VERDAMPERS EN KOELERS VOOR INDUSTRIEEL GEBRUIK - Alfa...

27
HANDLEIDING VOOR INSTALLATIE IM100530 NL 2008- 01 VERDAMPERS EN KOELERS VOOR INDUSTRIEEL GEBRUIK Model Airmax II (Directe expansie en Pekel)

Transcript of VERDAMPERS EN KOELERS VOOR INDUSTRIEEL GEBRUIK - Alfa...

HANDLEIDING VOOR INSTALLATIE

IM100530 NL 2008-01

VERDAMPERS EN KOELERS VOOR INDUSTRIEEL GEBRUIK

Model Airmax II (Directe expansie en Pekel)

NL

1

Inhoudsopgave

• ALGEMEENHEDEN

o Voor de gebruiker ......................................................... pag. 2o Veiligheid ...................................................................... pag.3o Beschrijving van het apparaat ....................................... pag.4o Tabel aansluitingen ....................................................... pag.5o Aflevering ...................................................................... pag.6

• INSTRUCTIES VOOR DE MONTAGE

o Opstelling ..................................................................... pag.7o Plaatsing ...................................................................... pag.8

• MONTAGE

o Aansluitingen hydraulische leidingen ............................ pag.10o Ontdooisysteem ........................................................... pag.11o Ontdooiing met heet gas .............................................. pag.12

• ONDERHOUD

o Vervanging van de motor ............................................... pag.19o Vervangen van de elektrische ontdooielementen ........... pag.19

Contact opnemen met Alfa Laval

De contactgegevens voor elk land worden op onze website voortdurend geactualiseerd.

Ga naar www.alfalaval.com om deze informatie te bekijken.

WIJZIGINGEN IN DE MEEGELEVERDE TECHNISCHE INFORMATIE EN ANDERE KLEINE WIJZIGINGEN KUN-NEN ZONDER VOORAFGAANDE MEDEDELING WORDEN DOORGEVOERD.

NL

2

i

Voor de gebruiker

Geachte gebruikerDeze handleiding is bedoeld om u te helpen bij alle eventuele problemen die u kunt tegen-komen tijdens het gebruik van dit apparaat.

Alfa Laval beveelt aan dat u deze handleiding zorgvuldig doorleest en goed toegankelijkmaakt voor alle medewerkers die gewoonlijk dit apparaat plaatsen, bedienen en onderhou-den.

Mocht er desondanks een probleem optreden dat niet in deze handleiding beschrevenwordt, neemt u dan contact op met de dichtstbijzijnde vertegenwoordiger van Alfa Laval. Wezullen ons uiterste best doen om u te helpen, waar u ook bent.

Alfa Laval is niet aansprakelijk voor storingen in apparaten die te wijten zijn aanhet niet behoorlijk raadplegen van deze handleiding of aan een verkeerdeinterpretatie van de aanwijzingen daarin.

GarantievoorwaardenDit apparaat is ontworpen om goed te werken tot de nominale capaciteit, mits het geïnstal-leerd wordt conform de algemeen aanvaarde normen van de branche. De fabrieksgarantievervalt wanneer niet voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1. De leidingen van het koelsysteem moeten conform de erkende normen en praktijkenvan de branche geplaatst worden.

2. Tijdens laswerkzaamheden moet edelgas in de leidingen gebracht worden.

3. Voorafgaand aan de eerste maal vullen moet het systeem grondig op lekkage wordengecontroleerd.

4. De elektrische aansluitingen moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

a. De spanning mag niet groter zijn dan ±5 % van de nominale maximumwaarde.Frequentie 50-60 Hz.

b. Spanningsverschil tusdsen de fasen mag niet groter zijn dan 2%.

5. De af-fabriek aangebrachte bedrading mag zonder de schriftelijke toestemming van AlfaLaval niet gewijzigd worden.

In deze paragraaf worden gevaarlijke handelingen en andere belangrijke informatiebenadrukt. De waarschuwingen zijn met speciale symbolen gemarkeerd.

Lees altijd deze handleiding voordat u het apparaat gaatgebruiken!

Alle werkzaamheden aan het apparaat moeten door ge-schoolde medewerkers worden uitgevoerd!

LET OP! Geeft aan dat speciale procedures moeten worden gevolgd om ernstigletsel te voorkomen

VOORZICHTIG!Geeft aan dat speciale procedures moeten worden gevolgd om ernstigeschade aan het apparaat te voorkomen.

OPMERKING! Geeft belangrijke informatie aan ter vereenvoudiging van de werkzaamheden of om deze beter begrijpelijk te maken.

NL

3

Veiligheid

LET GOED OP de volgende aanwijzingen om ernstig letsel persoonlijk en/of schadeaan het apparaat te voor komen.

Hijsen en transport

De hijsvorken dienen onder des desbetreffende gedeelten van de houten pallet te worden ge-schoven. Er kan schade ontstaan wanneer de vorken in rechtstreeks contact met hetapparaat komen.

Voor het hijsen van het toestel1. Zorg dat riemen of haken uitsluitend aan de daarvoor bestemde hijspunten worden bevestigd.2. Zorg dat het apparaat stabiel en in balans staat alvorens het op te hijsen.

Installatie en onderhoudTer voorkoming van ongevallen moet voor het uitvoeren van onderhouds-werkzaamheden eerst de netspanning worden uitgeschakeld en de veiligheids-schakelaar in de uitstand gezet worden.

Er mogen geen medewerkers op of over het apparaat heen lopen vanwege het ri-sico van lichamelijk letsel en schade aan het apparaat.

Zorg alvorens te beginnen met het onderhoud aan de ventilatoren dat deze nietdraaien en dat de schakelaar in de uitstand staat. Wanneer het werk afgerond is,dienen de beschermroosters te worden teruggeplaatst.

VloeistofrisicoDe HFC-koelvloeistoffen (R22, R404A, R407C, R134a, enz.) zijn koelvloeistoffen vangroep L1/A1 conform EU-Richtlijn 97/23/EG.

Ethyleenglycol is bij hoge temperaturen ontvlambaar en explosief.

Voor beide koelvloeistoffen wordt aanbevolen:

Veiligheidskleding te dragen

Uit de buurt te blijven van ontstekingsbronnen - nietroken

NL

4

Algemene omschrijving

Beschrijving van het apparaatDeze nieuwe industriële serie koelers is ontworpen voor het bewaren van gekoelde verse endiepgevroren levensmiddelen in middel- tot zeer grote koude opslagruimten. Dit is mogelijkdankzij het grote gamma van verschillende capaciteiten (van 10 tot 200 kW), door deleverbaarheid van ventilatoren met verschillende diameters (tot 800 mm), diverse lamelaf-standen en een groot aantal opties.

De warmtewisselaar is ontworpen om de beste koelprestaties te leveren voor de beoogdetoepassing, waarbij de benodigde hoeveelheid koelmiddel wordt geminimaliseerd.

