Voorwoord bij de tweede aanvulling - staff.fnwi.uva.nl · Chemie overal havo NG/NT1: §6.2; vwo...
Transcript of Voorwoord bij de tweede aanvulling - staff.fnwi.uva.nl · Chemie overal havo NG/NT1: §6.2; vwo...
$
© MicroChem Nieuwe Achtergracht 129 1018 WS Amsterdam
Voorwoord bij de tweedeaanvulling
Twee jaar na het verschijnen van de bundel Microschaalexperimenten voor havo en vwo,
is het duidelijk dat het werken op microschaal een vaste plaats in het voortgezet
onderwijs heeft gekregen. Begin juni 1999 hebben 331 scholen in Nederland, vijf in
België en een op de Antillen microschaalsets aangeschaft, en hebben 559 docenten en
TOA’s de nascholing gevolgd. Daarnaast vinden zowel de Chemie in druppels van Arne
Mast als de Reageerbuisproeven op microschaal van Frans Killian brede navolging. De
nieuwe schoolboeken voor de tweede fase blijven echter afwachtend: alleen nieuwkomer
Katalysator heeft een aantal microschaalexperimenten opgenomen.
Nu de introductie achter de rug is, is de Werkgroep Microschaalexperimenten inge-
krompen tot een klein team, bestaande uit:
Stichting C3
Jan Peper (zakelijke leiding)
Didactiek der Scheikunde, Universiteit van Amsterdam
Bregje van den Berg
Erik Joling
Harry van Swinderen (administratie)
In deze tweede aanvulling zijn vier syntheses opgenomen:
E5 Fenolftaleïne
E6 Fluoresceïne
E7 Methyloranje
E8 Paracetamol
Daarnaast is een proef van Frans Killian bewerkt tot
C5 Omslagtraject zuur-base-indicatoren
Deze proef kan zowel zelfstandig als in combinatie met de syntheses van de indicatoren
fenolftaleïne en methyloranje gebruikt worden.
We hebben bij deze experimenten, voorzover van toepassing, naar de beschikbare nieuwe
drukken van Chemie en Chemie overal verwezen.
Amsterdam, augustus 1999
De samenstellers.
iii
$
© MicroChem Nieuwe Achtergracht 129 1018 WS Amsterdam
Aanwijzingen bij deleerlingenteksten 5Inhoud
A Algemeen
1 Standaardopstellingen: Verhitten van een vloeistof
2 Standaardopstellingen: Destillatie
3 Standaardopstellingen: Kookpuntbepaling
B Scheidingsmethoden
1 Destillatie: Winning van alcohol uit een alcoholische
drank
2 Gefractioneerde destillatie: Scheiding van een mengsel
van methylbenzeen en cyclohexaan
3 Sublimatie: Scheiding van een mengsel van koolstof en
benzeencarbonzuur
4 Kolomchromatografie: Scheiding van kaliumperman-
ganaat en kaliumdichromaat
C Eigenschappen van stoffen
1 Verschillende koolwaterstoffen
2 Verschillende reactietypen: Reacties tussen broom en
koolwaterstoffen
3 Het onderscheiden van isomeren: Twee verschillende
stoffen met formule C4H10O
4 Het onderscheiden van isomere alcoholen
5 Omslagtraject zuur-base-indicatoren
D Eigenschappen van reacties
1 Gebruik van een katalysator: De bereiding van 1-butyl-
ethanoaat
2 Bepaling van de evenwichtsconstante van een
verestering
3 Beïnvloeding van een evenwicht: Zuur-gekatalyseerde
‘azeotropische’ verestering
E Syntheses
1 Esters: geuren en smaken
2 Aspirine
3 Oranje II
4 Indigo
5 Fenolftaleïne
6 Fluoresceïne
5-i
$
© MicroChem Nieuwe Achtergracht 129 1018 WS Amsterdam
Omslagtraject zuur-base-indicatoren C5
Aanwijzingen
Inleiding Een enorme besparing op chemicaliëngebruik kan bereikt
worden door proeven in reageerbuizen te vervangen door
proeven in buisjesplaten (handelsnaam: microtiterplaat).
