voor het Ver…  · Web viewInterpretatieve antropologie cultuur is ... De gelijkenis is namelijk...

download voor het Ver…  · Web viewInterpretatieve antropologie cultuur is ... De gelijkenis is namelijk een metafoor waarin het leven van mensen verteld word en het verhaal van God ...

If you can't read please download the document

Transcript of voor het Ver…  · Web viewInterpretatieve antropologie cultuur is ... De gelijkenis is namelijk...

Zorg voor het verhaal, Ruard Ganzevoort & Jan Visser

Deel 1: Achtergronden

H1 Wat is Pastoraat?

Het eigene van pastoraat

Pastoraat als kerkelijke activiteit

Pastoraat raakt vrijwel elke kerkelijke activiteit. Gezamenlijke overenekomst is het verhaal van God dat centraal staat. Wie is God dan? De invulling die bij de naam hoort kan per context verschillen, het is goed om daarvan op de hoogte te zijn en daar snel van op de hoogte te zijn.

Pastoraat als hulpverlening

Hier staat de particuliere mens centraal. Het raakvlak is er met de maatschappelijke hulp en psychologie. Het gaat om het verhaal van de persoon en de problemen in diens leven. De pastor helpt op geestelijk gebied en de psycholoog op psychisch gebied. Beide kennen dus n dimensie, dit vraagt om goed differentiren. Ook is er sprake van concurrentie, hulpverleners die elkaars taak overnemen, je ziet veel zorg tegenwoordig van de kerk afgaan. Ten slotte is er cooperatie, waar men juist met elkaar samenwerkt, de benadering verschilt alleen.

Pastoraat als mendemenselijkheid

Men is beide mens en er is een persoonlijke sfeer. De een staat niet boven de ander. Toch is de pastor wel een professional en zal daarom grenzen moeten bewaken. Daarom is er ook geen totale gelijkwaardigheid.

Definitie )niet uitputtend): zorg voor het verhaal van mensen in relatie met het verhaal van God.

Verschillende lagen van zorg:

1. Gemeenschap en omzien in de kerk

2. Pastorale dimensie van liturgische zaken , preken, catecheses etc. voor zover er sprake is van aandacht voor het verhaal van mensen.

3. Onderlinge zorg door vrijwilligers en ambtsdragers

4. Pastorale counseling, gespecialiseerde en professionele zorg voor mensen met specifieke pastorale vragen.

Pastoraat en geestelijke verzorging

Dit lijkt wat uit elkaar te liggen maar ligt nog best dichtbij elkaar. Er is sprake van gesprek, aandacht voor verhaal en een professionele houding. Toch is de gesprekspersoon vaak niet aangesloten bij een instituut als kerk. Er is ook groei in het aanbod, waar eerst alleen de predikant geestelijke verzorging deed zijn er nu ook specifieke opleidingen en zaken als het leger hebben legerimams, legerrabbis etc. naast de legerpredikant. Toch is dit een belangrijke component en roept het de vraag op wie dit werk allemaal kunnen doen en of er wel een ambt nodig is. Het lijkt niet perse zo te zijn. Ook is er de vraag welke zorg je wil bieden. Toch wordt er niet veel verschil gemaakt tussen pastoraat en geestelijke verzorging omdat de instelling en het doel hetzelfde is, het instituut mist meestal maar dat bied ook interessante gespreksonderwerpen.

Dimensies van het eigene

Het gebeurt namelijk dat er een verscheidenheid is aan zorgverleners, de een kan soms ook voor de ander optreden. Het verschil ligt in het accent dat er wordt gelegd. Voor het pastoraat kijken we naar inhoud, context, perspectief en methode.

Inhoud, geloof en theologische deskundigheid, specifiek voor een pastor. Daarnaast ook generalisatie in hulpverlening zodat er ook wijselijk doorverwezen kan worden. Vooral op het gebied van geloofsvragen en zingeving is de pastor van belang.

Context, geloofsgemeenschap, het pastorale werk is ingebed in een scala aan activiteiten. De pastor kan ook zelf actief mensen aanspreken en uitnodigen voor gesprek waar andere hulpverleners dat niet kunnen. Soms kan de context ook tegenwerken omdat de rol die iemand heeft in de gemeente niet te matchen is met de rol van hulpvrager.

Perspectief, geloofsgesprek, de pastor is vaak ook de vertegenwoordiger van God, dat zit er altijd bij. Daarin moet ook het doelen van pastorale gesprekken snel duidelijk worden namelijk de verbinding van menselijke verhalen met die van God. Dit is ook van belang voor het professionele handelen en hoe dat gestalte krijgt. Theologische reflectie samen met psychologische inzichten.

Methode, het moet een theologische methode zijn. Waarbij het gesprek gaat over geloof en zaken daaraan verwant. De pastor wordt nooit meer dan een amateur-psycholoog en moet daarom zoveel mogelijk op zijn eigen gebied blijven, anders gaat het fout. De vorm en inhoud moeten dus theologisch doordacht zijn.

Stromingen en vooronderstellingen

Antropologie, hoe ziet de pastor de gesprekspartner(s)? welk mensbeeld/visie is er?

Soteriologie, hoe komen mensen tot hun doel? (in religieuze zin?) hoe de relatie met God gedacht wordt, en hoe breuken en storingen daarin worden opgelost. Er is een onderscheid tussen God en mensen en er is een fundamentele verbondenheid tussen God en mens. Bij de eerste is er een kloof, bij de laatst is zelfontplooiing en functioneren in relatie met anderen het doel.

Ecclesiologie, de leer van de kerk. Hierbij is de leer/ context van invloed op de vorm en inhoud van pastoraat.

Psychologie, hoe deze met de pastorale zorg wordt gentegreerd, eerst was het een hulpje, daarna werd men juist door de psychologie ter orde geroepen. Maar tegenwoordig is er meer sprake van correlatie, een samenwerking op basis van een veronderstelling van een neutrale basale ontologie en antropologie.

H2 De context van pastoraat

Biografisering: verhalende identiteit

De mens is op zoek naar zichzelf, wie hij is, er is een veelheid aan identiteiten maar wie ben je zelf?