Model-aanduidingenSerie Groene lijn Rode lijn Blauwe lijnProduct Fruit en groente Vlees en vis DiepvriesvoedingKamertemperatuur 10 ÷ 0°C 0 ÷ -7°C -18 ÷ -40°CLamelafstand 4 ÷ 5mm 5 ÷ 6mm 7-12 mm

S e r i e s I L G I L R I L B I L G I L R I L BT o e p a s si n gØ V e n ti l a to r e nA a n ta l v e n ti l a to re nB l o k g r o o tte

L a m e l a fsta n d 4 m m 6 m m 1 0 m m 4 m m 6 m m 1 0 m m

O n t d o o i sy ste e m

M o to r t y p e

A • B • C • D • E • F • G

A = L u c h t • E = E le k t r i s c h • H G = H e e t g a s • F R H = R in g ve rw a rm in g • H G -E = H e e t G a s + E le k t r i s c h • W = W a t e r

S = 1 fa s e • T = 3 fa s e n

E = D i re c t e e x p a n s ie W = p e k e l5 0 = 5 0 0 m m • 5 6 = 5 6 0 m m • 6 3 = 6 3 0 m m • 8 0 = 8 0 0 m m

1 • 2 • 3 • 4 • 5

zie afbeelding 1TABEL AANSLUITINGEN, GEWICHTEN EN AFMETINGEN

Pekel DX IN UIT501A 501A 1430 801 946 93 88 16 28 1501C 501C 1430 801 946 98 93 16 28 1501D - 1430 801 946 101 - - - 1501E 501E 1430 801 946 103 98 16 35 1502A 502A 2280 801 946 190 181 16 35 2502C 502C 2280 801 946 201 191 22 42 2502D - 2280 801 946 206 - - - 2502E 502E 2280 801 946 211 201 22 54 2503A 503A 3130 801 946 280 267 22 42 3503C 503C 3130 801 946 297 283 28 54 3503D - 3130 801 946 305 - - - 3503E 503E 3130 801 946 312 297 28 54 3504A 504A 3980 801 946 375 357 22 54 4504C 504C 3980 801 946 394 376 28 54 4504D - 3980 801 946 404 - - - 4504E 504E 3980 801 946 415 395 28 64 4505A 505A 4830 801 946 467 445 28 54 5505C 505C 4830 801 946 492 468 28 64 5505D - 4830 801 946 504 - - - 5505E 505E 4830 801 946 518 493 35 76 5561C 561C 1580 959 1186 123 118 16 35 1561D - 1580 959 1186 128 - - - 1561E 561E 1580 959 1186 132 125 22 42 1561F - 1580 959 1186 140 - - - 1561G 561G 1580 959 1186 148 141 28 42 1562C 562C 2580 959 1186 290 276 28 54 2562D - 2580 959 1186 298 - - - 2562E 562E 2580 959 1186 307 292 35 54 2562F - 2580 959 1186 323 - - - 2562G 562G 2580 959 1186 340 323 35 64 2563C 563C 3580 959 1186 388 370 35 64 3563D - 3580 959 1186 401 - - - 3563E 563E 3580 959 1186 414 395 35 76 3563F - 3580 959 1186 439 - - - 3563G 563G 3580 959 1186 464 442 42 76 3564C 564C 4580 959 1186 538 512 42 76 4564D - 4580 959 1186 556 - - - 4564E 564E 4580 959 1186 572 544 42 76 4564F - 4580 959 1186 605 - - - 4564G 564G 4580 959 1186 637 607 42 89 4565C 565C 5580 959 1186 616 586 42 76 5565D - 5580 959 1186 636 - - - 5565E 565E 5580 959 1186 657 625 42 89 5565F - 5580 959 1186 698 - - - 5565G 565G 5580 959 1186 740 705 42 89 5

Model

Pe kel DX EAanta l

ventila tore nH Referentie -la m elafstand 6 [m m ]G

Afme tingen [m m ] Gew icht [kg] Diam eter aansluiting [mm ] DX

NL

5

Algemene omschrijving

Diameter pekelaansluiting te zien door afdrukken programma te kiezenAfleveringHet apparaat wordt afgeleverd op pallets, verpakt in kunststoffolie, met de volgende afmetin-gen:

Gelieve alle apparaten bij aflevering te controleren op schuurplekken of beschadigingen vande kunststoffolie, omdat dit kan wijzen op beschadiging van het apparaat zelf.

In geval van schade tijdens het transport dient onmiddellijk zowel hetvervoersbedrijf als AL (of één van haar agenten) te worden ingelicht middelsmemo/ aantekening op de leverbon (CRM).Bovendien moet de klant een schriftelijke melding met begeleidende foto’s instu-ren waarin de schade in detail wordt beschreven.

Pekel DX IN UIT631C 631C 1580 1018 1426 182 173 28 42 1631D - 1580 1018 1426 187 - - - 1631E 631E 1580 1018 1426 192 183 28 54 1631F - 1580 1018 1426 203 - - - 1631G 631G 1580 1018 1426 213 203 35 54 1632C 632C 2580 1018 1426 376 358 35 64 2632D - 2580 1018 1426 386 - - - 2632E 632E 2580 1018 1426 396 377 35 76 2632F - 2580 1018 1426 417 - - - 2632G 632G 2580 1018 1426 438 417 35 76 2633C 633C 3580 1018 1426 563 536 35 76 3633D - 3580 1018 1426 578 - - - 3633E 633E 3580 1018 1426 593 565 42 76 3633F - 3580 1018 1426 625 - - - 3633G 633G 3580 1018 1426 657 625 42 89 3634C 634C 4580 1018 1426 743 707 42 89 4634D - 4580 1018 1426 764 - - - 4634E 634E 4580 1018 1426 784 747 42 89 4634F - 4580 1018 1426 826 - - - 4634G 634G 4580 1018 1426 868 827 2 x 42 2 x 76 4635C 635C 5580 1018 1426 908 865 42 89 5635D - 5580 1018 1426 933 - - - 5635E 635E 5580 1018 1426 959 913 2 x 35 2 x 76 5635F - 5580 1018 1426 1010 - - - 5635G 635G 5580 1018 1426 1063 1012 2 x 42 2 x 76 5801C 801C 1780 1136 1666 264 252 28 54 1801D - 1780 1136 1666 272 - - - 1801E 801E 1780 1136 1666 279 266 35 64 1801F - 1780 1136 1666 294 - - - 1801G 801G 1780 1136 1666 309 294 35 64 1802C 802C 2980 1136 1666 545 519 42 76 2802D - 2980 1136 1666 560 - - - 2802E 802E 2980 1136 1666 574 547 2 x 35 2 x 64 2802F - 2980 1136 1666 604 - - - 2802G 802G 2980 1136 1666 635 605 2 x 35 2 x 64 2803C 803C 4180 1136 1666 816 777 2 x 35 2 x 64 3803D - 4180 1136 1666 838 - - - 3803E 803E 4180 1136 1666 860 819 2 x 42 2 x 76 3803F - 4180 1136 1666 906 - - - 3803G 803G 4180 1136 1666 952 907 2 x 42 2 x 76 3804C 804C 5380 1136 1666 1077 1025 2 x 35 2 x 76 4804D - 5380 1136 1666 1106 - - - 4804E 804E 5380 1136 1666 1137 1083 2 x 42 2 x 89 4804F - 5380 1136 1666 1198 - - - 4804G 804G 5380 1136 1666 1259 1199 2 x 42 2 x 89 4

Aantal ventilatorenPekel DX E G H Referentie-lamelafstand 6 [mm]

Model Afmetingen [mm] Diameter aansluiting [mm] DX

Gewicht [kg]