Frans Killian, TOA aan de ISW havo/vwo in Naaldwijk,
heeft veel proeven geschikt gemaakt voor de buisjesplaat.
Tijdens verschillende Woudschotenconferenties en op
NVON-kringbijeenkomsten heeft hij werkgroepen rond de
buisjesplaat georganiseerd. Dit voorschrift is een bewerking
van een van de proeven van Killian, en kan gebruikt worden
om zuur-base-indicatoren te testen, in het bijzonder de
zelfgemaakte fenolftaleïne (E5) en methyloranje (E7).
Examen-
programma
Havo G.87 en vwo G.157“De kandidaat kan aangeven op welke wijze kan wordenaangetoond dat een oplossing zuur, basisch of neutraal is:- zuur-base indicatoren (…)”
Boeken Chemie havo bovenbouw, deel 1: §8.1; vwo bovenbouw-1,
deel 1: §9.1
Chemie overal havo NG/NT1: §6.2; vwo NG/NT1: §7.1
Tijdsduur Afhankelijk van het aantal te testen indicatoren, maar in elk
geval minder dan een lesuur.
Benodigdheden ✓ Buisjesplaat. Microtiterplaten zijn er in vele soorten en
maten. De buisjesplaat is een polystyreen microtiter-
plaat met 96 cellen. Deze cellen hebben een U-bodem.
Verkrijgbaar bij bedrijven als Emergo te Landsmeer
(prijs ca ƒ85 per 100) en Microlyse te Den Haag (prijs
ca ƒ18 pr 10).
✓ Druppelbuisjes met indicator-oplossing(en), bijvoor-
beeld thymolblauw, methyloranje, methylrood,
broomthymolblauw, fenolftaleïne, thymolftaleïne,
rodekoolsap (kool niet langer dan 1 minuut laten koken)
en universeelindicator (mengsel van TB, MR en BTB).
✓ Druppelbuisjes met bufferoplossingen pH = 1 t/m
pH = 12.
Gevaren en
milieu
Door de geringe hoeveelheden zijn de gevaren niet
noemenswaard. De buisjesplaat kan schoongemaakt worden
5-C5-1
$
© MicroChem Nieuwe Achtergracht 129 1018 WS Amsterdam
door de cellen leeg te zuigen. Gebruik daarvoor een
opstelling bestaande uit een pomp met een in de slang
tussengeschakeld afvalvat. Gebruik om water te sparen het
liefst geen waterstraalpomp maar een elektrische pomp of
een (omgekeerd aangesloten) luchtbedpomp.
25ml
Praktische
aanwijzingen
Voor een practicum met 30 leerlingen, werkend in koppels,
is 15 ml van elke oplossing nodig. Er zijn nogal wat
druppelbuisjes nodig als de genoemde acht indicatoren getest
worden: twintig per set. Met een goede voorbereiding kan er
met één of twee sets gewerkt worden. Maak een doorgeef-
schema en deel de buisjes in willekeurige volgorde uit.
Hoewel de oplossingen in polyetheen pipetten verpakt
kunnen worden, geven we de voorkeur aan druppelbuisjes.
Een druppelbuis bestaat uit een glazen cultuurbuis
(∅16×100mm) met een Zentrop druppeldop (verkrijgbaar bij
o.a. Emergo). De buis laat zich even makkelijk en
nauwkeurig hanteren als een pen. Elke kneep in de druppel-
dop geeft een druppel. Omdat de buisjes zonder rekje
makkelijk van de tafel rollen kan het ook handig zijn om
flesjes (van de apotheek) te gebruiken.
