Visie op duurzame ontwikkeling vakmensen VAKTALENT IN DE … · voor het installeren van duurzame...
Transcript of Visie op duurzame ontwikkeling vakmensen VAKTALENT IN DE … · voor het installeren van duurzame...
Visie op duurzame ontwikkeling vakmensen
VAKTALENT IN DE TECHNIEK
Vakmensen
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 2
INHOUD
1. Inleiding 3
2. Context 4
3. Duurzame inzetbaarheid: leren en ontwikkelen 6
4. Loopbaansturing, -ontwikkeling en -begeleiding 8
5. Ontwikkeling, instroom en aansluiting in de techniek 9
6. CNV Vakmensen: de ontwikkeling van mensen is topprioriteit 12
7. James 17
Geraadpleegde literatuur 21
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 3
Inleiding
De maatschappij is volop in ontwikkeling. Om mensen hierop voor te bereiden is het belangrijk dat zij
wend- en weerbaar zijn en blijven.
De arbeidsmarkt wordt beïnvloed door globalisering en ontwikkelingen in de technologie en robotise-
ring. Mensen willen graag een bijdrage leveren en die mogelijke bijdrage verandert. Er treedt verande-
ring op in de competenties die vandaag de dag gevraagd worden en die in de toekomst nodig zijn.
Lastig is dat niemand de toekomst met zekerheid kan voorspellen. Toch zijn er bepaalde trends waar te
nemen die de wend- en weerbaarheid kunnen vergroten. Kennis als grondhouding wordt steeds belang-
rijker: mensen moeten in staat zijn snel nieuwe kennis op te nemen en productief te maken. Het gaat
dan om kennis opbouwen, bewaren, circuleren en doorontwikkelen.
De vraag naar digitale vaardigheden en aanpassingsvermogen neemt bijvoorbeeld toe en met redelijke
zekerheid kan gesteld worden dat op de langere termijn ook zo zal blijven. Ook investering in basisvaar-
digheden, zoals een startkwalifi catie vergroot de kans op werk aanzienlijk.
CNV Vakmensen vindt het belangrijk om op een gedegen basis te participeren op de arbeidsmarkt. Dit
houdt in goede vakkennis. Daarnaast houdt dit in dat zoveel mogelijk werknemers met minimaal een
startkwalifi catie op de arbeidsmarkt terecht komen, dat zij over voldoende taal- en reken- en werkne-
mersvaardigheden beschikken en dat er meer aandacht is voor zogeheten ‘vaardigheden van de 21e
eeuw. Dit zijn niet allemaal nieuwe vaardigheden en het is breder dan alleen ICT-vaardigheden. Ver-
schillende omschrijvingen van deze vaardigheden hebben gemeen dat het gaat om vaardigheden die in
belang zijn toegenomen. Specifi ek gaat het om creatief handelen, kritisch denken, probleemoplossend
vermogen, communiceren, constructief samenwerken, digitale geletterdheid, sociale en culturele vaar-
digheden en zelfregulering.
Het uitdrukkelijke streven is dat deze vaardigheden in het initieel onderwijs worden opgedaan. De
praktijk wijst echter uit dat niet iedereen deze vaardigheden in het initieel onderwijs op doet. In dit geval
dient het mogelijk te zijn om deze vaardigheden in de werkcontext alsnog op te doen. Naast de overheid
hebben werkgevers en werknemers hierin een verantwoordelijkheid.
CNV Vakmensen zet daarom in de techniek in op het ontwikkelen van zowel vakmanschap als talenten
om de wend- en weerbaarheid van de werknemers te vergroten op de arbeidsmarkt en in de maat-
schappij. Het vaktalent van vakmensen is het nieuwe kapitaal.
Marco Hietkamp
Sectorbestuurder
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 4
2. Context
Ontgroening en vergrijzing
De in het visiestuk van 2015 beschreven verwachte krimp van de beroepsbevolking heeft zich de afgelo-
pen jaren niet doorgezet. Volgens het CBS schommelt de beroepsbevolking sinds 2013 rond de 8,9 mil-
joen werknemers. Het aantal 60-plussers en 65-plussers dat deelneemt aan het arbeidsproces neemt
de laatste jaren iets toe. Door de verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar en de koppeling van de
AOW-leeftijd aan de levensverwachting zal de participatie van ouderen in het arbeidsproces nog verder
toenemen.
Blijven deelnemen aan het arbeidsproces lukt in veel gevallen alleen door hierop al eerder in de loop-
baan te anticiperen (bijvoorbeeld bijtijds een alternatief vinden voor fysiek belastend of voor onvoldoen-
de uitdagend werk).
Daarnaast is in verschillende sectoren van de economie, waaronder de techniek, dringend aandacht
nodig voor de beschikbaarheid van voldoende menskracht. Binnen de technische en industrieberoepen
worden grote knelpunten verwacht bij het werven van technisch analisten, werktuigbouwkundigen, weg-
en waterbouwkundigen en grafi sche vakkrachten. In de procesindustrie worden problemen verwacht bij
het werven van procesoperators in de volcontinudiensten.
Daarom is de instroom en het behoud van de talenten van jongeren in de genoemde sectoren van
belang. Door de verwachte ontgroening van de arbeidsmarkt wordt tevens de roep om zij-instromers
luider. Meer inzet op behoud van (ook oudere) vakmensen is nodig. Bij de instroom speelt het imago
van deze sectoren een rol. Bij het behoud en de ontwikkeling van talent gaat het om de voortdurende
aanpassing van mens en werk aan elkaar.
Ontwikkelingen gaan steeds sneller
De wereld van de werknemers in de Technieksectoren verandert snel en aanhoudend. Tussen de uit-
vinding van de (verbeterde variant van de) stoommachine en de (elektrische) lopende band zat ruim 100
jaar. Tussen de lopende band en de “domme” fabrieksro¬bot zat ruim 70 jaar. Tussen de fabrieksrobot
en “slimme” kennisrobot zit nog geen 20 jaar. En tussen de “slimme” kennisrobot en de “zelfl erende”
robot zit minder dan 10 jaar. De technologische ontwikkelingen zoals 3D-printen, nanotechnologie en
voortgaande robotisering leiden tot nieuwe werkmethodes en dit vraagt om fl exibiliteit van ondernemers
en werknemers. De levensduur van kennis is door deze ontwikkeling sterk verkort. Kon een ingenieur
na zijn opleiding in het verleden 10 jaar vooruit met zijn opgebouwde kennis, nu is dat vijf jaar of korter.
De zogenaamde halfwaardetijd van zijn kennis is daarmee gehalveerd. Bijscholen en kennis op peil hou-
den vraagt dus een continue inspanning van werknemers in de techniek.
Collectieve arrangementen veranderen
De sociale zekerheid zoals we die kennen en de werkzekerheid op de arbeidsmarkt staat onder druk.
Vaste banen worden steeds meer vervangen door allerlei vormen van fl exwerk of worden verplaatst
naar andere landen. Dit brengt veel ‘baanonzekerheid’ met zich mee, vooral in de lagere functies van
bedrijfsleven en overheid (Nauta, 2012). De klassieke verzorgingsstaat verandert in een participatiesa-
menleving. Er wordt steeds meer een beroep gedaan op het individu om te zorgen voor zichzelf en zijn/
haar omgeving. Traditionele denkkaders, instituties en modellen geven steeds minder sturing aan het
individu. Mensen worden steeds meer zelf verantwoordelijk. Het aantal en de complexiteit van te maken
keuzen neemt toe.
Het al dan niet beschikken over competenties bepaalt in de toekomst in grote mate de kansen op een
baan en op werkzekerheid. De werknemer wordt in toenemende mate zelf verantwoordelijk voor zijn ei-
gen functioneren en de gevolgen die het heeft op de eigen positie op de arbeidsmarkt. Eigen inspanning
hierin is van belang voor de doorstroommogelijkheden in de sector.
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 5
In de Beleidsagenda 2020 van Stichting van de Arbeid (StvdA) uit 2011 is ‘employability en scholing’ nog
steeds een kernthema, maar de StvdA merkt ook ‘mobiliteit en preventie’ als kernthema aan. De StvdA
pleit voor meer inzet van scholing in het kader van preventie en mobiliteit en in dat verband ook ‘sector-
overstijgende baanmobiliteit te bevorderen door bijscholing van werknemers, vooral voor degenen die
(op afzienbare termijn) voor werk aangewezen zijn op een andere sector’.
De intersectorale mobiliteit wordt steeds belangrijker naarmate schaalgrootte en/of het mkb-karakter
van de onderneming belemmerend werkt voor lokale doorstroming.
