Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs Jaarverslag...
Transcript of Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs Jaarverslag...
pag. 1 van 183
Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs
Jaarverslag 2014
Mei 2015
pag. 2 van 183
Contactgegevens
Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs
Postbus 574 tel: (013) 595 55 00
5000 AN Tilburg e-mail: [email protected]
Spoorlaan 171 website: www.omo.nl / www.omojaarverslag.nl
5038 CB Tilburg
pag. 3 van 183
Kerngegevens Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs
A. Onderwijs
B. Personeel
C. Financiën
0% 10% 20% 30% 40% 50%
t/m 30 jaar
31 - 40 jaar
41 - 50 jaar
51 - 60 jaar
vanaf 61 jaar
Leeftijdsopbouw personeel
2011 2012 2013 2014
17,6%
19,1%
22,8%23,5%
15%
17%
19%
21%
23%
25%
2011 2012 2013 2014
Weerstandsvermogen
62.414
62.565
63.085
62.773
62.000
62.200
62.400
62.600
62.800
63.000
63.200
2011 2012 2013 2014
Leerlingaantallen
Totaal aantal bekostigde leerlingen
96,4
%
95,4
%
93,2
%
88,5
%
92,6
%
96,8
%
93,1
%
91,4
%
88,0
%
91,9
%
96,9
%
97,2
%
94,5
%
89,3
%
91,1
%
96,9
%
95,0
%
93,4
%
87,9
%
89,8
%
80%
85%
90%
95%
100%
Vmbo Bbl Vmbo Kbl Vmbo (G)T Havo Vwo
Slaagpercentages
OMO 2012-2013 Landelijk 2012-2013 OMO 2013-2014 Landelijk 2013-2014
6.700
6.800
6.900
7.000
7.100
7.200
2011 2012 2013 2014
Aantal medewerkers
56%54%
52% 52%
44%46%
48% 48%
30%
40%
50%
60%
2011 2012 2013 2014
Percentage mannen en vrouwen
Man Vrouw
39%45%
50% 50%
0%
20%
40%
60%
2011 2012 2013 2014
Solvabiliteit (inclusief voorzieningen)
0,7%
2,3%
4,3%
0,0%0%
1%
2%
3%
4%
5%
2011 2012 2013 2014
Rentabiliteit
20,4%
19,9%
19,3%18,9%
18%
19%
19%
20%
20%
21%
21%
2011 2012 2013 2014
Overhead
pag. 4 van 183
Voorwoord
Onderwijsresultaten: stijgende lijn zet door
In de afgelopen jaren nam het percentage leerlingen dat aan de OMO-scholen een diploma
behaalde jaarlijks toe. Ook in 2014 steeg het gemiddelde slaagpercentage van alle OMO-
scholen samen ten opzichte van 2013. Per schoolsoort scoren alle OMO-opleidingen op of
boven het landelijk gemiddelde.
In 2014 is de kwaliteit(szorg) van de opleidingen verbeterd. Het aantal basisarrangementen
nam toe van 159 naar 172. Slechts drie van de 179 opleidingen ontvingen van de inspectie
een aangepast arrangement ten opzichte van veertien opleidingen in het voorafgaande jaar.
Bij een viertal opleidingen kon de inspectie geen oordeel geven.
De scholen met een opleiding met een aangepast arrangement werken hard aan verbetering.
Kwaliteitszorg staat bij voortduring op de agenda, waarbij constant gezocht wordt naar de
balans tussen kwaliteit en kwantiteit. Dit om te voorkomen dat er onevenredig veel tijd
besteed wordt aan het proces in relatie tot de opbrengst.
Identiteit
De discussie over identiteit wordt gevoerd vanuit drie basisbegrippen: goed onderwijs, een
goed mens en goed leven. Dit is een constante zoektocht. Door de verdergaande
secularisatie vraagt de vormgeving van identiteit extra aandacht. Het streven is leerlingen
niet alleen cognitief voor te bereiden op hun toekomst maar ook aandacht te besteden aan
op christelijke waarden gebaseerde zingeving.
ICT in het onderwijs
Op de verschillende scholen wordt op bijna even veel verschillende manieren doeltreffend
gebruik gemaakt van ICT in het onderwijs. Het beleid is erop gericht dat scholen van elkaar
weten welke initiatieven er zijn en welke resultaten er bereikt zijn, met het doel van elkaar
te leren. Dit krijgt vorm tijdens diverse themabijeenkomsten en tijdens de jaarlijkse OMO-
ICTO-dag, die dit jaar gevalideerd is ten behoeve van het lerarenregister.
Kennisnetwerken
De vorming van kennisnetwerken vordert langzaam maar gestaag, met name rondom
specifieke thema’s en voor collega’s met een gemeenschappelijke rol of functie. Bij de
vakgebieden stijgt het aantal netwerken langzamer dan gehoopt. Het lijkt erop dat het
uitwisselen van materialen en kennis mondjesmaat opgenomen wordt in de werkroutine van
alledag. Kennisdelen draagt bij aan de professionalisering en persoonlijke ontwikkeling van
ieder individu. We blijven ons inzetten om dit te bevorderen.
Academische opleidingsscholen
De academische opleidingsscholen hebben een ambitie die verder reikt dan alleen het
opleiden in de school. Naast initiële opleidingen stimuleren we ook opleidingen voor docenten
met werkervaring. Een mooi neveneffect hiervan is het komen en gaan van nieuwe inzichten
in de school. We geven hiermee uitvoering aan onze plicht aankomende studenten te
faciliteren en we bevorderen de academisering van onze docenten. In 2014 zijn alle scholen
van de vereniging aangesloten bij een academische opleidingsschool.
pag. 5 van 183
Gesprekscyclus
De regelingen van de gesprekscyclus zijn in 2014 geactualiseerd. Eén van de wijzigingen is
dat ieders professionaliteit een belangrijker onderdeel van de gesprekken vormt. Daarbij
gaat het gesprek verder dan sec het bespreken van competenties. Ook disposities, ofwel
gedragspatronen, en beroepswaarden komen aan bod. Want juist persoonlijke kenmerken
zijn van doorslaggevende invloed op de kwaliteit van docenten en ondersteuners.
Demografische ontwikkelingen
De daling van het leerlingenaantal concentreert zich voornamelijk in de westelijke- en
oostelijke gebieden van Noord-Brabant. Deze daling heeft consequenties voor de plaatselijke
samenleving, het leefklimaat en het vestigingsklimaat van bedrijven. De risicogebieden zijn
onderwerp van een verdere analyse. De resultaten uit deze analyses vormen de basis voor
overleg met gemeenten en collega-besturen. Het vergt een zorgvuldige planning om te
blijven voldoen aan onze maatschappelijke opdracht een zo fijnmazig mogelijk
onderwijsaanbod in die regio’s te behouden.
Huisvesting
In 2014 zijn drie onderwijsvoorzieningen opgeleverd. Leerlingen van de Cobbenhagenmavo
in Tilburg, het Carolus Borromeus College in Helmond, en het Dr. Mollercollege en de
Walewyc-mavo in Waalwijk volgen inmiddels onderwijs in deze prachtige nieuwe
schoolgebouwen. Twee van deze nieuwbouwprojecten – in Helmond en Waalwijk - zijn het
gevolg van doordecentralisatiecontracten met de betreffende gemeenten.
Financiën
De financiële positie van de vereniging is gezond. De begroting en de werkelijke uitgaven
zijn in balans. Dankzij een solide bedrijfsvoering van de scholen en een even solide
administratieve verwerking worden we niet afgeleid door materiële zorgen, waardoor we ons
volledig kunnen richten op het onderwijs aan onze leerlingen.
Tot slot
We hebben een goed jaar achter de rug. Er is veel bereikt: goede onderwijsresultaten,
constante aandacht voor de mens en voor de kwaliteit van het onderwijs, grote stappen in
de bevordering van de professionalisering van medewerkers en een stabiele financiële
situatie. Maar er is uiteraard ook nog veel te doen. De wereld staat niet stil en het onderwijs
al helemaal niet. Koers 2016 nadert zijn eindtijd; we gaan ons gedegen voorbereiden op de
toekomst richting 2023. In eenzelfde zorgvuldig proces als destijds naar Koers 2016, gaan
we in gesprek met vele betrokkenen waaronder leerlingen, ouders, medewerkers, basis- en
vervolg onderwijs en anderen in de omgeving van de scholen en het onderwijs.
Ook besteden we in 2016-2017 aandacht aan het 100-jarig bestaan van de vereniging. Met
de voorbereidingen daarvoor zijn we inmiddels gestart. Aan de originele doelstelling van de
vereniging, via onderwijs bijdragen aan de emancipatie van de katholieken in Noord-Brabant,
is ruimschoots voldaan. De komende jaren richten we ons op de ontwikkeling van onze
leerlingen in een snel veranderende maatschappij waarin technologische vernieuwingen en
mondialisering centraal staan. Uiteraard met behoud van onze identiteit.
Raad van bestuur vereniging Ons Middelbaar Onderwijs,
Eugène Bernard
Pieter Hendrikse
pag. 6 van 183
Koers 2016
Koers 2016, het strategisch beleidsplan van Ons Middelbaar Onderwijs, stelt de docent
centraal. Met als doel: goed onderwijs voor de leerling. Voor goed onderwijs is de docent niet
de enige, maar wel de meest bepalende (f)actor. De vereniging zet daarom in op het
versterken van de beroepsontwikkeling van docenten door introductie van beroepswaarden,
door verdere ontwikkeling van competenties, het mede-opleiden en het verhogen van de
kwalificatiegraad.
Het dragen van verantwoordelijkheid hoort bij het beroep van docent. We bevorderen
daarom een beroepscultuur die uitgaat van vertrouwen, van samenwerken, het
afleggen van verantwoording en waarin mobiliteit als een kans geldt. We bevorderen
de ontwikkeling van persoonlijke professionele identiteit. Erkenning komt tot uiting in
betere arbeidsvoorwaarden. Positieve verschillen in kwaliteit verdienen waardering.
Voor leerlingen en docent streven we naar het behoud van een goede regionale
spreiding van goed toegeruste en gezonde scholen op fietsafstand. Een solide
bedrijfsvoering borgt de continuïteit van ons onderwijs.
Koers 2016 kwam tot stand door inbreng van leerlingen, ouders, leraren, schoolleiding, de
raad van toezicht en andere belanghebbenden. In het voorjaar van 2010 werd Koers 2016
het startpunt van een hernieuwd beleid voor de scholen, het OMO bureau en de raad van
bestuur. Koers 2016 is geconcretiseerd in een werkprogramma waarmee de verschillende
betrokkenen concreet aan de slag kunnen. Dit werkprogramma wordt ieder kalenderjaar
geactualiseerd. Zie ook www.omo.nl.
In dit jaarverslag over 2014 wordt ingegaan op het gevoerde beleid, langs de lijnen van het
werkprogramma dat is afgeleid uit Koers 2016.
pag. 7 van 183
Inhoudsopgave
JAARSTUKKEN 2014
DEEL A: DE SCHOLEN
DEEL B: BESTUURSVERSLAG
1. Ons Onderwijs .............................................................. 45
1.1. Leerlingen ............................................................................. 45 1.1.1. Onderwijs in kerncijfers ...................................................................... 45 1.1.2. Lesuitval .......................................................................................... 45 1.1.3. Voortijdig schoolverlaten (VSV) ........................................................... 46 1.1.4. Goed onderwijs bieden ....................................................................... 46 1.1.5. Veiligheid op scholen .......................................................................... 46 1.1.6. Het stimuleren van leerlingen door OMO-prijzen ..................................... 47 1.1.7. Leerlingen voorbereiden op de kosmopolitische samenleving .................... 47 1.1.8. Passend onderwijs ............................................................................. 48 1.1.9. Vernieuwing vmbo-structuur ............................................................... 48 1.2. Identiteit .............................................................................. 49 1.3. Onderwijsaanbod .................................................................. 49 1.3.1. Demografische ontwikkelingen en onderwijsaanbod op fietsafstand ........... 49 1.3.2. Herschikking, samenwerking, fusie en overname .................................... 50 1.4. Kwaliteitszorg ....................................................................... 50 1.4.1. Toezichtarrangementen ...................................................................... 50 1.4.2. Kwaliteitszorg en Vensters voor Verantwoording ..................................... 51 1.4.3. Kwaliteitsgelden VO en Prestatiebox ..................................................... 52 1.5. Innovatie .............................................................................. 53 1.5.1. Onderwijstechnologie in het leermiddelenbeleid ...................................... 53 1.5.2. Onderwijsinnovatie op basis van praktijkrelevant onderzoek .................... 53 1.5.3. Educatief Partnerschap met het vervolgonderwijs ................................... 53
2. Onze mensen ................................................................ 55 2.1. Professionaliteit .................................................................... 55 2.1.1. Personeel in kerncijfers ....................................................................... 55 2.1.2. ProMotion - ruimte voor loopbaanontwikkeling ....................................... 57 2.1.3. Onderzoek Koers 2016 ....................................................................... 58 2.1.4. Professionalisering schoolleiding .......................................................... 58 2.1.5. Professionele ruimte en registratie ....................................................... 58 2.1.6. Actualisering gesprekscyclus ............................................................... 59 2.1.7. Kennisnetwerken ............................................................................... 59 2.1.8. Pilot ‘Netwerkleren erkend!’ ................................................................ 60 2.1.9. Academische opleidingsscholen ............................................................ 61 2.1.10. Kwaliteitszorg opleiden in de school ...................................................... 62
pag. 8 van 183
2.1.11. Script!.............................................................................................. 62 2.1.12. Promovendi ...................................................................................... 63 2.1.13. Palladio ............................................................................................ 63
2.2. Arbeidsvoorwaarden en -verhoudingen ................................ 63 2.2.1. CAO OMO ......................................................................................... 63 2.2.2. Arbeidsmarkt .................................................................................... 64 2.2.3. Werktevredenheid ............................................................................. 64 2.2.4. Diversiteit ......................................................................................... 64 2.2.5. Functiemix ........................................................................................ 65 2.2.6. Sociale innovatie ............................................................................... 65
3. Omgeving van het onderwijs ........................................ 67 3.1. Ouders, leerlingen en andere belanghebbenden ................... 67 3.1.1. Code Goed Onderwijsbestuur ............................................................... 67 3.1.2. Positie in de regionale samenleving ...................................................... 67 3.1.3. Ledenraad en regiobijeenkomsten raden van advies ............................... 67 3.1.4. Afhandeling van klachten .................................................................... 68 3.1.5. Versterking van betrokkenheid ouders .................................................. 69
4. Bedrijfsvoering ............................................................. 70 4.1. Bedrijfsvoering ..................................................................... 70 4.1.1. Bedrijfsvoering in kerncijfers ............................................................... 70 4.1.2. Analyse van het resultaat 2014 ............................................................ 70 4.1.3. Financiële verantwoording ................................................................... 72 4.1.4. Professionele inkoop .......................................................................... 76 4.1.5. Werkkostenregeling ........................................................................... 77 4.1.6. Personeelsinformatiesysteem .............................................................. 78 4.1.7. Digitalisering inkoopfacturen ............................................................... 78 4.1.8. Ontwikkelingen op ICT-gebied ............................................................. 78 4.1.9. Managementinformatie ....................................................................... 80 4.1.10. Treasury en schatkistbankieren ............................................................ 80 4.1.11. Interne beheersing en toezicht ............................................................ 81 4.1.12. Overhead ......................................................................................... 82 4.2. Huisvesting ........................................................................... 83 4.2.1. Huisvesting ....................................................................................... 83 4.2.2. Richtlijnen Kwaliteitsnormen Onderwijshuisvesting (RKO) ........................ 84 4.2.3. Duurzaamheid ................................................................................... 84 4.2.4. Asbestsanering .................................................................................. 85 4.2.5. Vastgoedregistratie ............................................................................ 85 4.2.6. Huisvestingsplannen .......................................................................... 85
5. Toekomst ..................................................................... 87
5.1. Toekomst .............................................................................. 87 5.1.1. Beleidsvoornemens en accenten 2015-2018 .......................................... 87 5.2. Continuïteit ........................................................................... 87 5.2.1. Balans 2015-2018 ............................................................................. 87
pag. 9 van 183
5.2.1.1. Ontwikkeling kengetallen .................................................................... 88 5.2.2. Baten en lasten 2015-2018 ................................................................. 89 5.2.3. Belangrijkste risico’s en onzekerheden .................................................. 91
6. Verslag ledenraad ......................................................................95
7. Verslag raad van toezicht ........................................................97
8. Verslag Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad . 101
9. Verslag Bureau OMO ............................................................... 103
DEEL C: JAARREKENING
Geconsolideerde jaarrekening ........................................................ 105 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling ....................... 108 Toelichting op de geconsolideerde jaarrekening ............................. 115 Staat van baten en lasten ............................................................... 123 Enkelvoudige jaarrekening ............................................................. 128 Toelichting enkelvoudige jaarrekening ........................................... 130 Ondertekening raad van bestuur en raad van toezicht ................... 137
DEEL D: BIJLAGEN
BIJLAGEN JAARREKENING
Bijlage 1. Geoormerkte subsidies OCW (model G) .................................. 139 Bijlage 2. Bezoldiging van bestuurders / toezichthouders ......................... 141 Bijlage 3. Deelnemingen/verbonden partijen beh.tot de vereniging ........... 142 Bijlage 4. Organisatie Ons Middelbaar Onderwijs .................................... 143 Bijlage 5. Honorarium externe accountant ............................................. 146
BIJLAGEN BESTUURSVERSLAG
Bijlage 6. Slaagpercentages 2014 ........................................................ 147 Bijlage 7: Toezichtarrangementen onderwijsinspectie ............................. 149 Bijlage 8: Resultaten OMO-Veiligheidsmonitor 2014 ................................ 151 Bijlage 9: Personeel in cijfers .............................................................. 153 Bijlage 10: Reg. samenwerkingsverbanden passend onderwijs ................. 160 Bijlage 11: Inst.voor hoger- en wetenschappelijk onderwijs ..................... 161 Bijlage 12: Zingeving en goed onderwijs ............................................... 163 Bijlage 13: Begrippenlijst .................................................................... 169 Bijlage 14: Lijst van veelgebruikte afkortingen ....................................... 173
OVERIGE GEGEVENS
Controleverklaring ............................................................................. 175 Resultaatbestemming ......................................................................... 183 Gebeurtenissen na balansdatum .......................................................... 183
pag. 10 van 183
Jaarstukken 2014
pag. 11 van 183
Deel A:
Vereniging Ons Middelbaar
Onderwijs: de scholen
pag. 12 van 183
2College
www.2college.nl
rector: Ad Poulisse
opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo
locaties:
Durendael, Oisterwijk
Cobbenhagenlyceum, Tilburg
Cobbenhagenmavo, Tilburg
Wandelbos, Tilburg
Ruiven, Berkel-Enschot
Jozefmavo, Tilburg
Vluchtelingen, Oisterwijk
Het onderwijs van 2College is gericht op het actief en zelfstandig leren van leerlingen. Er
wordt gezocht naar een balans tussen onderwijs gericht op het halen van een diploma en
persoonlijkheidsvorming. De ambitie van 2College is dat elke leerling altijd verder komt, een
diploma haalt en leiding leert geven aan zichzelf. 2College is mede kartrekker van de
academische opleidingsschool Midden-Brabant. De inspectie beoordeelde alle opleidingen op
de scholen van 2College in 2014 opnieuw met het hoogst mogelijke oordeel. Daar waar
mogelijk wordt de lat nog hoger gelegd in 2015.
Het technasium op het Cobbenhagenlyceum, het enige in de regio Tilburg, ontwikkelt zich
goed op basis van de verkregen licentie in 2012. Op Durendael is besloten het op
academische vorming gebaseerde plusprogramma, de TOP-klas, aan te gaan bieden aan alle
vwo-leerlingen. Op Durendael én Cobbenhagenlyceum zijn twee bloeiende afdelingen met
tweetalig onderwijs en het international baccalaureate-programma. LWOO is mogelijk op
Durendael, Ruiven en de Jozefmavo. De locatie vluchtelingen heeft in 2014 te maken gehad
met een verdriedubbeling van het aantal leerlingen als gevolg van alle onrust in de wereld.
In februari 2014 is de nieuwbouw van de Cobbenhagenmavo gerealiseerd voor 400
leerlingen. Voor het toegenomen aantal leerlingen op Durendael is begin 2014 een oplossing
gevonden door de ingebruikname van tien extra lokalen vlak in de buurt. De Jozefmavo is
volop bezig met het realiseren van nieuwbouw naast het Theresialyceum en hoopt deze in
schooljaar 2016-2017 te kunnen betrekken.. Om de groei van het aantal leerlingen op het
Ruiven op te vangen zijn in 2014 twee extra lokalen binnen de muren gerealiseerd. Kortom:
2College is klaar voor de toekomst voor haar leerlingen.
Baanderherencollege
www.bhc.nl
directeur: Leon Spaan
opleidingen: vmbo, praktijkonderwijs
locatie:
Boxtel
Het Baanderherencollege huisvest een vmbo- en een pro-school. Het vmbo biedt onderwijs
aan 649 leerlingen, het pro aan 151 leerlingen. Binnen het vmbo zijn alle leerwegen
beschikbaar, regulier en met lwoo. De scholen zijn dit jaar bezocht door de inspectie en
beide scholen hebben een basisarrangement gekregen. In het verleden was kwaliteitszorg en
de borging van processen een aandachtspunt. Voor beide scholen geldt dat die nu goed op
pag. 13 van 183
orde zijn. Ook de uitstroomresultaten in het laatste jaar zijn bijzonder goed. In het pro
behalen relatief veel leerlingen een AKA-diploma. De slogan ‘je telt mee op het BHC’ krijgt
steeds beter vorm en de pers is enthousiast over de persoonlijke betrokkenheid. Voor beide
scholen geldt dat het borgen van de kwaliteit van het onderwijsleerproces en de
rendementen van de geboden ondersteuning en begeleiding aandacht blijven verdienen.
In 2014 zijn de volgende stappen gezet:
doorontwikkeling en implementatie van doorlopende LOB-lijnen en op maat geschreven
LOB-opdrachten voor alle leerjaren
kwaliteitsimpuls door nadere analyse en ontwikkeling van formats voor examenanalyse,
verbeterplannen, teamdoelen en vakwerkplannen;
oriëntatie door middel van deelname aan pilots voor Bèta-Challengeprogramma en
BigPictureLearning op motiverende onderwijsprogramma’s
Uitdagingen voor de komende periode liggen in de invoering van passend onderwijs. Voor
het vmbo de verdere voorbereiding voor de vernieuwing van de beroepsgerichte
programma’s en voor het pro de doorstroommogelijkheden naar studie en/of werk voor
leerlingen met beperkte mogelijkheden.
Bossche Vakschool
www.boschevakschool.nl
directeur: Edward de Gier
opleiding: vmbo
locatie:
‘s-Hertogenbosch
De Bossche Vakschool is een vmbo-school met 700 leerlingen en richt zich op jongeren die -
naast theorie - graag met praktijk bezig zijn: leren door doen. De school is in 2014 ontstaan
toen het Hervion College en het Duhamel College in één gebouw zijn gaan samenwerken. In
de onderbouw kunnen leerlingen zich breed oriënteren, in de bovenbouw is er volop te
kiezen in de verschillende beroepsrichtingen. Leerlingen van De Bossche Vakschool kunnen
zich oriënteren op leren en werken in de sectoren economie, techniek of zorg en welzijn. Alle
drie de sectoren hebben mooie praktijkgerichte leeromgevingen.
Er is veel tijd gestoken in de verduidelijking van hoe de verschillende culturen met elkaar
samenwerken. Daardoor konden de leerlingen eenduidig benaderd worden vanaf de start van
de samenwerking. Er is een begin gemaakt met de vorming van de Bossche Vakschool-
cultuur. Tijdens overlegmomenten is gebleken dat elke sector en elke medewerker dezelfde
drive heeft als het om leerlingen en hun toekomst gaat, vanuit het gevoel dat leerlingen de
kans moeten krijgen op school hun talenten te ontwikkelen. De medewerkers trekken die lijn
ook door naar zichzelf. De grondhouding is dat als personeel én leerlingen ruimte hebben om
aan eigen talent te werken, de totale school daar de vruchten van kan plukken. Het bieden
van een ontwikkelkans is van groot belang omdat leerlingen hiermee de kans krijgen een
goede plek in de samenleving te verwerven. Voor hen is school bij uitstek de plek waar
ruimte geboden kan worden om de toekomst te verkennen. De school gaat verder met het
gestructureerd aanbieden van leerwegen waarbij talenten geprikkeld worden en kunnen
groeien.
pag. 14 van 183
De Nieuwste School
www.denieuwsteschool.nl
directeur: Maria Michels
opleidingen: vwo, havo, mavo
locatie:
Tilburg
De Nieuwste School (DNS) is een kleinschalige school voor mavo, havo en vwo. De school
onderscheidt zich door de verwondering van de leerling als uitgangspunt te nemen. Experts
stellen thema’s op, waarna de leerling zelf op zoek gaat naar de antwoorden onder
intensieve begeleiding van de mentor en de expert volgens een beproefde
onderzoeksmethode. Vervolgens delen de leerlingen hun opgedane kennis, inzichten en
vaardigheden met elkaar en met hun docent. Deze werkwijze leidt tot een rijk en gevarieerd
onderwijsklimaat dat leerlingen gedurende hun hele schoolloopbaan uitdaagt en motiveert.
De leerling leert zo bovendien de verantwoordelijkheid voor de eigen leerweg te nemen.
De school kende in 2014 opnieuw een sterke groei in het leerlingenaantal. De
onderwijskundige resultaten zijn voldoende tot goed. De tevredenheid onder de
medewerkers, ouders en leerlingen is hoog; dat blijkt uit in 2014 uitgevoerde
werktevredenheidsonderzoeken. Ook in financieel opzicht is de school zich sterk aan het
verbeteren.
De beschouwing van de inspectie geeft een mooi algemeen beeld van de ontwikkeling van
DNS. De inspectie beschrijft daarin: “De schoolleiding heeft de maatschappelijk gangbare
kaders binnen het vernieuwende onderwijsconcept van DNS gebracht. Er werden
opbrengstnormen gesteld, opbrengst gericht werken geïntroduceerd en
kwaliteitszorginstrumenten in gebruik genomen zoals genormeerde toetsen en lesobservatie
kijkwijzers”.
De belangrijkste ontwikkelingen in 2014 waren:
Huisvesting: met het betrekken van een oude villa en het aanpassen van het gebouw
kunnen we tot 2020 op de huidige locatie verblijven. Daarna is nieuwbouw voorzien.
Reguleren van leerlingen: DNS heeft een selectieprocedure opgezet. Er zijn grenzen
aan de groei van de school, zowel vanuit onderwijsconcept als huisvesting. DNS streeft
naar een maximale grootte van 750-800 leerlingen.
Er is een start gemaakt met het ontwikkelen van een Persoonlijke Leeromgeving. De
school heeft een traject uitgezet samen met Kennisnet/Innofun, APS (OBIT) en
Pleionscholen om personalisatie en differentiatie tot stand te brengen.
Eckartcollege
www.eckartcollege.nl
rector: Jean Wiertz
opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo
locaties:
Eckartcollege, Eindhoven
Pleincollege Nuenen, Nuenen
pag. 15 van 183
Het Eckartcollege en Pleincollege Nuenen vormen samen één school met een uitgebreid
onderwijsaanbod. Op de locatie Eckartcollege wordt mavo, havo en vwo aangeboden met
Technasium, Bèta Challenge Programma, Cambridge English en Masterclass. De locatie
Pleincollege Nuenen biedt breed vmbo en een theateropleiding. Diversiteit, betekenisvol
leren en sociale vorming zijn belangrijke speerpunten. De school wil een omgeving zijn die
stimuleert en inspireert.
Sinds 2009 is de school erkend als academische opleidingsschool. Ook is de school een
begaafdheidsprofielschool. Dat houdt in dat deze is aangesloten bij een landelijk netwerk van
scholen die onderwijs bieden aan leerlingen die meer getalenteerd, hoog intelligent of
(hoog)begaafd zijn. Via speciale havo-kansklassen krijgen mavoleerlingen de kans om op te
stromen naar havo.
De school kende in 2014 op beide locaties een sterke groei in het leerlingenaantal. Dit is te
danken aan het positieve imago dat de school heeft verworven. De onderwijskundige
resultaten zijn voldoende tot goed. De tevredenheid onder de medewerkers is hoog; dat
blijkt uit het in 2013 uitgevoerde werktevredenheidsonderzoek. Ook in financieel opzicht is
de school gezond.
De belangrijkste ontwikkelingen in 2014 waren:
Officiële invoering van Bèta Challenge voor de mavo-afdeling;
Ontwikkeling van intersectoraal onderwijs op het vmbo;
Ontwikkeling doorlopende leerlijn Technasium;
Versterking van de Nederlandse taal bij alle vakken;
Verbetering van de doorstroom in de bovenbouw;
Ontwikkeling van een LOB-programma;
Ontwikkeling ‘gezonde school’;
Invoering passend onderwijs;
Overeenkomst met gemeente Nuenen t.a.v. nieuwbouw/renovatie Pleincollege Nuenen.
Elzendaalcollege
www.elzendaalcollege.nl
rector: Jacques Marsmans
opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo
locaties:
Boxmeer
Gennep
Het Elzendaalcollege heeft als motto ‘reach for quality’ (Boxmeer) en ‘werken met je
kwaliteit’ (Gennep). Het Elzendaalcollege kenmerkt zich door goede onderwijsresultaten en
een warm pedagogisch klimaat. De positieve benadering van kinderen is een speerpunt
binnen de vestiging in Gennep en de contacten tussen leerkrachten en leerlingen zijn
laagdrempelig. Leerlingen hebben veel keuzemogelijkheden binnen het onderwijs. Ze kunnen
deelnemen aan buitenlesactiviteiten, excursies en projecten.
Goede zorg bieden voor de kinderen die ouders aan de school toevertrouwen, staat centraal.
Dit resulteert in hoge tevredenheid van leerlingen en ouders. Leerlingen scoren bovendien
goed in de kwaliteitsonderzoeken van de inspectie en allerlei weekbladen. Veel belangrijker
nog is de constatering dat ze het goed doen in de vervolgopleidingen.
pag. 16 van 183
De school werkt aan meer differentiatie binnen de klassen om de leerlingen zo het onderwijs
te bieden dat goed bij hen past. Met name binnen de vestiging in Boxmeer vindt onderzoek
plaats naar de mogelijkheden om het aanbod van leerstof en toetsing nog beter aan te laten
sluiten bij de behoefte van de leerling.
Vanaf 9 februari 2014 krijgen de leerlingen van de eerste twee leerjaren van de vestiging in
Boxmeer onderwijs in het geheel vernieuwde gebouw aan de Stationsweg. In juli is gestart
met de complete vernieuwing van de gebouwen aan de Bilderbeekstraat. Ongeveer 700
leerlingen van de bovenbouw volgen tijdens de bouwwerkzaamheden onderwijs in een
aangrenzend schoolgebouw. Ook het gebouw in Gennep wordt grondig opgeknapt.
Zowel onderwijskundig als bedrijfsmatig is de school klaar voor de toekomst.
Fioretti College
www.fioretticollege.nl
directeur: Ad Machielse
opleidingen: mavo, vmbo, praktijkonderwijs
locatie:
Veghel
Het Fioretti College presenteert zich met het onderwijsmotto ‘praktisch en persoonlijk',
vanuit de kernwaarden vertrouwen, verantwoordelijkheid en samenwerken.
In het strategisch beleid zijn daarbij vier speerpunten beschreven:
omgaan met verschillen;
kwaliteit van onderwijs;
ontwikkeling van ICT;
competentiemanagement en goed werkgeverschap.
Het Fioretti College is tevreden over de resultaten van 2014. De school hecht waarde aan het
blijvend ontwikkelen van de positie binnen de gemeenschap. Belangrijke ontwikkelingen in
2014 op de school waren:
start invoering van passend onderwijs;
investeringen voor o.a. ICT om onderwijs toekomstbestendig te maken;
realisatie strategisch beleidsplan en voorbereidingen nieuw strategisch beleidsplan 2016-
2020; deelname aan project versterking samenwerking met lerarenopleidingen in het
kader van academische opleidingsschool (AOS);
verlaging van de werkdruk door kleinere klassen en inzet van meer personeel waaronder
onderwijsassistenten;
voorbereiding op invoering van nieuwe examenprogramma’s voor het vmbo;
bijstelling van beleid voor loopbaanoriëntatie en –begeleiding;
start SC2BC Erasmus+ project;
deelname Toptechniek NOB vakmanschapsroute techniek.
pag. 17 van 183
Deze ontwikkelingen hebben geleid tot de volgende resultaten:
verbetering van de slaagpercentages t.o.v. 2013 (100% geslaagd voor basis-
kaderberoepsgerichte leerweg en 95,6% geslaagd voor gemengd-theoretische leerweg);
tevredenheid over resultaten per vak;
toekenning basisarrangementen inspectie voor het gehele onderwijsaanbod;
positieve beoordeling van de inspectie voor ons praktijkonderwijs;
lichte groei van het leerlingenaantal (+90);
mede daarom realisatie van aanpassingen in het gebouw;
een financieel gezonde school.
Gymnasium Beekvliet
www.gymnasiumbeekvliet.nl
rector: Carla Faassen
opleiding: vwo
locatie:
Sint-Michielsgestel
‘Later… later wil ik mezelf worden’. Dat is wat Gymnasium Beekvliet de leerlingen wil
meegeven. Kennis is heel waardevol, maar alleen als die kennis je ook gelukkig maakt.
Gymnasium Beekvliet helpt leerlingen in hun zoektocht naar zichzelf, naar hun dromen en
naar hun talenten.
Het jaar 2014 heeft in het teken gestaan van ontwikkeling. Er is een nieuw schoolplan
ontwikkeld waarin de school aangeeft: ‘We leiden op tot een diploma en méér, met een blik
op het verleden, heden en toekomst.’ In het schoolplan zijn de ambities geformuleerd in de
vorm van dromen. Een van deze dromen is: ‘Stel je voor dat de leerlingen zich thuis voelen
in een internationaal georiënteerde maatschappij.’ Gymnasium Beekvliet profileert zich als
een gymnasium dat midden in de internationale samenleving staat. Het motto van het 200-
jarig bestaan is ‘Medio Mundo’. De leerlingen worden hierop voorbereid waarbij steeds meer
aandacht is voor duurzaamheid en goed burgerschap. Elke twee jaar zamelen de leerlingen
geld in voor de verbetering van scholing in ontwikkelingslanden. Dit doen ze samen met
Edukans en sinds kort ook met Kentalis te Sint-Michielsgestel. In 2014 heeft de school het
predicaat ‘Fairtrade school’ in ontvangst genomen. Gymnasium Beekvliet is de eerste school
in Noord-Brabant die deze titel mag voeren. In het schoolplan is ook aangegeven dat leren
van elkaar binnen de school centraal staat. Voorbeelden hiervan zijn de
kennisdelingsbijeenkomsten en het leertraject ’Veranderende Leerling Veranderende Docent’
(VLVD). De docenten leren van en met elkaar.
Dat Gymnasium Beekvliet meer biedt dan alleen een diploma kwam ook tot uiting in de
theatervoorstelling: ‘Het is altijd wel ergens nacht.’ Een eigentijds en serieus stuk maar toch
met enige humor over pesten op een middelbare school. Het afgelopen jaar is in de
verbreding voor het eerst het vak Chinees aangeboden, naast fotografie en gebarentaal. Het
komende jaar gaat Gymnasium Beekvliet zich nog nadrukkelijker onderscheiden op het
gebied van kunst en cultuur. Als partner van het Het Noordbrabants Museum laat de school
leerlingen op een structurele manier kennis maken met de kunst, de cultuur en het erfgoed
van Noord-Brabant. ‘Natura incipit, ars dirigit, usus perficit’: de natuur begint, de kunst wijst
de richting, de ervaring volmaakt. Kunst en cultuur zijn bij uitstek geschikt om leerlingen
bewust te maken van het bestaan. Kunst stelt vragen en zet aan tot reflectie.
pag. 18 van 183
Instelling Voortgezet Onderwijs Deurne
www.ivo-deurne.nl
rector: Monique van Roosmalen
opleidingen: vwo, havo, vmbo, praktijkonderwijs
locaties:
Peellandcollege, Deurne
Alfrinkcollege, Deurne
Hub van Doornecollege, Deurne
De Sprong, Deurne
De leerlingen van De Sprong, Hub van Doornecollege, Alfrinkcollege en Peellandcollege
worden tijdens hun middelbare schooltijd voorbereid op een succesvolle start in het
vervolgonderwijs, in een baan en in de maatschappij. De vier scholen realiseerden in 2014
een toename van 550 leerlingen. Met name deelschool Peellandcollege en Hub van
Doornecollege hebben een flinke groei doorgemaakt.
Een aantal belangrijke ontwikkelingen:
Het Peellandcollege, school voor havo en vwo, is gestart met laptops in alle eerstejaars
klassen.
Het Peellandcollege is daarnaast gestart met tweetalig onderwijs in enkele vakken.
De in 2013 gestarte integratieklas op De Sprong, school voor praktijkonderwijs, kreeg
ook in 2014 een vervolg. Leerlingen uit het speciaal onderwijs krijgen de kans om kennis
te maken met en te leren binnen het praktijkonderwijs. De uitwerking van de pilot
passend onderwijs bleek in de praktijk positief uit te pakken. De Sprong werkt bovendien
aan het realiseren van een ‘Gezonde School’.
Intern is veel aandacht besteed aan de efficiency van bedrijfsprocessen en het systematisch
werken aan kwaliteit en de uitvoering van de functiemix. Het ziekteverzuim is met 3 tot 4 %
laag te noemen. Dankzij betrokken medewerkers, die op verantwoorde wijze hun taak
uitvoeren, hebben de scholen van IVO-Deurne kwalitatief goed onderwijs gerealiseerd in
2014. Er is alle vertrouwen in een gezonde toekomst.
Jacob-Roelandslyceum
www.jrl.nl
rector: Leon Spaan
opleidingen: vwo, havo
locatie:
Boxtel
Het Jacob-Roelandslyceum heeft in 2014 verder invulling gegeven aan zowel de
onderwijskundige profilering als het werken met ICT als hulpmiddel. Het Technasium, Engels
plus en Cultuur bieden leerlingen keuzemogelijkheden die excellentie bevorderen. Daar is
met ingang van 2014 het Econasium aan toegevoegd. Ook de docenten die binnen de
profileringen opereren, zijn in de gelegenheid gesteld hun sterke kanten verder te
ontwikkelen en vernieuwend onderwijs op te zetten.
In 2014 is daarnaast vervolg gegeven aan drie pilots die in schooljaar 2011-2012 zijn
gestart. De pilots zijn erop gericht het onderwijs verder te personaliseren, zodat de motivatie
van de leerlingen toeneemt en de leeropbrengsten beter worden.
pag. 19 van 183
In de eerste pilot werken leerlingen bij alle vakken met een laptop. Deze pilot is met
ingang van 2014-2015 afgesloten. ICT als hulpmiddel is in de onderbouw volledig
geïntegreerd en groeit de komende jaren verder de bovenbouw in.
In de tweede pilot krijgen leerlingen bij Nederlands les in groepen van wisselende
grootte en samenstelling. Waar het kan, wordt les gegeven in grote groepen; intensieve
begeleiding vindt plaats in kleine groepen. De docenten worden ingezet op hun sterke
kanten. Deze pilot is met ingang van 2014-2015 uitgebreid naar andere vakken.
De derde pilot wordt uitgevoerd bij beeldende kunst. Onderwijsassistenten/instructeurs
met specifieke vakkennis nemen op bepaalde momenten de les over. De
onderwijsassistent en de docent-assistent ondersteunen de vakdocent, zodat deze zich
kan concentreren op de kwaliteit van het beeldend proces.
Jeroen Bosch College
www.jbc.nl
rector: Lian Derks
opleidingen: vwo, havo, vmbo
locatie:
’s-Hertogenbosch
Het Jeroen Bosch College is er voor nieuwsgierige leerlingen. De school heeft continu
aandacht voor de kwaliteit van het onderwijs en besteedt bovendien aandacht aan het
behoud van haar prettige sfeer. Het Jeroen Bosch College is er ook voor nieuwsgierige
medewerkers. Professionalisering blijft dan ook hoog op de agenda van de school staan. De
Jeroen Bosch Opleidingsschool biedt verschillende projecten aan die bijdragen aan de
verbetering van lessen en de kwaliteit van het onderwijs. De verschillende projecten passen
naadloos binnen de visie van de school. Deze visie is vastgelegd en verbeeld als een huis
met de fundamenten vakmanschap, verbinding, vertrouwen en verantwoordelijkheid. Alle
medewerkers van het Jeroen Bosch College werken samen aan de optimalisering van de
schoolcultuur.
Voor vwo-leerlingen is er sinds dit schooljaar Wetenschap Oriëntatie Nederland (WON).
Werken volgens het principe van de WON Akademie brengt de W van wetenschap in het
programma van het vwo. Het Technasium, voor havo- en vwo-leerlingen, is een volwaardige
stroom binnen de school. Vmbo-t leerlingen kunnen het Bèta Challenge Program (BCP)
volgen. Dit concept lijkt op het Technasium maar is specifiek bedoeld voor vmbo-t leerlingen.
Daarnaast blijft de aandacht voor cultuur in alle stromen belangrijk. Daarom werkt het
Jeroen Bosch College als partnerschool samen met Het Noordbrabants Museum.
In 2014 is er meer duidelijk geworden over het samenbrengen van het Jeroen Bosch College,
de Bossche Vakschool en Van Maerlant op één locatie aan de Sint Teunislaan en de
Rompertsebaan. De start van de bouwwerkzaamheden is gepland in 2016. Dit is tevens het
‘Jeroen Bosch- jaar’: het herdenkingsjaar voor Jheronimus Bosch.
pag. 20 van 183
Kwadrant Scholengroep
www.kwadrant-sgr.nl
rector: Titus Frankemölle
opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo
locaties:
Hanze College, Oosterhout
Cambreur College, Dongen
Hanze College
Het Hanze College is een bruisende, moderne school die alle leerwegen binnen het vmbo
aanbiedt. De docenten zijn actief betrokken bij de school. Ook ouders denken en praten mee
in de ouderdenktank evenals het bedrijfsleven in “De Vrienden van het Hanze College”. Zo
blijven deze partijen betrokken bij het onderwijs- en vormingsaanbod van de school en bij
actuele thema’s zoals de invoering van de nieuwe vmbo-profielen. Acties als “beleef de
techniek” en de “doe-informatieavonden” dragen bij aan een positief school- en beroepsbeeld
bij het basisonderwijs. Het meerjarig kwaliteitsbeleid leidde bij het inspectiebezoek in april
2014 tot een positieve score op alle indicatoren. Bij de examens scoorden leerlingen voor
een groot aantal vakken boven het landelijk gemiddelde. 95% van de leerlingen sloot
succesvol het examen af. Er wordt aandacht besteed aan individuele trajecten door voor elke
leerling een groeidocument met vorderingen en aandachtsgebieden bij te houden. Mede
vanwege de toenemende instroom van leerlingen zijn meerdere jonge leerkrachten
aangetrokken.
Cambreur College
Activerende didactiek, tweetalig onderwijs en de vernieuwing van de profielen van het vmbo
zijn speerpunten van het Cambreur College. Ook taal- en rekenbeleid en verticale
structurering krijgen alle aandacht binnen de school. Klassieke schoolborden en schoolkrijt
zijn verdwenen en elk lokaal is voorzien van computers, beamer, digibord of touchscreen. De
school biedt op succesvolle wijze internationale stage programma’s en
excellentieprogramma’s aan, getuige het predicaat “Olympiadeschool”. De homogene opzet
van het vmbo heeft geleid tot een goed op elkaar ingespeeld team dat is toegerust om
leerlingen die wat meer aandacht nodig hebben optimaal te begeleiden. Dit geeft leerlingen
voldoende structuur. Op het gebied van kwaliteitszorg zijn klankbordgroepen en
feedbackgesprekken in het leven geroepen. Daarnaast zijn enquêtes afgenomen onder
ouders, leerlingen en medewerkers, evenals docentenevaluaties door leerlingen. Ook worden
functionerings- en beoordelingsgesprekken gevoerd. Deze meetinstrumenten maken deel uit
van de pdca-cyclus en leiden tot een optimale inrichting van de school in de breedste zin.
Dankzij extra financiering door de overheid heeft het Cambreur College meerdere jonge
docenten in dienst kunnen nemen. Hiermee is jeugdig elan toegevoegd aan het team. De
financiën zijn op orde waardoor investeringen en personele bezetting minder onder druk
komen te staan. Het leerlingenaantal is met 1380 leerlingen redelijk stabiel. De
betrokkenheid van ouders, leerlingen en docenten wordt geïllustreerd door hun motto: “Het
Cambreur College maken we samen en het resultaat is een school waar we trots op mogen
zijn.”
pag. 21 van 183
Maaslandcollege
www.maaslandcollege.nl
rector: Jacq. van Meegen
opleidingen: vwo, havo, mavo
locatie:
Oss
Het Maaslandcollege is een moderne kwaliteitsschool met een internationale oriëntatie. Het
motto van de school is “Grenzen Verleggen”. Dat kan zowel letterlijk als figuurlijk worden
opgevat: iedere leerling neemt minimaal eenmaal in de schoolloopbaan deel aan een
internationaal uitwisselingsprogramma en iedere leerling wordt uitgedaagd om het beste uit
zichzelf te halen en daarmee zijn of haar talenten te ontwikkelen.
Het Maaslandcollege kent drie schooltypen: mavo, havo en vwo. De school profileert zich
in Oss en omgeving met tweetalig onderwijs (TTO), een doorlopende leerlijn onderzoek op
het vwo en een hoogwaardige bèta-opleiding. Mavo- en havoleerlingen kunnen sport als
examenvak volgen. Daarnaast biedt de school een gevarieerd programma van sport,
cultuur en debatwedstrijden voor alle leerlingen.
In 2014 is het Maaslandcollege op een organische manier doorgegaan met digitaal
onderwijs (iPad-onderwijs). Docenten zijn in september 2014 gestart differentiatie in het
onderwijs te realiseren met gebruikmaking van de iPad. Verder is het vwo-
onderzoeksprogramma op een hoger plan komen te staan. Onder leiding van universitair
gepromoveerde collega’s is onderzoek een structureel onderdeel van het lesprogramma
geworden. De resultaten hiervan komen onder andere tot uiting in de profielwerkstukken.
Mede dankzij het programma ‘Stick Together’ is de school er in geslaagd tot de top te
behoren van Nederlandse scholen waar mavoleerlingen zonder uitval het mbo doorlopen. In
december heeft een kerstactie plaatsgevonden waarbij leerlingen, met een bijdrage van
Wilde Ganzen, € 32.000,- hebben opgehaald voor een onderwijsproject in Zuid-Afrika. Uit
tevredenheidenquêtes onder leerlingen en personeel blijkt dat zij in het bijzonder de goede
sfeer op school waarderen. De focus ligt in de komende jaren op het behoud daarvan.
Maurick College
www.maurickcollege.nl
rector: Huub van der Linden
opleidingen: vwo, havo, vmbo
locatie:
Vught
Het Maurick College heeft zich in 2014 gericht op het beter inrichten van de
kwaliteitszorgprocessen. Hierbij is met name ingezoomd op de kwaliteit van het
onderwijsleerproces. Door kritisch te kijken naar het functioneren van docenten en de
leerlingen meer vertrouwen te geven in de haalbaarheid van resultaten, zijn de SE- en CE-
resultaten sterk verbeterd. Voor nagenoeg alle vakken liggen deze resultaten nu op of boven
het landelijk gemiddelde. Dit alles heeft ertoe geleid dat de onderwijsinspectie aan de vwo-
opleiding een basisarrangement heeft toegekend. Alle opleidingen van het Maurick College
beschikken daarmee weer over het basisarrangement.
pag. 22 van 183
Het Maurick College streeft naar de borging van kwaliteit. Daarnaast is het de ambitie van de
school praktijk en theorie sterker aan elkaar te verbinden via projectonderwijs. Leerlingen
krijgen hierdoor meer zicht op de praktische toepasbaarheid van hetgeen zij op school leren.
In juni 2016 zal op het Maurick College de internationale conferentie “Water is life”
plaatsvinden, waaraan 30 scholen uit alle werelddelen deelnemen. In die week zal gesproken
worden over het brede onderwerp water, van watermanagement tot het hebben van schoon
drinkwater. Deze conferentie dient als vliegwiel binnen de school om het projectonderwijs
verder te verbreden en uit te diepen.
Het daltononderwijs is gestoeld op drie kernwaarden: kiezen in verantwoordelijkheid,
zelfstandigheid en samenwerken. Naast de vereiste resultaten die behaald moeten worden
voor de diverse vakken, hecht het Maurick College belang aan de intensieve begeleiding van
de leerling in zijn “mensvorming”. Een leerling moet met de juiste vaardigheden met succes
het vervolgonderwijs kunnen doorlopen en zich op een goede wijze kunnen ontplooien in de
maatschappij. Het begeleiden van leerlingen in het uitbouwen van die vaardigheden zal een
nog nadrukkelijkere plaats in het onderwijsleerproces gaan innemen. Dit wordt onder meer
gestimuleerd door het werken met een vaardighedenrapport naast het reguliere
cijferrapport.
Merletcollege
www.merletcollege.nl
rector: Paul Metzemaekers
opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo
locaties:
Grave
Mill
Cuijk
Het Merletcollege wil voor zijn leerlingen een waardevolle en inspirerende school zijn. In de
dagelijkse omgang met elkaar moet de school daarom voelen als een tweede huis. Veilig,
warm, welkom, sfeervol en uitdagend zijn daarbij sleutelwoorden. Onderwijs betekent zowel
leren met je ‘hoofd’ als met ‘hand en hart’. Het is een eigentijdse leer-en leefgemeenschap
waarin veiligheid, betrokkenheid, zorg voor elkaar, optimisme en duidelijke eisen die
eenieder aan zichzelf stelt, bepalend zijn voor de sfeer.
2014 was een goed jaar voor het Merletcollege. De vestiging Robijnlaan kreeg voor de
basisberoepsgerichte leerweg het basisarrangement terug. De vestiging Mill behaalde
wederom het predicaat ‘Excellente School’ voor haar beroepsgerichte opleidingen. De
examenresultaten waren goed.
Om de kwaliteit van de lessen te optimaliseren werden docenten geschoold, is geparticipeerd
in de pilot van de onderwijsinspectie om de procesmatige kant van het onderwijs te wegen
en werden lessen bezocht en geëvalueerd, zowel door collega’s onderling als door de
directie. In het kader van de functiemix werd een nieuwe sollicitatieronde voor LC- en LD-
functies georganiseerd.
Ook in 2014 lag de focus op het bevorderen van samenhang en samenwerking tussen de vier
locaties van de scholengemeenschap. Er zijn veel slagen gemaakt, hetgeen resulteerde in
diverse afspraken over onderwijsaanbod, aansluiting vmbo-havo en het benutten van de
kansen die de vernieuwing van de beroepsgerichte programma’s in de bovenbouw biedt.
pag. 23 van 183
Tevens was er ruimte voor vestiging specifieke invulling: in Cuijk is de start gemaakt met 2
talig-vwo en in Grave en Cuijk is de nieuwe sector ’dienstverlening en commercie‘, in
samenwerking met (zorg)instellingen uit de omgeving, goed neergezet.
Goede huisvesting is essentieel voor een goed leer- en werkklimaat. In Mill kreeg dit vorm
door het revitaliseren van de theorielokalen en in Cuijk werd de start gemaakt met het
ontwerpen van de nieuwe school met alle schoolsoorten onder één dak.
Vermeldenswaard op het gebied van internationalisering zijn de reizen naar India (vwo/havo
Cuijk) en Thailand (Mill) en het akkoord dat de vestiging Grave kreeg van “Erasmus +” voor
het 3-jarig Internationaliseringsproject ‘Au fil de nos cours d’eau’, dat zij samen met zes
andere Europese scholen hebben ontwikkeld. Bijzonder op cultuurgebied waren de musical
(Grave) en de tweede editie van de ‘cultuurdag’ (Cuijk vwo/havo).
2014 was het jaar waarin het twintigjarig bestaan van de scholengroep en het veertigjarig
bestaan van de vestiging in Cuijk werden gevierd. Het jubileumprogramma bevatte
sportieve, creatieve en feestelijke activiteiten en een reünie. Ook was er een
estafettemarathon, als een verbindingslint tussen alle vestigingen van het Merletcollege, en
een mini-symposium voor het personeel met als thema ‘Onderwijs klaar voor de toekomst?’
Mill-Hillcollege
www.mill-hillcollege.nl
rector: Carin Zandbergen
opleidingen: vwo, havo, mavo
locatie:
Goirle
Het Mill-Hillcollege is een school waarbinnen het draait om de ontwikkeling van leerlingen tot
volwaardige deelnemers aan de maatschappij. Het Mill-Hillcollege bereidt de leerlingen voor
op het vervolgonderwijs dat het beste bij het individu past. De ontwikkeling van kennis,
vaardigheden én persoonskenmerken vormen daarbij de uitgangspunten. Het Mill-Hillcollege
is ontstaan vanuit de kloosterorde van de ‘Fathers van Mill-Hill’ en heeft nog altijd de
zorgzaamheid voor de Derde Wereld hoog in het vaandel staan.
Het jaar 2014 heeft voor het Mill-Hillcollege in het teken gestaan van twee belangrijke
zaken:
1. Het schoolplan ‘Leren Navigeren’
De implementatie van het schoolplan in het school- en leerproces is een feit. Zowel
teams als faculteiten hebben dit jaar hun eigen speerpunten bepaald en zijn in
verschillende werkgroepen daarmee aan de slag gegaan. Docenten maken gezamenlijk
belangrijke keuzes over het onderwijsproces die bijdragen aan een hoog
kwaliteitsniveau.
2. De verbouwing van het schoolgebouw
Het Mill-Hillcollege is een groene en veilige school. Een grootschalige verbouwing heeft
hieraan een impuls gegeven. Op 21 januari is de school heropend met een dooplied. De
voortdurende verbetering van het schoolgebouw zet zich voort. In 2014 zijn de
leerlingentoiletten gemoderniseerd en is de biologiegang verbouwd.
pag. 24 van 183
Munnikenheide College
www.munnikenheidecollege.nl
directeur: Carina Reuvers
opleidingen: vmbo
locaties:
Etten-Leur
Rucphen
Belangrijke ontwikkelingen in 2014:
iPads
Aantrekkelijk onderwijs en het bieden van maatwerk zijn speerpunten uit ons schoolplan. In
augustus 2014 zijn diverse iPad klassen gestart: alle eerstejaars op de locatie Rucphen en
alle mavo leerlingen van leerjaar 1 en 2 op de locatie Etten-Leur. Alle docenten hebben
bovendien een iPad gekregen zodat zij naast de bestaande leermethodes kunnen werken met
digitaal lesmateriaal. Ook voor de melding van aan- en afwezigheid in het digitale
klassenboek gebruiken de docenten de iPad.
