VISSEN ZWEMMEN HEEN EN WEER - hunzeenaas.nl · naar Duitse zoet- zoutovergangen in 2016 (zie foto...

103
VISSEN ZWEMMEN HEEN EN WEER Werking vispassages en bepalen vismigratieroutes Ruim Baan voor Vissen 2014 - 2016

Transcript of VISSEN ZWEMMEN HEEN EN WEER - hunzeenaas.nl · naar Duitse zoet- zoutovergangen in 2016 (zie foto...

VISSEN ZWEMMEN HEEN EN WEER

Werking vispassages en bepalen vismigratieroutes

Ruim Baan voor Vissen 2014 - 2016

Vissen zwemmen heen en weerWerking vispassages en bepalen vismigratieroutes Ruim Baan voor Vissen 2014 - 2016

Auteur ir. J.B.J. Huisman

Begeleiding Dhr P.P. Schollema (Hunze en Aa’s)Dhr. E. van der Pouw Kraan (Noorderzijlvest), Dhr. A. Brenninkmeijer (Wetterskip Fryslân), Dhr. R. Beentjes (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier)

OrganisatieVan Hall Larenstein Applied Sciences University

Mogelijk gemaakt door:

1 augustus 2017

2

Voorwoord

Het Waddenfonds-project Ruim Baan voor Vissen (www.ruimbaanvoorvissen.nl) is een gezamenlijk initiatief van de vier Noordelijke waterschappen. In het project zijn o.a. meerdere zoet-zout vispassages aangelegd en is tevens een viertal onderzoeken uitgevoerd. Dit rapport betreft een samenvatting van onderzoek 25 “Werking vispassages” en onderzoek 26 “Vismigratieroutes”. De kennis die in het kader van dit project is opgedaan biedt waterbeheerders stuurvariabelen inzake het ontwerpen en realiseren van nieuwe vispassages en waar nodig bijsturing van gerealiseerde passages. Het Van Hall Larenstein heeft de algehele coördinatie en rapportage verzorgd. Voor de uitvoering is samengewerkt met Wageningen Marine Research, Wageningen Aquaculture and Fisheries, VisAdvies, Altenburg en Wymenga, studenten, beroepsvissers en vrijwilligers. De onderzoekers en de studenten hebben gezamenlijk ca. 1000 velddagen gemonitord. In totaal hebben ca. 45 studenten (MBO/HBO/Msc) hun stage of afstudeerproject in het kader van dit project uitgevoerd (zie foto-impressie volgende pagina). Het project heeft ook internationaal zijn vleugels uitgeslagen, bijvoorbeeld middels deelname aan de Fishpassconference in Groningen (2015) en een excursie naar Duitse zoet-zoutovergangen in 2016 (zie foto hieronder). Grote dank gaat uit naar de waterschappen die het onderzoek hebben gefaciliteerd. Het harde werk van de studenten, onderzoekers en waterschappers alsmede hun kritisch vermogen was fantastisch. We wensen u veel plezier toe bij het lezen van dit rapport. Mocht u nadere informatie willen hebben omtrent het project dan kunt u contact opnemen met de deelnemende waterschappen en/of het Van Hall Larenstein (dhr. ir. J.B.J. Huisman / [email protected]).

Excursiegroep zoet-zout overgangen, 2016

4

Samenvatting

Inleiding Het Waddenfondsproject Ruim baan voor Vissen (RBvV) is een gezamenlijk project van de Noordelijke waterschappen. In het project zijn vispassages en natuurvriendelijke oevers aangelegd en zijn vier onderzoeken uitgevoerd. Dit rapport betreft een samenvatting van twee onderzoeken namelijk: 1) onderzoek naar de migratieroutes van winde, en 2) de werking van de vispassages. Om de werking van zoet-zoutvispassages te kunnen onderzoeken is het belangrijk te bepalen wat de relatie is tussen het getijde (de vloedcurve), de doelsoorten (driedoornige stekelbaars en glasaal) en de vispassages. Het onderzoek is uitgevoerd in 2014, 2015 en 2016. Getijde en migratiegedrag Uit het voorjaarsonderzoek blijkt dat op locaties met een sterke getijdedynamiek, zoals bijvoorbeeld Zwarte Haan en Noordpolderzijl, glasaal voornamelijk opkomend water gebruikt om te migreren richting de vispassages. Op locaties met een verminderde getijdedynamiek, zoals bijvoorbeeld in Delfzijl, is dit niet het geval zoals dit in figuur 1 schematisch is weergegeven. Op dergelijke locaties lijken glasalen geen of verminderd gebruik te maken van het getijde. Wellicht worden in dergelijke situaties andere factoren als dag en nacht belangrijker. De stekelbaars lijkt minder afhankelijk te zijn van het getijde, zie figuur 1. Stekelbaarzen zijn krachtigere zwemmers dan glasaal en maken gebruik van de gehele vloedcyclus om richting de passage te zwemmen. In hoeverre stekelbaars of glasaal gebruik maakt van de eb-curve is in dit onderzoek niet onderzocht.

Aantal glasaal en stekelbaars bij lage getijdedynamiek

Vloed

Waterstand Polder

Aantal glasaal bij sterke getijdedynamiek

Figuur 1 Schematische weergave van de aantallen glasaal in uurblokken met opkomend water bij een sterke getijdedynamiek lichtblauw) en aantallen glasaal en stekelbaars bij een hoge en een lage getijdedynamiek (donkerblauw).

Werking vispassages De vispassages van de Helsdeur en Zwarte Haan werken in tegenstelling tot de andere vispassages volcontinu gedurende het getijde en lijken goed passeerbaar voor stekelbaars en andere soorten. Echter, het migratiegedrag van de stekelbaars ter plaatse van de Helsdeur concentreert zich met name rondom gelijk water. Daarbij moet worden vermeld dat kleinere larvale vis, bijvoorbeeld

Aantal glasaal en stekelbaars bij een hoge en een lage getijdedynamiek

5

botlarven, waarschijnlijk in grotere mate afhankelijk zijn van het getijde om van zout naar zoet te migreren, dan bijvoorbeeld een glasaal. Dit kan inhouden dat botlarven niet tegen een zoetwaterstroom in kunnen en/of willen zwemmen (bijvoorbeeld de passage Zwarte Haan) en dus eerder gebruik zullen maken van een passieve vispassage, bijvoorbeeld de passage van de Helsdeur. De vispassages op de locaties Noordpolderzijl en Spijksterpompen werken relatief beperkt in het getijde en er lijkt dan ook een (gedeeltelijke) mismatch te zijn tussen aankomst van glasaal en stekelbaars en het openstaan van de passage. Ten aanzien van de locaties Oostoever, Drie Delfzijlen en Duurswold is het onduidelijk in hoeverre de passages goed werken. Het aantal vissen dat ter plaatse van deze locaties is gevangen is dermate laag dat er lastig uitspraken gedaan kunnen worden aangaande de relatie tussen getijde en visgedrag. Uit het najaarsonderzoek in 2016 is gebleken dat schieralen niet of nauwelijks via de pompen van de vispassages richting zee migreren. De schieralen gaan waarschijnlijk via het ter plaatse aanwezige gemaal, omdat deze route vanwege de grotere afvoer een logischere wegtrekroute is. Wel is gebleken dat schieralen graag gebruik maken van zoute “lekstromen” om tussen zoet en zout te migreren; kennelijk zijn de verschillen in zoet-zout concentraties interessanter dan een kleine zeewaartse zoete lokstroom. Op zoet – zout locaties kan met dit principe wellicht een deel van de schieraalmigratie gefaciliteerd worden. Migratieroutes van de Winde Windes blijken de gehele Noorderzijlvestboezem te gebruiken, van beek tot estuarium. Elk jaar migreert een groot deel van de windes van de beken in Drenthe, om te paaien, naar het Lauwersmeer, waarschijnlijk om te fourageren. Veel windes blijken elk jaar naar dezelfde beek terug te keren om te paaien. De winde is daarmee een voorbeeld van een potadrome vis die een geheel riviersysteem benut, van beek tot en met estuarium. Het aanleggen van stuwen en/of gemalen die deze migratie hinderen zullen derhalve een negatieve impact hebben op deze windepopulatie. Conclusie Het migratiegedrag van glasaal en stekelbaars in de vloedcyclus verschilt per soort en dat gedrag kan per soort per locatie verschillen. Indien hier geen rekening mee wordt gehouden kan er een mismatch optreden tussen vismigratiegedrag en de vispassage. Een volcontinu werkende vispassages lijkt de oplossing. Echter, in hoeverre een passieve (vrije uitwisseling zoet-zout) of actieve vispassage (zoet water actief verpompen naar zee) aansluit op alle migrerende diadrome soorten vereist nader onderzoek. Een soort als bijvoorbeeld bot zal wellicht eerder gebruik maken van een passieve passage, terwijl driedoornige stekelbaars een voorkeur heeft voor actieve passage. Wellicht dat een set van vispassages die deze migratieprincipes (actief/passief) combineert wel alle voorkomende soorten en levensstadia de ruimte te biedt om binnen te zwemmen. In elk geval zal bij het ontwerp en de bouw van zoet-zoutvispassages rekening gehouden moeten worden met de getijdedynamiek van locaties en hoe de doelsoorten het getijde gebruiken. Daarbij moet vermeld worden dat de effectiviteit van de migratieroutes en vispassages pas echt goed bepaald worden met gedegen kennis over het aanbod van migrerende vissen, daartoe moet veelal over een langere periode gemonitord worden.

6

Tevens is in het onderzoek gebleken dat schieralen de vispassages niet of nauwelijks gebruiken om richting zee te migreren, ze gebruiken zoet-zout-lekstromen (kleine kieren en gaten in sluizen en gemalen) gebruiken om tussen de Waddenzee en het binnenwater te migreren. Dit betekent dat visveilige gemalen essentieel zijn met betrekking tot een veilige schieraalmigratie en dat met gecontroleerde zoet-zout-lekstromen de uittrek van schieraal wellicht verder kan worden gefaciliteerd. Aanbevelingen Het is aan te bevelen om:

• Beter inzicht te krijgen in de verhoudingen tussen aanbod en passage van vis in het gehele getijde, inclusief de eb-curve en, in relatie tot dag-nacht ritmes;

• Op een aantal locatie jaarrond onderzoek te doen om ook migratie en passage van andere soorten nader te bepalen;

• Nader onderzoek te doen naar het specifieke migratiegedrag van botlarven als representant van de zwakste zwemmers ook in relatie met verschil tussen actief-technische vispassages die zoet water verpompen en passieve vispassages.

• Onderzoek te doen met behulp van nieuwe telemetrische en/of kleurtechnieken om aanbod en passagesucces te bepalen.

• Te onderzoeken in hoeverre het migratie “window of opportunity” bij de vispassages Noordpolderzijl en Spijksterpompen verlengd kan worden.

• Onderzoek uit te voeren naar de optimale benodigde duur van de opening van sluizen in relatie tot vismigratie in het getijde.

• Te onderzoeken in hoeverre schieralen op een veilige manier via de zeegemalen, bijvoorbeeld met behulp van visvriendelijke pompen, kunnen uittrekken, dan wel of de bestaande passages kunnen worden geoptimaliseerd voor uittrek.

• Te onderzoeken in hoeverre schieralen op zoet-zout locaties middels “lekstromen” in hun zeewaartse migratie geholpen kunnen worden.

• Om de relatie tussen het aanbod en passage beter te kunnen inschatten is het van belang ook de jaarlijkse fluctuaties in het aanbod te kunnen bepalen. Voorzetting van aanbod en passage-monitoring (met behulp van studenten en/of vrijwilligers) is derhalve aan te bevelen.

7

1 Inhoudsopgave

VOORWOORD ............................................................................................................................................................ 2

SAMENVATTING ......................................................................................................................................................... 4

1 INHOUDSOPGAVE .............................................................................................................................................. 7

2 INLEIDING .......................................................................................................................................................... 9

2.1 HISTORIE EN BELEID VISMIGRATIE .............................................................................................................................. 9 2.2 ALGEMENE BESCHRIJVING VISMIGRATIE .................................................................................................................... 10 2.3 BESCHRIJVING LEVENSCYCLUS PALING, STEKELBAARS EN BOT ......................................................................................... 13

3 RUIM BAAN VOOR VISSEN ................................................................................................................................17

3.1 PROJECT RUIM BAAN VOOR VISSEN .......................................................................................................................... 17 3.2 ONDERZOEKSLOCATIES EN VISPASSAGES RUIM BAAN VOOR VISSEN ................................................................................ 18

4 METHODE EN UITVOERING MONITORING .........................................................................................................21

4.1 METHODE EN UITVOERING ONDERZOEK VISPASSAGES .................................................................................................. 21 4.1.1 Voorjaarsmonitoring ................................................................................................................................... 22 4.1.2 Najaarsmonitoring ...................................................................................................................................... 23

4.2 EVALUATIE WERKING VISPASSAGES ........................................................................................................................... 24 4.3 METHODE EN UITVOERING ONDERZOEK VISMIGRATIEROUTES ........................................................................................ 25

5 RESULTATEN VISPASSAGE ONDERZOEK 2013 – 2016 .........................................................................................27

5.1 TECHNISCHE VERGELIJKING LOCATIES EN VISPASSAGES.................................................................................................. 27 5.2 VOORJAARSONDERZOEK ........................................................................................................................................ 30

5.2.1 De Helsdeur ................................................................................................................................................. 30 5.2.2 Balgdijk ....................................................................................................................................................... 34 5.2.3 Oostoever .................................................................................................................................................... 36 5.2.4 Zwarte Haan ............................................................................................................................................... 38 5.2.5 Lauwersoog ................................................................................................................................................. 42 5.2.6 Noordpolderzijl ............................................................................................................................................ 44 5.2.7 Spijksterpompen ......................................................................................................................................... 47 5.2.8 Drie Delfzijlen .............................................................................................................................................. 50 5.2.9 Duurswold ................................................................................................................................................... 53

5.3 NAJAARSONDERZOEK UITTREK SCHIERAAL .................................................................................................................. 55 5.3.1 Leemans/Stontelerkeersluis ........................................................................................................................ 55 5.3.2 Zwarte Haan ............................................................................................................................................... 57 5.3.3 Noordpolderzijl ............................................................................................................................................ 59 5.3.4 Spijksterpompen ......................................................................................................................................... 61 5.3.5 Drie Delfzijlen .............................................................................................................................................. 62 5.3.6 Duurswold ................................................................................................................................................... 64

6 RESULTATEN ONDERZOEK VISMIGRATIEROUTES NOORDERZIJLVESTBOEZEM ...................................................67

6.1 RESULTATEN WINDEMIGRATIE NOORDERZIJLVEST BOEZEM ........................................................................................... 67 6.2 RESULTATEN ANALYSE PAAIGEBIEDEN WINDE............................................................................................................. 68

7 CONCLUSIE EN DISCUSSIE ..................................................................................................................................69

7.1 VOORJAARSMIGRATIE............................................................................................................................................ 69 7.1.1 Aanbod per jaar .......................................................................................................................................... 69 7.1.2 Aanbod, getijde en vispassage .................................................................................................................... 70

8

7.1.3 Voorjaarspassage op locaties ..................................................................................................................... 72 7.2 NAJAARSMIGRATIE ............................................................................................................................................... 74 7.3 VISMIGRATIEROUTES ............................................................................................................................................. 76

8 AANBEVELINGEN ...............................................................................................................................................77

9 COMMUNICATIE EN UITGEBRACHTE RAPPORTEN .............................................................................................78

9.1 COMMUNICATIE ................................................................................................................................................... 78 9.2 RAPPORTAGES EN OVERIGE ACTIVITEITEN RUIM BAAN VOOR VISSEN............................................................................... 78

Bijlagen 10 LITERATUURLIJST...............................................................................................................................................79

11 BIJLAGE SCHEMA UITVOERING ONDERZOEK .....................................................................................................82

12 BIJLAGE KORTE BESCHRIJVING PER LOCATIE .....................................................................................................84

13 BIJLAGE RESULTATEN ANALYSE LOCATIES EN VISPASSAGES ..............................................................................93

13.1 BESCHRIJVING LOCATIES EN WATERINFRASTRUCTUUR .................................................................................................. 93 13.2 BESCHRIJVING VERGELIJKING TECHNIEK VISPASSAGES ................................................................................................... 95

14 BIJLAGE RESULTATEN NAJAARSMONITORING 2016 ..........................................................................................99

15 BIJLAGE AANKOMST SOORTEN OP LOCATIES MET STERKE GETIJDEDYNAMIEK ............................................... 100

16 BIJLAGE AANKOMST SOORTEN OP LOCATIES ZONDER GETIJDEDYNAMIEK ..................................................... 101

9

2 Inleiding

2.1 Historie en beleid vismigratie

Historie Sinds de middeleeuwen worden in Nederland dijken gebouwd, stuwen geplaatst en waterstanden geregeld middels gemalen en sluizen. Deze waterinfrastructuur is niet altijd goed passeerbaar voor vissen en beïnvloedt daarmee de migratie van vissoorten. Met name diadrome vissoorten (bijvoorbeeld de paling en de driedoornige stekelbaars), vissen die zwemmen tussen zoet en zout, zijn zeer afhankelijk van de mogelijkheden om te migreren. Vele estuaria zijn ingedijkt en afgedamd, waardoor op vele plaatsen in Nederland het getijde en een open verbinding met zee is verdwenen. Naast de vismigratiebarrières had de verslechterde waterkwaliteit in de negentiende en twintigste eeuw ook een negatief effect op de visbestanden (Kroes & Monden, 2004). Deze ingrepen hebben gezamenlijk een negatief effect gehad op de migratie van vissoorten en veel migrerende soorten zijn dan ook verdwenen dan wel sterk in aantallen afgenomen (Greene, Zimmerman, Laney, & Thomas-Blate, 2009). Vissoorten als de fint (Allosa fallax), de elft (Alosa alosa), steur (Acipenser sturio) en houting (Coregonus oxyrinchus) zijn zeer zeldzaam geworden dan wel verdwenen. Soorten als de rivierprik en de diadrome variant van de spiering zijn nog op enkele plaatsen in Noord-Nederland te vinden. Op basis van onderzoeken die de afgelopen jaren zijn uitgevoerd naar vismigratie aan de Waddenkust, kan gesteld worden dat de paling (Anguilla anguilla) en driedoornige stekelbaars (Gasterosteus aculeatus) (zie figuur 2-1) bijna overal nog voorkomen (Wintermans & Jager, 2003). Echter, de palingstand is sterk achteruitgegaan ten opzichte van de jaren 60 – 70. De achteruitgang van migrerende vissoorten heeft een negatieve impact op het ecosysteem van de Noordelijke kustprovincies. Vissen zijn een belangrijk onderdeel van een goed functionerend ecosysteem. Lepelaars foerageren bijvoorbeeld in het voorjaar actief op stekelbaarzen. Het is dan ook van groot belang om de migratie van vissen te faciliteren, vispassages te bouwen, te monitoren en waar nodig deze voorzieningen te optimaliseren.

Figuur 2-1 Driedoornige stekelbaars (links) en paling (glasaal) (rechts)

10

Beleid De Kaderrichtlijn Water (European Commission, 2000) is ingesteld om een goede ecologische waterkwaliteit in Europa te bereiken en te waarborgen. In de Kaderrichtlijn water is vis een belangrijk kwaliteitsdoel en daarom is vismigratie een belangrijk onderwerp geworden voor de waterbeheerders. De KRW kent drie perioden van zes jaar en de eerste periode van de KRW is gestart in 2009-2015. Om een goede ecologische toestand van de oppervlaktewateren te behalen zijn maatregelen en doelstellingen opgesteld die op 1 januari 2015 behaald moeten zijn. Waar nodig is hierop uitstel mogelijk tot en met 2027. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor de binnendijkse waterkwaliteit en Rijkswaterstaat is de waterbeheerder van de Waddenzee en de Noordzee. Bij een goede ecologische toestand van het oppervlaktewater horen derhalve ook diadrome vissen. Veel waterbeheerders hebben daarom beleid opgesteld om waar mogelijk vismigratie te verbeteren. Dit is veelal per waterschap vastgelegd in een “Visie vismigratie”. Vanaf 2009 is het ontwerp en de aanleg van vispassages met behulp van de Kaderrichtlijn Water in een stroomversnelling gekomen. Waterbeheerders werken steeds meer samen om de ecologische toestand van vis te optimaliseren door knelpunten (sluizen, gemalen en stuwen) voor vismigratie aan te pakken en/of op te heffen. Daarnaast zijn er ook nog andere Europese richtlijnen als bijvoorbeeld Natura 2000 en de Marine Strategy Directive waarin vismigratie een element kan zijn. De Aalverordening (Commission, 2007) is volledig gewijd aan de paling. Een bijzondere verordening voor één soort welke tot doel heeft een duurzame paling populatie te bewerkstelligen. Onderdeel van deze verordening is het verbeteren van migratiemogelijkheden voor paling.

2.2 Algemene beschrijving vismigratie

Vismigratie Vismigratie kan men omschrijven als de beweging van vissen tussen habitats. Deze habitats kunnen erg verschillend zijn en op grote afstand van elkaar liggen, zoals bij de paling. De stroomsterkte en -richting spelen een belangrijke rol in het bereiken van de verschillende habitats. In rivieren is de grootte en/of variatie in debiet (Lucas, 2001) van grote invloed op de migratie van vissen. In estuaria kan het water ten gevolge van de getijdecyclus twee kanten op stromen. De omstandigheden die vismigratie in estuaria bepalen, zijn daarmee zeer variabel. Diadrome vissen zijn vissen die migreren tussen zoet en zout water. Diadrome soorten als bijvoorbeeld stekelbaars en glasaal gebruiken estuaria om richting hun paai- en/of opgroeigebieden te migreren. Om de overgang van zout naar zoet en vice-versa te overleven moeten diadrome vissen hun osmo-regulatie aanpassen en dit kost energie. Toch is deze investering in energie kennelijk interessant genoeg voor soorten als de paling en stekelbaars. Het is de vraag waar het optimum voor diadrome soorten ligt inzake de energie die zoet-zout migratie kost versus de overlevingskans van het individu en de soort. Om vismigratie aan de kust goed te begrijpen moeten we vismigratie per soort, richting, levensstadium in combinatie met de seizoenen, getijden en/of dag-nacht- ritmiek onderzoeken.

11

Seizoenen Adulte rivierprik migreert bijvoorbeeld in de winter richting het zoete water terwijl de migratie van adulte stekelbaars richting het zoete water in het voorjaar plaatsvind. Uit het aanbodonderzoek in het kader van het project RBvV blijkt dat stekelbaars met name in de maanden februari en maart richting de zoete binnenwateren migreert. Het aantal glasaal dat gevangen wordt aan de kust piekt in de maanden april en mei. Van vele andere soorten als bijvoorbeeld de bot is dit minder goed onderzocht dan wel onbekend. Volwassen paling trekt na een lang leven (ca. 10 – 15 jaar) in zoet water weer richting zee in september tot en met november. Het is dus belangrijk te bekijken in welke seizoenen welke vissoorten en levensstadia zich aandienen bij een vispassage. Getijde De werking van de vispassage moet niet alleen afgestemd worden op de vissoorten per seizoen, er zal ook rekening moeten worden gehouden met het getijde. Wanneer in de getijdecyclus willen de vissen de vispassage gebruiken om richting het zoete water te migreren? Daarbij moet ook rekening gehouden worden met aspecten als dag-nachtmigratie. Sterke zwemmers, veelal grotere vissoorten, kunnen in estuaria ongeacht de stroming migreren in de gewenste richting. Echter, veel juveniele vis maakt in estuariene omstandigheden gebruik van getijdetransport (Forward Jr, 1998) en dan met name de vloedcurve om verder landinwaarts te zwemmen. Kleinere vissoorten en bijvoorbeeld larvale levensstadia kunnen derhalve in grotere mate afhankelijk zijn van het getijde dan grotere vissen. Zij maken daarbij gebruik van een veelal tijdelijke mogelijkheid een zogeheten “window of opportunity” in het getijde om in de juiste richting te migreren (zie figuur 2-3). Verwacht mag worden dat vissoorten en – levenstadia welke afhankelijk zijn van getijdemigratie, zoals glasaal, halverwege het opkomend getijde tot vlak voor hoog water het meest gevangen zullen worden. Halverwege het getijde zijn namelijk de getijdestromingen het sterkst.

12

Figuur 2-2 Foto vispassage bij laag water, de vispassage bestaat uit twee catflaps in de gemaalkleppen van gemaal Spijksterpompen

Zoet-zout overgangen Echter, alle zoet-zout overgangen aan de Waddenkust zijn afgesloten door stuwen, sluizen en/of gemalen. Deze waterinfrastructuur zorgt ervoor dat diadrome vismigratie niet of beperkt mogelijk is. Om vismigratie te faciliteren leggen de waterbeheerders vispassages aan, zoals in het kader van ‘Ruim baan voor Vissen’ gedaan is. Vispassages zijn veelal onderdeel van een gemaal of sluis op zoet-zout locaties (zie figuur 2.2). Sluizen en gemalen in estuariene omstandigheden veranderen radicaal het samenspel van getijde en vismigratie (figuur 2-3). De binnendijkse kant heeft een vast waterpeil en een onvoorspelbaar afvoerpatroon en de zeezijde kent een (veranderde) dagelijkse getijdedynamiek. Deze voor vis totaal verschillende omgevingen moeten in circa 100m (grofweg breedte van de dijk/gemaal) voor vissen vindbaar, passeerbaar en begrijpelijk/attractief zijn. Sommige estuariene vispassages zijn slechts een gedeelte van het getijde werkzaam en daarmee wordt een nieuwe “window of opportunity” geschapen, maar sluit deze aan op de wensen en eisen die vissen stellen? Om zoet-zout locaties vispasseer te maken moeten we derhalve techniek en beheer laten aansluiten op het vismigratiegedrag van vissoorten en levensstadia van soorten. Dit is geen sinecure, want de werking van een vispassage kan bijvoorbeeld afhankelijk zijn van de werking van een nabijgelegen gemaal. Dit kan inhouden dat de passage in perioden met hoge afvoeren langere tijd uitstaat. De werking van vispassages is tevens veelal afhankelijk van het getijde. De opening van een vispassage kan bijvoorbeeld bij laag water droogvallen en daardoor niet passeerbaar zijn.