De relatie tussen mens en arbeid vertoont spanningen
Langer doorwerken is inmiddels wettelijk bepaald tot 67 jaar, maar de AOW-leeftijd is gekoppeld aan de
levensverwachting, dus deze zal naar verwachting nog verder stijgen. De vraag is niet of dit wenselijk is
maar de regering heeft besloten dat dit noodzakelijk is vanwege het betaalbaar houden van de AOW.
Ondanks deze fi nanciële noodzaak om langer door te werken zijn er echter ook andere geluiden. Uit
onderzoek van GFK in opdracht van Delta Lloyd blijkt dat veel Nederlanders langer doorwerken tot 67
jaar niet zien zitten. De gewenste leeftijd waarop werknemers in Nederland volgens het onderzoek in
2015 gemiddeld met pensioen willen is 63,9 jaar. In 2014 was deze leeftijd met 64,2 jaar nog iets hoger.
Jongeren willen het liefst nog vroeger met pensioen, namelijk op de leeftijd van 62,8 jaar. Volgens de
Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) zijn veel mensen niet in staat om
langer door te werken dan hun 65e, terwijl de overheid dat wel van hen vraagt. Vooral voor laagopgelei-
den is de fysieke belasting simpelweg te zwaar. Bovendien leven veel mensen te ongezond.
De naar verwachting voortdurende verschuiving van de pensioengerechtigde leeftijd betekent dat werk-
nemers tot hogere leeftijd in de technieksectoren actief zullen blijven. Dit stelt eisen aan de aard van het
werk, gezondheid en werkomstandigheden. Werkaanpassingen die het werk minder zwaar maken zijn
nodig omdat ze bijdragen aan het vermogen langer door te werken.
Zowel het idee om langer te moeten doorwerken als het langer doorwerken zelf levert voor veel mensen
stress op. Wanneer stress lang aanhoudt, is burn-out een waarschijnlijk gevolg. Kenmerken hiervan
zijn uitputting, cynisme en verminderde persoonlijke bekwaamheid. Burn-out heeft ook een tegenpool,
namelijk ‘bore-out’: onderbenutting, gebrek aan betrokkenheid en slopende verveling op het werk. Uit
onderzoek blijkt verder dat bij ongeveer de helft van werknemers in Nederland sprake is van vormen
van chronische onbevredigdheid in het werk. Ze zouden eigenlijk liever iets anders doen, maar zetten
geen stappen (Luken, 2012).
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 6
3. Duurzame inzetbaarheid: leren en ontwikkelen
Een conclusie uit het vorige hoofdstuk is dat mensen gedurende hun loopbaan moeten blijven leren
en zich blijven ontwikkelen. Leren heeft betrekking op het verwerven van kennis en inzichten en het
opdoen van vaardigheden. Bijvoorbeeld algemene basisvakken of vakkennis en -vaardigheden. Ontwik-
kelen heeft meer betrekking op de eigen persoon. Het gaat bijvoorbeeld om het vergroten van het eigen
leervermogen, of om competenties zoals openheid, stressbestendigheid en assertiviteit. In alle gevallen
leidt leren en ontwikkelen tot nieuwe gedragsmogelijkheden. Hieronder worden vier elementen van
leren en ontwikkelen uitgewerkt.
1. Talentontwikkeling
Mensen moeten tot talentontwikkeling kunnen komen en niet alleen op basis van de arbeidsmarktvraag.
Dit heeft te maken met het gegeven of er ook daadwerkelijk werk beschikbaar is. Daarom zal er balans
gezocht moeten worden tussen ‘het recht’ dat ieder heeft om zijn talent te ontwikkelen, te komen tot
ontplooiing en de kansen op de arbeidsmarkt.
Speciale aandacht gaat uit naar iedereen - jong of oud - die een achterstand ondervindt op de arbeids-
markt. Die achterstand kan uiteenlopende oorzaken hebben, maar gekeken zal moeten worden of via
ontwikkeling van talenten aansluiting gekregen kan worden op de arbeidsmarkt.
Door het verstrekken van loopbaanadvies kunnen mensen worden ondersteund in hun ontwikkelbehoef-
ten, om een juiste balans te vinden tussen passie en de kansen op de arbeidsmarkt.
2. Scholing en opleiding
Opleiding en scholing zijn meer dan ooit nodig om bij te zijn en bij te blijven. Een voorbeeld is de ener-
giesector. Door de technologische innovatiedoelstellingen in het SER energieakkoord om te komen tot
energiebesparing en nieuwe vormen van energieopwekking (hernieuwbare energie) zullen functies van
werknemers verdwijnen en veranderen. Naast het ‘up to date’ houden van bestaande kennis en vaar-
digheden zien we de opkomst van ‘new skills’ en ‘green skills’ (technologische en sociale competenties
voor het installeren van duurzame energiezuinige technieken en hernieuwbare energie, denk aan instal-
leren van zonnecellen, windturbines, warmte-koude techniek)1.
Het gaat hierbij om het behoud van de huidige werknemers en zij-instromers door om-, her- en bijscho-
ling, de instroom van jonge werknemers met nieuwe vaardigheden en nieuwe competenties zoals het
“leren samenwerken” en het “integraler” kunnen benaderen van een probleem.
Informele leertrajecten, training en opleiding, afgerond met bijvoorbeeld diploma’s en EVC-certifi caten,
maar ook “proeve van bekwaamheid” zijn van belang. Werknemers krijgen hierin een grotere verant-
woordelijkheid en sturing. De mogelijkheid moet de werkgever hen bieden. De aandacht moet komen
te liggen op de combinatie van interne en externe opleidingen binnen een bedrijf waarbij de regie bij de
werknemer komt te liggen. Zeker waar het oudere werknemers betreft, speelt de vraag hoe een com-
binatie van maatschappelijke-, arbeids- en leerervaring ten volle kan worden benut in het bedrijf. De
kwaliteit van leerbedrijven en leermeesters zijn hierbij van belang.
3. Vitaliteit
In de Metaal en Techniek heeft men ervaring opgedaan met de werkscan. Deze levert een bijdrage aan
de vitaliteit van werknemers door het werkvermogen te meten: de mate waarin een werknemer gezond
kan blijven werken, zowel lichamelijk als geestelijk.
1 In het afgesloten sectorplan van de technische installatiebranche wordt in de genoemde maatregelen veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van (potentiële) werknemers op gebied van ‘Green Skills’. Zie: Plan van
aanpak, werkgelegenheid en vakmanschap in de technische installatiesector, nu en in de toekomst, 2014.
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 7
De scan levert ook een bijdrage aan het inzicht in welke mate er gewerkt moet worden aan om-her- en
bijscholing. Een uitbreiding naar andere bedrijfstakken verdient zonder meer de aandacht.
4. Zeggenschap
Een andere manier om de ontwikkeling van werkenden te vergroten is via het vergroten van de zeggen-
schap en autonomie van werknemers. Dit betekent dat werknemers meer zeggenschap krijgen over hun
loopbaanontwikkeling, scholing, arbeidstijden en arbeidsinhoud. Arbeid wordt niet aangeboden als een
“take- it or leave it” pakketje, maar werknemers krijgen de gelegenheid om de invulling van hun werk
meer naar eigen wensen en voorkeuren te modelleren. Een term die in dit verband voorkomt is job-
crafting (Nauta, 2012). Een Persoonlijk opleidingsplan (POP) en individuele leerrekening met zeggen-
schap voor de werknemer zullen dat moeten borgen.
Leren en ontwikkelen is noodzakelijk voor duurzame inzetbaarheid. Duurzame inzetbaarheid betekent
dat medewerkers doorlopend in hun arbeidsleven over daadwerkelijk realiseerbare mogelijkheden,
alsmede over de voorwaarden beschikken om in huidig en toekomstig werk met behoud van gezondheid
en welzijn te blijven functioneren. Dit impliceert een werkcontext die hen hiertoe in staat stelt, evenals
een attitude en motivatie om deze mogelijkheden daadwerkelijk te benutten.
Deze defi nitie (van de SER) gaat uit van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van zowel werkgever als
werknemer, is gericht op het heden én de toekomst en berust op drie pijlers:
• Employability: het vermogen om nu en in de toekomst productief en belonend werk te hebben en
behouden.
• Vitaliteit: de beschikking hebben over mentale veerkracht en doorzettingsvermogen om het werk
gemotiveerd en energiek uit te voeren.
• Werkvermogen: de mate waarin werknemers fysiek en mentaal aan de eisen van hun werk kunnen
voldoen.