De buffers kunnen gekocht worden (bijvoorbeeld Titrisol van
Merck), of zelf gemaakt. Maak daartoe eerst de volgende
oplossingen:
0,2 M KCl 1,34 g kaliumchloride oplossen in 90 ml water
0,1 M KHftalaat 3,68 g kaliumwaterstofftalaat oplossen in 180 ml water
0,1 M KH2PO4 1,63 g kaliumdiwaterstoffosfaat oplossen in 120 ml water
0,025 M Borax 1,53 g Na2B4O7·10H2O oplossen in 160 ml water
0,05 M NaHCO3 252 mg natriumwaterstofcarbonaat oplossen in 50 ml water
0,2 M HCl 20 ml 1 M zoutzuur aanlengen met 80 ml water
0,1 M NaOH 130 ml nodig
5-C5-2
$
© MicroChem Nieuwe Achtergracht 129 1018 WS Amsterdam
Maak met deze oplossingen de buffers volgens onderstaand
recept. Vul alle mengsels met water aan tot 100 ml:
pH = 1,00 25 ml 0,2 M KCl + 67 ml 0,2 M HCl
pH = 2,00 25 ml 0,2 M KCl + 6,5 ml 0,2 M HCl
pH = 3,00 50 ml 0,1 M KHftalaat + 11,2 ml 0,2 M HCl
pH = 4,00 50 ml 0,1 M KHftalaat
pH = 5,00 50 ml 0,1 M KHftalaat + 22,6 ml 0,1 M NaOH
pH = 6,00 50 ml 0,1 M KH2PO4 + 5,6 ml 0,1 M NaOH
pH = 7,00 50 ml 0,1 M KH2PO4 + 29,1 ml 0,1 M NaOH
pH = 8,00 50 ml 0,025 M Borax + 10,3 ml 0,2 M HCl
pH = 9,00 50 ml 0,025 M Borax + 2,3 ml 0,2 M HCl
pH = 10,00 50 ml 0,025 M Borax + 18,3 ml 0,1 M NaOH
pH = 11,00 50 ml 0,05 M NaHCO3 + 22,7 ml 0,1 M NaOH
pH = 12,00 25 ml 0,2 M KCl + 12 ml 0,1 M NaOH
Met dit recept of met de gekochte buffers kan een oplossing
met een nauwkeurig bepaalde pH gemaakt worden. Voor dit
experiment is die grote nauwkeurigheid niet noodzakelijk.
Standaard indicatoroplossingen kunnen te geconcentreerd
zijn. Door te experimenteren kan een geschikte verdunning
worden gevonden. De buisjesplaat moet direct na gebruik
worden schoongemaakt: ingedroogde indicatorresten kunnen
een volgend practicum behoorlijk verstoren.
Opmerkingen Als dit experiment niet wordt gebruikt in combinatie met E5
of E7, maar bij de bij ‘boeken’ aangegeven hoofdstukken, is
het begrip ‘buffer’ nog niet behandeld. In de leerlingentekst
staat daarom “oplossingen met pH = …”.
Antwoorden op
de vragen
3. Universeelindicator is een mengsel van thymolblauw,
methylrood, en broomthymolblauw.
Literatuur Frans Killian: Reageerbuisproeven op microschaal: intro-
ductie van de buisjesplaat, Vlaardingen: in eigen beheer,
1999.
Frans Killian: Practicum 4H/V: Zuur-base indicatoren ,
Naaldwijk: ISW havo/vwo (z.d.).
Handbook, 61st edition, D-148
5-C5-3
$
© MicroChem Nieuwe Achtergracht 129 1018 WS Amsterdam
Fenolftaleïne
E5Aanwijzingen
Inleiding De synthese van fenolftaleïne is zeer snel uit te voeren en
verloopt over het algemeen zonder problemen. Met
voorschrift C5 kan het omslagtraject op eenvoudige manier
bepaald worden. Een nauwkeuriger bepaling is mogelijk door
middel van titratie van een oplossing van de indicator.
Daarvoor is een pH-meter wel noodzakelijk.