Mavo plus
Leerlingen kunnen in de leerweg mavo plus, naast hun reguliere mavoprogramma,
aanvullend een praktijkvak volgen. Bijvoorbeeld ontwerpen bij Multi Media & Design of een
maquette bouwen op het techniekplein. In 2014 zijn de plusprogramma’s inhoudelijk verder
uitgebreid.
Tutorleren
Er is gestart met tutorleren, waar vierdejaars leerlingen - geschoold met een training op de
pabo - onze eerstejaars leerlingen helpen bij diverse vakken. Eén keer per week hebben de
tutoren een bijbaantje in het geven van bijles en hebben de eerstejaars leerlingen de
mogelijkheid tot deze persoonlijke bijles.
Resultaten
Het slaaggpercentage was in 2014 onveranderd hoog, namelijk 97%. Ook zijn de verschillen
tussen SE-CE binnen de marges. Er is extra aandacht geweest voor het
onderbouwrendement op de locatie Rucphen; deze valt nu op beide locaties binnen de
normen van de inspectie.
Passend onderwijs
In samenwerking met het Brederocollege, rec4 school te Breda, verzorgen we praktijklessen
bij ons op school voor een tiental rec4 leerlingen. Hierdoor is het ook voor hen mogelijk een
volwaardig kaderberoepsgericht diploma te behalen.
De gebouwen
In 2014 is de nieuwe sporthal in Etten-Leur feestelijk in gebruik genomen. Daarnaast is er
overeenstemming bereikt om de locatie in Rucphen ingrijpend te renoveren.
pag. 25 van 183
Odulphuslyceum
www.odulphus.nl
rector: Delianne Hoekstra
opleidingen: vwo, havo
locatie:
Tilburg
Het jaar 2014 was een goed jaar voor Odulphus. De resultaten van de eindexamens en de
doorstroompercentages voor het vwo waren prima. Die van de havo lieten een (tijdelijke) dip
zien. Het vwo mag de kwalificatie Topschool 2015 voeren.
Het aantal aanmeldingen steeg opnieuw en dat gold ook voor de tussentijdse instroom. Het
aantal fte’s daalde verder en het ziekteverzuim daalde van 6.8 naar 3.6 %. De
meldingsfrequentie bleef gelijk, namelijk 1.2 %.
Veel van de vorig jaar geformuleerde doelstellingen zijn gehaald.
De havo betrok in augustus een nieuw gebouw. Het onderwijs aldaar werd verder
vormgegeven. Ook binnen het vwo werd aan verdere onderwijsontwikkeling gewerkt. Op het
gebied van internationalisering zijn grote stappen gezet. Projecten als deelname aan een
project in Singapore, uitwisselingen met Frankrijk, deelname aan het ELOS-netwerk, maar
ook de voorbereidingen van uitwisselingen met Denemarken, China en India getuigen
hiervan.
De bouwplannen kregen gedurende het schooljaar steeds meer vorm en inhoud. In januari
2014 werd daadwerkelijk gestart met de verbouwing van hoofdgebouw. Deze bouw werd in
juli afgerond. De voorbereidingen voor het gebouw voor de havo-afdeling werden in gang
gezet.
Het pre-gymnasium kende een deelname van maar liefst 160 leerlingen. De Open Dag telde
een record aantal bezoekers.
OMO scholengroep Bergen op Zoom e.o.
www.sgboz.nl
rector: Marcel van Loo
opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo
locaties:
’t R@velijn, Steenbergen
ZuidWestHoek College, Ossendrecht
Mollerlyceum Bergen op Zoom
ZoomMAVO, Bergen op Zoom
’t Ravelijn ’t Ravelijn in Steenbergen verzorgt mavo en vmbo. In 2014/2015 telde de school ongeveer
500 leerlingen. Het schoolmotto luidt: ‘Pak je kans!’ en daagt iedereen op school uit. De
medewerkers worden getriggerd om goed en aantrekkelijk onderwijs te verzorgen.
Ravelijnleerlingen worden op hun beurt aangemoedigd om daar het maximale aan kansen uit
te halen.
pag. 26 van 183
Belangrijke ontwikkelingen in het kalenderjaar 2014 waren:
E-learning
De school onderscheidt zich door een modern onderwijsconcept met als kenmerken ‘digitaal’
en ‘teamwork’. Ravelijnleerlingen krijgen zo veel mogelijk digitaal les via hun persoonlijke
tablet. Bij alle vakken in het eerste, tweede en derde leerjaar worden - indien beschikbaar en
van goede kwaliteit - digitale methoden gebruikt van educatieve uitgevers en van VO-
Content.
Leren plaats- en tijdonafhankelijker maken
De invoering van leertaken geeft betere sturing aan het leerproces en maakt leren meer
plaats- en tijdonafhankelijk. Omdat de leerlingen gebruik maken van een persoonlijke tablet
kunnen zij plaats- en tijdonafhankelijk inloggen en hun leertaak, methode en werkboeken
vinden. Ook e-learning methoden en digitale boeken maken deze vorm van leren en andere
werkvormen, zoals ‘flipping-the-classroom’, mogelijk.
Groei tevredenheid brugklassers
Uit de algemene tevredenheidsenquête blijkt dat de tevredenheid bij de brugklassers in de
afgelopen drie jaar is gestegen van 6,7 naar 7,4 tot 8,1 in 2013. De recente afname laat zien
dat de tevredenheid stabiliseert op 8,1.
Gepersonaliseerd leren
Samen met Tumult, Vo-lution en Pulson heeft het Ravelijn partners gevonden die
gepersonaliseerd leren mogelijk gaan maken. In 2015 zal er een vernieuwd
onderwijsplatform in gebruik worden genomen dat gemaakt is voor het onderwijsconcept van
het Ravelijn.
ZuidWestHoek College Het ZuidWestHoek College is de school voor mavo en vmbo in de Zuidwesthoek. Er zitten
ongeveer 475 leerlingen op school. Presteren, oriënteren en participeren staan centraal in de
visie van de school.
Belangrijke ontwikkelingen in het kalenderjaar 2014 waren:
High Performance Schools
Goed, beter, best geeft de ambitie van de school weer. En het begint bij ‘de basis op orde’.
Onder de projectwerknaam ‘Marzano’ is de aandacht voor de didactiek centraal gesteld.
Onder aanvoering van een werkgroep ‘teacher-leaders’ zijn initiatieven ontplooid om de
didactische vormgeving van lessen meer gedifferentieerd en uitdagend te maken.
Ondersteund door een studiedag en een inspirerende Amerikareis naar San Diego verbeteren
we aan de basis ons onderwijs. In 2014 is ook vooral gewerkt aan de basis met de
implementatie van het kwaliteitszorgsysteem. Hierin is de focus op het primaire proces en de
resultaatontwikkeling verder opgepakt. Door het structureel inzetten van de ontwikkelde
monitoren op prestaties, absentie en lesverwijdering stijgen de resultaten op de
kwaliteitskaart. Dat past bij de ambitie van de school om het predicaat ‘goed’ te behalen
vanuit het inspectietoezicht.
Onderwijs met eigentijdse middelen
Met ingang van augustus 2014 is gestart met het inzetten van iPads voor de
brugklasleerlingen. Daarmee sluit het ZuidWestHoek College aan bij de ontwikkelingen in de
digitale wereld. Door de samenwerking met onze zusterschool ’t Ravelijn maken we optimaal
pag. 27 van 183
gebruik van hun leermomenten. Methodekeuze en werkwijze zijn aangepast op de
ondersteuning die de iPad kan bieden.
Mollerlyceum Het Mollerlyceum in Bergen op Zoom verzorgt havo, atheneum en gymnasium. Op het
Mollerlyceum bereiden ruim 750 leerlingen zich voor op een studie in het hoger en
wetenschappelijk onderwijs.
Belangrijke ontwikkelingen in het kalenderjaar 2014 waren:
E-learning
De doorontwikkeling van het didactisch concept in het werken met eigen een iPad krijgt
vorm bij de vakken Nederlands, aardrijkskunde, biologie, geschiedenis en rekenen. Bij deze
ontwikkeling wordt gebruik gemaakt van VO-content.
Vwo topklas
In het vwo-plus programma kunnen leerlingen versneld door de leerstof gaan. Zij houden
daardoor tijd over om te werken aan uitdagende opdrachten. Het programma stimuleert
leerlingen zelfstandig te werken of te leren in tweetallen of in groepjes. Daarnaast heeft het
vwo vier top programma’s uitgewerkt waardoor de verschillende interesses van zowel havo-
als vwo-leerlingen verder geprikkeld en gestimuleerd worden. In de brugklas kiezen alle
leerlingen uit Media Design en Marketing, Europese Leeromgeving, Discovery en Sport.
Econasium
Afgelopen schooljaar is de ontwikkeling van het Econasium opgestart en ingericht. Het
Econasium is een excellentieprogramma voor leerlingen uit klas vier vwo, waarbij in
samenwerking met de economische faculteit van Tilburg University een economische
verdieping plaatsvindt. Leerlingen die dit programma met goed gevolg afsluiten krijgen in de
toekomst vrijstellingen op Tilburg University.
ZoomMAVO De ZoomMAVO in Bergen op Zoom is een categorale mavo. Op de ZoomMAVO bereiden
ongeveer 350 leerlingen zich voor op een mbo-opleiding.
Belangrijke ontwikkeling in het kalenderjaar 2014 was:
Loopbaanleren
Op de ZoomMAVO is het onderwijsconcept Loopbaanleren geïntroduceerd. Dit programma
richt zich op excellentie bevordering binnen de mavo. Het biedt de mavoleerling een betere
begeleiding en ontwikkeling in aanloop naar het maken van keuzes in hun leerloopbaan.
Naast veel samenwerking met het mbo zal het didactisch concept van het mavo onderwijs
beter aansluiten bij het beroepenveld en de uitstroommogelijkheden van de leerling.
pag. 28 van 183
OMO Scholengroep De Langstraat
www.sgdelangstraat.nl
rector: Jan van Pelt
opleidingen: vwo, havo, vmbo
locaties:
Dr. Mollercollege, Waalwijk
Walewyc-mavo, Waalwijk
Van Haestrechtcollege, Kaatsheuvel
d’Oultremontcollege, Drunen
Dr. Mollercollege
Voor het Dr. Mollercollege heeft het jaar 2014 vooral in het teken gestaan van de verhuizing
naar een nieuw schoolgebouw en het verbetertraject voor de vwo-afdeling dat vanaf mei
intensief is opgepakt. Het gebouw wordt zowel door de leerlingen als het personeel positief
ervaren. Onderwijskundig is er stevig ingezet op de wijze van toetsen (RTTI) en het
verbreden van het didactisch en pedagogisch handelen van docenten (vijf rollen
docent/piramide van Slooter (CPS)).
Bij het Tussentijds Kwaliteitsonderzoek in november heeft de Inspectie van het Onderwijs de
beoordeling van zeer zwak teruggebracht naar zwak en de verwachting uitgesproken dat de
school vanaf mei 2015 weer onder regulier toezicht valt.
Walewyc-mavo
De Walewyc-mavo is in augustus 2014 verhuisd naar een nieuw gebouw, samen met de
collega-school, het Dr. Mollercollege. Het gebouw is groot, maar de Walewyc blijft werken op
een kleinschalige manier met een eigen docententeam. Dat team hanteert een eigen aanpak
van het onderwijs en zorg voor de leerlingen. De Walewyc-mavo heeft een eigen lesvleugel
met allerlei moderne faciliteiten, zoals een open leercentrum met computers en laptops
waarmee leerlingen zelfstandig kunnen leren. Docenten bieden in de lessen de structuur
die de leerlingen nodig hebben. Op de Walewyc zijn de communicatielijnen kort. Door het
kleine leerlingenaantal kan het team betrokken blijven bij elke leerling. Door extra personeel
in te zetten is de opvang bij lesuitval geborgd.
Van Haestrechtcollege
In 2014 is duidelijk geworden dat de school met deze omvang levensvatbaar is. Tegen de
verwachting in (285 leerlingen) zijn er 307 leerlingen ingeschreven. Leerlingen uit deze regio
zijn bewust gaan kiezen voor het Van Haestrechtcollege.
Na de invoering van een nieuw onderwijsconcept en een naamsverandering in 2013, is de
blik nu op de toekomst gericht. Het nieuwe onderwijsconcept ‘Onderwijs op Maat’ heeft in de
praktijk vorm gekregen en is evolutionair bijgesteld naar de behoefte van onze leerlingen.
Vanaf augustus 2014 spreken we dan ook niet meer over onderwijsinnovatie, maar over Ons
Onderwijs.
Naar aanleiding van de attendering en waarschuwing van de Onderwijsinspectie is er een
Plan van Aanpak gemaakt waarin voor de korte en middellange termijn verbeteracties zijn
benoemd. In dit Plan van Aanpak staat op welke manier er gewerkt zal worden aan het
duurzaam verbeteren van de leeropbrengsten. Dit vertaalt zich in drie speerpunten voor de
korte en middellange termijn, te weten:
De lerende leraar
De lerende organisatie
De lerende leerling
pag. 29 van 183
De acties en verbeterpunten uit het Plan van Aanpak zullen een geheel gaan vormen met
Ons Onderwijs, dat we de komende periode verder gaan ontwikkelen.
d’Oultremontcollege
In maart 2014 werd de (ver)nieuwbouw aan de voorzijde van de school officieel in gebruik
genomen. In de nieuwbouw is ruimte gemaakt voor een modern open leercentrum, een
technasiumwerkplaats, 5 lokalen en spreek- en vergaderruimtes voor personeel.
Tegelijkertijd heeft de entree aan de Dillenburgstraat, het oudste gedeelte van de school,
een frisse en moderne uitstraling gekregen.
De gemeente Heusden kenmerkt zich door een sterke regionale krimp en de school heeft
met name hierdoor in de periode van 2010 tot heden een leerlingdaling van 22%
meegemaakt. De structurele leerlingdaling trekt een zware financiële wissel op de school.
Om de school op termijn weer financieel gezond te krijgen is in oktober gestart met het
opstellen van een plan van aanpak d’Oultremontcollege 2020. Dit plan beschrijft scenario’s
die erop gericht zijn een onderwijsaanbod, met een aantrekkelijk profiel en de juiste breedte,
voor de toekomst neer te zetten. Met de aanmeldingen in maart 2014 lijkt een licht herstel
van de krimp ingezet; voor het tweede jaar meldden zich meer leerlingen dan voorheen aan
voor de eerste klas.
Het Technasium en Versterkt Engels (voor havo- en vwo-leerlingen die extra uitdaging aan
kunnen) zijn kwalitatief en kwantitatief op niveau. In september is gestart met het nieuwe
vak Denken & Doen voor de vmbo-g/t leerling die bèta-georiënteerd is. Het vak is een
afgeleide van het vak Onderzoek & Ontwerpen op het Technasium. Met dit nieuwe vak trekt
de school de bèta-profilering door naar de opleiding vmbo-g/t.
In november bezocht de inspectie in het kader van een kwaliteitsonderzoek de opleidingen
vmbo-b, -k en -t. Tijdens het bezoek is geconstateerd dat de basis- en kaderafdeling
tekortkomingen hebben op het gebied van het onderwijsleerproces en de
onderwijsopbrengsten. Inmiddels is een verbeterplan opgesteld.
OMO Scholengroep Helmond
www.omoscholengroephelmond.nl
rector: Hans Schapenk
opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo
locaties:
Vakcollege Helmond, Helmond
Carolus Borromeus College (ivo-mavo), Helmond
Dr.-Knippenbergcollege, Helmond
In 2014 hebben alle afdelingsleiders in dialoog met hun team een afdelingsplan gemaakt
waarin de doelstellingen van het schoolplan vertaald zijn naar de afdeling. Dit heeft op veel
afdelingen geleid tot nieuw elan door innovatieve denkbeelden.
Vakcollege Helmond
Op het Vakcollege Helmond is in de onderbouw een nieuw traject gestart rond
beroepsoriëntatie. Leerlingen kiezen al in de eerste klas een sector (zorg en welzijn,
economie, techniek, sport, dienstverlening en veiligheid) en volgen 5 tot 13 lesuren per week
in deze sector. Doelstellingen hiervan zijn het vergroten van de motivatie (betekenisvol
leren) en het verbeteren van de beroepskeuze. Verder is het Vakcollege voorloper bij
initiatieven rond passend onderwijs. Zo is er een integratieklas (cluster 3 samenwerking met
pag. 30 van 183
de Antoon van Dijkschool uit Helmond) en een syntheseklas (cluster 4 samenwerking met de
Korenaer uit Helmond) gevestigd in het Vakcollege. Lessen worden gedeeltelijk door vmbo-
en vso-docenten verzorgd.
Carolus Borromeus College
Het Carolus Borromeus College is in 2014 verhuisd van de Gasthuisstraat naar de nieuwbouw
aan de Markesingel. De dislocaties Lauwerstraat en Hurksestraat werden opgeheven zodat
alle leerlingen in één gebouw gehuisvest zijn. In augustus is Dorine Pepping als nieuwe
directeur benoemd. Het International Business College is uitgebreid met vwo-leerlingen
waardoor het voor meer leerlingen mogelijk is van deze alternatieve leerroute gebruik te
maken.
Dr.-Knippenbergcollege
Het Dr.-Knippenbergcollege werkt intensief mee aan vormgeving aan het nieuwe landelijke
programma Bèta-Challenge, een praktisch technisch vak (5 uur per week) voor
mavoleerlingen. Verder is de school bezig met vormgeving van digitale didactiek; een groep
docenten uit klas 1-2 mavo gebruikt de iPad naast boeken in de klas en deelt deze
ervaringen binnen de sectie. Het vwo-team heeft voor deelname aan het WON-traject
(Wetenschaps Oriëntatie Nederland) gekozen. Deze landelijke vereniging stimuleert
academische vorming door onderzoek centraal te stellen. Het nieuwe vak moet deze
leerlingen nieuwsgierig maken naar onderzoek door training in vaardigheden en
onderzoeksmogelijkheden te stimuleren. Het vwo moet zo ruimte bieden voor maatwerk en
doorgroei naar excellentie.
OMO scholengroep Tongerlo
www.sgtongerlo.nl
rector: Marijke Broodbakker
opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo, praktijkonderwijs
locaties:
Da Vinci College, Roosendaal
Gertrudiscollege, Roosendaal
Norbertuscollege, Roosendaal
Da Vinci College
Voor het Da Vinci College was 2014 het jaar dat de nieuwe school werkelijkheid werd. Op de
website www.nieuwedavinci.nl is de voortgang van de bouw te volgen.
Docenten en leerlingen bereiden zich voor op het samengaan in de nieuwe school. Dat
gebeurde in november 2014 op een heel bijzondere plek tijdens de derde editie van ‘One day
a dreamschool’. In een oude fabriek werden de gezamenlijke werkruimtes van leerlingen en
docenten op werkelijke grootte nagebouwd. Een dag lang zijn leerlingen en docenten met
elkaar aan de slag gegaan om de ruimtes in te delen en om werkafspraken te maken. Naast
de bouw van een nieuwe school wordt ook een grote schooltuin ingericht voor de leerlingen
van het praktijkonderwijs met daarop een leergebouw.
Voor het derde opeenvolgende jaar waren de examenresultaten in het vmbo uitstekend. Na
een aantal moeilijke jaren is de kwaliteit van het onderwijs weer prima op orde. Het
praktijkonderwijs blijft het onverminderd goed doen.
pag. 31 van 183
Opnieuw werpt de samenwerking met externe partijen zijn vruchten af. De intensieve
samenwerking met de ROC-locaties in Roosendaal en Bergen op Zoom geldt binnen ROC
West-Brabant als richtinggevend voorbeeld van succesvolle initiatieven.
In 2014 bestond het beroepsonderwijs in Roosendaal 75 jaar. Dat is met docenten en
leerlingen uitgebreid gevierd.
Gertrudiscollege
Het Gertrudiscollege maakt werk van maatwerk. Als begaafdheidsprofielschool wordt een
alphatop en bètatop programma aangeboden in de onderbouw. Leerlingen kunnen zich
onderscheiden in het vak Engels met Anglia en Cambridge examens en door het volgen van
een versneld programma. Bij het vak Duits is er de mogelijkheid om deel te nemen aan
Goethe examens. Het bèta aanbod wordt versterkt door deelname aan M-tech; vmbo
leerlingen profiteren hiervan.
De begaafdheidsprofielschool (BPS) accreditatie is verlengd en binnen het scholennetwerk
van de BPS zijn er inmiddels twee volgscholen. Vanuit dezelfde invalshoek is het
junioracademie programma voor hoogbegaafde leerlingen uit groep 7 en 8 in 2014 verder
uitgebouwd.
Als officieel erkend topsportvriendelijke school wordt het examenvak bewegen, sport &
maatschappij (bsm) aan onze havoleerlingen aangeboden. Naast deelname aan JetNet, is dit
jaar ook gestart met het Econasium programma. Tenslotte voeren verschillende docenten in
de academische opleidingsschool, onderzoek uit om de kwaliteit van het onderwijs verder uit
te verhogen.
Norbertuscollege
Het Norbertuscollege heeft in 2014 met succes ingezet op verhoging ven de rendementen en
verbetering van de examenresultaten. Daarnaast zijn er excellentieprogramma’s voor bèta
(bèta-plus), voor talen (Cambridge, Delf en Goethe), in de vwo-plus klassen door middel van
wetenschapslessen, en heeft ook economie een excellentieprogramma (Econasium).
De school heeft veel aandacht voor persoonlijke- en burgerschapsontwikkeling. Dat uit zich
ook in nadenken over de gezamenlijke verantwoordelijkheid van leerlingen en leraren om de
school schoon, gezond en duurzaam te maken en te houden.
Uit de viering van het 95-jarig jubileum blijkt de aandacht voor kunst en cultuur binnen de
school. Docenten en meer dan 150 leerlingen lieten in een viertal uitverkochte voorstellingen
een wervelende proms-productie zien. Daarnaast waren er ook brugklasuitvoeringen met
Scapino en een optreden van examenleerlingen muziek.
De aanschaf van een bijzonder kunstwerk, ter gelegenheid van het afscheid van
collegedirecteur Johan van Oosterhout, symboliseert de jarenlange traditie op het gebied van
kunst en cultuur en laat zien dat een historische en moderne elementen zich heel goed laten
verenigen.
Een aantal docenten participeerde actief binnen de AOS’en in onderzoek in de eigen
beroepspraktijk.
pag. 32 van 183
Rodenborch-College
www.rodenborch.nl
rector: Marjo van IJzendoorn
opleidingen: vwo, havo, mavo
locatie:
Rosmalen
Het Rodenborch-College, waar talentontwikkeling van iedere leerling centraal staat en steeds
meer vorm krijgt, heeft de afgelopen jaren planmatig gewerkt aan het realiseren van de
doelen in het schoolplan en het verbeteren van de opbrengsten.
De integrale aanpak, inclusief een goed kwaliteitszorgsysteem en een scholingsplan, heeft er
toe geleid dat het onderwijsproces een steeds hoger niveau heeft gekregen. De focus op de
differentiatie, het taal-en rekenbeleid en de aandacht voor het vakmanschap van docenten
begint vruchten af te werpen, zowel op de VIP- (vakken, integratie en persoonlijke
ontwikkeling) als op de Jenaplan-afdeling.
Differentiatie vindt niet alleen plaats in de lessen, maar er zijn ook steeds meer programma’s
die bedoeld zijn voor leerlingen die meer willen en meer kunnen. Het Talenttraject is verder
uitgebouwd naar alle groepen in het vwo en sinds augustus 2014 draagt de school ook het
predicaat Econasium.
Ook voor de LOOT-leerlingen ligt de focus op talentontwikkeling. Het visitatierapport met
betrekking tot de organisatie en het onderwijs op maat dat deze groep leerlingen vraagt, was
positief. Dat is terug te zien in de toename van het aantal leerlingen met een topsportstatus.
In 2014 zette de stijgende lijn van het aantal brugklasleerlingen door. Omdat de school de
grenzen van de opnamecapaciteit heeft bereikt, werden 60 nieuwe leerlingen uitgeloot. De
school kampt al enkele jaren met een tekort aan ruimte en huurt nu twee lokalen bij de
buren van het stedelijk VSO.
Roncalli Scholengemeenschap
roncalli.mwp.nl
rector: Ludo Heesters
opleidingen: vwo, havo, mavo
locatie:
Bergen op Zoom
Met een vooruitstrevende onderwijsaanpak stimuleert Roncalli dat haar 1.162 leerlingen,
naast het opdoen van de benodigde kennis, ook een persoonlijke ontwikkeling doormaken.
Als daltonschool met een eigen-tempo-werkwijze worden leerlingen competenties aangeleerd
die mede bepalend zijn voor succes in het vervolgonderwijs en de verdere loopbaan: het
geleidelijk omgaan met zelfstandigheid, samenwerken, reflectie, verantwoordelijkheid en
effectiviteit.
De school verkeert in een fase waarin de kwaliteitszorg in de brede zin van het woord door
vele medewerkers wordt opgepakt en geborgd. Met behulp van instrumenten zoals ISO 9001
en School aan Zet ontwikkelt de school zich verder als professionele organisatie.
RoncalliExcellent heeft een vervolg gekregen i.s.m. Exentra Antwerpen, expertisecentrum
voor hoogbegaafden. In de bovenbouw volgen deze leerlingen een eigen leerroute.
pag. 33 van 183
Het onderzoek naar kwaliteitsverbetering van juni 2014 heeft ertoe geleid dat Roncalli voor
alle afdelingen een basisarrangement heeft. Met belanghebbenden is een nieuw Schoolplan
2015-2019 opgezet opdat Roncalli toekomstgericht onderwijs kan geven aan het grootste
kapitaal: de leerling.
Bij verschillende binnen- en buitenschoolse activiteiten is uitgebreid aandacht voor de
protestants-christelijke en katholieke identiteit conform Zingeving en Goed Onderwijs (OMO
juni 2013).
Rythovius College
www.rythoviuscollege.nl
rector: Frans Claassens
opleidingen: vwo, havo, mavo
locatie:
Eersel
’Accent op jouw talent’, dat is waar het Rythovius College voor staat. De school realiseert dat
door het aanbieden van talentenstromen voor kunst, sport en science (inclusief het
technasiumvak onderzoeken & ontwerpen) in de onderbouw. Ook de gymnasiumafdeling van
de school en het aanbod van Anglia zijn mogelijkheden voor leerlingen hun talenten te
ontwikkelen. In de bovenbouw is er een breed onderwijsaanbod, dat leerlingen vele
mogelijkheden biedt: naast de ’gewone vakken‘ biedt de school vijf kunstvakken als
examenvak aan, en zijn er examenmogelijkheden in sport op mavo, havo en vwo en in
filosofie op vwo.
In 2014 is het nieuwe schoolplan 2014-2018 ’Kiezen voor de toekomst‘ tot stand gekomen.
Daarin is onder meer te lezen dat het Rythovius College ook de talenten van de
medewerkers wil ontwikkelen: de school is een lerende organisatie. Een mooi voorbeeld
daarvan is te vinden in de Leerkringen die van start zijn gegaan: uit veel onderzoek blijkt dat
leraren graag met en van elkaar leren. De Leerkringen voorzien in die behoefte: in kleine
groepen onder leiding van een expert (bij voorkeur iemand uit de school) wordt in een drietal
bijeenkomsten gewerkt aan thema’s die direct met de situatie in de klas te maken hebben.
De resultaten van het Rythovius College in 2014 zijn goed.
Scholengroep Het Plein
www.sghetplein.nl
rector: Corinne Sebregts (sinds 1 september 2013; daarvoor Frans Bakermans)
opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo en praktijkonderwijs
locaties:
Sint-Joriscollege, Eindhoven
Aloysius/De Roosten, Eindhoven
Antoon Schellenscollege, Eindhoven
Vakcollege, Eindhoven
Praktijkschool Eindhoven
Pleinschool Helder, Eindhoven
pag. 34 van 183
De vestigingen werken vanuit een gezamenlijke missie, maar profileren zich afzonderlijk van
elkaar. Elke school heeft een eigen identiteit en is apart gehuisvest. Het onderwijs- en
begeleidingsaanbod is dusdanig op elkaar afgestemd dat er nagenoeg een dekkend
onderwijsaanbod ontstaat van praktijkonderwijs tot gymnasium. Scholengroep Het Plein
geeft onderwijs aan ongeveer 2800 leerlingen.
In 2014 is met alle directieleden van Scholengroep Het Plein besproken welke vorm van
besturing door de kerndirectie past bij de taken die de vestigingen moeten uitvoeren.
De gesprekken binnen de directie van Scholengroep Het Plein hebben geleid tot de
formulering van een besturingsfilosofie waarbij de kerndirectie de schoolleiding van iedere
vestiging coacht, ondersteunt en begeleidt. De kerndirectie is echter eindverantwoordelijk
voor de vestigingen en spreekt daarom met iedere schoolleiding af welke resultaten per
kalenderjaar bereikt moeten worden. Jaarlijks voert de kerndirectie met de directeur van een
vestiging een managementgesprek over het al dan niet bereiken van de afgesproken
resultaten.
Om de vestigingen te ondersteunen bij allerlei aspecten van de bedrijfsvoering van de
vestiging heeft Scholengroep Het Plein stafdiensten, die worden aangestuurd door een hoofd
van dienst. De directeur Beheer en Organisatie stuurt de stafdiensten via de hoofden van
dienst aan. De rector werkt daarnaast met de directeuren van de vestigingen aan
schooloverstijgende thema’s, zoals in-, door- en uitstroom, gesprekkencyclus, de
academische opleidingsschool, arrangementen, PR en communicatie,
deskundigheidsbevordering in het kader van passend onderwijs en onderwijskundig gebruik
van ICT. De directeur Beheer en Organisatie werkt met een vestigingsdirecteur de formeel
juridische kaders voor arrangementen uit.
De besturingsfilosofie van Scholengroep Het Plein betekent dat ook het Sint-Joriscollege een
eigen directeur nodig heeft. In november 2014 is daarom Peter van den Eijnde benoemd als
directeur van het Sint-Joriscollege.
Sint-Joriscollege
Het Sint-Joriscollege is een school voor vwo (gymnasium en atheneum), havo en mavo. De
school biedt het project Kunst & Cultuur aan, heeft een bètaprogramma en voor leerlingen
met een brede belangstelling voor sport zijn er de sportklassen. Daarnaast is ’t Joris een
Topsport Talentschool (LOOT) met een daaraan verbonden CTO-afdeling (Centrum voor
topsport en onderwijs) en de enige gecertificeerde Cultuurprofielschool in de regio
Eindhoven. De school telt circa 1460 leerlingen.
Het Sint-Joriscollege is een relatief grote school maar heeft het onderwijs kleinschalig
georganiseerd in vijf teams. De school kenmerkt zich door een open karakter, waarbij iedere
leerling zich gekend en herkend voelt.
De school zorgt ervoor dat elke leerling bij het verlaten van de school zelfbewust en goed
toegerust de vervolgstappen kan nemen die bij hem/haar passen. En dat elke leerling de
ontwikkelde kennis en vaardigheden effectief kan inzetten in de maatschappij.
De onderwijsresultaten zijn op alle drie de afdelingen voldoende, maar het streven is om
deze verder te verbeteren. In het kalenderjaar 2014 werd het verbetertraject verder
vormgegeven. Communicatie over goed onderwijs staat daarbij centraal, met aandacht voor
alle betrokkenen: leerlingen, ouders, docenten en alle andere medewerkers. In 2014 heeft
de school een overeenkomst voor deelname aan het Econasiumprogramma ondertekend:
een programma voor vwo-leerlingen met wiskundig inzicht en interesse in economische
pag. 35 van 183
onderwerpen. Het Econasiumpogramma start in januari 2015. Verder is de directiestructuur
gewijzigd en is Peter van den Eijnde per 1 februari 2015 benoemd als vestigingsdirecteur.
Aloysius/De Roosten
Aloysius/De Roosten is een school voor mavo met een determinatieperiode in de onderbouw.
Dit betekent dat leerlingen met een vmbo-k/g/t advies na overleg met de basisschool de
mogelijkheid krijgen in twee leerjaren door te groeien naar de mavo.
Daarnaast is Aloysius/De Roosten een Topsport Talentschool (LOOT) met een daaraan
verbonden CTO-afdeling (Centrum voor Topsport en Onderwijs). De school telt circa 350
leerlingen.
Aloysius/De Roosten biedt haar leerlingen een veilige geborgen omgeving waar docenten en
leerlingen elkaar kennen. De school heeft haar onderwijs kleinschalig georganiseerd en de
communicatielijnen met leerlingen en ouders zijn kort. Aloysius/De Roosten: ‘Focus op jou’.
In 2014 heeft Aloysius/De Roosten met alle medewerkers van de school de koers en het
concept van de nieuwbouw bepaald. Inmiddels is het docententeam vol enthousiasme aan de
slag om het onderwijsconcept te vertalen naar de praktijk. Er vinden pilots in de school
plaats. Deze pilots zorgen voor informatie met betrekking tot de succesfactoren en eventuele
afbreukrisico’s. Op basis van deze gegevens worden de plannen aangepast. Elke maand
informeren medewerkers elkaar over de ontwikkelingen en wordt weer een nieuw onderwerp
bij de kop gepakt. Medewerkers kunnen zich profileren en werken met veel plezier en spirit
aan deze mooie uitdaging. Vanzelfsprekend zijn ook de ouders en leerlingen betrokken bij
deze ontwikkelingen. Inmiddels heeft de school zich verbonden aan diverse projecten zoals
M-tech, Focus op passie en techniek en de Teacher Academy. De school vindt hierdoor
aansluiting bij de regionale en landelijke ontwikkelingen.
Aloysius/De Roosten blijft een kleinschalige warme school waar aandacht voor elkaar heel
belangrijk is en blijft. Goede resultaten, modern onderwijs in een omgeving waarin je mag
groeien, waarin je je veilig voelt en waarin je jezelf mag zijn.
Antoon Schellenscollege
Het Antoon Schellenscollege is een vmbo-onderbouwschool voor leerlingen met
extra ondersteuningsbehoeften. Een voorziening die prima past bij de ontwikkelingen van
passend onderwijs. Daarnaast is de school een Topsport Talentschool (LOOT) met een
daaraan verbonden CTO afdeling (Centrum voor Topsport en Onderwijs) De school telt circa
250 leerlingen.
Het Antoon Schellenscollege biedt een kleinschalige, veilige, gestructureerde en betrokken
leeromgeving aan leerlingen die (nog even) extra ondersteuning nodig hebben op het gebied
van leren en/of persoonlijke ontwikkeling. Veel leerlingen hebben een lwoo-indicatie. De
school biedt zorg op maat aan op didactisch en sociaal-emotioneel gebied zodat iedere
leerling zich optimaal kan ontplooien en na twee jaar een verantwoorde overstap kan maken
naar een bovenbouwtraject dat bij hem of haar past.
Afgelopen jaar heeft in het teken gestaan van de ontwikkelingen rondom passend onderwijs.
De ondersteuning die het Antoon Schellenscollege biedt is in kaart gebracht voor het
samenwerkingsverband Eindhoven/Kempen. Inhoudelijk ligt de focus op de training van
executieve functies, het differentiëren door gepersonaliseerd leren en de
vaardigheidsontwikkeling taal en rekenen met het oog op de referentieniveaus. De komende
jaren wordt dit verder ontwikkeld.
pag. 36 van 183
De school is trots op de talentklas tekenen: een nieuw initiatief waarbij leerlingen buiten de
lestijden om hun talent voor tekenen (verder) kunnen ontwikkelen. De 1e prijs in de Dutch
Design Week voor een ontwerp bevestigt dat onze leerlingen over veel talent beschikken.
Vakcollege Eindhoven
Vakcollege Eindhoven is een school voor vmbo met basis- en kaderberoepsgerichte
vakroutes, te weten de vakmanschapsroute ‘Techniek & Vakmanschap’ en ‘Mens &
Dienstverlening’. Vakcollege Eindhoven maakt deel uit van de landelijke organisatie voor
vakcolleges. De school heeft een samenwerkingsverband met het Summa College (mbo) en
bedrijven en instellingen uit de regio. Daarnaast is de school een Topsport Talentschool
(LOOT) met een daaraan verbonden CTO-afdeling (Centrum voor Topsport en Onderwijs).
Vakcollege Eindhoven telt circa 270 leerlingen.
Vakcollege Eindhoven zorgt dat de leerlingen direct vanaf de start in het eerste leerjaar van
het onderwijs op weg gaan naar een vmbo- én mbo-diploma. Dit is mogelijk door de
intensieve samenwerking met het Summa College en met regionale bedrijven en instellingen.
Daarnaast is er aandacht voor de begeleiding van elke individuele leerling op basis van
zijn/haar interesses en kwaliteiten.
Voor de leerlingen betekent het onderwijs binnen Vakcollege Eindhoven dat ze zich
ontwikkelen tot vakman of vakvrouw en een diploma behalen waarmee ze aan het werk
kunnen. Voor bedrijven en instellingen betekent het dat ze kunnen rekenen op geschoolde
vakmensen met een opleiding die is afgestemd op hun dagelijkse praktijk.
Het jaar 2014 stond in het teken van het opstarten van vakscholen per uitstroomprofiel.
Voor de vakschool Zorg en Welzijn heeft dit geresulteerd in het, samen met Summa College
en de regionale instellingen, uitschrijven van het curriculum van het eerste leerjaar tot en
met het vierde leerjaar. Voor de vakschool Produceren, instaleren en energie heeft een
eerste oriënterend gesprek plaats gevonden, zodat we binnenkort ook deze vakschool tot
stand kunnen brengen.
Praktijkschool Eindhoven
Praktijkschool Eindhoven is een school voor praktijkonderwijs met circa 295 leerlingen.
Daarnaast is de school een Topsport Talentschool (LOOT) met een daaraan verbonden CTO-
afdeling (Centrum voor Topsport en Onderwijs). In een kleinschalige, betrokken en veilige
omgeving stimuleert Praktijkschool Eindhoven haar leerlingen tot zelfwerkzaamheid,
zelfstandigheid en verantwoordelijkheid.
Het praktijkonderwijs bereidt leerlingen voor op een zinvolle plaats in de samenleving. Een
ander belangrijk doel van het praktijkonderwijs is de begeleiding naar werk op de regionale
arbeidsmarkt. Vanuit haar wettelijke functie is het praktijkonderwijs eindonderwijs.
Uitgangspunt is dat leerlingen competenties ontwikkelen die ze nodig hebben om zelfstandig
te kunnen werken en functioneren in de maatschappij. Na het praktijkonderwijs gaan
leerlingen direct werken op arbeidsmarkt. Praktijkschool Eindhoven begeleidt naar werk in al
zijn facetten: met of zonder begeleiding en/of subsidie. Sommige leerlingen stromen door
naar een vervolgopleiding. De docenten van Praktijkschool Eindhoven ondersteunen en
begeleiden in de keuze voor werk en/of vervolgopleiding.
In 2014 is het aantal leerlingen licht gedaald tot onder de 300. De school heeft na het
inspectiebezoek het basisarrangement ontvangen. De uitstroomcijfers zijn blijvend aan de
norm: 75% van de leerlingen die in 2011-2012 zijn uitgestroomd heeft twee jaar na
schoolverlaten nog steeds werk. Van de leerlingen die in 2014 de school hebben verlaten is
dit 90%. Er zijn veranderingen ingezet in de organisatie van de school en er is een nieuw
pag. 37 van 183
schoolplan gemaakt voor de periode 2015-2019 met als titel: Werken aan mogelijkheden.
Focus voor de komende jaren is het afstemmen van het onderwijsprogramma op
vervolgopleidingen, rekening houdend met veranderende wet- en regelgeving.
Pleinschool Helder
Pleinschool Helder is een kleinschalige, reguliere havo/vwo-school die zich specifiek richt op
leerlingen met een vorm van autisme en/of AD(H)D. Respect voor anderen, open
communicatie, structuur en duidelijkheid staan voorop, teneinde de leerlingen zo goed
mogelijk om te leren gaan met hun mogelijkheden en beperkingen. Daarbij ligt de nadruk op
wat ze wél kunnen. De schoolt wil op deze manier bijdragen aan de vorming van leerlingen
tot jongvolwassenen die in staat zijn een studie aan hbo of universiteit te volgen. Daarnaast
is de school een Topsport Talentschool (LOOT) met een daaraan verbonden CTO-afdeling
(Centrum voor Topsport en Onderwijs). Pleinschool Helder telt circa 130 leerlingen.
In 2014 was het slagingspercentage 100%. De succesvolle uitstroom van leerlingen naar een
reguliere vervolgopleiding bevestigt dat Helder toegevoegde waarde heeft als onderwijsvorm
voor de regio Eindhoven. Onderwijs maak je samen: het team, ouders en leerlingen hebben
aangegeven tevreden te zijn over hoe onderwijs wordt vormgegeven. Deze motivator neemt
de school mee in het realiseren van passend onderwijs.
Scholengemeenschap Were Di
www.weredi.nl
rector: Cees Streng
opleidingen: vwo, havo, vmbo
locatie:
Valkenswaard
Scholengemeenschap Were Di is een bruisende en vooruitstrevende school met inspirerend
onderwijs. Door goed onderwijs en goede leerlingenbegeleiding worden de leerlingen in een
plezierige en betekenisvolle omgeving op maat voorbereid op examen, vervolgonderwijs,
beroep en rol in de samenleving.
Goed onderwijs en leerlingenbegeleiding
Were Di scoorde weer goed in de diverse landelijke rapportages inzake onderwijsresultaten.
De school had uitstekende examenresultaten en de leerlingen doen het prima in het
vervolgonderwijs. Ondanks een landelijke tendens tot terugloop van leerlingenaantallen
behaalde Were Di bij de meest recente aanmeldingen een stijging van zo’n 90 leerlingen.
Inspirerend
Scholengemeenschap Were Di heeft een groot aanbod op het gebied van buitenschools leren,
zoals excursies, internationale uitwisselingen en culturele activiteiten. Enkele voorbeelden
daarvan zijn de jaarlijkse vijf-landen-ontmoeting, de tweejaarlijkse musical, het jaarlijks
songfestival, het jaarlijks toneel en reizen naar bijvoorbeeld Londen, Berlijn en Florence.
Belangrijke maatschappelijke thema’s worden geïntegreerd in het onderwijsprogramma.
Door de inrichting van onze gebouwen, met afwisselend leslokalen en pleinen, is er sprake
van divers leren.
Bruisend
Na de lessen is er voor de liefhebbers wekelijks een uitgebreid aanbod aan sport- en
cultuuractiviteiten. Er is een feestcommissie, bestaande uit leerlingen uit alle afdelingen en
pag. 38 van 183
leerjaren. Tevens is er dit jaar een leerlingenraad opgericht die meepraat over belangrijke
onderwerpen.
Vooruitstrevend
Were Di beschikt over een draadloos netwerk waarmee ICT kan worden ingezet zonder tijd-
of plaatsgebonden te zijn. Een groot gedeelte van de leerlingen heeft al, ter optimalisering
van het onderwijsproces, altijd een laptop bij zich.
Sint-Janslyceum
www.sjl.nl
rector: Roel Scheepens
opleidingen: vwo, havo, mavo
locatie:
’s-Hertogenbosch
Het Sint-Janslyceum bestaat bijna 100 jaar en heeft een zeer rijke traditie en een stevig
fundament in de regio. De school bereidt de leerlingen voor op hun toekomst door hen een
positieve en veilige leeromgeving te bieden. De school biedt jaarlijks plaats aan 400 nieuwe
brugklassers. In 2014 waren er 408 aanmeldingen voor de brugklas die allen konden worden
toegelaten. Doordat er uiteindelijk leerlingen overbleven die nog geen school hadden is het
aantal plaatsen alsnog opgehoogd tot 425 (162 mavo/havo, 172 havo/vwo, 91
atheneum/gymnasium).
De examenresultaten in 2014 op mavo en vwo waren goed en op havo nog onder het
landelijk gemiddelde maar wel weer in stijgende lijn. Financieel zijn de doelstellingen
gehaald; het exploitatieresultaat over 2014 komt uit volgens de begroting. De ambitie van
het Sint-Janslyceum is om in 2016 toe te treden tot de vereniging van
begaafdheidsprofielscholen. Daartoe volgen docenten scholing en is op sommige jaarlagen
gestart met speciale plus-lessen.
Nieuw beleid: om vanuit 3-havo / 3-vwo een profiel te mogen kiezen voor de vierde klas
moet een leerling vanaf schooljaar 2014-2015 21 punten halen in drie aangewezen
profielvakken. Lukt dit niet, maar is de leerling wel over, dan bepaalt uiteindelijk de
vergadering welk profiel of welke profielen worden toegestaan. Docenten zijn gevraagd om
leerlingen te helpen deze 21 punten te halen.
In 2014 waren er weer studiereizen naar tien bestemmingen, het Artistiek Festival en de
musical A Christmas Carol, die in de media veel lof heeft geoogst. Ook de negende Dag van
Respect in november 2014 was een hoogtepunt; die dag bracht meer dan 40 gastsprekers
de school in.
In augustus 2014 is een nieuwe cateraar gestart met de afspraak om tenminste 75%
gezonde producten aan te bieden. De omzet in de kantine is hierdoor merkbaar gestegen. De
MR heeft ingestemd met het afschaffen van de nog bestaande rokersruimte voor het
personeel vanaf mei 2015 en ook het schoolplein wordt vanaf mei 2015 rookvrij.
De school is sinds 2014 partner in de academische opleidingsschool Den Bosch (AOSDB).
In oktober 2014 trad de school officieel toe tot de groep van Econasium-scholen. Een eerste
cohort van 17 leerlingen in 4-vwo is van start gegaan.
pag. 39 van 183
In november 2014 werd het hoogste punt van de nieuwbouw bereikt en de oplevering wordt
in mei 2015 verwacht. Op dat moment zullen ook leerlingenkantine en de personeelsruimte
zijn uitgebreid en opnieuw zijn ingericht.
Sondervick College
www.sondervick.nl
rector: Nol van Beurden
opleidingen: vwo, havo, mavo, vmbo
locatie:
Veldhoven
Het Sondervick College groeide in 2014 verder door. De resultaten bleven goed over de hele
linie. De ambities van de school rond techniek, bèta en internationalisering zijn
onverminderd. De verankering daarvan in het contact met de regionale partners wordt
steeds sterker. Vooral met de TU Eindhoven en ASML werd intensief samengewerkt. Ook met
het primair onderwijs wordt samengewerkt rondom onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen
en tweetalig onderwijs. De school zet in op het handhaven van een breed
ondersteuningsprofiel bij passend onderwijs en participeert actief in de voorbereiding
daarvan op alle niveaus. Er wordt onderzocht of intensieve samenwerking met een school
voor speciaal onderwijs op de campus mogelijk is.
Op het gebied van ICT in het onderwijs wordt een versnelling gerealiseerd. In 2014 is gestart
met een pilot rond laptopklassen. De volgende stap is invoering van laptops in alle
brugklassen per augustus 2015.
Internationalisering kreeg een nieuwe impuls door een reis naar Polen (met vmbo) en
Oeganda en voorbereidingen voor uitwisselingen met Indonesië en India. Op China en de VS
wordt georiënteerd. Azië en de VS zijn in beeld vanwege de techniek-bèta specialisatie.
Twee belangrijke thema’s zijn in onderzoek genomen: de invoering van een designklas in
vmbo en een project om het onderwijs anders te organiseren, zodanig dat extra
ondersteuning en verdieping kunnen plaatsvinden binnen de reguliere onderwijstijd.
Er werd gestart met een nieuwe academische opleidingsschool in de regio ZO; het
Sondervick College neemt daaraan deel.
De dynamiek in de teams zet door. Een veelheid aan initiatieven komt los, variërend van
modellen voor het meten en verbeteren van leerprocessen tot uitwisseling van good
practices en wederzijds lesbezoek. De school werkt mee aan ‘School aan Zet’ en maakt voor
de ontwikkeling van het management onder meer gebruik van het competentieprofiel
schoolleiders. De school neemt deel aan een pilot rond collegiale visitatie. Er werd in 2014
een tweede stap gezet in het beter begeleiden van nieuwe docenten. Een modernisering van
de gesprekscylcus (met personeel) werd besproken met de MR.
Op het gebied van de communicatie werd een traject ingezet met een extern adviesbureau
om de verschillende opleidingen duidelijker te positioneren in Veldhoven en omgeving.
pag. 40 van 183
Theresialyceum
www.theresialyceum.nl
rector: Tomas Oudejans
opleidingen: vwo, havo
locatie:
Theresialyceum, Tilburg
Frater van Gemertschool, Tilburg
Theresialyceum
Het jaar 2014 werd vooral gekenmerkt door het plotseling overlijden van twee collega’s en
het verongelukken van een leerlinge uit klas 2. De school heeft dit jaar drie intensieve
rouwperiodes gekend en er waren indrukwekkende herdenkingsbijeenkomsten waar
docenten en leerlingen elkaar gesteund hebben. Een lichtpuntje was de saamhorigheid die
hierbij werd getoond.
Er was ook goed nieuws, bijvoorbeeld de examenresultaten: op de havo is 90% geslaagd en
op het vwo 99%. De ambitie van de school om bovengemiddelde resultaten te leveren is
daarmee waargemaakt. Het fundament hiervoor wordt gelegd in de driejarige brugperiode.
Financieel is er met de NOA-gelden ruimte gekomen om nog meer in het onderwijs te
investeren. De extra middelen zijn ingezet om de klassen te verkleinen (maximaal dertig
leerlingen) en de lessentabel voor de meeste vakken te verhogen. Met het programma Havo-
uniek streeft de school naar extra elan voor de havo-opleiding. Dat gebeurt met
Samenwerken, Activeren en Motiveren (SAM), maar ook door de verbinding met het vwo te
zoeken.
Het traditionele onderwijsconcept van de school is constant in beweging, maar het gebouw is
wel wat achtergebleven. De voorbereidingen voor een ingrijpende renovatie zijn in volle
gang. De lokalen worden vergroot, er komt luchtverversing en het gebouw wordt duurzaam
met een hedendaagse uitstraling. Het gehele schooljaar 2015-2016 zal er gebouwd worden.
Bijzonder is dat de school met 2College Jozefmavo nieuwe buren gaat krijgen.
Frater van Gemert
Het jaar 2014 is in vele opzichten succesvol geweest voor de locatie Frater van Gemert,
nevenvestiging van het Theresialyceum. Een belangrijke stap in de positionering van de
school is het opnemen van onderwijs aan leerlingen met een stoornis in het autistisch
spectrum (ASS-VO leerlingen) in het Ondersteuningsplan 2014-2018 van het portfolio van
het samenwerkingsverband passend onderwijs. Tevens is een vermelding opgenomen in het
Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen, waarin de nevenvestiging als ‘tussenvoorziening’
tussen het regulier- en speciaal onderwijs wordt genoemd. Ook de bijbehorende werkwijze
voor aanmelding via de TAC (Toelatings- en Advies Commissie) is opgenomen. Daarmee is
het onderwijs voor deze doelgroep op toekomstbestendige wijze geregeld.
De opbrengsten van de havo-opleiding, gebaseerd op resultaten van de jaren 2011 t/m
2013, zijn op alle onderdelen voldoende. De havisten van deze school scoren gemiddeld
genomen structureel hoger op het Centraal Examen dan op het School Examen. De interne
audit die is uitgevoerd voor de gehele school, waar de nevenvestiging onderdeel van
uitmaakt, is met een ‘goed’ gewaardeerd op de onderdelen:
ondersteunend schoolklimaat die stimulerend en ambitieus is en gericht op brede
vorming;
(vak)didactisch handelen van leraren stelt leerlingen in staat tot leren en ontwikkeling;
de leraren stemmen hun didactisch handelen af op verschillen tussen leerlingen;
de leraren benutten de professionele ruimte voor goed onderwijs.
pag. 41 van 183
Aandachtspunten voor 2015 zijn de opbrengsten op het gebied van de (examen-)cijfers van
de leerlingen en het ontwikkelen van sociale competenties (o.a. maatschappelijke- en
burgerschapscompetenties). Deze worden opgenomen in de kwaliteitscyclus van de school.
Verder verdient de aansluiting van toetsing en afsluiting tussen onderbouw en bovenbouw
aandacht. Ook zal de ‘docentscan’ ingevoerd worden als instrument waarmee leerlingen
feedback kunnen geven aan docenten ten behoeve van kwaliteitsverbetering van het
aangeboden onderwijs.
Van Maerlant
www.vanmaerlant.nl
directeur: Edward de Gier
opleiding: mavo, vmbo
locatie:
’s-Hertogenbosch
Van Maerlant vmbo/mavo in Den Bosch is in 2014 gestart op een andere locatie. Van twee
dislocaties (Bilderdijkstraat voor onderbouw en Van Maerlantstraat voor bovenbouw) naar
één locatie aan de onderwijsboulevard, waar voorheen het Duhamel College gehuisvest was.
Van Maerlant is nu nog een locatie voor een kleine 500 leerlingen voor de basis, kader en
gemengd/theoretische leerweg (gt). Vanaf schooljaar 2015/2016 richt Van Maerlant zich op
kader en gt. Hierdoor zal de basisberoepsgerichte leerweg op deze locatie niet meer
mogelijk zijn.
De school is trots op het media(leer)park. Van Maerlant beschikt over een eigen TV-studio en
regiewagen waarmee leerlingen in samenwerking met de Bossche omroep uitzendingen en
opnames kunnen maken.
Ook heeft de school flink ingezet op multimedia in de school wat geresulteerd heeft in:
Uitgebreide inzet van smartborden in alle lessen door alle onderwijsgevenden
Inzet van Bring Your Own Device (BYOD)
Het verzorgen van webinars voor personeel, ouders, leerlingen of, op verzoek, van
derden
Contact leggen met andere scholen/klassen via webcams en smartborden.
De school is trots op de nieuwe veilige open leeromgeving waar de contacten tussen
leerling, docenten en directie laagdrempelig en persoonlijk zijn.