13

estuaryriver

Dike and fish sluice

Natural conditions

Managed conditions

river estuary

flow

flow

“Window(s) of opportunity”

“Window(s) of opportunity”

“W of O”

“window of opportunity”

p p p pp y

Figuur 2-3 Schets migratiemogelijkheden (window of opportunity) in een natuurlijk estuarium (boven) en rondom een estuariene vispassage (onder)

2.3 Beschrijving levenscyclus paling, stekelbaars en bot

Paling (Anguilla anguilla) De paling heeft een complexe levenscyclus (figuur 2-4), die begint bij de geboorte in (vermoedelijk) de Sargassozee waarna zij als leptocephali (larvale paling met de vorm van een wilgenblaadje) circa 5000 km met de oceaanstromingen naar Europa en Noord- Afrika mee drijven om vervolgens in het zoete binnenwater op te groeien (Creutzberg, 1963). Gedurende hun oceaanmigratie veranderen de leptocephali in glasalen. Zodra de juveniele paling aan de kust arriveert, hebben zij inmiddels een anguillide vorm gekregen en zijn zij doorzichtig, vandaar de benaming glasaal.

Figuur 2-4 De verschillende stadia binnen de levens cyclus van de Europese paling. Bron: (Moriarty & Dekker, 1997)

14

Figuur 2-5 Timing van intrek en de sprintcapaciteit van glasaal. Bron: (Winter, 2014)

Glasalen maken in hun migratie richting het zoete water gebruik van selectief getijdentransport, waarbij ze aan de oppervlakte van de waterkolom ‘meeliften’ op de getijdenstromen (Dekker, 2000) en bij eb-stroming op de bodem gaan liggen. Migratie van glasaal in estuaria wordt niet alleen beïnvloed door getij maar ook door saliniteit. Zo wordt selectief getijden transport gebruikt voor efficiënte migratie naar zoetwater (Zompola S, 2008). Hierbij worden variaties in zout gradiënten gebruikt ter oriëntatie en om intreklocaties vast te stellen. Daarnaast wordt glasaalmigratie beïnvloed door variaties in watertemperatuur en dit verschil in watertemperatuur blijkt ook volgens Zompola (2008) van invloed te zijn op de migratie van glasaal naar zoet water. Ter plaatse van een barrière moet glasaal vaak overschakelen naar actieve migratie en het zoete water opzwemmen, daarbij is de maximale (0,8 m/s-1 en gemiddelde sprintcapaciteit (0,4 m/s-1) van groot belang (figuur 2-4). Na het opgroeien in het zoete binnen water, ca. 10 – 15 jaar, zal de paling weer terugkeren naar de Sargassozee alwaar de levenscyclus volbracht wordt (Creutzberg, 1963). Driedoornige stekelbaars(Gasterosteus aculeatus) De driedoornige stekelbaars is een kleine baarsachtige vis die maximaal 12cm lang kan worden (Walker, 1997). De driedoornige stekelbaars kenmerkt zich met zijn drie harde stekels op de rug en een zilverachtige kleur die meestal een patroon van zwarte- vlekken of strepen vertoont. De driedoornige stekelbaars kan voorkomen in drie verschijningsvormen: leiurus, trachurus en semi-armatus. Semi-armatus is de diadrome vorm en deze vorm is gedeeltelijk beplaat. Dit type driedoornige stekelbaars verblijft het grootste deel van zijn levenscyclus (figuur 2-6) in zout water maar migreert naar zoet water om zich voort te planten. Migratie van driedoornige stekelbaars wordt beïnvloed door het doorzicht van het water en saliniteit (Sohel & Lindström, 2015). Zodra de stekelbaarzen geslachtsrijp worden, migreren ze naar de zoete tot brakke wateren om zich voort te planten. Daarbij worden variaties in zoutgradiënten gebruikt ter oriëntatie. Het is onbekend in hoeverre stekelbaarzen gebruik maken van getijdentransport. Echter, ter plaatse van barrières/vispassages moeten zij vaak actief tegen de stroming inzwemmen. De stekelbaarzen hebben een maximale zwemsnelheid van 0,9 m/s-1 en gemiddelde zwemsnelheid 0,5 m/s-1 (figuur 2-7).

15

Figuur 2-6 De verschillende stadia binnen de levens cyclus van de anadrome driedoornige stekelbaars

Figuur 2-7 Timing van intrek en de sprintcapaciteit van de driedoornige stekelbaars. Bron: (Winter et al, 2014)

Bot (Platychtus flesus) De bot is een diadrome soort welke in het voorjaar de diepere wateren op zee zoekt om zich voort te planten (figuur 2-8). In de zomer trekt de juveniele bot naar estuaria alwaar zij gebruik maken van selectief getijdetransport (Jager, 1999). Juveniele bot wordt met name aan het einde van het voorjaar c.q. aan het begin van de zomer (vanaf circa mei) op zoet-zout overgangen aangetroffen. De botlarven (< 3 cm) behoren wellicht tot de zwakste zwemmers welke zoet-zoutpassages moeten kunnen passeren. Het is de vraag of zij actief tegen een zoetwaterstroom naar binnen kunnen en/of willen zwemmen. Een gemiddelde zwemcapaciteit van 0,3m/s-1 lijkt dan aan de hoge kant (figuur 2-9), vermoedelijk ligt dit dichterbij 0,1 m/s-1.

16

Figuur 2-8 De verschillende stadia binnen de levens cyclus van de bot

Figuur 2-9 Timing van intrek en de sprintcapaciteit van de bot. Bron: (Winter et al, 2014)

De hiervoor beschreven diadrome vissoorten zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van een goede verbinding tussen zee en rivieren en kanalen. Daarom zijn vismigratievoorzieningen van groot belang voor diadrome vissen. De Noordelijke waterschappen hebben daarom de handen ineen geslagen en zijn het project Ruim Baan voor Vissen gestart.

17

3 Ruim Baan voor Vissen

3.1 Project Ruim baan voor Vissen

Algemene beschrijving Ruim Baan voor Vissen Langs de Nederlandse waddenzeekust (uitgezonderd de eilanden) zijn vele zoet-zout-overgangen welke allen zijn voorzien van een gemaal of sluis. Alleen de Eems kent nog een enigszins natuurlijke zoet-zout overgang. In Noord-Holland, Friesland zijn er geen rivieren of getijdegebieden die ongehinderd kunnen afstromen op het wad en/of getijdewerking kennen. Om ons land veilig te houden zijn vele sluizen, stuwen en gemalen aangelegd. Deze waterinfrastructuur zorgt voor veiligheid maar vormt tegelijkertijd een grote hindernis voor diadrome vissen (zie figuur 3-1).

Figuur 3-1 Vismigratiekaart Ruim Baan voor Vissen 2017 (www.ruimbaanvoorvissen)

Het project ‘Ruim Baan voor Vissen” beoogt vismigratie tussen zoet en zout te herstellen en er worden zijn dan ook in het kader van dit project meerdere vispassages aangelegd door de deelnemende waterschappen. Dit project is dan ook opgezet door de vier Noordelijke waterschappen: het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Wetterskip Fryslân, Waterschap Noorderzijlvest en Waterschap Hunze & Aa's.

18

Onderzoeken Ruim Baan voor Vissen De monitoring van uitgevoerde maatregelen vormt een integraal onderdeel van het project Ruim Baan voor Vissen. Om deze kennis te verkrijgen zijn in het project vier onderzoeken opgenomen (Huisman, 2012).

• Opstellen van een aalbeheerplan (Oz23); • Aanbodonderzoek Waddenkust (Oz24); • Werking vispassages (Oz25) en; • Vismigratie-onderzoek winde en rivierprik in de Noorderzijlvestboezem (Oz26).

Dit rapport betreft het onderzoek “Werking vispassages (Oz25) en het “Vismigratieonderzoek (Oz26). Voor de onderzoeken Oz23 en Oz24 wordt verwezen naar de betreffende rapportages. Het onderzoek naar de migratie van de winde (2014 – 2015) is uitgevoerd in de Noorderzijlvestboezem. Het onderzoek naar de werking van de vispassages heeft plaatsgevonden in 2014, 2015 en 2016. Met de monitoring van de vispassages (Oz25) wordt beoogd kennis te verkrijgen en draagvlak te creëren voor vismigratiemaatregelen. Tevens zijn enkele eerder gerealiseerde vispassages, zoals De Helsdeur en de Oostoever, onderzocht. In dit onderzoek is dan ook veel data verzameld over de technische werking van vispassages, het aanbod aan soorten vis, aantallen vis per soort, etc. Gegevens vanuit dit onderzoek kunnen interessant zijn vanuit internationaal oogpunt, bijvoorbeeld inzake de trilaterale kennislacune 'ecologie/habitats/soorten' waarbij onderzoek wordt voorgesteld naar de rol van de Waddenzee als paai-, rust-, broed- of kraamgebied voor populaties van vissen die van belang zijn voor de Noordzee. Vragen die in het onderzoek gesteld worden zijn (Huisman, 2014):

• Werken gerealiseerde vispassages? • Welke optimalisaties kunnen uit het onderzoek worden gedestilleerd t.a.v. de werking en

het beheer van de passages? • Wat zijn de preferente migratieroutes van winde en rivierprik in de Noorderzijlvestboezem

Om de werking van de vispassages te onderzoeken is o.a. het aanbod en de passage van een aantal doelsoorten (stekelbaars en paling) bepaald. 3.2 Onderzoekslocaties en vispassages Ruim Baan voor Vissen

Op 10 verschillende locaties zijn vispassages onderzocht (zie figuur 3-2 en tabel 3-1). Tevens is onderzoek gedaan naar vismigratieroutes in de Noorderzijlvestboezem (figuur 3-2, nummer 11). De onderzoekslocaties zijn verspreid over de gehele Waddenzee en betreffen voor het merendeel zoet-zout locaties. De locatie Balgdijk is de enige locatie in dit onderzoek welke is uitgerust met een zoet-zoet-vispassage (figuur 3-2, nummer 3).

19

Figuur 3-2 Onderzoekslocaties Ruim Baan voor Vissen, 1: De Helsdeur, 2: Oostoever, 3: Blagdijk, 4: Leemans, 5: Zwarte Haan, 6: Lauwersoog, 7: Noordpolderzijl, 8: Spijksterpompen, 9: De Drie Delfzijlen, 10: Duurswold, 11: Grove aanduiding Noorderzijlvestboezem.

Tabel 3-1 Locaties Ruim Baan voor Vissen

Nummer Locatie Waterschap 1 De Helsdeur Hollands Noorderkwartier 2 Oostoever Hollands Noorderkwartier 3 Balgdijk Hollands Noorderkwartier 4 Leemans Hollands Noorderkwartier 5 Zwarte Haan Wetterskip Fryslân 6 Lauwersoog Noorderzijlvest 7 Noordpolderzijl Noorderzijlvest 8 Spijksterpompen Noorderzijlvest 9 Drie Delfzijlen Noorderzijlvest

10 Duurswold Hunze en Aa’s

De locatie Lauwersoog is een zoet-zout uitwaterende spuisluis (figuur 3-2, nummer 6). Twee locaties betreffen een gemaal met een separaat sluiscomplex namelijk Leemans (figuur 3-2, nummer 4) en Duurswold (figuur 3-2, nummer 10). De locatie Oostoever is een uitwaterende sluis met zogeheten “aanjaagpompen” in de sluisdeuren (figuur 3-2, nummer 2). De overige zoet-zout locaties (figuur 3-2, nummer 1,4,5,7,8,9) zijn gemalen. Vele van deze gemalen kunnen ook onder vrij verval spuien. Gelet op de peilen in de Wieringermeer (NAP -/- 4,60, resp. -/- 6,10m) is spuien bij Leemans onmogelijk. Ruimtelijk zijn de locaties zeer verschillend, sommige locaties liggen in een haven (1,9,10). Andere locaties wateren direct af op de Waddenzee (5,6,7,8) waarbij Noordpolderzijl en Zwarte Haan via een kwelder afwateren. Het gemaal Leemans watert af via een 1200 meter lange leiding op de Waddenzee. Wanneer we de hoeveelheid water bekijken die per locatie wordt uitgewaterd, valt op dat Lauwersoog verreweg de grootste locatie is. Via

20

Lauwersoog watert een groot deel van Friesland en Groningen af, de andere locaties zijn qua afwaterend gebied aanzienlijk kleiner (figuur 3-3).

12

3

4 56

7

8

14%

2,6%

1,2%69%

0,7%1,7% 2,7%

5,1%

Figuur 3-3 Relatieve grootte afwaterend gebied zoet-zout locaties RbvV, 1: De Helsdeur, 2: Oostoever, 3: Zwarte Haan, 4: Lauwersoog, 5: Noordpolderzijl, 6: Spijksterpompen, 7: De Drie Delfzijlen, 8: Duurswold. De locaties Leemans en Balgdijk zijn niet opgenomen in deze kaart en vormen samen 3% van het afwaterend gebied in het onderzoeksgebied van het project Ruim Baan voor Vissen.

De meeste vispassages zijn gebouwd om zowel intrek als uittrek te faciliteren. De vispassages zijn allen zeer verschillend maar op hoofdlijnen kan men een paar typen onderscheiden. Er zijn een aantal vissluizen, een veelal separate voorziening welke vis schut van buiten naar binnen en soms ook van binnen naar buiten. Tevens zijn er een tweetal sluizen welke visvriendelijk worden bediend. Op sommige locaties mag zout water naar binnen stromen maar op de meeste locaties stroomt alleen zoet water naar buiten. Een aantal technische vispassages kent ruwweg een schutcyclus van enkele uren en werkt het gehele getijde, het andere deel is veelal getijde gestuurd en is volledig afhankelijk van de waterstanden. Meer informatie omtrent de locaties en de werking van de vispassages is te vinden in bijlage 13 en 14.

21

4 Methode en uitvoering monitoring

4.1 Methode en uitvoering onderzoek vispassages

Aanpak De specifieke situatie per onderzoekslocatie kan van grote invloed zijn op de vispasseerbaarheid van een locatie. Er is derhalve voor gekozen om locatie specifiek te werken. Dit houdt in dat er per locatie gekeken is naar geschikte monitoringsmethoden en –technieken (tabel 4-1). Dit houdt tevens in dat vergelijking tussen locaties lastig is. De vergelijking tussen locaties zal met name plaatsvinden aan de hand van de kruisnetdata. Het uitgevoerde onderzoek concentreert zich met name op driedoornige stekelbaars en paling (schieraal en glasaal). Er is dan ook met name in het voor- en najaar gemonitord. Er is in beperkte mate ook gekeken naar de migratie van juveniele platvis, veelal bot. Ten aanzien van de monitoring van de locaties is aangenomen dat de doelsoorten glasaal en stekelbaars met name met opkomend water richting de vispassages migreren. Daarom is met kruisnetten en fuiken in het voorjaar van laag naar hoog water gemonitord. Op een aantal locaties is ook telemetrisch onderzoek uitgevoerd, met behulp van akoestische telemetrie en pittagonderzoek kan op individueel niveau visgedrag nader bestudeerd worden. De uittrek van schieraal is in het najaar en bij voorkeur zoveel mogelijk in de avonduren gemonitord. Om het aanbod te bepalen zijn in de watergangen richting het gemaal aanbodfuiken geplaatst. Tabel 4-1 Uitgevoerde monitoring per locatie, doelsoorten en type monitoring (* 3D = driedoornige stekelbaars)

Locaties Soort Voorjaarsmonitoring (gericht op intrek)

Najaarsmonitoring (gericht op uittrek)

De Helsdeur 3D*, glasaal

pittag (2014), kruisnet aanbod en passage (2014, 2015)

-

Oostoever Glasaal / 3D aanbod en passage kruisnet/ larvennet (2014)

-

Balgdijk 3D

passagefuik, aanbodfuik, kruisnet aanbod en passage (2015, 2016)

-

Leemans Schieraal aanbodfuik en passagefuik 2014 passagefuik achter de sluis en aanbodfuik (2014)

Zwarte Haan 3D / glasaal kruisnet aanbod (2014, 2015) kruisnet en passagefuik (2016)

passage en aanbodfuik 2016

Lauwersoog Glasaal/ larvale vis larvennet (2015, 2016) -

Noordpolderzijl 3D / glasaal kruisnet aanbod (2014, 2015) kruisnet en passagefuik (2016)

passage en aanbodfuik 2016

Spijksterpompen

3D/ glasaal

kruisnet aanbod (2014) Kruisnet aanbod en passage (2015) Kruisnet en passagefuik (2016)

passage en aanbodfuik 2016

Drie Delfzijlen Schieraal/ glasaal/ 3D

kruisnet aanbod (2014, 2015) kruisnet aanbod en passage 2016

akkoestisch tagging (2014-2015)

Duurswold Schieraal/ glasaal kruisnet aanbod (2014, 2015) kruisnet en passagefuik 2016)

akkoestisch tagging 2014-2015 Passage en aanbodfuik 2016

3D = driedoornige stekelbaars

22

4.1.1 Voorjaarsmonitoring

Kruisnet- en larvennetbemonstering in het getijde 2014/2015/2016 Er is met opkomend getijde (van laag tot hoog water) met kruisnetten (maaswijdte 1mm) en larvennetten (maaswijdte 1mm) gemonitord aan de zeezijde, binnenzijde, en/of in de sluis. Er is derhalve per locatie circa 6-8 uur per dag gemonitord. Het kruisnet bemonstert selectief de dichtheid van vis in het getijde en geeft daarmee een indruk van het aanbod van vis in het getijde. Door meerdere dagen per week met een kruisnet te monitoren van laag naar hoog water kan een goed inzicht kan worden verkregen in de variatie in het aanbod in het getijde in de trekperiode (Wintermans G.J.M & Jager, 2001). Per locatie is circa 8 - 16 dagen met behulp van kruisnetten gemonitord (figuur 4-1). Door de kruisnetvangsten voor en achter de passage te vergelijken kan een indruk verkregen worden van de passeerbaarheid van een passage. Met de kruisnetten zijn samples van 5 minuten samples genomen, dit is conform de werkwijze uit het vrijwilligersonderzoek. De kruisnetmetingen hebben voornamelijk overdag en in de avonduren plaatsgevonden. Om de relatie tussen het getijde en het aanbod nader te bestuderen zijn de kruisnetvangsten omgezet in uurblokken voor hoog water. Bij een theoretisch getijde zijn er dus ca. 7 - 6 uurblokken voor hoog water. Aangenomen is dat stekelbaarzen met name overdag migreren en glasaalmigratie met name in de avonduren en/of afhankelijk is van de turbiditeit van het water. Daarom is voornamelijk overdag en in de avonduren gemeten. Nachtmetingen zijn ARBO-technisch gezien een risico en daarom niet uitgevoerd. Larvennetten zijn gebruikt om passage van larvale vis bij opening van de sluisdeuren vispassage-vismigratiemodules ter plaatse van de Cleveringhsluizen en de sluis Duurswold te bepalen. De larvennetten zijn in het water geplaatst vlak voor het moment dat de sluizen opgaan.

Figuur 4-1 Kruisnet zoals gebruikt in het onderzoek (links), kruisnetvangst met voornamelijk stekelbaars (rechts)

Fuikmonitoring vispassage voorjaar 2016 Om een indruk te krijgen van het totaal aan vis dat de vispassages gebruikt zijn in het voorjaar van 2016 op meerdere locaties fuiken achter de passage geplaatst (ca. 55mm maaswijdte). Passage van vissen is gedurende 8 dagen gemonitord. De fuiken sloten de vispassage volledig af en deze

23

monitoring is veelal gecombineerd met kruisnetbemonsteringen om een indruk te krijgen van het aanbod. Ter plaatse van de sluis Duurswold is gekozen voor een grotere maaswijdte van de vleugels in verband met de sterke stroming (figuur 4-2) in de sluis.

Figuur 4-2 Frame en fuik voorjaarsmonitoring Duurswold (links), luchtfoto fuikbemonstering Spijksterpompen (rechts)

Pittag-studie 2014 Ter plaatse van het gemaal de Helsdeur is in 2014 een pittag-studie uitgevoerd om de migratie van stekelbaars door de vispassage te bepalen. Op de openingen van de vispassage zijn derhalve pittag-antennes geplaatst (figuur 4-3) welke de passage van individuele driedoornige stekelbaars direct te kunnen meten. In totaal zijn er 2015 stekelbaarzen in 4 verschillende batches voorzien van een pittag.

Figuur 4-3 Gemaalklep De Helsdeur inclusief vispassage, 4 gaten (links) en detailopname een van de gaten uitgerust met een pittag antenne

4.1.2 Najaarsmonitoring

Fuikmonitoring De najaarsmonitoring in 2016 was gericht op de uittrek van schieraal via de vispassages en ter plaatse van het gemaal-sluiscomplex Duurswold ook via de pompen van het gemaal. Aangezien schieraal veelal in de avond- en nacht migreert, zijn de najaarsmetingen zoveel mogelijk

24

uitgevoerd in de avonduren. Aan de buitenzijde van elke vispassage is een fuik (maaswijdte 55mm) geplaatst die de vispassage volledig afsloot. Middels deze passagefuiken is op een viertal locaties 8 dagen gemonitord gedurende circa 8 weken lang. Ter plaatse van het gemaal Duurswold is een 25m lange fuik (maaswijdte 20mm) bevestigd achter een van de pompen (figuur 4-4). Op deze wijze zijn alle palingen die door de pompen zijn gezwommen afgevangen.

Figuur 4-4 Passagefuik gemaal Duurswold, (links) en passagefuik Zwarte Haan (rechts)

Aan de polderzijde van elke locatie is een aanbodfuik geplaatst waarmee selectief het aanbod van schieraal kan worden gemonitord. De schieralen die in de aanbodfuik zijn gevangen zijn met een fin-clip gemerkt. Middels terugvangst van gemerkte palingen in de passagefuik kan op basis van de verhoudingen tussen gemerkte en ongemerkte alen een schatting gemaakt worden van het totale aanbod en passage op die locatie. Taggingstudies Drie Delfzijlen en Duurswold 2014 Om inzicht te verkrijgen in de migratie van schieraal is nabij het gemaal de Drie Delfzijlen gebruik gemaakt van een akoestisch receivernetwerk met receivers voor en achter het gemaal. Om de uittrek van schieraal ter plaatse van het gemaal en de spuisluis Duurswold te onderzoeken is een 2D-receivernetwerk opgezet. Per locatie zijn in totaal 40 palingen in verschillende batches getagged en ter plaatse weer uitgezet. Elke tag heeft een unieke code en zodra een tag de receivers passeert, kan bepaald worden welke tag en dus welke vis de vispassage gebruikt en wanneer. Deze techniek biedt derhalve de mogelijkheid vismigratie op individueel niveau te bekijken. 4.2 Evaluatie werking vispassages

De werking van de vispassages is op twee manieren geëvalueerd benaderd (voor meer informatie per stap zie bijlage 12):

1. Theoretische analyse De theoretische analyse betreft een technische beschrijving op basis van kengetallen van de locaties en passages (bijvoorbeeld: grootte, type waterinfrastructuur, afwaterend gebied, etc.). Deze beschrijving wordt gecombineerd met het theoretische migratiegedrag en zwemcapaciteit van de doelsoorten. Op basis van deze vergelijking kunnen resultaten

25

uit het veldwerk verder geïnterpreteerd worden en worden bekeken in hoeverre locatie specifieke leerpunten generieke leerpunten zijn.

2. Analyse veldonderzoek, evaluatie onderzoeksgegevens 2013 - 2016 Ten aanzien van de voorjaarsmigratie wordt de “ migratie window of opportunity” (zie kader hieronder) in de vloedcyclus bekeken aan de hand van de data uit het veldonderzoek (2014-2016). Er wordt een beschrijving gemaakt van de vangsten van stekelbaars en paling per uurblok per theoretische vloedcyclus in relatie tot de openingstijden van de passage. Deze beschrijving wordt gecombineerd met de resultaten van het passageonderzoek. Ten aanzien van de najaarsmonitoring wordt beschreven hoeveel schieraal door de passage migreert in relatie tot het aanbod. Een

Beide onderdelen worden gecombineerd tot een beschrijving van de werking van de vispassages in het voorjaar en in het najaar.

“Window of oppertunity” voor vismigratie bij zoet-zout-vispassages Dit betreft het tijdsvenster waarin de operationele kenmerken van de vispassage aansluiten op visgedrag in relatie tot het getijde en migrerende vis die wil passeren ook in staat stelt daadwerkelijk te passeren. Daarbij wordt aangenomen dat alle vissen die voorafgaand aan een eventuele opening van een passage aanwezig zijn, kunnen passeren en dat alle vissen die na sluiting van de passage aankomen niet kunnen passeren. De beoordeling wordt ingeschat vanuit de gedachte dat alle vis die aankomt in het getijde (in casu de vloed) in het getijde van aankomst moet kunnen passeren. De passage krijgt de score slecht - matig indien een groot deel van de vis na sluiting van de passage aankomt. Indien het grootste deel van de vis aankomt voorafgaand of tijdens opening van de passage (inclusief vispassages die altijd werken/ open staan) [krijgt de passage de score matig - goed. Als uit de monitoring blijkt dat alle vis die wil passeren ook daadwerkelijk passeert krijgt de vispassage de score goed.

Kader 1: Beschrijving window of opportunity vismigratie zoet-zout passages

4.3 Methode en uitvoering onderzoek vismigratieroutes

Doelsoorten en vraagstelling Doelsoorten in dit onderzoek zijn winde (Leuciscus idus) en rivierprik (Lampetra fluviatilis). De winde is een potadrome soort met een zeer variabel migratiegedrag en de rivierprik is een diadrome soort. De rivierprik migreert in de winter/voorjaar naar kleinere beken en rivieren om zich voort te planten. Dit onderzoek probeert meer inzicht te geven in het habitatgebruik van de Reitdiepboezem door winde en rivierprik. Methode en uitvoering Het onderzoek vismigratieroutes heeft plaatsgevonden in de Electraboezem van het waterschap Noorderzijlvest en is in samenwerking met IMARES uitgevoerd. Voor deze studie is gebruik gemaakt van VEMCO-receivers en transponders. De receivers zijn begin december 2013 op tien locaties gepositioneerd (zie figuur 4-5). Helaas is de receiver in de Munnikesloot door onbekenden op de kant gelegd en deze receiver heeft dus een aantal maanden niet gewerkt. De receiver in het Dwarsdiep is in 2015 met de sloop en nieuwbouw van de brug over het Dwarsdiep verloren gegaan. Als onderdeel van dit onderzoek zijn in totaal 40 windes en 3 rivierprikken voorzien van akoestische tags. Het is gedurende twee winters niet gelukt voldoende rivierprikken te vangen voor het taggingonderzoek en derhalve is een gedegen analyse van rivierprik-migratie in de

26

Noorderzijlvestboezem niet mogelijk. Van de drie rivierprikken die wel zijn getagd, is een ter plaatse van Dokkumer Nieuwe Zijlen waargenomen. In het onderzoek naar windemigratie in de boezem met behulp van akoestische telemetrie is ook de pittag-data van windes uit het lopende windemigratie onderzoek in het beheergebied van het waterschap Noorderzijlvest meegenomen. De pittag-stations en pittag-data komen voort uit onderzoek dat is opgestart in het project Living North Sea (www.livingnorthsea.eu). In het kader van het Living North Sea project zijn in 2012 in totaal 215 windes gezenderd bij in het Peizerdiep en Dwarsdiep. Deze passages zijn voorzien van pittag installaties. Deze data geeft additionele informatie inzake winde-migratie van en naar de beeksystemen van het waterschap Noorderzijlvest. De benodigde windes zijn gevangen in het Lieverensche diep. De data van de winde is geanalyseerd om de migratie van winde in de Noorderzijlvestboezem in kaart te brengen.