Examen-
programma
De bepaling van het omslagtraject:
Havo G.87 en vwo G.157“De kandidaat kan aangeven op welke wijze kan wordenaangetoond dat een oplossing zuur, basisch of neutraal is:- zuur-base indicatoren (…)”
Boeken De test als bij C5.
Tijdsduur De bereiding van fenolftaleïne en het testen op een
buisjesplaat kost een lesuur.
Benodigdheden ✓ 200 mg ftaalzuuranhydride
✓ 200 mg fenol
✓ 3 druppels geconcentreerd zwavelzuur
✓ 2 ml ethanol
✓ 2 ml water
✓ Reageerbuisje
✓ Afzuigerlenmeyer
✓ Filtertrechter
✓ Filttreerpapier
✓ Bekerglas (25 ml)
Gevaren en
milieu
ftaalzuuranhydride: R: 22-36/37/38-42/43; S:45-26-27-
36/37/39
fenol: R: 23/24/25-34; S: 45-26-27-36/37/39
Aanraking met fenol kan vermeden worden door de benodigde
hoeveelheid van 200 mg in een reageerbuisje of in een
Eppendorfer reactievaatje (‘epje’) aan de leerlingen uit te
reiken. Vooral als de fenol als een massief geheel in de pot
zit, kunnen bij het losspatelen kleine korrels rondspatten.
geconcentreerd zwavelzuur: R: 49-23-34; S: 45-36/37/39-23
ethanol: R: 36/37/38; S: 16-26-36
5-E5-1
$
© MicroChem Nieuwe Achtergracht 129 1018 WS Amsterdam
Praktische
aanwijzingen
De synthese van fenolftaleïne is zeer snel uit te voeren en
verloopt over het algemeen zonder problemen. Met
voorschrift C5 kan het omslagtraject op eenvoudige manier
bepaald worden. Een nauwkeuriger bepaling is mogelijk door
middel van titratie van een oplossing van de indicator.
Daarvoor is een pH-meter wel noodzakelijk.
Antwoorden op
de vragen
1. Fenol is een door de IUPAC toegelaten naam. Het Vwo-
examenprogramma (C.61) geeft echter de voorkeur aan
benzenol. Ftaalzuur kan 1,2-benzeendicarbonzuur genoemd
worden.
2. Binas noemt twee kleuren: in zuur milieu is fenol-
ftaleïne kleurloos, in basisch milieu paarsrood. Het
omslagtraject ligt bij 298K tussen pH = 8,2 en pH = 10,0.
Volgens een voetnoot ontkleurt fenolftaleïne bij pH > 13. In
RIS-publikatie XXXIX worden de verschillende kleuren van
fenolftaleïne besproken, en wordt nog een oranjerode kleur
genoemd bij pH < –1.
Literatuur P.J. de Rijke, W. van der Veer & W. Pot: RIS-publikatie
XXXIX: De kleur van fenolftaleïen, NVOX 24 (1998) 310.
5-E5-2
$
© MicroChem Nieuwe Achtergracht 129 1018 WS Amsterdam
Fluoresceïne
E6Aanwijzingen
Inleiding In 1871 maakte Adolf Baeyer fluoresceïne (resorcinolftaleïne,
of 9-(2-carboxyfenyl)-6-hydroxy-3(3H)-xanthenon) door de
condensatie van resorcinol en ftaalzuuranhydride. De
oplossingen van fluoresceïne in alcohol en de verdunde
oplossing van het goed in water oplosbare natriumzout zijn
sterk fluoriscerend. De synthese verloopt analoog aan die van
fenolftaleïne (E5). Omdat fluoresceïne slecht in water oplost,
wordt het natriumzout (uranine) gemaakt door toevoeging
van natronloog. Voor fluoresceïne en voor het dinatriumzout
zijn twee structuurformules te vinden in de literatuur:
C
O
C
O
OHHO
O
C
C
OH
OHO
O
O
instabiel, geel, amorf stabiel, rood, kristallijn
Naast de toepassingen die in de leerlingentekst genoemd
worden, wordt fluoresceïne gebruikt om onderaardse water-
lopen op te sporen (in 1877 werd met 10 kg fluoresceïne
ontdekt dat de Donau water verliest aan de Aach) en als
reddingsmiddel voor schipbreukelingen of piloten: 500 gram
fluoresceïne is in staat om 4000 m2 van het zee-oppervlak
een heldere, oplichtende kleur te geven.