Van Maerlantlyceum
www.vanmaerlantlyceum.nl
rector: Liz Chermin
opleidingen: vwo, havo
locatie:
Eindhoven
Schoolontwikkeling en onderzoek waren in 2014 de belangrijkste thema’s voor het Van
Maerlantlyceum. De invoering van de vakken art & technology en kritisch denken zijn daar
een voorbeeld van. Binnen deze vakken wordt op geheel verschillende wijze gewerkt aan de
onderzoekende houding van de leerling. Bij kritisch denken wordt aandacht besteed aan de
pag. 42 van 183
werking van het brein en de effecten daarvan op het leren. Thema’s als analyseren,
argumenteren en redeneren komen aan de orde. Bij het vak art & technology leren de
leerlingen dat creativiteit ook hard werken is. Het creatieve proces staat centraal.
Passend bij deze beweging is de ontwikkeling van de school tot academische
opleidingsschool. Deze ontwikkeling heeft niet alleen betrekking op het opleiden van
toekomstige collega’s maar wordt gezien als een vliegwiel voor professionalisering en
schoolontwikkeling. Binnen het kader van de academische opleidingsschool onderzoekt de
school de ambities voor het onderwijs van de toekomst. Centraal staat hierbij niet alleen de
vraag waarom het Van Maerlantlyceum nu een goede school is, maar vooral ook hoe de
school ook voor de toekomstige leerlingen een goede school blijft die aansluit bij de
ontwikkelingen in de wereld om ons heen.
Varendonck-College
www.varendonck.nl
rector: Irma van Nieuwenhuijsen
opleidingen: vwo, havo, vmbo, praktijkonderwijs
locaties:
Asten
Someren
Op de valreep van het kalenderjaar 2014 heeft het Varendonck-College zijn nieuwe
kernboodschap gepresenteerd. Optimisme, verantwoordelijkheid, veiligheid zijn
sleutelwoorden. We werken iedere dag aan de individuele leerroutes van onze leerlingen en
hebben voor elk talent een passende plek.
In deze boodschap zit ook de ambitie: individuele leerroutes. In 2014 is op strategisch
niveau gestart met plannen voor het Varendonck-College in 2020. Tegelijkertijd wordt hier
ook in de klas aan gewerkt: er is begonnen met schoolbrede projecten die naar hetzelfde
doel moeten leiden: maatwerk voor elke leerling. Zo is er een beweging van boven naar
beneden, maar ook vice versa.
Het Varendonck-College is in 2014 gestart met de academische opleidingsschool. Met de
academische opleidingsschool draagt de school bij aan een betere opleiding voor docenten
van de toekomst en wordt gewerkt aan onderzoek in de school dat het onderwijs ten goede
komt. In 2014 is een meerjarig onderzoek gestart naar de effecten van tweetalig onderwijs
op de school.
De Onderwijsinspectie heeft de school tweemaal bezocht in 2014: de vwo-afdeling en het
praktijkonderwijs zijn beide positief beoordeeld. De examenresultaten waren ook in 2014
goed: 96% van alle leerlingen heeft de school met een diploma verlaten.
pag. 43 van 183
Zwijsen College
www.zwijsencollege.nl
rector: Anita O'Connor
opleidingen: vwo, havo
locatie:
Veghel
Het afgelopen jaar heeft het Zwijsen College haar onderwijsconcept uitvoerig geëvalueerd. Er
is uitgebreid gesproken met ouders, leerlingen en collega’s en dat heeft geleid tot een aantal
organisatorische en pedagogisch-didactische aanpassingen. Gezamenlijk doel was de school
kleiner te laten voelen. Door leraren meer verantwoordelijkheden te geven en de
schoolleiding deze te laten monitoren wordt meer eigenaarschap gecreëerd.
Er is gestart met kleine, zelfverantwoordelijke teams van leraren. Ieder team wordt geleid
door een teamleider die zowel zijn teamleden als de bijbehorende leerlingen aanstuurt. Op
deze manier zijn de lijntjes kort en voelt iedere leerling en medewerker zich gekend. Naast
de teamleider zijn er verschillende verantwoordelijkheden binnen een team belegd: zo is er
een zorgcoach, lerarencoach en coördinator om de teamleden te ondersteunen en verder tot
ontwikkeling te brengen. Tijdens de tweewekelijkse teamvergaderingen wordt volop
gesproken over de leerlingen die onder de hoede van het team vallen.
Naast de teams zijn de vakgroepen enorm belangrijk. Professionele vakgroepvoorzitters
hebben een belangrijke rol te vervullen in het ontwikkelen van een kwalitatief sterke
vakgroep. Daarom zijn deze voorzitters intensief geschoold en met zorg benoemd. Op deze
wijze heeft het Zwijsen College aandacht voor zowel de pedagogisch-didactische als de
vakdidactische zorg die leerlingen nodig hebben om het beste uit zichzelf te halen.
pag. 44 van 183
Deel B:
Bestuursverslag
pag. 45 van 183
1. Ons Onderwijs
1.1. Leerlingen
1.1.1. Onderwijs in kerncijfers
Grafiek 1.Slaagpercentages OMO scholen
Bovenstaande grafiek geeft de slaagpercentages 2014 weer. Het gemiddelde
slaagpercentage van alle OMO-scholen samen is in 2014 gestegen ten opzichte van 2013
met 0,6 procentpunt. Uit analyse van de resultaten per schoolsoort blijkt bovendien dat alle
OMO-opleidingen op of boven het landelijk gemiddelde scoren. Het landelijk gemiddelde
slaagpercentage is met 0,4 procentpunt gestegen ten opzichte van 2013. Het percentage
geslaagden op het vwo laat een daling zien van 1,5 procentpunt. Ook landelijk is het vwo
slaagpercentage met 2,1 procentpunt gedaald, zo blijkt uit de Examenmonitor VO 2014.
In bijlage 6 zijn de slaagpercentages van alle scholen en opleidingen weergegeven.
1.1.2. Lesuitval
Scholen beslissen zelf hoe zij de onderwijstijd invullen. Voor de schooljaren 2013/2014 en
2014/2015 is in het Sectorakkoord VO de norm van 1.000 klokuren per leerjaar afgesproken.
In het examenjaar dienen leerlingen minimaal 700 klokuren les aangeboden te krijgen. In elk
schooljaar mag 60 uur aan maatwerkactiviteiten meetellen als onderwijstijd. Onze scholen
leggen verantwoording af over de gerealiseerde onderwijstijd in Vensters voor
Verantwoording. De resultaten per school zijn terug te vinden via www.scholenopdekaart.nl.
96
,4%
95
,4%
93
,2%
88
,5%
92
,6%
92
,2%
96
,8%
93
,1%
91
,4%
88
,0%
91
,9%
91
,4%
96
,9%
97
,2%
94
,5%
89
,3%
91
,1%
92
,8%
96
,9%
95
,0%
93
,4%
87
,9%
89
,8%
91
,8%
84,0%
86,0%
88,0%
90,0%
92,0%
94,0%
96,0%
98,0%
100,0%
vmbo-b vmbo-k vmbo-g/t havo vwo Totaal
Slaagpercentage '12-'13 OMO Slaagpercentage '12-'13 landelijk
Slaagpercentage '13-'14 OMO Slaagpercentage '13-'14 landelijk
pag. 46 van 183
1.1.3. Voortijdig schoolverlaten (VSV)
Nederland richt zich met het convenant ‘Aanval op Schooluitval 2008-2012’ op het
voorkomen van schooluitval. Het kabinet Rutte II heeft zich ten doel gesteld het maximaal
aantal nieuwe VSV’ers terug te brengen tot 25.000 in 2016. Nieuwe VSV’ers zijn leerlingen
van 12 tot 23 jaar die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten gedurende het
schooljaar.
In het voorjaar van 2013 heeft OCW op regionaal niveau convenanten afgesloten met
gemeenten en onderwijsinstellingen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar
beroepsonderwijs. Alle OMO-scholen hebben met de ondertekening van een regionaal VSV-
convenant aangegeven zich in te zetten voor het terugdringen van schooluitval. Per regio
zijn verbetermaatregelen vastgelegd.
1.1.4. Goed onderwijs bieden
Samen zorgdragen voor kwalitatief hoogwaardig onderwijs is de belangrijkste taak van de
vereniging en de scholen. Goed onderwijs staat centraal bij de voorbereiding op een
vervolgopleiding en een plaats in de maatschappij. Onderwijsontwikkelingen zoals passend
onderwijs, leerlingkrimp en digitalisering hebben onze aandacht. De blijvende professionele
ontwikkeling van docenten speelt hierbij een belangrijke rol. De focus hierbij blijft
ongewijzigd: de leerling het onderwijs bieden dat hem of haar de beste toekomstkansen
biedt.
1.1.5. Veiligheid op scholen
Het opstellen van een veiligheidsplan voor een school in het voortgezet onderwijs is een
wettelijke verplichting. De OMO-veiligheidsmonitor ondersteunt bij het meten van de mate
waarin leerlingen en medewerkers zich veilig voelen op school. Met de monitor wordt per
locatie de sociale veiligheid gemeten. Het instrument bestaat uit een vragenlijst voor
personeel, leerlingen en de veiligheidscoördinator. De OMO-veiligheidsmonitor is een op
maat gemaakt instrument voor alle OMO-scholen dat al een aantal jaren in gebruik is.
Na het doorvoeren van enkele aanpassingen is in het voorjaar van 2014 is de
veiligheidsmonitor bij alle OMO-scholen opnieuw toegepast. De resultaten zijn per locatie in
kaart gebracht en resulteren op schoolniveau in een plan van aanpak om de sociale
veiligheid te optimaliseren. Het aantal gemelde incidenten in 2014 is afgenomen ten opzichte
van de nulmeting in 2008. Zowel leerlingen als medewerkers voelen zich veiliger op en
rondom de scholen. Het verbaal pesten van leerlingen en medewerkers komt nog altijd
relatief veel voor. Hoewel het slachtofferpercentage is gedaald, heeft deze vorm van pesten
een grote impact op leerlingen en medewerkers. Dit blijft een belangrijk punt van aandacht
bij het verder optimaliseren van de veiligheid op en rondom de scholen.
Ook aan de fysieke veiligheid van leerlingen en medewerkers besteden alle OMO-scholen
voortdurend aandacht. Het beschikken over een actuele en getoetste RI&E helpt daarbij en is
dan ook een permanente opdracht. In 2014 is onder 22.085 leerlingen en 4.041
medewerkers de OMO-veiligheidsmonitor toegepast. De resultaten van het onderzoek zijn
per school en voor de gehele vereniging vergeleken met de resultaten van 2008. Zie
daarvoor bijlage 8.
pag. 47 van 183
1.1.6. Het stimuleren van leerlingen door OMO-prijzen
Ieder jaar reikt een jury prijzen uit om talentvolle leerlingen te stimuleren. Elke school kan
voor iedere categorie een werkstuk inzenden. De leerlingen met het beste werkstuk
ontvangen een prijs in de vorm van een geldbedrag.
Profielwerkstukprijs voor havo- en vwo-leerlingen
In 2014 is er een groot aantal profielwerkstukken ingezonden en beoordeeld. De uitreiking
van de profielwerkstukprijzen was wederom een succes.
Het profielwerkstuk is een werkstuk van eindexamenkandidaten havo of vwo waarin zij
verworven kennis, inzicht en vaardigheden van tenminste één vak binnen hun profiel op een
hoog niveau toepassen. Daarnaast laat het profielwerkstuk samenhang en integratie van
leerstofonderdelen binnen een profiel zien. Iris Begers en Anouk van Stratum van het
Varendonck College wonnen in 2014 de profielwerkstukprijs voor de havo met hun werkstuk
‘De invloed van kleuren’. De vwo-prijs ging dit jaar naar Kevin Choi, nu leerling van
Pleinschool Helder en voorheen van het Antoon Schellenscollege, voor zijn werkstuk met als
titel ‘HiSPARC: Kosmische straling’.
Sectorwerkstukprijs en “Trots op…!” voor vmbo en praktijkonderwijs
Het sectorwerkstuk is een vakoverstijgend en binnen de sector passend onderdeel van het
schoolexamen, waarbij zowel het eindproduct als het proces onderwerp van beoordeling zijn.
Hieraan is sinds 2013 een prijs toegevoegd voor leerlingen van vmbo-b/k en het
praktijkonderwijs: “Trots op…!”. Belangrijk uitgangspunt voor deze prijs is de ontwikkeling
die de leerling(en) heeft (hebben) doorgemaakt.
In 2014 was het aantal inzendingen voor beide prijzen te laag om een winnaar te kunnen
kiezen. De genomineerde leerlingen ontvingen ter compensatie een geldbedrag en een dagje
uit. In 2015 krijgt de prijs voor het meest bijzondere werkstuk uit de opleidingen
praktijkonderwijs, vmbo-b en vmbo-k een nieuw jasje én een nieuwe naam: OMO-
praktijkwerkstukprijs. De jury reikt deze prijs voortaan uit in april. In de nieuwe opzet vallen
er geen drie maar vijf werkstukken in de prijzen. Zo zetten we nog meer leerlingen met hun
bijzondere prestatie in het zonnetje.
1.1.7. Leerlingen voorbereiden op de kosmopolitische samenleving
Zowel deelname aan vervolgonderwijs als het uitoefenen van een beroep vindt in
toenemende mate plaats binnen de context van een kosmopolitische samenleving. De
scholen binnen de vereniging bereiden leerlingen daar op voor. Dit gebeurt bijvoorbeeld door
middel van (inter-)nationale uitwisselingen en deelname aan projecten ter bevordering van
maatschappelijke betrokkenheid.
Elos
Zes OMO-scholen maken deel uit van het Elos-netwerk dat bestaat uit circa 250 scholen in
22 landen. Scholen die Elos aanbieden zorgen voor inbedding van Europese en Internationale
Oriëntatie in hun curriculum en geven leerlingen de mogelijkheid twee talen op hoog niveau
te leren en zich optimaal voor te bereiden op de internationale samenleving. Eind 2011 heeft
Ons Middelbaar Onderwijs voor drie jaar het coördinatorschap van Elos Europa en daarmee
het penvoerderschap van het vierde Europese project Elos overgenomen. Dit project is in
2014 afgesloten en heeft geresulteerd in een accreditatiesystematiek voor deelnemende
scholen en een breder draagvlak onder internationale beleidsmakers.
pag. 48 van 183
1.1.8. Passend onderwijs
De scholen binnen een samenwerkingsverband zorgen gezamenlijk voor een aansluitend
onderwijsaanbod waarbinnen voor ieder kind een passende plek is. De wijze waarop de
ondersteuning voor leerlingen is geregeld, is vastgelegd in het ondersteuningsplan van het
samenwerkingsverband. Het ondersteuningsplan bestaat uit de ondersteuningsprofielen van
de verschillende scholen binnen het samenwerkingsverband. Ook staat er in het
ondersteuningsplan welk niveau van basisondersteuning de scholen in het
samenwerkingsverband ten minste bieden. In het voorjaar van 2014 zijn de
ondersteuningsprofielen en -plannen vastgesteld.
Per 1 augustus 2014 is passend onderwijs daadwerkelijk in werking getreden. Scholen
hebben vanaf deze datum een zorgplicht. Hiermee zijn zij ervoor verantwoordelijk iedere
aangemelde leerling een passende onderwijsplek op de eigen of een andere school te bieden.
Samenwerkingsverband Helmond-Peelland is in 2013 al gestart met passend onderwijs en
loopt daarmee een jaar voor. Dit samenwerkingsverband neemt deel aan een pilot van het
ministerie van OCW.
De OMO-scholen zijn vertegenwoordigd in tien regionale samenwerkingsverbanden Passend
Onderwijs (zie bijlage 10). Rectoren uit deze tien samenwerkingsverbanden komen eens per
kwartaal bijeen voor een afstemmingsoverleg met de raad van bestuur. Zij brengen
gevolgen van de nieuwe wetgeving op onderwijskundig, juridisch en administratief vlak
gezamenlijk in beeld en delen verschillende beleidsthema’s.
1.1.9. Vernieuwing vmbo-structuur
De beroepsgerichte programma’s van de vmbo-sectoren techniek, economie en zorg &
welzijn worden vereenvoudigd, verduidelijkt en geactualiseerd. Het ministerie van OCW
brengt de ongeveer 30 beroepsgerichte examenprogramma’s terug tot een beperkt aantal
profielen. De nieuwe programma’s sluiten aan op actuele ontwikkelingen in de
(beroeps)werkelijkheid en de vervolgopleidingen in het mbo. Ze houden rekening met
leerroutes van leerlingen en ze dragen bij aan een betere organiseerbaarheid van het
onderwijs, ook bij dalende leerlingenaantallen.
In de nieuwe programmastructuur kiezen vmbo-leerlingen een profiel, bestaande uit vier
profieldelen die centraal worden geëxamineerd en vier keuzedelen die met een
schoolexamen worden afgesloten. Deze keuzedelen kunnen ook van andere profielen
afkomstig zijn. Voor elk profiel komen minimaal vijf keuzedelen beschikbaar. De school
bepaalt zelf welke keuzedelen zij aanbiedt en welke keuzemogelijkheden zij de leerlingen
biedt. De bedoeling is dat in 2017 de eerste beroepsgerichte vmbo-examens nieuwe stijl
worden afgelegd. De invoering van profielen in het vmbo vraagt om aanpassing van de Wet
op het Voortgezet onderwijs. Deze wet zal naar verwachting in het voorjaar van 2016 van
kracht worden.
Op dit moment werken 50 pilotscholen mee aan de vernieuwing van de beroepsgerichte
examenprogramma’s vmbo. OMO-scholen 't Ravelijn in Steenbergen en 2College Durendael
in Oisterwijk nemen deel aan de pilot. Schoolleiders van andere OMO-scholen zijn tijdens een
bijeenkomst in juni 2014 in de gelegenheid gesteld informatie uit te wisselen met de
pilotscholen. Binnen het kennisnetwerk ‘vernieuwingen vmbo’ ontmoeten docenten en
afdelingsleiders van verschillende scholen elkaar eens per kwartaal om met elkaar kennis te
delen ten aanzien van de vormgeving van de nieuwe programma’s.
pag. 49 van 183
1.2. Identiteit
In het basisdocument, ‘Zingeving en goed onderwijs’ (bijlage 12), wordt de discussie over
identiteit van drie basisbegrippen voorzien: goed onderwijs, een goed mens en goed leven.
Het document is opgesteld vanuit de wens dat eenieder in het dagelijks leven geïnspireerd
raakt door getoond gedrag. Gedrag maakt immers zichtbaar wat de betekenis van identiteit
echt is. De vraag is dan ook: hoe kunnen we in de schoolpraktijk in gedrag betekenis geven
aan het evangelie?
Verbreding en verdieping
Naast de lessen voor levensbeschouwing zijn er ook in 2014 weer diverse projecten geweest
op de scholen die levensbeschouwelijke doelen nastreven. Die projecten kunnen variëren van
deelname aan de Wereld Jongeren Dagen, onderzoek naar gemeenschappelijke waarden in
de school tot maatschappelijke projecten die leerlingen bewust maken van
verantwoordelijkheid voor de medemens. In overleg met schoolleiders wordt daarnaast
doorlopend gezocht naar borging van het thema in de hele school en het hele curriculum.
In 2014 stond de vraag centraal wat effectief is als het gaat om de relatie tussen zingeving
en onderwijs. Hoe kan een school zingeving en levensbeschouwing als rode draad door het
onderwijs laten lopen? Dat kan bijvoorbeeld door betekenisvolle reflectie en gesprekken over
gedrag te laten plaatsvinden bij meer dan alleen het vak levensbeschouwing en in alle
leerjaren. En door zingeving ook in relatie te brengen met managementvraagstukken zoals
krimp, financiën, personeelsbeleid en leiderschap. Identiteit is dan niet meer een pas op de
plaats, maar een verandering van de organisatie. Tijdens een brainstorm met een aantal
schoolleiders in november 2014 is gesproken over dit vraagstuk. Vanuit de notitie ‘Zingeving
en goed onderwijs’ zou de beweging vooral terug te zien moeten zijn in gedragingen van
zowel docenten als leerlingen. Docenten moeten daartoe goed ondersteund en toegerust
worden. Vanuit de gewenste beweging is vooral relevant wat iemands drijfveren zijn,
waarom iemand dit vak heeft gekozen, wat hij/zij de leerlingen wil meegeven en of er plek is
voor interactie en verbinding. De vereniging heeft de ambitie om meer te doen dan
kennisoverdracht alleen. Ook nadenken over levensvragen en dwarsverbanden hoort bij de
vorming en ‘bildung’ van leerlingen in het VO.
In 2015 zal deze gedachtegang, en de meerwaarde ervan voor leerlingen en docenten, als
vervolgstap op de notitie ‘Zingeving en goed onderwijs’ besproken worden met een divers
samengestelde groep docenten vanuit de vereniging.
1.3. Onderwijsaanbod
1.3.1. Demografische ontwikkelingen en onderwijsaanbod op fietsafstand
In 2013 is een intern onderzoek verricht naar de demografische ontwikkelingen in de
provincie Noord-Brabant. Voor elke school zijn leerlingramingen gemaakt voor de periode tot
en met 2025. Uit dit onderzoek blijkt dat het aantal leerlingen binnen het voorgezet
onderwijs in Noord-Brabant vanaf 2015 gaat dalen. De verdeling van deze daling is daarbij
ongelijk verdeeld binnen de provincie.
In 2014 is de ontwikkeling van het leerlingaantal daarom in kaart gebracht per regio
waarbinnen leerlingen een bij hen aansluitende onderwijsplek moeten kunnen vinden. In dit
onderzoek zijn ook de gegevens van collega-scholen en –besturen meegenomen. Per
onderwijsregio is voor elke schoollocatie de ontwikkeling van het aantal leerlingen per
pag. 50 van 183
onderwijstype en leerjaar inzichtelijk gemaakt. Het resultaat geeft inzicht in de ontwikkeling
van het toekomstige leerlingaantal voor praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo per
schoollocatie. Op basis van het beeld dat per onderwijsregio is verkregen, zijn in eerste
instantie zeven onderwijsregio’s geselecteerd voor verdere analyse. De cijfers uit deze
nadere analyse vormen een onderlegger bij besprekingen met gemeenten en collega-
besturen over het toekomstige onderwijsaanbod, zodat voor elke leerling een gevarieerd
aanbod op fietsafstand behouden blijft.
1.3.2. Herschikking, samenwerking, fusie en overname
’s-Hertogenbosch
In 2013 hebben het Hervion College en het Duhamel College de krachten gebundeld en zijn
samen gegaan in de Bossche Vakschool. In 2014 zijn beide scholen in één gebouw gaan
samenwerken. In de onderbouw kunnen leerlingen zich breed oriënteren en in de bovenbouw
is er keuze uit verschillende beroepsrichtingen met praktijkgerichte leeromgevingen.
Eindhoven
Om het onderwijsaanbod in de toekomst te garanderen in het noordelijke gedeelte van
Eindhoven is besloten het Lyceum Bisschop Bekkers samen te laten gaan met het Christiaan
Huygens College. Het besluit tot fusie is voorgelegd aan de betrokken
medezeggenschapsraden en raden van toezicht. Een fusie-effectrapportage is eind 2013
opgesteld, waarna in het voorjaar van 2014 de minister toestemming heeft gegeven voor de
fusie. De bestuursoverdracht heeft plaatsgevonden met ingang van het schooljaar 2014-
2015.
Helmond
Het Vakcollege Helmond, onderdeel van Scholengroep Helmond, werkt momenteel samen
met Praktijkschool Helmond. In het verslagjaar is bezien hoe deze samenwerking kan
worden geïntensiveerd om het onderwijsaanbod, voor leerlingen met deze specifieke
zorgbehoeften, te kunnen blijven garanderen. Daarbij zijn ook eerste mogelijkheden verkend
voor een overname van Praktijkschool Helmond. In de loop van 2015 zal dit verder worden
vormgegeven.
1.4. Kwaliteitszorg
1.4.1. Toezichtarrangementen
De Inspectie van het Onderwijs bezoekt elke opleiding van elke school ten minste eens per
vier jaar voor het vaststellen van een toezichtarrangement. Opleidingen ontvangen een
basisarrangement als de inspectie geen aanwijzingen heeft voor belangrijke tekortkomingen
in de kwaliteit van het onderwijs en/of de naleving van de wet- en regelgeving. Opleidingen
waarbij wel sprake is van tekortkomingen, ontvangen een aangepast arrangement met
bijbehorend predicaat ‘zwak’ of ‘zeer zwak’ en vallen onder verscherpt toezicht van de
inspectie. De schoolleiding start in deze gevallen een verbetertraject om de onvoldoende
onderwijsindicatoren op korte termijn weer op voldoende niveau te krijgen. De raad van
bestuur is hierbij nauw betrokken.
pag. 51 van 183
Het volgende overzicht geeft het aantal toezichtarrangementen weer die gelden op 31
december 2014:
Pro
VMBO-
B
VMBO-
K
VMBO-
(G)T Havo Vwo Totaal
Basis 6 26 26 49 33 32 172
Zwak 0 1 1 0 0 0 2
Zeer Zwak 0 0 0 0 0 1 1
N.v.t. 0 0 0 2 1 1 4
Totaal 6 27 27 51 34 34 179
Tabel 1a: Overzicht toezichtarrangementen per 31 december 2014
Stand van zaken op 31 december 2013:
Pro
VMBO-
B
VMBO-
K
VMBO-
(G)T Havo Vwo Totaal
Basis 6 24 25 47 33 30 159
Zwak 0 3 2 4 1 3 13
Zeer Zwak 0 0 0 0 0 1 1
Totaal 6 27 27 51 34 34 179
Tabel 1b: Overzicht toezichtarrangementen per 31 december 2013
In 2014 zijn door de inspectie 179 opleidingen van Ons Middelbaar Onderwijs beoordeeld.
Drie opleidingen ontvingen een aangepast arrangement kwaliteit (in 2013 waren dit er
veertien). Daarmee zet de vorig jaar ingezette afname van het aantal zwakke en zeer
zwakke opleidingen door. De verduurzaming van kwaliteitszorg op schoolniveau draagt
hieraan bij.
Voor een viertal opleidingen (vmbo-g/t van Antoon Schellens en vmbo-g/t, havo en vwo van
Pleinschool Helder) is door de inspectie geen oordeel afgegeven (n.v.t.). Dit had
verschillende oorzaken:
De leerlingenpopulatie week teveel af van die van reguliere vestigingen om een
vergelijking te kunnen maken;
Het betrof een kleine vestiging binnen een grotere school die voor de opbrengstenkaart
is samengevoegd met een andere vestiging;
De betreffende schoolsoort werd op de vestiging in onder- en/of bovenbouw niet
aangeboden of er zijn te weinig gegevens beschikbaar.
In bijlage 7 is een overzicht opgenomen waarin voor elke school per opleiding staat
aangegeven welk toezichtarrangement op 31 december 2014 geldt.
1.4.2. Kwaliteitszorg en Vensters voor Verantwoording
Kwaliteitszorg
Kwaliteitszorg is het geheel van activiteiten dat ondernomen wordt om de kwaliteit van het
onderwijs en de school te onderzoeken, te borgen en te verbeteren. Elke school is op eigen
wijze bezig met het uitdragen en toepassen van kwaliteitszorg en verwerkt dit in het
schoolbeleid. De borging hiervan vindt plaats in het schoolplan dat goedkeuring behoeft van
de raad van bestuur.
De werkgroep kwaliteitszorg, bestaande uit het lid van de raad van bestuur, een vijftal
schoolleiders en beleidsmedewerkers, heeft in 2014 in een aantal bijeenkomsten stilgestaan
bij verdere borging van kwaliteitszorg. Zij hebben onder meer kritisch gekeken naar het
proces en naar de vragenlijsten rondom de veiligheidsmonitor. Alle scholen hebben
pag. 52 van 183
vervolgens op basis hiervan het onderzoek uitgezet. Vanuit de werkgroep is daarnaast een
pilot voor collegiale visitatie opgestart met als uitgangspunt de ‘Lerende organisatie’.
Vensters voor Verantwoording
Via Vensters voor Verantwoording wordt alle cijfermatige informatie over en in
samenwerking met scholen in één systeem verzameld en brengt het in beeld hoe scholen
presteren op 21 belangrijke indicatoren (examencijfers, onderwijstijd, tevredenheid,
personeel, veiligheid etc.). Waar mogelijk worden resultaten vergeleken met het landelijk
gemiddelde. Vensters helpt scholen zo inzicht te krijgen in hun eigen resultaten en hierover
op goede wijze verantwoording af te leggen aan bijvoorbeeld leerlingen en ouders.
Door de gegevens van de indicatoren actueel te houden is feitelijke informatie van elke
school als op sectorniveau beschikbaar. Verder dient de inhoud van Vensters VO als
inhoudelijk gespreksonderwerp in de diverse geledingen.
In oktober 2014 is Vensters VO geheel vernieuwd, waarbij diverse indicatoren zijn veranderd
en toegevoegd. Daarnaast is het onderdeel schoolkompas omgezet in scholenopdekaart.nl.
Vanuit de vereniging is geparticipeerd in de werkgroep die onderzoek heeft gedaan naar
noodzakelijke en gewenste veranderingen in Vensters voor Verantwoording.
1.4.3. Kwaliteitsgelden VO en Prestatiebox
Vanaf 2012 is de Prestatiebox van kracht. In het Bestuursakkoord VO, een convenant tussen
OCW en de VO-raad, zijn de prestatiedoelen van scholen voor 2015 vastgelegd evenals de
maatregelen die de minister en staatssecretaris nemen om dit mogelijk te maken. De doelen
van het convenant zijn het verhogen van prestaties van leerlingen, verbeteren van de
onderwijskwaliteit en vergroten van de kwaliteit van leraren en schoolleiders. Overigens,
iedere onderwijsorganisatie streeft dergelijke doelen normaliter al na, vanuit hun bestaande
verantwoordelijkheden.
Om deze doelen te bereiken wordt vanuit OCW extra financiering beschikbaar gesteld via een
zogenaamde Prestatiebox; middelen die overigens evengoed zonder label in de lumpsum
terecht hadden kunnen komen. Aan de beschikbaarstelling van de extra middelen is een
aantal voorwaarden verbonden. Zo is het in het bestuursakkoord aangegeven dat van de
scholen wordt verwacht dat zij, vertrekkend vanuit hun eigen uitgangssituatie, context en
profiel, in kaart brengen waar zij in 2012 stonden op de indicatoren uit het Bestuursakkoord.
Vervolgens bepalen zij waar ze tot en met 2015 naartoe willen en kunnen groeien en hoe ze
dat aan gaan pakken. Met de Prestatiemonitor meten scholen hoe ver ze zijn met het
realiseren van de ambities en streefdoelen uit het Bestuursakkoord VO.
In 2012 zijn scholen gestart met de nulmeting. Tot en met 2015 doen scholen elk jaar een
tussenmeting en kunnen ze het plan van aanpak, zoals dat bij de nulmeting is opgesteld,
bijstellen. Via Scholen op de kaart (voorheen Vensters voor Verantwoording) kunnen scholen
de eigen resultaten downloaden. Hier kunnen ze zien hoe ze er voor staan met het realiseren
van hun streefdoelen. Door middel van een mid-term review is in 2013 tussentijds
verantwoording afgelegd aan OCW. Op basis van de mid-term reviews is door OCW besloten
om de middelen uit de Prestatiebox ook in de jaren 2014 en 2015 beschikbaar te stellen.
Daarnaast is in het sectorakkoord afgesproken dat de intensiveringsmiddelen uit het
nationaal onderwijsakkoord worden toegevoegd aan de Prestatiebox.
pag. 53 van 183
1.5. Innovatie
1.5.1. Onderwijstechnologie in het leermiddelenbeleid
In de schooljaren 2009-2010, 2010-2011 en 2011-2012 hebben Europese aanbestedingen
plaatsgevonden om te komen tot collectieve contracten voor leermiddelen voor alle OMO-
scholen. In de voorbereiding van deze aanbestedingen is altijd aandacht geweest voor de
digitale component van leermateriaal. Vanwege de ontwikkelingen op dat moment was er
voor gekozen de digitale component een relatief beperkte rol in de aanbesteding te geven.
De ontwikkelingen staan echter niet stil en bij iedere school leeft het thema. Tegelijkertijd
bestaat er tussen de verschillende scholen een grote diversiteit aan ICT-kennis, -middelen en
–beleidskeuzes. In 2014 is er een start gemaakt om te komen tot een verenigingsvisie op de
digitalisering van goed onderwijs, benaderd vanuit drie invalshoeken: de leerling, de docent
en de school / vereniging OMO.
Daarnaast is eind 2014 een project gestart gericht op de integratie van het
leerlingenadministratiesysteem, de ELO en de leermiddelen. Rond de zomer van 2016
moeten de resultaten hiervan bekend zijn. Deze resultaten worden, samen met de
verenigingsvisie op digitalisering, meegenomen in de Europese aanbesteding van
leermiddelen die daarna plaatsvindt.
1.5.2. Onderwijsinnovatie op basis van praktijkrelevant onderzoek
Schoolgebonden onderzoek kan worden gezien als een professionaliseringsstrategie voor
docenten. Vanuit vraagstellingen over de praktijk van het eigen lesgeven, ontwikkelt de
docent een andere kijk op zijn dagelijkse routine. De verwachting is dat deze vorm van
onderzoek leidt tot onderwijsverbetering, al is het inherent aan praktijkonderzoek dat dit pas
op termijn zichtbaar wordt. Het is met andere woorden nog niet altijd meteen duidelijk of dit
onderzoek aantoonbaar tot innovatie leidt. Soms kan onderzoek ook juist aantonen dat een
bepaalde vorm van didactiek niet blijkt te werken, wat ook waardevolle informatie oplevert.
Resultaten van praktijkrelevant onderzoek worden gepubliceerd op de website van Script!
1.5.3. Educatief Partnerschap met het vervolgonderwijs
Alle scholen onderhouden samenwerkingsverbanden met het vervolgonderwijs. Er wordt in
het vmbo ingezet op samenwerking met het mbo voor het creëren van doorlopende
leerlijnen. Ook worden er diverse projectmatige samenwerkingen gerealiseerd, zoals
loopbaanleren en projecten van vmbo en mbo met het bedrijfsleven.
Verschillende OMO-scholen participeren in het Wetenschapsknooppunt Brabant, onder
andere voor profielwerkstukken en open dagen. Samen met Tilburg University is het
Econasiumprogramma opgezet. Dit programma heeft als doel de belangstelling voor een
economische studie op wetenschappelijk niveau onder middelbare scholieren te vergroten.
Ook in het kader van ‘Economie voor jou’ en in het Palladio programma zien we een
bloeiende samenwerking met het vervolgonderwijs.
Koers 2016 vormde de aanleiding om het verenigingsbeleid meer ‘evidence based’ te
funderen. Daartoe is in 2011 een zogenoemde nul-meting uitgezet onder alle
personeelsleden door het Ruud de Moorcentrum (thans Look) van de Open Universiteit.
Voortbouwend hierop zijn deelprojecten geïnitieerd met Look, zoals die over professionele
ruimte in dit verslagjaar. Wetenschappelijke fundering van beleid zien we terug in de studie
pag. 54 van 183
over disposities binnen het kader van persoonlijke professionele vorming van de docent en
bij de evaluatie van De Nieuwste School (beide in het vorige verslagjaar door de ESoE). Het
voornemen is om wetenschappelijk evaluaties en beleid meer te baseren op onderzoek.
Daartoe zijn de contacten met onderzoeksinstituten verstevigd.
Bijlage 11 biedt een overzicht van de samenwerking met instellingen voor hoger en
wetenschappelijk onderwijs.
Econasium
Op initiatief van het Odulphuslyceum hebben de Tilburg School of Economics and
Management (TiSEM) van Tilburg University en de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs in
2013 het initiatief genomen om een programma op te zetten voor vwo-leerlingen met
wiskundig inzicht en interesse in economische onderwerpen: het ‘Econasium’. Begin 2014 is
het Econasiumprogramma gestart met een Pilotgroep van 16 leerlingen op het
Odulphuslyceum.
In augustus 2014 is het programma ondergebracht in de Stichting Econasium.
Het Econasium biedt getalenteerde leerlingen in de bovenbouw van het vwo een programma
aan dat:
hen extra uitdaging biedt
hen onderzoeksvaardigheden bijbrengt die van belang zijn voor veel universitaire studies
hen motiveert voor een vervolgstudie (m.n. in een economische richting) op een
universiteit
hun kans van slagen in het wetenschappelijk onderwijs vergroot
In oktober 2014 hebben 12 scholen, waarvan 10 OMO-scholen, een overeenkomst voor
deelname aan het Econasiumprogramma ondertekend. Het Econasiumpogramma start op
deze scholen in januari 2015. In het schooljaar 2015-2016 zullen vervolgens ook scholen in
andere provincies starten met het Econasiumprogramma. Meer informatie is te lezen op
www.econasium.eu.
pag. 55 van 183
2. Onze mensen
2.1. Professionaliteit
2.1.1. Personeel in kerncijfers
Deze paragraaf toont de grafische weergave van een aantal personele kengetallen die
betrekking hebben op het kalenderjaar 2014.
1. Grootte personeelsbestand
Het totale personeelsbestand van de scholen en het OMO-bureau in 2014 bedraagt 6.996
personeelsleden (circa 5.532 fte). De respectievelijke instroom- en uitstroom bedraagt 1.085
en 905 personen. Dat betreft het aantal personeelsleden dat in dienst is gekomen of
uitdienst is gegaan en de personeelsleden die een uitbreiding of inkorting van de
betrekkingsomvang hebben gehad:
Grafiek 2. Grootte personeelsbestand
2. Leeftijdsverdeling personeelsbestand
De leeftijdsverdeling van alle personeelsleden van alle personeelscategorieën in 2014
werkzaam bij Ons Middelbaar Onderwijs ziet er als volgt uit:
Grafiek 3. Leeftijdsverdeling personeelsbestand
6.996
1.085 905 0
2.000
4.000
6.000
8.000
Aantal personen Instroom Uitstroom
15,0%
19,6% 19,3%
33,7%
12,5%
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
<31 31 t/m 40 41 t/m 50 51 t/m 60 > 60
pag. 56 van 183
3. Onderverdeling personeelsbestand
De verdeling van het personeelsbestand naar fulltime-parttime, soort dienstverband (vast-
tijdelijk), en verhouding vrouw-man is als volgt:
Grafiek 4: Onderverdeling personeelsbestand
4. Verdeling functiecategorieën
De totale omvang van 5.532 werktijdfactor (fte) geeft, procentueel verdeeld over de diverse
functiecategorieën, het volgende beeld:
Grafiek 5: Verdeling personeel naar functiecategorieën
De omvang van deelnemers aan de OMO Seniorenregeling, Besluit Arbeidsparticipatie
Onderwijs (BAPO), deelnemers aan de regeling ouderschapsverlof en het aantal LIO’ers /
stagiaires in 2014 is als volgt:
67,7%
32,3%
88,4%
11,6%
47,56% 52,44%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Fulltime ≥ 0,8 Parttime < 0,8 Vast Tijdelijk Vrouw Man
30,9%
17,8%
23,0%
2,1% 0,4%
16,1%
7,1%
2,6% 0%
10%
20%
30%
40%
pag. 57 van 183
Grafiek 6: Deelnemers OSR, BAPO, stagiaires, ouderschapsverlof
In bijlage 9 (Personeel in kerncijfers) wordt uitgebreider ingegaan op de samenstelling van
het personeelsbestand en wordt deze tevens in meerjarenperspectief geplaatst.
2.1.2. ProMotion - ruimte voor loopbaanontwikkeling
ProMotion is het interne Loopbaancentrum voor alle medewerkers van vereniging Ons
Middelbaar Onderwijs. Medewerkers en leidinggevenden kunnen bij ProMotion terecht voor
advies en ondersteuning op het gebied van loopbaanontwikkeling. ProMotion biedt daartoe
zowel individuele trajecten als ook groepsgerichte trainingen.
In 2014 hebben 155 medewerkers een individueel traject bij ProMotion doorlopen; een
vergelijkbaar aantal met 2013. De verhouding tussen OP en OOP bij individuele trajecten is
grofweg 7:3. In totaal 247 deelnemers hebben meegedaan aan de open inschrijving training.
Er is een verschuiving opgetreden van open inschrijving trainingen naar trainingen op locatie
en naar maatwerktrajecten. In totaal hebben 219 medewerkers gebruik gemaakt van het
maatwerkaanbod van ProMotion.
Nieuw in 2014 waren de inloopspreekuren op de scholen. Hiervan hebben 7 scholen en 26
medewerkers gebruik gemaakt. Eveneens nieuw in 2014 was de ondersteuning van
ProMotion bij diverse ontwikkelprogramma’s voor leiderschap. De 5e editie van de
Loopbaan4daagse in november 2014 was wederom succesvol. Bijna 500 deelnemers hebben
gedurende deze vier dagen deelgenomen aan workshops of deelgenomen aan
meeloopactiviteiten.
Overall wordt de dienstverlening van ProMotion gemiddeld beoordeeld met een 8. Dit geldt
zowel voor de individuele trajecten (trainingen en workshops), de maatwerktrajecten als
voor de Loopbaan4daagse. In 2015 gaat ProMotion zich richten op verdere ontwikkeling en
innovatie van het aanbod voor alle medewerkers.
Voor meer informatie over ProMotion zie: www.promotion-loopbaanontwikkeling.nl
2.417
39 464
370
0
500
1.000
1.500
2.000
2.500
3.000
Deelnemers OSR Deelnemers BAPO Stagiaires Ouderschapsverlof
pag. 58 van 183
2.1.3. Onderzoek Koers 2016
In 2011 is de vereniging een samenwerking aangegaan met LOOK (voorheen Ruud de Moor
Centrum, inmiddels Welten-Instituut). Deze samenwerking behelst een onderzoek naar de
effecten van Koers 2016, het strategisch beleidsplan van de vereniging. Specifiek richt het
onderzoek zich op een viertal elementen uit Koers 2016, te weten:
motivatie-aspecten van het docentschap in relatie tot het invoeren van beroepswaarden;
de benutting van de professionele ruimte door docenten;
de academisering van docenten;
de effectiviteit van professionele netwerken.
Na een nulmeting in 2011 en verdiepend onderzoek in 2012 en 2013 is dit jaar met het
Welten-Instituut verkend op welke wijze vervolgonderzoek plaats zal vinden. Geconcludeerd
is dat het nog niet het juiste moment is voor een integrale herhaling van de meting uit 2011.
De vier genoemde elementen zijn inmiddels op beleidsniveau onderdeel van de cao,
regelingen en schoolplannen maar implementatie, en vooral de doorwerking, hiervan kost
tijd. In 2015 zal aanvullend en verdiepend onderzoek plaatsvinden naar deelname aan
kennisnetwerken door docenten.
2.1.4. Professionalisering schoolleiding
Vanuit de afspraak in het sectorakkoord VO 2014-2017 is een beroepsstandaard voor
schoolleiders ontwikkeld. Vanaf 1 januari 2016 wordt van schoolleiders verwacht dat zij hun
bekwaamheid en bekwaamheidsonderhoud vastleggen in het schoolleidersregister VO. In
2014 is met de schoolleiders breed gediscussieerd over de beroepsstandaard, het
schoolleidersregister en de wijze waarop dit in het HD-programma voor OMO-schoolleiders
ingebed kan worden. Deze discussie levert een verdeeld beeld op. De middelen die voor de
sector beschikbaar zijn gesteld voor professionalisering van schoolleiders worden door de
scholen ingezet ten behoeve van professionalisering van schoolleiding op het niveau van
directieleden, middenmanagement en aankomend leidinggevenden. Met een deel van de
middelen worden netwerken van directieleden en middenmanagers van de OMO-scholen
ondersteund. Het loopbaancentrum ProMotion heeft een aantal scholen ondersteund bij het
opzetten van gezamenlijke MD-trajecten.
2.1.5. Professionele ruimte en registratie
Er is een wet in voorbereiding die regelt dat in 2017 de registratie en nascholing van leraren
in de wet is verankerd. De verankering van het lerarenregister wordt in deze wet
gecombineerd met het omschrijven van het beroep van leraar en met het verankeren van de
professionele ruimte van de leraar in de onderwijswetten. Met deze wettelijke verankering
krijgen leraren enerzijds de ruimte om te handelen en leggen zij daar anderzijds via het
register ook verantwoording over af.
Deze drie onderling samenhangende componenten – registratie & nascholing, omschrijving
van het beroep, professionele ruimte – zijn voor de wetgever een middel om de
professionele ontwikkeling door leraren op een hoger plan te tillen, zodat de beroepskwaliteit
van leraren toeneemt en daarmee de kwaliteit van het onderwijs aan leerlingen en studenten
verbetert. Over de afstemming tussen de professionele ruimte en het schoolbeleid worden in
de school afspraken gemaakt, waarbij het duidelijk wordt hoe de zeggenschap van de leraar
wordt georganiseerd. Deze afspraken worden vastgelegd in een professioneel statuut. In de
CAO OMO 2014-2015 is afgesproken dat uitgangspunten en kaders van een Professioneel
Statuut voor de vereniging worden vastgesteld, evenals de wijze waarop het statuut wordt
pag. 59 van 183
verankerd in de CAO OMO. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij het landelijk op te stellen
model Professioneel Statuut.
2.1.6. Actualisering gesprekscyclus
De focus op de kwaliteit van de docent voor het realiseren van goed onderwijs vormt de rode
draad in Koers 2016. De docent beïnvloedt immers voor een groot gedeelte de individuele
leerprestaties. Gedeelde beroepswaarden voor alle medewerkers vormen het fundament voor
het koersdocument. De gesprekscyclus dient ondersteunend te zijn aan deze
uitgangspunten. Besloten is de gesprekscyclus te actualiseren en de volgende
gespreksonderwerpen op te nemen:
Professionaliteit: hieronder vallen de beroepswaarden, disposities, professionalisering en
het gebruik maken van de professionele ruimte. Ook kennisdeling en deelname aan
kennisnetwerken maken hier onderdeel van uit.
Realisatie: bijdrage van de werknemer aan de visie, missie en doelstellingen van de
school.
Eind 2013 zijn de nieuwe regelingen vastgesteld. In 2014 zijn de regelingen op een aantal
punten verder uitgewerkt en is de implementatie voorbereid. Een projectgroep, bestaande
uit diverse vertegenwoordigers vanuit de scholen en het OMO-bureau, is aan de slag gegaan
met acties die bijdragen aan een goede implementatie van de nieuwe regelingen. Het huidige
zelfevaluatie-instrument voor docenten is geëvalueerd, er zijn afspraken gemaakt over de
manier waarop de verkregen informatie gebruikt wordt door werkgever en werknemer, en de
best practices uit het werktevredenheidsonderzoek m.b.t. de gesprekscyclus zijn in kaart
gebracht. Ook is een voorstel gedaan m.b.t. vereenvoudiging van de uitvoering van de
regeling gesprekscyclus. De regelingen gaan in op 1 januari 2015.
2.1.7. Kennisnetwerken
Kennisdeling via netwerken is een van de prioriteiten in de beleidsagenda van Koers 2016.
Het verder ontwikkelen van professionaliteit van docenten staat centraal: langs de formele
weg door opleidingen en trainingen, maar juist ook via informeel leren. Kennisdelen is niet
iets is dat je ernaast doet; het zou als een rode draad door je dagelijks werk moeten lopen.
De kennisnetwerken geven vorm aan die ambitie. Op het gebied van kennisdeling binnen de
vereniging is in 2014 een aantal belangrijke stappen genomen om verdere
professionalisering van het netwerken en netwerkleren in 2015 te bevorderen. Uit
gesprekken met docenten in 2014 bleek dat zij vooral toegevoegde waarde van kennisdeling
ervaren binnen thema’s die grenzen aan hun eigen vakgebied en/of vakoverstijgend zijn.
Kennisdeling vindt soms online plaats via het digitale kennisnetwerk van OMO; sommige
netwerken delen vooral offline tijdens bijvoorbeeld fysieke bijeenkomsten. Ook via e-mail of
andere (online) systemen wordt kennis gedeeld. Er zijn nu 57 OMO-kennisnetwerken die
gebruik maken van het geboden online platform; het merendeel daarvan is functie- of thema
gerelateerd. In 2014 zijn nieuwe (online) netwerken gestart. Eind 2014 is een
stakeholdersonderzoek begonnen om de wensen en mogelijkheden rondom het online delen
van kennis in kaart te brengen.
Directeuren Netwerk OMO (DNO)
DNO is het netwerk van zo’n 80 directeuren en directieleden binnen de vereniging. Dit
netwerk organiseert jaarlijks een aantal inspirerende studiedagen. Deze studiedagen bieden
gelegenheid om actuele kennis rondom een bepaald thema op te doen en collega’s te
ontmoeten. In 2014 is tijdens de studiedagen onder andere stilgestaan bij de juridisering van
pag. 60 van 183
het onderwijs en het onderwijs in 2020. De deelnemers aan het netwerk ervaren het netwerk
DNO als zeer waardevol. Collega’s weten elkaar steeds gemakkelijker te vinden om
ervaringen te delen en samen activiteiten op te pakken.
OMO2
OMO2 is het netwerk voor het middenmanagement binnen de vereniging. Vanuit de
leidinggevenden zelf worden bijeenkomsten, workshops en excursies georganiseerd over
onderwijs, innovaties, persoonlijk leiderschap en onderwijs gerelateerde onderwerpen. De
locaties zijn inspirerend en verbreden het gezichtsveld over onderwijs. In 2011 heeft een
groep enthousiaste organisatoren het voortouw genomen voor een netwerk in de regio
Zuidoost-Brabant. In 2013 is het netwerk uitgebreid tot de gehele provincie en inmiddels
wisselen zo’n 200 leidinggevenden kennis en ervaringen uit met als doel: leren van elkaar en
met elkaar. In 2014 stonden onder andere de thema’s leiderschap, bevlogenheid en
motivatie op het programma.
Begeleiding netwerkaanvoerders
Gedurende het schooljaar 2014-2015 begeleiden docenten van de Open Universiteit de start
van een aantal beginnende vaknetwerken. Het betreft een combinatie van kennisnetwerken
waarvan de vorming nog moet starten, waarvan de vorming al gestart is maar nog
moeizaam verloopt en kennisnetwerken die al aardig op gang zijn. De bijeenkomsten gaan in
op de vraag hoe je als docent informele leernetwerken duurzaam kunt opzetten en in stand
houden en daarbij het maximale uit de aanwezige kennis en ervaring kunt halen. In
december 2014 heeft de eerste startbijeenkomst voor de aanvoerders en andere
betrokkenen plaatsgevonden. In 2015 starten onderzoekers van de Open Universiteit
bovendien een onderzoek naar de wijze waarop kennisdeling tussen docenten tot stand komt
binnen en buiten de vereniging, wat er voor nodig is en hoe dit gestimuleerd kan worden.
Meesterlijke Ontmoetingen
In 2014 hebben de Meesterlijke Ontmoetingen ‘Noodzakelijk creatief’ (62 deelnemende
docenten) en ‘De taal meester’ (50 deelnemende docenten) plaatsgevonden. De Meesterlijke
Ontmoetingen hebben tot doel kennisdeling binnen de vereniging te bevorderen. Een
organisatiecomité met enthousiaste docenten uit de scholen, met ondersteuning van bureau
OMO, neemt de organisatie op zich van deze vakgerichte netwerkbijeenkomsten. Naast ‘niet
te missen sprekers’ uit de wetenschap of het bedrijfsleven bestaat het programma uit een
praktisch gedeelte. Doel van deze bijeenkomsten: intellectueel gefêteerd worden, inspiratie
opdoen, kennismaken, het nut van kennisdeling ervaren en de basis leggen voor de verdere
kennisdeling door het jaar heen onder regie van de aanvoerder(s). Voor sfeerimpressies
wordt verwezen naar de filmpjes op YouTube: Noodzakelijk creatief en De taal meester.
2.1.8. Pilot ‘Netwerkleren erkend!’
Registerleraar is het beroepsregister voor leraren in het basisonderwijs, voortgezet
onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en speciaal onderwijs. Registerleraar is in 2012
opgezet door de Onderwijscoöperatie. Doelstelling is dat het register bijdraagt aan de
ontwikkeling van een professionele cultuur van permanente bekwaamheidsontwikkeling. Als
onderdeel van de implementatie van Registerleraar worden in de onderwijssectoren
pilotprojecten uitgevoerd. Met deze pilotprojecten wordt ervaring opgedaan met het gebruik
van de registersystematiek door leraren en instellingen en wordt duidelijk hoe de
registersystematiek betekenisvol kan zijn voor het personeelsbeleid van de instellingen.
Ook vormen van informeel leren, met collega's binnen en buiten de school, kunnen als valide
aanbod erkend worden en bijdragen aan de herregistratie. Vereniging Ons Middelbaar
pag. 61 van 183
Onderwijs heeft in de pilot ‘Netwerkleren erkend!’ uitgezocht op welke wijze deelname aan
kennisnetwerken als gevalideerd nascholingsaanbod in het register kan worden ingebracht.
Een drietal kennisnetwerken heeft deelgenomen aan deze pilot. Gestart is met een
beschrijving per netwerk in termen van doelstelling, doelgroep, organisatie werkafspraken,
activiteiten en programma. Deze beschrijving is de basis geweest voor de aanmelding bij
Registerleraar conform de procedure voor aanbieders van professionaliseringsactiviteiten.
Dit heeft er toe geleid dat deelname aan het kennisnetwerk Identiteit/levensbeschouwing
gevalideerd is als professionaliseringsactiviteit. Voor de leden van dat netwerk worden
inspanningen nu dus officieel erkend als onderdeel van hun persoonlijke ontwikkeling. Het
validatieproces voor de netwerken ICT & onderwijs en wiskunde zijn nog niet afgerond. Ter
afsluiting van de pilot zijn er handreikingen geformuleerd voor Registerleraar om het register
en het validatieproces meer geschikt te maken voor validatie van kennisnetwerken. Tevens
zijn er ‘lessons learned’ opgesteld die gedeeld zijn met andere kennisnetwerken en worden
meegenomen in een traject ter begeleiding van aanvoerders van docentnetwerken vanaf
eind 2014.
2.1.9. Academische opleidingsscholen
Academische opleidingsscholen (AOS) zijn samenwerkingsverbanden tussen
lerarenopleidingen en scholen. Elke AOS moet voldoen aan wettelijke eisen van het
ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Het samen opleiden van
toekomstige leraren, het doen van praktijkonderzoek door studenten en het werkplekleren
zijn minimale taakstellingen voor een AOS.