Mensen hebben daarom reflectie en zijn bezig met het levensverhaal van hun leven. Het is ook een noodzaak: wie ben je ten opzichte van de rest van de mensen, hoe verhoudt je je tot hun? Wat zijn je normen en waarden, allemaal principes en gedachten die je vormen en maken dat je bepaalde keuzes maakt, je gebruikt daarvoor ook de brokken van internet, muziek etc. wat op je afkomt. Het levensverhaal kent ook schaduwzijden, het is vaak ik-georinteerd en minder afgestemd op anderen. Daarom is het ook zaak dat je je verhaal zo kan vertellen dat mensen het ook begrijpen en zich erin kunnen vinden, herkennen en bovenal accepteren. Dan is het goed als er zaken overeenstemmen met anderen.

Onzekerheid ligt op de loer. Dan is het fijn om richting en houvast te hebben in het leven. Wat is mijn waarheid? Waar houd ik mij aan vast? Dat zijn vragen die spelen. De kerken lopen wel leeg maar de religiositeit is niet afgenomen, het blijft zaak om daarover na te denken. De pastor moet oog hebben voor zulke ontwikkelingen en heeft de vraag hoe de geestelijke traditie van hemzelf of van de gesprekspartner adequaat te verbinden is met de dagelijkse situatie waarin mensen zich bevinden. Hoe de traditie daarin een rol speelt voor de mensen vandaag en ook hoe de levensverhalen van mensen gelezen kunnen worden met behulp van elementen uit de traditie.

Een zelf worden, zichzelf worden

Voordat je kan kijken naar hoe men zich tot elkaar verhoudt, en daarin een zelf is, kan je nog de vraag stellen naar hoe men die zelf is geworden. Daarvoor zijn drie factoren van belang: 1) historisch, wat is je tijd, hoe ziet je generatie eruit? 2) context op micro-, meso- en macroniveau, wat allemaal met elkaar in verbinding staat. 3) biologisch, aanleg, genen, aangeleerd gedrag. (hierin zit dus het psychologisch en sociale ook) Het zelf zijn en worden gebeurt in het alledaagse. Hiervoor moet de pastor dan ook oog hebben: hoe men zich situeert met anderen in ruimte en tijd. I is de onmiddellijke interactie die uit ervaring komt. Me is de innerlijke reactie daarop vanuit het perspectief van de ander. Het gaat niet alleen om de concrete ander die je tegenkomt maar ook hoe die je tegemoet treedt vanuit een wijder perspectief in boeken, film etc. voor wereldwijd en gegeneraliseerd niveau.

Transcendentie in het levensverhaal

Het gaat niet alleen hoe men zich verhoudt met anderen maar ook hoe men zich verhoudt met God. God is de transcendente factor in het bestaan waar je je aan kan spiegelen en naar wiens beeld je kan en mag leven. Dit is van belang voor onze identiteit en levensverhaal, daarnaast is er het morele appl van de ander. Dit transcendente speelt een grote rol, ook in het alledaagse. Het is vaak wel duidelijker aanwezig in de grote momenten in het levensverhaal, dan moet er vaak een herorintatie plaatsvinden van wie men is of hoe men verder moet. De pastor kan hier dan goed naar luisteren en meelijden maar ook richting geven of gedachten waarmee men verder kan werken.

Multiculturalisering en diversiteit

Er is een grote verscheidenheid aan culturen. Steeds meer mengt dat ook in een land, de mensen verhuizen maar nemen wel hun cultuur mee. Er vindt uitwisseling plaats in de culturen maar ook zijn de culturen zelf dynamisch. Een pastor moet hier ook oog voor hebben en voor de eigen culturele achtergrond.

Cultuur

Drie benaderingen van cultuur

Evolutionistische notie cultuur is een systeem van adaptie, sociaal overgedragen verhoudingspatronen. Om de menselijke gemeenschap in stand te houden.

Structuralistische benadering structurele patronen en overeenkomsten en verschillen tussen culturen.

Interpretatieve antropologie cultuur is een betekenissysteem, het gaat dan niet over overleven maar om betekenis. Het boek zet hier het meest op in. Intercultureel pastoraat moet theologisch onderbouwd zijn: de concrete ervaring van mensen moet aan bod komen. Er moet een grondige sociale analyse gemaakt worden om de persoon en achtergrond te leren kennen. Er is een kritisch-hermeneutische interpretatie nodig (betekenis, waarheid, gelijkheid en auteurschap). En tot slot een gerichtheid op de concrete praxis van bevrijding en empowerment van de mensen met wie de pastor werkt.

Diversiteit

Diversiteit is iets wat gewaardeerd moet worden, mensen zijn nou eenmaal anders en verschillend geschapen. Wel is er veel verschil tussen mensen. er is een tussenruimte tussen westerse cultuur en Afrikaanse, er zit een groot verschil in. De pastor moet daar vooral niet tegenin gaan maar juist oog hebben voor de diversiteit en een verstaan tussen verschillende groepen mogelijk te maken.

H3 Pastorale modellen

De pastor als getuige

Opgekomen naar de eerste wereldoorlog.

Kerygmatisch en kerkelijk-sacramenteel pastoraat

In dit model is de pastor de getuige. Hij leeft en werkt naar het Woord en mag dat anderen voorhouden in het geloofsgesprek. Het gaat om verzoening waarin de genade van God alles doorbreekt en die ingaat tegen alles wat mensen kunnen bedenken. Jezelf zien in het licht van God. De pastor gaf zo het Woord aan de pastorant. Wel was er een scheve verhouding, de pastor staat als autoriteitsfiguur te spreken en dat is puur op basis van zijn functie en niet op eigenschappen of vaardigheden. Dit is het grootste bezwaar tegen het model. Het kerkelijk-sacramentele pastoraat is hieraan parallel. De pastor bedient de sacramenten en deelt de communie uit en verleent absolutie. Beide staan voor een ambtelijke visie op de pastoor. Toch hebben beide modellen nog kracht in zich omdat het sterke wel is dat de pastor als getuige mensen een kader en een leerweg kan bieden waarin een persoonlijke ontwikkeling kan plaatsvinden. De pastoor is dan meer een gids die de weg wijst.

Charismatisch pastoraat

In charismatisch pastoraat is de pastor een getuige/ bemiddelaar van de geestesgaven en daarmee een getuige, vandaar dat het hier staat en niet onder bijv. therapeutisch pastoraat. Geestesgaven zijn hierin belangrijk. Niet iedereen krijgt dat even veel maar het maakt daardoor dat iedereen pastor kan zijn. De ambtelijke visie staat zo niet vast en de autoriteit kan verschuiven. Het gaat hier om de werking van de HG in de tegenwoordige wereld. Drie themas die aan bod komen zijn:

Innerlijke genezing, psychische wonden of zaken uit het verleden waarvoor vergeving plaats moet vinden. Het heeft zo psychotherapeutische raakvlakken.

