Variaties op een - Meertens Instituut...DVoor Berthold van Maris an desprookjes ‘Roodkapje’en...

1
Door Berthold vanM aris V an de sprookjes Roodkapje en De Wolf en de Zeven Geitjesbestaan binnen Europa vele uiteenlopende versies. En ook in Afrika en Azië zijn er veel na- bije en verre verwanten van de- ze verhalen opgetekend. Sommige daar- van lijken elementen van beide boze-wolf- sprookjes met elkaar te combineren. De Britse antropoloog Jamshid Tehrani heeft nu met behulp van statistische me- thoden uit de genetische biologie een stamboom van boze-wolf-sprookjes sa- mengesteld (P L O S O NE , 13 november). Die laat heel mooi zien hoe de verhalen over de boze wolf (die soms ook een tijger of een menseneter kan zijn) zich over de conti- nenten hebben verspreid. Daarbij hebben die verhalen zich telkens aangepast aan de lokale cultuur. Er zijn heel veel kleine en grote verschil- len tussen al die varianten. De slachtof- fertjes van de wolf (kinderen of jonge die- ren) weten soms te ontsnappen, en wor- den soms opgegeten. Soms wordt de buik van de boosdoener daarna opengesneden en dan komen de slachtoffertjes er levend weer uit zoals in de beroemde versie van de gebroeders Grimm. In sommige varian- ten blijkt de grootmoeder een weerwolf te zijn en verandert zij dus zélf in een wolf. In China is de boosdoener geen wolf maar een tijger, en in India bestaat zelfs een ver- sie met een kraai (de boosdoener) en jonge musjes (de slachtoffertjes). Er zijn veel versies waarin de wolf de slachtoffertjes opzoekt in hun eigen huis. Dat is ook het geval in de bekendste versie van De Wolf en de Zeven Geitjes. Moeder geit gaat daarin van huis en waarschuwt haar kinderen dat ze voor niemand open mogen doen. De wolf komt en probeert binnen te komen door net te doen alsof hij de moeder is. Roodkapje en De Wolf en de Zeven Geitjeshebben nogal wat motie- ven met elkaar gemeen, en daarom wordt wel eens gedacht dat ze allebei afstammen van een en hetzelfde oersprookje . Plot-elementen en motieven Jamshid Tehrani selecteerde 58 varianten van het boze-wolf-sprookje, verspreid over drie continenten, en keek daarin naar 72 cruciale plotelementen en motieven. Ging het om een groep slachtoffertjes of om één individueel slachtoffertje? Was de boos- doener een wolf, een tijger, een kraai of een menseneter? Welke trucs werden door de boosdoener gebruikt? Etcetera. Het antwoord op elke vraag leverde een cijfer op. Een groep slachtoffertjes bete- kende bijvoorbeeld een 1, een individueel slachtoffer een 2. Zo ontstond er voor ie- dere versie van het verhaal een code van 72 cijfers. Die codes lijken een beetje op DNA-pro- fielen. Je kun daar biologisch-genetische software op loslaten: je vraagt de compu- ter dan om op basis van die gegevens de meest waarschijnlijke stamboom van bo- ze-wolf-sprookjes te tekenen. Wat er in de loop der tijd met een verhaal gebeurt, kun je immers goed vergelijken met wat er, tijdens de evolutie, met orga- nismen gebeurt. Zoals organismen zich (evolutionair) aanpassen aan hun omge- ving, zo doen verhalen dat ook: ze passen zich aan aan de lokale omstandigheden. Ze veranderen, er worden dingen aan toege- voegd, er gaan dingen verloren... In dit geval tekende de computer een boom met drie vertakkingen: er zijn we- reldwijd dus drie grote clusters verhalen rondom het basisthema van de boze wolf. Een van die clusters zijn de Roodkapje-ach- tige verhalen in Europa. Theo Meder, volksverhalenspecialist bij het Meertens Instituut, is erg te spreken over deze analyse. Het ziet er vrij geloof- waardig uit, vindt hij. In het Europese clus- ter is de canonieke versie van Roodkapje (in 1697 door Charles Perrault gepubli- ceerd) een heel recente tak. Meder: Ik had verwacht dat het in deze computeranalyse misschien mis zou gaan met de veel oudere versies van het verhaal, zoals een 11de-eeuwse versie uit Luik. Maar die zit er heel