Le ngte Hoo gte B re e d te G e w ic h t (ca .)

m m m m m m kg

1 1 54 0 10 15 95 0 942 2 39 0 10 15 95 0 19 43 3 24 0 10 15 95 0 28 74 4 09 0 10 15 95 0 38 25 4 94 0 10 15 95 0 47 61 1 69 0 12 55 1 120 13 02 2 69 0 12 55 1 120 30 23 3 69 0 12 55 1 120 40 84 4 69 0 12 55 1 120 56 35 5 69 0 12 55 1 120 64 91 1 69 0 14 95 1 120 19 02 2 69 0 14 95 1 120 39 03 3 69 0 14 95 1 120 58 44 4 69 0 14 95 1 120 77 25 5 69 0 14 95 1 120 88 01 1 89 0 17 35 1 190 16 82 3 09 0 17 35 1 190 56 53 4 29 0 17 35 1 190 84 74 5 49 0 17 35 1 190 1 120

Dia

met

er v

entil

ator

en

Aan

tal v

entil

ator

en

M ode l le n pe k e l e n D X

500

560

630

800

NL

6

Algemene omschrijving

OpslagWanneer het apparaat voorafgaand aan de plaatsing (een of meerdere maanden) moet wordenopgeslagen, wordt aanbevolen de volgende voorzorgsmaatregelen te nemen:

1. Haal het apparaat niet uit de verpakking.2. Sla het apparaat binnen op bij een temperatuur van 15 tot 25ºC en vochtigheid van 50 tot

70 %.3. Voorkom dat het apparaat wordt blootgesteld aan bijtende vloeistoffen of dampen.4. Wanneer het apparaat buiten wordt opgeslagen, wordt aangeraden de ventilator(en)

minimaal eenmaal per week 4 tot 6 uur te laten draaien. Dit om schade aan deelektromotoren te voorkomen.

OpstellingAanbevelingen waaraan gedacht moet worden voorafgaand aan de montage:

a) Controleer de draagkracht van de constructie ten opzichte van het gewicht vanhet apparaat.

b) Als het apparaat bovenop het plafond van een koude ruimte moet worden geplaatst,kunnen extra balken of hangstijlen nodig zijn voor een betere verdeling van hetgewicht.

c) Om de vorming van koudebruggen te voorkomen moet bijzondere aandacht besteedworden aan de onderdelen die door de isolatie heenlopen, bij voorkeur met behulpvan warmteisolaties of in ieder geval door een hoge mate van isolatie naar deomgeving te garanderen.

d) Gebruik funderingsbouten met vlakke sluitringen, borgringen en moeren en neemdaarbij in acht de afstand tussen de bevestigingsassen van het apparaat,zoals aangegeven op onderstaande figuur.

zie afbeelding 2

5001

Ventilator2

Ventilators3

Ventilators4

Ventilators5

VentilatorsA 850 1700 2550 3400 4250B / / / 1700 1700C / / / / 850L 654 654 654 654 654

560 Ø 1 Ventilator

2 Ventilators

3 Ventilators

4 Ventilators

5 Ventilators

A 1000 2000 3000 4000 5000B / / / 2000 2000C / / / / 1000L 724 724 724 724 724

630 Ø 1 Ventilator

2 Ventilators

3 Ventilators

4 Ventilators

5 Ventilators

A 1000 2000 3000 4000 5000B / / / 2000 2000C / / / / 1000L 724 724 724 724 724

8 0 0 Ø1

V e n t i la to r2

V e n t ila t o rs3

V e n t ila to rs4

V e n t i la to rsA 1 2 0 0 2 4 0 0 3 6 0 0 4 8 0 0B / / 1 2 0 0 1 2 0 0C / / 1 2 0 0 2 4 0 0L 7 9 4 7 9 4 7 9 4 7 9 4

PlaatsingWanneer het apparaat in de koelruimte moet worden geplaatst, wordt het volgende sterkaanbevolen:

- De luchtstroom mag niet belemmerd worden door constructie-elementen die een juistecirculatie van de lucht kunnen belemmeren.- Er moet genoeg ruimte overblijven tussen de wand en de voorzijde van het lamellenblok omde juiste gekoelde luchtstroom mogelijk te maken (Hx0,9 min.).- Onder het apparaat moet voldoende ruimte overblijven opdat de lekbak geopend kan worden.- Aan de zijkant moet genoeg ruimte overblijven (A+200 mm) opdat de thermostaatklep eenvoudigkan worden geplaatst of vervangen, evenals voor de plaatsing of vervanging van de elektrischeontdooielementen of het waterontdooiingssysteem. Wanneer een dergelijke afstand nietgerealiseerd kan worden, moet er een gat gemaakt worden in de wand van de koelruimte, datvervolgens weer moet worden gesloten met een uitneembare plaat of iets dergelijks.

zie afbeelding 3 en 4

NL

7

In geval van gedeeltelijke vulling van de opslagruimte dient de onderstaande volgorde te wor-den aangehouden om omkering van de luchtstroom vooraan de stapel te voorkomen.

Montagevoorzieningen

De apparaten dienen uit de buurt geplaatst te worden van plekken met een hogeluchtinstroom zoals deuropeningen. In geval van plaatsing in de buurt van een opendeur zal vochtige warme lucht naar binnen komen, waardoor het ontdooiingsysteem harder moet werken en het apparaat oneigenlijk wordt over belast.

De afvoerleiding van elk apparaat moet worden aangesloten op de vrouwelijke gaskoppelingin het midden van de lekbak en moet naar een onafhankelijk waterslot worden geleid omverplaatsing van warme lucht door de afvoerleidingen te voorkomen. Het verval dient mini-maal 20% te zijn. Aansluitingen van lekbakken en eventuele afvoerleidingen enwatersloten die aan vorst blootstaan moeten met elektrisch verwarmde kabelsworden omwikkeld en geïsoleerd om bevriezing te voorkomen. Verwarmings-elementen moeten continu ingeschakeld blijven. Alle leidingen moeten naar behorenondersteund worden, onafhankelijk van het apparaat zelf, zodat er geen gewicht op de lek-bakbevestiging rust. Tijdens het ontdooien moet de afvoerleiding verwarmd worden door mid-del van een elektrische verwarmer binnenin de leiding (door Alfa Laval aan te brengenoptional).

Voor een optimaal rendement van de verdamper dient tijdens opslag de onderstaande

Het wordt aanbevolen HET APPARAAT NIET BOVEN DE DEUR AAN TE BRENGEN, metname wanneer er geen voorgekoelde ruimte aanwezig is.

stapelvolgorde te worden aangehouden. zie afbeelding 5

Montage

De beste methode is het apparaat rechtstreeks aan het dak van de koelruimte te plaatsen.Hiertoe moet gebruik gemaakt worden van passende hulpmiddelen, afhankelijk van grootteen gewicht van het apparaat. Ten behoeve van de plaatsing moet het apparaat met een vork-heftruck worden opgetild. Voor het uitpakken dienen geschikte gereedschappen te wordengebruikt om te voorkomen dat de buitenoppervlakken van het apparaat beschadigd raken.Voer vervolgens de volgende stappen uit:

1. Verwijder de kist.2. Verwijder de beschermingsfolie.3. Plaats het apparaat op zijn plaats op het dak en controleer of de

bevestigingsankers correct zijn vastgemaakt.4. Zet het apparaat vast aan het dak.5. Maak de houten ondersteuning los en haal deze naar beneden.6. Bevestig de lekbak.

