Voor akkoord verklaring - ScriptieBank...UGT Uridine difosfoglucuronosyl transferase uPA...
Transcript of Voor akkoord verklaring - ScriptieBank...UGT Uridine difosfoglucuronosyl transferase uPA...
Metabolisatiestudie van methyldienolone en methyltrienolone aan de hand van
het in vivo chimeer uPA+/+-SCID muismodel en in vitro humane lever microsomen
1
Voor akkoord verklaring
Dit eindwerk is een examen; eventuele fouten die worden vastgesteld tijdens de
eindwerkverdediging of erna werden niet gecorrigeerd. Het gebruik als referentie in
publicaties is toegelaten na goedkeuring van de promotor en eindwerkbegeleider (van de
stageplaats).
Dr. Sc. Leen Lootens Prof. Dr. Peter Van Eenoo
Stagementor Stagegever
Dr. Sc. Griet Vanbillemont
Promotor
Metabolisatiestudie van methyldienolone en methyltrienolone aan de hand van
het in vivo chimeer uPA+/+-SCID muismodel en in vitro humane lever microsomen
2
Woord vooraf
Bij het beëindigen van deze bachelorproef wil ik graag enkele personen bedanken die
hebben bijgedragen bij het tot stand brengen van dit eindwerk en zo mijn bachelor
opleiding af te sluiten. Zonder de hulp en steun van bepaalde personen kon dit niet
gerealiseerd worden.
Eerst en vooral en in het bijzonder wil ik mijn stagementor Dr. Sc. Leen Lootens
bedanken, niet alleen voor het aanreiken van het boeiend onderwerp, maar vooral voor de
uitstekende begeleiding vol enthousiasme gedurende mijn ganse stageperiode en om mij
met raad en daad bij te staan in het verwezenlijken van deze thesis. Eveneens wil ik haar
bedanken voor haar flexibiliteit en voor de vele tijd die zij voor mij vrijmaakte door het
veelvuldig nalezen, bijsturen en aanbrengen van verbeteringen in deze bachelorproef. Ik
wens haar ook te bedanken voor alle praktische ondersteuning en het doorgeven van
kennis.
Daarnaast wil ik mijn stagegever Prof. Dr. Peter Van Eenoo bedanken om mij de kans te
geven mijn stage en aansluitend mijn bachelorproef in het DoCoLab uit te voeren, waar ik
ook altijd bij terecht kon voor vragen.
Mijn promotor, Dr. Sc. Griet Vanbillemont, wil ik bedanken voor het advies, het lezen en
corrigeren van mijn bachelorproef en voor het opstellen van goede deadlines.
Alle medewerkers van het DoCoLab wil ik ook graag bedanken voor hun praktische hulp
en de fijne sfeer in het labo, maar ook de medestudenten Mieke, Lisa, Jasper en Stijn voor
de aangename en ontspannende momenten tijdens mijn stage. In het bijzonder wil ik ook
Lore Geldof bedanken voor de praktische ondersteuning en tips bij deze thesis.
Verder wil ik zeker nog mijn ouders bedanken voor de mogelijkheid die ze me gaven om
deze opleiding te volgen. Ik wil hen en daarnaast ook mijn vrienden bedanken voor de
steun en motivatie tijdens deze periode.
Metabolisatiestudie van methyldienolone en methyltrienolone aan de hand van
het in vivo chimeer uPA+/+-SCID muismodel en in vitro humane lever microsomen
3
Samenvatting
Dopinggerelateerde producten worden veelvuldig gebruikt in de sportwereld door hun
prestatie bevorderend effect en bovendien worden er telkens ook nieuwe producten op de
markt gebracht om zo de dopingcontroles te kunnen omzeilen. Hierdoor is het
noodzakelijk om methoden te ontwikkelen, zodat detectie van deze producten mogelijk
wordt. In dit onderzoek wordt de metabolisatie van twee anabole androgene steroïden,
namelijk methyldienolone en methyltrienolone, nagegaan. De metabolieten van beide
dopinggerelateerde producten zijn weinig tot niet gekend en zouden op deze manier
kunnen opgenomen worden in de routine screening ter detectie. De detectie van de
steroïden zelf gebeurt in beperkte mate, want na inname worden ze omgezet in het lichaam
tot metabolieten. Deze metabolieten laten een langere detectie van het misbruik toe dan het
eigenlijk steroïde. Hierdoor is het dus belangrijk dat het metabolisme gekend is. De
voornaamste detectiemethoden die hiervoor worden gebruikt zijn GC-MS en LC-MS.
De studie van de metabolisatie wordt uitgevoerd via in vivo en in vitro technieken. In vitro
gaat men een metabolisatiestudie uitvoeren aan de hand van humane lever microsomen,
om hierdoor het aantal dierproeven te reduceren en dus de vervanging toe te passen van de
3V’s voor verantwoorde proefdierexperimenten. In vivo maakt men gebruik van het
uPA+/+-SCID muismodel, waarbij de excretie-urine wordt onderzocht van chimere muizen
op zoek naar gevormde humane metabolieten. Er wordt eerst en vooral gebruik gemaakt
van niet-chimere muizen om een dosisbepaling uit te voeren en ter controle van de excretie
studie, waarna overgeschakeld wordt op het uPA+/+-SCID chimeer muismodel.
Het humaan metabolisme wordt bevestigd door het verkrijgen van dezelfde metabolieten in
de humane lever microsomen als in het chimeer muismodel. Via analyse op GC-MS van
methyldienolone wordt een metaboliet gedetecteerd die gevormd wordt door de mens en
ook wordt bevestigd via detectie op LC-MS2. Bij de analyse van methyltrienolone, die
enkel wordt gedetecteerd via LC-MS2, wordt eveneens een metaboliet gedetecteerd die
wordt verkregen door het humaan metabolisme. Als metabolisatiereactie vinden
hydroxylaties plaats van methyldienolone en methyltrienolone. Hierbij is het belangrijk om
in een verder onderzoek de structuur van de metabolieten te achterhalen om
methyldienolone en methyltrienolone specifieker te kunnen identificeren in de urine.
Metabolisatiestudie van methyldienolone en methyltrienolone aan de hand van
het in vivo chimeer uPA+/+-SCID muismodel en in vitro humane lever microsomen
4
Summary
Doping related substances are often used in sports because of their performance-enhancing
effects. Furthermore, new products, especially developed to circumvent doping control, are
continuously brought on the market. Therefore it is necessary to optimize the screening
methods in order to detect these products. In this case, the metabolism of two anabolic
androgenic steroids is investigated, for which the metabolism was previously not
described, namely methyldienolone and methyltrienolone. Because the steroids are
intensively metabolized after administration, the parent compounds have limited diagnostic
value and the metabolites need to be identified. These metabolites allow a longer detection
of the abuse than the actual steroid itself. Therefore it is important that the metabolism is
known.
The study of the metabolism is performed by in vivo and in vitro techniques. The in vitro
technique uses human liver microsomes. In vivo the uPA+/+-SCID mouse model
transplanted with human hepatocytes is used. The excretion urine of these chimeric mice is
analyzed to detect the formed human metabolites. Prior to this, non-chimeric mice are used
to determine a sufficient dose and to verify the excretion study.
An indication of the human metabolism is confirmed by obtaining the same metabolites in
the human liver microsomes as in the chimeric mouse model. Through analysis on GC-MS
a metabolite of methyldienolone was detected in both models, and this was also confirmed
through detection on LC-MS2. In the analysis of methyltrienolone, which can only be
detected through LC-MS2, a metabolite was detected that was obtained by the human
metabolism. As metabolic reaction, hydroxylations of methyldienolone and
methyltrienolone take place. The metabolism is known and in further research it’s
important that the structure of the metabolites is determined, so that methyldienolone and
methyltrienolone can be identified more specifically in the urine and could be taken up in
the routine screening to detect their presence.
Metabolisatiestudie van methyldienolone en methyltrienolone aan de hand van
het in vivo chimeer uPA+/+-SCID muismodel en in vitro humane lever microsomen
5
Lijst met afkortingen en symbolen
α Alfa β Bèta
°C Graden Celcius AAS Anabole androgene steroïden
ADME Absorptie, distributie, metabolisatie en excretie AR Androgeenreceptor
C-atomen Koolstofatomen CEVAC Centrum voor vaccinologie aan de UGent
CYP Cytochroom P450 DHT Dihydrotestosteron
DNA Desoxyribonucleïnezuur DoCoLab DopingControleLaboratorium aan de UGent
E. coli Escherichia coli ECD Ethische Commissie Dierproeven
EI Elektron ionisatie EIC Extracted ion chromatogram
ER Oestrogeenreceptor ESI Elektrospray ionisatie
GC Gaschromatografie H-atomen Waterstofatomen
HDL High-density lipoprotein HDS Hydroxysteroïd dehydrogenase
HLM Humane lever microsomen IOC Internationaal Olympisch Comité
IS Inwendige standaard ISO Internationale organisatie voor standaardisatie
LC Vloeistofchromatografie LDL Low-density lipoprotein
LLE Vloeistof-vloeistof extractie M Moleculair ion
m/z Massa-ladingsverhouding MD Methyldienolone
Metabolisatiestudie van methyldienolone en methyltrienolone aan de hand van
het in vivo chimeer uPA+/+-SCID muismodel en in vitro humane lever microsomen
6
min Minuten mRNA Messenger ribonucleïnezuur
MS Massaspectrometrie MS2 Tandem massaspectrometrie
MSTFA N-methyl-N-trimethylsilyltrifluoroacetamide MT Methyltrienolone
N2 Stikstofgas NADP+ Nicotinamide adenine dinucleotide fosfaat
NADPH Gereduceerde nicotinamide adenine dinucleotide fosfaat NPLC Normal phase liquid chromatography
OFN Zuurstofvrije stikstofgas PBS Phosphate buffered saline RNA Ribonucleïnezuur
RPLC Reversed phase liquid chromatography rpm Toeren per minuut
RRT Relatieve retentietijd RT Retentietijd
SCID Severe Combined Immune Deficiency syndrome SIM Selected ion monitoring
SOP Standard operating procedure SRM Single reaction monitoring
ST Sulfotransferase TMS Trimethylsilyl
u Uur UGT Uridine difosfoglucuronosyl transferase
uPA Urokinase-type plasminogeen activator WADA Wereld Anti-Doping Agentschap
Metabolisatiestudie van methyldienolone en methyltrienolone aan de hand van
het in vivo chimeer uPA+/+-SCID muismodel en in vitro humane lever microsomen
7
Verklarende woordenlijst
Abdominaal Met betrekking tot de buik Chimeer Levend wezen die cellen bevat met verschillende genetische
achtergrond Chronisch Langdurig
Co-factor Een stof die naast een enzym noodzakelijk is voor het plaatsen van bepaalde biochemische reacties
Farmacokinetiek Beschrijft de processen waaraan een werkzame stof in het lichaam wordt onderworpen
First-pass effect Eerste leverpassage via de leverpoortader van een stof na opname in de darmen
Hepatische sinusoïden
Haarvatennetwerk waar zuurstofrijk bloed uit de slagader gemengd wordt met het zuurstofarme maar voedselrijk bloed uit de poortader.
Hepatocyten Levercellen
Hepatoxiciteit Toxiciteit voor de lever Heterozygoot Twee verschillende allelen van een gen voor een bepaalde
eigenschap Homozygoot Twee identieke allelen van een gen voor een bepaalde eigenschap
Immunodeficiënt Immuunsysteem is onderdrukt Immunologische tolerantie
Als lichaamseigen door het immuunsysteem herkend worden
Impotentie Erectiestoornissen
Intestinaal Met betrekking tot de darm Intramusculair In de spieren
Kwantitatief Uitgedrukt in getallen Lipofiel Vetminnend
Mono-oxygenasen Groep van enzymen die een hydroxylgroep zullen incorporeren in het substraat
Oraal Via de mond Orale gavatie Toediening via een sonde door de slokdarm
Oscillerend Periodiek herhaalde omkering van de bewegingsrichting Overexpressie Het gen wordt meer tot expressie gebracht dan normaal
Parenchym Hepatocyt weefsel in de lever Parenteraal Om de darm heen
Metabolisatiestudie van methyldienolone en methyltrienolone aan de hand van
het in vivo chimeer uPA+/+-SCID muismodel en in vitro humane lever microsomen
8
Precursor Voorloper Regenereren Vernieuwen
Metabolisatiestudie van methyldienolone en methyltrienolone aan de hand van
het in vivo chimeer uPA+/+-SCID muismodel en in vitro humane lever microsomen
9
Lijst van tabellen en figuren
Lijst van tabellen
Tabel 1: Reacties van het fase I metabolisme [10]. .......................................................................................... 22
Tabel 2: Reacties van het fase II metabolisme [10]. ......................................................................................... 25
Tabel 3: Gradiëntprogramma. ........................................................................................................................... 37
Tabel 4: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en full scan spectra referentiestandaard methyldienolone. ................................................................................................................................ 44
Tabel 5: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en massaspectra referentiestandaard methyldienolone. ............................................................................................................................................................ 45
Tabel 6: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en massaspectra referentiestandaard methyltrienolone. ............................................................................................................................................................ 46
Tabel 7: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en full scan spectra positieve controle. ...................... 54
Tabel 8: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en full scan spectra HLM. ......................................... 56
Tabel 9: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en massaspectra positieve controle. ........................... 58
Tabel 10: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en massaspectra HLM methyldienolone. ................ 61
Tabel 11: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en massaspectra HLM methyltrienolone. ................ 62
Tabel 12: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en full scan spectra excretie-urine niet-chimere en chimere muis. ..................................................................................................................................... 65
Tabel 13: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en massaspectra excretie-urine methyldienolone. ... 67
Tabel 14: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en massaspectra excretie-urine methyltrienolone chimere muis. ..................................................................................................................................... 70
Tabel 15: Relatieve retentietijden van methyldienolone en metabolieten gedetecteerd via GC-MS. .............. 71
Tabel 16: Relatieve retentietijden van methyldienolone en metabolieten gedetecteerd via LC-MS2. ............. 72
Tabel 17: Relatieve retentietijden van methyltrienolone en metabolieten gedetecteerd via LC-MS2. ............. 72
Tabel 18: Overzicht metabolieten methyldienolone in HLM en excretie-urines via detectie op GC-MS (bovenaan) en LC-MS2 (onderaan). ................................................................................................... 73
Tabel 19: Overzicht metabolieten methyltrienolone in HLM en excretie-urines via detectie op LC-MS2. ..... 73
Metabolisatiestudie van methyldienolone en methyltrienolone aan de hand van
het in vivo chimeer uPA+/+-SCID muismodel en in vitro humane lever microsomen
10
Lijst van figuren
Figuur 1: Basisstructuur van steroïden [10]. .................................................................................................... 19
Figuur 2: Structuurformule van testosteron [10]. ............................................................................................. 19
Figuur 3: Werkingsmechanisme van testosteron of AAS [18]. ........................................................................ 20
Figuur 4: A-ring metabolisme met 5α- en 5β-reductie gevolgd door 3α- en 3β-hydroxy-reductie [10]. ......... 23
Figuur 5: D-ring metabolisme met 17-oxidatie en de reacties 17α- en 17β-hydroxylatie [10]. ....................... 24
Figuur 6: A-ring conjugatie met glucuronidatie en sulfatatie van de 3-hydroxylgroep [10]. .......................... 25
Figuur 7: D-ring conjugatie met glucuronidatie en sulfatatie van de 17β-hydroxylgroep [10]. ...................... 26
Figuur 8: Structuurformule methyldienolone. .................................................................................................. 26
Figuur 9: Structuurformule methyltrienolone. .................................................................................................. 26
Figuur 10: Schematische voorstelling van de gaschromatograaf [32]. ............................................................ 28
Figuur 11: Methyldienolone na derivatisatie. ................................................................................................... 29
Figuur 12: Methyltrienolone na derivatisatie. .................................................................................................. 29
Figuur 13: Quadrupool analysator [36]. .......................................................................................................... 30
Figuur 14: Analysemethoden triple quadrupool MS. ....................................................................................... 31
Figuur 15: Chromatogram referentiestandaard methyldienolone (MD) met IS en derivatisatieprobleem (MD”, zie verder) op GC-MS gebruik gemaakt van EIC. .......................................................................... 42
Figuur 16: Full scan massaspectrum van methandiënon (IS). .......................................................................... 43
Figuur 17: Full scan massaspectrum van methyldienolone (MD). ................................................................... 43
Figuur 18: Full scan massaspectrum van het derivatisatieprobleem van methyldienolone (MD”). ................. 43
Figuur 19: Chromatogram referentiestandaard methyldienolone (MD) met IS op LC-MS2. .......................... 45
Figuur 20: Massaspectrum van methandiënon (IS). ......................................................................................... 45
Figuur 21: Massaspectrum van methyldienolone (MD). .................................................................................. 45
Figuur 22: Chromatogram referentiestandaard methyltrienolone (MT) met IS op LC-MS2. .......................... 46
Figuur 23: Massaspectrum van methyltrienolone (MT). .................................................................................. 46
Figuur 24: Chromatogram supplement methyldienolone (MD) met onbekende component (pijl, zie verder) op GC-MS. ........................................................................................................................................... 47
Figuur 25: Chromatogram supplement methyldienolone (MD) op GC-MS gebruik gemaakt van EIC. ......... 47
Metabolisatiestudie van methyldienolone en methyltrienolone aan de hand van
het in vivo chimeer uPA+/+-SCID muismodel en in vitro humane lever microsomen
11
Figuur 26: Chromatogram supplement methyldienolone (MD) met onbekende component (pijl, zie verder) op LC-MS2. ........................................................................................................................................... 48
Figuur 27: Chromatogram supplement methyldienolone (MD) op LC-MS2 met selectie van [M+H]+ met m/z 287. .................................................................................................................................................. 48
Figuur 28: Massaspectrum van onbekende component. ................................................................................... 49
Figuur 29: Full scan massaspectrum van onbekende component. .................................................................... 49
Figuur 30: Overlaid chromatogram HLM incubatieperiode van de metaboliet van methyldienolone op GC-MS gebruik gemaakt van EIC. ........................................................................................................ 50
Figuur 31: Chromatogrammen HLM incubatieperioden van methyldienolone met metabolieten (omkaderd) op LC-MS2. ...................................................................................................................................... 51
Figuur 32: Chromatogrammen HLM incubatieperioden van methyltrienolone met metabolieten (omkaderd) op LC-MS2. ...................................................................................................................................... 52
Figuur 33: Chromatogram positieve controle, methandiënon en 6β-hydroxymethandiënon als metaboliet, met IS’ op GC-MS. ................................................................................................................................. 53
Figuur 34: Full scan massaspectrum van 17α-methyltestosteron (IS’). ........................................................... 54
Figuur 35: Full scan massaspectrum van 6β-hydroxymethandiënon. .............................................................. 54
Figuur 36: Overlaid chromatogram HLM ter detectie van de metaboliet (M1) en derivatisatieprobleem (M1”, zie verder) van methyldienolone (MD) met IS op GC-MS. ............................................................ 55
Figuur 37: Full scan massaspectrum van metaboliet M1. ................................................................................ 56
Figuur 38: Full scan massaspectrum van het derivatisatieprobleem van de metaboliet M1 (M1”). ................ 56
Figuur 39: Chromatogram positieve controle, methandiënon en 17-methyl-6β,16,17-trihydroxyandrosta-1,4-dien-3-on (PCM1), 6β-hydroxymethandiënon (PCM2) en x-hydroxymethandiënon (PCM3) als metabolieten, met IS’ op LC-MS2. .................................................................................................. 57
Figuur 40: Massaspectrum van 17α-methyltestosteron (IS’). .......................................................................... 57
Figuur 41: Massaspectrum van metaboliet PCM1. .......................................................................................... 58
Figuur 42: Massaspectrum van metaboliet PCM2, daar het massaspectrum van metaboliet PCM3 gelijkaardig is. ..................................................................................................................................................... 58
Figuur 43: Chromatogram negatieve controle met IS op LC-MS2. .................................................................. 59
Figuur 44: Chromatogram blanco controle, methyldienolone (MD) met IS op LC-MS2. ............................... 59
Figuur 45: Chromatogram HLM methyldienolone (MD) en M1’, M2’, M3’, M4’, M5’, M6’ als metabolieten, met IS op LC-MS2. .......................................................................................................................... 60
Figuur 46: Massaspectrum van metaboliet M1’, daar de massaspectra van metabolieten M2’, M3’ en M4’ gelijkaardig zijn. .............................................................................................................................. 60
Figuur 47: Massaspectrum van metaboliet M5’, daar het massaspectrum van metaboliet M6’ gelijkaardig is. ......................................................................................................................................................... 60
Metabolisatiestudie van methyldienolone en methyltrienolone aan de hand van
het in vivo chimeer uPA+/+-SCID muismodel en in vitro humane lever microsomen
12
Figuur 48: Chromatogram blanco controle, methyltrienolone (MT) met IS op LC-MS2. ............................... 61
Figuur 49: Chromatogram HLM methyltrienolone (MT) en A1, A2 als metabolieten, met IS op LC-MS2. ... 62
Figuur 50: Massaspectrum van metaboliet A1, daar het massaspectrum van metaboliet A2 gelijkaardig is. . 62
Figuur 51: Overlaid chromatogram excretie-urine niet-chimere muis (bovenaan) en chimere muis (onderaan) ter detectie van de metaboliet (M1) en derivatisatieprobleem (M1”) van methyldienolone (MD) met IS op GC-MS. ........................................................................................................................... 64
Figuur 52: Chromatogram systeem blank met IS op LC-MS2. ........................................................................ 66
Figuur 53: Chromatogram negatieve urine methyldienolone niet-chimere muis (bovenaan) en chimere muis (onderaan) met IS op LC-MS2. ........................................................................................................ 66
Figuur 54: Chromatogram excretie-urines metabolieten methyldienolone op LC-MS2 met selectie van [M+H]+ met een m/z 303. ................................................................................................................ 67