Examen-
programma
Fluorescentie en fosforescentie worden niet genoemd in het
scheikunde-examenprogramma. Bij natuurkunde wordt fluore-
scentie genoemd in Vwo E61:“De kandidaat kan uitleggen dat emissie en absorptie van lichtsamenhangen met energieveranderingen in een atoom:- gloeilampen; gasontladingsbuizen (waterstof, kwik, helium,neon, natrium); - de werking van fluorescentiepoeders (…)”
Het verschuiven van electronen door een molecule (vraag 3)
komt als mesomerie voor in het oude programma (1988).
Boeken Chemie 6V: 1.8 (mesomerie).
Chemie overal 6V: 1.7 (mesomerie) en aanvulling bij hoofd-
stuk 3.3 (fluorimetrie).
5-E6-1
$
© MicroChem Nieuwe Achtergracht 129 1018 WS Amsterdam
Tijdsduur Minder dan een lesuur.
Benodigdheden ✓ 25 mg ftaalzuuranhydride
✓ 25 mg resorcinol (1,3-dihydroxybenzeen)
✓ 1 druppel geconcentreerd zwavelzuur
✓ 1,25 ml natronloog (1M)
✓ Reageerbuisje
✓ Pipet
✓ Injectiespuit (1 ml)
✓ Bekerglas met water (25 ml)
✓ UV-lamp (366 nm)
Gevaren en
milieu
ftaalzuuranhydride: R: 22-36/37/38-42/43; S:45-26-27-
36/37/39
resorcinol: 22-37/38-41; S: 26-36-22
geconcentreerd zwavelzuur: R: 49-23-34; S: 45-36/37/39-23
natronloog: R:34; S: 26-27-28-36/37/39
Praktische
aanwijzingen
Door ftaalzuuranhydride en resorcinol afgewogen in epjes aan
de leerlingen uit te geven wordt de uitvoering nog simpeler.
Antwoorden op
de vragen
1. Blacklight is licht van een TL-buis die vrijwel geen
zichtbaar licht maar vooral UV-licht uitzendt. Hierdoor
kunnen fosforescerende of fluorescerende stoffen gaan
oplichten (optische witmakers in kleding).
2. Een oplossing van het natriumzout van fluoresceïne is
sterk fluorescerend. Er is dus maar heel weinig van nodig.
Een gewone kleurstof is ook na het onderzoek zichtbaar.
3. De omzetting kan als een doorschuiven van elek-
tronenparen en een verschuiving van een proton (via het
oplosmiddel) voorgesteld worden:
C
C
O
HO
O
O
(1)C
C
OH
OHO
O
OO
H
(2)
Literatuur M. Dees (red.) Prisma Techniek in woord en beeld, Utrecht:
Het Spectrum, 1994.
Merck Index, 12e editie, 1996, nr. 4194.
Römpps Chemie–Lexikon, Band 2, Stuttgart: Franckh’sche
Verlagshandlung, W. Keller & Co, 8. Auflage, 1981
Williamson p. 672 (second edition, 1994)
5-E6-2
$
© MicroChem Nieuwe Achtergracht 129 1018 WS Amsterdam
Methyloranje
E7Aanwijzingen
Inleiding De synthese van methyloranje kan analoog aan de synthese
van oranje II (E3) uitgevoerd worden. In dit experiment wordt
de leerlingen gevraagd zelf een voorschrift op te stellen. Het
verkregen methyloranje kan als kleurstof om textiel te
verven gebruikt worden, maar ook als zuur-base-indicator.
Examen-
programma
Als bij E3.