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 8
4. Loopbaansturing, -ontwikkeling en -begeleiding
In het voorafgaande is reeds aangegeven dat individuen zelf steeds meer het proces van leren en ont-
wikkelen moeten sturen. Dit noemen we loopbaansturing. De opbrengsten van investeringen in leren en
ontwikkelen hangen sterk af van de kwaliteit van dit sturingproces.
Een loopbaan gaat dus niet alleen om een bepaalde fase (het werkzame leven) en bepaalde context
(werk), maar om levenslang en ‘levensbreed’ (ook opleiding, onderwijs, spel, vrije tijd). Een loopbaan
kan worden opgevat als de weg die iemand afl egt door de wereld van opleiding, werk en leven. Loop-
baanontwikkeling heeft betrekking op de wijze waarop deze weg vorm krijgt. Het gaat om een proces
van actief zijn, anticiperen, kiezen, ervaringen opdoen, leren en zich ontwikkelen.
Dat dit proces voorspoedig verloopt is van vitaal belang voor de mensen zelf (werkzekerheid, gezond-
heid, welzijn, zingeving…), maar ook voor de organisaties waar ze werken (winst, concurrentiepositie…)
en voor de samenleving (economische ontwikkeling, bespaarde uitkeringen…). Loopbaanontwikkeling
heeft een sleutelfunctie.
Met verstoorde loopbaanontwikkeling zijn hoge kosten gemoeid in termen van onder meer productivi-
teitsverlies, gederfd welzijn en arbeidsongeschiktheid (Luken, 2012). Een voorspoedige loopbaanontwik-
keling impliceert bevordering en instandhouding van inzetbaarheid. Gezien de grote verschillen tussen
voorspoedige en verstoorde loopbaanontwikkeling is loopbaanbegeleiding van belang.
Loopbaanbegeleiding kan de opbrengst van leren en ontwikkelen sterk vergroten. Dit is om de volgende
redenen:
• Loopbaanbegeleiding draagt bij aan het realisme van de beelden die de persoon heeft van zichzelf en
van de mogelijkheden in de wereld. Dat brengt met zich mee dat besluiten en plannen stevig gefun-
deerd zijn en dat de kans op frustraties vermindert.
• Stevige besluiten en plannen zorgen voor stabiliteit en lijn in leren en ontwikkelen. De waarde van
afzonderlijk bouwstenen in kennis en vaardigheden neemt toe als ze samen een consistent geheel
vormen.
• Stevige besluiten en plannen brengen tevens motivatie en doorzettingsvermogen met zich mee en
bevorderen daarmee de kans op succes. De persoon weet waarom en waarvoor hij het doet en laat
zich daardoor minder uit het veld slaan door obstakels.
Loopbaanbegeleiding kan er in belangrijke mate aan bijdragen dat loopbaanontwikkeling voorspoedig
verloopt. Bij voorspoedige loopbaanontwikkeling vindt de persoon ‘zijn draai’, dat wil zeggen vindt een
weg door de wereld van het werk die tevredenheid, talentontwikkeling en productiviteit met zich mee-
brengt, niet alleen aan het begin, maar ook in het vervolg van de loopbaan. Loopbaanbegeleiding kan
tevens bijdragen aan het voorkomen van verstoringen van de loopbaanontwikkeling, bijvoorbeeld door
bijtijds te anticiperen op het moment dat het werk te zwaar of niet meer bevredigend zal zijn. Als toch
verstoringen optreden (bijvoorbeeld stress, werkgerelateerde arbeidsongeschiktheid, productiviteits-
verlies) kan loopbaanbegeleiding helpen bij het vinden van oplossingen. Bij goede oplossingen kunnen
loopbaanstoringen uiteindelijk heel positief uitwerken (bijvoorbeeld iemand heeft een burn-out, gaat
zich fundamenteel bezinnen op de eigen koers en vindt een duurzaam beter pad)
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 9
5. Ontwikkeling, instroom en aansluiting in de techniek
De technische sectoren behoren met bijna 37.000 werkgevers en ruim 1 miljoen werknemers tot de
grootste branches van Nederland. In deze sectoren is leven lang leren noodzakelijk gezien de snelle
technologische ontwikkelingen, de veranderende klantvraag en de sectoroverstijgende projecten en sa-
menwerkingsvormen. Ook duurzame inzetbaarheid van vakmensen, tot na hun 65ste, vereist een leven
lang leren. Scholing is verder nodig om zijinstromers op te leiden én om het bestaande personeelsbe-
stand te behouden voor de techniek.
Opleidingsfondsen
Van de 1 miljoen werknemers zijn er 600.000 via hun 37.000 werkgevers aangesloten bij één van de
technische O&O-fondsen, met name in de metaalsectoren. Er zijn 8 technische O&O-fondsen omdat er
8 technische sectoren zijn met elk hun eigen vraagstukken en hun eigen ontwikkelwensen over duurza-
me inzetbaarheid en -vakmanschap. Een CNC-draaier is nu eenmaal iets anders dan een automonteur,
een installateur of een schadehersteller en vraagt daarom om een ander ontwikkelpad en een andere
scholingsinfrastructuur.
De O&O-fondsen voelen een grote verantwoordelijkheid om huidige en nieuwe werknemers in de
techniek te ondersteunen bij het verwerven en ontwikkelen van de vaardigheden die de veranderende
arbeidsmarkt vraagt. Ieder vanuit hun eigen specialisatie leveren de fondsen het maatwerk dat nodig is
om vakmensen te scholen om een gespecialiseerd vaktechnisch beroep te kunnen uitoefenen. Zo vor-
men de fondsen een brug tussen het beroepsonderwijs en de bedrijven.
O&O-fondsen zijn stichtingen waarin de sectoren door middel van een bij cao afgesproken loons-
omheffi ng gezamenlijk de scholing (en (zij-)instroom) van werknemers betalen. Sociale partners
(werkgeversvertegenwoordigers en vakbonden waaronder CNV Vakmensen) bepalen via de cao
met welke collectieve interventies sectoraal geïnvesteerd moet worden om de ontwikkeling van de
sector te ondersteunen en knelpunten op de arbeidsmarkt op te lossen. De technische O&O-fond-
sen zijn:
A+O - Stichting Arbeidsmarkt en Opleiding Metalektro
OOC - Stichting Opleiding- en Ontwikkelfonds Carrosseriebedrijf;
OOGZ - Stichting Opleiding- en Ontwikkelfonds Goud en Zilverbedrijf
OOI - Stichting Opleiding- en Ontwikkelfonds Isolatiebedrijf
OOM - Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Metaalbewerking
OOMT - Stichting Opleiding- en Ontwikkelfonds Motorvoertuigen en Tweewielerbedrijf
OTIB - Stichting Opleidingsfonds Technisch Installatiebedrijf
OVP - Stichting Opleidingsfonds Procesindustrie
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 10
De technische O&O-fondsen hebben 100 miljoen euro per jaar te besteden aan de opleiding en
ontwikkeling van personeel. Het geld wordt door de sector zelf opgebracht. De hoogte is bepaald
in de cao en verschilt enigszins per sector.
Bijna de helft van het geld van een O&O-fonds gaat naar de instroom van schoolverlaters en de
zij-instroom van medewerkers (€ 45 miljoen). Hiermee wordt dus zowel nieuwe instroom vanuit
opleidingen naar bedrijven gestimuleerd als mobiliteit tussen sectoren.
• Ruim een derde van het geld gaat naar bijscholing en duurzame inzetbaarheid van medewer-
kers (€ 32 miljoen). Denk aan leer- en opleidingstrajecten binnen de sector en aan het leren
binnen de organisatie.
• Een tiende van het geld gaat naar arbeidsmarktonderzoeken zodat werkgevers beschikken
over betrouwbare en actuele informatie over de arbeidsmarkt.
• Nog eens een tiende gaat naar promotionele activiteiten om de instroom in de techniek te
bevorderen.
Het geld wordt ingezet ten behoeve van de werkgevers en de werknemers die hebben bijgedragenaan het fonds. Voor ZZP-ers uit deze sectoren is de dienstverlening tegen kostprijs beschikbaar.
Techniektalent.nu
Techniektalent is een samenwerkingsverband van 7 technische fondsen waarbij de doelstelling is
om jongeren in het funderend onderwijs te interesseren voor de techniek. In juni 2016 organiseerde
TechniekTalent.nu haar eerste werkconferentie in het kader van het strategisch plan 2016-2020. In deze
bijeenkomst is gepresenteerd waar TechniekTalent.nu mee bezig is.