Aansluitingen leidingen voor apparaten met directe expansieDe leidingdiameters moeten gekozen worden volgens goede technische ontwerpnormen entevens conform EN 378-2. Voordat het systeem met koudemiddel wordt gevuld, moet hetsysteem als geheel onderworpen worden aan een drukproef om te controleren of er geenlekken zijn en vervolgens worden leeggepompt om eventueel vocht te verwijderen.

De leidingen moeten onafhankelijk van de verdamper ontworpen en gesteund wor-den opdat de overbrenging van trillingen zo veel mogelijk wordt beperkt,uitzetting en krimping mogelijk is en de aansluitingen van de verdamper nietbelast worden.

Verwijder de linker zijplaat (kijkende in de richting van de ventilatoren); de plaat heeft eenuitsteeksel waaraan het in de lekbak gehaakt wordt. Controleer voor het aansluiten of ervooraf ingebrachte stikstof aanwezig is, om droog onderhoud op het koelcircuit te kunnenuitvoeren.

zie afbeelding 7

zie afbeelding 6

NL

8

ZuigleidingSluit de leiding aan, rekening houdend met de aansluitdiameter van het lamellenblok. Deterugvoerleiding moet zodanig lopen dat de olie onder natuurlijk verval van de verdamperterug kan lopen naar de compressor (minimaal verval 1 cm per m). Als dit niet mogelijk is,moet er voor iedere aansluiting op het lamellenblok een aanzuigsifon worden aangebracht.

Lassen:• Om twee koperen buizen te lassen wordt aanbevolen overlappend te lassen,

zowel om de sterkte te verzekeren als om het risico van breuken in de buurtvan de las door de opgewekte trillingen te verkleinen.

• Als de diameter van de buizen te klein is om de overlapmethode toe te passen,zal gebruik moeten worden gemaakt van geschikte soldeerverbindingen.

• Verwijder voor het solderen de dop van het ½” gasventiel.

Montage

De externe leidingen moeten goed gelijk liggen.De aansluitingen mogen NIET worden verbogen!

zie afbeelding 8

VloeistofleidingOptimale prestaties van de verdamper worden verkregen met de verdeler van de koelvloeistofin verticale stand en expansieklep C rechtstreeks gemonteerd op de verdeler.

Lassen:

• Verwijder de interne onderdelen.• Bescherm de verdeler met behulp van een vochtige doek.• Gebruik een zachte soldeer met een laag smeltpunt en let erop de vlam niet

rechtstreeks op een bocht of pijp van het lamellenblok te richten.

Positie van de temperatuursensor in de aanzuigleidingDe positie van de sensor van de thermostaatklep hangt af van de diameter van de aanzuig-leiding, waaraan deze stevig is bevestigd door middel van de daartoe bestemde metalenklemmen die de warmtestroom van de leiding op de sensor overbrengen. Het wordt aange-raden deze in het horizontale gedeelte van de aanzuigleiding, ver uit de buurt van allewarmtebronnen of warme massa’s te plaatsen.

Hydraulischeaansluitingen voor pekel apparatenOntlucht het systeem, laat alle lucht eruit en controleer op waterslag.Controleer de werking van de toevoermagneetklep of mengventiel.Belangrijk:

• De diameter van de leiding moet overeenkomen met de diameter van deaansluitingen IN en UIT van het lamellenblok;

• Installeer de afsluitkleppen (AAN-UIT)in de buurt van het apparaat om regulieronderhoud mogelijk te kunnen maken.

• Maak gebruik van trillingsdempende verbindingen;• Alle schroefdraden moeten in verband met de luchtdichtheid met teflon

omwikkeld worden.

Ontdooisysteem

AlgemeenHet omgevingsvocht in de koelruimte, alsmede de waterdamp afkomstig van deontvochtiging van het opgeslagen product, condenseert en vormt ijs als het in contact komtmet de koellamellen. Dit verkleint de ruimte voor de luchtstroom en daarmee de warmte-uitwisseling en de prestaties van het apparaat. Om dit te voorkomen moet het koelerblokgeregeld worden ontdooid volgens één van de hieronder beschreven procedures.

De ontdooiing wordt door de operator ingesteld met het oog op de specifieke ver-eisten ter plaatse, zodat het koeloppervlak geheel van ijs wordt ontdaan.

NL

9

Ontdooiing (optioneel)

Sensor voor einde ontdooicyclusDeze dient zich op een zodanige plaats op de verdamper te bevinden dat deze niet in con-tact komt met hete lucht, waardoor de juiste werking zou kunnen worden belemmerd. Deontdooicyclus eindigt wanneer de sensor een temperatuur voor het lamellenblok meet dieovereenkomt met de ingestelde waarde. Dan wordt de ontdooicyclus gestopt en begint hetkoelen opnieuw, terwijl de ventilatoren pas weer opstarten na afloop van een geschikteafdruiptijd.

LuchtontdooiingDeze methode kan alleen worden toegepast wanneer de ruimtetemperatuur boven de 2°Cligt. In dit geval wordt de pomp gestopt en de verdamper op natuurlijke wijze verwarmd doorde ventilatoren lucht door het koelerblok te laten blazen.

Elektrische ontdooiingDe elektrische ontdooiing bestaat uit een aantal ontdooielementen die in het koelerblokzijn aangebracht, die dienen om de lamellen tijdens he ontdooien te verwarmen. Deeenheden kunnen eveneens worden uitgerust met een elektrische lekbak voorzien vanisolatie en ontdooielementen, waardoor het dooiwater bij zeer lage ruimtetemperaturen uitde bak kan lopen. Dit systeem kan toegepast worden voor koelruimten met temperaturenboven -35°C. De verwarmers worden elektrisch aangesloten op een centrale aansluitdoos.De aansluiting op de netvoeding moet plaatsvinden volgens het aansluitdiagram.Alvorens de elektrische aansluiting te maken moet gecontroleerd worden of hetsysteem van de voeding losgekoppeld is en niet onbedoeld ingeschakeld kan wor-den.

Tijdens het ontdooien zijn de ontdooielementen ingeschakeld, terwijl de koeling uitgescha-keld is. Het is goed gebruik de ontdooiing te regelen met een timer en een thermostaat omoververhitting te voorkomen.Laat de ontdooiing niet te lang aan staan, omdat dit stoomvorming in het lam-ellenblok veroorzaakt.WaterontdooiingDit systeem kan toegepast worden voor koelruimten met temperaturen van 0°C tot -10°C.Het benodigde waterdebiet voor het ontdooien wordt hieronder weergegeven. Voer nooitwater van boven 16°C toe om nevelvorming te voorkomen. Voor lage temperaturen (tot -30°C) zijn extra onderdelen nodig, neem hiervoor contact op met uw Alfa Laval agent.