Lichamelijke genezing, het genezen van ziektes. Dit roept vaak scepsis op maar moet niet onderschat worden.

Bevrijding van demonische krachten, hierbij gaat het vaak om geestelijke strijd.

De punten zijn omstreden maar sluiten aan bij een pastorale behoefte. God is werkelijk betrokken op ons leven en handelt in het hier en nu. De pastoor is de getuige, evangelist en leraar. Hierdoor ontstaat toch een lichte scheefgroei want de pastor is de bemiddelaar, toch moet de hulpvrager wel actief meewerken in het proces van genezing door geloof en toewijding.

De pastor als helper

Opgekomen in de jaren 60 waar er meer democratisering kwam.

Therapeutisch pastoraat

De opvulling van de leegte van het kerygmatische model. Hier is vol op aandacht voor de persoon. De persoon die zich geblokkeerd weet door innerlijke blokkades. Alle beschikbare psychotherapeutische en spirituele of theologische middelen mogen hierbij worden ingezet om het probleem op te lossen. De pastor is dan een expert hulpverlener, een deskundige. Er is ook kritiek.

1. De therapeutische benadering ontstond op het punt van de psychologisering van het pastoraat. Het theologische gehalte kreeg te weinig nadruk. Want wat is de pastor meer dan een maatschappelijk werker?

2. Er is te veel aandacht voor de individuele behoeften en gevoelens en het was te weinig profetisch-kritisch ten aanzien van de politieke en sociale ziekmakende factoren. Het gaat dan te makkelijk mee met het morele egosme van zelfontplooiing als hoogste waarde.

3. De rol van pastor is als deskundige, de persoon van de pastor maakt dan niet meer uit. Als hij maar kan functioneren. Ook dit geeft een zekere machtspositie, autoriteit door de pastorale rol.

Systemisch pastoraat

Een benadering gebaseerd op het systeemdenken en op gezinstherapie. In specifieke vorm contextueel pastoraat. Als object vorm je samen met andere objecten een systeem en dat systeem bepaalt mede de eigenschappen van het object. Binnen je systemen werk en functioneer je. De aanpak van deze benadering is dan ook om te kijken naar het systeem waarbinnen een probleem is, dat ga je zo oplossen. Wil je verandering in het systeem dan moet je gaan differentiren of gaan individualiseren, ik gaan zeggen en vrijer in het systeem gaan functioneren. De basishouding van de pastor is dan ook geindividueerd te zijn. Hij moet niet in het systeem worden gezogen. In het contextuele pastoraat gaat het om kijken naar de complete context van een persoon waarbij je onder andere intergenerationeel kijkt en ethisch. Mensen in gezinssystemen moeten elkaar recht doen dan blijft het goed gaan.

In deze vormen gaat het om therapeutische inzichten en methoden. De pastor is de helper maar op twee punten is het niet klassiek-therapeutisch. Het individu wordt niet gesoleerd van de context maar als deel van het systeem. De pastor is vervolgens niet de deskundige maar helper, de zorgvrager wordt hiervan niet afhankelijk. Het systeem kan er zelf uitkomen.

De pastor als metgezel

Evenmenselijk pastoraat

Hier is de pastor de gelijke van de hulpvrager. Hij/zij is een vriend, een deskundige en een getuige. Maar hij is het niet allemaal maar wisselt daar tussen. De pastor is belangeloos bereid om deze rollen te spelen. Alle drie zijn ze op verschillende momenten van belang en daarom is de wisselwerking aanwezig. Wel is de pastoor dus evenmenselijk in verhouding, zo kan de pastoor ook dichtbij komen maar moet wel een zekere afstand bewaren.

Pastoraat als presentie

Twee modellen die eruit springen

Pembroke beschikbaarheid, ruimte voor de ander en verbinding met de ander. Bevestiging, meestrijden met de ander om de mogelijkheden door God gegeven te ontwikkelen.

Baart beschikbaarheid en ontvankelijkheid, de pastor kan een relatie aangaan zonder verborgen agenda. De pastor is bereid tot werkelijke ontmoeting. De zorg die geboden wordt heeft te maken met de articulatie van zin en betekenis, het ruimte laten aan de ander om de eigen doelen na te streven, en onvoorwaardelijkheid in de toewijding en de trouw. Vooronderstelling is wel dat de ander een redelijk subject is die redenen heeft voor wat hij of zij doet en de competentie heeft om het eigen leven te leiden.

Op zoek naar balans: de pastor als tolk en gids

Het hermeneutische model zoekt naar de combinatie van de drie voorgaande modellen waarbij de balans wordt gevonden van het verbinden van de goede eigenschappen van de modellen.

Hermeneutisch pastoraat

De pastor als tolk is het bijdragen aan het zelfverstaan van de gesprekspartner. Door verbindingen te leggen tussen het verhaal van de gesprekspartner en het verhaal van de traditie. De tolk moet goed thuis zijn in de theologie en de psychologie. De gidsfunctie gaat om geestelijke begeleiding, dan neigt men naar het kerygmatische. Ook is er neiging naar het therapeutische, in het licht van het verhaal van de religie kan men in het eigen verhaal dat stokt, nieuwe ruimte vinden om door te gaan. In de balans van het model blijft wel altijd discussie over de polen die in het model zitten.

H4 Narratief pastoraat

Verhalen van mensen, verhalen van God

Daar waar de twee werelden elkaar tegenkomen is sprake van een pastorale dimensie. Dit zie je ook terug in verhalen van hulpverlening en diaconie, de dimensie lopen door elkaar omdat God op verschillende manieren met het leven van de mens doorvlochten is.