Figuur 4-5 Foto van een akoestischakoestische receiver (links), fotot van een winde (midden), en kaart inclusief locaties receivers van de Noorderlijkvestboezem

27

5 Resultaten vispassage onderzoek 2013 – 2016

Per locatie wordt een samenvatting van de resultaten weergegeven. De locaties worden steeds van west naar oost behandeld. Paragraaf 5.1 beschrijft een technische vergelijking van de locaties. Paragraaf 5.2 behandelt de voorjaarsbemonsteringen en paragraaf 5.3 beschrijft de najaarsbemonsteringen. 5.1 Technische vergelijking locaties en vispassages

Inleiding Onderstaand zijn de belangrijkste kenmerken van de locaties ten aanzien van de werking van de vispassages samengevat. Een uitgebreide beschrijving van de locaties en de vispassages is opgenomen in overzichtstabel 5-1 en bijlage 13 en 14. Aangezien getijdemigratie als een van de belangrijkste ecologische principes wordt beschouwd ten aanzien van de werking van vispassages zijn de categorieën getijdedynamiek (snelheid/ sterkte getijdestromingen) en de uitwisseling van zoet en zout water als eerste beschreven. De vispassages zijn vergeleken op basis van de onderstaande voor vismigratie relevante aspecten:

• De mate van uitwisseling tussen zoet- en zoutwater • Openingsduur van de vispassage in het getijde • Stroomsnelheid in de passage • Cyclus van openen en sluiten • Tweezijdige passeerbaarheid • Grootte passage (oppervlakte opening) • Hoogte van de opening

Getijdedynamiek/ estuariene karakter Ten aanzien van het estuariene karakter/ getijdedynamiek zijn de locaties Oostoever, Zwarte Haan, Spijksterpompen en Noordpolderzijl vergelijkbaar, deze locaties vallen bij eb geheel dan wel bijna geheel droog en de getijdestromingen reiken tot vlak voor de vispassage. Op deze locaties mag een sterke relatie tussen het getijde en vis verwacht worden. De locaties Duurswold, de Drie Delfzijlen en de Helsdeur lijken vergelijkbaar inzake hun ligging, alle drie liggen achter in een haven met een vergelijkbare getijdedynamiek. De waterstanden voor de vispassages op deze locaties fluctueren met het getijde, echter, in deze havens lijkt ter plaatse van de onderzochte locaties nauwelijks sprake te zijn van getijdestromingen. Op deze locaties mag een zwakke relatie tussen het getijde en de aankomst van vis bij een vispassage verwacht worden. Uitwisseling zoet- zout water Indien we de werking van de vispassages beschouwen inzake de uitwisseling van zoet en zout water valt op dat de technische de vispassages van de Oostoever, Zwarte Haan en de Drie Delfzijlen vergelijkbaar zijn, er wordt alleen actief zoet water verpompt of gespuid, van binnen naar buiten. Aan het einde van de schutcyclus van de vispassage van Noordpolderzijl wordt ook een klein beetje zeewater naar binnen geschut. De duur hiervan is sterk afhankelijk van het getijde. De vispassage van de Helsdeur is geheel passief. Dit houdt in dat er gedurende het gehele

28

getijde zout- en zoet water naar binnen en naar buiten mag stromen. Naar verwachting kunnen zwakke zwemmers als botlarven, maar ook glasalen, deze locatie goed passeren. Techniek - schutcycli De vispassages Drie Delfzijlen en Zwarte Haan lijken goed vergelijkbaar, echter de vispassage Zwarte Haan heeft een doorlopende cyclus van twee uur. De vispassage van de Drie Delfzijlen is operationeel in een getijde. De passages Noordpolderzijl en Spijksterpompen hebben een vergelijkbare getijdeafhankelijke cyclus. De duur van de opening varieert dus met het getijde. De locaties Duurswold en Lauwersoog betreffen sluizen welke gedurende een korte tijd bij gelijk water mogen openstaan ten behoeve van vismigratie. Lengte en grootte opening vispassages De lengte van de vispassages van de Helsdeur en De Drie Delfzijlen is relatief vergelijkbaar, 40m – 50m. Een drietal andere locaties hebben langere vispassages, Spijksterpompen, Zwarte Haan en Noordpolderzijl, namelijk 75m – 125m. De grootte van de opening (<0,5m2) van de vispassage Zwarte Haan, Noordpolderzijl, Spijksterpompen en de Drie Delfzijlen is zeer vergelijkbaar. Wanneer we de duur van de opening, de lengte van de passage, de stroomsnelheid van het water in de passage en de theoretische zwemcapaciteit van de doelsoorten in ogenschouw worden genomen, blijkt dat de passage van Spijksterpompen waarschijnlijk niet goed werkt. Soorten als glasaal en bot kunnen gewoonweg niet snel genoeg zwemmen om de passage te passeren.

29

Tabel 5-1 Overzichtstabel kenmerken locaties en vispassages, type infrastructuur, jaar van realisatie, uitwisseling zoet zout, duur opening, stroomsnelheid, duur cyclus, ontwerp uitgangspunt tweezijdig passeerbaarheid, grootte van de opening van de passage en of de opening(en) aansluit(en) op de bodem. Voor een uitgebreide beschrijving van de locaties en vispassages wordt verwezen naar bijlagen 13 en 14.

Nr. Locaties Type infrastructuur Type vispassage Uitwisseling zoet zout

Tijd opening Stroomsnelheid (m/s-1)

Cyclus Ontwerp tweezijdig passeerbaar

Grootte Passage (cm)

Opening hoog, laag en bodem

1 De Helsdeur Gemaal met spuimogelijkheid

Brievenbussen in gemaaldeur i.c.m. aangepast beheer spuischuif

Uitwisseling zoet zout

24h afhankelijk bemaling

afhankelijk getijde nvt ja 4* (15*60) Hoog

2 Oostoever Spuisluis met pompmogelijkheden

Vissluis (schutbeheer wakerdeuren)

zoet water naar zee

2 x ca. 15 minuten nadat er gespuid is

0,2 – 0,5 1,5h nee kier Hoog, hele kolom

3 Balgdijk Gemaal Hevel Vissluis met uitstromend lokstroom zoet water uit polder naar kanaal

nvt Minimaal 2 x 3h per dag

0,13 <>0,26 2h nee ?0,35cm diam.

Laag

4 Leemans Gemaal met scheepvaartsluis

Rinketten nvt Loze schutting 1 x per nacht

nvt nvt nvt 1,10 * 1,10m + 0,75 * 0,75m

Nvt

5 Zwarte Haan Gemaal Soort vissluis annex hevel-bak met uitstromend zoetwater richting zee

zoet water naar zee

24h afhankelijk bemaling

0,3 2h ja 10*100 Bodem

6 Lauwersoog Uitwaterende sluis Sluisbeheer Uitwisseling zoet zout

5 - 20 min onbekend elke eb - vloed

ja nvt Nvt

7 Noordpolderzijl Gemaal met spuimogelijkheden

Vissluis zoet water naar zee, met korte mogelijkheid zout water naar binnen

4 - 6h, afhankelijk getijde

0,3 Afhankelijk eb en vloed

ja 2 *(37 * 21)

Hoog, laag

8 Spijksterpompen Gemaal met spuimogelijkheden

Vissluis zoet water naar zee

afhankelijk getijde 0,3 Afhankelijke eb en vloed

ja 2 *(37 * 21)

Hoog

9 Drie Delfzijlen Gemaal met spuimogelijkheden

Vissluis zoet water naar zee

afhankelijk getijde 0,5 >2h nee 2* 0,25 Hoog, laag

10 Duurswold Spuisluis werken in combinatie

Sluisbeheer Uitwisseling zoet zout

15 min afhankelijk getijde elke eb en vloed

ja nvt nvt

30

5.2 Voorjaarsonderzoek

5.2.1 De Helsdeur

Kruisnetmonitoring In het voorjaar van 2014 en 2015 is met behulp van kruisnetten onderzocht in hoeverre stekelbaars en glasaal gebruik maken van de vispassage ter plaatse van de Helsdeur. De aanbod- en passagemonitoring zijn op dezelfde dag en in hetzelfde getijde uitgevoerd aan de voor- en achterzijde van de vispassage (figuur 5-1).

Figuur 5-1 Foto monitoringslocatie De Helsdeur (links) en uitvoering monitoring (rechts)

Aanbod en passage Tijdens de aanbodmonitoring in 2014 en 2015 zijn er 11 respectievelijk 12 soorten gevangen. Dit betrof voornamelijk driedoornige stekelbaars en glasaal, daarnaast is er ook mariene en estuariene vis gevangen zoals haring, botervis, steenbolk, brakwatergrondel en bot. In 2014 zijn er 643 driedoornige stekelbaarzen aan de zeezijde gevangen (372 kruisnetsamples) en in 2015 zijn er 8329 stekelbaarzen gevangen aan de zeezijde (1160 kruisnetsamples). In 2014 was de piek van het aanbod aan driedoornige stekelbaars eind maart / begin april. In 2015 was de piek van het aanbod minder duidelijk, vanaf het begin van de monitoring tot en met eind maart zijn op meerdere dagen grotere aantallen stekelbaars gevangen. Aan de boezemzijde van de passage zijn in 2014 en 2015 respectievelijk 766 (n= 290 kruisnetsamples) en 809 stekelbaarzen gevangen (n = 1160 kruisnetsamples). In 2015 is beduidend meer stekelbaars aan de zeezijde gevangen dan aan de boezemzijde. In 2014 is juist meer stekelbaars aan de boezemzijde gevangen. Uit nadere bestudering van de data uit 2015 blijkt dat een paar metingen grote hoeveelheden stekelbaars hebben opgeleverd. Toch lijkt op basis van deze getallen, de Helsdeur goed passeerbaar te zijn voor stekelbaarzen.

31

In 2014 en 2015 is er aan de zeezijde bijzonder weinig glasaal gevangen, respectievelijk 65 en 81 individuen. Er is overeenkomstig het aanbod, weinig glasaal gevangen aan de boezemzijde. In 2014 en 2015 zijn er aan de boezemzijde respectievelijk 81 en 95 glasalen gevangen. Het aantal gevangen glasalen aan de zee- en de boezemzijde is laag. Het aantal glasaal dat gemiddeld per kruisnetvangst gevangen is aan de zeezijde en de boezemzijde (tabel 5-2) lijkt te indiceren dat de passage goed passeerbaar is voor glasaal. Er is voornamelijk overdag gemonitord en dit kan een verklaring zijn voor de lage aantallen glasaal. Het aantal gevangen glasaal kan derhalve een onderschatting zijn van het werkelijke aanbod aan glasaal. Tabel 5-2 Gemiddeld aantal glasaal en stekelbaars per kruisnetvangst per monitoringsjaar (zee / boezem)

2014 (zee/boezem)

2014 (zee/boezem)

2015 (zee/boezem)

2015 (zee/boezem)

2016 2016

Stekelbaars Glasaal Stekelbaars Glasaal Stekelbaars Glasaal Kruisnet zeezijde / kruisnet boezemzijde

1,7 / 2,6 0,2 / 0,4 7,2/ 0,7 0,1 / 0,1 - -

Relatie tussen vis, getijde en vispassage Er is in 2015 een grote piek in het aantal gevangen stekelbaars te zien in het eerste uurblok (figuur 5-2), deze piek is niet waargenomen in 2014. Uit nadere bestudering van de data blijkt dat een relatief beperkt aantal kruisnetmetingen verantwoordelijk is voor deze piek in het aantal stekelbaarzen in het eerste uurblok. Ook rond het derde en vierde uurblok wordt meer stekelbaars gevangen. Dit is het moment in het getijde dat de maximale waterstand bijna bereikt wordt. Wellicht komen op dat moment de meeste stekelbaarzen aan bij de vispassage, met de vloedstroom mee. Echter, het waterstandsverschil tussen de boezem en de zeezijde is binnen de uurblokken 3 tot en met 6 groot en dus is de stroomsnelheid naar binnen ook het groot. Wellicht levert deze hoge stroomsnelheid richting de boezem nog enige vertraging op in de migratie van stekelbaars richting de boezem en wordt er aan de zeezijde dus meer stekelbaars gevangen in deze uurblokken. Het aantal gevangen glasaal per uurblok is weergegeven in figuur 5-2. Uit de grafiek blijkt dat de meeste glasaal zich bij de vispassage aandient in het steile deel van de vloedcurve namelijk uurblok 5 en 4. Echter, het aantal glasaal dat is gevangen in beide jaren is zeer laag. Het is dan ook de vraag of deze grafiek een goede afspiegeling is van de werkelijkheid. De locatie De Helsdeur ligt in de haven. De vloed komt zeer snel op (figuur 5-2) maar het duurt vrij lang voordat de hoogste waterstanden bereikt worden. De getijdecurve ter plaatse van de Helsdeur kent een soort dubbele piek. In het eerste tot tweede uurblok na laag water zijn de waterstanden aan de binnen- en buitenzijde relatief gelijk en is er nagenoeg geen stroming in de vispassage. Dit verklaart wellicht ook de lage aantallen glasaal ter plaatse, de getijdedynamiek is dermate laag dat andere factoren een rol gaan spelen bij de migratie van glasaal ter plaatse van de Helsdeur.

32

Figuur 5-2 Gemiddeld aaanbod van stekelbaars (boven) en glasaal (onder) t.p.v. gemaal De Helsdeur per uurblok richting hoog water in de jaren 2014 - 2015. De weergegeven polder en zeewaterstanden betreffen een theoretische getijdecurve en beheer boezempeil. LW = Laag water en HW = hoog water.

Juveniele bot Ook bot lijkt de passage goed te kunnen passeren aangezien zij in 2014 in vrijwel dezelfde aantallen aan de binnenzijde (n=15) als de buitenzijde (n=17) is gevangen. In 2015 is alleen bot aan de binnenzijde gevangen (n=12).

33

Overige opmerkingen Uit de data van de pittag-onderzoek bij het gemaal De Helsdeur blijkt dat de meeste stekelbaarzen zich aandienen bij de vispassage rondom gelijk water (figuur 5-3). stekelbaars heeft een lichte voorkeur hebben om te migreren met gelijk water en de stroming mee van zee naar het binnenwater. Gezien de lichaamsgrootte en zwemkracht van een stekelbaars is het wellicht logisch dat zij gebruik te maken van de vloedstroom om richting het binnenwater te migreren. Omdat het bijna nergens toelaatbaar is om zout water te laten binnenstromen, zijn de meeste vispassages zodanig ontworpen (mede voor stekelbaars) dat er alleen zoet water richting zee stroomt, waardoor de vis genoodzaakt is om “tegen de stroming in zwemmen”.

Figuur 5-3 Aantal detecties van stekelbaars bij de ingang van de vispassage als functie van het waterstandsverschil tussen zee en boezem. waterstand met een interval van 0,1m

34

5.2.2 Balgdijk

Fuik en kruisnetmonitoring Het gemaal Balgdijk ligt geheel binnendijks en kent dus geen getijdewerking. In het voorjaar van 2015 en 2016 zijn aanbod en passage onderzocht met behulp van kruisnetten en fuiken. Met behulp van kruisnetten is het aanbod aan stekelbaars en glasaal onderzocht. Achter de vispassage is een fuik geplaatst (figuur 5-4) om de totale passage van vissen te bepalen.

Figuur 5-4 Gemaal Balgdijk (links) en de passagefuik (rechts)

Passage en aanbod In 2015 zijn er in totaal 11 vissoorten gevangen en in 2016 zijn er in totaal 14 vissoorten gevangen. In 2015 was het totale aanbod van de driedoornige stekelbaars 232 exemplaren en de totale doortrek kwam op slechts 7 stuks uit. Er werd getwijfeld aan de snelheid van de lokstroom, maar deze is na afloop van het onderzoek berekend op 0,13 m/s-1 en daarmee ruim lager dan de maximale zwemcapaciteit van stekelbaars. Tevens bestond het vermoeden dat in de monitoring van 2015 de passagefuik niet goed was gemonteerd. Wellicht was er een kleine kier in de aansluiting tussen fuik en passage, waardoor vissen mogelijk konden ontsnappen, de constructie is in 2016 aangepast. In 2016 zijn er 437 stekelbaarzen gevangen in de passagefuik. Er zijn nauwelijks stekelbaarzen aan de buitenzijde gevangen, ondanks dat er nog aanvullende metingen zijn gedaan met een aanbodfuik in het Balgkanaal. Op basis van de resultaten van 2016 lijkt de passage voor kleinere vis of zwakke zwemmers goed passeerbaar. Zo is bijvoorbeeld in de passagefuik in 2016 een kleine modderkruiper en een tweetal kleine kroeskarpers gevangen. Glasaal is in het kader van dit onderzoek in beide meetjaren niet aangetroffen, niet in het kruisnet en ook niet in de passagefuik. De maaswijdte van de passagefuik was daarvoor ook te grof. Alhoewel er relatief weinig stekelbaarzen de passage lijken te gebruiken wordt de passage gebruikt om richting de polder te migreren door vele blankvoorns, kolblei en brasem. De passage lijkt derhalve goed passeerbaar voor alle vissoorten. Overige opmerkingen Glasaal is in het kader van dit onderzoek niet aangetroffen, uit onderzoeken nabij de getijdestuw bij Herbrum (Dld) blijkt dat glasaal tussen 5-10 weken “verdwijnt” in het binnenwater alvorens aan te komen bij een stuw ca. 6 km stroomopwaarts in de Eems. De

35

mechanismes die deze vertraging veroorzaken zijn nog onbekend, maar dit zou kunnen verklaren waarom ter plaatse van de Balgdijk in de monitoringsperiode in het kruisnet geen glasaal/juveniele paling is aangetroffen. Voorlopige resultaten in andere onderzoeken aan de Waddenkust lijken er op te wijzen dat stekelbaarzen in enige dagen tot maximaal een paar weken vele kilometers landinwaarts kunnen migreren. Waarom er zo weinig stekelbaars ter plaatse van het gemaal Balgdijk wordt aangetroffen, is onbekend. De relatieve lage aantallen stekelbaarzen bij gemaal Balgdijk wordt waarschijnlijk veroorzaakt voor de lage aantallen die intrekken bij de spuisluis Oostoever. Dit wordt wellicht veroorzaakt door een matige werking van de vispassage in combinatie met een beperkt aanbod vanaf de Waddenzee.

36

5.2.3 Oostoever

Kruisnetmonitoring In 2014 is aanbod en passage ter plaatse van de Oostoever met een kruisnet gemonitord. De vispassage Oostoever werkte in 2014 met schutcycli. Dit systeem zorgde ervoor dat vissen bijna de gehele getijdecurve richting de boezem kunnen migreren. De aanbod- en passagemonitoring zijn op dezelfde dag en in hetzelfde getijde uitgevoerd (figuur 5-5). Het boezempeil is ter plaatse van de Oostoever rond begin april overgegaan van een winter- naar een zomerpeil.

Figuur 5-5 Foto locatie Oostoever (links), detailaanzicht wakerdeuren boezemzijde (rechts)

Aanbod en passage In de aanbodmonitoring van 2014 zijn 13 vissoorten gevangen. Dit betrof voornamelijk driedoornige stekelbaars en haring en/of sprot. Daarnaast is er op de locatie Oostoever voornamelijk zeevis gevangen zoals bijvoorbeeld verschillende soorten grondels en de steenbolk. Aan de binnenzijde zijn vier soorten vis gevangen, stekelbaars, bot, zeenaald en grondel. De passage van zeenaald doet vermoeden dat de passage ook goed passeerbaar is voor zwakke zwemmers. Tabel 5-3 Gemiddeld aantal glasaal en stekelbaars per kruisnetvangst per monitoringsjaar (zee / boezem)

2014 (zee/boezem)

2014 (zee/boezem)

2015 (zee/boezem)

2015 (zee/boezem)

2016 2016

Stekelbaars Glasaal Stekelbaars Glasaal Stekelbaars Glasaal Kruisnet / Kruisnet

4,2 / 0,2 0/-- nvt nvt nvt nvt

In 2014 is de meeste driedoornige stekelbaars aangetroffen in de kruisnetten aan de zeezijde (n = 2367) (tabel 5-3). Aan de binnenzijde is weinig stekelbaars gevangen (n = 13). De piek in het aanbod aan driedoornige stekelbaars was op 12 maart 2014. Helaas is in de aanbodmetingen is nauwelijks glasaal gevangen (n = 6). Aan de boezemzijde is geen glasaal gevangen.

37

Vis in relatie tot het getijde Rond uurblok 6 (6 uur voor hoog water) wordt de meeste stekelbaars gevangen ter plaatse van de Oostoever. Dit is het moment in het getijde waarop er zoet water richting zee geloosd wordt. Er lijkt niet veel verschil te zijn tussen de andere uurblokken (figuur 5-6). Er wordt geen grafiek weergegeven voor glasaal, daarvoor is te weinig glasaal gevangen. Uitgezonderd de piek in het zesde uurblok komen de stekelbaarzen verspreid over het getijde aan bij de Oostoever.

Figuur 5-6 Gemiddelde aaanbod van stekelbaars t.p.v. locatie Oostoever per uurblok richting hoog water in 2014. De weergegeven polder en zeewaterstanden betreffen een theoretische getijdecurve en beheer boezempeil (gemiddelde van winter- zomerpeil)

Juveniele bot Er is aan de binnenzijde juveniele bot aangetroffen. Aangezien botlarven als zeer zwakke zwemmers worden gezien lijkt het erop dat zwakke zwemmers de locatie ook kunnen passeren. Overige opmerkingen De vispassage Oostoever lag regelmatig in storing en dit heeft de metingen enigszins verstoord. Echter, recentelijk zijn de schutcycli van de passage aangepast en werkt de passage sinds kort weer naar behoren. De positie van waaruit gemonitord moet worden , is zeer hoog, waardoor het lastig is om hier met een kruisnet te vissen. Het is aan te bevelen hier bij een vervolg rekening mee te houden en een ponton o.i.d. neer te leggen van waaraf met kruisnetten kan worden gemonitord.

38

5.2.4 Zwarte Haan

Kruisnet en fuikmonitoring In 2014 en 2015 was de vispassage Zwarte Haan nog niet operationeel. In 2014 en 2016 is het aanbod en passage in het voor- en najaar gemeten. In 2015 is vanwege bouwactiviteiten nauwelijks gemonitord. Het aanbod in het voorjaar is gemeten met een kruisnet en passage is gemeten met een passagefuik welke de uitgang van de passage volledig afsloot. In 2014 zijn 312 kruisnetsamples genomen en in 2016 zijn 557 kruisnetsamples genomen. De locatie Zwarte Haan is in 2016 intensief op passage van vis gemonitord, in totaal is op 16 dagen de passagefuik gezet. In 2015 is slechts 8 dagen gemonitord in verband met de aanleg van de vispassage.

Figuur 5-7 Stekelbaarzen in de vispassage Zwarte Haan (links) en aanzicht zeezijde Zwarte Haan (rechts)

Aanbod en passage In 2014 en 2016 zijn er aan de zeezijde 14 soorten respectievelijk 13 soorten gevangen waaronder meerdere zoetwatervissen als bijvoorbeeld blankvoorn. Er zijn in 2016 in totaal 13 spieringen aan de binnenzijde gevangen en 2 individuen aan de buitenzijde. Ook estuariene en marine soorten als harder en grondels zijn in 2016 aan zowel de binnenzijde als de buitenzijde aangetroffen. De stekelbaars en de paling (glasaal) waren in de aanbodmetingen in 2014 de meest voorkomende vissoort. Er zijn te Zwarte Haan in 2014 in totaal 74900 stekelbaarzen gevangen en daarmee is Zwarte Haan de locatie waar de meeste stekelbaars is gevangen. Echter, op dat moment was er ter plaatse geen vispassage. De piek in het aanbod van stekelbaars in 2014 was op 3 maart, in 2015 op 12 maart en in 2016 was de piek in het aanbod op 14 maart. Aan de buitenzijde is in 2014 en 2015 meer stekelbaars gevangen als aan de boezemzijde. Dit is logisch aangezien er nog geen vispassage aanwezig was. Echter, in 2016 is er meer stekelbaars in de passagefuik gevangen als met het kruisnet, zie tabel 5-4. De gemiddelde vangst aan stekelbaars en glasaal was in 2014 zeer hoog vergeleken met de andere jaren.

39

Tabel 5-4 Gemiddeld aantal glasaal en stekelbaars per kruisnetvangst en fuik per monitoringsjaar (monitoringslocatie binnen is fuik / monitoringslocatie buiten is kruisnet.