In de regio zorgt TechniekTalent.nu ervoor dat scholen en bedrijfsleven meer en intensiever met elkaar
samenwerken. Leerlingen ontdekken hoe interessant techniek is. Docenten krijgen meer en betere
kennis over techniek. En het bedrijfsleven komt in contact met jongeren die in de toekomst misschien
wel bij hen komen werken.
Huis van de techniek
TechniekTalent.nu (TTNU), Platform Bèta Techniek (PBT) en het recent gestarte TecWijzer (TW)
hebben plannen, o.a. naar aanleiding van een oproep tot samenwerking in het Techniekpact 2013 en
het Nationaal Akkoord voor menselijk kapitaal (2017), de gezamenlijke aanpak voor meer bèta/techniek
in het onderwijs te versterken. Het doel is om de krachten te bundelen om bij te dragen aan de aan-
trekkingskracht van technologie op jongeren en daarmee de instroom van jongeren in de techniek te
vergroten.
Met het Huis van de Techniek gaat een nieuw publiek-private samenwerkingsverband ontstaan.
Er zijn in Nederland 6.700 basisscholen, 435 VMBO scholen, 69 MBO scholen, 642 VO scholen, en meer dan 50.000 bedrijven in technische bedrijfstakken en vele bedrijven waarin technici werken.In deze grote onderwijswereld richt het Huis van de Technologie zich primair op het enthousiasmeren van jongeren voor technologie. Jongeren in de leeftijd van 6 tot 18 jaar in de gehele onderwijskolom (dus ook inclusief het voorbereidend beroepsonderwijs).
Techniekpact
Techniekpact moet de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt in de technieksector verbete-
ren en daarmee het tekort aan technisch personeel terugdringen. In het Techniekpact staan concrete
afspraken tussen bedrijfsleven, onderwijs en overheid. Binnen vijf landsdelen vindt de uitvoering van
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 11
het Techniekpact plaats. Overheden, onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven werken samen binnen
een regio aan het vergroten van de instroom van jongeren binnen technische opleidingen, een betere
aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt en een duurzame inzetbaarheid van technici. De doelen
hebben betrekking op ondermeer op:
• het imago van het vmbo en techniek bij jongeren en hun ouders;
• het oplopende tekort aan vakmensen in het mbo;
• het tekort aan vakdocenten techniek;
• het aantrekken en behouden van vakmensen in de techniek blijft een belangrijke opgave. Het be-
drijfs¬leven heeft hierin, samen met sectorale technische opleidingsfondsen, een rol in het aantrekke-
lijk maken en houden van de technische beroepen en sectoren. De gezamenlijke fondsen zetten in op de
ondersteuning van de (op te richten) Servicepunten Techniek.
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 12
6. CNV Vakmensen: de ontwikkeling van mensen
is topprioriteit
Van oudsher heeft CNV Vakmensen een emancipatiefunctie. Dat betekent dat we een beleid voorstaan
dat gericht is op het tot het recht laten komen van de werknemer, zodat zijn/haar positie in werk en in de
samenleving wordt versterkt. Opleiding en ontwikkeling is een belangrijk middel.
De vakbond wil mensen (niet alleen CNV leden) helpen hun talenten te ontwikkelen zodat zij uitgroeien
tot zelfbewuste individuen die weten wat ze waard zijn en die daardoor, met vertrouwen in eigen kracht,
de onzekere toekomst tegemoet durven en kunnen treden. Dit vertaalt zich ook in aandacht hebben voor
die mensen die niet mee kunnen, of achterstand hebben opgelopen.
CNV Vakmensen wil invulling geven aan het begrip verantwoordelijkheid. We dragen grote verantwoor-
delijkheid in de samenleving. We streven naar sociale rechtvaardigheid, waarbij een optimale verant-
woordelijkheidsverdeling een belangrijke rol speelt. Daarnaast moet er oog en oor zijn voor mensen die
al dan niet de verantwoordelijkheid kunnen dragen. Dit geldt ook voor de verantwoordelijkheid voor de
eigen ontwikkeling.
Is de ontwikkeling van vaktalent een verantwoordelijkheid van de werknemer zelf? Of hebben werkge-
vers en collega’s hier ook een rol in te spelen? Eenvoudig gezegd staan er bij de verantwoordelijkheid
voor de ontwikkeling van medewerkers twee uiterste standpunten tegenover elkaar. Als je de werkgever
alleen verantwoordelijk stelt, dan kan de werknemer een afwachtende houding aannemen. Als je de
werknemer verantwoordelijk stelt, dan kan de werkgever een afwachtende houding aannemen. Daarom
vindt CNV Vakmensen het verantwoordelijkheid voor zowel werkgever als werknemer.
Een positief leerklimaat in een bedrijf is van cruciaal belang. De dialoog tussen werkgever en werkne-
mer zal gestimuleerd moeten worden. Zo zal er sprake moeten zijn van een positief open leerklimaat in
het bedrijf, begeleiding door praktijkleermeesters, faciliteiten, bedrijfsopleidingsplan en ontwikkelbud-
get. De werkgever is verantwoordelijk voor een open leerklimaat en voldoende faciliteiten. De werk-
nemer zal een maximale inspanning dienen te verrichten om zijn werkervaring, vakbekwaamheid en
talenten te ontwikkelen om wend en weerbaar te blijven voor de arbeidsmarkt en maatschappij.
CNV Vakmensen vindt een open dialoog en samenwerking ook erg belangrijke uitgangspunten. We gaan
niet op voorhand uit van de klassenstrijd en onoverbrugbare tegenstellingen, maar beseffen dat alleen
door middel van samenwerking een voor iedereen aanvaardbaar resultaat kan worden behaald. In de
cao’s van de bedrijfstakken zijn O&O-fondsen met een heffi ng afgesproken door sociale partners. De
O&O-fondsen worden bestuurd door sociale partners (vakbonden en werkgevers), een zogeheten pari-
taire samenstelling.
CNV Vakmensen draagt dan ook verantwoordelijkheid om haar beleidsuitgangspunten inhoud en vorm
te geven in die paritaire samenstelling in de besturen van de O&O-fondsen. We willen het vaktalent van
de mensen ontwikkelen: meer regie door werknemers zelf via een persoonlijk ontwikkelbudget, ontwik-
keling kwaliteit van vakmanschap en ontwikkeling talenten voor arbeidsmarkt en maatschappij.
O&O-fondsen zijn van enorme toegevoegde waarde. Met geld uit collectieve afspraken tussen werkge-
vers en werknemers stimuleren O&O-fondsen scholing en ontwikkeling. Zij bereiken ook het MKB, ook
die werkgevers die anders te weinig budget zouden hebben voor scholing en ontwikkeling. Daarnaast
hebben zij een breed draagvlak bij werknemers en werkgevers. Ook beschikken ze over brede kennis en
ervaring van het effi ciënt opleiden en het bevorderen van een leercultuur. Het is dus niet óf óf, maar én
vakmanschap- én talentontwikkeling (vaktalent).
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 13
Vaktalent ontwikkelen in de techniek
Er is zowel ontwikkeling in vakmanschap (functiegerichte ontwikkeling) als intersectorale talentontwik-
keling nodig. Via individuele ontwikkelingsbudgetten, afspraken van sociale partners en overheidson-
dersteuning kan in beide geïnvesteerd worden en wordt voorkomen dat er tekorten komen aan func-
tiegerichte competenties en intersectorale competenties. De huidige functiegerichte ontwikkeling is in
Nederland relatief goed opgezet, de intersectorale ontwikkeling kan nog verder gestimuleerd worden.
Belangrijk zijn:
1. Verbinden en bewustwording;
2. Leerklimaat
3. Zeggenschap en regie;
4. Leerrecht;
5. De leerrekening;
6. Leerambassadeurs;
7. Persoonlijke en professionele begeleiding.
Verbinden en bewustwording
Bewustwording van werknemers en werkgevers over het belang van scholing en ontwikkeling en de ei-
gen verantwoordelijkheden is essentieel. Als vakbond hebben we een positie ten aanzien van de bewust-
wording van verschillende verantwoordelijkheden en het leggen van verbindingen, onder meer door:
• het denken over duurzaamheid en loopbaanontwikkeling te stimuleren; dit geeft een impuls voor
invulling van verantwoordelijkheid voor ontplooiing;
• aandacht te hebben voor de ontwikkeling van alle talenten;
• de verbinding te leggen tussen burger- en vakmanschap en borg te staan voor ontwikkeling van de
talenten van mensen in de techniek;
• het laten aansluiten van het onderwijs bij het leerniveau van de individuele werknemer;
• specifi eke aandacht voor werknemers die ‘uitvallen’ en/of dreigen uit te vallen.
