Web viewKecik valt in het niet bij een door hemzelf geschilderd schilderij van de 'Slag om...

download Web viewKecik valt in het niet bij een door hemzelf geschilderd schilderij van de 'Slag om Soerabaja', tegen de Britten. 'Ik heb dat in 1985 gemaakt', zegt hij

If you can't read please download the document

Transcript of Web viewKecik valt in het niet bij een door hemzelf geschilderd schilderij van de 'Slag om...

Soerabaja in donkere tinten

MICHEL MAAS 10/05/14, 00:00

Hario Kecik was commandant van de militaire politie tijdens Bersiap. 'Een mensenleven betekende weinig in die dagen.'

Op de theetafel is geen plaats meer voor thee, omdat Suhario 'Hario Kecik' Padmodiwirio er al zijn boeken heeft uitgespreid. Negen zijn het, waarin de oud-militair zijn versie van de geschiedenis heeft neergepend. 'Het staat er allemaal in', glundert de 93-jarige, 'precies zoals het is gebeurd'. Dat laatste wordt door zijn critici betwijfeld. Zijn versie van de werkelijkheid wijkt soms nogal af van de officile. Zijn tiende boek zal bewijzen dat hij weet waarover hij het heeft: 'Dat gaat over het geheugen. Wat is eigenlijk een herinnering, waar ontstaat die, hoe ontstaat die?'

Dat geheugen moet kloppen, want waar wij het vandaag over hebben, is lang geleden en even omstreden: de Bersiap-periode in Soerabaja, de explosie van geweld waarbij honderden, misschien duizenden Nederlanders, Indische Nederlanders en vermeende sympathisanten van Nederland over de kling werden gejaagd. Hario Kecik was in Soerabaja en hij heeft het opgeschreven in zijn boeken en memoires.

Kecik valt in het niet bij een door hemzelf geschilderd schilderij van de 'Slag om Soerabaja', tegen de Britten. 'Ik heb dat in 1985 gemaakt', zegt hij. 'Weet u waarom ik geen Nederlanders heb geschilderd? Omdat ik medelijden met ze had. De Nederlanders waren mijn vrienden, ik was met ze naar school gegaan.'

Hario Kecik studeerde medicijnen toen de revolutie zich aandiende. Hij kreeg een snelle militaire training van de Japanners en werd commandant van het 'studentenregiment' ('resimen mahasiswa kedokteran'). In 1945 kwam hij in Soerabaja. 'Ik was in Soerabaja omdat mijn vrouw zwanger was en zij terug wilde naar haar geboortestad om daar te bevallen. Toevallig begon toen net de revolutie. Ik was de enige die iets wist over militaire zaken, dus ik werd commandant van de militaire politie.'

De Japanners capituleerden op 15 augustus maar deden verder niets. Ook Soekarno en Mohammad Hatta aarzelden wat te doen, tot jonge revolutionairen de leiders ontvoerden en ze dwongen om de onafhankelijkheid uit te roepen. Dat gebeurde op 17 augustus. Niemand wist meer wie de baas was in het land. De Japanners wachtten tot internationale troepen ze zouden ontwapenen en aflossen. Nederlanders en Britten waren er nog niet. De revolutionairen waren verdeeld over ontelbare lokale strijdgroepen en groepjes.

Ook in Soerabaja. Hario Kecik: 'Het was een revolutie van de kampung-mensen. Ik moest met zo veel verschillende mensen praten.' De Indonesische bevolking werd in die chaos steeds rustelozer, en sloeg uiteindelijk aan het moorden. Waar die moorden begonnen en waarom , is moeilijk te bepalen.

De Nederlanders en de Indo's hadden gevangen gezeten in de 'Jappenkampen', ook in Soerabaja. Toen de poorten van die kampen opengingen, was er volgens Hario Kecik nog niets aan de hand. 'De Indische jongens, dat waren ook vrienden van mij, kwamen uit de krijgsgevangenkampen. Met hen hadden wij helemaal geen herrie. Zij konden gewoon fietsen door Soerabaja.'

Dat had zo kunnen blijven, meent Kecik, 'als die domme Ploegman er niet was geweest.' De stemming in Soerabaja keerde volgens hem om door n enkele gebeurtenis: het 'vlagincident' van 19 september. Als dat er niet was geweest zou in Soerabaja, zegt Kecik, geen enkele Indo en geen enkele Nederlander zijn gedood.

Op 19 september klom een Indische Nederlander, Victor Ploegman, op het Oranjehotel en plantte daar de Nederlandse vlag, zegt Kecik: 'Ik kende die Ploegman. Meester in de rechten was hij. Voor de oorlog was hij bij de organisatie Indo Europeesch Verbond. Dat was een exclusieve vereniging waarvan alleen indo-europeanen lid mochten worden. Zij wilden geen inheemsen als lid. Deze Ploegman heeft die rood-wit-blauwe vlag gehesen. Met een klein groepje mensen. Ploegman had helemaal geen massabeweging, er waren bij het Oranjehotel maar zeventien man.'