2014 2015 2016 Stekelbaars Glasaal Stekelbaars Glasaal Stekelbaars Glasaal Fuik boezemzijde / kruisnet zeezijde

- n.v.t./ 228,8

n.v.t.- / 7,5

n.v.t.- / 64,1 n.v.t.- / 0,1

338/ 7,4 27,2 / 1,2

De aanbod- en passagemonitoring uit 2016 lijkt te indiceren dat de passage goed werkt. Gezien het feit dat de verhouding tussen aantallen glasaal in het kruisnet en in de passagefuik beduidend lager is voor glasaal doet dit vermoeden dat de passage enigszins lastiger is te passeren voor glasaal. Wellicht heeft dit te maken met de stroomsnelheid in de passage. Relatie tussen vis, getijde en vispassage Het aanbod aan glasaal en stekelbaars per uurblok lijkt in alle drie monitoringsjaren goed vergelijkbaar (figuur 5-9). Glasaal wordt op andere momenten in het getijde gevangen te Zwarte Haan ten opzichte van stekelbaars. Glasaal lijkt een sterke voorkeur te hebben voor de uurblokken 1 en 2 voor hoog water, vlak voordat het vloed is. De stekelbaars wordt met name gevangen rond laag water, in uurblok 5 en 6. De voorkeur van stekelbaars voor laag water ter plaatse van Zwarte Haan kan wellicht verklaard worden door de kom zoet water, welke vlak voor het gemaal en de passage aanwezig is en de monitoring ter plaatse zeer effectief maakt. De vispassage is in 2016 operationeel geworden en dus kunnen de stekelbaarzen ook met laag water migreren richting de boezem. Opvallend is dat dit patroon, een voorkeur voor uurblokken 1 en 2 opnieuw is waargenomen in 2016, terwijl stekelbaars ongehinderd via de vispassage kan passeren. Omdat de passage de gehele vloedcurve functioneert sluit de vispassage qua werking goed aan bij het aanbod in het getijde. Juveniele bot In 2016 is beduidend meer bot in de fuik gevangen als aan de buitenzijde met het kruisnet. Dit duidt er op dat ook zwakke zwemmers als bot/ platvis (figuur 5-8) de locatie kunnen passeren.

Figuur 5-8 Juveniele platvis gevangen te Zwarte Haan

40

Figuur 5-9 Gemiddelde aaanbod van stekelbaars (boven) en glasaal (onder) t.p.v. gemaal Zwarte Haan per uurblok richting hoog water in de jaren 2014 - 2016. De weergegeven polder en zeewaterstanden betreffen een theoretische getijdecurve en beheer boezempeil (zomer en winterpeil zijn gemiddeld), LW = Laag water, HW = hoog water

41

Overige opmerkingen De passage Zwarte Haan is een hevelpassage, echter, de passage loopt niet geheel leeg en dus blijft er vis achter in de passage (figuur 5-10). In hoeverre dit effect heeft op de werking van de passage is onbekend.

Figuur 5-10 Achtergebleven stekelbaars in opvangbak hevelpassage Zwarte Haan nadat de vispassage heeft geheveld

42

5.2.5 Lauwersoog

Larvennet- en kruisnetmonitoring De Cleveringhsluizen worden vismigratievriendelijk beheerd. Rondom gelijk water gaat een sluisdeur in het complex kort open, circa 10 -20 minuten. Passage van larvale vis is gemonitord met behulp van larvennetten (zie figuur 5-11) welke in het water zijn gehangen tijdens het vismigratievriendelijk sluisbeheer. Gelijk water treedt twee keer op tijdens een getijde. Eenmaal in de eb-curve en eenmaal in de vloedcurve. Het is de verwachting dat de meeste larvale/juveniele vis gebruik zal maken van de mogelijkheid te passeren met gelijk water in de vloedcurve. Na het sluiten van de passage is meerdere keren met het kruisnet gemonitord om de te aan- of afwezigheid van getijdemigranten (glasaal en botlarven) te onderzoeken. In 2015 en 2016 bemonsterd met behulp van larvennetten op passage en kruisnet. In 2015 is 16 dagen gemonitord en in 2016 is 8 dagen gemonitord.

Figuur 5-11 Cleveringhsluizen (boezemzijde), foto larvennet (midden) en foto intreding zeewater bij gelijke waterstand

Aanbod In 2015 zijn te Lauwersoog 16 soorten gevangen, veelal mariene en estuariene vis. De meest abundante vissoort in de vangsten betrof juveniele sprot (Sprattus sprattus) (tabel 5-5). In 2016 zijn er slechts 5 soorten gevangen, echter, er is ook beduidend minder gemonitord. Daarnaast hebben de sluizen in 2015 circa 23 minuten opengestaan en in 2016 hebben de sluizen gemiddeld 15 minuten opengestaan. Vis in relatie tot het getijde en opening sluizen In 2016 is gekeken naar de hoeveelheden stekelbaars en glasaal die gebruik maken van de vismigratiemogelijkheid tijdens de eb- en/of vloedcurve. Zowel stekelbaars als glasaal lijken een voorkeur te hebben om de vloed te gebruiken om richting het Lauwersmeer te migreren (zie figuur 5-12). Om te bekijken in hoeverre larvale vis de spuikokers tijdens de korte openingen kan passeren is voorafgaand en na opening van de sluis aan boezemzijde gemeten. Indien er na sluiting van de sluisdeuren nog larvale vis in de waterkolom aanwezig is, kan dit een aanwijzing zijn dat de passage niet lang genoeg openstaat. Voorafgaand en na elke vismigratie-opening was er niet of nauwelijks vis aanwezig in de spuikokers. Dit duidt er op dat alle vis voor de sluizen tijdens de duur van de opening is gepasseerd. In 2016 is na

43

de opening van de sluizen wel een kleine hoeveelheid vis gevangen (kleine zeenaald en stekelbaars). Dit zou kunnen inhouden dat de sluizen niet lang genoeg hebben opengestaan. Dit zou men experimenteel kunnen onderzoeken door de tijdsduur van de opening te variëren. Tabel 5-5 Gevangen vissoorten en aantallen met larvennetten 2016

Nederlandse benaming Latijnse benaming Aantal

Sprot Sprattus sprattus 15.811

Kleine zeenaald Syngnathus rostellatus 195

Botervis Pholis gunnellus 186

Glasaal Anguilla anguilla 186

Platvis spec. Pleuronectidae spec. 131

Driedoornige stekelbaars Gasterosteus aculeatus 111

Zeedonderpad Myoxocephalus scorpius 9

Harder spec. Mugilidae spec. 7

Lozano's grondel Pomatoschistus lozanoi 4

Schol Pleuronectes platessa 3

Zandspiering Ammodytes tobianus 3

Glasgrondel Aphia minuta 2

Haring Clupea harengus 2

Slakdolf Brotula barbata 2

Tiendoornige stekelbaars Pungitius pungitius 1

Zeebaars Dicentrarchus labrax 1

0

1

2

3

4

5

6

3D Glasaal

Gem

idde

ld a

anta

l ind

ivid

uen

Passage eb of vloed

Eb Vloed

Figuur 5-12 Passage van stekelbaars en glasaal t.a.v. vispassagemogelijkheid tijdens eb of vloed 2016 (data larvennet)

44

5.2.6 Noordpolderzijl

Kruisnet- en fuikmonitoring In 2014, 2015 en 2016 is de locatie Noordpolderzijl (figuur 5-13) gemonitord. In 2014 en 2015 was de vispassage Noordpolderzijl nog niet operationeel en is alleen aanbod gemeten. In 2016 is het aanbod en passage in het voor- en najaar gemeten. In het voorjaar van 2016 is het aanbod gemeten met een kruisnet en is passage van vissen bepaald met een passagefuik welke de uitgang van de passage volledig afsloot. In 2014 zijn 247 kruisnetsamples genomen, in 2015 zijn 295 kruisnetsamples genomen en in 2016 zijn er 274 kruisnetsamples genomen.

Figuur 5-13 Gemaal Noordpolderzijl boezemzijde (links) en uitstroom gemaaL Noordpolderzijl zeezijde

Aanbod en passage In 2014, 2015 en 2016 zijn er aan de zeezijde te Noordpolderzijl, respectievelijk 11, 8 en 16 vissoorten gevangen. Paling en stekelbaars waren in alle jaren de meest abundante vissoort. In 2014 was de gemiddelde vangst beduidend hoger dan in 2015 en 2016. Daarbij moet worden vermeld dat in 2015 en 2016 in het monitoringsseizoen is gebaggerd. Dit kan voor een deel de variatie en/of lagere aan vangsten in 2015 en 2016 verklaren. In 2016 is de binnendijkse zijde van de vispassage met een fuik geheel afgezet. Het gemiddeld aantal stekelbaarzen dat in 2016 in de fuik achter de passage gevangen is, is laag (tabel 6-3). Op basis van de waterstandsdata voor en achter de passage lijkt de passage te hebben gewerkt. Waarom er zo weinig vis in de passagefuik is gevangen, is vooralsnog niet bekend. Echter, op basis van waarnemingen in het veld en de waterstanden voor en achter lijkt het erop dat de passage niet rond 0,5m + NAP sluit maar eerder. Op basis van de verhouding tussen de gemiddelde kruisnetvangst aan de zeezijde versus het gemiddelde aantal stekelbaars in de fuikvangsten (tabel 5-6) kan gesteld worden dat de passage matig werkt. Daarbij moet vermeld worden dat ook het aanbod aan stekelbaars in 2016 laag was. Aanbevolen wordt nader onderzoek te doen naar de technische werking van de passage om eventuele technische problemen uit te sluiten en

45

dit te combineren met een passageonderzoek. Het is daarbij belangrijk dat er in het betreffende monitoringsseizoen niet gebaggerd wordt. Tabel 5-6 Gemiddeld aantal glasaal en stekelbaars per kruisnetvangst te Noordpolderzijl per monitoringsjaar en aantal stekelbaars per gemiddelde fuikvangst.

2014 2015 2016* Stekelbaars Glasaal Stekelbaars Glasaal Stekelbaars Glasaal Kruisnet binnenzijde / kruisnet zeezijde - / 86,5 - / 8,3 - / 1,6 - / 0,5 - / 5,1 - / 3,5 Gemiddelde fuikvangst

17,8

Relatie tussen vis, getijde en vispassage De locatie Noordpolderzijl kent een afwijkende getijdecurve, zoals in figuur 5.14 is weergegeven . De eb-curve wordt “afgevlakt” door een zandbank voor het gemaal, met andere woorden de eb-curve wordt afgevlakt omdat het water enige uren voor het gemaal blijft staan. De eerste twee uurblokken (uurblokken 6 en 5) in de vloedcurve is de waterstand aan de zeezijde stabiel, veelal beginnen de waterstanden te stijgen in uurblok 4 voor hoog water. De vispassage sluit rond 0,5 m + NAP en dat is ook veelal 4 uur voor hoog water. Uit de kruisnetvangsten blijkt dat zodra de waterstanden toenemen er meer glasaal wordt gevangen. Met name in de laatste drie uurblokken voor hoog water wordt glasaal gevangen. De meeste glasaal komt bij de vispassage op het moment dat deze al gesloten is. Zij kunnen de passage dus in de vloedcurve niet passeren en zullen moeten wachten totdat het weer laag water is. Dit beeld is anders voor stekelbaars. In 2014 worden de meeste stekelbaarzen worden aangetroffen circa 3 tot 4 uur voor hoog water. In 2015 en 2016 lijkt de stekelbaars met name zich te concentreren tussen 1 en 3 uur voor hoog water. De meeste stekelbaars wordt rond uurblokken 2 – 4 gevangen. Precies aan het begin van deze periode, halverwege uurblok 4, dus circa 3,5 uur voor hoogwater, sluit de vispassage. Het lijkt er op dat een groot deel van de stekelbaars de passage niet kunnen passeren in de vloedcurve. De vispassage lijkt derhalve matig te werken voor glasaal en matig voor stekelbaars. Juveniele bot Te Noordpolderzijl zijn kleine hoeveelheden juveniele bot aan zowel de buitenzijde as de binnenzijde gevangen. Alhoewel beduidend minder juveniele bot aan de binnenzijde is gevangen dan aan de zeezijde geeft dit aan dat ook de zwakste zwemmers de passage kunnen passeren.

46

Figuur 5-14 Aanbod van glasaal (boven) en stekelbaars (onder) te Noordpolderzijl in de jaren 2014 - 2016. De weergegeven polder en zeewaterstanden betreffen theoretische curven gebaseerd op ontwerp vispassage en optredende waterstanden. LW = Laag water en HW = hoog water. De zwarte pijl geeft sluiten vispassage weer (bij 0,5m + NAP) .

47

5.2.7 Spijksterpompen

Kruisnet- en fuikmonitoring In 2014, 2015 en 2016 is de locatie Spijksterpompen (figuur 5-15) gemonitord. In 2014 en 2015 was de vispassage Spijksterpompen nog niet operationeel en is alleen het aanbod gemeten. De vispassage is medio 2015 operationeel geworden. In 2016 is het aanbod en passage in het voor- en najaar gemeten. In het voorjaar van 2016 is het aanbod en passage gemeten met een kruisnet en is passage van vis bepaald met een passagefuik welke de uitgang van de passage volledig afsloot. In 2014 zijn 335 kruisnetsamples genomen, in 2015 zijn 297 kruisnetsamples genomen en in 2016 zijn er 824 kruisnetsamples buitendijks en 284 kruisnetsamples binnendijks genomen. De vispassage Spijksterpompen sluit bij een buitenwaterstand van -0,39 m NAP. Deze waterstand wordt gemiddeld genomen circa twee uur na laag water bereikt (uurblok 5).

Figuur 5-15 Vispassage Spijksterpompen (linkerzijde) (links) en aanzicht gemaal polderzijde (rechts)

Aanbod en passage In 2014 en 2015 zijn er te Spijksterpompen aan de zeezijde 11 soorten gevangen. In 2016 zijn er in totaal 12 soorten gevangen. Paling en stekelbaars waren in alle jaren de meest abundante vissoort. Tabel 5-7 Gemiddeld aantal glasaal en stekelbaars per kruisnetvangst t.p.v. Spijksterpompen (monitoringslocatie binnen (kruisnet en fuik) / monitoringslocatie buiten (kruisnet)).

2014 2015 2016 Stekelbaars Glasaal Stekelbaars Glasaal Stekelbaars Glasaal Kruisnet binnen / kruisnet buiten

nvt / 6,1 nvt / 5,4 nvt / 0,7 nvt / 0,4 0,01 / 1,1 0 / 0,7

Fuik

41 individuen totaal

Het aanbod ter plaatse van het gemaal Spijksterpompen was in alle jaren laag vergeleken met andere locaties zoals Noordpolderzijl. Met name het monitoringsjaar 2015 is er zeer weinig vis gevangen te Spijksterpompen. In 2016 is er binnendijks met een fuik en met een kruisnet gemonitord. Met het kruisnet zijn slechts 4 stekelbaarzen gevangen in 284 kruisnetsamples (tabel 5-8). Tijdens de monitoring met de fuik zijn alle monitoringdagen

48

slechts 41 stekelbaarzen gevangen. Aan de binnenzijde is met het kruisnet geen glasaal gevangen. Deze resultaten doen vermoeden dat de passage slecht werkt. Uit metingen tijdens de monitoring in 2016 (open en dichtgaan van catflaps en schuiven) aan de totale openingsduur van de vispassage te Spijksterpompen bleek dat de passage gemiddeld 6,1 minuut openstaat, dit is te kort. Nader onderzoek is nodig om te bepalen hoe de vispassage langer open kan blijven staan. Relatie tussen vis, getijde en vispassage De locatie Spijksterpompen kent een “normale” getijdecurve. Het beeld dat ontstaat uit het aanbod per uurblok lijkt voor glasaal over alle drie meetjaren redelijk consistent. Het aanbod aan stekelbaars in het getijde is enigszins onduidelijk. De stekelbaars komt ca. 2 tot 4 uur voor hoog water aan bij de vispassage. De piek in uurblok 6 in 2014 wijkt af van de andere jaren. Een aantal samples met veel stekelbaars in het 6de uurblok veroorzaken deze piek in 2014. De reden waarom er in dat jaar in uur blok 6 veel stekelbaars gevangen is, is vooralsnog onduidelijk (zie figuur 5-16). De vispassage sluit in uurblok 5 en dit houdt in dat een aanzienlijk deel van de stekelbaars de passage niet kunnen passeren in de vloedcurve. Uit de kruisnetvangsten blijkt dat zodra de waterstanden toenemen er meer glasaal wordt gevangen. Met name in het 4de tot en met het eerste uurblok voor hoog water dient de meeste glasaal zich aan bij de passage. De meeste glasaal komt dus bij de vispassage op het moment dat deze is gesloten. Zij kunnen de passage dus in de vloedcurve niet passeren en zullen moeten wachten totdat het weer laag water is. De vispassage lijkt derhalve slecht te werken voor zowel glasaal en stekelbaars.

49

Figuur 5-16 Gemiddeld aaanbod van glasaal (boven) en stekelbaars (onder) te Spijksterpompen per uurblok. De weergegeven polder en zeewaterstanden betreffen theoretische curven gebaseerd op ontwerp vispassage en optredende waterstanden. LW = Laag water, HW = Hoog water

50

5.2.8 Drie Delfzijlen

Kruisnetmonitoring In 2014, 2015 en 2016 is de locatie de Drie Delfzijlen gemonitord. In 2014 en 2015 was de vispassage de Drie Delfzijlen nog niet operationeel en is alleen het aanbod gemeten. In 2016 is het aanbod en passage in het voorjaar met een kruisnet gemonitord. In 2014 zijn 112 kruisnetsamples genomen, in 2015 zijn 392 kruisnetsamples genomen en in 2016 zijn er 603 samples buitendijks genomen en 179 kruisnetsamples binnendijks genomen. De vispassage van de Drie Delfzijlen sluit indien de buitenwaterstand 60cm boven de waterstand aan de polderzijde is. De vispassage sluit derhalve bij -0,7m NAP. Deze waterstand treedt met name op circa een tot twee uur na laag water (uurblok 5).

Figuur 5-17 Schuif vispassage zeezijde (links) en aangezicht gemaal De Drie Delfzijlen boezemzijde (rechts)

Aanbod en passage Ter plaatse van de Drie Delfzijlen zijn in 2014 aan de zeezijde 598 glasalen gevangen. In 2015 zijn er aan de zeezijde 58 glasalen gevangen. In 2014 en 2015 is er zeer weinig stekelbaars gevangen (2014 n=22), (2015 n=43). In het voorjaar van 2016 is passage en aanbod met kruisnetten gemeten. In 2016 zijn er aan de zeezijde in totaal 109 stekelbaarzen en 795 glasalen gevangen. Aan de binnenzijde van de Drie Delfzijlen is met kruisnetten in 2016 weinig glasaal (n= 36) en stekelbaars (n=2) gevangen, de locatie is derhalve passeerbaar (tabel 5-9). Op basis van waarnemingen in het veld gaat de noodschuif (deze geeft de vis in de wachtkamer toegang tot de polder) later open dan gedacht. Tevens zijn de aantallen stekelbaars die gevangen zijn tijdens de monitoring zeer laag en dit maakt de interpretatie van de data zeer lastig.

51

Tabel 5-8 Gemiddeld aantal glasaal en stekelbaars per kruisnetvangst De Drie Delfzijlen per monitoringsjaar omgerekend (monitoringslocatie binnen / monitoringslocatie buiten)

2014 2015 2016* Stekelbaars Glasaal Stekelbaars Glasaal Stekelbaars Glasaal kruisnet / kruisnet - / 0,2 - / 5,3 - / 0,1 - / 0,2 0,01 / 0,2 0,2 / 1,3

Relatie tussen vis, getijde en vispassage Er is ter plaatse van de Drie Delfzijlen geen duidelijke relatie tussen het getijde en de kans dat er stekelbaars of glasaal gevangen wordt (zie figuur 5-19). Daarbij moet vermeld worden dat het aanbod ter plaatse aan stekelbaars en glasaal zeer laag was. Ondanks de lage aantallen worden de stekelbaarsvangsten wel in uurblokken weergeven. Het is echter de vraag in hoeverre deze grafiek de werkelijkheid weerspiegelt. In 2015 is er een uur voor hoog water meer stekelbaars gevangen ten opzichte van de andere uurblokken (zie figuur 5.19). Uit nadere analyse van de data blijkt dat een paar samples met hoge aantallen stekelbaars verantwoordelijk zijn voor deze piek. Ter plaatse van de Drie Delfzijlen is de kans om glasaal te vangen per uurblok in de vloedcyclus (ongeveer) even groot. Kennelijk heeft het getijde weinig invloed op het aanbod van glasaal ter plaatse van de Drie Delfzijlen. Dit kan wellicht worden veroorzaakt doordat de locatie in een haven ligt welke er voor zorgt dat er ‘verminderde” eb- en vloedstromen aanwezig zijn, met andere woorden het water stijgt wel, maar stroomt niet. Indien we uitgaan van een vrij gelijke verdeling van aantallen glasaal en stekelbaars over het getijde, en de vispassage rond uiterlijk uurblok 5 sluit (afhankelijk van het getijde), zal de meeste vis moeten wachtten tot de volgende gelegenheid zich aandient.

Figuur 5-18 Foto vispassage Drie Delfzijlen met geopend rinket, het water stroomt richting zee

52

Figuur 5-19 Gemiddelde aaanbod van glasaal (boven) en stekelbaars (onder) ter plaatse van de Drie Delfzijlen in de jaren 2014 - 2016. De weergegeven polder en zeewaterstanden betreffen theoretische curven gebaseerd op ontwerp vispassage en optredende waterstanden. LW = laag water en HW = hoog water.

Verdere opmerkingen Op basis van waarnemingen in het veld gaat de noodschuif (deze geeft de vis in de wachtkamer toegang tot de polder) later open dan opgegeven en kunnen de vissen dus ook pas later richting de polder migreren. Aanbevolen wordt dit nader te onderzoeken. Tevens lijkt de stroomsnelheid in de rinket van de vispassageschuif aan de hoge kant (figuur 5-18).

53

5.2.9 Duurswold

Kruisnet en fuikmonitoring In 2014, 2015 en 2016 is de locatie Duurswold gemonitord. De locatie Duurswold betreft een gemaal-spuicomplex en wordt vismigratievriendelijk bediend. In de vloedcurve wordt ten behoeve van vismigratie de sluis open gezet vlak voor het bereiken van een gelijke waterstand tussen polder en zee. Er zijn drie fasen te onderkennen, in de eerste fase stroomt er water uit de polder richting zee (fase 1), in fase twee is het gelijk water (fase 2) en in fase drie stroomt het zeewater kort de polder in (figuur 5-20). Over het algemeen genomen staan de sluisdeuren circa 20 minuten open. Afhankelijk van het getijde kan deze tijdsduur korter of langer zijn. Deze waterstand treedt met name op circa een tot twee uur na laag water (ca. uurblok 5).

Figuur 5-20 Uitstromend water sluis Duurswold (links) en aangezicht boezemzijde gemaal Duurswold met fuik monitoring 2016

Aanbod en passage in het getijde In 2014 zijn 119 stekelbaarzen (n= 111 samples) gevangen en 39 glasalen. In 2015 zijn slechts 9 glasalen gevangen en 22 stekelbaarzen (n= 392 samples). In 2016 zijn 44 stekelbaarzen en 40 glasalen gevangen. In 2016 is het aanbod met een kruisnet gemonitord (n= 787 samples) en passage door de sluis is gemonitord met behulp van een fuik. De fuik sloot de gehele opening van de sluis af. De sluis is gedurende 8 dagen met opkomend water gemonitord en in totaal zijn er 469 stekelbaarzen gevangen. Naast stekelbaars zijn grote hoeveelheden sprot (> 30.000 ind. ) gevangen. Gezien het feit dat veel vissoorten welke aan de zeezijde zijn gevangen ook met de fuik zijn gevangen doet vermoeden dat de vismigratiemodule goed werkt. De vangsten met het kruisnet en de fuik zijn echter dermate laag dat het lastig is de sluis op werking te beoordelen. Er is derhalve niet genoeg informatie met betrekking tot het aanbod in het getijde (zie figuur 5-21) om een eventuele match-mismatch tussen aanbod en opening sluis te kunnen onderscheiden. Echter, het is aannemelijk dat het visgedrag in het getijde ter plaatse van Duurswold in hoge mate zal overeenkomen met de Drie Delfzijlen. Derhalve wordt ook hier verwacht dat veel stekelbaars en glasaal zal moeten wachtten tot de volgende gelegenheid zich aandient. In hoeverre dit de totale passeerbaarheid in een getijde of seizoen beïnvloedt, is onbekend.

54

Figuur 5-21 Gemiddelde aaanbod van glasaal (boven) en stekelbaars (onder) ter plaatse van Duurswold in de jaren 2014 - 2016. De weergegeven polder en zeewaterstanden betreffen theoretische curven gebaseerd op ontwerp vispassage en optredende waterstanden.

55

Tabel 5-9 Gemiddeld aantal glasaal en stekelbaars per kruisnetvangst Duurswold per monitoringsjaar omgerekend (monitoringslocatie binnen / monitoringslocatie buiten)

2014 2015 2016* Stekelbaars Glasaal Stekelbaars Glasaal Stekelbaars Glasaal kruisnet zee/ fuik 0,4 / - 0,1 / - 0,07 / - 0,02 / - 0,05 / 469 ind. 0,05 / -

Juveniele bot In de kruisnetvangsten te Duurswold is ook bot aangetroffen. De fuik achter de sluis had echter een te grote maaswijdte om larvale bot te vangen dus kan er geen uitspraak gedaan worden omtrent passage van bot. 5.3 Najaarsonderzoek uittrek schieraal

5.3.1 Leemans/Stontelerkeersluis

Fuikmonitoring In het najaar van 2014 (medio september – oktober) is ter plaatse van het gemaal Leemans onderzocht in hoeverre de Stontelerkeersluis ingezet kan worden als vispassage. Dit onderzoek betreft in grote lijnen een herhaling van een onderzoek dat in 2010 is uitgevoerd. Het gemaal Leemans bemaalt 2 peilgebieden (resp. NAP - 4,60m en NAP -6,10m). Het wateroverschot van beide peilgebieden wordt door gemaal Leemans via een 1200 meter lange spuikoker, onder de Zuiderhaven door, naar de Waddenzee uitgewaterd. De polder Wieringermeer ligt laag en het gemaal Leemans is derhalve bijna dagelijks in gebruik.