Figuur 55: Chromatogram negatieve urine methyltrienolone niet-chimere muis (bovenaan) en chimere muis (onderaan) met IS op LC-MS2. ........................................................................................................ 69
Figuur 56: Chromatogram excretie-urine metabolieten methyltrienolone op LC-MS2 met selectie van [M+H]+ met een m/z 301. .............................................................................................................................. 70
Inhoudsopgave
13
Inhoudsopgave
Voor akkoord verklaring .................................................................................................... 1
Woord vooraf ....................................................................................................................... 2
Samenvatting ........................................................................................................................ 3
Summary .............................................................................................................................. 4
Lijst met afkortingen en symbolen ..................................................................................... 5
Verklarende woordenlijst ................................................................................................... 7
Lijst van tabellen en figuren ............................................................................................... 9
Inhoudsopgave ................................................................................................................... 13
1 Inleiding, probleemstelling en situatieschets ............................................................. 16
1.1 Doping ................................................................................................................................. 16 1.2 Anabole androgene steroïden (AAS) ................................................................................ 18
1.2.1 Inleiding ....................................................................................................................... 18 1.2.2 Structuur ....................................................................................................................... 19
1.2.3 Werkingsmechanisme .................................................................................................. 19 1.2.4 Effecten ........................................................................................................................ 20
1.3 Metabolisatie van anabole androgene steroïden ............................................................. 21
1.3.1 Fase I metabolisme ....................................................................................................... 21 1.3.1.1 A-ring metabolisme ............................................................................................................ 22 1.3.1.2 B-ring metabolisme ............................................................................................................ 23 1.3.1.3 C-ring metabolisme ............................................................................................................ 23 1.3.1.4 D-ring metabolisme ............................................................................................................ 23
1.3.2 Fase II metabolisme ..................................................................................................... 24 1.4 Methyldienolone en methyltrienolone ............................................................................. 26
1.5 Detectie van anabole androgene steroïden ...................................................................... 27
1.5.1 Gaschromatografie (GC) .............................................................................................. 27 1.5.2 Vloeistofchromatografie (LC) ...................................................................................... 29
1.5.3 Massaspectrometrie (MS) ............................................................................................ 30 1.6 In vivo en in vitro technieken ............................................................................................ 32
1.6.1 In vivo: het muismodel ................................................................................................. 32
1.6.2 In vitro: humane lever microsomen (HLM) ................................................................. 33
1.6.3 Voor- en nadelen .......................................................................................................... 34
Inhoudsopgave
14
2 Materiaal en methoden ............................................................................................... 35
2.1 Producten en reagentia ..................................................................................................... 35 2.2 Instrumentatie .................................................................................................................... 35
2.2.1 Indamptoestellen .......................................................................................................... 35
2.2.2 Incubatietoestellen ........................................................................................................ 36 2.2.3 Centrifuges ................................................................................................................... 36
2.2.4 Overige ......................................................................................................................... 36
2.2.5 GC-MS ......................................................................................................................... 36 2.2.6 LC-MS2 ........................................................................................................................ 37
2.3 Referentiestandaarden ...................................................................................................... 37
2.4 Supplement methyldienolone ............................................................................................ 38 2.5 Staalvoorbereiding humane lever microsomen .............................................................. 38
2.6 Staalvoorbereiding excretie-urines .................................................................................. 39 2.7 Analyse met GC-MS .......................................................................................................... 41 2.8 Analyse met LC-MS2 ......................................................................................................... 41
3 Resultaten en discussie ................................................................................................ 42
3.1 Analyse van referentiestandaarden ................................................................................. 42
3.1.1 Referentiestandaard van methyldienolone op GC-MS ................................................. 42 3.1.2 Referentiestandaarden van methyldienolone en methyltrienolone op LC-MS2 ........... 44
3.1.2.1 Referentiestandaard van methyldienolone op LC-MS2 ...................................................... 44 3.1.2.2 Referentiestandaard van methyltrienolone op LC-MS2 ..................................................... 45
3.2 Analyse van het supplement methyldienolone ................................................................ 46 3.3 Analyse van de incubatieperiode van humane lever microsomen ................................ 50
3.3.1 HLM incubatieperiode van methyldienolone op GC-MS ............................................ 50
3.3.2 HLM incubatieperiode van methyldienolone op LC-MS2 ........................................... 51
3.3.3 HLM incubatieperiode van methyltrienolone op LC-MS2 ........................................... 52
3.4 Analyse van humane lever microsomen .......................................................................... 53
3.4.1 HLM methyldienolone op GC-MS .............................................................................. 53 3.4.1.1 Positieve controle ............................................................................................................... 53 3.4.1.2 Negatieve controle .............................................................................................................. 54 3.4.1.3 Blanco controle ................................................................................................................... 55 3.4.1.4 HLM ................................................................................................................................... 55
3.4.2 HLM methyldienolone op LC-MS2 .............................................................................. 57 3.4.2.1 Positieve controle ............................................................................................................... 57 3.4.2.2 Negatieve controle .............................................................................................................. 59 3.4.2.3 Blanco controle methyldienolone ....................................................................................... 59
Inhoudsopgave
15
3.4.2.4 HLM methyldienolone ....................................................................................................... 60 3.4.3 HLM methyltrienolone op LC-MS2 ............................................................................. 61
3.4.3.1 Blanco controle methyltrienolone ...................................................................................... 61 3.4.3.2 HLM methyltrienolone ....................................................................................................... 62
3.5 Analyse van excretie-urines .............................................................................................. 63
3.5.1 Excretie-urines methyldienolone op GC-MS ............................................................... 63 3.5.1.1 Toedieningsoplossing ......................................................................................................... 63 3.5.1.2 Controles ............................................................................................................................ 63 3.5.1.3 Excretie-urines .................................................................................................................... 64
3.5.2 Excretie-urines methyldienolone op LC-MS2 .............................................................. 65 3.5.2.1 Toedieningsoplossing methyldienolone ............................................................................. 65 3.5.2.2 Systeem blank ..................................................................................................................... 65 3.5.2.3 Negatieve urine methyldienolone ....................................................................................... 66 3.5.2.4 Excretie-urine methyldienolone ......................................................................................... 67
3.5.3 Excretie-urines methyltrienolone op LC-MS2 .............................................................. 68 3.5.3.1 Toedieningsoplossing methyltrienolone ............................................................................. 68 3.5.3.2 Negatieve urine methyltrienolone ...................................................................................... 69 3.5.3.3 Excretie-urine methyltrienolone ......................................................................................... 69
3.6 Overzicht ............................................................................................................................ 71
4 Besluit ........................................................................................................................... 74
Literatuurlijst ..................................................................................................................... 76
Inleiding, probleemstelling en situatieschets
16
1 Inleiding, probleemstelling en situatieschets
Het dopingcontrolelaboratorium (DoCoLab) is gevestigd te Zwijnaarde (Gent) en is
verbonden aan de faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de
Universiteit Gent. Aan het hoofd van het laboratorium staat Professor Dr. Van Eenoo.
DoCoLab staat in voor de dopingcontrole van urine- en bloedstalen van atleten en paarden,
door deze te analyseren op de aanwezigheid van verboden middelen. Hiernaast worden er
ook nieuwe methoden ontwikkeld voor het opsporen van verboden middelen. DoCoLab is
opgenomen in de lijst van de 32 geaccrediteerde laboratoria van het Wereld Anti-Doping
Agentschap (WADA) voor het uitvoeren van dopingcontrole analyses en maakt gebruik
van ISO 17025 geaccrediteerde methoden om zo de kwaliteit te waarborgen [1,2].
Binnen dit onderzoek wordt de metabolisatie nagegaan van dopinggerelateerde producten
en meer bepaald van anabole androgene steroïden (AAS). De componenten die worden
onderzocht zijn methyldienolone en methyltrienolone. De metabolieten van het steroïde
laten een langere detectie van het misbruik toe dan het eigenlijke steroïde, waardoor het
dus belangrijk is dat het metabolisme gekend is. Daarnaast is het ook van belang dat de
structuur van de metabolieten achterhaald wordt om methyldienolone en methyltrienolone
specifieker te kunnen identificeren in de urine. De studie naar de metabolisatie van deze
AAS componenten wordt aan de hand van in vivo en in vitro technieken onderzocht.
Hiervoor wordt er op zoek gegaan naar humane metabolieten door het analyseren van
excretie-urines van niet-chimere en chimere muizen en via incubaties met behulp van
microsomen. De metabolieten worden opgespoord aan de hand van detectiemethoden.
Hierbij zijn de voornaamste detectiemethoden voor steroïden gaschromatografie (GC) en
vloeistofchromatografie (LC) gekoppeld aan massaspectrometrie (MS).
1.1 Doping
Doping wordt gedefinieerd als het overtreden van een of meerdere anti-doping regels die
beschreven staan in De Code van het WADA. Dit houdt onder andere in het verhandelen,
het in bezit zijn of het gebruik van een prestatie bevorderend middel die gebruikt wordt in
de sportwereld. Ook fraude gedurende de dopingcontrole kan als doping beschouwd
worden. Uit statistieken van het WADA is gebleken dat de anabole middelen de meest
voorkomende substanties zijn die gebruikt worden als doping [3-5].
Inleiding, probleemstelling en situatieschets
17
Het WADA is een onafhankelijke internationale organisatie die werd opgericht in 1999 om
een strijd te voeren tegen doping. De doelstellingen hiervan zijn om de gezondheid,
eerlijkheid en wereldwijde gelijkheid voor atleten te bevorderen. Elk jaar stelt het WADA
een vernieuwde lijst op van substanties en methoden die verboden zijn binnen en buiten de
competitie, genaamd de Verboden Lijst. Deze lijst vormt een internationale standaard met
als doel het wereldwijd harmoniseren van het anti-doping beleid. Opdat een substantie of
methode tot de Verboden Lijst behoort, moet het voldoen aan minimaal twee van volgende
drie criteria: (1) de substantie is een prestatie bevorderend middel; (2) er bestaat een
mogelijks gevaar voor de gezondheid van de atleet; en (3) indien het de geest van de sport
schendt [3,6-8].
De verboden middelen en methoden worden onderverdeeld in verschillende klassen:
S0. Niet goedgekeurde substanties;
S1. Anabole middelen;
S2. Peptide hormonen, groeifactoren en verwante stoffen;
S3. Bèta-2 agonisten;
S4. Hormoon- en metabole modulatoren;
S5. Diuretica en andere maskerende middelen;
S6. Stimulantia;
S7. Narcotica;
S8. Cannabinoïden;
S9. Glucocorticosteroïden;
P1. Alcohol;
P2. Bèta-blokkers;
M1. Manipulatie van bloed en bloedcomponenten;
M2. Chemische en fysische manipulatie;
M3. Genetische doping [8].
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen binnen en buiten wedstrijdverband. De klassen
S0 tot S5 zijn substanties en M1 tot M3 methoden die zowel binnen als buiten de
competitie verboden zijn. De klassen S6 tot S9 zijn substanties die enkel binnen
wedstrijdverband verboden zijn. Bij bepaalde sporten behoren de klassen P1 en P2 ook tot
de verboden middelen. De AAS behoren tot de S1 klasse van de anabole middelen [8].
Inleiding, probleemstelling en situatieschets
18
1.2 Anabole androgene steroïden (AAS)
1.2.1 Inleiding
Testosteron is het meest gekende voorbeeld van een AAS die in de Verboden Lijst van het
WADA is opgenomen. Het is een androgeen steroïde die bij mannen hoofdzakelijk
geproduceerd wordt in de tussencellen van Leydig in de testis. Testosteron is in mindere
mate aanwezig bij vrouwen en wordt vooral geproduceerd in de eierstokken. In beide
geslachten komt testosteron in kleine hoeveelheden voor in de bijnieren. Het hormoon
werd in 1935 voor het eerst ontdekt en gesynthetiseerd met medische doeleinden, maar al
gauw werd ook het misbruik ervan in de sport vastgesteld. Bij toediening van testosteron
via orale of parenterale weg wordt deze zeer vlug opgenomen in het bloed, waarna er een
snelle afbraak in de lever zal plaatsvinden door het first-pass metabolisme. Om het first-
pass effect te vermijden, worden chemische modificaties uitgevoerd om de AAS oraal en
parenteraal actief te maken. Alkylering op C-17α zal het first-pass metabolisme in de lever
vertragen door het sterisch hinderen van de 17β-hydroxylgroep, waardoor het steroïde
oraal actief wordt. Methyldienolone en methyltrienolone zijn voorbeelden van oraal
actieve steroïden met een 17α-methylgroep. Om parenterale preparaten actief te maken via
intramusculaire injectie wordt de 17β-hydroxylgroep veresterd door een carbonzuur,
hierbij zal het steroïde lipofiele eigenschappen vertonen en oplossen in vetweefsel. Door
hydrolyse zal het steroïde geleidelijk aan worden vrijgesteld, waardoor de werkingsduur
verlengd wordt [8-12].
De AAS zijn synthetisch vervaardigde stoffen die afgeleid zijn van het mannelijk
geslachtshormoon testosteron met een spieropbouwend effect. Door veranderingen aan te
brengen in de ringstructuur van het steroïde probeert men de ongewenste androgene
effecten (zie 1.2.4) zoveel mogelijk te reduceren en de gewenste anabole effecten (zie
1.2.4) te stimuleren. De AAS werden op de Olympische Spelen in Montreal van 1976 voor
het eerst opgespoord in humane urine via GC-MS, waarna het gebruik ervan onmiddellijk
werd verboden door het Internationaal Olympisch Comité (IOC). De AAS worden
geclassificeerd in twee groepen, namelijk de endogene en exogene steroïden. Endogene
steroïden zijn lichaamseigen steroïden, waarbij testosteron het belangrijkste voorbeeld is.
Exogene steroïden zijn AAS die van buitenaf in het lichaam zijn terechtgekomen en dus
van nature niet in het lichaam voorkomen. Methyldienolone en methyltrienolone zijn
Inleiding, probleemstelling en situatieschets
19
voorbeelden van exogene steroïden die in de bachelorproef verder zullen bestudeerd
worden [9-11,13].
Designer steroïden werden tot voor kort geïntroduceerd in voedingssupplementen. Dit zijn
gemodificeerde steroïden, vertrekkend uit testosteron die structurele veranderingen hebben
ondergaan met eenzelfde werking waardoor ze niet meer gedetecteerd zullen worden via
specifieke anti-doping methoden. Prohormonen zijn precursors van hormonen, waarbij
deze door enzymen in het lichaam zullen worden omgezet tot hormonen of substanties met
een hormonale werking die tot de verboden middelen behoren. Door het ontwikkelen van
deze substanties probeert men de dopingcontroles te omzeilen [7,12,14,15].
1.2.2 Structuur
Steroïden hebben als basisstructuur een perhydrocyclopentanofenantreen ringsysteem die
bestaat uit drie cyclohexaanringen (A-, B- en C-ring) en een cyclopentaanring (D-ring),
waarbij een specifieke nummering geldt van het koolstofskelet (Figuur 1). Op basis van
deze nummering kunnen de posities van de zijketens met functionele groepen aangegeven
worden. Deze kunnen zich zowel onder als boven het vlak van het koolstofskelet bevinden,
waardoor respectievelijk een α- of β-positie wordt verkregen. Testosteron (17β-hydroxy-4-
androsteen-3-on) is het model van de AAS en wordt gekenmerkt door zijn androstaanskelet
met twee β-methylgroepen op C-10 en C-13, respectievelijk C-19β en C-18β (Figuur 2)
[10,16,17].
Figuur 1: Basisstructuur van steroïden [10].
Figuur 2: Structuurformule van testosteron [10].
1.2.3 Werkingsmechanisme
Het werkingsmechanisme van AAS is vergelijkbaar met dat van testosteron. Hierbij zal het
steroïde diffunderen in het cytoplasma van de cel van het doelweefsel, waar het zal binden
aan receptoren. Testosteron kan in zijn oorspronkelijke vorm of na omzetting door het
Inleiding, probleemstelling en situatieschets
20
enzym 5α-reductase tot 5α-dihydrotestosteron (DHT) binden aan de androgeenreceptor
(AR), waarbij DHT een veel hogere affiniteit vertoont voor de AR in vergelijking met
testosteron. Afhankelijk van het doelorgaan zullen AAS ook binden met een verschillende
affiniteit voor de AR. Testosteron kan alsook worden omgezet door het enzym aromatase
tot de vrouwelijke geslachtshormonen oestradiol en oestron, die zullen binden aan de
oestrogeenreceptor (ER). Hierdoor ontstaat er een steroïdereceptorcomplex die langs de
poriën van de kernmembraan, de celkern binnentreedt om zijn effect uit te oefenen. In de
celkern zal het steroïdereceptorcomplex binden aan de regulerende sequentie van het
DNA-fragment en zo genactivatie induceren, wat resulteert in transcriptie en translatie om
de eiwitsynthese te stimuleren. Bij transcriptie zal het DNA in de nucleus van de cel door
RNA-polymerase vertaald worden in RNA en meer bepaald in mRNA. Het mRNA zal de
celkern verlaten om zo in het cytoplasma terecht te komen en het proces van translatie te
starten. Hierbij zal het mRNA door ribosomen vertaald worden tot aminozuren, die
coderen voor specifieke eiwitten (Figuur 3) [7,9,11,18,19].
Figuur 3: Werkingsmechanisme van testosteron of AAS [18].
1.2.4 Effecten
AAS hebben zowel androgene als anabole effecten (zie 1.2.1). De androgene werking
zorgt voor de ontwikkeling van mannelijke kenmerken zoals een verlaging van de stem,
het typisch mannelijk beharingspatroon, verhoging van de talgproductie en agressiviteit.
Dit laatste kan een verhoogde staat van concentratie teweegbrengen. De anabole effecten
zorgen voor de toename van de spiermassa en weefselopbouw van botten. Dit wordt
Inleiding, probleemstelling en situatieschets
21
verwezenlijkt door enerzijds de eiwitopbouw te stimuleren en anderzijds de eiwitafbraak te
remmen. Omwille van deze anabole eigenschappen worden steroïden als een prestatie
bevorderend middel gebruikt in de sportwereld [9,11].
Het veelvuldig gebruik en het toedienen van hoge doseringen van AAS kunnen echter heel
wat ongewenste effecten op de gezondheid teweegbrengen. Als algemene nevenwerkingen
gelden een toegenomen libido, acne en een vettigere huid door een verhoogde
talgproductie, beschadiging van de lever met leverfunctiestoornissen tot gevolg door de
afbraak van AAS en agressiviteit kan ook als een neveneffect beschouwd worden.
Daarnaast bestaat er een verhoogd risico op hart- en vaatziekten door een stijging van het
LDL-cholesterolgehalte en een daling van het HDL-cholesterolgehalte. Bij vrouwen kan er
bij het gebruik van AAS een verstoring van de menstruele cyclus optreden en kunnen er
zich mannelijke kenmerken ontwikkelen zoals mannelijke lichaamsbeharing,
borstverkleining en stemverlaging. Bij mannen zal de endogene productie onderdrukt
worden waardoor er borstvorming en testikelvermindering, met een afname van de
zaadproductie, wordt verkregen. Alsook behoren impotentie, vergroting van de prostaat en
prostaatkanker tot de nevenwerkingen bij de man [7,9,11,12].
1.3 Metabolisatie van anabole androgene steroïden
De afbraak van AAS door metabolisatie vindt hoofdzakelijk plaats in de lever en heeft als
doel om steroïden te inactiveren en de excretie te bevorderen. Desondanks er ook andere
organen betrokken zijn bij de biotransformatie, is de lever hierbij het belangrijkste orgaan.
Het metabolisme van AAS is verwant aan dat van testosteron, waarbij de metabolische
pathway van testosteron de basis vormt van AAS met een gelijkaardige structuur. Het
metabolisme wordt onderverdeeld in twee fasen, namelijk het fase I en het fase II
metabolisme, waarbij er metabolische veranderingen zullen plaatsvinden in de
ringstructuur van het steroïde [10,20].