Binnen de vereniging zijn drie academische opleidingsscholen:
AOS-West-Brabant in samenwerking met de Hogeschool Rotterdam, Fontys
Lerarenopleiding Tilburg en de Universitaire Lerarenopleiding Tilburg;
AOS-Midden-Brabant in samenwerking met Fontys Lerarenopleiding Tilburg en de
Universitaire Lerarenopleiding Tilburg;
AOS-Oost-Brabant in samenwerking met Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Eindhoven
School of Education, Radboud Docenten Academie en ILS-Han.
De functie van deze AOS’en gaat verder dan alleen het bijdragen aan de strikte
opleidingsdoelen:
primaire taak blijft om in samenwerking met de lerarenopleidingen studenten van de
lerarenopleiding voor een groot gedeelte van hun studie (40%) op te leiden in de
authentieke schoolomgeving;
studenten leren ook schoolgebonden onderzoek te doen;
extra taakstelling is dat docenten van de scholen gestimuleerd worden om zelf onderzoek
te doen;
de ontwikkeling van de school wordt bevorderd door een op schoolinnovatie gerichte
onderzoeksagenda.
In het vorige verslagjaar versterkten de AOS’en hun focus op een doorlopende
professionalisering van docenten. Deze tendens wordt gestimuleerd door projecten van het
ministerie van OCW:
Het eerste project is ‘Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen’ met
aandacht voor thema’s als ouderbetrokkenheid, opbrengstgericht werken, omgaan met
verschillen, tegengaan pestgedrag en begeleiding van beginnende docenten na
afstuderen. Dit project is in het verslagjaar volop in gang gezet. Op aangeven van OCW
is ‘School aan Zet’ hiervoor de begeleider.
pag. 62 van 183
Daarnaast hebben de AOS’en met de Universitaire partners ESoE en ULT samengewerkt
in het project ‘Professionele Leergemeenschappen’. Dit project wil docenten stimuleren
om met collega’s hun eigen vakonderwijs te verbeteren of een voor hun onderwijs
relevant probleem aan te pakken. Dit gebeurt onder begeleiding van deskundigen van de
universiteiten.
Tot slot is het project ‘Begeleiding Startende Docenten’ van start gegaan. Dit project
wordt in goede samenwerking met de ESoE en ULT uitgevoerd door de AOS’en. Het doel
van dit project is dat beginnende leraren door intensieve coaching en begeleiding hun
professionaliteit vergroten, waardoor vroegtijdige uitval wordt voorkomen.
Al deze projecten worden wetenschappelijk gemonitord door de Universiteit van Utrecht en
de Rijksuniversiteit Groningen.
Alle OMO-scholen aangesloten bij de academische opleidingsschool
De geschetste ontwikkelingen hebben de aantrekkelijkheid van een AOS voor scholen enorm
vergroot. In 2014 zijn alle scholen van de vereniging aangesloten bij de AOS’en. Om de
scholen optimale kansen voor deelname te bieden is de structuur van de AOS’en aangepast.
Het bevorderen van het eigenaarschap door iedere school vormde daarbij de rode draad.
2.1.10. Kwaliteitszorg opleiden in de school
Academische opleidingsscholen worden periodiek beoordeeld door de Nederlands Vlaamse
Accreditatie Organisatie (NVAO) op basis van een specifiek beoordelingskader. In 2015 vindt
de nieuwe ronde van de NVAO-toetsing plaats. In 2014 hebben de academische
opleidingsscholen hiervoor de voorbereidingen getroffen. Zij hebben daartoe een Kritisch-
Reflectie-Document samengesteld waarin zij zelf hun gedocumenteerde visie toelichten,
beschrijven in welke mate zij denken te voldoen aan de gestelde eisen en aangeven hoe zij
verder willen groeien. De AOS‘en komen zo in aanraking met deze vorm van
kwaliteitsverantwoording die in het hoger onderwijs al langer bekend is.
2.1.11. Script!
In 2014 hebben de academische opleidingsscholen van de vereniging een platform
gelanceerd voor kennisdisseminatie van schoolgebonden onderzoek door docenten:
www.script-onderzoek.nl.
Koers 2016, het strategisch beleidsdocument van de vereniging, zet sterk in op
professionalisering, op opleiden in de school, op het zelf doen van onderzoek en op
kennisdeling. Hoewel er al veel onderzoek wordt gedaan binnen het voortgezet onderwijs is
verspreiding van de resultaten vaak beperkt. Doel van Script! is om docenten,
schoolopleiders en studenten van de lerarenopleiding in staat te stellen hun
praktijkonderzoek toegankelijk te maken voor collega’s en/of studenten. Het platform beoogt
niet alleen de resultaten van praktijkonderzoek bereikbaar, bespreekbaar en toepasbaar te
maken, maar ook een podium te bieden aan onderwijsprofessionals om hun onderzoek te
publiceren.
Script! is in beginsel een web-based platform. Er zijn vier publicatievormen:
Thematische artikelen van ongeveer 4.000 woorden;
Specifiek docentenonderzoek van 2.000 woorden;
Script-dialoog voor opinievorming;
Script! Talks voor publiek.
pag. 63 van 183
Op 27 mei 2014 is de website van start gegaan. Er zijn twee artikelen bundels gerealiseerd,
35 artikelen en 7 Script! Talks.
2.1.12. Promovendi
Leraren kunnen van het ministerie van OCW een beurs krijgen voor promotieonderzoek. Een
groter aantal gepromoveerde leraren voor de klas verhoogt de kwaliteit van het onderwijs en
versterkt de aansluiting tussen universiteiten en scholen. Het doel is de opgedane kennis en
onderzoekservaring direct ten goede te laten komen aan de onderwijspraktijk. Met de
promotiebeurs kan gedurende een periode van maximaal vier jaar een vervanger worden
aangesteld voor de helft van de contractomvang, met een maximum van 0,4 fte vrijstelling.
De raad van bestuur kan onder bepaalde voorwaarden ook initiatieven vanuit de scholen
voor een promotiestudie faciliteren. In 2014 zijn zo twee promotieonderzoeken mede
mogelijk gemaakt. In het komende jaar zal aan deze facilitering beleidsmatig verder vorm
worden gegeven.
2.1.13. Palladio
Het tweejaarlijkse Palladio Programma is een initiatief van een aantal rectoren en is bedoeld
voor excellente docenten en, in 2014 voor het eerst, voor teamleiders van Nederlandse vo-
scholen. Het betreft een multidisciplinair programma dat zich uitstrekt over een periode van
zes maanden met als finale een negendaags verblijf in Venetië. In 2014 hebben een groep
van 21 docenten en een groep van 20 teamleiders aan het Palladio programma
deelgenomen. Het programma wordt deels georganiseerd en deels door de deelnemers zelf
gemaakt.
Palladio 2014 is tot stand gekomen door samenwerking tussen vereniging Ons Middelbaar
Onderwijs, VO Haaglanden, Tilburg University, Technische Universiteit Eindhoven (TU/e),
Universiteit Utrecht (UU) en de Venice International University (VIU), Venetië, Italië. Voor
meer informatie, zie www.palladiovo.eu.
2.2. Arbeidsvoorwaarden en -verhoudingen
2.2.1. CAO OMO
Op 11 juli 2014 is een akkoord bereikt over een nieuwe CAO OMO. Er zijn afspraken
gemaakt over regelingen gericht op duurzame inzetbaarheid en ontwikkeling van
medewerkers die inspelen op ontwikkelingen zoals verschuiving van de pensioengerechtigde
leeftijd. Zo komt per 1 augustus 2015 de huidige OMO Senioren Regeling (OSR) te vervallen
en is een overgangsregeling getroffen. In een regeling duurzame inzetbaarheid zijn
afspraken gemaakt over extra facilitering van mantelzorg, ouderschapsverlof, taakverlichting
van werknemers vanaf 57 jaar en extra facilitering van scholing. In de cao is ingezet op
werkgelegenheid door afspraken om de instroom van jonge werknemers te stimuleren.
Startende werknemers worden voor minimaal een halve baan aangenomen, krijgen
begeleiding en meer tijd voor bijvoorbeeld voorbereiding van lessen. Ingezet wordt op het
realiseren van meer capaciteit voor de klas en daarmee kleinere klassen. Ook zijn er
afspraken gemaakt over het aannemen van meer werknemers met een afstand tot de
arbeidsmarkt.
pag. 64 van 183
Landelijke kaders en ontwikkelingen zijn van grote invloed geweest, ook op de duur van de
onderhandelingen. De CAO OMO is ingegaan per 1 augustus 2014 en loopt tot 1 augustus
2015. Vereniging OMO en de vakcentrales blijven zich inspannen om in de toekomst verdere
stappen te zetten om meer ruimte te bieden aan medewerkers voor afspraken op maat die
ten goede komen aan de inzetbaarheid, het onderwijsprogramma en de onderwijskwaliteit
voor de leerlingen.
2.2.2. Arbeidsmarkt
In het sociaal akkoord van 11 april 2013 hebben Kabinet en sociale partners afspraken
gemaakt die de Nederlands arbeidsmarkt moeten voorbereiden op de uitdagingen van de
toekomst. Hieruit is de Regeling cofinanciering sectorplannen voortgekomen. In de tweede
tranche kregen schoolbesturen via het Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds (A&O-fonds) met
de maatregel ‘Ruimte voor de regio’ de mogelijkheid om plannen te maken die inspelen op
arbeidsmarktproblemen op regionaal of bestuurlijk niveau.
In april 2014 heeft de vereniging een aanvraag ingediend voor cofinanciering van een zestal
activiteiten. Deze activiteiten richtten zich onder meer op instroom en begeleiding van jonge
werknemers, duurzame inzetbaarheid, bevordering van netwerkleren en re-integratie van
(dreigend) werklozen. In de zomer van 2014 werd bekend dat het A&O-fonds de plannen die
door schoolbesturen zijn opgesteld niet indient bij het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid maar komt met een plan voor de hele sector waarin de meest
aangevraagde maatregelen zijn opgenomen. Eind 2014 is deze aanvraag goedgekeurd. In
2015 wordt bekeken of en op welke wijze onze vereniging gebruik kan maken van de
subsidiemaatregelen uit dit sectorale plan.
2.2.3. Werktevredenheid
Uit het werktevredenheidsonderzoek dat in 2013 is gehouden bleek duidelijk dat de
medewerkers van de OMO-scholen zeer tevreden zijn over hun werk. Op bijna alle
hoofdaspecten scoorde de vereniging tenminste gelijk of hoger dan de landelijke benchmark.
Op basis van de rapportage over de eigen school zijn de scholen in 2014 verder aan de slag
gegaan met de resultaten van het onderzoek. Ook op de onderwerpen die verenigingsbreed
onze aandacht behoeven zijn vervolgacties uitgezet. Ten aanzien van het onderwerp
werkdruk zijn samen met de vakcentrales gesprekken gevoerd met scholen over de wijze
waarop professionele ruimte binnen het taakbeleid ingevuld wordt.
Van scholen die bovengemiddeld scoren op het onderdeel gesprekscyclus is in kaart gebracht
wat de succesfactoren zijn om zo scholen met een lagere score mogelijk op weg helpen om
de gesprekscyclus te verbeteren. In het kennisnetwerk communicatie zijn, op basis van een
analyse van de resultaten van het werktevredenheidsonderzoek, kennis en ervaringen
gedeeld over de wijze waarop communicatie verbeterd kan worden. In 2015 wordt het
werktevredenheidsonderzoek opnieuw uitgevoerd.
2.2.4. Diversiteit
Zoveel mensen, zoveel verschillen, zoveel talenten. Juist in die verscheidenheid schuilt de
kracht van diversiteit. Een divers samengesteld werknemersbestand levert, wanneer het
goed wordt aangestuurd, betere en creatievere oplossingen, ideeën en inzichten. De
organisatie kan zich flexibeler en makkelijker aanpassen aan veranderingen in bijvoorbeeld
pag. 65 van 183
eisen die gesteld worden aan de functie en de werkomgeving. Een goede mix van talenten in
de organisatie en de juiste persoon op de juiste plaats.
Eind 2012 is het Charter Talent naar de Top ondertekend om een stimulans te geven aan het
diversiteitsbeleid. Aan de hand van het diversiteitsbeleid en het werkprogramma diversiteit is
in 2014 aandacht besteed aan verbreding van de doelgroepen. Via het kennisnetwerk is
kennis verzameld en gedeeld over de doelgroepen en processen. In schoolplannen en
begrotingen is diversiteitsbeleid steeds explicieter gemaakt. Via de nieuwsbrief, website en
jaarverslag wordt in- en extern het belang van diversiteit onder de aandacht gebracht. Het
percentage vrouwen in de top is ook in 2014 verder gestegen.
2.2.5. Functiemix
De afspraken rond de functiemix maken deel uit van het Convenant LeerKracht van
Nederland (VO) van 1 juli 2008. Op basis van dit convenant wordt extra geïnvesteerd in de
beloning van leraren en de aantrekkelijkheid van het beroep. Een belangrijk onderdeel
hiervan is de verbetering van de loopbaanmogelijkheden voor leraren door middel van een
nieuwe functiemix. De functiemix is de verdeling van leraren over de salarisschalen LB, LC
en LD/LE (het loongebouw). Bij deze functiemix is helaas geen rekening gehouden met het
beleid dat in onze vereniging al jaren gevoerd wordt gericht op het bieden van
doorgroeimogelijkheden aan docenten. Veel scholen moeten bovenop een reeds
evenwichtige mix van functies extra LC- LD-banen realiseren.
In 2010 is het beleid van OMO rondom de functiemix vastgesteld. Hierbij is ervoor gekozen
de scholen een kader te bieden waaraan op schoolniveau een eigen beleidsrijke invulling
gegeven kan worden. Dit is een invulling die samen met de PMR wordt vormgegeven. De
scholen hebben zich ingespannen om per 1 oktober 2014 de afgesproken percentages te
behalen.
In het voorjaar van 2013 bleek uit onderzoek, in opdracht van het ministerie van OCW, dat
het beschikbare budget voor veel vo-scholen onvoldoende is om de voor 2014 afgesproken
functiemixpercentages te halen. Naar aanleiding van dit onderzoek zijn door de VO-raad,
OCW en de vakbonden aanvullende afspraken gemaakt. De partijen ontwikkelden een
rekentool om de school inzicht te geven in welke functiemixpercentages realiseerbaar zijn
met het toegekende budget. Als hieruit bleek dat de school de afgesproken percentages voor
2014 niet kon halen, dan kon de school de gegevens uit het rekenmodel gebruiken om tot
bijstelling van de functiemix te komen in overleg met de medezeggenschapsraad of de
vakbonden.
Deze maatwerkafspraken hebben betrekking op de periode 2014 tot en met 2020. Belangrijk
onderdeel van de maatwerkafspraken is het constant houden of verlagen van de leerling-
/leraarratio. Te zien is dat de maatwerkafspraken ertoe hebben geleid dat de functiemix in
de komende jaren naar beneden toe wordt bijgesteld en dat er samen met ontwikkelingen
zoals terugloop van leerlingaantallen minder doorgroeimogelijkheden voor docenten zullen
zijn.
2.2.6. Sociale innovatie
Gezocht wordt naar organisatievormen en arbeidsverhoudingen waarbij meer recht gedaan
wordt aan de professionaliteit en eigenaarschap van docenten. Dit vanuit de overtuiging dat
ruimte voor professionaliteit en eigenaarschap een voorwaarde is voor goed onderwijs en
ontplooiing van talenten. In 2014 is een experiment voorbereid waarin de mogelijkheden van
pag. 66 van 183
de maatschap als organisatievorm ontdekt en onderzocht worden. De maatschap is van
oudsher een organisatievorm waarbij professionals op basis van gelijkwaardigheid samen
werken, hun vak op hoog niveau uitoefenen en als ‘vrij gevestigde’ diensten verlenen.
Maatschappen komen in veel beroepsgroepen met professionals voor, maar nog niet in het
onderwijs. In het experiment maatschapvorming creëren we binnen veilige randvoorwaarden
een begeleide simulatie voor het functioneren van twee autonome maatschappen (op
bovenschools niveau) voor versnipperde c.q. schaarstevakken in een regio binnen Noord
Brabant. Het experiment wordt ondersteund door een subsidie van het ministerie van OCW
en start in 2015.
pag. 67 van 183
3. Omgeving van het onderwijs
3.1. Ouders, leerlingen en andere belanghebbenden
3.1.1. Code Goed Onderwijsbestuur
Sinds 2008 kent de VO sector een Code voor Goed Onderwijsbestuur. In 2011 is deze
opgevolgd door een herziene versie. In de code staan afspraken op het gebied van de
scheiding tussen bestuur en toezicht, horizontale verantwoording (naar ouders, leerlingen,
medewerkers, scholen etc.), integriteit en sturing en (risico)beheersing. De vereniging Ons
Middelbaar Onderwijs past de code volledig toe.
In 2013 kreeg de Commissie Goed Onderwijsbestuur VO de opdracht om de naleving van de
code te monitoren en concrete voorstellen te doen voor bijstelling van de code. De
commissie heeft in september 2014 haar eindrapport gepresenteerd: De letter en de geest;
Adviezen voor versterking van de bestuurskracht in het voortgezet onderwijs. Hierin wordt
ingegaan op de mate van naleving van de code en worden daarnaast dertig aanbevelingen
gedaan, gericht aan de besturen, de organen voor intern toezicht, de VO-raad en de VTOI.
Argumenten waarom het noodzakelijk is dat de code verder zou moeten worden aangepast /
aangescherpt worden in het rapport niet gegeven. Hoewel het goed is om bewust te zijn van
de werking van de governance binnen de organisatie moet, in het licht van de beperkte
hoeveelheid incidenten, gewaakt worden dat het thema binnen de VO sector niet
disproportioneel veel aandacht krijgt.
Als desalniettemin ingezoomd wordt op de aanbevelingen die de commissie heeft gedaan en
de relatie wordt gelegd met de OMO organisatie kan geconcludeerd worden dat OMO reeds
geheel of nagenoeg geheel invulling heeft gegeven aan alle aanbevelingen.
3.1.2. Positie in de regionale samenleving
Het duiden van de positie van de school in zijn directe omgeving is een taak van iedere
school. Het bestuur en de scholen werken op verschillende niveaus samen met regionale
partners. Te denken valt daarbij aan provincie, gemeentes, andere PO, VO en HBO/WO-
scholen in de regio, zorgaanbieders en maatschappelijke instanties. In hun regio maken de
scholen afspraken over het onderwijsaanbod in een Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen.
Ook op het gebied van passend onderwijs vindt samenwerking plaats, die is geformaliseerd
in de regionale samenwerkingsverbanden (zie bijlage 10). Daarbij heeft elke school een raad
van advies die de rector of directeur adviseert bij het ontwikkelen van beleid. De raad van
advies ziet toe op de maatschappelijke verankering van de school in zijn omgeving.
3.1.3. Ledenraad en regiobijeenkomsten raden van advies
Ons Middelbaar Onderwijs heeft doelbewust de vereniging als rechtsvorm. Daardoor wordt
tegenspraak gecreëerd. De ledenraad beslist over de benoeming en het ontslag van de leden
van de raad van toezicht en zij keurt de jaarrekening en het jaarverslag goed. Nadat het
jaarverslag alle eigen gremia is gepasseerd wordt het toegezonden naar OCW. De raad van
toezicht heeft met de ledenraad een sterke gesprekspartner waar het beleid en het gevoerde
toezicht verantwoord wordt.
pag. 68 van 183
De ledenraad bestaat uit afgevaardigden van de raden van advies en ouders die lid zijn van
de vereniging. Deze raden van advies hebben een belangrijke functie binnen Ons Middelbaar
Onderwijs. Zij brengen namelijk de maatschappij in de school. De raad van advies van een
school fungeert als klankbord voor de rector. Aan het eind van de winter organiseert de raad
van bestuur jaarlijks een tweetal informatieavonden voor de raden van advies. Er is tijd om
met elkaar de huidige stand van zaken binnen de vereniging te bespreken. Daarnaast
worden enkele thema’s inhoudelijk uitgediept.
3.1.4. Afhandeling van klachten
Klachtencommissie
Ons Middelbaar Onderwijs kent een algemene klachtenregeling, waarin in is opgenomen dat
klachtbehandeling primair op schoolniveau moet plaatsvinden. Indien het niet lukt om de
zaak op school op te lossen dan kan de klager besluiten om de klachtencommissie in te
schakelen. De klachtencommissie neemt een algemene klacht in behandeling nadat de
voorfase op schoolniveau is afgerond. In de afgelopen periode zijn er steeds meer klachten
op school afgehandeld, waardoor er minder klachten bij de klachtencommissie zijn
terechtgekomen.
Klachten met betrekking tot de persoonlijke integriteit, zoals seksuele intimidatie, agressie,
geweld (waaronder pesten) en discriminatie, zijn zodanig van aard dat zij niet afgehandeld
worden via die voorfase op school maar rechtstreeks naar de klachtencommissie gaan.
De klachtencommissie organiseert een zitting waarin de klager en de aangeklaagde in de
gelegenheid worden gesteld hun verhaal te doen. De klachtencommissie geeft in elke zaak
die zij behandelt een advies aan het bestuur, met daarin een gemotiveerd oordeel over de
gegrondheid van de klacht. De commissie kan in haar advies ook een aanbeveling doen over
de maatregelen die het bestuur zou moeten treffen. Anton van Kalmthout is voorzitter van
de klachtencommissie.
In het verslagjaar 2014 zijn er vijftien klachten ingediend bij de klachtencommissie. De
commissie heeft zes klachten behandeld. Het gaat om drie algemene klachten en drie
klachten die de persoonlijke integriteit betreffen. De overige klachten zijn terugverwezen
naar de scholen. Van de klachten die de commissie heeft behandeld zijn er twee ongegrond
verklaard en twee op onderdeel gegrond. Twee klachten zijn nog in behandeling. Het oordeel
en advies van de klachtencommissie is door de raad van bestuur gevolgd.
Klokkenluidersregeling
Naast de bovengenoemde algemene klachtenregeling en de regeling ter voorkoming van
seksuele intimidatie kent de vereniging ook een klokkenluidersregeling. Deze is op 1 januari
2009 in werking getreden. De regeling richt zich op ouders/leerlingen en werknemers die een
misstand vermoeden en deze melden, met als doel de misstand op te lossen. Gedacht kan
worden aan feiten of situaties waarbij een zwaarwegend maatschappelijk belang in het
geding is, zoals een gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu, een
strafbaar feit of schending van de wetgeving.
Een vermoeden van een misstand kan gemeld worden bij de voorzitter van de raad van
bestuur of bij de vertrouwenspersoon integriteit. De vertrouwenspersoon integriteit is
directeur-secretaris van de zuidelijke rekenkamer, een onafhankelijk controleorgaan van het
provinciebestuur. In het verslagjaar 2014 heeft geen melding en onderzoek van een
vermoeden van een misstand bij de commissie integriteitsvraagstukken plaatsgevonden.
pag. 69 van 183
3.1.5. Versterking van betrokkenheid ouders
Actieve betrokkenheid van ouders is sinds jaar en dag een factor van belang op de scholen
binnen de vereniging. De steun en invloed van ouders, zo blijkt uit onderzoek, heeft een
positieve invloed op de leerprestaties en schoolloopbanen van leerlingen. ‘Een krachtige
interactie met ouders en verzorgers’ is dan ook een expliciet onderdeel van één van de
kernwaarden van de vereniging.
Ouderbetrokkenheid is eerst en vooral een zaak van de school. Op verenigingsniveau zal
onderzocht worden of een lidmaatschap of partnerschap met een landelijke ouderorganisatie
zinvol en gewenst is. De kennis en ervaringen van scholen rondom het thema
ouderbetrokkenheid worden door diverse betrokkenen met elkaar gedeeld.
pag. 70 van 183
4. Bedrijfsvoering
4.1. Bedrijfsvoering
4.1.1. Bedrijfsvoering in kerncijfers
Grafiek 7: Bedrijfsvoering in kerncijfers
4.1.2. Analyse van het resultaat 2014
Het resultaat bedraagt afgerond 0,2 miljoen euro en is daarmee 0,9 miljoen euro positiever
dan begroot. In onderstaande tabel is de opbouw van het resultaat per entiteit weergegeven,
waarna het verschil tussen het gerealiseerde en het begrote exploitatieresultaat in hooflijnen
wordt verklaard.
Tabel 2: Begroot en gerealiseerd resultaat (bedragen x 1.000 euro)
Scholen
Het resultaat van de scholen gezamenlijk bedroeg in 2014 2,1 miljoen euro negatief en wijkt
daarmee 1,8 miljoen euro positief af van de begroting (-/- 0,4% in plaats van -/- 0,8%
rentabiliteit). De verklaring voor deze positieve afwijking is op hoofdlijnen als volgt:
Hogere rijksbijdragen ad. 0,6 miljoen euro (0,1%) door met name:
o 1,1 miljoen euro lagere lumpsumopbrengsten door gewijzigde leerlingaantallen,
indexaties en de overdracht van Lyceum Bisschop Bekkers met ingang van schooljaar
2014/2015 aan stichting ECVO;
o 0,5 miljoen euro meer inzet van OCW subsidies dan begroot;
o 1,2 miljoen euro meer ontvangen doorbetalingen rijksbijdragen vanuit
samenwerkingsverbanden. Deze gelden waren vóór schooljaar 2014/2015 onderdeel
van de OCW subsidies;
17,6%
19,1%
22,8%23,5%
15%
17%
19%
21%
23%
25%
2011 2012 2013 2014
Weerstandsvermogen
39%45%
50% 50%
0%
20%
40%
60%
2011 2012 2013 2014
Solvabiliteit (inclusief voorzieningen)
0,7%
2,3%
4,3%
0,0%0%
1%
2%
3%
4%
5%
2011 2012 2013 2014
Rentabiliteit
20,4%
19,9%
19,3%18,9%
18%
19%
19%
20%
20%
21%
21%
2011 2012 2013 2014
Overhead
Realisatie Begroting Verschil
Scholen 2.100- 3.900- 1.800
Verenigingstaken 600- 900 1.500-
Raad van bestuur 300 - 300
Bureau OMO 400 100 300
Gelieerde stichtingen 200 200 -
Doordecentralisatiebedrijven 2.000 2.000 -
Totaal 200 700- 900
pag. 71 van 183
Hogere overige baten ad. 5,0 miljoen euro (47,2%), voornamelijk door hogere
huuropbrengsten, hogere detacheringsopbrengsten en schenkingen vanuit opgeheven
stichtingen;
Hogere personeelslasten ten bedrage van 2,3 miljoen euro (0,6%) door hogere lonen en
salarissen (enerzijds door temporisering van de begrote taakstellingen in het kader van
de besteding van de extra middelen die eind 2013 zijn ontvangen en anderzijds een in
werkelijkheid lagere gemiddelde personeelslast dan begroot) en hogere kosten voor
personeel niet in loondienst (met name door hogere uitgaven voor uitbesteed werk
onderwijs en ICT);
Hogere afschrijvingslasten van 0,7 miljoen euro (6,0%). Belangrijkste oorzaak van deze
overschrijding is het boekverlies als gevolg van de overstap van een intern naar extern
boekenfonds van een school;
Hogere huisvestingslasten van 0,4 miljoen euro (1,9%). Dit wordt in hoofdzaak verklaard
door meer exploitatiekosten voor gebouwen en terreinen (onder andere huur en
onderhoud);
Hogere bijdragen ouders/leerlingen van 1,1 miljoen euro (11,1%) met name door niet
begrote leerling activiteiten. Tegenover deze extra opbrengsten staat een gelijk bedrag
aan extra lasten;
De overige lasten zijn 1,5 miljoen euro (3,5%) hoger dan begroot, met name door meer
leerling activiteiten en hogere kosten voor boeken en licenties.
Verenigingstaken
Het exploitatieresultaat 2014 van de verenigingsactiviteiten is 1,5 miljoen euro lager dan
begroot. Dit wordt met name veroorzaakt doordat:
In de begroting per abuis een reservering van de verwachte loonruimte 2014 (0,8
miljoen euro) enkel als opbrengst is opgenomen. In werkelijkheid is de ontvangen
loonruimte één-op-één doorgezet naar de scholen, dit had ook zo begroot moeten
worden;
De kosten voor het eigen risicodragerschap 0,5 miljoen euro hoger waren dan voorzien;
In het kader van de bestuursoverdracht van Lyceum Bisschop Bekkers aan Stichting
Eindhovens Christelijk Voorgezet Onderwijs 0,5 miljoen euro is toegevoegd aan het
vermogen van de overgedragen school;
Er leerlingen op twee scholen stonden ingeschreven op een opleiding waarvoor niet de
juiste licenties aanwezig waren. Beide scholen hebben voor deze leerlingen geen
lumpsum ontvangen. Dit verschil in lumpsum, ten bedragen van 1,0 miljoen euro, is
eenmalig vergoed vanuit de algemene reserve van de verenigingstaken;
De uitgaven voor Koers 2016 0,4 miljoen euro lager waren dan begroot;
De rentekosten 0,9 miljoen euro lager waren dan geraamd;
Er op diverse overige posten 0,1 miljoen euro minder kosten zijn gemaakt.
Raad van bestuur
Het exploitatieresultaat van de raad van bestuur over 2014 bedraagt 0,3 miljoen euro (ten
opzichte van nihil begroot) en bestaat uit:
Minder uitgaven op het budget schoolleiders van 0,2 miljoen euro door:
o Een vrijval van een reservering van een naheffing loonbelasting. De betreffende
kosten zijn conform uitspraak van de belastingdienst ten laste gebracht van de
werkkostenregeling. Dit alles heeft een positief effect van 0,1 miljoen euro;
o Het restant van 0,1 miljoen euro is het resultaat van diverse kleinere positieve en
negatieve afwijkingen;
Minder uitgaven op het budget van de raad van bestuur van 0,1 miljoen euro als gevolg
van diverse kleine afwijkingen.
pag. 72 van 183
Bureau OMO
Het bureau OMO heeft over 2014 een positief resultaat gerealiseerd van 0,4 miljoen euro.
Een verschil van 0,3 miljoen euro positief ten opzichte van de begroting. Dit wordt met name
veroorzaakt doordat er 0,2 miljoen euro minder is uitgegeven aan lonen en salarissen.
Voornamelijk doordat er in de begroting vanuit werd gegaan dat een aantal vacatures vanaf
januari 2014 ingevuld zou zijn. In werkelijkheid zijn deze vacatures niet of later ingevuld.
Gelieerde stichtingen
Het exploitatieresultaat van de gelieerde stichtingen ten bedrage van 0,2 miljoen euro
positief wordt met name veroorzaakt door de verkoop van effecten van het OMO-fonds en
schenkingen van stichtingsgelden aan gelieerde OMO-scholen in het kader van de opheffing
van de betrokken stichtingen.
Doordecentralisatiebedrijven
Voor de doordecentralisatiebedrijven is het begrote resultaat gelijkgesteld aan het
gerealiseerde resultaat, omdat er geen begrotingscijfers van de doordecentralisatie bedrijven
voorhanden zijn. Het exploitatieresultaat wordt veroorzaakt door:
Een impairment van het contract Valkenswaard ad. 1,5 miljoen euro als gevolg een
negatieve indexering van het bedrag per leerling;
Het terugnemen van een deel van de in 2012 gedane impairment op het contract Etten-
Leur ad. 0,5 miljoen euro positief als gevolg van een positieve indexering (OCW index);
De bijdrage ouderhoudsgelden ad. 1,2 miljoen euro;
Afschrijvingskosten ten bedrage ad. 0,4 miljoen euro;
Gerealiseerde winsten op verkoop van locaties ad. 2,2 miljoen euro.
Resultaatbestemming
In deze jaarrekening zijn de resultaatbestemmingen verwerkt over het verslagjaar 2014.
Accountantscontrole
De controle van deze jaarrekening is uitgevoerd door Deloitte Accountants B.V.
4.1.3. Financiële verantwoording
Binnen de vereniging wordt een aantal financiële uitgangspunten gehanteerd, met name als
het gaat om solvabiliteit en – daarvan afgeleid – het weerstandsvermogen. Het OMO beleid
hiervoor is in 2014 herijkt. Voor wat betreft de hoogte van de solvabiliteit is de
minimumwaarde op 30% onveranderd gelaten. Het weerstandsvermogen op
verenigingsniveau is verhoogd van 14 naar 18%; op schoolniveau is de streefwaarde
aangepast van 12 naar 8%.
In deze verantwoording wordt naast de interne richtlijnen ook gekeken naar de richtlijnen die
de onderwijsinspectie hanteert. Voor de liquiditeit hanteert de onderwijsinspectie een
ondergrens van 0,5. Verder wordt gekeken of de gemiddelde rentabiliteit over een periode
van drie jaar niet negatief is en of de financiële buffer tenminste 0% bedraagt.
Tot slot heeft de BNG bank, waar OMO in 2014 een meerjarige financiering heeft
aangetrokken, een aanvullend financieel criterium geïntroduceerd: de debt service coverage
ratio (DSCR). Deze geeft aan in hoeverre een instelling in staat is rente- en
aflossingsverplichtingen na te komen. De eis van de BNG bank is dat deze minimaal 1,2
bedraagt.
In deze paragraaf worden de werkelijke cijfers afgezet tegen de genoemde criteria.
pag. 73 van 183
Solvabiliteit
De solvabiliteit geeft de verhouding weer tussen het totale eigen vermogen (inclusief
voorzieningen) en het balanstotaal, en geeft daarmee informatie over de kredietwaardigheid
van een organisatie. Het ministerie van OCW hanteert met ingang van 2013 een minimumeis
van 30%. Binnen de vereniging is dit reeds enige jaren gangbaar beleid. Het verloop van
deze indicator over de afgelopen vijf kalenderjaren is in het volgende overzicht
gepresenteerd:
Grafiek 8: Solvabiliteit
In de afspraken rondom het langlopende krediet met de BNG bank hanteert de bank een
minimumeis van 20%, waarbij in de berekening van de solvabiliteit de voorzieningen niet
worden meegenomen. Op basis van deze rekenmethodiek bedraagt de solvabiliteit in 2014
39%. Gesteld kan worden dat het eigen vermogen per 31 december 2014 voldoet aan alle
interne en externe richtlijnen.
Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen geeft de verhouding weer tussen het totale eigen vermogen en de
baten, en legt daarmee een verband tussen de omvang van het eigen vermogen en de
bedrijfsvoering. Het verloop van het weerstandsvermogen in de afgelopen vijf jaar is in het
volgende overzicht gepresenteerd:
Grafiek 9: Weerstandsvermogen
40% 39%
45%
50% 50%
2010 2011 2012 2013 2014
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Streef
waarde 17%
18%
19%
23% 24%
10%
12%
14%
16%
18%
20%
22%
24%
26%
2010 2011 2012 2013 2014
pag. 74 van 183
Het weerstandsvermogen van 24% bestaat voor 22% uit algemene exploitatiereserves en
voor 2% uit bestemmingsfondsen (private gelden). In de toelichting op de jaarrekening
wordt een uitgebreide verantwoording gegeven op deze twee onderdelen van het eigen
vermogen.
Zowel op het niveau van de afzonderlijke scholen als voor de organisatie als geheel wordt
gestuurd op weerstandsvermogen. Er wordt gestreefd naar een weerstandsvermogen met
een omvang van 18%. Dit streven is ook in 2014 bereikt. Op schoolniveau geldt overigens
een streefwaarde van 8%.
Rentabiliteit
De rentabiliteit geeft de verhouding weer tussen het resultaat en de totale baten. Voor deze
indicator heeft de onderwijsinspectie aangegeven dat deze over een periode van drie jaar
niet negatief mag zijn. In onderstaande grafiek is zowel de rentabiliteit per jaar aangegeven
als de rentabiliteit gemeten over een periode van drie jaar.
Grafiek 10: Rentabiliteit
Over een periode van drie jaar bezien heeft OMO niet negatief geëxploiteerd en blijft
daarmee boven de grens die is gesteld.
Liquiditeit
Binnen de vereniging wordt het liquiditeitsbeheer centraal uitgevoerd, om kosten en risico’s
met betrekking tot de liquiditeiten te minimaliseren. De liquiditeit van een organisatie kan
bepaald worden aan de hand van de current ratio. Dit kengetal wordt berekend door het
totaal van de korte termijn vorderingen, beleggingen en de liquide middelen te delen door
alle korte termijn verplichtingen. De current ratio van Ons Middelbaar Onderwijs per 31
december 2014 bedraagt 0,11. Het verloop van de current ratio in de afgelopen vijf jaar is
hieronder gepresenteerd:
1 Bij de berekening is de effectenportefeuille onder de kortlopende vorderingen geschaard, en zijn de
vooruitontvangen bedragen in mindering gebracht op de kortlopende schulden.
0,7% 0,7%
2,3%
4,3%
0,0%
2010 2011 2012 2013 2014
-2,0%
-1,0%
0,0%
1,0%
2,0%
3,0%
4,0%
5,0%
Rentabiliteit per jaar Rentabiliteit per 3 jaar
pag. 75 van 183
Grafiek 11: Liquiditeit
De onderwijsinspectie hanteert een minimumwaarde van 0,5. Ons Middelbaar Onderwijs
voldoet daarmee op 31 december 2014 niet aan dit criterium. De (rood)stand op de lopende
bankrekening is hiervan de oorzaak. Omdat de roodstand in 2015 wordt omgezet in een
langlopende lening en de ontwikkelingen hieromtrent nauwlettend worden gevolgd, is er
geen aanleiding om het proces hierop aan te passen.
Overigens, indien Ons Middelbaar Onderwijs per 31 december 2014 aan de ratio van 0,50
had willen voldoen, had een vaste lening afgesloten moeten worden van circa 25 miljoen
euro. Hierdoor zouden de jaarlijkse rentelasten circa 0,8 miljoen hoger uitvallen dan bij het
scenario waar nu voor gekozen is. In de risicoparagraaf wordt hier uitgebreider op ingegaan.
Financiële buffer
De financiële buffer is al enige jaren geleden als onderdeel van de zogenaamde
kapitalisatiefactor geïntroduceerd en brengt in beeld of een onderwijsinstelling onnodige
reserves aanhoudt. Deze financiële buffer is bedoeld voor het opvangen van onverwachte
gebeurtenissen, zoals de terugloop in leerlingaantallen, financiële gevolgen van
arbeidsconflicten en onvolledige indexatie van de lumpsum.
Het kengetal wordt berekend door het balanstotaal te verminderen met de boekwaarde van
gebouwen en terreinen, kortlopende schulden en 50% van de boekwaarde van de materiële
vaste activa (niet zijnde gebouwen en terreinen), en dit restant te delen door de totale
baten. Vanwege de complexiteit van het kengetal wordt binnen de vereniging niet gestuurd
op de financiële buffer. De onderwijsinspectie hanteert voor de financiële buffer voor de
grotere schoolbesturen een ondergrens van 0%.
Het verloop van de financiële buffer is in het volgende overzicht gepresenteerd:
0,4
0,2 0,2 0,2
0,1
2010 2011 2012 2013 2014
-
0,2
0,4
0,6
0,8
1,0
pag. 76 van 183
Grafiek 12: Financiële buffer
De financiële buffer ligt, evenals voorgaande jaren, onder de 0%. De financiële buffer is met
name negatief omdat eigen middelen zijn gebruikt om te investeren in huisvesting binnen de
doordecentralisatiecontracten. In 2015 wordt een langlopende lening aangegaan, waardoor
de financiële buffer naar verwachting boven de 0% zal uitkomen.
Debt service coverage ratio
Om te kunnen beoordelen in hoeverre OMO in staat is te voldoen aan rente- en
aflossingsverplichtingen op de aangegane lening heeft de BNG bank de debt service coverage
ratio (DSCR) geïntroduceerd. Deze betreft de verhouding tussen het resultaat exclusief
rentelasten, belasting en afschrijvingslasten, en het totaal aan rente en aflossingen. De BNG
bank hanteert voor de DSCR een minimumwaarde van 1,2. Doordat er in 2014 relatief weinig
rente is betaald en er nog geen sprake was van aflossingen, ligt de DSCR (backward en
forward) in 2014 op een waarde van 154 en wordt er derhalve ruimschoots voldaan aan de
gestelde minimumeis. In verband met de schaalbaarheid is de DSCR in onderstaande grafiek
gemaximeerd op een waarde van 20.
DSCR-Backward(2014) DSCR-Forward (2015)
Grafiek 13: Debt service coverage ratio
4.1.4. Professionele inkoop
Inkoopstrategie OMO
Inkoop zorgt ervoor dat een organisatie kan beschikken over die producten en diensten die
een antwoord vormen op de (inkoop)vraag, tegen aantrekkelijke condities en geringe
2,1%
0,2%
-1,3% -1,3% -1,3% 2010 2011 2012 2013 2014
-2,0%
-1,0%
0,0%
1,0%
2,0%
3,0%
4,0%
5,0%
20 20 20 20 20
2010 2011 2012 2013 2014
0
5
10
15
20
25
30
20 20 20 20 20
2010 2011 2012 2013 2014
0
5
10
15
20
25
30
pag. 77 van 183
risico’s. Ieder jaar wordt er binnen de vereniging voor grofweg 80 miljoen euro uitgegeven
aan de inkoop van producten en diensten. De wijze waarop een contract tot stand komt, het
contractbeheer en de praktische uitvoering variëren per product / dienst.
In het najaar van 2013 is een algemeen kader vastgesteld voor de inkoopstrategie binnen
Ons Middelbaar Onderwijs. Deze is gebaseerd op drie pijlers: het collectieve belang, de
contractwaarde en de heterogeniteit van het product/dienst in combinatie met de mate van
verbondenheid met het onderwijsproces. Het kader geeft voor iedere inkoopvraag antwoord
op de volgende vragen:
Op welke niveau (vereniging / school) wordt het inkoopcontract gesloten?
Op welke niveau wordt het contractbeheer uitgevoerd?
Op welke niveau vindt de uitvoering van de inkoop plaats?
Inkoopprojecten
In het voorjaar van 2014 heeft een Europese aanbesteding plaatsgevonden om te komen tot
een nieuw contract voor het leerlingenadministratiesysteem. Door omstandigheden is de
aanbesteding voor moment van gunning gestaakt. De huidige overeenkomst voor het
leerlingenadministratiesysteem met de firma Schoolmaster wordt gecontinueerd tot 1 januari
2017. In de tussenliggende periode wordt bezien op welke wijze de aanbesteding opnieuw
kan worden vormgegeven.
De contracten op het gebied van leermiddelen met de firma’s Iddink Voortgezet Onderwijs bv
en Van Dijk Educatie zijn verlengd tot de zomer van 2017. De in ontwikkeling zijnde
verenigingsvisie op de digitalisering van goed onderwijs en de kennis die wordt opgedaan
met het project rondom de integratie van het leerlingenadministratiesysteem, de ELO en de
leermiddelen worden meegenomen in de nieuwe Europese aanbesteding van leermiddelen
die plaatsvindt in schooljaar 2016-2017.
De overeenkomsten voor energie zijn, vanwege gunstige marktomstandigheden, al in juli
2013 opnieuw Europees aanbesteed. De nieuwe contracten (E.ON Benelux voor elektriciteit
en Delta Energy voor aardgas) zijn ingegaan per 1 januari 2015.
Op het gebied van verzekeringen heeft OMO collectieve afspraken gemaakt voor brand,
aansprakelijkheid, ongevallen, reizen, en eigendommen van personeel en vrijwilligers. Voor
schademeldingen en de onderhandelingen met de verzekeraars wordt gebruik gemaakt van
een tussenpersoon, een verzekeringsmakelaar. Het contract met de verzekeringsmakelaar is
in 2014 opnieuw aanbesteed. Per 1 januari 2015 is het contract gegund aan de firma Meeùs.
Voor het huidige contract kantoorartikelen met de firma Office Depot is gebruik gemaakt van
een extra optiejaar. Het contract loopt nu nog tot 1 januari 2016. In 2015 vindt weer een
aanbesteding van het contract plaats.
4.1.5. Werkkostenregeling
Per 1 januari 2012 maakt Ons Middelbaar Onderwijs gebruik van de werkkostenregeling. Op
basis van deze regeling kon maximaal 1,50% van het totale fiscale loon (de vrije ruimte)
besteed worden aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers.
Dit percentage is per 1 januari 2015 verlaagd naar 1,20%. Bewaakt wordt dat iedere school
1,18% (0,02% is gereserveerd op verenigingsniveau) van de loonkosten kan vergoeden dan
wel verstrekken. Periodiek wordt bewaakt of per school de ruimte wordt overschreden.
pag. 78 van 183
4.1.6. Personeelsinformatiesysteem
De overeenkomst met de firma Raet voor het personeels- en salarissysteem eindigde op 31
december 2014. Om die reden is eind 2013 op basis van wet- en regelgeving een Europese
aanbestedingsprocedure gestart. De aanbesteding betrof een personeelsinformatiesysteem
met, naast de ‘basis personeelsregistratie’ en de salarisadministratie, diverse modules met
HR functionaliteiten (medewerker ontwikkeling, verzuim en herstel, werving & selectie en tijd
& verlofregistratie).
Na de gunning van de opdracht in juni 2014 is direct gestart met de implementatie van de
basis personeelsregistratie en salarisadministratie. Daarbij was een juiste salarisbetaling in
januari 2015 de hoogste prioriteit. Vanaf januari 2015 wordt in een tweede fase van de
implementatie aandacht geschonken aan de verdere implementatie van de overige HRM-
modules. De gehele procedure van aanbesteding en implementatie heeft in nauw overleg
tussen P&O-medewerkers van het bureau OMO en de scholen plaatsgevonden (zie ook bij
D.9.6).
4.1.7. Digitalisering inkoopfacturen
In 2008 is een pilot gestart voor het scannen, herkennen, valideren en accorderen van alle
inkoopfacturen (project: digitalisering inkoopfacturen) op het OMO bureau. In 2009 is deze
pilot uitgebreid met de inkoopfacturen van vier schoollocaties. Na een positieve evaluatie van
de pilotscholen is het digitaliseringsproces geleidelijk uitgerold binnen de gehele organisatie.
In 2012 was de implementatie binnen de gehele vereniging voltooid. Enkele belangrijke
opbrengsten die voorafgaand aan de implementatie waren gedefinieerd zijn:
Tijdsbesparing doordat controles (zowel op de schoollocatie als het OMO-bureau)
sneller en efficiënter verlopen
Kortere doorlooptijd van de inkoopfacturen tot accordering en betaling
Niet meer zoek raken van facturen
Naadloze aansluiting met de financiële administratie.
In 2014 heeft een evaluatie van de digitale verwerking van inkoopfacturen plaatsgevonden.
Om de wensen en ervaringen vanuit de scholen te inventariseren, maar ook om te bezien
waar het proces eventueel verder verfijnd kan worden.
De algemene indruk is dat iedereen tevreden is over de digitalisering van de inkoopfacturen
en het hierbij aansluitende verwerkingsproces.
De doorlooptijd tussen het moment van ontvangen van een inkoopfactuur en het betaalbaar
stellen ervan is sterk afgenomen ten opzichte van de ‘oude’ werkwijze. Ook het feit dat de
facturen niet meer kwijtraken en dat zichtbaar is waar een factuur zich in het proces bevindt
is gerealiseerd en wordt ook daadwerkelijk als een pluspunt ervaren. Het achteraf vanaf
iedere plaats, en op ieder moment, kunnen opvragen van de facturen (ook die van 5 jaar
oud) werkt prettig. De doelstellingen van het digitaliseringsproces zijn daarmee behaald. De
gedane evaluatie heeft geleid tot enkele verbeteringen binnen de huidige opzet.
4.1.8. Ontwikkelingen op ICT-gebied
OMO ICT-beleid Het jaar 2014 stond in het teken van het uitwerken en opleveren van het OMO ICT-beleid
2014-2018. Dit beleid heeft als focus de daadwerkelijke behoeften van de organisatie en de
pag. 79 van 183
vertaling daarvan naar technische mogelijkheden – van ICT-beheer naar
informatiemanagement – en herbergt een zestal activiteiten met diverse actievoorstellen:
1. Coördineren kennis en expertise op ICT-gebied: verzamelen en delen
a. Zorg dat het thema ICT een structurele plek krijgt op de agenda van bestaande
regionale kringen (schoolleiders; managers bedrijfsvoering/onderwijs)
b. Maak meer gebruik van elkaars ervaringen
2. Verbeteren werking ICT-organisatie, inclusief de rol van outsourcing, op zowel de scholen
als het bureau OMO
a. Organiseer onderlinge audits/visitaties op de ICT-inrichting
b. Adviseer bij het verbeteren van de professionaliteit op ICT-gebied
c. Onderzoek welke voordelen er kunnen zijn om onderdelen van de ICT-organisatie
gezamenlijk in te vullen
3. Opzetten en borgen van een gezamenlijk leveranciersmanagement
a. Werk gezamenlijke mantelcontracten uit voor ICT-diensten op breed gedeelde
thema’s
b. Zorg dat het ICT-budget voor verenigingstaken structureel onder de taakstelling
blijft
4. Opzetten en borgen van een levenscyclus voor stuurinformatie
a. Uniformeer de basisgegevens binnen de verschillende administraties (leerlingen,
personeel, financieel, huisvesting) om zo stuurinformatie beter in te kunnen
zetten – zorg voor verenigingsbrede afspraken
b. Realiseer een integraal managementinformatiesysteem
5. Visievorming op de inzet en de rol van ICT
a. Werk visie-/opiniestukken uit over ICT-gerelateerde thema’s
6. Actualisatie van de kaders en de richtlijnen (ICT-standaarden): de hiermee gemoeide
actie is de 2e helft van 2014 uitgevoerd, met als resultaat de OMO ICT-richtlijnen en
handreikingen (januari 2015)
ICT in het onderwijs
De vereniging maakt werk van de kennisdeling over het gebruik van ICT in de klas. Op de
jaarlijkse dag ICT in het onderwijs (ICTO), in 2014 op 6 november, en diverse
themabijeenkomsten worden voorbeelden en best practices van de toepassing van ICT in het
onderwijs gedeeld. De OMO-ICTO-dag wordt volledig erkend door het lerarenregister.
De scholen hebben ICT op diverse gebieden binnen het onderwijs geïmplementeerd. Dit
omvat zowel rondom devices als IT-functionaliteiten. Dit alles staat in het teken om zoveel
mogelijk persoonlijke / gedifferentieerde digitale leeromgevingen aan te bieden.
Tot slot draagt OMO bij aan een aantal landelijke trajecten van de VO-raad, zoals
Leerling2020 en ECK2.
ICT in de bedrijfsvoering
Eind 2013 zijn 2College, De Nieuwste School, het Rodenborch-College en het OMO-bureau,
gestart met het project Red Brick. Dit project omvat het gezamenlijk opzetten en beheren
van de ICT-infrastructuur in een extern datacenter. Uitgangspunten hierbij zijn onder andere
flexibiliteit, innovatie en kostenbesparing. Het jaar 2014 stond in het teken van de
technische inrichting en technische uitdagingen; 2015 staat in het teken van het operationeel
maken van Red Brick en het aanhaken van de overige OMO-scholen.
pag. 80 van 183
4.1.9. Managementinformatie
In Koers 2016 wordt expliciet gesproken over het beschikken over juiste, tijdige en volledige
managementinformatie. Binnen OMO wordt voortdurend gekeken waar verbeteringen op dit
terrein gerealiseerd kunnen worden.
Integratie systemen
Tot op heden wordt gebruik gemaakt van afzonderlijke managementinformatiesystemen die
apart goed werken, maar waar in de samenvoeging van financiële, personele en
leerlingeninformatie relatief veel handmatige handelingen zitten. In 2014 heeft onderzoek
plaatsgevonden naar de mogelijkheden van een meer integraal
managementinformatiesysteem voor de organisatie. Voorlopig lijkt de meerwaarde van de
integratie nog niet op te wegen tegen de meerkosten die hiervoor gemaakt moeten worden.
Uniformering leerlingengegevens
Voor het genereren van managementinformatie is de wijze van registreren van de data een
essentieel onderdeel. De kwaliteit van de opgeleverde managementinformatie staat of valt
met het tijdig en op een correcte en eenduidige wijze registreren van de gegevens. Met
name binnen het domein onderwijs / leerlingen zal er een slag gemaakt moeten worden om
tot uniformering van de gegevens te komen. Eind 2014 is besloten om voor wat betreft de
haalbaarheid en kosten hiervan nader onderzoek uit te voeren.
4.1.10. Treasury en schatkistbankieren
Op 24 mei 2011 is het “Treasury Statuut Ons Middelbaar Onderwijs” vastgesteld. In dit
document is bepaald dat tenminste jaarlijks wordt gerapporteerd over de uitvoering van het
treasurybeleid binnen OMO. Dit is in januari 2015 gebeurd.
In het kader van het treasurybeleid wordt de financiële positie van Ons Middelbaar Onderwijs
getoetst aan de bepalingen in het treasury statuut en daarmee aan de landelijke ‘Regeling
beleggen en belenen door instellingen van onderwijs en onderzoek 2010’ van OCW. Deze
toets richt zich op de relevante treasury-instrumenten die binnen Ons Middelbaar Onderwijs
in het kalenderjaar 2014 zijn gehanteerd. De diverse treasury-instrumenten zijn alle van een
prudent karakter en zijn er niet op gericht om extra opbrengst te genereren door het
aangaan van overmatige risico’s.
Ministerie van Financien – schatkistbankieren
In november 2011 is besloten om over te stappen op schatkistbankieren bij het ministerie
van financiën. De redenen hiervoor zijn een gunstigere prijs met daarbij de service van een
kwalitatief goede ondersteuning. De daadwerkelijke overstap naar het schatkistbankieren
heeft op 1 maart 2012 plaatsgevonden.
Rekening courant
Het dagelijks betalingsverkeer blijft lopen via de Rabobank, waarbij het rekeningcourantsaldo
van de hoofdrekening bij de Rabobank dagelijks wordt afgeroomd naar een
‘schatkistrekeningcourant’ van het ministerie van financiën.
Onderdeel van de overeenkomst bij het ministerie van financiën is een doorlopende
kredietfaciliteit van (maximaal) op 10% van de publieke jaaromzet. Per 1 januari 2014
bedroeg dit 46,4 miljoen euro. In de periode januari 2014 - mei 2014 is daarop een
uitbreiding met 7,0 miljoen euro overeengekomen, tot 53,4 miljoen euro. Vanaf april 2014 is
pag. 81 van 183
deze uitbreiding komen te vervallen. In oktober 2014 is de kredietfaciliteit structureel
verhoogd naar 48,4 miljoen euro.