Model Model Model Model Model Modell/u kPa l/u kPa l/u kPa l/u kPa l/u kPa l/u kPa

501A 1500 5 504E 12000 9 563C 10600 12 631C 4500 12 634C 17700 25 802C 12800 25501C 2300 5 505A 7500 10 563D 12000 12 631D 5200 12 634D 20000 25 802D 14500 25501D 2700 5 505C 11300 10 563E 14000 12 631E 6000 12 634E 23000 25 802E 16500 25501E 3000 5 505D 13000 10 563F 15500 12 631F 6500 12 634F 26000 25 802F 19000 25502A 3000 7 505E 15000 10 563G 17500 12 631G 7500 12 634G 29000 25 802G 21000 25502C 4500 7 561C 3500 8 564C 14200 15 632C 8900 15 635C 22100 30 803C 19100 30502D 5200 7 561D 4200 8 564D 16000 15 632D 10000 15 635D 25000 30 803D 22000 30502E 5900 7 561E 4700 8 564E 18500 15 632E 11500 15 635E 29000 30 803E 25000 30503A 4500 8 561F 5300 8 564F 21000 15 632F 13000 15 635F 33000 30 803F 28000 30503C 6800 8 561G 6000 8 564G 23000 15 632G 14500 15 635G 36000 30 803G 31000 30503D 7800 8 562C 7100 10 565C 17700 21 633C 13300 20 801C 6500 15 804C 25500 40503E 8900 8 562D 8200 10 565D 20000 21 633D 15500 20 801D 7500 15 804D 29500 40504A 6000 9 562E 9500 10 565E 23000 21 633E 17500 20 801E 8500 15 804E 33500 40504C 9000 9 562F 10500 10 565F 25500 21 633F 20000 20 801F 9500 15 804F 37000 40504D 10500 9 562G 11500 10 565G 29000 21 633G 22000 20 801G 10500 15 804G 41500 40

Water WaterWater Water Water Water

Aansluiting:Sluit de waterleiding aan op de 1" gaskoppeling van de ontdooibak en sluit op dezelfde wijzede afvoerleiding aan op de koppeling aan de onderzijde van de opvangbak van de verdamper.Het minimale verval voor een goede afvoer is 20°. Binnenin de wateropvangbak moet een extraelektrisch verwarmingselement geplaatst worden als het systeem bij extreem lage tempera-turen wordt gebruikt.

De afbeelding aan de linkerzijde is slechts een suggestie voor het leggen van de leidingen.Ontwerp en aansluiting van de leidingen vindt plaats op verantwoordelijkheid van de klant.Voor de controle van de ontdooibak zie figuur 9.

NL

10

De aardaansluiting moet worden gemaakt in de vorm van een kabel van het motorframe naarde omkasting van de koeler en van de omkasting naar de aardinstallatie van de installatie.

Werkingsbeschrijving

Schakelaar aan – uitHulpcontacten: 2Nominale stroom: 16 AOverspanningsbeveiliging: 600 voltKabel: VDE 7030Beschermingsklasse: IP 65

Aarding

HOOFDSCHAKELAAR AAN / UIT(Optioneel)

Tk Thermistor, opgenomen in dewikkeling van de stator

Waarschuwing:Met het oog op een veilig onder-houd moet dicht in de buurt vanhet apparaat een AAN / UIT-scha-kelaar aangebracht zijn.

Waarschuwing: De aardaansluiting is wettelijk vereist

Waarschuwing: De aardweerstand van de installatieruimte moet lager dan 3 ohm zijn.

Elektrische ventilatoren

De ventilatormotoren hebben de volgende specificaties:

- Type: Inductie-kooianker- Beschermingsklasse: IP 54- Isolatieklasse: F- S1: Continubedrijf- Afgedichte kogellagers voor een temperatuurbereik van –40 tot 100°C- Aansluiting:

o 3-fase 400 V ± 10% 50 / 60 Hzo 1-fase 230 V ± 10% 50 / 60 Hz

Ventilator-ontdooiingDit systeem bestaat uit een ringvormig low-power verwarmingselement, dat voorkomt dat erijsvorming binnenin de ventilatoren kan optreden wanneer het systeem gestopt is voor hetontdooien van de verdamper.

InstallatieBevestig de elementen met behulp van de roestvrij stalen klemmen en schroeven tussen hetbeschermrooster en de ventilatorring. Sluit elk element aan op een aansluitdoos zoals in defiguur aangegeven:

DIA M E TE R V E NTILA TO R

Code V olt W att

500 41001101 230 450560 41001102 230 500630 41001103 230 550800 41001104 230 700

Elektrische installatie

zie afbeelding 10

zie afbeelding 11

NL

11

Driefasemotor

BINNENAANZICHTAardingsschroef

AANSLUITDIAGRAM voor aansluitdoos voor elektrische ventilatormotor(JB-1)VOEDING 3fasen - 400V - 50Hz

VENTILATORMOTOR 1VENTILATORMOTOR 3VENTILATORMOTOR 2

AANSLUITSCHEMA

Detail A Detail B

Detail C Detail D

Voeding Aansl. Detail Snelheid

3ph 400v-50Hz Y Detail D Laag3ph 400v-50Hz Δ Detail E Hoog

3ph 400v-50Hz Y Detail A Hoog3ph 230v-50Hz Y Detail B Hoog3ph 230v-50Hz Δ Detail C Laag

Aansluitdoos elektromotor

3-fase dubbele snelheid (standaard)

3-fase enkele snelheid (optie)

AANSLUITINGEN VENTILATORMOTOREN

VENTILATORMOTOR 5

Elektrische installatie

Detail E

VENTILATORMOTOR 4

NL

12

Voeding Aansl. Detail Snelheid

1ph 230v-50Hz / Detail F Hoog

Aansluitdoos elektromotor

Enkele snelheid (optie)

Elektrische installatie

1-fase motor (optie)

AANSLUITSCHEMA

VENTILATORMOTOR 1VENTILATORMOTOR 2

VENTILATORMOTOR 3VENTILATORMOTOR 4

VOEDING230V - 50-60Hz

AANSLUITDOOS

VOEDING230V - 50-60Hz

OPMERKING:(1) CONDENSATOR MEEGELEVERD IN AANSLUIT

DOOS; CAPACITEIT AFHANKELIJK VANGROOTTE MOTOR

CODE- EN KLEURENTABEL

Kleur

Code NL (Nederlands)

BK ZWART B L BLAUW BR BRUIN GR GRIJS OR ORANJE RD ROOD W H WIT Y /G GEEL/GROEN

VENTILATORMOTOR 5

ELEKTRICITEITSAANSLUITINGVENTILATORMOTOR

Detail F

NL

13

Elektrische installatie

VOEDING400V-50-60/HzDOOR KLANT

MAXIMUM CONFIGURATIEAansluitschema 21 elementen

Max 120A - 82kW

Modellen Vermogen [kW]501 / 561 / 631 / 801 0,1502 / 562 / 632 / 802 0,2503 / 563 / 633 / 803 0,3504 / 564 / 634 / 804 0,4505 / 565 / 635 0,5

Ontdooivermogen flexibele lekbak-elementenUitsluitend in combinatie met E, LE, A+E, HG+E