Figuur 5-22 Stontelerkeersluis IJsselmeerzijde (links), aanzicht sluis richting Wieringermeer (rechts)

De Stontelerkeersluis (figuur 5-22) kent een bijzonder rinkettensysteem en het Hoogheemraadschap wilde graag weten in hoeverre deze rinketten kunnen worden ingezet ten behoeve van schieraalmigratie. De palingen moeten dus via de rinketten van laag naar hoog zwemmen (lees IJsselmeer richting Waddenzee). Om de migratie van schieraal in de polder te monitoren is een aanbodfuik geplaatst en er is een passagefuik achter een rinket geplaatst om de migratie via de rinketten te monitoren. Om te

56

voorkomen dat de paling gebruik maakt van het gemaal is deze route gedurende de monitoring afgezet met een keernet. Aanbod en passage In de aanbodfuik zijn 9 soorten gevangen, waaronder 23 schieralen. Het aantal schieraal dat in de aanbodfuik gevangen is zeer laag. De palingstand in de Wieringermeer is op het moment laag (pers. med. lokale beroepsvisser eind 2014). In de passagefuik zijn in totaal 4 vissen gevangen, een blankvoorn en drie rode alen. Uit het onderzoek blijkt dat er niet of nauwelijks paling via de rinketten kan of wil migreren. Deze resultaten lijken overeenkomstig het onderzoek dat in 2010 is uitgevoerd (zie figuur 5-23).

0

5

10

15

20

25

30

2014 Aanbod-fuik 2014 Rinketfuik 2010 Aanbod-fuik 2010 Rinketfuik

Aant

al p

alin

g

PA (s.a.)

PA (r.a.)

Figuur 5-23 Aantallen paling in de aanbodfuik en de passage rinketfuik 2010 (totaal) /2014 (verrekend) (s.a. = schieraal en r.a. is rode aal). Het verschil in monitoringsdagen per monitoringsjaar is verrekend (gem. aantal paling per dag2010 * dgn. inspanning 2014)

Het gebruik van rinketten van de Stontelerkeersluis om schieraalmigratie te faciliteren, lijkt in de huidige opzet niet te werken. Echter, de paling heeft de mogelijkheid een tijd te wachten in het kanaal om de volgende dag of nacht alsnog door het gemaal te migreren. Wellicht zijn de rinketten niet aantrekkelijk genoeg en wachtten de palingen liever in de nabijheid van het gemaal om alsnog via het gemaal te migreren. Het is daarom aan te bevelen de proef te herhalen met een viswering welke de paling gedurende de gehele migratieperiode verhindert via het gemaal naar zee te migreren.

57

5.3.2 Zwarte Haan

Fuikmonitoring In het najaar van 2016 is onderzocht in hoeverre schieraal migreert door de vispassage ter plaatse van de locatie Zwarte Haan (figuur 5-24). Om passage van paling te bepalen is in totaal 8 avonden een passagefuik achter de vispassage gezet. Vlak voor het gemaal Zwarte Haan komen twee watergangen bij elkaar. Om een goede indruk te krijgen van het aanbod aan paling zijn derhalve twee aanbodfuiken geplaatst. Schieraal welke is gevangen in de aanbodfuik is voorzien van een vin-clip.

Figuur 5-24 Locatie gemaal Zwarte Haan zeezijde (links), foto aanleg vispassage (rechts)

Aanbod en passage De baars bleek de meest abundante vis in de aanbodfuiken. Tevens zijn er 2 juveniele botten binnendijks gevangen, dit waren gezien hun lengte juveniele exemplaren die normaal gesproken in 2015 via de vispassage naar binnen zijn gezwommen. Uit de aanbodmetingen blijkt dat het aanbod aan schieraal en pootaal laag was gedurende de monitoringsperiode (figuur 5-25). Het grootste deel van de gevangen paling bestond uit pootaal.

Figuur 5-25 Aantallen palingen aanbodfuik (links) en de passagefuik (rechts) te Zwarte Haan

58

In totaal zijn in de passagefuik bij Zwarte Haan 19.568 vissen gevangen, verdeeld over 14 soorten. De driedoornige stekelbaars en de diklipharder (Chelon labrosus) waren ruim aanwezig met respectievelijk 8844 en 9620 individuen. De vangst bestond voor 49,1% uit diadrome vis (bot, driedoornige stekelbaars, spiering), voor 49,8% uit estuariene vis (diklipharder, grondel, zeebaars) en voor 0,5% uit zout-/brakwater soorten (ansjovis en sprot). De overige vissen (0,6%) waren zoetwatervissen. In de passagefuik is weinig paling gevangen. In 8 monitoringsdagen zijn in totaal 13 individuen gevangen en vormde de paling slechts 0,07%, van de totale vangst aan diadrome vis. Op slechts 4 van de 8 dagen is paling gevangen (zie figuur 5-25). Alle gevangen palingen in de passagemetingen waren zogeheten pootalen, veelal kleiner dan 30cm. De passagemetingen leverden ook opvallend veel juveniele driedoornige stekelbaarzen en diklipharder op. Deze twee soorten zijn niet gevangen in de aanbodmetingen. Dit kan een gevolg zijn van het feit dat de aanbodfuiken een grotere maaswijdte hadden. Uit de monitoringsdata blijkt dat schieraal in de monitoringsperiode geen gebruik maakt van de vispassage. Doordat het gemaal meer water afvoert, is migratie via het gemaal voor paling wellicht aantrekkelijker logischer. Het is aan te bevelen dit nader te onderzoeken.

59

5.3.3 Noordpolderzijl

Fuikmonitoring In het najaar van 2016 is onderzocht in hoeverre schieraal migreert door de vispassage. Om passage van paling te bepalen is in totaal 8 avonden een passagefuik achter de vispassage gezet. Om een goede indruk te krijgen van het aanbod aan paling is een aanbodfuik geplaatst. Schieraal welke is gevangen in de aanbodfuik is voorzien van een vin-clip.

Figuur 5-26 Uitstroom gemaal Noordpolderzijl (links) en aanzicht gemaal Noordpolderzijl binnendijks (rechts)

Aanbod en passage In de aanbodfuik zijn in totaal 438 vissen gevangen, verdeeld over 10 soorten. De vangst bestond voor 14,4% uit diadrome vis, in totaal 6 driedoornige stekelbaarzen en 57 palingen. De rest van de vangst, 84,9%, bestond uit zoetwater vissoorten. Met 157 individuen bestond het grootste deel van de vangst uit kolblei. De totale palingvangst bestond uit 54 schieralen en 3 pootalen. Op 10 van de 24 metingsdagen is geen paling gevangen, zie figuur 5-27. In de aanbodfuik zijn 3 gevinclipte schieralen opnieuw gevangen. Dit zou kunnen inhouden dat het enige tijd duurt voordat schieraal via het gemaal en/of de passage richting zee migreert.

Figuur 5-27 Aanbod (links) en passage (rechts) van paling te Noordpolderzijl

60

In de passagefuik zijn in 2016 totaal 16.906 vissen gevangen, verdeeld over 14 soorten. Het merendeel van de vangst, bestond uit estuariene soorten (harder, grondel, en zeenaald) (71,4%), Van de grondel (Pomatoschistus spec.) zijn er in totaal 8385 individuen gevangen. In totaal bestond 21,7% van de vangst uit diadrome vis (bot, driedoornige stekelbaars, paling, spiering). Opvallend was de vangst van een relatief grote hoeveelheid (n= 1081) tiendoornige stekelbaarzen (Pungitius pungitius). In de passagefuik is voornamelijk pootaal aangetroffen, 93,5% van de gevangen paling bestond uit pootaal, zie figuur 5-27, slechts 6,5% was schieraal. Met uitzondering van 11 oktober en 22 november, is het aantal gevangen paling per dag laag. Er zijn tijdens de passagemetingen geen gevinclipte exemplaren gevangen. De resultaten suggereren dat schieraal niet nauwelijks gebruik maakt van de vispassage. Doordat het gemaal meer water afvoert, is migratie via het gemaal voor paling wellicht aantrekkelijker logischer, aangezien de wegtrekkende paling in het najaar vooral met de grote afvoer meegaat. De bijzondere “getrapte” vispassage kan tevens voor vertraging in de migratie zorgen.

61

5.3.4 Spijksterpompen

Fuikmonitoring In het najaar van 2016 is onderzocht in hoeverre schieraal migreert door de vispassage. Om passage van paling door de vispassage te bepalen is in totaal 8 dagen een passagefuik achter de vispassage gezet. Om het aanbod aan paling te bepalen zijn aanbodfuiken geplaatst. Schieraal welke is gevangen in de aanbodfuik is voorzien van een vin-clip. Aanbod en passage In totaal zijn in de aanbodfuik 757 vissen gevangen, verdeeld over 8 soorten. Het grootste deel van de vangst bestond uit kolblei (n=381). Met 62 palingen, bestond de totale vangst voor 8,2% uit diadrome vis. Er zijn in totaal 50 schieralen gevangen (80,6%) en 12 pootalen (19,4%) gevangen. In de aanbodfuik is één gevinclipte schieraal opnieuw gevangen. In de passagefuik zijn in totaal zijn 16.906 vissen gevangen en 13 soorten. De grondel was het meest abundant (n= 3510). De vangst bestond voor 68,9% uit estuariene vis (harder, grondel, zeebaars, zeenaald). Diadrome vis (bot, stekelbaars, paling en spiering) vormde 30% van de vangst.

Figuur 5-28 Aanbod (links) en passage (rechts) van aal te Spijksterpompen

In de passagefuik is relatief weinig paling gevangen, zie figuur 5-28. Alleen op 11 en 18 oktober is een paling gevangen, in beide gevallen ging het niet om een schieraal. Tijdens de overige zes metingen is geen paling gevangen. Er zijn in de passagefuik geen gevinclipte palingen gevangen. De gegevens lijken erop te duiden dat de schieraal kennelijk niet tot weinig gebruik maakt van de passage. Het is aan te bevelen nader te onderzoeken of schieraal hoofdzakelijk via het gemaal migreert.

62

5.3.5 Drie Delfzijlen

Telemetrisch onderzoek De migratie van schieraal nabij gemalen en sluizen is ook bestudeerd met behulp van akoestische telemetrie. Dit is gedaan ter plaatse van de gemalen de Drie Delfzijlen en Duurswold. Uit het onderzoek bij de Drie Delfzijlen bleek dat er drie routes aanwezig zijn voor uittrekkende schieraal:, via de pompen, via spuien en via “lekken”. De kleppen van het gemaal vertonen kleine kieren/openingen (pers. med. gemaalbeheerder) en hierdoor kan water van binnen naar buiten en vice versa “lekken”. Dit wordt geïllustreerd door de aanwezigheid van zeepokken op de gemaalmuur aan de binnenzijde.

Figuur 5-29 Locatie van receivers (geel) en locatie uitzet (groen) in het Damsterdiep

Resultaten In totaal migreerden 37 palingen door het gemaal, 30 individuen zijn gedetecteerd op de laatste receiver in het zeehavenkanaal. Dit is waarschijnlijk veroorzaakt door een combinatie van natuurlijke mortaliteit (predatie, etc.) en mortaliteit ten gevolge van passage door het gemaal. Zeer verassend was het feit dat 14 palingen meerdere malen heen en weer door het gemaal zijn gemigreerd. Deze migratie vindt veelal plaats op momenten dat de buitenwaterstanden hoger zijn als binnen, en er dus zeewater naar binnen toe “lekt”. De palingen die de Drie Delfzijlen vaker passeerden gebruikten met name deze “lekken” als migratieoptie (59%). De palingen die slechts één keer de locatie passeerden gebruikten in hoge mate de pompen van het gemaal om richting zee te migreren (59%). De palingen gebruikten in mindere mate het spuien als routemiddel om richting zee te migreren. De palingen die via de pompen migreerden, deden daar langer (ca. 50 dagen) over dan de palingen die via spuien of lekken richting zee migreerden (ca. 17 – 20 dagen). De oorzaken die hieraan te grondslag liggen zijn onbekend. Uiteindelijk zijn alle 37 palingen door het gemaal heen gemigreerd. Wanneer de laatste “passing-event” bekeken wordt (laatste data op receiver 75 aan de zeezijde gemaal, zie figuur 5-

63

18) blijkt dat 20 palingen via de pompen zijn gemigreerd, 4 palingen via het spuien en 13 via “lekken”. Het lijkt er derhalve op dat het beschikbaar stellen van een vrije migratiemogelijkheid bij een gemaal via spuien niet altijd wordt gebruikt door schieraal. Wellicht zijn lekken in een gemaal of sluis aantrekkelijker voor paling in hun zeewaartse migratie. Dit onderzoek laat zien dat schieraalmigratie bij zoet-zout gemalen, “via een omweg”, toch mede afhankelijk is van het getijde, aangezien aan aanzienlijk deel van de schieraal via “lekken” naar zee migreert.

64

5.3.6 Duurswold

Locatie In het najaar van 2016 is ter plaatse van het gemaal Duurswold onderzocht in hoeverre schieraal migreert door het gemaal. Om het aanbod aan paling te bepalen zijn aanbodfuiken geplaatst. Schieraal welke is gevangen in de aanbodfuik is voorzien van een vin-clip. Om passage van paling te bepalen is een passagefuik achter de meest oostelijke pomp van het gemaal geplaatst. Om ook schade ten gevolge van passage door een gemaalpomp te bepalen is een zeer groot net gebruikt met een grove maaswijdte (om het water voldoende af te kunnen voeren). Op deze wijze is beschadiging ten gevolge van de fuik voorkomen. De migratie van schieraal nabij gemalen en sluizen ook bestudeerd met behulp van akoestische telemetrie. Dit is ook gedaan ter plaatse van het gemaal-sluiscomplex Duurswold. Uit het onderzoek bleek dat er drie routes aanwezig zijn voor uittrekkende schieraal, 1) via de pompen, 2) via spuien en 3) via “lekken”. De sluis is niet geheel waterdicht, deze lekt via kleine kieren en gaten. Dit is duidelijk te zien bij hoog water als het water naar binnen spuit via de zijkanten van de deur. In hoeverre de sluis onder water hermetisch afsluit, is onbekend, maar vermoed mag worden dat er kieren aanwezig zijn.

Figuur 5-30 Receivernetwerk Duurswold (witte markeringen betreffen receivers) (links), foto sluis en gemaal Duurswold (rechts)

Resultaten aanbodfuik In totaal zijn in de aanbodfuik slechts 107 vissen gevangen en 6 soorten. De kolblei was ook bij Duurswold de meest voorkomende vissoort (n=48) in de aanbodfuik. De paling is de enige diadrome soort (n=30) welke is aangetroffen in de aanbodfuik. Met uitzondering van 7 en 17 oktober is er tijdens elke meting minimaal 1 schieraal gevangen (figuur 5-30). Opvallend is dat de palingvangst te Duurswold voor 100% uit schieralen bestond. Er zijn geen gevinclipte palingen in de aanbodfuik bij Duurswold aangetroffen.

65

Resultaten passagefuik Bij de locatie Duurswold zijn in totaal 594 vissen gevangen, verdeeld over 13 soorten. In vergelijking met de andere locaties, is het totaal aantal vis in de passagefuik aan de lage kant. Ter plaatse is een grofmazige fuik gebruikt, waardoor kleinere soorten zoals grondels, driedoornige stekelbaars en juveniele harders niet tot nauwelijks zijn gevangen. De sprot was met 478 individuen goed voor 81% van de vangst. Op een monitoringsdag zijn er tevens drie rivierprikken (Lampetra fluviatilis) gevangen, welke alleen bij Duurswold gevangen zijn. In totaal vormde diadrome vis (paling, rivierprik, en spiering) 8% van de vangst.

Figuur 5-31 Aanbod (links) en passage paling (rechts) gemaal Duurswold

In totaal zijn er 33 palingen in de passagefuik gevangen (6%). Met een vangst van 21 palingen, 64% van de totale palingvangst, vormde 24 november een uitschieter op het totaalVerwijzen naar (figuur 5.31.). Evenals bij de aanbod metingen is er in de passagefuik alleen schieraal gevangen. In totaal zijn er 6 gevinclipte exemplaren (18%) in de passagefuik gevangen. Uit de metingen blijkt dat circa 20% van de schieralen via het gemaal Duurswold zwemt om richting zee te migreren. Akoestische telemetrie De migratie van schieraal nabij gemalen en sluizen is in 2014 – 2015 tevens bestudeerd met akoestische telemetrie. Dit is gedaan ter plaatse van de gemalen de Drie Delfzijlen en Duurswold. De laatste detectie van schieralen aan de binnenzijde is geanalyseerd in samenhang met de openingstijden van de sluis en het gemaal. Bij de studie naar palingmigratie ter plaatse van het gemaal Duurswold bleek dat er drie migratieroutes zijn, via het gemaal, via de spuisluis en via “lekken”. De sluis is op enige plekken “lek” d.w.z. dat er kleine gaten of kieren in de sluisdeur aanwezig zijn waar het water ongehinderd heen en weer kan lekken. Ter plaatse van het gemaal Duurswold gebruikte een deel van de palingen deze “lekken” als migratieroute (figuur 5-32). Het onderzoek laat zien dat individuele palingen verschillend gedrag kunnen vertonen bij passage van een zoet-zout gemaal of sluis. Tevens blijkt dat schieraalmigratie bij zoet-zout gemalen en locaties afhankelijk kunnen

66

zijn van het getijde aangezien aan een deel van de schieraal via “lekken” (via kleine lekkages in gemaal of sluis) naar zee migreert.

Figuur 5-32 Migratieroute paling 19412 via gemaal (links) en migratieroute paling 19405 via sluis (rechts).

67

6 Resultaten onderzoek vismigratieroutes Noorderzijlvestboezem

6.1 Resultaten windemigratie Noorderzijlvest boezem

Het onderzoek vismigratieroutes heeft tot doel te bepalen hoe winde en ruimtelijk gebruik maken van de Noorderzijlvestboezem. In het voorjaar van 2014 zijn 40 windes voorzien van een zender. In het najaar van 2014 zijn drie rivierprikken voorzien van een zender. Een rivierprik is waargenomen nabij de sluis van Dokkumer Nieuwe Zijlen. De andere twee prikken zijn verloren gegaan op het Lauwersmeer. Helaas is het niet gelukt genoeg rivierprikken te vangen in de jaren 2014 en 2015. Om de migratie van winde in de boezem te bepalen is met behulp van akoestische telemetrie bepaald waar de windes langsgaan en welk deel van de windes naar het Lauwersmeer zwemt. Alle 40 windes zijn waargenomen op de receivers en hebben het zenderen in het voorjaar van 2014 overleefd. In totaal zijn er 16 windes die vanuit het Peizerdiep meer dan 10 km hebben afgelegd richting de boezem. Van de 16 windes die de beeksystemen hebben verlaten zijn uiteindelijk 13 individuen in het Lauwersmeer waargenomen (figuur 6.1). Deze 13 windes zijn binnen een week richting het Lauwersmeer gezwommen. Twee windes zijn uiteindelijk 16 dagen in het Peizerdiep gebleven en een andere winde is 18 dagen in het Peizerdiep gebleven alvorens in korte tijd naar het Lauwersmeer te zwemmen. Daarnaast zijn twee van de andere windes waargenomen in het Lettelberterdiep en de Munnikesloot.

Figuur 6-1 Aantal individuele windes gedetecteerd bij receivers in Noorderzijlvestboezem

Individuele windes die richting het Lauwersmeer zijn gezwommen, hebben een aantal routes tot hun beschikking. Het is aan te bevelen te onderzoeken of er vaste migratieroutes zijn. Ruimtelijk ingrepen in het watersysteem kunnen dan beter beoordeeld worden inzake de impact op de migratie van winde in de boezem.

68

6.2 Resultaten analyse paaigebieden Winde

In overleg met het waterschap zijn ook de pittag detecties van de in 2012 gezenderde windes geanalyseerd. Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het project Living North Sea. In totaal zijn er in 2012 215 windes voorzien van een pittag. Van de 215 windes die in het onderzoek zijn uitgerust met een pittag, bleken in 2013, 92 individuen (43%) teruggekeerd naar de beeksystemen. In 2014 zijn er 152 (70%) windes teruggekeerd naar de beken. Van de 123 windes die in 2013 niet zijn gedetecteerd, zijn er in 2014 83 alsnog gedetecteerd. Het is onbekend waar deze windes in 2013 zijn geweest, wellicht hebben zij ergens anders gepaaid of misschien een jaar overgeslagen. Van de 215 windes zijn er in totaal 40 individuen niet meer gedetecteerd en deze zijn dan ook niet opgenomen in de analyses. Van de 12 windes die in het Dwarsdiep zijn getagged zijn er in 2013 negen individuen opnieuw bij de antennes gedetecteerd. De andere drie individuen waren afkomstig uit het Peizerdiep. In 2014 zijn er in totaal drie windes gedetecteerd bij de antennes. Twee individuen waren afkomstig uit Dwarsdiep, het andere individu was afkomstig uit het Peizerdiep. De twee in het Dwarsdiep afkomstige individuen zijn alle drie meetjaren teruggekeerd naar het Dwarsdiep en laten een hoge mate van locatiegetrouwheid zien. In het Peizerdiep zijn in 2012 in totaal 203 windes getagged. In 2013 zijn in totaal 83 windes in 2013 opnieuw gedetecteerd en 149 individuen in 2014. Van de vissen die getagged zijn in het Peizerdiep zijn er 70 individuen welke drie opeenvolgende jaren terugkeerden naar het Peizerdiep. In totaal zijn er 83 windes die twee keer naar het Peizerdiep zijn teruggekeerd. Veertig windes zijn niet waargenomen op de antennes en zijn waarschijnlijk dood of hebben elders een geschikt paaihabitat gevonden. Een winde is waargenomen op pittag-antennes in de Hunze en heeft hier twee opeenvolgende jaren gepaaid (mond. meded. P. Schollema).

69

7 Conclusie en discussie

7.1 Voorjaarsmigratie

7.1.1 Aanbod per jaar

Op basis van de monitoring aan de zeezijde wordt duidelijk dat bij Zwarte Haan veruit de meeste stekelbaars en glasaal gevangen wordt (tabel 7-1). Ook de locatie Noordpolderzijl was in 2014 een locatie waar veel stekelbaars en glasaal is gevangen. Deze bevindingen zijn overeenkomstig het vrijwilligersonderzoek (Wintermans 2015). De haven van Noordpolderzijl is in 2015 en 2016 gebaggerd en dit lijkt zijn weerslag te hebben op de aantallen vis ter plaatse. Op de locaties Drie Delfzijlen en Duurswold wordt aan de zeezijde (in de haven) zeer weinig stekelbaars gevangen. De aantallen gevangen stekelbaars in 2015 is op de meeste locaties beduidend minder dan in 2014. Waardoor dit veroorzaakt wordt, is onbekend. Jaarlijkse variaties kunnen hierbij een rol spelen, maar ook lokale invloeden zullen en/of kunnen hier een rol in spelen. Tabel 7-1 Samenvattende tabel vangstdata voorjaarspassages 2014 - 2016 van stekelbaars en glasaal. HD=Helsdeur, OO=Oostoever, ZH=Zwarte Haan, NPZ=Noorpolderzijl , SP=Spijksterpompen, 3D= Drie Delfzijlen en DU=Duurswold,

2014 (zee/boezem)

2015 (zee/boezem)

2016 (zee/boezem)

2014 (zee/boezem)

2015 (zee/boezem)

2016 (zee/boezem)

Locatie Methode Stekelbaars Stekelbaars Stekelbaars Glasaal Glasaal Glasaal

HD kruisnet / kruisnet

1,7 / 2,6 7,2/ 0,7 - 0,2 / 0,4 0,1 / 0,1 -

OO kruisnet / kruisnet

4,2 / 0,2 - - - - -

ZH kruisnet / fuik

228,8 / - 64,1 / - 7,4 / 338 7,5 / - 0,1 / - 1,2 / 27,2

NPZ kruisnet / fuik

86,5 / - 1,6 / - 5,1 / 17,8 8,3 / - 0,5 / - 3,5 / -

SP kruisnet / fuik

6,1 / - 0,7 / - 1,1 / 5 5,4 / - 0,4 / - 0,7 / -

3D kruisnet / kruisnet

- / 0,2 - / 0,1 0,01 / 0,2 5,3 / - 0,2 / - 1,3 / 0,2

DU kruisnet / kruisnet

0,3 / - 0,08 / - 0,05 / 58 0,1 / - 0,02 / - 0,05 / -

Het jaar 2015 was een slecht jaar inzake glasaal en stekelbaars en dit is op alle onderzochte locaties te zien. Het aanbod aan stekelbaars en glasaal fluctueert in hoge mate tussen de monitoringsjaren. Het is onbekend in hoeverre binnendijkse factoren, bijvoorbeeld geschikt paaihabitat, of buitendijkse invloeden als bijvoorbeeld de voedselrijkdom van de Waddenzee deze fluctuaties kunnen veroorzaken. Om de monitoring van de werking van de vispassages in het project Ruim Baan voor Vissen te begrijpen en optimaliseren is deze kennis van groot belang. Tot slot is het interessant om te vermelden dat er, uitgezonderd enkele uitschieters, op alle locaties weinig bot en spiering is gevangen. Dit ligt waarschijnlijk aan het feit dat botlarven en spiering met name in mei – juni gevangen worden, in dit onderzoek is met name in de maanden maart – april gemonitord.