Het werkelijk opgenomen korte krediet bedroeg op peilmoment 31 december 2014 33,0
miljoen euro. De verwachting is dat het opgenomen krediet in het najaar van 2015 zal
afnemen door het opnemen van een deel van de kredietfaciliteit die is overeengekomen met
de BNG-bank.
Vaste lening
Via het schatkistbankieren is er tevens de mogelijkheid om bij het ministerie van financiën
een vast krediet te verkrijgen. De voorwaarde hiervoor is dat er sprake is van een
gemeentegarantie. Per 31 december 2014 was geen vaste lening overeengekomen.
Kredietfaciliteit BNG-Bank
Na intensief overleg is op 1 juli 2014 een kredietovereenkomst gesloten met de BNG bank,
van maximaal 70,0 miljoen euro. Welk bedrag hiervan op welk moment daadwerkelijk zou
worden opgenomen moest voor eind 2014 geformaliseerd zijn. Op 18 december 2014 is
vastgelegd dat per 1 oktober 2015 45,0 miljoen euro aan vaste financiering wordt verkregen,
tegen een 15 jaars rente van 2,99%.
Rabobank - rekeningcourant
Alle school-bankrekeningen zijn ondergebracht bij Rabobank Tilburg. De afzonderlijke
rekeningen worden daarbij dagelijks automatisch afgeroomd naar een hoofdrekening bij de
Rabobank. Per school geldt een dagelijkse bestedingslimiet met een omvang tussen de 5.000
en 25.000 euro. In totaal is er binnen de vereniging sprake van 36 school-bankrekeningen
en 5 verenigings-bankrekeningen.
Leasecontract bedrijfsauto’s
Het leasecontract bedrijfsauto’s bij MKB Lease in Oosterhout betreft 33 leaseauto’s. Binnen
de arbeidsvoorwaarden hebben schoolleiders en leden van de raad van bestuur de
mogelijkheid om een leaseauto te rijden. Voor het kalenderjaar 2014 bedroegen de
leasekosten 406.000 euro.
Activiteiten OMO-fonds
Het OMO-fonds is een privaat fonds, volledig gefinancierd door personeelsleden, en leent in
bepaalde situaties geld uit aan personeel dat is aangesloten bij het fonds. Het gaat in 2014
om tien leningen met een totale waarde van 59.000 euro.
Per januari 2014 heeft het bestuur van het OMO-fonds besloten haar effectenportefeuille met
een nominale waarde van 1,4 miljoen euro van de hand te doen en al haar gelden onder te
brengen bij de vereniging. Inclusief de verkochte effectenportefeuille bedraagt het vermogen
van het OMO-fonds circa 5,2 miljoen euro. Vanuit de vereniging ontving het OMO-fonds in
2014 een rentevergoeding van 1,4% over de uitgezette middelen.
4.1.11. Interne beheersing en toezicht
In 2014 zijn onderdelen van de administratieve organisatie en de maatregelen van interne
controle, die daarin verweven zijn, beoordeeld. Het algemene beeld over de onderzochte
processen en producten is positief:
Vanuit de controle zijn geen significante tekortkomingen in de administratieve
organisatie en interne beheersing geconstateerd.
pag. 82 van 183
De kwaliteit van de administratieve organisatie en interne controle in 2014, voor
zover van belang voor de controle van de jaarrekening, is verbeterd.
Uit de beschouwingen van het OMO managementcontrolsysteem is er binnen OMO
sprake is van sterke ‘high level controls’. Externe en interne ontwikkelingen die
invloed hebben op het realiseren van de strategische en financiële doelstellingen
worden snel gesignaleerd en leiden tot bijsturing als daartoe aanleiding bestaat.
Hiermee wordt bevestigd dat de basis van alle procedures en processen binnen de vereniging
nog altijd solide is.
4.1.12. Overhead
Overheadpersoneel is noodzakelijk in iedere organisatie. Er bestaat echter geen blauwdruk
van welke omvang de overhead moet hebben en hoe overheadfuncties zouden moeten zijn
verdeeld. Binnen de vereniging is een vanzelfsprekend uitgangspunt om een zo groot
mogelijk aandeel van de financiële middelen direct ten goede te laten komen van het
onderwijs. Het meten hiervan gebeurt langs twee lijnen:
1. Het aandeel van de reserveringen op de lumpsumopbrengsten op bovenschools
niveau (zoals raad van bestuur, OMO bureau en verenigingsprojecten);
2. De verdeling van de formatie binnen de vereniging, waarbij onderscheid wordt
gemaakt naar primaire formatie (onderwijzend personeel en personeel dat direct
ondersteunend is aan het primaire proces) en ’overhead’ (directie en overig
ondersteunend personeel). Hierbij wordt aangetekend dat de functiebenaming niet
altijd volledig overeenkomt met de daadwerkelijk uitgevoerde taken; er zijn
bijvoorbeeld directieleden met lesgevende taken.
Ad. 1. Reserveringen op bovenschools niveau
Circa 90% van de totale inkomsten van de vereniging bestaat uit lumpsum die van het
ministerie van OCW wordt ontvangen. In 2013 ging 95,6% van die lumpsumopbrengsten
direct naar de scholen, in 2014 is dit 95,5%. Belangrijkste oorzaak van deze daling is een
daling van de lumpsum vanwege de incidentele middelen die eind 2013 waren ontvangen.
Vanwege deze ontwikkeling is het gemiddeld budget per leerling dat direct naar de scholen
gaat in 2014 ten opzichte van 2013 met 268 euro afgenomen, naar 6.824 euro.
In tabel 3 wordt de verdeling van de lumpsum 2014 weergegeven over de verschillende
geledingen van de vereniging (bron: financiële kaders 2014, januari 2015).
Ad. 2. Overheadformatie
In 2014 kwam het kengetal overhead (overheadformatie ten opzichte van de totale formatie)
gemiddeld uit op 19,0%, waarvan 16,9% op de scholen werkt en 2,1% op het OMO bureau
en binnen de raad van bestuur. Een jaar eerder bedroeg de overhead nog 19,3%.
Benchmarks - met collega schoolbesturen en binnen OMO Aan het begin van 2012 heeft Ons Middelbaar Onderwijs met drie andere grotere
schoolbesturen binnen het voorgezet onderwijs een benchmark overhead uitgevoerd. Op
initiatief van de Dunamare Onderwijsgroep en Ons Middelbaar Onderwijs is deze benchmark
in het najaar van 2013 herhaald, en nu breder uitgezet binnen de sector. In totaal hebben
28 VO-instellingen deelgenomen, van diverse omvang en inrichting, waarbinnen 213.500
leerlingen onderwijs volgen. Dit komt neer op bijna een kwart van het aantal VO leerlingen in
Nederland. Naast de formatie is tevens gekeken naar de kosten van het personeel en de
mate van uitbesteding van overheadtaken.
pag. 83 van 183
In bijeenkomsten in maart 2014 zijn de resultaten van de benchmark met de deelnemers
besproken en is kennis gedeeld over elkaars organisaties. Uit de benchmark en de
gesprekken is naar voren gekomen dat vereniging OMO, in vergelijking met de rest van de
sector, een lage overhead kent en een relatief klein bestuursbureau heeft.
Aan de hand van het onderzoek is in het najaar van 2014 ingezoomd op de afzonderlijke
overhead van de diverse OMO scholen. Geconcludeerd is dat de grootte van de overhead op
de OMO scholen, zowel gekeken naar formatie als naar kosten, sterk varieert. De nadere
beschouwing geeft aanknopingspunten voor het gesprek op schoolniveau over de invulling
van de overhead.
Doelgroep % van lumpsum
opbrengsten
Scholen
Schoolleiders 1,0%
Scholen 94,5%
Totaal scholen 95,5%
Verenigingstaken
Eigen risicodragerschap 1,3%
Fricties personeelsaangelegenheden 0,1%
Projecten en thema’s 0,4%
Licenties en managementinformatie 0,4%
Contributies 0,2%
Overige 0,1%
Totaal verenigingstaken 2,5%
Doordecentralisatie - groot onderhoud 0,3%
Raad van bestuur en raad van toezicht 0,2%
Bureau Ons Middelbaar Onderwijs
Personeel 1,2%
Materieel 0,3%
Totaal bureau Ons Middelbaar Onderwijs 1,5%
Totaal lumpsumopbrengsten
(inclusief prestatieboxgelden)
100%
Tabel 3: Verdeling lumpsum
4.2. Huisvesting
4.2.1. Huisvesting
In de dynamische omgeving van onze maatschappij in het algemeen en van onderwijs in het
bijzonder, neemt vastgoed een bijzondere positie in. Gebouwen worden voor een langdurige
periode neergezet en vormen daarmee ook direct kaders voor gebruik. In deze context
verdient onderwijshuisvesting een toekomstgerichte benadering.
Beleidsmatig vertaalt zich deze focus in een verdere ontwikkeling van de OMO-
kwaliteitsrichtlijnen waarbij, naast flexibiliteit, de nadruk ligt op duurzaamheid. Vanuit dat
pag. 84 van 183
perspectief ontstaan ook investeringen voor levensduurverlenging van bestaande gebouwen,
meer dan de vraag naar nieuwbouw. Elke vraag naar de toekomst begint daarbij overigens
met het in kaart brengen van vraag en aanbod. Vanuit dat vertrekpunt is een goede
vastgoedregistratie onontbeerlijk.
Ook feitelijk is in 2014, al dan niet samen met de betreffende gemeenten, weer een aantal
stappen gezet naar goede huisvesting voor onze scholen.
4.2.2. Richtlijnen Kwaliteitsnormen Onderwijshuisvesting (RKO)
De Richtlijnen Kwaliteitsnormen Onderwijshuisvesting, ofwel het RKO, zijn in 2003
vastgesteld en fungeren als basis voor alle te realiseren schoolgebouwen binnen OMO. Al
geruime tijd bestaat de behoefte om het RKO aan te passen aan de huidige stand van zaken
en daarbij te anticiperen op de toekomst. De centrale vraag is: Hoe formuleert OMO het
basisniveau voor de kwaliteit van alle schoolgebouwen en laat tegelijkertijd ruimte voor
accenten die passen bij het profiel van de school?
Inmiddels is in 2014 een aantal uitgangspunten geformuleerd die ten grondslag komen te
liggen aan het vernieuwde RKO:
OMO-standaard nieuwbouw en renovatie
o De financiële achtergrond voor het RKO is in 2014 vastgelegd in de OMO-standaard
op basis van ervaringscijfers van recent gerealiseerde projecten
Ambitieprofiel per school
Proces- en prestatiedocument
o Kwaliteitskader VO als leidraad procesdocument
o STABU-systematiek als leidraad prestatiedocument
Duurzaamheid integraal onderdeel van vernieuwd RKO
Toepasbaar voor nieuwbouw en renovatie
Het vernieuwde RKO stelt de minimale eisen aan de kwaliteit van schoolgebouwen,
uitstijgend boven het bouwbesluit (wettelijk referentieniveau). Tegelijkertijd laat het
vernieuwde RKO ruimte voor schoolspecifieke wensen en accenten, binnen het
kaderstellende budget. Want iedere school is uniek qua organisatie, aanbod, locatie etc.
Bovendien zijn mogelijke exploitatiekostenverlagende zaken (energie, onderhoud,
schoonmaak) ook relevant in het gebouwontwerp.
4.2.3. Duurzaamheid
De toepassingen van duurzaam bouwen zijn divers en de definitie van een duurzaam gebouw
of het meest duurzame gebouw is niet eenduidig. Er zijn diverse tools en ontwerprichtlijnen
die hierop ingaan (zoals Frisse Scholen, BREEAM, GPR-gebouw). Zij hebben een aantal
thema’s gemeen: energie- en watergebruik, materiaalkeuze, afval, binnenmilieu en
gezondheid. Maar ook thema’s als flexibiliteit, multifunctioneel gebruik en beheer en
onderhoud hebben te maken met duurzaamheid, aangezien deze thema’s allemaal te maken
hebben met een feitelijke verlenging van de gebruiks- of levensduur van gebouwen en
gebouwdelen. Deze thema’s zijn allemaal onderdeel van het vernieuwde RKO.
Recent opgeleverde schoolgebouwen worden inmiddels voorzien van een Energielabel
(verplicht vanaf juli 2014). De nieuwbouw van het Carolus Borromeus College te Helmond
heeft energielabel A++ gekregen en de nieuwbouw in Waalwijk A+++. De uitdaging de
komende periode is om de aanscherping van de EPC (energieprestatie coëfficiënt, een index
die de energetische efficiëntie van nieuwbouw aangeeft volgens NEN 7120, van 1,3 naar 0,7)
pag. 85 van 183
te integreren in lopende bouwtrajecten. Dit is een wettelijke eis die volgt uit de Europese
Energy Performance of Buildings Directive (EPBD) om te komen tot ‘bijna energie neutrale
gebouwen’ (BENG), een verplichting per 1 januari 2021.
4.2.4. Asbestsanering
Voor alle scholen geldt dat in 2013 het asbest in de categorie ‘meest urgent’ is verwijderd.
Daarmee is weer een stap gezet in de bijdrage aan een goede en gezonde leef-, leer- en
werkomgeving. In de gemeenten waar OMO een overeenkomst tot doordecentralisatie heeft
is het traject in 2014 ook financieel afgerond. Met enkele gemeentebesturen (waar geen
doordecentralisatieovereenkomst is gesloten) loopt het gesprek nog over de afwikkeling van
de kosten. Vertrekpunt blijft dat de kosten voor sanering voor rekening van de gemeente
komen.
4.2.5. Vastgoedregistratie
In de periode 2013-2014 is een onderzoek uitgevoerd naar de redenen waarom het niet
gelukt is de database van het vastgoedregistratiesysteem Planon te vullen met
basisgegevens. Daarnaast blijkt de implementatie van meerjarenonderhoudsplannen in
Planon een probleem. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek en de ervaringen met
het gebruik van Planon is verder gewerkt aan een stappenplan naar beter vastgoedbeheer.
Vertrekpunt daarbij is de (her)formulering van nut en noodzaak van een adequaat
vastgoedregistratiesysteem in combinatie met de daarbij behorende taken.
4.2.6. Huisvestingsplannen
Met veel gemeenten zijn in 2014 weer belangrijke stappen gezet om te komen tot adequate
onderwijshuisvesting, dan wel is de route daartoe bepaald. Zo is in de gemeente Eindhoven
een Integraal Huisvestingsplan vastgesteld waarbij schoolbesturen en gemeente afspraken
gemaakt hebben over het totale investeringsprogramma inclusief de planning. Als volgende
stap worden, naar verwachting nog voor de zomer van 2015, per schoolbestuur de
individuele samenwerkingsovereenkomsten gesloten.
Met de gemeente Den Bosch is definitief een overeenkomst doordecentralisatie gesloten
waarmee de huisvesting voor het vmbo gerealiseerd kan worden. Deze constructie maakt het
mogelijk ook het Jeroen Bosch College (en op termijn het Rodenborch-College) van goede
huisvesting te voorzien. In de eerste helft van 2015 wordt het masterplan, als basis voor
verdere planvorming, afgerond.
Tevens is het afgelopen jaar weer een aantal projecten afgerond en opgeleverd. Van deze
projecten is de bouwafrekening vastgesteld. Een groot aantal projecten is daarnaast in
voorbereiding, dan wel in uitvoering.
Onderstaande tabellen geven een overzicht van de lopende bouwprojecten, inclusief de wijze
van financiering. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen projecten in gemeenten met en
zonder een overeenkomst tot doordecentralisatie. Eveneens is een onderscheid naar
herkomst van de budgetten weergegeven.
pag. 86 van 183
Tabel 4: Projecten waar wel sprake is van doordecentralisatie (bedragen x 1.000 euro)
Tabel 5: Projecten waar geen sprake is van doordecentralisatie (bedragen x 1.000 euro)
Het totale investeringsvolume op 31 december 2014 bedraagt circa 165,9 miljoen euro.
Ongeveer 25,2 miljoen euro (15,2%) daarvan komt ten laste van de scholen. De eigen
bijdrage van de scholen wordt getracht zo beperkt mogelijk te houden. Eigen bijdragen
kunnen voorkomen doordat een wens bestaat om een extra kwaliteitsslag te maken of te
investeren in duurzaamheid.
School Project Gemeente RamingTaakstellend
budget
Investerings-
subsidie OCW
Doorde-
centralisatie
Vermogens-
beslag scholen
Sint-Janslyceum Uitbreiding inclusief sporthal 's Hertogenbosch 11.360 11.360
Jeroen Bosch College Aanpassing cementrum 's Hertogenbosch 13.700 13.700
Rodenborch-College Aanpassing huisvesting 's Hertogenbosch p.m.
Duhamel College & Hervion CollegeHerhuisvesting vmbo 's Hertogenbosch 28.000 28.000
SG Kwadrant Aanpassing huisvesting Dongen p.m
Varendonck-College Vervangende nieuwbouw Asten Asten** 6.700 6.700
Merletcollege Nieuwbouw, Cuijk Cuijk 16.610 16.610
OMO SG Helmond Aanpassingen Knippenbergcollege Helmond p.m.
Eckartcollege Vervangende nieuwbouw PC Nuenen Nuenen* 7.300 7.300
55.700 27.970 - 83.670 -
* = per 1 januari 2015 het doordecentralisatiecontract met de gemeente Nuenen ingegaan
** = doordecentralisatiecontract is nog in onderhandeling
School Project Gemeente Raming Taakstellend
budget
Investerings-
subsidie OCW
Gemeente /
provincie
Vermogens-
beslag scholen
Van Maerlantlyceum Vervangende nieuwbouw Eindhoven p.m.
Sint-Odulphuslyceum Uitbreiding en deel renovatie Tilburg 10.924 112 7.079 3.733
Theresialyceum Nieuwbouw Tilburg 7.400 3.883 3.517
Munnikenheide College Renovatie Rucphen Rucphen 2.800 1.130 1.670
OMO SG Tongerlo Nieuwbouw unilocatie Da Vincicollege Roosendaal 23.920 23.320 600
2College Nieuwbouw Jozefmavo Tilburg p.m. 5.600
Elzendaalcollege Vervangende nieuwbouw Boxmeer Boxmeer 11.672 7.672 4.000
SG Het Plein Herhuisvesting VMBO Eindhoven 17.500 17.500
SG Het Plein Sportvoorziening Piuslaan Eindhoven 2.400 2.400
SG Het Plein Uitbreiding PC Sint Joris Eindhoven 5.292 1.842 3.450
SG Het Plein Vervangende nieuwbouw Antoon Schellens Eindhoven p.m. 5.000
De Nieuwste School Herhuisvesting (incl. brandveiligheid) Tilburg 362 203 159
- 82.270 112 75.629 17.129
pag. 87 van 183
5. Toekomst
5.1. Toekomst
5.1.1. Beleidsvoornemens en accenten 2015-2018
Kijkend naar de toekomst is het uitgangspunt voor de vereniging de combinatie van traditie
en innovatie. Sinds haar ontstaan in 1916 is de inzet op beide uitgangspunten succesvol
gebleken. Ingezet wordt op de uitvoering van Koers 2016, het strategische kader waaraan
zowel op individueel schoolniveau als op verenigingsniveau vorm wordt gegeven.
Gekoppeld aan Koers 2016 is een werkprogramma uitgewerkt dat jaarlijks wordt
geactualiseerd en wordt vertaald naar een concrete beleidsagenda. Hierbij wordt gekeken
naar de ontwikkelingen binnen de organisatie maar ook daarbuiten, zoals signalen vanuit de
omgeving (VO-raad, ministerie, onderzoeken / rapporten).
Jaarlijks werden uit de concrete beleidsagenda enkele speerpunten vastgelegd die dat jaar
specifiek de aandacht kregen.
Die speerpunten van 2013 en 2014 zijn goed geïntegreerd in de diverse processen en
documentatie van de vereniging in het algemeen en van de scholen in het bijzonder. Voor
2015-2018 zijn de speerpunten daarom als zodanig vervallen en fungeerde Koers 2016, het
werkprogramma 2015-2018 en ieders schoolplan als leidraad bij het opstellen van de
schoolbegrotingen. De thema’s die voor de komende periode verenigingsbreed extra
aandacht krijgen zijn de academische opleidingsscholen, kennisnetwerken, kwaliteitszorg, de
aanpassing van de OMO-CAO, en de processen rondom de personele administratie.
5.2. Continuïteit
5.2.1. Balans tot en met 2018
Tabel 6: Balans tot en met 2018
ACTIVA 2014 2015 2016 2017 2018
VASTE ACTIVA 283.808 302.235 320.662 339.088 357.515
VLOTTENDE ACTIVA 11.393 11.393 11.393 11.393 11.393
TOTAAL ACTIVA 295.201 313.628 332.055 350.481 368.908
PASSIVA 2014 2015 2016 2017 2018
EIGEN VERMOGEN
Algemene reserve 109.691 113.896 110.770 108.866 106.690
Bestemmingsfonds (privaat) 6.893 6.454 6.079 5.843 5.616
116.584 120.349 116.850 114.709 112.306
VOORZIENINGEN 29.643 27.102 24.561 22.020 19.479
LANGLOPENDE SCHULDEN 41.847 91.847 87.847 83.847 79.847
KORTLOPENDE SCHULDEN 107.127 74.329 102.797 129.905 157.276
TOTAAL PASSIVA 295.201 313.628 332.055 350.481 368.908
pag. 88 van 183
5.2.1.1. Ontwikkeling kengetallen
Het onderstaande overzicht geeft een samenvatting van de financiële situatie van de
organisatie op dit moment en tot en met 2018. Als referentiekader zijn de meest recente
interne en externe criteria gebruikt.
Tabel 7: Kengetallen tot en met 2018
Solvabiliteit
Binnen de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs wordt gestuurd op solvabiliteit. De
verwachting is dat de solvabiliteitspositie van de organisatie de komende jaren zal
verminderen door een deel van het eigen vermogen te investeren in het onderwijsproces.
Het ministerie van OCW hanteert voor de solvabiliteit een signalerings-ondergrens van 30%.
De verwachting is dat deze ratio voor OMO in 2018 uitkomt op 36%. Dit is boven de
ondergrens van 30%.
In de afspraken rondom het langlopende krediet met de BNG bank hanteert de bank een
minimumeis van 20%, waarbij in de berekening van de solvabiliteit de voorzieningen niet
worden meegenomen. Op basis van deze rekenmethodiek komt OMO in 2018 naar
verwachting uit op 31%.
Weerstandsvermogen
Binnen de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs als totaal wordt gestuurd op solvabiliteit en
daaruit afgeleid het weerstandsvermogen. Als ondergrens voor de solvabiliteit geldt 30%, bij
gelijkblijvende omstandigheden is de daaruit afgeleide streefwaarde van het weerstands-
vermogen 18%. Ultimo 2014 bedraagt de totale omvang van het eigen vermogen 116,6
miljoen euro, ofwel een weerstandsvermogen van 24%. Op basis van de huidige
meerjarenbegroting is de verwachting dat dit percentage op hetzelfde niveau blijft.
Tegenover de daling van het eigen vermogen staat een afname van de baten, waardoor het
weerstandsvermogen op het niveau van 2014 blijft.
Rentabiliteit
Op basis van de vastgestelde begroting 2015-2018 komt de gemiddelde rentabiliteit in de
driejaars periode 2016-2018 uit op -/- 0,5%. Dit negatieve gemiddelde houdt verband met
de extra middelen uit het herfstakkoord die eind 2013 zijn ontvangen. Besteding van deze
middelen ten gunste van het onderwijs vindt in de komende jaren plaats.
In de begroting is overigens nog geen rekening gehouden met de aanvullende lumpsum als
gevolg van de gelden die vanuit het gemeentefonds voor het onderwijs beschikbaar zijn
gekomen (motie Haersma-Buma). Het uitgangspunt is dat deze middelen in de komende
begrotingsronde wel worden ingezet. Dit zal tot uitdrukking komen in de begroting 2016-
2019.
Liquiditeit
Door het aantrekken van vreemd vermogen eind 2015 neemt de liquiditeit toe. Als gevolg
van het aangaan van een lening eind 2015 neemt de liquiditeit toe. Het ministerie van OCW
Richtlijn OMO OMO OMO OMO OMO
OCW / OMO in 2014 in 2015 in 2016 in 2017 in 2018
Solvabiliteit (incl. voorzieningen) > 30% 50% 47% 43% 39% 36%
Weerstandsvermogen > 18% 24% 24% 24% 24% 23%
Rentabiliteit (over 3 jaar) > 0% 2,3% 1,8% 0,1% 0,0% -0,5%
Liquiditeit > 0,5 0,1 0,4 0,4 0,4 0,4
Financiële buffer < 15% -1% 0% 0% 0% 0%
DSCR backward > 1,2 20,0 20,0 6,5 6,9 7,2
DSCR forward > 1,2 20,0 8,6 6,5 6,9 7,2
Kengetal
pag. 89 van 183
vraagt een ratio van minimaal 0,5. Aan deze norm wordt in 2018 niet voldaan. Het wel
voldoen aan de norm zou betekenen dat een onnodig bedrag aan extra langlopende
financiering zou moeten worden aangetrokken. Op basis van een risico inschatting wordt een
streefwaarde van 0,4 vooralsnog als voldoende beschouwd.
Financiële buffer
Binnen OMO wordt niet gestuurd op de financiële buffer. De verwachting is dat deze beperkt
zal stijgen, tot aan een waarde van 0%.
Debt service coverage ratio
Voor de vergelijkbaarheid tussen 2014 en de jaren tot 2018 is de debt service coverage ratio
voor 2014 begrensd op een waarde van 20. Met het aangaan van langlopend krediet is er
vanaf eind 2015 sprake van rentelasten en aflossingen. Vanaf 2015 wordt de debt service
coverage ratio daarmee relevant. De BNG verlangt een minimumwaarde van 1,2. Aan deze
ratio wordt ruimschoots voldaan. Zowel de DSCR-backward als DSCR-forward komen naar
verwachting uit op 7,2 in 2018.
5.2.2. Baten en lasten 2015-2018
Tabel 8: Exploitatiebegroting 2015-2018
Resultaat
De begrotingsresultaten voor de jaren 2015-2018 zijn respectievelijk 4,3 miljoen euro
positief, 3,2 miljoen euro negatief, 1,8 miljoen euro negatief en 2,2 miljoen euro negatief.
De overwegend negatieve begrotingsresultaten houden verband met de extra middelen uit
het herfstakkoord die eind 2013 zijn ontvangen. Besteding van deze middelen ten gunste
van het onderwijs vindt in de komende jaren plaats.
2015 2016 2017 2018
BATEN
Rijksbijdragen 467.000 458.900 455.900 452.200
Overige subsidies 11.100 11.900 13.100 14.500
Collegegeld - - - -
Overige baten 25.800 17.800 17.300 16.900
Totale baten 503.900 488.600 486.300 483.600
LASTEN
Personeelslasten 407.900 399.900 395.900 393.100
Afschrijvingen 19.300 20.300 21.300 22.000
Huisvestingslasten 22.300 22.000 21.700 21.600
Overige lasten 50.500 48.200 47.700 47.600
Totale lasten 500.000 490.400 486.600 484.300
SALDO BATEN EN LASTEN 3.900 1.800- 300- 700-
Financiële baten en lasten - 1.800- 1.700- 1.700-
SALDO FINANCIËLE BATEN EN LASTEN - 1.800- 1.700- 1.700-
BEGROTINGSRESULTAAT 3.900 3.600- 2.000- 2.400-
Uitgaven ten laste van bestemmingsfondsen 400 400 200 200
BEGROTINGSRESULTAAT GEWONE BEDRIJFSVOERING 4.300 3.200- 1.800- 2.200-
pag. 90 van 183
Leerlingaantallen en personeel
Grafiek 14: Verloop aantal leerlingen
Het aantal leerlingen kent in de komende jaren een dalende tendens (-/- 4,0%). Hiervan is
een groot deel (-/- 1,2%) het gevolg van een overdracht van een school van vereniging Ons
Middelbaar Onderwijs naar Stichting Eindhovens Christelijk Voortgezet Onderwijs in 2014.
Het overige deel (-/- 2,8%) is in lijn met een daling van het aantal voortgezet
onderwijsleerlingen in Noord-Brabant, in navolging van het primair onderwijs. Vanwege de
terugloop van het leerlingenaantal zullen er de komende jaren totaal circa 160 fte aan
leraren minder nodig zijn. In de komende begrotingsjaren zullen ruim 600 fte aan leraren de
pensioengerechtigde leeftijd vinden. Per saldo zullen de OMO scholen dus op zoek moeten
gaan naar nieuwe docenten.
De ontwikkeling van het aantal leerlingen verschilt per onderwijsregio. Per regio is om die
reden het toekomstig aantal leerlingen tot en met 2028 inzichtelijk. Indien actueel komt dit
thema in de meerjarenbegrotingen van de scholen steevast aan de orde. Zie ook de
paragraaf over ‘demografische ontwikkelingen en onderwijsaanbod op fietsafstand’.
Tabel 9: Gemiddeld aantal fte’s in 2015-2018
De autonome stijging van een aantal kosten, met name de kosten van personeel, heeft tot
gevolg dat de reductie van de omvang van de formatie groter is dan verwacht zou worden op
grond van de procentuele trend. Met andere woorden, om de stijging van de kosten op te
vangen wordt ingegrepen in het aantal formatieplaatsen. In de begrotingsperiode daalt de
formatie met circa 5,6% ten opzichte van 2014. Hierbij daalt het aantal fte overhead relatief
minder sterk dan het aantal fte onderwijsproces.
Aanwezigheid en werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem
De Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs bestaat uit verschillende scholen verspreidt over de
provincie Noord-Brabant. Belangrijk uitgangspunt is de manier waarop binnen de organisatie
gewerkt wordt; volgens het principe van “alles decentraal, tenzij”. Hoe dit principe in de
62.414 62.565
63.085 62.773
62.530
61.841
60.917
60.237
2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
Gemiddeld aantal personele fte's 2015 2016 2017 2018
Directie 146 140 137 136
Onderwijs ondersteunend personeel (overig) 882 870 859 853
Overhead 1.028 1.010 996 989
Onderwijzend personeel 4.024 3.942 3.875 3.835
Onderwijs ondersteunend personeel (primair proces) 394 388 383 379
Onderwijs proces 4.418 4.330 4.258 4.214
Totaal 5.446 5.340 5.254 5.203
pag. 91 van 183
praktijk werkt is door Paul Rosenmöller als voorzitter van de VO-raad treffend verwoord na
een bezoek aan een van de OMO scholen:
“Bij een eerder bezoek aan een van de scholen van OMO in Den Bosch viel me op dat geen van de scholieren, docenten of leidinggevenden iets zei over deze
grootschaligheid. De filosofie van het bestuur ‘wij zijn grootschalig georganiseerd en kleinschalig vormgegeven’ wordt in de praktijk waargemaakt. De scholen kennen een grote mate van vrijheid in de vormgeving van het onderwijs ter plekke. De identiteit
van de scholen staat voorop, niet het bestuurlijke OMO-verband. Binnen dit OMO-verband bestaat dan ook een grote mate van diversiteit en variëteit. En ouders en leerlingen lijken zich lang niet altijd bewust van het feit dat hun school behoort tot
deze grote vereniging.” (Rosenmöller, 2014)
Deze besturingsfilosofie zorgt er samen met het over Noord-Brabant verspreide
onderwijsaanbod voor een spreiding van de risico’s die de organisatie loopt.
Hiernaast kent de vereniging een uitgebreid instrumentarium voor de beheersing van de
organisatie:
Meerjarige strategiebepaling op het niveau van de vereniging, vertaald naar een jaarlijks
werkprogramma op schoolniveau.
Een governance structuur waarbinnen:
o De belangrijkste onderwerpen op het gebied van onderwijs, personeel, huisvesting
en financiën worden besproken met alle schoolleiders, de Gemeenschappelijke
Medezeggenschapsraad, de auditcommissie van de raad van toezicht, de raad van
toezicht en de ledenraad. Elke afzonderlijke schoolleiding legt daarnaast ook
verantwoording af aan de school eigen medezeggenschapsraad en de raad van
advies.
o De vergaderplanning met deze geledingen is geborgd in de planning- & controlcyclus.
Vastlegging van de administratieve organisatie en interne processen.
Een uitgebreide planning- & controlcylcus, die onder andere bestaat uit:
o Meerjarige leerlingenprognoses per school
o Meerjarige begrotingen per school waarbinnen de belangrijkste risico’s benoemd zijn.
o Meerjarige investeringsbegroting.
o Meerjarige liquiditeitsplanning die periodiek wordt geactualiseerd.
o Periodieke verantwoording door alle scholen over de onderwijskundige, personele en
financiële ontwikkelingen.
o Periodieke bijstelling van de meerjarige lumpsum budgetten op basis van de
landelijke ontwikkelingen.
o Het jaarverslag.
Periodiek wordt eveneens gekeken naar:
o De meerjarige financiële (balans)positie en het aan te houden weerstandsvermogen
voor het opvangen van risico’s.
o De ontwikkeling van de meerjarige leerlingenontwikkeling per onderwijstype in
relatie tot het totale onderwijsaanbod per regio.
5.2.3. Belangrijkste risico’s en onzekerheden
Korte termijn handelen overheid
Als gevolg van het korte termijn handelen van de overheid op basis van incidenten loopt de
organisatie het risico dat wet- en regelgeving worden aangepast. Ook is er hierdoor sprake
van onzekere financieringsstromen als gevolg van het aanscherpen van
bekostigingsvoorwaarden of gedeeltelijke bezuinigingen.
pag. 92 van 183
Lumpsum opbrengsten
Het kabinet en de VO-raad hebben op 17 april 2014 een (principe-)sectorakkoord VO 2014-
2017 afgesloten. De afspraken uit het sectorakkoord hebben ook financiële gevolgen. De
beschikbare middelen uit de Miljoenennota 2014, het Nationaal Onderwijsakkoord en het
begrotingsakkoord 2014 (herfstakkoord) zijn onveranderd.
In het sectorakkoord is afgesproken dat de investeringsmiddelen kwaliteitsverbetering uit het
Nationaal Onderwijsakkoord worden ondergebracht in een nieuwe prestatiebox. De
“prestatiebox sectorakkoord” komt in plaats van de huidige prestatiebox die voortkomt uit
het bestuursakkoord. De toevoegingen aan de prestatiebox zijn daarbij wel onder de
voorwaarde dat OCW er in slaagt om alle ombuigingen te realiseren.
In de budgetten onderliggend aan de begrotingen is er voor gekozen de toekomstige
ontwikkelingen zo positief mogelijk uit te werken. Hierbij is nog geen rekening gehouden met
de gelden uit het gemeentefonds.
In het Nationaal Onderwijsakkoord is hierover afgesproken dat gelden uit het gemeentefonds
worden overgeheveld naar het PO en VO. Met ingang vanaf 2015 komt voor het VO landelijk
106,3 miljoen euro beschikbaar. Met de publicatie van de regeling vaststelling bedragen
landelijke gemiddelde personeelslast voortgezet onderwijs, kalenderjaar 2015 in
Staatscourant nr. 33754 van 27 november 2014 is bekend dat deze middelen onderdeel
gaan vormen van de personele lumpsum. Omdat dit ten tijde van het opstellen van de
afzonderlijke begrotingen nog niet bekend was en hierover nog geen nader beleid is
geformuleerd zijn deze opbrengsten niet meegenomen in de begroting 2015-2018. Voor de
vereniging Ons Middelbaar Onderwijs gaat het om circa 7,0 miljoen euro per jaar.
Loonkosten
In het onlangs afgesloten cao-akkoord is een loonverhoging van 1,2% overeengekomen. In
het Nationaal Onderwijsakkoord is verder afgesproken dat de nullijn in 2015 wordt
losgelaten. Volgens de VO-raad is de structurele loonsverhoging 1,5%. Welk bedrag
daadwerkelijk structureel aan loonruimte vrijkomt is waarschijnlijk pas in de loop van 2015
bekend. Als het daadwerkelijk 1,5% wordt, kunnen de lonen in 2015 met 0,3% extra worden
verhoogd.
Tegelijkertijd is het nog onduidelijk of er en in welke omvang een bijstelling plaatsvindt voor
ontwikkelingen in de werkgeverslasten. De compensatie voor gestegen premies wordt
gerelateerd aan de stijging van de werkgeverslasten in de marktsector. In het verleden
waren de gestegen lasten in de marktsector lager dan in de VO-sector waardoor de
toegenomen lasten niet volledig werden vergoed. Vooralsnog is het uitgangspunt in de
onderliggende begrotingen dat loon- en premieontwikkelingen volledig worden
gecompenseerd.
Taakstellingen
In de verschillende begrotingen is aangegeven dat enerzijds het totaal aan
overheidsbezuinigingen, zoals die reeds grotendeels zijn vastgelegd in de financiële kaders,
en anderzijds de ontwikkeling van leerlingaantallen, de exploitatie onder druk zet. Om tot
een structureel sluitende begroting te komen is een aantal taakstellende bezuinigingen
opgenomen, met name op de formatie binnen de verschillende scholen. Op een enkele
school is sprake van een beperkte boventalligheid. In de meeste gevallen zal natuurlijk
verloop toereikend zijn om deze taakstellingen te realiseren (los van frictie). Hiervoor geldt
dat een en ander bewaakt wordt door middel van de perioderapportages.
pag. 93 van 183
Passend onderwijs
Als gevolg van de wet Passend Onderwijs wijzigen enkele geldstromen. Dit wordt hieronder
toegelicht.
Lichte ondersteuning – LWOO/PrO
Vanaf 1 januari 2014 bestaat het budget voor een LWOO/PrO leerling uit een basis- en een
ondersteuningsbudget. Per die datum is het totale ondersteuningsbudget voor LWOO en PrO
op landelijk niveau gemaximeerd. Vanaf 1 januari 2016 geldt de maximering op het niveau
van het samenwerkingsverband. Zover nu bekend blijven de middelen voor LWOO en PrO
leerlingen voor alle jaren verlopen via de lumpsum van de schoolbesturen en maken daarom
onderdeel uit van de lumpsum.
In begrotingen is voor de jaren 2015 en verder verondersteld dat de
ondersteuningsbedragen voor LWOO/PrO in alle jaren gelijk zijn. De huidige informatie
omtrent de lumpsum wijst op een jaarlijkse indexatie.
Leerlinggebonden financiering (LGF)
Het nieuwe bekostigingssysteem passend onderwijs vervangt het bekostigingssysteem voor
het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so) en de leerlinggebonden financiering (lgf). De LGF
subsidie vervalt daardoor. In elke afzonderlijke begroting is een (conservatieve) schatting
gemaakt van de middelen die via het samenwerkingsverband ontvangen worden.
Lichte ondersteuning – overig
De samenwerkingsverbanden ontvangen vanaf 1 augustus 2014 één budget voor de overige
lichte ondersteuning. Tot dat moment bestaat dit budget uit middelen voor het regionale
zorgbudget, de reboundmiddelen, de middelen voor Herstart en Op de Rails. De
(schoolbesturen binnen de) samenwerkingsverbanden verdelen vervolgens de middelen over
de scholen waar de ondersteuning nodig is.
Weerstandsvermogen
Alle afzonderlijke OMO scholen beschikken over een eigen financiële administratie en een
reservepositie. De reserves van alle scholen gezamenlijk maken het merendeel uit van het
eigen vermogen van de gehele OMO organisatie. Voor iedere school is een streefwaarde van
het weerstandsvermogen afgesproken van 8%.
Scholen die niet aan deze streefwaarde voldoen geldt dat maatregelen genomen zijn/worden
om de exploitatie en het weerstandsvermogen op orde te krijgen. De vorderingen hiervan
worden nauwlettend gevolgd via de perioderapportages.
Doordecentralisatie
In de voortgezet onderwijs sector ligt de verantwoordelijkheid voor de financiering van
nieuwbouw sinds de decentralisatie in 1996 bij gemeenten2. Als het gaat om verbouw en
groot onderhoud is het schoolbestuur verantwoordelijk.
Sinds de decentralisatie in 1996 bestaat de mogelijkheid voor gemeenten om de
verantwoordelijkheid door te decentraliseren naar schoolbesturen. Een gemeente kan dit
doen door met een schoolbestuur een overeenkomst te sluiten waarbij de taken en
investeringsmiddelen voor de onderwijshuisvesting worden overgedragen. Hierdoor komt een
schoolbestuur in de positie om met een integrale(re) visie naar de huisvesting te kijken.
De vereniging Ons Middelbaar Onderwijs maakt sinds 2000 gebruik van doordecentralisatie
en heeft inmiddels met 14 gemeenten een overeenkomst3. Hiermee is de
2 In de periode vóór 1996 lag de verantwoordelijkheid bij de centrale overheid.
pag. 94 van 183
verantwoordelijkheid voor de financiering van (vooral grootschalige) bouwprojecten
overgenomen. Aan de hand van robuuste rekenmodellen worden de inkomsten, uitgaven en
waarderingen van deze overeenkomsten periodiek gemonitord door alle interne en externe
belanghebbenden.
Financiering / liquiditeit
Tot op heden zijn alle bouwprojecten binnen de doordecentralisatiegemeenten gefinancierd
met eigen middelen dan wel met kortlopende externe financiering (via schatkistbankieren).
Op 1 juli 2014 is een kredietfaciliteit van 70 miljoen euro overeengekomen met de BNG
bank. Hierbij gelden de in eigendom zijnde gebouwen als onderpand. Het totaal aan
beschikbare onderpand overtreft ruimschoots de liquiditeitsbehoefte voor de komende jaren.
Op basis van een analyse van de meerjarige liquiditeitspositie en kredietbehoefte is de
maximale kredietbehoefte per februari 2018 circa 78 miljoen euro. Deze kredietbehoefte
wordt als volgt ingevuld:
Bij de BNG wordt op 1 oktober 2015 zal 45 miljoen euro als lening afgeroepen. Dit is
ruim onder het maximale faciliteit van de BNG bank.
Bij het ministerie van Financiën kan op basis van een verkregen gemeentegarantie
een vaste lening worden afgesloten van 5 miljoen euro.
In het restant (28 miljoen euro) van de kredietbehoefte wordt voorzien middels de
rekeningcourant positie schatkistbankieren. Met het ministerie van Financiën zijn afspraken
gemaakt dat OMO 10% van de publieke jaaromzet rood kan staan op de lopende rekening.
Dit komt neer op een kortlopende geldlening van 48,4 miljoen euro. De rentevoorwaarden
hierbij zijn op dit moment aantrekkelijk; circa 0,2% (inclusief opslag) per jaar.
Grafiek 15: Meerjarenverloop liquiditeit
3 Bergen op Zoom, Cuijk, Deurne, Dongen, Etten-Leur, Helmond, Sint-Michielsgestel, Steenbergen,
Valkenswaard, Veghel, Vught, Waalwijk, ’s-Hertogenbosch en Nuenen.
pag. 95 van 183
6. Verslag ledenraad
De ledenraad is een onafhankelijk orgaan binnen de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs.
De samenstelling, taak, wijze van vergadering en de wijze van besluitvorming is vastgelegd
in de statuten en het huishoudelijk reglement. De taak van de ledenraad omvat de controle
en toezicht op het functioneren van de raad van toezicht, de besluitvorming over de
benoeming, schorsing en ontslag van de leden van de raad van toezicht, goedkeuring van
het door de raad van toezicht voorgelegde jaarverslag en jaarrekening van de vereniging en
de goedkeuring van voorstellen tot statutenwijziging, omzetting en ontbinding van de
vereniging.
Samenstelling
De ledenraad bestaat uit afgevaardigden van de raden van advies en ouders van OMO
leerlingen. Leden van de raad van advies worden gevraagd en benoemd op basis van zowel
achtergrond en ervaring als persoonlijke eigenschappen en competenties. Op deze wijze is
een stuk maatschappelijke participatie binnen de school en de vereniging gewaarborgd.
Personeelsleden, leerlingen en leden van de medezeggenschapsorganen kunnen niet
plaatsnemen in de raden van advies.
De ledenraad kent twee (technisch) voorzitters. Zij behoren niet tot de ledenraad zelf, de
raad van bestuur en/of de raad van toezicht. Beide zijn in de ledenraadvergadering van 19
juni 2014 herbenoemd voor een periode van 3 jaar. Het zijn:
Benoeming per Herbenoeming per Aftredend
Philip Eijlander
(voorzitter)
8 november 2011 8 november 2014 7 november 2017
Hans van Duijn
(alternerend vz.)
8 november 2011 8 november 2014 7 november 2017
Tabel 10: Voorzitters ledenraad
Regionale bijeenkomsten
Voor de raden van advies hebben er twee regionale bijeenkomsten plaatsgevonden op 11 en
24 februari 2014 op resp. het Munnikenheide College in Etten-Leur en het dr.
Knippenbergcollege te Helmond. Op deze bijeenkomsten heeft de raad van bestuur enkele
actuele onderwerpen toegelicht zoals krimp, het behoud van kennis in relatie tot de
vergrijzing en passend onderwijs. Ook is er gesproken over de notitie zingeving en goed
onderwijs.
De ledenraad vergadering
Op 19 juni 2014 heeft de ledenraad vergadering plaats gevonden. De heer Frank Verhoeven
is per 1 februari 2014 aangetreden als lid van de raad van toezicht. De heer Jan Bouwens
zet, na een periode in het buitenland, met ingang van het schooljaar 2014-2015 zijn
werkzaamheden binnen de raad van toezicht weer voort. Per 1 september 2014 heeft de
raad van toezicht afscheid genomen van mevrouw Elies Lemkes.4
Daarnaast heeft de raad van toezicht verantwoording afgelegd over het verslagjaar 2013.
Door gastspreker prof. Bert Roebben is een korte bloemlezing verzorgd over zingeving en
goed onderwijs. Ook is er gesproken over de leerlingenaantallen en de examenresultaten.
4 Zie voor de volledige samenstelling van de raad van toezicht het verslag van de raad van toezicht.
pag. 96 van 183
Met betrekking tot het personeel is de positie van de docent in het onderwijsproces
besproken. Tijdens de ledenraadvergadering heeft de ledenraad ingestemd met de
voorgestelde statutenwijziging. In het kader van de bedrijfsvoering zijn het
exploitatieresultaat, de financiële situatie, de liquiditeitspositie en de huisvesting besproken.
De ledenraad heeft het jaarverslag goed gekeurd.
pag. 97 van 183
7. Verslag raad van toezicht
In het licht van good governance en de wet Goed Onderwijs Goed Bestuur moeten toezicht
en verantwoording goed zijn verankerd in de organisatiestructuur. Binnen de vereniging Ons
Middelbaar Onderwijs vormt de raad van toezicht het intern toezicht op de raad van bestuur.
De raad van toezicht is een onafhankelijk orgaan binnen de vereniging. De samenstelling,
benoeming, taak, wijze van vergadering en de wijze van besluitvorming is vastgelegd in de
statuten. De taak van de raad van toezicht behelst in ieder geval het houden van integraal
toezicht, het zijn van een sparringpartner voor de raad van bestuur, alsmede het
werkgeverschap voor de raad van bestuur. Dit betekent dat de raad van toezicht geen
begrenzingen kent ten aanzien van de aspecten en domeinen die zij in overweging neemt.
Tevens staat de raad van toezicht de bestuurder met raad terzijde en fungeert als klankbord.
De leden van de raad van toezicht signaleren via hun netwerk trends in de maatschappij die
voor het beleid van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs van belang zijn.
Samenstelling
De heer Frank Verhoeven is per 1 februari 2014 aangetreden als lid van de raad van
toezicht. De heer Jan Bouwens zet, na een periode in het buitenland, met ingang van het
schooljaar 2014-2015 zijn werkzaamheden binnen de raad van toezicht weer voort. Per 1
september 2014 heeft de raad van toezicht afscheid genomen van mevrouw Elies Lemkes.
De zittingstermijn is met ingang van de nieuwe statuten voor alle leden gewijzigd met een
aftreeddatum van 30 juni. Uit onderstaand overzicht is op te maken dat de zittingstermijn
onderling nogal verschilt. Door de statutenwijziging is de zittingstermijn opgerekt van 3 naar
4 jaar. Dit heeft echter geen invloed op de zittingstermijn van de al zittende leden, tenzij er
een herbenoeming plaatsvindt.
Onderstaand overzicht geeft de samenstelling weer per 31 december 2014.
Voordracht Audit
commissie
Datum eerste
benoeming
Datum
herbenoeming
Uiterste datum
aftreden
De heer Pieter van Geel
(voorzitter)
OGMR 31-01-2011 31-01-2014 30-06-2017
De heer Wim de Kok
(vice-voorzitter)
PGMR x 31-01-2010 31-01-2013 30-06-2016
Mevrouw Marijke Kral LGMR 31-01-2013 01-07-2016 30-06-2020
De heer Bob van Geffen Bisschoppen 01-07-2012 01-07-2015 30-06-2019
Mevrouw Nicole van der Wolk Raad van toezicht x 31-01-2011 31-01-2014 30-06-2017
De heer Jan Bouwens
(voorzitter auditcommissie)
Raad van toezicht x
31-01-2010 31-01-2013 30-06-2016
Mevrouw Barbara Snijder Raad van toezicht x 01-09-2013 01-07-2016 30-06-2020
De heer Frank Verhoeven Raad van toezicht 01-02-2014 01-07-2017 30-06-2021
Tabel 11: Samenstelling raad van toezicht
pag. 98 van 183
Verantwoording aan de ledenraad5
Op 19 juni 2014 heeft de ledenraadvergadering plaatsgevonden. Tijdens deze vergadering
heeft de ledenraad ingestemd met de voorgestelde statutenwijziging. Daarnaast is
verantwoording afgelegd over het verslagjaar 2013. Er is gesproken over zingeving en goed
onderwijs, de leerlingen en het onderwijsproces, leerlingenaantallen en de
examenresultaten. Met betrekking tot het personeel is het werkplezier onderzoek, de
functiemix en de positie van de docent in het onderwijsproces besproken. In het kader van
de bedrijfsvoering zijn het exploitatieresultaat, de financiële situatie, de liquiditeitspositie en
de huisvesting besproken. De ledenraad heeft het jaarverslag goedgekeurd.
Thema’s
De raad van toezicht bedankt de raad van bestuur, de schoolleiders en al het personeel voor
de behaalde resultaten. In het afgelopen verslagjaar zijn in de vergaderingen van de raad
van toezicht onder andere de onderstaande thema’s behandeld.
Onderwijs
Het verbeteren van het onderwijs krijgt onverminderd de prioriteit. Dit gebeurt in
samenhang met goed werkgeverschap. Goede docenten vormen immers de kern van elke
schoolorganisatie. Het beleid van de raad van bestuur, welke gericht is op het creëren van
een goede werkomgeving voor docenten, wordt onderschreven. Daarnaast wordt ingezet op
voldoende academisch opgeleide docenten en op universitaire lerarenopleidingen. Dit komt
bijvoorbeeld tot uitdrukking in het feit dat per 1 augustus 2014 alle scholen onderdeel
uitmaken van de academische opleidingsschool.
Identiteit
De raad van bestuur is continu in gesprek met de schoolleiders over zingeving en goed
onderwijs.6 De raad van toezicht volgt de vorderingen die in dit proces worden gemaakt.
Koers 2016
Het strategisch document Koers 2016, Ons Middelbaar Onderwijs sinds 1916 inclusief het
daaraan gerelateerde werkprogramma wordt met regelmaat besproken. De effecten van het
beleid worden gemonitord, zodat bijstelling telkens mogelijk is. Het afgelopen jaar is meer
specifiek stilgestaan bij de speerpunten 2014. In 2015 wordt get proces gestart om te
komen tot de opvolger van Koers 2016.
Jaarverslag 2013
Na bespreking van het jaarverslag en de jaarrekening 2013 is de raad van bestuur decharge
verleend over het jaar 2013. Daarbij is waardering uitgesproken voor de resultaten.
Vacature lid raad van bestuur
De raad van toezicht heeft het profiel voor het nieuwe lid voor de raad van bestuur (mee)
vorm gegeven en vervolgens ook vastgesteld. In 2015 zal de werving voor deze functie
plaatsvinden.
Liquiditeitenpositie
Ons Middelbaar Onderwijs maakt sinds het voorjaar van 2012 gebruik van
schatkistbankieren bij het ministerie van Financiën. De raad van bestuur is sinds het najaar
van 2012 zeer intensief met de ministeries van Financiën en OCW in gesprek geweest om te
komen tot vaste financiering binnen de gemaakte afspraken. Op basis van tussentijds
5 Uitvoeriger over de ledenraad zie de bijdrage voor het jaarverslag namens de ledenraad. 6 Zie uitgebreid de notitie: Zingeving en goed onderwijs.
pag. 99 van 183
gewijzigde interpretatie van regelgeving bleek dit plotseling niet meer mogelijk. Hierdoor is
de raad van bestuur in 2013 genoodzaakt om met een (duurdere) commerciële partij tot een
vaste financiering te komen. In de loop van 2014 heeft dit zijn beslag gekregen.
Dit thema is bij iedere vergadering van zowel de auditcommissie als de voltallige raad van
toezicht nadrukkelijk aan de orde gekomen.
Beleidsagenda 2015
De raad van toezicht heeft ingestemd met de beleidsagenda voor 2015.
Rapport Commissie Goed Onderwijsbestuur
Naar aanleiding van het rapport is vastgesteld dat Ons Middelbaar Onderwijs het goed doet.
Een identiteitsnorm is niet vastgesteld en de behoefte daartoe wordt niet echt gevoeld.
Afgesproken is om op gezette tijden terug te komen op governance in samenhang met
integriteit. Tijdens de jaarlijkse evaluatie zal worden herijkt waar de vereniging staat omtrent
het vraagstuk governance. Dit rapport wordt hierbij meegenomen.
Statutenwijziging
De statuten van de vereniging behoefde op enkele punten wijziging, zoals de zittingstermijn
van de raad van toezicht en de raad van advies. Een termijn van 3 jaar werd als te kort
ervaren. Deze termijn is veranderd in 4 jaar. Daarnaast is het moment van aftreden voor de
raad van toezicht gewijzigd naar 30 juni van het jaar, zodat de benoemingsdata synchroon
lopen met het moment dat de ledenraad plaatsvindt.
Overdracht Lyceum Bisschop Bekkers
De overdracht van het Lyceum Bisschop Bekkers was een voorspoedig traject. De overdracht
heeft plaatsgevonden in 2014. Het personeel is overgenomen door het nieuwe schoolbestuur
en ook dit is voorspoedig verlopen. De raad van toezicht heeft de benodigde
fusie-effectrapportage goedgekeurd, wat uiteindelijk heeft geleid tot de overdracht van
Lyceum Bisschop Bekkers aan Stichting Eindhovens Christelijk Voortgezet Onderwijs.