1.3.1 Fase I metabolisme
Tijdens het fase I metabolisme zullen er zich modificaties voordoen aan de structuur van
het steroïde door enzymatisch gekatalyseerde reacties zoals oxidaties, reducties of
hydroxylaties. Hierdoor zullen AAS omgezet worden in meer polaire verbindingen,
Inleiding, probleemstelling en situatieschets
22
waarbij deze geïnactiveerd worden om zo de excretie te bevorderen. Een samenvattende
tabel van de fase I reacties aan de ringstructuur worden weergegeven in Tabel 1. Hiernaast
kunnen er ook hydroxylaties plaatsvinden op C-18 of C-19 [10,21].
Tabel 1: Reacties van het fase I metabolisme [10].
A-ring B-ring C-ring D-ring 5α- en 5β-reductie 3α- en 3β-hydroxy-reductie 1,2-hydrogenatie 1,2-dehydrogenatie
6β-hydroxylatie 6,7-dehydrogenatie
12-hydroxylatie 16-oxidatie 17-oxidatie 17α- en 17β-hydroxylatie 16α- en 16β-hydroxylatie 17-epimerisatie
Cytochroom P450 (CYP) enzymen zijn enzymen die deze reacties katalyseren en spelen
dus een centrale rol in de metabolisatie als fase I enzymen, waarbij deze talrijk aanwezig
zijn in de lever. Zowel in vivo als in vitro wordt het CYP systeem gebruikt. Dit is een
groep van enzymen, de mono-oxygenasen die instaan voor de oxidatie van vele stoffen en
omvatten meerdere isovormen, waaronder CYP3A4. CYP3A4 komt in de lever en het
gastro-intestinaal stelsel voor en is betrokken bij de metabolisatie van de meeste stoffen
(>50%). De metabolische reacties die plaatsvinden door CYP3A4 zijn hydroxylaties met
als voorbeeld de C6-β-hydroxylatie van testosteron [20-24].
1.3.1.1 A-ring metabolisme
5α- en 5β-reductie van 3-keto-4-een steroïden is de initiële en snelheidsbepalende stap in
het metabolisme van testosteron. Hierbij zal er reductie plaatsvinden van de dubbele
binding tussen C-4 en C-5 door het 5α- en 5β-reductase met NADPH als co-factor,
waardoor er twee isomeren worden gevormd met een 5α- en 5β-configuratie. Zoals eerder
vermeld zal het enzym 5α-reductase testosteron omzetten in DHT. Deze irreversibele
reactie wordt gevolgd door de 3α- en 3β-hydroxy-reductie, waarbij de ketofunctie op C-3
van het 5α- of 5β-isomeer gereduceerd wordt door 3α- of 3β-hydroxysteroïd
dehydrogenase tot een 3α- of 3β-hydroxy structuur (Figuur 4) [9,10].
Inleiding, probleemstelling en situatieschets
23
Figuur 4: A-ring metabolisme met 5α- en 5β-reductie gevolgd door 3α- en 3β-hydroxy-reductie [10].
Bovendien kunnen er ook reacties zoals 1,2-dehydrogenatie van 3-keto-4-een steroïden tot
3-keto-androsta-1,4-dien steroïden optreden. Alsook behoort hydrogenatie van de C-1,2
dubbele binding in 3-keto-androsta-1,4-dien steroïden tot een van de reacties van het fase I
metabolisme in de A-ring [10].
1.3.1.2 B-ring metabolisme
Ter hoogte van de B-ring is 6β-hydroxylatie de voornaamste metabolisatiereactie bij de
AAS. Het metabolisme van de B-ring is het meest uitgesproken bij steroïden met een 17β-
hydroxy-17α-methyl structuur, waar de reductie in de A-ring gehinderd wordt door de
aanwezigheid van een dubbele bindingen tussen C-1 en C-2. Naast de hydroxylatie op C-
6β behoort ook 6,7-dehydrogenatie tot een van de reacties van het fase I metabolisme in de
B-ring, maar is weinig voorkomend in de metabolische pathway van AAS [10].
1.3.1.3 C-ring metabolisme
De reacties in het metabolisme van de C-ring zijn beperkt tot een 12-hydroxylatie, waarbij
er hydroxylatie op C-12α of C-12β zal plaatsvinden [10].
1.3.1.4 D-ring metabolisme
17-oxidatie van de 17β-hydroxylgroep is de meest gekende metabolisatieweg van 17β-
hydroxy steroïden zoals testosteron, waar de 17β-hydroxylgroep enzymatisch geoxideerd
Inleiding, probleemstelling en situatieschets
24
wordt door 17β-hydroxysteroïd dehydrogenase (17β-HDS) tot een 17-keto structuur.
Ditzelfde enzym (17β-HDS) kan eveneens de 17-keto groep terug converteren in een 17β-
hydroxylgroep bij de 17β-hydroxylatie reactie van 17-keto steroïden. Bovendien kan er uit
de 17-keto groep ook 17α-hydroxy steroïden gevormd worden door het enzym 17α-
hydroxysteroïd dehydrogenase (17α-HDS), waarbij 17α-hydroxylatie van 17-keto
steroïden als reactie geldt (Figuur 5) [10].
Figuur 5: D-ring metabolisme met 17-oxidatie en de reacties 17α- en 17β-hydroxylatie [10].
Hydroxylatie van C-16α en C-16β behoort alsook tot een van de reacties van het fase I
metabolisme in de D-ring van AAS, waaruit 16-oxidatie als volgende reactie kan optreden.
Hierbij zullen 16-keto steroïden gevormd worden door enzymatische oxidatie uit de
overeenkomstige C-16α- of C-16β-hydroxy steroïden. Alsook kan er 17-epimerisatie van
de D-ring plaatsvinden [10].
1.3.2 Fase II metabolisme
Bij het fase II metabolisme treden er conjugatiereacties op waarbij steroïden of hun
metabolieten gekoppeld worden met een glucuronzuur of sulfaatgroep. Deze
conjugatiereacties zullen de polariteit van AAS verhogen waardoor excretie via de nieren
bevorderd wordt. De fase II reacties worden enzymatisch gekatalyseerd door de fase II
enzymen die hoofdzakelijk aanwezig zijn in de lever. Hierbij zijn co-factoren noodzakelijk
voor het katalyserend effect van deze enzymen. De voornaamste fase II enzymen zijn
uridine difosfoglucuronosyl transferase (UGT), sulfotransferase (ST), N-acetyl transferase
en glutathion S-transferase. UGT is het belangrijkste enzym bij de glucuronidatie, daar ST
voornamelijk sulfatatiereacties katalyseren. Een samenvattende tabel van de belangrijkste
fase II reacties aan de ringstructuur worden weergegeven in Tabel 2 [10,20,25].
Inleiding, probleemstelling en situatieschets
25
Tabel 2: Reacties van het fase II metabolisme [10].
A-ring D-ring sulfatatie en glucuronidatie 3-hydroxylgroep
glucuronidatie en sulfatatie secundaire 17β-hydroxylgroep glucuronidatie en sulfatatie tertiaire 17β-hydroxylgroep 17-epimerisatie
Uit de 3α- en 3β-hydroxy-reductie van het fase I metabolisme volgt de conjugatiereactie
aan de A-ring, waar sulfatatie en glucuronidatie van de 3-hydroxylgroep zal optreden.
Hierbij zullen 3α-hydroxy steroïden geconjugeerd worden met glucuronzuur die zal binden
aan de vrije hydroxylgroep op C-3α, waarbij 3α-O-β-glucuronides zullen gevormd worden.
Bij 3β-hydroxy steroïden zal er een sulfaatgroep gebonden worden op de vrije
hydroxylgroep van C-3β met vorming van 3β-sulfaat (Figuur 6) [10].
Figuur 6: A-ring conjugatie met glucuronidatie en sulfatatie van de 3-hydroxylgroep [10].
Als conjugatiereacties in de D-ring vinden er glucuronidaties of sulfataties plaats in
secundaire en tertiaire 17β-hydroxy steroïden, zoals testosteron. Hierbij zal de glucuronide-
of sulfaatgroep binden aan de vrije hydroxylgroep op C-17β tot vorming van 17β-O-β-
glucuronide of 17β-sulfaat (Figuur 7). Alsook kan er 17-epimerisatie van de D-ring
plaatsvinden [10].
Inleiding, probleemstelling en situatieschets
26
Figuur 7: D-ring conjugatie met glucuronidatie en sulfatatie van de 17β-hydroxylgroep [10].
1.4 Methyldienolone en methyltrienolone
Methyldienolone (17β-hydroxy-17α-methylestra-4,9-dien-3-on) en methyltrienolone of
ook wel metribolone genoemd (17β-hydroxy-17α-methylestra-4,9,11-trien-3-on) zijn oraal
actieve exogene AAS die afgeleid zijn van 19-nortestosteron, waarbij het anabole effect bij
beide steroïden veel hoger ligt dan het androgene. De orale activiteit van deze steroïden
wordt bekomen door de 17α-methyl substitutie. Bij deze substitutie bestaat er echter wel
een risico op leverschade, waarbij methyldienolone en methyltrienolone de hoogste
hepatoxiciteit vertonen van alle 17α-gemethyleerde AAS. Beide AAS vertonen structurele
gelijkenissen en worden gekenmerkt door een ketofunctie op C-3, een β-methylgroep op
C-13 en een α-methylgroep en β-hydroxylgroep op C-17. Methyldienolone en
methyltrienolone zijn niet-gearomatiseerde steroïden die geconjugeerde dubbele bindingen
bevatten, waarbij er een dubbele binding gelokaliseerd is in de A- en B-ring van
methyldienolone en in de A-, B- en C-ring van methyltrienolone. De structuurformule van
methyldienolone en methyltrienolone wordt weergegeven in Figuur 8 en 9, waarbij deze
steroïden een moleculair gewicht hebben met respectievelijk een massa-ladingsverhouding
(m/z) van 286 en 284. Beide AAS staan vermeld in de Verboden Lijst van het WADA,
maar over het metabolisme is weinig tot niets gekend [7,8,12,26,27].
Figuur 8: Structuurformule methyldienolone.
Figuur 9: Structuurformule methyltrienolone.
H
H
O
CH3OHCH3
H
H
O
CH3OHCH3
Inleiding, probleemstelling en situatieschets
27
Er werd al sinds 1960 onderzoek gedaan naar de mogelijkheid tot een farmaceutisch
preparaat van beide steroïden, maar deze werden uiteindelijk nooit geproduceerd voor
medische doeleinden door het hoog toxisch effect. Methyldienolone werd voor een korte
tijd als voedingssupplement op de markt gebracht onder de naam M-DIEN, maar is
momenteel niet meer verkrijgbaar. Methyltrienolone werd daarentegen niet geïntroduceerd
als supplement [12,26,27].
1.5 Detectie van anabole androgene steroïden
Voor de detectie van AAS en hun metabolieten wordt voor een urine matrix geopteerd in
de plaats van bloed, aangezien deze in een hogere concentratie voorkomen in urine en de
urine collectie minder invasief is dan een bloedafname. Om exogene AAS, met name
methyldienolone en methyltrienolone, op te sporen is er enkel een kwalitatieve bepaling
vereist doordat ze van nature niet in het lichaam voorkomen. De detectie van AAS gebeurt
meestal aan de hand van GC-MS waar een harde ionisatietechniek, elektron ionisatie (EI),
van toepassing is. Hierdoor treedt een sterke fragmentatie op, daar deze fragmenten ervoor
zorgen dat er bijkomende structurele informatie wordt verkregen over de te analyseren
component. Daarnaast wordt er ook gebruik gemaakt van vloeistofchromatografie
gecombineerd met tandem massaspectrometrie (LC-MS2), waarbij geen derivatisatie meer
vereist is en zo een snellere staalvoorbereiding toelaat. Bovendien wordt hierbij een zachte
ionisatietechniek, elektrospray ionisatie (ESI), gebruikt waardoor er minder fragmentatie
zal optreden en er informatie over het moleculair gewicht gewonnen zal worden. Bij deze
ionisatie zal er een verlies of winst van een H+ optreden, wat zich resulteert in een
positieve of negatieve modus van detectie. GC-MS en LC-MS2 zijn analytische technieken,
waarbij GC en LC zorgen voor de scheiding van de componenten en MS instaat voor de
detectie [28-30,33].
1.5.1 Gaschromatografie (GC)
GC is een scheidingstechniek waar de componenten zich zullen verdelen over twee fasen,
namelijk de mobiele fase en de stationaire fase. Het staal wordt via de mobiele fase, het
draaggas, over de stationaire fase geleid waarbij de componenten zich zullen verplaatsen
met een verschillende snelheid doorheen de kolom. De scheiding is gebaseerd op het
verschil in interactie met de stationaire fase en de vluchtigheid van de stof, wat resulteert in
Inleiding, probleemstelling en situatieschets
28
verschillende retentietijden. Hoe groter de affiniteit voor de stationaire fase, hoe trager de
componenten van de kolom zullen elueren. Stoffen met eenzelfde affiniteit voor de
stationaire fase zullen worden gescheiden op basis van vluchtigheid, hierbij zal deze met
het laagste kookpunt eerst over de kolom geleid worden. Als draaggas wordt meestal het
inert gas helium gebruikt, dit is vrij van onzuiverheden zodat er geen interactie optreedt
met de componenten of de stationaire fase. De stationaire fase bij capillaire GC bestaat uit
een dunne vloeistoffilm gecoat op de binnenwand van een capillaire kolom van fused
silica. Naargelang de aard van de te scheiden componenten wordt een polaire of apolaire
kolom gebruikt [31,32].
De GC maakt gebruik van een temperatuurgradiënt, waarbij de injectietemperatuur,
kolomtemperatuur en detectortemperatuur geregeld zal worden in de oven van de GC.
Hierdoor zal men een optimale scheiding en verkorte analysetijd verkrijgen door de
temperatuur geleidelijk aan te verhogen. Bij de injectie van het staal vindt onmiddellijke
verdamping plaats in de liner, gelokaliseerd in een warme verdampingsruimte, waar een
hoge initiële temperatuur geldt. Het verdampte staal zal hierna door het draaggas worden
meegenomen naar de kolom onder een hoge druk, waarna de componenten zich zullen
verdelen tussen de stationaire en mobiele fase en gescheiden van de kolom komen. Deze
zullen door de detector omgevormd worden tot elektrische signalen en daarna door het
dataverwerkend systeem verwerkt worden tot een chromatogram (Figuur 10). De detector
die gebruikt zal worden is de massaspectrometer [31,32].
Figuur 10: Schematische voorstelling van de gaschromatograaf [32].
Derivatisatie van AAS met trimethylsilyl (TMS) op GC is nodig om chromatografische
eigenschappen van steroïden te verbeteren, waar binding van TMS zal plaatsvinden op
zowel hydroxyl- als ketogroepen. Hierdoor worden stoffen vluchtiger en thermisch
stabieler gemaakt, maar alsook zullen betere fragmenten worden verkregen. Door binding
Inleiding, probleemstelling en situatieschets
29
van TMS (m/z 73) aan de ringstructuur van het steroïde zal het moleculair gewicht
wijzigen, waarbij er telkens een verlies van H+ zal optreden. Na derivatisatie met TMS van
methyldienolone en methyltrienolone worden moleculaire ion bekomen met respectievelijk
een m/z 430 (m/z 286 + (2 * m/z 72)) en een m/z 428 (m/z 284 + (2 * m/z 72)) (Figuur 11-
12) [28,33].
Figuur 11: Methyldienolone na derivatisatie.
Figuur 12: Methyltrienolone na derivatisatie.
1.5.2 Vloeistofchromatografie (LC)
LC is net zoals GC een scheidingstechniek waar de componenten zich zullen verdelen over
twee fasen, namelijk de mobiele fase en de stationaire fase. De mobiele fase is hierbij een
vloeistof. De scheiding berust op het verschil in interactie van de componenten met de
stationaire fase, waarbij de stationaire fase geadsorbeerd is in het poriënsysteem van het
poreus dragermateriaal, silica. De LC maakt gebruik van een verdelingsgradiënt die de
samenstelling zal wijzigen van de mobiele fase tijdens de scheiding. Hierdoor zullen de
componenten die gebonden zijn aan de stationaire fase deze interactie verliezen en van de
kolom zullen elueren met de mobiele fase [32,34,35].
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen normale fase-chromatografie (NPLC) en
omgekeerde fase-chromatografie (RPLC) op basis van het verschil in polariteit van de
mobiele en stationaire fase. Bij NPLC is de stationaire fase meer polair dan de mobiele
fase, waar bij RPLC het omgekeerde geldt. RPLC is de meest gebruikte
vloeistofchromatografische scheidingstechniek bestaande uit een apolaire stationaire fase
van silica gemodificeerd met lange C-ketens zoals C-18 en een mobiele fase van
water/methanol [32,35].
CH3CH3
CH3
CH3
CH3
H3C
CH3
Si
Si O
CH3 O
H
H
CH3CH3
CH3
CH3
CH3
H3C
CH3
Si
Si O
CH3 O
H
H
Inleiding, probleemstelling en situatieschets
30
1.5.3 Massaspectrometrie (MS)
MS is een detectiemethode die gebaseerd is op de ionisatie van componenten, waardoor
scheiding van ionen volgens hun m/z wordt verkregen [32,33]. Om de koppeling te maken
tussen de scheidingstechniek en de massaspectrometer is een interface nodig die de flow
van de mobiele fase en zo het drukverschil aanpast aan de capaciteit van de
massaspectrometer, waar vacuüm omstandigheden gelden. Daarna komen de componenten
in de ionenbron terecht, waarbij ionisatie zal plaatsvinden. Hierbij zullen ionen gevormd
worden door deze te bombarderen met elektronen. Op deze manier wordt een elektron uit
de molecule geslagen, waardoor positief geladen ionen bekomen worden [33].
De massa-analysator komt na de ionenbron, waar de scheiding van ionen zal plaatsvinden.
Hierbij worden de ionen gesorteerd volgens hun m/z verhouding door middel van een
elektromagnetisch veld binnenin de quadrupool. De quadrupool analysator bestaat uit vier
evenwijdige cilindrische staven, waar in elk paar tegenoverliggende staven een spanning
wordt aangebracht. Over het ene paar staven wordt een gelijkspanning aangelegd en over
het andere paar een wisselspanning. Afhankelijk van de spanning van dit elektrisch veld
worden ionen geselecteerd met een bepaalde m/z waarde en zullen deze in stabiele
oscillerende bewegingen getransporteerd worden naar de detector. De ionen die minder
stabiel bewegen in het elektrisch veld zullen de detector niet bereiken. De spanning op de
staven kan men variëren in de tijd waardoor een breed spectrum aan m/z waarden wordt
verkregen (Figuur 13). De quadrupool massa-analysator kan op twee manieren werken
namelijk in full scan of selected ion monitoring (SIM). In de full scan mode wordt het
volledig m/z gebied geanalyseerd en bij SIM worden enkel geselecteerde ionen
gedetecteerd [33,36].
Figuur 13: Quadrupool analysator [36].
Inleiding, probleemstelling en situatieschets
31
De gescheiden ionen zullen aan de hand van een elektron multiplier gedetecteerd worden.
Hierbij zullen de ionen invallen op een fotokathode waardoor elektronen vrijgemaakt
worden. Deze zullen zo op een tweede oppervlak invallen en opnieuw elektronen
vrijmaken die tot een signaal omgezet worden. Dit is een herhaaldelijk proces om het
signaal te versterken. Dit verkregen signaal is evenredig met het aantal ionen die de
detector bereiken [33].
Een tandem MS (MS2) of triple quadrupool kan ook gebruikt worden als
massaspectrometer. Deze bestaat uit drie quadrupolen die na elkaar geplaatst worden, twee
massaspectrometer quadrupolen en een collisie cel die zich tussen de twee andere
quadrupolen bevindt. In de eerste quadrupool worden precursorionen geselecteerd met een
bepaalde m/z. De collisie cel die hierop volgt zal de geselecteerde ionen fragmenteren door
botsing met het collisiegas. De derde quadrupool laat enkel de geselecteerde productionen
door voor detectie in het geval van single reaction monitoring (SRM) en precursor ion
scan. Hierbij zullen ionen met een m/z 77, 91 en 105 geselecteerd worden, daar deze ionen
in alle anabole steroïden voorkomen. Afhankelijk van de gekozen scan mode worden
quadrupool 1 en quadrupool 3 in full scan of SIM gezet, zodat respectievelijk alle
geïoniseerde moleculen worden doorgelaten of enkel de ionen met een welbepaalde m/z
waarde. Bij de product ion scan worden precursorionen geselecteerd in de eerste
quadrupool, waarna alle fragmentionen die gevormd werden in de collisie cel gedetecteerd
worden (Figuur 14) [35,37,38].
Figuur 14: Analysemethoden triple quadrupool MS.