70

7.1.2 Aanbod, getijde en vispassage

Uit de theoretische vergelijking is gebleken dat de locaties Oostoever, Zwarte Haan, Spijksterpompen en Noorpolderzijl een relatief vergelijkbare sterke getijdedynamiek kennen en dat juist op deze locaties een sterke relatie tussen getijde en migratie van de doelsoorten verwacht mag worden. De andere locaties kennen een minder sterke getijdedynamiek en naar verwachting komen de vissen richting de passage verspreid over het getijde. Uit de monitoring blijkt dat de relatie tussen getijde en kruisnetvangsten aan de zeezijde tussen locaties, op locaties tussen jaren en tussen soorten kan verschillen, (figuur 7-1, 7-2 en bijlage 16 en bijlage 17). Uit het voorjaarsonderzoek blijkt dat glasaal op locaties met een sterke getijdedynamiek voornamelijk opkomend water gebruikt om te migreren richting de vispassages. Het is derhalve van groot belang rekening te houden met de getijdecurve bij het ontwerp en beheer van een zoet-zoutvispassage. De relatie tussen stekelbaars en het getijde daarentegen is minder duidelijk. Stekelbaarzen lijken gebruik te maken van de gehele vloedcyclus om richting de passage te zwemmen en dit lijkt onafhankelijk van de locatie. Uit het kruisnetonderzoek blijkt dat de relatie tussen getijde en glasaal respectievelijk stekelbaars op locaties met een zwakkere getijdedynamiek minder duidelijk is. Beide soorten lijken de gehele vloedcurve te gebruiken om te migreren richting de passages. Hiermee moet rekening gehouden worden in het ontwerp en beheer van vispassages. In hoeverre stekelbaars en/of glasaal gebruik maakt van zowel de vloedcurve als de eb-curve is in dit onderzoek niet onderzocht. In estuaria is selectief getijdetransport een van de belangrijkste mechanismes in relatie tot vismigratie. Gedurende de getijcyclus kunnen vissen een beperkte tijd gebruik maken van de eb- of vloedstroom om te migreren in de gewenste richting (Gibson, 2004). Ook ter plaatse van vispassages kunnen vissen vaak maar een relatief beperkte tijd migreren van zout naar zoet, het zogeheten “window of opportunity” (Huisman, 2013). Veelal moeten ze daarbij over een zeer korte afstand de overschakeling maken van passief transport middels het getijde naar actieve migratie richting en door een vispassage. Echter, nabij estuariene vispassages kan dit mechanisme totaal anders functioneren door het gebrek aan getijdestroming, de zogeheten getijdedynamiek. Uit de bevindingen in dit onderzoek blijkt dat getijdetransport voor larvale vis als glasaal ook bij estuariene vispassages een belangrijk mechanisme is, op locaties met getijdedynamiek is de relatie tussen het aanbod en getijde sterker dan op locaties met minder getijdedynamiek. Echter, op plaatsen waar getijdedynamiek ontbreekt is een meer verspreid migratiepatroon van stekelbaars en glasaal waar te nemen. Dit kan inhouden dat de migratie van deze soorten op locaties met weinig getijdedynamiek deels verschuift naar de eb-cyclus. Wellicht worden in dergelijke situaties ook andere factoren als dag-nacht ritme belangrijker. Het is de verwachting dat zeer kleine larvale vis, zoals botlarve, relatief afhankelijker zal zijn van het getijde om van zout naar zoet te migreren dan stekelbaars. Dit kan inhouden dat zij niet tegen een zoetwaterstroom in kunnen en/of willen zwemmen. Er zal derhalve een afweging gemaakt moeten worden tussen duur van de werking van de vispassage, het binnenlaten van zout water en het visgedrag. Tevens moet met locatie specifieke

71

kenmerken goed rekening gehouden worden, bijvoorbeeld inzake de aanwezige getijdedynamiek. Indien hier geen rekening mee wordt gehouden, kan er een mismatch ontstaan tussen de voorkeur van de vis visgedrag en de werking van de vispassage. Het lijkt daarom aan te bevelen vispassages zo lang mogelijk operationeel te hebben in de getijdecyclus, zodat vissen op elke gewenst tijdstip en onder de meest optimale condities de locatie kunnen passeren en het predatierisico vermindert. De locatie Noordpolderzijl en Spijksterpompen zijn in de vloedcurve tijdelijk open. Het is derhalve de vraag in hoeverre glasaal en stekelbaars deze locaties kunnen passeren. Uit de monitoring blijkt dat er weinig glasaal en stekelbaars aan de binnenzijde gevangen wordt. Dit sterkt het vermoeden dat de passages “te kort” open staan.

Figuur 7-1 Theoretische curve hoeveelheid gevangen glasaal in de vloedcurve in uurblokken op estuariene locaties (links) en in havens met lage getijdedynamiek (rechts)

Waterstand polder

Driedoornige stekelbaars

Tijd (uurblokken)

Estuaria / Havens

Figuur 7-2 Theoretische curve hoeveelheid gevangen stekelbaars in de vloedcurve op locaties met een sterke en lage getijdedynamiek

De vispassages van de Drie Delfzijlen, Duurswold en de Helsdeur liggen in havens. Dit beïnvloedt de duur en kracht van de getijdestromingen. Het lijkt er derhalve op dat inzake het ontwerp en beheer van vispassages ook aandacht besteed moet worden aan de positie van het kunstwerk in het estuarium en hoe dit de getijdedynamiek beïnvloedt. Daarbij is speciale aandacht vereist voor de morfologie van de mudes. Hierbij is van belang of er bijvoorbeeld tijdens laag water ook water in de mude blijft staan en of de locatie gelegen is op einde van een estuariene geul of aan het begin alsmede of de locatie in het verlengde of haaks staat op de overheersende stroming in het estuarium. Dit laatste zou de lage aantallen vis in Delfzijl en nabij Spijksterpompen kunnen verklaren en de hogere aantallen vis op de locaties Zwarte Haan en Noordpolderzijl.

72

7.1.3 Voorjaarspassage op locaties

Uit de voorjaarspassagemetingen in 2016 (zie tabel 7-1) blijkt dat de passage van Zwarte Haan in het voorjaar goed lijkt te werken. De vispassage werkt volcontinu in het getijde en de verhouding tussen de kruisnetvangsten aan de buitenzijde en fuikvangsten aan de binnenzijde indiceren dat alle stekelbaarzen en glasalen die willen passeren ook daadwerkelijk kunnen passeren. Het is onduidelijk in hoeverre bot de passage goed kan passeren c.q. actief tegen de zoetwaterlokstroom wil inzwemmen. De vispassage van de Helsdeur blijkt ook goed te werken. Dit blijkt zowel uit het pittagonderzoek als uit het kruisnetonderzoek. Er is ter plaatse aan zowel de buitenkant als de binnenkant in vergelijkbare hoeveelheden bot aangetroffen. Dit doet vermoeden dat de passage ook voor larvale vis goed passeerbaar is. De Helsdeur is passief en het water mag vrijelijk van zoet naar zout stromen. Het migratiegedrag van de stekelbaars ter plaatse concentreert zich met name rondom gelijk water. Dit kan inhouden dat er andere factoren een rol spelen bij de passage van driedoornig stekelbaars. De vispassages in dit onderzoek vallen, wat betreft de zoet-zoutuitwisseling, uiteen in twee categorieën, vispassages waar alleen zoet water richting zee stroomt en vispassages waar ook zeewater naar binnen mag stromen. Op basis van dit onderzoek kan niet gezegd worden dat een van beide categorieën beter werkt. Het vermoeden bestaat echter dat de technische passages, welke alleen zoet water richting zee verpompen, minder goed passeerbaar zijn voor de zwakste zwemmers als botlarven. De vispassages van Noordpolderzijl en Spijksterpomen lijken nog niet optimaal te werken. Aan de binnenkant wordt weliswaar stekelbaars gevangen maar gezien de vangsten aan de zeezijde zou er meer stekelbaars gevangen moeten worden. Daarbij moet vermeld worden dat de haven van Noordpolderzijl is gebaggerd in 2015 en 2016, dit kan de metingen negatief hebben beïnvloed. De vispassage werkt middels hogere waterstanden in de spuikom (voor meer informatie omtrent deze passage zie bijlage 14). Uit een nadere analyse van de waterstanden aan weerszijden van het gemaal, dat de passage niet alle getijden werkt waarin dit wel zou kunnen (let op: deze passage is getijde-afhankelijk).

73

Figuur 7-3 Een stekelbaars, hij is er bijna. De waterstand in de polder is (0,36 – m NAP) en is lager dan op het Wad (+0.52 m NAP), nog even wachtten?

Ter plaatse van de passage van Spijksterpompen is met het kruisnet nauwelijks stekelbaars en glasaal aan de binnenzijde gevangen. Op basis van veldobservaties lijkt het erop dat de schuif aan de binnenzijde te snel dichtgaat en vissen niet genoeg tijd hebben om richting de polder te zwemmen. Men kan ter plaatse van Noordpolderzijl en Spijksterpompen nader onderzoek uitvoeren inzake de passeerbaarheid van de passages door glasaal en stekelbaars te merken. Het is dan ook aan te bevelen de monitoring in elk geval nog een jaar te herhalen. De aantallen stekelbaars die bij de Drie Delfzijlen en Duurswold gevangen worden zijn laag, vergeleken met andere locaties. Er zijn achter de passage van de Drie Delfzijlen weliswaar stekelbaars en glasaal gevangen maar opnieuw in lage aantallen. Aangezien er ter plaatse van de vispassages Duurswold en Drie Delfzijlen zeer weinig vis is gevangen is het lastig om een uitspraak te doen over de functionaliteit van de passage. De enige zoet-zoet vispassage in het onderzoek, de passage Balgdijk, lijkt goed te werken, ook voor witvis. In het onderzoek zijn twee sluizen opgenomen namelijk Lauwersoog en Duurswold. Beide worden visvriendelijk beheerd. Uit het onderzoek ter plaatse van beide sluizen blijkt dat visvriendelijk schutten voor larvale vis goed kan werken, mits de openingsduur lang genoeg is. Welke tijdsduur dit precies moet zijn kan, met dit onderzoek niet vastgesteld worden. Op basis van de metingen ter plaatse van de Cleveringhsluizen lijkt glasaal en stekelbaars een voorkeur te hebben voor vismigratievriendelijk sluisbeheer in de vloedcyclus. Het kan echter niet gesteld worden dat vismigratievriendelijk sluisbeheer met de eb-curve niet nodig is. Het bepalen van de werking van vispassages is een uitdagende materie waarbij rekening gehouden moet worden met verschillende soorten, levensstadia, wisselende omstandigheden, etc. In dit onderzoek is gefocust op de input van een vispassage, middels kruisnet en/of fuikmetingen en (deels) op de output, ook middels kruisnet en/of fuikmetingen. Dit is een black-box benadering die helaas niet de mogelijkheid biedt om het gedrag van vissen in en rondom de passage te onderzoeken. Wel is een aantal

74

telemetriestudies uitgevoerd op basis waarvan men op individueel niveau het gedrag is bestudeerd. In hoeverre dit gedrag representatief is voor de totale migrerende populatie is overigens niet altijd duidelijk (Baras & Jeandrain, 1998). De resultaten uit de uitgevoerde telemetrieonderzoeken lijken de resultaten in het conventionele onderzoek met fuiken en kruisnetten in ieder geval te ondersteunen. Op basis van de telemetriestudies bij de Helsdeur kan men concluderen dat stekelbaarzen gebruik maken van een relatief korte periode in het getijde om de vispassages te passeren bij opkomende getij, rondom gelijk water. Dit kan duiden op een voorkeur voor relatief zwak stromende vispassages dan wel oriëntatie op water afkomstig uit het binnenland. Daaraan voorafgaand heeft de passage zoet water geloosd, waarschijnlijk met een afnemende stroomsnelheid door het opkomende getij. Zodra de stroming eruit is, trekt de stekelbaars naar binnen. De vispassages zijn veelal ontworpen ten behoeve van de doelsoorten paling en stekelbaars. Indien deze soorten kunnen passeren dan wordt er vanuit gegaan dat alle soorten de locatie kunnen passeren. Echter, in dit onderzoek is niet of nauwelijks gekeken naar de migratie van bijvoorbeeld botlarven dan wel de migratie van zoetwatervis. Met name de migratie van botlarven is daarbij van belang, zij behoren tot de categorie der zwakste zwemmers die de zoet-zout passages moeten kunnen passeren. De ervaring van de afgelopen jaren leert dat beheer en operationeel houden van de vispassages een uitdagende klus is. Een aantal vispassages lag regelmatig in storing voor kortere of langere tijd. In hoeverre hier ontwerp en realisatie aan ten grondslag liggen is niet onderzocht. Daarnaast zijn sommige vispassages afhankelijk van het naastgelegen kunstwerk. De vispassage Zwarte Haan werkt bijvoorbeeld niet als het veel regent en het gemaal moet malen, de buis van de vispassage sluit namelijk aan op een van de pompkokers. Met name in het voor- en najaar staat de vispassage derhalve veelvuldig uit. In hoeverre dit effect heeft op beoogde migratie van diadrome vissen is onbekend. 7.2 Najaarsmigratie

Aanbod Het aantal gevangen vissen in de aanbodfuiken is voor de locaties Zwarte Haan, Noordpolderzijl en Spijksterpompen is laag. Diadrome soorten vormden 28% tot 50% van de vangsten. Het aantal palingen (schieraal en rode aal) dat is gevangen in de aanbodfuik in 2016 is overal aan de lage kant. Uit gesprekken met lokale beroepsvissers en uit contacten met andere monitoringsonderzoeken aan de Waddenkust, bleek dat het aanbod aan schieraal in 2016 overal in de polders aan de Waddenkust laag was. Wellicht is de uittrek van schieraal pas later (of eerder) in het jaar op gang gekomen. Echter, de monitoring heeft van medio september tot en met medio november plaatsgevonden. De maanden augustus en september 2016 waren droog en warm en de maanden (eind) september, oktober en november waren koel en nat. Naar verwachting waren de klimatologische omstandigheden niet beperkend in het onderzoek.

75

Tabel 7-2 Resultaten najaarsmonitoring 2016

Er zijn duidelijke verschillen tussen de locaties ten aanzien van het aanbod aan schieraal en overige aal. Ter plaatse van de locatie Zwarte Haan is bijzonder weinig schieraal in de aanbodfuiken gevangen. Het is onduidelijk welke redenen hieraan ten grondslag liggen. In de aanbodfuik van Duurswold is geen rode aal gevangen. Dit is een duidelijk verschil met de andere locaties. Passage Uit de data van de passagefuiken blijkt dat op ter plaatse van Zwarte Haan, Noordpolderzijl en Spijksterpompen voornamelijk rode aal in de passagefuik is gevangen. Uit het onderzoek blijkt tevens dat schieraal de passages niet of nauwelijks gebruikt. In de passagefuik achter de vispassage van Noordpolderzijl zijn een paar schieralen gevangen. In de passagefuik ter plaatse van Zwarte Haan en Spijksterpompen zijn geen palingen gevangen. Waarschijnlijk verlaten de schieralen de boezem via het gemaal, in plaats van gebruik te maken van een continue kleine lokstroom van de vispassage. Wellicht is voor uittrekkende schieraal een continue kleine, zeewaartse zoete lokstroom minder aantrekkelijk dan een kortere, grotere zoete lokstroom (in casu het gemaal). Opvallend is ook het hoge percentage estuariene vis, met name harder, dat gevangen is in de passagefuik te Noordpolderzijl en Zwarte Haan. Uit de resultaten van de passagemetingen blijkt dat met name driedoornige stekelbaars gebruik maakt van de passage. Uit de telemetrische onderzoeken blijkt ook dat veel schieralen gemalen gebruiken om richting zee te migreren. Echter, uit telemetrische onderzoeken blijkt dat schieralen ook

76

gebruik kunnen en willen maken van kleine zoet-zoute-lekkages in gemalen en sluizen om te migreren van zoet naar zout. Wellicht kan van dit principe gebruik gemaakt worden om uittrek van schieraal te verbeteren. Echter, uit het najaarsonderzoek blijkt dat het gebruik van rinketten niet per se een goede oplossing hoeft te zijn, ter plaatse van de Stontelerkeersluis blijkt dat paling niet stroomopwaarts via rinketten richting zee wil zwemmen. De rinketten sluiten aan op lange pijpen die uitkomen in de sluis. Dit betreft echter zoet water, wellicht reageert de schieraal op toenemende saliniteit van het water. Sommerend kan gesteld worden dat schieraal niet of nauwelijks migreert richting zee via de kleine lokstromen van de vispassages. Deze realisatie is belangrijk ten aanzien van de discussie aangaande de installatie van visvriendelijke pompen. De installatie van visvriendelijke pompen, zoals bij het gemaal Zwarte Haan, is dan ook aan te bevelen. Om schieraalmigratie in het najaar beter te faciliteren kan men ook overwegen op de locatie opzettelijk een beetje zout water te laten lekken. Een totale oplossing voor een totaal veilige uittrek van schieraal zal waarschijnlijk uit een palet van maatregelen moeten bestaan. 7.3 Vismigratieroutes

De individuele windes in dit onderzoek hadden een hoge mate van locatietrouw aan de twee beeksystemen, Peizerdiep en het Dwarsdiep. De aantallen windes die elke keer terugkeerden naar het Peizerdiep waren relatief hoog. In dit onderzoek is vooraf aangenomen dat met name het Peizerdiep een belangrijk paaihabitat is voor de winde. Uit de detecties blijkt tevens dat een ander deel van de windes relatief dicht bij het Peizerdiep blijft. De vervolgvraag die gesteld kan worden is waar de windes naar toe zwemmen nadat zij hebben gepaaid in het voorjaar. Dit is met behulp van akoestisch telemetrie onderzocht en daaruit blijkt dat een aanzienlijk deel van de windes richting het Lauwersmeer migreert. Dertien windes, die in het Peizerdiep zijn getagged, zijn al vrij snel richting het Lauwersmeer gemigreerd. Een aantal is zelfs vlak voor de sluizen van Lauwersoog waargenomen. Dit toont aan dat de Reitdiep-systeem door een deel van de winde-populatie in zijn geheel wordt benut. Ingrepen in een rivier-boezemsysteem die de integraliteit van dergelijke systemen aantast (zoals het bouwen van barrières als gemalen en stuwen) kan van grote invloed zijn op de migratie van de winde en andere potadrome soorten. .

77

8 Aanbevelingen

Aanbevolen wordt om: • Nader onderzoek te doen naar de verhoudingen tussen aanbod en passage van vis

in het gehele getijde, inclusief de eb-curve, en de relatie van getijdemigratie met dag-nacht ritmes.

• Een of meerdere locaties jaarrond te monitoren. Onbekend is hoe het aanbod en passage van soorten per seizoen verloopt.

• Glasaal en stekelbaars op meerdere locaties te merken, met behulp van nieuwe telemetrische en/of kleurtechnieken, om succes in aanbod en passage te bepalen en om aanbod en passage direct te bepalen.

• Nader onderzoek te doen specifiek naar het migratiegedrag van botlarven als representant van de zwakste zwemmers, ook in relatie met verschil tussen actief-technische vispassages die zoet water verpompen en passieve vispassages.

• Te onderzoeken in hoeverre de openingstijden van de vispassages Noordpolderzijl en Spijksterpompen verlengd kan worden.

• Het is aan te bevelen te bekijken in hoeverre schieralen op een veilige manier via de zeegemalen kunnen uittrekken/ dan wel of de bestaande passages voor uittrek kunnen worden geoptimaliseerd.

• Te onderzoeken hoe lang een sluis moet openstaan. Bij Lauwersoog en Duurswold blijkt dat het kort openzetten van de sluisdeuren larvale vis de kans geeft te passeren. De vangstgegevens van Lauwersoog lijken er op te duiden dat de duur van de opening van belang is.

• De aanbod en passage-monitoring met behulp van studenten voort te zetten. Om de relatie tussen het aanbod en passage beter te kunnen inschatten is het van belang ook de jaarlijkse fluctuaties in het aanbod te kunnen bepalen.

• Te onderzoeken in hoeverre schieralen op zoet-zout locaties middels zoute “lekstromen” in hun zeewaartse migratie geholpen kunnen worden.

• De locatie Drie Delfzijlen en Duurswold betreffen locaties met, gezien de monitoringsinspanning, zeer lage aantallen. Over de oorzaken hiervan wordt veel gespeculeerd. Nader onderzoek naar de oorzaken hiervan is aan te bevelen.

78

9 Communicatie en uitgebrachte rapporten

9.1 Communicatie

In overleg met de partners zijn gedurende de uitvoering van het onderzoek communicatiekansen benut. Onderstaand is een korte puntsgewijze samenvatting van uitgevoerde communicatie weergegeven. • Artikel in dagblad de Volkskrant ( 16 maart 2014) • Aflevering Vroege Vogels, niet uitgezonden i.v.m. met ontbreken rivierprikken

(maart 2014) • Assistentie i.r.t. documentaire Stichting de Noordzee, 2015 • Interview Radio 2 inzake palingmigratie, 2015 • Persbericht Hengelsportfederatie Mid-West onderzoek vispassage Helsdeur (Mei 2014) • Fish Passage Conference 2015, Groningen, organisation of session and excursion • Excursion Fish Passage Conference 2015 • Artikel Bionieuws “Paling migreert via kanaal”, 2015 • Excursie Noord Duitsland, bezoeken Duitse waterschappen en zoet-zout locaties onder begeleiding NLWKN en LAVES, 2016. • Krantenbericht Leeuwarder Courant 2016 • Radio interview Omrôp Fryslân, 2017 • Presentatie Zoet-Zout-dag Programma Rijke Waddenzee, maart 2017 9.2 Rapportages en overige activiteiten Ruim Baan voor Vissen

• Onderzoeksplan vismigratieroutes en de effectiviteit van zoet-zout vispassages in de waddenregio, 2013

• Voorjaarsverslag Ruim Baan voor Vissen Onderzoeken 25 en 26, 2014 • Voorjaarsverslag Ruim Baan voor Vissen Onderzoeken 25 en 26, 2015 • In totaal 19 rapporten van studenten op MSc- en BSc-niveau alsmede enkele MBO-

afstudeerders. - (de Ruijter, 2014) - (Lamboo, 2015) - (Sonten, 2016) - (Keuzekamp, 2015) - (Lang, 2016) - (Bouwman, 2015) - (de Jong, 2015) - (Lodder, 2015) - (Ouwerkerk, 2015)

- (Nouta, 2014) - (van Gemert, 2015) - (Landstra, 2015) - (Fokker, 2016) - (Jacobs, 2014) - (Burtonshaw, 2015) - (Kalt, 2014) - (Bangma, 2016) - (Kroon, 2015)

- (Duursema, 2017) • Excursie HVHL i.s.m. aantal Ost-Friese Wasserbehörden, 2014 • Vergadering en Excursie HVHL en NLWKN, 2015 • Overleg gebiedscoöperatie Untere Ems “Fische und Schöpfwerke, 2015 • Excursie vispassages in Ost-Friesland i.s.m. HVHL en Noordelijke waterschappen, 2016 • Excursie Wasserbehörde Norden i.sm. Hunze en Aa’s, 2016

79

10 Literatuurlijst

Bangma, T., Burgler, Fokko,. (2016). Van zout naar zoet komt dat wel goed? Een

onderzoek naar de omgevingsvariabelen die bijdragen aan het passagesucces van de driedoornige stekelbaars (Gasterosteus aculeatus) en glasaal (Anguilla anguilla) en het beheer van de vispassage op de locaties Noorpolderzijl en Spijksterpompen. Van Hall Larenstein Applied Sciences University.

Baras, E., & Jeandrain, D. (1998). Evaluation of surgery procedures for tagging eel Anguilla anguilla (L.) with biotelemetry transmitters Advances in Invertebrates and Fish Telemetry (pp. 107-111): Springer.

Bos, A. R. (1999). Tidal transport of flounder larvae (Platichthys flesus) in the Elbe River, Germany. Arch. Fish. Mar. Res, 47(1), 47-60.

Bouwman, S. (2015). Vismonitoringsonderzoek Balgdijk, onderzoek naar het visaanbod en de efficiency van de vispassage bij gemaal Balgdijk in het voorjaar van 2015. Van Hall Larenstein Applied Sciences University.

Burtonshaw, B., IJlstra, Ronald. (2015). Vispassages bij de gemalen Spijksterpompen en Noordpolderzijl, een veld- en beleidsmatig onderzoek naar de effectiviteit van deze vispassages. Van Hall Larenstein Applied Sciences University.

Commission, E. (2007). Council Regulation (EC) No 1100/2007 of 18 September 2007 establishing measures for the recovery of the stock of European eel.

Creutzberg, F. (1963). The role of tidal streams in the navigation of migrating elvers (Anguilla vulgaris Turt.) Orientierung der Tiere/Animal Orientation (pp. 118-127): Springer.

de Jong, J., Kuipers, Krijn. (2015). Ecologisch onderzoek vismigratie, Waddenzee voorjaar 2015. Van Hall Larenstein Applied Sciences University, Nordwin College.

de Ruijter, T., Schalk, Peter, . (2014). Visvriendelijk beleid op de gemalen De Drie Delfzijlen en Duurswold. Van Hall Larenstein Applied Sciences University.

Dekker, W., van Willigen, JA. (2000). De glasaal heeft het tij niet meer mee. RIVO rapport C, 55.

Duursema, F., Quijs, Remco,. (2017). Vismigratie onderzoek Balgdijk, Een onderzoek naar de effectiviteit van de vispassage in gemaal Balgdijk. Van Hall Larenstein Applied Sciences University.

European Commission. (2000). Directive, W. F. (2000). EU Water framework directive. Directive 2000/60/EC. Common Implementation.

Fokker, R., Feunekes, Gert. (2016). Vismigratie naar het Lauwersmeer, een vismigratieonderzoek naar de effectiviteit van de R.J. Cleveringhsluizen als zoet-zout passage en de effecten op passagemogelijkheid in het achterland. Van Hall Larenstein Applied Sciences University.

Forward Jr, R. B., A Tankersley, Richard, Reinsel, Kathleen A. (1998). Selective tidal stream transport of spot (< i> Leistomus xanthurus</i> Lacepede) and pinfish [< i> Lagodon rhomboides</i>(Linnaeus)] larvae:: Contribution of circatidal rhythms in activity. Journal of Experimental Marine Biology and Ecology, 226(1), 19-32.

Gibson, R. (2004). Go with the flow: tidal migration in marine animals - Migrations and Dispersal of Marine Organisms.

Greene, K. E., Zimmerman, J. L., Laney, R. W., & Thomas-Blate, J. C. (2009). Atlantic coast diadromous fish habitat: a review of utilization, threats, recommendations for conservation, and research needs. Atlantic States Marine Fisheries Commission Habitat Management Series(9), 464.

Hartman A, V. R. T., Tudorache C. (2010). Ruim Baan voor Vissen in het Waddengebied. Huisman, J. B. J. (2012). Projectplan Ruim Baan voor Vissen, Werkpakket 2 Onderzoek.

80

Huisman, J. B. J. (2013). Onderzoeksplan vismigratieroutes en effectiviteit vispassages in de Waddenregio.

Jacobs, B., Willems, Ben. (2014). Evaluatie van de vispassages bij gemalen Noordpolderzijl en Spijksterpompen. Van Hall Larenstein Applied Sciences University.

Jager, Z. (1999). Selective tidal stream transport of flounder larvae (Platichthys flesusL.) in the Dollard (Ems Estuary). Estuarine, Coastal and Shelf Science, 49(3), 347-362.

Kalt, N., de Vries, Izaak. (2014). Vismonitoringsrapport Zwarte Haan en Roptazijl, rapportage over het visaanbod en efficiency van de vispassage bij de gemalen Zwarte Haan en Roptazijl in 2014. Van Hall Larenstein Applied Sciences University.

