voor de vakman Servicehandleiding type CM2 … · Servicehandleiding voor de vakman Vitocrossal 200...

76
Servicehandleiding voor de vakman VIESMANN Vitocrossal 200 type CM2 HR-gasketel Geldigheidsverwijzing zie laatste pagina VITOCROSSAL 200 5689 681 NL 7/2010 Bewaren a.u.b.!

Transcript of voor de vakman Servicehandleiding type CM2 … · Servicehandleiding voor de vakman Vitocrossal 200...

Servicehandleidingvoor de vakman

VIESMANN

Vitocrossal 200type CM2HR-gasketel

Geldigheidsverwijzing zie laatste pagina

VITOCROSSAL 200

5689 681 NL 7/2010 Bewaren a.u.b.!

2

Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van licha-melijk letsel en materiële schade.

Toelichting bij veiligheidsvoorschrif-ten

GevaarDit teken waarschuwt voor per-soonlijk letsel.

! OpgeletDit teken waarschuwt voor mate-riële schade en schade aan hetmilieu.

OpmerkingGegevens met het woord "Opmerking"bevatten aanvullende informatie.

Doelgroep

Deze handleiding is alleen bedoeld voorerkende installateurs.■ Werkzaamheden aan gasinstallaties

mogen alleen door bevoegde installa-teurs worden uitgevoerd.

■ Elektrische werkzaamheden mogenalleen door bevoegde elektromon-teurs worden uitgevoerd.

■ De eerste inbedrijfstelling moet doorde installateur van de installatie of eendoor hem aangewezen vakmanplaatsvinden.

Voorschriften

Let bij de werkzaamheden op■ de ARBO voorschriften,■ de wettelijke voorschriften inzake

milieubescherming,

Wat te doen bij een gaslucht

GevaarOntsnappend gas kan explosiesveroorzaken met zeer ernstigeverwondingen als gevolg.■ Niet roken! Vermijd open vuur

en vonkvorming. Nooit schake-laars van verlichting en elektri-sche toestellen bedienen.

■ Gasafsluitkraan sluiten.■ Ramen en deuren openzetten.■ Personen verwijderen uit de

gevarenzone.■ Het energiebedrijf buiten het

gebouw waarschuwen.

Wat te doen bij een rookgaslucht

GevaarRookgassen kunnen levens-bedreigende vergiftiging veroor-zaken.■ Installatie spanningsvrij

schakelen.■ Open ramen en deuren

(buiten).■ Deuren van woonverblijven

sluiten.

Werkzaamheden aan de installatie

■ Installatie spanningsvrij schakelen.■ Installatie beveiligen tegen opnieuw

inschakelen.■ Bij gas als brandstof de gastoevoer

afsluiten en beveiligen tegen onver-hoeds openen.

Veiligheidsvoorschriften

Veiligheidsvoorschriften

5689

681

NL

3

Herstelwerkzaamheden

! OpgeletDe reparatie van onderdelen meteen veiligheidstechnische functiebrengt de veilige werking van deinstallatie in gevaar.Defecte onderdelen moeten doororginele onderdelen vanViessmann worden vervangen.

Accessoires, en reserve-onderdelen

! OpgeletReserve-onderdelen en slijtendeonderdelen die niet samen metde verwarmingsinstallatie zijngekeurd, kunnen de werking vande installatie nadelig beïnvloe-den. Het monteren van niet-toe-gelaten onderdelen en het uit-voeren van niet-goedgekeurdewijzigingen en montages kunnende veiligheid in gevaar brengenen de garantie beperken.Bij vervanging uitsluitend origi-nele reserve-onderdelen vanViessmann of door Viessmanngoedgekeurde reserve-onderde-len gebruiken.

Veiligheidsvoorschriften

Veiligheidsvoorschriften (vervolg)

5689

681

NL

4

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoudStappenplan - eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud............................ 5Aanvullende info over de stappen........................................................................ 7

Storingen oplossenDiagnose.............................................................................................................. 41Startproblemen bij 285 kW, open werking............................................................ 47

Verloopdiagram van de branderautomaat....................................................... 48

Aansluitschema van de branderautomaat....................................................... 50

Overzicht van de componenten........................................................................ 52

RegelingCoderingen op de regeling instellen..................................................................... 56

Onderdelenlijsten............................................................................................... 57

Protocol .............................................................................................................. 62

Technische gegevens........................................................................................ 67

VerklaringenConformiteitsverklaring......................................................................................... 70Verklaring van de fabrikant conform 1.BlmSchV.................................................. 71

Index.................................................................................................................... 72

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

5689

681

NL

5

Zie de aangegeven pagina voor meer informatie over de te volgen stappen

Stappen voor de eerste inbedrijfstelling

Stappen voor de inspectie

Stappen voor het onderhoud Pagina

• 1. Instelling van de veiligheidstemperatuurbegrenzercontroleren...................................................................... 7

• 2. Verwarmingsinstallatie met water vullen enontluchten....................................................................... 7

• 3. Sifon met water vullen.................................................... 7

• • • 4. Installatie in bedrijf stellen............................................. 7

• 5. Gastype controleren....................................................... 9

• 6. Omzetting op aardgas LL............................................... 9

• • • 7. Rustdruk en aansluitdruk controleren.......................... 12

• • • 8. CO2-gehalte meten.......................................................... 14

• • • 9. CO-gehalte meten

• • • 10. Rookgastemperatuur meten

• • 11. Ionisatiestroom meten................................................... 19

• • 12. Installatie buiten bedrijf stellen..................................... 20

• • 13. Keteldeur openen........................................................... 20

• • 14. Neutraliseringinstallatie (indien aanwezig)loskoppelen van de ketel en de afvoerslangaansluiten........................................................................ 21

• • 15. Vuurhaard en verwarmingsoppervlakken reinigen..... 21

• • 16. Afdichtingen en isolatie controleren............................ 22

• • 17. Alle aansluitingen aan verwarmingswaterzijde endompelhulzen controleren op lekkage......................... 22

• • 18. Condenswaterafvoersysteem reinigen en weeraansluiten........................................................................ 23

• • 19. Condenswaterafvoer en neutraliseringinstallatie(indien aanwezig) controleren....................................... 24

• • 20. Cilinderbrander controleren.......................................... 24

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Stappenplan - eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud56

89 6

81 N

L

6

Stappen voor de eerste inbedrijfstelling

Stappen voor de inspectie

Stappen voor het onderhoud Pagina

• • 21. Ontstekingselektrodes en ionisatie-elektrodecontroleren...................................................................... 25

• • 22. Keteldeur sluiten............................................................. 25

• • 23. Brander reinigen............................................................. 25

• 24. Brander monteren........................................................... 26

• • 25. Dichtheid van de beide kleppen van degascombiregelaar controleren (bij 115 tot 311 kW)..... 27

• • 26. Filterelement in de gasleiding (indien aanwezig)controleren, eventueel vervangen

• • • 27. Alle gasverbindingen op dichtheid controleren.......... 28

• • 28. Afdichtingen aan rookgaszijde controleren................. 29

• 29. Afsluitende meting uitvoeren........................................ 30

• • 30. Waterkwaliteit controleren............................................. 30

• • • 31. Veiligheidskleppen op werking controleren

• • 32. Membraanexpansievat en druk van de installatiecontroleren...................................................................... 31

• • 33. Mengklep op gangbaarheid en dichtheid controleren 32

• • • 34. Controleren of de isolatie stevig is aangebracht

• • 35. Luchttoevoeropeningen van stookruimte controleren(alleen bij open werking)

• 36. Instrueren van de installatiegebruiker.......................... 32

• 37. Bedienings- en servicedocumentatie........................... 32

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Stappenplan - eerste inbedrijfstelling,… (vervolg)

5689

681

NL

7

Instelling van de veiligheidstemperatuurbegrenzer controleren

De veiligheidstemperatuurbegrenzermag niet hoger dan 110 °C ingesteldzijn, eventueel op max. 110 °C instel-len.

Montage- en servicehandleidingvan de regeling

Verwarmingsinstallatie met water vullen en ontluchten

Vulhoeveelheid, waterhardheid en pH-waarde op pagina 30 en 31 invul-len.

Opmerking”Eisen aan de waterkwaliteit” oppagina 63 respecteren.

Sifon met water vullen

1. Sifon losmaken en met water vullen(anders kan er rookgas ontsnap-pen).

2. Ongehinderde afvoer van condens-water controleren.

3. Sifon weer monteren.

Installatie in bedrijf stellen

Bedieningshandleiding en servi-cehandleiding van de regeling enbedieningshandleiding van deneutraliseringinstallatie

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen56

89 6

81 N

L

8

1. Druk van de verwarmingsinstallatiecontroleren.Toegestane werkdruk van de CV-ketel: 4 bar

2. Bij open werking: Controleren of deventilatie van de stookruimte openstaat.

3. Gasaansluitdruk controleren.

4. Afsluitkleppen van de gasleidingopenen.

5. Hoofdschakelaar inschakelen (dezebevindt zich buiten de stookruimte).

A B

D

C

6. Installatieschakelaar B aan deregeling inschakelen. Als het sto-ringslampje A op de regeling brandten het display C op de branderau-tomaat knippert, eerst ontgrendelen;daartoe ontstoringsknop D op debranderautomaat indrukken.

OpmerkingBij de eerste inbedrijfstelling kan hettoestel storing geven omdat er nogniet voldoende gas in de gasleidingzit (storingslampje op de regelinggaat branden). Gasleiding nog eenkeer ontluchten en branderautomaatontgrendelen.

7. Coderingen op de regeling van deCV-ketel volgens de tabel oppagina 56 aanpassen.

Montage- en servicehandlei-ding van de regeling

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

9

8. Controleren of de neutralisatie-inrich-ting goed werkt.

Bedieningshandleiding vande neutralisatie-inrichting

9. Afdichtingen en afsluitingen controle-ren en indien nodig aantrekken.

OpmerkingWij raden aan alle verwarmingswa-teraansluitingen na ca. 500 bedrijfs-uren op dichtheid te controleren (ziepagina 22).

10. Een paar dagen na de inbedrijfstel-ling keteldeur en reinigingsdekselcontroleren en schroeven aantrek-ken.

Gastype controleren

1. Gastype en Wobbe-index (Wo) bij hetenergiebedrijf navragen.■ Met de aardgasinstelling E kunnen

de CV-ketels in het Wobbe-index-bereik 12,0 tot 16,1 kWh/m3 (43,2tot 58,0 MJ/m3) worden gebruikt.

