: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

heeft misschien niet zoveel geld als de BBC, maar deonafhankelijke NOS en de veelkleurige omroepenvormen een uniek geheel, een geheel waarop we trotskunnen zijn. De omroep kan weer een paar jaar vooruit.Laten wij die tijd benutten om het debat aan te gaanover de vraag hoe wij ook in de toekomst een publiekbestel kunnen hebben dat divers is, waarop Nederlan-ders zelf invloed kunnen uitoefenen, dat goed en efficiëntis georganiseerd en dat ons elke dag verblijdt metonafhankelijk nieuws, interessante achtergronden enleuke en boeiende programma’s. We krijgen nu waarvoor ons belastinggeld en dat willen we graag zohouden.

©

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Dit is inderdaad eenzeer belangrijk wetsvoorstel. Het raakt het hart van hetpublieke bestel. Het gaat immers om toetreding,erkenning en financiering van omroepen en inderdaadook om uittreding uit het bestel van omroepen. Het isbovendien belangrijk om het vandaag te behandelenomdat de peildatum voor de telling van de leden-aantallen op 1 april aanstaande is. Collega’s hebbenhierop ook al gewezen. Vervolgens zullen de omroepenin de loop van deze zomer een erkenning moetenaanvragen. Om dat alles tijdig voor 2010 rond te krijgen,is haast geboden. Het is met andere woorden kort dag.Wat zijn de gevolgen als de parlementaire behandelingonverhoopt te veel tijd in beslag zal nemen en te langduurt? Daarop is hier en daar in de media al gespecu-leerd.

De CDA-fractie is buitengewoon blij met deErkenningswet. Natuurlijk kun je op- en aanmerkingenmaken over punten en komma’s, maar in algemene zinzijn wij blij met de versterking en vooral ook de heldereprofilering van de positie van omroepverenigingen entaakorganisaties. Omroepen krijgen voor vijf jaarerkenning. Het publieke bestel als zodanig zou daarmeeook voor vijf jaar gegarandeerd zijn. De CDA-fractie achthet belangrijk dat naast de erkenning van omroepen voorde periode van vijf jaar ook in de wet wordt vastgelegddat het bestel in een concessie van tien jaar wordtvastgelegd. In het verleden was dit bij mijn weten ookaltijd het geval. Tussen 2010 en 2020 hebben wij dan hoedan ook een publieke omroep. Uiteraard kan in de loopvan een volgende erkenningsperiode door de danaanwezige Kamer en de dan vigerende minister wordenaangegeven hoe dat publieke bestel eruit zal moetenzien. De CDA-fractie heeft op dit punt samen met decollega’s Van Dam en Voordewind een amendementingediend.

Pluriformiteit is een kenmerk van het huidige bestel.Zoals de minister ook heeft aangegeven, gaat het daarbijom pluriformiteit naar programmasoorten en genre, naaropvattingen en invalshoeken en naar doelgroepen. Metname de pluriformiteit naar opvattingen en invalshoekenis wat ons betreft buitengewoon belangrijk. Dat ishetgeen waar het bij pluriformiteit in de kern om gaat.

Coördinatie is natuurlijk nodig. Daarvoor hebben wijeen raad van bestuur binnen de publieke omroep. Dezeraad van bestuur moet vooral coördineren waar datnodig is. Laat daarbij één ding gezegd zijn. De raad vanbestuur is er, in de ogen van de CDA-fractie, voor deomroepen en niet andersom. De omroepen zijn er dusniet voor de raad van bestuur van de publieke omroep.

De introductie van de glijdende schaal is misschienwel het meest besproken onderdeel van de Erkennings-wet. De glijdende schaal is bedoeld om te voorkomendat door de harde knip tussen A- en B-omroepen eenomroep al te hard financieel getroffen zou kunnenworden als het aantal leden zou zakken onder de grensvan 300.000. Die drempel is komen te vervallen.Aangenomen werd namelijk dat de ledenaantallen forszouden teruglopen. De glijdende schaal zou problemenkunnen voorkomen. We kunnen vaststellen dat het aantalleden bepaald niet kleiner is geworden. In zijn totaliteitzijn misschien wel meer mensen lid geworden van eenomroeporganisatie.

Wij zijn benieuwd naar de stand van zaken per 1 april.Volgende week weten wij daarover meer, maar allesduidt erop dat er in plaats van de voorspelde krimpeerder sprake is van een groei van het aantal leden. Datillustreert de vitaliteit van de huidige omroepver-enigingen, de organisaties en het bestel. Dit brengt mijbijna automatisch op de vraag die ook de afgelopendagen volop ter discussie stond, namelijk hoe het nu zitmet de verdeling van de financiële middelen. Een klachtvan grotere omroepen is dat zij door het nieuwe stelselen door de nieuwe voorstellen enorm veel zoudenmoeten inleveren. De CDA-fractie vraagt zich af of dit zois en of de berekeningen die sommigen ons hebbendoen toekomen, kloppen. Wat is daarover het oordeelvan de minister? Als het inderdaad zo is, is er sprake vaneen heel rare tegenstelling. We hebben de glijdendeschaal juist ingesteld om een groot schokeffect tevoorkomen. Nu wordt het tegenovergestelde bereikt.Door de glijdende schaal wordt het schokeffect tussen deA- en de B-omroepen niet tenietgedaan maar ontstaatjuist een groter verschil tussen de grotere omroepen ende nieuwe toetreders. Het is op zijn minst een vraag aande minister waard of dit beeld klopt. De CDA-fractie heeftop dit moment in ieder geval niet de behoefte om hierindoor middel van een amendement of een ander soortuitspraak een wijziging voor te stellen op basis van devoorstellen die de minister heeft gedaan. Wel vinden wedat de minister er oog voor moet hebben.

Nieuwe toetreders krijgen terecht ook budget. Alleomroepen eten uit dezelfde ruif. Deze ruif wordt voor eenbelangrijk deel door Den Haag gevuld. Moeten alleen deomroepverenigingen een deel van hun toegewezenbudget inleveren om de nieuwkomers een plekje tegeven of geldt dit ook voor het budget van de taak-organisaties? Moeten zij ook genoegen nemen met eenonsje minder omdat zich nieuwe toetreders aandienen?

Om toegelaten te worden moet je 50.000 ledenhebben. Werving van leden heeft de afgelopen maandenveel aandacht gekregen. LLiNK is door het Commissa-riaat voor de Media in onze ogen terecht op de vingersgetikt. Dat zeg ik met name omdat hier en daar desuggestie werd gewekt dat omroepen maar van alleskonden doen in hun zoektocht naar nieuwe leden. Dit isdus kritisch gevolgd. Dat er is opgetreden, bevestigt dit.Tegelijkertijd ontslaat dit ons niet van de plicht omkritisch te kijken naar de wijze waarop het systeem vanledenwerving wordt ingevuld. De CDA-fractie denkt datde minister er goed aan doet om in de komende jarensamen met de omroepen het hele wervingssysteemtegen het licht te houden. Wanneer ben je lid? Tegenwelk bedrag ben je lid? Wat moet je ervoor doen? Watmoet je geven en wat mag je geven? Wij vragen deminister om in de komende periode samen met de

Van Dam

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5249

Page 19: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

omroepen te bekijken of een andere vorm mogelijk is.Wat de afgelopen weken en maanden is gebeurd, is nietgoed. Dit doet niemand goed en leidt alleen maar af vande prioriteiten.

Onduidelijk is bovendien welke criteria er straks zijnvoor toelating van nieuwe omroepen. Er staan nogal watkandidaten in de wacht. De namen zijn gepasseerd. Hetis de CDA-fractie nog steeds onduidelijk op basis vanwelke criteria een omroep straks wordt toegelaten. Dediscussies in de media duiden daar trouwens ook op. Hetzou veel transparanter moeten zijn. De heer Van Damsprak vooral over de criteria op grond waarvan eenomroep zou moeten blijven. Laten wij het echter eersthebben over de vraag waaraan een omroep moetvoldoen als hij wil toetreden.

Nieuwe initiatieven komen alleen in aanmerking als zijde verscheidenheid van het publieke media-aanbodvergroten, zo schrijft de minister in de nota naaraanleiding van het verslag. Dat is een stelling die wij vanharte kunnen onderschrijven. Daarmee ben je er echterniet. Het is een algemene zin die je van harte kuntonderschrijven, maar dat betekent niet dat de eisenwaaraan een omroep moet voldoen, ineens heel erghelder zijn. Hoe wordt het ingevuld? Die vraag leggen wijook nu aan de minister voor. In juli worden de aanvrageningediend. De minister heeft dan nog een paar maandende tijd om zich te beraden. De Raad voor Cultuur, hetCommissariaat voor de Media, de raad van bestuur ende minister hebben daarin een rol. En wie weet,misschien vindt de Kamer ook nog iets als de ministerhet in de ogen van de Kamer wel of niet goed doet.

De heer Van der Ham (D66): De criteria zijn inderdaadvan belang. Kunt u die criteria ook eens formuleren voorde bestaande omroepen? Zou u, vanuit uw achtergrond,kunnen aangeven waarin de NCRV en de KRO tenopzichte van elkaar meerwaarde hebben?

De heer Atsma (CDA): U noemde een paar voorbeelden.Het belangrijkste is dat zij op dit moment gevestigdeomroepen zijn. Zij maken goede programma’s, hebbeneen breed publiek, hebben een goed bereik, krijgen grotewaardering, althans in algemene zin, en – dat is nietonbelangrijk – hebben ook nog eens meer dan 400.000leden. Dat lijkt mij op z’n minst ertoe doen.

De heer Van der Ham (D66): Zeker. Dat is het ledenaan-tal. Daarvan hebt u ook gezegd dat het van groot belangis. Er zijn echter ook inhoudelijke criteria. Wat is de echtemeerwaarde in de programma’s die zij bieden? Stel uvoor dat wij nog geen grote christelijke omroep zoudenhebben, waarvan wij toch willen dat die er zou zijn. Hetis een belangrijke stroming in Nederland. U bent zelf eenloot van die stam. Bent u van mening dat die omroepenwaarschijnlijk samen zouden zijn opgetrokken, als zij zichnu zouden aanmelden in het omroepbestel?

De heer Atsma (CDA): Dat weet ik niet. Dat is aan deomroepen zelf. Stel je voor dat wij bepalen welkeomroepen in de toekomst zouden moeten samengaan. Uzegt dat u een liberaal bent. U bent soms ook eenvrijzinnig en eigenzinnig liberaal. Prima, maar het zoutoch niet in u moeten opkomen om van hieruit te willendicteren en te willen bepalen welke omroepen zoudenmoeten samengaan. Sterker nog: ik denk ook wel eensna over de vraag met welke partij D66 zou kunnen

samengaan. Het is niet aan mij, het is niet aan ons, het isniet aan de Kamer om dit soort uitspraken te doen overbrede maatschappelijke organisaties. U weet dat eigenlijknet zo goed als ik. De omroepen vinden zelf dat zijbestaansrecht hebben en dat hebben zij. Kijk naar devitaliteit, kijk naar de aantrekkingskracht, kijk naar deprogramma’s die zij maken, kijk naar de waardering vande kijkers, kijk naar de kijkcijfers en kijk dan vooral ooknaar de missie en naar wat zij willen uitdragen. Ik vinddat het niet aan ons is om ook maar tegen een omroepin Hilversum te zeggen dat er geen plek meer is, tenzijmen er een bende van maakt. Als een omroep er eenbende van maakt of rechtstreeks op een faillissementafstevent of als een omroep in surseance van betalingkomt, kan ik mij voorstellen dat de overheid daar nogeens kritisch naar kijkt. Dat heeft dan echter meer temaken met de bedrijfsvoering dan hetgeen waarvoor eenomroep staat. Het is niet aan de Kamer om te zeggenwelke omroepen wel of niet moeten verdwijnen, althansomdat u zegt dat die drie protestantse, paar katholiekeen liberale omroepen allemaal maar in één pot moetengaan. Zo werkt het niet. Dat wil ik trouwens ook niet.

De heer Van der Ham (D66): Eerst de vraag bij wie D66zich zou kunnen aansluiten. Op dit moment willenmensen zich eerder bij ons aansluiten. Daarover hoeft uzich dus geen zorgen te maken.

U maakt zich er wel heel makkelijk van af. U bent,terecht, heel kritisch over nieuwkomers, zeker wat betreftde inhoud en de toegevoegde waarde. Wij hebben eenomroepsysteem dat heel oud is. U bent heel kritiekloosdaarover. U bent kritiekloos tegenover de bestaandeomroepen en de manier waarop die in het bestel zijngekomen en zich nog steeds erin handhaven. Datbevreemdt mij wel een beetje. Het CDA is een kritischepartij en hangt niet aan vaste structuren, zo mag ik tochhopen. Kunt u dan niets noemen waarnaar wij volgens uzouden moeten kijken in de huidige samenstelling van detraditionele omroepen?

De heer Atsma (CDA): Veel omroepen zijn ongeveer netzo oud en zelfs iets ouder of iets jonger dan politiekepartijen. Ik kan mij een aantal omroepen voor de geesthalen die dezelfde leeftijd hebben als D66. Terwijl D66bijna kopje onder ging twee jaar geleden, hebben dieomroepen, de TROS en andere, het allemaal glansrijkoverleefd. Ik zou helemaal niet willen ingaan op dievraag. Het is toch aan de omroepen zelf om hun eigenvitaliteit te bewijzen? Het is toch aan de omroepen zelfom aan te tonen dat zij bestaansrecht hebben? Eenomroep die geen bestaansrecht heeft, verdwijnt. Maardat is niet aan ons.

De heer Van der Ham (D66): Het is weer een heel langantwoord. Ik constateer dat de heer Atsma niet inhoude-lijk kan aangeven, voor de exercitie in de Kamer wanneerwij het hebben over de toekomst van het omroepbestel,wat de grote verschillen zijn tussen bijvoorbeeld de KROen de NCRV. Ik zeg niet dat de KRO en de NCRV directmoeten worden opgeheven. Ik ben zelfs ooit lid geweestvan de NCRV; dat zal u verbazen. Dat is allemaal hetprobleem niet. U bent heel kritisch tegenover nieuwko-mers, maar houdt oudkomers volstrekt de hand bovenhet hoofd. Daarmee bevestigt u weer dat u vooral degevestigde belangen verdedigt en niet eens een vormvan kritiek kunt uitoefenen op de huidige situatie.

Atsma

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5250

Page 20: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

De voorzitter: Kort en bondig alstublieft.

De heer Atsma (CDA): Je gaat toch hier niet bepalen ofde meer dan 3 miljoen mensen die bewust hebbengekozen voor het lidmaatschap van een omroep dat welof niet bij hun volle verstand hebben gedaan? Ik weetheus wel – dat weet u ook – wat het verschil is tussen deKRO en de NCRV, tussen de Katholieke Radio Omroep ende Nederlandse Christelijke Radio-Vereniging. De heerVan der Ham hoeft zich daar geen zorgen over te maken.Ik kan hooguit zeggen dat het jammer is dat de heer Vander Ham inmiddels kennelijk geen lid meer is van deNCRV.

De heer Bosma (PVV): De heer Van der Ham steltuitstekende, doch wat breedsprakige vragen en dan krijgje ook breedsprakige antwoorden. Ik ben een vrij simpelejongen en stel een heel simpele vraag. Wij hebben hetnu over de verschillen tussen de KRO en de NCRV. Kuntu wat katholieke radio- of tv-programma’s noemen vande Katholieke Radio Omroep?

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Hoeveel tijd hebben wijhiervoor? Dan halen wij even de gidsen erbij en gaan wijde programma’s langs. Het gaat natuurlijk om de missie,om de identiteit en om datgene waarvoor een omroepwil staan. De AVRO heeft een heel bewuste keuzegemaakt voor meer van het cultuur- en kunstsegment. DeKRO staat voor zijn eigen waarden, zoals de VARA ookstaat voor datgene wat je niet meer onmiddellijk zouwillen associëren met een arbeiderspartij. MijnheerBosma, deze vraag hebt u zo’n beetje in elk debatgesteld. Ik wil graag met u de gidsen langslopen en alleprogramma’s nog eens opnoemen waarvan ik denk datze de missie van de KRO uitstralen, waarvan ik denk dathet typisch KRO is. Wat mij betreft hoort zelfs ″Boer zoektvrouw″ daarbij. Als u het allemaal wilt horen, kom danvanavond even langs. Dan lopen wij even de gidsendoor, als er nog een gids mag zijn wat u betreft.

De heer Bosma (PVV): Voorzitter ...

De voorzitter: Ik vind het wel verwarrend dat u altijdvan positie verandert.

De heer Bosma (PVV): U moet blijven kijken. Ik doe hetook een beetje om u in verwarring te brengen.

De voorzitter: Ja, maar u wilt ook graag dat ik mijn tijdnuttig gebruik.

De heer Atsma (CDA): Ik blijf staan hoor.

De voorzitter: Ja, dat moest er nog bij komen.

De heer Bosma (PVV): Zullen wij rugnummers dragen?

De voorzitter: Stelt u maar gauw uw vraag.

De heer Bosma (PVV): Ik dacht dat het aan de vraagstel-ling van de heer Van der Ham lag, dat hij wat breedspra-kig was en dat daarom het antwoord zo vaag was ...

De voorzitter: Nee, het ligt ook aan u.

De heer Bosma (PVV): Maar zelfs als ik een heel simpele

vraag stel – noem mij een katholiek radio- of televisiepro-gramma van de KRO – komt er niet een antwoord.Waarom? Omdat er geen antwoord is, omdat er niet eenkatholiek radio- of televisieprogramma van de KRO meerbestaat, omdat die zogenaamde zuilen, zoals de heer Vander Ham zei, allang in de kleilagen zijn gezakt. Daar staanhoogstens nog bordkartonnen dorpen, herinneringen aanhet verleden. Het woord ″katholiek″ staat misschien nogop het briefpapier of op de gevel, maar dat is alles. Datmoeten wij subsidiëren.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Ik kan doorgaan, wantdit statement heeft de heer Bosma de afgelopen 3 jaar 25keer gemaakt.

De voorzitter: Dat zou mooi zijn, maar de heer Van Damwil ook iets vragen.

De heer Van Dam (PvdA): Ik ben in elk geval blij dat deheer Bosma de linkse programma’s wel herkent bij depublieke omroep. Mijn vraag ligt wel in het verlengdevan die van hem. De heer Atsma noemde net een aantalcriteria op basis waarvan je omroepen uit het bestel zoukunnen verwijderen. Hij zei: als zij er een potje vanmaken, als zij bijna failliet gaan. Dat geloof ik. Maar hetgaat natuurlijk ook een beetje om de vraag van de heerBosma: wat als je het bestel ingekomen bent omdat jezegt een bepaalde groep te vertegenwoordigen, maar datop een gegeven moment niet meer doet? Stel dat deontevredenheid in links Nederland heel groot is omdat erte weinig linkse programma’s op tv zijn en er nieuwelinkse omroepen zouden worden opgericht. Dan zou jetoch ook de vraag stellen of de bestaande linkse omroephet wel goed doet? Zou dat een criterium kunnen zijn?

De heer Atsma (CDA): Je moet omroepen natuurlijkaltijd beoordelen op hun toegevoegde waarde endaarvoor hebben wij de onafhankelijke visitatie-commissie. Doen omroepen waarvoor zij bedoeld zijn?Dat staat buiten kijf. Wij gaan hier toch niet – en zelfs dePvdA-fractie toch niet? – bijvoorbeeld alle VARA-leden despiegel voorhouden over het feit dat de VARA niet linksgenoeg is? Wij gaan toch niet besluiten dat zij ermeestoppen, ook al zijn er nog bijna 500.000 leden? Datbepalen wij toch niet? Leden zijn mans en vrouwsgenoeg om zelf de afweging te maken of zij lid willenzijn. Maak het niet al te bont, zou ik willen zeggen. Datgaan wij hier toch niet bepalen? Dat bepalen meer dan 3miljoen mondige burgers voor de volle honderd procentzelf. Het valt mij eigenlijk tegen van de heer Van Dam dathij over de leden heen redeneert en ons zou willen latenzeggen dat op enig moment een omroep wel kanverdwijnen. Laat de leden met hun eigen voetenbeslissen.

De heer Van Dam (PvdA): Dat gaan wij hier zeker nietbeslissen. De heer Atsma zei net echter zelf dat detoegevoegde waarde ook een onderdeel moet zijn van debeoordeling van omroepen.

De heer Atsma (CDA): Natuurlijk. Als je de aantallenzenduren van alle bestaande omroepen optelt en bekijktwat ze afzonderlijk doen, en je hebt als eis in jevoorwaarden staan dat er breed moet worden gepro-grammeerd, is het een criterium dat je altijd moet latenmeewegen. Ik kan het rijtje nog een keer opnoemen

Atsma

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5251

Page 21: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

waarin staat wat een omroep allemaal moet doen om demensen te bereiken. De visitatiecommissie laat datcriterium ook meewegen. De visitatiecommissie bekijkt ofje doet waarvoor je bent opgericht. Laten wij niet doenalsof er niets gebeurt. Sterker nog, het gebeurt een keerin de vijf jaar. Wij hebben net de resultaten weer kunnenzien. Als dat volgens de heer Van Dam niet voldoende is,moet hij op een andere plek zijn boodschap afgeven.Laten wij elkaar niet de maat nemen door te zeggen datwij gaan bepalen welke omroepen kunnen verdwijnen.Dat kunnen mensen zelf bepalen. Dat is de bestegraadmeter en daarvoor hebben wij dit bestel. Daarvoorhebben wij ook politieke partijen. Als er niemand meerop de PvdA zou stemmen, is het snel gebeurd met dePvdA.

De heer Jasper van Dijk (SP): De heer Atsma zit samenmet de oude omroepen in Hotel California. Je kunt erwel inchecken, maar je kan er nooit meer uit vertrekken,als het aan de heer Atsma ligt. Waarom zo’n ongelijkebehandeling? Waarom zo streng zijn voor die nieuweomroepen en niet streng zijn voor die oude omroepen,zodat zij altijd kunnen blijven zitten? Als het volgens deheer Atsma zo goed gaat met de huidige omroepen – enik ben dat wel met hem eens – wat is er dan mis meeom de zittende omroepen ook wat kritischer te beoorde-len?

De heer Atsma (CDA): Dit is toch een herhaling vanzetten? Er is een visitatiecommissie die de beoordelingdoet, juist omdat wij het op afstand hebben geplaatst envia de minister en bij wet hebben geregeld. Gelukkigdoen wij die beoordeling niet. De visitatiecommissie doethaar werk. Als de heer Van Dijk vindt dat de heerRinnooy Kan zijn werk niet goed gedaan heeft, had hijdat op een ander moment en op een andere plek moetenzeggen. Ik heb hem dat echter niet horen doen. Er is eenvisitatiecommissie en het is een beetje flauw om nu tesuggereren dat het allemaal anders moet. Dat had danop een andere plek gezegd moeten worden.

Wat is het trouwens voor onzin om te veronderstellendat er nooit iemand uit het bestel gaat? Misschien ben ikinmiddels iets te oud – ik hoor ook bij de 50-plussers –maar ik herinner mij de dag dat Veronica uit het bestelstapte nog heel goed. Volgens mij is dat een voorbeeldvan een omroep die uit zichzelf uit het bestel is gestapt,willens en wetens. Het was een zeer vitale en groteomroep. Nu doet Veronica nog steeds commercieel eenaantal dingen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Het is gewoon niet sterk.De heer Atsma is heel streng tegenover de nieuwkomers,terwijl hij de oudkomers lekker laat zitten in dat HotelCalifornia. Dat is niet sterk. Als hij trots is op hetbestaande bestel, en daar heeft hij alle reden voor, is erniets op tegen om die omroepen kritisch te beoordelen,zodat het bestel up to date is en wij de komende jarenkunnen zeggen dat de omroepen zich bewijzen opledenaantal, kwaliteit en bereik. Dat zouden wij kunnendoen door middel van kijkersonderzoek. Hij moet niet zobang zijn voor nieuwe criteria.

De heer Atsma (CDA): Veel gekker moet het nietworden! Als er een partij is die altijd heeft gezegd dathet niet om de kijkcijfers alleen, maar ook om dewaardering, de kwaliteit en de diversiteit gaat, is het het

CDA wel. Ik ben het met u eens, maar laat dat over aanderden en niet aan de politiek. U legt mij in de mond datik kritisch ben over nieuwkomers. Nee, wij moeten wetenwelke criteria worden gehanteerd en volgens mij wiliedereen dat weten. Als je niet weet waaraan je wordtgetoetst – dat geldt zowel voor degenen die willeninstappen als voor degenen die het willen beoordelen –wordt het toch wel wat ingewikkeld. Er is op zijn minsteen aantal geledingen dat mag meepraten, zoals de Raadvoor Cultuur, het Commissariaat voor de Media, deminister en straks wellicht ook de Kamer. One-issueorganisaties zouden op basis van die titel niet in hetbestel moeten kunnen komen.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voor de GroenLinks-fractie is doorslaggevend dat, ongeacht je nieuwkomer ofoude, bestaande omroep bent, alle spelers die profiterenvan de subsidies voor publieke media gelijkelijk wordenbeoordeeld op kwaliteit. Wat vindt u van het systeem inhet wetsvoorstel dat degenen die daaraan niet voldoen,ter beoordeling door de visitatiecommissie, eruit vliegen?Wat vindt u van de amendementen om dat systeem wataan te scherpen door de periodes te bekorten?

De heer Atsma (CDA): Welkom, hierover is het vanmid-dag al lange tijd gegaan. De CDA-fractie vindt ook dateen omroep uit het bestel moet als niet datgene wordtgedaan waarvoor zij is bedoeld. Geen enkele twijfeldaarover. Als een omroep er ook in programmerende zineen potje van maakt, zijn er gelukkig voorbeeldenwaaruit blijkt dat leden hun programmamakers corrige-ren. Maar als dat niet gebeurt, zakt de zaak als eenplumpudding in elkaar. Dat is een natuurlijk proces, maartegelijkertijd moet je via die visitatie eens in de vijf jaar,parallel aan de erkenning, kritisch kijken naar hetfunctioneren van de omroepen als totaal. Als eenomroep er een janboel van maakt, moet je natuurlijkkans geven op verbetering, aangezien iedereen eentweede kans krijgt. Maar als het dan een janboel blijft, iser geen plek meer voor die omroep. Maar dat is eentotaal andere aanvliegroute dan hier te suggereren, zoalscollega Van der Ham deed, dat wij gaan bepalen wie eral of niet uit moet.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik ben het hartgrondigmet u eens dat, als het een janboel is, je eruit moetvliegen. Vandaar mijn vraag wat u vindt van deamendementen die zijn ingediend door collega’s omervoor te zorgen dat, als er een janboel van wordtgemaakt, men er daadwerkelijk uitvliegt, niet pas overvijf jaar, maar binnen afzienbare termijn.

De heer Atsma (CDA): Ik kan mij meer voorstellen bij hetamendement van collega Jasper Van Dijk dan bij dat vancollega Van Dam, hoewel ik moet zeggen dat ik ze nietgoed heb bestudeerd. Qua tijdhorizon zit er in mijn ogentoch nog een substantieel verschil in, waarbij de heerVan Dam aangeeft dat omroepen de zaak binnen een jaarop orde moeten hebben. Als ik zie hoelang wij er in dithuis soms over doen zaken op orde te krijgen, dan vindik een jaar wel erg kort. Bovendien zit je met een zomer-en winterprogrammering. Maar ik kan mij wel voorstel-len dat je bij een slechte beoordeling in de volgendeerkenningsperiode een soort hertoetsing krijgt. Als hetdan niet goed is, heeft dat consequenties. Dat isgebaseerd op het draagvlak, want daar staat of valt het

Atsma

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5252

Page 22: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

bestel mee, en op een groot aantal andere overwegin-gen. Ik ga die nu niet invullen, dat hebben sommigecollega’s wel gedaan, maar dat vind ik prematuur. Nietvoor niets hebben wij onafhankelijke visiteurs.

De heer Van der Ham (D66): Dank dat u met enigesympathie kijkt naar het amendement van de heer Jaspervan Dijk en mij over die twee jaar; ik hoop op uw steun.Acht u het denkbaar dat bijvoorbeeld de NCRV en deKRO slecht geëvalueerd worden omdat ze te weinigprotestants-christelijke of katholieke programma’smaken, wat toch in eerste instantie hun meerwaarde inhet bestel was?

De heer Atsma (CDA): Ik acht dat niet denkbaar.

De heer Van der Ham (D66): Kunt u dat onderbouwen?

De heer Atsma (CDA): Zullen wij dat later doen? Uvraagt mij of ik het denkbaar acht dat de NCRV en deKRO op basis van hun identiteit eruit vliegen en ikantwoord dat ik dat niet denkbaar acht. Als u mij danvraagt dat uit te leggen wil ik daarvoor graag uitgebreidde tijd hebben. Volgens mij kunnen wij dat beter doen bijeen kopje koffie. Dan kan ik u ook uitleggen wat identiteitis en wat daaronder wordt verstaan. Identiteit betekentniet alleen kerkdiensten uitzenden, om maar even in uwmogelijke denktrant te blijven, het betekent ook dat je viaprogramma’s datgene doet wat je vindt dat je als burgerzou moeten doen. Dan komen termen als fatsoen ennormering aan de orde. Ik wil daarop graag doorgaan,maar op de vraag of ik het denkbaar acht dat dezeomroepen eruit vliegen omdat zij te weinig doen aanidentiteit en herkenbaarheid, zeg ik volmondig nee. Datzal de NCRV, de KRO en, als u die wilt horen, ook de EOniet overkomen.

De heer Van der Ham (D66): Wat ons betreft zou het ookkunnen gelden voor andere omroepen, zoals de VPRO ofde VARA. Mijn vraag betreft dus niet alleen de christelijkeomroepen.

De heer Atsma (CDA): U noemde alleen die omroepen.

De heer Van der Ham (D66): Dan heb ik de andereomroepen bij dezen ook genoemd. Ik ben het helemaalmet de heer Atsma eens dat identiteit niet alleen temaken heeft met programma’s over religie of met hetuitzenden van kerkdiensten. Je kunt je echter welafvragen of de onderscheidende identiteit voldoende isbij dat soort identiteitbepalende programma’s. Acht deheer Atsma het mogelijk dat op dat punt een strengecheck komt?

De heer Atsma (CDA): Moet ik het verschil uitleggentussen een eucharistieviering en een protestantsekerkdienst? Ik vind dit eigenlijk ongepast.

De heer Van der Ham (D66): Dat was niet mijn vraag.

De heer Atsma (CDA): Ik vind het ongepast en ik hebgezegd wat ik heb gezegd.

De heer Van der Ham (D66): Ik krijg weer geenantwoord.

De heer Atsma (CDA): Het is goed dat de heer Van derHam in tweede instantie ook nog even de VPRO, deVrijzinnig-protestantse Radio-omroep, in het rijtje noemt.Zo kan hij er waarschijnlijk nog een paar toevoegen.Deze vragen doen er in deze discussie absoluut niet toe.Ik ga door met mijn betoog, anders krijg ik mijnspreektekst niet af.

De CDA-fractie vindt dat one-issueorganisaties niet opbasis van die ene titel zouden moeten toetreden, of ze nuWakker Dier heten of LTO of welke belangenorganisatiedan ook.

De heer Bosma (PVV): Refereert de heer Atsma aan deomroep LLiNK?

De heer Atsma (CDA): Nee, niet direct. Het zou welhebben gekund. Omroep LLiNK is bij mijn weten eensamentrekking van twee nieuwe initiatieven die zich aande vooravond van de vorige erkenningsperiode hebbengemeld. Het ene was, geloof ik, Nutopia. Ik geloof datcollega’s van ons daarbij een klein beetje betrokkenwaren. Er was nog een andere club, waarvan ik de naamal kwijt ben. Ik denk echter niet aan een specifiekeorganisatie. Ik zeg alleen dat one-issueorganisaties watons betreft niet op basis van die ene ambitie toegelatenkunnen worden tot het bestel.

De heer Bosma (PVV): Ik dacht het even, want er zittenook wat elementen van Wakker Dier in LLiNK. MeneerSjoerd van der Wouw bijvoorbeeld, een oude bekendevan Volkert van der Graaf.

De heer Atsma (CDA): Ja, dat zou kunnen. De heerBosma heeft daarvan een studie gemaakt. En dan is tochde vraag aan de minister ... Nee, wij hebben er genoegover gezegd.

Nieuwkomers moeten inhoudelijk iets toevoegen; datis volstrekt helder. Ik vraag de minister hoe wij dat beterkunnen duiden. Wij hebben allemaal gehoord van of inelk geval gelezen over de kandidaat-omroep WakkerNederland. Die omroep staat voor wat men ″het rechtsegeluid″ noemt. Daarmee kom je misschien wel bij hethart van het publieke bestel. De naam van de directeurvan de TROS is al even genoemd vanmiddag. Ik hebhem gevraagd hoe dit kan, aangezien de TROS in mijnbeleving stond voor het rechtsere geluid. Ik kreeg tehoren dat de TROS graag de wat rechtsere duiding vanhet nieuws zou willen bieden, maar dat de omroepdaarvoor onvoldoende ruimte krijgt binnen het huidigebestel. De CDA-fractie kan daar absoluut niet mee uit devoeten. Het kan toch niet zo zijn dat wij pleiten voorautonomie van omroepen, herkenning en identiteit,terwijl omroepen die dat geluid willen laten horendaarvoor kennelijk in Hilversum onvoldoende ruimtekrijgen? Wij vinden dat zoiets niet kan. Als het wel aande orde is, zou bij wet verzekerd moeten worden dat deruimte er wel is.

Ik laat de oorzaak van het feit dat men het eigen geluidniet kan laten horen maar even in het midden. Misschienis het de gedwongen samenwerking, misschien denetprofilering en misschien de macht van de zender-coördinator. Feit is dat meerdere omroepen hetaangeven. Dit kan vandaag de dag niet aan de orde zijnin een publiek bestel dat staat voor een pluriform geluid.Samenwerking is prima, maar dan vooral op facilitairgebied.

Atsma

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5253

Page 23: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

De heer Jasper van Dijk (SP): U zegt dat het desnoodswettelijk geregeld moet worden. Gisteren stond in deNRC dat de netmanager bepaalt wat het aandeel kunsten cultuur is en dat dit niet groter wordt als omroep Ctoetreedt tot het bestel. Vindt u dat ook een gekkeopmerking? Wij zouden dat toch in de Kamer, mede metde minister, moeten kunnen vaststellen via prestatie-contracten?

De heer Atsma (CDA): Ik vind dat zeker. Dit bewijst destelling die ik verkondig. Dit geldt overigens niet alleenvoor omroep C, als die er zou komen. Het geldt ookgegarandeerd voor Wakker Nederland. Als die omroepwordt toegelaten, kan die niet via het eigen nieuws- enactualiteitenprogramma waarin het nieuws wordt geduid,het eigen geluid naar voren brengen. Die omroep moetdan in hetzelfde stramien en hetzelfde netprofiel passenals de huidige omroepen. Ik ben het absoluut met ueens. Het moet niet zo zijn dat de netmanager bepaaltwie er wel of niet gaat presenteren, of dat de zender-coördinator voor de radio-omroepen voorschrijft wat zijwel en niet mogen doen. Ook dat is een klacht die uitHilversum onze richting op komt. Wij moeten uitkijkendat het bestel niet te veel trekjes van een staatsomroepgaat krijgen. Autonomie van omroepen was hetvertrekpunt om pluriformiteit te garanderen en laten wijdat vooral ook zo houden.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik stel ter conclusie vastdat als de minister straks zegt dat hij hier niet over gaaten dat dit een zaak van Hilversum is, u dan met eenvoorstel komt om dat wettelijk te regelen.

De heer Atsma (CDA): Of u, dat laat ik graag even in hetmidden.

De heer Jasper van Dijk (SP): Of samen.

De heer Atsma (CDA): Op dit punt vinden wij elkaarongetwijfeld. Ik zeg het nog maar een keer, omdat zojuistook in het vorige debat de discussie over de net-profilering en de centralisatie aan de orde kwam. DeCDA-fractie is daar nooit een grote voorstander vangeweest en ik hamer er steeds op dat het nooit om dekijkcijfers gaat. Kijkcijfers zijn belangrijk, maar zijn niethet belangrijkste in deze discussie.

Om het nog wat ingewikkelder te maken, stel ik vastdat Hilversum bijna alles concentreert op de avond-programmering, omdat daar de meeste kijkers zitten. Datis primetime; daarin moet worden geïnvesteerd. Dit is inonze ogen niet lang meer vol te houden. Ik zeg dit omdateen dag meer telt dan alleen de avonduren. Een dag telt24 uren. Wij vinden niet dat op alle 24 uren uitgezondenhoeft te worden. Maar ik noem als voorbeeld eenomroep die om 07.00 uur met een programma wilbeginnen zoals Goedemorgen Nederland van de KRO,dat iedereen hier in de zaal wel zal kennen. Indien MAXaansluitend de tijd tussen 09.00 en 12.00 uur wil invullenomdat een groot deel van de achterban, rond 8 miljoenmensen, een groot deel van de dag thuiszit, moeten dieomroepen mogelijkheden krijgen om iets op het schermte brengen. De CDA-fractie vindt dat in Hilversum hetroer iets kan worden verplaatst en dat er ruimte moetkomen voor dagprogrammering. Dat betekent dat erfinanciële middelen beschikbaar moeten komen voordagprogrammering. Uiteraard moeten die middelen uit

het al bestaande budget komen; daar is geen discussieover. Deze invulling kan ook enige druk op de avond-programmering weghalen. Tegelijkertijd creëer je meerruimte voor de omroepen die hun eigen ding kunnendoen. Hier is de CDA-fractie buitengewoon helder overen op dit punt heeft zij een amendement ingediend. Ikstel voor om hiervoor één net vrij te maken.

Als ik het moet herhalen, zeg ik dat omroepen zelfbaas zijn over wat ze willen uitzenden en over deprogramma’s die ze willen maken. In onze ogen geldt dievrijheid ook voor bijvoorbeeld nevenactiviteiten zoals diezojuist werden genoemd in een interruptiedebat metcollega Van Dam. Een omroep bepaalt dat echt zelf. Wijwillen de omroepen zelf de ruimte geven om bijvoor-beeld een themakanaal op te zetten. Dit behoeft allemaalniet centraal te worden gedirigeerd en georganiseerd.

De minister zegt nu ten aanzien van dat themakanaaldat de raad van bestuur dit bepaalt. Dat lijkt ons dushaaks te staan op de stelling dat instellingen autonoomzijn. De discussie over bladen zoals Eva, Maria en – datheb ik er niet voor niets aan toegevoegd – Kassa zou indat kader geplaatst moeten worden. Het feit dat hetCommissariaat voor de Media de toets heeft uitgevoerden heeft geconcludeerd dat wat door omroepen isgedaan ook kan, bevestigt de stelling dat er helemaalniets mis is. Ik vind het ook jammer dat die discussie nuwordt aangezwengeld.

Het programmaversterkingsbudget zal wordenvergroot, als het aan de minister ligt. De CDA-fractieheeft een- en andermaal gezegd daar niet zoveelbehoefte aan te hebben. Het houdt immers alleen in dateen deel van de omroepbudgetten bij de afzonderlijkeomroepen wordt weggehaald en centraal in een grotepot wordt ondergebracht. Die grote pot wordt vervolgensverdeeld en dan is de vraag wie aan de knoppen zit vande miljoenen uit het programmaversterkingsbudget. DeCDA-fractie was, is en blijft daarover niet echt enthou-siast. Wanneer overigens het programmaversterkings-budget is bedoeld om hiaten in de programmering op tevullen, wordt de vraag en zeker het antwoord interessantwie bepaalt wat hiaten zijn. Ik stel de vraag dan ook aande minister: wie bepaalt wat hiaten zijn. Wij halen nu eenaantal programmavoorschriften uit de wet. Ik laat in hetmidden of wij daar gelukkig mee moeten zijn, maar hetgebeurt. Wat zijn dan straks de hiaten? Laten wij ervooral voor waken dat niet derden, te weten netcoördina-toren, straks gaan bepalen wat de hiaten per net zijn. Ikzou dat buitengewoon jammer vinden.