acceptabel in: als een voorlo- per van het huidige Roodkapje-verhaal.In dat 11de-eeuwse verhaal krijgt een klein meisje als ze gedoopt wordt van haar peetvader een rood jurkje. Als ze vijf is loopt ze rond in dat jurkje en komt ze de wolf tegen. Die neemt haar mee naar zijn hol en laat haar bij zijn jongen achter. De jonge wolfjes mogen haar opeten, maar dat doen ze niet. Ze beginnen het meisje juist te aaien, en dat komt doordat ze be- schermd wordt door haar rode jurkje. Meder: Duidelijk een middeleeuws exempel, met als boodschap: zorg dat je gedoopt bent, dan word je door God be- schermd. Dat staat zo ver af van Roodkap- je, dat we ons altijd afvroegen: moeten we dat nog wel als een voorloper van Rood- kapje beschouwen? Deze computeranaly- se maakt aannemelijk dat dat wel degelijk het geval is.Rauwe en seksuele varianten Interessant is ook dat er in dat Europese cluster nog een paar andere varianten zijn die als nóg ouder worden aangemerkt: mondelinge verhalen die de afgelopen twee eeuwen zijn opgetekend in Italië en Frankrijk. Meder: Dat zijn erg rauwe en seksuele varianten. De wolf laat het meisje daarin het vlees en bloed van haar groot- moeder eten en drinken. Daarmee wordt zij als het ware zijn p artner in crim e. Ook weet hij haar over te halen om naakt bij hem in bed te gaan liggen. Hij zegt: Je hebt je jasje niet meer nodig, gooi maar weg. Je hebt je bloesje niet meer nodig, gooi maar weg. Etcetera.De Europese versies van De Wolf en de Zeven Geitjesvormen samen met alle Afri- kaanse verhalen een tweede cluster. Een voorbeeld van zon Afrikaans verhaal is een sprookje waarin een meisje door een menseneter om de tuin wordt geleidt: hij bootst de stem van haar broer na. Het meis- je wordt opgegeten. Later wordt de buik van de menseneter opengesneden en komt het meisje levend weer tevoorschijn. De computeranalyse laat volgens onderzoe- ker Tehrani zien dat Roodkapje en De Wolf en de Zeven Geitjesverhaaltypen zijn die waarschijnlijk onafhankelijk van elkaar ontstaan zijn. Hybride verhalen Het derde en laatste cluster bestaat uit de Oost-Aziatische verhalen (China, Japan, Korea): dat zijn hybrideverhalen die ele- menten van Roodkapje en De Wolf en de Zeven Geitjesmet elkaar combineren. Zo- als een sprookje over een groepje kinderen dat bij een tijger in bed gaat liggen, omdat ze denken dat dat hun grootmoeder is. Sprookjes kunnen heel makkelijk ele- menten van andere sprookjes overne- men,zegt Theo Meder. Daarin zijn deze sprookjes geen bijzonder geval.” ‘Rood- kapjeen De Wolf en de Zeven Geitjeshebben zoveel met elkaar gemeen dat ze zich in Oost-Azië gemakkelijk met elkaar konden vermengen. Waarom zijn die boze-wolf-verhalen zo succesvol? Meder: Ze raken aan elemen- taire angsten. Angst voor de boze buiten- wereld, waar kleine kinderen voor op moe- ten passen. Kinderlokkers, pedofielen. Het zijn kindersprookjes: ze worden door vol- wassenen aan kinderen verteld om ze te la- ten schrikken en om ze te waarschuwen.Hoewel de stamboom van Tehrani op- houdt bij de Roodkapje-versies van Per- rault en Grimm, heeft het verhaal over Roodkapje zich daarna nog verder ontwik- keld. Theo Meder verzamelt ook die recen- te en hedendaagse verhalen. De 21ste- eeuwse varianten op het sprookje van Roodkapje zijn meestal moppen. Zoals de- ze, die Meder op het internet aantrof: Roodkapje loopt door het bos en komt de wolf tegen. Zegt de wolf: Waar ga jij naar- toe? Zegt Roodkapje: Naar de jager, voor een wip.Zegt de wolf: Tsjemig, wat zijn die sprookjes veranderd.M eerhedendaagsevariantenzijntevinden opwww.verhalenbank.nl. Variaties op een grote boze wolf Taalkunde Verschillende varianten van sprookjesverhalen stammen mogelijk af van één oersprookje. De stamboom van Roodkapje heeft drie grote vertakkingen. Roodkapjeineen Nederlandspren- tenboekuit1868 , naarhetorigineel vanCharlesPerrault. FO TO HET GEHEUGENVANNEDERLAND