Achtergronden

Hermeneutiek

Hermeneutiek is van een discipline van tekstuitleg uitgegroeid naar een discipline over het verstaan van het bestaan: existentiele hermeneutiek. Het gaat om het leren verstaan hoe mensen hun werkelijkheid begrijpen en zoeken naar verklaringen van wat hen overkomt, hoe zij proberen te begrijpen wie ze zijn en wat hun plaats is te midden van anderen, als ook waarheen ze op weg zijn. Het gaat om zingeven en dat geef je vorm in het levensverhaal, dat gevormd wordt door alles in je leven, zoals context (prefiguratie). Configuratie is het vertellen van dat verhaal, met een eigen tijdsverloop, refiguratie is die wereld die het narratief bij de lezers of hoorder oproept. Voor pastoraat is van belang om bouwstenen aan te leveren voor dat levensverhaal. Zodat iemand tot zijn levensverhaal kan komen. Het gaat namelijk niet om wat overgeleverd is, maar om het in concrete en nieuwe situaties re-actualiseren van de werkelijkheid die door de oude verhalen wordt opgeroepen.

Kennis is geconstrueerd

Kennis komt voort uit ervaring. Gemaakt door de sociale verbanden die er zijn. Je verzameld en interpreteert maar het is soms maar de vraag in hoeverre je goed interpreteert. Toch doe je dat en in het narratief breng je dat naar voren en spreek je vaak performatief over relaties en hoe je de dingen ziet. Kennis is dus ook relationeel van aard. Het sluit aan bij religieuze tradities. yada is het hebreeuws voor kennen, maar dan op een diep niveau. Binnen het pastoraat kan je dan fragmenten van verhalen verbinden met elkaar maar ook met fragmenten van God. Dat vergroot de draagkracht van het verhaal en verdiept de betekenis.

Identiteit is narratief

We leren onszelf kennen via het verhaal. Zo uitten we het ook. Er zijn daarmee heel veel perspectieven van mensen op hoe iets kan of moet. Er is niet n manier van geloven of leven, iedereen kleurt het zelf in en maakt het een verhaalvorm. We leven in de tijd en bewegen ons in de ruimte. Daarin kunnen er wel vaste punten zijn, maar ook die bewegen mee, zoals je karakter, dat blijft zich door ontwikkelen maar heeft wel vast gestalte in het moment. (dit ben je op dit moment)

Dit maakt ook uit voor de relatie met God.

De therapeutische waarde van narrativiteit

In narratieve therapie werkt men via vragen stellen. Het is een zinvolle conversatie waarbij de therapeut vragen stelt waar die het antwoord niet op weet. het is de bedoeling dat de client weer de grip op het eigen levensverhaal krijgt en het weer zelf vorm kan geven. Hierbij is syntagmatisch de bedoeling om samenhang in de fragmenten te krijgen en paradigmatisch de andere opties die er zijn waarmee je kan vergelijken. Het is zaak dat de client kan kijken naar het eigen probleem op een afstandje en er zo iets mee kan doen. Dit kan ook in het pastoraat gebruikt worden.

Theologische onderbouwing

Een legitimatie.

Ervaring en openbaring

Die staan naast elkaar in het narratief. Niet de een of de ander want dat doet elkaar tekort. Het gaat om de ervaring met de ervaring (de bijbel is een boek vol ervaringen van mensen), waarbij een openbaring plaats vind, je ontdekt iets wat je nog niet eerder zag. Dat komt naar voren in het pastoraat. Zo verteld Jezus ook zijn verhalen, een doorsnee ervaring met een verrassende wending waarbij een nieuwe dimensie aan het licht komt dat het gewone doorbreekt: een ervaring met een ervaring en daar via een nieuwe kijk: een openbaring.

Pneumatologie

Een pneumatologisch perspectief is voor de pastorale theologie bijzonder vruchtbaar. We komen tot een open en flexibele visie op het pastorale gesprek en de verbondenheid van dat gesprek met God. De Geest zorgt voor een doorgaande dynamiek, het werk van God is door de Geest verbonden aan het werk van mensen en daarom niet langer ongrijpbaar of onzichtbaar maar te zien in de werkelijkheid en niet alleen beperkt tot de theologie.

De gelijkenis als model

De structuur van een gelijkenis geeft een model weer voor pastoraat. Voor achtergrond, inhoud en methode. De gelijkenis is namelijk een metafoor waarin het leven van mensen verteld word en het verhaal van God bewerkstelligt daar iets in. Er is een proces van:

1) Herkenning, het gaat over alledaagse mensen en gebeurtenissen. zodat de luisteraar participant kan worden.

2) Vervreemding, destabiliserende elementen waardoor de luisteraar word geconfronteerd en open staat voor verandering.

3) Ontsluiting, de nieuwe visie is een ontsluiting of openbaring waarin hun eigen verhaal wordt opengebroken en veranderd door Gods verhaal. Dankzij de vervreemding.

4) Antwoord, de vraag om antwoord van het publiek, om kleur te bekennen.

Dit komt ook terug in het pastorale gesprek en je kan dit zien als een cirkel die onaf is. Daar is ook de ruimte voor de Geest die waait waarheen Hij wil. Die cirkel verbind zich met de volgende cirkel van dezelfde persoon maar ook met andere cirkels van andere mensen en van God. Het pastoraat is dan ook nooit af.

De gelijkenis en de pastorale modellen

Blz. 125-127 nog eens lezen als je dit aan het leren bent en de modellen uit H3 wees voor de geest staan!!

Deel 2: Methoden

H5 Het gesprek

In het pastorale gesprek gaat het om een professionele en strategische gespreksvoering, waarin het verhaal van de gesprekspartner het programma bepaalt.

Gespreksvoering

Aanloop

Men komt bij elkaar met een voorgeschiedenis en interpretaties daarvan

Overdracht, projectie van beide kanten vanwege de voorgeschiedenis, alle eerdere ervaringen komen mee. Spiritueel moet de pastor wel voorbereid zijn en zijn plek weten door gebed, hij is een instrument.

Informatie en ambtsgeheim, informatie is een stukje voorbereiding, wat weet je al, wat kan je vragen nav een vorig gesprek? Daarmee moet je wel rekening houden dat de persoon soms veel heeft meegemaakt, dus geef ook ruimte aan dit moment. Daarnaast is er ambtsgeheim waarbij je zaken niet doorverteld, hoewel sommige situaties het nodig maken om dat ambtsgeheim te doorbreken. Ook kan je soms in trainingssituaties zaken naar boven brengen maar dan blijft de pastorant anoniem.

Praktische zaken, denk aan de plaats en ruimte van gesprek maar ook de aandacht en mogelijkheden van afleiding.

Opening

Een belangrijk element. Iemand moet zich veilig voelen om te spreken. Daarvoor moet ruimte zijn, elkaar leren kennen. Maar ook kan de pastor initiatief nemen en vragen stellen. Het gaat om de ontmoeting tussen twee mensen maar ook met God.