CNV Vakmensen vindt dat iedere werknemer via een ononderbroken leer- en ontwikkelingsproces die
kennis en vaardigheden moet kunnen blijven verwerven, die het nodig heeft om een wend- en weerbaar,
sociaal en kritisch denkend mens te worden in een pluriforme samenleving.
Leerklimaat
CNV Vakmensen vindt een positief leerklimaat van essentieel belang. In de optiek van CNV Vakmensen
is de werkgever verantwoordelijk voor het leerklimaat. Zonder een zeker leerklimaat is er in het bedrijf
niet of geen oog voor “learning by practice” of het ontwikkelen van talenten.
In het bedrijf moet er dan ook in het werken een voortdurende dialoog over ontwikkeling zijn tussen
werknemer en werkgever. En zich bewust zijn dat ze invloed op elkaar hebben in het leerproces. Be-
langrijk is dat de werknemer eigen besluiten mag nemen, de werknemer het gevoel van geborgenheid
heeft en dat de werkgever aangeeft dat de werkzaamheden van de werknemer er toe doen.
Hoe het leerklimaat in het bedrijf eruitziet heeft veel te maken met hoe de werkgever en de werknemer
denkt over leren. Door het langer doorwerken is het leren van en voor alle leeftijden.
CNV Vakmensen vindt de bewustwording en een meer onderwijskundige benadering van het leerklimaat
een belangrijk aandachtspunt.
Zeggenschap en regie
Geef werknemers zelf de regie in handen over hun loopbaan, zodat zij daarop zelf invloed kunnen uitoefe-
nen. Dit kan via een individueel ontwikkelingsbudget, onafhankelijke loopbaandienstverlening en erken-
ning van opgedane ervaring. CNV Vakmensen is geen voorstander van nationale maatregelen die ver af
staan van de werknemer, zoals een nationaal scholingsfonds. Het gaat om zelf sparen op je eigen rekening
voor je eigen ontwikkelingsdoelen in je loopbaan. Laagdrempelig en onafhankelijk van de werkgever.
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 14
Leerrecht
CNV Vakmensen pleit voor een leerecht voor vakmensen. Door het langer doorwerken en het langer
leren om bij te blijven in de ontwikkelingen zal ook de visie op het leren in het bedrijf bijgesteld moeten
worden. Vanuit een leerrecht in de cao wordt de werknemer centraal gesteld waar nu de werkgever de
ontwikkeling bepaald. In de visie van CNV Vakmensen zal dit in balans moeten worden gebracht waarbij
ook kernelementen van het leerrecht opgenomen moeten worden zoals toegang tot alle opleidingen,
faciliteiten en bekostiging.
In de cao’s Metaal en Techniek is de vraag van de werknemer centraal gesteld door de verbinding met
het project “vouchers”. Cao-partijen hebben 1,5 miljoen euro beschikbaar gesteld ten behoeve van vou-
chers. De O&O fondsen zijn gevraagd om na te denken over mogelijkheden om deze een meer structu-
reel karakter te geven mede door middel van fi nanciering door O&O fondsen.
De leerrekening
CNV Vakmensen is voorstander van een individuele leerrekening. Een individuele leerrekening is een
individueel ontwikkelingsbudget voor werknemers waarmee zij gestimuleerd worden om aan hun eigen
ontwikkeling te werken. Het idee is om door middel van cao-afspraken stapsgewijs een individueel bud-
get van 8,33% op te bouwen voor ontwikkeling en opleiding. Nu is het hebben van budget niet voldoende
om werknemers te activeren om zelf te investeren in hun duurzame inzetbaarheid.
Zo ontvangt de werknemer in de Metaalbewerking een persoonlijke trainingstoelage van € 750 per
jaar. De bijdrage kan alleen worden aangevraagd voor cursussen die door werkgever en werknemer
zijn vastgelegd in een Persoonlijk OpleidingsPlan (POP) en is gericht op functionele scholing. Dit kan
ook gecombineerd worden met de loopbaanvoucher van €1500 per jaar die inzetbaar is voor duurzame
inzetbaarheid en talentontwikkeling. Zelfs met een dergelijk budget valt het niet mee om werknemers
zover te krijgen dat ze zelf in beweging komen. Het gaat dus niet alleen om fi nanciële middelen maar
juist ook om bewustwording!
Anno 2018 is dit idee van individuele leerrekening aan een sterke opmars begonnen onder de socia-
le partners. In het beleidsdebat over de gewenste vernieuwing van de arbeidsverhoudingen wordt de
leerrekening in toenemende mate gezien als een innovatieve vorm om zelfregie in de loopbaan door
middel van een concreet instrument mogelijk te maken. Ook in de recent verschenen rapporten (o.a.
SER, Commissie Sap) over de noodzaak van een leven lang leren is de leerrekening een van de meest
prominente en ook concrete aanbevelingen. De individuele werknemer krijgt immers door middel van de
leerrekening autonomie over de eigen scholingsmogelijkheden. Ook in het onlangs afgesloten Regeer-
akkoord is de leerrekening opgenomen als een belangrijk middel om de doorbraak op een ‘leven lang
leren’ te faciliteren en wordt nadrukkelijk gepositioneerd om scholing aantrekkelijk te maken voor o.a.
ouderen en lager geschoolden.
In de opvatting van CNV Vakmensen kunnen de individuele leerrekeningen en de O&O-fondsen elkaar
versterken. In de komende tijd zal de individuele leerrekening daarom onderwerp van gesprek zijn in de
overleggen tussen sociale partners, onderwijsinstellingen en O&O-fondsen.
Leer-ambassadeurs
Uit onderzoek (o.a. AWVN) blijkt dat laagopgeleiden minder eigenaarschap tonen op hun duurzame
inzetbaarheid. Dat hangt samen met het hebben van minder zelfvertrouwen, een slechtere gezondheids-
situatie, een lager niveau van gezondheidsvaardigheden en een lagere scholingsintentie. Vaak spelen
ook negatieve ervaringen met onderwijs en scholing in de eigen biografi e een rol. Het ondersteunen
van het vertrouwen is daarom een belangrijk aspect van een gedragsbeïnvloeding bij laagopgeleiden.
Het organiseren van sociale steun van leidinggevenden, maar zeker ook collega’s en het creëren van
positieve (leer) ervaringen zijn belangrijke voorwaarden voor de gewenste gedragsverandering. Laagop-
geleiden zijn gebaat bij kleine stappen zetten en negatieve ervaringen voorkomen. Het AWVN geeft aan
dat een laagdrempelige, praktische insteek en informatie die goed aansluit bij de uitgangssituatie van
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 15
de laagopgeleiden de belangrijkste kenmerken van een succesvolle aanpak vormen. Communicatie
hierover is effectiever als die zo veel mogelijk aansluit bij de werkwaarden die laagopgeleiden belangrijk
vinden, zoals werkzekerheid en beloning.
In het bevorderen van een leerklimaat en met name het verlagen van de drempels voor laaggeschoolden
is het concept van de leerambassadeurs, ontwikkeld door de Engelse vakbonden, interessant en ver-
nieuwend. Onderscheidend kenmerk van een leerambassadeur is het feit dat dit rechtstreekse collega’s
van de werkvloer betreft: leerambassadeurs staan dus niet in een hiërarchische relatie tot de mensen
die ze helpen. Dit biedt een veilige en ook informele omgeving voor laaggeschoolden om over de eigen
ontwikkeling en toekomstplannen te praten.
Leerambassadeurs zijn in Engeland al jaren een succes en worden na een interne scholing vooral
ingezet op plekken waar aandacht voor opleiding en ontwikkeling niet vanzelfsprekend is. Leeram-
bassadeurs zijn dus o.a. te vinden op de werkvloer van fabrieken en hebben als belangrijkste functie
om medewerkers bewust te maken van de noodzaak van scholing en duurzame inzetbaarheid en ze te
ondersteunen met vragen over hoe dit kan worden gerealiseerd.