De bepaling van het omslagtraject:
Havo G.87 en vwo G.157“De kandidaat kan aangeven op welke wijze kan wordenaangetoond dat een oplossing zuur, basisch of neutraal is:- zuur-base indicatoren (…)”
Boeken Als bij E3.
Tijdsduur Het opstellen van het voorschrift kan als huiswerk
uitgevoerd worden. Bespreking in de klas kost circa 10
minuten. De bereiding van methyloranje kost evenveel tijd
als die van Oranje II. Het testen van methyloranje als
indicator kost 15 minuten. Reken voor het geheel op twee
lesuren. Zie voorts bij de praktische aanwijzingen.
Benodigdheden ✓ 120 mg sulfanilzuur
✓ 1,25 ml natriumcarbonaat-oplossing (28 g·l–1)
✓ 50 mg natriumnitriet
✓ 0,125 ml geconcentreerd zoutzuur
✓ 78,5 ml N,N-dimethylbenzeenamine
✓ 62 ml ethaanzuur
✓ Water
✓ 1 ml 3M natronloog
✓ Verzadigde NaCl-oplossing
✓ 0,5 ml natriumsulfaat-oplossing (0,8M)
✓ 5 druppels zwavelzuur (1M)
✓ Reageerbuisje
✓ Kooksteentje
✓ IJsbad
✓ 1 ml injectiespuit
✓ Bekerglas (25 ml)
✓ 2 erlenmeyers
✓ Afzuigerlenmeyer
5-E7-1
$
© MicroChem Nieuwe Achtergracht 129 1018 WS Amsterdam
✓ Filtertrechter
✓ 2 filtreerpapiertjes
✓ Textielstrookje (zie E3)
✓ Pincet
Gevaren en
milieu
sulfanilzuur: R: 20/21/22-52/53; S: 25-28
natriumnitriet: R: 8-25; S: 45
geconcentreerd zoutzuur: R: 34-37; S: 26-45
N,N-dimethylbenzeenamine: R: 45-23/24/25-41-33; S:45-
26-36/37/39-23
➣ N,N-dimethylbenzeenamine (N,N-dimethylaniline) is giftig
en heeft een sterke geur. Bewaar het daarom in een flesje met
septum. Uit oogpunt van veiligheid en om te voorkomen dat
het hele klaslokaal er naar gaat ruiken is het verstandig om
dit experiment vanaf de koppeling zoveel mogelijk in de
zuurkast uit te voeren. Laat de leerlingen handschoenen
dragen. Na aanraking met de huid onmiddellijk wassen met
veel water en zeep. Het gaat om een kleine hoeveelheid van
0,079 ml (0,6 mmol), die u natuurlijk ook zelf in de
erlenmeyer kunt spuiten. Gebruik daar één enkele spuit voor
die u meteen schoonmaakt.
ethaanzuur: R: 10-35; S: 23-26-45
natronloog: R: 36/38; S: 26-37/39-45
methyloranje: R: 23/24/25; S: 45-36/37/39
Het dragen van handschoenen wordt aangeraden bij de filtratie
van methyloranje ter voorkoming van contact met de huid.
Praktische
aanwijzingen
Evenals bij E3 kan een aanzienlijke tijdswinst behaald wor-
den als oplossingen al bereid zijn en vaste stoffen in een
Eppendorfer reactievaatje (epje) worden aangeboden:
oplossingen natriumcarbonaat in water: 28 g·l–1, gebaseerd op het anhy-
draat.
verzadigde natriumchlorideoplossing
natriumsulfaat in water: 0,8 M
vaste stof in epjes 120 mg sulfanilzuur
50 mg natriumnitriet
De vragen en de aanwijzingen maken het opstellen van een
voorschrift in feite een invuloefening. We verwachten wel
dat de leerlingen het voorschrift goed lezen.