De kern van het gesprek

Na de opening kan men komen tot de kern. Tot wat de ander wil vertellen. Dat betekend niet dat de pastor passief luistert maar juist ook het gesprek in de richting kan brengen die nodig is, want er kunnen ook vluchtwegen of zijtakken inzitten die afleiding. Ook de opening biedt gesprekstof die de pastor gelijk of later kan gebruiken. Daarnaast zendt de pastor ook signalen uit die de pastorant kan registreren en wat invloed heeft op het gesprek.

Diagnostiek, hierbij gaat het om het inschatten van het gesprek en de situaties die in het gesprek aanwezig zijn of genoemd worden. Daarnaast is het gesprek altijd een gesprek met een pastor, die er staat vanwege zijn beroep maar ook functie als Godsman. Dan is het ook goed om het over het verhaal van God te hebben. Daarin zijn verschillende lagen, van feiten en overtuigingen die algemeen zijn/ minder persoonlijk, naar emoties, tot de diepste van spiritualiteit en existentiele betekenissen. Dat niet wel op een natuurlijke manier gaan want anders wordt het geforceerd.

Afronding

Ook belangrijk. Je kan noemen dat het gesprek tegen het einde loopt en dan vragen of er nog iets besproken moet worden. Soms komt dan nog iets omhoog, want niet altijd direct besproken moet worden trouwens. Je kan het dan hebben over een vervolg en hoe dat moet plaatsvinden. Ook de manier van eindigen verdiend aandacht, wel of niet bijbellezen en bidden, dat hangt ook van de persoon af, daar kan je dus naar vragen.

Vaardigheden

Niet-selectieve vaardigheden zijn belangrijk. Het gaat erom dat de pastorant kan blijven vertellen zonder daarbij sturend te zijn, dat doet de pastor. Selectieve vaardigheden zijn juist behulpzaam om het gesprek een hele andere kant op de te sturen. Maar ook het benoemen van wat men ervaart bij wat er gezegd is of doorvragen. Regulerende vaardigheden is het ordenen van de gespreksrelatie zodat de andere zijn of haar doelen bereikt. Een bewaker van het proces is de pastor dan. Daarbij zit ook terugkoppeling van begindoelen. Ook begin en eind van het gesprek doet de pastor.

Inhoudelijke vaardigheden, zoals het leggen van verbanden van verschillende delen van het verhaal. Zolang de ander maar niet object wordt van interpretatie. Confronteren hoort er ook bij of juist positief heretiketteren van negatieve dingen bij de ander (die het zelf negatief ziet).

Gesprekstijlen

Stijl 1: normatieve stijl. Eigen overtuiging van de pastor tegenover de pastorant.

Stijl 2: logisch-inhoudelijke dimensie. Gesprekvoering van de pastor is via argumenten en is inhoudelijk.

Stijl 3: enthousiasmerend. Gezamenlijkheid van pastor en pastorant. Een ontmoeting in gedeeld geloof.

Stijl 4: relationeel. Gespreksvoering gedefinieerd door interesse in de ander en investeren in de relatie.

Alle vier eenzijdig en moeten afgewisseld worden. Maar wel handig om alle vier te beheersen. Stijl 1 en 2 zijn sturend en 3 en 4 steunend.

Gespreksstrategie

Een paar optisch in het aanbod van bepalen welke strategie het meest vruchtbaar lijkt.

Korte gesprekken

Mensen het gevoel geven dat ze gezien worden. Het meest basale niveau. Kleine korte ontmoetingen kunnen veel waarde hebben. Maar ook korte gesprekken met inhoud, die vaak basis zijn voor langere gesprekken.

Gespreksreeksen

Hierin ga je te werk via een welomschreven thema en streef je een doel na. Aan het einde van de reeks (meestal 5 gesprekken) maar je de balans op. Meestal kan de pastorant dan weer zelf verder of soms is er nog een reeks nodig.

Doorverwijzen

De pastor is niet op alle gebieden specialist, hij moet daarmee zijn grenzen kennen en kunnen verwijzen naar instanties die ook kunnen helpen. De pastor is dan de eerstelijnswerker. Het is wel zaak om dn contact te houden, al was het maar omdat de pastorant deel uitmaakt van dezelfde geloofsgemeenschap. Of een belangrijke rol naast een andere hulpverlener vervullen.

Werken met vrijwilligers

Pastorale zorg is een zaak van de hele gemeente. Dan is er zorg nodig voor de goede pastorale hulp en zorgen voor de vrijwilligers zelf. Dan wordt de pastor tweedelijns en coach/supervisor. Conform Efeze 4:12om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst. het gaat om de herontdekking van de taak en rol van de vrijwilliger, de fundamentele verantwoordelijkheid voor het functioneren van de religieuze gemeenschap van de gemeente zelf en die ligt niet bij de voorganger en ambtsdragers. (handig voor visie op pastoraat dit gedeelte!!) er zijn wel stappen voor de pastor om te zetten: 1) stimuleren van een klimaat waarin mensen zich verantwoordelijk willen weten voor het gemeente-zijn. 2) Werving en training van vrijwilligers in het pastoraat. 3) Blijvende ondersteuning van de vrijwilligers.

H6 Verhalen begrijpen

Dit hoofdstuk presenteert een narratief model met zes dimensies van levensverhalen: structuur, perspectief, rolverdeling, toon, relationele positionering en legitimatie voor het publiek.

Er is de volgende definitie van de narratieve gestalte: de verhaalachtige structuur, waarin een verteller vanuit het eigen perspectief het leven ervaart en verstaat en waarin hij of zij een rolverdeling aanbrengt, om zich daarmee te positioneren in relaties en zich te verantwoorden voor het publiek.

Dan volgt een gesprek, waarnaar het gesprek met dit model geanalyseerd wordt. Veel zal een pastor al in zijn mars hebben en automatisch goed doen, maar het systematiseren leidt tot verheldering en zich op eventuele persoonlijke verbetering van de gesprektechniek.

De vertelling

Structuur

De verteller heeft altijd een interne en externe verhaallijn. Intern is waarin delen van het verhaal verbonden zijn. Extern is het perspectief van de verteller maar ook hoe het op het publiek overkomt in combinatie met heden, verleden en toekomst. De vraag voor de pastor is waar deze structuur, het verhaal, de verbinding maakt met het verhaal van God. Als dat niet gebeurt of wel maar indirect vraagt die om doorvragen en meer tot de kern komen. Theologisch is er de vraag naar zin en samenhang van de verhalen, we zijn voortdurend bezig te ordenen en te verbinden en zo betekenis te ontdekken in onze levensloop. Dit is een existentile bezigheid.