Good governance en medezeggenschap
In het kader van de maatschappelijke tendens en vooruitlopend op wet- en regelgeving heeft
er in het afgelopen jaar een geformaliseerd overleg tussen de raad van toezicht en de GMR
plaats gevonden op 17 december 2014. Er is gesproken over de onderwijskwaliteit, het HR
beleid en onderwijsvernieuwingen met betrekking tot de inzet van ICT.
Overige onderwerpen
Andere onderwerpen die aan de orde zijn geweest zijn: maatschappelijke tendensen waar de
sector mee te maken heeft, de herschikking van het onderwijs in enkele regio’s en de
benoeming van nieuwe rectoren.
Auditcommissie
De auditcommissie wordt gevormd door enkele leden van de raad van toezicht zelf. De focus
van de auditcommissie ligt op vooral financieel getinte onderwerpen zoals het financieel
beleid, de werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen, en de naleving
van aanbevelingen en opvolging van opmerkingen van de accountant.
In het verslagjaar is de auditcommissie vier keer bij elkaar gekomen. Hierbij is stilgestaan bij
het traject om te komen tot vaste financiering, de financiële kaders, het jaarverslag en
accountantsverslag 2013, de meerjarenbegroting 2014-2017, de liquiditeiten en het eigen
pag. 100 van 183
vermogen van Ons Middelbaar Onderwijs, de planning- & controlcyclus 2015 en de
perioderapportages over 2014. Tot slot wordt in iedere vergadering aandacht besteed aan de
(financieel) minder presterende OMO scholen en worden alle bouwafrekeningen met de
auditcommissie gedeeld.
pag. 101 van 183
8. Verslag Gemeenschappelijke
Medezeggenschapsraad
Op het niveau van de vereniging is een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR)
ingesteld die instemming- en adviesbevoegdheid heeft op bovenschoolse zaken. De GMR is
een belangrijke gesprekspartner van de raad van bestuur als het gaat om beleid dat voor alle
OMO-scholen geldt. Eens in de circa zes weken vindt formeel overleg plaats tussen de raad
van bestuur en de GMR.
Dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur van de GMR bestond in 2014 uit de volgende personen:
Voorzitter GMR: de heer Wil van der Vliet (personeel)
Vicevoorzitter / technisch voorzitter GMR: mevrouw Tini Zoon (ouder)
Secretaris GMR: de heer Louis van Loon (personeel)
Vicevoorzitter: mevrouw Berdine Kamps (leerling)
Per 1 augustus is de vicevoorzitter Berdine Kamps vervangen door Alex Panhuizen (leerling).
In december 2014 heeft de secretaris, Louis van Loon, zijn functie neergelegd. Vanaf 1
januari 2015 zal de heer Willem Norbruis (personeel) deze taak op zich gaan nemen.
Meer informatie over de GMR is terug te vinden op www.omo.nl.
Agenda van de GMR
Deze loopt parallel met de onderwerpen op de beleidsagenda van de raad van bestuur. De
onderwerpen worden aan de GMR voorgelegd nadat deze in het CSO (collectief
schoolleidersoverleg) zijn besproken.
Communicatie en activiteiten
De communicatie met de achterban verloopt via het digitale platform, genaamd MR Centraal.
Hiermee onderhoudt de GMR contact met de MR-en alsmede met de platforms personeel,
ouders en leerlingen. Bovendien fungeert MR Centraal als elektronische werkomgeving voor
alle medezeggenschapsorganen van de vereniging OMO.
Het platform personeel komt fysiek zes keer per jaar bijeen rond één of meerdere thema’s
zoals medezeggenschap, onderwijs, organisatie, personeelsbeleid en financieel beleid. De
leden van het platform hebben de gelegenheid om te reageren naar aanleiding van
conceptbeleidsstukken van de raad van bestuur. Bovendien wordt het platform gebruikt als
een klankbord voor de vakcentrales.
Het afgelopen jaar hebben leden van de personeelsgeleding bezoeken gebracht aan diverse
OMO-scholen (Munnikenheide College en Scholengemeenschap Were Di) en de vestigingen
Monseigneur Bekkerschool, De Taalbrug en de Mytylschool van Stichting Speciaal Onderwijs
Eindhoven.
Het jaarlijkse WMS Congres, georganiseerd door de Stichting Onderwijsgeschillen, stond in
2014 in het teken van de versterking van de Medezeggenschap.
Bovendien heeft de personeelsgeleding van de GMR in samenwerking met het ABP in het
najaar van 2014 een viertal informatieve en drukbezochte avonden georganiseerd over de
regeling Duurzame Inzetbaarheid en “Zo zit dat met deeltijdpensioen” over de mogelijkheden
van pensioenplanning.
pag. 102 van 183
OMO MR Congres
Een bijzondere plaats neemt het jaarlijkse OMO MR Congres in. Alweer voor de tiende keer
werd in maart 2014 deze bijeenkomst, in samenwerking met de raad van bestuur,
gehouden. In workshops en plenaire presentaties konden de leden van alle OMO MR-en
kennis nemen van een groot aantal actuele onderwijszaken. Het congres werd geopend door
de kersverse voorzitter van de VO Raad, de heer Paul Rosenmöller. De afsluiting van het
congres was in handen van de heer Pedro de Bruyckere, onderzoeker en pedagoog aan de
Arteveldehogeschool in Gent, die op heldere en vermakelijke wijze de zin en onzin van
onderwijskundig onderzoek voor het voetlicht bracht.
Netwerk GMR
De personeelsgeleding van de GMR participeert in een landelijk overlegorgaan (VOCL) van de
GMR-en van vier grotere schoolbesturen: Limburgs Voortgezet Onderwijs, Ons Middelbaar
Onderwijs, Carmel en Lucas. Hiermee treedt de personeelsgeleding in contact met
vakcentrales, VO-raad, onderwijsinspectie, Ministerie van Onderwijs en leden van de vaste
Kamercommissie van onderwijs.
OMO GMR en raad van toezicht
Een aantal vertegenwoordigers van de GMR is betrokken geweest bij formulering van de
profielschets voor het nieuwe lid van de raad van bestuur.
In december 2014 is een bijeenkomst gehouden met de raad van toezicht waar actuele
bovenschoolse onderwijszaken (digitalisering van het onderwijs, leeftijdsbewust
personeelsbeleid) zijn besproken.
pag. 103 van 183
9. Verslag Bureau OMO
Het OMO bureau, gevestigd in Tilburg, is de interne serviceorganisatie van de vereniging.
Het OMO-bureau kan getypeerd worden als een klant- en servicegerichte organisatie waar
waarde gehecht wordt aan kwaliteit en transparantie van producten en processen. De
collega’s van het OMO bureau zijn betrokken en werken met een hoge mate van eigen
verantwoordelijkheid. Aan het einde van 2014 waren er circa 75 fte werkzaam.
De hoofdtaken van het OMO bureau zijn:
ondersteunen van de scholen door beleidsmatige en praktische ondersteuning op het
gebied van onder meer financiën, personeelsbeleid, huisvesting, informatisering en
juridische zaken. Daardoor kunnen de scholen zich optimaal concentreren op onderwijs
en wat daarmee direct samenhangt;
ondersteunen van de raad van bestuur bij het realiseren van de missie van de vereniging
Ons Middelbaar Onderwijs.
Beleidsplan
Op basis en in lijn van Koers 2016 heeft het OMO bureau een eigen meerjarig
werkprogramma geformuleerd. Vrijwel alle geplande acties uit het werkprogramma van het
OMO bureau voor 2014 zijn inmiddels afgerond of lopen op schema. Inmiddels worden
voorbereidingen getroffen om te komen tot een nieuw beleidsplan voor de komende jaren.
Continu op zoek naar verbeteringen
Binnen het OMO bureau wordt continu gekeken of processen of producten verbeterd kunnen
worden. Daarbij wordt regelmatig contact gezocht met deskundigen op de OMO-scholen en
bij collega-schoolbesturen om te leren van best- en worst-practises. In 2014 is met name
energie gestoken in (de voorbereidingen van) een nieuwe OMO cao, een cao-arm OMO
bureau (cao op 1 A4) en diverse ICT projecten gericht op bijvoorbeeld de uitbesteding van
ICT middelen en de stroomlijning van workflows.
In de laatste tien jaar is het aantal fte van het OMO bureau met 20% teruggebracht,
enerzijds doordat een aantal taken is uitbesteed aan externe partijen en anderzijds omdat er
steeds efficiënter en effectiever wordt gewerkt. Vanwege de teruggang zijn inmiddels drie
verdiepingen van het pand verhuurd aan twee externe partijen. De besparing van het OMO
bureau betekent dat meer geld beschikbaar is voor de scholen.
Personeel
Tot slot wordt veel waarde gehecht aan kwaliteitsrijk personeelsbeleid. Voorbeelden daarvan
zijn dat jaarlijks met iedere medewerker tenminste een taak- en een evaluatiegesprek
plaatsvindt, medewerkers gebruik kunnen maken van Het Nieuwe Werken en er veel
mogelijkheden worden aangeboden voor scholing.
pag. 104 van 183
Deel C:
Jaarrekening
pag. 105 van 183
Geconsolideerde jaarrekening
A.1.1. GECONSOLIDEERDE BALANS PER 31 DECEMBER 2014
(na resultaatbestemming)
N.B. Alle genoemde bedragen in de tabellen van deze jaarrekening zijn x 1.000 euro
ACTIVA
VASTE ACTIVA
1.1 Immateriële vaste activa - -
1.2 Materiële vaste activa 283.749 273.324
1.3 Financiële vaste activa 59 1.515
283.808 274.839
VLOTTENDE ACTIVA
1.4 Voorraden - -
1.5 Vorderingen 11.296 14.807
1.6 Effecten - -
1.7 Liquide middelen 97 104
11.393 14.911
TOTAAL ACTIVA 295.201 289.750
PASSIVA
GROEPSVERMOGEN
2.1 Eigen vermogen 116.584 117.180
2.2 Minderheidsbelang derden - -
116.584 117.180
2.3 VOORZIENINGEN 29.643 27.435
2.4 LANGLOPENDE SCHULDEN 41.847 38.694
2.5 KORTLOPENDE SCHULDEN 107.127 106.441
TOTAAL PASSIVA 295.201 289.750
31 december 2013
31 december 2013
31 december 2014
31 december 2014
pag. 106 van 183
A.1.2 GECONSOLIDEERDE STAAT VAN BATEN EN LASTEN KALENDERJAAR 2014
2014 2013
BATEN
3.1 Rijksbijdragen 461.278 461.243 484.318
3.2 Overige subsidies 9.739 9.343 9.704
3.3 Collegegeld - - -
3.4 Baten werk i.o.v. derden - - -
3.5 Overige baten 24.858 21.414 20.290
495.875 492.000 514.312
LASTEN
4.1 Personeelslasten 403.077 399.724 398.811
4.2 Afschrijvingen 20.513 19.676 22.074
4.3 Huisvestingslasten 22.856 22.362 23.064
4.4 Overige lasten 50.164 49.901 48.269
496.610 491.663 492.218
SALDO BATEN EN LASTEN 735- 337 22.094
5 Financiële baten en lasten 439 1.457- 27-
RESULTAAT 296- 1.120- 22.067
Uitgaven ten laste van bestemmingsfondsen 518 455 186
TOTAAL RESULTAAT GEWONE BEDRIJFSVOERING 222 665- 22.253
Begroting
2014
pag. 107 van 183
A.1.3 GECONSOLIDEERD KASSTROOMOVERZICHT OVER 2014
2014 2013
Kasstroom uit operationele activiteiten
- Resultaat 296- 22.067
Aanpassingen voor:
- afschrijvingen 18.306 18.391
- bijzondere waardevermindering 1.459 3.901
- terugname bijzondere waardevermindering 546- 1.571-
- mutaties voorzieningen excl herschikking 2.207 1.946
21.426 22.667
Veranderingen in vlottende middelen:
- vorderingen 3.511 502
- kortlopende schulden 5.143- 15.913-
1.632- 15.411-
Totaal kasstroom uit operationele activiteiten 19.498 29.323
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
Opname nieuwe scholen onder materiële vaste activa 448 -
(Des)investeringen materiële vaste activa 36.750- 40.947-
Vrijval gerealiseerde bouwprojecten 6.658 978
(Des)investeringen financiële vaste activa 1.456 93-
Totaal kasstroom uit investeringsactiviteiten 28.188- 40.062-
Kasstroom uit financieringsactiviteiten
Ingebracht vermogen nieuwe scholen 300- -
Mutatie langlopende schulden 3.154 2.782
Mutatie bouwkredieten overheid 5.829 7.961
Totaal kasstroom uit financieringsactiviteiten 8.683 10.743
Mutatie liquide middelen 7- 4
Eindstand liquide middelen 97 104
Beginstand liquide middelen 104 100
Mutatie liquide middelen 7- 4
pag. 108 van 183
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
Algemeen
Activiteiten
De kernactiviteit van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs te Tilburg is het bieden van
‘goed onderwijs’ vanuit een katholieke identiteit aan jongeren in de leeftijd van 11 tot 18
jaar om hen voor te bereiden op het vervolgonderwijs en in het verlengde daarvan op een
plaats in de maatschappij.
Grondslagen voor de consolidatie
De geconsolideerde jaarrekening is opgesteld met toepassing van de grondslagen voor de
waardering en resultaatbepaling van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs. In de
geconsolideerde jaarrekening zijn alle financiële gegevens verwerkt van de tot de groep
behorende rechtspersonen waarop een overheersende zeggenschap kan worden uitgeoefend
of waarover de centrale leiding wordt gevoerd.
In bijlage 3 van de jaarrekening zijn de financiële gegevens van de deelnemingen vermeld
die in de geconsolideerde jaarrekening zijn opgenomen. Een deelneming is een
rechtspersoon waarop direct of indirect invloed van betekenis kan worden uitgeoefend door
de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs. Deelnemingen worden gewaardeerd op basis van
het aandeel van de vereniging in de netto vermogenswaarde van de deelnemingen. Dit
aandeel wordt bepaald op basis van de gerechtigdheid van de vereniging in het eigen
vermogen van de deelneming gedurende het bestaan of bij liquidatie van de betreffende
deelneming.
De financiële gegevens van de deelnemingen zijn volledig in de geconsolideerde jaarrekening
opgenomen onder eliminatie van de onderlinge verhoudingen en transacties. Belangen van
derden in het vermogen en in het resultaat van deelnemingen zijn afzonderlijk in de
geconsolideerde jaarrekening tot uitdrukking gebracht.
Algemene grondslagen voor de opstelling van de jaarrekening
De jaarrekening over 2014 is opgesteld conform de richtlijnen van de Regeling
jaarverslaggeving onderwijs en overeenkomstig de verslaggevingsvoorschriften en
bepalingen zoals weergegeven in Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Tevens is
Richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving gevolgd. In deze richtlijn zijn voor de
sector presentatie-, waarderings- en verslaggevingsvoorschriften opgenomen.
De waardering van activa en passiva en de bepaling van het resultaat vinden plaats op basis
van historische kosten.
Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Hierbij is
het uitgangspunt dat reguliere onderwijstaken gelijkmatig over het schooljaar zijn verspreid.
Winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd.
Verplichtingen en mogelijke verliezen die hun oorsprong vinden voor het einde van het
verslagjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening
bekend zijn.
De bedragen in de jaarrekening worden gepresenteerd in duizenden euro’s. Als gevolg van
afrondingen zijn in sommige gevallen geringe verschillen ontstaan. Deze verschillen tasten
het getrouwe beeld van de jaarrekening niet aan en zijn geen belemmering voor het
verkrijgen van het vereiste inzicht. In diverse tekstuele toelichtingen en in enkele tabellen
worden nog bedragen in euro’s of miljoenen euro’s vermeld.
pag. 109 van 183
Financiële instrumenten
De vereniging Ons Middelbaar Onderwijs maakt in de normale bedrijfsuitoefening gebruik
van diverse financiële instrumenten. De financiële instrumenten omvatten onder meer
vorderingen, geldmiddelen, effecten, leningen, crediteuren en overige kortlopende schulden.
De in de balans verantwoorde financiële instrumenten worden gewaardeerd tegen reële
waarde.
Bij het aantrekken respectievelijk uitzetten van middelen worden kredietrisico en renterisico
zoveel mogelijk uitgesloten. Het uitzetten van middelen en het gebruik van rente-
instrumenten hebben een prudent karakter en zijn niet gericht op het genereren van extra
inkomsten door het aangaan van overmatige risico’s.
Grondslagen voor waardering van activa en passiva
Materiële vaste activa
Algemeen
De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijging- of vervaardigingprijs,
verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en indien van toepassing met bijzondere
waardeverminderingen. De jaarlijkse afschrijvingen zijn gebaseerd op de geschatte
economische levensduur en worden berekend op basis van een vast percentage van de
verkrijgingsprijs, rekening houdend met een eventuele restwaarde.
De gehanteerde afschrijvingstermijnen per activatype zien er als volgt uit:
Activatype Afschrijvingstermijn Percentage
Grond n.v.t. n.v.t.
Gebouwen 40 jaar 2,50%
Verbouwingen 20 jaar 5%
Installaties 20 jaar 5%
Leer- en hulpmiddelen 10 jaar 10%
Meubilair/inrichting 15 jaar 6,67%
Apparatuur 5 jaar 20%
Automatiseringsapparatuur/programmatuur 5 jaar 20%
Boeken intern boekenfonds 4 jaar 25%
Vervoermiddelen 5 jaar 20%
Er wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikname.
De aangewende investeringssubsidies worden in mindering gebracht op de boekwaarde van
de materiële vaste activa.
Activa met een aanschafwaarde onder de 2.500 euro worden regelmatig vervangen. Als
gevolg hiervan is op de balans een vast bedrag (“constante waarde”) van 5,2 miljoen euro
opgenomen voor activa onder de 2.500 euro, met als uitgangspunt dat sprake is van een
ideaalcomplex: jaarlijkse aanschaf en afschrijving zijn nagenoeg gelijk. De hoogte van de
constante waarde wordt gevolgd en is in verslagjaar 2014 getoetst met de realiteit.
Desgewenst kan deze op enig moment worden aangepast. Op de constante waarde wordt
niet afgeschreven.
pag. 110 van 183
Gebouwen en terreinen
De gebouwelijke investeringen, waarvan het juridisch en economisch eigendom bij de
vereniging Ons Middelbaar Onderwijs berust, worden op de balans geactiveerd en lineair
afgeschreven in 40 jaar (nieuwbouw) of 20 jaar (verbouw).
Op gebouwen gefinancierd door de overheid rust een (economisch) claimrecht van de
gemeenten. Het juridische eigendom van deze gebouwen berust bij de vereniging Ons
Middelbaar Onderwijs, het economisch eigendom bij gemeenten. Evenwel is het mogelijk dat
een deel van deze gebouwen door de vereniging zelf is gefinancierd, waarbij geen
economisch claimrecht is verworven. Dit deel van de gebouwen wordt geactiveerd en
afgeschreven in 40 jaar.
Vanwege de onbeperkte gebruiksduur wordt op terreinen niet afgeschreven.
Voor de kosten van periodiek groot onderhoud wordt een voorziening gevormd. Deze
voorziening is opgenomen onder de overige voorzieningen aan de passiefzijde van de balans.
Inventaris en apparatuur / andere vaste bedrijfsmiddelen
De activeringsgrens voor de aanschaf van inventaris, apparatuur en andere bedrijfsmiddelen
bedraagt 2.500 euro. Investeringen met een aanschafwaarde van minder dan 2.500 euro per
investeringsbeslissing worden rechtstreeks ten laste van het resultaat gebracht.
Jaarlijks vindt er een administratieve opschoning van activa plaats, die meer dan een jaar
geleden volledig waren afgeschreven.
Projecten in uitvoering
De projecten in uitvoering worden opgenomen tegen de vervaardigingkosten. Na afronding
van de projecten worden de gelden van de overheid die ter financiering zijn ontvangen in
mindering gebracht op de investeringsuitgaven het betreffende project.
Financiële vaste activa
Effecten
De onder de financiële activa opgenomen effecten zijn beleggingen op lange termijn. Deze
effecten worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of lagere marktwaarde per
balansdatum. Indien de verkrijgingprijs hoger is dan de nominale waarde wordt het gekochte
agio gedurende de resterende looptijd van betreffende obligaties afgeschreven en in
mindering gebracht op de opbrengst van de beleggingen.
Overige vorderingen
De hieronder opgenomen vorderingen betreffen de vergoedingen die van gemeenten nog
ontvangen worden voor aflossing op door de overheid gegarandeerde leningen o/g en de
door de vereniging en gelieerde stichtingen aan derden verstrekte langlopende leningen.
Beide zijn gewaardeerd tegen nominale waarden.
Vlottende activa
Vorderingen
De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Oninbare vorderingen worden
afgeboekt.
Liquide middelen
De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.
pag. 111 van 183
Liquide middelen die niet ter directe beschikking staan worden verwerkt onder de
vorderingen. Liquide middelen die tenminste 12 maanden niet ter directe beschikking staan
worden gepresenteerd onder de financiële vaste activa.
Eigen vermogen
De gelden die zijn opgenomen onder het eigen vermogen betreffen publieke en private
gelden.
Algemene reserve
De algemene reserve geldt ter waarborging van de continuïteit van de totale OMO-
organisatie op de lange termijn.
Bestemmingsreserve
Binnen de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs worden geen bestemmingsreserves
gehanteerd.
Bestemmingsfondsen
Bestemmingsfondsen worden gevormd ter dekking van toekomstige uitgaven inzake
bijzondere doeleinden. Aan de vorming van een bestemmingsfonds ligt een verplichting ten
grondslag die is opgelegd door derden.
Resultaatbestemming
In deze jaarrekening zijn de resultaatbestemmingen verwerkt over het verslagjaar.
Voorzieningen
Onder de voorzieningen worden de personele voorzieningen en de overige voorzieningen
gepresenteerd. Tenzij anders aangegeven worden de voorzieningen opgenomen tegen
nominale waarde.
Een voorziening in verband met verplichtingen wordt uitsluitend genomen indien op
balansdatum aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
vereniging Ons Middelbaar Onderwijs heeft een huidige in recht afdwingbare of feitelijke
verplichting op grond van een gebeurtenis uit het verleden;
het is waarschijnlijk dat een uitstroom van middelen vereist zal zijn om de verplichting af
te wikkelen en;
een betrouwbare schatting kan worden gemaakt van het bedrag van de verplichting.
Personele voorzieningen
Hieronder is de voorziening opgenomen voor verplichtingen uit hoofde van toekomstige
uitkeringen bij ambtsjubilea van personeelsleden. Dit is een statische voorziening waarvan
jaarlijks de hoogte per ultimo verslagjaar wordt bepaald door het aantal personeelsleden (in
fte’s) te vermenigvuldigen met een bedrag van 900 euro.
Overige voorzieningen Hieronder is de voorziening groot onderhoud opgenomen. Deze voorziening ter gelijkmatige verdeling van lasten voor groot onderhoud van gebouwen wordt bepaald op basis van de te
verwachten uitgaven voor groot onderhoud over een reeks jaren. De voorziening wordt lineair opgebouwd. Het uitgevoerde onderhoud wordt ten laste van deze voorziening
gebracht.
pag. 112 van 183
Langlopende schulden Schulden met een resterende looptijd van meer dan één jaar worden aangeduid als langlopend. De langlopende schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde van de
schuld.
Kortlopende schulden
Dit betreffen schulden met een op balansdatum resterende looptijd van ten hoogste één
jaar. Kortlopende schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde van de schuld.
De overlopende passiva betreffen vooruit ontvangen bedragen die aan opvolgende perioden
worden toegerekend en nog te betalen bedragen, voor zover ze niet onder de andere
kortlopende schulden zijn te plaatsen.
pag. 113 van 183
Grondslagen voor de bepaling van het resultaat
Bij de bepaling van het exploitatieresultaat worden de baten en lasten toegerekend aan het
verslagjaar waarop zij betrekking hebben.
Rijksbijdragen
De ontvangen (normatieve) rijksbijdragen worden tijdsevenredig aan het jaar toegerekend
waarop deze betrekking hebben.
De niet-geoormerkte OCW-subsidies en geoormerkte OCW-subsidies zonder
verrekeningsclausule worden ten gunste van de staat van baten en lasten verantwoord in het
jaar van toewijzing, tenzij op basis van een bestedingsplan mag worden aangenomen dat de
met de subsidie bekostigde activiteiten nog niet in dat jaar hebben plaatsgevonden. Het deel
van de subsidies waar nog geen activiteiten voor zijn verricht per balansdatum worden
verantwoord onder de overlopende passiva.
De geoormerkte OCW-subsidies met verrekeningsclausule worden ten gunste van de staat
van baten en lasten verantwoord in het jaar ten laste waarvan de gesubsidieerde lasten
komen. Niet bestede middelen worden verantwoord onder de overlopende passiva zolang de
bestedingstermijn nog niet is verlopen. Niet bestede middelen worden verantwoord onder de
kortlopende schulden zodra de bestedingstermijn is verlopen op balansdatum.
De doorbetaalde rijksbijdragen vanuit samenwerkingsverbanden worden ten gunste van de
staat van baten en lasten verantwoord in het jaar van toewijzing.
Overige exploitatiesubsidies
Overige exploitatiesubsidies worden ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht in
het jaar ten laste waarvan de gesubsidieerde lasten komen / waarin de opbrengsten zijn
gederfd / waarin het exploitatietekort zich heeft voorgedaan.
Pensioenen
De vereniging Ons Middelbaar Onderwijs heeft voor haar werknemers een toegezegd-
pensioenregeling. Hiervoor in aanmerking komende werknemers hebben op de
pensioengerechtigde leeftijd recht op een pensioen dat is gebaseerd op het gemiddeld
verdiende loon berekend over de jaren dat de werknemer pensioen heeft opgebouwd bij de
vereniging Ons Middelbaar Onderwijs.
De verplichtingen, welke voortvloeien uit deze rechten van haar personeel, zijn
ondergebracht bij het bedrijfstakpensioenfonds ABP. De vereniging Ons Middelbaar
Onderwijs betaalt hiervoor premies waarvan de helft door de werkgever wordt betaald en de
helft door de werknemer.
De pensioenrechten worden jaarlijks geïndexeerd, indien en voor zover de dekkingsgraad
van het pensioenfonds (het vermogen van het pensioenfonds gedeeld door haar financiële
verplichtingen) dit toelaat.
Naar de stand van ultimo december 2014 is de dekkingsgraad van het pensioenfonds
101,1%. Het pensioenfonds dient een dekkingsgraad van ten minste 105% te hebben.
Vanaf 2015 moeten pensioenfondsen bij beleidsbeslissingen gebruikmaken van de
zogenaamde beleidsdekkingsgraad. De beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de
laatste twaalf dekkingsgraden. De 'oude' dekkingsgraad (die tot en met 2014 werd
gerapporteerd) was een momentopname van de financiële positie aan het einde van de
maand. De beleidsdekkingsgraad is een gemiddelde over twaalf maanden. De
pag. 114 van 183
beleidsdekkingsgraad op 31-1-2015 was 104,0%. Dit is het gemiddelde van de laatste twaalf
dekkingsgraden.
Omdat de financiële situatie onvoldoende blijft, moet ABP voor 1 juli 2015 een nieuw
herstelplan indienen bij de toezichthouder, De Nederlandsche Bank (DNB). Het oude
herstelplan vervalt namelijk, door de nieuwe regels die vanaf 2015 gelden. Wat dit voor de
aangesloten onderwijsinstellingen betekent is pas bekend nadat het herstelplan is
goedgekeurd door DNB.
De vereniging Ons Middelbaar Onderwijs heeft geen verplichting tot het voldoen van
aanvullende bijdragen in geval van een tekort bij het pensioenfonds, anders dan het effect
van hogere toekomstige premies. De vereniging Ons Middelbaar Onderwijs heeft daarom
alleen de verschuldigde premies tot en met het einde van het boekjaar in de jaarrekening
verantwoord.
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode.
Begroting
De resultaten van de deelnemingen en de doordecentralisatiecontracten van Ons Middelbaar
Onderwijs zijn niet begroot. Om een juiste vergelijking te kunnen maken tussen de begrote
en de werkelijke cijfers over kalenderjaar 2014 zijn de werkelijke cijfers 2014 van de
deelnemingen en de doordecentralisatiecontracten toegevoegd aan de begrote cijfers 2014.
pag. 115 van 183
Toelichting op de geconsolideerde jaarrekening
Balans
MATERIËLE VASTE ACTIVA
Het verloop van de materiële vaste activa is als volgt:
Gebouwen en terreinen
De vereniging Ons Middelbaar Onderwijs is juridisch eigenaar van het grootste gedeelte van
de gebouwen en terreinen van de scholen. Door wettelijke bepalingen kunnen de onroerende
zaken, die door gemeenten zijn gefinancierd, uitsluitend na toestemming van en onder
verrekening met gemeenten worden vervreemd.
Sinds 1 januari 2000 is een aantal doordecentralisatieovereenkomsten met gemeenten
afgesloten. Bij de hieronder vallende (school)gebouwen komt het economische eigendom
gedurende de looptijd van de overeenkomst toe aan Ons Middelbaar Onderwijs. Het
economisch eigendom wordt, in aansluiting op de uitgangspunten van de decentralisatie van
Rijk naar Gemeenten in 1997, ten principale door Ons Middelbaar Onderwijs om niet
overgenomen.
Aan de hand van financieringsmodellen worden de toekomstige kosten en vergoedingen per
doordecentralisatiecontract voor de gehele contractduur inzichtelijk gemaakt om de
beschikbare investeringsruimte te bepalen. Hierbij wordt uitgegaan van een aantal vaste
uitgangspunten zoals een kosten- en vergoedingenindex, een interne rekenrente, een
risicoreservering, vervangingsinvesteringen, verkoop van boekwaarden gronden per einde
contract en eigen bijdragen vanuit scholen.
Vanwege naar beneden bijgestelde leerling prognoses, is binnen het doordecentralisatie-
contract van Valkenswaard sprake van een lagere realiseerbare waarde dan de boekwaarde
van het gerealiseerde actief. Conform RJ 121 heeft hierop in 2013 een bijzondere
waardevermindering plaatsgevonden van 2,5 miljoen euro. In het huidige jaar is als gevolg
van lager dan verwachte indexeringen van het bedrag per leerling (de VNG index wordt
gevolgd), nogmaals een bijzondere waardevermindering doorgevoerd van 1,5 miljoen euro.
1.2 Materiële vaste activa 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4
Gebouwen en Inventaris en Andere vaste In uitvoering Totaal
terreinen apparatuur bedrijfsmiddelen
Aanschafwaarde op 1 januari 2014 272.743 99.483 7.254 36.859 416.339
Afschrijvingen tot 1 januari 2014 94.108- 44.746- 4.161- - 143.015-
Boekwaarde 1 januari 2014 178.635 54.737 3.093 36.859 273.324
Mutaties:
Cum. aanschafwaarde Lyceum Bisschop Bekkers 1.220- 1.234- 4- - 2.458-
Cum. afschrijvingen Lyceum Bisschop Bekkers 1.220 789 1 - 2.010
Investeringen 3.380 9.952 1.693 23.230 38.255
Gerealiseerde bouwprojecten 35.140 2.355 - 44.153- 6.658-
Afschrijvingen 7.431- 9.575- 1.300- - 18.306-
Bijzondere waardevermindering 1.459- - - - 1.459-
Terugname bijzondere waardevermindering 546 - - - 546
Desinvesteringen 2.735- 6.486- 4.532- - 13.753-
Afschrijving over desinvesteringen 2.553 6.415 3.280 - 12.248
29.994 2.216 862- 20.923- 10.425
Aanschafwaarde op 31 december 2014 307.308 104.070 4.411 15.936 431.725
Afschrijvingen t/m 31 december 2014 98.679- 47.117- 2.180- - 147.976-
Boekwaarde 31 december 2014 208.629 56.953 2.231 15.936 283.749
pag. 116 van 183
In 2012 was binnen het doordecentralisatiecontract Etten-Leur al sprake van een lagere
realiseerbare waarde dan de boekwaarde van het gerealiseerde actief, waarop conform RJ
121 een bijzondere waardevermindering heeft plaatsgevonden (6,1 miljoen euro). Vanwege
hoger dan verwachte indexeringen (OCW index) van het bedrag per leerling heeft in 2013 en
in het huidig jaar een terugname van de bijzondere waardevermindering uit 2012
plaatsgevonden van respectievelijk 1,6 miljoen euro en 0,5 miljoen euro.
In 2014 is er vanwege de ingebruikname van nieuwbouw voor 2,7 miljoen euro
gedesinvesteerd op verkochte locaties, nog niet volledig afgeschreven verbouwingen van
oude panden en verwijderde noodlokalen.
Als gevolg van bestuurlijke afspraken omtrent de overdacht van het Lyceum Bisschop
Bekkers aan Stichting Eindhovens Christelijk Onderwijs zijn de gebouwen en terreinen, de
verbouwingen en de installaties om niet opgenomen in de desbetreffende overdrachtsbalans.
Hiervoor heeft een versnelde afschrijving van 0,6 miljoen euro plaatsgevonden. Daarnaast is
er inventaris en apparatuur met een boekwaarde van 0,4 miljoen overgedragen aan Stichting
Eindhovens Christelijk Onderwijs
Inventaris en apparatuur / andere vaste bedrijfsmiddelen
In 2014 is er voor een bedrag van 11,0 miljoen euro aan desinvesteringen opgenomen.
Hiervan heeft 7,8 miljoen euro betrekking op jaarlijkse administratieve desinvesteringen en
3,0 miljoen euro op de desinvestering van de boeken vanwege de overstap van een intern
naar extern boekenfonds op een van de scholen.
Projecten in uitvoering
Gedurende de uitvoering van bouwkundige activiteiten worden de uitgaven verantwoord
onder de post 'projecten in uitvoering'. Nadat de werkzaamheden zijn afgerond, worden de
kosten gesaldeerd met de ter financiering ontvangen bouwsubsidies (investeringssubsidies).
De projecten die voor eigen rekening gebouwd en gefinancierd zijn worden geactiveerd
onder gebouwen en terreinen en afgeschreven.
Voor een nadere toelichting op de projecten in uitvoering wordt verwezen naar paragraaf
4.2.6 van het bestuursverslag.
FINANCIËLE VASTE ACTIVA
Overige effecten
Voor de achtergrond op de verkoop van de effectenportefeuille wordt verwezen naar
paragraaf 4.1.10 bij Activiteiten OMO-fonds van het bestuursverslag. De post ‘Overige
effecten’ wordt als volgt gespecificeerd:
1.3 Financiële vaste activa Boekwaarde Investeringen Desinvesteringen Boekwaarde
1 januari 2014 en verstrekte en afgeloste 31 december 2014
leningen leningen
1.3.5 Vorderingen OCW - - - -
1.3.6 Overige effecten 1.443 - 1.443 -
1.3.7 Overige vorderingen 72 15 28 59
1.515 15 1.471 59
pag. 117 van 183
Overige vorderingen
De overige vorderingen bestaan uit verstrekte leningen aan medewerkers van OMO, met
name in het kader van deelneming aan de Stichting OMO Fonds. Deelnemers aan dit OMO
Fonds kunnen, indien zij in moeilijke financiële omstandigheden verkeren, een beroep doen
op geldelijke steun vanuit deze stichting.
VORDERINGEN
Debiteuren
Ultimo 2014 is een vordering van 0,8 miljoen opgenomen wegens de verkoop van een stuk
grond aan de Jan van Cuijkstraat in Cuijk aan een projectontwikkelaar. Dit bedrag is in 2015
ontvangen. De overige debiteuren betreffen voornamelijk vorderingen inzake
samenwerkingsverbanden en detacheringen.
OCW
Ultimo 2014 is er geen vordering op het ministerie van OCW. Alle toegekende subsidies zijn
ontvangen.
Leerlingen
Het betreft hier de vorderingen op ouders van leerlingen inzake de vrijwillige ouderbijdrage,
bijdragen in reizen en excursies en bijdragen lesmaterialen.
Overige overheden
De vorderingen op gemeentes betreffen voornamelijk bijdrages in bouwprojecten,
doordecentralisatievergoedingen, huurvergoedingen en ID banen. Tevens worden onder deze
post de vorderingen inzake vanuit Europa gesubsidieerde projecten. Begin 2015 is de
jaarlijkse huurvergoeding van de gemeente Tilburg ontvangen van 0,7 miljoen euro voor het
jaar 2014.
Boekwaarde Investeringen Desinvesteringen Boekwaarde
1 januari 2014 31 december 2014
Aandelen - - - -
Obligaties 1.443 - 1.443 -
Overige - - - -
1.443 - 1.443 -
1.5 Vorderingen
1.5.1 Debiteuren 1.550 997
1.5.2 OCW - 1.853
1.5.5 Leerlingen 860 1.355
1.5.6. Overige overheden 1.796 1.005
Personeel 7 6
Overige 1.938 4.409
1.5.7 Overige vorderingen 1.945 4.415
Vooruitbetaalde kosten 5.145 5.182
Verstrekte voorschotten - -
Overige - -
1.5.8 Overlopende activa 5.145 5.182
1.5.9 Af: Voorzieningen wegens oninbaarheid - -
11.296 14.807
31 december 2014 31 december 2013
pag. 118 van 183
Overige vorderingen
De overige vorderingen betreffen met name nog te ontvangen bedragen van derden, nog te
verrekenen bedragen met derden en te ontvangen overlopende rente op effecten. Het saldo
eind 2013 bevatte een vordering inzake de éénmalige teruggave basispremie WAO/WIA 2013
van 1,5 miljoen euro. Dit bedrag is begin 2014 ontvangen.
Overlopende activa
De post overlopende activa bestaan voornamelijk uit in het huidige verslagjaar verrichte
betalingen waarvan de kosten verantwoord worden in het volgende verslagjaar. Het betreft
hier bijvoorbeeld de jaarlijkse betaling van contributies, licenties, contracten en de
huurkosten die betaald zijn aan distributeurs van leermiddelen.
LIQUIDE MIDDELEN
In het huidige verslagjaar heeft Ons Middelbaar Onderwijs gebruik gemaakt van de door het
ministerie van Financiën verstrekte mogelijkheid om een negatieve positie in te nemen op de
lopende rekening (“schatkistbankieren”). Per 31 december 2014 is de stand 32,9 miljoen
euro negatief. Dit is verantwoord onder de kortlopende schulden.
EIGEN VERMOGEN
De mutaties in het eigen vermogen kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Resultaat en resultaatbestemming
Het exploitatieresultaat over 2014 bedraagt 0,3 miljoen euro negatief en is op basis van
bestuursbesluiten volledig bestemd.
Mutaties scholen
Per 31 juli 2014 heeft er een bestuursoverdracht plaatsgevonden van het Lyceum Bisschop
Bekkers aan de Stichting Eindhovens Christelijk Voortgezet Onderwijs. In de overdrachtsakte
is overeengekomen dat het eigen vermogen per 31 juli 2014 0,3 miljoen euro bedraagt.
1.7 Liquide middelen
1.7.1 Kasmiddelen 97 104
1.7.2 Tegoeden op bank- en girorekeningen - -
1.7.3 Deposito's - -
1.7.4 Overige - -
97 104
31 december 2014 31 december 2013
Saldo Resultaat Mutaties Saldo Resultaat Saldo
1 januari scholen 31 december bestemming 31 december
2014 2014 2014
2.1.1. Algemene reserve
Algemene reserve 108.971 296- 300- 108.375 1.316 109.691
Totaal algemene reserve 108.971 296- 300- 108.375 1.316 109.691
2.1.5 Bestemmingsfonds (privaat)
Bestemmingsfonds private gelden 8.209 - 8.209 1.316- 6.893
Totaal bestemmingsfonds (privaat) 8.209 - - 8.209 1.316- 6.893
117.180 296- 300- 116.584 - 116.584
pag. 119 van 183
Bestemmingsfondsen
De private bestemmingsfondsen zijn met name gevormd uit voormalige reserves van eigen
activiteiten (3,7 miljoen euro) en voormalige reserves van opgeheven stichtingen
boekenfondsen en steunstichtingen (3,2 miljoen euro).
VOORZIENINGEN
Personeelsvoorzieningen
Conform de CAO VO heeft het personeel bij het bereiken van een jubileumdatum aanspraak
op een jubileumgratificatie. Deze bedraagt bij een 25-jarig dienstverband 50% en bij een 40-
jarig dienstverband 100% van het maandsalaris. Hiervoor is een voorziening
‘Jubileumuitkeringen’ gevormd. Vanwege de verhoging van de pensioenleeftijd en de
daarmee toenemende kans dat een medewerker een ambtsjubileum haalt, is in 2014 is aan
de hand van een gangbaar rekenmodel van de huisaccountant een herberekening gemaakt
van het bedrag per fte. De hoogte van de voorziening wordt bepaald door voor ieder
personeelslid in de organisatie een bedrag van 900 euro op te nemen, naar rato van de
betrekkingsomvang. Voorgaande jaren bedroeg dit bedrag nog 750 euro per fte. Voor de
gehele OMO organisatie bedraagt de voorziening op 31 december 2014 5,0 miljoen euro.
Overige voorzieningen
Ter dekking van de uitgaven van het meerjarig onderhoud aan gebouwen, terreinen en
installaties is een voorziening ‘Groot onderhoud’ gevormd. De dotaties en onttrekkingen aan
deze voorziening zijn ontleend aan alle meerjaren onderhoudsplannen (MOP’s) en worden
jaarlijks ten laste gebracht van de exploitatie.
LANGLOPENDE SCHULDEN
Doordecentralisatiegelden
Met de doordecentralisatie van huisvestingsvoorzieningen komen jaarlijks middelen
beschikbaar. Deze middelen zijn afkomstig van gemeenten waarmee een
doordecentralisatieovereenkomst is gesloten en zijn bedoeld voor het realiseren en in stand
houden van goede huisvestingsvoorzieningen in die gemeenten. In 2014 is een resultaat van
3,2 miljoen euro behaald op deze doordecentralisatieovereenkomsten. Dit resultaat wordt in
een later jaar ingezet ten behoeve van de huisvesting in de betreffende gemeenten.
Ten behoeve van de voorfinanciering van nieuwbouwprojecten binnen gemeenten waar
sprake is van doordecentralisatie heeft de raad van bestuur afspraken gemaakt met het
ministerie van Financiën. Dit is nader toegelicht bij de kortlopende schulden.
2.3 Voorzieningen Stand per Dotaties Ontrek- Vrijval Stand per Kortlopend Langlopend
1 januari 2014 kingen 31 december 2014 deel < 1 jaar deel > 1 jaar
Voorziening jubileumuitkeringen 4.196 782 - - 4.978 854 4.124
2.3.1 Personeelsvoorzieningen 4.196 782 - - 4.978 854 4.124
Groot onderhoud 23.239 5.419 3.993 - 24.665 6.182 18.483
2.3.3 Overige voorzieningen 23.239 5.419 3.993 - 24.665 6.182 18.483
27.435 6.201 3.993 - 29.643 7.036 22.607
2.4 Langlopende schulden Boekwaarde Aangegane Aflossingen Boekwaarde Looptijd Looptijd
1 januari 2014 leningen 31 december 2014 > 1 jaar > 5 jaar
2.4.5 Doordecentralisatiegelden 38.694 3.153 - 41.847 9.460 32.387
38.694 3.153 - 41.847 9.460 32.387
pag. 120 van 183
KORTLOPENDE SCHULDEN
Kredietinstellingen
Met ingang van 1 maart 2012 is een overeenkomst gesloten met het ministerie van
Financiën ten behoeve van de voorfinanciering van grootschalige nieuwbouwprojecten binnen
gemeenten waar sprake is van doordecentralisatie (“schatkistbankieren”). Bij het
schatkistbankieren staat het geld op een eigen rekeningcourant bij het ministerie van
Financiën. Het dagelijkse betalingsverkeer loopt via de Rabobank. Dagelijks vindt er een
volledige egalisatie plaats tussen de hoofdbetaalrekening en de rekeningcourant bij het
ministerie van Financiën. Hierdoor is er nooit sprake van een renteverrekening tussen OMO
en de Rabobank. Saldi van individuele betaalrekeningen blijven herleidbaar. Rood staan bij
het ministerie van Financiën is geoorloofd tot maximaal 10% van de publieke jaaromzet, te
weten 48,4 miljoen euro.
Aan het einde van 2014 was sprake van een negatieve rekeningcourant positie van
32,9 miljoen euro. De rentebasis van deze kredietfaciliteit is gebaseerd op het EONIA-tarief.
(De EONIA (Euro OverNight Index Average) is het eendaags-renteniveau voor het
eurogebied), en daarmee gekoppeld aan de geldmarkt. Op deze basis is een opslag van
toepassing van 0,25%. Het gemiddelde tarief in 2014 bedroeg overigens 0,094% (jaarbasis,
exclusief opslag).
OCW
Ultimo 2014 is er een schuld aan OCW van 0,1 miljoen euro in verband met in het
verslagjaar aflopende geoormerkte subsidies met verrekeningsclausule die nog niet geheel
2.5 Kortlopende schulden
2.5.1 Kredietinstellingen 32.918 32.489
2.5.2 Vooruitontvangen termijnen - -
2.5.3 Crediteuren 7.450 8.827
2.5.4 OCW 99 719
Loonheffing 16.364 16.452
Omzetbelasting 165 53
Premies sociale verzekeringen - -
2.5.7 Belastingen en premies sociale verzekeringen 16.529 16.505
2.5.8 Schulden terzake van pensioenen 5.074 5.768
Werk door derden - -
Overige 4.429 6.292
2.5.9 Overige kortlopende schulden 4.429 6.292
Subsidies OCW niet-geoormerkt 4.573 3.733
Subsidies OCW geoormerkt 6 927
Vooruitontv. investeringssubsidies 17.468 11.639
Vooruitontv. bedragen 4.815 5.721
Vakantiegeld- en dagen 12.179 12.220
Eindeschooljaarsuitkering 306 304
Bindingstoelage 1.257 1.242
Rente - -
Overige 24 55
2.5.10 Overlopende passiva 40.628 35.841
107.127 106.441
31 december 2014 31 december 2013
pag. 121 van 183
besteed zijn. Voor een verdere toelichting op de aflopende geoormerkte subsidies met
verrekeningsclausule wordt verwezen naar model G, onderdeel G2-A in bijlage 1.
Overlopende passiva
De overlopende passiva bestaan grotendeels uit in 2014 aangegane verplichtingen waarvan
de betaling in kalenderjaar 2015 zal plaatsvinden en uit baten die in kalenderjaar 2015 zijn
verantwoord, waarvan de vordering in 2014 is opgenomen. Het betreft hier bijvoorbeeld
ouderbijdragen en huur van boeken.
De niet-geoormerkte subsidies OCW hebben voor een bedrag van 1,7 miljoen euro
betrekking op nog niet bestede subsidies die tot en met verslagjaar 2014 zijn toegekend.
Daarnaast is onder deze post een bedrag van 2,8 miljoen euro opgenomen in verband met
vooruit ontvangen niet-geoormerkte subsidies OCW die voor verslagjaar 2015 zijn
toegekend.
De vooruit ontvangen geoormerkte subsidies OCW hebben betrekking op nog niet bestede
geoormerkte subsidies OCW met verrekeningsclausule. Voor een nadere toelichting op deze
post wordt verwezen naar model G, onderdeel G2-B in bijlage 1.
NIET UIT DE BALANS BLIJKENDE RECHTEN EN VERPLICHTINGEN
Rechten
Vordering OCW
Eind 2014 heeft de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs een vordering op het ministerie van
OCW ten bedrage van 27,7 miljoen euro (eind 2013: 27,7 miljoen euro). Dit betreft een
vordering uit hoofde van de "Regeling onvoorziene gevallen bij invoering vereenvoudiging
bekostiging voortgezet onderwijs". Deze vordering heeft betrekking op de op balansdatum
nog te ontvangen financiering voor de betaling van de ABP-premie en de loonheffing over de
maand december en de opgebouwde vakantie-uitkering over de periode juni tot en met
december. Aangezien deze vordering pas opeisbaar is bij discontinuïteit van de vereniging is
de vordering in de jaarrekening gewaardeerd op nihil.
Economisch claimrecht
Bij notariële akte is vastgelegd dat OMO bij het verlaten van de Kempen Campus 12,3% van
de verkoopwaarde van de gemeente Veldhoven zal verkrijgen. Daarnaast is met de
gemeente Woensdrecht schriftelijk overeengekomen dat OMO bij toekomstige vervreemding
van het ZuidWestHoek College een economisch claimrecht van 40% op de verkoopsom zal
verkrijgen.
Bij de oplevering van de nieuwbouw van het Merletcollege te Grave is besloten uit eigen
middelen 0,9 miljoen euro te investeren. Als tegenprestatie is OMO van mening dat voor het
aandeel van de inzet van eigen middelen OMO een economisch claimrecht heeft op het
betreffende gebouw.
Verplichtingen
Bankgarantie
In het kader van de nieuwbouw van het Zwijsen College is in 2009 is ten gunste van de
gemeente Veghel een bankgarantie afgegeven ter hoogte van 25.000 euro. Voor de
nieuwbouw diende een bestemmingsplanprocedure gevolgd te worden, waarvoor de
gemeente een zekerheidsstelling voor mogelijke planschaderisico’s vroeg. Begin 2015 is deze
bankgarantie opgezegd.
pag. 122 van 183
Collectieve inkoopcontracten
Ons Middelbaar Onderwijs sluit op uiteenlopende terreinen collectieve inkoopcontracten af.
De totale contractwaarde van de lopende inkoopcontracten bedraagt circa 145,8 miljoen
euro. Ultimo 2014 bedraagt de restantwaarde van deze inkoopcontracten tot het einde van
de contractperiodes 70,4 miljoen euro. In onderstaand overzicht is de restantwaarde per
product/dienst weergegeven:
Bouwprojecten
Voor lopende bouwprojecten is ultimo 2014 voor een bedrag van circa 30,5 miljoen euro aan
verplichtingen aangegaan:
Leasecontracten
Per 3 januari 2005 is een leaseovereenkomst aangegaan met MKB Lease te Oosterhout. Deze
leaseovereenkomst heeft betrekking op de invulling van de specifieke arbeidsvoorwaarden
voor schoolleiders en leden van de raad van bestuur. Voor het kalenderjaar 2014 bedroegen
de leasekosten (inclusief brandstofkosten) 406.000 euro. Ultimo 2014 bedraagt de
restantwaarde van de leasecontracten tot het einde van de contractperiode circa 1,1 miljoen
euro.
Product/dienstRestant
contractwaarde
Schoolboeken 34.040
Energie 14.400
Schoonmaak 13.790
Software 3.760
Telefonie 3.000
Afdrukapparatuur 930
Kantoorartikelen 280
Verzekeringen 130
Accountantsdiensten 90
70.420
School Bouwproject Gemeente Verplichting
Pleincollege Sint-Joriscollege Nieuwbouw vmbo Eindhoven 11.695.000
2College Nieuwbouw Jozefmavo Tilburg 201.000
Theresialyceum Uitbreiding en renovatie Tilburg 308.000
Merletcollege Nieuwbouw Cuijk Cuijk 1.418.000
Elzendaalcollege Nieuwbouw Boxmeer Boxmeer 210.000
OMO SG Tongerlo Nieuwbouw Da Vinci College Roosendaal 16.588.000
Sint-Odulphuslyceum Uitbreiding en renovatie Tilburg 126.000
30.546.000
pag. 123 van 183
Staat van baten en lasten
RIJKSBIJDRAGEN
Rijksbijdrage OCW
De gerealiseerde (normatieve) rijksbijdrage OCW bedraagt in het verslagjaar 437,0 miljoen
euro. De rijksbijdrage OCW maakt daarmee 88,0% uit van de totale baten in 2014 (idem in
2013) en is 1,9 miljoen euro (0,4%) lager dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt
doordat er leerlingen op twee scholen stonden ingeschreven op een opleiding waarvoor niet
de juiste licenties aanwezig waren. Beide scholen hebben voor deze leerlingen geen lumpsum
vergoeding ontvangen. Verder is er sprake van een lagere lumpsum door de wijziging in
bekostiging van LWOO/PrO leerlingen.
Geoormerkte en niet-geoormerkte OCW subsidies
Geoormerkte OCW-subsidies
De geoormerkte subsidies OCW zijn 0,2 miljoen euro lager ten opzichte van de begroting.
Niet-geoormerkte OCW-subsidies
Per 1 augustus 2014 ontvangen de scholen niet langer een rijksbijdrage voor passend
onderwijs, deze middelen (regionale zorgbudget en rebound) lopen voortaan via de hiervoor
opgerichte samenwerkingsverbanden. Deze gelden worden onder post 3.1.3 “Ontvangen
doorbetalingen Rijksbijdrage SWV” gepresenteerd. De niet geoormerkte OCW-subsidies
inclusief de gelden voor passend onderwijs zijn 2,2 miljoen euro hoger dan begroot.
Ontvangen doorbetalingen Rijksbijdrage Samenwerkingsverband
De financiële middelen voor passend onderwijs verlopen vanaf 1 augustus 2014 via
doorbetalingen vanuit samenwerkingsbanden. Voorheen ontvingen de scholen hiervoor niet-
geoormerkte subsidies OCW.
OVERIGE OVERHEIDSBIJDRAGEN EN –SUBSIDIES
Gemeentelijke bijdragen en subsidies
De gemeentelijke bijdragen en subsidies bestaan grotendeels uit inkomsten vanwege
afgesloten doordecentralisatieovereenkomsten. Met een aantal gemeenten, waarmee een
doordecentralisatieovereenkomst is gesloten en het nieuwe bedrag uit het gemeentefonds
3.1 Rijksbijdragen 2014 begroting 2014 2013
3.1.1 Rijksbijdrage OCW 436.969 438.847 452.428
Geoormerkte OCW-subsidies 85 336 1.317
Niet geoormerkte OCW-subsidies 22.868 22.060 30.573
Toerekening investeringssubsidies - - -
3.1.2 Overige subsidies OCW 22.953 22.396 31.890
3.1.3 Ontvangen doorbetalingen Rijksbijdrage SWV 1.356
461.278 461.243 484.318
3.2 Overige overheidsbijdragen en -subsidies 2014 begroting 2014 2013
3.2.1 Gemeentelijke bijdragen en subsidies 8.980 8.573 8.459
3.2.2 Overige overheidsbijdragen 760 770 1.245
9.740 9.343 9.704
pag. 124 van 183
lager is dan het bedrag per leerling, wordt overleg gevoerd over aanpassingen van de
bijdragen.