Voor het overige wil ik, wanneer er toch sprake is vaneen programmaversterkingsbudget, mijn pleidooi voorde regionale omroep herhalen. Ik heb eerder gezegd datje ook door samenwerking met de regionale omroepen,wellicht tussen regionale omroepen en een omroeporga-nisatie in Hilversum, meer efficiëntie en een beterebenutting van de programmaversterkingsmiddelen kuntrealiseren.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik heb mij net als de heerAtsma verbaasd dat de doelen voor de inzet van hetprogrammaversterkingsbudget uit het wetsvoorstel zijnverdwenen. Je loopt nu het risico dat eventuele hiaten inde programmering worden opgevuld door netcoördinato-ren. Ik heb twee vragen. Wat vindt de heer Atsma van dedoelen zoals wij die kenden? Vond hij dat goede doelen?Is hij het vervolgens met mij eens dat wij dit ongedaanmoeten maken en het moeten terugplaatsen in de wet?

Atsma

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5254

Page 24: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

De heer Atsma (CDA): Ja. Het is wat mij betreft zekergeen principiële discussie, maar het is wel een heelbelangrijke vraag. Als je vindt dat de publieke omroepbreed moet programmeren, voor iedereen en vaniedereen, dan moet je er ook voor zorgen dat wat in debestaande wet zit ook in de nieuwe concessieperiodeterugkomt. Ik denk hierbij aan kunst, cultuur, nieuws,educatie et cetera. Ik ben daarvan een voorstander. Deminister zegt ongetwijfeld dat hij dit via de prestatie-overeenkomsten kan regelen. Ik ben dat op zich met hemeens, maar dan rijst de vraag wie aan het eind van de ritbepaalt wat de verhoudingen zijn. Ik denk dat het goed is– ook om het onderscheid met de commerciële omroe-pen te kunnen blijven garanderen – om te overwegen debestaande programmavoorschriften ook in de huidigevoorschriften op te nemen.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik ben het hartgrondigeens met de woorden van de heer Atsma. Ik heb eenamendement met die strekking ingediend. Ik hoop danook zeer dat de heer Atsma dit later van harte kanondersteunen.

De heer Atsma (CDA): Ik wil daar absoluut serieus naarkijken. Toch ben ik eerst benieuwd naar het antwoordvan de minister. Laat ik één voorbeeld noemen. Hetprogrammavoorschrift kunst en cultuur staat niet meer ineen wet. De NPS heeft bij wet wel een specifieke taak.Hoe gaat dat straks? Kan de NPS alles gaan doen? DeCDA-fractie is daarvan geen voorstander. De NPS kanbijplussen wanneer het totaal van de omroepen nietvoldoende aandacht aan kunst en cultuur besteedt, zoalshet programmavoorschrift aangaf. Anders wordt hetminimumpercentage niet gehaald. Wanneer wij door ditvoorschrift te schrappen de NPS overbodig maken,komen wij in een heel andere discussie terecht waarbijwij het misschien minder snel eens worden. Zolang wijechter een NPS en een programmaversterkingsbudgethebben, vind ik dat wij er verstandig aan doen om dittoch een beetje scherper te duiden. Overigens is het ookzonder programmaversterkingsbudget goed om teduiden waar de publieke omroep voor staat. Ookdaarover zijn wij het kennelijk eens. Dat is mooi.

Het Stimuleringsfonds Nederlandse CultureleOmroepproducties is een ander punt. Ik snap eerlijkgezegd niet waarom het bedrag door de minister wordtverhoogd. De minister schrijft dat dit de cultuurwereld ende omroeporganisaties iets dichter bij elkaar brengt. Jezou dus kunnen zeggen dat het een soort smeerolie is.Het is kennelijk niet minder en niet meer danprogrammaversterkingsbudget. Breng het daar dan ookonder. Eerder heb ik ervoor gepleit om het Stimulerings-fonds op te heffen. De minister kiest daar niet voor en ikrespecteer zijn keuze, maar als er nu 2 mln. bij komt, zouik mij kunnen voorstellen dat dit wordt geoormerkt voorproducties van regionale omroepen. Hoe kijkt de ministerdaar tegenaan? In het verleden hebben wij een deel vanhet geld van het Stimuleringsfonds geoormerkt voor deregionale omroep. Dat is buitengewoon goed gegaan.Sterker, er zijn meer aanvragen dan geld beschikbaar is.De CDA-fractie wil deze suggestie dan ook graag aan deminister voorleggen.

Nog een wat meer technisch punt, dat onder anderede NPS, maar ook enkele andere taakorganisaties betreft.Wat is nu het toekomstige budget dat deze taak-organisaties krijgen? Kunnen zij in de nieuwe systema-

tiek gemakkelijk boven de 100% uitstijgen? Dat lijkt onsniet verstandig. Wij zouden het willen maximeren op eenbudget van 100% met daaraan gekoppeld een hoeveel-heid programmazendtijd.

Educom heeft ons aangegeven dat het graagmeerjarige zekerheid wil hebben. Ik dacht dat ik daar ookeen collega over heb horen spreken. Wat is de reactievan de minister daarop? Kan hij ook meerjarigezekerheid aan andere omroepen geven, uiteraard binnende vigerende erkenningsperiode?

Collega Van Dam heeft aangegeven dat het Collegevan Omroepen de raad van bestuur op tal van terreinenadviseert. Wat hem betreft, zou er nog wel een tandje bijkunnen, dus niet alleen adviezen over het concessie-beleidsplan en de prestatieovereenkomsten. DeCDA-fractie deelt die opvatting volmondig. Als je deomroepen echt wil betrekken bij het totaal van hetpublieke bestel, dan moet je het College van Omroepeneen volwaardige plek geven. Wij zouden ons kunnenvoorstellen dat zo lang wij gebonden zijn aan net-profielen – van mij mogen ze eraf – het College vanOmroepen direct ook bij de netprofilering is betrokken.Dat voorkomt ook een soort TROS-Aktua-achtigediscussie. Als omroepen vinden dat ze te weinig ruimtekrijgen om hun eigen identiteit uit te zenden, dan zou jedaar via dat College van Omroepen ook een sterk signaalover kunnen afgeven in de richting van de raad vanbestuur.

De nieuwe Mediawet stelt een stevige rol voorbuitenproducenten voor. Waar moeten wij dan aandenken? Is het wel realistisch om buitenproducenten ookeen rol te geven als het gaat om radio- en internet-activiteiten? Wij denken dat je daar kritisch naar moetkijken. Wij denken niet dat het voor alle platforms evenrealistisch is. Als het gaat om televisie zeggen wij ″houhet zoals het is″. Daar kunnen wij ons wel iets bijvoorstellen. Bij internet- en radioactiviteiten is het eenstuk ingewikkelder, te meer omdat de budgettenaanzienlijk lager zijn, maar het is ook ingewikkeld als jeeen buitenproducent zou willen vragen om een deel vande verslaggeving hier voor Radio 3 of 4 voor zijn of haarrekening te nemen.

Ik kom nog op een ander punt, meer een principieelpunt. Wij hebben in het verleden vaak gesproken over decao en de salariëring in het publieke bestel. Daar zijnafspraken over gemaakt. Wil of moet iemand meerverdienen, dan moet de minister daar zelfs toestemmingvoor worden gevraagd. Het zij zo, maar hoe zit het numet dat heel forse bedrag dat naar de buitenproducentengaat en waar mensen, producenten, programmamakersmee annex zijn? Is daar ook een soort van check op? Hetis natuurlijk prachtig als je zegt dat je voor Hilversumstrenge regels hebt, maar als je dat wat lastig wordt overde schutting kiepert en de opdracht geeft aan eenbuitenproducent, wie dan ook, dan doet het er blijkbaarniet toe hoe veel die dan er dan mee verdient. Dat zoubuitengewoon dubbel zijn. De minister zal daar eenmening over hebben en daar ben ik dan wel benieuwdnaar.

Voorzitter. Langzaam maar zeker kom ik tot eenafronding. Het gaat om buitenproducenten, om radio,televisie en internet. Ik wil graag toch nog een paarwoorden wijden aan het laatste, aan internetactiviteitenvan de omroepen. Wij hebben recent in het debat overde pers en de kranten gehoord hoezeer de pers zichzorgen maakt over hetgeen nu in Nederland – mede door

Atsma

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5255

Page 25: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

de crisis – gebeurt. Ook is aangegeven dat er intoenemende mate problemen ontstaan door deinternetactiviteiten van publieke omroepen die – zoalswordt gezegd – daarvoor belastinggeld gebruiken, datmogen zij ook. Tegelijkertijd wordt er op gewezen datpublieke omroepen in toenemende mate krantenachtigesites maken. Het is de vraag of het omroepgeld daarvoor bedoeld is. Ik kan mij voorstellen dat internetgeldvoor de publieke omroep wordt geoormerkt voor metname audiovisuele koppelingen. Daar is de omroep sterkin, niet meer en niet minder.

De NOS wordt conform het wetsvoorstel verzelfstan-digd. Ik vind dat prima, maar ik vind het raar dat de raadvan bestuur van de publieke omroep de toezichthoudervan de NOS wordt. Is dit in het kader van goodgovernance nu wel de oplossing? Zou er niet bijvoor-beeld moeten worden gedacht aan de mogelijkheid omde rol van de raad van toezicht van de NPS uit tebreiden? Zoals het voorstel nu voorligt, wordt toch deindruk gewekt van de slager die zijn eigen vlees keurt.Immers, als de NOS geld heeft gekregen van de raad vanbestuur, maar het niet goed doet, is het de zelfde raadvan bestuur die de verantwoordelijken op de vingers tikt.Ik vind dat een onlogische constructie.

De NOS heeft overigens ook geen programmaraad, deNPS wel en terecht. Zou een programmaraad ook nietiets zijn voor de NOS? Er is nu geen enkele publiekeverantwoording aan leden, achterban of wat ook maar. Ineen programmaraad van de NOS zouden vertegenwoor-digers van de sport voor het sportblok kunnen wordenopgenomen en voor het nieuws en actualiteiten ledendie misschien wel uit het college van omroepen of uit deomgeving van de omroepen komen. Ik krijg graag eenreactie van de minister op die suggestie.

Hoe staat het met de mediacode waar wij een enander maal over zijn begonnen? Ik blijf van mening datdit te langzaam gaat.

De minister heeft enkele maanden geleden terechtlaten weten dat de positie van de Raad voor deJournalistiek versterkt moet worden; hij heeft daarmiddelen voor beschikbaar gesteld. De Raad voor deJournalistiek is in onze ogen vaak een papieren tijger dieniet kan doorbijten, maar de raad is er en dan moet je erook wat mee doen. Het is dan wat vreemd dat uitgere-kend een aantal geledingen van de publieke omroep zichonttrekken aan het gezag van de Raad voor de Journalis-tiek. Ik noem het voorbeeld van Radar van de TROS. DeTROS is hier al vaker genoemd dus ik kan dat ook weldoen. Ik vind het vreemd dat op het moment dat de Raadvoor de Journalistiek de programmamakers van Radarop de vingers tikt omdat die ten onrechte dingen hebbengesuggereerd of hebben gedaan, de makers van ditprogramma, dat toch een bereik heeft van een paarmiljoen mensen, antwoorden dat zij zich daar niets vanaan trekken. Dit kan niet. Ik vraag de minister om hiereen waardering van te geven. Het wordt nog gekker alsje ziet dat een ander deel van de TROS wel het gezagvan de Raad voor de Journalistiek accepteert. Is dit nugepast?

Wat gebeurt er als de Raad voor de Journalistiek eenuitspraak doet, zoals twee weken geleden over Radar, deprogrammamakers er niets mee doen en degene die zijngelijk wil halen, besluit om naar de rechter te gaan? Derechter komt dan wellicht tot een veroordeling. Wiedraait daar dan voor op? Moet dan de belastingbetalerdokken of iemand anders? Ik zou het niet weten. Kortom:

kies voor de lijn van de Raad voor de Journalistiek, hoegebrekkig misschien ook, want die is beter dan niets.

De heer Remkes (VVD): Gelet op de kwalificaties ″eenbeetje gebrekkig″ en een ″papieren tijger″ vraag ik of deheer Atsma met mij van mening is dat het tegen dieachtergrond en tegen de achtergrond van zijn wensen,tijd is om eens een wat bredere discussie over ditfenomeen te voeren. Wij kunnen dan aan de ministervragen om de basis te leggen voor die discussie.

De heer Atsma (CDA): Ik ben het volmondig met de heerRemkes eens. In het najaar van 2008 hebben wij hier kortover gesproken in de Kamer. Ik noem de Raad voor deJournalistiek een papieren tijger, omdat hij hooguit kanzeggen: u zult rectificeren. Dat is het. Voor sommigenbiedt dit voldoende genoegdoening, maar voor anderenniet. De Raad voor de Journalistiek beschikt over geenenkel instrument om iets af te dwingen. De Raad is eenvorm van zelfregulering, maar nu is er wel publiek geldin het geding. Bovendien heeft de minister gezegd dat hijzich sterk zal maken voor de versterking van de positievan de Raad voor de Journalistiek. Ik geef uw vraaggraag door aan de minister, aangezien ik het hartgrondigmet u eens ben.

©

De heer Remkes (VVD): Voorzitter. Toen ik afgelopenweekend de stukken doornam en het publieke debat vande afgelopen maanden over ons medialandschap en deplaats van de publieke omroep daarin tot mij door lietdringen, hield ik daaraan een zeker gevoel van leegteover. De minister zegt de eigenheid van de publiekeomroep voor langere tijd te erkennen en te beschermen.Hij wil geen ingrijpende hervormingen en wil verderomroepverenigingen met leden, vanwege hun belang-rijke rol binnen de publieke omroep, en organisaties meteen wettelijke taak behouden. De aansturing blijft intact.Het adagium van het kabinet is blijkbaar: een beetje gelderbij en verder, overigens net als op vele andereterreinen, op de plaats rust.

Ik begrijp natuurlijk wel de behoefte van Hilversumaan rustiger bestuurlijk vaarwater, want men wil zijn tijdkunnen besteden aan waar het echt om gaat: het makenvan mooie programma’s. Dat ontslaat het kabinet echterniet van de verplichting om wat meer ten principale in tegaan op de bestaansgronden anno 2009 van het bestelop wat langere termijn. Dat deed het kabinet vorig jaarniet in de Mediawet en dat doet het kabinet ook niet indit wetsvoorstel.

Het is gemakkelijk en wat mij betreft te gemakkelijkom die discussie te verschuiven naar een verkennendenotitie en naar een toekomstig kabinet. Er wordengeforceerde bezweringsformules gebruikt om despanning te verhullen tussen aan de ene kant deopenheid van ons publieke bestel en aan de andere kantde drukbezette vergadertafels in Hilversum, versnippe-ring en dreigende onbestuurbaarheid. Ook de Raad vanState constateert die tweeslachtigheid. Die tweeslachtig-heid is overigens niet alleen bij de minister terug tevinden, maar in zekere mate ook in Hilversum zelf.

Wij voeren vandaag een gesprek met de minister en iknodig hem uit om in zijn beantwoording te doen wat inde schriftelijke stukken niet is gebeurd: het schetsen vaneen punt op de horizon. Waar moet naar het oordeel van

Atsma

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5256

Page 26: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

de minister het publieke bestel uiteindelijk landen? Wat isde koers voor de toekomst? De minister kan er niet meevolstaan om wel op basis van sociaal-culturele trendseen afnemend draagvlak te constateren onder met namenieuwe Nederlanders en jongeren, maar daarover nietste zeggen. Wat zijn daarvan de consequenties?

De minister zet de achterdeur op een kier. Formeelworden de gronden om een erkenning in te trekkenaangescherpt, maar mijn voorspelling is dat dit materieelniet of nauwelijks zal bijdragen aan de bestuurbaarheidvan het bestel en het tegengaan van versnippering enbureaupolitiek gedoe. Dit wetsvoorstel zal niet blijken bijte dragen aan een nieuw evenwicht tussen openheid enversnippering. De minister gaat dit najaar geen erkennin-gen intrekken als omroepen aan de ledenvereistenvoldoen. Dat kan formeel niet en het zal materieel uit eenoogpunt van bescherming van gevestigde belangen enpolitieke opportuniteit niet gebeuren. Ik vond het welaardig dat de minister kennelijk op zoek is gegaan om bijde klassiekers nog eens een adagium te vinden. Hij heeftdat gevonden bij het oude nummer van The Eagles. Devergelijking daarin is redelijk treffend, maar in die tekstkomt nog een andere passage voor, en die vergelijking iswat mij betreft ook treffend. Dat is de passage ″we areprogrammed to receive″. Dat is in het publieke bestel inniet onbelangrijke mate ook het geval.

Die bescherming van gevestigde belangen blijkt ookuit het wetsvoorstel zelf. Pas na tien jaar, na tweenegatieve evaluaties, kan de erkenning en dus detoekenning van publiek belastinggeld worden ingetrok-ken, ook al wordt er evident slecht gepresteerd. Ik moetzeggen dat ik de verdediging hiervan in de nota naaraanleiding van het verslag redelijk onthutsend vond. Diekwam er in het kort op neer dat je de visitatiecommissiein feite niet in de positie mag plaatsen dat zij na één keeral de basis legt voor het vallen van de bijl. Als dat aan deorde is, is er gewoon een verkeerde visitatiecommissiebenoemd. Die wordt geacht een beetje een rechte rug tehebben om met echte kwaliteitsoordelen te komen.

Die bezwaren gelden wat mij betreft overigens ook indezelfde mate tegen het pas na twee negatieve evalua-ties treffen van maatregelen tegen de taakorganisatiesNOS-RTV, NPS en Educom. Ook de geformuleerdecriteria aan de voordeur zijn buitengewoon subjectief.Met deze criteria in de hand zie ik deze minister detoekenning van de aspirant-status aan Wakker Nederland,Omroep C of ga zo maar door niet weigeren. In destukken wordt hierop later wel weer wat afgedaan.Hoewel er allerlei boze brieven over zijn gekomen, zet deminister in feite de deur ook open naar one-issueorga-nisaties. Piep! is denk ik zo’n one-issueorganisatie.Misschien wil de minister niet vooruitlopen op deerkenningsprocedure, dat zou best kunnen, maar ik benbenieuwd om in het theoretische geval dat Piep! aan decijfermatige criteria gaat voldoen van de minister tehoren wat hij in zo’n geval zou gaan doen.

Ik wil nog wel een ander voorbeeld noemen. Stel datde ANWB in de toekomst een keer meedoet. De bladenvan de ANWB zijn toch tamelijk breed. Dan moet deANWB in dat geval, stel dat zij zou voldoen aan deledenvereisten – dat zou denk ik betrekkelijk eenvoudigzijn – aan die drie aanvullende criteria voldoen. Destroming is autorijdend Nederland, blij dat ik rij. Bijgenre en inhoud gaat het om mooie, informatieveprogramma’s over de auto en over allerlei per auto tebereiken vakantiebestemmingen. Ik kan daar nog wel een

aantal dingen aan toevoegen. De doelgroep zijn vrijwelalle Nederlanders, want iedereen beschikt over een auto.Ik kom met die criteria dus niet echt veel verder, wantdaar blijft altijd – de minister noemt dat geloof ikintersubjectief – een zeker subjectief element in zittenhoe je dingen gaat wegen. Ik voorspel dus dat ook metdeze eis van toevoeging de bestuurbaarheid van hetbestel er niet beter op wordt.

Op dit punt constateert de Raad van State precieshetzelfde. De raad zegt: je moet gewoon terugvallen ophet oude criterium maatschappelijke stroming. Ik vinddat de minister hierop in de stukken onvoldoendereageert. Ik probeer met de minister mee te denken.50.000 mensen hebben ervan blijk gegeven, een initiatiefte steunen. Deze mensen zien zelf dat initiatief natuurlijkwel als iets nieuws van toegevoegde waarde. Als deminister zegt dat het in deze tijd geen geringe prestatie isom 50.000 leden te werven – daar heeft hij op zichzelfgelijk in – getuigt dit van dubbelhartigheid in hetwetsvoorstel. Als dat kennelijk onvoldoende is, waaromkiest de minister er dan niet voor – ik zeg niet dat ikhiervan een voorstander zou zijn – om in het kader vande openheid van het bestel de grens van 50.000 wellichtietsje op te trekken?

Een vraag die in dit opzicht wat mij betreft ookrelevant is, is de volgende. De minister schrijft in destukken dat wij 3 miljoen leden niet mogen bagatellise-ren. Ik ben het daar op zichzelf mee eens. Dat roeptonmiddellijk wel de vraag op naar de materiële betekenisvan dat lidmaatschap. Een lidmaatschap van € 5,72,ofwel twee glaasjes bier of een pakje sigaretten. Ik zie devoorzitter vragend kijken.

De voorzitter: Ik zou het niet weten; ik ken de prijs vanbier noch van sigaretten.

De heer Remkes (VVD): Cadeautjes in wervings-campagnes. Cadeautjes mogen qua kostprijs niet meerdoen dan de abonnementsprijs en er mogen alleenverenigingsgelden gebruikt worden voor de campagnes.Dat vind ik eigenlijk een grote leugenredenering. Immers,deze verenigingsgelden kunnen ook gebruikt wordenvoor mooie programma’s. Wat mij betreft zouden zedaarvoor in de eerste plaats ook gebruikt moetenworden. Ik begrijp dat er cadeautjes in de aanbieding zijnvan tankwagens met bier voor studentenverenigingen,cd’s en een abonneereductie bij kaartverkoop voorconcerten.

De telling op 1 april is bovendien een momentopnamein een periode van vijf jaar. Immers, wie garandeert mijdat de zaken er over twee jaar niet heel anders voor-staan? Feit is dat voor veel mensen het programmabladen veel minder de omroepvereniging zelf – dit geldt nietvoor iedereen maar wel voor relatief veel mensen – hetdominante lidmaatschapsmotief is. De wat verkramptediscussie in deze Kamer over programmabladen – ik benhet met de heer Atsma eens dat de heer Van der Ham encollega Weekers moeten opschieten – getuigt hiervan.

Een collega van mij overkwam recentelijk hetvolgende. Hij werd door een aardige mevrouw van eencallcenter gebeld met de mededeling: u hebt eind vorigjaar per sms een stem uitgebracht bij het AVRO-programma Op zoek naar Joseph. Ik wist niet eens dathet bestond. Een mooie redenering. De AVRO had nogveel meer moois in de aanbieding. Mijn collega werd vanharte uitgenodigd om lid te worden. Nu roept dit vragen

Remkes

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5257

Page 27: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

op ten aanzien van de privacy en het gebruik vangegevens. Het is echter wel illustratief hoe er geacteerdwordt.

Ik vat samen. Er worden in het wetsvoorstel geenechte keuzes gemaakt. De minister spaart tot op hedende kool en de geit, terwijl in mijn opvatting deze ministersamen met de raad van bestuur van de NPO de regie inhanden zou moeten nemen. Ik nodig de minister dus uitom in zijn beantwoording ook bij dit punt stil te staan.

Er is nog een andere tweeslachtigheid in ons bestelaan de orde. Enerzijds is er het streven naar pluriformi-teit en herkenbaarheid. Anderzijds is er hetnetherkennings- en programmeerbeleid in het kader vande kijkcijferoptimalisatie in de concurrentie met decommerciële omroepen, met de daaruit voortvloeiendesamenwerking tussen omroepen zelf. Ik constateer datdaarmee in de afgelopen jaren alles een stuk grijzer isgeworden. Herkenbare pluriformiteit is verder van onsweggedreven. Collega Atsma heeft daarover eveneensvragen gesteld, evenals collega Bosma, naar ik meen.Is er naar het oordeel van de minister geen aanleidingom daarnaar eens heel kritisch te kijken? Dan komen wijte praten over de invulling van het naar mijn meningtotaal niet transparante functioneren van de netcoördina-toren. Ik neem aan dat er gestuurd wordt op bereik enop geld, maar hoe dat precies gaat is totaal niet inzichte-lijk.

Gezien de samenwerkingsvormen in onze actualiteiten-rubrieken is er aanleiding om heel kritisch te kijken naarde dominante positie van de VARA en de NPS binnenzulke samenwerkingsverbanden. Ik kom de VARA en deNPS namelijk vrijwel overal tegen. Ook dat zou wel eenseen oorzaak van die vergrijzing kunnen zijn.

De heer Van Dam (PvdA): Dat vind ik nou vreemd. Wijhebben natuurlijk met zijn allen jarenlang gestimuleerddat omroepen op hetzelfde net met elkaar gingensamenwerken. Zo is TweeVandaag ontstaan, hettegenwoordige EénVandaag. Zo is Netwerk ontstaan. Zozijn ook de samenwerkingsprogramma’s van de VARA ende NPS ontstaan. Dat hebben wij vanuit de politieksteeds gestimuleerd. Nu vindt de heer Remkes het eenprobleem dat die omroepen allemaal met elkaarsamenwerken. Dat hebben wij toch zelf gewild?

De heer Remkes (VVD): Dat is omdat ik constateer dathet resultaat een vorm van grijze soep is. Die vorm vangrijze soep vind ik, gegeven de uitgangspunten van onsbestel, niet wenselijk.

De heer Van Dam (PvdA): Als het een grijze soep is,richt je een nieuwe omroep op. Dan treed je toe tot hetbestel en ga je proberen om een ander geluid te latenhoren. De heer Remkes stelt de samenwerkings-programma’s aan de orde. Daar zit het probleem echterniet. Dat hebben wij gewild. Dan kunnen wij nu deomroepen niet kwalijk nemen dat ze samenwerken. Ikben blij dat ze samenwerken.

De heer Remkes (VVD): Ik heb er nog een heel anderbezwaar tegen. Het is niet de eerste keer dat ik daarovereen opmerking maak. Ik vind het niet gewenst dat deomroepverenigingen samenwerken met de taak-organisatie NPS. Dat zijn twee ongelijksoortige groot-heden. Dat bezwaar heb ik nog los van de grijzeverkleuring die ik signaleer. Mijn vraag aan de minister is

of er aanleiding is om eens heel kritisch te kijken naar degesignaleerde ontwikkeling. Uit de stukken spreekt eenbeetje een nostalgisch gedachtegoed. Zo heeft deminister het ongetwijfeld niet bedoeld, maar zo komt hetop mij over. Het riep bij mij het beeld op van de jarenzestig en zeventig. Maar ook vanuit dat gedachtegoedvan de minister kan het niet de bedoeling zijn dat dekleur verdwijnt. Mij heeft ook het verhaal bereikt datTROS Aktua niet terug kan komen in verband met juistdit fenomeen. Gisteren stond in NRC Handelsblad hetverhaal over Omroep C waaruit blijkt dat zo’n nieuweomroep niets uitmaakt. Daarmee is het argument van deheer Van Dam, dat de openheid van het bestel eenantwoord zou zijn op de grijze kleur, ondergraven. Hetmaakt de netcoördinator kennelijk niets uit.

De heer Van Dam (PvdA): Ik ben te jong om hetgeheugen van de Kamer te zijn. Ik had eerder verwachtdat de heer Remkes dit zou zijn. Hij loopt hier al veellanger mee dan ik.

De heer Remkes (VVD): Het probleem ligt niet in deKamer.

De heer Van Dam (PvdA): De heer Remkes spreektconcreet over de samenwerking tussen de NPS en deVARA. Tijdens het paarse kabinet zat ik nog niet in deKamer. Dit paarse kabinet heeft heel bewust aangestuurdop samenwerking. De NPS is ook opgericht met het doelom van Nederland 3 een volwaardige zender te maken.Toen is omroepen gezegd dat zij moesten samenwerkenom die programma’s te maken. De VVD was er destijdsal bij betrokken. Nu zegt de heer Remkes dat het eenprobleem is dat de omroepen samenwerken. Dat is tochniet consistent? Dat kan de heer Remkes toch niet tegende omroepen zeggen? Of heeft de heer Remkes erenorme spijt van dat hij dit toen zo heeft geregeld en wilhij alle programma’s aan de VARA geven? De VARA zalstaan te juichen, maar consistent is het niet.

De heer Remkes (VVD): Ik zeg juist dat heel kritisch moetworden gekeken naar de positie van de VARA en de NPSin dat soort samenwerkingsvormen. NOVA, Buitenhof,Pauw & Witteman komen allemaal dat fenomeen tegen.Dat draagt bij aan de vergrijzing. Als je tot de conclusiekomt dat de richting van de samenwerking in een aantalopzichten wellicht vruchten heeft afgeworpen, maar ineen ander opzicht wellicht ook tot onbedoelde effectenheeft geleid, is het geen schande om er nog eens heelkritisch naar te kijken. Ik verzoek de minister dit te doen.

De heer Van Dam (PvdA): Maar wat is de oplossing? Deheer Bosma vindt het allemaal linkse programma’s. Deheer Remkes vindt het allemaal grijze programma’s. Mijzal het worst wezen wat voor kleur die programma’svolgens hen allemaal hebben. Maar wat is de oplossing?Wil de heer Remkes dat alle programma’s weer naar deVARA gaan, om ervoor te zorgen dat het weer kleurrijkeprogramma’s zijn? Dat zijn ze volgens mij allang.

De heer Remkes (VVD): Mijn eerste suggestie voor eenoplossing heb ik net gegeven. De NPS moet stoppen metde samenwerkingsvormen met de omroepverenigingenen moet het weer mogelijk maken dat de randvoorwaar-den voor de programmering zodanig zijn dat er gewooneen geprofileerde, diverse en pluriforme praktijk van

Remkes

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5258

Page 28: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

actualiteitenrubrieken kan ontstaan. Als ik mijn ogen nudichtdoe met de televisie aan en ik luister naar wat er bijde verschillende actualiteitenrubrieken allemaal gezegdwordt, kan ik niet duiden of ik naar EenVandaag, naarNOVA of naar wat voor programma dan ook kijk. Het lijktallemaal op elkaar.

De voorzitter: Dat punt had u al gemaakt.

De heer Bosma (PVV): Ik hoorde het woord ″oplossing″vallen. Dan veer ik onmiddellijk op. Ik denk dat hetdrama nog veel groter is dan de heer Remkes schetst.Dichtbij Nederland, ZEMBLA, Premtime, De Wereld DraaitDoor, NOVA, Pauw & Witteman en Buitenhof ...

De voorzitter: De bedoeling is dat u een vraag stelt.Niet dat u de heer Remkes helpt.

De heer Bosma (PVV): ... zijn allemaal programma’s vande VARA en de NPS. De VARA is een socialistischeorganisatie.

De voorzitter: Ik zeg niet zomaar wat. U moet uw vraagstellen.

De heer Bosma (PVV): De NPS is een multiculturalisti-sche organisatie. Vindt de heer Remkes het een goedesuggestie dat in de komende concessieperiode die tweeorganisaties, de VARA en de NPS, worden aangemoe-digd om zich zo veel mogelijk te onthouden van datsoort informatieve televisieprogramma’s?

De heer Remkes (VVD): Zo zit ik niet in elkaar. Boven-dien vind ik dat men een eigen verantwoordelijkheidheeft. De minister zou wel als regisseur moeten optredentegenover de raad van bestuur teneinde een scheidingaan te brengen tussen de taakorganisaties en deomroepverenigingen. Ik begrijp dat deze discussie ook bijde raad van bestuur wel wat begint te spelen. Deminister zou zich daarachter moeten scharen. Ik wilverder niet in de verantwoordelijkheid van de VARA ofvan wie dan ook treden. Mijn opmerking is er juist opgericht om de andere, wat meer geprofileerdeprogramma’s een prominentere plek in het geheel tegeven en een evenwichtiger beeld te laten ontstaan.Volgens mij willen wij dit allebei.

De heer Bosma (PVV): U hebt gelijk als u zegt dat wijniet in de verantwoordelijkheid van de VARA moetentreden, maar dat is het probleem ook niet. Het probleemis dat de zendercoördinatoren al die informatieveprogramma’s aan een socialistische of een multicultura-listische omroep toedelen. Zo krijg je die grijze streep. Zitdaar niet het probleem?

De heer Remkes (VVD): Ik heb toch zo-even gezegd datde aanwezigheid van de VARA en de NPS inactualiteitenrubrieken te dominant is? Volgens mij ben ikglashelder.

Voorzitter. Een derde tweeslachtigheid in het mediabe-leid van dit kabinet is dat het aan de ene kant zegt dat ermultimediaal beleid wordt gevoerd, terwijl daar aan deandere kant niet echt sprake van is. Dan heb ik het dusmet name op de recente discussie over de concurrentie-verhoudingen in het totale medialandschap. Dan praat jeover de STER-inkomsten, de discussie over neventaken

en sommige activiteiten van sommige omroepver-enigingen, zoals de organisatie van cruises en kerst-reizen. De minister volstaat in feite met de simpelewijsheid dat het bestaan van een publieke omroepsowieso concurrentieverstorend is. Ik vind dat tegemakkelijk. Op dit punt is een diepgaandere analysenodig, want het ontbreken van zo’n analyse is slechtvoor het medialandschap als geheel en leidt totongenoegen en gemor. Deze minister is voor meerverantwoordelijkheid dan alleen de publieke omroep.Laat de minister dat dan ook tonen door breed, met allepartijen deze discussie aan te gaan en met een analysete komen.

Dat brengt mij tot een opmerking over de beperkingvan de werking van het Stimuleringsfonds NederlandseCulturele Mediaproducties. Anderen spraken hier ook alover. De kwaliteit van de producties moet als basisworden gekozen. De minister gebruikt het volgendeargument voor een gesloten systeem: ″Bovendien biedencommerciële omroepen van nature niet het hoogwaar-dige kwalitatieve culturele aanbod dat het mediafondsstimuleert.″ Wat een publieke arrogantie! Ik had gedachtdat daar door deze minister wel op een wat andere wijzetegenaan gekeken werd. Om die reden heb ik eenamendement ingediend om de term ″publiek″ in dedesbetreffende bepaling te schrappen. Collega Van derHam heeft zijn steun daar al voor uitgesproken.

Als volgende punt constateert de VVD-fractie dat dezeminister van deze gelegenheid geen gebruik heeftgemaakt om de positie van de aangewezen kerkgenoot-schappen en genootschappen op geestelijke grondslag inhet publieke bestel te heroverwegen. Ik dank hem voorde notitie, maar de inhoud overtuigt niet op het punt vanscheiding van kerk en staat. Mijn fractie houdt daarprincipiële bezwaren tegen. Als er al iets geregeld hadmoet worden, dan had de minister ervoor kunnen kiezenom deze activiteit onder de pluriformiteitsdefinitie van debestaande omroeporganisaties te brengen. De argumen-tatie dat dit met name in stand gehouden moet wordenvoor mensen die fysiek niet meer in staat zijn om dekerkgang te maken, oogt sympathiek, maar is anno 2009weinig overtuigend. Voor zulke problemen zijn andereoplossingen mogelijk. Daar is dit onderdeel in het bestelniet voor nodig.

Dat is wat meer ten principale, maar dan toch ookeven wat meer praktisch. Er zijn nogal wat kanttekenin-gen te plaatsen bij de onlangs voor de periode 2010-2015door het commissariaat gepubliceerde beleidsregels. Hoemeten wij representativiteit? Hoe wordt de kwantiteit vande aanhang en/of de historie van zijn aanwezigheidbepaald, enigszins objectief gemeten? Hoe wordtbijvoorbeeld een betrouwbare en valide opgave van hetaantal personen gemeten, dat redelijkerwijs bijvoorbeeldtot de humanistische stroming gerekend kan worden?Hoe om te springen met mensen die zich wel verwantvoelen met een bepaalde hoofdstroming, maar een lichtevorm van onpasselijkheid voelen bij de gedachte ook lidte moeten zijn? Waarom wordt hier niet gekozen, naaranalogie van de inhoud van het wetsvoorstel, voor eenglijdende schaal, maar gewoon de indeling van de groteklassen – in dit geval A, B en C – aangehouden? Het lijktmijn fractie dat een andere keuze denkbaar was geweest.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik wil wel even wetenhoe het precies zit bij de VVD. De heer Remkes beroeptzich op de scheiding van kerk en staat. Als je die serieus

Remkes

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5259

Page 29: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

neemt, zou de VVD ook moeten voorstellen ombijvoorbeeld de bekostiging van het bijzonder onderwijsaf te schaffen of – daar gaat het vandaag over – die vande omroepverenigingen in het algemeen, want de KROen de NCRV krijgen ook veel subsidie. Waarom stelt deheer Remkes dat niet voor?

De heer Remkes (VVD): Aan het slot van mijn betoogkom ik daarop terug. De heer Van Dijk kan het antwoordop die vraag ook wel raden, want wij hebben dat deafgelopen tijd nooit onder stoelen of banken gestoken.Het is dus een open deur. Het onderwijs is in liberalekring ook wel eens aanleiding voor een stevig debatgeweest. Onderwijs is echter van een andere orde danomroepen. Ik wil graag met de heer Van Dijk het debatover artikel 23 van de Grondwet nog eens in den bredevoeren, maar wij zullen dat nu maar niet doen. Op hetomroepbestel kom ik straks echter nog terug.

Er is nog een discussie over de verdeling van 50%basisbudget en 50% op basis van het ledental. Deminister schrijft dat die 50% is gebaseerd op huisvesting,personeel en wettelijk minimum aan programma’s.Liggen daaraan berekeningen ten grondslag? Ik heb welbehoefte om daaronder een objectieve basis gelegd tekrijgen. Dat inzicht heb ik op dit moment niet.

Vervolgens is de eis geformuleerd dat 25% van detelevisiezendtijd – nu nog – van de publieke omroep alsgeheel moet bestaan uit Europese producties. Dat wordtstraks uitgedrukt in percentages van het budget. Dat zalin een AMvB geregeld worden. De minister zegt ergensdat 25% nu op basis van de tijd redelijk is. Ik zie geenaanleiding om hem dat niet na te zeggen. Ik ben welbenieuwd waaraan de minister denkt bij het nieuwepercentage. Misschien kan hij daar straks nog iets overzeggen.

Dat brengt mij tot een wat bredere opmerking. In ditwetsvoorstel – ik noemde net al een voorbeeld – wordeneen aantal belangrijke onderwerpen in een AMvBgeregeld. Dat is bijvoorbeeld de nadere inkleuring vanhet media-aanbod dat de NOS moet verzorgen. Dat zijnbelangrijke onderwerpen. De heer Van Dam heeft eenamendement ingediend waarin hij in feite met hetzelfdedilemma zit. Hij heeft een voorhangprocedure inge-bracht. Ik vind het wenselijk dat breed in dit wetsvoorsteleen voorhangbepaling wordt opgenomen. Het hoeft nietde zwaarste vorm te zijn. Het kan een lichte vorm zijn,maar ik vind betrokkenheid van het parlement bij dieonderwerpen buitengewoon belangrijk. De minister zegtdat dit niet in de aanwijzingen voor de regelgeving past.Wel, voorzitter, als de wetten waarin voorhangbepalingenstaan, hier opgeteld zouden worden, zouden wij tot hogeaantallen komen. Zo verschrikkelijk is het dus niet. Eenanekdote: toen ik het stuk van het kabinet over deAntillen zat te lezen, kwam ik daarin de passage tegendat bij de belangrijke besluiten die in dat verbandworden genomen er altijd betrokkenheid moet zijn vanhet parlement. Ik dacht: als wij dat ook voor onszelf alsmaat der dingen nemen, verdampt in ieder geval op ditpunt het bezwaar van de minister wel enigszins.

Ik vind de argumentatie voor verzelfstandiging vanNOS-RTV in de kern begrijpelijk: het voorkomen vantwee petten. Maar ik vind het niet begrijpelijk dat de raadvan bestuur wordt geplaatst in de positie van de raadvan toezicht bij de NOS. Wij praten in dit huis regelmatigover governance. Daarbij praten wij ook vrij regelmatigover het voorkomen van dit soort constructies. Ik vond

dit een merkwaardig voorstel, want toezichthoudershebben maar een ding te doen, namelijk zich te richtennaar het belang van de organisatie waarop zij geachtworden toezicht te houden. Ik zou de toekomstige ledenniet in de verleiding willen brengen om daarin anderekeuzes te maken.

Er is vooruitgelopen op het wetgevingsproces, wantde nieuwe club is per 1 januari ingeschreven bij deKamer van Koophandel. De argumentatie daartoeontgaat mij. Er is natuurlijk een zeker verband met hetwetgevingsproces nu en het ongelukkige beeld dat metdie manoeuvre is opgeroepen dat het proces vanwetgeving er in feite niet meer toe doet. Ik vind datdergelijke beelden niet in de wereld moeten komen.