Perspectief

Perspectief is iets subjectiefs. Ieder heeft zijn eigen perspectief, geladen met het eigen verleden en de eigen kijken op de objectieve werkelijkheid. In het pastoraat is het dan moeilijk om te weten wat waarheid is. Daarom is het beter om elk perspectief serieus te nemen, hoe men het verhaal construeert vanuit het eigen perspectief, waarom dat zo is en wat men met die constructie wil bereiken. In een gesprek tussen twee partijen is dan ook onderhandeling en uitwisseling van perspectieven aan de gang, waarbij men samen komt tot overeenstemming over de waarheid, niet elk perspectief is dan altijd geldig of gelijkwaardig maar dat is situatieafhankelijk.

Daarnaast is er ook het perspectief van het verhaal van God. Dat staat naast dat van de mens. Het is dan de vraag in hoeverre dat in elkaar overloopt. Hoe God een rol speelt is wel altijd de vraag, zo voorkom je ook dat het perspectief van de mens altijd normatief is, een ander verhaal is normatief en je mag je inpassen in dat perspectief.

Rolverdeling

De verteller die andere actoren ook in het verhaal verwerkt en ieder inclusief zichzelf daarin verwerkt. Maar ook om duidelijk te maken wie de verteller is in verhouding tot de andere actoren. Van belang is hoe de verteller spreekt over zichzelf, anderen ne God. Voor sociale en religieuze identiteit. Theologisch gezien is er weer de dubbele focus. Het rollenspel waarin de rol van mensen en die van God op elkaar afgestemd moeten worden.

Toon

Drie aspecten: selectie van het te vertellen materiaal, de taal die bij het vertellen gebruikt wordt, en de houding die de verteller zelf aanneemt of verwacht bij het publiek. Houding staat centraal, de rest is hiervan uiting. Let in de narratieve houding op zowel de lichaamstaal en de emotionele lagen, ze vormen de basis die om een verhaal vraagt en zijn anderzijds de symboliseringen van dat verhaal. Lichaam en belichaming van de interpratie, dialectisch spanning tussen lichaam en verhaal (emotie en enactment). De pastor moet de emoties van de verteller dan ook serieus nemen en daar op ingaan, hiermee kan veel gewonnen of verloren worden, want het zegt ook iets over de eigen ervaringen van de ontmoeting met God. De mens is naar Zijn beeld geschapen.

Het vertellen

Nu kijken we naar twee aspecten die horen bij het verhaal als proces in plaats van product.

Positionering in relaties

Het doel van verhalen is het tot stand brengen, in stand houden, veranderen of beindigen van relaties. Met anderen, met God, maar ook met jezelf. Dit is in discrepantie met rolverdeling. Het gaat nu meer om het bereiken van relationele effecten dan het weergeven van extern-feitelijke achtergronden. Het is meer performatief dan representatief. Wanneer de mens zijn verhaal met God verbindt vind ook een positionering plaats. De plek van de mens ten opzichte van God, ook dit gesprek is tot instandhouding, verandering of beindiging. De pastor heeft hierin ook een plek als representant van God, hoe hij zich opstelt maakt uit voor de gelovige. Daarnaast is er ook nog de rol van God zelf die naar de mens toekomt en Zijn verhaal houdt via de Bijbel, HG en schepping, God zoekt de relatie.

Legitimering voor het publiek

De vraag is wie je publiek is, maar ook wie je zelf vraagt om antwoord op de uiting van je verhaal. Het gaat om verantwoording van je verhaal voor het publiek, maar ook om het antwoord dat het publiek vervolgens geeft. God kan hierin via Bijbel vaak ook normatief zijn en daar reageert de mens dan weer antwoordend op. Er is vaak sprake van direct en indirect publiek.

H7 Werken met verhalen

Als mensen in hun leven tegen de grenzen van hun gewone bestaan aanlopen ontstaat er een narratieve uitdaging. Het levensverhaal is de basisstructuur en die is verstoort. Hier is ook pastoraat voor, een verstoring in het levensverhaal waar men zelf ook niet (helemaal) uitkomt. Dan moet er narratieve reconstructie volgen, waarbij vaak een tweede-ordeverandering nodig is, want je kan even niet meer binnen de kaders spreken want die staan ter discussie. In eerste instantie gaat het om het zoeken naar een temporele ordening en daarnaast om de verhouding van de ik-posities van de verteller. Waarvan er meerdere kunnen zijn. Maar die meervoudigheid biedt juist opties tot nieuwe betekenissen.

Een vastgelopen verhaal

Het verhaal van Marianne, misbruik en demonische machten.

Marianne is vastgelopen. Ze heeft niet meer het auteurschap over haar eigen leven. Er ligt druk van alle kanten en dat bezorgt schuldgevoel en depressiviteit. De verhalen die ze dan verteld daar moet je wat mee. Er kunnen verborgen verhalen inzitten die echt de kern raken, ze heeft het ieder geval nodig dat ze in een veilige ruimte zit waarin het terreurvrij(dat vraagt tijd en ruimte of vertrouwen ook te winnen) is zodat ze alles kan vertellen wat ze willen vertellen. De stagnatie in het verhaal zorgt ook dat niet alles gelijk naar boven komt, ze hebben het zelf nog niet door waar het fout gaat dus komen er verhalen, aan de pastor dan de taak om te zien waar het echt knelt.

Oude verhalen

Oude verhalen hebben zeer veel invloed. Je bent er namelijk doorgevormd , vaak ook op momenten dat je er nog niet echt over na kan denken wat ze betekenen en wat wel of niet waar is. Als je niks anders gewend bent ga je ook niet anders denken. Dit is dus wel vormend. Zo hebben oude verhalen uit je verleden ook invloed op de verhalen in het heden, verhalen die negatieve klank hebben en niet goed zijn opgelost kunnen invloed hebben in het heden. Ook lopen er meerdere verhalen door elkaar: die van sociale en religieuze omgevingen en ook verhalen uit de traditie. Deze verhalen verdienen het om serieus genomen te worden. Religieuze verhalen spelen zeker een grote rol. Het godsbeeld dat er is heeft veel invloed op hoe je je leven inkleurt. Soms is het nodig om verhalen te herstructureren (reframing) je wijzigt dan niet de concrete feiten maar wel de klank van dat verhaal, negatief kan dan positief worden of tenminste zo dat het niet meer negatieve invloed heeft.