Inleiding, probleemstelling en situatieschets
32
1.6 In vivo en in vitro technieken
Zoals beschreven (zie 1.3) is de lever een van de belangrijkste organen die
verantwoordelijk is voor de metabolisatie van AAS. Dit orgaan is voornamelijk betrokken
bij de farmacokinetiek en wordt bepaald door ADME (absorptie, distributie, metabolisatie
en eliminatie) waar in dit onderzoek de nadruk ligt op de metabolisatie. De componenten
worden na omzetting in de lever uitgescheiden in de urine. Omwille van ethische redenen
is het gebruik van gezonde menselijke vrijwilligers uitgesloten, waardoor men op zoek
gaat naar alternatieven zoals in vivo en in vitro technieken [24,39].
1.6.1 In vivo: het muismodel
Als diermodel wordt er gebruik gemaakt van chimere muizen die een gehumaniseerde
lever bevatten, namelijk homozygote urokinase-type plasminogen activator/severe
combined immunodeficiency (uPA+/+-SCID) muizen. Deze zijn afkomstig van het centrum
voor vaccinologie (CEVAC) en werden oorspronkelijk als model voor de evaluatie van
vaccins tegen hepatitis B en C virus gebruikt. In voorgaande in vivo studies met dit in vivo
model werden specifieke humane metabolieten van steroïden teruggevonden, waardoor
deze gebruikt wordt om de humane metabolisatie na te bootsen in het kader van doping
bestrijding [23,24,40].
Heterozygote uPA+/--SCID muizen, in dit onderzoek niet-chimere muizen genoemd,
bevatten geen getransplanteerde humane hepatocyten, waardoor deze dienen als
controlegroep. Ze worden binnen hun generatie gekruist om tot homozygote uPA+/+-SCID
te komen [23,39].
De uPA+/+-SCID muizen zijn drager van het muis urokinase-type plasminogeen activator
(uPA) gen dat onder de controle staat van de muis albumine promotor. Deze homozygote
muizen zijn immunodeficiënte muizen (SCID) die lijden aan een chronische leverziekte,
veroorzaakt door een specifieke overexpressie in de lever van het uPA gen. Dit kan leiden
tot sterfte indien er fatale intestinale en abdominale bloedingen optreden. De aangetaste
parenchymcellen van de lever kunnen tot 90% vervangen worden met humane hepatocyten
door deze te transplanteren in de uPA+/+-SCID muizen, waardoor de leverziekte geheeld
wordt. Door de SCID mutatie van deze muizen zullen de getransplanteerde humane
Inleiding, probleemstelling en situatieschets
33
hepatocyten niet afgestoten worden en dus immunologische tolerantie vertonen. De
humane hepatocyten zullen in de tweede week worden geïnjecteerd in de milt van
pasgeboren muizen. Deze worden via de bloedstroom van de milt naar de leverpoortader
gebracht, om in de lever terecht te komen waar verspreiding via diffusie in de hepatische
sinusoïden zal optreden. Hierna zal vermenigvuldiging plaatsvinden om zo de normale
leverfunctie te herstellen [14,23,39-41].
De concentratie aan humaan albumine die gemeten wordt in het plasma van de muis, is een
maat voor de hoeveelheid humane hepatocyten in de chimere lever. Hoe groter het gehalte
aan humaan albumine, hoe meer aangetaste parenchymcellen in de lever vervangen zijn
door humane hepatocyten en hoe meer het in vivo model de humane metabolisatie nabootst
[24,39].
1.6.2 In vitro: humane lever microsomen (HLM)
Als toepassing van een in vitro techniek worden HLM gebruikt in de studie om het
metabolisme van steroïden na te gaan. Deze levermicrosomen zijn membraanproteïnen
verpakt in vesikels afkomstig van het endoplasmatisch reticulum die CYP enzymen
bevatten en wordt bekomen na ultracentrifugatie van gehomogeniseerd leverweefsel. CYP
enzymen zijn grotendeels verantwoordelijk voor de fase I metabolisatie (zie 1.3.1). Alsook
is UGT als fase II enzymen (zie 1.3.2) aanwezig in de microsomen. Deze enzymen spelen
een belangrijke rol bij de biotransformatie. Om de metabolische activiteit van de CYP
enzymen te behouden, worden de microsomen bewaard op een lage temperatuur van -80°C
[20-22].
De enzymen in de HLM worden geactiveerd met een co-factor. NADPH is een
noodzakelijke co-factor voor de CYP activiteit, vandaar dat het NADPH regenererend
systeem wordt toegevoegd. Dit bestaat uit β-NADP, glucose-6-fosfaat en glucose-6-
fosfaat dehydrogenase. Hierbij zal NADPH gevormd worden uit NADP+ door gebruik te
maken van een enzymatische reactie van namelijk, glucose-6-fosfaat dehydrogenase in de
aanwezigheid van glucose-6-fosfaat als substraat [20-22,42].
Inleiding, probleemstelling en situatieschets
34
1.6.3 Voor- en nadelen
De grootste voordelen van microsomen zijn hun lage kostprijs, eenvoud in gebruik en het
is een goedgedefinieerde in vitro techniek voor het onderzoek naar de metabolisatie van
stoffen. Door gebruik te maken van pooled HLM, afkomstig van verschillende individuen
als donoren, kan men de variatie in metabolisatie tussen mensen opvangen. Als nadeel
geldt dat microsomen echter niet geschikt zijn voor kwantitatieve metingen, doordat HLM
een aanrijking van CYP en UGT enzymen bevatten. Hierdoor zal er geen competitie
optreden tussen andere enzymen, wat zich wel in vivo voordoet. Hierdoor zal er een hogere
metabolisatie plaatsvinden in de microsomen dan in de in vivo situatie [20,22].
Het voordeel van proefdierexperimenten is dat de humane in vivo situatie meer wordt
nagebootst dan in vitro, waarbij er een onvolledige representatie geldt van de in vivo
situatie. Proefdierexperimenten worden uitgevoerd als vervanger van of model voor de
mens. Hierbij zijn er enkele bezwaren tegen in vivo studies, namelijk ethische,
economische als wetenschappelijke bezwaren. Als ethisch bezwaar geldt dat het proefdier
niet zomaar mag misbruikt worden voor de mens, daarvoor heeft men goedkeuring nodig
van de Ethische Commissie Dierproeven (ECD). In vivo studies hebben alsook een hoge
kostprijs, met name de aankoop, verzorging en infrastructuur van proefdieren. En de vraag
of het gevonden effect bij een proefdier hetzelfde is als bij de mens, ligt aan de basis van
het wetenschappelijk bezwaar. Dit laatste bezwaar kan weerlegd worden door gebruik te
maken van een muismodel met getransplanteerde humane levercellen [20,43].
Materiaal en methoden
35
2 Materiaal en methoden
2.1 Producten en reagentia
Referentiestandaard voor methyldienolone (17β-hydroxy-17α-methylestra-4,9-dien-3-on)
werd aangekocht bij het National Measurement Institute (Pymble, Australië).
Referentiestandaard voor methyltrienolone (17β-hydroxy-17α-methylestra-4,9,11-trien-3-
on) werd aangekocht bij Perkin Elmer (Waltham, Verenigde Staten). Als inwendige
standaard (IS) wordt 17α-methyltestosteron gebruikt die bekomen werd via Organon (Oss,
Nederland), alsook methandiënon (17β-hydroxy-17α-methylandrosta-1,4-dien-3-on) die
verkregen werd bij het National Measurement Institute (Pymble, Australië). Het enzym β-
glucuronidase afkomstig van Escherichia coli K12 is van de leverancier Roche Diagnostics
(Mannheim, Duitsland). N-methyl-N-trimethylsilyltrifluoroacetamide (MSTFA) komt van
Karl Bucher (Waldstetten, Duitsland) en ethaanthiol (C2H6S) is afkomstig van Acros
(Geel, België). Diethylether (C4H10O), methanol (CH3OH), aceton (C3H6O) en
natriumwaterstofcarbonaat (NaHCO3) komen van Fisher Scientific (Loughborough, UK).
NADPH regeneratie systeem oplossing A en B, HLM pool en fosfaatbuffer pH 7,4 werden
aangekocht bij BD Biosciences (Franklin Lakes, Verenigde Staten). Phosphate buffered
saline (PBS) komt van GIBCO invitrogen (Gent, België). Natriumsulfaat (Na2SO4),
kaliumcarbonaat (K2CO3), dinatriumwaterstoffosfaat dihydraat (Na2HPO4.2H2O),
natriumdiwaterstoffosfaat dihydraat (NaH2PO4.H2O), ammoniumiodide (NH4I) en
azijnzuur (HAc) zijn afkomstig van Merck (Darmstadt, Duitsland). Ethanol (C2H5OH) en
ammoniumacetaat (NH4Ac) werden aangekocht bij Biosolve (Valkenswaard, Nederland).
Methanol HPLC grade (CH3OH) en water HPLC grade (H2O) komen van J.T. Baker
(Center Valley, Verenigde Staten). Supplement methyldienolone, M-DIEN is van
Underground Laboratories (onbekend).
De gassen die gebruikt worden zijn helium α-gas en zuurstofvrije stikstofgas (OFN) van de
leverancier Air Liquide (Aalter, België).
2.2 Instrumentatie
2.2.1 Indamptoestellen
Reacti-Therm IIITM Heating Module (Triple block) van Pierce (Rockford, Verenigde
Staten) bevat drie verwarmde aluminium blokken bij een temperatuur van 40°C en aan de
Materiaal en methoden
36
hand van zuurstofvrije stikstofgas (N2) worden de stalen ingedampt. Bij de TurboVap LV
van Caliper Life Sciences (Hopkinton, Verenigde Staten) worden de stalen ingedampt met
OFN in een warmwaterbad van 60°C. De Concentrator 5301 van Eppendorf (Rotselaar,
België) is een uitdampcentrifuge, daar de Eppendorftubes stalen worden ingedampt onder
vacuüm bij een temperatuur van 60°C.
2.2.2 Incubatietoestellen
Met behulp van de Thermomixer comfort van Eppendorf (Rotselaar, België) worden de
Eppendorftubes verwarmd bij een temperatuur van 37°C. In de Heraeus Oven van Thermo
Scientific (Aalst, België) worden de stalen geïncubeerd bij een temperatuur van 80°C ±
5°C. In de Heraeus Oven van Thermo Electron Corporation (Waltham, Verenigde Staten)
worden de stalen geïncubeerd bij een temperatuur van 56°C ± 5°C.
2.2.3 Centrifuges
De Universal 32R van Hettich (Tuttlingen, Duitsland) is een microcentrifuge, daar de
Eppendorftubes gecentrifugeerd worden bij 12800 rpm op een temperatuur van 4°C
gedurende vijf minuten. Bij de Centrifuge 5810 van Eppendorf (Rotselaar, België) worden
de stalen gecentrifugeerd bij 4000 rpm gedurende vijf minuten.
2.2.4 Overige
Als roltoestel wordt de RM5 gebruikt van CAT (Paso Robles, Verenigde Staten). De
Vortex mixer SI-100 is afkomstig van MRC-Laboratory Equipment (Holon, Israël). De
bovenweger PB1502-L komt van Mettler-Toledo (Zaventem, België).
2.2.5 GC-MS
De gebruikte gaschromatograaf 6890 GC is van Agilent Technologies (Palo Alto,
Verenigde Staten) met een 15m J&W HP Ultra 1 capillaire kolom bestaande uit
dimethylsilicone van Agilent. De capillaire kolom heeft een interne diameter van 250µm
en een filmdikte van 0,25µm. Als draaggas wordt helium gebruikt met een constante flow
van 1mL/min. De GC is gekoppeld aan de MS en is uitgerust met een autosampler, waarbij
het injectievolume 1µL bedraagt via splitless methode. Als oventemperatuur wordt als
initiële temperatuur 120°C ingesteld gedurende 0,10 min, waarna de temperatuur toeneemt
Materiaal en methoden
37
met 70°C/min tot 210°C en wordt aangehouden gedurende 0,10 min. Er wordt opgewarmd
met 7°C/min tot 260°C om vervolgens tot een finale temperatuur van 320°C te komen met
een snelheid van 30°C/min, waarbij deze temperatuur 0,50 min wordt aangehouden. Hierna
daalt de temperatuur tot 50°C. De totale run duurt telkens 11,13 min. Bij de analyse wordt
een full scan massaspectra opgenomen.
2.2.6 LC-MS2
FinniganTM TSQ Quantum Discovery MAXTM van Thermo Electron Corporation
(Waltham, Verenigde Staten) wordt als vloeistofchromatograaf gebruikt. Deze maakt
gebruik van een C-18 kolom van SunFireTM met als interne diameter 3,5µm, lengte 50mm
en breedte 2,1µm. Als mobiele fase wordt HAc 0,1% 1mM NH4Ac in H2O (A) en HAc
0,1% 1mM NH4Ac in CH3OH (B) gebruikt met een constante flow van 250µL/min. Het
gradiëntprogramma wordt als volgt ingesteld (Tabel 3).
Tabel 3: Gradiëntprogramma.
Solvent A Solvent B 0,0 min 70% 30% 1,5 min 70% 30% 8,0 min 45% 55% 15,0 min 45% 55% 29,5 min 5% 95% 30,5 min 5% 95% 31,0 min 70% 30% 35,0 min 70% 30%
De totale run duurt telkens 35,0 min. De LC is gekoppeld aan de triple quadrupool MS en
is eveneens uitgerust met een autosampler, waarbij het injectievolume 25µL bedraagt. Het
collisiegas in de collisie cel is stikstofgas. Als scan modus wordt geopteerd voor precursor
ion scan.
2.3 Referentiestandaarden
Er wordt 10µL van de zuivere referentiestandaarden met een concentratie van 100µg/mL,
die opgelost zijn in methanol, overgebracht in een kleine sovirelbuis. Hieraan wordt er
100µL methandiënon toegevoegd als IS met een concentratie van 1µg/mL, die fungeert als
Materiaal en methoden
38
controle voor de extractie. Deze worden drooggedampt onder een stikstofstroom en
vervolgens worden de stappen analyse met GC-MS (zie 2.7) of LC-MS2 (zie 2.8) gevolgd.
2.4 Supplement methyldienolone
Het labo beschikt over M-DIEN, het voedingssupplement dat volgens het label
methyldienolone zou bevatten. Er worden vijf capsules ad random van het supplement M-
DIEN van Underground Laboratories gekozen om hieruit 1g van het poeder uit de capsules
af te wegen in een proefbuis en te homogeniseren. Hierna wordt er 5mL methanol
toegevoegd om vervolgens de proefbuis 1 uur te laten rollen en te centrifugeren. Er wordt
100µL van de methanolfase in een proefbuis overgebracht en hieraan 100µL methandiënon
(IS) toegevoegd met een concentratie van 1µg/mL. Dit staal werd geanalyseerd en alsook
na een extractiestap (zie 2.5) om de inhoud van het supplement na te gaan.
2.5 Staalvoorbereiding humane lever microsomen
Een batch van HLM, blanco, negatieve en positieve controle (microsomen aangerijkt met
een gekend bestudeerd steroïde) wordt uitgevoerd. Er wordt 50µL van het anabool steroïde
met een concentratie van 100µg/mL in de HLM en blanco controle Eppendorftube
overgebracht, waarna de stalen worden drooggedampt in de uitdampcentrifuge. Aan de
reeks wordt er 226µL 0,5M fosfaatbuffer pH 7,4 toegevoegd. Vervolgens wordt er 2,5µL
ethanol toegevoegd aan de HLM, blanco en negatieve controle en 2,5µL methandiënon
(4mg/mL) toegevoegd aan de positieve controle. 12,5µL oplossing A en 2,5µL oplossing B
van het NADPH regenererend systeem wordt toegevoegd aan de batch. Vervolgens worden
de stalen geïncubeerd bij 37°C gedurende 5 minuten. De microsomen worden ondertussen
op ijs ontdooid, waarna deze gevortexd worden om 6,5µL microsomen over te brengen aan
de HLM, negatieve en positieve controle. Aan de blanco controle wordt er 6,5µL
fosfaatbuffer pH 7,4 toegevoegd. Vervolgens worden de stalen goed gevortexd en
geïncubeerd bij 37°C gedurende 4u. Als stopreactie wordt er aan de stalen 250µL ijskoude
methanol toegevoegd, waarna deze gevortexd en in een ijsbad geplaatst worden gedurende
15 minuten om vervolgens te centrifugeren. Na centrifugatie wordt 400µL van het
supernatans afgenomen en in een proefbuis overgebracht. Aan alle stalen wordt er 100µL
methandiënon (IS) toegevoegd met een concentratie van 1µg/mL, met uitzondering van de
positieve controle waar er 50µL 17α-methyltestosteron 2µg/mL als IS wordt toegevoegd
Materiaal en methoden
39
die fungeren als controle voor de extractie. De stalen worden vervolgens drooggedampt
onder een stikstofstroom. Indien de reeks niet onmiddellijk kan verder gezet worden,
worden de stalen na deze stap bewaard in de koelkast. Nadat de stalen zijn ingedampt
wordt er 1mL carbonaatbuffer pH 9,5 toegevoegd. Vloeistof-vloeistof extractie (LLE)
wordt uitgevoerd met 5mL diethylether door de proefbuizen 20 minuten te laten rollen en
vervolgens te centrifugeren. Na centrifugatie wordt de organische (bovenste) fractie
afgenomen en in een kleine proefbuis overgebracht. Deze organische fractie wordt
gedroogd door toevoegen van een schep Na2SO4 en vervolgens drooggedampt onder een
stikstofstroom. Hierna worden de stappen analyse met GC-MS of LC-MS2 gevolgd. Indien
de reeks niet onmiddellijk geanalyseerd kan worden op GC-MS of LC-MS2, worden de
stalen na deze stap bewaard in de koelkast.
2.6 Staalvoorbereiding excretie-urines
De urinestalen zijn afkomstig van excretie studies met muizen, waarbij het gebruik van
proefdieren voor onderzoek in het DoCoLab werd goedgekeurd door de ECD van de
Universiteit Gent (ECD 06/09). 24u tot 48u voor de toediening van de anabole steroïden
wordt de urine gecollecteerd, daar dit fungeert als blanco urinestaal. Na toediening aan de
muizen via orale gavatie wordt 24u tot 48u muizenurine verzameld, zodat alle eventueel
aanwezige metabolieten uitgescheiden zijn in de urine. De muizen worden hiervoor in
metabole kooien geplaats om een continue opvang van hun urine te garanderen. Er wordt
slechts om de 24u urine gecollecteerd, doordat slechts een beperkte hoeveelheid urine
wordt geproduceerd door de muizen.
Om de dosis te bepalen van methyldienolone en methyltrienolone werd op internetfora van
bodybuilders een dagelijkse hoeveelheid voor de mens nagegaan, waarbij 3mg/dag voor
methyldienolone en 0,5mg/dag voor methyltrienolone werd teruggevonden. Er wordt
hierbij rekening gehouden met het verschil in gewicht tussen de mens met een gemiddeld
gewicht van 70kg en een muis van 20g. Door de snelle metabolisatie bij muizen wordt de
dosis met een factor tien vermenigvuldigd, om een voldoende hoge dosis te kennen.
Methyldienolone Methyltrienolone
!!"/!"#!""""!/!"!
× 10 = 8,57 × 10-3mg/dag
8,57µg/dag
!,!!"/!"#!""""!/!"!
× 10 = 1,43 × 10-3mg/dag
1,43µg/dag
Materiaal en methoden
40
Aan de hand van trial and error werd de dosis telkens verhoogd gaande van 10µg/muis
voor methyldienolone en 1,6µg/muis voor methyltrienolone tot een detecteerbaar niveau
van het steroïde en de gevormde metabolieten. De finale dosisbepaling voor
methyldienolone bedraagt 200µg/muis en voor methyltrienolone 160µg/muis, waarbij
telkens 200µL van de toedieningsoplossing werd toegediend. De toedieningsoplossing
voor methyldienolone en methyltrienolone wordt bekomen door respectievelijke 500µL
methyldienolone (1mg/mL) en 4mL methyltrienolone (100µg/mL) droog te dampen,
waarna 100µL ethanol (20%) wordt toegevoegd en aangelegd tot 500µL met 400µL PBS
(80%) waar tussendoor wordt gevortexd. De toedieningsoplossingen worden bewaard in de
koelkast.