Collega Van Dam heeft vragen gesteld over de recenteberichtgeving over de televisiekijkers die via de kabelmeebetalen. Ik vond die berichtgeving tamelijk bizar,maar ik heb inmiddels begrepen hoe het zit. Linksom ofrechtsom, daar moet een einde aan worden gemaakt,want dat is onverkoopbaar. Of je daar nu wetgeving voornodig hebt of dat met andere instrumenten doet – mij isgesuggereerd dat het ook via de NOS zou kunnen – kanik allemaal niet beoordelen. Maar ik verwacht wel datdeze minister een duidelijk antwoord geeft.

De heer Atsma (CDA): Ik wil even terug naar de raad vantoezicht op de NOS. Ik begrijp dat u mijn opvatting deeltdat het eigenlijk niet kan. U geeft ongeveer dezelfdeargumenten aan, maar u zegt niet: draai dit terug en zorgervoor dat er een onafhankelijke raad van toezicht komt.Ik heb gesuggereerd om bijvoorbeeld de taak van deraad van toezicht van de NPS ietwat te verbreden, zodatje daar zou kunnen dubbelen. Ik heb u niet horen zeggendat het anders moet. U hebt wel gezegd dat u eenbezwaar ziet, maar vindt u met ons dat het anders moet?

De heer Remkes (VVD): In feite zeg ik daarmee dat ikbezwaren heb tegen deze constructie. Ik zou er eenvoorkeur voor hebben om daar een deskundige raad vantoezicht neer te zetten die gewoon zijn taak kan doen opbasis van datgene wat ik net heb gezegd. Ik vind denadere argumentatie van de minister op dit punt nietbevredigend.

In de schriftelijke ronde is een vraag van de VVD-fractie geweest of de minister bereid zou zijn om hetcommissariaat te verzoeken een evaluatie van deledenwerfcampagne te verrichten en op basis daarvaneventueel nadere voorstellen aan de Kamer te doen.Daarbij kan ook de suggestie van collega Van Dam aande orde komen, want ik ben het met hem eens dat daarwat meer ″dichtschroeiing″ zou kunnen plaatsvinden. Ikzou ook een beeld willen krijgen van de gemaaktekosten. Die vraag herhaal ik.

Over de financiering van de lokale omroepen hebbencollega’s al vragen gesteld. Ik ben heel benieuwd wie erwint in die ingewikkelde discussie met de VNG enongetwijfeld ook met de collega’s van de minister opBinnenlandse Zaken: de autonomie van het lokalebestuur of de vastgelegde rechten van de lokale omroep.Misschien kan de minister in dit debat al een glimp vande oplossingsrichting laten zien.

Ik vat het als volgt samen. Als ik redeneer binnen hetkader van het bestaande omroepbestel, heeft deVVD-fractie geen bezwaren tegen een aantal voorstellen.Ik noem bijvoorbeeld de introductie van de glijdendeschaal ter vervanging van een systeem van A- en

Remkes

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5260

Page 30: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

B-omroepen. De brief van de gevestigde orde aan decoalitiefracties en aan collega Van Dijk heeft mij ook nietbereikt. Ik heb die argumenten dan ook niet kunnenwegen en ik hoef mij er dan ook niets van aan te trekken.Helaas, ik zou aanraden om dat in de toekomst toch eenbeetje anders te doen. Wij hebben ook geen problemenmet de wettelijke verankering van de visitatiecommissie,maar wel met de spelregels. Wij geven er namelijk devoorkeur aan dat deze commissies door de ministerworden benoemd om het beeld van ″de slager keurt zijneigen vlees″ te voorkomen. Wij hebben ook geenbezwaar tegen de opgenomen bepalingen inzake goedbestuur. Ik constateer overigens dat de motie-Van Dijkniet volledig is uitgevoerd. De minister zegt in debeantwoording op dit punt dat een gedifferentieerdeaanpak zeker zijn aandacht heeft. Dat vond ik wat mager;ik ga ervan uit dat de minister bij die normering eengedifferentieerde aanpak zal volgen. Anders krijgen weaan het einde een absurd beeld te zien. Dat is mijnvoorspelling op dit punt.

Ik heb ook geen bezwaar tegen de herdefiniëring vanhet programmaversterkingsbudget; wel ben ik tegen hetamendement om dat weer terug te brengen naar 25%. Ikvind de redenering van de minister op zichzelf valide omdat gewoon op 30% te houden. Ook ben ik van meningdat de Raad van State een punt heeft ten aanzien van hetmeten van de effectiviteit van de besteding. Dat is bijpubliek geld een normale gang van zaken; daarover moeteen meetbare publieke verantwoording worden afgelegd.Ik wil de minister dan ook vragen op dat punt nader aante geven hoe hij dat wil doen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Collega Remkesrefereert waarschijnlijk aan mijn amendement om die25%-norm te handhaven. Daarin staat ook het argumentdat het toch in lijn ligt met de uitspraken van de vorigeminister, namelijk dat het hieruit moet worden gelicht enin het versterkingsbudget moet worden geplaatst. Zodrahet niet meer nodig is en de omroepen het zelf doen, kanhet weer een trapje lager worden gezet, namelijk in deverdeling van de omroepgelden. Waarom ziet de heerRemkes daar geen brood in?

De heer Remkes (VVD): Omdat dat moment wat mijbetreft nog niet is aangebroken. Ik heb dat ook nooitonder stoelen of banken gestoken. Bij de behandelingvan de Mediawet – maar het kan ook bij een anderegelegenheid zijn geweest – heb ik niet met vreugdewaargenomen dat ergens in het proces van de afgelopenanderhalf tot twee jaar een aanvankelijk genoemdpercentage van 30 al werd teruggebracht naar 25. Ik washet daar niet mee eens. Dat heeft namelijk ook iets temaken met de positie van de raad van bestuur. Ik benniet voor een verdere afzwakking van die positie, omdatin ons publieke bestel stevig en ook op inhoud gestuurdmoet kunnen worden, zeker als het gaat om pluriformi-teit en alles wat daarmee samenhangt. Vanuit dieachtergrond vind ik die beweging dus hoogst ongelukkig.De minister heeft op dit punt dus de steun van deoppositionele VVD!

De heer Voordewind (ChristenUnie): De heer Remkes isvoor een stevige sturing. Dan zouden naar mijn meningtwee opties het scherpst naar voren komen. Of het schotwordt in dat geval gehandhaafd, omdat daarmee die 5%oftewel die 50 mln. voor de nieuwe media geoormerkt in

stand wordt gehouden bij het versterkingsbudget, of hetwordt – weliswaar geoormerkt – doorgesluisd naar deomroep, omdat die 50 mln. voor de nieuwe mediabinnen de omroep wordt behouden.

De heer Remkes (VVD): Ik heb niet helemaal voor nietseen vraag aan de minister gesteld over de opmerkingvan de Raad van State en de publieke verantwoordingdie in meetbare termen moet kunnen worden afgelegd.Ik wacht dat antwoord wel even af, want dat is voor mijvan belang voor mijn eindoordeel.

Mevrouw de voorzitter. Bij de punten die ik netgenoemd heb, zit de kern van het bezwaar van deVVD-fractie niet. Die zit met name wel bij het ontbrekenvan visie op wat langere termijn. Wij hebben onsafgevraagd of dit wetsvoorstel een bijdrage levert aanhet realiseren van onze opvattingen over het publiekebestel. Die vraag hebben wij nog niet met ″ja″ kunnenbeantwoorden. Dan kom ik ook bij de vraag van de heerVan Dijk. Voor de helderheid: wij willen een kleiner maarfijner en uiteindelijk reclamevrij bestel naar Fransvoorbeeld, zonder kijkcijferfixatie. Als stip op de horizonzien wij een BBC/VRT-achtige publieke omroep metwaarborgen voor de onafhankelijkheid en pluriformiteit.Ik realiseer mij dat de minister een schier onmogelijketaak heeft om dat zo te laten uitvallen. Toch zou ik hemuit willen nodigen, ook aan de hand van een paar vragendie ik aanvankelijk stelde, om die poging te ondernemen.

De voorzitter: Dank u wel. Mijnheer Van Dam, voor eenkorte interruptie.

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. De heer Remkeshield weer zijn pleidooi voor een BBC-model dat hijrecent ook in de krant hield. Is dat een kwalitatiefpleidooi?

De heer Remkes (VVD): Ik weet natuurlijk dat hetVerenigd Koninkrijk niet vergelijkbaar is met Nederland.Daarom spreek ik ook over een BBC/VRT-achtig model. Ikweet dat daar veel meer geld omgaat, maar ik weet ookdat als je met een bedrijfsmatig oog naar de organisatievan Hilversum kijkt, daar nog behoorlijk wat bureaucratieweggesneden kan worden. Dat raakt natuurlijk dediscussie die door de minister aangehaald wordt in destukken en de discussie die door de voorzitter van deraad van bestuur van de publieke omroep de afgelopenmaanden op de agenda is gezet. Dat betreft de discussieover de bestuurbaarheid, de discussie tegen versnippe-ring. Het kwaliteitselement speelt daar wat mij betreft opde achtergrond ook een rol, want ik ben niet zohimmelhoch jauchzend over de kwaliteit van onzepublieke omroep als de heer Van Dam in eerste termijnwas. Daar kan nog een hele slag worden gemaakt. Allesbij elkaar opgeteld brengt dat de VVD-fractie tot dieopvatting.

De voorzitter: Ik wil uw spreektrant niet Cubaansnoemen, maar ik moet wel aan Tacitus denken. De heerVan Dam wil nog interrumperen.

De heer Van Dam (PvdA): Ik ben inderdaad bijna bangom nog een vraag te stellen. De heer Remkes moet weleerlijk zijn. Hij heeft het over dat BBC-model, maar dangaat het niet alleen over meer geld per inwoner; deBritten hebben ook nog eens meer inwoners. Dus het is

Remkes

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5261

Page 31: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

echt fors meer geld dan wat wij hier uitgeven. Of de heerRemkes moet eerlijk zijn, wat betekent dat hij veel meerbudget wil om dezelfde kwaliteit te krijgen als inEngeland, of hij moet zeggen wat hij eigenlijk wil,namelijk het uitkleden van de publieke omroep. Dan lijkthet in de verste verte niet op de BBC.

De heer Remkes (VVD): Het is de heer Van Dam bekenddat de VVD-fractie vindt dat wij wel met twee publiekekanalen kunnen volstaan. Het gaat dus niet aan om evenheel gemakkelijk één element eruit te lichten. Ik benervan overtuigd – en dat is in vele buitenlanden hetgeval – dat de publieke doelen die wij met elkaarnastreven uitstekend vorm en inhoud gegeven kunnenworden op twee kanalen. Het beeld dat de VVD-fractie uitis op de uitkleding van het publieke bestel werp ik verrevan mij.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Ik wil graagweten waar de VVD nu staat. De heer Remkes zegt dathij uiteindelijk toe wil naar een BBC-model, dus weg metde omroepverenigingen. Eerder zei hij dat de macht vande netmanager niet te groot moet worden, omdat deafzonderlijke omroepen zich dan niet voldoende kunnenprofileren. Dat betreft de discussie rond de actualiteiten-rubrieken. Waar staat de heer Remkes nu?

De heer Remkes (VVD): Ik denk dat het heel goedmogelijk is om in dat type modellen voldoendedifferentiatie en pluriformiteit te realiseren. Kijk maarnaar het buitenland: de BBC, de VRT of het bestel en dekwaliteit van onze oosterburen. De heer Van Dijk heeftgelijk. In mijn hoofdbetoog heb ik geprobeerd om mee teredeneren binnen het bestaande bestel. Het is geenverrassing dat wij met dat bestel niet gelukkig zijn. Ik hebook geprobeerd om aan te geven dat een aantalproblemen naar mijn inschatting met de lijn die nu wordtuitgezet, niet wordt opgelost. Het VVD-verhaal heb ikdaar, kort samengevat, naast gelegd.

De heer Atsma (CDA): Inmiddels is er in Frieslanddigitale televisie. Ik neem aan dat het tot in Groningen isdoorgedrongen dat er een digitaal kabelaanbod is. Deheer Remkes wil een BBC-model, maar weet hij eigenlijkwel hoeveel publieke zenders de BBC op dit moment ookin Groningen aanbiedt? Dat zijn er meer dan vier.Hoeveel geld denkt de heer Remkes dat de BBC voor deprogrammering beschikbaar heeft? Is hij dan ook bereidom de portemonnee te trekken?

De heer Remkes (VVD): Dat heb ik net natuurlijkallemaal aangegeven. Het is geen eendimensionaleredenering. Ik realiseer mij volstrekt dat wij hier niet inhet Verenigd Koninkrijk leven. Niemand zal mij er ooitvoor horen pleiten om de knop van vandaag op morgenom te zetten; dat zou ik bestuurlijk onfatsoenlijk vinden.Daarom spreek ik over stippen aan de horizon. Ik ontkenook niet dat er nog een aantal dilemma’s zijn die moetenworden opgelost. De hoofdrichting is volgens mij echterook voor de heer Atsma volstrekt helder.

©

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. In ditdebat mag ik de heer Slob vervangen.

Het is goed dat wij vandaag spreken over het tweedewetsvoorstel in de reeks van de drie voorstellenwaarmee de regelgeving in het medialandschap wordtaangepast aan de eisen van deze tijd. De fractie van deChristenUnie onderschrijft het belang van een sterke enpluriforme omroep. Ik kan mij nog herinneren dat wij hetbij de vorige concessiebesprekingen hadden over determen ″diversiteit″ en ″pluriformiteit″. Gelukkig hebbenwij in de wet de term ″pluriformiteit″ kunnen handhaven.Het is noodzakelijk om met dit wetsvoorstel de legitimi-teit en de pluriformiteit van de publieke omroepen opeen moderne leest te schoeien.

De pluriformiteit van de publieke omroep staatregelmatig ter discussie. Misschien is het wel helemaalniet erg om elkaar scherp te houden opdat de pluriformi-teit er ook in de praktijk blijft. Een recent voorbeeld is dediscussie over de vermeende eenzijdige berichtgevingdoor de NOS over het conflict tussen de Hamas en Israël.In antwoord op vragen van collega Van der Vlies heeft deminister toen aangegeven dat de NOS heeft toegezegdalsnog een gespecificeerd antwoord te sturen aan deStichting WAAR. Dat is inmiddels gebeurd. Kan deminister daar nog een korte reactie op geven? Misschienligt dit wel in de lijn met de suggestie van de heer Atsmaom een programmaraad in te stellen, zodat via dezeprogrammaraad de pluriformiteit van de NOS wordtgegarandeerd. Graag hoor ik ook hierop een reactie vande minister.

Dit soort discussies geeft aan dat het belangrijk is omde pluriformiteit van de publieke omroepen zeker testellen en waar mogelijk zelfs te versterken. Hetwetsvoorstel dat wij vandaag bespreken levert daar eengoede bijdrage aan. Ik vraag wel de aandacht voor eenaantal belangrijke punten.

Een daarvan is de in- en uitstroom bij het publiekebestel. Nederland kent een open omroepbestel. Dat heeftzo zijn voordelen, bijvoorbeeld op het gebied van depluriformiteit. Tegelijkertijd is het risico aanwezig dat deopenheid leidt tot een onwerkbare versnippering en zelfstot een implosie van het stelsel. Dit risico is reëel geletop het feit dat dit jaar twaalf nieuwe initiatiefnemers aande poort van het omroepbestel aankloppen. Voor detoetreding van nieuwe omroepen worden de eisenverscherpt. Dat is terecht en noodzakelijk. Om deversnippering van de middelen in Hilversum daadwerke-lijk tegen te gaan en werkbare verhoudingen teverzekeren, moet ook de uitstroom aan de achterdeureen reële optie zijn. Op dit punt ben ik nog niet helemaalgerust gesteld.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik moet nog bijkomenvan het vorige punt van de heer Voordewind over eenprogrammaraad voor de NOS. Dat noemde hij naaraanleiding van het feit dat de NOS niet neutraal, ofwelgekleurd bericht heeft gegeven over de oorlog in Israël.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ja.

De heer Jasper van Dijk (SP): Kan de heer Voordewinddaarvan een voorbeeld geven en toelichten wat hijbedoelt met een programmaraad voor de NOS? Wiezullen daarin zitting nemen? Hoe zal die raad eruit zien?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Een programma-raad zou heel goed de pluriformiteit van de NOS kunnencontroleren. Daarin zouden maatschappelijke organisa-

Remkes

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5262

Page 32: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

ties zitting kunnen nemen die daarop kunnen toezien. Hetmoeten mensen zijn die met de NOS kunnen meedenkenover de programmering en die dus kunnen toezien op depluriformiteit van de NOS. De stichting WAAR liet eenonderzoek doen naar de berichtgeving. De heer Van Dijkkent dat. Het is vrij duidelijk, al kun je vragen stellen bijde afwegingen die worden gemaakt. Is het de lengte vande uitzendingen geweest, of de intentie van de beelden?De heer Van der Vlies en ik hadden het daar net over. Ditsoort onderwerpen en programmaraden zouden de NOSscherp kunnen houden.

De heer Bosma (PVV): Dat onderzoek ken ik en ook ikheb mij geërgerd aan de anti-Israël-houding van in hetbijzonder het NOS-journaal. Zou die gekleurde berichtge-ving ook te maken kunnen hebben met de opbouw vande redactie van het NOS-journaal? 48% van de redacteu-ren van het NOS-journaal stemt op de PvdA en 20% opGroenLinks. Ik vraag nogmaals of dat een oorzaak zoukunnen zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat zou zo kunnenzijn, maar het is natuurlijk niet aan de Kamer om tebesluiten welke vertegenwoordigingen bij welkeredacties gaan werken. Ik probeer met de minister meete denken. Misschien kunnen wij een soort evenwicht,controle of een meedenkorganisatie bedenken om deNOS in lijn te brengen met de doelstelling van deze wet,namelijk het garanderen van de pluriformiteit van hetpublieke omroepbestel.

De heer Bosma (PVV): Hoe kan een programmaraad,zoals de heer Voordewind die voorstelt, het linksekarakter van zo’n redactie en programma de goede kantop doen hellen?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat valt en staatnatuurlijk met de vertegenwoordigingen van desamenleving in een dergelijke programmaraad. Daaropmoet goed worden toegezien, opdat die programmaraadwat de taken en de samenleving betreft een afspiegelingvormt van de NOS als belangrijkste nieuwsvoorziener inhet publieke bestel. Als de heer Bosma andere sugges-ties heeft om de NOS op dit gebied scherp te houden,hoor ik dat graag.

In het wetsvoorstel staan geen criteria voor deevaluatie. Ook de toegevoegde waarde van de bestaandeomroep speelt geen rol, daar waar dit voor nieuweomroepen wel als eis geldt. Er is geen negatieveevaluatie van die omroep gedaan. Wij hebben daar dusgeen ervaring mee. Wat is daarvoor naar de mening vande minister nodig? Hoe reëel is de kans dat de achter-deur daadwerkelijk opengaat?

Het programmaversterkingsbudget blijft volgens deminister 25%. In het wetsvoorstel wordt het budget voorde nieuwe media – wij hadden het er net over – aan hetprogrammaversterkingsbudget toegevoegd. Daarmeekomt het wel degelijk op die 30%. Past die keuze in hetbeleid dat in het verleden is ingezet? Graag willen wijhelderheid op dat punt. De afgelopen jaren is het geldsteeds buiten de reguliere geldstromen om toegekend opbasis van het experimentele karakter van de nieuwemediavormen. In de mediabrief van de minister vanOCW bij de begroting 2007 stelt hij dat het nieuwedienstenbeleid voorlopig een kwetsbaar onderdeel is vande publieke programmering. Tegelijkertijd gaf de minister

in die brief aan dat het, naarmate andere distributie-vormen dan de klassieke vijf radionetten en de drietelevisienetten een meer geïntegreerd deel van het totaleaanbod gaan vormen, voor de hand ligt om een deel vanhet budget voor nieuwe diensten op dezelfde wijze toe tekennen als de budgetten voor de radio en de televisie.Hij doelt op het evenredig verdelen van de budgettenover de omroepen. Intussen maakt al het publiekemedia-aanbod ook digitale radio- en televisiekanalen.″Uitzending gemist″ en andere internetaanbod bestaanal. Een en ander maakt dus al volledig onderdeel uit vande hoofdtaken van de publieke omroep. Dan lijkt het defractie van de ChristenUnie logisch dat exclusief beheerniet meer aan het programmaversterkingsbudget zoumoeten toevallen, maar dat dit doorgesluisd zou kunnenworden naar de omroepen zelf. Dit is volkomen in lijnmet de multimediale uitgangspunten van de Mediawet.Hiertoe heb ik samen met de heer Atsma een amende-ment ingediend, waarmee het programmaversterkings-budget alsnog wordt vastgesteld op 25%.

Voorzitter. Ik kom te spreken over het maximumbudgetvan de NPS. De fractie van de ChristenUnie erkent dewaarde van de NPS voor de pluriformiteit van het stelsel.

De heer Van Dam (PvdA): Ik wil nog even een vraagstellen over het amendement waarmee het programma-versterkingsbudget wordt teruggebracht van 30% naar25%. De heer Voordewind heeft gezien dat de situatiezoals die nu in de wet staat, overeenkomt met de huidigesituatie. Er verandert dus niets. Met het amendementwordt de positie van de raad van bestuur juist minderbelangrijk gemaakt.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat klopt. Het isgeoormerkt als nieuwe media toegevoegd aan hetprogrammaversterkingsbudget. Het is bedoeld om dezeaspecten goed op de rit te zetten, maar het is ookbedoeld om het, op het moment dat dat geïntegreerdzou zijn bij de bestaande omroepen, uiteindelijk weerdoor te sluizen naar de bestaande, lopende budgettenvan de omroepen. De heer Remkes is er nog niet zozeker van dat dit het geval is, maar wij vinden van wel.Dan zou je natuurlijk dezelfde redenering kunnenhanteren en het dus uit het budget van de raad vanbestuur halen en het gewoon weer bij de omroepenkunnen neerleggen. En je zou, op het moment dat deheer Remkes vindt dat er extra sturing nodig is, nogkunnen overwegen om dat zelfs geoormerkt te doen.

De heer Van Dam (PvdA): De vraag zou ook andersomgesteld kunnen worden. Wat gaat er nu mis waardoor jeiets in die balans zou willen veranderen?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dit was specifiekgeoormerkt om dit vanuit de sturing van de raad vanbestuur goed op de rit te zetten. Daar konden deomroepen dus op intekenen. Volgens mijn fractie hebbende omroepen dat goed opgepakt. Dan is er dus geennoodzaak meer van een extra schijf, van het aantrekkenvan extra fte’s om speciale projectfinanciering aan tevragen en dat geld vervolgens weer terug te sluizen naarde omroepen. Laat de omroepen dat gewoon doen, zouik zeggen.

Voorzitter. Ik ben inmiddels toe aan de NPS. Dewaarde is er, ook in het pluriforme stelsel, maar diewaarde is niet onbegrensd, zoals ook het budget van de

Voordewind

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5263

Page 33: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

NPS dat niet kan zijn. Ik ben dan ook blij dat de ministervia de nota van wijziging een maximum van het budgetvoor de NPS heeft voorgesteld. De minister wijst erechter terecht op dat de taken van de NPS niet verande-ren en dat er wel variabele componenten in de taken vande NPS zitten. Daar gaat het om: het verzorgen vanaanbod ten behoeve van maatschappelijke doelgroependie elders niet of niet voldoende tot hun recht komen.Het is de bedoeling van de wet dat zo veel mogelijkbestaande omroepen of nieuwe toetreders in zulkeleemtes zullen voorzien.

De ruimte om het budget voor de NPS vast te stellen,kent hierdoor een natuurlijke bovengrens, zo stelt deminister. Hij wil dat in de wet tot uitdrukking brengen eneen bovengrens nemen om dat gelijk te stellen aan deomroepverenigingen die 400.000 leden of meer hebben.De fractie van de ChristenUnie stelt echter voor om devariabele component in de taken van de NPS terug telaten keren bij het vaststellen van de maximering. Dit kandoor de voorgestelde maximering vast te stellen op eengemiddelde van wat de omroepverenigingen ontvangen.Daardoor wordt dit maximum hoger als er minderomroepverenigingen zijn, en er dus meer behoefte is aande aanvullende taken van de NPS. Tegelijkertijd is hetmaximum lager wanneer er meer omroepverenigingenzijn. Dan is er dus minder behoefte aan de aanvullendetaken van de NPS. Het mag duidelijk zijn dat de NPSbedoeld is om de pluriformiteit te handhaven. Komen ermeer omroepen, dan is er minder belang om de NPShaar werk te laten doen. Hiertoe heb ik samen metcollega Atsma een amendement ingediend.

Ik kom te spreken over de quotaregeling voorEuropese onafhankelijke producties. Voorgesteld wordtom niet langer te kijken naar het percentage van hetaantal uitgezonden uren op de televisie, maar naar eendeel van het bestede budget. Het stelt gerust dat deminister in de antwoorden op de vragen van verschil-lende fracties benadrukt dat de regering in financiëletermen geen verzwaring van de verplichting beoogt. Deminister denkt dat het percentage ongeveer 20 tot 25 zoumoeten zijn. Vanuit de omroepen horen wij echter lagerecijfers. Ik vraag de minister om bij het vaststellen van hetpercentage zorgvuldig te werk te gaan en in overleg metde omroepen te komen tot een vast te stellen percentagedat recht doet aan de historische situatie. Ik hoorde ookpercentage van rondom de 15. Het moet toch niet zo zijndat wij gedwongen worden om dingen buiten de deur tedoen en daardoor ons eigen personeel in omroeplandnaar huis zouden moeten sturen omdat wij onszelf dezeregel opleggen. Ik vraag de minister ook wat deEuropese ruimte is om aan te sluiten bij het historischepercentage van 15. Ik overweeg, op dit punt een motie inte dienen.

Wij hebben het al eerder in dit debat gehad over definanciële ruimte voor de verenigingsactiviteiten. Defractie van de ChristenUnie heeft ook enkele vragenhierover. De inkomsten uit de programmabladen kunnenniet meer deels worden ingezet voor verenigings-activiteiten. Dat lijkt ons ongewenst. Daarnaast kunnenaan de bestedingen van de inkomsten die wel voor deverenigingsactiviteiten worden ingezet, voorwaardenworden verbonden. Dit alles leidt tot een inperking vande financiële ruimte voor de verenigingsactiviteiten,waarvoor de ChristenUnie niet veel voelt. In hoeverre isdeze verscherping van de eisen ingegeven door de eisuit Europa? Ik overweeg een amendement in te dienen

om de financiële ruimte voor de omroepverenigingen teherstellen. Ik vraag de minister dan ook, duidelijk aan tegeven wat de ruimte daarvoor is.

Er komt een beloningskader voor personen die geenbestuurder zijn en toch buiten de cao om wordenbeloond. De minister gaat ervan uit dat de omroepenzich zullen houden aan het door de raad van bestuuropgestelde beloningskader en niet op zoek zullen gaannaar allerlei constructies om onder de werking van hetbeloningskader uit te komen. Waarop is de verwachtingen de hoop van de minister gebaseerd dat dit ookdaadwerkelijk zo zal geschieden? Is dit toegezegd doorde omroepen? Ook stelt de minister het acceptabel tevinden dat het maximumbedrag dat in het beloningska-der moet worden opgenomen voor presentatoren en dj’s,iets hoger kan liggen dan een ministersalaris. De fractievan de ChristenUnie vindt het niet wenselijk dat voordeze groep een grote uitzondering wordt gemaakt of datenige uitzondering wordt gemaakt. Hoe wil de ministerwaarborgen dat het beloningskader daadwerkelijk detopsalarissen bij de publieke omroep, betaald metpubliek geld, zal beteugelen?

Collega Slob heeft voorheen allerlei moties ingediendover de datingreclames. Ik ben mij ervan bewust dat ditonderwerp niet direct raakt aan het voorliggendewetsvoorstel, maar gezien de ontwikkelingen wil ik ertoch iets over zeggen. Ons standpunt is duidelijk: deseksreclames en de seksboodschappen op teleteksthoren niet op de buis. Zo ver is het nog niet. Wel hebbende commerciële omroepen laten weten dat zij verwach-ten nog voor de zomer van 2009 met een definitieveversie van de gedragscode te komen. Wat ons betreft, isdat al een eerste goede stap. De ChristenUnie is daar blijmee. Het zou dan inderdaad een beperking van deuitzendtijd van de datingreclames moeten gaaninhouden, inclusief de seksboodschappen op teletekst.Wij verwachten wel dat de uitzendtijd ook daadwerkelijkzal worden ingeperkt en het daarmee dus verdergaat danhet bestendigen van de gedragscode van de bestaandesituatie. Mocht dat niet het geval zijn, dan zullen wij deminister vragen om zijn toezegging met betrekking tot deregulering gestand te doen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Mag ik even overstappenvan de seksreclames naar de reclames voor ongezondevoeding? De ChristenUnie is het volgens mij vaker metde SP eens geweest dat dit niet uit de hand moet lopen.Nu is ook vanuit de maatschappij, bijvoorbeeld van deConsumentenbond, duidelijk de kreet te horen dat dezelfregulering op dat front niet werkt en dat eigenlijkmoet worden gekeken naar een verbod op reclames opongezonde voeding voor kinderen tot twaalf jaar. Deeltde heer Voordewind de mening dat wij daaraan moetenwerken?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dinsdag hebbenwij hierover een uitgebreid rapport gekregen van dejongerenadviesraad van minister Rouvoet. Daarin staattrouwens wel dat men zelfregulering nog een kans wilgeven, in ieder geval tot de zomer. Ik zou die tijd willennemen om te zien of daar inderdaad wat van komt. Ikben het echter met de SP eens dat wij hier heel scherpop moeten zijn. Als er niets gebeurt op het vlak vanzelfregulering, kunnen wij mogelijk gezamenlijkoptrekken om er scherpere regels voor te stellen dan nuhet geval is.

Voordewind

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5264

Page 34: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

De heer Van der Ham (D66): Ik ga weer even terug naarde seksreclames. Ik hoop overigens dat de massageolievan de heer Van Dam wel aangeprezen mag blijvenworden op de televisie. Het kabinet heeft een mediacodein ontwikkeling. Wat verwacht de ChristenUnie van diemediacode? Zij heeft die in het regeerakkoord gekregen.Wil de heer Voordewind een inkijkje geven in wat hijdaar minstens in wil zien?

De heer Voordewind (ChristenUnie): De bal ligt nu bijhet kabinet. Op het moment dat de code in de Kamerligt, zullen wij er zeker over spreken. Ik heb het nu overde seksreclames en de seksboodschappen op teletekst,waarover eerder moties zijn ingediend door mijnfractiegenoot Slob. Ik geef de zelfregulering ook hier nogeven een kans om tot een inperking te komen van dezereclames. Mocht dat geen effect hebben, dan zullen wijdaar de minister op aanspreken.

De heer Van der Ham (D66): U zegt dat de mediacodemoet worden aangekleed. Dat is een beetje dubbelzinnig,want het is waarschijnlijk ook de boodschap van demediacode om vooral aan te kleden. Mijn vraag aan u istoch wat serieuzer. Wij hebben de mediacode nog niet inhanden. Het is een belangrijk punt van de ChristenUnieom die code binnen te halen. Wat wilt u daar nu preciesmee bereiken? Welke dingen moeten daar volgens deChristenUnie in staan? U hebt dat immers niet voor nietsingebracht. U wilt vooral bij de publieke omroep de boelkuisen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik vind dit niet deplaats om de mediacode in te vullen. Eerst moeten wijnog een voorstel krijgen van het kabinet. Ik wacht datvoorstel af. Het staat in het regeerakkoord en als hetvoorligt, zullen wij er uitgebreid in de Kamer over komente spreken.

Voorzitter. Ik kom tot een afronding met een laatsteopmerking over de zendgemachtigden op levensbe-schouwelijke grondslag. De heer Van der Ham had daarook een aantal opmerkingen over en hij heeft zelfs eenamendement ingediend over de 39f-omroepen. Wijondersteunen het warme pleidooi van de minister voorde waarde van deze omroepen. Net als het kabinet zienwij geen enkele reden om iets te doen aan de bestaandesituatie. Als ik even kijk naar het amendement van deheren Van der Ham en Remkes, dan zie ik daar tweedoelen in staan. Een is het integreren van het aanbod bijde reguliere omroepen. Ik zie echter ook dat deomroepen nog vier jaar krijgen en na die vier jaar zouhet afgelopen moeten zijn. De ChristenUnie wil natuurlijkcreatief meedenken over kostenbesparing en effectiviteit,maar ik vind het triest dat het amendement bij voorbaatal een einddatum geeft voor de zendgemachtigden.Daarom zullen wij het amendement niet steunen.

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. In het amende-ment staat ook dat de programma’s die daaruitvoortvloeiden en waarin aandacht wordt gegeven aanverschillende religieuze groepen, niet ter discussieworden gesteld. Dat staat er ook in. De vraag is alleen ofje dat via allerlei aparte omroepjes moet gaan regelen.Je kunt je ook afvragen of daar niet ook een aantal grotestromingen bij zijn, waaronder de christelijke, die toch alvertegenwoordigd zijn. Kunnen die dat niet organiseren?Kan dat niet worden toegewezen aan hen? Het moet ook

nog geborgd worden in de wet of op een andere manier,dat staat eveneens in het amendement, dat dieprogramma’s gemaakt kunnen worden, ook voor kleinegeloofsgroepen zoals de humanistische stroming. Wijhebben er vier jaar van gemaakt, om nog even tijd tehebben om het uit te zoeken. Toch willen wij er op enigmoment een einde aan breien en een andere structuurvinden. Wij willen overigens ook dat degenen die eenerkenning krijgen, die de aankomende vijf jaar ookhouden. Dat is dus zeer zorgvuldig ingevuld. Het is nieteen aanval op religieuze groepen. Het is een poging omervoor te zorgen dat wij naar een andere constructiegaan en wat effectiever omgaan met belastinggeld, metbehoud van de inhoud.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De winst die je zoukunnen maken, ligt in het bezien of je verder zou kunnensamenwerken. Ik begrijp dat u die samenwerking heelbreed ziet, ook richting de reguliere omroepen. Als je datdoorzet, zou je inderdaad bij een BBC-model uitkomen.Daar zijn wij een fel tegenstander van, want dan krijg jediversiteit in plaats van pluriformiteit, waar ik mijnbetoog mee begon. Als het de heer Van der Ham eromgaat, te bezien waar de meerwaarde zou kunnen liggenbij de bestaande omroep en deze zendgemachtigde, danzeg ik: daar moet je naar kijken. Wij willen daar ookcreatief in meedenken, maar schrijf nu niet in jeamendement dat dit ook automatisch het einde inhoudtvan deze zendgemachtigde. Het kan nog wel eens heelanders gaan. Nu staat er expliciet heel hard in dat er vierja na inwerkingtreding van deze wet geen aanwijzingmeer zal zijn voor deze zendgemachtigden. Dan is deuitkomst van het creatieve denken bij voorbaat albepaald in dit amendement, en daar zijn wij eentegenstander van.

De heer Van der Ham (D66): Het enige wat in hetamendement staat, is: laten wij binnen vier jaar tot eenconclusie komen. Wat die conclusie is, hebben wij nogniet ingevuld. Die vier jaar is een zorgvuldig gekozenperiode om tot iets constructiefs te komen, dus ik begrijpuw bezwaar werkelijk niet.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Eenperiode van vier jaar om na te denken, lijkt mij heelverstandig, maar de uitkomsten daarvan al in jeamendement neer te zetten, lijkt mij onverstandig.

©

De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. De regeringspreekt van een drieluik: de nieuwe Mediawet 2008, deErkenningswet die wij vandaag bespreken en deImplementatiewet van de Europese Richtlijn inzake deaudiovisuele diensten die nog volgt.

Bij het bewonderen van een drieluik gaat de aandachtmeestal voornamelijk uit naar het middenpaneel. Eenindrukwekkend voorbeeld hiervan, vooral in de lij-denstijd, is de triptiek Isenheimer Altar van MatthiasGrünewald. Op het middenpaneel wordt, zoals bekend,op indringende wijze het lijden van Christus verbeeld.Schilderkunst was in die tijd een belangrijk medium omde boodschap van het evangelie te communiceren. Wijspreken over het jaar 1510. Ook nu nog heeft schilder-kunst vaak meer te zeggen dan mening film die wordtgeproduceerd.

Voordewind

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5265

Page 35: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

Het is een aardige gedachte om het wetgevingstrajectvoor de multimediale wereld in de vorm van een drieluikte gieten. Over de importantie van de panelen kanworden getwist. Hoewel het nieuwe ontwerp van deMediawet moet worden gezien als het grondwerk, is hetvoor de mediapraktijk toch naar het linkerpaneelverschoven. Eerlijk gezegd, meen ik dat het paneel overde erkenning van omroepen dat wij vandaag besprekendoor velen als het hoofdpaneel zal worden beschouwd.Het betreft immers regelgeving die de praktischespeelruimte van de omroepen bepaalt.

De SGP-fractie heeft altijd een relatieve voorkeurgehad voor de publieke omroep boven de commerciëleomroep. Bij de publieke omroepen moeten immersinhoudelijke en kwalitatieve overwegingen een grote rolspelen. Voor de commerciële omroepen blijkt dat vaakwat lastiger te zijn. Vanwege het publieke karaktermogen wij van de publieke omroep een zekere waardig-heid verwachten. Wij mogen verwachten dat bijvoor-beeld porno bij de publieke omroep geen vaste voet aande grond krijgt.

De publieke omroep moet er voor waken zich te latenmeeslepen door de werkwijze van de commerciëlezenders. Daarover stond eind vorig jaar een artikel inTrouw onder de kop ″Kijkcijferterreur″. Een radiomakeren cabaretier schreef over een publieke omroep: ″Wijmoeten ons tevreden stellen met programma’s overseks, drugs en toiletbezoek van bekende Nederlanders.″Ook bij de publieke omroep laat zich de macht van demarkt voelen. Deze komt bijvoorbeeld tot uiting in eensterkere nadruk op kijkcijfers. Welke programma’s scorengoed? Wat dit betreft, is de verdeling van hetprogrammaversterkingsbudget een kwetsbaar terrein.Het gaat erom dat alle omroepen werkelijk een goedekans maken om mee te dingen voor dit budget.Pluriformiteit betekent dat goede programma’s, dienormaal niet snel aan de bak zouden komen, ook moetenkunnen worden uitgezonden.

De legitimatie van de publieke omroep zou intoenemende mate problematisch worden. Het belang vanmaatschappelijke stromingen zou immers afnemen. Deregering reageert met het zoeken naar een nieuwevenwicht: combinatie en gelijkwaardigheid vantaakorganisaties en ledengebonden omroepen. In dezeaanpak schuilt echter een dubbelzinnigheid. De regeringwil het stromingsbeginsel nieuw gewicht geven, maarstelt tegelijk onomwonden dat een maatschappelijkestroming geen kans krijgt wanneer het aanbod pluriformgenoeg wordt geacht. Daardoor ontstaat de indruk dat deinvulling van de publieke omroep toch vooral eenprogrammatische zaak is geworden. Dat roep bij onzefractie vragen op over de doelstelling en de houdbaar-heid van het bestel. De minister schreef in zijn brief van5 oktober het volgende. ″De sleutel voor moderniseringvan het bestel ligt veel dichterbij. Het begint met deerkenning dat een pluriforme programmering via tweewegen tot stand komt, namelijk door de missie vanomroepen – waarvoor maatschappelijke steun nodig is inde vorm van leden – en door programmatischespecialisatie. De meeste omroepverenigingen kennenbeide drijfveren, maar het accent verschilt. De eneomroepvereniging wordt meer door haar missiegedreven, een andere onderscheidt zich sterker door eenprogrammatische specialisatie en doelgroep.″

Als de inhoud van dit citaat als een fundamentelerelativering van het missiebeginsel gezien moet worden

– een suggestie die door het citaat wordt opgeroepen –dan moet het fundament van het bestel grondig wordenherzien. Kan de minister over zijn bedoeling klare wijnschenken? Hoe moeten wij dit evenwicht door hemgeduid zien? Hoe moeten wij dit zien tegen het licht vanzijn toekomstvisie op de media?