Transcript of Variaties op een - Meertens Instituut...DVoor Berthold van Maris an desprookjes ‘Roodkapje’en...

Page 1: Variaties op een - Meertens Instituut...DVoor Berthold van Maris an desprookjes ‘Roodkapje’en ‘De Wolf en de Zeven Geitjes’ bestaan binnen Europa vele uiteenlopende versies.

Door Berthold van M aris

Van de sprookjes ‘Ro o d k a p j e ’ en‘De Wolf en de Zeven Geitjes’bestaan binnen Europa veleuiteenlopende versies. En ookin Afrika en Azië zijn er veel na-bije en verre verwanten van de-

ze verhalen opgetekend. Sommige daar-van lijken elementen van beide boze-wolf-sprookjes met elkaar te combineren.

De Britse antropoloog Jamshid Tehraniheeft nu met behulp van statistische me-thoden uit de genetische biologie eenstamboom van boze-wolf-sprookjes sa-mengesteld (P L O S O NE , 13 november). Dielaat heel mooi zien hoe de verhalen over deboze wolf (die soms ook een tijger of eenmenseneter kan zijn) zich over de conti-nenten hebben verspreid. Daarbij hebbendie verhalen zich telkens aangepast aan delokale cultuur.

Er zijn heel veel kleine en grote verschil-len tussen al die varianten. De slachtof-fertjes van de wolf (kinderen of jonge die-ren) weten soms te ontsnappen, en wor-den soms opgegeten. Soms wordt de buikvan de boosdoener daarna opengesnedenen dan komen de slachtoffertjes er levendweer uit – zoals in de beroemde versie vande gebroeders Grimm. In sommige varian-ten blijkt de grootmoeder een weerwolf tezijn en verandert zij dus zélf in een wolf. InChina is de boosdoener geen wolf maareen tijger, en in India bestaat zelfs een ver-sie met een kraai (de boosdoener) en jongemusjes (de slachtoffertjes).

Er zijn veel versies waarin de wolf deslachtoffertjes opzoekt in hun eigen huis.Dat is ook het geval in de bekendste versievan De Wolf en de Zeven Geitjes. Moedergeit gaat daarin van huis en waarschuwthaar kinderen dat ze voor niemand openmogen doen. De wolf komt en probeertbinnen te komen door net te doen alsof hijde moeder is. ‘Ro o d k a p j e ’ en ‘De Wolf ende Zeven Geitjes’ hebben nogal wat motie-ven met elkaar gemeen, en daarom wordtwel eens gedacht dat ze allebei afstammenvan een en hetzelfde ‘o e r sp ro o k j e ’.

Plot-elementen en motieven

Jamshid Tehrani selecteerde 58 variantenvan het boze-wolf-sprookje, verspreid overdrie continenten, en keek daarin naar 72cruciale plotelementen en motieven. Ginghet om een groep slachtoffertjes of om éénindividueel slachtoffertje? Was de boos-doener een wolf, een tijger, een kraai ofeen menseneter? Welke trucs werden doorde boosdoener gebruikt? Etcetera.

Het antwoord op elke vraag leverde eencijfer op. Een groep slachtoffertjes bete-kende bijvoorbeeld een ‘1’, een individueelslachtoffer een ‘2’. Zo ontstond er voor ie-dere versie van het verhaal een code van 72c ijfers.

Die codes lijken een beetje op DNA-pro-fielen. Je kun daar biologisch-genetischesoftware op loslaten: je vraagt de compu-ter dan om op basis van die gegevens demeest waarschijnlijke stamboom van bo-ze-wolf-sprookjes te tekenen.

Wat er in de loop der tijd met een verhaalgebeurt, kun je immers goed vergelijkenmet wat er, tijdens de evolutie, met orga-nismen gebeurt. Zoals organismen zich(evolutionair) aanpassen aan hun omge-ving, zo doen verhalen dat ook: ze passenzich aan aan de lokale omstandigheden. Zeveranderen, er worden dingen aan toege-voegd, er gaan dingen verloren...

In dit geval tekende de computer eenboom met drie vertakkingen: er zijn we-reldwijd dus drie grote clusters verhalenrondom het basisthema van de boze wolf.Een van die clusters zijn de Roodkapje-ach-tige verhalen in Europa.

Theo Meder, volksverhalenspecialist bijhet Meertens Instituut, is erg te sprekenover deze analyse. Het ziet er vrij geloof-waardig uit, vindt hij. In het Europese clus-ter is de canonieke versie van Roodkapje(in 1697 door Charles Perrault gepubli-ceerd) een heel recente tak.

Meder: „Ik had verwacht dat het in dezecomputeranalyse misschien mis zou gaanmet de veel oudere versies van het verhaal,zoals een 11de-eeuwse versie uit Luik. Maardie zit er heel acceptabel in: als een voorlo-per van het huidige Roodkapje-verhaal.”