■ Met de aardgasinstelling LL kun-nen de CV-ketels in het Wobbe-indexbereik 10,0 tot 13,1 kWh/m3

(36,0 tot 47,2 MJ/m3) wordengebruikt (niet in a en c).

2. In leveringsomvang is de brandervoor aardgas E ingericht. Indiennodig de brander op het andere gast-ype omzetten (zie pagina 9).

3. Gastype in protocol (op pagina 62)opnemen.

Omzetting op aardgas LL

(niet in a en c)

Omzetting bij 87 kW

01. Gasafsluitkraan sluiten.

02. Installatieschakelaar op de regelinguitschakelen.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

10

03. Hoofdschakelaar (buiten de instal-latieruimte) resp. netspanning uit-schakelen en tegen opnieuw scha-kelen beveiligen.

04. Schroefverbinding A losdraaien.

05. Venturi-mengbuis H van de gas-ventilator schroeven.Bij gesloten werking compensatie-leiding E eraf trekken.

06. Gascombiregelaar van de flens Glosmaken.

07. Diafragma C met pakking D uit deVenturi-mengbuis H halen.

08. Gascombiregelaar (zonder dia-fragma C en zonder pakking D,maar met O-ring B) op de flensG bevestigen.

09. Venturi-mengbuis H op de gas-ventilator schroeven.Bij gesloten werking compensatie-leiding E erop steken.

10. Schroefverbinding A vastdraaien.

11. Meegeleverde sticker "Ingesteldop ..." F over de aanwezige stickerplakken.

12. Brander in bedrijf stellen (ziepagina 7).

GevaarOntsnappend gas leidt tot explo-siegevaar.Schroefverbinding op gaslek-kage controleren.

! OpgeletHet gebruik van een lekzoeks-pray kan tot functiestoringen lei-den.Lekzoekspray mag niet met elek-trische contacten in aanrakingkomen.

Omstelling bij 115 tot 311 kW:

01. Gasafsluitkraan sluiten.

02. Installatieschakelaar op de regelinguitschakelen.

03. Hoofdschakelaar (buiten de instal-latieruimte) resp. netspanning uit-schakelen en tegen opnieuw scha-kelen beveiligen.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

11

04. Schroefverbinding A losdraaien.

05. Behalve bij 115 kW: Compensatie-slang G van de gascombiregelaarlostrekken.

06. Gascombiregelaar van de flens Elosmaken.

07. Diafragma C met de rubberkurk-pakking D eruit nemen.

08. Gascombiregelaar (zonder dia-fragma C en zonder rubberkurk-pakking D, maar met O-ring B) opde flens E bevestigen; daarbij defabrieksschroeven M 5 × 16door M 5 × 12 (meegeleverd) ver-vangen.

09. Schroefverbinding A vastdraaien.

10. Behalve bij 115 kW: Compensatie-slang G op de gascombiregelaarsteken.

11. Meegeleverde sticker "Ingesteldop ..." F over de aanwezige stickerplakken.

12. Brander in bedrijf stellen (ziepagina 7).

GevaarOntsnappend gas leidt tot explo-siegevaar.Schroefverbinding op gaslek-kage controleren.

! OpgeletHet gebruik van een lekzoeks-pray kan tot functiestoringen lei-den.Lekzoekspray mag niet met elek-trische contacten in aanrakingkomen.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

12

Rustdruk en aansluitdruk controleren

Rustdruk

87 kW

115 tot 311 kW

A

1. Gasafsluitkraan sluiten.

2. Schroef in de meetaansluiting A los-maken, niet eruit draaien.

3. Drukmeetapparaat op de meetaan-sluiting A aansluiten.

4. Gasafsluitkraan openen.

5. Rustdruk meten (max. 60 mbar).

6. Meetwaarde in protocol (op pagina 62) opnemen.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

13

Aansluitdruk

1. Brander in bedrijf stellen.

OpmerkingInbedrijfstelling zie pagina 7. Branderop max. vermogen zetten; daartoeservice-testschakelaar op de rege-ling gebruiken.

2. Aansluitdruk (stromingsdruk) meten,zie tabel pagina 13.

OpmerkingDe aansluitdruk (stromingsdruk)moet tussen 20 en 50 mbar liggen.De gasdrukbewaking is vanuit defabriek op 10 mbar ingesteld. Instel-ling niet veranderen.

3. Meetwaarde in protocol (op pagina 62) opnemen.

4. Gasafsluitkraan sluiten.

5. Drukmeetapparaat eraf halen, meet-aansluiting A sluiten.

Aansluitdruk(stromingsdruk)

Maatregel

onder 15 mbar Niet instellen en het energiebedrijf informeren15 tot 20 mbar Opgelet! De CV-ketel mag slechts tijdelijk (noodbedrijf) met

deze instelling gebruikt worden.Het gasbedrijf informeren.

20 tot 50 mbar CV-ketel in bedrijf stellenboven 50 mbar Aparte gasdrukregelaar met nulafsluiting van de ketelinstallatie

voorschakelen en druk op 20 mbar instellen. Het gasbedrijf informeren.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

14

CO2-gehalte meten

Meting voorbereiden 1. Gasafsluitkraan openen.

2. Brander in bedrijf stellen.

3. Gelijktijdig toets ”S” E en ”-” Dindrukken. In het display C verschijnt het vol-gende:■ onder status: ”d” (= regelstop)■ onder service: modulatiegraad in

% (”00.” = 100 % = hoogste vermo-gen, ”00” = 0 % = laagste vermo-gen)

CO2-meting bij het hoogste vermogen (87 kW)

1. Toets ”+” F indrukken tot de service-indicatie op ”00.” (= 100 %) staat.

2. CO2-gehalte in de rookgasbuismeten.

Branderver-mogen in kW

Toegelaten CO2–gehalte in %

87 9,0 (±0,3)

OpmerkingHet vrije slangeinde is bij open wer-king open. Het wordt bij geslotenwerking op de aanzuigadapter gesto-ken.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

15

3. Als het CO2-gehalte veranderd moetworden:Instelschroef A in zeer kleine stap-pen draaien tot het CO2-gehalte inhet aangegeven bereik ligt.■ Naar rechts draaien

→ CO2-gehalte daalt■ Naar links draaien

→ CO2-gehalte stijgt

OpmerkingGeen aanslag van de instelschroef.Na 4 keer omdraaien is weer de uit-gangstoestand bereikt.

4. Meetwaarde in protocol (op pagina 62) opnemen.

CO2-meting bij het laagste vermogen(87 kW)

1. Toets ”-” D indrukken tot de service-indicatie op ”00” (laagste vermogen)staat.

2. CO2-gehalte in het rookgaskanaalmeten. Toegelaten CO2-gehalte zietabel pagina 14.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

16

3. Als het CO2-gehalte moet wordenveranderd:■ afdekking B demonteren.■ instelschroef A in kleine stappen

draaien (torx 40) tot het CO2-gehalte in het aangegeven bereikligt:– Naar rechts draaien

→ CO2-gehalte stijgt– Naar links draaien

→ CO2-gehalte daalt

4. Meetwaarde in protocol (op pagina 62) opnemen.

Meetwaarden nog een keer contro-lerenOpnieuw het hoogste en laagste ver-mogen via de bedieningseenheid vande branderautomaat opstarten. Alsde waarden niet overeenkomen metde toegelaten CO2-gehaltes volgensde tabel op pagina 14, de handelin-gen voor hoogste en laagste vermo-gen opnieuw uitvoeren.

5. Toetsen ”S” E en ”-” D gelijktijdigindrukken. Brander werkt in bedrijfs-modus

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

17

CO2-meting bij het hoogste vermogen (115 tot 311 kW)

1. Toets ”+” F indrukken tot de service-indicatie op ”00.” (= 100 %) staat.

2. CO2-gehalte in de rookgasbuismeten.

Branderver-mogen inkW

Toegelaten CO2–gehalte in %

115 9,0 (±0,3)142 9,0 (±0,3)186 9,0 (±0,3)246 8,8 (±0,3)311 8,8 (±0,3)

3. Als het CO2-gehalte veranderd moetworden:■ afdekkap B eraf halen.■ instelschroef A in zeer kleine

stappen draaien (inbussleutel3 mm) tot CO2-gehalte in het aan-gegeven bereik ligt:– Naar rechts draaien

→ CO2-gehalte daalt– Naar links draaien

→ CO2-gehalte stijgt

4. Meetwaarde in protocol (op pagina 62) opnemen.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

18

CO2-meting bij het laagste vermogen(115 tot 311 kW)

1. Toets ”-” D indrukken tot de service-indicatie op ”00” (laagste vermogen)staat.

2. CO2-gehalte in het rookgaskanaalmeten. Toegelaten CO2-gehalte zietabel pagina 17.

3. Als het CO2-gehalte moet wordenveranderd:■ afdekking B demonteren.■ instelschroef A in kleine stappen

draaien (torx 40) tot het CO2-gehalte in het aangegeven bereikligt:– Naar rechts draaien

→ CO2-gehalte stijgt– Naar links draaien

→ CO2-gehalte daalt

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

19

4. Meetwaarde in protocol (op pagina 62) opnemen.

Meetwaarden nog een keer contro-lerenOpnieuw het hoogste en laagste ver-mogen via de bedieningseenheid vande branderautomaat opstarten. Alsde waarden niet overeenkomen metde toegelaten CO2-gehaltes volgensde tabel op pagina 17, de handelin-gen voor hoogste en laagste vermo-gen opnieuw uitvoeren.

5. Toetsen ”S” E en ”-” D gelijktijdigindrukken. Brander werkt in bedrijfs-modus

Ionisatiestroom meten

A

B

CD

01. Hoofdschakelaar uitschakelen.

02. Stekker C van de ionisatiestroom-kabel lostrekken.

03. Hoofdschakelaar inschakelen . Na een startpoging van de brandermoet uitschakeling wegens storingplaatsvinden. In het display Bwordt de foutcode ”F 25” knipperendaangegeven.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

20

04. Hoofdschakelaar uitschakelen.

OpmerkingVoor de meting met Testomatik-gasis meetleiding nr.1 nodig. De metingkan ook met een multimeter wordenuitgevoerd.