De rol en waardering van ledenaantallen is eenbijzonder lastige kwestie. Ledenaantallen schommelenmogelijk. Tegelijkertijd blijft het heel wat als een omroepin deze tijd onder bepaalde restricties 300.000 leden ofmeer weet te vergaren. De SGP-fractie vindt het goed enterecht om in een tijd waarin de steun voor maatschap-pelijke organisaties afneemt, onderscheid te makentussen omroepen die aan de ondergrens zitten enomroepen die veel meer leden weten te mobiliseren. Hetis nu de vraag of een glijdende schaal, zoals wordtvoorgesteld, voldoende recht doet aan dit onderscheid.Mijn fractie erkent de ongewenste effecten van de hardegrens van 300.000 leden. Een halvering van het variabelebudget is immers niet gering. Het voorgestelde modelvan de glijdende schaal bevat echter sterk nivellerendeeffecten, waardoor kleine omroepen zeer sterk wordenbevoordeeld. Mijn fractie zoekt eigenlijk naar eencorrectie op dit model. De grootte van de omroep moet,zeker in deze tijd, beter worden beloond dan in hetvoorgestelde model, zo komt het ons voor. De regeringvoert die overweging zelf ook aan. Het huidige probleemis mijns inziens vooral, dat er slechts twee categorieënzijn. Daardoor kan het verlies van een paar leden tot eenhalvering van het variabele budget leiden. Ik verneemgraag hoe de regering tegen deze problematiek aankijkt.

Er zijn twee bijstellingsrichtingen mogelijk. De eerste isom een kwart in plaats van de helft van het budget tereserveren voor het vaste basisbedrag. De regeringwerpt daartegen op dat zulks in het kader van eenfatsoenlijke bedrijfsvoering onmogelijk is. Dat lijkt tochniet op voorhand steekhoudend genoeg? Je zou tochdenken dat het minimale basisbedrag, ongeveer 15 mln.,voldoende ruimte voor aanpassing bevatte? Als eenkwart wordt uitgetrokken voor de vaste basis, levert dittrouwens geen al te schokkende herverdeeleffecten op. Ikhoor graag een uitgebreide toelichting van de regering.

De tweede oplossing kan liggen in het handhaven vande huidige verdeling tussen de vaste en variabelebudgetten, maar tegelijkertijd het invoeren van een extrastatus. Dat zou inderdaad ongeveer neerkomen op hetsysteem van de A-, B- en C-status dat in de oudeOmroepwet te vinden is. Dat is een eenvoudigeaanpassing die een continue jacht op leden en extremegevolgen van ledenverlies voorkomt. Ook wordt hiermeein sterkere mate nivellering voorkomen. Het mogelijkeverlies aan financiën loopt dan ongeveer gelijk op met defluctuaties die het gevolg kunnen zijn van hetprogrammaversterkingsbudget. Omroepen lopendaardoor momenteel ook een risico van mogelijk 30%.Wat vindt de regering van deze suggestie?

De SGP-fractie onderkent het probleem van dedreigende versnippering van het omroepbestel. Hetverhogen van de ledeneisen is daarom het overwegenwaard. Het concrete voorstel kan zijn om een grens van200.000 te hanteren. Hiermee wordt ook meer rechtgedaan aan het criterium van maatschappelijke stroming,zoals de regering voorstaat. In de nota naar aanleidingvan het verslag lijkt de regering de deur open te houdenvoor verhoging van de ledendrempel. Welke mogelijkhe-

Van der Vlies

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5266

Page 36: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

den ziet de minister om hieraan (een begin van)uitvoering te geven?

De regering is voornemens het innovatiebudget teintegreren in het programmaversterkingsbudget. Hetargument is dat dit budget voorheen al onder de raadvan bestuur viel en dat er daardoor materieel nietsverandert. Mijn fractie plaatst hier vraagtekens bij. Hetbudget is namelijk bij de raad van bestuur geparkeerdvanwege de bijzondere aard van innovatie en dezorgvuldige omgang met dit budget. Ik wijs in ditverband op een citaat van de toenmalig minister uit debrief van 6 oktober 2006 over de mediabegroting 2007:″Naarmate andere distributievormen dan de klassieke 5radio- en 3 tv-netten een meer geïntegreerd deel van hettotale aanbod gaan vormen, ligt het voor de hand eendeel van dit budget op dezelfde wijze toe te kennen alsde budgetten voor radio en televisie.″ Mijn fractie vraagtde regering daarom de verhouding 25%-75% tehandhaven en zal het amendement-Voordewind/Atsmaop stuk nr. 20 zo bezien.

De SGP-fractie ontvangt graag nog meer helderheidover de evaluatie van omroepen. Het is een goede zaakdat ook het functioneren van bestaande omroepen tegenhet licht wordt gehouden. Uit de nota naar aanleidingvan het verslag begrijp ik echter duidelijk dat bestaandeomroepen niet beoordeeld worden op hun toegevoegdewaarde voor het bestel, zulks in tegenstelling tot nieuweomroepen. Betekent dit feitelijk dat omroepen in hetbestel kunnen blijven omdat zij er ooit ingekomen zijn?Een meer inhoudelijke toets zou toch mogelijk moetenzijn. Wat te doen als een omroep vooral programma’suitzendt die eigenlijk door iedere willekeurige omroepuitgezonden kunnen worden? Wanneer wij het criteriumvan maatschappelijke stroming kracht willen bijzetten,lijkt een verdiepingsslag toch op enig moment nodig.Graag een reactie van de minister.

Vanaf deze plaats wil ik iets positiefs zeggen aan hetadres van de NOS. Mijn fractie heeft recent vragengesteld over de klachtenprocedure ten aanzien van deinhoud van verslaggeving. Het betrof een klacht van destichting WAAR over de verslaggeving over het conflictin Gaza. De minister heeft deze vragen beantwoord; hijdeelde mee dat hij een contact, dan wel een gesprek vande NOS met de stichting voorzag. Dat heeft plaatsgevon-den en inmiddels heeft de stichting WAAR van de NOSeen uitgebreid antwoord ontvangen, waarvan wijafschrift ontvingen. Ik vind dat dit voorbeeld vanuit depublieke omroep respect verdient. Dan heb ik het over deprocedure en niet eens over iedere letter, punt en kommavan de inhoud van de gewisselde correspondentie; ikvind wel deze kwestie procedureel goed is opgepakt enafgehandeld.

Onlangs constateerde mijn fractie dat veel commer-ciële omroepen hieraan een voorbeeld kunnen nemen.Zij hebben geen ombudsman en weigeren om opinhoudelijke klachten in te gaan. Wat mij betreft verdienteen omroep eigenlijk pas echt erkenning als hijverantwoordelijkheid durft te nemen voor zijn uitingen.Deelt de minister deze mening? Is hij bereid om metdeze omroepen in contact te treden?

Tot slot wil ik mijn waardering uiten voor de uiteenzet-ting van de regering over de verhouding tussen kerk enstaat. Het had warempel door een SGP’er geschrevenkunnen zijn! Ik constateer dat ook de regering nietuitgaat van een rigide scheiding tussen kerk en staat,maar eigenlijk spreekt van een onderscheiding. Er is

geen sprake van institutionele versmelting en weder-zijdse zeggenschap, maar van een warme betrokkenheid.Vanuit dit gezonde standpunt kan volgens de SGP-fractiede afzonderlijke zendtijd voor levensbeschouwelijkeinstellingen gewoon blijven bestaan. Het amendement-Van der Ham/Remkes op stuk nr. 9 kan dus gauw vantafel, maar dat zal de heer Van der Ham niet verbazen.

©

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. GroenLinksheeft niets tegen het verenigingswezen. Wij zijn warmvoorstander van het recht op vereniging en het feit datmen zich organiseert om zijn stem in de maatschappij telaten horen. Los daarvan ben ikzelf echter nooit eengroepjesmens geweest. Daarmee behoor ik tot de ruimemeerderheid van de bevolking die is opgegroeid in eenontzuilde samenleving. Als geïndividualiseerde burgershebben wij andere verwachtingen van de overheid dande generaties voor ons. Wij willen erop kunnenvertrouwen dat overheidsgeld voor publieke dienstenzodanig wordt besteedt dat het aan de behoefte van dehele samenleving tegemoetkomt en niet bovenmatig aanhen die zich in groepjes of verenigingen hebbengeorganiseerd, zeker niet als dat voornamelijk historischegroepen zijn, die privileges hebben verworven, en zekerniet wanneer de overgrote meerderheid van de bevolkingniet langer tot dat soort groepjes behoort.

Wij zijn in meerderheid niet meer oud en christelijkgezagsgetrouw aan Vadertje Staat. Wij zijn in meerder-heid een mengeling van jongere generaties metgemengde achtergronden, seculier of andersgelovig,stedelijk en geëmancipeerd, en verwend met een grootcommercieel aanbod. Wij rekenen de publieke dienstenaf op kwaliteit, niet op garanties voor eigen parochie. Hetis raar dat je dat in het Nederland van de 21ste eeuwnog moet zeggen. De 21ste eeuw is toch al een tijdbezig. Bij het publieke mediabestel lijkt de tijd echter tehebben stilgestaan, wordt de klok bewust stilgezet enwordt het zo gehouden. Net als het overgrote deel vanNederland, kijk ik voor relatief weinig geld – als je datvergelijkt met de rest van Europa – met doorgaans veelplezier naar de publieke televisie en luister ik veel naarde publieke radio zonder lid te zijn van een omroepver-eniging. Als geëmancipeerde consument van publiekemedia draag ik dan ook graag met mijn belastingcentenbij aan de mediabegroting, maar ik verwacht dan wel dathet geld efficiënt en eerlijk wordt besteed, zodat allekijkers en luisteraars aan hun trekken komen. Ik dacht datwij nu weliswaar 22 landelijke, gesubsidieerde omroepenen zendgemachtigden hebben, maar het geld gaatvoornamelijk naar de zeven grote, oude omroepver-enigingen. Bij vijf van die zeven zijn de CDA- enChristenUnie-stemmers het meest vertegenwoordigdonder het kijkerspubliek. Kortom: wij zitten al decennia-lang de kijkbehoeften van de georganiseerde christelijkeachterban te financieren. Niks ″linkse omroep″, zoalsrechts steeds roept. Bij vijf van de zeven grote, oudeomroepen vormen CDA en ChristenUnie de grootsteachterban. Het is dus ″christelijkdemocratische omroep″.

De heer Atsma (CDA): Ik ben benieuwd naar de analyseen nadere duiding van de stelling u nu inneemt. Welkeomroepen zijn dat dan? Als u dat zo goed weet, kunt udat dan precies aangeven? Waar komen alle VARA-,

Van der Vlies

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5267

Page 37: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

TROS- en BNN-leden dan vandaan? Ik wil dat graagweten, want u gooit nu iets in de lucht.

Mevrouw Peters (GroenLinks): U noemde de TROS. Ikdacht dat dit een VVD-club was. De partij die het meestis vertegenwoordigd onder de TROS-leden is echter nietde VVD, maar uw eigen partij. Onder de achterban vande VARA is uw partij inderdaad minder dik vertegen-woordigd. Dat was echter niet mijn stelling. Mijn stellingwas dat het CDA bij vijf van de zeven grote, oudeomroepen het best is vertegenwoordigd. De tweeomroepen waar het CDA niet het best is vertegenwoor-digd, zijn inderdaad de VARA en de VPRO. BNN reken ikniet tot de grote, oude omroepen.

De heer Atsma (CDA): Ik vroeg u waarop u dat baseert.Het CDA, maar wellicht ook de VVD, want die zijnkennelijk iets vergeten, zijn daar zeer in geïnteresseerd.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik baseer mij op allerleipublieksonderzoeken die voor het publiek toegankelijkzijn. U had het over de kopjes koffie en de tijd die jemoet hebben om samen door alle statistieken en tabellenheen te gaan. Ik bied u graag zo’n kopje koffie aan. Dandeel ik dat graag met u.

De heer Bosma (PVV): De geachte afgevaardigde vanGroenLinks baseert zich wellicht op oude informatie. Uiteen onderzoek van een week of drie, vier geleden vanMaurice de Hond blijkt dat de populairste partij onderTROS-leden toch echt de Partij voor de Vrijheid is, zoalsde Partij voor de Vrijheid ook de populairste partij isonder Telegraaflezers.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Dit moet ik de heerBosma nageven. Ik heb mij gebaseerd op onderzoeks-cijfers die bij mijn weten ongeveer een halfjaar oud zijn,waar de PVV-gegevens nog niet op deze manier bijwaren betrokken. Het onderschrijft alleen mijn stelling. Ikricht mij speciaal tot de heer Bosma, omdat rechts altijdroept dat het zo’n linkse omroep is, maar dat gaat nietop. Het is een christendemocratische en wat mij betreftook een conservatiefrechtse club. Vijf grote publiekeomroepen zijn onder de CDA-stemmers het populairst.

De heer Bosma (PVV): Dit is een waanzinnige redenatie.Als je wilt bepalen of omroepen links of rechts zijn, moetje naar de programma’s kijken. Om de oude TROS-slogan te herhalen: het zijn de programma’s die het hemdoen. De politieke kleur van de achterban zegt helemaalniets over de politieke kleur van de programma’s.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik weet dat u zelf ookgeen warm voorstander bent van een op leden geba-seerd omroepbestel. Maar degenen die het huidigeomroepbestel vertegenwoordigen, doen dat juist doorerop te wijzen dat de mensen met hun voeten kunnenstemmen en met hun lidmaatschap zo netjes kunnenlaten zien hoe de programma’s moeten worden ingericht.Ik ben het met u eens dat de politieke kleur van de ledenniet van doorslaggevend belang zou moeten zijn voor deprogramma-inhoud. Wij voeren dan de verkeerdediscussie met elkaar, want die moet plaatsvinden met deverdedigers van het op leden gebaseerde omroepbestel.

Voorzitter. Het is dus geen wonder dat het CDA zich aljaren de benen uit het lijf loopt om dit versteende

omroepbestel in stand te houden. Jarenlang gesteggelonder verschillende kabinetten met allerlei rapportenheeft hier geen verandering in kunnen brengen. Ookdeze minister wil zijn vingers niet aan de gevestigdeCDA-belangen branden. Deze wijzigingsronde van deMediawet, nummer twee van drie, is een vervolg vanpappen en nathouden, conservatie en consolidatie,terwijl juist nu, in tijden van economische crisis enterugslag, er meer reden dan ooit is om de publiekediensten, dus ook de publieke omroep, te saneren enopnieuw te legitimeren. Ik vermoed dat bedrijven mindergeld aan reclame zullen uitgeven, waardoor de STER-inkomsten zullen terugvallen. Ik overweeg een motie opdit punt. Heeft de minister al inzicht in de te verwachtengevolgen van de economische crisis voor de reclame-inkomsten van de publieke omroep?

Als mijn verwachting uitkomt, zal de publieke omroepnog strenger selecteren op marktaandeel, en krijgennieuwe programma’s nog minder kansen. Bovendien hebik stellig de indruk dat nog steeds een te groot deel vande gelden voor de publieke omroepen gaat naar hogebeloningen voor bestuurders, managers, presentatoren,dure auto’s met chauffeur, dure studio’s en overlappendeamusementsprogramma’s. Deze gelden gaan allemaaldubbelop naar elke omroepclub afzonderlijk, omdat wijnu eenmaal zo’n versnipperd bestel hebben waarin deomroepen zelf het geld vangen.

GroenLinks wil er daarom inzicht in hebben hoeveelgeld van de publieke media daadwerkelijk naarprogramma’s gaat en hoeveel geld naar de geld-verspillende bestuurders, managers, auto’s en infrastruc-tuur gaat. Heeft de minister daar inzicht in? Wat kan hijzeggen over de verhoudingen tussen de bedragen dienaar programma’s gaan en de bedragen die naar de restgaan?

Zelfs de bazen van de Nederlandse Publieke Omroep,de NPO, klagen nu over het gebrek aan toekomstvisie indeze nieuwe Mediawet. Het loopt vast. Het is te veelversnipperd. Het wordt onbestuurbaar. Er is geenkwaliteitstoets voor bestaande omroepen. De ministermag dan wel vinden dat, zoals hij in zijn memorie vantoelichting schrijft, er geen enkele reden is om depublieke omroep nu te hervormen – hij vindt het zelfsniet wenselijk – en het CDA mag dan wel de loftrompetsteken over de vitaliteit van het omroepleven, maar hetstelsel zegt nu zelf dat het op barsten staat. Het zegt nietop de huidige voet door te kunnen na 2015, wanneer eennieuwe concessieronde plaatsvindt. Het stelsel gaat aaneen implosie ten onder. Wat is dit dan voor wetsvoorstel,als het niet eens een houdbaarheidsdatum heeft vanlanger dan vijf jaar?

Bij de behandeling van de mediabegroting voor 2009heeft mijn collega Vendrik een motie ingediend, dieKamerbreed werd gesteund. In deze motie werd verzochtom een vervolg op het WRR-rapport uit 2005 over detoekomstvisie voor het mediabestel van Nederland. Ik wilvan de minister weten hoe en wanneer hij deze motiegaat uitvoeren. Wat ons betreft gebeurt dit voor hetzomerreces. Als de minister zegt dat hij in het najaar zalvertellen op welke wijze hij gaat verkennen, is dat watons betreft te vaag. De behoefte aan toekomstvisie wordtin de Kamer breed gevoeld. Daar willen wij voor hetzomerreces een antwoord op. De minister kan nu al zijnambtenaren erop zetten; er is immers al veel werkverricht door de WRR, het Centraal Planbureau in 2005en door voorgaande visitatiecommissies. Zeer binnenkort

Peters

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5268

Page 38: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

zal de minister beschikken over de nieuwe oordelen vande visitatiecommissie en de uitslagen van de huidigeerkenningenronde. Wat let de minister dan om al voorhet zomerreces aan de Kamer te laten weten hoe deverkenningen zullen worden ingericht en hoe het debatover het toekomstige mediabestel gevoerd gaat worden?

Een dergelijke discussie moet gaan over legitimiteit enrepresentativiteit, waarbij men kan denken aan jongerenen minderheden die nu ondervertegenwoordigd zijn inhet media-aanbod. Zij dient ook te gaan over transparan-tie. Wat zijn de uitgaven voor de coördinatoren en deinfrastructuur? Verder moet men het hebben overonafhankelijkheid – zoals over de positie van de redactiesversus die van de netcoördinatoren – en doelen, die menmoet durven te expliciteren voor de publieke media,versus de rol die de commerciële media al innemen. Tenslotte gaat een dergelijke discussie over de kwaliteit vande publieke media. Op al die punten is vernieuwingnodig.

Om een voorschot te nemen op die discussie:GroenLinks staat een onafhankelijk bestel voor ogen datbestaat uit twee reclamevrije netten met ieder een eigenonafhankelijke redactie. Het geld gaat direct naar dieredacties, dus niet rechtstreeks naar de omroepen, ookniet gedeeltelijk. Die redacties besteden het geld aankwaliteitsprogramma’s die zonder overlap verscheidenzijn en onderscheidend van het commerciële aanbod. Zijdienen alle bevolkingsgroepen te bedienen: jong en oud,Hollands en internationaal, hoog- of laagopgeleid,godsdienstig of seculier. Zij waken ervoor dat de doelenvan publieke media waar het publiek het meest aanhecht, namelijk nieuws en achtergrond, goed wordeningevuld. Het gaat om een stelsel dat niet het geld geeftaan wie per se de meeste leden heeft, maar aan wie debeste programma’s maakt. Omroepen worden in eendergelijk bestel normale productiehuizen die op gelijkevoet met elkaar concurreren op kwaliteit. Het moet eenbestel zijn dat kwaliteit niet alleen definieert metkijkcijfers en marktaandelen, maar constant toetst aankijkersoordelen en oordelen van expertpanels, zoalsthans bij de BBC gebeurt.

De heer Van Dam (PvdA): Wij willen allebei dat wij dekomende tijd benutten voor debat. Mevrouw Peters zei

echter zojuist dat zij de conclusie van dat debat al weet.Wat haar betreft zou er nu gesaneerd en gereorganiseerdmoeten worden. Zij zegt dat er een paar honderdmensen bij de publieke omroep moeten wordenontslagen. De hele tent moet overhoop worden gehaald,net nu men twee of drie jaar geleden al het een en anderheeft gereorganiseerd. De hele tent moet weer overhoop,waardoor weer een hoop onrust en chaos wordtgecreëerd. Wat levert dat allemaal op?

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik zeg dat ik er graag eendebat over wil voeren. Ik ben bereid om mijn ingrediën-ten – de dingen waarvan ik denk dat zij in zo’n debat aande orde moeten komen – hier op tafel te leggen. Hetbetekent ook dat ik graag hoor wat de visie is van deheer Van Dam. Ik krijg graag meer informatie waarmeede ambtenaren van het ministerie aan de slag kunnengaan. Mijn fractie vindt dit een goed idee. GroenLinksheeft dit altijd al bepleit. Ik vind het nog steeds een goedidee, juist in tijden van economische crisis. Daarbij hoortmisschien het risico van ontslag, zoals de heer Van Damdat schetst. Je moet namelijk een houdbaar stelselontwerpen; niet een stelsel dat misschien in 2015 totmassale ontslagen gaat leiden. Als ontslagen een gevolgzijn van de teruggang naar twee netten, dan moet je diestap nu durven nemen.

De heer Van Dam (PvdA): Wij zullen het debat over dewenselijkheid van een reorganisatie na dit debat nog welvoeren. Het gaat mij nu echter om het saneren. MevrouwPeters weet dat de discussie over het laten verdwijnenvan een net heel ouderwets is. Het gaat om het budget.Als een derde van het budget verdwijnt, betekent dat hetontslag van een derde van de mensen. Mevrouw Petersstelt vandaag voor om nu honderden mensen op straatte gooien. Wat winnen wij daarmee?

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik stel niet voor om diemensen op straat te gooien. Ik weet niet wat precies degevolgen zullen zijn van de reductie van drie naar tweereclamevrije netten, waarbij het geld direct aan deredacties wordt gegeven. Het moet niet, zoals nu hetgeval is, besteed worden aan een uitgebreide dubbeleinfrastructuur met veel bestuurders en managers. Ik weetniet of er grote ontslagen komen, met wat er dan nettooverblijft voor alle makers van programma’s in Hilver-sum die zich dan op twee netten kunnen concentreren.

Voorzitter. Ik gaf zojuist de ingrediënten voor eendebat over een visie op het mediabestel. Ik vraag deminister hierop te reageren.

Het versterkingsbudget wordt met het huidige voorstelverruimd met het budget voor nieuwe media, waardoorper saldo het bedrag dat de raad van bestuur recht-streeks te besteden heeft, gelijk blijft. Je kunt zeggen: hetenige wat er gebeurt, is dat de middelen ter beschikkingvan de raad van bestuur worden ontschot. Maarwaarvoor is het versterkingsbudget eigenlijk bedoeld?Met het wetsvoorstel worden namelijk de doelen die methet budget zijn gemoeid, weggenomen? Waarom heeftde minister die doelen laten vervallen? Oorspronkelijkwas het de bedoeling om met het budget hiaten op hetgebied van jongeren, cultuur en minderheidsgroepen opte vullen. Het waren mooie doelen die nu inderdaadonvoldoende bediend worden. Door de doelen met hetwetsvoorstel te laten vervallen, verdwijnt de garantie datde raad van bestuur er goed op let dat zij niet nog

Mevrouw Peters (GroenLinks)© M. Sablerolle – Gouda

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5269

Page 39: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

minder bediend worden en het onderspit delven bij destrijd om marktaandelen en kijkcijfers. Voortaan is nietmeer duidelijk aan de hand van welke criteria de geldenvan dit budget moeten worden verdeeld en is niet meerte controleren of die efficiënt en rechtmatig besteedworden. Daarop had de Raad van State kritiek. Ik diendan ook een amendement in dat de schrapping van dezedoelen ongedaan maakt. Op die manier wil ik ervoorzorgen dat de witte vlekken in de pluriformiteit echtkunnen worden weggewerkt. Met het amendement wil ikook het Versterkingsbudget verhogen.

Dan wil ik iets zeggen over de nieuwkomers. In 2005zei de WRR al: nieuwkomers in het bestel moeten gelijkekansen krijgen. Daarmee zijn wij het hartgrondig eens. Eris geen reden om de oude spelers de hand boven hethoofd te houden en alleen van nieuwkomers te eisen datzij toegevoegde waarde voor het totale aanbod hebben.Alle spelers zouden constant moeten bewijzen dat zijtoegevoegde waarde hebben. Waarom stelt de ministerdie eis alleen aan nieuwkomers? Waarom ontwerpt deminister niet kwaliteitscriteria voor de toegevoegdewaarde van ook oude spelers? Het aantal leden geeftmaar in beperkte mate een indicatie van de kwaliteit. Deopdracht aan de visitatiecommissies die de omroepenmaar een keer in de vijf jaar onderzoeken, is te vaag. Desanctie op slecht presteren kan pas na vijf jaar en na eentweede evaluatie die het slecht presteren bevestigt,worden geëffectueerd. Op deze manier is er geen enkeledaadwerkelijke controle op het presteren van deomroepen en is de uitgang niet goed geregeld. Ik benhet van harte eens met datgene wat onder anderencollega Van Dam op dit punt heeft gezegd en met wat hijvoorstelt.

Voorzitter. Er is veel van doen geweest over deledenjacht die is ontketend onder aspirant-omroepen,maar ook onder bestaande omroepen. Er werd nietalleen gejaagd om de benodigde aantallen voorerkenning te halen, maar ook om zoveel mogelijk teprofiteren van de glijdende schaal die de minister nuintroduceert. In plaats van A- en B-omroepen wordt tothet aantal van 400.000 de bijdrage aan de omroepenafhankelijk van hun ledental. Dat lijkt democratisch, maarmoedigt tegelijk de omroepen aan om permanent opjacht te gaan naar leden. Wij vinden dat onwenselijk.Onze vrees, geuit tijdens de debatten in de jaren 2007 en2008, is bewaarheid. Ledenjacht bleek duur te zijn.Hoeveel eigen geld is er niet besteed aan die ledenjacht?Dat geld had ook aan het maken van goedeprogramma’s uitgegeven kunnen worden. Het is nu nietverbazingwekkend dat de oude bestaande omroepenervoor pleiten om het nivellerende effect van dieglijdende schaal tegen te gaan. Zij willen niet datnieuwkomers op een meer gelijkwaardige manier uit depot meesnoepen. Zij baseren zich op hun anciënniteit enhet feit dat zij meer leden hebben. Zij hebben echter nietper se betere programma’s. Ik heb dan ook eenamendement ingediend om de glijdende schaal tebeperken en om het maximum niet te stellen op 400.000,maar op 300.000.

De heer Remkes (VVD): Mevrouw de voorzitter. Ismevrouw Peters niet met mij van mening dat er op ditpunt iets wringt bij de behandeling van dit wetsvoorstel?Alle omroepen zijn de afgelopen maanden met hetperspectief van de invoering van de spelregels waaroverwij spreken, op pad gegaan. In feite is er, weliswaar niet

formeel, maar toch wel in materiële zin, een beperkingvan de vrijheid van de wetgever.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Als de heerRemkes nu wijst op het algemene principe dat het nietnetjes is om tijdens de wedstrijd de spelregels teveranderen, ben ik het met hem eens. Dat is de redenwaarom ik überhaupt een probleem heb met grote delenvan dit wetsvoorstel. Wij vinden het onwenselijk dat despelregels een proces verergeren dat al in gang is gezet.Of ze nu aspirant, voorlopig, erkend of bestaand zijn,omroepen gaan permanent op jacht naar meer leden vanhet schaarse geld dat beschikbaar is voor de publiekeomroep. Iedereen zal proberen zoveel mogelijk uit de potmee te snoepen door de 400.000 leden te willen halen.Om maar een voorbeeld te noemen: als BNN nu de300.000 haalt, is het niet genoeg en ga je op naar de400.000. Dat vinden wij een onwenselijke ontwikkeling.Nu de spelregels toch weer open liggen terwijl de rit algedraaid wordt, dienen wij dit voorstel opnieuw in. Dathebben wij in het verleden trouwens ook al gedaan.

De heer Atsma (CDA): Hoeveel van het schaarse geldwordt ingezet voor ledenwerving? Bij mijn weten gaathet om eigen geld van de omroepen.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik wil dat graag weten. Ikheb ook gevraagd hoeveel geld het nu precies heeftgekost. Ik denk dat het ook voornamelijk om eigen geldgaat. Ik heb omroepen ook horen zeggen ″was het nietprachtig geweest als ook dat eigen geld ingezet hadkunnen worden voor programma’s!″. Ik ben het daarmeeeens.

De heer Van Dam (PvdA): Wij hebben het eerder over deledengrens gehad van 400.000. In het plan van deregering ging het om 500.000. Ik had daar grote twijfelsbij en die heb ik ook geuit. Het CDA en de ChristenUniespraken destijds over 500.000 leden, ik vroeg of wij hetüberhaupt wel moesten verhogen en GroenLinks wasmet de VVD en D66 van mening dat het er 400.000moesten worden. De minister heeft mevrouw Peters haarzin gegeven. Daar hebben wij ook een debat overgevoerd en het is uiteindelijk door de Kamer geaccep-teerd. Vervolgens is het uitgewerkt in een wetsvoorstel.Die wet ligt er nu. De race wordt gelopen en nu wilmevrouw Peters op het allerlaatste moment toch nogeven terugkomen op haar eerdere standpunt en despelregels veranderen.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Het was wel chique vande heer Van Dam dat hij mij al in de voorbereiding op ditdebat wees op deze motie, die GroenLinks in 2007 heeftmeeondertekend. Ik ben de wetsgeschiedenis nog eensnagegaan. GroenLinks heeft er altijd voor gepleit dat decompetitie om leden, de ledenjacht, beperkt moetworden, evenals de glijdende schaal en de margesdaarbinnen. Daarbij hebben wij altijd het getal 300.000als maximum aangehouden. In het debat waar de heerVan Dam op wijst, is de grens van 400.000 genoemd.Daarin ging het erom dat het er geen 500.000 zoudenworden. Dat moesten we tegenhouden. GroenLinks heefttoen een voorstel gesteund dat in de richting kwam vande door haar gewenste 300.000. Ik zie de heer Remkesdaar al staan. Het ging om zijn motie die wij toen hebbenmeeondertekend. Hij is misschien teleurgesteld, maar

Peters

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5270

Page 40: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

voor ons is het toch het motief geweest om die motie testeunen. Later, in 2007 en in de debatten van 2008,hebben wij altijd het steeds door GroenLinks bepleitestandpunt herhaald: 300.000 zou het maximum moetenzijn waarvoor de omroepen op jacht gaan.

De heer Remkes (VVD): Ik moet collega Van Dambijvallen, want de Kamer doet uitspraken of doet geenuitspraken. Dat een minister vervolgens de uitsprakenvan de Kamer overneemt, mag hem in feite niet wordenverweten. Dan had mevrouw Peter destijds een motiemoeten indienen over 300.000 en moeten kijken hoe datin deze Kamer politiek was gevallen.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Het is een staandstandpunt van GroenLinks dat 300.000 het maximum iswaar wij mee kunnen leven.

Voorzitter. Ik rond mijn bijdrage af met een opmerkingover Wakker Nederland. Ik vind de erkenningsaanvraagvan Wakker Nederland interessant. Zij illustreert in eennotendop waarom het omroepbestel dat is gebaseerd opleden, niet langer houdbaar is en waarom de kwaliteitvan de programma’s de doorslag zal moeten geven enniet alleen het ledenaantal. Dat geldt voor zowel voorbestaande als nieuwe spelers. Als commerciële partijenmet een knop in een handomdraai 50.000 nieuwe ledenvia het internet kunnen regelen, is het ledenbestel failliet.De aanvraag van Wakker Nederland illustreert ook hoehet in het nieuwe mediabestel onhoudbaar is omsubsidie voor media nog afhankelijk te maken van eenplatform, dat wil zeggen kabel, ether, kranten of internet.Crossmediaal programmeren is aan de orde van de dag,terwijl voorstellen nu nog per platform moeten wordeningediend. Wij zullen het oordeel van het commissariaatmoeten afwachten om te weten met welke nieuweomroepen ons omroepbestel op korte termijn wordtverrijkt. Wij mogen echter niet afwachten tot het huidigebestel implodeert. De 21ste eeuw staat niet op de stoep,maar is allang begonnen. Het laatste bolwerk derverzuiling past daar echt niet meer bij. Ik roep deminister dan ook op snel een houdbare visie op detoekomst van het publieke bestel te formuleren.

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. De opmerkingvan mevrouw Peters over Wakker Nederland intrigeertmij. Ik ben het over het algemeen eens met de standpun-ten van de GroenLinks-fractie over het achterhaaldekarakter van ons publieke bestel, maar ik vind het heelgek dat zij alleen Wakker Nederland noemt. Ja, dezeomroepvereniging kan op die manier leden werven,maar bijvoorbeeld een omroep als LLiNK, een linkseomroep, heeft ook via allerlei maatschappelijke organisa-ties vrij eenvoudig in eerste instantie leden geworven,die 50.000. Wat dat betreft is het niet alleen maar hetprobleem van Wakker Nederland, maar bijvoorbeeld ookvan LLiNK.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik ben het met de heerVan der Ham eens dat niet alleen aan de hand vanWakker Nederland geïllustreerd kan worden waarom ikvraagtekens heb bij het huidige omroepbestel, maar ookaan de hand van andere aspirant-nieuwkomers. Waaromheb ik het voorbeeld van Wakker Nederland gekozen? Ikheb niet alleen maar kritiek op Wakker Nederland; ik vindhet ook intrigerend dat een andere aanbieder van media,gebruikmakend van het platform print, zich nu in

televisieland wil begeven. Dat wijst mij erop dat hetomroepbestel niet alleen verouderd is vanwege hetledenprincipe, maar ook omdat het zich beperkt tot eenaantal platforms. In de moderne 21ste eeuw moet jegaan nadenken over een mediabestel dat zich niet meerbemoeit met de distributie van media, maar zou je alleenmaar moeten nadenken over welke informatie je nog wiltsubsidiëren en welke niet.

De heer Bosma (PVV): Voorzitter. De heer Van der Hamstelt een vraag over Wakker Nederland en hij krijgt eenantwoord over LLiNK; verander de wereld en begin bijjezelf. Een aantal leden van GroenLinks zit in deledenraad van LLiNK. Het is een groene en linkseomroep. Die omroep heeft heel veel geld uitgegeven enmoest op een gegeven moment uitstel van betalingaanvragen.

De voorzitter: Uw vraag is? Dit is een algemeneinleiding.

De heer Bosma (PVV): Daarnaast bestaat er zeer veelkritiek op het feit dat deze omroep zijn eigen idealen nietnaleeft, dat men niet doet aan consuminderen maar juistaan heel veel vliegen. Hoe staat mevrouw Peterstegenover die twee kritiekpunten?

De voorzitter: Kijk, dan komt toch de vraag. U kunt hetwel, maar u kunt het ook sneller.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Nu heb ik helaas alleenmaar een van de kritiekpunten verstaan, het consuminde-ren.

De voorzitter: Ach jeetje.

De heer Bosma (PVV): ... en uitstel van betaling.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Los van de vraag of ikveel programma’s van LLiNK interessant en informatiefvind en ik deze omroep een warm hart toedraag en hoopdat hij het haalt, vind ik natuurlijk dat wie dan ook maaraan het bestel meedoet aan de meest basale vereistenvan goed bestuur en goed financieel beheer moetkunnen voldoen. Wie dan ook – wat voor programma’sze verder ook maken – daar niet aan voldoet, kan danniet, voor zover de wet het toelaat, op alle voordelenrekenen of mee blijven doen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Ik moet nogeven een vergissing van de heer Bosma rechtzetten diehij vanochtend heeft gemaakt. Die ging ook over LLiNK.Hij had het over mijn collega mevrouw Van Velzen. Zijheeft haar lidmaatschap van LLiNK opgezegd. Dat wil ikeven gezegd hebben voor de statistieken.

De voorzitter: Dat is voor de Handelingen. Ik dank deleden voor hun inbreng en ik schors de vergadering tot18.50 uur voor de dinerpauze.

De vergadering wordt van 17.50 uur tot 18.50 uurgeschorst.

©

Minister Plasterk: Mevrouw de voorzitter. De Kamer

Peters

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5271

Page 41: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

heeft vijf uur lang over dit onderwerp gesproken en heelveel vragen op mij afgevuurd. U heeft mij gevraagd omcompact te antwoorden. Ik zal daartoe mijn uiterste bestdoen en proberen om in de korte tijd die ons gegeven iszo veel mogelijk vragen zo volledig mogelijk te beant-woorden. Ik zal eerst een paar punten bespreken diedoor veel leden zijn aangeroerd. Daarna zal ik proberenom de vragen per woordvoerder te beantwoorden.

Het omroepbestel dat wij nu hebben vind ik springle-vend. 3 miljoen mensen in Nederland zijn lid van eenomroepvereniging, waarmee het bestel diep in deNederlandse samenleving is geworteld. De interesse omeen omroep te worden is groot. Er is een stormloop aankandidaat-aspirant-omroepen. Het voorbeeld van BNNheeft goed laten zien dat er in de ogen van veel mensenin dit land een gat zat in het aanbod: een snellere vormvan programmeren gericht op een gemiddeld, maar nietuitsluitend, wat jonger publiek. Men heeft na eenaspirant-periode toegang tot het systeem gevonden. Ikdenk dat heel veel mensen in dit land dat een verrijkingvan de publieke omroep vinden. Tegelijkertijd zal nietiedereen dat voor alle programma’s vinden, zo zeg iktegen de heer Van der Vlies, die wel eens kritisch isgeweest op een programma. Maar dat is nou juist dediversiteit in het systeem. Zoals een columnist deze weekergens schreef, is dit net zoals hagelslag typisch ietsNederlands, maar daarmee is het helemaal niet slecht.

Dit systeem heeft mijn voorkeur boven het BBC-achtige model. Toen er ten tijde van de oorlog in Irakdiscussie ontstond over de mate waarin de BCC achterTony Blair ging staan, waren een aantal mensen die weleens met een half oog jaloers naar het BBC-achtigemodel keken, toch weer blij met het Nederlandse diversesysteem waarbij je niet afhankelijk bent van de meningvan één organisatie. De legitimiteit van het systeem vindik daarom niet dun. Dat ik dit wetsvoorstel voor dekomende erkenningsperiode met verve wil verdedigen,komt dan ook niet omdat wij zo gauw niks anderskunnen verzinnen, maar omdat ik denk dat het eenwaardevol systeem is. In eerdere debatten met dezeKamer heb ik wel aangegeven dat ik mij afvraag of ditsysteem over tien jaar nog in dezelfde vorm zal draaien.Dat komt niet zozeer omdat ik de legitimatie ervan intwijfel trekt, maar omdat ik zie dat de techniek nu heelsnel dingen verandert. Sinds ik zelf een harddiskrecorderheb, kijk ik anders naar films. Ik kijk gewoon welke filmser zijn en die programmeer ik in. En als ik in hetweekend tijd hebt, kijk ik wat er nog op de harde schijfstaat. Je kijkt niet meer naar netten en soms ook nietmeer naar omroepen, maar je kijkt naar specifiekeprogramma’s die je eruit vist. De generatie die na onskomt, gaat weer op een andere manier om met deomroep en de media. Door de interactie tussen technieken menselijk gedrag zullen dingen veranderen. Dat kanertoe leiden dat wij over een x-aantal jaren niet meerhetzelfde systeem hebben. Had je tien jaar geledenvoorgesteld om alle vaste telefooncellen van de straat tehalen, dan was je voor gek verklaard, maar nu is het tochin een paar jaar opeens gebeurd. Daarom ben ikenthousiast over de motie-Vendrik, waarin de regeringwordt opgeroepen zich te beraden op de toekomst. Datkomt niet omdat ik denk dat het systeem niet goed is,maar omdat ik denk dat wij overspoeld zullen wordendoor allerlei nieuwe ontwikkelingen.

Ik wil de Kamer daarom verzoeken om van mijvandaag geen standpunten te vragen of zelf standpunten

in te nemen over toekomstige ontwikkelingen. Ik vraaghaar om ermee akkoord te gaan dat wij in het najaar,bijvoorbeeld bij de behandeling van de mediabegroting,bespreken op welke manier wij dit debat zullen voeren,vooruitkijkend op hetgeen er na deze concessieperiode,dus na 2015, moet gebeuren.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. De motie-Vendrik en de uitvoering daarvan is door vele ledengenoemd. De minister stelt voor om bij de behandelingvan de mediabegroting in het najaar te vertellen hoe hijdeze wil uitvoeren. Ik vind dat laat. Stel dat het in hetnajaar wordt, kan ik er dan van uitgaan dat het denkenniet dan begint, maar dat er dan voorstellen liggen overhoe die motie wordt uitgevoerd?