Verhalen van de toekomst

Het heden is waar verleden en toekomst bij elkaar komen. Het verleden staat vast maar de toekomst biedt mogelijkheden, positief en negatief. Als de toekomst echter alleen maar negatief lijkt of er is totaal geen beeld van een mogelijke toekomst dan gaat het consequentie hebben in het heden. Dan is er gesprek nodig om dat perspectief te veranderen. Ook het verleden kan hier in meespelen. Als christen heb je vaak een perspectief van hoop en verwachting. Niet al je gebeden worden beantwoord door God (of totaal anders dan verwacht) maar God lost wel al zijn beloftes in en dat bied houvast. Als het toekomstbeeld negatief of uitzichtloos is, kan je gaan werken met scenarios. hierbij maak je verschillende toekomstbeelden, ook omdat de toekomst niet vast ligt. In de toekomstbeelden kan er dan ook de hoop worden opgewekt dat er wel een positieve wending kan komen, er kan zelfs aan wonderverhalen worden gedacht. Zo kan een probleem worden opgebroken.

Bredere verhalen

De verhalen van anderen en hoe jij je daar toe verhoudt. Dit kan je helpen om je eigen verhaal weer vlot te trekken. Dit soort perspectiefwisseling kan zorgen voor een bredere kijk en daarmee weer zaken optrekken voor gesprek of vervolg. Ook de gemeente heeft als collectief een verhaal en daar kan de pastor op inspelen en daarvoor preken, dit kan ook preventief werken, maar ook genezend als er iets heftigs is gebeurt in de gemeente die het gezamenlijke verhaal aantast.

H8 Theologie in het pastoraat

Er lijkt een kloof te zijn tussen theologie en de wereld. dat men met 6 jaar studeren alleen maar theoretische kennis heeft en niet praktische, en ook de theologische kennis niet praktisch weet te maken. Theologen zijn dan bezig met zaken die niet relevant zijn. En dat terwijl de theologie ontstaan is uit de reflectie op existentile vragen. Hoe kan de predikant zijn theologische kennis toepassen op het pastoraat? Dat is de focus van het hoofdstuk.

Theologie als handicap

Theologie als studie is te veel wetenschappelijk waarbij men bezig is geweest met het bewijzen van de zin van de studie. Er is te weinig mogelijkheid om de theorie toe te passen en niet te blijven hangen in de reflectie. Het zou moeten zijn dat wat er in de pastorale zorg gebeurt theologisch kan worden verwoord op zon wijze dat het concrete luisteren en handelen van de pastor door theologische interpretaties en modellen wordt gestuurd. Theologische ambachtelijkheid wordt zo gexpliciteerd.

Vier modellen

We grijpen terug op de eerder besproken modellen. Hierin komt theologie op verschillende wijzen aan de orde maar verzekerd het ons wel van een theologische dimensie.

Kerygmatisch deductief

Hier is de pastor de getuigen die verteld hoe het moet op grond van de bijbelse bronnen. Er ligt vaak al een antwoord klaar voordat de vraag is gesteld. Het geeft aan hoe het moet. Dat gaat veel via counseling waarbij een vraag wordt gesteld en dan wordt er letterlijk aangeven wat de bijbel hierover zegt en wat men moet doen, welk gedrag vertonen. Het deductieve toepassingsdenken is ook lange tijd structurerend geweest voor de theologische opleiding.

Therapeutische reductief

Hier draait het om het inzetten van therapeutische middelen. Iedereen die in nood aanklopt moet geholpen kunnen worden, daarvoor mag je allerlei middelen inzetten. Het religieuze komt dan wel in dienst te staan van het therapeutischen en dan wordt theologie irrelevant. Hiltner toont dat het in de theologie om dezelfde zaken gaat als in de psychologie en psychiatrie, als beide disciplines samenwerken dan kunnen ze elkaar verrijken. Pruyser ging verder dan dat en zag het nut van theologisch diagnosticeren om de geloofsdimensie van de problemen in beeld te krijgen. Dan kan er ook weer naar God gekeken woorden en zijn verhaal. Dan gaat het weer over het hermeneutische model.

Evenmenselijk inductief

Hierbij gaat het om de ontmoeting tussen pastor en pastorant. Het is het luisteren naar het verhaal van de ander. Daarin meegaan. De pastor is een soort exegeet waarbij hij kan halen uit het verhaal wat God voor betekenis heeft. God gaat eigenlijk altijd wel genoemd worden in het levensverhaal omdat de religie een rol speelt, maar dat hoeft niet altijd te gebeuren wat dan weer een zwakte is. daarnaast is het meegaan met de pastorant goed maar het biedt weinig theologische reflectie zoals er geen tegenspraak is en wanneer er geen zinsgevingsvragen worden gesteld. Als dat wel gebeurt zijn we al weer veel meer hermeneutisch bezig.

Hermeneutisch abductief

Abductief duidt op het proces van betekenisgeving dat tussen deductie en inductie inzit. Er is geen noodzakelijke logica van boven naar beneden of andersom. Het loopt door elkaar. Dan is het de zaak om dat te kunnen zien en duiden. Dit staat op de achtergrond van het hermeneutisch-narratieve model van theologische reflectie. De openbaring is doortrokken van menselijke ervaring en de ervaring is doortrokken van de traditie en openbaring. Het is met elkaar vergroeid: wij komen nergens waar de Geest van God ons niet is voorgegaan. Verschil kerygmatisch gerichtheid op verhaal pastorant, verschil therapeutisch religieuze is geen instrument maar serieus nemen als verhaal waar God en mensen elkaar raken, verschil met evenmenselijk God maakt een inbreuk op onze betekenisconstructies/verhalen. De pastor is de hermeneut, met phronesos (het toepassen van inzicht in de condities waarin je je bevind, je hebt wijsheid opgedaan en die kun je dan toepassen in de situatie en onder de condities waarin je je bevindt) de hermeneut verstaat het verhaal (ook het spirituele en transcendente) en kan daar zijn theologische kennis en vaardigheiden bij toepassen.