05. Stekker C van de ionisatiestroom-kabel verbinden met adapter D.

06. Bus A van de meetkabel op deionisatie-elektrode steken.

07. Hoofdschakelaar inschakelen enontstoringsknop indrukken.

08. Ionisatiestroom meten.

OpmerkingDe ionisatiestroom moet ca. 2 tot3 s na het openen van de gasklepen tijdens werking min. 3 µA bedra-gen.

09. Meetwaarde in protocol (op pagina 62) opnemen.

10. Hoofdschakelaar uitschakelen,meettoestel verwijderen en connec-tor van de ionisatiestroomkabelaansluiten.

11. Hoofdschakelaar inschakelen.

Installatie buiten bedrijf stellen

1. Hoofdschakelaar resp. netspanninguitschakelen en beveiligen tegenonverhoeds weer inschakelen.

2. Aansluitconnector fA en lÖ van debrander lostrekken.

3. Gasafsluitkraan sluiten.

Keteldeur openen

1. Gasaansluitbuis demonteren.

2. Vier schroeven aan de keteldeur los-sen en keteldeur openzwenken.

! OpgeletKrassen in de vuurhaard kunnentot corrosie leiden.Geen gereedschap of anderevoorwerpen in de vuurhaard leg-gen.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

21

Neutraliseringinstallatie (indien aanwezig) loskoppelen van deketel en de afvoerslang aansluiten

C

BA

1. Slang A naar de neutraliseringin-stallatie van de sifon B afhalen.

2. Afvoer- resp. reinigingsslang C opde sifon aansluiten en naar de afvoerleggen

Vuurhaard en verwarmingsoppervlakken reinigen

Vuurhaard en verwarmingsoppervlak-ken met een waterstraal grondig reini-gen.

! OpgeletKrassen op onderdelen die metrookgas in aanraking komen,kunnen tot corrosie leiden.Alleen kunststofborstels, geenstaalborstels of scherpe voorwer-pen gebruiken.

Voor de normale reiniging verwarmings-oppervlakken grondig met een waters-traal afspoelen. Bij vastzittend vuil,oppervlakteverkleuringen of roetafzet-tingen kunnen reinigingsproducten wor-den gebruikt. Let daarbij op het volgende:

■ Geen reinigingsproducten met oplos-middelen gebruiken. Let erop dat ergeen reinigingsmiddel tussen ketelli-chaam en isolatie komt.

■ Roetafzettingen met alkalische midde-len en tensidenbijvoeging (bijv. Fauch600) verwijderen.

■ Aanslag en oppervlakteverkleuringen(geel-bruin) met licht-zure, chloriden-vrije reinigingsmiddelen op basis vanfosforzuur weghalen (bijv. Antox 75 E).

■ Opgeloste aanslag uit de ketel verwij-deren, verwarmingsoppervlakken enrookgasverzamelkast grondig metwaterstraal afspoelen.

Gegevens fabrikant van reini-gingsproduct.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

22

Opmerking”Fauch 600” en ”Antox 75 E”Fabrikant:

Hebro Chemie GmbHRostocker Straße 40 D-41199 Mönchengladbach

Afdichtingen en isolatie controleren

1. Afdichtingen en afdichtingkoordenvan de keteldeur controleren opbeschadiging.

2. Isolatieonderdelen van de keteldeurop beschadigingen controleren.

3. Beschadigde onderdelen vervan-gen.

Alle aansluitingen aan verwarmingswaterzijde en dompelhulzencontroleren op lekkage

A

A Dompelhuls

OpmerkingAansluitingen voor regelinrichtingen enminimumdrukbewaking (laagwaterni-veaubeveiliging) ook op lekkage contro-leren.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

23

Condenswaterafvoersysteem reinigen en weer aansluiten

OpmerkingHet condenswaterafvoersysteem min-stens eenmaal per jaar van binnen reini-gen.

B

D

A

C

1. Afvoer- resp. reinigingsslang C eraftrekken.

2. Condenswaterafvoersysteem (slang,buizen) van binnen reinigen.

3. Neutraliseringinstallatie (indien aan-wezig) volgens de gegevens van defabrikant reinigen.

Bedieningshandleiding vande neutralisatie-inrichting

OpmerkingHet neutraliseringmiddel kan via defa. Viessmann onderbestelnr. 9521 702 worden besteld.

4. Onderste gedeelte A van de sifonB eraf schroeven en uitspoelen.

5. Onderste gedeelte A van de sifonB met water vullen en erop schroe-ven.

6. Slang D van de neutraliseringinstal-latie weer aan de sifon aansluiten.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

24

Condenswaterafvoer en neutraliseringinstallatie (indien aanwe-zig) controleren

Water in de vuurhaard vullen.

OpmerkingHet water moet zonder opstuwen via decondenswaterafvoer wegstromen.

Indien nodig condenswaterafvoer nogeen keer reinigen.

Cilinderbrander controleren

1. Schroefverbinding A van de gas-aansluitbuis losmaken.

2. Schroeven aan de keteldeur losma-ken en keteldeur openzwenken.

3. Draadgaas van de branderbuis Ben isolatiering C op beschadigingcontroleren. Lichte golfvormige ver-vormingen van cilinderbrander Bkunnen geen kwaad.

4. Indien nodig, branderbuis B en iso-latiering C vervangen.

MontagehandleidingVervangen van brandercompo-nenten

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

25

Ontstekingselektrodes en ionisatie-elektrode controleren

Ontstekingselektrodes

70,

5+ -

3,5 0,5+-

51+ -

Ionisatie-elektrode

122±

Ontstekingselektrodes en ionisatie-elek-trode controleren op juiste afstand tot decilinderbrander en controleren opbeschadigingen (indien nodig vervan-gen).

Keteldeur sluiten

OpmerkingSchroeven op de keteldeur met een aan-haalmoment van ca. 18 Nm gelijkmatigkruislings aantrekken.

Brander reinigen

87 kW 115 tot 311 kW

1. Schroefverbinding C van de gas-aansluitbuis D losmaken.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

26

2. Venturi-mengbuis E van de ventila-tor A schroeven.

3. Venturi-mengbuis E met gascombi-regelaar B en gasaansluitbuis Deraf halen.

OpmerkingBij grotere branders (246 tot 311 kW)zit op positie E bovendien de draai-schuifklep met aandrijving gemon-teerd.

4. Aansluitkabels ”100” en ”100a” vande ventilator A lostrekken en venti-lator A demonteren.

OpmerkingLet op de juiste plaats van de pakkingtussen ventilatorhuis en keteldeur.

5. Ventilatorhuis en ventilatorloopwielmet perslucht reinigen.

6. Indien nodig de branderbuis F vanbinnen uitzuigen.

Brander monteren

87 kW

115 tot 311 kW

1. Ventilator A monteren.

OpmerkingLet op de juiste plaats van de pakkingtussen ventilatorhuis en keteldeur.

2. Aansluitkabels ”100” en ”100a” op deventilator steken.

3. Venturi-mengbuis E met gascombi-regelaar B en gasaansluitbuis Dop de ventilator A schroeven.

OpmerkingBij grotere branders (246 tot 311 kW)zit op positie E bovendien de draai-schuifklep met aandrijving gemon-teerd.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

27

4. Schroefverbinding C op de gasaan-sluitbuis D bevestigen.

GevaarOntsnappend gas leidt totexplosiegevaar.Gasdichtheid van de schroef-verbinding en de afdichtingtussen ventilatorhuis en ketel-deur controleren.

Dichtheid van de beide kleppen van de gascombiregelaar con-troleren (bij 115 tot 311 kW)

1. Gasafsluitkraan sluiten.

2. Schroef in de meetaansluiting B los-maken, niet eruit draaien.

3. Schroef in de meetaansluiting A los-maken, niet eruit draaien.

4. Drukmeetapparaat met handpompop de meetaansluiting A aanslui-ten.

5. Door de handpomp rustig te gebrui-ken een testdruk van ca. 50 mbaropbouwen.

6. Ca. 5 min voor de temperatuurcom-pensatie afwachten, dan de weer-gave op het drukmeetapparaat bekij-ken:Als de aangegeven druk binnen nogeens 5 min niet meer dan 1 mbardaalt, is de gascombiregelaar dicht. Anders is er een lek. In dat geval degascombiregelaar ter controle naarViessmann sturen.

7. Na de test de schroeven in beidemeetaansluitingen sluiten.

GevaarOntsnappend gas leidt totexplosiegevaar.Gasdichtheid op de meetaan-sluiting controleren.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

28

Alle gasverbindingen op dichtheid controleren

GevaarOntsnappend gas leidt tot explo-siegevaar.De volgende stappen absoluutuitvoeren.

1. Bij losgelaten gasverbindingennieuwe pakkingen plaatsen en vast-schroeven.

2. Gasafsluitkraan openen.

3. Afdichtingpunten aan de ingang vande gascombiregelaar op dichtheidcontroleren.

4. Brander in bedrijf stellen (ziepagina 7).

5. Afdichtingpunten aan de uitgang vande gascombiregelaar en afdichting-punt tussen ventilator en keteldeuralsmede afdichtingpunten tussenventilator en Venturibuis controlerenop dichtheid.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

29

Afdichtingen aan rookgaszijde controleren

EC

A

B D

1. Afdichting van de rookgaskast Etussen rookgasverzamelkast C enketellichaam A op dichtheid contro-leren.

2. Lipafdichting B van het ketelaan-sluitstuk op dichtheid controleren.

OpmerkingDe afdichtingen kunnen bij volledigewerking met een dauwspiegel wor-den gecontroleerd. Indien nodig iso-latie-onderdelen verwijderen. Ooksporen van condenswater aan debuitenkant van de rookgasverzamel-kast C wijzen op lekkage.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

30

3. Indien nodig afdichting van de rook-gaskast Eaan de spanbeugels Dnaspannen of vernieuwen. Lipafdich-ting B bij ondichtheid vernieuwen.

Afsluitende meting uitvoeren

1. Afsluitende meting volgens de pun-ten op pagina 14 tot 19 uitvoeren.

2. Meetwaarde in protocol opnemen (oppagina 62).

Waterkwaliteit controleren

De hoeveelheid toegevoegd water, de totale hardheid en de pH-waarde in de tabellennoteren.Eisen aan de waterkwaliteit zie pagina 63.

Vulwater Toegevoegdwater

Meterstand Totale water-volume

Datum

m3 m3 m3 m3 —

— — — — — — — — — — — — — — — — —

Max. vulhoeveelheid: ...........................m3

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

31

Totale hardheid pH-waarde Waterbehandeling DatumVoedings-water

Ketelwater Ketelwater Product Doseer-hoeveel-heid

De pH-waarde moet tussen 8,2 en 9,5 liggen.