Minister Plasterk: Dat is wat ik net probeerde te zeggen.

De heer Van der Ham (D66): U zegt dat wij u niet kwalijkmoeten nemen dat u op heel veel punten niet ingaat opde toekomst. Ik wil die wildcard niet zomaar geven, wanter zijn niet alleen door mijn fractie, maar ook doorandere fracties een heleboel vragen gesteld die weldegelijk te maken hebben met de verre en de nabijetoekomst. De beantwoording daarvan heeft directgevolgen voor de waardering van het wetsvoorstel envan de ingediende amendementen. Ik wil er niet bijvoorbaat mee akkoord gaan dat al dat soort vragen dieook maar enigszins in die buurt komen, niet beantwoordhoeven te worden.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ja, ik vind het ook nogiets te vrijblijvend. In de motie-Vendrik wordt gevraagdom een onderzoek. De minister heeft het over devolgende periode, na 2015, en dat wij er in het najaarmisschien over verder praten. Volgens mij zou hij datonderzoek al kunnen doen, zodat wij dat in het najaarhebben.

De heer Atsma (CDA): Ik vind het een tikkeltje wildklinken, omdat bij het regeerakkoord duidelijke afsprakenzijn gemaakt over hoe het kabinet tegen het publiekebestel aankijkt. Ik adviseer de minister om even te kijkennaar wat wij hebben afgesproken en zich te realiserendat wij in deze kabinetsperiode natuurlijk geen funda-mentele stelselwijzigingen gaan doorvoeren of bepleiten.

Minister Plasterk: Dat laatste lijkt mij evident, omdat wijvanavond de Erkenningswet behandelen die voor dekomende vijf jaar geldt. Ik weet niet hoe lang het kabinetvan plan is te blijven zitten, maar het staatsrecht steltdaar geloof ik grenzen aan. De aard van het onderzoekdat je zou willen doen, hangt heel erg af van derandvoorwaarden die je daaraan zou willen stellen. Ikdenk dat de Kamer daarover mee wil praten, dus dat ikniet in mijn eentje een onderzoek kan uitzetten waarbij ikbijvoorbeeld zeg dat de omroepverenigingen hoe danook ledenverenigingen blijven. Dan zou mevrouw Peterskunnen zeggen dat dit niet het model is waarin zijgeïnteresseerd is. Ik denk dat wij dat gesprek over watwij moeten doen om na 2015 beslagen ten ijs te komenhier nog moeten hebben, voordat ik stappen kan gaanondernemen. Daarmee blijf ik ook binnen alle grenzenvan wat in het regeerakkoord voor deze regeerperiode isvastgelegd.

Plasterk

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5272

Page 42: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

Wat mij betreft is het belangrijkste wat vanavond tertafel ligt, het afschaffen van de A- en B-omroepstatus enhet vervangen daarvan door de glijdende schaal. Wijhebben eerder uitgebreid over die glijdende schaalgesproken. Deze is bevestigd in de wet. Ik weet dat eenaantal leden van de Kamer hier niet voor is, zoals eenaantal leden überhaupt is tegen een koppeling vanledental, zendtijd en budget. Dat geldt voor de fractiesvan de VVD, GroenLinks en de PVV. Die opvattingen zijnbekend, maar ik denk dat wij elkaar vanavond op dit puntniet zullen overtuigen, dus daar zullen wij het dan bijmoeten laten.

Ik teken hierbij aan dat er in elk systeem met eenverband tussen ledental en status een race om leden zalzijn. In het oude systeem was het waar dat een ledenracegeen zin had voor omroepen die veraf zaten van degrens, dus dan was deze er niet. Maar voor omroependie in de buurt van de grens zijn, is het laatste lid dat jeverliest 15 mln. waard, dus daar ontstaat een gigantischerace. Wij hebben nu de druk op het ledental op eengelijke manier over het traject verdeeld in plaats van eenextreme druk in de buurt van de grenzen te leggen, zoalsbij de A- en de B-status, maar in alle systemen metledentallen heb je natuurlijk een zekere druk.

Door verschillende leden van de Kamer, zoals de heerVan Dam, is gezegd dat bij de ledenrace in de afgelopenperiode diverse hulpmiddelen en gadgets werdenaangeboden en dat dit niet de bedoeling kan zijn. Ik benhet er wel mee eens dat dit een beetje rare vormenaanneemt. De huidige wet zegt dat de waarde van eencadeau niet hoger mag zijn dan het bedrag van decontributie. Ik denk echter dat een aantal van degenoemde dingen daar blijvend binnen zouden vallen.Als u vindt dat dit eigenlijk niet de bedoeling is en datmen alleen lid van een bepaalde omroep moet wordenom uitdrukking te geven aan de wens om die te latenhoren en zien, dienen wij op dat punt de wet teveranderen. Nu hebben wij vijf jaar. Dat moet dus in devolgende periode worden meegenomen, namelijk bij deeerstvolgende wetswijziging die zich zal aandienen. Danmogen er in de toekomst geen cadeautjes meer wordengegeven om mensen aan te zetten, lid te worden van deomroep. Ik meen dat de heer Van Dam dat vroeg en zegdus graag toe dat ik een voorstel zal doen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Je kunt inderdaadregelen dat er helemaal geen cadeautjes meer gegevenmogen worden. Er zijn nu cadeautjes met een groterewaarde dan € 5,72. Wat doet de minister daar dan mee?

Minister Plasterk: Als omroepen dat doen, bijvoorbeeldaspirant-omroepen, moet het Commissariaat voor deMedia daarop toezien. Maar, en dat is ook wel eldersgesignaleerd, de regelgeving heeft slechts betrekking opaspirant-omroepen of omroepen. Een organisatie die dusvan plan is om zich per 1 juli aan te melden met als doelom als aspirant-omroep te boek te staan, wordt voorzover ik dat nu juridisch kan overzien, niet beoordeeld opwat daarvoor is gebeurd. Daar kan ik met de huidigeregelgeving niet bij. Mocht u wensen dat dit in detoekomst anders wordt geregeld, dan moet dat inder-daad ook ergens in de wetgeving zijn beslag krijgen. Nuis het mogelijk dat voor iemand het lidmaatschapkwijtgescholden wordt door wat voor organisatie danook. In feite is het dan een geschenk geworden en heb jedus niet betaald voor je lidmaatschap. Ik zeg nogmaals

dat het Commissariaat voor de Media daarnaar heeftgekeken en dat het voorlopige advies is dat dit wettig is.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dat is het voorlopigadvies, maar volgens mij is evident dat er voorbeeldenkunnen zijn van cadeautjes die een grotere waardehebben dan het bedrag van het lidmaatschap. Dan moethet Commissariaat voor de Media daar wat mij betreftserieus naar kijken. Volgens mij moeten wij nu gezamen-lijk afspreken dat het Commissariaat voor de Media daarook op controleert en dat het daarnaar serieus onderzoekdoet.

Minister Plasterk: Het Commissariaat voor de Mediadoet alles wat het doet serieus. Voor de bestaandeaspirant-omroepen en omroepen wordt daarop toege-zien. Daarover heb ik geen twijfels. Daar waar geeninstrumenten bestaan kan men, zoals ik zojuist hebtoegelicht, nu niets doen. Het heeft ook geen zin dat wijdaarover nu iets zeggen, want men moet zich aan dewettelijke instrumenten houden.

De heer Van Dam (PvdA): Ik ben uiteraard blij met detoezegging van de minister. Voor de helderheid stel ikeen vraag. Dan wordt duidelijk of wij elkaar helemaalgoed begrijpen. Dat betekent ook dat het krijgen vankorting op het bedrag voor de omroepgids daarmeeverleden tijd wordt, dus dat wij die ontkoppeling van hetgidsabonnement en het lidmaatschap eindelijk gaanrealiseren?

Minister Plasterk: Ja, wat mij betreft wel, maar ik zegnogmaals dat ik met een voorstel daarover kom.Vervolgens zullen wij zien of de meerderheid van deKamer dat besluit.

Ik kom op het intreden en het toetreden van aspirant-omroepen en wat dat zegt over de pluriformiteit. Wijhebben een pluriform stelsel waarin naar mijn idee in1968 de TROS toetrad, omdat men vond dat het rechtsegeluid in de publieke omroep onvoldoende werdgehoord. De TROS is een grote en succesvolle omroepgebleken, maar inderdaad kun je bij die omroep geenrechtse actualiteitenrubriek aanwijzen. Ik weerspreek datdit komt doordat de omroep daarvoor de ruimte nietheeft als gevolg van het programmeersysteem. Driedagen in de week heeft de TROS de eindredactie vanEenVandaag en het is echt aan die omroep om tebepalen hoe die dat programma inkleurt. Ik wil nietzeggen of het rechts is of niet. Dat oordeel laat ik verderaan anderen over. Het is echter werkelijk niet juist dat deomroep niet de ruimte heeft om dat programma op zijnwijze in te kleuren. De keuze om samen met de AVROaan het programma EenVandaag te werken, heeft deTROS zelf gemaakt. Als u mij vraagt hoe het komt dat delinkse omroepen hun actualiteitenrubrieken meer alslinks herkenbaar inkleuren dan de rechtse omroepen datdoen voor hun rechtse actualiteitenrubrieken, verzoekt umij om een sociologische verklaring te geven. Ik weetniet of wij elkaar daarmee op dit uur van de dag gelukkigmaken. Het heeft waarschijnlijk iets te maken met het feitdat journalisten van huis uit kritisch zijn en dat in de tijddat zij naar hun journalistieke opleidingen gingen,kritische mensen vaker aan de linker- dan aan derechterkant zaten. Maar dat hoeft niet voor de eeuwig-heid zo te zijn, zoals hier en daar blijkt. Het is zoals hetis, maar daar kan ik in ieder geval niets aan veranderen

Plasterk

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5273

Page 43: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

De heer Atsma (CDA): De minister zegt dus dat in zijnogen de TROS drie keer in de week een eigenactualiteitenrubriek zou kunnen programmeren, waarbijmen zelf bepaalt wat de duiding van het nieuws wordten op welk net dat zit. Men bepaalt dus zelf hoe hetwordt ingevuld.

Minister Plasterk: Men maakt drie keer in de weekEenVandaag. Daar is dus ruimte om dat in te kleuren.

De heer Atsma (CDA): En dan zegt de AVRO dat zij datook wel drie keer in de week zou willen doen. Dat kandan in uw ogen ook?

Minister Plasterk: Ja.

De heer Atsma (CDA): Laten wij maar even doorredene-ren. Ik garandeer u het volgende. Als wij nu vanavondnaar de publieke omroep in Hilversum stappen en daarop het Mediapark een kijkje gaan nemen, dan is hetvolstrekt onmogelijk om dat gerealiseerd te krijgen. Ikgarandeer u ook dat als Wakker Nederland wordttoegelaten, zij niet onmiddellijk een eigen actualiteiten-rubriek zal krijgen. Dat past niet in het model, dat pastniet in het systeem, dat past niet in het keurslijf. Als umet ons van mening bent dat dit wel zou moeten, danzijn wij het onmiddellijk met elkaar eens. Ik zou dat welhet ideaalbeeld vinden. Dat voorkomt veel discussies.Alleen, als men zegt dat het niet kan – en meerdereomroepen roepen dat – dan denk ik dat dit toch zo is.

Minister Plasterk: Ik kan niet anders dan herhalen wat ikal heb gezegd. De TROS en de AVRO die hier door uwerden aangemerkt als in ieder geval niet-linkseomroepen, verzorgen een actualiteitenrubriek zoals deVARA dat ook doet. De KRO heeft overigens ook alleruimte om de programma’s in te kleuren zoals men datwenst. Ik vind ook niet dat wij hier moeten gaanbeoordelen of men dat op een juiste manier doet. Ik vindwel dat je kunt constateren dat er op een gegevenmoment in de samenleving het gevoel kan ontstaan dater een geluid ontbreekt. En dan kunnen nieuwestromingen zich aandienen en zeggen dat ze te weiniggehoord worden en dat zij 50.000 leden krijgen. Het iseen open systeem. Dat toont de kracht van het systeem.Die nieuwe stromingen moeten dan nog wel aan eenaantal andere criteria voldoen. Dan kunnen ze aspirant-omroep worden, wat overigens betekent dat zij dan in dekomende vijf jaar twee uur in de week televisie mogenmaken. De impact daarvan is dus ook weer nietdramatisch.

De heer Van der Ham (D66): Het voorbeeld vanEenVandaag is genoemd. Dat programma is in tegenstel-ling tot het vroegere TROS Aktua in ieder geval nietmeer aan de naam te linken. Het zou best kunnen zijn datde TROS zegt: wij hebben daar met terugwerkendekracht spijt van, wij zouden eigenlijk terug willen naareen rubriek die ook ons eigen naam draagt. Zou datkunnen?

Minister Plasterk: Ja. Mijn informatie is dat dit de TROSonlangs ook is aangeboden. Ik meen dat het daarbij omde zaterdagavond gaat.

De heer Van der Ham (D66): Het is aangeboden. U gaat

niet over de wenselijkheid daarvan, maar het kan wel.Wat vindt u dan in dat licht van de uitspraken van denetcoördinator van Nederland 2? Hij zei: ook al zou erstraks een cultuuromroep bijkomen, dat zal voor dehoeveelheid cultuur op de publieke omroep nietsuitmaken. Het is een beetje een parallelle discussie. Erkan blijkbaar niets veranderen, omdat het niet in eenmodel past. U zegt dat die uitspraak niet klopt?

Minister Plasterk: Ik zeg in ieder geval dat het prema-tuur en onverstandig is om die uitspraak te doen, omdatuiteindelijk in het schema voor de komende periode kanworden opgenomen hoeveel cultuur daarin komt. Als erdus bijvoorbeeld ook uit het lidmaatschap van aspirant-omroepen blijkt dat men vindt dat er sprake is van eenonvoldoende representatie, dan kan dat voor de raad vanbestuur een reden zijn om anders toe te wijzen.

De heer Van der Ham (D66): Het kan best zo zijn ...

De voorzitter: Mijnheer Van der Ham ...

De heer Van der Ham (D66): ... dat dit gebeurt in hetmodel van de netcoördinator. Kunt u daar op een anderemanier invloed op uitoefenen?

Minister Plasterk: Sorry?

De heer Van der Ham (D66): Ik schaak nu even op tweeborden.

De voorzitter: Ik probeerde u in te seinen dat ik geentoestemming heb gegeven voor die vraag. Ik hadnamelijk al ″tot slot″ gezegd. Dat lijkt me toch heelduidelijk.

De heer Van der Ham (D66): Dat heb ik dan nietgehoord. Mag ik de vraag toch stellen?

De voorzitter: U hebt de vraag al gesteld. De ministerkan de vraag beantwoorden.

Minister Plasterk: Ik heb de vraag niet helemaalbegrepen. Mijn excuses daarvoor!

De heer Van der Ham (D66): Dat is lastig. Ik zal de vraagverduidelijken. U zegt dat het belangrijk is dat eenomroep die erbij is gekomen, ook gehoord wordt. Dat isblijkbaar een teken uit de samenleving dat een bepaaldgeluid niet voldoende gehoord wordt. Stel dat denetcoördinator dan toch voet bij stuk houdt. Kunt u danop een andere wijze, bijvoorbeeld via de afspraken metde publieke omroep, uw invloed aanwenden opdat ertoch meer ruimte voor komt?

Minister Plasterk: Wij kunnen natuurlijk in zijn alge-meenheid afspraken maken over de prestaties die deomroep de komende periode zal leveren. Die indirecteweg is er dus wel. Een van de dingen die gevraagdwordt van een nieuwe omroep is de bereidheid om ookin enige breedte te programmeren. Misschien heeft debetrokken coördinator dat bedoeld te zeggen. Het moetnatuurlijk gaan om een nieuwe stroming. Deprogramma’s moeten vernieuwend zijn en er moetennieuwe doelgroepen worden bereikt. En men moetnatuurlijk bereid zijn om in de publieke omroep te

Plasterk

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5274

Page 44: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

functioneren. Als mensen zich aandienen omdat zijuitsluitend snooker op de televisie willen, is dat niet debedoeling. Het is eigenlijk ook niet de bedoeling dat wijper programmagenre omroepen krijgen. Als zich eenomroep aandient die alleen maar culturele productieszegt te willen brengen, is het de vraag of dat voldoet aandatgene wat de publieke omroep zou moeten zijn. Alszich een omroep aandient die zegt vanuit een cultureleinvalshoek aan de publieke omroep te willen meedoenen verschillende soorten programma’s vanuit dieinvalshoek te willen programmeren, kan ik mij voorstel-len dat dat wel aan de criteria voldoet.

De heer Remkes (VVD): Er blijft op dit punt toch enigemist in het debat hangen. Dat snap ik op zichzelf goed,omdat dit veel meer een discussie is naar aanleiding vande tekst van de wet dan een discussie die specifiekbetrekking heeft op de tekst van de wet. Mijn vraag aande minister zou dus zijn of hij bereid is om op basis vannadere gesprekken met de omroepen, de Kamer teinformeren over wat wel en niet mogelijk is.

Minister Plasterk: Waarover precies?

De heer Remkes (VVD): Ik hoor de fractie van de PVVzeggen dat dat niets uitmaakt. Dat is misschien haarhouding, maar het maakt dus wel wat uit. Mijn vraag iswat er op grond van de bestaande wet en de bestaandeafspraken binnen Hilversum wel en niet mogelijk is,bijvoorbeeld op het vlak van TROS Aktua en van andereelementen in het debat. Er zit wrijving. Dat voelt iedereenin deze Kamer aan. Die wrijving moet zichtbaar wordengemaakt. Ik zou het dus ook op prijs stellen als deminister in de rapportage aan de Kamer op basis van degesprekken met Hilversum, zichtbaar maakt waar dewrijving zit en welke maatregelen op basis daarvanmoeten worden getroffen.

Minister Plasterk: Dat kan ik niet toezeggen, want devraag is mij niet specifiek genoeg. Wij hadden het overde toetredende oproepen, de aspirant-omroepen, en watdaarvoor de criteria zijn. Ik probeerde dat punt af teronden. Misschien kunnen wij daarna nog kijken naarandere aspecten, maar dit was het onderwerp waaroverik praatte.

De heer Remkes (VVD): Daar heb ik het dus ook over,over de geluiden van Omroep C, de geluiden vanuit deTROS en een aantal andere signalen inzake wensen omhet eigen profiel zichtbaarder te maken dan op ditogenblik het geval is. In hoeverre stuit dat ofwel op degrenzen van de wet – ik schat in dat dat niet aan de ordeis – ofwel op de grenzen van het programmeermodel?Dat is de vraag.

Minister Plasterk: Maar daar heb ik een duidelijkantwoord op gegeven. Er zijn wat dat betreft geengrenzen. Als een linkse omroep erin slaagt om binnen degrenzen van het programmeermodel en de wet in uwogen kennelijk dat profiel aan te brengen, dan moet eenomroep die een andere politieke kleur wenst aan tenemen, dat ook kunnen doen.

De heer Remkes (VVD): Dat betekent dus dat de ministerzegt dat de geluiden van de netcoördinator gisteravondin NRC Handelsblad flauwekul zijn.

Minister Plasterk: Dat zijn mijn woorden niet. Ik heb hetgezegd zoals ik het net heb weergegeven. Een anderekwestie die er nog doorheen speelt – de heer Van Damheeft daarover bij interruptie al het een en ander gezegd– is dat er in een vorige periode, toen uw partij meen ikin de regering zat, een proces in gang is gezet om testimuleren dat VPRO, VARA en NPS samen een aantalnieuwsprogramma’s zouden maken. Dat heeft geleid totprachtige programma’s, zoals Buitenhof.

De heer Remkes (VVD): Ik vind het allemaal onzin watnu beweerd wordt. Ik heb in mijn inbreng gezegd dat, alsje terugblikkend tot de conclusie komt dat bepaaldedingen tot bepaalde onbedoelde effecten leidden,hierover gepraat moet kunnen worden. Dat is de vraagdie ik stel.

De voorzitter: Hierna is het echt klaar. Als u elkaar nietbegrijpt, kan ik daar ook niets aan doen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Mag ik in aanvulling opde heer Remkes het volgende zeggen? Er zijn netcoördi-natoren, die uitzendschema’s hebben. Zij maken eenindeling van de programmering. Dat wordt dooromroepen als een knellend keurslijf ervaren, zowel doorde TROS als door Omroep C, die gisteren in feitegeïntimideerd werd door de netmanager. Die zei: hetmaakt niet uit of jullie erbij komen, want er komt tochgeen extra tijd voor kunst en cultuur.

De voorzitter: Nu uw vraag.

De heer Jasper van Dijk (SP): Kunnen wij daaropinvloed uitoefenen door middel van de prestatie-contracten? Ik ben het wel eens met de heer Remkes dieu vraagt om dat op papier te zetten en in een brief naarons toe te sturen, zodat wij goed zien wat wij daar wel ofniet over kunnen zeggen.

Minister Plasterk: Daar heb ik al antwoord op gegeven.Het kan via de prestatiecontracten. Overigens zit er in dieprestatiecontracten een grote portie cultuur. Ik heb ook alantwoord gegeven op de vraag of ik het verstandig vindom tegen een omroep die vanuit een culturele optiekprogramma’s wil gaan maken, te zeggen: dat kunt u weldoen, maar het zal niets veranderen aan de bestaandesituatie. Ik vind dat niet verstandig.

De heer Jasper van Dijk (SP): De netmanager heeft dusgisteren in NRC Handelsblad voor zijn beurt gesproken,laat ik het netjes zeggen. Dan vind ik het wel heel goeddat wij over de prestatiecontracten een goed debatvoeren.

De voorzitter: Mijnheer Bosma.

De heer Bosma (PVV): Voorzitter. De minister heeftnatuurlijk formeel-juridisch gelijk als hij zegt dat het watde links-rechtsdiscussie betreft, helemaal aan deomroepen is om dat in te vullen en dat hij daar niet overgaat. Er staat echter ook iets anders in de Mediawet,namelijk – en dan zeg ik het even onjuridisch – ″van onsallemaal, voor ons allemaal″. Dat is dus eigenlijk eenenorme paradox binnen de Mediawet. Erkent de ministerdat?

Plasterk

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5275

Page 45: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

Minister Plasterk: Ik erken dat het van en voor onsallemaal is. Ik heb ook in alles wat ik hier zeg niet uwopvatting overgenomen dat alles wat op de publiekeomroep te zien is, links zou zijn. Dat is feitelijk niet waar.Ik heb jaren onder een hoofdredacteur gewerkt bij eenactualiteitenprogramma die zei dat hij op de VVDstemde. Ik herken uw uitspraak helemaal niet.

De heer Bosma (PVV): Maar bent u het met mij eens dater een paradox zit in de Mediawet? Aan de ene kant ligthet primaat voor deze discussie bij de omroepver-enigingen. Dat lijkt mij logisch. Dat vloeit voort uit deMediawet. Aan de andere kant staat er ″van onsallemaal, voor ons allemaal″, terwijl de minister geenmiddelen heeft om dat tweede deel in te vullen.

Minister Plasterk: Nee, maar dat is natuurlijk aan deNederlandse bevolking. Als mevrouw Peters zegt, geenlid te zijn van een omroep, dan denk ik: dat is inderdaadeen keuze die zij kan maken, maar zij zou ook kunnenoverwegen om wel lid te worden van een omroep. Als zijeen bepaalde omroep goed vindt, kan zij die omroep opdie manier haar steun geven. De heer Van der Ham is lidvan drie omroepen. Iemand vroeg naar een dubbellidmaatschap. Ik vind daar niets op tegen. Als mensendoor hun lidmaatschap van twee of drie omroepen intwee of drie richtingen steun willen betuigen, prima.

De voorzitter: De minister vervolgt zijn betoog en wijhouden het tempo erin. U hebt naar ik hoop allemaal degroene agenda gezien?

Minister Plasterk: De toets die zou moeten gebeurenmoet nagaan of er sprake is van een nieuwe stroming, ofde programma’s vernieuwend zijn en of er nieuwedoelgroepen worden bereikt. Wij weten per 1 april wie er50.000 leden heeft, maar dat is pas definitief als hetCommissariaat voor de Media de administraties allemaalheeft gecontroleerd per 1 juli. 1 oktober krijg ik adviesvan het Commissariaat voor de Media over de driecriteria die ik net noemde en eind van dit jaar moet ikeen besluit nemen. Ik hoop dat alle aspirant-omroepenzich realiseren dat zij, wanneer zij erkend worden, vijfjaar lang radio en televisie zullen moeten maken. Dat isnog een hele klus. Ik wens ze daar op voorhand heel veelsucces mee. Dan kan vijf jaar later blijken of zij ookwerkelijk volledig tot het systeem gaan toetreden, of zedaar de leden voor krijgen en of ze aan de criteriavoldoen. Dat voor wat betreft het toetreden.

Er zijn veel opmerkingen gemaakt over de achterdeuren over het uittreden. Verschillende leden hebben eropgewezen dat het toch wel lang duurt als bij een visitatiemocht blijken dat men niet meer doet waar men er voorzit. Voor die evaluatie zijn er overigens ook criteria. Iknoem ze toch even. Een omroep moet maatschappelijkesteun genieten, goede en gevarieerde programma’smaken die in het totaal passen, de programma’sinkleuren vanuit de eigen identiteit, bijdragen aan hetbereik van verschillende doelgroepen en natuurlijk goedsamenwerken met de andere omroepen, want uiteindelijkdraagt iedere omroep bij aan het groter geheel. Dat zijncriteria die ook eerder al zijn gebruikt. Zij worden ook inde huidige visitatie gebruikt.

Als een omroep in deze ronde een gele kaart krijgt,dan zou het volgens verschillende leden van de Kamergeen vijf jaar moeten duren voordat er een hernieuwde

evaluatie van die omroepen plaatsvindt. Ik ben dat metuw Kamer eens. Even het subtiele verschil: ik denk dathet eens per vijf jaar evalueren van alle omroepen meerdan genoeg is. Omroepen die een groene kaart krijgen,moeten pas vijf jaar later weer geëvalueerd worden. Alsechter ergens een gele kaart wordt uitgedeeld – wijhopen dat dit niet vaak zal gebeuren – dan zegt uwKamer dat er dan sneller weer geëvalueerd zou moetenworden. Daar zijn twee verschillende voorstellen overingediend. In een voorstel staat dat je na één jaar terugzou kunnen komen. Het andere voorstel gaat uit vantwee jaar later. Ik zou u willen vragen of u die voorstellenop wat voor manier dan ook ineen kunt schuiven. Ik denkinderdaad dat het praktisch is om het op twee jaar tezetten, al was het maar omdat de programmeerschema’svaak al voor een jaar vooruit staan. Wanneer je dusverbetering vraagt, is even ruimte nodig om dieverbetering ook haar beslag te laten krijgen.

Het tweede verschil tussen die twee voorstellen is dathet volgens een van de voorstellen bij een tweede gelekaart een rode kaart moest worden, terwijl het volgenshet andere voorstel een rode kaart kon worden, zodat ikals minister nog een discretionaire bevoegdheid houd. Ikzou u willen voorstellen om het laatste te doen. Dan kande politiek er ook nog bij en eventueel om wat voorredenen dan ook besluiten tot een verlenging. Anderswordt het een totaal automatisme. Als u vanuit de Kamerkomt met een voorstel waarin die twee elementen zitten,dan lijkt mij dat een nuttige bijdrage.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Deminister zegt dat het na twee jaar zou kunnen. Na tweejaar blijkt dan bij de tweede visitatie dat het weer nietgoed zit. Gaan de consequenties dan meteen na die tweejaar tellen? Je gaat immers een concessie aan die aflooptna vijf jaar. Betekent dat dan dat die omroep na twee jaarstopt? Of zegt de minister: nee, dan laten wij ze wetendat het na vijf jaar is afgelopen? Dat is mijn eerste vraag.Mijn tweede vraag is: gaat de minister hetzelfde regimetoepassen op organisaties zoals de NOS en de NPS? Alsdaar een visitatie is geweest, en die komt er, wat voorconsequenties heeft dat dan voor deze organisaties?

Minister Plasterk: Voor het eerste wacht ik even hetamendement vanuit uw Kamer af. Ik denk inderdaad dater rekening mee gehouden moet worden dat er mensenwerken bij omroepen. Je kunt een omroep niet van deene dag op de andere stopzetten. Ik kan mij er wel watbij voorstellen dat er even een moonlight-periode is.Aangezien je binnen een traject van vijf jaar dan al tweehebt gehad, lijkt het mij in de rede liggen dat het bijltjena afloop van de erkenningsperiode valt. Dat lijkt mijredelijk. Maar nogmaals, het is een amendement vanuituw Kamer, dus ik neem aan dat ik in tweede termijn zalhoren hoe u zich dat voorstelt.

Het tweede deel van uw vraag is hoe het zit met detaakorganisaties. Dat is toch anders. Wij hebben eenpalet aan omroepen. Hoe lief ze mij ook allemaal zijn, alser eentje tussenuit zou vallen, wordt onze publiekeomroep niet onherstelbaar geschaad. Als zou blijken datde NOS het niet goed doet, kun je niet zeggen: dansluiten wij die tent maar. Je hebt het NOS Journaal ennog een aantal programma’s wel echt nodig alsruggengraat van de omroep. Ik zou daar geen parallelwillen trekken.

Plasterk

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5276

Page 46: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

De heer Voordewind (ChristenUnie): U zegt nu: daarkunnen wij geen consequentie aan verbinden. Het enigewat u kunt doen is de raad van toezicht naar huis sturenof zo. Is dat dan de enige maatregel die u ter beschikkingstaat?

Minister Plasterk: Ja, omdat wij voor bijvoorbeeld deNOS heel nadrukkelijk zeggen: die verricht taken dieessentieel zijn voor het voortbestaan van het bestel. Dusals daar een directie op zit die een rode kaart krijgt, danmoet er een nieuwe directie komen die het beter doet.Tegen een van de omroepen zou je kunnen zeggen: erkomen nieuwe omroepen bij en er gaat ook wel eens eenomroep af, maar dat kun je tegen de NOS inderdaad nietzeggen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dank voor de medewer-king en het meedenken van de minister. Ik ben metcollega Van der Ham voorstander van een termijn vantwee jaar. Dat is ook wat in ons amendement staat. Devraag is nu nog wel: wanneer gaat dit beginnen?Wanneer is de eerste evaluatie waarna die twee jaargaan lopen, mocht er een gele kaart worden uitgedeeld?Wat ons betreft, moet dat niet na 2015 zijn. Dat mageerder. Kan de minister daar een indicatie van geven?

Minister Plasterk: De huidige visitatieronde loopt nu.Daar komt in september een uitslag van. Als er een gelekaart wordt uitgedeeld, dan kun je twee jaar later watdoen, en dus ruimschoots voordien. Dan is de enigeresterende vraag nog: stel dat het over twee jaar weernegatief is, wat doe je dan? Ik stel voor dat wij daar naafloop van de eerste termijn nog even over nadenken.Dan kunnen wij daar in tweede termijn op terugkomen.Ik wil mij ook even beraden op de vraag wat daar deconsequenties van kunnen zijn.

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Dank daarvoor.Het lijkt mij zinnig om even met de ambtenaren van deminister te bezien hoe wij het amendement dusdanigkunnen aanpassen dat wij een aantal elementen kunneninvoegen die de heer Van Dam en de minister er graag inwillen hebben. Ik heb nog een technisch of juridischvraagje. Mocht de evaluatie van een omroep inseptember negatief zijn en er wordt een gele kaartuitgedeeld, terwijl deze wet nog niet door de EersteKamer is, kan een omroep zich dan beroepen op het feitdat de wet eigenlijk nog niet in werking is? Kan men opbasis daarvan een eventuele tweede slechte evaluatieaanvechten?

Minister Plasterk: Dat zou ik even moeten checken.

De heer Van Dam (PvdA): Ik dank de minister voor zijnwoorden. Ik wil hem enkele verhelderende vragen stellenom te zien of ik in ieder geval mijn amendement vantafel kan halen. Ik wil ook nog even naar het amende-ment van de collega’s kijken. Mijn eerste vraag betrefthet amendement van de heren Van Dijk en Van der Ham.Daarin staat dat in elk geval binnen twee jaar na eenevaluatie de volgende evaluatie moet plaatsvinden. Mijninterpretatie is dat het dus ook sneller kan wanneer heturgent is. Onderschrijft de minister dat?

In het amendement van de heren Van der Ham en VanDijk staat dat de minister een erkenning kan intrekken.De minister heeft hierover opgemerkt dat hij een

discretionaire bevoegdheid houdt. Ik neem aan dat deafspraak luidt dat de minister na een tweede evaluatie inprincipe de erkenning zal intrekken en dat hij hooguitomstandigheden kan meewegen. Ik begrijp in dat gevaldat het geen automatisme moet zijn, omdat je in datgeval de beslissing eigenlijk al bij de visitatiecommissielegt. Het is verstandig dat de minister daarop nog eencheck verricht.

De minister zei zojuist dat het intrekken van deerkenning er in de praktijk wellicht toe zal leiden dat mende hele erkenningsperiode uitzit om de zaak af tebouwen. Dan zijn wij weer terug bij de oorspronkelijkesituatie. Zie ik het verkeerd dat je dan gewoon vijf jaarlang zou kunnen doorfunctioneren?

De voorzitter: Het woord is aan de minister voor hetantwoord op deze drie vragen.

Minister Plasterk: Op de laatste vraag had ik alantwoord gegeven. Ik heb zojuist gezegd dat ik er in detweede termijn op wil terugkomen hoe wij het aan heteinde zouden moeten doen. Ten aanzien van het ″kan″ isdat inderdaad de interpretatie die ik eraan wil geven. Inprincipe betekent twee gele kaarten een rode kaart.Anders hebben wij dit hele circus niet nodig. Maar erbestaat ruimte om daarvan, om welke reden dan ook, afte wijken. Als wordt vastgesteld dat een tweede evaluatiebinnen maximaal twee jaar moet plaatsvinden en daaruitde vraag voortvloeit of het dan ook eerder kan, luidtdaarop het antwoord: ″ja″. Ik kan mij voorstellen dat eenomroep die een gele kaart heeft gekregen het zelf opprijs stelt. Wanneer zij het kunnen fiksen, hebben zijmogelijk liever dat wij na een jaar opnieuw komen kijkenof het in orde is. Dan kunnen zij immers weer rustigverder werken. Er bestaat geen enkele reden om het danverplicht uit te stellen.

De heer Remkes (VVD): Ik ben altijd voorstander vandiscretionaire bevoegdheden van ministers onderparlementaire controle. Ik sluit aan bij de woorden vancollega Van Dam. Ik adviseer de minister om bij hetnazoekwerk dat nu nog wordt verricht, in ieder geval tevoorkomen dat een situatie kan ontstaan waarin het ermaterieel op kan neerkomen dat de zaak nog tien jaardoorloopt. Misschien dat de minister de variant dat nadrie jaar wordt geëvalueerd en na nog eens twee jaar deknoop definitief wordt doorgehakt, ook nog even kanlaten nagaan. Dat valt dan samen met de periode van vijfjaar.

De opmerkingen die de minister heeft gemaakt overde NPS waren mij niet helemaal duidelijk. Het kan tochniet het geval zijn dat daarvoor een raar uitzonderings-regiem zou gelden?

Minister Plasterk: Ik heb zojuist gezegd dat de eersteevaluatie in september plaats zal vinden. Dat zal zelfsnog eerder zijn. Hij komt al in april. Maximaal twee jaardaarna moet de tweede visitatieronde plaatsvinden. Datlijkt mij prima.

Ten aanzien van de taakomroepen heb ik het antwoordal eerder gegeven. Deze staan apart in de wet omdat wijvan mening zijn dat zij een taak vervullen die wij nietkunnen missen. Dat is dus een andere situatie dan geldtvoor de ledenomroepen. Maar de heer Remkes en ikdenken hoe dan ook verschillend over de status van

Plasterk

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5277

Page 47: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

ledenomroepen. Ik vrees dat wij elkaar op dit punt nietzullen kunnen overtuigen.

De heer Remkes (VVD): Dat heeft er niet zo veel mee temaken.

Minister Plasterk: Oké.

De heer Atsma (CDA): Ik vind, overigens net als de heerRemkes, dat je uiteraard de taakorganisaties op dezelfdemanier kunt beoordelen. Het gaat daarbij niet zozeer omde vraag welke naam je op de organisatie hangt, als welom de vraag wat deze organisaties doen. Je vindt voorhet werk dat deze organisaties doen altijd een ander. Alser morgen twee kranten omvallen, staat er overmorgeneen nieuwe paraat om het gat te vullen. Hetzelfde geldtvoor de taakorganisaties. Dit bepalen wij zelf. Ik adviseerde minister echter dringend om ook alle juridischeimplicaties van het amendement van mijn collega’s opeen rij te zetten. Wij geven immers een erkenning voorvijf jaar. Het is volgens mij zeer de vraag of wij binnendeze vijf jaar de spelregels kunnen veranderen. Mis-schien kan het wel, maar ik adviseer de minister om datop een rij te zetten. Ik verwacht van hem dat hij dit deKamer vóór dinsdag bekendmaakt. Dinsdag stemmen wijimmers over dit wetsvoorstel. Dit kan leiden tot grotecomplicaties. Ik schat in dat ...

De voorzitter: Mijnheer Atsma, wij zouden het korthouden.

Minister Plasterk: Absoluut; ik had al toegezegd om ditte bezien. Ik maak geen uitzondering voor de NPS. Alsdie een negatieve beoordeling krijgt, moet de raad vanbestuur ervan opstappen. Dat is helder; ik had dat mijnsinziens al gezegd. Dat over de achterdeur, de ingang ende uitgang. Hiermee is er een reële achterdeur gecreëerddie er eerder niet was.

Mijn uitgangspunt bij het programmaversterkings-budget was, dat ik op dat punt geen wijziging in debestuursverhoudingen wilde aanbrengen. Op tweemanieren heeft de Kamer gevraagd om dit te verande-ren. Het versterkingsbudget ligt nu op 25% plus 5% voornieuwe diensten. Enerzijds heeft mevrouw Petersgevraagd waarom dit niet naar 40% kan. Anderzijdsvraagt de heer Voordewind waarom de som niet met 5%kan worden verminderd. Het laatste zou een reëlevermindering betekenen van het programmaversterkings-budget. Ik ontraad dat. Mijns inziens moeten wij dehuidige verhoudingen handhaven. Ik heb alleen het schotverwijderd tussen het programmaversterkingsbudget van25% en het budget voor nieuwe diensten van 5%. Ik hebdat gedaan omdat ik denk dat dit de raad van bestuuriets meer mogelijkheden biedt om middelen optimaalaan te wenden. Als dit echter onoverkomelijke bezwarenoplevert, moeten wij het schot opnieuw aanbrengen. Datheeft mijn voorkeur niet. Ik wil echter in ieder geval nugeen veranderingen willen aanbrengen in de balanstussen ledenomroepen en raad van bestuur. Ik ontraaddus voorstellen die in die richting gaan.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Hoe beoordeelt deminister dan de uitspraken van de vorige minister? Diezei: wij gaan dit specifiek bij het programmaversterkings-budget betrekken, maar vanaf het moment dat de

omroepen dat zelf kunnen doen, moeten zij dat zelfkunnen doen.

Minister Plasterk: Volgens mij was de staatssecretarisdaarvoor verantwoordelijk. Ik kan alleen staan voor mijneigen opvattingen hierover. Ik beoog met de nieuweErkenningswet niet, nu een verandering aan te brengenin de balans tussen het budget voor de ledenomroepenen dat van de raad van bestuur. Het geld komt overigensuiteraard via de raad van bestuur altijd weer bij deledenomroepen terecht. Het gaat immers alleen om debestemming van het geld.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De minister zegtdat dit bij de raad van bestuur moet blijven. Voorziet hijeen moment waarop de omroepen dit ook zelf kunnendoen en waarop wij het budget alsnog kunnen door-sluizen?