Het voorschrift is gelijk aan dat voor oranje II voor de
bereiding van het amine (stap ➀ - stap ➃ ) en voor de
diazotering (stap ➄ en stap ➅ ). Als het reageerbuisje met
een verbindingsstuk en staafje wordt vastgehouden, zorg dan
dat de hals van het reageerbuisje vrij blijft:
5-E7-2
$
© MicroChem Nieuwe Achtergracht 129 1018 WS Amsterdam
4.0
3.5
3.0
2.5
2.0
1.5
1.0
0.75
0.5
4.0
3.5
3.0
2.5
2.0
1.5
1.0
0.75
0.5
4.5
Dit werkt plezieriger bij het overschenken. Voer de azokop-
peling (stap ➆ ) uit in de zuurkast. Meng in een erlenmeyer
0,079 ml N,N-dimethylaniline (0,6 mmol, M = 121,18
g·mol–1; d = 0,956 g·ml–1) en 62 ml ethaanzuur (zie gevaren
en milieu). Resten diazoniumzout kunnen met wat water
worden overgbracht. Volgens de derde aanwijzing moet het
mengsel basisch gemaakt worden met 1 ml 3M natronloog.
Het gebruik van een waterbad bij het zuiveren (stap ➇ )
voorkomt rondspatten door kookvertraging. Gebruik bij
verhitten op het zandbad altijd een kooksteentje! De
erlenmeyer kan uitgespoeld worden met een kleine
hoeveelheid van de verzadigde zoutoplossing.
testen Zie C5. Los een spatelpuntje (de scherpe punt: maximaal
50 mg) methyloranje op in 10 ml water.
verven Het verven (stap ➈ ) gaat geheel volgens het voorschrift E3.
Afwegen is niet noodzakelijk: een spatelpunt methyloranje is
ook goed. Gebruik ook voor het verfbad een kooksteentje.
Antwoorden op
de vragen
1. In het voorschrift wordt alleen de niet-geprotoneerde
vorm methyloranje genoemd (de bovenste formule). Hier valt
op af te dingen, maar in de inleiding van E3 wordt de
aanwezigheid van een –N=N– groep karakteristiek genoemd
voor de azokleurstoffen als methyloranje. Voor B kan H+
gelezen worden; methyloranje is dan een (Brønsted) base.
2. Methyloranje is oranjegeel; het geconjugeerde zuur rood.
3. Bij de bereiding van oranje II wordt als RH 2-naftol
gebruikt; bij de analoge bereiding van methyloranje is dat
N,N-dimethylaniline.
Literatuur Williamson, p. 610 (1989), p. 660 (second edition, 1994)
5-E7-3
$
© MicroChem Nieuwe Achtergracht 129 1018 WS Amsterdam
Paracetamol
E8Aanwijzingen
Inleiding Hoewel paracetamol vier jaar ouder is dan aspirine, is het pas
sinds eind jaren veertig in gebruik als pijnstiller. In 1893
maakte Joseph von Mering paracetamol (N–(4–hydroxyfe-
nyl)ethaanamide) als alternatief voor (N–(4–ethoxyfenyl)-
ethaanamide) dat Bayer als fenacetine op de markt bracht.
Von Mering dacht echter ten onrechte dat paracetamol
dezelfde ongustige invloed op het hemoglobine had als
acetanilide (N–fenyl–ethaanamide), een stof die tien jaar
eerder bij toeval pijnstillend en koortsverlagend bleek.
N
O
CCH3
OH
N
O
CCH3
OCH2CH3
paracetamol (1893)fenacetine (1880’s)acetanilide (1880’s)
N
O
CCH3
H H H
In 1949 bleek dat fenacetine in het lichaam wordt omgezet in
een actieve, maar minder giftige metaboliet: paracetamol
(acetaminofeen). Sindsdien is fenacetine geleidelijk aan
vervangen door paracetamol. Sinds 1984 mag fenacetine
(‘Phenacetin’, de P in APC) in Nederland vanwege de bijwer-
kingen niet meer als pijnstiller gebruikt worden. Het is nog
wel in gebruik als stabilisator van waterstofperoxide.