In Nederland is inmiddels ook ervaring opgedaan met leerambassadeurs, o.a. bij Phililps, binnen een
van de projecten van het inversteringsfonds Veerkracht@werk. Met de leerambassadeurs willen Philips
en vakbonden uiteindelijk de volgende doelen bereiken:
• Medewerkers bewuster maken van de noodzaak het heft in eigen handen te nemen als het gaat om
hun arbeidsmarktpositie;
• Medewerkers een veilige omgeving bieden om te praten over ontwikkeling en toekomstplannen;
• Medewerkers helpen bij het uitvinden van passende manieren waarop ze hun arbeidsmarktpositie
verder kunnen versterken (niet alleen opleidingen helpen hierbij);
• Medewerkers meer gebruik laten maken van de mogelijkheden die er binnen Philips zijn om aan
hun arbeidsmarktpositie te werken.
CNV Vakmensen onderzoekt op dit moment in de sector industrie en de techniek actief de mogelijkheden
om leerambassadeurs in te zetten in projecten en initiatieven rond scholing en duurzame inzetbaarheid.
Persoonlijke en professionele begeleiding
Het aanbieden van persoonlijke begeleiding heeft een zeer duidelijke meerwaarde boven uitsluitend
geautomatiseerde loopbaandienstverlening (Whiston, Brecheisen & Stephens, 2003).
CNV Vakmensen ziet daarin verschillende rollen. Zo hebben scholingsconsulenten van CNV Vakmensen
een rol in de bewustwording en begeleiding van vakmensen.
Van belang is de aandacht die in de arbeidsrelatie tussen werknemer en werkgever wordt gegeven aan
ontwikkeling. Het inzetten van scholingsconsulenten door vakbonden bevordert deze aandacht. Dit biedt
de werknemer een impuls aan de bewustwording van de eigen persoonlijke ontwikkeling en het volgen
van scholing. Bij de concretisering van een persoonlijk ontwikkelingsplan zal door de scholingsconsu-
lent worden teruggegrepen op een mo-
del voor de verschillende fasen en taken
in de ontmoeting tussen werknemer en
werkgever dat is ontwikkeld door CINOP
op basis van het project Vaktalent
Scholingsconsulenten (2007-2015). Het
model zal onder regie van James verder
worden ontwikkeld bij de loopbaancoa-
chingprojecten in de Techniek, bijvoor-
beeld in de sectoren Motorvoertuigen,
Metalektro, Metaal en Techniek. Eerste
stap voor James is deelnemers helpen
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 16
om hun vragen te verduidelijken. Dat kan via een loopbaanadviseur en/of loopbaancoaches via James
(live, telefonisch of digitaal) en/of via de digitale weg. Daarna volgen oefeningen, vragenlijsten, tests,
opdrachten, games, checklists, online trainingen en informatiedatabanken, die op een logische manier
aansluiten bij vragen en situaties en mensen stap voor stap vooruit helpen.
CNV Vakmensen vindt dat vakmensen in hun ontwikkeling op een professionele manier begeleid moeten
worden. De rol van professionele begeleiding van vakmensen kan door James ingevuld worden. James
heeft als belangrijkste doel partner te zijn van mensen in en gedurende hun loopbaan. Op elk moment
tijdens het werkende leven, kunnen mensen met hun loopbaanvragen bij James terecht. Deze vragen
kunnen bijvoorbeeld gaan over het beter leren kennen van zichzelf, het verkennen van mogelijkheden,
het maken van keuzes, het realiseren van keuzes of over actuele of te verwachten problemen in het
werk. James helpt bij het beantwoorden van dit soort vragen, maakt het individu wegwijs in de activitei-
ten die nodig zijn en de wijze waarop deze activiteiten bekostigd kunnen worden.
James wil dé partij zijn waar iemand met een loopbaanvraag vanzelfsprekend naartoe gaat.
Gezien het centrale belang van loopbaanontwikkeling op de zgn. transitionele arbeidsmarkt denkt
James een cruciale bijdrage te leveren aan de duurzame inzetbaarheid van werkenden. De meerwaarde
van de samenwerking met allerlei actoren op de arbeidsmarkt (vakbonden, werkgeversorganisaties,
UWV, regionale en sectorale organisaties et cetera), is dat James veel van de beweging zelf kan initi-
eren. James is veel op de werkvloer, kan naast werkenden staan, draagt bij aan sector- en bedrijfs-
afspraken en kan de nodige faciliteiten zelf inrichten. Tegelijk kan James het natuurlijk niet alleen.
Samenwerking met bijvoorbeeld de beroepsvereniging voor loopbaanadviseurs en jobcoaches (Noloc),
onderwijsinstellingen, en opleidingsfondsen zorgen ervoor dat samen de nodige massa bereikt wordt.
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 17
7. James
Positie en missie
Vanuit het besef dat loopbaanbegeleiding een cruciaal element is voor duurzame inzetbaarheid, heeft
CNV Vakmensen in 2014 James Loopbaan opgericht. Deze BV is 100% eigendom van CNV Vakmensen.
James heeft geen winstoogmerk, maar wil wel kostendekkend kunnen werken. Hiertoe zal een fi nan-
cieringsmodel worden ontwikkeld worden, waarbij onderscheid zal bestaan tussen leden en niet-leden.
Begin 2018 werken bij James 15 mensen. Daarnaast bestaat er een schil van externe loopbaanprofessi-
onals en -bureaus.
De missie van James is dat iedereen in Nederland levenslang toegang heeft tot kwalitatief goede loop-
baanbegeleiding. James richt zich daarom niet alleen op leden van CNV Vakmensen of de Techniek,
maar op de hele Nederlandse beroepsbevolking. James is partner voor het individu, maar ook voor
andere partijen op het gebied van leren en ontwikkelen, zoals O&O-fondsen, en werkgevers.
Samenwerking in de techniek
De bedrijfstakken in de Techniek kenmerken zich door een sterke institutionele infrastructuur. Dit is van
groot belang omdat dit de mogelijkheid biedt om (ook) in de omgeving van het midden- en kleinbedrijf
(MKB) te komen tot coördinatie van beleid en het produceren van collectieve diensten.
CNV Vakmensen ziet een duidelijke rol voor James in de uitvoering van beleid en gaat dan ook uit van
een samenwerkingsverband met de verschillende opleidingsfondsen.
James werkt dan ook samen met de verschillende opleidings-en ontwikkelingsfondsen in de techniek op
de terreinen van loopbaanontwikkeling. Zo vervult James een rol in de uitvoering van het beleid van het
Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf (OOMT) om vakmensen
hun talenten te laten ontdekken en actief in te zetten.
James ziet een rol voor zich om als verbindende partij te kunnen optreden, kennis te delen en uitvoering
te geven aan loopbaan- en talentontwikkeling in de verschillende sectoren. Voor de werknemer wordt
James een herkenbaar loket in de Techniek.
Online platform
De dienstverlening van James zal zowel digitaal als face-to-face plaatsvinden. Daarnaast is sprake van
tussenvormen, zoals bijvoorbeeld e-coaching. Een belangrijk onderdeel van James wordt een online
platform. Op dit platform worden middelen voor individuen voor loopbaanontwikkeling, gepresenteerd.
Aanbod op het gebied van loopbaandienstverlening wordt inzichtelijk gemaakt voor werkenden en
werkgevers. Gebruikers worden ondersteund in de te maken keuze voor een vorm en aanbieder van
loopbaandienstverlening.
Het platform kan gebruikt worden om invulling te geven aan een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP)
en hiervoor faciliteiten aan te vragen bij de opleidings- en ontwikkelingsfondsen. Een voorbeeld is de
persoonlijke TrainingsToelage (PTT) in de Metaalbewerking bij het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds
Metaalbewerking (OOM).
Het online platform heeft een gelaagde structuur, met een drietal schillen. In de eerste schil kunnen
bezoekers vrijblijvend en vrijuit grasduinen, maar ook op een gestructureerde manier aan hun vragen
kunnen werken door middel van zelfhulpmethoden. In de tweede schil zijn meer diepgaande instrumen-
ten beschikbaar en kunnen mensen bepaalde instrumenten maken en bewaren in een digitaal portfolio.
Deze instrumenten zijn gratis toegankelijk en hebben o.a. betrekking op de zgn. career adaptability
(het loopbaanaanpassingsvermogen) van individuen. Om toegang te krijgen tot de tweede schil maken
mensen een account aan en ontstaat er dus een (digitale) relatie met de gebruiker. In de derde schil
bevinden zich meerdere testen die tegen betaling kunnen worden gemaakt. In de meeste gevallen zal in
de derde schil ook sprake zijn van persoonlijke begeleiding van een loopbaanprofessional van James.