Minister Plasterk: De raad van bestuur legt accentenmet het programmaversterkingsbudget van 25%.Mevrouw Peters noemde een aantal van deze accenten,zoals het programmeren voor minderheden en voor dejeugd. Mijns inziens zijn dat waardevolle accenten. Hetleggen van die accenten leidt volgens mij tot een rijkereprogrammering. Ik wil daarom de huidige situatiehandhaven.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Het antwoord op devraag wat de hoogte moet zijn van het programma-versterkingsbudget en wat daarmee de onderhandelings-positie moet zijn van de raad van bestuur ten opzichtevan de omroepverenigingen, hangt af van het antwoordop de vraag wat je met het programmaversterkings-budget wilt doen en hoe belangrijk je dat vindt. Hoebelangrijk vindt de minister dat? Als wij een antwoord opdie vraag weten, kunnen wij bepalen of deonderhandelingspositie waarvoor nu is gekozen, eenjuiste is. Als je het huidige media-aanbod bekijkt, wordtde implementatie van een aantal doelen nu een beetjebedreigd. Dat pleit ervoor om de verhouding wat teveranderen en meer geld naar het programma-versterkingsbudget te schuiven.

Minister Plasterk: Ik heb de doelen genoemd. Ik denkdat deze nu goed met elkaar in balans zijn. Ik vind hetdus niet verstandig om nu bijna het halve budget via hetprogrammaversterkingsbudget te sturen. Overigens hadik de indruk dat als er een verschuiving vanuit de Kamerzou komen, het eerder de andere kant op zou gaan, dusmisschien hebben wij hier ook mooi een balans.

De voorzitter: Tot slot, mevrouw Peters.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik heb nog een verhelde-rende vraag. Als ik de inhoud van het wetsvoorstel goedbegrijp, worden de doelen voor het programma-versterkingsbudget er nu juist uitgehaald. Klopt dat? Zoja, wat is dan ...

Minister Plasterk: Dat klopt inderdaad. De expliciteringwordt eruit gehaald. Dat geeft de raad van bestuur ietsmeer ruimte om accenten te plaatsen. Overigens kunnenwij natuurlijk via de programma-afspraken altijdaangeven – dat werd zojuist ook al genoemd – dat er

Plasterk

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5278

Page 48: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

misschien meer cultuur in moet. Op deze manier wordtde mogelijkheid daartoe geschapen.

De voorzitter: Mevrouw Peters, maakt u uw vraag maaraf.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Mijn vraag was: waaromzijn die doelen eruit gehaald? Een reden daarvoor zoukunnen zijn dat die doelen al lang zijn gehaald en dat hetniet langer doelen zijn. Als dat daarentegen niet de redenis, dan moeten de doelen er vanwege een bijzonderereden uit zijn gehaald; eigenlijk vroeg de Raad van Statedaar ook naar. Ik heb stellig de indruk dat de doelenonvoldoende worden gehaald, met name de programme-ring voor jongeren en voor minderheden. Dat vormt dusreden te meer om die doelen te behouden.

Minister Plasterk: Ik ben het met u eens dat die doelenniet zijn gehaald. Dat is dus zeer zeker niet de reden omde explicitering eruit te halen. In het wetsvoorstel stond″een opsomming van een aantal doelen, bijvoorbeeld″.Wij vonden het echter beter om via de programma-afspraken proberen zulke accenten aan te brengen, inplaats van het noemen van voorbeelden in de wet. In zijnalgemeenheid is het aan de raad van bestuur om inwijsheid te besluiten waar op dat moment het accentwordt gelegd. Als u in het wetsvoorstel meende te lezendat de doelen zijn bereikt of minder belangrijk wordengevonden, dan zeg ik u dat dit niet de bedoeling is.

De voorzitter: U vervolgt uw betoog.

Minister Plasterk: Dan kom ik nu toe aan de 39f-omroepen, die op kerkelijke basis met name heiligemissen, kerkdiensten en andere erediensten uitzenden.

In de schriftelijke antwoorden heb ik al aangegevendat ik niet beoog om hier nu een nieuw punt te makenvan de scheiding van kerk en staat. Ik wil dit pleidooi ookbij de Kamer neerleggen, waarbij ik me met name richttot de liberalen hier, van wie het voorstel afkomstig is.Het is gedaan door een Kamerlid dat zeker geenkerkganger is, dus dat is helemaal niet mijn achtergrond.Ik constateer echter dat er al tientallen jaren omroepenzijn die samen, naar ik meen, 3,5% van de totale zendtijdvullen en dat grotendeels op zondagochtend doen. Ditheeft alle liberale regimes ook overleefd. Eerderekabinetten hebben nooit de bijl aan die wortel gezet.

Ik vraag de Kamer de 39f-omroepen overeind tehouden. Reden hiervoor is dat ik mensen die hun heleleven naar de kerk zijn gegaan, maar dat op een gegevenmoment niet meer kunnen omdat zij slecht ter been zijn,de service wil bieden van een kerkdienst op tv, en nietomdat ik een speciale status voor kerken wil. Nu zou jekunnen zeggen dat die mensen die kerkdienst ook viainternet kunnen volgen, maar voor hen is dat is niet altijdzo gemakkelijk. Door het bieden van die service kunnendie mensen ook op dat moment in hun leven opzondagochtend het gevoel hebben dat zij onderdeel zijnvan die geloofsgemeenschap.

Wij kunnen deze discussie heel erg op de spits drijven,en zeggen ″ja maar, is dat wel scheiding van kerk enstaat?″; wij kunnen er heel erg moeilijk over doen. Aande andere kant kunnen wij voor die 3,5% op zondag-ochtend ook zeggen: laat het zo. De heer Van der Hamsuggereerde het niet nu te doen, maar pas over vijf jaar.Maar waarom zou je je oude schoenen weggooien als je

nog geen nieuwe schoenen hebt? De heer Van der Hamzei tevens ″ja maar, wij willen ook niet dat die kerkdien-sten verdwijnen, maar dat moet dan maar geregeldworden door de KRO en de NCRV″. Wij moeten echtereerst maar eens zien of die omroepen dat willen doen.Wij kunnen hier namelijk niet zomaar verordonneren datde KRO voortaan op zondagochtend die dienstenuitzendt.

Ik heb al aangegeven voor de lange termijn te gaan.Sowieso wordt voor een volgende erkenningsperiodenaar het systeem gekeken. Als de Kamer wil dat daar de39f-omroepen bij betrokken worden, dan is dat open. Ikvind het echter onverstandig om nu al te besluiten deRKK, de BOS, de Humanistische Omroep en anderekerkelijke omroepen de nek om te draaien, zonder dat wijde oplossing voor het probleem kennen. Ik ontraad datdus.

De voorzitter: Punt gemaakt.

De heer Bosma (PVV): De minister karakteriseert de39f-omroepen als heilige missen op zondagochtend, etcetera. Een van die omroepen betreft de NederlandseIslamitische Omroep. Deze heeft weliswaar op levensbe-schouwelijke grond de 39f-erkenning heeft gekregen,maar zeer politieke, wereldlijke uitzendingen maakt overde hoofddoekenbrigade, islamofobie, de Gazastrook enmijn eigen partij komt ook vaak aan de orde. Overigensbedank ik de NIO hartelijk voor dat laatste. Illustreert dithet feit wellicht dat de islam helemaal geen godsdienstis? Of vindt u dit wellicht heel goed om wereldlijkeuitzendingen te maken op basis van een religieuzeachtergrond?

De voorzitter: Punt gemaakt.

Minister Plasterk: De twee grote 39f-omroepen dieonder de A-categorie vallen, zijn de katholieke en deprotestantse. Daarover gaat de bulk van de discussie.Daarnaast is er op basis van de gelijkheid ook eenhumanistische levensbeschouwelijke omroep. Die zendtzo af en toe eens wat uit. Ik zie daar niet zo vaak watvan, want die zit in de categorie C. Dat geldt ook voor deBoeddhistische Omroep Stichting. De islamitischestroming valt onder categorie B. Die is dus kleiner quazendtijd dan de katholieke en de protestante, maar groterdan de boeddhistische. Die hebben vervolgens het rechtom hun zendtijd op hun manier te vullen, binnen degrenzen van de wet. Anders wordt er natuurlijk ingegre-pen.

De heer Bosma (PVV): Als je op basis van een religiezendtijd krijgt, dan moet je die zendtijd toch ook wijdenaan religie?

Minister Plasterk: Dat ben ik met u eens, maar als je datloslaat op het humanisme, dan wordt het ook eeningewikkelde kwestie. De reden die de wetgever altijdheeft gehad om dit zo in te stellen, ligt vooral in die tweegrote groepen: de katholieken en de protestanten, die opzondagochtend een kerkdienst willen uitzenden.Vervolgens is er kennelijk in het verleden gezegd: danmoet je dat ook toepassen op andere levensbeschouwe-lijke stromingen. Dat lijkt mij logisch. Je kunt zeggen:humanisme kan ook bij de TROS worden ondergebracht,want daarop is de redenering die ik net gaf, niet van

Plasterk

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5279

Page 49: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

toepassing. Dat ben ik met u eens, maar dat is dan minof meer de logische consequentie.

De heer Remkes (VVD): De minister bezigt de redene-ring: het is al tientallen jaren zo. Van een vooruitstre-vende sociaaldemocraat verwacht ik dat soort argumen-ten niet. Ik verwacht van een vooruitstrevendesociaaldemocraat dat hij analyseert en doordenkt of ervarianten zijn. Dat hoor ik de minister allemaal nietzeggen. Hij beroept zich op het verleden: het was altijd alzo. Dat is kenmerkend voor de argumentatie van deminister in zijn algemeenheid. Ik ben daar niet vanovertuigd.

Minister Plasterk: Mijn eerste argument was eeninhoudelijk argument, namelijk: het is een service aanmensen die slecht ter been zijn en die kerkdienstenwillen bijwonen. Ik constateer dat u daar beiden in vorigeregeerperiodes nooit iets aan hebt willen veranderen.Nogmaals: dat is geen reden om het zo te houden, maarik vond het interessant om die kanttekening te plaatsen.Meer was het niet.

De heer Van der Ham (D66): Ik vind de reactie op hetamendement een beetje bevreemdend. Er staatuitgebreid in dat wij erkennen dat kerkdiensten enandere levensbeschouwelijke programma’s vooral op depublieke omroep moeten blijven. Hoe organiseren wij datechter? Ik heb de suggestie gedaan om dat door de NOSte laten organiseren. Zij vraagt dan aan haar redactie omeen en ander te doen. Dat is toch een heel mooi model?Dan kan dat allemaal gebeuren zoals u dat schetst? Datziet u toch in dat amendement?

Minister Plasterk: In het amendement wordt voorge-steld, weliswaar met een latere inwerkingtreding, om perheden de omroepen stop te zetten.

De heer Van der Ham (D66): Dat is niet waar. In hetamendement staat dat de erkenning voor de komendevijf jaar gewoon staat, maar op dit moment nemen wijhet besluit dat er binnen vier jaar een nieuw model moetkomen waarin een en ander meer wordt geïntegreerd inbijvoorbeeld de NOS, of op een andere manier. Dat staater. Dan gaat u met de betrokkenen in overleg, zodat dieprogramma’s kunnen bestaan. Wat er wordt aangebo-den, is zeer divers. De heer Bosma had het over politiekeprogramma’s. De Joodse Omroep gaat koosjer koken. Ikzie die programma’s wel eens. Dat mag allemaal. Laathet vooral bestaan. Moet daar nu echter een aparteomroep voor bestaan? Wat mij betreft niet. De oproepaan u, waar u veel tijd voor heeft, is: ga dat eensuitzoeken en zorg ervoor dat dit heilig huisje in iedergeval wordt aangepakt. Daar wordt immers bijna nooitover gesproken.

Minister Plasterk: Ik vraag u om nu niet bij hamerslag tebesluiten om dat heilig huisje sowieso te slechten, maarom te bekijken hoe wij hiermee willen omgaan in eenvolgende erkenningsperiode. Als u die wens uitdrukkelijkin een motie wilt vastleggen, dan vind ik dat toch eenandere zaak dan dat wij nu besluiten om deze omroepenstop te zetten.

De heer Van Dam (PvdA): Hebben wij samen debereidheid om de komende vier, vijf jaar discussie te

voeren over de vraag hoe wij deze taken borgen, zonderdat op de huidige manier te doen?

Minister Plasterk: Mijn vraag aan u is: kunnen wij nietbekijken of er mogelijkheden zijn om de taken op eenandere manier te borgen, zonder nu vast te leggen watdaar wel of niet de mogelijkheden voor zijn?

De voorzitter: Ik vraag de minister om daar in tweedetermijn op terug te komen en nu zijn betoog te vervol-gen.

Minister Plasterk: Ik ga nu proberen in hoog tempo devragen en opmerkingen van de leden door te lopen.

De heer Bosma heeft uitgebreid gesproken overpluriformiteit. Daar heb ik in de algemene ronde opgereageerd. Hij suggereerde dat aspirant-toetreders, alsze ooit surseance van betaling hebben aangevraagd, omdie reden niet in aanmerking kunnen komen. Ik vind datniet juist. Wij eisen wel dat men financieel gezien stevigin de schoenen staat als men wil toetreden, maar elkeNederlandse organisatie heeft het recht, uitstel vanbetaling aan te vragen en die al dan niet te krijgen. Alsmen financieel gezien levensvatbaar is wanneer men zichaan de poort van de omroep meldt, dan vind ik dat menhet recht heeft om toegelaten te worden.

De heer Bosma heeft gevraagd of de criteria voortoetreders in de wet stiekem zouden zijn bedoeld ombijvoorbeeld Wakker Nederland de deur te wijzen. Dat isnadrukkelijk niet het geval. De criteria zijn dezelfde als ineerdere rondes, en zijn niet bedoeld en hebben niet destrekking om nieuwe toetreders uit te sluiten. Er wordtbijvoorbeeld gesproken van ″maatschappelijke stromin-gen″. Wanneer een organisatie zichzelf aandient en tekennen geeft, van opvatting te zijn dat men eenmaatschappelijke stroming is, bijvoorbeeld vanuit eenpolitieke visie, zoals hier het geval is, zie ik niet hoe datschuurt met wat hier staat.

Verder heeft de heer Bosma een vraag gesteld over deWereldomroep. De Wereldomroep is ooit opgericht meteen drietal doelstellingen. In de eerste plaats hetinformeren van Nederlanders in het buitenland, in detweede plaats het informeren van het buitenland overNederland en in de derde plaats het überhaupt bijdragenaan het verstrekken van informatie over democratie enrechtsstaat. Ik ben het met de heer Bosma eens dat deeerste doelstelling minder belangrijk is geworden.Nederlanders in het buitenland kunnen via internetcaféste weten komen wat er in het vaderland speelt. Detweede doelstelling, het geven van een beeld vanNederland, wordt in elk geval door BZ belangrijk genoeggevonden om nog steeds mee te willen betalen aan deWereldomroep. Ik wil ook aandacht vragen voor de derdedoelstelling. Via de Wereldomroep zijn wij in niet-democratische landen in staat om mensen andereinformatie over de wereld te geven, die vaak ook mindergemakkelijk technisch gefilterd kan worden danbijvoorbeeld bij internet het geval is. Daarom worden inde Arabische wereld de uitzendingen van de Wereldom-roep – die vaak zelfs in het Arabisch zijn – op prijsgesteld, omdat het een andere informatiebron betreftvoor landen waar geen vrije omroep bestaat.

De Wereldomroep is in 2006 geëvalueerd. De evaluatieis de Kamer toegezonden, maar heeft haar geenaanleiding gegeven om in te grijpen. Ik wil daarom

Plasterk

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5280

Page 50: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

bepleiten dat de Kamer geen voorstellen steunt om destekker uit de Wereldomroep te trekken.

De heer Bosma (PVV): Als de eerste functie van deWereldomroep is vervallen, namelijk het verschaffen vanNederlandstalige informatie aan Nederlanders in hetbuitenland, dan begrijp ik dat op korte termijn deNederlandstalige radio-uitzendingen en de Nederlandsta-lige websites van de Wereldomroep kunnen wordengestaakt. Dat vind ik goed nieuws.

Minister Plasterk: Ik heb gezegd: minder belangrijkgeworden. Ik constateer dat door Nederlanders diewoonachtig zijn in het buitenland wel naar de Wereldom-roep wordt geluisterd. Er wordt gekeken of de Wereld-omroep die mensen bereikt, en dat is het geval. Ik benhet met u eens dat dit accent minder is geworden.

De heer Bosma (PVV): Toen de Wereldomroep vlak na deoorlog werd gesticht, bestond er geen gezamenlijkheid.Je had allerlei losse zuiltjes, dus er moest een aparteorganisatie worden gecreëerd. Tegenwoordig is welsprake van gezamenlijkheid, zoals bij Radio 1. Is het nietveel gemakkelijker om Radio 1 de functie van deWereldomroep te laten vervullen?

Minister Plasterk: Het betreft een andere expertise. DeWereldomroep zendt immers ook in andere talen uit. Ikstel voor, bij een volgende evaluatie van de Wereldom-roep daar nog eens op terug te komen en niet deWereldomroep nu uit het water te schieten.

Voorzitter. De heer Jasper van Dijk heeft gevraagd ofEducom in gevaar komt door een lager vast budget. Inhet wetsvoorstel wordt helemaal niets veranderd aan eenverdeling tussen vast budget en het programma-versterkingsbudget. In de huidige wet staat al datEducom recht heeft op 75% en dat wordt in deze 70%,dus dat verandert iets. Daarnaast kan Educom aanspraakmaken op het programmaversterkingsbudget. Dit jaarkreeg Educom in de praktijk op voorhand 100%. Ik vindhet redelijk dat Educom onder gelijke condities gaatwerken als de NPS en de omroepverenigingen. Het iswel van belang dat de raad van bestuur daar rekeningmee houdt, in het bijzonder met de kenmerken van eentaakorganisatie zoals Educom. Ik kan mij bijvoorbeeldvoorstellen dat de raad van bestuur van Educomafspraken maakt over de continuïteit van Schooltv. Deavondprogrammering voor volwassenen varieert meeren kan meer in samenhang met het aanbod van andereomroepen worden gezien. Ik zie geen reden om Educommeer vast budget te geven dan andere omroepen, ofmeer dan in de huidige wet het geval is.

De heer Jasper van Dijk vroeg naar de programma-raden. Daarop kom ik binnenkort in een brief terug,waarbij ik ook in zal gaan op de positie van Digitenne.Het probleem daarbij is dat ik tussen de Scylla en deCharybdis moet doorvaren, met aan de ene kant de wensvan de Kamer om meer programmaraden in te richten enaan de andere kant de door de Europese Commissieambtelijk verstrekte informatie, dat men het huidigestelsel al in strijd vindt met de vrijheid van het aanbiedenvan diensten. Men zal zeker niet akkoord gaan met eenuitbreiding daarvan. Ik weet niet of ik daar uit ga komen.Ik zoek naar een oplossing en stuur de Kamer binnenkorteen brief over de stand van zaken.

Verder vroeg de heer Van Dijk naar het verbod op desnoepreclame. Ik geloof dat wij daarover eerder in eenAO een gesprek hebben gehad. De heer Van Dijk wees ertoen op dat wij nu de alcoholreclame tot 21.00 uurhebben verboden. Nu was het de beurt aan snoep. Ik hebtoen al gezegd dat ik dat toch anders vind liggen.Alcohol is bij elke dosis een vergif voor kinderen, terwijlsnoep zoals een pannenkoek of een chocoladereep – alsje je tanden poetst – niet zo ernstig is. Ik ben er echttegen om wenselijk gedrag via een verbod op reclamesin de hand te gaan werken. Het aanspraak maken opzelfregulering, in alle soorten maten en gradaties, vind ikgoed. Voor mij ligt toch de grens bij een verbod. Ik benmij ervan bewust dat ik daarover anders denk dan deheer Van Dijk en wellicht een ander lid van de Kamer.

De heer Van Dijk vroeg naar de dalende ledentallen. Ikheb het even naast elkaar gelegd. Tussen 1992 en 2004 ishet ledental van de omroep als geheel niet dramatischgedaald. Het is gegaan van 3,8 miljoen naar 3,3 miljoen.Het is iets gedaald, maar laten wij dat niet dramatiseren.Wel is BNN er met 216.000 leden bijgekomen, naastLLiNK en MAX. De ledenaantallen van de meestetraditionele omroepen zijn dus gedaald. Je kunt dat ookals levensvatbaarheid van het systeem zien. De AVRO isbijvoorbeeld van 600.000 naar 392.000 leden gegaan. DeNCRV ging van 500.000 naar 360.000 leden. Daar zijn duswel grote klappen naar achteren gemaakt.

Dan vroeg de heer Van Dijk naar de beloningscodevoor de publieke omroep. De publieke omroep isdaarmee werkelijk druk bezig geweest. Een voorstel voorde code zal mij snel bereiken. Binnen afzienbare tijd hebik dat voorstel en ga ik erop reageren. Het is nu maart.Dit voorjaar moet in dat verband in ieder geval actie tezien zijn. Wij kunnen dan ook een debat houden over devraag waartoe die code zich uitstrekt. Zoals de heer VanDijk weet, zijn wij rijksbreed bezig om alle bestuurders inde publieke sector onder een beloningsregime tebrengen. Dat wordt door Binnenlandse Zaken gecoördi-neerd. Strikt genomen gold dat niet voor anderen danbestuurders. Zoals wij echter eerder hier in de Kamerhebben besproken, willen wij bij de publieke omroep ookanderen dan bestuurders daaronder brengen. Vervolgenszal nog een andere discussie ontstaan, maar ik stel voordie te voeren op het moment dat wij in de Kamer overdie code praten. Die discussie zal gaan over hoe het danmet de ingehuurde diensten gaat. Mag Marco Borsatodan ook niet meer verdienen? De vraag is hoe wijdaarmee omgaan.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik heb een korte vraag.De code krijgen wij in het voorjaar; daarmee ga ikakkoord. Dan heb je nog de wet, voor het maximum-salaris voor de bestuurders. Ik heb echter de indruk datook daar vanuit het kabinet wat vertraging ingeslopen is.Op het gebied van onderwijs heb ik aan de staatssecreta-ris gevraagd om dat voor de zomer te regelen. Kan datook bij de omroep voor de zomer lukken? Ik doel op hetmaximumsalaris bij de omroep voor de bestuurders, dusniet voor de artiesten.

Minister Plasterk: Ik ga ervan uit dat de publiekeomroep in die code de bestuurders betrekt. Dat iseenvoudig, omdat de bestuurders sowieso gebonden zijnaan de Balkenendenorm zelf. Niets is eenvoudiger dandat nog eens een keer in de code vast te leggen. Het isantwoord is dan dus bevestigend. Het zou echter ook

Plasterk

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5281

Page 51: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

kunnen dat de publieke omroep, omdat men het nogvoorstel nog niet heeft gezien en het voor bestuurderssowieso via de wet zal worden geregeld, denkt dat menuitsluitend vraagt om het voor niet-bestuurders te doen.Ik ga er echter van uit ... Ik probeer ergens een knikkendgezicht te ontwaren.

De voorzitter: Anders komt het in de tweede termijn.

Minister Plasterk: Ik zal er in de tweede termijn nog opterugkomen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik probeer het nog éénkeer. U hebt altijd gezegd: voor bestuurders ga ik eenwettelijk maximum regelen.

Minister Plasterk: Maar dat is een zaak voor de ministervan BZK. Die regeling gaat namelijk voor de geheleoverheid gelden. Over de termijn die hierbij in achtwordt genomen, moet u echt met mijn collega van BZKspreken. Misschien kan ik u toch gelukkiger maken. Alsde code voor de publieke omroep voor alle betrokkenendaar gaat gelden, zijn wij niet meer afhankelijk van hettempo dat bij het opstellen van de regeling voor degehele overheid wordt betracht. Ik kan u dan toezeggendat ik dit voorjaar met een voorstel kom.

De heer Jasper van Dijk (SP): Nee, daar ben ik geenvoorstander van. Ik ben voorstander van een wettelijkmaximum. Dat biedt helderheid. Ik geef verder aan datuw collega mevrouw Van Bijsterveldt heeft gezegd dat zijmet de minister van BZK zou spreken over versnelling bijhet afleggen van dit traject. U begrijpt dat ik dieversnelling ook wil betrachten voor de regeling voor deomroepen, zodat wij snel helderheid hebben.

Minister Plasterk: Nogmaals, ik meen u in tweedetermijn te kunnen toezeggen dat die versnelling niet eenshoeft, omdat wij sowieso al doen wat u wilt.

Voorzitter. Ik dank de heer Van der Ham voor zijn steunop een aantal punten. Over het programmaversterkings-budget heb ik gesproken en daarbij de vraag gesteld omdat te houden zoals het nu is. Ik wil dat dus beleefdaanbevelen.

De heer Van der Ham heeft voorts gevraagd of ikfusies tussen omroepen kan stimuleren. Ik ben het eensmet de heer Remkes dat met het huidige stelsel diefusies niet worden gestimuleerd. Ik beoog dat ook niet.De omroepen hebben honderdduizenden leden enhebben bestaansrecht op zichzelf. Op andere gebiedenzijn wij juist voor een fusietoets om meer fusies tevoorkomen. Dus ik beoog niet het bevorderen van fusies.

Over het bestaan van dubbele lidmaatschappen heb ikgeen informatie, maar ik zou met gegevens daarover ookniet veel doen. Ik vind het namelijk op zichzelf prima datmensen dubbele lidmaatschappen hebben. Veder ben ikniet voor de fusie van de taakorganisaties.

De heer Van der Ham (D66): De vraag over de dubbelelidmaatschappen was mij niet ingegeven omdat ikdaarop tegen zou zijn. Ik wilde weten hoe representatiefde publieke omroep is. Zij beroept zich namelijk op eenexplosief hoog ledental. Echter, sommige mensen zijnook lid van andere omroepen. Dat vind ik overigensprima. Ik ben zelf ook lid van meerdere omroepen, maarhet feit van de dubbele lidmaatschappen zorgt voor een

relativering. Dit gegeven betrekken bij het onderzoekwaarom met bijvoorbeeld de motie-Vendrik wordtgevraagd, lijkt mij het minste. Dit is echt een nieuwelement, vergeleken met de situatie van een aantal jarengeleden.

Minister Plasterk: Het lijkt mij interessant om hieroverinformatie in te winnen. Wij moeten wel eerst nagaanhoe moeilijk het is om die te verkrijgen, maar ik ben hetmet u eens: dit is een interessant punt.

U stelde vervolgens een vraag over de financieringvan de lokale omroep. Vorig jaar heb ik bij de behande-ling van de mediabegroting gezegd op dit onderwerpterug te zullen komen. Gisteren heb ik de Kamer reedsper brief geïnformeerd over de stand van zaken. Hetstandpunt van de VNG is dat de middelen voor de lokalepublieke omroep via een integratie-uitkering zoudenmoeten worden verdeeld. Daarmee wordt in feitevoorgesteld om de aanwending van deze middelen temonitoren, dus om te laten zien hoeveel geld naar dieomroepen gaat. Ik meen echter dat men hiermeeonvoldoende tegemoetkomt aan de wens die in dezeKamer leeft. De Kamer wil namelijk dat wij garanderendat de lokale omroepen gefinancierd worden. Met mijncollega van BZK heb ik overleg gevoerd en daarbijgepoogd tot overeenstemming te komen. Ik meen dat wijnu een voorstel hebben, maar ik ben er niet vanovertuigd, zeg ik voorzichtig, dat de Vereniging vanNederlandse Gemeente, daarover enthousiast is. Daaromvind ik het niet elegant om dat de Kamer toe te sturen. Ikvind namelijk dat ik hierover eerst met de VNG moetspreken. Als ik de Kamer daarna het volledige voorsteldoe toekomen, is zij op de hoogte van de opvattingenvan de verschillende mensen in de samenleving,waaronder die van de VNG. Wat heb ik op het oog? Alseen gemeenteraad van mening is dat een omroeprepresentatief is, zou er de verplichting moeten zijn vanfinanciering van die omroep. Naar zo’n constructie ben ikop zoek.

De heer Remkes (VVD): Dat laatste is mij niet helemaalduidelijk. Als u overeenstemming heeft met uw collegavan BZK, dan is het bij een goede communicatie normaaldat de VNG daarvan op de hoogte wordt gesteld.

Minister Plasterk: Dat moet ik nog doen.

De heer Remkes (VVD): Ik ga ervan uit dat de Kamer danper ommegaande wordt geïnformeerd.

Minister Plasterk: Als ik de VNG op de hoogte hebgesteld, zal ik de Kamer informeren.

De heer Van der Ham (D66): Ik ga er dus van uit dat deVNG wordt geïnformeerd, maar niet dat daarmee weeroverleg wordt gevoerd. De motie is aangenomen en deVNG is niet de Tweede Kamer.

Minister Plasterk: Dat is ook de reden dat ik zeg wat ikzeg. Nogmaals, ik vind dat men geïnformeerd kanworden, zodat men niet in de krant hoeft te lezen welkeoplossing ik voorstel. Dan kom ik bij de Kamer terug methet resultaat van het overleg met mijn collega van BZKen met de VNG en zal ik melden wie op welke wijzedaarover denkt. Daarbij zal ik een voorstel doen voormijn oplossing daarvan.

Plasterk

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5282

Page 52: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

De heer Van der Ham (D66): Zou het helpen om hetalsnog in het wetsvoorstel in te brengen? Dan hebbenwe het direct per 1 januari 2010 gewoon geregeld voorde lokale omroepen.

Minister Plasterk: Ik zou het wetsvoorstel daar nu nietmee willen belasten. Ik heb goed gehoord wat de Kamerheeft gezegd. Wat natuurlijk in de hele discussie wringt,is dat wij budget en taken gedecentraliseerd hebben. Datbetekent in principe dat de decentrale overheid vanmening is dat zij het besluit moet nemen of, en zo ja, inwelke mate zij die taak uitoefent. De Kamer heeft een- enandermaal uitgesproken dat niet te willen, omdat zijwenst dat de lokale omroep gesubsidieerd wordt.Vervolgens is de vraag hoe dat in het vat moet wordengegoten.

De heer Van der Ham (D66): Bij het vorige wetvoorstelheb ik een amendement ingediend en er ligt zelfs eeninitiatiefwetsvoorstel. De minister wil eerst de VNGinformeren voordat hij hiermee bij de Kamer terugkomt.Hij zal vervolgens een voorstel indienen, waardoor erwellicht nog meer vertraging optreedt. Waarom stuurt hijhet niet gewoon de Kamer en tegelijkertijd de VNG toe?Dan kunnen wij bepalen of wij het direct door eenamendement in de wet willen krijgen en zouden wijgewoon op 1 januari 2010 klaar zijn. Dat is toch veelefficiënter?

De voorzitter: Dan zou dat allemaal voor dinsdagaanstaande moeten!

De heer Van der Ham (D66): Ik heb het amendementklaarliggen. Als ik nu zou besluiten om het in dezeErkenningswet te brengen, kan ik dat sowieso doen. Ikwil het echter graag in goed overleg met de regeringdoen. Wat wij kunnen, kan de regering toch ook? Dat kanvoor dinsdag.

Minister Plasterk: Voorzitter. Ik ben overtuigd. Ik kan hettoch niet nu vanavond, maar ik zal gelijktijdig en voordinsdag ervoor zorgen dat ik de VNG informeer. Datmoet te halen zijn. Ik zal ervoor zorgen dat u voordinsdag op de hoogte bent van de oplossing.

De voorzitter: Dat zijn nog twee werkdagen.

Minister Plasterk: Ja, daarom. En nachten. Dat komthelemaal goed!

De voorzitter: Dank u wel!

Minister Plasterk: De heer Van Dam heeft een aantalpunten aan de orde gesteld die ik ook in de algemeneronde al heb beantwoord. Hij stelt voor om de concessievoor tien jaar te verlenen en de erkenning voor vijf jaar.Hij heeft daartoe een amendement ingediend. Ik kan zijnredenering volgen en ik laat het oordeel over hetamendement dan ook graag aan de Kamer over.

Er is ook een amendement ingediend om de criteria bijvisitatie voor de beoordeling of een bestaande omroepnog aan de eisen voldoet via algemene maatregel vanbestuur vast te stellen en deze eventueel hier in deKamer te bespreken. Ik laat het oordeel ook over ditamendement graag aan de Kamer over.

Ook is een amendement ingediend over de bladen,zoals ″Maria″. De heer Atsma heeft al naar vorengebracht dat ″Maria″ niet meer wordt uitgegeven, maarlaten wij de casus maar even als voorbeeld nemen. In dewet staat dat bladen die door de omroep moeten wordenuitgebracht voor 50% gerelateerd moeten zijn aan detaak van de betreffende omroep. De vraag is dus of ditamendement werkelijk heel veel verandert aan desituatie, want het Commissariaat voor de Media moet erin beide gevallen op toezien dat het gebeurt zoals het inde wet staat. Kennelijk heeft men geoordeeld dat hetbetreffende tijdschrift voor meer dan 50% gerelateerdwas aan de omroeptaak. Ik heb die beoordeling nietnagedaan. In het amendement wordt voorgesteld om hetproduct te linken aan de mediaopdracht. Naar mijnmening is dat al de feitelijke situatie. Daar kan het tweekanten op, want het kan niet zoveel kwaad, maar hetmaakt het ook niet strenger. De vraag is namelijk hoestreng dit wordt beoordeeld door het Commissariaatvoor de Media.

De heer Van Dam (PvdA): Het Commissariaat voor deMedia heeft ook te maken met de bedoelingen van dewetgever en die staan volgens mij duidelijk in hetamendement. Het lijkt mij dat zich niet nog een keerhetzelfde kan voordoen als het amendement zou wordenaangenomen.

Minister Plasterk: In de toelichting bij het amendementstaat dat bladen die gekoppeld zijn aan een bestaandprogramma wel kunnen worden uitgegeven, maar datbladen die deze relatie niet kennen, zoals algemeneglossy’s, geen toestemming krijgen. Uit het feit dat hettijdschrift Maria destijds is toegestaan, constateer ik datkennelijk het commissariaat van mening was dat hetgerelateerd was aan de omroepfunctie van de KRO opdat moment. Langs deze maat gemeten, zou datwaarschijnlijk opnieuw toegestaan worden.

De heer Van Dam (PvdA): Om het dan helemaal goed inde Handelingen te krijgen: in de toelichting op mijnamendement staat ″gerelateerd aan een programma″,dus niet ″gerelateerd aan het totaal aan programma’s″.Dat is, denk ik, het grote verschil. Een blad dat bij éénprogramma hoort kan, een algemener blad kan niet.

Minister Plasterk: Voorzitter. Ik weet dat ik eigenlijk geenvragen aan Kamerleden mag stellen, maar ik probeereven helderheid te krijgen over ...

De voorzitter: Dan moet u de zin beginnen met ″begrijpik goed dat ...″. Als u dat zegt, is het een vraag.

Minister Plasterk: Mevrouw de voorzitter. Begrijp ik hetdan goed dat de heer Van Dam vindt dat wanneer eenomroep een blad uitbrengt waarin verschillende artikelenstaan die betrekking hebben op verschillendeprogramma’s en wanneer dat meer dan 50% van hetblad vult, uitgave van dat blad niet mag wordentoegestaan?

De heer Van Dam (PvdA): Behalve de omroepgids.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Ik meen mij teherinneren dat een aantal omroepverenigingen meer danéén ledenblad heeft. De heer Van Dam maakt het wel

Plasterk

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5283

Page 53: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

heel ingewikkeld. Denk aan de KRO, maar er zijn ookandere. De redenering die de heer Van Dam volgt, zoukunnen betekenen dat wanneer de EO morgen met eenprogramma Eva komt – het hoeft maar vijf minuten tezijn – dat het blad dan geen probleem meer is. Dat vindik echt een verhaal voor de bühne. Ik krijg graag van deminister een inhoudelijk oordeel over de argumenten vande heer Van Dam.

Minister Plasterk: In mijn visie kan een omroep nietzeggen: wij maken een tijdschrift gericht op onzedoelgroep, dus gericht op ons type kijkers of op ons typeluisteraars en dan is er voldoende binding. Er moetduidelijk een relatie zijn met programma’s die wordengemaakt en daaraan moet minimaal de helft van dattijdschrift voldoen. Dat is nu al zo. Ik zou het dan welacceptabel vinden als een omroep meer dan de helft vande inhoud van zo’n blad besteedt aan drie programma’s,of dat nu een glossy is of niet. Tegen die achtergrondben ik het met de heer Atsma eens dat het amendementvan de heer Van Dam het strenger maakt dan de huidigepraktijk. Ik ben daar niet voor. Nogmaals, als een bladvoor meer dan de helft gekoppeld is aan specifiekeprogramma’s die een omroep maakt, valt dat binnen detaak van de omroep. Alleen maar zeggen ″het is onzenestgeur″ of ″het is onze doelgroep″ is niet voldoendebinding.

De voorzitter: Dank u wel. Volgens mij moet u ditallemaal laten inwerken en hier in de tweede termijn opterugkomen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik neem aan dat deminister ook ingaat op mijn amendement dat hieraanraakt. Dat heeft betrekking op de algemene maatregelvan bestuur die beperkingen zou kunnen inhouden voorde uitgaven als het gaat om de inkomsten uit contributieen verenigingsactiviteiten. Volgens de algemenemaatregel van bestuur zou je allerlei regels kunnenstellen als het gaat om de inkomsten van de contributiesen de verenigingsactiviteiten.

Minister Plasterk: Europa verplicht ons ertoe dat wij deopbrengsten daarvan volledig ten goede moeten latenkomen aan verenigingsactiviteiten.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dit gaat niet zozeerover de regelgeving van Europa; dit gaat over debeperkingen van de bestedingen van de eigen contribu-ties en de verenigingsactiviteiten. Dus als een omroepeen bepaalde activiteit organiseert die inkomstengenereert, moet hij zelf kunnen gaan over de bestedin-gen van die inkomsten in plaats van dat er beperkt wordten alles besteed moet worden aan de programmering.Daar heeft het amendement-Voordewind/Atsmabetrekking op.

Minister Plasterk: Ik kom er zo op terug.Van verschillende kanten werden vragen gesteld over

het College van Omroepen. Er is ook een amendementover ingediend. Dat college zou moeten gaan adviserenover zowel operationele besluitvorming als over demeerjarenbegroting. In zijn algemeenheid ben ik daarniet voor. Ik vind dat er wel genoeg vergaderd wordt inHilversum. Ik vind het niet nodig om daar iets apart voorin de wet op te nemen. Dus ik ontraad het amendement.

Ik ontraad het met klem voor die operationele besluitvor-ming, want ik vind dat dit diep ingrijpt in de taak van deraad van bestuur. Ook voor de meerjarenbegroting zijn ervoldoende plaatsen in het traject waarbij de omroepennu betrokken zijn. Ik vind dat niet nodig.

De heer Atsma (CDA): Excuses minister, ik heb even nietbegrepen om welk amendement het gaat. U noemde ookmijn naam.

Minister Plasterk: Dan herneem ik dat onmiddellijk.

De heer Atsma (CDA): Welk amendement is het?

Minister Plasterk: Dat is het amendement-Van Dam opstuk nr. 26.

De heer Atsma (CDA): Dat is helder.

Minister Plasterk: Over het percentage onafhankelijkeproducenten ben ik nog in gesprek met de OTP. Degegevens over de afgelopen jaren vormen de basis voordit gesprek. Het is niet de bedoeling dat het eenzwaardere verplichting wordt. De ondergrens is er al; datis namelijk het Europese minimum. Ik aarzel bij eenbovengrens, want de omroepen zitten daar vrijwillig alboven en dat wil ik eigenlijk niet ontmoedigen.

Mij is verder gevraagd waarom de reserve vanomroepverenigingen is gemaximeerd op € 750.000. Dit isgerelateerd aan de inkomsten uit de lidmaatschappenvan de nieuwe omroepen. Dat is ongeveer eenmaal denettojaaropbrengst. Het commissariaat en het NPO zijngeraadpleegd. Zij vinden dat het voldoende ruimte biedtvoor ledenwerfacties.

Dan kom ik op de kwestie die de heer Van Damaanroerde. Hij zei dat 97% van de lezers van De Telegraafdezelfde mening was toegedaan, dus dat lijkt mij wel eenvoldoende argument. De kwestie verbaasde ook mij, dusik deel de verbazing van de heer Van Dam. Het gaatoverigens over een heel klein bedrag. Er zou € 160.000teruggeploegd worden naar een organisatie die deauteursrechten van reclamemakers vertegenwoordigt. Ditgeld wordt dan besteed aan symposia in die branche.Daardoor betaalt de kijker er uiteindelijk aan mee.Nogmaals, ik deel zijn verbazing. Een en ander isgebaseerd op het feit dat hier sprake is van eenzogenaamde secundaire vertoning van deze uitingen.Kennelijk is in een ver verleden al door de Hoge Raadvastgesteld dat daarover moet worden afgedragen. Datzit in ieder geval in het auteursrecht en dus niet in hetmediarecht. Daardoor staat het mij niet vrij om te zeggendat wij dat in de wet moeten veranderen. Het gesprekdaarover moet de heer Van Dam aangaan met mijncollega van Justitie, want hij is verantwoordelijk voor hetauteursrecht. Ik wil met alle plezier deze vraag door-geleiden naar mijn collega van Justitie. In het gesprekdaarover kan dan worden bekeken of het mogelijk is omdit wettelijk of in enigerlei afspraak te veranderen.