Theologie als scientia (wetenschap) en sapientia (wijsheid)

De theologie is een wetenschap die zich richt op de geloofsbezinning. Het is afstand nemen om te kunnen bestuderen. Wijsheid was juist het beantwoorden van vragen die opkomen uit de historische, culturele en sociale setting. Het mag dan zijn vanuit praxis-theorie-praxis, vanuit de praktijk komen vragen die in de theorie behandeld worden en dan weer in de praktijk terecht komen. zo ook het pastoraat, vanuit het verhaal van de ander, theologische bezinning en dan hulp bieden.

Theologie als hermeneutiek in situ

Wetenschap en wijsheid horen ook in het pastorale gesprek. De eerste in de doordenking van de pastor zelf en de wijsheid is aanwezig in het gesprek. De pastor is de vertegenwoordiger van de Aanwezige, het is dan zaak om taal en verhaal te geven aan wat ons allemaal overstelpt. Het onder woorden brengen van wat ons te boven gaat via beelden en verhalen uit de schrift. De pastor heeft een theologisch spirituele antenne nodig om vragen op te vangen die er spelen in de verhalen en daar dan op in te gaan via woord en Schrift.

Vier stappen

1) Registreren, alles wat er aan signalen is tijdens een gesprek. Ook je eigen gedachten en gevoelens.

2) Analyseren, de signalen samenbrengen en interpreteren aan de hand van theoretische modellen: zoals sociaal-psychologische en theologische.

3) Synthetiseren, een voorlopige conclusie en antwoord (hoe de pastorant geholpen kan worden) op hoe we het verhaal van de pastorant pastoraal-theologisch moeten interpreteren.

4) Symboliseren, het delen van de conclusie en daar naar handelen via symbolen. Het praktisch maken. Het daadwerkelijke helpen.

Dit gebeurt vaak half/onbewust en kan ook heel snel gaan. soms kan het wel wat langere tijd vergen.

De theologie van de pastor

Het vraagt om geleefd geloof. Dan kun je ook echt luisteren en zwijgen, niet uit onkunde maar uit betrokkenheid en deskundigheid.

H9 Bijbel, gebed en ritueel

Bijbel

Bijbelse legitimatie

We kunnen pastoraat niet letterlijk uit de bijbel halen. Maar wel zien hoe God zich verhoudt tot mensen. Het gaat om gemeenschap en communicatie. Daarin is God een herder. Ook de Parakleet is belangrijk, de Heilige Geest die troost en vermaand.

De Bijbel als model

Verschillende pastorale werkwijze op basis van bijbelse perspectieven. Werkwijzen als hulpmiddel voor andere vakgebieden zijn ook mogelijk. Zoals de systematische theologie die een model maakt voor de psychiatrie. Een vorm van pastorale interventie waarin het Bijbelverhaal een grote rol speelt, die toch al speelt in de levens van de pastoranten.

De Bijbel in het gesprek

Expressief, bijbelse woorden e beelden die geschikt zijn om uiting te geven aan wat bij de gesprekspartner leeft. Vaak voor existentile ervaringen.

Instructief, bijbel als informant of overtuiger op geloofsinhoudelijk of moreel vlak. De boodschap van de bijbel is dan van belang voor de hoorder. De pastor is de vertegenwoordiger van die boodschap. Catechese valt ook onder instructief.

Evocatief (oproepend),een Bijbelverhaal of thema aandragen dat uitnodigt tot betekenisverandering in het verhaal van de gesprekspartner, waarbij het wel aansluit op het verhaal van de ander. Zo kan er ook wat reflectie plaatsvinden.

Gebed

Hier komt er een derde gesprekspartner. Dan komt er soms ook wat schroom kijken. Praten over God is iets anders dan tot God. Met kan moeite hebben met bepaalde vormen of houdingen. Dit kan punt van gesprek zijn maar ook een reden om strategisch even niet te bidden.

Rollen in de communicatie

Zie plaatjes, vijf soorten. 1) pastoraal gesprek waar er over God wordt gesproken. 2) pastor die namens God spreekt. 3) pastor die bidt . 4) pastor die via God spreekt. 5) pastor die dienstbaar is.

Rollen inhoudelijk

De aanhef van een gebed is belangrijk en kleurt de toon van het gebed. Als de pastor bidt voor of namens de pastorant is dit erg belangrijk. Ook valt er veel te halen hoe de pastorant zelf God aanspreekt. Er zijn drie manieren van stagnatie.

Isolement door roldiscrepantie, er wordt geen ontmoeting ervaren doordat God een andere rol heeft (bijv. in een preek) dan je zelf op dat moment zou willen, of dat je zelf een rol hebt waarbij je niet verwacht dat God daarop ingaat. Het vraagt om meerstemmigheid. Bij het pastoraat zoek je naar die afstemming tussen de aangeboden rollen van God en de voor de betrokkene ervaarbare rollen in het eigen levensverhaal.

Fixatie door rolrigiditeit, men is gefixeerd op een bepaalde rol of kan niet loskomen van een rol. Ook dan mag weer de meerstemmigheid klinken en een breder aanbod van rollen van God.

Scepsis door rolfragmentatie, er gaat te plots over van de ene rol naar de andere door verschillende accenten en dan ontstaat er niet meer de mogelijkheid om de ene rol te kunnen integreren met de andere. Dan kan men sceptisch worden. Een mogelijke oplossing is het devalueren van de ervaring.

Gebedsverwachting en het handelen van God

Bidden is perfomatief. Het kan dingen tot stand brengen die er eerst niet waren. Is gebed dan God instrueren? Nee, eerder ons hart construeren. Het is het erkennen van het gezag van God en Zijn rol, maar ook de rol van de mens. De relatie met God wordt een belangrijker deel van het leven en dat maakt al een wereld van verschil. Het is oefenen van godsvrucht. Het is ook bereidheid om het leven naar Gods wil in te richten.

Rituelen

Tweeledig, rituele bezegeling van ingrijpende levensmomenten en specifieke rituelen binnen de pastorale relatie om daarmee de pastorant een stap verder te helpen komen.

Pastorale zorg bij rituele momenten

Voorbeelden.doop, belijdenis, huwelijk, dood.

Rituelen in het pastoraat

Ritueel inzetten om gevoelens te kanaliseren. In de rituelen is ook de aanwezigheid en betrokkenheid van God gestalte gegeven. Denk ook aan ziekenzalving (sacrament der stervenden).