Het platform biedt dus voldoende mogelijkheden voor uiteenlopende situaties om gebruikers te on-
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 18
dersteunen bij hun actuele vragen en terug te laten komen bij vervolgstappen en latere fasen in hun
loopbaan. Het platform is actueel, gebruikersvriendelijk en wetenschappelijk verantwoord. De tests
bijvoorbeeld hebben aangetoonde betrouwbaarheid en validiteit. Dat neemt niet weg dat er ook vra-
genlijsten ‘for fun’ en experimentele instrumenten in het platform te vinden zijn. De databanken met
informatie over opleidingen en beroepen bevatten niet alleen informatie in formats, maar ook ratings,
verhalen, beelden en fi lmpjes. Het is van belang dat het platform voldoende relevante content heeft voor
gebruikers om er meermaals gebruik van te maken. James gaat met gebruikers van het online-platform
een relatie aan.
Zelf doen en uitbesteden
Een kernactiviteit van James is het uitvoeren van loopbaanbegeleiding uit door de eigen loopbaanpro-
fessionals. James werkt in bepaalde projecten ook samen met ZZP’ers en incidenteel loopbaanadvies-
bureaus. Deze samenwerkingspartners onderschrijven een gezamenlijke kwaliteitstandaard en zorgen
gezamenlijk voor evaluatie– en effectonderzoek en voor innovatieprojecten voor kwaliteitsverbetering
en voor de ontwikkeling van producten en diensten die beter aansluiten op de behoeften van de doel-
groepen. De kwaliteitstandaard is voldoende breed om ruimte te bieden aan uiteenlopende visies en
werkwijzen. James heeft een goed overzicht over alle vormen en aanbieders van loopbaandienstver-
lening en helpt klanten bij het kiezen daaruit (waarbij James uiteraard niet alle aanbieders op haar
platform aanbiedt).
De loopbaancoaches van James bieden ‘eerstelijns coaching’. Het gaat dan o.a. om:
• intakes waarin situaties, vragen en mogelijke vervolgtrajecten worden verkend en waarin de keuze
van een vervolgtraject wordt begeleid.
• begeleidingstrajecten, waarin loopbaaninstrumenten worden ingezet, zoals interessetests en ex-
ploratie-opdrachten (de loopbaan APK)
• follow-up gesprekken op initiatief van de klant of van de begeleider, waarin vervolgtrajecten worden
geëvalueerd of waarin de stand van zaken na een of enkele jaren wordt besproken.
Uiteindelijk ontwikkelt James zich tot een partner voor mensen gedurende hun hele leven, van school-
tijd tot en met pensioen voor vragen die te maken hebben met het bepalen en bijstellen van de koers in
leven, leren, werken en ontwikkelen.
Voorwaardenscheppende activiteiten
Om de gewenste rol waar te kunnen maken, zullen ook voorwaardelijke zaken geregeld moeten worden,
zoals afspraken rondom individuele budgetten. James kan daar een bijdrage aan leveren, door:
• vakbondsbestuurders, vakbondsconsulenten en kaderleden te stimuleren en te ondersteunen bij het
ter sprake brengen van loopbaanproblemen en –oplossingen en het op gang brengen van projecten
voor duurzame inzetbaarheid.
• activiteiten te organiseren in het kader van bewustwording (bijvoorbeeld employabilityworkshops,
workshops ‘persoonlijke groei’, loopbaanevents)
• te participeren in en onderbouwing te leveren voor discussies op hogere bestuurlijke niveaus
• te zorgen dat James en samenwerkingspartners zodanig goede kwaliteit leveren, dat de vragen van
klanten optimaal worden beantwoord en bestuurders James met een gerust hart kunnen aanbevelen.
Enkele uitgangspunten bij de voorwaardenscheppende activiteiten zijn:
• Gezien de omvang en complexiteit van de problematiek is samenwerking met andere vakbonden,
met werkgeversorganisaties, met onderwijsinstellingen, met fi nanciële instellingen en met de over-
heid noodzakelijk.
• Regelingen en projecten zijn bij voorkeur sectoroverschrijdend, en bijvoorbeeld regionaal georgani-
seerd. Het is immers in het algemeen belang dat werkenden ook tussen sectoren mobiel zijn. Er valt
een geleidelijke verschuiving te verwachten van een accent op de ontwikkeling van competenties die
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 19
nu gevraagd worden op de lokale arbeidsmarkt naar de ontwikkeling van duurzame, breder inzetba-
re competenties, gebaseerd op de eigen talenten en drijfveren van de persoon.
• Bij leren en ontwikkelen moet niet alleen gedacht worden aan scholing en formele kwalifi caties,
maar vooral ook aan allerlei vormen van informeel leren (cf. De Grip, 2014).
• Het is onvermijdelijk en cruciaal dat individuen zelf meer verantwoordelijkheid nemen voor hun
eigen ontwikkeling. Daarbij hoort dat zij ook zelf de beschikking krijgen over meer middelen om de
regie over de eigen loopbaan ter hand te nemen.
• Een fi nancieringssysteem moet, bijvoorbeeld door te differentiëren tussen de basis en aanvullende
budgetten, rekening houden met het feit dat niet iedereen even veel nodig heeft. Een standaardbud-
get is voor de één te veel en voor de ander te weinig. Maatwerk draagt bij aan optimale oplossingen.
Werken langs twee sporen
James wil doorontwikkelen naar een full-service provider op het gebied van loopbaanontwikkeling,
die ook vormen van dienstverlening ontwikkelt die nu nog niet of nauwelijks bestaan (bijvoorbeeld op
het gebied van het stimuleren van loopbaanawareness, het aanbieden van aantrekkelijke diensten aan
mensen die daar nu nog niet in geïnteresseerd zijn, het helpen bij het kiezen van een dienstverlener en
longitudinale begeleiding).
De komende jaren zullen daarom vooral in het teken staan van investeren. Investeren in het ‘gereed
maken van de (arbeids)markt’ en investeren in het neerzetten en ontsluiten van goed aanbod. Om dit
goed te doen en om de investeringen enigszins binnen de perken te houden, kiest James voor een
parallel tweesporenbeleid. Spoor 1 is zelf goede, longitudinale begeleiding bieden. Niet alleen voor CNV
leden, maar voor iedereen. Spoor 2 betreft bijdragen aan de totstandkoming van randvoorwaarden voor
loopbaandienstverlening, bijvoorbeeld op het gebied van fi nanciering van loopbaanbegeleiding en het
stimuleren van loopbaan-awareness.
Langs het eerste spoor gaat James concreet aan de slag met het helpen van werkenden waar al wel
middelen beschikbaar zijn. Dat kan bijvoorbeeld via een sociaal plan, een vaststellingsovereenkomst
of via de ingang van bestuurders bij bedrijven waar ontwikkelvragen spelen. Spoor 1 helpt James beter
aanbod neer te zetten en (beperkt) inkomsten te genereren.
Het tweede spoor omhelst het vergezicht. James zal proberen de bodem vruchtbaar te maken in sec-
toren waar nog geen of beperkt regelingen zijn en waar ontwikkeling nog maar weinig aandacht heeft
gekregen. Een belangrijk project in het kader van spoor 2 is de opzet van de eerder genoemde James
Leerrekening. De werknemer zelf beheert deze belastingvrije ‘spaarpot’, die blijft behouden als hij van
baan wisselt. Te verwachten valt dat deze opzet de eigen regie van de persoon over haar scholing en
ontwikkeling stimuleert.
Het Loopbaanportaal, wordt uitgebouwd tot een digitaal platform waarmee we deelnemers kunnen
helpen in hun loopbaanstappen. In dit platform kunnen deelnemers in gesprek met hun coach, testen
doen, vacatures en opleidingen vinden, hun portfolio aanmaken en meer. Ruim 700 deelnemers maken
inmiddels gebruik van het loopbaanportaal.
James participeert bovendien ook in een aantal innovatieve regio-pilots rond de toekomstige infrastruc-
tuur van de arbeidsmarkt. Als gevolg van het Sociaal Akkoord uit 2013 worden de sociale partners in de
nabije toekomst veel directer betrokken bij de regionale dienstverlening rond de preventie van werk-
loosheid en het inrichten van werk-naar werk-trajecten. Met name de vakbonden gaan vanaf 2020 een
cruciale en ook uitvoerende rol vervullen in deze nieuwe vorm van loopbaandienstverlening.