De werkwijze bij de synthese van paracetamol lijkt erg op
die bij de synthese van aspirine. Er wordt echter geen ester
gevormd, maar een amide door acetylering van een amine.
Examen-
programma
Havo E.74 en vwo E.128
“De kandidaat kan chemische berekeningen uitvoeren: (…).”
De naamgeving van het amide gaat verder dan de eisen uit het
examenprogramma (havo C.39-42 en vwo C.58-62).
Boeken De karakteristieke groepen (amine en amide) worden in de
boeken besproken, amide echter in verband met polyamiden.
5-E8-1
$
© MicroChem Nieuwe Achtergracht 129 1018 WS Amsterdam
Chemie 5H: 1.9 (amine) en 6.6 (amide); 5V: 3.8 (amine) en
8.1 (amide)
Chemie overal 4H: 6.5 (amine); 5H: 6.5 (amide); 5V: 8.8
(amine); 6V: 6.5 (amide)
Tijdsduur Een lesuur
Benodigdheden ✓ 109 mg 4-aminofenol
✓ 0,30 ml water
✓ 0,12 ml azijnzuuranhydride
✓ water voor waterbad
✓ ijs
✓ reageerbuisje of Eppendorfer reactievaatje
✓ 2 bekerglazen (25 ml)
✓ glazen pipet
Gevaren en
milieu
azijnzuuranhydride R: 10-34; S: 26-45
4-aminofenol R: 20/21/22-36/37/38-42/43-40; S: 26-36-22.
Om contact te vermijden, kan 4-aminofenol afgewogen in
een reageerbuisje of epje worden aangeboden.
Praktische
aanwijzingen
Als epjes worden gebruikt om 4-aminofenol uit te reiken,
kan de synthese daarin worden uitgevoerd.
Verwarm het water voor het waterbad eventueel in een ketel.
Bij het omkristalliseren kan het lang duren voor er kristallen
ontstaan. Een entkristal doet dan wonderen.
Uitbreidingen Williamson geeft een voorschrift voor dunnelaag-chroma-
tografie van pijnstillers met aspirine, paracetamol, ibuprofen
en caffeïne als referentie. Ook geeft hij een voorschrift om de
aspirine, paracetamol en caffeïne uit pijnstillers te isoleren.
Antwoorden op
de vragen
1.
N
O
CCH3
OH
HN
H
OH
H
+H3C
CO
CCH3
OO
+H3C
COH
O
5-E8-2
$
© MicroChem Nieuwe Achtergracht 129 1018 WS Amsterdam
2.
hoeveelheid molaire massa massa dichtheid volume
4-aminofenol 1,00 mmol 109,12 g·mol–1 109,12 mg
azijnzuuranhydride 1,25 mmol 102,09 g·mol–1 127,61 mg 1,08 g·l–1 0,12 ml
3. Er zijn twee karakteristieke groepen die als achtervoeg-
sel gebruikt kunnen worden: fenol (–C6H5OH) en amide
(–HNCO–). De laatste heeft een hogere prioriteit: amide. De
hoofdtak bevat twee koolstofatomen: ethaanamide. De
aromatische zijgroep heeft een hydroxylgroep op de 4-plaats:
4-hydroxyfenyl. Deze groep zit aan het stikstofatoom
gebonden: N(4-hydroxyfenyl). De complete naam wordt dan:
N(4-hydroxyfenyl)ethaanamide.
Literatuur Informatorium Medicamentorium I, Den Haag: Koninklijke
Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Pharmacie,
1994.
D. Lewis: Aspirin: a curriculum resource for post-16
chemistry courses , London: The Royal Society of
Chemistry, 1998.
L. Reijnders, H. Buurma & A. Vulto: Geneesmiddelen in
Nederland, negende druk, Amsterdam: Van Gennep, 1984.
Williamson, p. 144 en hoofdstuk 17 (1989), p. 161 en
hoofdstuk 53 (second edition, 1994).
5-E8-3