Eens alle excretie-urines bekomen zijn, is een extractie stap vereist om de eventueel
aanwezige AAS te detecteren. Hiervoor wordt 0,5mL van de urinestalen in een proefbuis
overgebracht. Bij elke reeks wordt telkens ook een systeem blank en toedieningsoplossing
meegenomen ter controle. Aan de systeem blank wordt er 0,5mL gedemineraliseerd water
toegevoegd in een proefbuis. Alsook wordt 200µL van de toedieningsoplossing
overgebracht in een proefbuis ter controle van de aanwezigheid van het steroïde. Aan alle
stalen wordt er 100µL methandiënon (IS) toegevoegd met een concentratie van 1µg/mL,
die fungeert als controle voor de extractie. Hierna wordt er 1mL fosfaatbuffer pH 7,0
toegevoegd. Enzymatische hydrolyse van glucuronide-groepen wordt uitgevoerd met
50µL β-glucuronidase (E. coli) gedurende 1u30 bij 56°C ± 5°C. Na de stalen te laten
afkoelen tot kamertemperatuur wordt er 1mL carbonaatbuffer pH 9,5 toegevoegd. LLE
wordt uitgevoerd met 5mL diethylether door de proefbuizen 20 minuten te laten rollen en
vervolgens te centrifugeren. Na centrifugatie wordt de organische (bovenste) fractie
afgenomen en in een kleine proefbuis overgebracht. Deze organische fractie wordt
gedroogd door toevoegen van een schep Na2SO4 en vervolgens drooggedampt onder een
stikstofstroom. Hierna worden de stappen analyse met GC-MS of LC-MS2 gevolgd (zie 2.7
of 2.8). Indien de reeks niet onmiddellijk geanalyseerd kan worden op GC-MS of LC-MS2,
worden de stalen na deze stap bewaard in de koelkast.
Materiaal en methoden
41
2.7 Analyse met GC-MS
Voor de analyse met GC-MS worden de stalen gederivatiseerd met 100µL TMS-
derivatiseringsoplossing (REA19). De TMS-derivatiseringsoplossing bevat MSTFA,
ammoniumiodide (NH4I) en ethaanthiol. De stalen worden goed gevortexd en geïncubeerd
bij 80°C ± 5°C gedurende 1u. Na incubatie wordt 50µL van de gederivatiseerde oplossing
overgebracht in een glazen vial met insert en afgesloten met een cap. Bij elke batch wordt
er telkens ook een spoel meegenomen voor en na de reeks, bestaande uit 150µL TMS-
derivatiseringsoplossing. Na analyse worden de vials bewaard in de koelkast, indien
heranalyse nodig is.
2.8 Analyse met LC-MS2
Voor de analyse met LC-MS2 worden de stalen opgelost in 100µL solvent, methanol/water
(50:50) en goed gevortexd. De oplossing wordt volledig overgebracht in een plastieken
vial en afgesloten met een cap, waarna tegen de vial wordt getikt om de lucht onderaan te
verwijderen. Na analyse worden de vials bewaard in de koelkast, indien heranalyse nodig
is.
Resultaten en discussie
42
3 Resultaten en discussie
3.1 Analyse van referentiestandaarden
3.1.1 Referentiestandaard van methyldienolone op GC-MS
Door analyse van de referentiestandaard wordt het massaspectrum en de retentietijd (RT)
van methyldienolone bepaald. Figuur 15 geeft het chromatogram weer van de
referentiestandaard van methyldienolone met IS, waaruit de RT afgeleid kan worden. In
Figuur 16 en 17 worden de massaspectra weergegeven. De RT van de verschillende
pieksignalen in de referentiestandaard methyldienolone met bijhorende ionen worden
weergegeven in Tabel 4.
De full scan spectra worden beoordeeld voor kwalitatieve analyse aan de hand van het
moleculair ion (M) en fragmentionen, waarbij gebruik gemaakt wordt van extracted ion
chromatogram (EIC). Fragmentionen ontstaan door afsplitsing van een methylgroep (M-
15) en door het verlies van TMS-OH ((CH3)3SiOH) (M-90), hierbij zijn alsook
fragmentionen met M-15-90 waarneembaar in de massaspectra. Deze fragmenten worden
veelal waargenomen bij de detectie van steroïden. Het ion m/z 73 komt overeen met TMS
afkomstig van de derivatisatie, waardoor deze niet specifiek is voor een bepaalde
component. Door de aanwezigheid van een 17-methylgroep in TMS gederivatiseerde 17-
hydroxysteroïden ontstaat er een fragmention met m/z 143. Methandiënon (m/z 444), die
gebruikt wordt als IS, heeft bovendien een 1,4-dien-3-on structuur waardoor het
fragmention met m/z 206 duidelijk waarneembaar is in het massaspectrum [29]. Dit is van
toepassing op alle massaspectra bekomen via GC-MS.
Figuur 15: Chromatogram referentiestandaard methyldienolone (MD) met IS en derivatisatieprobleem (MD”, zie verder)
op GC-MS gebruik gemaakt van EIC.
IS
MD
MD”
Resultaten en discussie
43
Figuur 16: Full scan massaspectrum van methandiënon (IS).
Figuur 17: Full scan massaspectrum van methyldienolone (MD).
Figuur 18: Full scan massaspectrum van het derivatisatieprobleem van methyldienolone (MD”).
Op het chromatogram van de referentiestandaard methyldienolone (Figuur 15) is er na de
piek van methyldienolone (MD) een signaal (MD”) aanwezig m/z 428 en met als
fragmentionen m/z 413, 338 en 323 (Figuur 18). Door het geconjugeerd systeem van
methyldienolone (m/z 430) op GC-MS wordt door derivatisatie alsook een piek verkregen
met m/z 428. Verder in de bachelorproef wordt het derivatisatieprobleem ook bij de
metaboliet van de component vastgesteld. Dit derivatisatieprobleem, waar een
vermindering van m/z 2 optreedt bij het moleculair ion en de fragmentionen, geldt bij alle
bekomen resultaten van methyldienolone op GC-MS en werd reeds eerder beschreven [44].
415
340
429
413
338
354
73
206
339
444
73
143
325
430
73
143
323
428
Resultaten en discussie
44
De m/z 428 kan ook overeenkomen met het moleculair ion van methyltrienolone. Er werd
geprobeerd om de referentiestandaard van methyltrienolone te analyseren op GC-MS (m/z
428) na derivatisatie, waarbij detectie niet mogelijk was door de aanwezigheid van een
sterk geconjugeerd systeem. Uit verdere analyse met LC-MS2 is gebleken dat de
referentiestandaard voor methyldienolone zuiver is, waardoor besloten kan worden dat het
te wijten is aan de derivatisatie.
Tabel 4: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en full scan spectra referentiestandaard methyldienolone.
Steroïde Retentietijd (min) Moleculair ion (m/z) Fragmentionen (m/z) Methandiënon (IS) 8,074 444 429- 354- 339
Methyldienolone (MD) 8,184 430 415- 340- 325 3.1.2 Referentiestandaarden van methyldienolone en methyltrienolone op LC-MS2
Naast methyldienolone wordt alsook methyltrienolone gedetecteerd op LC-MS2. De
analyse verloopt in positieve modus, waarbij het moleculair ion geprotoneerd wordt
[M+H]+. Hierdoor zullen methyldienolone (m/z 286) en methyltrienolone (m/z 284)
gedetecteerd worden op LC-MS2 in positieve mode met een m/z van respectievelijk 287 en
285. Zoals eerder vermeld wordt de analyse beoordeeld op drie niveaus van scan events,
waarbij de ionen m/z 77, 91 en 105 worden geselecteerd ter detectie van steroïden. Het
pieksignaal moet in het chromatogram op elk niveau van m/z aanwezig zijn op eenzelfde
RT om als steroïde of metaboliet beschouwd te worden en niet in het chromatogram van de
blanco controle voorkomen. Dit is van toepassing op alle analyses via LC-MS2.
3.1.2.1 Referentiestandaard van methyldienolone op LC-MS2
Door analyse van de referentiestandaard wordt het massaspectrum en de RT van
methyldienolone bepaald, waarbij de relatieve retentietijd (RRT) meer van belang is op
LC-MS2 doordat de RT verschillend is bij iedere analyse. De RRT zal verder in de
bachelorproef worden bestudeerd (zie 3.6). Figuur 19 geeft het chromatogram weer van de
referentiestandaard van methyldienolone met IS, waaruit de RT afgeleid kan worden. In
Figuur 20 en 21 worden de massaspectra weergegeven. De RT van de verschillende
pieksignalen in de referentiestandaard methyldienolone met bijhorend ion worden
weergegeven in Tabel 5.
Resultaten en discussie
45
Figuur 19: Chromatogram referentiestandaard methyldienolone (MD) met IS op LC-MS2.
Figuur 20: Massaspectrum van methandiënon (IS).
Figuur 21: Massaspectrum van methyldienolone (MD).
Tabel 5: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en massaspectra referentiestandaard methyldienolone.
Steroïde Retentietijd (min) Moleculair ion (m/z) Methandiënon (IS) 11,62 301
Methyldienolone (MD) 11,42 287 3.1.2.2 Referentiestandaard van methyltrienolone op LC-MS2
Door analyse van de referentiestandaard wordt het massaspectrum en de RT van
methyltrienolone bepaald. Figuur 22 geeft het chromatogram weer van de
referentiestandaard van methyltrienolone met IS, waaruit de RT afgeleid kan worden. In
Figuur 23 wordt het massaspectrum weergegeven van methyltrienolone, daar in Figuur 20
reeds het massaspectrum van de IS werd geïllustreerd. De RT van de verschillende
D:\RESEARCH\...\refmethyldienolone 3/31/2014 5:33:03 PM refmethyldienolone
RT: 0.00 - 33.01
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32Time (min)
0
50
1000
50
100
Rel
ativ
e Ab
unda
nce
0
50
10011.42
11.62
26.3612.35
3.36 10.48 15.12 26.779.97 20.38 28.6615.64 21.77 31.9024.1017.635.10 6.081.5811.41
12.31 13.7110.53 20.5715.08 17.499.933.38 22.44 24.35 26.06 31.6028.867.915.271.7511.40
11.9710.47 15.08 17.489.95 26.8318.29 21.26 31.2124.5023.02 29.423.37 5.52 8.091.90
NL: 3.62E7TIC F: + c ESI Full pr 77.000 [250.000-400.000] MS refmethyldienolone
NL: 7.61E7TIC F: + c ESI Full pr 91.000 [250.000-400.000] MS refmethyldienolone
NL: 3.37E7TIC F: + c ESI Full pr 105.000 [250.000-400.000] MS refmethyldienolone
refmethyldienolone #1323 RT: 11.42 AV: 1 SB: 110 9.72-11.07 , 11.83-13.32 NL: 2.01E7F: + c ESI Full pr 77.000 [250.000-400.000]
250 260 270 280 290 300 310 320 330 340 350 360 370 380 390 400m/z
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Rel
ativ
e Ab
unda
nce
287.45
288.67
291.18
292.69295.84269.31 340.00319.40273.92 359.01334.66261.46 347.55305.95
D:\RESEARCH\...\refmethanedienone 3/20/2014 2:14:09 PM refmethanedienone
RT: 0.00 - 33.02
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32Time (min)
0
50
1000
50
100R
elat
ive
Abu
ndan
ce
0
50
10012.10
26.73
12.9327.205.32 16.123.37 28.8624.37 31.4121.13 22.115.47 13.60 16.38 19.479.607.892.20
12.09
12.9215.073.36 22.91 27.895.54 21.2216.08 26.00 31.9228.915.67 18.949.52 11.131.991.18
12.03
12.9616.153.35 26.04 27.16 31.495.22 30.7724.4322.365.46 16.3915.97 21.509.486.91 9.84
1.62
NL: 1.50E7TIC F: + c ESI Full pr 77.000 [250.000-400.000] MS refmethanedienone
NL: 1.63E7TIC F: + c ESI Full pr 91.000 [250.000-400.000] MS refmethanedienone
NL: 2.70E6TIC F: + c ESI Full pr 105.000 [250.000-400.000] MS refmethanedienone
refmethanedienone #1395 RT: 12.07 AV: 1 SB: 330 12.31-16.23 , 7.13-11.77 NL: 6.08E6F: + c ESI Full pr 77.000 [250.000-400.000]
250 260 270 280 290 300 310 320 330 340 350 360 370 380 390 400m/z
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Rel
ativ
e A
bund
ance
301.36
302.35
303.47
304.44283.36
307.51285.49 333.85263.53 344.54322.21299.24 367.99279.39 382.35253.21 389.26
D:\RESEARCH\...\refmethyldienolone 3/31/2014 5:33:03 PM refmethyldienolone
RT: 0.00 - 33.01
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32Time (min)
0
50
1000
50
100
Rel
ativ
e Ab
unda
nce
0
50
10011.42
11.62
26.3612.35
3.36 10.48 15.12 26.779.97 20.38 28.6615.64 21.77 31.9024.1017.635.10 6.081.5811.41
12.31 13.7110.53 20.5715.08 17.499.933.38 22.44 24.35 26.06 31.6028.867.915.271.7511.40
11.9710.47 15.08 17.489.95 26.8318.29 21.26 31.2124.5023.02 29.423.37 5.52 8.091.90
NL: 3.62E7TIC F: + c ESI Full pr 77.000 [250.000-400.000] MS refmethyldienolone
NL: 7.61E7TIC F: + c ESI Full pr 91.000 [250.000-400.000] MS refmethyldienolone
NL: 3.37E7TIC F: + c ESI Full pr 105.000 [250.000-400.000] MS refmethyldienolone
refmethyldienolone #1323 RT: 11.42 AV: 1 SB: 110 9.72-11.07 , 11.83-13.32 NL: 2.01E7F: + c ESI Full pr 77.000 [250.000-400.000]
250 260 270 280 290 300 310 320 330 340 350 360 370 380 390 400m/z
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Rel
ativ
e Ab
unda
nce
287.45
288.67
291.18
292.69295.84269.31 340.00319.40273.92 359.01334.66261.46 347.55305.95
IS
MD
Abu
ndan
ce (%
) A
bund
ance
(%)
Abu
ndan
ce (%
)
Resultaten en discussie
46
pieksignalen in de referentiestandaard methyltrienolone met bijhorend ion worden
weergegeven in Tabel 6.
Figuur 22: Chromatogram referentiestandaard methyltrienolone (MT) met IS op LC-MS2.
Figuur 23: Massaspectrum van methyltrienolone (MT).
Tabel 6: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en massaspectra referentiestandaard methyltrienolone.
Steroïde Retentietijd (min) Moleculair ion (m/z) Methandiënon (IS) 11,69 301
Methyltrienolone (MT) 11,30 285
3.2 Analyse van het supplement methyldienolone
Voorafgaand aan het protocol beschreven in 2.4 werden verscheidene experimenten
uitgevoerd naargelang het verkregen resultaat om de inhoud van het M-DIEN supplement
na te gaan. Hierbij werd eerst en vooral een bepaalde hoeveelheid methanolfase
geanalyseerd, waarna de hoeveelheid van de toegevoegde methanolfase verhoogd werd.
Bijkomend werd een extractie hierop uitgevoerd en alsook een dubbele extractie om het
staal extra op te zuiveren. Bij dit laatste werden de ionen van de hoofdcomponent niet meer
waargenomen in het chromatogram. Tot slot werd een standard operating procedure
(SOP) gevolgd die specifiek geldt voor voedingssupplementen (ANAL-90.G: Kwalitatieve
bepaling van anabolica in voedingssupplementen met behulp van GC-MS). De ionen van
de hoofdcomponent werden hierbij alsook niet waargenomen in het chromatogram, waarbij
D:\RESEARCH\...\refmethyltrienolone 3/31/2014 6:08:55 PM refmethyltrienolone
RT: 0.00 - 33.01
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32Time (min)
0
50
1000
50
100
Rel
ativ
e Ab
unda
nce
0
50
10011.29
11.6826.40
12.43 26.663.37 3.55 27.6412.95 20.616.28 15.29 30.8321.967.21 24.408.85 17.520.7011.28
11.67
12.483.36 14.013.49 6.32 15.336.50 20.868.76 21.87 27.6125.4019.36 30.8529.712.640.5911.30
11.743.36 12.544.55 6.39 15.37 26.877.20 8.83 22.98 28.35 31.4725.3419.9718.102.400.94
NL: 2.26E7TIC F: + c ESI Full pr 77.000 [250.000-400.000] MS refmethyltrienolone
NL: 2.51E7TIC F: + c ESI Full pr 91.000 [250.000-400.000] MS refmethyltrienolone
NL: 1.36E7TIC F: + c ESI Full pr 105.000 [250.000-400.000] MS refmethyltrienolone
refmethyltrienolone #1304 RT: 11.28 AV: 1 SB: 143 9.49-10.98 , 11.95-14.15 NL: 1.42E7F: + c ESI Full pr 91.000 [250.000-400.000]
250 260 270 280 290 300 310 320 330 340 350 360 370 380 390 400m/z
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Rel
ativ
e Ab
unda
nce
285.41
286.60
287.57288.69
290.98267.19 275.06 300.04 311.07 318.19256.42 353.85330.47 379.45
D:\RESEARCH\...\refmethyltrienolone 3/31/2014 6:08:55 PM refmethyltrienolone
RT: 0.00 - 33.01
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32Time (min)
0
50
1000
50
100
Rel
ativ
e A
bund
ance
0
50
10011.29
11.6826.40
12.43 26.663.37 3.55 27.6412.95 20.616.28 15.29 30.8321.967.21 24.408.85 17.520.7011.28
11.67
12.483.36 14.013.49 6.32 15.336.50 20.868.76 21.87 27.6125.4019.36 30.8529.712.640.5911.30
11.743.36 12.544.55 6.39 15.37 26.877.20 8.83 22.98 28.35 31.4725.3419.9718.102.400.94
NL: 2.26E7TIC F: + c ESI Full pr 77.000 [250.000-400.000] MS refmethyltrienolone
NL: 2.51E7TIC F: + c ESI Full pr 91.000 [250.000-400.000] MS refmethyltrienolone
NL: 1.36E7TIC F: + c ESI Full pr 105.000 [250.000-400.000] MS refmethyltrienolone
refmethyltrienolone #1304 RT: 11.28 AV: 1 SB: 143 9.49-10.98 , 11.95-14.15 NL: 1.42E7F: + c ESI Full pr 91.000 [250.000-400.000]
250 260 270 280 290 300 310 320 330 340 350 360 370 380 390 400m/z
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Rel
ativ
e A
bund
ance
285.41
286.60
287.57288.69
290.98267.19 275.06 300.04 311.07 318.19256.42 353.85330.47 379.45
Abu
ndan
ce (%
) MT
IS A
bund
ance
(%)
Resultaten en discussie
47
het best verkregen resultaat werd bekomen door 100µL van de methanolfase te extraheren.
Door analyse van het supplement op GC-MS en LC-MS2 wordt de aanwezigheid van
methyldienolone nagegaan.
Figuur 24: Chromatogram supplement methyldienolone (MD) met onbekende component (pijl, zie verder) op GC-MS.
Figuur 25: Chromatogram supplement methyldienolone (MD) op GC-MS gebruik gemaakt van EIC.
Op het chromatogram van het supplement methyldienolone (Figuur 24) zijn veel andere
pieken aanwezig dan de eigenlijke component. Hierbij hebben verschillende studies reeds
aangetoond dat wat vermeld staat op het label van het supplement veelal niet overeenstemt
met de inhoud ervan, waardoor vele andere stoffen en vulmiddelen worden waargenomen
in het chromatogram. Het supplement kan hierdoor verboden middelen bevatten, die niet
op het label vermeld staan [45]. De IS werd bij herhaaldelijke experimenten in het
chromatogram niet waargenomen, daar deze wordt verdrongen door de aanwezigheid van
de vele andere stoffen. Door de hoge achtergrond van de capsules wordt methyldienolone
(MD), als hoofdcomponent van het supplement, op een RT van 8,205 min moeilijk
gedetecteerd in het chromatogram en bevat een uiterst lage abundantie in vergelijking met
de andere pieksignalen (Figuur 25). De RT van methyldienolone is door de hoge
achtergrond alsook opgeschoven. In Figuur 17 werd het massaspectrum van
MD
MD
Resultaten en discussie
48
methyldienolone reeds weergegeven, waarbij er alsook een lagere abundantie geldt in het
massaspectrum van het supplement methyldienolone.
Figuur 26: Chromatogram supplement methyldienolone (MD) met onbekende component (pijl, zie verder) op LC-MS2.
Figuur 27: Chromatogram supplement methyldienolone (MD) op LC-MS2 met selectie van [M+H]+ met m/z 287.
Op het chromatogram na LC-MS2 analyse van het supplement methyldienolone (Figuur
26) is methyldienolone (MD), als hoofdcomponent van het supplement, op een RT van
13,18 min moeilijk waarneembaar in het chromatogram (Figuur 26-27). De IS is hierbij
alsook niet zichtbaar in het chromatogram en wordt dus mogelijks verdrongen door de
aanwezigheid van de vele andere stoffen. Op het chromatogram in Figuur 27 is er alsook
een piek aanwezig op een RT van 8,36 min met als ion m/z 287, waarbij dit signaal niet
dezelfde piekverhouding en massaspectrum vertoont als de referentie methyldienolone en
dus niet wordt gezien als de hoofdcomponent. In Figuur 21 werd het massaspectrum van
methyldienolone reeds weergegeven.