De heer Atsma had vele vragen. Ik zal proberen zeallemaal goed te beantwoorden. Ik las al in de krant dathij een vraag ging stellen over de dagtelevisie. Tja, datheb je soms. Hoe die kranten daaraan komen? Je weetniet het, mevrouw de voorzitter, maar enfin. Dat gaf mijde gelegenheid om dit bij de publieke omroep na tevragen. Er wordt voor 65 mln. aan dagtelevisie gemaakt.Ik kan de overzichten geven. De heer Atsma wil het vast

Plasterk

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5284

Page 54: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

allemaal precies weten. Er gebeurt daar best veel. Ik vindhet geen zaak voor de minister, maar het signaal ishelder. Het programmeren is aan de omroep. Ik vind datde politiek daarbij op gepaste afstand moet blijven. Menmaakt een afweging tussen de avondprogrammering ende dagprogrammering. Er is een behoorlijke dag-programmering. Men hoort dit debat en men hoort dusook dat de heer Atsma vindt dat het nog meer zoumoeten. Ik weet niet of wij op dit moment daarvoorandere instrumenten moeten inzetten.

De heer Van Dam (PvdA): Ik wil graag weten wat deconsequenties van het ingediende amendement zijn. Ofis het niet ingediend?

Minister Plasterk: Ik ga zo in op de amendementen. Danzal ik zien of op dit vlak nog een amendement isingediend.

De heer Atsma vroeg waarom de omroepen niet zelfover themakanalen mochten besluiten, dus zondertoestemming van de raad van bestuur. De themakanalenhoren bij het onlosmakelijke deel van de publieke taakvan de omroep. Daarom vallen zij onder de regie van deraad van bestuur. Het College van Omroepen heefthierbij een adviserende taak. Ik vind het logisch dat hetdaaronder blijft vallen. Een eigen speelruimte zouoverigens ook de Europese staatssteunregels in hetgeweer brengen en heel andere consequenties hebben.

Cultuur, minderheden en jeugd blijven belangrijketaken voor de NPS. Dat wordt vastgelegd in hetMediabesluit en in een algemene maatregel van bestuur.Ik wil de NPS daarbij niet specifiek aan bepaaldeprogrammacategorieën binden.

De heer Atsma (CDA): De minister zegt dat hij de NPSniet aan bepaalde programmacategorieën gaat binden.

Minister Plasterk: Alleen de NPS.

De heer Atsma (CDA): Ja, maar de NPS is toch alstaakorganisatie voor bepaalde programma’s in het levengeroepen, dus dan moet je deze daar per definitie voorbinden.

Minister Plasterk: Ja, maar dat doen wij ook in hetMediabesluit.

De heer Atsma (CDA): Mijn vraag was of dit betekent datde NPS zich straks overal mee zou kunnen bemoeien,ook al denk ik niet dat zij dit wil.

Minister Plasterk: Ze moet zich sowieso tot haarwettelijke taken beperken.

De heer Atsma (CDA): Ja, dan zijn wij het eens. U zei datdit niet hoeft, maar dat lijkt mij wel. Vandaar deopmerking van collega Peters over de zorg of voldoendecultuur en kunst wordt gewaarborgd binnen de huidigewetssystematiek.

Minister Plasterk: Nu hebben we het over tweeverschillende dingen. Men moet zich beperken tot dewettelijke taken, dus men mag niets anders doen dan dewettelijke taken. De NPS mag geen detectiveseries gaanuitzenden, daar hebben we de KRO voor, maar daarbin-nen heeft men een aantal wettelijke taken. Ik had

begrepen dat u wilde vastleggen welk percentagewaarvan men vervolgens moest gaan doen en daarreageerde ik op, maar als u dat niet bedoelde zijn wij heteens.

Een andere vraag is of de spelregels voor debeloningscode ook gaan gelden bij buitenproducenten. Ikdenk dat men inderdaad in de code kan vastleggen datook in contracten met buitenproducenten afsprakenworden gemaakt over de maximale beloning. Het ligt weliets anders bij een presentator die een eigen productie-bedrijf heeft dat een programma aanbiedt. Ik denk dat ergrenzen zijn aan wat je kunt vragen op het gebied vanhet salaris van personeel bij het aankopen van productenvan een leverancier, maar dat gesprek kunnen wij op eenander moment nog hebben. Ik denk dat de omroepvoorwaarden kan meegeven waaraan zo’n buiten-producent zich conformeert, bijvoorbeeld als Lingo bijIDTV wordt besteld.

Dan de vraag over de Raad voor de Journalistiek alstuchtrechter voor de media. Ik vind zelfregulering binnende journalistiek van groot belang. Ik heb in mijn persbriefvan 14 november al toegezegd inspanningen te zullenleveren om het functioneren van die raad te verbeteren.Ik vond het destijds jammer dat een aantal organisatieszich daaruit terugtrokken en ik ben blij dat de raadprobeert om die organisaties weer onder zijn vleugels tekrijgen. Ik geloof dat dit de goede kant op gaat. Hetovergrote deel van de publieke omroep en van de anderemedia is aangesloten bij die raad. Dat geldt ook voorcommerciële omroepen zoals RTL en SBS. Ik voel nietvoor gedwongen regulering. Ik weet niet of de heerAtsma dit heeft gezegd, maar ik zou het niet met hemeens zijn als hij zegt dat wij aan het feit dat het publiekgeld is, mogen ontlenen dat wij ons intensiever,inhoudelijk mogen bemoeien met de regulering.

De heer Atsma (CDA): Ik heb gevraagd naar uw meningover het concrete voorbeeld dat het programma Radarvan de TROS zegt niets met de Raad voor de Journalis-tiek te maken te hebben. Twee weken geleden is Radarterechtgewezen door de Raad voor de Journalistiek ineen zaak die door een slachtbedrijf in Friesland isaangekaart. Radar zegt dat het daar niets mee te makenheeft en een andere poot van de TROS zegt de uitspra-ken van de Raad voor de Journalistiek wel te respecte-ren. Dat is toch heel gek? Juist waar het gaat om metpubliek geld gefinancierde organisaties zou je mogenveronderstellen dat men op zijn minst het gezag van deRaad voor de Journalistiek erkent, als dat nog veelvoorstelt. Naar mijn mening kan de minister daaroverwel een normerend oordeel uitspreken.

Minister Plasterk: Het zijn twee verschillende vragen. Deantwoorden op die vragen zijn ″ja″ en ″nee″. Ja, omdatook ik van mening ben dat een omroep zich wat het eneprogramma betreft wel schikt naar het oordeel van deRaad voor de Journalistiek en wat het andere pro-gramma betreft niet. Ik kan mij voorstellen dat men erbinnen die omroep nog eens over nadenkt of dat wel zologisch en verstandig is. Ik antwoord met ″nee″ op devraag over het feit dat een omroep met publiek geldgefinancierd is en dat ik die zou moeten dwingen in diezelfregulering van de Raad voor de Journalistiek. Het feitdat een omroep met publiek geld gefinancierd is, vind ikgeen reden om dat te zeggen. Als ik dat zou doen, vind

Plasterk

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5285

Page 55: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

ik dat de politiek te dicht bij de inhoud komt. Enindicaties van dat ene programma kan ik niet geven.

De heer Remkes (VVD): Het gaat mij niet zo zeer om hetgeld. Het gaat mij veel meer ten principale om de vraagof wij op dit moment een redelijk dekkend of sluitendsysteem hebben. Ik ben geïnteresseerd in de opvattingvan de minister over de verschillende spelers die op ditmoment werkzaam zijn en het antwoord op de vraagwaar de hiaten zitten. De minister hoeft daarover zijnopvatting niet vanavond te geven en die vraag nu niet tebeantwoorden. Dat kan ook niet. Daarover zou ik graagin de toekomst een discussie met de minister voeren. Ishij bereid om over de zojuist genoemde zaken een briefaan de Kamer te sturen?

Minister Plasterk: Dit debat gaat niet over de Raad voorde Journalistiek en evenmin over hiaten in de omroep-wereld.

De heer Remkes (VVD): Nee. Het gaat mij in brede zinom de hiaten die er zijn in de relatie tussen de burger ende media. De Raad voor de Journalistiek is één van despelers. Er is nog een aantal spelers en er zijn nog enkelerechtsmogelijkheden. Ik heb er behoefte aan omdaarover in bredere zin met deze minister in gesprek teraken.

Minister Plasterk: Bij gelegenheid wil ik graag in diebehoefte voorzien. Dat is naar mijn idee echter eenbredere behoefte dan die van de heer Atsma.

De voorzitter: Dat denk ik ook.

De heer Remkes (VVD): Volgens mij heeft de heer Atsmain de kern dezelfde behoefte.

Minister Plasterk: Ik kom op de mediacode. Commer-ciële omroepen zijn voortvarend bezig met het opstellenvan gedragscodes. Er is een eerste aanzet die nog verderwordt vormgegeven. De omroepen lieten weten dat zijverwachten om nog voor de zomer van 2009 met eendefinitieve versie te kunnen komen. Ik heb de omroepen

verzocht om daarmee vaart te maken, dus die komt eraan.

Gevraagd is of de organisaties taken moeten inleverenals er nieuwe toetreders zijn. Voor de NOS en Educom,dat is Teleac en RVU, is dat nooit het geval geweest.Voor de NPS is er nu een koppeling met de A-omroep. Inhet verleden heeft de NPS ingeleverd, net als de andereomroepen, op het moment dat er nieuwe toetrederskwamen. Ik stel nu dus een plafond voor, namelijk nietmeer dan de grootste omroep. Dat betekent dat zij straksevenveel gaan inleveren als de grootste omroepver-enigingen. Het budget kan natuurlijk ook lager wordenals de aanvullende taak vermindert. De raad van bestuurdoet daarvoor bij de mediabegroting een voorstel.

Binnen enkele weken verwacht ik een brief te kunnensturen over de regionale omroep. Aan de hand daarvankunnen wij het gesprek daarover voeren, met name overde vraag wat de verantwoordelijkheid van het Rijk is enwelke in dit geval een regionale en provinciale verant-woordelijkheid is. Die discussie voerden wij zojuist ook inrelatie tot de lokale overheid. Ik ben er geen voorstandervan om daarvoor een deel van het programma-versterkingsbudget te bestemmen. Dat is immersnadrukkelijk bedoeld voor de landelijke publieke omroep.Misschien is er een andere manier te vinden om dieregionale omroep te versterken. Met u draag ik dieregionale omroep een warm hart toe en ik vind ook datdie een belangrijke bijdrage aan het stelsel levert.

Ik meen dat ik alle vragen van de heer Atsma hebbeantwoord.

De voorzitter: Anders zal hij u daaraan in tweedetermijn wel herinneren.

Minister Plasterk: Ja, dat zal hij heus niet vergeten.De heer Remkes heeft ten principale opnieuw zijn

kanttekeningen bij het systeem geplaatst. Die opvattingis bekend en die discussie hebben wij vaker gevoerd. Bijinterruptie is ook al aangegeven dat je een lean en meanversie van de aanvullende publieke omroep ... Dat is eenlegitieme keuze, maar niet die van mij. Daaraan kunnenwij op dit moment naar mijn idee niet veel veranderen.

De heer Remkes vroeg wat ik vind van het oprekkenvan de grens van 50.000. Hij vroeg of die grens nietomhoog zou moeten worden getrokken als er welledenomroepen waren. De heer Remkes plaatste daarbijoverigens de kanttekening dat hij daar eigenlijk niet vooris. Ik vind dat het een billijke grens is en denk dat menigomroep heel erg zijn best moet doen om die grens van50.000 te halen. Het is haalbaar en dus niet onmogelijk.

De heer Remkes vroeg om alle AMvB’s voor te hangenen diende daarover een amendement in. Ik heb daargrote aarzelingen bij. Dat zou betekenen dat deevenementenkalender die ik vaststel, ook voorgehangenmoet worden. Ik denk dat het beter is dat het specifiekgebeurt. Als de heer Remkes van een bepaald onderwerpvindt dat dit aan de orde moet komen, zal dat vanzelf-sprekend gebeuren, maar ik ontraad om het in de wetvast te leggen met het oog op het terugbrengen van deregelingen en het papier.

De heer Remkes heeft voorts gevraagd naar het nutvan het verzelfstandigen van de NOS-RTV. Op ditmoment geeft de raad van toezicht ook leiding aan deNOS. Wij hebben die nu op afstand gezet door de raadvan bestuur toezichthouder te maken. Ik ben het met deheer Remkes eens dat dit vanuit het oogpunt van good

De heer Remkes (VVD)© M. Sablerolle – Gouda

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5286

Page 56: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

governance niet loepzuiver is, maar het is wel een groteverandering ten opzichte van de huidige situatie waarinde raad van toezicht gewoon leiding geeft aan de NOS.Vandaar dat ik heb gezegd: laten wij die raad nu voordeze periode op die afstand zetten, opdat er op delangere termijn misschien verder ontvlochten kanworden. Vandaar dus het voorstel zoals het hier nu ligt.Dan kan de raad van toezicht in een volgende periodemisschien nog meer op afstand worden gezet. Maarnogmaals, het is al een ingrijpende wijziging ten opzichtevan de huidige situatie.

De heer Remkes heeft ook gesproken over deconcurrentievervalsing. Hij zei het niet zo onaardig, maarhij zei: het is een beetje een dooddoener om te zeggendat de publieke omroep altijd concurrentievervalsend is.Ik heb ook aan die opmerking iets meer toegevoegd danalleen maar dat. Het is waar dat alles wat je publiekfinanciert, natuurlijk concurrentievervalsend is tenopzichte van niet-gefinancierde delen van dezelfde sector.Dat geldt ook voor bekostigd versus niet-bekostigdonderwijs. Maar wij gaan toch verder dan alleen maardie constatering, want er wordt ook op toegezien doorhet Commissariaat voor de Media en via allerlei regels. Iknoem bijvoorbeeld het debat over de glossy tijdschriftendat wij zojuist hebben gevoerd. Dan zien wij er in deregels al op toe dat het geen blanco cheque is omzomaar elke concurrentie te vervalsen, omdat wij kijkenof het wel op een logische manier gerelateerd is aan depublieke-omroeptaken. Ik denk dus dat die toets er is endat wij die ook zeker moeten houden.

Ik heb onlangs in een vorige wet voor de commerciëleomroep de regels voor reclame en sponsoring verruimd.De heer Remkes heeft ook verwezen naar anderesectoren in de pers. Ik heb onlangs de commissie-Brinkman aan het werk gezet met de vraag om nog eensgoed te kijken naar de wijze waarop de andere sectorenversterkt kunnen worden. Ik ben dus zeker niet alleenmaar de minister voor de publieke omroep. Ik ben deminister voor alle media, de commerciële omroep en ookde gedrukte pers.

De heer Voordewind heeft een vraag gesteld over hetbeloningskader. Die vraag heb ik al beantwoord. Hij heeftvoorts gesproken over het beperken van seksreclame opteletekst. Daar hebben wij eerder al een gesprek overgehad. Ik heb toen mijn standpunt daarop gegeven.

De heer Voordewind heeft voorts gesproken over hetinstellen van een programmaraad bij de NOS. Daar benik toch geen voorstander van. De raad van toezichtcontroleert de directie van de NOS. Dat is echt eenandere situatie dan een ledenomroep. Men heeftnieuwstaken et cetera. Men heeft specifieke journalistieketaken. Ik zie niet goed welke toegevoegde rol nog weereen nieuwe adviesraad daarbij zou kunnen hebben. Ikontraad derhalve de instelling daarvan.

De heer Van der Vlies heeft erop gewezen dat je bij hetstelsel met die glijdende schaal nog met verschillendeparameters kunt schuiven. Hij sprak daarbij over de vastevoet, over de schuinte. Dat is zo, dat kan altijd. Ik heb inde brief ook een aantal modellen geschetst en aangege-ven dat mijn keuze viel op de ligging die werd geschetstin figuur 3. Naarmate je de rechte schuiner maakt, wordthet verschil groter, doe je meer recht aan de ledentallenmaar wordt natuurlijk ook de ledenrace een scherpere.Naarmate je het platter maakt, krijg je minder ledenracemaar ligt het iets meer ten voordele van de kleinereomroepen ten opzichte van de grotere. De heer Atsma

heeft erop gewezen dat er op het moment dat wij datvaststellen, er wellicht andere verwachtingen leefdenover de omvang van de NCRV en de VPRO. Dat zoukunnen, maar ik heb nooit mijn argumentatie daaraanontleend. Het staat u natuurlijk allen vrij om dat wel tedoen, maar ik denk dat je in principe toch een systeemmoet maken waarvan je vindt dat het fair is, los van hoedat nu voor de specifieke cases uitpakt.

De heer Voordewind had een aantal andere puntenwaarop ik nog moet reageren. Hij vroeg naar hetbeloningskader topsalarissen van de publieke omroep. Ikheb al gezegd dat dit valt onder de wet waarmee deminister van BZK komt. Wij hebben een regelingopgenomen waarover dit voorjaar de beloningscodekomt. Ook vroeg hij naar het beperken van verenigings-activiteiten door de inzet van verenigingsinkomsten aanregels te binden. Het is een misverstand dat ik datbeperk. In het wetsvoorstel worden deze mogelijkhedenjuist uitgebreid. De contributies mogen ook in de nieuwewet gewoon worden gebruikt voor de kosten vanverenigingsactiviteiten. Wat er overblijft, dus de nettoverenigingsopbrengst, zou volgens de huidige wet naarde programma’s moeten. Er mag immers niets wordengereserveerd. Ik maak het nu mogelijk om die juist wel tereserveren, bijvoorbeeld voor de ledenwerving. Er wordtdan een maximum van € 750.000 vastgelegd in eenalgemene maatregel van bestuur. Het antwoord dat ikzojuist gaf, gaat over de inkomsten van de programma-bladen. Die moeten inderdaad naar de publieke taak. Datwordt door ″Europa″ voorgeschreven, maar ik geloof datde heer Voordewind dat ook zei.

Ook heeft de heer Voordewind gevraagd naar de inzijn ogen eenzijdige berichtgeving van de NOS over hetconflict tussen Hamas en Israël. Ik heb daar schriftelijkantwoord op gegeven. Ik constateer dat de heer Van derVlies blij was met de manier waarop dat in de procedureis afgehandeld. Ik neem aan dat de tevredenheiddaarover kan worden doorgeleid naar de NOS. Alsmensen klachten hebben, moeten zij andere stappenondernemen, zoals bij de Raad voor de Journalistiek. Ikhoop dat de heer Voordewind het mij niet kwalijk neemtdat ik nu niet mijn oordeel uitspreek over de individueleberichtgeving over één oorlog.

Over de programmaraad voor de NOS heb ik hetgehad, net zoals over het maximumbudget van de NPS.

De heer Van der Vlies heeft gevraagd of ik program-matische toegevoegde waarde wellicht minder belangrijkvind dan de maatschappelijke pluriformiteit. Ik vind beidebelangrijk. De kern van het wetsvoorstel is dat omroepenzich in 2009 eigenlijk op twee manieren kunnen bewijzen,namelijk via de missie, de stroming en het ledentalenerzijds en via hun programmatische bijdrage ander-zijds. Daar werkt met name het versterkingsbudget op.Nieuwkomers moeten ook op beide punten iets nieuwstoevoegen, namelijk een nieuwe stroming en program-matisch toegevoegde waarde.

Mevrouw Peters is geen groepjesmens, zo meldde zij,en geen lid van een omroepvereniging. Dat kan zij nogaltijd worden, dus dat is aan haar. Ik constateer dat zijmet een paar andere fracties in de Kamer de voorkeurzou geven aan een ander omroepstelsel. In eerderedebatten heb ik daarover uitgebreid van gedachtengewisseld met mevrouw Halsema en ik geloof zelfs eenkeer met de heer Vendrik. Wij kijken daar anderstegenaan. Mevrouw Peters heeft ook gevraagd naar deoverheadkosten en of ik die inzichtelijk kon maken. Ik zeg

Plasterk

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5287

Page 57: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

toe dat ik de Kamer een brief zal sturen waarin ik deoverheadkosten zichtbaar maak.

Ik zal even kijken of ik nog wat heb gemist. Daarnaloop ik de amendementen nog langs.

De heer Van der Ham (D66): De minister deed eentoezegging over de overheadkosten van de publiekeomroepen. Ik heb zelf gelijksoortige vragen gesteld overde specifieke instellingen. De minister zei dat hij dat nietging onderzoeken, maar ik begrijp dat hij hiermee ookmij tegemoet komt. Ik heb het over de NOS en de RVUen of de overheadkosten kunnen worden verminderddoor een fusie.

Minister Plasterk: Het zijn wel twee verschillendetoezeggingen. Ik zeg graag toe dat ik de informatie dievoor de ledenomroepen geldt – ik moet wel kijken hoe ikdaaraan kom – bijeen zal garen en de Kamer zaltoesturen, ook voor de taakomroepen. Iets anders is devraag over de voorspelling wat het oplevert als je zoufuseren. Dat ligt een slagje ingewikkelder, dus dat zeg ikniet op voorhand toe.

De heer Van der Ham (D66): Niet op voorhand, maar deminister gaat het wel bekijken.

Minister Plasterk: Als er iets nuttigs over te zeggen valt,maar dat betwijfel ik eerlijk gezegd.

De voorzitter: Minister, volgens mij hebt u al over heelveel amendementen uw oordeel gegeven.

Minister Plasterk: Dat denk ik ook, maar ik wapper erdoorheen. Dat over de 39f-omroepen heb ik gedaan, netzoals het amendement op stuk nr. 13.

De voorzitter: Misschien kunnen wij een piepsysteemgebruiken. Als u iets nog niet weet, dat u dan ...

Minister Plasterk: Ik vind het zo slordig als ik geenreactie geef.

De voorzitter: De minister doet het op een rijtje.

Minister Plasterk: Ik ben nu bij het amendement op stuknr. 16.

De heer Remkes (VVD): Kan de minister vanaf het beginde amendementen langslopen?

Minister Plasterk: Het aannemen van het amendementop stuk nr. 9 ontraad ik om de redenen die ik daarvoorheb gegeven.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik meende dat deminister net was begonnen met een reactie op mijnbijdrage. Hij bleef in het begin even steken. Of was hij alklaar omdat hij nu overgaat naar de amendementen?

De voorzitter: Ik heb de indruk dat de minister klaarwas.

Minister Plasterk: Ik hoop recht te hebben gedaan aande bijdrage van mevrouw Peters. Veel van haaronderwerpen zijn in mijn algemene inleiding aan de ordegeweest. Ik hoor het graag wanneer ik nog iets specifieks

zou hebben overgeslagen. In dat geval op voorhand mijnexcuses.

Ik ontraad dus het aannemen van het amendement opstuk nr. 9 over de kerkgenootschappen.

Het amendement op stuk nr. 12 betreft de eerdereevaluatie. Daarover laat ik het oordeel aan de Kamer.Omdat er nog een ander amendement over hetzelfdeonderwerp is, verwacht ik dat er een bijgestelde versiezal komen of dat het ene amendement in het andere zalworden geschoven.

Ik ontraad het aannemen van het amendement op stuknr. 13 over de voorhang van alles.

Ik ontraad het aannemen van het amendement op stuknr. 14 over de drempels. Wij hebben daarover eeninterruptiedebat gevoerd.

Ik ontraad het aannemen van het amendement op stuknr. 16. Het stimuleringsfonds is echt voor de publiekeomroep bedoeld.

Ik ben het amendement op stuk nr. 15 vergeten. Sorry.Ik heb eerder gezegd het aannemen daarvan te ontraden.

Ik ontraad, zoals gezegd, het aannemen van hetamendement op stuk nr. 16.

Het amendement op stuk nr. 17 over de omroepen diesurseance hebben aangevraagd, heb ik besproken. Ikontraad het aannemen ervan.

Ten aanzien van het amendement op stuk nr. 19 merkik op het buitengewoon aardig van de heer Remkes tevinden dat hij mij de visitatiecommissies wil latenbenoemen. Mijzelf vertrouw ik dat nog wel toe. Maar hetis de vraag of ik het toevertrouw aan het instituut deminister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ik zoudat liever niet doen omdat het dan altijd de suggestiemet zich zou kunnen brengen dat sprake is van eenpolitieke benoeming. Met dank in het in mij gesteldevertrouwen handhaaf ik daarom mijn voorstel om het telaten zoals het is. Ik ontraad daarom het aannemen vandit amendement. Het uiteindelijke oordeel erover ligtnatuurlijk bij de Kamer. Met nogmaals mijn dank.

Ik ontraad het aannemen van het amendement op stuknr. 20 over het programmaversterkingsbudget. Daarvoorgeldt eigenlijk dezelfde motivatie.

Ik laat het oordeel over het amendement op stuk nr. 23graag over aan de Kamer. De criteria kunnen aan de wetworden ontleend. Maar het lijkt mij niet bezwaarlijk omdeze in een algemene maatregel van bestuur uit tewerken en met de Kamer te bespreken, wanneer deKamer dit wenst. Ik laat het oordeel over dit amende-ment daarom aan de Kamer.

Dat geldt ook voor het amendement op stuk nr. 22. Ikconstateer dat de amendementen niet op volgordeliggen. Deze heeft eveneens betrekking op de eerdereevaluatie.

Gehoord de interpretatie die de indiener geeft aan hetamendement op stuk nr. 24, moet ik het aannemen ervanontraden. Ik heb dat daarnet in de discussie toegelicht.

Over het amendement op stuk nr. 25 met betrekkingtot de periode van tien jaar laat ik graag aan de Kamer.De erkenningsperiode bedraagt vijf jaar maar deconcessieperiode zou eventueel tien jaar kunnen zijn.

Ik ontraad het aannemen van het amendement op stuknr. 26 omdat ik er niets over voel om het College vanOmroepen in dit traject ook nog eens een eigen rol tegeven.

Hoewel ik veel sympathie heb voor meer programme-ring overdag, zou ik dagprogrammering toch niet in de

Plasterk

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5288

Page 58: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

wet willen vastleggen. Ik ontraad om die reden hetaannemen van het amendement op stuk nr. 27.

Ik ontraad het aannemen van het amendement op stuknr. 28. Het laten vaststellen van het budget is in eersteinstantie een taak van de raad van bestuur.

Over het amendement op stuk nr. 29 over deconcessietermijn van tien jaar laat ik het oordeel aan deKamer. Dit is hetzelfde amendement als dat op stuknr. 25.

Het amendement op stuk nr. 30 betreft het beperkenvan verenigingsinkomsten uit de programmagids. Ik hebzojuist al toegelicht waarom ik dat de Kamer nietaanraad. Ik ontraad derhalve dit amendement.

Het amendement op stuk nr. 31 over een snelleevaluatie van de NPS na een slechte score is in lijn methet tempo van de omroepverenigingen. Ik laat hetoordeel over dit amendement graag over aan de Kamer.

De voorzitter: Volgens mij was het amendement op stuknr. 31 nog niet rondgedeeld. Wij zullen ervoor zorgen datde Kamer dat nog krijgt. De minister is beter geïnfor-meerd dan de Kamer. Dat is heel bijzonder. Wij gaan datgoedmaken.

Ik dank de minister voor zijn oordeel over deamendementen. Ik constateer dat de Kamer behoefteheeft aan een tweede termijn. Wij gaan deze snel doen,want om 21.30 uur beginnen wij met het volgendeagendapunt.

©

De heer Bosma (PVV): Voorzitter. Ik moet toch evennadenken over het staatsrechtelijk aspect van het feit datde heer Plasterk het instituut van de minister vanOnderwijs niet helemaal vertrouwt, maar daar heb ik watmeer tijd voor nodig.

Ik bedank de minister voor zijn uitgebreide beantwoor-ding van de vragen. Wij hebben de hele tour d’horizonweer gehad en het hele omroepstelsel van voor totachter besproken. Alle stellingen zijn ingenomen; alleposities zijn duidelijk. Ik houd het daarom kort. Deminister heeft mijn amendement ontraden en ik vrees bijvoorbaat dat hij dat oordeel ook zal vellen over mijnmoties. Toch dien ik een drietal moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat nieuwkomers in het omroepbestelbeoordeeld gaan worden op hun toegevoegde waarde;

constaterende dat de bestaande omroepen van deze″nulmeting″ gevrijwaard blijven en dat zulks niet eerlijkis;

overwegende dat van vele omroepverenigingen nietmeer duidelijk is welke stroming zij vertegenwoordigen;

verzoekt de regering, tegelijkertijd met de ″nulmeting″van nieuwkomers ook een dergelijk onderzoek uit tevoeren naar de reeds bestaande omroepen met dezelfdecriteria en bij het onvoldoende scoren van een omroep

een einde te maken aan de financiering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lidBosma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervanvoldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32 (31804).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de oorspronkelijke taak van deWereldomroep, het brengen van nieuws voor Nederlan-ders in het buitenland, ruimschoots is overgenomendoor internet en andere nieuwe media;

overwegende, dat in tijden van economische crisis debroekriem moet worden aangetrokken;

verzoekt de regering, maatregelen te nemen om deWereldomroep op te heffen en de vrijgekomen 45 mln. inde vorm van lastenverlichting uit te keren aan deNederlandse belastingbetaler,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lidBosma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervanvoldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (31804).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat socialistische en multiculturalistischeomroepen zijn overbedeeld bij het mogen uitzenden vaninformatieve tv-programma’s op de publieke omroep;

constaterende dat de VARA en de NPS makers zijn vanonder andere Dichtbij Nederland, Zembla, PREMTime, DeWereld Draait Door, NOVA, Pauw & Witteman enBuitenhof;

overwegende dat het nu de beurt moet zijn aan anderen;

verzoekt de regering, te bevorderen dat de VARA en deNPS in de komende concessieperiode worden onder-bedeeld bij het maken van informatieve programma’s,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lidBosma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervanvoldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (31804).

Plasterk

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5289

Page 59: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

©

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Ik bedank deminister voor zijn antwoorden. In het wetsvoorstel staateen aantal verbeteringen. Dat is positief. Ik ben ook zekerte spreken over de discussie over de uittredingstermijn.Ik vind het amendement Van der Ham/Van Dijk in orde;op deze manier kunnen wij goede zaken doen, zeker bijde ingangstermijn. De minister zegt eigenlijk dat hetklokje al dit jaar, na de eerste evaluatie, kan gaan lopen.Daarmee stel ik vast dat Hotel California nu ook eenuitgang of achterdeur – hoe de minister het ook wilnoemen – krijgt; daarmee wordt het dus geen JurassicPark.

Het blijft nog wat vaag op basis van welke criteria deomroepen worden beoordeeld. Daarom dien ik devolgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, heldere en toetsbare criteria op testellen waarmee de visitatiecommissie omroepen kanbeoordelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lidJasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervanvoldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (31804).

De heer Jasper van Dijk (SP): De minister heeftaangegeven graag in het najaar verder te willen pratenover het onderzoek. Ik vind dat wel jammer; het mag welwat eerder. Ik wil voorstellen dat voor de zomer eenopzet naar de Kamer wordt gestuurd. Ik vind het welgoed dat de minister samen met de Kamer wil bepalenwaarover – de toekomst, de scenario’s en de legitimering– dat onderzoek zal gaan. Kan daar dan ook mijn voorstelom de omroepen breder – bereik en waardering, naastde leden – te beoordelen, in meegenomen worden?

De discussie over de netmanager, het uitzendschema,de TROS en Omroep C blijft nog ietwat onduidelijk. Deminister geeft wel aan dat de prestatiecontracten kunnenworden aangepast. Dat is mooi. Op dit moment is erechter nog onduidelijkheid, in ieder geval in Hilversum.De TROS zegt immers: het wordt voor ons lastig om eeneigen actualiteitenprogramma te maken. De minister zegtdat het wel kan. Ook Omroep C is gisteren in NRCHandelsblad wat negatief bejegend door de netmanager.Ik blijf dus bij het voorstel dat eerder is gedaan, namelijk:geef in een brief aan welke mogelijkheden de Kamer enHilversum hebben om inspraak te krijgen in de program-mering, of in het uitzendschema.

Dan kom ik op de reclame. Ik had gevraagd of deminister wilde ingaan op wat ik noem: de ″methode-Sarkozy″. Hij compenseert de inkomstenderving via decommerciële zenders. Daar heb ik ook een motie over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in Frankrijk de publieke omroepstapsgewijs reclamevrij wordt gemaakt en dat het verliesaan inkomsten wordt gecompenseerd door middel vaneen extra belasting op reclame-inkomsten van decommerciële zenders;

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe een reclame-vrije publieke omroep gefinancierd kan worden door deinkomstenderving te compenseren via een extrabelasting op reclame-inkomsten van de commerciëlezenders,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lidJasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervanvoldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (31804).

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. De ministerwilt niet aan hetgeen werd gezegd over de ongezondevoeding. Hij vertrouwt op de zelfregulering. Ik ben daarwat sceptischer over. Daar had ik een motie over, maardie dien ik niet in, wederom in het kader van de reflectie,voorzitter. Het moet niet te gek worden.

De voorzitter: Dat is heel goed.

De heer Jasper van Dijk (SP): De minister zegt dat hijmet een brief komt over Digitenne. Hij zegt ook: ik zittussen Europa en de Kamer in. Dan weet ik het wel: hijkiest toch gewoon voor het parlement? Het is een zaakvan Nederland.

Voor het salaris bij de publieke omroep komt een codein het voorjaar. Daar houd ik de minister aan. Ik hoop datdaar snel duidelijke wetgeving over komt.

©

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Ik dank deminister voor zijn antwoorden. Die waren op een aantalpunten heel constructief. Wij zijn op een aantal puntennader tot elkaar gekomen. Er zijn nog een aantal vragenen opmerkingen blijven liggen. Daar gebruik ik mijntweede termijn voor.

Allereerst kom ik op de lokale omroepen. Ik ben blijdat de deal tussen het ministerie van BZK en hetministerie van OCW er snel komt, met een kopie aan deVNG, zodat wij kunnen bezien of wij dat nog kunnenombouwen met een amendement. Ik denk dat er geengrote bezwaren tegen zijn als wij dat via een amende-ment zouden doen, omdat ik heb begrepen dat het erglijkt op een andere regeling die bijvoorbeeld voor deregionale omroepen is getroffen. Overigens kan deminister dat natuurlijk nog niet bevestigen, want hij heeftde brief nog niet gestuurd. Het is dus al eens gecheckt ofdat kan. Als dat de vorm is, dan hoeft het niet helemaallangs de Raad van State, maar is het meer een politiekebeslissing. Dan zouden wij het met een amendement

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5290

Page 60: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

kunnen ombouwen en hebben die lokale omroepeneindelijk wat meer houvast. Dan hebben wij het gewoongeregeld en zijn wij klaar na heel veel jaren discussie enna de motie van mijn oud-collega Bakker. Ik hoop dat wijdaar zaken in kunnen doen.

Ik bedank de minister voor zijn toezegging dat hij decadeaus van de omroepen gaat bezien. Wij zullen demassageolie van BNN natuurlijk erg gaan missen. Datmoet dan maar, want er is een hoger doel mee gediend.

Dan kom ik op de discussie over Omroep C en TROSAktua. Straks dient de heer Atsma een motie in ombinnen korte termijn duidelijkheid te krijgen over devraag wat er precies mogelijk is. Het is van groot belangdat nieuwe omroepen daadwerkelijk iets kunnentoevoegen en dat ze niet worden gesmoord in de nauweengtes waarbinnen de netmanager werkt. Dat moet nietkunnen. Als een omroep iets wil doen met de actualitei-ten, dan moet deze binnen bepaalde grenzen zijn eigenkleur kunnen inbrengen in de programma’s. Ik ben inafwachting van de indiening van de motie van de heerAtsma, die ik heb medeondertekend, en van de reactievan de minister op dat punt.

Mijn volgende punt is het uitstappen en de evaluatie.De minister was positief over het amendement. Ik heb aleven op eigen initiatief met zijn ambtenaren overlegd.Aangezien de minister nu eenmaal hier in vak-K zat,waren zij echter nog niet in staat om zijn mening in tevoeren in dat amendement, zodat wij tot een mooigezamenlijk amendement konden komen. Daar gaan wijdus de aankomende dagen aan werken. Volgens mijkomen wij daar wel uit. De heer Atsma vroeg: stel jevoor dat een omroep er tussentijds wordt uitgegooid,hebben wij dan niet een groot probleem met deprogramma’s? Dat zou kunnen, maar is niet helemaalonoverkomelijk. Integendeel, natuurlijk is dat teoverkomen. Ik heb begrepen dat zelfs toen LLiNK deafgelopen weken dreigde om te vallen, waardoor deomroep niet meer zou kunnen uitzenden, de NOS almaatregelen aan het nemen was om de gaten in deprogrammering op te vullen. Gelukkig was dat nietnodig.

Ik heb nog een vraag gesteld die niet is beantwoord.Deze vraag ging over herhalingsrechten en salarissenvan acteurs inzake Nederlandse culturele producties vande publieke omroep. De Nederlandse publieke omroepzou het goede voorbeeld moeten geven aan commerciëlepartijen inzake salariëring en de regeling van herhalings-rechten.

Het amendement over de 39f-omroepen breng ikgewoon in stemming. De minister maakt namelijk inzekere zin een karikatuur van hetgeen wij met hetamendement willen. Wij willen juist die programma’shouden. De structuur moet echter sowieso veranderen.Mijns inziens is dat ook zeer goed te doen.

Tot slot. De minister heeft een aantal toezeggingengedaan. Hij gaat kijken wat hij in het kader van demotie-Vendrik gaat doen aan mogelijke fusies en aanmogelijkheden om tot efficiencyslagen te komen doormiddel van betere samenwerking tussen omroepen. Ikvind dat de kwestie van het mogelijk laten fuseren vanomroepen met een overlapping in hun achterbanuitdrukkelijk aan de orde moet komen bij de reactie opde motie-Vendrik. Als de minister dat niet zelf doet,zullen wij dat ongetwijfeld zelf in het debat aanbrengen.Ik hoop dat de minister het lef toont, dit zelf in tebrengen bij zijn reactie op de motie-Vendrik.

©

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Een interessantdeel van de discussie ging over de kenmerken van hetopen bestel waar je in kunt, maar ook uit kunt, waar jeeen voor- en een achterdeur hebt. Wij hebben naar deprecieze formulering van die achterdeur gekeken. Hetgewijzigde amendement-Van der Ham/Jasper van Dijk isuiteindelijk toch beter dan mijn amendement, omdatomroepen twee jaar de tijd krijgen, maar het ook snellerkan. Ik trek mijn amendement op stuk nr. 22 daarom in.

De voorzitter: Het amendement-Van Dam (stuk nr. 22) isingetrokken.

De heer Van Dam (PvdA): Ik had het amendement vanmijn beide collega’s willen meeondertekenen, maar datmocht niet van de heer Van Dijk. Ik kondig daarom aandat ik in elk geval voor zal stemmen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dat heb ik geleerd van dePartij van de Arbeid.

De voorzitter: Nou zeg.

De heer Van Dam (PvdA): Het zal mij een worst wezen.Aan dat soort politiek doe ik niet mee. Volgens mij kande minister het amendement gewoon overnemen, als hijer het er toch mee eens is.

De voorzitter: Een amendement mag niet wordenovergenomen zonder de toestemming van de indieners.

De heer Van Dam (PvdA): O ja, dat zit zo.

De voorzitter: Ja, zo zit dat.

De heer Van Dam (PvdA): Dan ben ik benieuwd of zijdaar wel toestemming voor geven.

Met betrekking tot de criteria heeft de minister gezegddat hij het oordeel aan de Kamer overlaat. Dat is mooi. Ikhoop dat dit door de collega’s als een aanbeveling wordtgezien.

Ik kom te spreken over het amendement betreffendede ruimere adviesmogelijkheid voor het College vanOmroepen. Ik heb al aangegeven dat ik het belangrijkvind dat de omroepen ook betrokken blijven bij hetgeheel van de publieke omroep. Die betrokkenheid magbest weer iets worden uitgebreid om de balans weer teherstellen. Ik ben tijdens dit debat ervan overtuigdgeraakt dat het coördinatiereglement toch niet hetverstandigste onderdeel is om advies over te vragen aanhet College van Omroepen. Ik zal het amendement opstuk nr. 26 wijzigen. Ik neem aan dat het gewijzigdeamendement in elk geval wel uitvoerbaar is. Het wordtmisschien iets lastiger, maar het is dan wel uitvoerbaar.