Overige overheidsbijdragen
De overige overheidsbijdragen betreffen ontvangen vergoedingen van overheden anders dan
het ministerie van OCW en gemeenten. Voorbeelden hiervan zijn het Europees Sociaal Fonds
en de provincie.
OVERIGE BATEN
Ouderbijdragen
De gerealiseerde bijdragen van ouders en leerlingen voor een bedrag van 10,7 miljoen euro
is 11,5% hoger dan de begroting. Dit is met name veroorzaakt doordat de bijdragen van
ouders in educatieve excursies en culturele activiteiten hoger zijn dan begroot.
Hiertegenover staan hogere kosten, welke zijn verantwoord onder de ‘Overige lasten’. Overige
Met betrekking tot overige opbrengsten is een bate van 10,4 miljoen euro gerealiseerd. Deze
realisatie is 11,8% hoger dan begroot. Hiervan heeft 2,3 miljoen euro betrekking op een
bijzonder bate. Dit betreft een correctie van de langlopende schuld op
doordecentralisatiegelden wegens gerealiseerde winst uit verkochte panden aan de
gemeenten. Daarnaast is door de verkoop van de Jan van Cuijkstraat aan een derde partij
een opbrengst van 0,6 miljoen euro gerealiseerd.
PERSONEELSLASTEN
De kosten van lonen en salarissen bedragen 377,8 miljoen euro en zijn daarmee 3,3 miljoen
euro (0,9%) hoger uitgevallen dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door een
hogere dan begrote formatie in verband met het niet of op een later moment realiseren van
begrote personele taakstellingen (zie onderstaande tabel).
3.5 Overige baten 2014 begroting 2014 2013
3.5.1 Verhuur 1.941 1.604 1.520
3.5.2 Detachering personeel 1.573 1.014 997
3.5.3 Schenking 227 7 -
3.5.4 Sponsoring 7 9 11
3.5.5 Ouderbijdragen 10.696 9.565 10.086
3.5.6 Overige 10.414 9.215 7.676
24.858 21.414 20.290
4.1 Personeelslasten 2014 begroting 2014 2013
Brutolonen en salarissen 298.702 296.052 296.616
Sociale lasten 35.132 34.820 31.533
Pensioenpremies 44.010 43.619 45.099
4.1.1 Lonen en salarissen 377.844 374.491 373.248
Dotaties personele voorzieningen 835 13 32-
Personeel niet in loondienst 17.735 16.185 18.523
Overig 8.944 9.866 8.983
4.1.2 Overige personele lasten 27.514 26.064 27.474
4.1.3 Af: Uitkeringen 2.281- 831- 1.911-
403.077 399.724 398.811
pag. 125 van 183
Daarnaast zijn de kosten van inhuur van personeel niet in loondienst 1,5 miljoen euro hoger
dan begroot. Hiertegenover staan hogere inkomsten bestaande uit uitkeringen van het UWV
(1,5 miljoen euro).
De dotatie personele voorzieningen is 0,8 miljoen euro hoger dan begroot vanwege een
geüpdatete berekeningsmethode van de hoogte van de voorziening jubilea.
Tenslotte zijn de overige personele lasten 0,9 miljoen euro lager dan begroot. Dit is met
name een gevolg van lagere studielasten en minder kosten voor sociaal medische
begeleiding.
Aantal personeelsleden op basis van fte’s
Het gemiddeld aantal personeelsleden over kalenderjaar 2014 op basis van full time
equivalenten (fte) is in onderstaande tabel met de gegevens van 2013 vergeleken:
In 2014 is het gemiddelde aantal fte’s met 93 fte (1,7%) hoger dan de begroting. Dit komt vanuit temporisering in het kader van de afspraken over de besteding van de budgetten.
Afgesproken is de middelen uit het herfstakkoord 2013, die reeds als baten zijn verantwoord in 2013, de komende jaren extra in te zetten ten behoeve van het onderwijs.
In bijlage 9 zijn meerdere personele kerngegevens grafisch weergegeven.
AFSCHRIJVINGEN
De afschrijvingen over de materiële vaste activa bedragen 20,5 miljoen euro. Ten opzichte
van de begroting zijn de gerealiseerde afschrijvingen 0,8 miljoen euro hoger (4,3%).
Vanwege het om niet opnemen van de gebouwen en terreinen, de verbouwingen en de
installaties in de overdrachtsbalans van Lyceum Bisschop Bekkers heeft er een versnelde
afschrijving plaats gevonden van 0,6 miljoen euro.
Onder de post afschrijvingen zijn onder meer bijzondere waardeverminderingen met
betrekking tot de doordecentralisatiecontracten van de gemeenten Valkenswaard en Etten
Leur begrepen.
Gemiddeld aantal personele fte's 2014 begroting 2014 2013
Directie 148 157 157
Onderwijs ondersteunend personeel (overig) 897 889 920
Overhead 1.045 1.046 1.077
Onderwijzend personeel 4.094 4.015 4.146
Onderwijs ondersteunend personeel (primair proces) 379 364 366
Onderwijs proces 4.473 4.379 4.512
Totaal 5.518 5.425 5.589
4.2 Afschrijvingen materiële vaste activa 2014 begroting 2014 2013
4.2.2 Afschrijvingen 18.301 19.431 18.391
Bijzondere waardevermindering gebouwen 1.459 - 2.506
Terugname bijzondere waardevermindering gebouwen 546- - 1.571-
Boekwinst/-verlies desinvesteringen 1.299 245 2.748
20.513 19.676 22.074
pag. 126 van 183
Vanwege lagere indexeringen (VNG index) van het bedrag per leerling dan verwacht is
binnen het doordecentralisatie-contract van de gemeente Valkenswaard sprake van een
lagere realiseerbare waarde dan de boekwaarde van het gerealiseerde actief. Conform RJ
121 heeft hierop in 2014 een bijzondere waardevermindering plaatsgevonden ten bedrage
van 1,5 miljoen euro. In 2013 had al een bijzondere waardevermindering plaatsgevonden
van 2,5 miljoen euro vanwege bijgestelde leerlingprognoses lager dan verwacht.
Voor het doordecentralisatiecontract van de gemeente Etten-Leur was in 2012 al sprake van
een bijzondere waardevermindering ten bedrage van 6,1 miljoen euro. Vanwege hogere
indexeringen (OCW index) van de het bedrag per leerling dan verwacht heeft in 2013 en in
het huidig jaar een terugname van de bijzondere waardevermindering uit 2012
plaatsgevonden van respectievelijk 1,6 miljoen euro en 0,5 miljoen euro.
Verder is er in 2014 sprake van een boekverlies desinvesteringen ten bedrage van
1,3 miljoen euro. Dit verlies wordt grotendeels veroorzaakt door een genomen boekverlies
op de verkoop van boeken van 1,0 miljoen euro (oorspronkelijke aanschafwaarde 3,0
miljoen euro euro) op een van de scholen. Daarnaast is er door de verkoop van een locatie in
Waalwijk nog eens 0,2 miljoen euro aan boekverlies genomen doordat er nog een
boekwaarde op de verbouwingen en nagelvaste installaties zat.
HUISVESTINGSLASTEN
De huisvestingslasten bedragen 22,9 miljoen euro en zijn daarmee 2,2% hoger dan de
begroting. Dit wordt met name veroorzaakt door hogere huurlasten en hogere
onderhoudslasten.
OVERIGE LASTEN
Administratie- en beheerslasten
De administratie- en beheerslasten zijn 0,8 miljoen euro lager dan begroot. Dit wordt met
name veroorzaakt door lagere kosten van licenties (0,8 miljoen euro lager), lagere
advieskosten (0,2 miljoen euro lager) en hogere contributiekosten (0,2 miljoen hoger).
Inventaris, apparatuur en leermiddelen
De hogere dan begrote kosten van inventaris, apparatuur en leermiddelen worden
grotendeels veroorzaakt door hogere kosten van huur boeken.
4.3 Huisvestingslasten 2014 begroting 2014 2013
4.3.1 Huur 2.541 2.390 2.486
4.3.2 Verzekeringen 638 615 578
4.3.3 Onderhoud 8.490 8.003 8.375
4.3.4 Energie en water 6.811 7.224 7.374
4.3.5 Schoonmaakkosten 314 299 290
4.3.6 Heffingen 1.246 1.184 1.127
4.3.7 Overige 2.816 2.647 2.834
22.856 22.362 23.064
4.4 Overige lasten 2014 begroting 2014 2013
4.4.1 Administratie- en beheerslasten 14.201 15.038 13.361
4.4.2 Inventaris, apparatuur en leermiddelen 22.474 21.934 22.503
4.4.3 Dotatie overige voorzieningen - - -
4.4.4 Overige 13.489 12.930 12.405
50.164 49.902 48.269
pag. 127 van 183
Dotatie overige voorzieningen
De dotatie aan de voorziening groot onderhoud is opgenomen onder de huisvestingslasten.
Overige
De kosten van educatieve excursies en culturele activiteiten voor leerlingen zijn 1,1 miljoen
euro hoger dan begroot. Hiertegenover staan hogere bijdragen van ouders, welke zijn
verantwoord onder de ‘Overige baten’. Daarentegen zijn de algemene kosten 0,5 miljoen
lager dan begroot. Per saldo zijn hierdoor de overige lasten 0,6 miljoen hoger dan begroot.
FINANCIËLE BATEN EN LASTEN
Waardeverandering financiële vaste activa en effecten
Door de verkoop van de effecten van het OMO fonds is er een koersresultaat gerealiseerd
van 0,6 miljoen euro.
Rentelasten
In 2014 zijn de rentelasten, voortkomend uit de kortlopende kredietfaciliteit bij het
ministerie van Financiën, 1,8 miljoen euro lager dan begroot.
In juli 2014 is er een krediet arrangement van 70 miljoen euro afgesloten bij de BNG bank
ter dekking van de voorfinanciering van toekomstige bouwprojecten in gemeentes waarmee
doordecentralisatie overeenkomsten zijn aangegaan. In de begroting was rekening gehouden
met een rentelast van 2,0 miljoen euro. Echter, in 2014 is nog geen gebruik gemaakt van dit
krediet arrangement. Dit komt doordat een aantal grote bouwprojecten zijn vertraagd en in
december 2013 een incidentele ophoging van de lumpsum 2013 met 18,4 miljoen euro naar
aanleiding van het begrotingsakkoord 2014 is ontvangen.
Per 1 oktober 2015 wordt een bedrag van 45 miljoen euro geleend bij de BNG met een
looptijd van 25 jaar tegen een rentetarief van circa 3,0% per jaar (rentevastperiode 15 jaar).
5 Financiële baten en lasten 2014 begroting 2014 2013
5.1 Rentebaten 72 14 21
5.2 Resultaat deelnemingen - - -
5.3 Waardeveranderingen financiële vaste activa en effecten 573 573 70
5.4 Overige opbrengsten financiële vaste activa en effecten - - 45
5.5 Rentelasten 206- 2.044- 163-
439 1.457- 27-
pag. 128 van 183
Enkelvoudige jaarrekening
In de enkelvoudige jaarrekening zijn de financiële gegevens van de scholen,
verenigingsactiviteiten, raad van bestuur en het OMO bureau opgenomen, echter niet de
deelnemingen. De deelnemingen worden in de enkelvoudige balans gepresenteerd onder de
financiële vaste activa en gewaardeerd op basis van het aandeel van de vereniging in de
netto vermogenswaarde van de deelnemingen (zie ook de waarderingsgrondslagen).
ACTIVA
VASTE ACTIVA
1.1 Immateriële vaste activa - -
1.2 Materiële vaste activa 283.557 273.121
1.3 Financiële vaste activa 7.606 7.363
291.163 280.484
VLOTTENDE ACTIVA
1.4 Voorraden - -
1.5 Vorderingen 11.256 14.790
1.6 Effecten - -
1.7 Liquide middelen 97 104
11.353 14.894
TOTAAL ACTIVA 302.516 295.378
PASSIVA
2.1 GROEPSVERMOGEN 116.584 117.180
2.3 VOORZIENINGEN 29.643 27.435
2.4 LANGLOPENDE SCHULDEN 41.847 38.694
2.5 KORTLOPENDE SCHULDEN 114.442 112.069
TOTAAL PASSIVA 302.516 295.378
31 december 2014 31 december 2013
31 december 201331 december 2014
pag. 129 van 183
A.1. ENKELVOUDIGE STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER KALENDERJAAR 2014
2014 Begroting 2014 2013
Resultaat deelnemingen 242 242 440-
Overig resultaat 538- 1.362- 22.507
RESULTAAT 296- 1.120- 22.067
Uitgaven t.l.v. bestemmingsfondsen 518 455 186
TOTAAL RESULTAAT GEWONE BEDRIJFSVOERING 222 665- 22.253
pag. 130 van 183
Toelichting enkelvoudige jaarrekening
Balans
MATERIËLE VASTE ACTIVA
Het verloop van de materiële vaste activa is als volgt:
Gebouwen en terreinen
De vereniging Ons Middelbaar Onderwijs is juridisch eigenaar van het grootste gedeelte van
de gebouwen en terreinen van de scholen. Door wettelijke bepalingen kunnen de onroerende
zaken, die door gemeenten zijn gefinancierd, uitsluitend na toestemming van en onder
verrekening met gemeenten worden vervreemd.
Sinds 1 januari 2000 is een aantal doordecentralisatieovereenkomsten met gemeenten
afgesloten. Bij de hieronder vallende (school)gebouwen komt het economische eigendom
gedurende de looptijd van de overeenkomst toe aan Ons Middelbaar Onderwijs. Het
economisch eigendom wordt, in aansluiting op de uitgangspunten van de decentralisatie van
Rijk naar Gemeenten in 1997, ten principale door Ons Middelbaar Onderwijs om niet
overgenomen.
Aan de hand van financieringsmodellen worden de toekomstige kosten en vergoedingen per
doordecentralisatiecontract voor de gehele contractduur inzichtelijk gemaakt om de
beschikbare investeringsruimte te bepalen. Hierbij wordt uitgegaan van een aantal vaste
uitgangspunten zoals een kosten- en vergoedingenindex, een interne rekenrente, een
risicoreservering, vervangingsinvesteringen, verkoop van boekwaarden gronden per einde
contract en eigen bijdragen vanuit scholen.
Vanwege naar beneden bijgestelde leerling prognoses is binnen het doordecentralisatie-
contract van Valkenswaard sprake van een lagere realiseerbare waarde dan de boekwaarde
van het gerealiseerde actief. Conform RJ 121 heeft hierop in 2013 een bijzondere
waardevermindering plaatsgevonden van 2,5 miljoen euro. In het huidige jaar is als gevolg
van lagere indexeringen van het bedrag per leerling dan verwacht (de VNG index wordt
gevolgd), nogmaals een bijzondere waardevermindering doorgevoerd van 1,5 miljoen euro.
1.2 Materiële vaste activa 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4
Gebouwen en Inventaris en Andere vaste In uitvoering Totaal
terreinen apparatuur bedrijfsmiddelen
Aanschafwaarde op 1 januari 2014 271.316 99.464 7.253 36.860 414.893
Afschrijvingen tot 1 januari 2014 92.868- 44.743- 4.161- - 141.772-
Boekwaarde 1 januari 2014 178.448 54.721 3.092 36.860 273.121
Mutaties:
Cum. aanschafwaarde Lyceum Bisschop Bekkers 1.220- 1.234- 4- - 2.458-
Cum. afschrijvingen Lyceum Bisschop Bekkers 1.220 789 1 - 2.010
Investeringen 3.380 9.952 1.693 3.276 18.301
Gerealiseerde bouwprojecten 35.140 2.355 - 24.199- 13.296
Afschrijvingen 7.433- 9.585- 1.489- - 18.507-
Bijzondere waardevermindering 1.459- - - - 1.459-
Terugname bijzondere waardevermindering 546 - - - 546
Desinvesteringen 2.735- 6.486- 4.532- - 13.753-
Afschrijving over desinvesteringen 2.560 6.431 3.469 - 12.460
29.999 2.222 862- 20.923- 10.436
Aanschafwaarde op 31 december 2014 305.881 104.051 4.410 15.937 430.279
Afschrijvingen t/m 31 december 2014 97.434- 47.108- 2.180- - 146.722-
Boekwaarde 31 december 2014 208.447 56.943 2.230 15.937 283.557
pag. 131 van 183
In 2012 was binnen het doordecentralisatiecontract Etten-Leur al sprake van een lagere
realiseerbare waarde dan de boekwaarde van het gerealiseerde actief, waarop conform RJ
121 een bijzondere waardevermindering heeft plaatsgevonden (6,1 miljoen euro). Vanwege
hogere indexeringen (OCW index) van het bedrag per leerling dan verwacht heeft in 2013 en
in het huidig jaar een terugname van de bijzondere waardevermindering uit 2012
plaatsgevonden van respectievelijk 1,6 miljoen euro en 0,5 miljoen euro.
In 2014 is er vanwege de ingebruikname van nieuwbouw voor 2,7 miljoen euro
gedesinvesteerd op verkochte locaties en nog niet volledig afgeschreven verbouwingen van
oude panden en verwijderde noodlokalen.
Als gevolg van bestuurlijke afspraken, omtrent de overdacht van het Lyceum Bisschop
Bekkers aan Stichting Eindhovens Christelijk Voortgezet Onderwijs, zijn de gebouwen en
terreinen, de verbouwingen en de installaties om niet opgenomen in de desbetreffende
overdrachtsbalans. Hiervoor heeft een versnelde afschrijving van 0,6 miljoen euro
plaatsgevonden. Daarnaast is er inventaris en apparatuur met een boekwaarde van 0,4
miljoen overgedragen aan Stichting Eindhovens Christelijk Voortgezet Onderwijs.
Inventaris en apparatuur / andere vaste bedrijfsmiddelen
In 2014 is er voor een bedrag van 11,0 miljoen euro aan desinvesteringen opgenomen.
Hiervan heeft 7,8 miljoen euro betrekking op jaarlijkse administratieve desinvesteringen en
3,0 miljoen euro op de desinvestering van de boeken vanwege de overstap van een intern
naar extern boekenfonds op een van de scholen.
Projecten in uitvoering
Gedurende de uitvoering van bouwkundige activiteiten worden de uitgaven verantwoord
onder de post 'projecten in uitvoering'. Nadat de werkzaamheden zijn afgerond, worden de
kosten gesaldeerd met de ter financiering ontvangen bouwsubsidies (investeringssubsidies).
De projecten die voor eigen rekening gebouwd en gefinancierd zijn worden geactiveerd
onder gebouwen en terreinen en afgeschreven.
Voor een nadere toelichting op de projecten in uitvoering wordt verwezen naar paragraaf 4.7
van het bestuursverslag.
FINANCIËLE VASTE ACTIVA
1.3 Financiële vaste activa Boekwaarde Investeringen Desinvesteringen Boekwaarde
1 januari 2014 en verstrekte en afgeloste 31 december 2014
leningen leningen
1.3.2. Deelnemingen 7.363 242 - 7.605
1.3.5 Vorderingen OCW - - - -
1.3.6 Overige effecten - - - -
1.3.7 Overige vorderingen - - - -
7.363 242 - 7.605
pag. 132 van 183
Deelnemingen
Het verloop van de deelnemingen is als volgt:
Voor een overzicht van de in de enkelvoudige jaarrekening opgenomen deelnemingen wordt
verwezen naar bijlage 3.
VORDERINGEN
Vordering OCW
Ultimo 2014 is er geen vordering op het ministerie van OCW. Alle toegekende subsidies zijn
ontvangen.
Overige vorderingen
De overige vorderingen betreffen met name nog te ontvangen bedragen van derden, nog te
verrekenen bedragen met derden en te ontvangen overlopende rente op effecten. Het saldo
eind 2013 bevatte een vordering inzake de éénmalige teruggave basispremie WAO/WIA 2013
van 1,5 miljoen euro. Dit bedrag is begin 2014 ontvangen.
Overlopende activa
De post overlopende activa bestaan voornamelijk uit in het huidige verslagjaar verrichte
betalingen waarvan de kosten verantwoord worden in het volgende verslagjaar. Het betreft
hier bijvoorbeeld de jaarlijkse betaling van contributies, licenties, contracten en de
huurkosten die betaald zijn aan distributeurs van leermiddelen.
Stand per 1 januari 2014
- Deelnemingen 7.363
- Deelnemingen met negatief vermogen - 7.363
Resultaat deelnemingen 242
Stand per 31 december 2014
- Deelnemingen 7.605
- Deelnemingen met negatief vermogen -
7.605
1.5 Vorderingen
1.5.1 Debiteuren 1.550 997
1.5.2 OCW - 1.853
1.5.5 Leerlingen 860 1.355
1.5.6. Overige overheden 1.796 1.005
Personeel 7 6
Overige 1.935 4.401
1.5.7 Overige vorderingen 1.942 4.407
Vooruitbetaalde kosten 5.107 5.173
Verstrekte voorschotten - -
Overige - -
1.5.8 Overlopende activa 5.107 5.173
1.5.9 Af: Voorzieningen wegens oninbaarheid - -
11.255 14.790
31 december 2014 31 december 2013
pag. 133 van 183
LIQUIDE MIDDELEN
In het verslagjaar heeft Ons Middelbaar Onderwijs gebruik gemaakt van de door het
ministerie van financiën verstrekte mogelijkheid om een negatieve positie in te nemen op de
lopende rekening (“schatkistbankieren”). Per 31 december 2014 is de stand 33,1 miljoen
euro negatief. Dit is verantwoord onder de kortlopende schulden.
EIGEN VERMOGEN
De mutaties in het eigen vermogen kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Resultaat
Het exploitatieresultaat over 2014 bedraagt 0,3 miljoen euro negatief en is op basis van
bestuursbesluiten volledig bestemd.
Bestemmingsfondsen
De private bestemmingsfondsen zijn met name gevormd uit voormalige reserves van eigen
activiteiten (3,7 miljoen euro) en voormalige reserves van opgeheven stichtingen
boekenfondsen en steunstichtingen (3,2 miljoen euro).
VOORZIENINGEN
1.7 Liquide middelen
1.7.1 Kasmiddelen 97 104
1.7.2 Tegoeden op bank- en girorekeningen - -
1.7.3 Deposito's - -
1.7.4 Overige - -
97 104
31 december 2014 31 december 2013
Saldo Resultaat Mutaties Saldo Resultaat Saldo
1 januari scholen 31 december bestemming 31 december
2014 2014 2014
2.1.1. Algemene reserve
Algemene reserve 101.608 538- 300- 100.770 1.316 102.086
Reserve deelnemingen 7.363 242 - 7.605 - 7.605
Totaal algemene reserve 108.971 296- 300- 108.375 1.316 109.691
2.1.5 Bestemmingsfonds (privaat)
Bestemmingsfonds private gelden 8.209 - 8.209 1.316- 6.893
Totaal bestemmingsfonds (privaat) 8.209 - - 8.209 1.316- 6.893
117.180 296- 300- 116.584 - 116.584
2.3 Voorzieningen Stand per Dotaties Ontrek- Vrijval Stand per Kortlopend Langlopend
1 januari 2014 kingen 31 december 2014 deel < 1 jaar deel > 1 jaar
Voorziening jubileumuitkeringen 4.196 782 - - 4.978 854 4.124
2.3.1 Personeelsvoorzieningen 4.196 782 - - 4.978 854 4.124
Groot onderhoud 23.239 5.419 3.993 - 24.665 6.182 18.483
2.3.3 Overige voorzieningen 23.239 5.419 3.993 - 24.665 6.182 18.483
27.435 6.201 3.993 - 29.643 7.036 22.607
pag. 134 van 183
Personeelsvoorzieningen
Conform de CAO VO heeft het personeel bij het bereiken van een jubileumdatum aanspraak
op een jubileumgratificatie. Deze bedraagt bij een 25-jarig dienstverband 50% en bij een 40-
jarig dienstverband 100% van het maandsalaris. Hiervoor is een voorziening
‘Jubileumuitkeringen’ gevormd. Vanwege de verhoging van de pensioenleeftijd en de
daarmee toenemende kans dat een medewerker een ambtsjubileum haalt, is in 2014 is aan
de hand van een gangbaar rekenmodel van de huisaccountant een herberekening gemaakt
van het bedrag per fte. De hoogte van de voorziening wordt bepaald door voor ieder
personeelslid in de organisatie een bedrag van 900 euro op te nemen, naar rato van de
betrekkingsomvang. Voorgaande jaren bedroeg dit bedrag nog 750 euro per fte. Voor de
gehele OMO organisatie bedraagt de voorziening op 31 december 2014 5,0 miljoen euro.
Overige voorzieningen
Voor het dekken van de uitgaven van het meerjarig onderhoud aan gebouwen, terreinen en
installaties is een voorziening ‘Groot onderhoud’ gevormd. De dotaties en onttrekkingen aan
deze voorziening zijn ontleend aan alle meerjaren onderhoudsplannen (MOP’s) en worden
jaarlijks ten laste gebracht van de exploitatie.
LANGLOPENDE SCHULDEN
Doordecentralisatiegelden
Met de doordecentralisatie van huisvestingsvoorzieningen komen jaarlijks middelen
beschikbaar. Deze middelen zijn afkomstig van gemeenten waarmee een doordecentralisatie
overeenkomst is gesloten en zijn bedoeld voor het realiseren en in stand houden van goede
huisvestingsvoorzieningen in die gemeenten. In 2014 is een resultaat van 3,1 miljoen euro
behaald op deze doordecentralisatieovereenkomsten. Dit resultaat wordt in een later jaar
ingezet ten behoeve van de huisvesting in de betreffende gemeenten.
Ten behoeve van de voorfinanciering van nieuwbouwprojecten binnen gemeenten waar
sprake is van doordecentralisatie zijn afspraken gemaakt met het ministerie van Financiën.
Dit is nader toegelicht bij de kortlopende schulden.
2.4 Langlopende schulden Boekwaarde Aangegane Aflossingen Boekwaarde Looptijd Looptijd
1 januari 2014 leningen 31 december 2014 > 1 jaar > 5 jaar
2.4.5 Doordecentralisatiegelden 38.694 3.153 - 41.847 9.460 32.387
38.694 3.153 - 41.847 9.460 32.387
pag. 135 van 183
KORTLOPENDE SCHULDEN
Kredietinstellingen
Met ingang van 1 maart 2012 is een overeenkomst gesloten met het ministerie van
Financiën ten behoeve van de voorfinanciering van grootschalige nieuwbouwprojecten binnen
gemeenten waar sprake is van doordecentralisatie (“schatkistbankieren”). Bij het
schatkistbankieren staat het geld op een eigen rekeningcourant bij het ministerie van
Financiën. Het dagelijkse betalingsverkeer loopt via de Rabobank. Dagelijks vindt er een
volledige egalisatie plaats tussen de hoofdbetaalrekening en de rekeningcourant bij het
ministerie van Financiën. Hierdoor is er nooit sprake van een renteverrekening tussen OMO
en de Rabobank. Saldi van individuele betaalrekeningen blijven herleidbaar. Rood staan bij
het ministerie van Financiën is geoorloofd tot maximaal 10% van de publieke jaaromzet, te
weten 48,4 miljoen euro.
Aan het einde van 2014 was sprake van een negatieve rekeningcourant positie van
33,1 miljoen euro. De rentebasis van deze kredietfaciliteit is gebaseerd op het EONIA-tarief.
(De EONIA (Euro OverNight Index Average) is het eendaags-renteniveau voor het
eurogebied), en daarmee gekoppeld aan de geldmarkt. Op deze basis is een opslag van
toepassing van 0,25%. Het gemiddelde tarief in 2014 bedroeg overigens 0,094% (jaarbasis,
exclusief opslag).
OCW
Ultimo 2014 is er een schuld aan OCW van 0,1 miljoen euro in verband met in het
verslagjaar aflopende geoormerkte subsidies met verrekeningsclausule die nog niet geheel
besteed zijn. Voor een verdere toelichting op de aflopende geoormerkte subsidies met
verrekeningsclausule wordt verwezen naar model G, onderdeel G2-A in bijlage 1.
2.5 Kortlopende schulden
2.5.1 Kredietinstellingen 40.337 38.232
2.5.2 Vooruitontvangen termijnen - -
2.5.3 Crediteuren 7.450 8.827
2.5.4 OCW 99 719
Loonheffing 16.364 16.452
Omzetbelasting 165 53
Premies sociale verzekeringen - -
2.5.7 Belastingen en premies sociale verzekeringen 16.529 16.505
2.5.8 Schulden terzake van pensioenen 5.074 5.768
Werk door derden - -
Overige 4.428 6.292
2.5.9 Overige kortlopende schulden 4.428 6.292
Subsidies OCW niet-geoormerkt 4.573 3.733
Subsidies OCW geoormerkt 6 927
Vooruitontv. investeringssubsidies 17.468 11.639
Vooruitontv. bedragen 4.710 5.606
Vakantiegeld- en dagen 12.179 12.220
Eindeschooljaarsuitkering 306 304
Bindingstoelage 1.257 1.242
Rente - -
Overige 26 55
2.5.10 Overlopende passiva 40.525 35.726
114.442 112.069
31 december 2014 31 december 2013
pag. 136 van 183
Overlopende passiva
De overlopende passiva bestaan grotendeels uit in 2014 aangegane verplichtingen waarvan
de betaling in kalenderjaar 2015 zal plaatsvinden en uit baten die in kalenderjaar 2015 zijn
verantwoord, waarvan de vordering in 2014 is opgenomen. Het betreft hier bijvoorbeeld
ouderbijdragen en huur van boeken.
De niet-geoormerkte subsidies OCW hebben voor een bedrag van 1,7 miljoen euro
betrekking op nog niet bestede subsidies die tot en met verslagjaar 2014 zijn toegekend.
Daarnaast is onder deze post een bedrag van 2,8 miljoen euro opgenomen in verband met
vooruit ontvangen niet-geoormerkte subsidies OCW die voor verslagjaar 2015 zijn
toegekend.
De vooruit ontvangen geoormerkte subsidies OCW hebben betrekking op nog niet bestede
geoormerkte subsidies OCW met verrekeningsclausule. Voor een nadere toelichting op deze
post wordt verwezen naar model G, onderdeel G2-B in bijlage 1.
Exploitatie
Het positieve exploitatieresultaat van de deelnemingen (i.e. gelieerde stichtingen) ten
bedrage van 242.000 euro positief wordt met name veroorzaakt door het gerealiseerde
koersresultaat van 0,6 miljoen euro op de verkoop van de effecten van Stichting Ons
Middelbaar Onderwijsfonds. Daar tegen over staat een schenking van de Sint
Canisiusstichting van 0,3 miljoen euro aan een viertal OMO-scholen.
pag. 138 van 183 pag. 137 van 183
pag. 138 van 183
Deel D:
Bijlagen
pag. 139 van 183
Bijlage 1. Geoormerkte subsidies OCW (model G)
G1 Verantwoording van subsidies zonder verrekeningsclausule
Omschrijving subsidie Brin Jaar Bedrag van Ontvangen Prestatie
nummer Kenmerk Datum toewijzing t/m 2014 afgerond
Sociale veiligheid LHBT 16OX 2012 OND2012/75614M 23-11-2012 10.000 10.000 Ja
Sociale veiligheid LHBT 21EX 2012 OND2012/75614M 23-11-2012 10.000 10.000 Ja
Samenwerking lerarenopleidingen en scholen 16OX 2013 2013/2/350381 18-12-2013 520.000 260.000 Nee
Samenwerking lerarenopleidingen en scholen 04SU 2013 2013/2/350381 18-12-2013 520.000 260.000 Nee
Samenwerking lerarenopleidingen en scholen 20ZK 2013 2013/2/350381 18-12-2013 520.000 260.000 Nee
Experiment maatschapsvorming 41211 2014 OND/ODB-2014/19958 U 09-06-2014 122.500 122.500 Nee
Zij-instromers 2009-2011 04YX 2012 430310-1 02-03-2012 19.000 19.000 Ja
Zij-instromers 17JY 2014 646507-1 22-09-2014 20.000 20.000 Nee
Zij-instromers 20BQ 2014 655075-1 20-11-2014 20.000 20.000 Ja
Zij-instromers 21FV 2014 645574-1 20-08-2014 20.000 20.000 Nee
Zij-instromers 2013-2014 04SU 2013 563525-1 21-10-2013 60.000 40.000 Nee
Zij-instromers 2013-2014 13PE 2013 563534-1 21-10-2013 20.000 - Nee
Zij-instromers 2013-2014 19RX 2013 573566-1 20-11-2013 40.000 20.000 Ja
Verlofsubsidie 2014 02FY 2014 643362-1 20-08-2014 20.845 20.845 Nee
Verlofsubsidie 2014 02QT 2014 601914-1 20-10-2014 13.276 13.276 Nee
Verlofsubsidie 2014 04SU 2014 643125-1 20-11-2014 78.170 78.170 Nee
Verlofsubsidie 2014 04YX 2014 601956-1 20-11-2014 6.766 6.766 Nee
Verlofsubsidie 2014 07MU 2014 601967-1 20-11-2014 19.579 19.579 Nee
Verlofsubsidie 2014 13PE 2014 601976-1 20-10-2014 7.589 7.589 Nee
Verlofsubsidie 2014 14SW 2014 644370-1 20-10-2014 27.167 27.167 Ja
Verlofsubsidie 2014 15BS 2014 644268-1 22-09-2014 22.041 22.041 Nee
Verlofsubsidie 2014 16OX 2014 644174-1 20-11-2014 115.597 115.597 Nee
Verlofsubsidie 2014 16VK 2014 611914-1 22-09-2014 49.476 49.476 Nee
Verlofsubsidie 2014 17HN 2014 644908-1 20-11-2014 38.967 38.967 Nee
Verlofsubsidie 2014 17KF 2014 644929-1 22-09-2014 28.426 28.426 Nee
Verlofsubsidie 2014 17VP 2014 644831-1 20-11-2014 49.626 49.626 Nee
Verlofsubsidie 2014 18XR 2014 644699-1 22-09-2014 14.687 14.687 Nee
Verlofsubsidie 2014 19RX 2014 638720-1 20-11-2014 24.840 24.840 Nee
Verlofsubsidie 2014 20AT 2014 602000-1 20-11-2014 65.392 65.392 Nee
Verlofsubsidie 2014 20BQ 2014 645182-1 20-08-2014 15.792 15.792 Nee
Verlofsubsidie 2014 20GA 2014 645073-1 20-08-2014 11.528 11.528 Nee
Verlofsubsidie 2014 20IB 2014 645099-1 22-09-2014 43.586 43.586 Nee
Verlofsubsidie 2014 20JX 2014 645108-1 20-11-2014 80.776 80.776 Nee
Verlofsubsidie 2014 20ST 2014 610006-1 18-12-2014 37.986 37.986 Nee
Verlofsubsidie 2014 20SY 2014 644983-1 18-12-2014 17.055 17.055 Nee
Verlofsubsidie 2014 20WI 2014 645035-1 20-08-2014 32.847 32.847 Nee
Verlofsubsidie 2014 20ZK 2014 645039-1 20-11-2014 74.815 74.815 Nee
Verlofsubsidie 2014 21EX 2014 644924-1 20-10-2014 18.319 18.319 Nee
Verlofsubsidie 2014 21FV 2014 644923-1 20-08-2014 25.899 25.899 Nee
Verlofsubsidie 2014 21GV 2014 602060-1 20-08-2014 31.595 31.595 Ja
Verlofsubsidie 2014 21GZ 2014 644934-1 20-11-2014 17.372 17.372 Nee
Verlofsubsidie 2014 23FY 2014 645469-1 22-09-2014 11.370 11.370 Nee
Verlofsubsidie 2013 02FY 2013 548641-1 21-10-2013 28.375 28.375 Ja
Verlofsubsidie 2013 02QT 2013 548686-1 20-11-2013 18.286 18.286 Nee
Verlofsubsidie 2013 04SU 2013 549173-1 18-12-2013 66.051 66.051 Ja
Verlofsubsidie 2013 04XU 2013 561166-1 20-09-2013 3.153 3.153 Ja
Verlofsubsidie 2013 04YX 2013 549031-1 21-10-2013 33.735 33.735 Nee
Verlofsubsidie 2013 07MU 2013 548815-1 20-09-2013 20.808 20.808 Ja
Verlofsubsidie 2013 13PE 2013 549196-1 21-10-2013 40.356 40.356 Ja
Verlofsubsidie 2013 15BS 2013 549974-1 18-12-2013 39.410 39.410 Ja
Verlofsubsidie 2013 16RB 2013 549789-1 20-08-2013 6.306 6.306 Ja
Verlofsubsidie 2013 16VK 2013 535589-1 20-11-2013 40.381 40.381 Ja
Verlofsubsidie 2013 17HN 2013 512072-1 21-10-2013 36.596 36.596 Ja
Verlofsubsidie 2013 17JY 2013 549691-1 20-08-2013 7.882 7.882 Nee
Verlofsubsidie 2013 17KF 2013 501805-1 21-10-2013 18.940 18.940 Ja
Verlofsubsidie 2013 17VP 2013 549721-1 20-09-2013 35.942 35.942 Ja
Verlofsubsidie 2013 18XR 2013 549549-1 20-09-2013 11.350 11.350 Ja
Verlofsubsidie 2013 19RX 2013 547007-1 20-11-2013 50.003 50.003 Ja
Verlofsubsidie 2013 20AT 2013 550250-1 20-11-2013 75.037 75.037 Nee
Verlofsubsidie 2013 20BQ 2013 550192-1 20-09-2013 8.197 8.197 Ja
Verlofsubsidie 2013 20GA 2013 550094-1 20-08-2013 7.724 7.724 Ja
Verlofsubsidie 2013 20IB 2013 550113-1 20-11-2013 27.135 27.135 Ja
Verlofsubsidie 2013 20JX 2013 535587-1 21-10-2013 64.579 64.579 Ja
Verlofsubsidie 2013 20ST 2013 550209-1 21-10-2013 58.480 58.480 Ja
Verlofsubsidie 2013 20SY 2013 550164-1 20-11-2013 29.001 29.001 Ja
Verlofsubsidie 2013 20WI 2013 550124-1 20-09-2013 32.789 32.789 Ja
Verlofsubsidie 2013 20ZK 2013 550048-1 20-09-2013 42.878 42.878 Ja
Verlofsubsidie 2013 21EX 2013 550141-1 20-08-2013 20.808 20.808 Ja
Verlofsubsidie 2013 21FV 2013 550135-1 20-11-2013 14.503 14.503 Ja
Verlofsubsidie 2013 21GV 2013 550396-1 18-12-2013 71.904 71.904 Ja
Verlofsubsidie 2013 21GZ 2013 550382-1 21-10-2013 29.006 29.006 Ja
Verlofsubsidie 2013 23FY 2013 550431-1 21-11-2013 34.977 34.977 Ja
Verlofsubsidie 2013 27ZF 2013 550109-1 20-09-2013 28.375 28.375 Ja
Verlofsubsidie 2012 02FY 2012 473139-2 30-08-2012 30.144 30.144 Ja
Verlofsubsidie 2012 02QT 2012 473154-2 30-08-2012 28.260 28.260 Ja
Verlofsubsidie 2012 17HN 2012 413318-1 30-07-2012 26.508 26.508 Ja
Verlofsubsidie 2011 02QT 2011 375535-1 03-11-2011 43.050 43.050 Ja
Totaal subsidies zonder verrekeningsclausule 4.033.815 3.193.815
Toewijzing
pag. 140 van 183
Toelichting:
subsidie sociale veiligheid LHBT: aanvullende bekostiging die bijdraagt aan een veilig
schoolklimaat voor jongeren, waarin aandacht is voor seksuele diversiteit en
seksuele weerbaarheid.
samenwerking lerarenopleiding en scholen: aanvullende bekostiging om de
aansluiting te verbeteren tussen eerste en tweedegraads lerarenopleidingen.
experiment maatschapsvorming: aanvullende bekostiging op basis van het
ingediende activiteiten plan waarbij wordt binnen veilige randvoorwaarden een
begeleide simulatie gecreëerd wordt voor het functioneren van twee autonome
maatschappen op bovenschools niveau voor tekortvakken in een regio binnen Noord
Brabant.
subsidie energiezuinigheid/binnenmilieu: aanvullende bekostiging voor de
verbetering van energiezuinigheid en van het binnenmilieu van oudere, bestaande
schoolgebouwen in het voortgezet onderwijs;
subsidie pilot maatschappelijke stage: tijdelijke stimuleringsregeling voor
samenwerkingsverbanden in het voorgezet onderwijs die willen participeren in een
project maatschappelijke stage;
subsidie praktijkleren groen: aanvullende subsidie voor agrarisch onderwijs om
samen met een bedrijf een voorziening voor praktijkleren op te richten;
subsidie innovatie impuls: aanvullende subsidie voor het implementeren van
innovatieve maatregelen in de schoolorganisatie gericht op de verhoging van de
arbeidsproductiviteit en voor het meten van de effecten van deze maatregelen op de
arbeidsproductiviteit;
verlofsubsidie lerarenbeurs voor scholing en zijinstroom/verlofsubsidie: aanvullende
subsidieregeling om leraren (door middel van studieverlof) en zij-instromers in
scholing en opleiding te faciliteren.
G2 Verantwoording van subsidies met verrekeningsclausule
G2-A Aflopend ultimo 31 december 2014
Omschrijving subsidie Brin Jaar Bedrag van Ontvangen Totale kosten Te verrekenen
nummer Kenmerk Datum toewijzing t/m 2014 t/m 2014 31 december 2014
Binnenmilieu VO EBOV 16OX 2010 BEK-09/126510 U 18-02-2010 358.600 358.600 358.600 -
Binnenmilieu VO EBOV 16VK 2010 BEK-09/126476 U 18-02-2010 39.502 39.502 39.502 -
Binnenmilieu VO EBOV 16VK 2010 BEK-09/126489 U 18-02-2010 1.000 1.000 1.000 -
Binnenmilieu VO EBOV 17HN 2010 BEK-09/127774 U 18-02-2010 49.474 49.474 49.474 -
Binnenmilieu VO EBOV 20AT 2010 BEK-09/126523 U 18-02-2010 110.080 110.080 110.080 -
Binnenmilieu VO EBOV 20GA 2010 BEK-09/128762 U 18-02-2010 186.310 186.310 186.310 -
Binnenmilieu VO EBOV 21FV 2010 BEK-09/132297 U 18-02-2010 1.000 1.000 1.000 -
Maatschappelijke stage 21FV 2008 BEK-08/91139 M 23-09-2008 466.757 466.757 466.757 -
Praktijkleren groen 19RX 2009 156624-3 18-03-2009 644 644 376 268
Innovatie Impuls Onderwijs 16VK 2010 308964-1 20-12-2010 123.000 113.000 86.738 26.262
Innovatie Impuls Onderwijs 21GV 2010 308967-1 20-12-2010 123.000 123.000 123.000 -
Innovatie Impuls Onderwijs 19RX 2010 308960-1 20-12-2010 123.000 123.000 115.068 7.932
Innovatie Impuls Onderwijs 04YX 2010 308962-1 20-12-2010 123.000 123.000 123.000 -
Innovatie Impuls Onderwijs 04SU 2010 308961-1 20-12-2010 123.000 113.000 100.000 13.000
Innovatie Impuls Onderwijs 20ZK 2010 308959-1 20-12-2010 246.000 200.000 148.202 51.798
Innovatie Impuls Onderwijs 02FY 2010 308963-1 20-12-2010 123.000 123.000 123.000 -
Innovatie Impuls Onderwijs 16OX 2010 308954-1 20-12-2010 123.000 123.000 123.000 -
Totaal aflopende subsidies met verrekeningsclausule 2.320.367 2.254.367 2.155.107 99.260
G2-B Doorlopend na 31 december 2014
Omschrijving subsidie Brin Jaar Bedrag van Saldo Ontvangen in Totale kosten Saldo nog te besteden
nummer Kenmerk Datum toewijzing 1 januari 2014 2014 31 december 2014 31 december 2014
Praktijkleren groen 17VP 2013 490029-1 18-12-2012 21.303 - 10.941 5.205 5.736
Totaal doorlopende subsidies met verrekeningsclausule 21.303 - 10.941 5.205 5.736
Toewijzing
Toewijzing
pag. 141 van 183
Bijlage 2. Bezoldiging van bestuurders / toezichthouders (model H)
Met ingang van 2013 is de Wet Normering Topinkomens (WNT) van kracht geworden.
Functionarissen mogen dan niet meer verdienen dan 130 procent van een ministersalaris.
Voor bestuurders in het voortgezet onderwijs geldt voor 2014 een maximum van 184.448
euro. Voor voorzitters van raden van toezicht ligt het maximum op 13.834 euro; voor leden
op 9.222 euro.
In onderstaande tabel is de bezoldiging van de bestuurders en toezichthouders van de
vereniging Ons Middelbaar Onderwijs opgenomen.
Er zijn geen personen van wie de bezoldiging de van toepassing zijnde norm van 2014 te
boven gaat.
2015
Vanaf 2015 mag het inkomen van topfunctionarissen in de (semi) publieke sector maximaal
nog 100% van het ministersalaris zijn. Dat komt in 2015 neer op 178.000 euro, inclusief
onkosten en pensioenbijdrage. Voor voorzitters van raden van toezicht ligt het maximum op
26.700 euro; voor leden op 17.800 euro.
Vermelding topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen 1
Omvang B elastbare Vo o rzieningen Uitkeringen wegens M o tivat ie
F unctie N aam Ingangsdatum Einddatum dienstverband B elo ning o nko sten belo ning beëindiging van het o verschrijding
dienstverband dienstverband in F T E vergo eding o p termijn dienstverband van de no rm
Bestuurders met dienstbetrekking
Voorzitter Eugène Bernard 15-1-2009 1,0 156.960 n.v.t. 27.431 n.v.t. n.v.t.
Lid Pieter Hendrikse 1-1-2001 11-4-2015 1,0 148.446* n.v.t. 21.519 n.v.t. n.v.t.
* Inclusief een jubileumgratificatie, ad € 10.623 in verband met 40 jaar dienstverband
Vermelding toezichthouders
Ingang Einde B elastbare Vo o rzieningen Uitkeringen wegens M o tivat ie
F unctie N aam functie- funct ie- B elo ning o nko sten belo ning beëindiging van het o verschrijding
vervulling vervulling vergo eding o p termijn dienstverband van de no rm
Voorzitter Pieter van Geel 30-1-2011 8.536** n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Lid Bob van Geffen 1-7-2012 5.000 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Lid Elies Lemkes-Straver 1-1-2013 1-9-2014 3.333 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Lid Hans Huijbers 31-1-2008 31-1-2014 417 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Lid Frank Verhoeven 1-2-2014 4.583 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Lid Jan Bouwens 31-1-2010 2.686** n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Lid Nicole van der Wolk 31-1-2011 6.500 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Lid Wim de Kok 31-1-2010 6.500 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Lid Marijke Kral 31-1-2013 5.000 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Lid Barbara Snijder 1-9-2013 6.500 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
** exclusief btw.
Sommige raadsleden -afhankelijk van hun situatie- komen niet in aanmerkingen voor een "ontheffing administratieve verplichtingen omzetbelasting".
pag. 142 van 183
Bijlage 3. Deelnemingen/verbonden partijen behorend tot de vereniging (model E)
Van de volgende deelnemingen waren op het moment van het opmaken van de jaarrekening
2014 geen financiële jaarverslagen in bezit:
Naam Juridische Statutaire Zetel Code Eigen vermogen Resultaat Art 2:403 Deelname Consolidatie
vorm activiteiten 31-12-2014 2014 Ja/Nee % %
Carolus Borromeusstichting Stichting Helmond Overige 160 - Nee 100 100
Stichting ter behartiging van de belangen van het VO Valkenswaard Stichting Valkenswaard Overige 65 - Nee 100 100
Stichting Steunfonds Jeroen Bosch College Stichting 's-Hertogenbosch Overige 71 - Nee 100 100
Stichting Steunfonds Sint-Janslyceum Stichting 's-Hertogenbosch Overige 305 - Nee 100 100
Stichting Steun OMO Scholengemeenschap Tongerlo Stichting Roosendaal Overige 786 12- Nee 100 100
Sint Canisiusstichting Stichting Tilburg Overige 2- 324- Nee 100 100
Stichting LOOT Stichting Eindhoven Overige 13 29- Nee 100 100
Stichting Ons Middelbaar Onderwijsfonds Stichting Tilburg Overige 5.246 632 Nee 100 100
Subtotaal 6.644 267
St Boekenfonds van het Sint Joris-College te Eindhoven Stichting Eindhoven Overige 453 17- Nee 100 100
St Boekenfonds van het Van Maerlantlyceum te Eindhoven Stichting Eindhoven Overige 466 8- Nee 100 100
Subtotaal 919 25-
Deelnemingen die niet door OMO worden geadministreerd
Stichting Beekvliet Internationale contacten Stichting St. Michielsgestel Overige 37 1- Nee 100 100
Stichting Schoolreizen Sint-Janslyceum 's-Hertogenbosch Stichting 's-Hertogenbosch Overige 5 1 Nee 100 100
Subtotaal 42 -
Totaal 7.605 242
Naam Juridische Statutaire Zetel Code Eigen vermogen Resultaat Art 2:403 Deelname Consolidatie
vorm activiteiten 31-12-2014 2014 Ja/Nee % %
Steunstichting Dr. Hub van Doorne-School Stichting Deurne Overige p.m. p.m. Nee 100 100
Stichting Boekenfonds Gertudiscollege Stichting Roosendaal Overige p.m. p.m. Nee 100 100
Katholieke Stichting Ter Bevordering van Economisch en Administratief Onderwijs Stichting Helmond Overige p.m. p.m. Nee 100 100
Gerben de Vriesstichting Stichting Waalwijk Overige p.m. p.m. Nee 100 100
Stichting steunfonds Knippenberg College Helmond Stichting Helmond Overige p.m. p.m. Nee 100 100
Katholieke stichting voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs Stichting Deurne Overige p.m. p.m. Nee 100 100
Stichting Beekvliet Stichting St.Michielsgestel Overige p.m. p.m. Nee 100 100
Stichting Job 8 Stichting Tilburg Overige p.m. p.m. Nee 100 100
pag. 143 van 183
Bijlage 4. Organisatie Ons Middelbaar Onderwijs
De vereniging Ons Middelbaar Onderwijs kent drie organen: de ledenraad, de raad van
toezicht en de raad van bestuur. In onderstaand schema zijn de onderlinge samenhangen
weergegeven.
Schoolleiders
Alle schoolleiders van Ons Middelbaar Onderwijs zijn in algemene dienst. Op 31 december
2014 waren zij verbonden aan de volgende scholen (indien een wisseling heeft
plaatsgevonden is tussen haakjes de schoolleider per 1 januari 2014 genoemd):
2College de heer Ad Poulisse
Baanderheren College de heer Leon Spaan
De Nieuwste School mevrouw Maria Michels
Duhamel College de heer Edward de Gier
Eckartcollege de heer Jean Wiertz
Elzendaalcollege de heer Jacques Marsmans
Fioretti College de heer Ad Machielse
Gymnasium Beekvliet mevrouw Carla Faassen
Hervion College de heer Edward de Gier
Instelling VO Deurne mevrouw Monique van Roosmalen
Jacob-Roelandslyceum de heer Leon Spaan
Jeroen Bosch College mevrouw Lian Derks
Kwadrant SG de heer Titus Frankemölle
Maaslandcollege de heer Jacq. van Meegen
Maurick College de heer Huub van der Linden
Merletcollege de heer Paul Metzemaekers
Mill-Hillcollege mevrouw Carin Zandbergen
Munnikenheide College mevrouw Carina Reuvers
OMO SG Bergen op Zoom de heer Marcel van Loo
OMO SG De Langstraat de heer Jan van Pelt
OMO SG Helmond de heer Hans Schapenk
OMO SG Tongerlo mevrouw Marijke Broodbakker
Rodenborch-College mevrouw Marjo van IJzendoorn
Roncalli Scholengroep de heer Ludo Heesters
pag. 144 van 183
Rythovius College de heer Frans Claassens
SG Het Plein mevrouw Corinne Sebregts
SG Were Di de heer Kees Streng
Sint-Janslyceum de heer Roel Scheepens
Sint-Odulphuslyceum mevrouw Delianne Hoekstra
Sondervick College de heer Nol van Beurden
Theresialyceum de heer Tomas Oudejans
Van Maerlantlyceum mevrouw Liz Chermin Varendonck College mevrouw Irma van Nieuwenhuijsen
Zwijsen College Veghel mevrouw Anita O’Connor
Ledenraad
Voor de samenstelling van de ledenraad, alsmede het verslag van de activiteiten in 2014
wordt verwezen naar het 'Verslag ledenraad'.
Raad van toezicht
Voor de samenstelling van de raad van toezicht, alsmede het verslag van de activiteiten in
2014 wordt verwezen naar het 'Verslag raad van toezicht'.
Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
Voor de samenstelling van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, alsmede het
verslag van de activiteiten in 2014 wordt verwezen naar het ‘Verslag gemeenschappelijke
medezeggenschapsraad'.
Raad van bestuur
De raad van bestuur is het bevoegd gezag van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs en
bestaat uit twee statutaire leden. Daarnaast is een ambtelijk secretaris aangesteld. De
voorzitter van de raad van bestuur vertegenwoordigt de vereniging en legt aan de raad van
toezicht verantwoording af voor het door de raad van bestuur gevoerde beleid.
De raad van bestuur bestaat uit de volgende personen:
de heer Eugène Bernard, voorzitter
de heer Pieter Hendrikse, lid.
Ambtelijk secretaris van de raad van bestuur is de heer Hans van Dijk. Hij is tevens
algemeen directeur van het OMO bureau.
Bureau Ons Middelbaar Onderwijs
Het OMO-bureau is de interne serviceorganisatie van Ons Middelbaar Onderwijs. Het OMO-
bureau ondersteunt de raad van bestuur en de scholen. Algemeen directeur is de heer Hans
van Dijk, concerncontroller is de heer Walter Weterings. Voor een beschrijving van de
ontwikkelingen en activiteiten van het OMO bureau in 2014 wordt verwezen naar het 'Verslag
Bureau Ons Middelbaar Onderwijs'.
Klachtencommissie
De vereniging heeft een klachtencommissie ingesteld voor de klachtenregeling en de
regeling ter voorkoming van seksuele intimidatie, agressie, geweld (waaronder pesten) en
discriminatie. De samenstelling van de Klachtencommissie is gerelateerd aan de aard van
haar werkzaamheden: zij bestaat uit twee voormalige schoolleiders, een arts, een
psycholoog en vier juristen, onder wie de voorzitter en de vicevoorzitter.