In Figuur 26 wordt op het chromatogram van het supplement methyldienolone op LC-MS2
een intens pieksignaal waargenomen op een RT van 15,70 min die werd aangeduid met een
pijl, waarbij het ion met m/z 317 wordt weergegeven in het massaspectrum (Figuur 28).
Deze piek komt alsook in het chromatogram op GC-MS voor op een RT van 7,559 min die
werd aangeduid met een pijl (Figuur 24), waarbij het moleculair ion met m/z 532 wordt
capsulmethyldie100extract 3/13/2014 12:24:31 PM capsulmethyldie100extract
RT: 0.00 - 33.01
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32Time (min)
0
50
1000
50
100
Rel
ativ
e Ab
unda
nce
0
50
10015.70
27.6424.9416.40 22.377.55 12.227.24 12.79 28.7521.499.843.37 4.62 17.39 30.053.1415.74
24.9612.227.54 16.477.28 22.369.36 12.79 28.7721.489.83 19.074.533.36 26.49 28.98 32.200.1415.68
24.95
28.7612.21 16.107.56 24.6422.829.357.27 14.286.16 21.5219.6011.904.26 26.513.48 29.10 30.840.08
NL: 1.51E8TIC F: + c ESI Full pr 77.000 [250.000-400.000] MS capsulmethyldie100extract
NL: 1.69E8TIC F: + c ESI Full pr 91.000 [250.000-400.000] MS capsulmethyldie100extract
NL: 4.44E7TIC F: + c ESI Full pr 105.000 [250.000-400.000] MS capsulmethyldie100extract
capsulmethyldie100extract #1815 RT: 15.70 AV: 1 SB: 198 12.62-15.07 , 16.23-18.94 NL: 5.60E7F: + c ESI Full pr 77.000 [250.000-400.000]
250 260 270 280 290 300 310 320 330 340 350 360 370 380 390 400m/z
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Rel
ativ
e Ab
unda
nce
317.43
318.58
319.61281.31 334.37320.57321.49282.38 335.47
299.35284.58 324.32 337.33313.08265.47253.31 345.51 367.38271.61 358.48 377.79 392.30
capsulmethyldie100extract 3/13/2014 12:24:31 PM capsulmethyldie100extract
RT: 0.00 - 33.01
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32Time (min)
0
50
1000
50
100
Rel
ativ
e A
bund
ance
0
50
10024.89
13.1828.78
24.738.36 24.4015.62
28.9423.3015.9415.55 27.6122.24 30.1312.228.77 20.246.053.48 6.361.3224.9813.18
28.8024.62
8.32 24.2815.7423.19 29.0825.3021.1716.11 30.6212.24 13.544.71 9.187.053.833.36
28.7425.0013.14
24.87 28.7928.898.34 24.04
22.87 29.2325.2415.87 21.0812.96 32.095.90 16.079.667.875.723.610.08
NL: 1.75E6Base Peak m/z= 286.50-287.50 F: + c ESI Full pr 77.000 [250.000-400.000] MS capsulmethyldie100extract
NL: 3.61E6Base Peak m/z= 286.50-287.50 F: + c ESI Full pr 91.000 [250.000-400.000] MS capsulmethyldie100extract
NL: 2.18E6Base Peak m/z= 286.50-287.50 F: + c ESI Full pr 105.000 [250.000-400.000] MS capsulmethyldie100extract
capsulmethyldie100extract #1523 RT: 13.18 AV: 1 SB: 137 10.68-12.82 , 13.42-14.83 NL: 3.50E6F: + c ESI Full pr 91.000 [250.000-400.000]
250 260 270 280 290 300 310 320 330 340 350 360 370 380 390 400m/z
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Rel
ativ
e A
bund
ance
287.32
288.31
289.35
291.50
292.85331.58327.08279.49 350.85300.40261.93 357.88 384.94363.41 377.70345.93256.65 269.25 393.79
Abu
ndan
ce (%
)
MD
Abu
ndan
ce (%
)
MD
Resultaten en discussie
49
weergegeven in het full scan massaspectrum met als fragmentionen m/z 517, 442 en 427
(Figuur 29).
Figuur 28: Massaspectrum van onbekende component.
Figuur 29: Full scan massaspectrum van onbekende component.
Deze component zou op basis van het bekomen resultaat op LC-MS2 als hoofdcomponent
beschouwd worden in het supplement, aangezien deze in een veel hogere concentratie
voorkomt dan methyldienolone en waarbij de aanwezigheid hiervan met een hoge
abundantie wordt bevestigd op GC-MS. Bij de analyse van humane lever microsomen (zie
3.4) wordt de metabolisatie van methandiënon nagegaan als positieve controle, met onder
andere een hydroxylatie als metabolisatiereactie. Hierbij worden dezelfde ionen
waargenomen in het massaspectrum van de onbekende component als in het
massaspectrum van de 6β-hydroxymethandiënon metaboliet, maar waarbij de component
met een andere RT van de kolom komt en het massaspectrum verschillend is. Hierdoor
wordt 6β-hydroxymethandiënon uitgesloten als onbekende component. Er werd niet verder
ingegaan op de onbekende component, doordat deze niet relevant is in de bachelorproef.
Op basis van de verkregen resultaten is de aanwezigheid van methyldienolone in het
supplement niet voldoende om mee verder te werken voor de uitvoering van verdere
capsulmethyldie100extract 3/13/2014 12:24:31 PM capsulmethyldie100extract
RT: 0.00 - 33.01
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32Time (min)
0
50
1000
50
100
Rel
ativ
e A
bund
ance
0
50
10015.70
27.6424.9416.40 22.377.55 12.227.24 12.79 28.7521.499.843.37 4.62 17.39 30.053.1415.74
24.9612.227.54 16.477.28 22.369.36 12.79 28.7721.489.83 19.074.533.36 26.49 28.98 32.200.1415.68
24.95
28.7612.21 16.107.56 24.6422.829.357.27 14.286.16 21.5219.6011.904.26 26.513.48 29.10 30.840.08
NL: 1.51E8TIC F: + c ESI Full pr 77.000 [250.000-400.000] MS capsulmethyldie100extract
NL: 1.69E8TIC F: + c ESI Full pr 91.000 [250.000-400.000] MS capsulmethyldie100extract
NL: 4.44E7TIC F: + c ESI Full pr 105.000 [250.000-400.000] MS capsulmethyldie100extract
capsulmethyldie100extract #1815 RT: 15.70 AV: 1 SB: 198 12.62-15.07 , 16.23-18.94 NL: 5.60E7F: + c ESI Full pr 77.000 [250.000-400.000]
250 260 270 280 290 300 310 320 330 340 350 360 370 380 390 400m/z
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100R
elat
ive
Abu
ndan
ce317.43
318.58
319.61281.31 334.37320.57321.49282.38 335.47
299.35284.58 324.32 337.33313.08265.47253.31 345.51 367.38271.61 358.48 377.79 392.30
Abu
ndan
ce (%
)
532 442
73
143 427
517
Resultaten en discussie
50
experimenten op microsomen of voor toediening aan de muizen. Dit doordat de vermelde
component op het label, methyldienolone, nauwelijks detecteerbaar is in het supplement en
vele andere stoffen aanwezig zijn.
3.3 Analyse van de incubatieperiode van humane lever microsomen
Methyldienolone en methyltrienolone werden gedurende verschillende perioden
geïncubeerd met de HLM om de metabolisatie na te gaan. Hierbij worden de extracties van
de HLM geanalyseerd op GC-MS en LC-MS2 na verschillende incubatietijdstippen van 2u,
4u, 6u en 18u. Alsook werd de positieve, negatieve en blanco controle telkens
meegenomen in de analyse op de verschillende tijdstippen. Zo kon geëvalueerd worden
welke incubatietijd optimaal is voor dit onderzoek.
3.3.1 HLM incubatieperiode van methyldienolone op GC-MS
In Figuur 30 wordt de evolutie gedurende de verschillende incubatietijdstippen
geïllustreerd aan de hand van de abundantie van de metaboliet van methyldienolone. De
vorming van deze metaboliet via de HLM werd nagegaan op basis van het EIC van m/z
518, bij een RT van 8,95 min. Deze metaboliet moet afwezig zijn in de blanco en negatieve
controle, waar aan deze voorwaarde wordt voldaan. In het overlaid chromatogram zijn de
chromatogrammen van de verschillende incubatieperioden van de metaboliet gelijklopend,
waardoor er weinig invloed van de incubatieduur geobserveerd wordt. Hieruit wordt
afgeleid dat het enzym die instaat voor de metabolisatie al snel verzadigd wordt bij een
korte incubatie, doordat geen verschil in abundantie wordt waargenomen op GC-MS.
Figuur 30: Overlaid chromatogram HLM incubatieperiode van de metaboliet van methyldienolone op GC-MS gebruik
gemaakt van EIC.
Blanco en negatieve controle
18u 4u 2u 6u
Resultaten en discussie
51
3.3.2 HLM incubatieperiode van methyldienolone op LC-MS2
Figuur 31 geeft de chromatogrammen weer van de gevormde metabolieten van
methyldienolone via HLM onderworpen aan verschillende incubatietijden, waarbij de
incubatieperioden van 2u, 4u en 6u gelijklopend zijn in abundantie met telkens eenzelfde
massaspectrum. Bij de incubatie gedurende 18u wordt een van de zes metabolieten minder
gevormd.
Figuur 31: Chromatogrammen HLM incubatieperioden van methyldienolone met metabolieten (omkaderd) op LC-MS2.
Abu
ndan
ce (%
) A
bund
ance
(%)
Abu
ndan
ce (%
) A
bund
ance
(%)
2u incubatieperiode
4u incubatieperiode
6u incubatieperiode
18u incubatieperiode
Resultaten en discussie
52
3.3.3 HLM incubatieperiode van methyltrienolone op LC-MS2
Figuur 32 geeft de chromatogrammen weer van de metabolieten van methyltrienolone na
verschillende incubatietijden met HLM, waarbij de incubatieperioden van 4u en 6u
gelijklopend zijn in abundantie met telkens eenzelfde massaspectrum. Bij de korte
incubatieduur van methyltrienolone gedurende 2u worden de metabolieten namelijk
minder gevormd, doordat een lage abundantie wordt vastgesteld. Bij een incubatie
gedurende 18u worden beide metabolieten in mindere mate geobserveerd.
Figuur 32: Chromatogrammen HLM incubatieperioden van methyltrienolone met metabolieten (omkaderd) op LC-MS2.
Abu
ndan
ce (%
) A
bund
ance
(%)
Abu
ndan
ce (%
) A
bund
ance
(%)
2u incubatieperiode
4u incubatieperiode
6u incubatieperiode
18u incubatieperiode
Resultaten en discussie
53
Op basis van de bekomen resultaten, en in combinatie met praktische overwegingen, wordt
voor beide componenten geopteerd voor een optimale HLM incubatietijd van 4u. Alle
resultaten hierna besproken zijn dus bekomen na 4u incubatie van het desbetreffende
steroïde met de HLM.
3.4 Analyse van humane lever microsomen
3.4.1 HLM methyldienolone op GC-MS
3.4.1.1 Positieve controle
Een positieve controle wordt meegenomen in de analyse om na te gaan of metabolisatie
heeft plaatsgevonden. Het metabolisme van het exogeen anabool steroïde, methandiënon
werd reeds veelvuldig bestudeerd, waardoor dit steroïde als positieve controle werd
gekozen. Dit is ook van toepassing op LC-MS2. Methandiënon heeft een moleculair
gewicht van m/z 300, waar na derivatisatie met TMS m/z 444 wordt bekomen. In Figuur
33 wordt het chromatogram weergegeven van de positieve controle waar methandiënon, de
metabolieten en 17α-methyltestosteron als inwendige standaard (IS’) gedetecteerd worden.
Het massaspectrum van methandiënon werd reeds weergegeven in Figuur 16, waarbij er
een hogere abundantie geldt in het massaspectrum van methandiënon in de positieve
controle door een grotere concentratie en hierbij niet fungeert als IS. In Figuur 34 en 35
worden de massaspectra weergegeven van de IS’ en de metaboliet 6β-
hydroxymethandiënon van methandiënon. De RT van de verschillende pieksignalen in de
positieve controle met bijhorende ionen worden weergegeven in Tabel 7.
Figuur 33: Chromatogram positieve controle, methandiënon en 6β-hydroxymethandiënon als metaboliet, met IS’ op GC-
MS.
Methandiënon
IS’
6β-hydroxymethandiënon
Resultaten en discussie
54
Figuur 34: Full scan massaspectrum van 17α-methyltestosteron (IS’).
Figuur 35: Full scan massaspectrum van 6β-hydroxymethandiënon.
Tabel 7: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en full scan spectra positieve controle.
Steroïde Retentietijd
(min) Moleculair ion (m/z) Fragmentionen (m/z)
17α-methyltestosteron (IS’) 8,196 446 431- 356- 341 Methandiënon 8,087 444 429- 354- 339
6β-hydroxymethandiënon 9,169 532 517- 442- 427 Als metabolisatiereactie treedt een hydroxylatie op van methandiënon, waardoor een
moleculair ion m/z 532 wordt verkregen op GC-MS. Aan de hand van het massaspectrum
werd deze metaboliet in de literatuur beschreven als 6β-hydroxymethandiënon [30].
Hierbij wordt aangetoond dat de enzymactiviteit van de HLM werkzaam is.
3.4.1.2 Negatieve controle
De negatieve controle, bestaande uit microsomen met een afwezigheid van het steroïde,
geeft het matrix-effect weer van de geïncubeerde HLM. Bijgevolg zullen geen
metabolieten worden waargenomen in het chromatogram en kunnen eventuele
interferenties opgemerkt worden. Dit is ook van toepassing op LC-MS2. De negatieve
341
73
143
356
431
446
73
143
427 442
532
517
Resultaten en discussie
55
controle wordt weergegeven in het overlaid chromatogram HLM, waar dus enkel de IS
zichtbaar is (Figuur 36).
3.4.1.3 Blanco controle
Tijdens de incubatie kunnen eventuele omzettingen van het steroïde plaatsvinden. Aan de
hand van de blanco controle wordt de stabiliteit van het steroïde nagegaan. Hierbij is enkel
het steroïde en geen microsomen aanwezig, waardoor normaal geen metabolisatie zal
plaatsvinden en geen metabolieten in het chromatogram worden waargenomen. Dit is ook
van toepassing op LC-MS2. De blanco controle wordt weergegeven in het overlaid
chromatogram HLM, waar dus methyldienolone en de IS zichtbaar zijn (Figuur 36).
3.4.1.4 HLM
Figuur 36 geeft het overlaid chromatogram weer, waarbij de eventueel gevormde
metabolieten gedetecteerd worden door de aanwezigheid van een pieksignaal in het
chromatogram van HLM methyldienolone en de afwezigheid van dit signaal in de blanco
en negatieve controle. Figuur 37 illustreert het massaspectrum van de metaboliet M1 van
methyldienolone in HLM, daar in Figuur 16 en 17 de massaspectra werden weergegeven
van respectievelijk de IS en methyldienolone. De RT van de verschillende pieksignalen
met bijhorende ionen worden weergegeven in Tabel 8.
Figuur 36: Overlaid chromatogram HLM ter detectie van de metaboliet (M1) en derivatisatieprobleem (M1”, zie verder)
van methyldienolone (MD) met IS op GC-MS.
IS
MD
M1
M1”
Blanco controleHLM methyldienolone
Negatieve controle
Resultaten en discussie
56
Figuur 37: Full scan massaspectrum van metaboliet M1.
Figuur 38: Full scan massaspectrum van het derivatisatieprobleem van de metaboliet M1 (M1”).
Zoals eerder vermeld werd het derivatisatieprobleem reeds vastgesteld bij
methyldienolone, waarbij dit alsook geldt bij de metaboliet van het steroïde. In het overlaid
chromatogram op het chromatogram van HLM methyldienolone (Figuur 36) is er na de
piek van de metaboliet (M1) een signaal (M1”) aanwezig m/z 516 en met als
fragmentionen m/z 426 en 411 (Figuur 38).
Tabel 8: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en full scan spectra HLM.
Steroïde Retentietijd (min) Moleculair ion (m/z) Fragmentionen (m/z) Methandiënon (IS) 8,079 444 429- 354- 339
Methyldienolone (MD) 8,187 430 415- 340- 325 Metaboliet M1 8,953 518 503- 428- 413
Als metabolisatiereactie treedt een hydroxylatie op van methyldienolone, waardoor een
moleculair ion m/z 518 van M1 wordt verkregen op GC-MS. Hierbij is het onmogelijk om
te bepalen op welke plaats de metabolisatiereactie heeft plaatsgevonden, waar in dit
onderzoek slechts detectie van metabolieten mogelijk is en geen identificatie. Dit geldt bij
alle bekomen resultaten waarbij metabolisatie optreedt, met uitzondering van de positieve
controle daar het metabolisme gekend is.
518
503
428
413
143
73
516
426
411
73
Resultaten en discussie
57
3.4.2 HLM methyldienolone op LC-MS2
3.4.2.1 Positieve controle
Figuur 39 toont het chromatogram van de positieve controle geanalyseerd op LC-MS2, die
methandiënon en zijn metabolieten bevat samen met 17α-methyltestosteron als inwendige
standaard (IS’). Methandiënon (m/z 300) wordt op LC-MS2 in positieve mode gedetecteerd
met een m/z 301. Het [M+H]+ van de IS’ en de metabolieten PCM1, PCM2 en PCM3 van
methandiënon worden geïllustreerd in de massaspectra (Figuur 40-42), daar het
massaspectrum van methandiënon reeds werd weergegeven in Figuur 20. De RT van de
verschillende pieksignalen in de positieve controle met bijhorend ion worden weergegeven
in Tabel 9. De positieve controle voor de HLM studie met methyltrienolone op LC-MS2 is
dezelfde zoals hier beschreven.
Figuur 39: Chromatogram positieve controle, methandiënon en 17-methyl-6β,16,17-trihydroxyandrosta-1,4-dien-3-on (PCM1), 6β-hydroxymethandiënon (PCM2) en x-hydroxymethandiënon (PCM3) als metabolieten, met IS’ op LC-MS2.
Figuur 40: Massaspectrum van 17α-methyltestosteron (IS’).
Abu
ndan
ce (%
)
IS’
Methandiënon
PCM1
PCM2
PCM3
Abu
ndan
ce (%
)
Resultaten en discussie
58
Figuur 41: Massaspectrum van metaboliet PCM1.
Figuur 42: Massaspectrum van metaboliet PCM2, daar het massaspectrum van metaboliet PCM3 gelijkaardig is.
Tabel 9: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en massaspectra positieve controle.
Steroïde Retentietijd (min) Moleculair ion (m/z) 17α-methyltestosteron (IS’) 14,50 303
Methandiënon 11,84 301 Metaboliet PCM1 6,15 333 Metaboliet PCM2 7,80 317 Metaboliet PCM3 8,82 317
Als metabolisatiereactie treden hydroxylaties op van methandiënon, waardoor een
moleculair ion m/z 317 wordt verkregen op LC-MS2. Aan de hand van de massaspectra
werden de metabolieten in de literatuur beschreven als 6β-hydroxymethandiënon (PCM2)
en x-hydroxymethandiënon (PCM3). Alsook treedt een dihydroxylatie van methandiënon
op, die in de literatuur werd beschreven als 17-methyl-6β,16,17-trihydroxyandrosta-1,4-
dien-3-on (PCM1) met m/z 333 [30]. In vergelijking met de resultaten bekomen op GC-
MS wordt enkel 6β-hydroxymethandiënon (PCM2) via GC-MS gedetecteerd. Dit kan te
wijten zijn aan de gevoeligheid van de methodes of aan de derivatisatie. Uit een verdere
analyse op LC-MS2 is hierbij alsook gebleken dat meerdere metabolieten worden
gedetecteerd bij de HLM studie met methyldienolone dan bij de detectie via GC-MS,
waardoor voorgaand besluit bevestigd wordt.
Abu
ndan
ce (%
) A
bund
ance
(%)
Resultaten en discussie
59
3.4.2.2 Negatieve controle
Figuur 43 illustreert het chromatogram van de negatieve controle, waarbij de achtergrond
en de IS worden weergegeven. Methandiënon (IS) is aanwezig op een RT van 11,85 min
met als [M+H]+ m/z 301 (Figuur 20) en toont aan dat de extractie goed verlopen is. De
negatieve controle voor de HLM studie met methyltrienolone op LC-MS2 is dezelfde zoals
hier beschreven.
Figuur 43: Chromatogram negatieve controle met IS op LC-MS2.
3.4.2.3 Blanco controle methyldienolone
In Figuur 44 wordt het chromatogram weergegeven van de blanco controle, waar
methyldienolone en de IS zichtbaar zijn. De RT van methyldienolone en de IS benaderen
de RT in het chromatogram van HLM methyldienolone, waardoor verwezen wordt naar
Tabel 10 voor de RT van de verschillende pieksignalen met bijhorend ion. Zoals verwacht
worden geen metabolieten in de geanalyseerde blanco controle gedetecteerd, wat de
stabiliteit van methyldienolone gedurende de incubatie van 4u bij 37°C aantoont.