Membraanexpansievat en druk van de installatie controleren

OpmerkingGegevens van de fabrikant van hetmembraanexpansievat in acht nemen. Controle uitvoeren bij koude installatie.

1. Installatie zover aftappen tot demanometer ”0” aangeeft resp. kap-ventiel op het membraanexpansievatsluiten en druk in het membraanex-pansievat afbouwen.

2. Als de voordruk van het membraa-nexpansievat lager is dan de stati-sche druk van de installatie, stikstofbijvullen tot de voordruk 0,1 tot 0,2bar hoger is.

3. Water bijvullen tot bij afgekoeldeinstallatie de druk 0,1 tot 0,2 barhoger is dan de voordruk van hetmembraanexpansievat. Toeg. werkdruk: 4 bar

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

32

Mengklep op gangbaarheid en dichtheid controleren

1. Motorhendel lostrekken van demengklephandgreep.

2. Mengklep controleren op gangbaar-heid.

3. Mengklep controleren op lekkage. Bijlekkage O-ring afdichtingen vervan-gen.

4. Motorhendel inklikken.

Instrueren van de installatiegebruiker

De installateur moet de gebruiker van deinstallatie over de bediening instrueren.

Bedienings- en servicedocumentatie

1. Klantenkaart invullen en afscheuren:■ Gedeelte voor de installatiegebrui-

ker ter bewaring overhandigen.■ Gedeelte voor de verwarmings-

firma bewaren.

2. Alle onderdelenlijsten, bedienings-en servicehandleidingen in de ordnerleggen en aan de installatiegebruikeroverhandigen.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Aanvullende info over de stappen (vervolg)

5689

681

NL

33

Functie

Het signaal van de luchtdrukbewakerA wordt in de volgende bedrijfssituatiesgeanalyseerd:■ voor de ventilatorstart (ruststandcon-

trole)■ in de voorbeluchtingsfase■ in de regelwerking mits op een vermo-

gen van minstens het startvermogenwordt gewerkt. Vermogen dat minderbedraagt dan het startvermogen wordtniet bewaakt.

Uitschakeling door storing

De luchtdrukbewaker veroorzaakt op debranderautomaat (zie pagina 34) in devolgende situaties een uitschakelingwegens storing:■ als de ruststandcontrole na

5 pogingen (antipendelfunctie) nietsuccesvol was (d.w.z. het luchtdruk-bewakercontact is binnen 30 s nietgeopend)

■ als in de voorbeluchtingsfase het mini-mumdebiet niet doorgepompt is (uit-schakeling wegens storing via de anti-pendelfunctie)

■ als in de regelwerking de luchtdrukbe-waker uitvalt of de luchtdruk buiten hettoegestane bereik ligt

De uitschakeling wegens storing wordtmet de storingsindicatie ”L” op het dis-play van de branderautomaat (ziepagina 34 en 39) getoond en kanniet door indrukken van de ontstorings-knop worden opgeheven.

De uitschakeling wegens storing kanalleen opgeheven worden doordat debranderautomaat door het uitschakelenvan de netschakelaar op de regelingspanningsloos geschakeld wordt. Voordat de branderautomaat door hetsignaal van de luchtdrukbewaker op sto-ring (”L”) gaat, vindt 5 maal om de 2 uuropnieuw een opstartpoging plaats. Pasals deze zijn mislukt, geeft de brander-automaat storing (”L”). Er wordt dan vaneen ernstige storing uitgegaan. De uit-schakeling wegens storing door de lucht-drukbewaker (”L”) wordt in de regelingniet als fout gemeld omdat deze (evenalsgastekort ”A”) in de regeling als wacht-toestand is geclassificeerd. De luchtdrukbewaker is bij 87 kWaltijd op 0,8 mbar (minimum) en bij115 tot 311 kW altijd op 1,0 mbar inge-steld. Dit garandeert een schone verbranding.Verder wordt daardoor voor een mini-mum aan voorbeluchting gezorgd,omdat de luchtdrukbewaker dan ook bijminimumvermogen nog schakelt.

Luchtdrukbewaker56

89 6

81 N

L

34

Indicatie- en bedieningseenheid

Functie

In de branderautomaat is een display en bedieningseenheid geïntegreerd. In hetindicatieveld zijn de bedrijfssituaties, de service- en parametersituaties evenals destorings- en foutmeldingen zichtbaar.

Status Service

A Ontstoringsknop (reset)B Decimaalpunt (verschijnt als een

indicatiewaarde boven de waarde99 uitkomt)

C Geheugen-LED (verschijnt als eenwaarde wordt opgeslagen)

D Keuzetoets (select)

Het display bestaat uit driemaal 7-seg-mentelementen. Vier toetsen dienenvoor de instelling op de verschillendebedieningsniveaus.Voor de instelling van de parametercon-figuratie van de brander bevindt zich aande achterkant van de indicatie- en bedie-ningseenheid een DIP-schakelaar(instelling zie pagina 37).

Werkingsindicatie

In de normale werking wordt op de statusweergave de bedrijfssituatie aangegeven.Dit gebeurt ook bij storing na het indrukken van de ontstoringstoets.De volgende weergaven worden automatisch doorlopen. Bij optredende storingenzie meldcodes pagina 41.

Status Service Stand-by

Status Service StartWarmteaanvraagSysteemtests

Branderautomaat

5689

681

NL

35

Status Service RuststandcontroleVentilatorstart

Status Service Voorbeluchting

Status Service Voorontsteking

Status Service Beveiligingstijd

Status Service Vlamvorming

Status Service Werking met vlam

Status Service Nabeluchting

Status Service Stand-by

Branderautomaat (vervolg)

5689

681

NL

36

Weergave Status(van één cijfer)

Service(van twee cijfers)

zie

Werkingsindicatie bijnormale werking

actuele bedrijfssitua-tie zie pagina 34 en 35

Indicatie ”FL” bij aan-wezig vlamsignaal

Pagina 35

Werkingsindicatie voorafwijkende werking vande normale toestand

Meldcode ”A”resp. ”L” zie tabelpagina 41

— —

Service-indicatie Meldcode ”d” ziepagina 36

Actuele modulatie-graad

Pagina 36

Storingindicatie Meldcode ”F” zie tabelpagina 41, indicatieknippert

Storingscode-indicatieknippert ziepagina 41

Pagina 41

Handmatige bediening en service-indicatie

Voor het oproepen van de service-indicatie en voor handmatige werking moet er omwarmte gevraagd worden door de regeling. In de service-indicatie wordt de actuelemodulatiegraad in % aangegeven.

Indicatie:”d 00” laagste vermogen”d 00.” hoogste vermogen (punt achter het laatste cijfer)

Status Service 1. b en S gelijktijdig indrukken, debrander gaat op handbediening. Inhet display verschijnt ”d” onder sta-tus.

2. Laagste vermogen instellen: bindrukken tot in het display ”d 00” ver-schijnt.

3. Hoogste vermogen instellen: aindrukken tot in het display ”d 00.”verschijnt.

4. b en S gelijktijdig indrukken, debrander gaat op weer op module-rende werking.

Branderautomaat (vervolg)

5689

681

NL

37

Instelling van de DIP-schakelaar resp. parameterset

De DIP-schakelaars (aan de achterzijde van de indicatie- en bedieningseenheid) zijnvanuit de fabriek op het nom. vermogen van de brander ingesteld. De fabrieksinstel-ling behoeft alleen voor verlaagde werking te worden gewijzigd.

OpmerkingAls een andere parameterset wordt ingesteld, moet deze worden bevestigd (ziepagina 38).

Instellingnominaal vermogen van de brander

Instellingverlaagd vermogen van de brander

Parameterset 0≙ 87 kW

1 2 3 4 5 6 7 8

ON

Parameterset 6

niet mogelijk

Parameterset 1≙ 115 kW

1 2 3 4 5 6 7 8

ONON

Parameterset 7

niet mogelijk

Parameterset 2≙ 142 kW

1 2 3 4 5 6 7 8

ONON

Parameterset 8≙ 100 kW

1 2 3 4 5 6 7 8

ONON

Parameterset 3≙ 186 kW

1 2 3 4 5 6 7 8

ONON

Parameterset 9≙ 130 kW

1 2 3 4 5 6 7 8

ONON

Branderautomaat (vervolg)

5689

681

NL

38

Instellingnominaal vermogen van de brander

Instellingverlaagd vermogen van de brander

Parameterset 4≙ 246 kW

1 2 3 4 5 6 7 8

ONON

Parameterset 10≙ 173 kW

1 2 3 4 5 6 7 8

ON

Parameterset 5≙ 311 kW

1 2 3 4 5 6 7 8

ONON

Parameterset 11≙ 218 kW

1 2 3 4 5 6 7 8

ONON

Bevestigen van een parameterset

Als een parameterset via de DIP-schakelaar veranderd is of de branderautomaat isvervangen, verschijnt onder ”Status” een knipperende ”P”. De cijfers onder Servicegeven de ingestelde parameterset aan (zie pagina 37).

Status Service

Bij een ongeldige DIP-schakelaarinstelling verschijnt onder ”Service” een ”U”.

Status Service

1. DIP-schakelaarinstelling controleren,indien nodig volgens pagina 37 ver-anderen.

2. b en a gelijktijdig ca. 2 s indruk-ken.Als ”P” niet meer knippert en degeheugen-LED brandt, is de gekozenparameterinstelling overgenomen.

Branderautomaat (vervolg)

5689

681

NL

39

3. Ontstoringstoets indrukken. De bedrijfsindicatie verschijnt weer.

Weergave van de ingestelde parameterset

Als binnen 20 s geen toets wordt ingedrukt, wordt deze indicatie beëindigd.

Status Service 1. Toetsen S en a gelijktijdig indruk-ken.

Status Service 2. Toets S indrukken.Onder ”Service” verschijnt de inge-stelde parameterset.

3. Toetsen S en a gelijktijdig indruk-ken.De bedrijfsindicatie verschijnt weer.

Storingsindicatie

De storingsindicatie wordt automatisch geactiveerd als de branderautomaat op stoor-stand gaat. De laatste opgetreden storing wordt onder ”Service” weergegeven. Deverlichte segmenten van de weergave knipperen.

Status Service

A Storingscode van de laatst opgetreden storing

Status Service 1. Toets a indrukken.Zolang de knop is ingedrukt, wordt dewerkingsfase waarin de storing isopgetreden onder ”Service” aange-geven. (waarde van ”01” tot ”21”. Zieverloopdiagram pagina 48).