Een ander voorbeeld vormt de bijdrage van James aan de ontwikkeling van het House of Skills in de me-
tropoolregio Amsterdam, waar diverse partijen en (arbeidsmarkt)instituties samenwerken. Doelstelling
van het House of Skills is de knelpunten op de (regionale) arbeidsmarkt rond in- door- en uitstroom van
personeel voor bedrijven en intermediairs het hoofd te bieden en mismatches van vraag en aanbod op
de arbeidsmarkt te voorkomen en/of op te heffen. James zal hierin optreden als een van de partijen die
voor werkenden en werkzoekenden (individuele) begeleiding kan bieden rond loopbaanvragen. Daar-
naast zal James een rol spelen bij het ontwikkelen van innovatieve vormen van (skills)assessment.
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 20
Spoor 1 staat dus voor werken aan korte termijn resultaten, met als focus: doen. Spoor 2 staat voor voor
bezig zijn met de (middel)lange termijn, met als focus: onderzoeken en bewerken. Als ook hier mogelijk-
heden ontstaan voor directe dekking van kosten, wordt daarvan uiteraard gebruik gemaakt.
Producten en diensten van James
In 2014 zijn de producten en diensten die James concreet ‘op de plank heeft liggen’ ontsloten via een
menukaart (intern) en ons portal (extern). James is anno 2017 druk doende met het verder ontwik-
kelen van instrumenten en het verbreden van het aanbod. Zoals eerder opgemerkt heeft James geen
winstoogmerk. James zal kostendekkende tarieven in rekening brengen. In de meeste gevallen zullen
leden van CNV korting kunnen krijgen. In alle gevallen wordt er naar gestreefd dat fi nanciële drempels
voor werknemers en werkzoekenden om gebruik te maken van de diensten van James, zoveel mogelijk
weggenomen worden.
Er wordt een divers palet van instrumenten ingezet om mensen te helpen. Onderstaand fi guur geeft
daar een eerste overzicht van.
In de fi guur wordt zichtbaar gemaakt dat James fi nanciële en psychologische obstakels wil wegnemen,
zodat mensen zich bewust worden van loopbaanvragen en er iets mee gaan doen. De begeleiding van
James vindt deels digitaal plaats en deels persoonlijk. Deels door James zelf (groen) en deels door andere
aanbieders van loopbaandienstverlening waarnaar wij verwijzen (blauw).
Het onderste deel van de fi guur biedt een uitwerking van ‘begeleiding’. Concrete producten en diensten
kunnen in de matrix geplaatst worden langs de dimensies vorm en doel. Duidelijk is dat niet alleen curatief
wordt gewerkt bij al dan niet vrijwillige transities in de loopbaan. Een belangrijk doel is bij te dragen aan
duurzame inzetbaarheid door problemen in het werk tijdig aan te pakken en door het stimuleren van de
ontwikkeling van (loopbaan)competenties, zodat mens en arbeid zich voortdurend aan elkaar aanpassen.
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 21
Geraadpleegde literatuur
AWVN (2017). Erik Heideman en Jannes van der Velde. Hoe krijg je ze aan de gang? Duurzame inzet-
baarheid voor lager opgeleiden. Arbo, 4.
AD-Artikel “Werknemer niet klaar voor langer werken” in het AD van 3 januari 2017
Breugel, G., Gielen, P., De Grip, A, & Nieuwenhuis, L. (2012). Stimuleren van leven lang leren: Een inter-
nationaal verkennende analyse. ‘s-Hertogenbosch/Utrecht: ECBO.
Bundesministerien für Bildung und Forschung (ongedateerd). Zukunftsbild „Industrie 4.0“. Bonn: Bun-
desministerium für Bildung und Forschung, Referat IT-Systeme.
CNV Position paper hoorzitting Leven Lang Leren 18 januari 2017
CNV Vakmensen (2014). Jouw talent, onze toekomst: Visieprogramma 2014 – 2018. Utrecht: CNV Vak-
mensen.
Delta Lloyd/GFK brochure (september 2015) “Hoe gaat Nederland met pensioen?”
Dokter, H. (2014). Verbetering Leercultuur in de Metaal: Eindrapport VLM 2.0. Nieuwegein/ Hazerswou-
de-dorp: Koninklijke metaalunie/OOM (Opleiding Ontwikkeling Metaalbewerking).
EIB-rapport “Eerder stoppen met werken voor zware beroepen” 2 juni 2017
Eijk, P.W. van der (2015) Race tegen de robot? De gevolgen van robotisering voor de arbeidsmarkt. CNV
Vakmensen.
ELPGN. (2012). Beleidsontwikkeling voor levenslange begeleiding: Een Europese resource kit. Een ver-
taling van: Lifelong Guidance Policy Development: A European Resource Kit. Saarijärven (Finland):
The European Lifelong Guidance Policy Network (ELGPN).
European Commission/EACEA/Eurydice (2013). Education and Training in Europe 2020: Responses from
the EU Member States. Eurydice Report. Brussels: Eurydice.
Frey, C. B., & Osborne, M. A. (2013). The Future of Employment: How Susceptible are Jobs to Computeri-
sation? Oxford: Oxford Martin School, University of Oxford.
Grip, A. de (2014). Smart People in Strong Firms: Essay voor de Actieagenda Smart Industry: New Skills.
Maastricht: ROA (Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt).
Hall, D. T. (1976). Careers in Organizations. Santa Monica: Goodyear.
Hietkamp M.H. en Essen, M (2012), Vaktalent, visie scholing en ontwikkeling CNV Metaaltechniek.
Utrecht: CNV Metaaltechniek
Intersectorale kracht, schouders onder scholing (2016) A&O, OOM, OOMT, OTIB, OOI, OOC, OVP.
Kluijtmans, F. (2008). Van verzorger naar spelverdeler: Over veranderende posities op het HR-speelveld.
Heerlen: Open Universiteit Nederland.
Kuijpers, M. A. C. T. (2003). Loopbaanontwikkeling: Onderzoek naar ‘Competenties’. Dissertatie. .Univer-
siteit Twente. Enschede: Twente University Press.
Luken, T. (2012). Verstoorde loopbaanontwikkeling: Een verkenning van kosten en baten van loopbaan-
storingen. LoopbaanVisie, 3,(4), 4-8.
Marcelissen, F., Madsen, A., & Schlat-
mann, M. (1988). Werkstress,
voorkomen en bestrijden: Een
inventarisatie van activiteiten in het
Nederlandse bedrijfsleven. Den
Haag: Ministerie van sociale zaken
en werkgelegenheid.
Mol, M. (2012). Burn-out en psycho-
sociale werkbelasting. Tijdschrift
voor Arbeidsvraagstukken 28, 2,
202-206.
Nauta, A. (2012). Tango op de werk-
VAKTALENT IN DE TECHNIEK | 22
vloer: Een nieuwe kijk op arbeidsrelaties. Assen: Van Gorcum.
Oomen, A. (red.).(2012). Loopbaanontwikkeling van burgers: Stand van zaken. ‘s-Hertogenbosch: Eurog-
uidance.
Rhenen, W. van (2008). From stress to engagement. Proefschrift aan de Universiteit van Amsterdam.
Utrecht: ArboNed B.V.
SER (2011). Werk maken van baan-baanmobiliteit. Den Haag: Sociaal-Economische Raad.
SER (2012). Werk maken van scholing: Advies over de postinitiële scholingsmarkt. Den Haag: Soci-
aal-Economische Raad.
Stichting van de Arbeid (2011). Beleidsagenda 2020: investeren in participatie en inzetbaarheid. Den
Haag: Stichting van de Arbeid.
TNO (2014). Duurzame inzetbaarheid in perspectief: Inzichten en oplossingen op sector, organisatie en
individueel niveau. Hoofddorp: TNO.
Vianen, A. E. M. van. (2013). Dynamische loopbanen: Een kwestie van vooruitkijken. Assen: Van Gorcum.
Vianen, A. E. M. van, & Tijs, M. S. (2014). Onvoorspelbare loopbanen: verantwoordelijkheid van werkne-
mers én werkgevers. Tijdschrift voor HRM 12, 1-10.
Vos, A. de (2013). Over de (ir)rationaliteit van het loopbaanbeleid. Gedrag & Organisatie 26(4), 431-448.
Whiston, S.C., Brecheisen, B.K., & Stephens, J. (2003). Does treatment modality affect career counse-
ling effectiveness? Journal of Vocational Behavior, 62, 390–410.
WRR (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid). (2007). Investeren in werkzekerheid. Amster-
dam: Amsterdam University Press.
Zelders, Y. (2014). Vlaamse regering investeert jaarlijks 12 miljoen: Vlaanderen en de loopbaancheque.
LoopbaanVisie, 5(2), 62-65.
Nederlands Centrum voor Onderwijsrecht (NCOR), (2016) ‘Leerrechten als structurele grondslag voor
wetgeving’, eindrapport.