Keuzekamp, E. (2015). The journey must go on, the downstream migration of the silver eel at a pumping station. Van Hall Larenstein Applied Sciences University, Wageningen University and research Centre/Aquaculture and Fisheries.

Kroes, M. J., & Monden, S. (2004). Vismigratie handboek - een handboek voor herstel in Vlaanderen en Nederland.

Kroon, R., Witteveen, Kelly. (2015). De migratie van stekelbaars en glasaal bij Ropta. Van Hall Larenstein Applied Sciences University.

Lamboo, R., Martens, Teun. (2015). Onderzoek naar de efficiency van de vispassages bij gemaal de Drie Delfzijlen en Duurswold. Van Hall Larenstein Applied Sciences University.

Landstra, F., Venema, Pieter-Wytze,. (2015). Vismigratie van en naar het Lauwersmeer, effectiviteit van het visvriendelijk beheer van de Cleveringhsluizen voor de migratie van vislarven & migratiemogelijkheid voor driedoornige stekelbaars bij vispassage Esumakeeg. Van Hall Larenstein Applied Sciences University.

Lang, F., Mulder, Tom. (2016). Van Diadroom tot werkelijkheid, onderzoek naar de effectiviteit van de vispassages bij Roptazijl en Zwarte Haan. Van Hall Larenstein Applied Sciences University.

Lodder, T. (2015). Individual consistency in the spawning migration of Ide (Leuciscus idus). Van Hall Larenstein Applied Sciences University, Wageningen University and research Centre/Aquaculture and Fisheries.

Lucas, M. C., Baras, Etienne, Thom, Timothy J, Duncan, Annie, Slavík, Ondrej. (2001). Migration of freshwater fishes: Wiley Online Library.

Moriarty, C., & Dekker, W. (1997). Management of the European eel (0332-4338). Retrieved from

Nouta, R. (2014). Onderzoek naar de vispasseerbaarheid van de vispassages bij Den Helder, onderzoek naar aanbod en passage van driedoornige stekelbaars bij het gemaal De Helsdeur en de spuisluis Oostoever in het jaar 2014. Van Hall Larenstein Applied Sciences University.

Ouwerkerk, K. (2015). Vismonitoringonderzoek bij gemaal De Helsdeur, onderzoek naar het visaanbod en efficiency van de vispassage bij gemaal De Helsdeur in Den Helder tijdens het voorjaar 2015. Van Hall Larenstein Applied Sciences University.

Sohel, S., & Lindström, K. (2015). Algal Turbidity Reduces Risk Assessment Ability of the Three‐Spined Stickleback. Ethology, 121(6), 548-555.

Sonten, L., Dijkstra, Menko. (2016). An evalution of the fish passes at the pumping stations Duurswold and De Drie Delfzijlen (the Netherlands). Van Hall Larenstein Applied Sciences University.

van Gemert, R. (2015). Three-spined stickleback migration through a Dutch coastal fish fishway. Van Hall Larenstein Applied Sciences University, Wageningen University and research Centre/Aquaculture and Fisheries.

81

Walker, J. A. (1997). Ecological morphology of lacustrine threespine stickleback Gasterosteus aculeatus L.(Gasterosteidae) body shape. Biological Journal of the Linnean Society, 61(1), 3-50.

Winter, H., Griffioen, AB, van Keeken, OA. (2014). De Vismigratierivier: Bronnenonderzoek naar gedrag van vis rond zoet-zout overgangen. Retrieved from

Wintermans G.J.M, & Jager, Z. (2001). Verslag visintrek Waddenzeekust voorjaar 2001. Retrieved from Texel:

Wintermans, G. J. M., & Jager, Z. (2003). Verslag visintrek Waddenzeekust voorjaar 2003. Retrieved from Finsterwolde:

Zompola S, K. G., Koutsikopoulos C, Cladas, Y. (2008). Temporal patterns of glass eel migration (Anguilla anguilla L. 1758) in relation to environmental factors in the Western Greek inland waters. Estuarine, Coastal and Shelf Science, 80(3), 330-338.

82

11 Bijlage Schema uitvoering onderzoek

Tabel 12-3 Schema Onderzoek Vispassages (Oz25)

Locaties Contact Waterschap/ Onderwijs

Uitvoering Doelsoort Methode Type Jaar Seizoen Bijzonderheden Leerpunten

Studenten Derden HD 1 Rik Beentjes Rob van

Gemert WU VisAdvies 3D Pittag Msc afstuderen 2014 Voorjaar Driedoornige

stekelbaars migreert overdag en bij opkomend tij door de passage De passage lijkt gezien de monitoringsresultaten in 2015 goed passeerbaar voor glasaal.

HD + OO 1+2

Rik Beentjes André Eshuis MKdt/KZM Reinder Nouta MKvt Sven Bouwman Kevin Ouwekerk

Studenten 3D, glasaal

Kruisnet/fuik Kruisnet/fuik

Bsc Afstuderen Bsc Stage Bsc Afstuderen Bsc Afstuderen

2014 2014 2015 2015

Voorjaar Water kan zeer helder zijn op locatie HD OO vaak in storing

Stekelbaars lijkt met name halverwege het getijde aan te komen

HD + BD 1+3

Rik Beentjes Sven Bouwman Kevin Ouwekerk

Beroepsvisser, locatie Balgdijk

3D Kruisnet/fuik Kruisnet/fuik

Bsc Afstuderen Bsc Afstuderen

2015 2015

Voorjaar Weinig driedoornige stekelbaars, veel witvis waaronder ook grote witvis

HD + BD 1+3

Rik Beentjes Frank Duursema, Remco Oostvaar

Beroepsvisser, locatie Balgdijk

3D Kruisnet/fuik Kruisnet/fuik

Bsc stage 2016 Voorjaar

LE 4 Rik Beentjes Beroepsvisser / VHL

beroepsvisser Schieraal fuik - 2014 Najaar Schieraal migratie via de rinketten lijkt geen

goede oplossing ZH 6 Allix

Brenninkmeijer Izaak de Vries Nico Kalt

Studenten 3D, glasaal

Kruisnet aanbod Bsc Afstuderen Bsc Afstuderen

2014 2014

Voorjaar - Glasaal en stekelbaars veruit meest abundant. Met name driedoornige stekelbaars in grote hoeveelheden

ZH 6

Allix Brenninkmeijer

Ramela Kroon Kelly Witteveen Krijn Kuipers Jelle de Jong

Studenten 3D, glasaal

Kruisnet aanbod Bsc Afstuderen Bsc stage MBO Afstuderen MBO afstuderen

2015 2015 2015 2015

Voorjaar In 2015 vanwege werkzaamheden nauwelijks gemonitoordgemonitord.

-

ZH 6

Allix Brenninkmeijer

Tom Mulder Florian Lang

Studenten 3D, glasaal

Kruisnet/fuik

Bsc Afstuderen

2016 Voorjaar

LA 7 Jasper Schut Pieter Wytze Venema Florian Landstra………

Studenten Larvale vis

Fuik/ kruisnet Bsc Afstuderen Bsc Afstuderen

2015 2015

Voorjaar Larvennetten werken goed

Veel sprot, visvriendelijk schutten lijkt alle larvale vis die voor de deur aanwezig naar binnen te krijgen

LA 7 Edwin vd Pouw Kraan

Gert Feunekes Robin Fokker

Studenten Larvale vis

Fuik/ kruisnet Bsc Afstuderen Bsc Afstuderen

2016 Voorjaar Relatief weinig bemonsterd

NPZ + SP 8+9

Jasper Schut/Roy van Hezel

Ben Willems KZM Bram Jacobs KZM Belinda Burtonshaw Roland IJlstra

Studenten 3D, glasaal

Kruisnet Kruisnet Kruisnet/ fuik Kruisnet/ fuik

Bsc Afstuderen Bsc Afstuderen Bsc Afstuderen Bsc Afstuderen

2014 2014 2015 2015

Voorjaar Baggeren in de haven gedurende twee weken In 2014 en 2015

NPZ + SP 8+9

Edwin vd Pouw Kraan

Tom Bangma Fokko Burgler

Studenten 3D, glasaal

Kruisnet/ fuik Bsc Afstuderen Bsc Afstuderen

2016 Voorjaar

3D + DU 10 + 11

Jasper Schut Peter Paul Schollema

Evelien Keuzekamp

Imares Schieraal AkkoestischAkoestisch tagging

Onderzoek/WUR Sept 2014 – Mrt 2015

Najaar

3D + DU 10+11

Peter Paul Schollema Jasper Schut

Peter Schalk KZM Tim de Ruijter KZM Teun Martens Robert Lamboo

Studenten 3D, glasaal

Kruisnet 3Delfzijlen fuik Duurswold Kruisnet 3Delfzijlen fuik Duurswold

Bsc Afstuderen Bsc Afstuderen Bsc Afstuderen Bsc Afstuderen

2014 2014 2015 2015

Voorjaar Passage in 2014 en 2015 niet gereed

2015 beduidend minder stekelbaars en glasaal

83

3D + DU 10+11

Peter Paul Schollema Edwin vd Pouw Kraan

Tom Bangma Fokko Burgler

Studenten 3D, glasaal

Kruisnet 3Delfzijlen fuik Duurswold Kruisnet 3Delfzijlen fuik Duurswold

Bsc Afstuderen Bsc Afstuderen Bsc Afstuderen Bsc Afstuderen

2014 2014 2015 2015

Voorjaar

3D + DU + NPZ + SP 10+11

Peter Paul Schollema Edwin vd Pouw Kraan

Wiebe Kolkman Sam Huijgen

Studenten Altenburg en Wymenga

schieraal Aanbodfuik en passagefuik

Bsc stage 2016 Najaar

Analyse meerdere locaties 2014

VHL / WU Tania Timmer WU

Studenten 3D, glasaal

Msc afstuderen 2014 Voorjaar

84

12 Bijlage Korte beschrijving per locatie

Locatie de Helsdeur (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) Gemaal de Helsdeur ligt in Den Helder en is het belangrijkste boezemgemaal en spuicomplex van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). De Helsdeur is het eindpunt van het Noordhollandsch Kanaal dat van Amsterdam tot aan Den Helder loopt. De Helsdeur regelt het peil voor de Schermerboezem, een gebied van ruim 80.000ha (inclusief polders) met ca. 1800ha open boezemwater. Via de Helsdeur en het Noordhollandsch Kanaal wordt het water van dit boezemgebied afgevoerd naar de Waddenzee. Naast het op peil houden van de Schermerboezem (-0,5m NAP) heeft het gemaal ook een belangrijke functie in de bestrijding van de verzilting. Bij Schardam aan het Markermeer zit het belangrijkste inlaatpunt van zoet water. Het gemaal is voorzien van een vispassage. Deze bevindt zich in de meest westelijke spuikoker. De vispassage bestaat uit vier openingen in een terugslagklep (figuur 12). Bij een geopende spuischuif mag het water via deze openingen in en uit stromen. De vispassage is derhalve 24h werkzaam, behalve als er gemalen en/of gespuid moet worden. De stroomsnelheid in de passage varieert sterk met de hoogte van het getijde. Aan de boezemzijde van het gemaal bevindt zich een zoutscherm (zie figuur 13) dat er voor zorgt dat bij afvoer als eerste de zoute waterlaag wordt afgevoerd.

Figuur 13-1 Links: brievenbussen in gemaalklep De Helsdeur en rechts: schets van doorsnede gemaal De Helsdeur met vispassage. 1: terugslagklep met brievenbussen; 2: spuischuif met aangepaste hoogte;3: zoutscherm met in het blauw de doorgang voor stekelbaars.

Oostoever (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) De spuisluis Oostoever verzorgt de afwatering van de Amstelmeerboezem, een gebied van ca. 24.000ha, waarvan ca. 1850ha open water. De sluis loost bij laag water het water via een ondiepe wadgeul, direct op het wad (figuur 13). Er zijn vier spuikokers aanwezig waarvan er twee voorzien zijn van voortstuwers (van ieder 12 m3/min) die bij opkomend water kunnen worden ingezet om iets langer tegen de vloed in te kunnen lozen. De spuischuiven van de spuisluis zijn 5,4 meter hoog en 5,1 meter breed. Daarnaast zijn per koker 2 sets wakerdeuren aanwezig achter de spuischuif. De vispassage bij Oostoever bevindt zich in de oostelijke spuikoker en maakt gebruik van de aanwezige wakerdeuren welke met behulp van een pomp worden gebruikt als een schutsluis (figuur 13). Hierdoor kan de waterstand tussen de 2 sets wakerdeuren geregeld worden. Nadat er een uur lang een lokstroom heeft gestroomd wordt de spuischuif gesloten en worden de pompen in de achterste set wakerdeuren stilgezet. De pompen zullen het water in de spuisluis

85

wegpompen richting de boezem om zo, door de grotere waterdruk van de boezem, de binnenste wakerdeuren te openen. De vis heeft een half uur de tijd om de spuisluis te verlaten waarna het proces weer van vooraf aan begint. De vispassage werkt derhalve een groot gedeelte van het getijde en in cyclus van 1,5 uur. Uit een stroomsnelheidsmeting is gebleken dat de lokstroom zich voornamelijk in de bovenste waterkolom bevindt. Dit wordt veroorzaakt door het dichtheidsverschil tussen het zoet boezemwater en het zoute zeewater. Na een flinke spui is dit effect minder merkbaar. De sterkste stroming is gemeten op 0,5 m onder het wateroppervlak. In 2015 is vanwege storingen in het systeem van de vispassage besloten de cyclus aan te passen. De spuischuif wordt bij opkomend water ca. 15 minuten opgehouden totdat de wakerdeuren als gevolg van de waterdruk vanuit zee sluiten. In 2017 wordt geprobeerd deze periode wat te verlengen met een kleine technische aanpassing.

Figuur 13-2 Foto spuikoker met twee wakerdeuren en pompen Oostoever (links) en foto uitwaterende wadgeul Oostoever

(rechts)

Balgdijk (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) Het gemaal Balgdijk verzorgt het waterbeheer in het westelijke deel van de Annapaulownapolder, een gebied van bij na 1800ha, waarvan ca. 80ha open water. Het gemaal slaat zoet polderwater uit op de brakke Amstelmeerboezem. De vispassage (figuur 14) genereert een zoete stroom om vissen te lokken die in het vroege voorjaar naar de polder willen migreren. De vissen zwemmen tegen de stroming in een verzamelbak in. Na een instelbare periode gaat de schuif aan de boezemzijde automatisch dicht en de schuif aan de polderzijde open. De vispassage gaat minimaal twee keer per etmaal in werking, drie uur voor zonsopkomst en -ondergang gaat de lokstroompomp 3 uur lang aan. Het debiet van de lokstroompomp is beperkt tot maximaal 60m3/uur. Na de pompperiode gaat de pomp uit en gaat aan de polderkant de schuif open. Vissen spoelen met het water mee de polder in. Ook nadat het gemaal heeft gedraaid wordt een migratiecyclus gestart. Tijdens de najaarsmigratie zwemmen de palingen met de stroming mee naar het gemaal. Ter plaatse is een zwakke lokstroom vanuit de boezem. De polderschuif staat open en de vissen kunnen de verzamelbak in zwemmen. Na een instelbare periode sluit de schuif aan de polderzijde en gaat de schuif aan de boezemzijde open en kunnen de vissen naar de boezem zwemmen.

86

Figuur 13-3 Schematische weergave gemaal en vispassage Balgdijk, 1: Polderzijde, 2: Aandrijfmotor schuif, 3: Lokstroompomp, 4: Schuif met opening, 5: verzamelbak vissen, 6:Bestaande inlaat, 7: pomphuis, 8: schuiven, 9: uitstroomkoker naar boezem, 10: boezemzijde (links) en leging fuik vispassage boezemzijde (rechts)

De pomp draait momenteel op 60% van de capaciteit, dus ca. 45m3/s-1. De stroomsnelheid in de inzwemopening (diameter 0,35 m) bedraagt daarmee ca. 0,13 m3/s-1. Leemans (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) Het gemaal Leemans (figuur 15) bemaalt het grootste deel van het watersysteem Wieringermeer. Dit gebied ligt tussen de Amstelmeerboezem, West-Friesland en het IJsselmeer. De totale oppervlakte van het bemalen gebied bedraagt circa 20.000 ha, daarvan is ca. 475ha open water. Het gemaal bemaalt 2 peilgebieden of afdelingen resp. NAP +/- 4,60 meter en NAP +/-6,10 meter. Het wateroverschot wordt via gemaal Leemans door een 1200 meter lange spuikoker, onder de Zuiderhaven door, naar de Waddenzee uitgewaterd en daarmee is deze locatie een zeer uitdagende locatie om vismigratie mogelijk te maken. De Wieringermeer is in potentie een belangrijk paai- en opgroeigebied voor aal en driedoornige stekelbaars. Gemaal Leemans is voor het Hoogheemraadschap dan ook een belangrijk knelpunt. Naast het gemaal is ook een sluis met rinketten aanwezig, die wellicht ingezet kunnen worden om vis tussen de Wieringermeer en het IJsselmeer te laten migreren. Ter plaatse ligt nog geen vispassage.

Figuur 13-4 Gemaal en sluis Leemans (links), situatieschets gemaal Leemans inclusief afwaterende buis van 1500m lengte welke uitwatert op de Voorhaven welke direct in verbinding staat met de Waddenzee

Zwarte Haan (Wetterskip)

87

Het gemaal Zwarte Haan (figuur 16) bemaalt een kleine polder in Noord-Friesland. De vispassage van Zwarte Haan werkt niet indien het gemaal aan staat. De vispassage en het gemaal maken namelijk beide gebruik van dezelfde perskoker. Vanwege veiligheidseisen kan de vispassage blijven functioneren tot een peil van circa 1,80m (+N.A.P.) aan de Waddenzeezijde. Boven dit peil gaat de primaire keringsschuif dicht. De leiding van de vispassage is aangesloten op de perskoker van het gemaal. Binnendijks is een opvangbak waarin een pomp water pompt en zo een zoete lokstroom creëert van binnen naar buiten. De vissen worden in cycli van twee uren geschut, de opvangbak loopt daarbij geheel leeg, dit duurt ongeveer 10 minuten. De lokstroom in de leidingen betreffen 0,3 m/s met een capaciteit van 12 m3 per minuut.

Figuur 13-5 Foto zeezijde Zwarte Haan en schematische weergave vispassage

Cleveringhsluizen Lauwersoog (waterschap Noorderzijlvest) De Cleveringhsluizen (figuur 17) is de grootste locatie binnen het onderzoek van Ruim Baan voor Vissen. Via deze sluizen watert een groot gedeelte van Noord-Nederland af richting de Waddenzee. Als het water in het Lauwersmeer hoger staat dan het streefpeil van -0,93 meter NAP, dan wordt het overtollige Lauwersmeerwater bij laagwater onder vrij verval op de Waddenzee geloosd. De vismigratiemaatregel betreft hier visvriendelijk spuibeheer. Dit houdt in dat het open en sluiten van sluisdeuren binnen de voorwaarden vanuit andere waterschapstaken wordt afgestemd op de eisen van migrerende vissen. De programmatuur voor de aansturing van de sluisdeuren bevat hiervoor een zogenaamde vismigratiemodule, de sluisdeuren automatisch aanstuurt. De sluizen worden bij (min of meer) gelijke waterstanden binnen en buiten kort geopend. Per getijdecyclus wordt de vispassage dus twee maal aangezet. De reeds aangebrachte en operationele vismigratiemodule wordt op dit moment alleen door de spuimeesters gebruikt wanneer zij op het spuicomplex moeten zijn om overtollig water te spuien, omdat de spuisluizen vanwege wet- en regelgeving bemand moeten zijn indien zij open staan. De spuimeesters sturen de sluisdeuren veelal handmatig aan in plaats van automatisch via de vismigratiemodule. De aanwezigheid van de spuimeesters op het spuicomplex hangt af van de noodzaak en de mogelijkheden om te spuien. ’s Nachts wordt er veelal niet gespuid. Duur van de opening is afhankelijk van het getijde maar is grofweg 5 - 20 minuten, Bij uitzondering kan de sluis een half uur openstaan. De stroomsnelheden zijn naar inschatting bij gelijk water laag maar deze fase is zeer kort. Voorafgaand en na gelijk water zijn de stroomsnelheden aanzienlijk , naar schatting >0,5 m/s-1. Dit is een

88

verregaande simplificatie aangezien het een grote locatie betreft waar zout water en zoet water tegelijkertijd naar binnen en naar buiten kunnen stromen.

Figuur 13-6 Cleveringhsluizen ten tijde van vismigratievriendelijk sluisbeheer (links), gehele sluizencomplex

Cleveringhsluizen

Noordpolderzijl (waterschap Noorderzijlvest) Het gebied de Noordpolder (2.900 ha) omvat de kuststrook ten noorden van Warffum en Usquert. Overtollig water wordt via het gemaal Noordpolderzijl op de Waddenzee geloosd. Voor de polder is het streefpeil in de winter -0,44 meter NAP en in de zomer -0,34 meter NAP. Bij een voldoende lage waterstand van de Waddenzee kan het water via de beide spuikokers in het gemaal vrij worden geloosd. In de praktijk doet die situatie zich niet vaak voor en wordt vrijwel het gehele wateroverschot via de twee pompen op de Waddenzee afgevoerd. De vispassage van Noordpolderzijl (figuur 18) is grotendeels geïntegreerd in het gemaal. De vispassage omvat catflappen in de terugslagklep van de oostelijke spuikoker, encoders bij de spui- en noodschuif in deze koker en een klepstuw met een visvriendelijke pomp aan polderzijde. De catflap is een gat aan de onderzijde van de terugslagklep, dat wordt afgesloten met een luik. De breedte van het gat bedraagt circa 37 centimeter en de hoogte circa 21 centimeter. De onderzijde van het gat bevindt zich op -1,50 meter NAP. Het luik dat het gat afsluit, scharniert langs de onderzijde van het gat. Aan de bovenzijde van het luik zijn twee stangen met een drijver bevestigd. De drijvers bewegen met de waterstand van de Waddenzee mee. Het middelpunt van de drijvers bevindt zich bij een verticale stand van de stang op een hoogte van circa +0,55 meter NAP. Met behulp van de encoders kan de hoogte van de spuischuif en noodschuif worden ingesteld. Daardoor kunnen de spui- en noodschuif op een kier worden gezet. De klepstuw en pomp zijn nodig om het waterpeil in de maalkom op te zetten, zodat een zoetwaterlokstroom kan worden gecreëerd die onder vrij verval vanuit de maalkom richting Waddenzee gaat. De waterstand in de maalkom wordt maximaal tot +0,19 meter NAP opgevoerd. Het krooshek bij het gemaal is zodanig aangepast dat schieralen tussen de spijlen door kunnen. Een stroboscooplamp houdt hen en andere vissen tegen als het gemaal draait. De werking van de vispassage is als volgt. Als na hoogwater de zeewaterstand begint af te nemen, dan gaat de klepstuw in de boezem omhoog. Dat is ongeveer 4 uur voor laagwater. De visvriendelijke pomp naast de stuw start dan ook met het volpompen van de maalkom. Terwijl de waterstand in de maalkom toeneemt, neemt de waterstand op

89

zee verder af. Wanneer het water op zee lager wordt dan circa +0,55 meter NAP, dan opent de catflap zich. De spuischuif en noodschuif zijn dan nog gesloten. Wanneer het waterstandsverschil tussen Waddenzee en maalkom kleiner wordt dan 3 centimeter, dan gaan de spuischuif en de noodschuif helemaal open, zodat er een verbinding ontstaat tussen de maalkom en de zee. Dat is ongeveer bij 0 meter NAP. Er is dan in het begin een korte periode (circa drie kwartier) dat er water vanaf zeezijde de maalkom ingaat maar daarna stroomt het water vanuit de maalkom richting zee. Als het zeewater verder zakt en de stroomsnelheid hoger dan 1 m/s-1 wordt, dan gaan de spui- en noodschuif om en om open en op een kier, zodat met behoud van een lokstroom de vissen naar binnen (of buiten) worden “geschut”. In de huidige situatie zakt de waterstand bij de monding van het gemaal niet (veel) verder vanwege het slib in het afwateringskanaal, dat als het ware een drempel vormt. Het water aan uitstroomzijde stijgt zelfs, doordat het water vanuit de maalkom niet goed kan wegstromen en de pomp bij de klepstuw doorgaat. De stroomsnelheden ter plaatse van de catflaps lijken laag te zijn (<0,3 m/s-1). Komt het zeewater weer op, dan sluiten de spui- en noodschuif zich bij een zeewaterstand van circa +0,4 meter NAP. En wordt de klepstuw vrijwel direct daarna naar beneden gelaten en de pomp bij de stuw stilgezet. Voordat de schuiven dichtgaan, is er nog korte periode van circa 50 minuten dat water vanaf zeezijde de maalkom in stroomt. De catflap gaat weer dicht bij circa +0,55 meter NAP. Bij voldoende laag water werkt de passage ongeveer 3-6 uur.

Figuur 13-7 Foto van de drijvers van de catflaps (links) en schematische weergave werking vispassage Noordplderzijl

(rechts)

Spijksterpompen (waterschap Noorderzijlvest) De locatie Spijksterpompen (figuur 19) ligt nabij de Eemshaven en is in het beheer van het waterschap Noorderzijlvest. Het gebied Spijksterpompen (9.200 ha) omvat de kuststrook ten noorden van Uithuizen, Uithuizermeeden en Oosternieland. Het streefpeil in het gebied betreft een vast peil op -0,69 meter NAP. Bij een voldoende lage waterstand op de Eems wordt een eventueel wateroverschot via twee spuikokers in het gemaal geloosd op de Waddenzee. Indien nodig kunnen ook twee pompen worden ingezet.

90

De vispassage bij gemaal Spijksterpompen omvat twee catflaps in de terugslagklep in één van de vier spuikokers, encoders bij de spui- en noodschuif in deze koker, aanpassingen aan het krooshek om schieraal te kunnen laten passeren en viswering om vissen uit de pompen te weren. Daarmee is de vispassage bij gemaal Spijksterpompen van hetzelfde principe als de vispassage bij gemaal Noordpolderzijl. Alleen een klepstuw met een visvriendelijk pomp zijn bij deze vispassage niet aanwezig. De doorgang van beide catflaps zijn elk 64 centimeter breed en 21 centimeter hoog. De catflaps zitten ieder op een andere hoogte. De onderzijde van de onderste doorgang bevindt zich op -1,67 meter NAP. De onderzijde van de bovenste zit op -1,04 meter NAP. Aan elke catflap zitten twee stangen met een drijver. Het middelpunt van de vier drijvers bevindt zich bij een verticale stand van de stangen op een hoogte van circa -0,39 meter NAP. De encoders op de spuischuif en noodschuif hebben dezelfde functie als bij de vispassage van Noordpolderzijl. De werking van de vispassage is als volgt. NAP openen catflap, (delta) NAP openen spui- en noodschuif, NAP of stroomsnelheid schuiven afwisselend open en dicht. NAP schuiven dicht. NAP catflap dicht. De stroomsnelheid in de passage is ontworpen op 0,3 m/s-1.