Branderautomaat (vervolg)

5689

681

NL

40

2. Toets b indrukken.Zolang de toets wordt ingedrukt,wordt een extra foutaanwijzingonder ”Service” getoond.

3. Ontstoringsknop indrukken.De bedrijfsindicatie verschijnt weer.

Storingsgeheugen

De laatste zes storingen die zich hebben voorgedaan, worden opgeslagen en kunnenopgevraagd worden. Daarbij worden de recentste storingcodes het eerst opge-vraagd, de oudste het laatst. Als binnen 20 s geen toets wordt ingedrukt, wordt deindicatie van het storingsgeheugen beëindigd.

Status Service 1. Ontstoringsknop en toets a gelijktij-dig indrukken.Laatste opgetreden storing wordtweergegeven:Onder ”Status” verschijnt ”1”.Onder ”Service” verschijnt de sto-ringscode.

Status Service 2. Toets S indrukken om voorlaatstetot zes na laatste storing op te vra-gen.

Indicatieonder ”Status”

storing

1...6

laatste storing...zes na laatstestoring

Onder ”Service” verschijnt de betref-fende storingscode.

3. Toets S indrukken.De bedrijfsindicatie verschijnt weer.

Branderautomaat (vervolg)

5689

681

NL

41

Storingen met storingsindicatie op de indicatie- en bedienings-eenheid

Meldcodes

Meldcode Gedrag van deinstallatie

Storingsoorzaak Maatregel

A Brander buiten wer-king

Storing gasdrukbe-waking

Gasdrukbewaking contro-leren

A Brander buiten wer-king

Geen gas Het energiebedrijf infor-meren

F Brander geeft storing Zie storingscode Zie maatregelen storings-code

L Luchtdrukbewakerschakelt uit tijdens dewerking

Rookgasstuwing,condenswaterstu-wing

Condenswaterafvoer con-troleren, rookgasstuwingverhelpen, branderauto-maat volgens de gege-vens op pagina 33 ontsto-ren.

P Installatie buiten wer-king

Verkeerde para-meterset gepro-grammeerd

Zie bevestigen van eenparameterset, pagina 38.

Algemeen optredende processtoringen

Storings-code

Gedrag van deinstallatie

Storingsoorzaak Maatregel

20 Tijdens de luchtdruk-bewaker-ruststand-controle ontstaat ven-tilatordruk

Windinvloed opventilator

Rookgastrek (schoor-steen) controleren.

20 Contact van de lucht-drukbewaker niet inruststand

Luchtdrukbewakerdefect

Luchtdrukbewaker ver-vangen.

21 Luchtdrukbewakermeldt geen luchtdruk,ventilator loopt niet

Luchtdrukbewakerdefect

Luchtdrukbewaker ver-vangen.

21 Ventilator loopt niet Ventilator defect,kabels defect ofonderbroken

Kabels controleren, evt.ventilator vervangen.

Storingen oplossen

Diagnose56

89 6

81 N

L

42

Storings-code

Gedrag van deinstallatie

Storingsoorzaak Maatregel

22 Gasdrukbewakermeldt tijdens debeveiligingstijd geengasdruk

Gasafsluitkraangesloten, gasdruk-bewaker defect

Gasafsluitkraan openen,gasstromingsdruk contro-leren, evt. gasfilter reini-gen.

25 Geen vlammeldingna beveiligingstijd,ionisatievlambewa-ker meldt geen vlam-signaal

Ionisatie-elektrodeverkeerd ingesteld

Ionisatie-elektrode instel-len (zie pagina 25).

25 Geen vlammeldingna beveiligingstijd,ionisatievlambewa-ker meldt geen vlam-signaal

Ontstekingselek-trodes verkeerdingesteld

Ontstekingselektrodesinstellen (zie pagina 25).

25 Geen vlammeldingna beveiligingstijd,ionisatievlambewa-ker meldt geen vlam-signaal

Isolatiemantel vande ontstekings-elektrodegescheurd

Ontstekingselektrodesvervangen.

25 Geen vlammeldingna beveiligingstijd,ionisatievlambewa-ker meldt geen vlam-signaal

Verkeerde gastypeingesteld

Gastype instellen (ziepagina 9).

25 Geen vlammeldingna beveiligingstijd,ionisatievlambewa-ker meldt geen vlam-signaal

Gascombiregelaaropent niet

Gascombiregelaar con-troleren, evt. vervangen.

25 Geen vlammeldingna beveiligingstijd,ionisatievlambewa-ker meldt geen vlam-signaal

Verbrandings-waarden niet opti-maal

Brander instellen (ziepagina 14).

25 Geen vlammeldingna beveiligingstijd,ionisatievlambewa-ker meldt geen vlam-signaal

Verkeerde para-meterset ingesteld

Parameterset instellen(zie pagina 37 tot 38).

Storingen oplossen

Diagnose (vervolg)

5689

681

NL

43

Storings-code

Gedrag van deinstallatie

Storingsoorzaak Maatregel

25 Geen vlammeldingna beveiligingstijd,ionisatievlambewa-ker meldt geen vlam-signaal

285 kW brander bijopen werking

Branderinstelling wijzigen(zie pagina 47).

26 Ionisatievlambewa-ker meldt vreemdlicht tijdens hetopstarten of na denabeluchting.

Kortsluiting op ont-stekingsleidingen

Kortsluiting opheffen.

26 Ionisatievlambewa-ker meldt vreemdlicht tijdens hetopstarten of na denabeluchting.

Kortsluiting aanionisatiekabels of -elektrode

Kortsluiting opheffen.

26 Ionisatievlambewa-ker meldt vreemdlicht tijdens hetopstarten of na denabeluchting.

Gascombiregelaarlekt

Gascombiregelaar ver-vangen.

26 Ionisatievlambewa-ker meldt vreemdlicht tijdens hetopstarten of na denabeluchting.

Verkeerde para-meterset ingesteld

Parameterset instellen(zie pagina 37 tot 38).

27 Vlam dooft tijdensbedrijf

Verkeerde gastypeingesteld

Gastype instellen (ziepagina 9).

27 Vlam dooft tijdensbedrijf

Cilinderbranderdefect

Cilinderbrander vervan-gen.

27 Vlam dooft tijdensbedrijf

Verkeerde para-meterset ingesteld

Parameterset instellen(zie pagina 37).

27 Vlam dooft tijdensbedrijf

Verbrandings-waarden niet opti-maal

Brander instellen (ziepagina 14).

27 Vlam dooft tijdensbedrijf

285 kW brander bijopen werking

Branderinstelling wijzigen(zie pagina 47).

29 Branderautomaatgeeft storing

Interne fout van degasdrukbewake-ringang

Branderautomaat vervan-gen.

Storingen oplossen

Diagnose (vervolg)

5689

681

NL

44

Storings-code

Gedrag van deinstallatie

Storingsoorzaak Maatregel

2A Branderautomaatgeeft storing

Interne fout van deluchtdrukbewake-ringang

Branderautomaat vervan-gen.

2b Branderautomaatgeeft storing

Interne fout van devlambewaker

Branderautomaat vervan-gen.

2C Branderautomaatgeeft storing

Fout bij de test vande veiligheidsrele-vante ingangen

Branderautomaat vervan-gen.

2d Branderautomaatgeeft storing

Interne fout van deonderspanningde-tectie

Branderautomaat vervan-gen.

2E Branderautomaatgeeft storing

Interne fout van dedetectie span-ningsuitval

Branderautomaat vervan-gen

2F Branderautomaatgeeft storing

Interne fout van dewarmteaanvraag

Branderautomaat vervan-gen.

2H Branderautomaatgeeft storing

Onderbrekingbrugstekker fJVeiligheidscircuit

Brugstekker fJcontrole-ren.

31 Branderautomaatgeeft storing

Fout van de terug-melding van degasbeveiligings-kleppen, uitgangs-relais schakelt niet

Branderautomaat vervan-gen.

32 Branderautomaatgeeft storing

Fout van de terug-melding van destarthulpklep, uit-gangsrelais scha-kelt niet

Branderautomaat vervan-gen.

35 Branderautomaatgeeft storing

Fout van de terug-melding van deontsteking, uit-gangsrelais scha-kelt niet

Branderautomaat vervan-gen.

Storingen oplossen

Diagnose (vervolg)

5689

681

NL

45

Storings-code

Gedrag van deinstallatie

Storingsoorzaak Maatregel

36 Ventilatortoerentalligt tijdens het opstar-ten of tijdens de wer-king langer dan 5 sbuiten de gewenstewaarde, toerentalvoor de ontstekings-instelling of het start-vermogen in bedrijfwordt niet bereikt

Ventilator defect,kabel ”100a” defectof onderbroken

Kabel controleren, evt.kabel ”100a” of ventilatorvervangen.

37 Ventilator bereiktgewenste toerentalniet

Ventilator defect,kabel ”100”of ”100a” defect ofonderbroken, ven-tilator doorvreemde voorwer-pen geblokkeerd

Kabel ”100” of ”100a” con-troleren, evt. kabel of ven-tilator vervangen,vreemde voorwerpen ver-wijderen.

42 Branderautomaatblijft in startstandstaan, ondankswarmtevraag geenstart

Veiligheidscircuitonderbroken

Brug B2 (stekker fJ) vanhet veiligheidscircuit opde branderautomaat con-troleren.

4E Branderautomaatgeeft storing

Interne fout Branderautomaat vervan-gen.

Ronddraai-ende wis-selindica-tie: 1 - 2 - 3- 4 - 5 - 7

Voortdurende start-pogingen

Aders ”L1” en ”N”van de netaanslui-ting van de rege-ling verwisseld

Netaansluiting controle-ren en aders omwisse-len.

Interne systeemfout

Interne systeemfouten treden op als het correcte programmaverloop niet meer gega-randeerd kan worden.

Storingen oplossen

Diagnose (vervolg)

5689

681

NL

46

Storings-code

Gedrag van deinstallatie

Storingsoorzaak Maatregel

01 en 02,04 tot 15,70 tot 79,7A, FF

Fout in het bereik vande branderautomaat

Interne systeem-fout

Branderautomaat vervan-gen.

FF Fout in het bereik vande branderautomaat

EEPROM Installatie op EMC-storin-gen laten controleren.