501A 501C 501E 502A 502C 502E 503A 503C 503E 504A 504C 504E 505A 505C 505EELEMENT CODE

N TOTAAL (INCL. LEKBAK) 6 9 12 6 9 12 6 9 12 6 9 12 6 9 12kW 0,7 0,7 0,7 1,4 1,4 1,4 2,1 2,1 2,1 2,7 2,7 2,7 3,4 3,4 3,4

kW TOTAAL 4,2 6,3 8,4 8,4 12,6 16,8 12,6 18,9 25,2 16,2 24,3 32,4 20,4 30,6 40,8N TOTAAL (INCL. LEKBAK) 3 4 6 3 4 6 3 4 6 3 4 6 3 4 6

kW 0,7 0,7 0,7 1,4 1,4 1,4 2,1 2,1 2,1 2,7 2,7 2,7 3,4 3,4 3,4kW TOTAAL 2,1 2,8 4,2 4,2 5,6 8,4 6,3 8,4 12,6 8,1 10,8 16,2 10,2 13,6 20,4

NkW

kW TOTAAL

561C 561E 561G 562C 562E 562G 563C 563E 563G 564C 564E 564G 565C 565E 565GELEMENT CODE

N TOTAAL (INCL. LEKBAK) 12 15 18 12 15 18 12 15 18 12 15 18 12 15 18kW 0,8 0,8 0,8 1,6 1,6 1,6 2,4 2,4 2,4 3,2 3,2 3,2 4 4 4

kW TOTAAL 9,6 12 14,4 19,2 24 28,8 28,8 36 43,2 38,4 48 57,6 48 60 72N TOTAAL (INCL. LEKBAK) 6 7 9 6 7 9 6 7 9 6 7 9 6 7 9

kW 0,8 0,8 0,8 1,6 1,6 1,6 2,4 2,4 2,4 3,2 3,2 3,2 4 4 4kW TOTAAL 4,8 5,6 7,2 9,6 11,2 14,4 14,4 16,8 21,6 19,2 22,4 28,8 24 28 36

NkW

kW TOTAAL

631C 631E 631G 632C 632E 632G 633C 633E 633G 634C 634E 634G 635C 635E 635GELEMENT CODE

N TOTAAL (INCL. LEKBAK) 12 18 21 12 18 21 12 18 21 12 18 21 12 18 21kW 0,8 0,8 0,8 1,6 1,6 1,6 2,4 2,4 2,4 3,2 3,2 3,2 4 4 4

kW TOTAAL 9,6 14,4 16,8 19,2 28,8 33,6 28,8 43,2 50,4 38,4 57,6 67,2 48 72 84N TOTAAL (INCL. LEKBAK) 7 9 11 7 9 11 7 9 11 7 9 11 7 9 11

kW 0,8 0,8 0,8 1,6 1,6 1,6 2,4 2,4 2,4 3,2 3,2 3,2 4 4 4kW TOTAAL 5,6 7,2 8,8 11,2 14,4 17,6 16,8 21,6 26,4 22,4 28,8 35,2 28 36 44

NkW

kW TOTAAL

801C 801E 801G 802C 802E 802G 803C 803E 803G 804C 804E 804GELEMENT CODE

N TOTAAL (INCL. LEKBAK) 18 21 21 18 21 21 18 21 21 18 21 21kW 1 1 1 1,9 1,9 1,9 2,9 2,9 2,9 3,9 3,9 3,9

kW TOTAAL 18 21 21 34,2 39,9 39,9 52,2 60,9 60,9 70,2 81,9 81,9N TOTAAL (INCL. LEKBAK) 9 12 12 9 12 12 9 12 12 9 12 12

kW 1 1 1 1,9 1,9 1,9 2,9 2,9 2,9 3,9 3,9 3,9kW TOTAAL 9 12 12 17,1 22,8 22,8 26,1 34,8 34,8 35,1 46,8 46,8

NkW

kW TOTAAL2,9 3,9

3 5,7 8,7 11,7

41001099 41001100

LAAG ELEKTRISCH

LEKBAK3 3 3 31 1,9

ONTDOOISERIE 500

ELEKTRISCH

41001097 41001098

4 VENTILATOREN

LEKBAK1,6 3,2

AIRMAX II DX 1 VENTILATOR 2 VENTILATOREN 3 VENTILATOREN

2 20,8 1,6 2,4 3,2

2 22

6,44,848

LAAG ELEKTRISCH

ONTDOOISERIE 500

ELEKTRISCH

41001092 41001093 41001094 41001095 41001096

6,4 8

AIRMAX II DX 1 VENTILATOR 2 VENTILATOREN 3 VENTILATOREN 4 VENTILATOREN 5 VENTILATOREN

LEKBAK2 2

0,8 1,6 2,4 3,2 42 2 2

1,6 3,2 4,8

41001094 41001095 41001096

LAAG ELEKTRISCH

ONTDOOISERIE 500

ELEKTRISCH

41001092 41001093

4,2 5,4 6,8

AIRMAX II DX 1 VENTILATOR 2 VENTILATOREN 3 VENTILATOREN 4 VENTILATOREN 5 VENTILATOREN

2 2 20,7 1,4 2,1 2,7 3,4

LAAG ELEKTRISCH

LEKBAK2 2

1,4 2,8

ONTDOOISERIE 500

ELEKTRISCH

41001087

3 VENTILATOREN

41001088

2 VENTILATORENAIRMAX II DX 1 VENTILATOR 4 VENTILATOREN 5 VENTILATOREN

41001089 41001090 41001091

NL

14

501A 501C 501D 501E 502A 502C 502D 502E 503A 503C 503D 503EELEMENT CODE

N TOTAAL (INCL. LEKBAK) 6 9 9 12 6 9 9 12 6 9 9 12kW 0,7 0,7 0,7 0,7 1,4 1,4 1,4 1,4 2,1 2,1 2,1 2,1

kW TOTAAL 4,2 6,3 6,3 8,4 8,4 12,6 12,6 16,8 12,6 18,9 18,9 25,2N TOTAAL (INCL. LEKBAK) 3 4 4 6 3 4 4 6 3 4 4 6

kW 0,7 0,7 0,7 0,7 1,4 1,4 1,4 1,4 2,1 2,1 2,1 2,1kW TOTAAL 2,1 2,8 2,8 4,2 4,2 5,6 5,6 8,4 6,3 8,4 8,4 12,6

NkW

kW TOTAAL

504A 504C 504D 504E 505A 505C 505D 505E

6 9 9 12 6 9 9 122,7 2,7 2,7 2,7 3,4 3,4 3,4 3,4

16,2 24,3 24,3 32,4 20,4 30,6 30,6 40,83 4 4 6 3 4 4 6

2,7 2,7 2,7 2,7 3,4 3,4 3,4 3,48,1 10,8 10,8 16,2 10,2 13,6 13,6 20,4

561C 561D 561E 561F 561G 562C 562D 562E 562F 562G 563C 563D 563E 563F 563GELEMENT CODE

N TOTAAL (INCL. LEKBAK) 12 12 15 15 18 12 12 15 15 18 12 12 15 15 18kW 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 1,6 1,6 1,6 1,6 1,6 2,4 2,4 2,4 2,4 2,4

kW TOTAAL 9,6 9,6 12 12 14,4 19,2 19,2 24 24 28,8 28,8 28,8 36 36 43,2N TOTAAL (INCL. LEKBAK) 6 6 7 7 9 6 6 7 7 9 6 6 7 7 9

kW 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 1,6 1,6 1,6 1,6 1,6 2,4 2,4 2,4 2,4 2,4kW TOTAAL 4,8 4,8 5,6 5,6 7,2 9,6 9,6 11,2 11,2 14,4 14,4 14,4 16,8 16,8 21,6