De samenstelling van de Klachtencommissie in 2014:
Mevrouw A.M.C.E. van Drunen-Brandts (lid)
De heer F.M.M. van Dijck (lid)
De heer A.M. van Kalmthout (voorzitter)
Mevrouw T.J.A.G.M. Raedts-Thomassen (lid)
pag. 145 van 183
De heer S. Sonke (lid)
De heer A.C.M. Steenbergen (lid)
De heer A.J. van Velzen (lid)
De heer P.J.J. Zoontjes (plaatsvervangend voorzitter)
Vertrouwenspersoon is de heer Piet de Kroon.
pag. 146 van 183
Bijlage 5. Honorarium externe accountant
In het verslagjaar zijn de volgende honoraria van Deloitte ten laste gebracht van de Ons
Middelbaar Onderwijs, een en ander zoals bedoeld in artikel 2:328a BW:
Conform de (aanbestedings)overeenkomst met Deloitte bedraagt het in rekening gebrachte
honorarium voor het controleproces jaarrekening 48.000 euro en voor de controle
bekostigingsgegevens 18.000 euro, inclusief btw.
4.4.1 Specificatie honorarium accountant 2014 begroting 2014 2013
4.4.1.1 Onderzoek jaarrekening 55.000 50.000 64.000
4.4.1.2 Controle bekostiging 18.000 20.000 29.000
4.4.1.2 Andere controle opdrachten 24.000 10.000 12.000
4.4.1.3 Fiscale adviezen - - 5.000
4.4.1.4 Andere niet-controledienst 6.000 - 1.000
103.000 80.000 111.000
pag. 147 van 183
Bijlage 6. Slaagpercentages 2014
Eerder in het jaarverslag staan de slaagpercentages van de leerlingen van Ons Middelbaar
Onderwijs ten opzichte van het landelijk gemiddelde. De tabel in deze bijlage geeft de
slaagpercentages per school en opleiding weer na het tweede tijdvak 2014.
School / vestiging vmbo-b vmbo-k vmbo-g/t havo vwo
2College
Durendael 97% 94% 100% 94% 91%
Cobbenhagen 94% 84% 70%
Wandelbos 91%
Ruiven 98%
Jozefmavo 98%
Baanderherencollege 98% 98% 100%
Bossche Vakschool
Bossche Vakschool Duhamel 82% 97%
Bossche Vakschool Hervion 92% 92%
Bossche Vakschool Hervion, van
Maerlant 100% 95% 100%
De Nieuwste School 100% 89% 100%
Eckartcollege
Eckartcollege 90% 90% 93%
Pleincollege Nuenen 100% 99% 88%
Elzendaalcollege
Boxmeer 92% 92% 98%
Gennep 100% 99% 90%
Fioretti College 100% 100% 96%
Gymnasium Beekvliet 85%
Instelling Voortgezet Onderwijs
Deurne
Peellandcollege 89% 96%
Alfrinkcollege 100%
Hub van Doornecollege 99% 97%
Jacob-Roelandslyceum 93% 93%
Jeroen Bosch College 91% 85% 83%
Kwadrant Scholengroep
Hanze College 95% 94% 100%
Cambreurcollege 100% 97% 94% 95% 83%
Lyceum Bisschop Bekkers 98% 98%
Maaslandcollege 97% 90% 88%
Maurick College 100% 100% 96% 94% 96%
Merletcollege
Mill 100% 96% 100%
Cuijk Grotestraat 94% 91%
Cuijk Robijnlaan 100% 100% 91%
Grave 100% 100% 92% 79%
pag. 148 van 183
Mill-Hillcollege 96% 91% 98%
Munnikenheide College
Rucphen 100% 93% 100%
Etten-Leur 96% 98% 100%
OMO Scholengroep Bergen op
Zoom
Mollerlyceum 86% 96%
Zuidwesthoek College 89% 94% 100%
‘t Ravelijn 100% 100% 100%
Zoom mavo 80%
OMO Scholengroep De Langstraat
Walewyc 95%
Dr. Mollercollege, Waalwijk 87% 81% 86%
Van Haestrechtcollege 86% 92% 91%
d'Oultremontcollege 100% 96% 93% 82% 87%
OMO Scholengroep Helmond
Vakcollege Helmond 98% 99%
Carolus Borromeus College 96% 94% 88%
Dr. Knippenbergcollege 96% 94% 96%
Ivo-mavo 94%
Scholengroep Het Plein
Sint-Joriscollege 88% 88% 86%
Pleincollege Helder 100% 100%
Aloysius/De Roosten 90%
Antoon Schellens
Vakcollege Eindhoven 86% 93%
OMO Scholengroep Tongerlo
Da Vinci College 99% 94%
Gertrudiscollege 94% 88% 87%
Norbertuscollege 92% 91%
Rodenborch-College 88% 95% 95%
Roncalli Scholengemeenschap 99% 93% 91%
Rythovius College 96% 91% 88%
Scholengemeenschap Were Di 100% 98% 96% 96% 94%
Sint-Janslyceum 93% 84% 91%
Sint-Odulphuslyceum 78% 93%
Sondervick College 98% 100% 99% 87% 90%
Theresialyceum 90% 99%
Van Maerlantlyceum 82% 89%
Varendonck-College
Asten 96% 89%
Someren 100% 100% 96%
Zwijsen College Veghel 86% 92%
Gemiddelde OMO scholen 97% 97% 95% 89% 91%
Landelijk gemiddelde 97% 95% 93% 88% 90%
pag. 149 van 183
Bijlage 7: Toezichtarrangementen onderwijsinspectie
Onderstaande tabel geeft de arrangementen per locatie weer voor de per 31 december 2014
toegekende toezichtarrangementen van de OMO organisatie. Voor een aantal opleidingen is
door de inspectie geen oordeel afgegeven. Dit kan verschillende oorzaken hebben:
De leerlingenpopulatie wijkt teveel af van die van reguliere vestigingen om een
vergelijking te kunnen maken;
Het betreft een kleine vestiging binnen een grotere school die voor de opbrengstenkaart
is samengevoegd met een andere vestiging;
De betreffende schoolsoort wordt op de vestiging in onder- en/of bovenbouw niet
aangeboden of er zijn te weinig gegevens beschikbaar.
Legenda:
B Basisarrangement
Z Aangepast toezichtarrangement ‘zwak’
ZZ Aangepast toezichtarrangement ‘zeer zwak’
n.v.t. Geen oordeel
Naam school/vestiging pro vmbo-b vmbo-k vmbo-g/t havo vwo
2College
Durendael B B B B B
Cobbenhagenmavo B
Cobbenhagenlyceum B B B
Wandelbos B
Ruiven B
Jozefmavo B
Baanderherencollege B B B B
De Nieuwste School B B B
Duhamel college B B
Eckartcollege
Eckart B B B
Nuenen B B B
Elzendaalcollege
Boxmeer B B B
Gennep B B B
Fioretti college B B B B
Gymnasium Beekvliet B
Hervion college
Hervensebaan B B
Jacob van Maerlantstraat B B B
IVO Deurne
Peellandcollege B B
Alfrinkcollege B B
Hub van Doornecollege B
De Sprong B
Jacob-Roelandslyceum B B
Jeroen Bosch College B B B
Kwadrant SG
Hanze College B B B
Cambreurcollege B B B B B
Maaslandcollege B B B
Maurick College B B B B B
Merletcollege
Mill B B B
pag. 150 van 183
Cuijk Grotestraat B B
Cuijk Robijnlaan B B B
Grave B B B B
Mill-Hillcollege B B B
Munnikenheide college
Rucphen B B B
Etten-Leur B B B
OMO SG Bergen op Zoom
Mollerlyceum B B B
ZuidWestoekcollege B B B
t Ravelijn B B B
OMO SG De Langstraat
Walewyc: vmbo g/t B
Dr. Mollercollege, Waalwijk B B ZZ
Dr. Mollercollege, Kaatsheuvel B B B
d'Oultremontcollege B B B B B
OMO SG Helmond
Carolus Borromeuscollege B B B
dr. Knip, Nachtegaallaan B B B
IVO-mavo, Hurksestraat B
Vakcollege, Keiz. Marialaan B B
OMO SG Tongerlo
Da Vinci College B Z Z
Gertrudiscollege B B B
Norbertuscollege B B B
Roncalli Scholengemeenschap B B B
Rodenborch College B B B
Rythovius College B B B
Scholengroep Het Plein
Sint-Joris B B B
Antoon Schellenscollege n.v.t.
Aloysius/De Roosten B
Vakcollege Eindhoven B B B
Praktijkschool Eindhoven B
Pleincollege Helder n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Scholengemeenschap Were Di B B B B B
Sint-Janslyceum B B B
Sint-Odulphuslyceum B B
Sondervick College B B B B B
Theresialyceum B B
Van Maerlantlyceum B B
Varendonck-College
Asten B B B
Someren B B B B
Zwijsen College Veghel B B B
Totaal basis 6 26 26 49 33 32 172
Totaal zwak 0 1 1 0 0 0 2
Totaal zeer zwak 0 0 0 0 0 1 1
Totaal n.v.t. 0 0 0 2 1 1 4
Totaal opleidingen 6 27 27 51 34 34 179
pag. 151 van 183
Bijlage 8: Resultaten OMO-Veiligheidsmonitor 2014
In 2014 is onder 22.085 leerlingen en 4.041 medewerkers de OMO-veiligheidsmonitor
afgenomen. De resultaten van het onderzoek zijn per school en voor de gehele vereniging
vergeleken met de resultaten van 2008.
Veiligheidsbeleving
Uit de meting van 2014 bleek dat de veiligheidsbeleving van leerlingen en medewerkers is
toegenomen. Het percentage leerlingen dat zich meestal of altijd veilig voelt op of rondom
school is ten opzichte van 2008 gestegen met 3%. Voor medewerkers is dit percentage met
1% toegenomen.
Slachtofferschap medewerkers
De OMO-veiligheidsmonitor meet naast de mate waarin leerlingen en medewerkers zich
veilig voelen ook de mate waarin zij slachtoffer zijn geweest van incidenten. De
slachtofferpercentages van medewerkers zijn voor alle categorieën afgenomen ten opzichte
van 2008. Ook beoordelen medewerkers de kwaliteit van de relatie met hun collega’s
positiever dan in 2008. Als medewerkers in situaties terecht komen waarin leerlingen, ouders
of collega´s zich agressief gedragen, wordt er bijna altijd ingegrepen en voelen medewerkers
zich gesteund door collega’s (93% in 2014) en door de schoolleiding (90% in 2014).
pag. 152 van 183
Slachtofferschap leerlingen
Ook onder leerlingen is het slachtofferschap afgenomen. Het percentage leerlingen dat
slachtoffer werd van seksuele grapjes of gebaren nam toe. Voor alle andere categorieën nam
het slachtofferschap af. Hoewel het slachtofferpercentage voor verbaal pesten is gedaald,
geven leerlingen aan dat dit veel indruk op hen maakt. Ongeveer een derde van de
slachtoffers heeft er langere tijd last van. In de veiligheidsplannen nemen de scholen het
voorkomen van pestgedrag nadrukkelijk op.
Het schoolklimaat ontwikkelt zich positief. De kwaliteit van relaties tussen leraren en
leerlingen en tussen leerlingen onderling werd bij deze meting hoger beoordeeld dan in
2008. Ook op samenwerken in de klas scoorden de OMO-scholen samen hoger dan
gemiddeld.
pag. 153 van 183
Bijlage 9: Personeel in cijfers
In deze bijlage worden enkele personele kengetallen van 2014 in relatie tot voorgaande
jaren grafisch gepresenteerd. Onder elke grafiek staat een korte toelichting.
1. Samenstelling personeelsbestand
Achtereenvolgens worden de cijfers van het totale personeelsbestand van Ons Middelbaar
Onderwijs en de instroom- en uitstroomgegevens weergegeven.
1.1. Grootte personeelsbestand
Het totaal aantal personeelsleden dat in 2014 in dienst is, is gedaald opzichte van 2013. De
afname is met name het gevolg van de bestuursoverdracht van het Lyceum Bisschop
Bekkers aan de Stichting Eindhovens Christelijk Voortgezet Onderwijs. De toename van 2009
naar 2010 werd veroorzaakt door de komst van het Hervion College. Afgelopen jaar zijn er
geen nieuwe scholen toegetreden tot de vereniging.
1.2 In- en uitstroomgegevens
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Aantal personen 6.459 6.638 6.777 6.893 6.966 6.892 7.098 6.982 6.868 7.043 6.996
6.000
6.500
7.000
7.500
Aan
tal
person
eels
led
en
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Instroom 748 760 851 1.117 986 870 972 836 766 752 1.085
Uitstroom 807 747 886 912 980 932 889 962 878 785 905
500
600
700
800
900
1.000
1.100
1.200
Aan
tal
person
eels
led
en
pag. 154 van 183
Het betreft het totaal aantal personen (inclusief bureau en raad van bestuur) dat in dienst is
getreden of uit dienst is gegaan, maar ook uitbreidingen of inkortingen van de
betrekkingsomvang bij de vereniging.
2. Verdeling naar categorieën
Achtereenvolgens wordt een aantal grafieken weergegeven die betrekking hebben op de
verdeling van het personeelsbestand naar diverse categorieën. Het betreft:
1. uitsplitsing naar leeftijdscategorieën;
2. verdeling in fulltime en parttime aanstellingen;
3. vaste en tijdelijk aanstellingen;
4. verhouding docenten in LB, LC en LD ( functiemix);
5. verdeling man en vrouw;
6. verdeling naar vrouw en man in leidinggevende posities.
2.1 Leeftijdsverdeling totale personeelsbestand
De trend dat de gemiddelde leeftijd van het personeelsbestand hoger wordt, zette zich ook in
2014 voort. De toename van het aantal 60 plussers wordt mede veroorzaakt door
aanpassingen in de wet- en pensioenregelgeving waardoor steeds later gebruik gemaakt
wordt van ABP Keuzepensioen.
<31 31 t/m 40 41 t/m 50 51 t/m 60 > 60
2002 12,0% 14,1% 34,8% 37,2% 1,9%
2003 13,3% 14,8% 32,5% 36,9% 2,5%
2004 13,2% 15,1% 31,5% 37,6% 2,7%
2005 13,2% 15,2% 30,7% 38,2% 2,7%
2006 15,8% 14,7% 29,1% 37,7% 2,8%
2007 14,9% 15,4% 27,3% 39,0% 3,5%
2008 15,1% 15,7% 25,2% 38,2% 5,8%
2009 14,9% 16,3% 23,4% 38,7% 6,7%
2010 14,3% 17,1% 21,3% 39,0% 8,3%
2011 14,5% 17,6% 20,4% 38,8% 8,6%
2012 14,6% 18,0% 19,8% 37,5% 10,1%
2013 14,8% 18,4% 19,6% 36,0% 11,2%
2014 15,0% 19,6% 19,3% 33,7% 12,5%
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
pag. 155 van 183
2.2 Verdeling fulltime/parttime
2.3 Soort dienstverband
2009 2010 2011 2012 2013 2014
Parttime < 0,8 48,9% 36,6% 36,3% 39,8% 39,0% 32,3%
Fulltime => 0,8 51,1% 63,4% 63,7% 60,2% 61,0% 67,7%
0,0%
20,0%
40,0%
60,0%
80,0%
100,0%
2009 2010 2011 2012 2013 2014
Tijdelijk 11,2% 11,8% 11,8% 11,1% 11,2% 11,6%
Vast 88,8% 88,2% 88,2% 88,9% 88,8% 88,4%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
pag. 156 van 183
2.4 Verhouding LB / LC / LD personeel (functiemix)
Voor de berekening van de verhouding van de LB-LC-LD/LE categorieën zijn de definities
gebruikt zoals bij de regeling functiemix gelden, waarbij de salarisschaal leidend is. Personen
met een salarisgarantie worden geteld in de categorie waarop het salaris daadwerkelijk
wordt gebaseerd.
De verhouding van de LB, LC en LD/LE formatie heeft zich in 2014 ontwikkeld in de richting
van de streefformatie. Door de landelijke regelgeving is de beoogde streefformatie
vervangen door een maatwerkafspraak functiemix, die op basis van de beschikbare middelen
is vastgesteld. De huidige bezetting LB-LC en LD/LE is daardoor hoger dan de feitelijke
maatwerkafspraak functiemix.
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
OP LB 58,1% 57,4% 55,4% 51,5% 51,0% 48,1% 43,1%
OP LC 16,8% 17,2% 17,9% 20,2% 19,9% 21,6% 24,8%
OP LD / LE 25,1% 25,4% 26,7% 28,3% 29,1% 30,4% 32,2%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
pag. 157 van 183
2.5 Verhouding man-vrouw
2.6 Man-vrouw in leidinggevende posities
3. Overig
Naast de verdeling van het personeelbestand in categorieën is er een aantal kengetallen
vastgesteld op basis van arbeidsvoorwaardelijke regelingen, zoals:
1. gebruik OMO Seniorenregeling (OSR)
2. gebruik overgangsrecht Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen (BAPO)
3. gebruik ouderschapsverlof
4. aantal LIO-ers/stagiaires.
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Man 52,4% 51,9% 56,8% 55,7% 54,0% 52,0% 52,44%
Vrouw 47,6% 48,1% 43,2% 44,3% 46,0% 48,0% 47,56%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Vrouw 24,1% 24,0% 21,7% 21,9% 21,2% 27,5% 30,3%
Man 75,9% 76,0% 78,3% 78,1% 78,8% 72,5% 69,7%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
pag. 158 van 183
3.1 OMO Seniorenregeling (OSR)
Op basis van de CAO-OMO bestaat de mogelijkheid om deel te nemen aan de OMO-
seniorenregeling. Elk personeelslid van 52 jaar en ouder krijgt een budget aan
taakverlichting dat jaarlijks, naar believen, ingezet kan worden.
3.2 Overgangsrecht Bevordering ArbeidsParticipatie Onderwijs (BAPO)
Voor personeelsleden van 52 jaar en ouder is op basis van de CAO-OMO nog het
overgangsrecht BAPO mogelijk. Voor 170 (vanaf 52 jaar) of 340 (vanaf 56 jaar) klokuren per
jaar kan werktijdverkorting worden ‘gekocht’.
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Deelnemers
OSR1.734 1.929 2.184 2.119 2.462 2.434 2.417
0
500
1.000
1.500
2.000
2.500
3.000aan
tal p
erson
eels
led
en
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Deelnemers BAPO 167 110 133 91 61 59 39
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
aan
tal p
erson
eels
led
en
pag. 159 van 183
3.3 Gebruik ouderschapsverlof
Op basis van de CAO-OMO bestaat de mogelijkheid om (betaald) ouderschapsverlof op te
nemen. Het recht op ouderschapsverlof op basis van de Wet Arbeid en Zorg is eveneens
onderdeel van de CAO-OMO. De kengetallen geven het aantal personen aan dat in het
kalenderjaar 2014 voor een bepaalde omvang, al dan niet met betaald verlof, gebruik heeft
gemaakt van de regeling ouderschapsverlof.
3.4 Aantal LIO-ers/stagiaires
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Ouderschapsverlof 140 157 247 274 348 123 370
0
50
100
150
200
250
300
350
400
aan
tal p
erson
eels
led
en
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Staigiaires 421 393 410 359 535 558 464
0
100
200
300
400
500
600
aan
tal p
erson
eels
led
en
pag. 160 van 183
Bijlage 10: Regionale samenwerkingsverbanden passend onderwijs
pag. 161 van 183
Bijlage 11: Instellingen voor hoger- en wetenschappelijk onderwijs
Instellingen waarmee de vereniging samenwerkt zijn:
Tilburg University (TiU)
o De Universitaire Lerarenopleiding Tilburg is in samenwerking met Ons Middelbaar
Onderwijs tot stand gekomen
o Het partnerschap met academische opleidingsscholen is verbreed van AOS-West-
Brabant en AOS-Midden-Brabant naar AOS-Oost-Brabant
o Verschillende OMO-scholen participeren in het Wetenschapsknooppunt Brabant,
onder andere voor profielwerkstukken en open dagen
o Samenwerking op het terrein van het zogenoemde ‘Econasium’ en op het terrein van
‘economie voor jou’ met als doel de belangstelling voor economie onder middelbare
scholieren te vergroten
o Samenwerking met scholen in het kader van de Dag van de Filosofie
o Samenwerking in het Palladio programma
o De ULT participeert in de redactie van Script!
Radboud Universiteit (RU), in het bijzonder met de Radboud Docenten
Academie (RDA)
o Partner van de Academische Opleidingsschool Oost-Brabant
o Dit partnerschap is uitgebreid naar AOS-Midden-Brabant en AOS-West-Brabant
o De RDA maakt deel uit van de redactie van Script!
o De RDA is betrokken bij onderzoek op een aantal OMO-scholen
Technische Universiteit Eindhoven (TU/e), in het bijzonder de Eindhoven School
of Education (ESoE)
o De ESoE is partner van Academische Opleidingsschool Oost-Brabant
o Verzorgt begeleiding van de technasia van OMO
o Samenwerking met OMO-scholen voor profielwerkstukken en keuze dagen
o Leerlingen van de Eindhovense OMO-scholen volgen bèta programma’s bij de TU/e in
het Pre-University College
o Betrokken in de raden van advies van de OMO-scholen in Eindhoven
o De ESoE is het project Begeleiding beginnende leraren gestart waaraan diverse OMO-
scholen meedoen
o Samenwerking in het Palladio programma
o ESoE participeert in de redactie van Script!
o De ESoE is betrokken bij onderzoek op een aantal scholen
Open Universiteit, in het bijzonder het Welten-Instituut
o Het Welten-instituut, het onderzoekscentrum van de Open Universiteit, verricht
onderzoek naar de effecten van Koers 2016 op het professionaliseringsbeleid
pag. 162 van 183
Hogeschool van Rotterdam (HR)
o Deze is verbonden aan de Academische Opleidingsschool West en verzorgt het
opleidingsonderwijs in de westhoek van Brabant
Fontys Hogescholen
o Hier vallen diverse lerarenopleidingen onder (Kunsten, Sport, PTH en FLOT). Met alle
lerarenopleidingen werken OMO-scholen samen
o FLOT is verbonden aan alle drie de Academische Opleidingsscholen. Verschillende
lectoraten zijn hierbij betrokken
o FLOT verzorgt de opleiding van school practicum docenten
o Samenwerking met scholen voor profielwerkstukken en keuze dagen
o Participeert in enkele raden van advies van OMO-scholen
Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN)
o Verbonden aan de Academische Opleidingsschool Oost en verzorgt het
opleidingsonderwijs in de oosthoek van Brabant
Avans Hogescholen
o Werkt samen met OMO-scholen in het kader van Project Gestuurd Onderwijs
o Avans geeft scholen feedback over het succes van hun leerlingen in de
vervolgopleiding
pag. 163 van 183
Bijlage 12: Zingeving en goed onderwijs
Samen goed op weg
Juni 2013
Voorwoord
‘Goed onderwijs’ richt zich op het laten opbloeien van iedere leerling. Iedereen telt, de
gehele mens1. Het gaat niet alleen om het kwalificeren voor een vervolgopleiding of
arbeidsloopbaan. Net zo goed gaat het om het voorbereiden van jonge mensen als
deelnemer aan de maatschappij. De school is een wegwijzer naar een humane samenleving2.
Letterlijk in doen en laten realiseert de school ‘goed onderwijs’3.
‘Goed onderwijs’ is meer dan een technisch didactische uitwerking van een onderwijskundige
opvatting4. Het is een ethisch begrip en stoelt op een mensvisie en een kijk op de
samenleving.
Hoe komen we met elkaar betekenisvol in gesprek over dieperliggende opvattingen over
‘goed onderwijs’? Niet iedereen gaat uit van traditioneel gedeelde visies5. Hoe kunnen we
met andere woorden identiteit een proces laten zijn van luisteren, in gesprek zijn en
verstaan?6
In deze tekst voorzien we de discussie over identiteit van drie basisbegrippen: goed
onderwijs, een goed mens en goed leven. We illustreren onze zoektocht met een metafoor
van een reis. Onze wens is dat wij in het dagelijks leven geïnspireerd raken door getoond
gedrag. Gedrag maakt immers zichtbaar, wat de betekenis van identiteit echt is.
Als je de tocht aanvaardt naar Ithaka,
wens dat de weg dan lang mag zijn,
vol wederwaardigheden, vol belevenissen.
uit: Ithaka, K.P. Kavafis
Betekenisvolle waarden
In ons onderwijs staat de mens centraal. Leerlingen ontwikkelen hun talenten van hoofd,
handen en hart langs de lijnen van de onderwijskundige visie van hun school. Docenten, staf
en schoolleiding ontplooien zich op hun beurt om dit proces zo goed mogelijk te laten
verlopen. Samen geven we ‘goed onderwijs’.
‘Goed onderwijs’ motiveert mensen en verbindt alle deelnemers aan de schoolgemeenschap:
leerlingen, ouders, leraren, andere medewerkers en schoolleiding. Maar wat verbindt de
schoolgemeenschap als het in diepere zin gaat om levensbeschouwelijke waarden? Hoe
betekenisvol zijn dergelijke waarden voor de kwaliteit van ‘goed onderwijs’ en voor ons
gedrag naar elkaar toe?
Het antwoord ligt niet voor het oprapen. We leven immers in een samenleving die steeds
minder gemeenschappelijke tradities heeft. Vaker hebben collega’s, ouders en schoolleiding
binnen of buiten een geloofstraditie een persoonlijke visie ontwikkeld over wat voor hen het
leven betekent en welk gedrag daarbij past. Leerlingen komen in aanraking met
onderscheiden levensvisies. Diversiteit in levensbeschouwelijke opvattingen is een
maatschappelijke realiteit7.
De reis
Hoe komen we vanuit een individuele waardeoriëntatie tot gemeenschappelijk aanvaarde
gedragingen en gedeelde doelen? Laten we een metafoor gebruiken die het zoeken naar een
pag. 164 van 183
antwoord op deze vraag verbeelden kan, en die bovendien onze zoektocht vanuit ieders
individuele principes of bronnen met gemeenschappelijke doelen kan verbinden. Een
metafoor die past bij het leven van Jezus van Nazareth: een reis8.
Ieder vertrekt vanuit de coördinaten van zijn of haar overtuigingen. Deze overtuigingen heb
je impliciet of expliciet in je systeem opgeslagen. We komen samen als deelnemers aan de
school en vragen ons af wat we in onze gezamenlijke bagage meenemen. Uiteraard alle
benodigdheden voor ‘goed onderwijs’, zoals een school dat wil vormgeven: vakinhoud,
didactiek en pedagogiek9. En wat nemen we mee als het om levensbeschouwelijke
uitgangspunten gaat? We richten ons op getoond gedrag: hoe laten we zelf zien wat een
goed mens is en hoe we goed leven vorm geven?10
Onze bagage
We nemen ‘aandacht’ voor elkaars vertrekpunt mee. De individuele deelnemers aan de reis
hebben immers hun persoonlijke beginselen, principes en overtuigingen, al of niet
gecodificeerd in bronnen: ieders vertrekpunt.
‘Aandacht’ in onze koffer gaat verder dan respect alleen; het gaat om oprechte interesse in
elkaars opvattingen, in ontmoeting11. We nemen een sjabloon van een kaart mee die we
voor een deel samen gaan invullen. Deze kaart helpt ons de schoolomgeving zo te zien dat
het een plaats is waar je mag groeien, waarin je je veilig voelt, waarin een ander zich bij jou
veilig kan voelen en waar een ander kan groeien en kan worden wie hij of zij is. Deze kaart
helpt ons om scherper in beeld te krijgen wat goed onderwijs, een goed mens zijn en goed
leven inhoudt.
Wat verder niet mag ontbreken in onze bagage is een compendium met een historisch
overzicht van waar de school vandaan komt. De school staat op een katholieke
voedingsbodem, die het denken over de samenleving, over omgang met elkaar in hoge mate
heeft beïnvloed. We erkennen en waarderen deze bron, een wezenlijk onderdeel van onze
erfenis, en willen deze tot uitdrukking brengen in onze cultuur.12
Als we uitgaan van de metafoor, dan is een GPS onontbeerlijk. Deze geeft onze positie weer.
We oriënteren ons op het gedrag dat leerlingen, docenten, staf en schoolleiding vertonen.
Met een kompas zal eenieder vervolgens een eigen positie bepalen en dus ook de eigen
bijdrage aan het collectief gedrag afmeten.
Onze oriëntatiepunten
Welke bakens zijn van belang? ‘Goed onderwijs’ omdat dit niet af is, als leerlingen zich niet
kunnen spiegelen aan gedrag, passend bij de schoolgemeenschap, dat gericht is op een goed
mens zijn en goed leven.
Een goed mens als baken, maar wat verstaan we onder een goed mens? Veel mensen
hebben direct een beeld of gevoel bij ‘een goed mens’13. Het gaat er vooral om dat we in ons
gedrag laten zien en merken wat een goed mens is. Bijvoorbeeld dat je een ander wil
ondersteunen, wil helpen en kansen wil bieden. In de verschillende godsdiensten, en ook in
niet-godsdienstige levensbeschouwingen, zijn er regels, aanbevelingen, of ‘goede werken’
geformuleerd. Een goed mens is uiteraard ook zichtbaar in de dagelijkse omgang op school:
iemand bijstaan met goede raad, zonder aarzeling hulp en ondersteuning bieden daar waar
nodig. En misschien het meest moeilijke: het vergeven van elkaar vanuit de opvatting dat je
iedere dag opnieuw mag beginnen.
Goed leven ten slotte gaat verder dan een prima organisatie van de schoolgemeenschap en
heldere afspraken. Onderlinge verbondenheid is het levenselixer van de gemeenschap. Goed
pag. 165 van 183
leven is daarmee vooral merkbaar aan de ontplooiingskansen, aan de tolerantie, aan
intellectuele en morele vrijheden die je elkaar gunt, aan de steun en zorg die je elkaar geeft.
Goed leven fundeert goed onderwijs en maakt het mogelijk een goed mens te zijn14.
Op koers blijven
Opvattingen over ‘een goed mens’ en ‘goed leven’ kunnen en mogen verschillen en vanuit
diverse bronnen komen. We zijn op koers als uit ons gedrag blijkt dat we werk maken van
een goed mens en goed leven. Vanuit onze katholieke voedingsbodem is Ons Middelbaar
Onderwijs continu alert op ontwikkelingen in de samenleving. Wij blijven met elkaar in
gesprek. Dit document beoogt een handreiking te zijn om het gesprek in elke afzonderlijke
school aan te gaan. En in dialoog op de volgende vragen een antwoord vinden: wat betekent
dit voor ons als leerlingen, als ouders, als docenten? Wat merk je ervan op school? Zo luidt
de opdracht.
Verantwoording proces en verwijzingen
Deze tekst in tot stand gekomen in dialoog tussen de leden van de werkgroep identiteit, in
dialoog met de rectoren en na raadpleging van externe belanghebbenden met als primaire
vraag: hoe kunnen we in de schoolpraktijk in het gedrag betekenis geven aan het evangelie?
Na totstandkoming van de tekst is gezocht naar ondersteunende wetenschappelijke
literatuur. Overigens wordt slechts een beperkt overzicht geboden van literatuur met als
voornaamste doel lezers in staat te stellen zich verder te verdiepen in achtergronden.
Daarom zijn ook soms relevante citaten opgenomen.
De verwijzingen sluiten aan bij bepaalde passages via genummerde verwijzingen.
Bronnen
1
Het Evangelie is de primaire bron in deze tekst.
2
Kees Schuyt, Het onderbroken ritme. Opvoeding, onderwijs en sociale cohesie in een
gefragmenteerde samenleving , Kohnstamm-lezing, 2001, Amsterdam.
De grootste kracht van opvoeding en onderwijs ligt en heeft altijd gelegen in een autonome
opdracht, die de belangrijkste doeleinden in zichzelf vindt. Die opdracht zou ik voor de
opvoeding willen formuleren als het bijdragen aan de vorming van zelfstandig handelende,
autonome personen, vooral door cognitieve, affectieve, morele en sociale vermogens van
jonge ongevormde mensen tot ontwikkeling te brengen. Voor het onderwijs zou ik deze
autonome doeleinden formuleren als het tot ontwikkeling brengen, tot bloei – als ik zo’n
ouderwets aristotelisch woord mag gebruiken – brengen van leerlingen en studenten, zowel
in intellectuele en morele, als in affectieve en sociale zin.
Ton Roumen, Pedagogiek van de aandacht, 2008, p.32, Zoetermeer.
Roumen stelt (verwijzend naar Anselm Grün): opvoeding en onderwijs zijn er op gericht
jonge mensen de mogelijkheid te bieden hun eigen onaantastbare waardigheid te leren
ontdekken en die met elkaar te leren delen, om zo de rijkdom van het menselijk leven en de
menselijke liefde te ervaren.
In het kielzog van Benedictus van Nursia (480-547) schrijft hij (p.39): Het benedictijnse
pedagogische concept wordt in het Duits kernachtig aangeduid als ganzheitliche Bildung en
laat zich daarmee karakteriseren als een integrale pedagogiek die zich richt op de gehele
mens, op zijn ontwikkeling en zijn heling. Deze pedagogiek wil de beperkende opvatting van
leren waarin alleen maar kennis wordt overgedragen, overstijgen. Naast de aandacht voor
cognitieve vorming wordt daarom ook de nadruk gelegd op sociale, ethische, praktische,
kunstzinnige en religieuze aspecten van de vorming. Het is de bedoeling dat de hele persoon
pag. 166 van 183
wordt aangesproken. Er wordt niet alleen een appel gedaan op het verstand, maar ook op
het lijf, het sociale gevoel en de emoties. Leren is immers meer dan alleen verstandelijk
leren.
Lia van Aalsum, Spiritualiteit in het onderwijs. Een handreiking (Met een inleiding van prof.
dr. Kees Waaijman), pp. 13-18, Delft.
Zij belicht een viertal facetten van het pedagogisch handelen, te weten de bijdrage aan a) de
zelfvorming tot zelfstandig en redelijk denkend wezen, b) de ontwikkeling van een
altruïstisch ingestelde menselijkheid, c) het sociale vermogen, en d) de vorming ‘hoofd, hart
en handen’. Elders beschrijft Van Aalsum in haar boek dat we in de afgelopen decennia de
filosofische, levensbeschouwelijke, morele en spirituele vorming als een wezenlijk element
van onderricht misschien wel het scherpst zijn gaan missen (p.110).
3
P. van Tongeren & K. Plasman-de Roo (red.), Voorbeeldig onderwijs 2007 (pp. 60-69)
(Annalen van het Thijmgenootschap jg. 95, afl. 2), Nijmegen.
4
Parker Palmer, The Courage to Teach: Exploring the Inner Landscape of a Teacher’s Life.
1998, San Franscisco.
Parker Palmer, Leraar met hart en ziel. Over persoonlijke en professionele groei (vertaling
van Palmer, 1998), 2005, Groningen/Houten.
5
Monique van Dijk-Groeneboer (red.), Handboek jongeren en religie, Katholieke, protestantse
en islamitische jongeren in Nederland. 2010, Almere.
6
Joost Dupont, Identiteit is kwaliteit. De identiteitstheorie van Paul Ricoeur – als voorstudie
voor een verheldering van de identiteit van katholieke basisscholen in Nederland. 2010,
Budel: Damon (dissertatie).
De vraag naar identiteit is ook belangrijk zoals wij het woord ‘belangrijk’ meestal begrijpen,
namelijk als ‘van grote betekenis voor ons’. Het is een vraag naar ‘de werkelijkheid die wij
zijn’. En als wij iets van grote betekenis vinden dan is het wel die werkelijkheid. Met grote
interesse houden wij ons bezig met onszelf. Wij zoeken onszelf. Wij willen onszelf vinden. Wij
willen écht onszelf zijn. Wij willen authentiek zijn. We zoeken inspirerende bronnen,
spirituele bronnen, ‘allerlei’ bronnen, die ons leren te worden wie wij zijn. Ook organisaties
willen zich ‘authentiek’ profileren. Zij stellen daartoe een visie op. Zij verwoorden een missie.
Zij wensen een krachtig imago. Zij denken na over wat de bedoeling is van wat zij doen en
hoe zij dat beter kunnen doen. Het woord identiteit is een etiket voor al deze interesses van
personen en organisaties (p.18). Zie pp. 222-224 voor een ethiek van het gesprek rond
identiteit.
7
Erik Borgman, Overlopen naar de barbaren. Het publieke belang van religie en
christendom. 2011, Kampen.
Erik Borgman ziet deze levensbeschouwelijke diversiteit niet alleen als een realiteit of laat
staan als een bedreiging, maar als een kans: deze diversiteit is ‘de geboorteplaats van
nieuwe inzichten’. Zo toont precies de botsing van visies zich als de ruimte waarin de
waarheid en de goedheid, die wij zoeken en waarvan wij leven, als wijkende horizon altijd al
aanwezig zijn. Zij vallen niet samen met een van de ingenomen posities, maar lichten op in
pag. 167 van 183
de botsing van deze posities. Het gaat er dus niet om al polderend te proberen de clash of
universalisme te voorkomen. Het gaat erom deze clash zich constructief – dat wil zeggen
zonder geweld en in zo groot mogelijke openheid en vrijheid – maar wel in alle noodzakelijke
heftigheid te laten voltrekken. In het geloof dat zo niet de waarheid en de goedheid verloren
gaan, maar zich tonen in de vonken die van de botsing afspatten. (pp.89-90).
8
T. Roumen, De spirituele weg van verandering. Zoeken naar authenticiteit. 2006,
Zoetermeer.
9
Bill Banning, “Een professionele leraar geeft les met hart en ziel en met kennis van zaken”.
In: L. Braeckmans (red.), De leraar met hart en ziel. Naar een pedagogiek van liefde en
vrijheid 2011, pp. 65-182, Diroo Academia, nr. 17, Gent.
10
F.A.J. Korthagen, Leraren leren leren. Realistisch opleidingsonderwijs, geïnspireerd door Ph.
A. Kohnstamm (Inaugurele rede, 1998, Universiteit van Amsterdam). Geraadpleegd op 7-2-
2003,http://www.waarden.org/studie/hoeken/2artikelen/korthagen/.
Ik sluit aan bij Kohnstamm als ik stel dat veel blijvende leerervaringen voortkomen uit een
wezenlijke ontmoeting, die ontmoeting tussen leraar en leerling waarin beiden aanwezig zijn
vanuit hun wezenlijke identiteit. (Kohnstamm,1929, p.60 spreekt over "het eigenste en
diepste ik" en gaat in dit verband in op het wezen van de "ziel".) Dat vraagt van leraren durf,
enthousiasme en betrokkenheid (op de leerling en op de eigen waarden), maar het
veronderstelt ook dat leraar en leerlingen op een respectvolle wijze met elkaar leren
omgaan. Geen geringe opgave in grote, multicultureel samengestelde klassen. In hun
ontmoeting komen leraar en leerlingen dan ook tevens in contact met grenzen die inherent
zijn aan hun persoonlijkheden en aan de situationele omstandigheden. Juist door het ervaren
van zulke grenzen wordt bewustzijn over normen en waarden bevorderd en ontwikkelen zich
het zelfverstaan èn respect voor de eigenheid van anderen. Behalve dat de ontmoeting de
leraar en leerling (en leerlingen onderling) in contact brengt met grenzen, normen en
waarden, schept ze ook de uitdagende noodzaak van het zoeken naar nieuwe, door alle
actoren geaccepteerde mogelijkheden tot samen werken en leren; het gaat dus tevens om
een proces van creatie (uiteraard binnen de randvoorwaarden van de school en de
maatschappelijke context).
Met betrekking tot de nadruk op ‘getoond gedrag’ kan verwezen worden naar de hier
genoemde oratie van Korthagen waar hij het inmiddels bekende lagenmodel uitgewerkt
heeft. Gedrag is voor Korthagen nooit alleen maar gedrag, maar staat altijd verbonden zijn
met bekwaamheden, overtuigingen, gevoelens, (professionele en persoonlijke) identiteit en
de laag van betrokkenheid. Anders gezegd, het gedrag wordt gekleurd door de persoon in
alle lagen van zijn persoonlijkheid.
Idem, Waar doen we het voor? Op zoek naar de essentie van goed leraarschap(Oratie
Universiteit Utrecht). Utrecht. Geraadpleegd op 6-06-
2009,http://kernreflectie.nl/Media/pdf/oratie_UU-Waar_doen_we_het_voor.pdf.
Erik P.N.M. Borgman, Met het oog op goed leven, Cobbenhagen en onze universitaire
cultuur. Tilburg, 2011.
11
Dupont hierboven aangehaald werk, 2010, p. 223:
Een tweede voorwaarde voor een goed gesprek is dat gesprekspartners inderdaad partners
zijn, dat wil zeggen het doel hebben samen te werken, en dat wil hier zeggen: het doel
pag. 168 van 183
hebben elkaar te begrijpen. (…) Gesprekspartner zijn betekent openstaan voor andere
interpretaties van praxis dan de eigen interpretatie. Die openheid voor het andere is de
voorwaarde voor vernieuwing van de eigen inzichten (…).
Th. van Veldhoven, “Ontvangen als intersubjectieve act”, in: De intersubjectiviteit van het
zijn: keuze uit het werk van Prof. dr. Th. van Velthoven, inleiding door J.A. Aertsen, 1988,
Kampen.
Een geslaagd gesprek bestaat niet in een confrontatie van twee of meer reeds in zich
geconstitueerde gedachten om deze met elkaar te vergelijken of om ze tegen elkaar in door
te zetten, maar in een ontmoeting, waardoor het denken van beiden door eigen en
andermans bijdrage verder ontwikkeld wordt (p.67).
In de voetnoot vermeldt hij een citaat van Hans-Georg Gadamer Wahrheit und Methode,
Grundzüge einer philosophischen Hermeneutik, 1965/1975, Mohr, p.360): "Verständigung im
Gespräch ist nicht ein blosses Sichausspielen und Durchsetzen des eigenen Standpunktes,
sondern eine Verwandlung ins Gemeinsame hin, in der man nicht bleibt, was man war"
Monique van Dijk-Groeneboer, “Het religieuze landschap van middelbare scholieren”
In: Handboek jongeren en religie, Katholieke, protestantse en islamitische jongeren en
Nederland, Almere, 2010, pp. 107-119.
12
Monique van Dijk-Groeneboer, “Het religieuze landschap van middelbare scholieren”
In: Handboek jongeren en religie, Katholieke, protestantse en islamitische jongeren en
Nederland, Almere, 2010, pp. 107-119.
Toke Elshof, “Religieuze erfenissen” in: Handboek jongeren en religie, Katholieke,
protestantse en islamitische jongeren en Nederland, Almere, 2010, pp121 139.
YOUCAT, Nieuwe officiële jongerencatechismus, De nieuwe jeugdcatechismus voor de
Wereldjongerendagen 2011, Lannoo.
N. Dullemans en anderen (redactie), Katholieke scholen, vertrouwen in schoolpraktijken,
deel 4 KBVO, november 1979.
13
Over deze vraag is een overvloed van informatie te vinden. Wij beperken ons hier tot een
verwijzing naar google, scholieren.com, forum waar leerlingen (op 3/4/2012) discussiëren
over een “wat is een goed mens”.
14
H.P.J Witte, Een ignatiaans perspectief op de ongemakkelijke verhouding van spiritualiteit en
theologie. 2011, Tilburg
pag. 169 van 183
Bijlage 13: Begrippenlijst
A
Atheneum Zesjarige opleiding voorbereidend wetenschappelijk
onderwijs (vwo) zonder de klassieke talen Grieks en
Latijn (voor 12 – 18 jarigen.
B
Basisberoepsgerichte
leerweg
Leerweg binnen het vmbo met de meeste praktijkelementen.
Hierna kunnen leerlingen doorstromen naar mbo-opleidingen
op niveau 2.
Bureau OMO (of OMO-
bureau)
Het gemeenschappelijke dienstverlenende orgaan van Ons
Middelbaar Onderwijs, gehuisvest in Tilburg.
B-/K-leerwegen Basisberoepsgerichte en Kaderberoepsgerichte leerwegen in
het vmbo.
Bovenbouw De bovenbouw is de algemene benaming voor het derde en
vierde leerjaar van het vmbo, de vierde en vijfde klassen van
de havo, en de vierde, vijfde en zesde klassen van het vwo.
Brinnummer Het Ministerie heeft aan alle onderwijsinstellingen een Brin-
nummer toegekend (Brin: basisregistratie instellingen).
C
Cambridge certificate Internationaal erkend Engels examen.
Collectief schoolleiders
overleg (CSO)
Vergadering bestaande uit alle (interim) OMO schoolleiders en
de raad van bestuur. Het CSO vindt circa 7 keer per jaar
plaats.
Cultuurprofielschool School waarbij kunst en cultuur prominent op het rooster
staat.
Current ratio Ook wel liquiditeit genoemd. Kengetal dat aangeeft in
hoeverre een organisatie in staat is aan de korte termijn
verplichtingen te kunnen voldoen. Wordt berekend door het
totaal van de korte termijn vorderingen, beleggingen en de
liquide middelen te delen door alle korte termijn
verplichtingen.
Curriculum Het geheel van cursussen/programma’s en de inhoud ervan,
die leerlingen op hun school krijgen aangeboden.
D
Daltononderwijs Onderwijssoort waarbij de nadruk ligt op keuzevrijheid voor de
leerling, samenwerking met andere leerlingen en de
ontwikkeling van zelfstandigheid,
Doorstroom De weg die leerlingen tijdens hun schoolcarrière binnen een
school afleggen.
Deelneming Een rechtspersoon waarop direct of indirect invloed kan
worden uitgeoefend.
E
Eigen vermogen Voor te stellen als het bedrag dat resteert wanneer alle
bezittingen worden verkocht en alle schulden afgelost.
ELOS Netwerk van vo-scholen die hun leerlingen onder meer de
mogelijkheid bieden twee talen op hoog niveau te leren. Het
taalonderwijs dient te voldoen aan een bepaalde
kwaliteitsstandaard per schooltype.
Enkelvoudige
jaarrekening
In de enkelvoudige jaarrekening zijn alleen de financiële
gegevens van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs
opgenomen, zonder de financiële gegevens van verbonden
pag. 170 van 183
partijen.
F
Full time equivalent (fte) De omvang van een dienstverband. Ook wel werktijdfactor
genoemd. Eén fte staat voor een volledig (full-time)
dienstverband.
Functiemix De verdeling van leraren (in voltijdbanen, fte’s) over de
verschillende salarisschalen (LB, LC, LD en LE).
G
Geconsolideerde
jaarrekening
In de geconsolideerd jaarrekening zijn, naast de financiële
gegevens van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs, tevens
de financiële gegevens van verbonden partijen opgenomen.
Gemengde leerweg Leerweg binnen het vmbo met een combinatie tussen theorie
en praktijk. Bereidt leerlingen voor op mbo-opleidingen op
niveau 3 en 4.
Gymnasium Zesjarige opleiding voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
(vwo) met de klassieke talen Grieks en Latijn (voor 12 – 18
jarigen).
H
havo Hoger algemeen voortgezet onderwijs, het op één na hoogste
niveau binnen het voortgezet onderwijs. Opleiding duurt vijf
jaar. Het is algemeen vormend (theoretisch) en geen
beroepsopleiding; het havodiploma is een startkwalificatie en
is vooral bedoeld als voorbereiding op het hbo (hoger
beroepsonderwijs)
I
Impairment Vergelijking van de boekwaarde van materiële activa met de
reële waarde die deze activa hebben. Als de reële waarde
lager is dan de boekwaarde vindt een afboeking van de activa
plaats ten laste van het resultaat.
Instroom Het geheel van het aantal personen dat een nieuwe opleiding
begint en daarom wordt geteld.
J
Jenaplanonderwijs Een vorm van vernieuwingsonderwijs. Kenmerken zijn dat
meerdere leerjaren gemengd worden in een klas, die
vervolgens weer in verschillende klassen wordt gesplitst.
Daarnaast is zelfstandigheid belangrijk, in combinatie met het
werken in en presteren als groep.
K
Kaderberoepsgerichte
leerweg
Leerweg binnen het vmbo voor praktisch ingestelde leerlingen.
Bereidt leerlingen voor op mbo-opleidingen op niveau 3 en 4.
Kapitalisatiefactor Kengetal dat laat zien of een instelling te veel kapitaal
aanhoudt voor zijn activiteiten. De kapitalisatiefactor wordt
berekend door van het balanstotaal van een instelling de
bedragen voor gebouwen en terreinen af te trekken en het
dan overblijvende bedrag te delen door het totaal van de
jaarlijkse baten.
L
Leerweg ondersteunend
onderwijs
Onderwijs in de leerwegen van het vmbo met extra zorg en
begeleiding.
Liquiditeit Zie current ratio.
pag. 171 van 183
LOOT-school Landelijk overleg onderwijs en topsport-school. Een school
voor voortgezet onderwijs die toptalenten in sport ondersteunt
om hun schoolcarrière met hun topsport te combineren.
Lyceum School voor voortgezet onderwijs waar voorbereidend
wetenschappelijk onderwijs (vwo) en hoger algemeen
voortgezet onderwijs (havo) gevolgd kan worden (voor 12- tot
18-jarigen)
M
mavo Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs. Ook wel de
theoretische leerweg van het vmbo of vmbo-t genoemd.
N
O
Onderbouw De onderbouw is de algemene benaming voor het eerste en
tweede leerjaar van het vmbo, de eerste, de tweede en derde
klassen van de havo, en de eerste, tweede en derde klassen
van het vwo.
Onderwijsondersteunend
personeel
Personeel niet behorend tot de functiecategorieën directie en
onderwijzend personeel; voorbeelden administratief
medewerker, conciërge, onderwijsassistent, technisch
assistent etc.
Overhead Het aandeel van de financiële middelen die, of het personeel
dat niet direct ten goede komt van het onderwijsproces.
P
Praktijkonderwijs Verzorgt onderwijs voor jongeren in de leeftijd van 12 tot 20
jaar die op grond van hun capaciteiten niet in staat zijn om
een diploma van het vmbo te behalen. Een leerling kan
worden toegelaten op grond van een beschikking van een
regionale Verwijzingscommissie (RVC). Het praktijkonderwijs
heeft als doel leerlingen voor te bereiden op een zo zelfstandig
mogelijk functioneren in de samenleving.
Q
R
Rentabiliteit De verhouding tussen het financiële resultaat en de totale
baten.
S
Schoolondersteunings-
profiel
In het schoolondersteuningsprofiel legt een school ten minste
eenmaal per 4 jaar vast welke ondersteuning de school kan
bieden aan leerlingen die dat nodig hebben.
Solvabiliteit Verhouding tussen het eigen vermogen en vreemd vermogen
op de balans.
Startkwalificatie Het in de ogen van de Nederlandse overheid minimale
onderwijsniveau dat nodig is om kans te maken op duurzaam
geschoold werk in Nederland.
T
Technasium Onderwijsstroom voor havo en vwo, waarin de bėtavakken
centraal staan.
Theoretische leerweg Leerweg binnen het vmbo voor theoretisch ingestelde
leerlingen. Bereidt leerlingen voor op mbo-opleidingen op
niveau 3 en 4.
Treasury Het beheren van het geld van de organisatie.
Tweetalig onderwijs
(TTO)
Tweetalig onderwijs houdt in dat bij niet talenvakken, als
bijvoorbeeld geschiedenis en biologie, een andere taal dan de
pag. 172 van 183
moedertaal als instructie- en communicatietaal wordt gebruikt.
U
Uitstroom Het geheel van het aantal personen dat op een bepaald tijdstip
een bepaalde fase van onderwijs verlaat, al of niet met een
diploma.
Universumschool Een universumschool onderscheidt zich van andere scholen
doordat het extra aandacht geeft aan het bèta-onderwijs.
V
Vmbo Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs. Is ontstaan uit
de samenvoeging van vbo en mavo en sommige vormen van
voortgezet speciaal onderwijs. Bestaat uit 4 leerwegen:
theoretisch, gemengd, kaderberoepsgericht en
basisberoepsgericht.
Vmbo intersectoraal vmbo intersectoraal betreft die beroepsgerichte programma’s,
waarbij in het niet-doorstroom relevante deel van het
programma van de vier leerwegen onderdelen van de sectoren
Techniek, Zorg en Welzijn en Economie in samenhang worden
aangeboden.
Voortgezet onderwijs Onderwijs dat volgt op basisonderwijs. Bestaat uit het
praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo.
Voorziening Boekhoudkundig een grootboekrekening waarop meestal
periodiek bedragen worden gestort met als oogmerk het saldo
op enig moment in de toekomst aan te wenden voor het doel
waar de voorziening oorspronkelijk voor gevormd werd.
Vwo Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, bestaande uit
atheneum en gymnasium.
W
Weerstandsvermogen Het vermogen om tegenvallers te kunnen opvangen; het eigen
vermogen in verhouding tot de totale baten (inclusief
rentebaten).
X
Y
Z
pag. 173 van 183
Bijlage 14: Lijst van veelgebruikte afkortingen
AOS Academische opleidingsschool
Bapo Bevordering arbeidsparticipatie ouderen
BRIN Basisregistratie instellingen
CSO Collectief schoolleidersoverleg
ELO Elektronische leeromgeving
ESoE Eindhoven School of Education
FPU Flexibel pensioen en uittreden
Fte Full time equivalent
GMR Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
havo Hoger algemeen vormend onderwijs
hbo Hoger beroepsonderwijs
ICT Informatie- en communicatietechnologie
IdU In-, door- en uitstroom
LB/LC/LD/LE Salarisschaal voor docenten
LOOT Landelijk overleg onderwijs en topsport
lwoo Leerwegondersteunend onderwijs
mavo Middelbaar algemeen vormend onderwijs
mbo Middelbaar beroepsonderwijs
MR Medezeggenschapsraad
NKO Nederlandse Katholieke vereniging van Ouders
OCW Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
o/g Opgenomen geld
OMO Ons Middelbaar Onderwijs
OOP Onderwijsondersteunend personeel
OP Onderwijsgevend personeel
OSR OMO seniorenregeling
PrO Praktijkonderwijs
ROC Regionaal opleidingencentrum
RvB Raad van bestuur
RvT Raad van toezicht
Tto Tweetalig onderwijs
u/g Uitgegeven geld
vmbo Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
vwo Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
pag. 174 van 183
Overige gegevens
pag. 183 van 183
Resultaatbestemming
Het resultaat 2014 van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs van 0,3 miljoen euro is ten
gunste van de algemene reserve gebracht, waarbij 1,3 miljoen euro is onttrokken aan het
bestemmingsfonds private gelden.
Gebeurtenissen na balansdatum
Er hebben zich geen gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan, die aanleiding geven tot het wijzigen van de jaarrekening.