Storingen zonder storingsindicatie

storing Storingsoorzaak MaatregelStoringen bij de ver-branding wegens pul-satie

Gasdebiet te hoog Gasdebiet volgens het nom. ver-mogen van de ketel instellen

Luchttekort resp. lucht-overschot te hoog

Gasdebiet volgens het nom. ver-mogen van de ketel instellen.

Condenswaterstuwingin de rookgasinstallatie

Condenswaterafvoer controleren.

Rookgastrek niet inorde

Rookgastrek controleren.

Brander start steedsopnieuw en schakeltna de beveiligingstijdweer uit

Aders ”L 1” en ”N” van denetaansluiting van deregeling verwisseld

Netaansluiting controleren enaders omwisselen.

CO-vorming resp.brander roet

Luchttekort resp. lucht-overschot te hoog

Instelling corrigeren. Ventilatievan de stookruimte controleren.

Druk van de rookgasin-stallatie gebrekkig

Rookgasinstallatie controleren.

CO2-gehalte te laag Verkeerde instelling Controleren of de brander op hetjuiste gastype is ingesteld, evt.gasreductieplaat vervangen (zievanaf pagina 9).Brander volgens de gegevens oppagina 14 instellen.

Te hoge rookgastem-peratuur

Gasdebiet te hoog Gasdebiet volgens het nom. ver-mogen van de ketel instellen (zieaansluitwaarde pagina 67).Toestand van het nageschakeldeverwarmingsoppervlak van deketel controleren, evt. reinigen.

Loeien CO2-instelling niet cor-rect

Brander volgens de gegevens oppagina 14 instellen.

Storingen oplossen

Diagnose (vervolg)

5689

681

NL

47

Gebruiksaanwijzing

Alleen geldig voor Matrix-stralingsbrander, type VMA III met 285 kW, bij open wer-king.

Bij het volgende gedrag van de brander:■ luid en onregelmatig startgedrag.■ vaak voorkomende uitschakelingen door storing met foutmelding F25 of F27.

Branderinstelling wijzigen

B

A

1. Compensatieleiding Ademonteren.

2. De stelmotor schakelnok B trap 2 op35° instellen.

3. Brander starten en CO2 op 8,8 %instellen.

Storingen oplossen

Startproblemen bij 285 kW, open werking56

89 6

81 N

L

48

Toer

enta

l uit

fase

11

(ove

rdra

cht e

n ke

telre

gelin

g)

Fase

tem

pera

tuur

-re

gela

ar

Vent

ilato

r O

ntst

ekin

gsst

and

100%

Vent

ilato

r R

elai

slu

chtd

ruk

bew

aker

Veilig

heid

s-kl

epY1

Ont

stek

ing/

Mag

neet

klep

/St

elm

otor

Vlam

-si

gnaa

lG

asdr

uk-

bew

aker

Star

thul

p-kl

ep(o

ptio

neel

)Y2

Veilig

heid

s-te

mpe

ratu

ur-

begr

enze

r

Inga

ng

Uitg

ang

Uitg

ang

Inga

ng

Uitg

ang

Uitg

ang

Uitg

ang

Inga

ng

Inga

ng

01Fo

ut

= aa

n=

uit

= aa

n of

uit

0203

0405

0607

0809

1011

1213

1718

2001

1921

= Aa

n, a

ls to

eren

tal m

in

Inga

ng

Verloopdiagram van de branderautomaat

Verloopdiagram van de branderautomaat

5689

681

NL

49

Na warmteaanvraag van de regelaarloopt het volgende programma af:

Fase Tijdsduur01 Test voor warmtevraag 1 s02 Ruststandcontrole van de luchtdrukbewaking en de ven-

tilator1 tot 30 s

03 Op toeren komen van de ventilator (meldt de luchtdruk-bewaker binnen deze tijd niet dat de luchtdruk zich in eengedefinieerd bereik bevindt, of bereikt het ventilatortoe-rental niet de gewenste waarde, dan vindt uitschakelingdoor storing plaats)

1 tot 30 s

04 Voorbeluchting I 5 s05 Voorbeluchting II 1 s06 Voorbeluchting III 30 s07 Ontstekingsstand (bereikt het ventilatortoerental niet de

gewenste waarde, dan schakelt de branderautomaat opstoring)

1 tot 30 s

08 Voorontsteking 2 s09 Beveiligingstijd opstarten (beveiligingstijd A) (vrijgave

van de beveiligingskleppen aan het begin van de bevei-ligingstijd A, beveiligingstijd werking < 1 s); (geen bewa-king van de gasdrukbewaker)

2 tot 10 s

10 Stabilisering van de vlam op de ontstekingsstand 20 tot 60 s11 Overgang naar regelwerking (gaat naar het door de

regelaar ingestelde toerental)1 tot 30 s

12 Werking (na afloop van de tijd volgt een nieuwe start vanhet systeem)

max. 23.59 h

13 Naverbrandingstijd max. 30 s17 Nabeluchting 1 tot 60 s18 Blokkeringtijd opnieuw inschakelen 0 s19 Stand gastekort max. 30 min20 Stand-by

(bij warmteaanvraag volgt een herstart en na afloop vande tijd een nieuwe start van het systeem)

max. 23.59 h

bij uitschakeling door storing vanaf fase 09:21 Ventilatornaloop voor vergrendeling 5 s

Verloopdiagram van de branderautomaat

Verloopdiagram van de branderautomaat (vervolg)

5689

681

NL

50

A Branderautomaat MPA 51B Regeling VitotronicC Ventilatormotor met PWM-aanstu-

ring en terugmeldingD Vlambewaking d.m.v. ionisatie-

stroomE Display met ontgrendelingsfunctieF Luchtdrukbewaker

G Gasdrukbewaker minimumdrukH OntstekingseenheidK Gas brandstofbeveiligingsklepL Starthulpklep (bij 87, 142 en

186 kW)M Servo-aandrijving voor draaischuif-

klep (bij 246 en 311 kW)B2 Brug veiligheidscircuit

Aansluitschema van de branderautomaat

Aansluitschema van de branderautomaat

5689

681

NL

51

F1 VoorzekeringF2 VoorzekeringF6 VeiligheidstemperatuurbegrenzerF7 TemperatuurregelaarH1 Bedrijfsurenteller totaalH2 StoringsmeldingH3 Bedrijfsurenteller

Modulatie laagste nom. vermogenhoogste nom. vermogen

K1 RelaiscontactS1 Netschakelaar (in het regelge-

deelte)S3 Vermogensregelaar (in het regelge-

deelte)

Aansluitschema van de branderautomaat

Aansluitschema van de branderautomaat (vervolg)

5689

681

NL

52

Gasbrander, type VMA III, 87 kW

A KeteldeurB Luchtdrukbewaker

C Ventilator D Indicatie- en bedieningseenheid

Overzicht van de componenten

Overzicht van de componenten

5689

681

NL

53

E GasaansluitbuisF GasafsluitkraanG BranderbuisH OntstekingselektrodesI Ionisatie-elektrodeK IsolatieblokL Gasbranderautomaat

M OntstekingseenheidN Aanzuigadapter voor gesloten wer-

king (optioneel)P GasdrukbewakingQ GascombiregelaarR Venturi-mengbuisS Starthulpklep

Overzicht van de componenten

Overzicht van de componenten (vervolg)

5689

681

NL

54

Gasbrander, type VMA III, 115 tot 311 kW

A KeteldeurB Luchtdrukbewaker

C Ventilator D Indicatie- en bedieningseenheid

Overzicht van de componenten

Overzicht van de componenten (vervolg)

5689

681

NL

55

E GascombiregelaarF GasaansluitbuisG GasafsluitkraanH BranderbuisI OntstekingselektrodesK Ionisatie-elektrodeL Isolatieblok

M GasbranderautomaatN OntstekingseenheidP SmoorboxQ Aanzuigadapter voor gesloten wer-

king (bij 115, 142 en 186 kW) R Venturi-mengbuis

Niet afgebeeld: Starthulpklep voor 142en 186 kW en draaischuifklep voor 246en 311 kW.

Overzicht van de componenten

Overzicht van de componenten (vervolg)

5689

681

NL

56

Servicehandleiding Vitotronic

In combinatie met de volgende regelingen:■ Vitotronic 100, type GC1■ Vitotronic 200, type GW1■ Vitotronic 300, type GW2

Codeer-adres

Nom. vermogen van de MatriX-stralingsbrander inkW

Codeer-stekker

87 115 142 186 246 31102 2 2 2 2 2 2 104105 0 0 0 0 0 008 80 5 30 70 25 8509 0 1 1 1 2 215 20 20 20 20 20 200A 33 33 33 25 33 33

Regeling

Coderingen op de regeling instellen

5689

681

NL

57

Opmerkingen voor bestellingen vanonderdelen!Vermeld het bestelnr. en serienr. (zietypeplaat) evenals het positienummervan het onderdeel (van deze onderde-lenlijst).Courante onderdelen zijn in de plaatse-lijke vakhandel verkrijgbaar.