Figuur 44: Chromatogram blanco controle, methyldienolone (MD) met IS op LC-MS2.
Abu
ndan
ce (%
)
IS
IS
MD
Abu
ndan
ce (%
)
Resultaten en discussie
60
3.4.2.4 HLM methyldienolone
De gevormde metabolieten worden gedetecteerd door de aanwezigheid van pieksignalen in
het chromatogram van HLM methyldienolone (Figuur 45) te vergelijken met de
afwezigheid van deze signalen in de blanco en negatieve controle. Figuur 46 en 47
illustreren de massaspectra van de metabolieten M1’, M2’, M3’, M4’, M5’ en M6’ van
methyldienolone in HLM bekomen na LC-MS2 analyse, daar in Figuur 20 en 21 de
massaspectra weergegeven werden van respectievelijk de IS en methyldienolone. De RT
van de verschillende pieksignalen met bijhorend ion worden weergegeven in Tabel 10.
Figuur 45: Chromatogram HLM methyldienolone (MD) en M1’, M2’, M3’, M4’, M5’, M6’ als metabolieten, met IS op
LC-MS2.
Figuur 46: Massaspectrum van metaboliet M1’, daar de massaspectra van metabolieten M2’, M3’ en M4’ gelijkaardig
zijn.
Figuur 47: Massaspectrum van metaboliet M5’, daar het massaspectrum van metaboliet M6’ gelijkaardig is.
Abu
ndan
ce (%
)
MD
IS
M1’
M2’
M3’
M4’
M6’
M5’
Abu
ndan
ce (%
) A
bund
ance
(%)
Resultaten en discussie
61
Tabel 10: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en massaspectra HLM methyldienolone.
Steroïde Retentietijd (min) Moleculair ion (m/z) Methandiënon (IS) 11,87 301
Methyldienolone (MD) 11,62 287 Metaboliet M1’ 6,70 303 Metaboliet M2’ 6,95 303 Metaboliet M3’ 7,93 303 Metaboliet M4’ 8,78 303 Metaboliet M5’ 9,78 275 Metaboliet M6’ 10,56 275
Als metabolisatiereactie treden hydroxylaties op van methyldienolone, waardoor een
moleculair ion m/z 303 van M1’, M2’, M3’ en M4’ wordt verkregen op LC-MS2. Alsook
wordt een moleculair ion m/z 275 van M5’ en M6’ verkregen, met een metabolisatiereactie
die geen verklaring kent. Een oxidatie met demethylatie is hierbij de enige mogelijke
reactie, maar werd in de literatuur nog niet voorheen gerapporteerd voor anabole steroïden.
3.4.3 HLM methyltrienolone op LC-MS2
De positieve en negatieve controle werden reeds besproken in 3.4.2, waardoor deze niet
opnieuw vermeld worden.
3.4.3.1 Blanco controle methyltrienolone
In Figuur 48 wordt het chromatogram weergegeven van de blanco controle, waar
methyltrienolone en de IS zichtbaar zijn. De RT van methyltrienolone en de IS benaderen
de RT in het chromatogram van HLM methyltrienolone, waardoor verwezen wordt naar
Tabel 11 voor de RT van de verschillende pieksignalen met bijhorend ion. Hierbij worden
ook geen metabolieten gedetecteerd in de blanco controle afkomstig van methyltrienolone.
Figuur 48: Chromatogram blanco controle, methyltrienolone (MT) met IS op LC-MS2.
Abu
ndan
ce (%
)
MT
IS
Resultaten en discussie
62
3.4.3.2 HLM methyltrienolone
De gevormde metabolieten worden gedetecteerd door de aanwezigheid van pieksignalen in
het chromatogram van HLM methyltrienolone (Figuur 49) te vergelijken met de
afwezigheid van deze signalen in de blanco en negatieve controle. Figuur 50 illustreert de
massaspectra van de metabolieten A1 en A2 van methyltrienolone in HLM bekomen na
LC-MS2 analyse, daar in Figuur 20 en 23 de massaspectra weergegeven werden van
respectievelijk de IS en methyltrienolone. De RT van de verschillende pieksignalen met
bijhorend ion worden weergegeven in Tabel 11.
Figuur 49: Chromatogram HLM methyltrienolone (MT) en A1, A2 als metabolieten, met IS op LC-MS2.
Figuur 50: Massaspectrum van metaboliet A1, daar het massaspectrum van metaboliet A2 gelijkaardig is.
Tabel 11: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en massaspectra HLM methyltrienolone.
Steroïde Retentietijd (min) Moleculair ion (m/z) Methandiënon (IS) 11,83 301
Methyltrienolone (MT) 11,43 285 Metaboliet A1 7,87 301 Metaboliet A2 8,71 301
Als metabolisatiereactie treden hydroxylaties op van methyltrienolone, waardoor een
moleculair ion m/z 301 van A1 en A2 wordt verkregen op LC-MS2.
MT
IS
A2
A1
Abu
ndan
ce (%
) A
bund
ance
(%)
Resultaten en discussie
63
3.5 Analyse van excretie-urines
Bij de analyse van de excretie-urines van niet-chimere en chimere muizen wordt er geen
correctie uitgevoerd op de hoeveelheid geproduceerde urine, aangezien ongeveer eenzelfde
hoeveelheid muizenurine werd bekomen. Het toevoegen van een IS maakt het mogelijk om
te corrigeren voor variaties in de staalvoorbereiding en om de RRT te berekenen (zie 3.6).
Niet-chimere muizen worden bij de analyse gebruikt ter controle voor het uitvoeren van
excretie-experimenten om het muismetabolisme van de toegediende steroïden na te gaan
en zo het aandeel van de humane hepatocyten in de chimere muizen te bepalen.
3.5.1 Excretie-urines methyldienolone op GC-MS
3.5.1.1 Toedieningsoplossing
De toedieningsoplossing wordt meegenomen in de analyse om na te gaan of de
hoofdcomponent effectief aanwezig is en dus werd toegediend aan de muizen. Hierbij kan
ook de respons van de parent worden afgeleid en indien andere componenten aanwezig
zijn die als eventuele metabolieten gezien kunnen worden. Dit is alsook van toepassing op
LC-MS2. In de toedieningsoplossing (met een dosis van 200µg/muis) wordt de
hoofdcomponent methyldienolone gedetecteerd op een RT van 8,221 min en de IS op een
RT van 8,082 min. De RT van methyldienolone is opgeschoven door de grote oppervlakte
ten gevolg van de hoge abundantie van dit pieksignaal.
3.5.1.2 Controles
Bij de te analyseren stalen wordt telkens een systeem blank en een negatief urinestaal van
de niet-chimere of chimere muis meegenomen om de resultaten achteraf op een correcte
manier te kunnen evalueren. Deze worden weergegeven in het overlaid chromatogram
excretie-urines, waar bij deze controles enkel de IS zichtbaar is (Figuur 51).
Aan de hand van de systeem blank, bestaande uit water, kan eventuele interferentie van de
gebruikte solventen en reagentia gedetecteerd worden. De pre-administratie urines, met een
afwezigheid van het steroïde (methyldienolone of methyltrienolone) geeft het matrix-effect
weer van de muizenurine. Bovendien is de endogene productie van de muizen niet
detecteerbaar met de gebruikte methodes, waardoor de pre-administratie urines van de
Resultaten en discussie
64
muizen als negatieve urine kunnen beschouwd worden. Bijgevolg zullen geen metabolieten
worden waargenomen in het chromatogram, daar de urine voor de toediening van het
steroïde werd gecollecteerd. Dit alles is ook van toepassing op LC-MS2.
3.5.1.3 Excretie-urines
Figuur 51 geeft het overlaid chromatogram van de excretie-urines van de niet-chimere en
de chimere muis weer, waarbij de gevormde metabolieten gedetecteerd worden door de
aanwezigheid van een pieksignaal in het chromatogram van de excretie-urine
methyldienolone en de afwezigheid van dit signaal in de negatieve urine en systeem blank.
Het derivatisatieprobleem is zoals eerder besproken ook van toepassing bij de excretie-
urines. In Figuur 37 werd het massaspectrum reeds geïllustreerd van de metaboliet M1 van
methyldienolone, daar in Figuur 16 en 17 de massaspectra weergegeven werden van
respectievelijk de IS en methyldienolone. De RT van de verschillende pieksignalen met
bijhorende ionen worden weergegeven in Tabel 12.
Figuur 51: Overlaid chromatogram excretie-urine niet-chimere muis (bovenaan) en chimere muis (onderaan) ter detectie
van de metaboliet (M1) en derivatisatieprobleem (M1”) van methyldienolone (MD) met IS op GC-MS.
Excretie-urine methyldienolone
Negatieve urine
IS
MD
M1
M1” Systeem blank
M1”
M1
Systeem blank
Excretie-urine methyldienolone
Negatieve urine
IS
MD
Resultaten en discussie
65
Tabel 12: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en full scan spectra excretie-urine niet-chimere en chimere muis.
Steroïde Retentietijd (min) Moleculair ion (m/z) Fragmentionen (m/z) Methandiënon (IS) 8,085 444 429- 354- 339
Methyldienolone (MD) 8,185 430 415- 340- 325 Metaboliet M1 8,953 518 503- 428- 413
Als metabolisatiereactie treedt een hydroxylatie op van methyldienolone in de niet-chimere
en chimere muis, waardoor een moleculair ion m/z 518 van M1 wordt verkregen op GC-
MS. In de toedieningsoplossing is dit pieksignaal in mindere mate aanwezig, waar na
toediening van het steroïde aan de muizen de piek meer wordt gevormd en dus beschouwd
wordt als een metaboliet.
Hierbij is de metaboliet van methyldienolone in de excretie-urine van de niet-chimere muis
dezelfde als van de chimere muis, doordat eenzelfde RT wordt verkregen. Deze stemt
overeen met de RRT van de metaboliet (M1) bekomen in het chromatogram van HLM
methyldienolone (Figuur 36). Aangezien dezelfde metabolisatie heeft plaatsgevonden als
bij de HLM studie met methyldienolone op GC-MS, wordt eenzelfde benaming en
massaspectrum van de metaboliet M1 bekomen (Figuur 37).
3.5.2 Excretie-urines methyldienolone op LC-MS2
3.5.2.1 Toedieningsoplossing methyldienolone
In de toedieningsoplossing is methyldienolone (met een dosis van 200µg/muis) als
hoofdcomponent aanwezig op een RT van 11,67 min en de IS op een RT van 11,96 min.
Door de hoge abundantie en grote oppervlakte van het pieksignaal van methyldienolone is
de IS moeilijk detecteerbaar, waarbij deze onder de piek van methyldienolone valt.
3.5.2.2 Systeem blank
Figuur 52 illustreert het chromatogram van de systeem blank, waarbij eventuele
interferenties en de IS worden weergegeven. Methandiënon (IS) is aanwezig op een RT
van 11,88 min met als [M+H]+ m/z 301 (Figuur 20). De systeem blank voor de excretie
studie met methyltrienolone op LC-MS2 is dezelfde zoals hier beschreven.
Resultaten en discussie
66
Figuur 52: Chromatogram systeem blank met IS op LC-MS2.
3.5.2.3 Negatieve urine methyldienolone
Figuur 53 illustreert de chromatogrammen van de negatieve urine methyldienolone van
respectievelijk de niet-chimere en chimere muis, waarbij de achtergrond en de IS worden
weergegeven. De RT van de IS benadert de RT in het chromatogram van de excretie-urine
methyldienolone, waardoor verwezen wordt naar Tabel 13 voor de RT van de
verschillende pieksignalen met bijhorend ion. Zoals verwacht worden geen metabolieten
gedetecteerd in de geanalyseerde negatieve urine, daar dit ook geldt bij de excretie studie
met methyltrienolone op LC-MS2.
Figuur 53: Chromatogram negatieve urine methyldienolone niet-chimere muis (bovenaan) en chimere muis (onderaan)
met IS op LC-MS2.
Abu
ndan
ce (%
)
IS
IS
IS
Abu
ndan
ce (%
) A
bund
ance
(%)
Resultaten en discussie
67
3.5.2.4 Excretie-urine methyldienolone
Figuur 54 geeft het chromatogram van de metabolieten in de excretie-urines van de niet-
chimere en de chimere muis weer, waarbij de gevormde metabolieten gedetecteerd worden
door de aanwezigheid van pieksignalen in het chromatogram van de excretie-urine
methyldienolone te vergelijken met de afwezigheid van deze signalen in de systeem blank
en negatieve urine. Metaboliet M0’ vertoont een gelijkaardig spectrum aan dat van M2’,
waardoor Figuur 46 de massaspectra illustreert van de metabolieten M0’ en M2’ van
methyldienolone in excretie-urines bekomen na LC-MS2 analyse. In Figuur 20 en 21
werden de massaspectra respectievelijk weergegeven van de IS en methyldienolone. De
RT van de verschillende pieksignalen met bijhorend ion worden weergegeven in Tabel 13.
Door het detecteren van de hoofdcomponent in de excretie-urines worden de ionen
opgevraagd van de metabolieten bekomen bij de HLM studie met methyldienolone op LC-
MS2, doordat andere eventuele metabolieten moeilijk detecteerbaar zijn door hun lage
signalen. Hierbij worden de metabolieten met een m/z 303 weergegeven, daar m/z 275 niet
wordt gedetecteerd in het chromatogram van de excretie-urines.
Figuur 54: Chromatogram excretie-urines metabolieten methyldienolone op LC-MS2 met selectie van [M+H]+ met een
m/z 303.
Tabel 13: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en massaspectra excretie-urine methyldienolone.
Steroïde Retentietijd (min) Moleculair ion (m/z) Methandiënon (IS) 11,88 301
Methyldienolone (MD) 11,64 287 Metaboliet M0’ 5,77 303 Metaboliet M2’ 6,97 303
Als metabolisatiereactie treden hydroxylaties op van methyldienolone in de niet-chimere
en chimere muis, waardoor een moleculair ion m/z 303 van M0’ en M2’ wordt verkregen
M0’
M2’
Abu
ndan
ce (%
)
Resultaten en discussie
68
op LC-MS2. In de toedieningsoplossing zijn deze pieksignalen in mindere mate aanwezig,
waar na toediening van het steroïde aan de muizen de pieken meer worden gevormd en dus
beschouwd worden als metabolieten. Hierbij komt het signaal op een RT van 8,72 min in
dezelfde piekverhouding voor als in de toedieningsoplossing, waardoor dit pieksignaal niet
beschouwd wordt als een metaboliet (Figuur 54).
Er worden opnieuw meerdere metabolieten gedetecteerd op LC-MS2 bij de excretie-studie
met methyldienolone dan bij de detectie via GC-MS, waardoor zoals eerder vermeld dit te
wijten is aan de gevoeligheid van de methodes of aan de derivatisatie. Fracties werden
opgevangen van de metabolieten op LC-MS2 om deze op GC-MS te kunnen detecteren,
waarbij enkel metaboliet M2’ gedetecteerd werd en overeenkomstig is met metaboliet M1
van bij de excretie studie met methyldienolone op GC-MS (zie 3.5.1.3).
Hierbij zijn de metabolieten van methyldienolone in de excretie-urine van de niet-chimere
muis dezelfde als van de chimere muis, doordat eenzelfde RT wordt verkregen. Metaboliet
M2' stemt overeen met de RRT van de metaboliet (M2’) bekomen in het chromatogram
van HLM methyldienolone (Figuur 45). Aangezien dezelfde metabolisatie heeft
plaatsgevonden als bij de HLM studie met methyldienolone op LC-MS2, wordt eenzelfde
benaming en massaspectrum van de metaboliet M2’ bekomen (Figuur 46). Metaboliet M0’
wordt enkel bij excretie-urines gevormd, daar deze niet zichtbaar is bij humane lever
microsomen.
3.5.3 Excretie-urines methyltrienolone op LC-MS2
De systeem blank werd reeds besproken in 3.5.2, waardoor deze niet opnieuw vermeld
wordt.
3.5.3.1 Toedieningsoplossing methyltrienolone
In de toedieningsoplossing is methyltrienolone (met een dosis van 160µg/muis) als
hoofdcomponent aanwezig op een RT van 11,46 min en de IS op een RT van 11,91 min.
Door de hoge abundantie en grote oppervlakte van het pieksignaal van methyltrienolone is
de IS moeilijk detecteerbaar, waarbij deze onder de piek van methyltrienolone valt.
Resultaten en discussie
69
3.5.3.2 Negatieve urine methyltrienolone
Figuur 55 illustreert de chromatogrammen van de negatieve urine methyltrienolone van
respectievelijk de niet-chimere en chimere muis, waarbij de achtergrond en de IS worden
weergegeven. De RT van de IS benadert de RT in het chromatogram van de excretie-urine
methyltrienolone, waardoor verwezen wordt naar Tabel 14 voor de RT van de
verschillende pieksignalen met bijhorend ion. Aangezien andere muizen gebruikt werden
dan bij de methyldienolone studie worden deze resultaten hier geïllustreerd.
Figuur 55: Chromatogram negatieve urine methyltrienolone niet-chimere muis (bovenaan) en chimere muis (onderaan)
met IS op LC-MS2.
3.5.3.3 Excretie-urine methyltrienolone
Figuur 56 geeft het chromatogram van de metabolieten in de excretie-urine van de chimere
muis weer, waarbij de gevormde metabolieten gedetecteerd worden door de aanwezigheid
van pieksignalen in het chromatogram van de excretie-urine methyltrienolone te
vergelijken met de afwezigheid van deze signalen in de systeem blank en negatieve urine.
Metaboliet A0 vertoont een gelijkaardig spectrum aan dat van A2, waardoor Figuur 50 de
massaspectra illustreert van de metabolieten A0 en A2 van methyltrienolone in excretie-
urines bekomen na LC-MS2 analyse. In Figuur 20 en 23 werden de massaspectra
Abu
ndan
ce (%
)
IS
IS
Abu
ndan
ce (%
)
Resultaten en discussie
70
respectievelijk weergegeven van de IS en methyltrienolone. De RT van de verschillende
pieksignalen met bijhorend ion worden weergegeven in Tabel 14.
Door het detecteren van de hoofdcomponent in de excretie-urines worden de ionen
opgevraagd van de metabolieten bekomen bij de HLM studie met methyltrienolone op LC-
MS2, doordat andere eventuele metabolieten moeilijk detecteerbaar zijn door hun lage
signalen. Hierbij worden de metabolieten met een m/z 301 weergegeven, waarbij deze niet
worden gedetecteerd in de excretie-urine van de niet-chimere muis.
Figuur 56: Chromatogram excretie-urine metabolieten methyltrienolone op LC-MS2 met selectie van [M+H]+ met een
m/z 301.
Tabel 14: Overzicht RT en ionen uit het chromatogram en massaspectra excretie-urine methyltrienolone chimere muis.
Steroïde Retentietijd (min) Moleculair ion (m/z) Methandiënon (IS) 11,83 301
Methyltrienolone (MT) 11,42 285 Metaboliet A0 7,24 301 Metaboliet A2 8,76 301
Als metabolisatiereactie treden hydroxylaties op van methyltrienolone in de chimere muis,
waardoor een moleculair ion m/z 301 van A0 en A2 wordt verkregen op LC-MS2. In de
toedieningsoplossing zijn deze pieksignalen niet aanwezig en kunnen dus beschouwd
worden als een metabolieten. Metaboliet A2 stemt overeen met de RRT van de metaboliet
(A2) bekomen in het chromatogram van HLM methyltrienolone (Figuur 49). Aangezien
dezelfde metabolisatie heeft plaatsgevonden bij de HLM studie met methyltrienolone op
LC-MS2, wordt eenzelfde benaming en massaspectrum van de metaboliet A2 bekomen
(Figuur 50). Metaboliet A0 wordt enkel bij excretie-urines gevormd, daar deze niet
zichtbaar is bij humane lever microsomen en dus enkel in het muismetabolisme voorkomt.
Abu
ndan
ce (%
)
A0
A2
Resultaten en discussie
71
Op basis van de bekomen resultaten bestaat de mogelijkheid dat een humane metaboliet
van methyltrienolone (A2) aanwezig is in de excretie-urines bij de chimere muis, daar deze
niet wordt waargenomen bij de niet-chimere muis en wel in HLM via detectie op LC-MS2.
Hierbij wordt niet uitgesloten dat de gedetecteerde metabolieten alsook kunnen verkregen
worden bij het muismetabolisme. Dit kan niet met zekerheid besloten worden, aangezien
bij een tweede analyse de hoofdcomponent bij de niet-chimere muis niet gedetecteerd werd
en bijgevolg dus ook geen metabolieten kunnen gedetecteerd worden door een te lage
concentratie, ten gevolge van een weinig volume aan muizenurine.
