Vonnisnummer / Griffienummer

1314/2017

Repertoriumnummer / Europees

2017/1650

Datum van uitspraak

9 juni2017

Naam van de beklaagde

Systeemnummer parket

12RL23382

Dossiemummer

12L023382

Afschrifl van ean mininit berusfencfe feryrfflfe cler rechtbank van e i,-s O' 'I L&IVQO

rechtbank van eerste aanleg Leuven strafzaken,Kamer 21

VonnisAangeboden op

Niet te registreren

rechlbank van eerste aanleg Leuven strafzaken p. 2Dossiernr 12L023382 66nentwintigste kamer Vonnisnr /

OPENBAAR MINISTERSVertegenwoordigd door substltuut-procureur des Konings K. Everaerts

EISER TOT HERSTEL:

GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR voor het grondgebied van de provincie Vlaams Brabant, de heer Jan MELLAERTS, met kantoor te 3000 Leuven, Dirk Boutsgebouw, Diestsepoort 6/93.vertegenwoordigd door NIJS Jutte, advocaat te Hoegaarden loco DECLERCQ Philippe, advocaat te Hoegaarden

BEKLAAGDE(N):

1650

geboren te opvan Belgische nationaliteit wonendete Huldenberg,bijgestaan door GEENS Stefanie, advocaat te Leuven loco TILLEMANS Dirk, advocaat te Leuven.

1 TENLASTELEGGING(EN)

Beklaagd van:

In de perjode vanj September 2011 tot op heden,

te , op het goed gelegen te , gekadastreerd alseigendom van ,

bij inbreuk op artikel 6.1.1.1° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening,

hetzij zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning, hetzij in strijd met de vergunning, hetzij na verval, vernietiging of verstrijken van de termijn van de vergunning, hetzij in geval van schorsing van de vergunning, de hierna vermelde bouwwerken, met uitzondering van onderhoudswerken, zoals bepaald bij artikel 4.2.1.§1.1°, a en c te hebben uitgevoerd, voortgezet of instandgehouden, namelijk het optrekken of plaatsen van een constructie en het verbouwen en uitbreiden van een constructie en meer bepaald op het adres te een houtopslagplaats tehebben opgericht en een bestaande berging te hebben verbouwd en vergroot, zoals omschreven onder de rubriek vaststelllngen in het aanvankelijk pv LE.66.RW.218600-12;

2 PROCEDURE

2.1De zaak werd behandeld op de openbare zitting van 12 mei 2017.

De bepalingen van de Wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken werden nageleefd.

rechlbank van eerste aanleg Leuven strafzaken p, 3Dossiernr 12L023382 bbnenlwintigste kamer Vonnisnr /

De rechtbank nam kennis van de stukken van de rechtspleging en hoorde het Openbaar Ministerie en de aanwezige partijen, met name de beklaagde die werd bijgestaan door haar raadsman en de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur als eiser tot herstel die werd vertegenwoordigd door zijn raadsman.

2.2De rechtbank beslist na tegenspraak.

De strafvordering is tijdig en regelmatig ingesteld en is ontvankelijk.

3 BEOORDELING

De dagvaarding vermeldt de kadastrale omschrijving van het onroerende goed dat het voorwerp is van de huidige procedure.

Dit onroerend goed is deels gelegen in een woongebied met landelijk karakter en deels gelegen in natuurgebied. Dit onroerend goed is dus niet uitsluitend gelegen in ruimtelijk kwetsbaargebied.

De geformuleerde herstelvorderingen werden door de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid op 7 maart 2014 positief geadviseerd.

Op basis van de debatten op de zitting, acht de rechtbank een minnelijke schikking wenselijk en mogelijk. Hierblj kan onder meer verwezen worden naar de ligging van de constructies die het voorwerp zijn van de vordering tot herstel ten overstaan van de grens van het betrokken onroerend goed tussen de zone van woongebied met landelijk karakter enerzijds en het natuurgebied anderzijds en naar de inplanting van de constructies die het voorwerp zijn van de vordering tot herstel ten overstaan van de perceelsgrens.

De rechtbank beveelt dan 00k een bemiddelingspoging door de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid. De duur van deze bemiddelingsopdracht wordt bepaald op 3 maanden.

4TOEGEPASTE WETTEN

De rechtbank houdt rekening met de volgende artikelen die de bestanddelen van de misdrijven en de strafmaat bepalen, en het taalgebruik in gerechtszaken regelen:

-185-194-195 van het wetboek van strafvordering

-6.1.54 VCRO

-11,12,14,16, 31 tot 37, en 41 van de Wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken.

5 UITSPRAAK

De rechtbank beslist na tegenspraak.

De rechtbank verklaart de strafvordering ontvankelijk.

De rechtbank beveelt een bemiddelingspoging door de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid met toepassing van artikel 6.1.54 VCRO. De duur van deze bemiddelingsopdracht wordt bepaald op 3 maanden.

rechtbank van eerste aanJeg Leuven strafzaken p. 4Dossiernr 12L023382 66nentwintigste kamer Vonnisnr /

De zaak wordt in voortzetting gesteld naar de zitting van 15 december2017 vanaflQu3Q.

De beslissing over al het overige wordt aangehouden.

Dit vonnis is in openbare zitting uitgesproken op 9 juni 2017 door de rechtbank van eerste aanleg Leuven strafzaken (Kamer 21) samengesteld uit:K. Gerets, rechter

In aanwezigheid van een magistraat van het Openbaar Ministerie zoals vermeld in het proces- verbaal van de terechtzitting.

Met bijstand van G. Hermans, griffier

(get.) G. Hermans (get.) K. Gerets