Ik kom te spreken over mijn amendement op stuknr. 24 inzake de glossy’s. Nu is in elk geval duidelijk water wordt bedoeld; daar kan dan ook geen misverstandover ontstaan. Wij zullen het in de praktijk wel gaan zienals het Commissariaat voor de Media weer eenbeslissing moet nemen.

Zojuist heb ik een nieuw amendement ingediend datgaat over de discussie over het percentage onafhankelijkproduct, het deel dat wordt uitbesteed aan buiten-producenten. De minister is hier niet meer op ingegaan.

Van der Ham

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5291

Page 61: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

Ik vind het toch wenselijk om in de wet een bandbreedtevast te leggen. Er moet in de wet niet alleen eenminimumpercentage, het Europese minimum van 10%,maar ook een maximumpercentage worden vastgelegd.Ik heb 20% gezegd en dat is hoger dan nu. De ministerkan binnen die bandbreedte het uiteindelijke percentagevaststellen. Zo kan worden voorkomen dat een eventuelenieuwe minister – je weet maar nooit van welke partij diezal zijn – besluit om de helft van de publieke omroep telaten uitbesteden, want dat kan ook weer niet debedoeling zijn.

De voorzitter: Is het amendement waarover u het hebtal rondgedeeld?

De heer Van Dam (PvdA): Nee, ik heb het net ingediend.Ik wilde het maar even zeggen, zodat de collega’s wetendat het onderweg is.

De voorzitter: Het is het amendement op stuk nr. 37.

De heer Van Dam (PvdA): Dat weet ik niet helemaal; ikraak de tel een beetje kwijt.

In mijn eerste termijn had ik een punt gemaakt metbetrekking tot de kerkelijke omroepen. Er ligt eenamendement van mijn collega’s Van der Ham enRemkes. Die zeggen dat de kerkdienst best mag blijven.Die moet zelfs blijven, maar de omroepen die bij elkekerk horen met de bijbehorende overhead niet. Wijhebben vijf jaar de tijd om te regelen dat de taak wordtgeborgd, zonder dat wij gebruik blijven maken van dezeomroepen. Ik zou bijna zeggen: het is een stuitendredelijk amendement. Ik snap de bezwaren ertegen danook niet zo goed. Gelet op de discussie die wij eerderhebben gehad, sta ik er positief tegenover.

Tot slot kom ik op de auteursrechtelijke vergoedingendie kabelaars moeten betalen voor de commercials die zijdoorzenden. Oftewel: wij betalen met zijn allen voorreclame. De minister zei dat hij dat moest bespreken metde minister van Justitie, die er eigenlijk over gaat. Ik wilhem graag een motie meegeven zodat hij die kandoorsturen aan de minister van Justitie. Wij weten danzeker dat het aangepakt wordt. De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kabelaanbieders een auteursrechtelijkevergoeding betalen voor het mogen doorgeven vanreclame- en telewinkelboodschappen;

overwegende dat kijkers en luisteraars via het kabelabon-nement zo indirect betalen voor het mogen kijken ofluisteren naar commercials;

van mening dat dit een absurde situatie is;

verzoekt de regering om hier via aanpassing vanrelevante wetgeving een einde aan te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lidVan Dam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervanvoldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (31804).Ik merk wel op dat de minister, volgens mij, een vrij

complete toezegging had gedaan op dit punt. Nee? Ikdacht van wel, maar dat horen wij zo.

©

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie wil deminister graag dank zeggen voor de uitgebreidebeantwoording en ook vooral voor zijn principiëlestellingname. Ik denk dat het goed is om dat nog eenkeer te bevestigen. De minister maakt een heel princi-piële keuze voor het huidige publieke bestel. Dat is eenkeuze die overigens niet iedereen in deze Kamer maakt,maar mijn fractie waardeert het zeer dat de minister zouitgesproken voor handhaving van het huidige bestel is,met al zijn plussen en natuurlijk ook verbeterpunten.

Dat brengt mij bij een aantal concrete opmerkingen. Ineen amendement van mijn fractie staat dat de concessie-periode van het publieke bestel voor tien jaar moetworden vastgelegd. De minister heeft gezegd dat hij hetoordeel over het amendement overlaat aan de Kamer. DeCDA-fractie vindt het punt buitengewoon belangrijk. Jeweet maar nooit, zeg ik in navolging van een collega diezojuist de microfoon hanteerde. Het is verstandig omvoor de concessieperiode van tien jaar vast te leggen dathet publieke bestel bestaansrecht heeft, met daarbinnende erkenning van de verschillende omroepen. Voor depositie van het College van Omroepen geldt ietssoortgelijks. De minister is daar toch een beetjeterughoudend in. Maar juist als wij principieel hechtenaan het bestaansrecht van omroepen, zullen wij ook depositie van het College van Omroepen moeten verster-ken. De heer Van Dam geef ik in overweging dat hetmisschien goed is om het College van Omroepen eenadviesrol over de netprofielen te geven. Er kan danwellicht heel veel discussie worden voorkomen.

Over de toetreding komen wij graag later met ministernog uitgebreid te spreken. De minister worstelt in mijnogen een beetje met de heldere criteria. Die zullen in detoekomst anders en vooral beter moeten wordengeformuleerd. Collega Van der Ham maakte zojuist eenopmerking over het uitstappen. Ik heb niet gezegd dat ikmij zorgen maak over programma’s die er dan wegval-len. Men staat in de rij met programma’s om de gatenop te mogen vullen, zowel binnen als buiten Hilversum.Dat is het probleem niet. Ik heb gezegd dat de ministerheel goed duidelijk moet maken wat de juridischeconsequenties zijn als je halverwege een erkennings-periode een omroep de deur wijst. Daarover gaat het inde kern. Daarvoor hebben wij op grond van een wet eenerkenning van vijf jaar gegeven.

Ik heb veel waardering voor wat de minister naarvoren heeft gebracht. Ik erken dat de minister een aantalamendementen die de CDA-fractie heeft ingediend, welof niet samen met anderen, niet heeft overgenomen. Destemming is echter nog niet geweest, dus is de moednog niet verloren. Ik heb desalniettemin een aantalmoties. Met de eerste motie haak ik in op datgene watde minister zei over een opmerking van onze kant overde regionale omroepen. De minister zei dat hij er nietvoor voelt om het programma Versterkingsbudgetdaarvoor te benutten. Hij zei eventueel bereid te zijn om

Van Dam

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5292

Page 62: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

een andere optie in aanmerking te nemen. Dat brengt mijtot het indienen van de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Stimuleringsfonds NederlandseCulturele Omroepproducties (Stifo) tot taak heeft om deontwikkeling en productie te bevorderen van artistiekhoogwaardige culturele programma’s van de publiekelandelijke en regionale omroep;

constaterende dat er voor het Stifo 2 mln. extra budgetbeschikbaar wordt gesteld;

overwegende dat aanvragen van de regionale omroepenvaak niet gehonoreerd worden wegens een tekort aanmiddelen bij het Stifo;

overwegende dat wegens de beperkte financiëlemiddelen van de regionale omroepen het juist vanbelang is dat zij een beroep kunnen doen op het Stifo;

verzoekt de regering om de 2 mln. extra middelen voorde regionale omroepen te oormerken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de ledenAtsma en Remkes. Naar mij blijkt, wordt de indieningervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (31804).

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. De tweede motie heeftbetrekking op de vervlechting van de raad van bestuurvan de publieke omroep en NOS-RTV, de NOS. Ik hebhierover een aantal opmerkingen gemaakt. De minister isingegaan op de wenselijkheid van een programmaraadbij de NOS en heeft die nadrukkelijk afgewezen. DeCDA-fractie zou echter zeer hechten aan de ontvlechting.Daarom dien ik op dit punt een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat NOS-RTV een zelfstandige positie krijgtbinnen het publieke omroepbestel;

overwegende dat de huidige raad van bestuur van depublieke omroep de rol van toezichthouder van NOS-RTVkrijgt;

overwegende dat op grond van de Mediawet reedssprake is van een zekere gezagsverhouding tussenNOS-RTV en de raad van bestuur van de publiekeomroep;

stelt vast dat het onwenselijk is dat de raad van bestuur

tevens toezichthouder wordt van NOS-RTV;

verzoekt de regering, te bevorderen dat binnen twee jaarde raad van bestuur van de publieke omroep niet langertoezicht houdt op NOS-RTV en wordt vervangen dooreen onafhankelijke raad van toezicht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de ledenAtsma, Remkes, Peters en Voordewind. Naar mij blijkt,wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (31804).

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. De minister heeft eenaantal opmerkingen gemaakt over de wens van het CDAen anderen om te komen tot een meer stevige positievan de dagprogrammering bij de publieke omroep. Deminister heeft aangegeven dat op jaarbasis al 65 mln.beschikbaar is voor dagprogrammering. Gelukkigluisteren en kijken er veel mensen mee, ook mensen uitHilversum en dan is het goed om even vast te stellen datdie 65 mln. voor het overgrote deel gaat naar kinder-programmering. Daar is niets mis mee. Iedere daggebeurt dat en dat hoort ook zo. Die programma’s zijn erin de namiddag. De uitzending van Sesamstraat isweliswaar vervroegd, maar je kunt je ook afvragen: haddat allemaal wel gemoeten. Het gaat dus om kinder-programmering, NPS en vooral sport. Nu is de sport mijook dierbaar, maar het gros van de 65 mln. gaat hier welnaar toe. Ik wil daarom de volgende motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dagprogrammering in Nederland geenvolwaardige plaats heeft binnen de programmering vande publieke omroep;

constaterende dat vele miljoenen Nederlanders ookoverdag een pluriform aanbod op televisie waarderen;

overwegende dat een aantal omroeporganisaties zeergeïnteresseerd is in het uitzenden van programma’soverdag;

overwegende dat hier slechts zeer beperkt financiëlemiddelen voor beschikbaar worden gesteld door de raadvan bestuur van de publieke omroep;

verzoekt de regering, te bevorderen dat volwaardigedagprogrammering mogelijk wordt en omroepenhiervoor voldoende middelen uit het omroepbudgetbeschikbaar wordt gesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de ledenAtsma, Van Dam en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt,wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (31804).

Atsma

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5293

Page 63: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. U zult zich afvragen:waarom deze motie als er op dit punt al een amende-ment is ingediend. De aanneming van het amendementwordt door de minister afgewezen. Deze motie is daaromeen terugvaloptie. Mocht het amendement wordenafgewezen, dan sluit ik niet uit dat deze motie de steunvan de meerderheid van de Kamer krijgt. Ik meen zelfs,dat zij die al heeft.

Voorzitter. Mijn allerlaatste opmerking betreft deactualiteitendiscussie. Wij hebben hierover uitgebreidgesproken. De minister heeft aangegeven dat ervoldoende mogelijkheden voor omroepen zijn om als zijdat willen zich te profileren bij het duiden van hetnieuws. Ook voor hen geldt dat en niet alleen voor deTROS. Ook andere omroepen geven aan dat het absoluutanders ligt. Om die reden stel ik de volgende motie voor.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat omroepverenigingen een eigen,herkenbare positie en rol hebben binnen het Neder-landse omroepbestel;

overwegende dat omroepverenigingen bij wet eenpositie hebben gekregen om nieuws en actualiteiten teduiden;

stelt vast dat meerdere omroepverenigingen aangevendat zij door tal van oorzaken niet de ruimte en mogelijk-heden krijgen om het nieuws en actualiteiten te duidenop een wijze die aansluit bij doelstelling, karakter,ambitie en/of identiteit van de verenigingen;

stelt vast dat de publieke omroep binnen de programme-ring ruimte moet creëren voor duiding van nieuws enactualiteiten;

verzoekt de regering, in overleg met alle betrokkenpartijen afspraken te maken om te waarborgen datomroepen hiervoor voldoende ruimte krijgen;

verzoekt de regering, de Kamer binnen drie maanden teinformeren over de uitkomsten van dit overleg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de ledenAtsma, Jasper van Dijk, Van der Ham, Van der Vlies,Remkes, Van Dam, Voordewind en Bosma.

Zij krijgt nr. 42 (31804).

©

De heer Remkes (VVD): Mevrouw de voorzitter.Naarmate collega Atsma de minister meer prijst, is datvoor mij een veelzeggend signaal dat er toch zo hier endaar, in ieder geval voor de liberale fractie in dezeKamer, nog de nodige hiaten zitten in de reactie van deminister. Ik dank de minister voor de beantwoording,maar hij is er in ieder geval niet in geslaagd om deVVD-fractie over de streep te trekken waar het gaat om

de aarzelingen en de grote twijfels of dit wetsvoorstel zalbijdragen aan de doelstellingen, zoals die in hetwetsvoorstel zijn geformuleerd. Ik herhaal dan ook wat ikin eerste termijn heb gezegd. Ik geloof er absoluut niet indat dit wetsvoorstel zal bijdragen aan het nieuweevenwicht. Ik ben de formulering even kwijt die deminister gebruikte, maar hij wilde in ieder geval de weginslaan naar een nieuw evenwicht in het bestel. Daaraanzal dit wetsvoorstel geen bijdrage leveren.

Ik heb natuurlijk overwogen om ook allerlei moties inte dienen. Wat betreft de basisvraagstukken heb ik echterniet het vertrouwen dat deze moties ook een meerder-heid in deze Kamer zullen krijgen. Ik heb daarvan danook afgezien. De heer Atsma heeft een amendement opstuk nr. 29 ingediend over de verlenging van deconcessieperiode van vijf naar tien jaar. De minister laathet oordeel aan de Kamer over, terwijl ik in eerderestukken een redelijk overtuigende argumentatietegenkwam om die periode echt tot vijf jaar te beperken.De minister ging wat dat betreft naar mijn mening tegemakkelijk door de bocht. De VVD-fractie zal datamendement dan ook zeker niet steunen, omdat zij ervanovertuigd is dat tussen nu en tien jaar het bestel door dehoeven zal zijn gezakt.

In het debat vond ik het redelijk opmerkelijk dat desteun voor het bestaande bestel in feite helemaalgeconcentreerd is bij de bestaande coalitiepartners. Datis een oud beeld en dat verrast mij natuurlijk ook totaalniet. De heer Jasper van Dijk verleent nog een beetjeflanksteun maar dat brokkelt langzamerhand ook af. Alsik mevrouw Peters, de heer Van der Ham en de heer VanDijk zo hoor, constateer ik dat er in de Kamer eenbeweging aan het groeien is op weg naar een nieuwbestel. Tegen de heer Van der Ham zeg ik één ding: wijmoeten hier niet de discussie over fusies in hetomroepbestel willen voeren, omdat wij dat niet moetenwillen opleggen. Dan moet je helder zijn en dan moet jedat punt op de horizon formuleren.

Ik heb nog een paar dingen gemist.

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter ...

De voorzitter: Mijnheer Van der Ham ...

De heer Van der Ham (D66): Wij gaan niet een heeldebat overdoen hoor!

De voorzitter: Ik dacht het ook niet.

De heer Van der Ham (D66): De heer Remkes en ik zijnhet er van harte over eens dat de oude omroepen watbetreft hun legitimatie echt iets uit te leggen hebben.Daar heb ik in mijn eerste inbreng veel over gesproken.De heer Remkes ook. Daar zijn wij het van harte overeens.

De heer Remkes (VVD): Dat moeten ze dan doen in derichting van hun leden, maar wij kunnen hier geengeforceerde fusies opleggen. Ik zie dat de heer Van derHam knikt en daaruit begrijp ik dat wij het daarover eenszijn. Wat ik mis is een reactie van de minister op devraag of er een evaluatie kan komen van de leden-werfcampagnes zoals deze nu gevoerd zijn, in termenvan instrumenten die gehanteerd zijn en van kosten diegemaakt zijn, zodat wij daar politieke conclusies aankunnen verbinden.

Atsma

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5294

Page 64: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

Mijn volgende punt betreft de voorhangprocedure. Iksnap de opmerking van de minister hierover. Het gaatmij niet om ondergeschikte punten. Ik vraag de ministerof hij wil nagaan welke punten echt van ondergeschiktebetekenis zijn en op welke punten er eventueel nog eennota van wijziging kan komen waar het gaat om dekernvraagstukken. Ik heb bij toen ik mevrouw Petersinterrumpeerde, uitgelegd waarom ik tegen verlagingvan het aantal van 400.000 leden naar 300.000 leden benen ook waarom ik tegen de verhoging van 30% naar 40%ben. Ik vraag de minister om in te gaan op het elementpublieke verantwoording. Daar is hij volgens mij nog nietexpliciet op ingegaan.

©

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dankde minister voor zijn beantwoording. Ik constateer dat ernu sprake is van een verschuiving van 25% naar 30%,terwijl die verschuiving vorige keer nog is tegengehou-den in de wetswijziging. De hele Kamer spreekt over hetbelang van pluriformiteit. Dat hopen wij ook zeker metzijn allen in stand te houden. Ik hoor hier ook afkeurendegeluiden als het gaat om het BBC-model. De ministerzegt dat zelf ook. Toch zie ik die verschuiving van 25%naar 30%. Ik houd mijn hart vast voor het volgendedebat dat wij gaan voeren. Ik hoor zelfs 40% noemen. Alswij die kant opgaan – en dat geef ik als waarschuwingaan de Kamer en aan de minister – en wij gaan over de50% heen, gaan wij wel richting het BBC-model en zullenomroepen vervlakken tot televisieproductiemaatschap-pijen die hun producten hopelijk mogen slijten bij deNPO. Ik hoop niet dat het zo ver komt, maar ik waar-schuw er wel voor.

Ik heb een amendement ingediend met betrekking totde inperking van de financiële ruimte voor deverenigingsactiviteiten. Dit is weer een voorbeeld waarmijn eerdere opmerkingen op sloegen over de inperkingvan de mogelijkheden van de omroepen. De ministerzegt dat dit niet het geval is, maar ik noem maar hetelement dat de inkomsten van de programmabladenbesteed moeten worden aan de programma’s. Voor denetto-inkomsten uit contributies en verenigings-activiteiten worden nadere regels gesteld. Dit betekentdat de bewegingsvrijheid en de bestedingsvrijheid vande omroepen worden ingeperkt. Tegen die achtergrondheb ik mijn amendement ingediend. Ik hoop op de steunvan mijn collega’s in de Kamer voor dit amendement.

De verplichte uitbesteding van de productie is ook zo’nvoorbeeld waarbij de ruimte van de omroepen wordtingeperkt. Hierover dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering voorstelt, in het kader vande quotaregeling Europese onafhankelijke producties nietlanger te kijken naar een percentage van het aantaluitgezonden uren op tv maar naar een deel van hetbestede budget;

van mening dat dit niet mag resulteren in een, in

financiële termen, verzwaring van de verplichting tenopzichte van de huidige situatie;

overwegende dat bij het vaststellen van het percentagevan het bestede budget zorgvuldig te werk moet wordengegaan;

verzoekt de regering, in overleg met de omroepen tekomen tot een vast te stellen percentage dat recht doetaan de historische situatie en geen verzwaring van debestaande verplichting inhoudt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de ledenVoordewind en Atsma. Naar mij blijkt, wordt deindiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (31804).

©

De heer Van der Vlies (SGP): Mevrouw de voorzitter. Ikdank de minister voor zijn beantwoording.

Het bestel is springlevend en gelegitimeerd, maar ookin beweging door de nieuwe media en technieken. Zo isdat. Ik vond het een helder statement. Mijn fractie steuntdit. De minister is de Kamer nog wel een antwoordschuldig op de volgende vraag. Hoe zit het nou als na devisitatie/evaluatie en de herstelperiode van twee jaar heteindoordeel negatief is en die conclusie valt binnen dejuridisch gestelde termijn? Volgens mij zitten wij dan meteen probleem en dat moet nog worden opgehelderd.

Ik heb de minister geprezen om zijn redenering inzakede 39f-omroepen. Een groeiend deel van de Kamer lijkthet amendement op stuk nr. 9 te steunen. Het wordt erdus niet beter op. Weliswaar valt de beslissing na dezekabinetsperiode en na de geldingsduur van het coalitie-akkoord, maar het is wel curieus dat de fractie van dePartij van de Arbeid zojuist steun betuigde aan hetamendement en daarmee de coalitiepartners een beetjevervelend voor de voeten loopt. Ik constateer het maar.Ik zit niet in die coalitie, maar ik kijk er wel met enigebezorgdheid naar.

De heer Remkes (VVD): Mevrouw de voorzitter, ik nodigcollega Van der Vlies uit om nog wat meer positieveopmerkingen in de richting van de minister op dit punt temaken. Dat kan de steun in de Kamer nog vergroten.

De heer Van der Vlies (SGP): Dat perspectief maak ikniet helemaal mee. Ik vond dat de minister een helderbetoog hield. Natuurlijk, ik maak in mijn omgeving meewelke waarde wordt toegekend aan de activiteiten vandeze al sinds jaar en dag toegelaten genootschappen.

De heer Remkes (VVD): Mij viel echt op dat de ministerdoor u werd geprezen voor zijn betoog over de scheidingtussen kerk en staat.

Voorzitter: Koser Kaya

De voorzitter: Mijnheer Remkes, u dient via devoorzitter te spreken.

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter, ik heb ook nogeen vraag.

Remkes

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5295

Page 65: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

Ik hoop dat de heer Van der Vlies, wanneer hij zegt dathij zoveel belang hecht aan de genootschappen, in hetamendement leest dat die uitzendingen ook wordengewaardeerd. Misschien denkt hij in een reflex ″ah, daarstaat D66 en de VVD onder, dan zal het wel weer tegenons zijn″, maar dat is niet zo. Het gaat ons om destructuur, om de manier waarop wij dat organiseren.

De heer Van der Vlies (SGP): Ik heb de veronderstellin-gen van collega Van der Ham niet in stelling gebracht.Natuurlijk heb ik het amendement gelezen. Binnen degenoemde termijn moet een oplossing worden gevon-den. De minister zei echter dat wij nog geen enkel zichthebben op die oplossingen. Bij de genoemde instellingenleidt dat tot de nodige onrust. Dat is een proces dat inhet verleden als eens de kop op heeft gestoken. Daarwaren wij allemaal bij betrokken. Toen hebben wij eenamendement ingediend om een en ander veilig testellen. Daar zou ik bij willen blijven. Dat is de positievan mijn fractie. De minister had daar een goed eninvoelend verhaal bij.

Ik vind dat de Wereldomroep ook moet blijven. Enkeleamendementen en moties heb ik meeondertekend. Dat isduidelijk. Enkele andere zullen onze steun krijgen.

©

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Het onderzoeknaar de toekomst van het Nederlandse mediabestel, metomroepverenigingen of een BBC-model, of welkevarianten er ook maar bedacht zullen worden, dat moeter komen en de vraag is wanneer het komt.

Voorzitter: Verbeet

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik ben het met de heerVan Dijk eens wanneer hij zegt dat het laat is, als wij pasbij de najaarsbegroting over de randvoorwaarden vandat onderzoek kunnen gaan nadenken. Kan de ministervoor de zomer een opzet sturen, waarover we dankunnen debatteren, opdat de randvoorwaarden klaar zijntegen de tijd van de najaarsbegroting en het daadwerke-lijke onderzoek kan plaatsvinden?

Ik dank de minister voor de toezegging om eenonderzoek te verrichten naar de overheadkosten vanomroepverenigingen. Ik ben zeer benieuwd wat eroverblijft voor de programmamaker. De uitkomst hiervanzal ook interessant zijn voor het toekomstdebat. Kan ikervan uitgaan dat dit onderzoek zal zijn voltooid voor denajaarsbegroting?

Ook interessant voor het toekomstdebat vind ik devraag wat de invloed is van de economische crisis op depublieke omroepen. Hierover dien ik de volgende motiein.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de reclamebranche van alle zakelijkedienstverleners de zwaarste klappen te verduren heeftdoor de economische recessie;

overwegende dat het risico dus groot is dat ook deSTER-inkomsten van de publieke omroep zullenteruglopen;

verzoekt de regering, te onderzoeken wat de gevolgenzijn van de economische crisis voor de publieke omroepen de Kamer daarover te informeren voor de Najaars-nota,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lidPeters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervanvoldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (31804).

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. De ministerwas het met mij eens dat de in de oude wet gesteldedoelen voor het programmaversterkingsbudget niet zijngehaald. Dat is nogal wat. Dat betekent dat het doelwaaraan invulling moest worden gegeven, dat ook dejeugd en de minderheden bereikt moeten worden metserieuze cultuur, zoals film, documentaires en drama, nietis bereikt. Dan vind ik het moeilijk te begrijpen dat alsreactie daarop de doelen van het programma-versterkingsbudget uit de wet worden gehaald. Je zoudenken dat deze er met een dikke streep extra in wordengezet. De redenering van de minister dat je dit maar aande wijsheid van de raad van bestuur moet overlaten, kanik zonder nadere toelichting van de minister niethelemaal begrijpen. Ik heb hierover een amendementingediend, maar de minister heeft de aanneming daarvanontraden.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik vind het vreemddat u zegt dat het versterkingsbudget naar 40% zoumoeten. U bent er heel kritisch over dat de minister diedoelstellingen eruit haalt. Dat budget wordt een grotegrijze brij. Dan moeten wij dat toch niet verhogen?

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik heb inderdaad gepleitvoor verhoging van het programmaversterkingsbudgetom de doelen die daarin zijn genoemd, waarvan wij metz’n allen constateren dat zij niet zijn gehaald, juist beterte kunnen realiseren. We weten allemaal dat hetprogrammaversterkingsbudget in de praktijk helemaalniet apart wordt ingezet voor lacunes die eventueelzouden blijken in het ″geld op schema″-verhaal. Wijweten allemaal dat dit geld op een hoop wordt gegooidmet de gelden die direct naar de omroepen gaan, zodatachteraf heel moeilijk te toetsen is waarvoor die geldenzijn ingezet en of zij wel ten goede zijn gekomen aanminderheden en andere doelen die de wet oorspronkelijkkende.

Mijn amendement bevatte twee onderdelen. Het enewas verhoging van het programmaversterkingsbudget enhet andere was behoud van de doelen waarvoor datbudget oorspronkelijk was bedoeld. Ik overweeg om datamendement uit elkaar te knippen, zodat een apartamendement overblijft om de doelen van hetprogrammaversterkingsbudget terug in de wet teplaatsen. Hierop hoor ik graag een reactie van deminister.

Ten slotte ben ik blij dat de minister steun heeftuitgesproken voor de ideeën die door mijn collega’s zijningebracht, om de toetsing van de kwaliteit van de

Van der Vlies

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5296

Page 66: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

bestaande omroepen beter te regelen en uittreding eenreële mogelijkheid te laten zijn.

©

Minister Plasterk: Voorzitter. Op een paar punten zijntoezeggingen gevraagd en daarna kom ik toe aan demoties. De heer Jasper van Dijk vroeg om een brief overde ruimte die omroepen hebben om zich te profileren inhet kader van het programmeermodel en het net-management. Die brief zeg ik toe. Ik heb gelegenheidgehad om uit te zoeken waarmee de publieke omroepbezig is inzake het voorstel voor die beloningscode. Diecode is inderdaad aanvullend bedoeld ten opzichte vande wetgeving. Dat betekent dat die uitsluitend betrekkingheeft op de niet-bestuurders. Voor de bestuurders loopteen en ander dus mee in het traject dat voor de geheleoverheid geldt. De staatssecretaris heeft toegezegd dat zijbij de minister van BZK zal melden dat de Kameraandringt op spoed. Ik zeg hetzelfde toe voor deze sector.Ik zal daarvoor dus nog eens aandacht vragen.

Gevraagd is wat er zal gebeuren met omroepen dietwee jaar na de eerste gele kaart opnieuw een gele kaartkrijgen. Het is dan dus een rode kaart. Gevraagd is hoelang die omroepen dan nog kunnen werken en hoe datjuridisch in elkaar zit. Ik denk dat het amendement zoingericht zou kunnen worden dat er een intrekkingsgrondis in de wet. Dan zal de juridische basis in dieintrekkingsgrond liggen. Ik kan mij dan inderdaadvoorstellen dat die omroepen na die tweede gele kaartnog een jaar de tijd krijgen met het oog op het feit dat erdan sprake is van staande programmering. Ik meen datde heer Van Dam daar ook op wees. Overigens zijn ereveneens allerlei andere consequenties verbonden aanhet stoppen van een omroep. Op die manier, dus meteen jaar, lijkt mij dat fatsoenlijk geregeld.

Er is een amendement ingediend met de intentie omhet College van Omroepen op twee punten bij debesluitvorming te betrekken. Ik had aangegeven dat ik deKamer ontraad om dat amendement aan te nemen. Voorhet ene onderdeel geldt dat ik de Kamer dat gewoon hebontraden en voor het andere deed ik dat met klem. Ikdank de heer Van Dam voor zijn bereidheid om de zinvan de betrokkenheid bij het meer operationele werk teschrappen. Dan blijft het gewoon ontraden over. Ik moetimmers consistent zijn met mijn eerdere standpunthierover, lijkt mij.

In ieder geval de heer Remkes vroeg mij om eenevaluatie van de ledenwervingscampagne. Ik zal hetCommissariaat voor de Media vragen om aan het slotvan deze ledenwervingscampagne een evaluatierapportop te stellen en dat naar mij te sturen. Vervolgens zal ikdat rapport, vergezeld van mijn beleidsreactie, aan dekamer sturen.

De heer Remkes vroeg of het mogelijk is om bij notavan wijziging na te gaan op welke punten een voorhang-procedure wel nuttig en nodig zou kunnen zijn. Ik zeghem toe dat ik zal nagaan of het mogelijk is om dat tedoen.

De laatste vraag van de heer Remkes over de publiekeverantwoording kon ik niet plaatsen. Mag ik dat zeggenvoorzitter?

De heer Remkes (VVD): Die vraag heeft te maken methet punt dat ook mevrouw Peters maakte. De Raad vanState heeft opmerkingen gemaakt over het schrappen

van die doelen in de wet bij het programmaversterkings-budget. Het zou daardoor niet meer mogelijk zijn om nogeen vorm van meetbare publieke verantwoording af teleggen. Dat vind ik wel een punt.

Minister Plasterk: Ik moet er even over nadenken inwelke vorm ik de heer Remkes tegemoet zou kunnenkomen als daartoe een mogelijkheid bestaat. Misschienmag ik daarop schriftelijk terugkomen.

Ik kom op de moties. De heer Bosma diende driemoties in en merkte op een opvallende manier op dat hijervan uitging dat ik de Kamer zal ontraden om die aan tenemen. Kennelijk beginnen wij elkaar te kennen, wantdat is inderdaad het geval. Over de criteria voor nieuwetoetreders hebben wij namelijk eerder een gesprekgehad. Ik ontraad de Kamer dan ook om de motiedaarover aan te nemen.

De tweede motie heeft betrekking op de Wereldom-roep. Ik heb al gezegd dat ik er tegen ben om nu destekker uit de Wereldomroep te trekken.

In de derde motie wordt verzocht om in de volgendeperiode de VARA en de NPS wat informatieveprogramma’s betreft onder te bedelen. Dat lijkt mijonverstandig. Daarom ontraad ik de Kamer ook om diemotie aan te nemen.

In de motie op stuk nr. 35 van de heer Jasper van Dijkwordt de regering verzocht om toetsbare criteria op testellen voor de visitatiecommissie omroepen. Deze motieis in feite in dezelfde lijn als het amendement van deheer Van Dam. Ik laat het oordeel daarover aan de Kamerover.

In de motie op stuk nr. 36 van de heer Jasper van Dijkwordt voorgesteld om de publieke omroep stapsgewijsreclamevrij te maken. Ik ontraad de aanvaarding vandeze motie. In de motie wordt aangegeven dat er eendekking zou kunnen worden ontleend aan middelen diekunnen worden onttrokken aan de commerciële zendersvia het verhogen van de belasting of anderszins. Daarben ik niet voor.

De heer Van Dam heeft een motie op stuk nr. 38ingediend over de eigenaardige toestand dat kijkersmeebetalen aan de reclames waar zij naar kijken. Ik hebal aangegeven dat ik deze motie wil doorgeleiden naarde collega van Justitie. Ik stel derhalve voor om dezemotie aan te houden, opdat ik dat overleg kan voeren.Dan kan de minister van Justitie de Kamer per briefinformeren over zijn opvatting over de motie.

De motie op stuk nr. 39 van de leden Atsma enRemkes gaat over het Stifo. Het is een keuze of je die 2mln. extra aanwendt voor het Stimuleringsfonds dan welvoor de reeds lang door de heer Atsma gekoesterdewens om de samenwerking tussen de regionale enlandelijke omroepen meer te ondersteunen. Bij eeneerder debat heeft de heer Atsma erop gewezen dat hetook een meerwaarde kan hebben, omdat bijvoorbeeldveel regionaal gemaakt drama dan ook landelijk kanworden uitgezonden. Ik laat het oordeel over deze motieaan de Kamer over.

De motie-Atsma c.s. op stuk nr. 40 gaat over degovernance bij NOS-RTV. Het heeft mijn voorkeur om denieuwe situatie vijf jaar intact te laten. In de motie wordtde regering echter verzocht om te bevorderen dat binnentwee jaar de raad van bestuur van de publieke omroepniet langer toezicht houdt op NOS-RTV. Hoewel mijnvoorkeur uitgaat naar vijf jaar, kan ik onmogelijkvolhouden dat de helft van die periode een springende

Peters

Tweede Kamer Publieke omroep19 maart 2009TK 66 66-5297

Page 67: Voorzitter Ulenbelt Omtzigt (CDA): Ik verzoek u om het ... · De voorzitter: Daar heeft u 30 leden voor. Iedereen wil praten. De heer Ulenbelt (SP): Maar niet in een hoofdlijnen-debat.

zaak zou zijn. Ik laat derhalve het oordeel over de motieaan de Kamer over. Mijn voorkeur is echter duidelijk.

De motie op stuk nr. 41 van de heer Atsma heeftbetrekking op de dagprogrammering. In het dictumwordt geconstateerd dat er te weinig aan dag-programmering gebeurt. In de toelichting werd ookgezegd dat het allemaal naar sport en jeugd gaat. Ik hebhet even opgeteld. Van die 65 mln. gaat 25 mln. naarsport en het programma Zppelin. Verder gaat erbijvoorbeeld 4,7 mln. naar Goedemorgen Nederland. Erwordt 1,3 mln. uitgegeven aan cultuur op Nederland 1.Verder wordt aan minderheden 1,7 mln. uitgegeven enwordt aan cultuur op Nederland 2 5,9 mln. uitgegeven.Kortom, de considerans bevat toch feitelijk een onwaar-heid. Ik ontraad derhalve de aanneming van deze motie.

De motie van de heer Atsma en heel veel anderen opstuk nr. 42 gaat over de herkenbare positie vanactualiteitenprogramma’s in het Nederlandse omroepbe-stel. Ook deze motie wordt door mij ontraden. Nogmaals,ik kan ook heel goed tellen, maar in de motie wordtvastgesteld dat de publieke omroep ruimte moet creërenvoor duiding van nieuws en actualiteiten. Dat kan nietanders dan de conclusie omvatten dat die ruimte er nuniet is. Dat is in strijd met wat ik net heb aangegeven.Het voorbeeld van de TROS is genoemd. De TROS maaktsamen met de AVRO een actualiteitenprogramma. Ik deeldie vaststelling niet en ontraad derhalve de aannemingvan de motie.

De heer Atsma (CDA): Als de indiener de motie zouwijzigen in de zin dat ″ruimte moet creëren″ wordtveranderd in ″meer ruimte moet creëren″, kan deminister er dan wel mee uit de voeten?

Minister Plasterk: Als de heer Atsma ervan zou makendat er ruimte moet zijn, dan kan ik ermee uit de voeten.

De heer Atsma (CDA): De minister zegt ″ruimte moetzijn″. Dat vind ik nog een betere tekst. Voorzitter. Ik zalaldus de gewijzigde motie indienen. Ik zal even eenwoordje veranderen.

Minister Plasterk: Dan laat ik het oordeel over de motiegraag aan de Kamer. Dank voor de wijziging, want ik benhet er dan natuurlijk mee eens dat die ruimte er moetzijn.

De motie van de heren Voordewind en Atsma op stuknr. 43 over de percentages is een ondersteuning vanmijn beleid. Had ik al gereageerd op het amendementover de bandbreedte? Dat is niet het geval. Dan zeg ikgraag dat ik dat zou willen aanmoedigen. Ik denk dat hetnuttig is om dat op te nemen. Dat is ook in lijn met hetuitgangspunt dat de waarde van het percentage zendtijdwordt vertaald naar een gelijkwaardig percentagebudget. Ik laat het oordeel over dit amendement graagaan de Kamer.

Ten slotte kom ik bij de motie van mevrouw Peters opstuk nr. 44, waarin staat dat er een onderzoek moetkomen. Ik ontraad de aanname van deze motie. Ik zouwerkelijk niet weten wat ik nu zou moeten onderzoeken.Het wordt natuurlijk duidelijk bij de mediabegroting inhet najaar. Voordien kunnen wij er sowieso niets aandoen. Op dat moment moeten wij vaststellen wat deconsequenties van de crisis zijn. Ik deel de zorgen vanmevrouw Peters daarover natuurlijk. Daarover mag geen

misverstand bestaan. Ik denk echter dat wij zullenmoeten zien hoe groot de schade wordt.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter: Ik dank de minister zeer voor de beknoptewijze van beantwoorden. Het is echt heel bijzonder datwij het zo voor elkaar hebben gekregen. Ik dank ook deleden voor hun medewerking. Ik doe dat mede namensde deelnemers aan het volgende debat.

De minister heeft een aantal toezeggingen gedaan, dieik vanwege de tijd niet zal herhalen.

Ik stel voor, over het wetsvoorstel en de ingediendemoties volgende week te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Aan de orde is de interpellatie-Ulenbelt, gericht tot deminister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, overeen verschil in uitleg van de passage overontslagrecht in het Najaarsakkoord 2008.

Tot het houden van deze interpellatie is verlof verleend inde vergadering van heden.

(De vragen zijn opgenomen aan het eind van dezeeditie.)1

De voorzitter: U kent de gang van zaken. De heerUlenbelt stelt zijn vragen, de minister geeft antwoord,beiden zonder interrupties. Dan volgt de termijn waar uallen aan deel kunt nemen, met wederom als eerstespreker de heer Ulenbelt. Dan kunt u wel interrumperen.

©

De heer Ulenbelt (SP): Voorzitter. In het Najaarsakkoord2008 is afgesproken om een maximum te stellen aan deontslagvergoeding van maximaal één jaarsalaris, alleenvoor werknemers met een jaarsalaris van boven de€ 75.000. Daarvoor heeft de minister een wetsvoorstelingediend. In zijn uitwerking komt het erop neer dat eenwerknemer met een inkomen van € 74.000 bij eennormaal ontslag onder omstandigheden zo’n € 200.000aan ontslagvergoeding kan krijgen. Een werknemer dienet boven de grens van € 75.000 zit, krijgt alleen maareen verslagvergoeding van € 75.000 of anders gezegd:zijn hoge jaarsalaris.

Ik weet het: grenzen trekken leidt tot verschil.Natuurlijk. Maar deze verschillen zijn groot, veel te groot.Terecht wijst de Raad van State daar dan ook op enspreekt over ″willekeur″, ″gemis van overtuigendemotivering″ en ″ongerechtvaardigde verschillen″. Dat zijnnogal kwalificaties. In normaal Nederlands zou je danzeggen: dit is een prutwet. Aan mijn collega’s die hethoofdlijnendebat op dit moment niet wilden voeren, zouik willen vragen of wij de minister niet een grote dienstzouden bewijzen, als de Kamer dit voorstel niet inbehandeling zou nemen.

Er wordt gedaan alsof er overeenstemming was overde grens van € 75.000. Ik moet vaststellen dat dieovereenkomst er misschien wel was tussen de minister,werkgeversvoorman Wientjes en vakbondsvoorvrouwJongerius. Wie echter wat dieper in de polder kijkt, zietdat de Vakcentrale voor Middelbaar en Hoger Personeel

Plasterk

Tweede Kamer Ontslagrecht19 maart 2009TK 66 66-5298