001 Rookgaskast002 Afdichting rookgaskast003 Sifon004 Scharnierbeugel101 Keteldeur102 Isolatie keteldeur104 Bevestigingsdelen105 Branderbuis106 Grafietafdichting108 Ontstekingseenheid109 Ontstekingsleiding112 Ionisatieleiding113 Gasbranderautomaat114 Indicatie- en bedieningseenheid

voor branderautomaat115 Kabelinvoer voor branderautomaat116 Kabelboom (servomotor, ventilator

en ontstekingstransformator) voor246 en 311 kWAansluitkabel ontstekingseenheidvoor 87, 115, 142 en 186 kW

117 Aansluitkabel gasventilator118 Aansluitkabels gascombiregelaar119 Luchtdrukbewaker met aansluitka-

bel120 2/2 weg-magneetklep (alleen bij

87, 142 en 186 kW)121 Servo-aandrijving (alleen bij 246 en

311 kW)122 Gasventilator123 Smoorbox (niet bij 87 kW)124 Draaischuifklep (alleen bij 246 en

311 kW)

125 Scharnierende stang (alleen bij 246en 311 kW)

126 Venturi-mengbuis127 Diafragma E-gas128 Gascombiregelaar met gasdrukbe-

waker130 Branderkap131 Meegeleverde kapbevestiging140 Afdichtingplaat ventilator200 Frontplaat boven201 Frontplaat onder202 Achterplaat boven203 Achterplaat onder204 Zijplaten rechtsvoor en linksachter205 Zijplaten linksvoor en rechtsachter206 Bovenplaat rechts207 Bovenplaat links208 Regelingspaneel209 Isolatiemantel210 Isolatiemat achter211 Isolatiemat voor212 Afdekplaat rechts en links213 Logo Vitocrossal 200214 Kantbescherming215 Bevestigingsrails boven216 Bevestigingsrails onder

Slijtende onderdelen107 Blok ontstekingselektrodes110 Ionisatie-elektrode111 Afdichting elektrodeblok

Onderdelenlijsten

Onderdelenlijsten56

89 6

81 N

L

58

Onderdelen zonder afbeelding103 Kleine onderdelen bestaande uit:

a inschroefaansluitingb Cilinderschroef M6 x 10c Schijf 6,4 mmd Zeskante schroef M5 x 16e Schijf 5,3 mmf Lenskopschroef A M4 x 45g Schroef EJOT-PT KBL 40h Schroef met verzonken kop M8

x 16i Cilinderschroef M4 x 20j Slang 6 x 1,5 320 mmk Hoek-inschroefaansluitingl Aansluiting compensatieleidingm Cilinderschroef A M3 x 10n Schijf 3,2 mmo Cilinderschroef M5 x 40p Schijf 4,3 mmq Stiftschroef M8 x 20r Zeskante schroef M8 x 16s Schijf 8,4 mmt Cilinderschroef Z4 M4 x 12u Cilinderschroef M5 x 12v Zeskante schroef M5 x 16w Schijf 5,3 mm

132 Set montagedelen gesloten wer-king

133 Invetnozzle134 Set compensatie (alleen bij 115 en

246 kW)300 Meegeleverde isolatie301 Spuitbuslak, vitozilver302 Lakstift, vitozilver303 Montagehandleiding304 Servicehandleiding

A Typeplaat MatriX-branderB Sticker ”ingesteld op ...”C Branderkabel (zie onderdelenlijst in

de servicehandleiding van de ketel-circuitregeling)

D Ketelcircuitregeling (zie onderde-lenlijst in de servicehandleiding vande ketelcircuitregeling)

E Typeplaat, naar keuze links ofrechts

Onderdelenlijsten

Onderdelenlijsten (vervolg)

5689

681

NL

59

MatriX-brander 87 kW

130

C

C

131

106110101111107

119

116

117

AB

115

114113

112

108

120

102

105

109

127

122

126

118128

118

104

111110

140

Onderdelenlijsten

Onderdelenlijsten (vervolg)

5689

681

NL

60

MatriX-brander 115 tot 311 kW

130

C

C

131

119

128

122

116123

127

126

124

121

117

118

AB

115

114113

112

108

125

109

106110101111107

111110

102

105

104

140

Onderdelenlijsten

Onderdelenlijsten (vervolg)

5689

681

NL

61

Vitocrossal 200, type CM2, 87 tot 311 kW

E

204

214

202

204

206207

203213

200

208

D

205

004 210

001

002209

212

003 205201 212 211

215

216

215

216

Onderdelenlijsten

Onderdelenlijsten (vervolg)

5689

681

NL

62

Instel- en meetwaarden Eerste inbe-drijfstelling

Onderhoud/service

Rustdruk mbar Aansluitdruk (dynamische druk) = bij aardgas E mbar = bij aardgas LL mbar Gastype aankruisen Kooldioxidegehalte CO2 ■ bij hoogste nom.

vermogengemeten vol.-% ingesteld vol.-%

■ bij laagste nom.vermogen

gemeten vol.-% ingesteld vol.-%

Zuurstofgehalte O2 ■ bij hoogste nom.

vermogengemeten vol.-% ingesteld vol.-%

■ bij laagste nom.vermogen

gemeten vol.-% ingesteld vol.-%

Koolmonoxidege-halte CO

gemeten ppm ingesteld ppm

Rookgastempera-tuur (bruto)

gemeten °C ingesteld °C

Ionisatiestroom ■ bij hoogste nom.

vermogen μA

■ bij laagste nom.vermogen

μA

Onderdruk gemeten hPa ingesteld hPa

Protocol

Protocol

5689

681

NL

63

OpmerkingOnze garantie is niet van toepassing alsniet aan de hierna genoemde vereistenwordt voldaan.

De garantie geldt niet voor schade alsgevolg van waterschade en ketelsteen-vorming.

Voorkomen van schade door ketelsteenvorming

Er moet worden voorkomen dat zich te veel ketelsteen (calciumcarbonaat) op hetverwarmingsoppervlak afzet. Voor verwarmingsinstallaties met bedrijfstemperaturentot 100 °C geldt de VDI-richtlijn 2035 blad 1 ”Voorkomen van schade in warmwater-verwarmingsinstallaties - kalksteenvorming in tapwater- en warmwaterverwarmings-installaties” met de volgende richtwaarden (zie ook de betreffende verklaringen in deoriginele tekst van de richtlijn).

Totaal vermogenkW

Som aardalkaliënmol/m3

Totale hardheid°dH

> 50 tot ≤ 200 ≤ 2,0 ≤ 11,2> 200 tot ≤ 600 ≤ 1,5 ≤ 8,4> 600 < 0,02 < 0,11

Bij de richtwaarden wordt van de vol-gende voorwaarden uitgegaan:■ De som van de totale hoeveelheid vul-

water en toegevoegd water tijdens delevensduur van de installatie over-schrijdt niet het drievoudige van dewaterinhoud van de verwarmingsin-stallatie.

■ Het specifieke installatievolume isminder dan 20 liter/kW vermogen. Bijinstallaties met meerdere ketels moetdaarbij het vermogen van de kleinsteketel worden ingezet.

■ Alle maatregelen ter voorkoming vancorrosie aan de waterzijde volgensVDI 2035 blad 2 zijn genomen.

Bij verwarmingsinstallaties met de vol-gende gegevens moeten het vulwater entoegevoegde water worden onthard:■ De som van de aardalkaliën van het

vulwater en toegevoegde water ligtboven de richtwaarde.

■ Grotere hoeveelheden vulwater entoegevoegd water zijn te verwachten.

■ Het specifieke installatievolume ismeer dan 20 liter/kW vermogen. Bijinstallaties met meerdere ketels moetdaarbij het vermogen van de kleinsteketel worden ingezet.

Eisen aan de waterkwaliteit56

89 6

81 N

L

64

■ Bij installaties van > 50 kW moet voorhet vastleggen van de hoeveelheidvulwater en toegevoegd water eenwatermeter worden ingebouwd. Deingevulde waterhoeveelheden en dewaterhardheid moeten in de onder-houd-checklijsten van de CV-ketelworden ingevuld.

■ Bij installaties met een specifiek instal-latievolume groter dan 20 liter/kW ver-warmingsvermogen (bij installatiesmet meerdere ketels moet daarbij hetvermogen van de kleinste ketel inge-zet worden) moeten de eisen van deeerstvolgende hogere groep van hettotale verwarmingsvermogen (vol-gens tabel) worden gebruikt. Bij ern-stige overschrijdingen (> 50 liter/kW)moet op de som van de aardalkaliën ≤0,02 mol/m3 worden onthard.

Bedrijfsinstructies:■ Bij uitbreidings- en reparatiewerk-

zaamheden moeten alleen de abso-luut noodzakelijke netdelen afgetaptworden.

■ Filters, vuilvangers of andere vuil- ofslibinrichtingen in het verwarmingswa-tercircuit moeten na de eerste of eenherhaalde installatie vaker, later naarbehoefte afhankelijk van de waterbe-handeling (bijv. hardheid), wordengecontroleerd, gereinigd en gebruikt.

■ Als de verwarmingsinstallatie met vol-ledig onthard water wordt gevuld,zijn bij inbedrijfstelling geen overigemaatregelen nodig.Als de verwarmingsinstallatie niet metvolledig onthard water, maar metwater volgens de eisen in boven-staande tabel wordt gevuld, moet bijinbedrijfstelling bovendien met hetvolgende rekening worden gehou-den:

■ De inbedrijfstelling van een installatiemoet trapsgewijs, beginnend met hetlaagste vermogen van de ketel, bij eenhoog verwarmingswaterdebiet plaats-vinden. Daarmee wordt plaatselijkeconcentratie van kalkafzetting op hetverwarmingsoppervlak van de ketelvoorkomen.

■ Bij installaties met meerdere ketelsmoeten alle ketels gelijktijdig in bedrijfworden gesteld, zodat de totale kalk-hoeveelheid niet op het warmteover-drachtsoppervlak van slechts éénketel komt.

■ Als aan de waterzijde maatregelennodig zijn, moet al bij de eerste vullingvan de verwarmingsinstallatie de inbe-drijfstelling met behandeld waterplaatsvinden. Dat geldt ook voor elkenieuwe vulling bijv. na reparaties of uit-breiding van de installatie en voor alhet toegevoegde water.

Bij het respecteren van deze aanwijzin-gen wordt de vorming van kalkafzettin-gen op het verwarmingsoppervlak gemi-nimaliseerd.

Eisen aan de waterkwaliteit (vervolg)

5689

681

NL

65

Als door het niet-respecteren van deVDI-richtlijn 2035 schadelijke kalkafzet-tingen zijn ontstaan, is een beperktelevensduur van de ingebouwde verwar-mingsapparaten in de meeste gevallenal begonnen. Het verwijderen van dekalkafzettingen kan een optie zijn voorhet herstel van een deugdelijke wer-king.

Deze maatregel moet door een installa-tiebedrijf worden uitgevoerd. De verwar-mingsinstallatie moet voor het opnieuwin bedrijf stellen op schade wordenonderzocht. Om het opnieuw vormenvan overmatig veel kalksteen te voorko-men moeten de foutieve bedrijfsparame-ters absoluut worden gecorrigeerd.

Vermijding van schade door corrosie aan waterzijde

De corrosiebestendigheid van degebruikte ijzerlegeringen aan verwar-mingswaterzijde van de verwarmingsin-stallaties en ketels berust op de afwe-zigheid van zuurstof in het verwarmings-water. De zuurstof in het vulwater en toe-gevoegde water van de verwarmingsin-stallatie reageert zonder schade te ver-oorzaken met de materialen van deinstallatie.De karakteristieke zwarte kleur van hetwater na enige bedrijfstijd toont aan datgeen vrije zuurstof meer aanwezig is. Detechnische regels, vooral die van de VDI-richtlijn 2035-2, adviseren daarom ver-warmingsinstallaties zo te ontwerpen datvoortdurende toetreding van zuurstof inhet verwarmingswater niet mogelijk is.De toetreding van zuurstof kan tijdensbedrijf gewoonlijk alleen plaatsvinden:■ via doorstroomde open expansieva-

ten,■ door onderdruk in de installatie,■ via gasdoorlatende onderdelen.