NkW

kW TOTAAL

564C 564D 564E 564F 564G 565C 565D 565E 565F 565G

12 12 15 15 18 12 12 15 15 183,2 3,2 3,2 3,2 3,2 4 4 4 4 4

38,4 38,4 48 48 57,6 48 48 60 60 726 6 7 7 9 6 6 7 7 9

3,2 3,2 3,2 3,2 3,2 4 4 4 4 419,2 19,2 22,4 22,4 28,8 24 24 28 28 36

ONTDOOISERIE 500

LEKBAK

LAAG ELEKTRISCH

ELEKTRISCH

LEKBAK

AIRMAX II DX ONTDOOISERIE 500

AIRMAX II DX

ELEKTRISCH

LAAG ELEKTRISCH

3,2 46,4 8

41001095 41001096

2 2

1,6 3,2 4,84 VENTILATOREN 5 VENTILATOREN

2 2 20,8 1,6 2,4

1 VENTILATOR 2 VENTILATOREN 3 VENTILATOREN

41001092 41001093 41001094

2,7 3,45,4 6,8

41001090 41001091

2 2

1,4 2,8 4,24 VENTILATOREN 5 VENTILATOREN

2 2 20,7 1,4 2,1

1 VENTILATOR 2 VENTILATOREN 3 VENTILATOREN

41001087 41001088 41001089

Elektrische installatie

631C 631D 631E 631F 631G 632C 632D 632E 632F 632G 633C 633D 633E 633F 633GELEM ENT CODE

N TOTAAL (INCL. LEKBAK) 12 12 18 18 21 12 12 18 18 21 12 12 18 18 21kW 0 ,8 0,8 0,8 0,8 0,8 1,6 1,6 1,6 1,6 1,6 2 ,4 2,4 2,4 2,4 2,4

kW TO TAAL 9 ,6 9,6 14,4 14,4 16,8 19,2 19,2 28 ,8 28,8 33,6 28,8 28 ,8 43,2 43,2 50 ,4N TOTAAL (INCL. LEKBAK) 7 7 9 9 11 7 7 9 9 11 7 7 9 9 11

kW 0 ,8 0,8 0,8 0,8 0,8 1,6 1,6 1,6 1,6 1,6 2 ,4 2,4 2,4 2,4 2,4kW TO TAAL 5 ,6 5,6 7,2 7,2 8,8 11,2 11,2 14 ,4 14,4 17,6 16,8 16 ,8 21,6 21,6 26 ,4

NkW

kW TO TAAL

634C 634D 634E 634F 634G 635C 635D 635E 635F 635G

12 12 18 18 21 12 12 18 18 213 ,2 3,2 3,2 3,2 3,2 4 4 4 4 4

38,4 38,4 57,6 57,6 67,2 48 48 72 72 847 7 9 9 11 7 7 9 9 11

3 ,2 3,2 3,2 3,2 3,2 4 4 4 4 422,4 22,4 28,8 28,8 35,2 28 28 36 36 44

801C 801D 801E 801F 801G 802C 802D 802E 802F 802G 803C 803D 803E 803F 803GELEM ENT CODE

N TOTAAL (INCL. LEKBAK) 18 18 21 21 21 18 18 21 21 21 18 18 21 21 21kW 1 1 1 1 1 1,9 1,9 1,9 1,9 1,9 2 ,9 2,9 2,9 2,9 2,9

kW TO TAAL 18 18 21 21 21 34,2 34,2 39 ,9 39,9 39,9 52,2 52 ,2 60,9 60,9 60 ,9N TOTAAL (INCL. LEKBAK) 9 9 12 12 12 9 9 12 12 12 9 9 12 12 12

kW 1 1 1 1 1 1,9 1,9 1,9 1,9 1,9 2 ,9 2,9 2,9 2,9 2,9kW TO TAAL 9 9 12 12 12 17,1 17,1 22 ,8 22,8 22,8 26,1 26 ,1 34,8 34,8 34 ,8

NkW

kW TO TAAL

804C 804D 804E 804F 804G

18 18 21 21 213 ,9 3,9 3,9 3,9 3,9

70,2 70,2 81,9 81,9 81,99 9 12 12 12

3 ,9 3,9 3,9 3,9 3,935,1 35,1 46,8 46,8 46,8

8,7

11 ,7

3

3

1 1,9 2,9

3,9

4 V ENTILATO REN

LAAG ELEKTRIS CH

LEKBAK3 3

3 5,7

41001099

41001100

AIR MAX II D X 1 V ENTILATO R 2 V ENTILATOREN 3 VENTILATO REN

ON TD OOISER IE 500

ELEKTRIS CH

41001097 41001098

3,2 46,4 8

41001095 41001096

2 2

3,2 4,84 V ENTILATO REN 5 V ENTILATOREN

41001094

LAAG ELEKTRIS CH

LEKBAK2 2 2

0,8 1,6 2,41,6

ON TD OOISER IE 500

ELEKTRIS CH

41001092 41001093

AIR MAX II D X 1 V ENTILATO R 2 V ENTILATOREN 3 VENTILATO REN

NL

15

OnderhoudPeriodiek onderhoudOm de warmte-efficiëntie van het apparaat te waarborgen moeten de onderdelen ervangeregeld worden gecontroleerd. Voer een visuele inspectie van de koelers uit en kijk of eraanwijzingen voor mechanische slijtage zijn. Houd er rekening mee dat de motoren geheelgesloten zijn met afgedichte lagers die niet hoeven te worden bijgesmeerd. Controleer hetapparaat op ongerechtigheden of afzettingen, met name aan de luchtinlaatzijde op delamellen en het gebied rond de lekbak, en reinig dit waar nodig met water en een geschikt,mild schoonmaakmiddel, als benodigd (bijvoorbeeld Alpacon Degreaser). Controleer defrequentie en duur van de optredende rijp en controleer het apparaat maandelijks opijsafzetting.

ReinigingLet erop dat het apparaat beschadigd kan raken door condenswater dat wordt gevormd tij-dens het ontdooien, dat eventueel is verontreinigd met onzuiverheden uit de lucht. Het is deverantwoordelijkheid van de operator om zich te informeren over deze emicaliënen de lucht in de koelruimte, en om geschikte middelen en aterialen te kiezen.Een zwakke waterstraal of niet-agressieve vloeibare middelen kunnen ook worden gebruikt.

Waarschuwing: Alvorens te beginnen met het onderhoud moet de voeding worden uitge-schakeld op het controlepaneel. Als extra voorzorgsmaatregel kan de operator ter voorko-ming van ongevallen ook de AAN / UIT schakelaar in de uit-stand zetten.

Periodieke preventieve controlesOm de drie maanden moeten de volgende controles worden verricht:− Controleer de bevestiging van het apparaat.− Zorg dat de elektrische aansluitklemmen goed vastzitten om verlies en slijtage door vonkvorming

te voorkomen.− Zorg dat de bedrading in goede staat is (deze mag geen open plekken of tekenen van slijtage

vertonen).− Controleer de weerstand van de aardaansluiting (< 3 ohm).− Controleer of de stroom die de tester meet op een stroomklem gelijk is aan of enigszins

lager is dan de nominale stroom wanneer de ventilator(en) op nominaal toerental draaien.Wanneer het apparaat langdurig buiten gebruik blijft (drie maanden of langer),wordt aangeraden de ventilator(en) minimaal eenmaal per maand 3 tot 4 uur te la-ten draaien.