3.6 Overzicht
Op basis van de RRT worden pieksignalen in de verschillende analyses van de
componenten in de humane lever microsomen en excretie-urines gekoppeld aan elkaar
door het verkrijgen van dezelfde RRT voor eenzelfde piek (Tabel 15-17). Bij de HLM
studie van methyldienolone en metabolieten gedetecteerd via LC-MS2 bestaat er tussen de
twee reeksen een maximale opschuiving van RRT 0,02, waardoor deze als dezelfde
componenten beschouwd kunnen worden. De RRT wordt bekomen door de RT van de
component te delen door de RT van de IS.
Tabel 15: Relatieve retentietijden van methyldienolone en metabolieten gedetecteerd via GC-MS.
RRT Reeks 1 RRT Reeks 2 HLM HLM Methyldienolone 1,01 1,01 Metaboliet M1 1,11 1,11 Niet-chimere muis Niet-chimere muis Methyldienolone 1,01 1,01 Metaboliet M1 1,11 1,11 Chimere muis Chimere muis Methyldienolone 1,01 1,01 Metaboliet M1 1,11 1,11
Resultaten en discussie
72
Tabel 16: Relatieve retentietijden van methyldienolone en metabolieten gedetecteerd via LC-MS2.
RRT Reeks 1 RRT Reeks 2 HLM HLM Methyldienolone 0,97 0,98 Metaboliet M1' 0,55 0,57 Metaboliet M2' 0,57 0,59 Metaboliet M3' 0,65 0,67 Metaboliet M4' 0,71 0,73 Metaboliet M5' 0,80 0,82 Metaboliet M6' 0,87 0,89 Niet-chimere muis Niet-chimere muis Methyldienolone 0,98 0,98 Metaboliet M0’ 0,48 0,49 Metaboliet M2’ 0,59 0,59 Chimere muis Chimere muis Methyldienolone 0,98 0,98 Metaboliet M0’ 0,49 0,49 Metaboliet M2’ 0,59 0,59 Tabel 17: Relatieve retentietijden van methyltrienolone en metabolieten gedetecteerd via LC-MS2.
RRT Reeks 1 RRT Reeks 2 HLM HLM Methyltrienolone 0,96 0,97 Metaboliet A1 0,67 0,67 Metaboliet A2 0,73 0,74 Niet-chimere muis Niet-chimere muis Methyltrienolone 0,96 - Metaboliet A0 - - Metaboliet A1 - - Metaboliet A2 - - Chimere muis Chimere muis Methyltrienolone 0,97 0,96 Metaboliet A0 0,61 0,62 Metaboliet A2 0,74 0,74 In Tabel 18 wordt een overzicht van de metabolieten van methyldienolone gegeven
gedetecteerd via GC-MS en LC-MS2 in HLM en excretie-urines, waar in Tabel 19 een
overzicht van de metabolieten van methyltrienolone wordt gegeven gedetecteerd via LC-
MS2 in HLM en excretie-urines. Zoals eerder vermeld werden fracties opgevangen van de
metabolieten op LC-MS2 om deze op GC-MS te detecteren, waarbij metaboliet M2’
overeenkomstig is met metaboliet M1 op GC-MS aangeduid in Tabel 18.
Resultaten en discussie
73
Tabel 18: Overzicht metabolieten methyldienolone in HLM en excretie-urines via detectie op GC-MS (bovenaan) en LC-MS2 (onderaan).
HLM Excretie-urines GC-MS Metaboliet M1 x x
LC-MS2
Metaboliet M0’ x Metaboliet M1' x Metaboliet M2' x x Metaboliet M3' x Metaboliet M4' x Metaboliet M5' x Metaboliet M6’ x
Tabel 19: Overzicht metabolieten methyltrienolone in HLM en excretie-urines via detectie op LC-MS2.
HLM Excretie-urines Metaboliet A0 x Metaboliet A1 x Metaboliet A2 x x
Besluit
74
4 Besluit
In dit onderzoek werd de metabolisatie nagegaan van de anabole androgene steroïden
methyldienolone en methyltrienolone aan de hand van in vivo en in vitro technieken,
doordat het niet toegestaan is om onderzoek uit te voeren op gezonde menselijke
vrijwilligers omwille van ethische redenen. De kennis van het metabolisme van
dopinggerelateerde producten is noodzakelijk voor de detectie ervan in de urine, doordat
de metabolieten van het steroïde een langere detectie van het misbruik toelaten. Er werd op
zoek gegaan naar humane metabolieten door het analyseren van excretie-urines van niet-
chimere en chimere muizen en via incubaties met behulp van microsomen (HLM). Bij de
gedetecteerde metabolieten van methyldienolone en methyltrienolone in HLM en excretie-
urines treden hydroxylaties op als metabolisatiereactie.
Eerst en vooral werd de referentiestandaard van methyldienolone en methyltrienolone
geanalyseerd op GC-MS en LC-MS2. Hierbij kon methyltrienolone niet worden
gedetecteerd via GC-MS doordat het steroïde een sterk geconjugeerd systeem bevat, maar
wel via detectie op LC-MS2. Beide referentiestandaarden werden dus zuiver bevonden,
desondanks het optredende derivatisatieprobleem bij de detectie van methyldienolone via
GC-MS. Door analyse van de referentiestandaarden werd het massaspectrum en de
retentietijd van beide componenten bepaald, waardoor de steroïden in verdere analyses
gedetecteerd en geïdentificeerd konden worden.
Bij de analyse van de HLM experimenten werd eerst de optimale incubatietijd van de
steroïden in de microsomen bepaald via GC-MS en LC-MS2. Hierbij werd de mate van
vorming van de metabolieten geobserveerd na verschillende incubatieperiodes en op basis
van de bekomen resultaten werd geopteerd voor een 4u incubatie. Via analyse op GC-MS
van methyldienolone werd er een gehydroxyleerde metaboliet (m/z 518) vastgesteld, daar
bij de analyse via LC-MS2 zes metabolieten (m/z 303 en 275) van methyldienolone in
HLM werden gedetecteerd. Hiervan vertonen twee metabolieten (m/z 275) een ongekende
metabolisatiereactie. Het verschil in detectie van het aantal metabolieten is te wijten aan de
gevoeligheid van de methodes of aan de derivatisatie en is alsook geldig bij de analyse van
excretie-urines. Via de LC-MS2 analyse van methyltrienolone werden er twee
gehydroxyleerde metabolieten (m/z 301) gedetecteerd.
Besluit
75
Bij de excretie studie werd een dosisbepaling uitgevoerd waarbij de dosis steeds werd
opgevoerd tot een detecteerbaar niveau van het steroïde of de metabolieten. Deze
toegediende dosis van methyldienolone (200µg/muis) en methyltrienolone (160µg/muis) is
bijgevolg de laagste dosis waarbij componenten werden gedetecteerd.
Via analyse op GC-MS van methyldienolone werd er opnieuw een metaboliet (m/z 518)
vastgesteld in zowel de niet-chimere als chimere muis. Door het verkrijgen van dezelfde
metaboliet van bij de in vitro HLM wordt het humaan metabolisme bevestigd in het in vivo
uPA+/+-SCID chimeer muismodel. Bij de analyse via LC-MS2 werden twee metabolieten
(m/z 303) van methyldienolone in zowel de excretie-urines van de niet-chimere als van de
chimere muis gedetecteerd. Hierbij komt slechts een van de twee metabolieten van
methyldienolone zowel in de HLM als in het chimeer muismodel voor. Deze metaboliet is
overeenkomstig met de metaboliet die via GC-MS gedetecteerd werd.
Via de LC-MS2 analyse van methyltrienolone werden er twee metabolieten (m/z 301)
gedetecteerd bij de chimere muis, die niet werden vastgesteld in de excretie-urines van de
niet-chimere muis. Hierbij wordt slechts een van de twee metabolieten gedetecteerd in
zowel HLM als in het chimeer muismodel, waardoor deze metaboliet door het humaan
metabolisme wordt gevormd. Hoewel hier wel een verschil werd opgemerkt met de niet-
chimere muizen wordt niet uitgesloten dat de verkregen metabolieten alsook door het
muismetabolisme gevormd worden.
Binnen dit onderzoek werden metabolieten gedetecteerd van methyldienolone en
methyltrienolone, maar daarnaast is het ook van belang om hun structuur te achterhalen om
deze steroïden specifieker te kunnen identificeren. Een hogere dosis kan alsook worden
toegediend aan het muismodel om eventuele metabolieten met een laag signaal te kunnen
detecteren. De robuustheid kon aan de hand van de relatieve abundantie niet bepaald
worden door een beperkt aantal metingen. Hierdoor zou men in een later onderzoek
meerdere metingen moeten uitvoeren om de herhaalbaarheid en reproduceerbaarheid na te
gaan. Het einddoel van dit onderzoek is om de steroïden methyldienolone en
methyltrienolone op te nemen in de routinescreening ter detectie.
Metabolisatiestudie van methyldienolone en methyltrienolone aan de hand van
het in vivo chimeer uPA+/+-SCID muismodel en in vitro humane lever microsomen
76
Literatuurlijst
[1] VAN EENOO, P. (2005). Doping Control Laboratory [on line]. Universiteit Gent.
http://www.docolab.ugent.be [datum van opzoeking: 09/03/2014].
[2] World Anti-Doping Agency (WADA) (2014). Accredited Laboratories For Doping
Control Analysis [on line].
http://www.wada-ama.org/Documents/Science_Medicine/Anti-
Doping_Laboratories/WADA_Accredited_Laboratories_EN.pdf [datum van
opzoeking: 09/03/2014].
[3] MORENTE-SÁNCHEZ, J., ZABALA, M. (2013). Doping in Sport: A Review of Elite
Athletes’ Attitudes, Beliefs, and Knowledge. Sports Medicine, 43(6), 395-411.
[4] World Anti-Doping Agency (WADA) (2012). Anti-Doping Testing Figures Report [on
line].
http://www.wada-ama.org/Documents/Resources/Testing-Figures/WADA-2012-Anti-
Doping-Testing-Figures-Report-EN.pdf [datum van opzoeking: 16/03/2014].
[5] World Anti-Doping Agency (WADA) (2009). World Anti-Doping Code [on line].
http://www.wada-ama.org/Documents/World_Anti-Doping_Program/WADP-The-
Code/WADA_Anti-Doping_CODE_2009_EN.pdf [datum van opzoeking:
02/04/2014].
[6] World Anti-Doping Agency (WADA) (2009). WADA History [on line].
http://www.wada-ama.org/en/About-WADA/History/WADA-History/ [datum van
opzoeking: 16/03/2014].
[7] DUNTAS, L.H., POPOVIC, V. (2013). Hormones as doping in sports. Endocrine,
43(2), 303-13.
[8] World Anti-Doping Agency (WADA) (2014). The 2014 Prohibited List International
Standard [on line].
http://www.wada-ama.org/Documents/World_Anti-Doping_Program/WADP-
Prohibited-list/2014/WADA-prohibited-list-2014-EN.pdf [datum van opzoeking:
16/03/2014].
[9] KICMAN, A.T. (2008). Pharmacology of anabolic steroids. British Journal of
Pharmacology, 154, 502-521.
[10] SCHÄNZER, W. (1996). Metabolism of anabolic androgenic steroids. Clinical
Chemistry, 42:7, 1001-1020.
Metabolisatiestudie van methyldienolone en methyltrienolone aan de hand van
het in vivo chimeer uPA+/+-SCID muismodel en in vitro humane lever microsomen
77
[11] HARTGENS, F., KUIPERS, F. (Eds.) (2000). Verboden middelen in de sport. Bohn
Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem, 266p. (ISBN 90-313-2778-6)
[12] FRAGKAKI, A.G., ANGELIS, Y.S., KOUPPARIS, M., TSANTILI-KAKOULIDOU,
A., KOKOTOS, G., GEORGAKOPOULOS, C. (2009). Structural characteristics of
anabolic androgenic steroids contributing to binding to the androgen receptor and to
their anabolic and androgenic activities. Applied modifications in the steroidal
structure. Steroids, 74, 172-197.
[13] SCHÄNZER, W., DONIKE, M. (1993). Metabolism of anabolic steroids in man:
synthesis and use of reference substances for identification of anabolic steroid
metabolites. Analytica Chimica Acta, 275, 23-48.
[14] LOOTENS, L., MEULEMAN, P., POZO, O.J., VAN EENOO, P., LEROUX-ROELS,
G., DELBEKE, F.T. (2009). uPA+/+-SCID Mouse with Humanized Liver as a Model
for In Vivo Metabolism of Exogenous Steroids: Methandienone as a Case Study.
Clinical Chemistry, 55:10, 1783-1793.
[15] DE GROOT, A., KOERT, W. (2007). Prohormonen [on line]. Ergogenics.
http://www.ergogenics.org/anabolenboek/index15.html [datum van opzoeking:
02/04/2014].
[16] MOSS, G.P. (1989). Nomenclature Of Steroids. Pure and Applied Chemistry, 61:10,
1783-1822.
[17] DE GROOT, A., KOERT, W. (2006). De Structuurformule van Testosteron [on line].
Ergogenics.
http://www.ergogenics.org/anabolenboek/index4.html [datum van opzoeking:
07/04/2014].
[18] Pharmacology Education Partnership (PEP) (2003). Steroids and athletes: Genes work
overtime [on line].
http://www.thepepproject.net/Load/teacher/PEP_M6.pdf [datum van opzoeking:
08/04/2014].
[19] DEMEYERE, M. (2012). De genexpressie. De Hogeschool West-Vlaanderen,
Brugge, 188p.
[20] BRANDON, E.F.A., RAAP, C.D., MEIJERMAN, I., BEIJNEN, J.H., SCHELLENS,
J.H.M. (2003). An update on in vitro test methods in human hepatic drug
Metabolisatiestudie van methyldienolone en methyltrienolone aan de hand van
het in vivo chimeer uPA+/+-SCID muismodel en in vitro humane lever microsomen
78
biotransformation research: pros and cons. Toxicology and Applied Pharmacology,
189, 233-246.
[21] LEE, J., XIAODONG, L. (2007). The Conduct of Drug Metabolism Studies
Considered Good Practice (II): In Vitro Experiments. Current Drug Metabolism, 8(8),
822-829.
[22] FASINU, P., BOUIC, P.J., ROSENKRANZ, B. (2012). Liver-Based In Vitro
Technologies for Drug Biotransformation Studies. Current Drug Metabolism, 13, 000-
000.
[23] EMOTO, C., IWASAKI, K., MURAYAMA, N., YAMAZAKI, H. (2011). Drug
Metabolism and Toxicity in Chimeric Mice with Humanized Liver. Journal of Health
Science, 57(1), 22-27.
[24] KATOH, M., TATENO, C., YOSHIZATO, K., YOKOI, T. (2008). Chimeric mice
with humanized liver. Toxicology, 246, 9-17.
[25] JANCOVA, P., ANZENBACHER, P., ANZENBACHEROVA, E. (2010). Phase II
Drug Metabolizing Enzymes. Biomedical Papers of the Medical Faculty of the
University Palacky Olomouc Czech Republic, 154(2), 103-116.
[26] Mind and Muscle (2011). Prohormones: Methyldienolone [on line].
http://www.mindandmuscle.net/articles/prohormones-methyldienolone/ [datum van
opzoeking: 21/04/2014].
[27] Mind and Muscle (2011). Anabolic Steroids: Methyltrienolone [on line].
http://www.mindandmuscle.net/articles/anabolic-steroids-methyltrienolone/ [datum
van opzoeking: 21/04/2014].
[28] KICKMAN, A.T. GOWER, D.B. (2003). Anabolic steroids in sport: biochemical,
clinical and analytical perspectives. Annals of clinical biochemistry, 40, 321-356.
[29] THEVIS, M., SCHÄNZER, W. (2007). Mass Spectrometry In Sports Drug Testing:
Structure Characterization And Analytical Assays. Mass Spectrometry Reviews, 26,
79-107.
[30] POZO, O.J., LOOTENS, L., VAN EENOO, P., DEVENTER, K., MEULEMAN, P.,
LEROUX-ROELS, G., PARR, M.K., SCHÄNZER, W., DELBEKE, F.T. (2009).
Combination of liquid-chromatography tandem mass spectrometry in different scan
modes with human and chimeric mouse urine for the study of steroid metabolism.
Drug Testing and Analysis, 1, 554-567.
Metabolisatiestudie van methyldienolone en methyltrienolone aan de hand van
het in vivo chimeer uPA+/+-SCID muismodel en in vitro humane lever microsomen
79
[31] LIPSCHITZ, C., BAARS, B., VAN DEN BERG, J., JANSSEN, H.G., MAASKANT,
J., SCHOENMAKERS, P., TIJSSEN, R., VONK, N. (Eds.) (1996). Chromatografie in
de praktijk. Gaschromatografie. Ten Hagen & Stam b.v., Den Haag, losbladig. (ISBN
90-71694-34-8)
[32] SALLIAU, S. (2012). Instrumentele technieken. Chromatografie. De Hogeschool
West-Vlaanderen, Brugge, 104p. [33] LIPSCHITZ, C., BAARS, B., VAN DEN BERG, J., JANSSEN, H.G.,
SCHOENMAKERS, P., TIJSSEN, R., VONK, N. (Eds.) (1997). Chromatografie in de
praktijk. Gaschromatografie. Ten Hagen & Stam b.v., Den Haag, losbladig. (ISBN 90-
71694-35-6)
[34] LIPSCHITZ, C., BAARS, B., VAN DEN BERG, J., JANSSEN, H.G.,
SCHOENMAKERS, P., TIJSSEN, R., VONK, N. (Eds.) (1995). Chromatografie in de
praktijk. Vloeistofchromatografie. Ten Hagen & Stam b.v., Den Haag, losbladig.
(ISBN 90-71694-35-6)
[35] LIPSCHITZ, C., BAARS, B., VAN DEN BERG, J., JANSSEN, H.G.,
SCHOENMAKERS, P., TIJSSEN, R., VONK, N. (Eds.) (2001). Chromatografie in de
praktijk. Vloeistofchromatografie. Ten Hagen & Stam b.v., Den Haag, losbladig.
(ISBN 90-71694-35-6)
[36] GATES, P. (2009). Quadruple & Triple Quadrupole (QQQ) Mass Analysis [on line].
University of Bristol.
http://www.chm.bris.ac.uk/ms/theory/quad-massspec.html [datum van opzoeking:
24/04/2014].
[37] POZO, O.J., DEVENTER, K., VAN EENOO, P., DELBEKE, F.T. (2008). Efficient
Approach for the Comprehensive Detection of Unknown Anabolic Steroids and
Metabolites in Human Urine by Liquid Chromatography-Electrospray-Tandem Mass
Spectrometry. Analytical chemistry, 80(5), 1709-1720.
[38] GATES, P. (2004). Tandem Mass Spectrometry (MS/MS) [on line]. University of
Bristol.
http://www.chm.bris.ac.uk/ms/theory/tandem-ms.html [datum van opzoeking:
24/04/2014].
[39] LOOTENS, L., VAN EENOO, P., MEULEMAN, P., LEROUX-ROELS, G.,
DELBEKE, F.T. (2009). The uPA (+/+)-SCID Mouse with Humanized Liver as a
Metabolisatiestudie van methyldienolone en methyltrienolone aan de hand van
het in vivo chimeer uPA+/+-SCID muismodel en in vitro humane lever microsomen
80
Model for in Vivo Metabolism of 4-Androstene-3,17-dione. Drug Metabolism and
Disposition, 37(12), 2367-2374.
[40] MEULEMAN, P., LEROUX-ROELS, G. (2008). The human liver-uPA-SCID mouse:
A model for the evaluation of antiviral compounds against HBV and HCV. Antiviral
research, 80(3), 231-238.
[41] MEULEMAN, P., LIBBRECHT, L., DE VOS, R., DE HEMPTINNE, B., GEVAERT,
K., VANDEKERCKHOVE, J., ROSKAMS, T., LEROUX-ROELS, G. (2005).
Morphological and Biochemical Characterization of a Human Liver in a uPA‐SCID
Mouse Chimera. Hepatology, 41(4), 847-856.
[42] BD Biosciences (2012). NADPH Regenerating System Solution A & B. BD Gentest,
Woburn, 2p.
[43] COTTYN, A., VAN OOSTVELDT, K. (2013). In vivo en in vitro technieken.
Proefdierkunde en weefselkweek. De Hogeschool West-Vlaanderen, Brugge, 86p.
[44] FRAGKAKI, A.G., ANGELIS, Y.S., TSANTILI-KAKOULIDOU, A., KOUPPARIS,
M., GEORGAKOPOULOS, C. (2009). Statistical analysis of fragmentation patterns of
electron ionization mass spectra of enolized-trimethylsilylated anabolic androgenic
steroids. International Journal of Mass Spectrometry, 285(1), 58-69.
[45] GEYER, H., PARR, M.K., KOEHLER, K., MARECK, U., SCHÄNZER, W.,
THEVIS, M. (2008). Nutritional supplements cross‐contaminated and faked with
doping substances. Journal of mass spectrometry, 43(7), 892-902.