Gesloten installaties – bijv. met mem-braanexpansievat – bieden bij juistegrootte en systeemdruk een goedebescherming tegen het binnendringenvan zuurstof uit de lucht in de installatie.De druk moet overal in de verwarmings-installatie, ook aan de zuigzijde van depomp, en bij elke bedrijfssituatie bovende druk van de plaatselijke atmosfeerliggen. De voordruk van het membraa-nexpansievat moet minstens bij het jaar-lijkse onderhoud worden gecontroleerd.Het gebruik van gasdoorlatende onder-delen, bijv. niet diffusiedichte kunststof-leidingen in vloerverwarmingen moetworden vermeden. Als ze toch wordengebruikt, moet in een systeemscheidingworden voorzien. Deze moet het door dekunststofbuizen stromende water dooreen warmtewisselaar van corrosiebe-stendig materiaal van de andere verwar-mingscircuits – bijv. van de CV-ketel –worden gescheiden.

Eisen aan de waterkwaliteit (vervolg)

5689

681

NL

66

Bij een corrosietechnisch gesloten ver-warmingswaterinstallatie die aan voor-noemde punten voldoet, zijn extrabeschermende maatregelen tegen cor-rosie niet nodig. Als het gevaar tochbestaat dat zuurstof binnendringt, kun-nen extra beschermende maatregelenworden genomen, bijv. door toevoegenvan een zuurstofbindmiddel als natrium-sulfiet (5 - 10 mg/liter). De pH-waardevan het verwarmingswater moet 8,2 - 9,5bedragen.Als onderdelen van aluminium aanwezigzijn, gelden hiervan afwijkende voor-waarden.Als chemicaliën tegen corrosie wordengebruikt, adviseren wij een verklaringvan geen bezwaar voor het ketelmateri-aal en het materiaal van de overigeonderdelen van de verwarmingsinstalla-tie door de producent van de chemica-liën te laten afgeven. Bij vragen over dewaterbehandeling kunt u zich tot debetreffende firma's wenden. Meer gedetailleerde informatie staat inde VDI-richtlijn 2035-2 en EN 14868.

Eisen aan de waterkwaliteit (vervolg)

5689

681

NL

67

Gasketel, categorie I2ELL

Nominaal vermo-gen

TV/TR = 50/30 °C kW 29-87

38-115

47-142

47-186

82-246

104-311

TV/TR = 80/60 °C kW 27-80

35-105

43-130

43-170

75-225

95-285

Nominale belasting kW 27-82

36-108

45-134

44-175

77-232

98-293

Product-identificatienum-mer CE-0085 BQ 0021

Aansluitwaarden*1 op basis van max.belasting op

■ aardgas E m3/h 2,8-8,7

3,8-11,5

4,7-14,2

4,6-18,6

8,1-24,6

10,3-31,0

■ aardgas LL m3/h 3,3-10,1

4,4-13,3

5,5-16,5

5,4-21,5

9,4-28,6

12,0-36,1

Productkenmerken (conform EnEV)Rendement η bij ■ 100 % van het

nom. vermogen% 97,2 97,4 97,6 97,7 97,8 97,8

■ 30 % van het nom.vermogen

% 107,9 108,0 108,0 108,1 108,2 108,2

Stand-by verlies qB,

70 (verwarmingske-tel)

% 0,6 0,5 0,4 0,4 0,3 0,3

Elektrisch opgeno-men vermogen bij

■ hoogste nom. ver-mogen

W 85 150 195 280 340 395

■ laagste nom. ver-mogen

W 35 50 55 55 60 65

*1 Aansluitwaarden dienen enkel ter informatie (bijv. voor gasaanvraag) of voor eenbenaderende en volumetrische aanvullende controle van de instelling.Wegens de fabrieksmatige instelling mogen de gasdrukken niet afwijken van dezewaarden. Ref.: 15 °C, 1013 mbar

Technische gegevens

Technische gegevens56

89 6

81 N

L

68

MatriX-stralingsbranderNom. vermogenverwarmingsketel TV/TR = 50/30 °C kW 29-

8738-115

47-142

47-186

82-246

104-311

TV/TR = 80/60 °C kW 27-80

36-105

43-130

43-170

75-225

95-285

Brandertype VMAIII-1

VMAIII-2

VMAIII-3

VMAIII-4

VMAIII-5

VMAIII-6

Spanning V 230Frequentie Hz 50Opg. vermogen W 75 140 185 270 330 385Motortoerental tpm 4832 4384 5088 5568 5952 6080Modulatiebereik % 33-100 33-100 33-100 25-100 33-100 33-100

Afmetingen gasdiafragma (aardgasE) voor 87 kW

a

a

Nominaal vermogen Afmeting amm

87 kW 10,7

Technische gegevens

Technische gegevens (vervolg)

5689

681

NL

69

Afmetingen gasdiafragma (aardgasE) voor 115 tot 311 kW

a

a

Nominaal vermogen Afmeting amm

115 kW 12,9142 kW 12,9186 kW 16,0246 kW 15,7311 kW 16,8

Technische gegevens

Technische gegevens (vervolg)

5689

681

NL

70

Wij, Viessmann Werke GmbH & Co KG, D-35107 Allendorf, verklaren op eigen ver-antwoordelijkheid dat het product Vitocrossal 200 met ketelcircuitregeling Vitotronic en MatriX-stralingsbrander

aan de volgende normen beantwoordt:

EN 297 EN 55 014EN 483 EN 50 366EN 303 EN 60 335EN 676 EN 61 000-3-2EN 677 EN 61 000-3-3 EN 50 165 TRD 702

Overeenkomstig de bepalingen van de volgende richtlijnen wordt dit product met_-0085 gekenmerkt:

73/23/EEG2004/108/EG90/396/EEG92/ 42/EEG

Dit product voldoet aan de vereisten van de Rendementsrichtlijn (92/42/EEG) voorHR-ketels.

Bij de energetische keuring van verwarmings- en luchtbehandelinginstallaties con-form DIN V 4701-10, zoals vereist door de Duitse EnEV-voorschriften, kan bij debepaling van de installatiewaarden voor het product Vitocrossal 200 worden uitge-gaan van de productwaarden die bij de Europese typehomologatie overeenkomstigde rendementsrichtlijn zijn bepaald (zie tabel Technische gegevens).Deze verwarmingsketel voldoet aan de eisen van het geldende TRD-reglement.

Allendorf, 16.02.09 Viessmann Werke GmbH&Co KG

vert. Manfred Sommer

Verklaringen

Conformiteitsverklaring

5689

681

NL

71

Wij, Viessmann Werke GmbH & Co KG, D-35107 Allendorf, bevestigen dat het vol-gende product aan de volgens 1. BImSchV § 7 (2) vereiste NOx -grenswaarden vol-doet: Vitocrossal 200, type CM2 met MatriX-stralingsbrander

Allendorf, 16.02.09 Viessmann Werke GmbH&Co KG

vert. Manfred Sommer

Verklaringen

Verklaring van de fabrikant conform 1.BlmSchV56

89 6

81 N

L

72

AAansluitdruk.......................................13Aansluitschema..................................50Afdichtingen aan rookgaszijde controle-ren......................................................29Afsluitende meting uitvoeren..............30

BBevestigen van een parameterset.....38Branderautomaat...............................34Brander controleren...........................24Brander monteren..............................26Brander reinigen................................25

CCO2–gehalte meten...........................14Coderingen........................................56

DDiafragma..........................................69Diagnosetabel....................................41Dichtheid van de gasverbindingen.....28Dichtheid van de kleppen van de gas-combiregelaar controleren.................27DIP-schakelaar instellen....................37Draaischuifklep............................26, 50

EEisen aan het ketelwater....................63

GGastype controleren.............................9Geldigheidsadvies..............................76

IIndicatie- en bedieningseenheid........34Installatie buiten bedrijf stellen...........20Installatiedruk controleren..................31Installatie in bedrijf stellen....................7Instelling van de DIP-schakelaar resp.parameterset......................................37Interne systeemfout...........................45Ionisatie-elektrode..............................20

Ionisatie-elektrode controleren...........25Ionisatiestroom meten........................19

LLuchtdrukbewaker..............................33

MMembraanexpansievat.......................31

OOmzetting op aardgas LL.....................9Onderdelenlijst...................................57Ontstekingselektrodes en ionisatie-elek-trode controleren................................25Overzicht van de componenten.........52

PParameterset instellen.......................37Protocol..............................................62

RRustdruk.............................................12

SService-indicatie.................................36Servo-aandrijving...............................50Storingen zonder storingsindicatie.....46Storingscode......................................41Storingsgeheugen..............................40Storingsindicatie.................................39Stromingsdruk....................................13

TTechnische gegevens........................67

VVerlaagd vermogen instellen.............37Verloopdiagram..................................48

WWaterkwaliteit, eisen..........................63Waterkwaliteit controleren..................30

Index

Index

5689

681

NL

73

Weergave van de ingestelde parameter-set......................................................39Werkingsindicatie...............................34

Index

Index (vervolg)

5689

681

NL

74

5689

681

NL

75

5689

681

NL

76

Geldig voor

Geldig voor de betreffende verwarmingsketels met brander vanaf het betreffendeproductienummer

CV-ketel Brander7247 420 6 00001 ␣␣␣,7247 421 6 00001 ␣␣␣,7247 422 6 00001 ␣␣␣,7247 423 6 00001 ␣␣␣,7247 424 6 00001 ␣␣␣,7247 425 6 00001 ␣␣␣,

7185 861 5 00001 ␣␣␣,7185 862 5 00001 ␣␣␣,7185 863 5 00001 ␣␣␣,7185 864 5 00001 ␣␣␣,7185 865 5 00001 ␣␣␣,7185 866 5 00001 ␣␣␣

Viessmann Nederland B.V.Postbus 3222900 AH Capelle a/d IJsselTel. : 010-458 44 44Fax : 010-458 70 72e-mail : [email protected] 56

89 6

81 N

LTe

chni

sche

wijz

igin

gen

voor

beho

uden

.

Ged

rukt

op

mili

euvr

iend

elijk

,ch

loor

vrij

gebl

eekt

pap

ier