Het leek wel of Soerabaja op zo'n incident had liggen wachten. Het groepje bij het hotel was snel omringd door een kleine menigte die steeds bozer werd. Het kwam tot een schermutseling, waarin Ploegman en zijn mannen werden gedood. Een plaquette op het hotel (dat tegenwoordig 'Majapahit' heet) herdenkt vooral de tweede helft van het incident: de helft waarin een Indonesische vrijheidsstrijder het blauw van de driekleur scheurt en er zo een Indonesische vlag van maakt.

Wie de vlag heeft gehesen, is nog steeds onderwerp van discussie. Nederlandse bronnen noemen niet Ploegman maar een vaandrig, J. Lansdorp. Over wat er daarna gebeurt, bestaat ook onenigheid.

Keciks versie is eenvoudig: 'Weet u wie ze hebben vermoord? De becak-rijders (fietstaxi). Die becak-kerels grepen de sabels van de politie die stond toe te kijken en daarmee hebben zij ze afgeslacht. Allemaal.'

'Het ging heel snel. Mijn hoofdkwartier was vlakbij, 5 minuten lopen. Toen ik rapport kreeg van het vlagincident ging ik er meteen heen. Toen ik aankwam, was alles al voorbij. Ik zag alleen nog maar bloed op straat. De mensen waren allemaal naar het Centraal Burgerlijk Ziekenhuis gebracht. Zij waren allemaal dood.'

Meteen na het incident ging het gerucht rond dat de Indo's wraak kwamen nemen op de moordenaars van Ploegman. Kecik: 'Alle Indo's hadden wapens in de Hollandse tijd. Zij waren jagers, net als ik. Ik kende veel Indo's. Zij hadden hun wapens verborgen toen de Japanners kwamen en toen zij uit de kampen kwamen, hebben zij die weer opgegraven. Het waren lichte wapens, jachtgeweren en pistolen, geen automatische wapens.'

De 'kampungbevolking' opende de jacht. Niemand werd gespaard. Mannen, vrouwen en kinderen werden met messen en bamboesperen afgemaakt.

'De kampungbevolking had helemaal geen wapens. Die vocht met wat zij hadden: messen, bamboesperen en historische speren. Maar het was een asymmetrische oorlog: de bevolking van Soerabaja, 150 duizend mensen, tegen een paar honderd Indo's. Die hadden natuurlijk geen kans.' Kecik geeft geen details over het moorden. Hier laat zijn geheugen hem in de steek.

Kende u de moordenaars?

'Ik weet het niet. Ik hield mij erbuiten. Ik had geen wapens, geen troepen en geen macht. Pas op 26 september kreeg ik een karabijn, en op 1 oktober hebben wij de Japanse militaire politie aangevallen, en hun wapens buitgemaakt. Pas daarna heb ik gezegd: alle krijgsgevangenen moeten terug naar de kampen. Alleen daar kan ik zorgen voor jullie veiligheid. Alleen dan kan ik mijn troepen opdracht geven jullie te bewaken. Geen moorden meer. Finished. Vrede.'

Hoeveel mensen gingen terug naar die kampen?

'Misschien een paar honderd. Misschien vierhonderd of zo. Ik weet het niet precies. U weet wel: het was revolutie!'

Voor de mensen die teruggingen naar de kampen was het nog niet afgelopen. Britse troepen die half oktober naar Soerabaja kwamen, hadden de opdracht de gevangenen uit de kampen op te halen. Maar eind oktober braken gevechten uit, waarbij de Britse commandant brigadier A. Mallaby omkwam. De Britten stuurden een strafexpeditie en de 'Slag om Soerabaja' begon: de slag die Kecik veertig jaar later in donkere tinten zou schilderen.

Ook de konvooien met de krijgsgevangenen werden aangevallen. Daarbij zijn ook veel Nederlanders omgekomen, zegt Kecik: 'Natuurlijk! De Engelsen transporteerden hen in dezelfde trucks als de troepen. Wij vielen de trucks aan, waarin ook vrouwen en kinderen zaten. Allemaal weg!'

Een mensenleven betekende weinig in die dagen. Kecik herinnert zich majoor Sabarudin, die als een beest heeft huisgehouden in Sidoarjo, 24 kilometer van Soerabaja. 'Die man was een moordenaar en een sadist. Hij martelde mensen, sleepte ze achter vrachtwagens en van die dingen. Hij haalde Indo-meisjes uit de kampen en nam die mee naar zijn plek in de bergen. U weet wel waarvoor.'

Haatte u de Nederlanders?

'Wij moesten natuurlijk wat agiteren om tegen de Nederlanders te vechten. Wij moesten agiteren h? Het was oorlog.'

Hij 'agiteerde' alleen maar wat. Voor Hario Kecik is dat iets anders dan 'ophitsen' om Nederlanders te vermoorden. Nederlanders waren zijn vrienden, benadrukt hij. Hij had met ze in de schoolbanken gezeten, en hij spreekt nog steeds graag Nederlands. De geschiedenis liep gewoon verkeerd. De hele internationale wereld sprak over dekolonisatie in die tijd. Als Nederland toen had geluisterd, had alles anders kunnen zijn.

Kecik: 'Ik had gehoopt dat koningin Wilhelmina hier zou komen en zou zeggen: lui, laten wij vrede sluiten, de oorlog is over. Laten wij samenwerken. Dat is niet gebeurd, en dat was een grote teleurstelling.