Gereedschappen en accessoires voor onderhoud− Set open of combinatiesleutels (millimeters, maten 10 tot 20 mm)− Set open of combinatiesleutels (inches, maten ½” tot 2")

ProbleemoplossingPROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING

Te korte ontdooifase Verleng de ontdooitijd

Te veel tijd tussen ontdooicycli Verhoog de frequentie van de ontdooicycli. Controleer of de buizen niet geplet zijn

Te korte afdruiptijd

Controleer de koelgoederen en zorg er indien nodig voor dat ze zijn behandeld in de vriestunnel om vocht te onttrekken

Er komt te vaak lucht naar binnen door de deuropeningen

Verm inder de openingsfrequentie en verhelp eventuele kieren

Bevroren verdamper

Doorgebrande ontdooielementen Vervang doorgebrande ontdooielementen

Beschadigde ventilatormotor Vervangen.

Netspanning lager dan de tolerantiegrenzen

Controleer de spanning tussen de fasen met behulp van een voltmeter

Geen fase Controleer de spanning tussen de fasen, controleer de voeding

Geblokkeerde ventilatoren

Overbelaste motor Controleer met een ampèremeter

Beschadigde verdamper Vervormde lamellen Maak de lamellen recht met behulp van een geschikte kam

NL

16

Onderhoud

Vervanging van een motorControleer de ventilatormotoren regelmatig om zeker te zijn van een goede werking. In gevalvan elektrische of mechanische storingen moet de motor als volgt worden vervangen:

1. Zorg dat de voeding is uitgeschakeld door de veiligheidsschakelaar in de uit-stand tezetten.

2. Open vervolgens de aftakdoos van de elektromotor, maak deze los en verwijder deelektrische bedrading.

3. Plaats de nieuwe ventilatormotor en installeer deze.4. Maak de elektrische aansluitingen.

zie afbeelding 12

Vervangen van de elektrische ontdooielementenWanneer een deel van het lamellenblok niet ontdooid is, maak dan het element in hetonverwarmde gedeelte los en controleer met een ohm-meter of deze wellicht doorgebrand ofgebroken is. Vervang indien nodig het element als volgt:

Lamellenblok- Demonteer de zijpanelen.- Open de aftakdoos.- Maak de draden van de defecte elementen los van het klemmenblok.- Verwijder de schroeven waarmee de klem aan het koelblok vastzit.- Verwijder de aansluitkabel die de twee elementen met elkaar verbindt.- Verwijder de weerstanden van de tegenoverliggende zijde waar de aftakdoos zich bevindt.- Maak voor het aanbrengen van het nieuwe element gebruik van buisjes waardoor de

aansluitdraden getrokken worden om deze beter binnen in het lamellenblok te kunnenbewegen.

- Bevestig het element aan het lamellenblok met behulp van de klem over de weerstanden bevestig deze met behulp van de schroef.

- Sluit de draden volgens de oorspronkelijke configuratie aan op het klemmenblok.- Sluit de aftakdoos.- Monteer de zijpanelen.

Lekbak- Open de rechterzijplaat en de externe opvangbak.- Maak de draden van het defecte element los van het klemmenblok.- Verwijder de schroef waarmee de roestvrij stalen klem vastzit die de contrabak vasthoudt.- Vervang het element en maak de klem vast zoals bovenstaand omschreven.- Sluit de draden volgens de oorspronkelijke configuratie aan op het klemmenblok.- Sluit de lekbak en de zijplaat.

Controleren van de elektrische contacten- Controleer of de elektrische aansluitingen op het klemmenblok goed vastzitten.- Zorg dat de elektrische draden in goede staat zijn (de isolatiemantel mag geen

sneden vertonen en moet aan de vaste delen bevestigd zijn).- Controleer de aardaansluiting en de werking daarvan met behulp van geschikte

gereedschappen.

NL

17

Onderhoud

CODE BESCHRIJVINGA LamellenblokB OpvangbuisC VentilatorplaatD Linker voorplaatE Rechter voorplaatF Linker achterplaatG Rechter achterplaatH Uitneembare plaatI OnderplaatL Linker bovenplaatM Rechter bovenplaatN BovenplaatO VentilatorP MontagesteunQ LekbaksteunR Lekbak-ontdooielementS Blok-ontdooielementT VentilatorringverwarmingU Lekbak

Zie Onderdelenlijst, paragraaf Luchtkoelers

OM EVENTUELE RISICO’S ZO VEEL MOGELIJK TE BEPERKEN, DIENT STEEDS GE-LET TE WORDEN OP DE VOLGENDE VEILIGHEIDSNORMEN:

Richtlijn 97/23/EG Richtlijn druktoestellen.

UNI EN 378-1 Koelsystemen en warmtepompen - Veiligheids- en milieueisen -Basiseisen, begripsomschrijvingen, classificatie- en selectiecriteria.

UNI EN 378-2 Koelsystemen en warmtepompen - Veiligheids- en milieueisen -Ontwerp, constructie, beproeving, markering en documentatie.

UNI EN 378-3 Koelsystemen en warmtepompen - Veiligheids- en milieueisen -Installatie en persoonlijke bescherming.

UNI EN 378-4 Koelsystemen en warmtepompen - Veiligheids- en milieueisen -Bediening, onderhoud, reparatie en terugwinning.

NL

18

NL

1

Afb. 1

+ 60 mm met waterontdooisysteem

IN

AFVOER

Opgelet!: De tekening en afmetingen gelden niet voor alle opties!

OU

T

NL

2

ELECTRIC DEFROSTING

A+200

Min 0.9XH

H+7

50

Min 10 F

Max

1/3 F

L

∅∅∅∅ ∅ F

H

Afb. 4

Afb. 3

Afb. 2

NL

3

CORRECT! VERKEERD!

De lucht keert terugvan binnenin destapel

Afb. 6

Aanvoer correct:Kolom A, B, C, D, E.

Afvoer correct:Zie pijl E1, E2, E3... Afb. 5

Deur

NL

4

Afb. 7

JANEE

Afb. 8

Afb. 9

A Verluchtingsklep B Watertoevoerklep C Manometer D Drukregelaar E Gecombineerde overlooplijn F Manometer G Waterafvoerleiding H Statische hoogte I Trechter L Sifon W Waterontdooisysteem

NL

5

Afb.11

Afb. 10

Paneel

Afb. 12

Motorisch Aangedreven Ventilator

Errata

Manual AirMax II

The Water defrost paragraph on page 9 s to be replaced by the following text.

Water defrost

The system can be used for cold rooms with room temperatures above 4 °C. When the temperature drops below 4°C the risk of freezing affects the defrost effect and could damage the unit. According to tests made in the lab and tests on installations we have defined the water defrost guidelines for an homogeneous shower and a reduced sputtering effect:

• 0.5 m3/h water per module

• no pressure on water inlet or as low as possible

• laminar flow into connecting piping

• water basin flooded

• never use inlet water above 16°C to avoid mist formation