Figuur 13-8 Gemaal Spijksterpompen gezien vanaf zee, met catflaps in linker gemaalklep (links) en aanzicht gemaal

boezemzijde (rechts)

Drie Delfzijlen (waterschap Noorderzijlvest) De Fivelingoboezem is ca. 16.200 ha groot en loopt grofweg van Groningen tot aan Delfzijl met als belangrijkste hoofdader het Damsterdiep. Het grootste deel van het neerslagoverschot van het Damsterdiep wordt door het gemaal De Drie Delfzijlen op de Eems uitgeslagen. Het streefpeil voor het Damsterdiep is -1,33 meter NAP. In de periode van 1 april tot 1 oktober wordt een streefpeil van -1,20 meter NAP aangehouden. In het gemaal de Drie Delfzijlen is een vispassage (figuur 21) aangelegd, het betreft een vissluis met pomp. De vispassage is in feite een schutsluis. De vispassage omvat een extra schuif met doorgangen in de spuikoker aan de buitenzijde van het gemaal, de zogenaamde visschuif, en een lokstroompomp. In deze visschuif zijn op twee verschillende hoogtes openingen gemaakt van ongeveer 0,5*0,5 vierkante meter. Deze openingen kunnen met een rinket worden geopend en gesloten.

91

De werking van de vispassage is als volgt. Als er niet gespuid (of gemalen) wordt, worden zowel de pompklep als de visschuif gesloten, waardoor een compartiment ontstaat. Met de lokstroompomp wordt gedurende 2 uur water in het compartiment tussen de pompschuif en de visschuif gepompt. Als de waterstand in het compartiment gelijk is aan de buitenwaterstand, wordt de rinket op de visschuif geopend en zal er een lokstroom van zoetwater de haven in lopen. De vissen gaan tegen de stroom in, door de rinketten heen het schutcompartiment in zwemmen. De stroomsnelheid in de buitenste schuif is onbekend maar naar schatting is dit <0,5 m/s-1. Na 2 uur pompen worden de twee doorgangen in de visschuif gesloten en wordt de pompschuif deels geheven. Hierdoor loopt het volgepompte schutcompartiment leeg in het binnenwater en de vissen spoelen mee naar binnen of vervolgen hun weg op eigen kracht. Na het legen wordt de pompschuif weer gesloten en is de cyclus rond. De vispassage werkt in de gehele getijdecyclus. Als er water afgevoerd moet worden en er kan onder vrij verval gespuid worden, dan is de vispassage niet actief, maar kunnen vissen, mits sterk genoeg, vrij door de spuikoker naar binnen zwemmen. Als er water afgevoerd en verpompt moet worden, dan is de vispassage niet actief. Het schutten van vissen wordt ook gestaakt, als de buitenwaterstand boven +1,50 meter NAP komt.

Figuur 13-9 Klep zeezijde vispassage Drie Delfzijlen (links) en schematische weergave vispassage Drie Delfzijlen (rechts)

Duurswold (waterschap Hunze en Aa’s) Het watersysteem Duurswold omvat verscheidene boezemkanalen: Slochterdiep, Afwateringskanaal van Duurswold, Scharmer Ae, Woltersumer Ae en De Groeve. De locatie Duurswold (figuur 21) bestaat uit het gemaal Duurswold en een spuisluis. Het sluisbeheer is nog niet optimaal betreffende vismigratie. Het waterschap wil jaarrond vismigratie mogelijk maken. Tot nog toe was dit alleen in het voorjaar mogelijk. De maatregel bestaat uit het aanpassen van de programmatuur van de sluis om jaarrond vismigratie mogelijk te maken en het uittesten hiervan. De sluis wordt met relatief gelijke waterstanden binnen en buiten korte tijd geopend (ca. 10 - 30 minuten) om vismigratie mogelijk te maken. Er mag daarbij ook enige minuten lang water vanuit de haven naar binnenstromen. De stroomsnelheden zijn aan het begin en het einde van de cyclus zeer hoog, naar schatting >2 m/s-1. Het gemaal kent drie pompen, twee elektrische en een

92

dieselpomp. Het gemaal kan alleen bemalen met hogere waterstanden. Bij te lage waterstanden kan de sluis de afwaterende functie van het gemaal overnemen.

Figuur 13-10 Stroming bij openen sluis zeezijde (links) en foto boezemzijde gemaal Duurswold (rechts)

93

13 Bijlage Resultaten analyse locaties en vispassages

In dit hoofdstuk zijn de resultaten beschreven van de onderzoeken zoals uitgevoerd in het kader van het project Ruim Baan voor Vissen. Allereerst volgt een beschrijving van de locaties en de vispassages gevolgd door een theoretische evaluatie van de vispassages op basis kengetallen van de doelsoorten. 13.1 Beschrijving locaties en waterinfrastructuur

Type waterinfrastructuur en grootte locatie In het onderzoek zijn een aantal grote locaties opgenomen, dit betreft het gemaal de Helsdeur en de Cleveringhsluizen. Een aantal locaties zijn relatief klein (Zwarte Haan, Noordpolderzijl en Spijksterpompen), deze locaties zijn het uitwaterende punt van relatief kleine polders. De locaties de Drie Delfzijlen, Oostoever en Duurswold zijn intermediair van grootte. Uit de onderstaande tabel blijkt dat de kleine locaties relatief goed vergelijkbaar lijken, het zijn allemaal gemalen met een spuimogelijkheid. De middelgrootte locaties zijn lastiger vergelijkbaar indien we kijken naar grootte en type infrastructuur. De grootste locaties zijn totaal verschillend, gemaal versus spuisluis. Voor meer informatie zie tabel 5-1. Tabel 14-1 Locatie, grootte en type infrastructuur van de onderzoekslocaties Ruim Baan voor Vissen

Locatie Grootte afwaterend gebied (ha)

Breedte (bij benadering)

Grootte Type infrastructuur

De Helsdeur 80.000 50m Groot Gemaal met spuimogelijkheid Cleveringhsluizen 400.000 150m Groot Spuisluis Drie Delfzijlen 16.000 20m Medium Gemaal met spuimogelijkheid Duurswold 30.000 10m (spui) Medium Gemaal – spuisluis complex Oostoever 24.000 30m Medium Spuisluis met pompmogelijkheid Zwarte Haan 7000 5m Klein Gemaal met spuimogelijkheid Noordpolderzijl 4000 5m Klein Gemaal met spuimogelijkheid Spijksterpompen 10.000 8m Klein Gemaal met spuimogelijkheid

Estuariene karakter en getijdekarakteristiek Locaties als de Drie Delfzijlen, Duurswold en De Helsdeur liggen in een zeehaven waar laag water niet geheel bereikt wordt. Gezien de afwijkende getijdekarakteristiek van de Helsdeur zijn alleen Duurswold en de Drie Delfzijlen vergelijkbaar. Andere locaties zoals bijvoorbeeld Spijksterpompen liggen aan grotere estuaria, in casu de Eems, waar het water geheel verdwijnt bij eb, zie tabel 5-2. Een tweetal locaties, Zwarte Haan en Noordpolderzijl, wateren af via de kwelder. Ook hier wordt laag water niet bereikt en pas halverwege de vloedcyclus komt op deze locaties het water op. Voor meer informatie zie tabel 5-2.

94

Tabel 14-2 Gegevens van de locaties, hun ligging, de eb- en vloedkarakteristiek en de mogelijkheid tot spuien over eb

Locatie Ligging Eb- en vloed karakteristiek Spuien over eb De Helsdeur Haven Afwijkende eb- en vloedcurve,

twee vloedpieken, laag water wordt niet bereikt

Ja

Cleveringhsluizen Voor diepe Waddengeul Normale curve Ja Duurswold Haven Groot getijdeverschil ivm Eems,

laag water wordt niet bereikt Ja

Drie Delfzijlen Haven Idem Ja Oostoever Voor Waddengeul Normale getijdecurve Ja Zwarte Haan Kleine geul en door stuk

kwelder Afwijkende eb- en vloed curve, door zandbank aan het einde van de mude blijft ter hoogte van de locatie water staan

Neen

Noordpolderzijl Kleine geul en door groot stuk kwelder

Afwijkende eb- en vloed curve, door zandbank aan het einde van de mude blijft ter hoogte van de locatie water staan

Nauwelijks

Spijksterpompen Direct voor de Eems middels kleine geul door slikken

Groot getijdeverschil ivm Eems, locatie valt geheel droog

Nauwelijks

Er zijn drie locaties welke direct afwateren op een Waddenzeehaven, de Helsdeur, De Drie Delfzijlen en Duurswold. Echter, de vispassages van deze locaties verschillen, De Helsdeur heeft zogenaamde “brievenbussen” welke altijd open zijn en er mag water naar binnen (zout) en naar buiten (brak) stromen. Het visvriendelijk schutten van de spuisluis Duurswold duurt ongeveer 30 minuten rondom gelijk water. De locaties Zwarte Haan en Noordpolderzijl zijn vergelijkbaar, beide wateren af op een mude door de kwelder en voor beide locaties blijft bij eb water in een kom staan welke droogval voorkomt. Beide locaties kunnen niet of nauwelijks onder vrij verval spuien. Het gemaal Spijksterpompen watert af via een kleine geul door de slikken en deze valt geheel droog bij eb, dit gemaal heeft nog ruimte om onder vrij verval te spuien. Ligging in de Oostelijke of Westelijke Waddenzee of aan estuarium grotere rivier Een aantal locaties liggen in het Eems-estuarium, namelijk Duurswold, De Drie Delfzijlen en Spijksterpompen. De andere locaties liggen direct aan de Waddenzee, de locaties de Helsdeur, Oostoever en Zwarte Haan liggen in de Westelijke Waddenzee. De locaties Noordpolderzijl ligt in de Oostelijke Waddenzee. Deze getijdewerking en bijbehorende stromingspatronen die gepaard gaan met ligging aan het Wad of een diepe getijdegeul kan van invloed zijn op getijdecurve en daarmee op vismigratie. Vooralsnog gebruiken we dit niet als criterium om een theoretische vergelijking tussen de locaties te maken. Voor meer informatie zie tabel 6-3.

95

Tabel 14-3 Tabel met gegevens van locaties, de ligging van de locaties in de Waddenzee en het betreffende Estuarium

Locatie Ligging Oostelijke of Westelijke Waddenzee

Estuarium

De Helsdeur West - Cleveringhsluizen Midden - Duurswold Oost Eems Drie Delfzijlen Oost Eems Oostoever West - Zwarte Haan West - Noordpolderzijl Oost - Spijksterpompen Oost Eems

13.2 Beschrijving vergelijking techniek vispassages

Uitwisseling zoet zout Op veel locaties (Zwarte Haan, de Oostoever, Spijksterpompen en de Drie Delfzijlen is de passage zodanig ontworpen dat alleen zoet water richting zee stroomt (zoet water naar zee). Bij twee sluizen (Duurswold en Cleveringhsluizen) wordt voor een korte periode ook zout water naar binnen gelaten. De vispassages van de Helsdeur staat 24h per dag open en daar mag zowel zoet als zout water naar binnen en naar buiten stromen. De vispassages van Zwarte Haan en de Drie Delfzijlen functioneren in principe ook 24 uur per dag. De andere vispassages functioneren in de tijd maar een deel van de getijdecyclus. Voor meer informatie zie tabel 6-4. Tabel 14-4 Beschrijving of er uitwisseling van zoet en zout water is op de onderzoekslocaties via de vispassages.

Locatie Uitwisseling zoet zout (h-1) De Helsdeur Uitwisseling zoet zout 24h per dag Cleveringhsluizen Uitwisseling zoet zout 15 minuten per getijde Drie Delfzijlen Alleen zoet water naar zee Duurswold Uitwisseling zoet zout 15 minuten met opkomend water Oostoever Alleen zoet water naar zee Zwarte Haan Alleen zoet water naar zee Noordpolderzijl Uitwisseling zoet zout, zeer kort bij gelijk water Spijksterpompen Alleen zoet water naar zee

Lengte vispassage (afstand tussen voor- en achterkant gemaal/sluis in m-1) en aantal schuiven (n) Op sommige locaties worden de aanwezig kleppen en schuiven van de betreffende sluis of gemaal aangewend om vismigratiemogelijk te maken. Op een enkele locatie is voor of in de gemaalkleppen een extra vispassageklep geplaatst om het schutten van vis mogelijk te maken. De vispassage te Noordpolderzijl is een bijzondere, er wordt daar gebruik gemaakt van een stuw aan de binnenzijde van de dijk c.q. begin van de maalkom. Dit zorgt ervoor dat de waterstanden aan de binnenkant kunstmatig hoog gezet kunnen worden zodat er zoet water richting zee stroomt.

96

De sluizen zijn qua lengte van de vispassage vergelijkbaar. Dat is logisch aangezien het veelal twee deuren betreft die vlak achter elkaar zijn geplaatst. De lengte van vispassages van twee gemalen (De Helsdeur en De Drie Delfzijlen) blijken relatief vergelijkbaar, 30m – 50m. Er zijn drie locaties met relatief lange vispassages namelijk, Spijksterpompen, Zwarte Haan en Noordpolderzijl namelijk 120m – 75m. Voor meer informatie zie tabel 6-5. Tabel 14-5 Lengte van de vispassages op de onderzoekslocaties en het aantal schuiven van de vispassage

Locatie Lengte (m) (bij benadering) Aantal schuiven/ kleppen ten behoeve van vispassage

Afstand monitoringslocatie t.o.v. opening vispassage (m) (bij benadering)

De Helsdeur 40m 1 5 Cleveringhsluizen 5m 2 10 Drie Delfzijlen 50m 3 5 Duurswold 5m 2 1 Oostoever 20m 2 5 Zwarte Haan 110m 3 7 Noordpolderzijl* 175m / 90m 3* 4 Spijksterpompen 100m 3 4

*Indien men de vispassage in zijn totaliteit beschouwd, dus tot en met de stuw is deze ca. 175m lang. Indien men de passage ziet als de passage door het gemaal is de lengte ongeveer 90m. Duur cyclus (indien van toepassing) (getijdeafhankelijke - hours-1) / Tijd opening vispassage i.r.t. getijde (hours -1). Een aantal vispassages is qua werking afhankelijk van het getijde, dit betreft drie sluizen, Duurswold, de Oostoever, de Cleveringhsluizen en het gemaal Spijksterpompen. De vispassages die vis schutten of hevelen gebruiken cycli van ongeveer 2 uur. De vispassages Drie Delfzijlen, Zwarte Haan en Noordpolderzijl hebben vrijwel dezelfde cycli en alle vier hebben vergelijkbare schuttijden van buiten naar binnen (10- 30 minuten). Daarmee lijken de vispassages Drie Delfzijlen, Zwarte Haan en Noordpolderzijl lijken vergelijkbaar te zijn. Voor meer informatie zie tabel 6-6. De passage van de Helsdeur staat 24-uur per dag open, de passeerbaarheid wordt derhalve mede bepaald door de getijdecyclus.

97

Tabel 14-6 Beschrijving de getijdeafhankelijkheid van de vispassages en hoe lang schuiven van de passages aan de binnenzijde openstaan.

Locatie Duur cyclus (hours -1) Tijd opening vispassage (hours-1) / schut-heveltijd naar de polder

De Helsdeur 24h, getijdeafhankelijk 24h, getijdeafhankelijk Cleveringhsluizen Getijdeafhankelijk Ca 15 minuten Drie Delfzijlen 2h Per cyclus 15 minuten Duurswold Getijdeafhankelijk Ca 15 minuten Oostoever Getijdeafhankelijk onbekend Zwarte Haan 2h Per cyclus 10 minuten Noordpolderzijl 2h Spijksterpompen Getijdeafhankelijk Ca. 20 minuten

Is de vispassage afhankelijk van de werking van het gemaal en/of de sluis, Ja/nee Vispassages kunnen afhankelijk zijn van de bestaande waterinfrastructuur, indien deze moeten malen of spuien zal de vispassage uitstaan. Dit betekent dat in natte klimatologische omstandigheden de vispassages veelal niet zullen werken. Aangezien het voorjaar en het najaar vaak relatief nat zijn kan dit van invloed zijn op de vispasseerbaarheid van een locatie. Het criterium is echter niet onderscheidend en wordt derhalve niet meegenomen. Voor meer informatie zie tabel 6-7. Tabel 14-7 Beschrijving of de werking van de vispassage afhankelijk is van de werking van de waterinfrastructuur (pompen en sluisdeuren)

Locatie Functioneert passage onafhankelijk waterinfrastructuur (ja/nee)

Separate infrastructuur

De Helsdeur Deels Neen Cleveringhsluizen Neen Neen Drie Delfzijlen Neen Neen, klep in gemaalkoker Duurswold Neen Neen Oostoever Neen Neen, pomp in wakerdeur Zwarte Haan Neen Deels, vispassagekoker via koker gemaal Noordpolderzijl* Neen Deels, stuw achter gemaalvijver Spijksterpompen Neen neen

Grootte opening (m) en lokstroom (m3/s-1) Op basis van de inventarisatie valt op dat de aangelegde vispassagevoorzieningen relatief klein zijn en relatief hoge lokstroomsnelheden lijken te hebben. Tevens valt op dat de meeste vispassages niet aansluiten op de bodem en derhalve vissen welke langs de bodem zwemmen wellicht minder kans hebben de passages te gebruiken. De vispassage van Zwarte Haan is de enige die aansluit op de bodem. De passages van de Drie Delfzijlen, Noordpolderzijl, Zwarte Haan en Spijksterpomen zijn qua ontwerp relatief vergelijkbaar. Ook de locaties Lauwersoog en Duurswold zijn relatief vergelijkbaar in werking. Voor meer informatie zie tabel 6-8.

Tabel 14-8 Grootte opening vispassages, stroomsnelheid in de vispassage en aansluiting van de vispassage op de bodem

Locatie Aantal en grootte opening Lokstroom (m/s-1) Opening hoog-laag

98

zeezijde (m2) bodem De Helsdeur 4 * 0,09 Eb- en vloed hoog Lauwersoog 50 Eb- en vloed - Drie Delfzijlen 1 * 0,25 0,5 hoog Duurswold 20 Eb- en vloed - Oostoever Kier sluisdeuren, naar

schatting 1m2

0,2 – 0,5 -

Zwarte Haan 1 * (kier gemaalklep) 10cm breed (schatting)

0,3 Bodem

Noordpolderzijl* 2 * 0,08 0,3 Laag Spijksterpompen 2 * 0,08 0,3 Hoog laag

100

15 Bijlage aankomst soorten op locaties met sterke getijdedynamiek

-1

-0,5

0

0,5

1

1,5

0

5

10

15

20

25

30

35

40

6-5 5-4 4-3 3-2 2-1 1-0

WA

TE

RS

TA

ND

(M

NA

P)

GE

MID

DE

LD A

AN

TA

L G

LAS

AA

L P

ER

UU

RB

LOK

UURBLOK VOOR HW

Aanbod glasaal Zwarte Haan

Glasaal 2014

Glasaal 2015

Glasaal 2016

zee

polder

HW

LW

-0,5

-0,4

-0,3

-0,2

-0,1

0

0,1

0,2

0,3

0,4

0,5

0,6

0,7

0,8

0,9

1

1,1

1,2

1,3

1,4

0

4

8

12

16

20

6-5 5-4 4-3 3-2 2-1 1-0

Wat

erst

and

m (

NA

P)

Gem

idde

ld a

anta

l gla

saal

per

uur

blo

k

Uurblok voor HW

Aanbod glasaal Noordpolderzijl

Glasaal 2014

Glasaal 2015

Glasaal 2016

polder m (NAP)

zee m (NAP)

HW

LW

Sluiten vispassage

-1,8

-1,6

-1,4

-1,2

-1,0

-0,8

-0,6

-0,4

-0,2

0,0

0,2

0,4

0,6

0,8

1,0

1,2

1,4

0

4

8

12

6-5 5-4 4-3 3-2 2-1 1-0

Wat

erst

and

m (

NA

P)

Gem

idd

eld

aan

tal g

lasa

al

Uurblok voor HW

Aanbod glasaal Spijksterpompen

Glasaal 2014

Glasaal 2015

Glasaal 2016

zee (m NAP)

polder (m NAP)

HW

LW

Sluiten vispassage

-1

-0,5

0

0,5

1

1,5

0

5

10

15

20

25

6-5 5-4 4-3 3-2 2-1 1-0

Wa

ters

tan

d (

m N

AP

)

Ge

mid

de

ld a

an

tal

ste

kelb

aa

rs p

er

uu

rblo

k

Uurblok voor HW

Aanbod stekelbaars Zwarte Haan

Stekelbaars 2014 Stekelbaars 2015 Stekelbaars 2016

zee polder

HW

LW

-0,6

-0,4

-0,2

0

0,2

0,4

0,6

0,8

1

1,2

1,4

0

20

40

60

80

100

120

140

160

6-5 5-4 4-3 3-2 2-1 1-0

Ge

mid

de

ld a

anta

l ste

kelb

aars

pe

r u

urb

lok

Uurblok voor HW

Aanbod stekelbaars Noordpolderzijl

Stekelbaars 2014

Stekelbaars 2015

Stekelbaars 2016

polder m (NAP)

zee m (NAP)

HW

LW

Sluiten vispassage

-1,8

-1,6

-1,4

-1,2

-1,0

-0,8

-0,6

-0,4

-0,2

0,0

0,2

0,4

0,6

0,8

1,0

1,2

1,4

0

4

8

12

16

6-5 5-4 4-3 3-2 2-1 1-0

Wa

ters

tan

d m

(N

AP

)

Ge

mid

de

ld a

an

tal

ste

kelb

aa

rsUurblok voor HW

Aanbod stekelbaars SpijksterpompenlStekelbaars 2014

Stekelbaars 2015

Stekelbaars 2016

zee (m NAP)

polder (m NAP)

HW

LW

Sluiten vispassage

Glasaal

Zwarte Haan

Stekelbaars

Noordpolderzijl Spijksterpompen

101

16 Bijlage aankomst soorten op locaties zonder getijdedynamiek

-0,8

-0,6

-0,4

-0,2

0

0,2

0,4

0,6

0,8

1

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

6-5 5-4 4-3 3-2 2-1 1-0

Wat

erst

and

(m N

AP)

Gem

idde

ld a

anta

l ste

kelb

aars

per

uur

blok

Uurblok voor HW

Aanbod stekelbaars Helsdeur

Stekelbaars 2014 Stekelbaars 2015

polder m (NAP) zee m (NAP)

HW

LW

-2

-1,8

-1,6

-1,4

-1,2

-1

-0,8

-0,6

-0,4

-0,2

0

0,2

0,4

0,6

0,8

1

1,2

1,4

1,6

1,8

2

0

0,2

0,4

0,6

0,8

1

1,2

1,4

1,6

1,8

2

6-5 5-4 4-3 3-2 2-1 1-0

Wat

erst

and

m (N

AP)

Gem

idde

ld a

anta

l ste

kelb

aars

Uurblok voor HW

Aanbod stekelbaars Drie DelfzijlenStekelbaars 2014

Stekelbaars 2015

Stekelbaars 2016

zee (m NAP)

polder (m NAP)

HW

LW

Sluiten vispassage

-2

-1,8

-1,6

-1,4

-1,2

-1

-0,8

-0,6

-0,4

-0,2

0

0,2

0,4

0,6

0,8

1

1,2

1,4

1,6

1,8

2

0,00

0,20

0,40

0,60

0,80

1,00

1,20

1,40

6-5 5-4 4-3 3-2 2-1 1-0

Wat

erst

and

m (N

AP)

Gem

idde

ld a

anta

l ste

kelb

aars

Uurblok voor HW

Aanbod stekelbaars Duurswold

Stekelbaars 2015

Stekelbaars 2016

zee (m NAP)

polder (m NAP)

HW

LW

Open en sluiten vispassage (ca. 20 minuten)

-2,0

-1,6

-1,2

-0,8

-0,4

0,0

0,4

0,8

1,2

1,6

2,0

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

6-5 5-4 4-3 3-2 2-1 1-0

Wat

erst

and

m (

NA

P)

Gem

idd

eld

aan

tal g

lasa

al

Uurblok voor HW

Aanbod glasaal Drie DelfzijlenGlasaal 2014

Glasaal 2015

Glasaal 2016

polder (m NAP)

zee (m NAP)

HW

LW

Sluiten vispassage

-2,0

-1,8

-1,6

-1,4

-1,2

-1,0

-0,8

-0,6

-0,4

-0,2

0,0

0,2

0,4

0,6

0,8

1,0

1,2

1,4

1,6

1,8

2,0

0

0,5

1

1,5

6-5 5-4 4-3 3-2 2-1 1-0

Wat

erst

and

m (

NA

P)

Gem

idde

ld a

anta

l gla

saal

Uurblok voor HW

Aanbod glasaal DuurswoldGlasaal 2015

Glasaal 2016

zee (m NAP)

polder (m NAP)

HW

LW

Open en sluiten vispassage ca. 20 minuten

-0,8

-0,7

-0,6

-0,5

-0,4

-0,3

-0,2

-0,1

0

0,1

0,2

0,3

0,4

0,5

0,6

0,7

0,8

0,9

1

0

0,05

0,1

6-5 5-4 4-3 3-2 2-1 1-0

Wat

erst

and

(m

NA

P)

Gem

idd

eld

aan

tal g

lasa

al p

er u

urb

lok

Uurblok voor HW

Aanbod glasaal Helsdeur

Glasaal 2014

Glasaal 2015

polder m (NAP)

waterstand

HW

LW

Helsdeur Drie Delfzijlen Duurswold

Stekelbaars

Glasaal

’Ruim baan voor vissen in het Waddengebied‘ is een samenwerkingsproject van de noordelijke waterschappen Hollands Noorderkwartier, Fryslân, Noorderzijlvest en Hunze en Aa’s