In dat 11de-eeuwse verhaal krijgt eenklein meisje als ze gedoopt wordt van haarpeetvader een rood jurkje. Als ze vijf isloopt ze rond in dat jurkje en komt ze dewolf tegen. Die neemt haar mee naar zijnhol en laat haar bij zijn jongen achter. Dejonge wolfjes mogen haar opeten, maar datdoen ze niet. Ze beginnen het meisje juistte aaien, en dat komt doordat ze be-schermd wordt door haar rode jurkje.

Meder: „Duidelijk een middeleeuwsexempel, met als boodschap: zorg dat jegedoopt bent, dan word je door God be-schermd. Dat staat zo ver af van Roodkap-je, dat we ons altijd afvroegen: moeten wedat nog wel als een voorloper van Rood-kapje beschouwen? Deze computeranaly-se maakt aannemelijk dat dat wel degelijkhet geval is.”

Rauwe en seksuele varianten

Interessant is ook dat er in dat Europesecluster nog een paar andere varianten zijndie als nóg ouder worden aangemerkt:mondelinge verhalen die de afgelopentwee eeuwen zijn opgetekend in Italië enFrankrijk. Meder: „Dat zijn erg rauwe enseksuele varianten. De wolf laat het meisjedaarin het vlees en bloed van haar groot-moeder eten en drinken. Daarmee wordtzij als het ware zijn p artner in crim e. Ookweet hij haar over te halen om naakt bijhem in bed te gaan liggen. Hij zegt: Je hebtje jasje niet meer nodig, gooi maar weg. Jehebt je bloesje niet meer nodig, gooi maarweg. Etcetera.”

De Europese versies van ‘De Wolf en deZeven Geitjes’ vormen samen met alle Afri-kaanse verhalen een tweede cluster. Eenvoorbeeld van zo’n Afrikaans verhaal iseen sprookje waarin een meisje door eenmenseneter om de tuin wordt geleidt: hijbootst de stem van haar broer na. Het meis-je wordt opgegeten. Later wordt de buikvan de menseneter opengesneden en komthet meisje levend weer tevoorschijn. Decomputeranalyse laat volgens onderzoe-

ker Tehrani zien dat ‘Ro o d k a p j e ’ en ‘DeWolf en de Zeven Geitjes’ verhaaltypen zijndie waarschijnlijk onafhankelijk van elkaarontstaan zijn.

Hybride verhalen

Het derde en laatste cluster bestaat uit deOost-Aziatische verhalen (China, Japan,Korea): dat zijn ‘hybr ide’ verhalen die ele-menten van ‘Ro o d k a p j e ’ en ‘De Wolf en deZeven Geitjes’ met elkaar combineren. Zo-als een sprookje over een groepje kinderendat bij een tijger in bed gaat liggen, omdatze denken dat dat hun grootmoeder is.

„Sprookjes kunnen heel makkelijk ele-menten van andere sprookjes overne-men,” zegt Theo Meder. „Daarin zijn dezesprookjes geen bijzonder geval.” ‘Ro o d -kapje’ en ‘De Wolf en de Zeven Geitjes’hebben zoveel met elkaar gemeen dat zezich in Oost-Azië gemakkelijk met elkaarkonden vermengen.

Waarom zijn die boze-wolf-verhalen zosuccesvol? Meder: „Ze raken aan elemen-taire angsten. Angst voor de boze buiten-wereld, waar kleine kinderen voor op moe-ten passen. Kinderlokkers, pedofielen. Hetzijn kindersprookjes: ze worden door vol-wassenen aan kinderen verteld om ze te la-ten schrikken en om ze te waarschuwen.”

Hoewel de stamboom van Tehrani op-houdt bij de Roodkapje-versies van Per-rault en Grimm, heeft het verhaal overRoodkapje zich daarna nog verder ontwik-keld. Theo Meder verzamelt ook die recen-te en hedendaagse verhalen. De 21ste-eeuwse varianten op het sprookje vanRoodkapje zijn meestal moppen. Zoals de-ze, die Meder op het internet aantrof:„Roodkapje loopt door het bos en komt dewolf tegen. Zegt de wolf: ‘Waar ga jij naar-to e? ’ Zegt Roodkapje: ‘Naar de jager, vooreen wip.’ Zegt de wolf: ‘Tsjemig, wat zijndie sprookjes veranderd.”

M eer hedendaagse varianten zijn te vindenop www.verhalenbank.nl.

Var iatie sop eeng ro t eboze wolfTa a l k u n d e

Verschillende varianten vansprookjesverhalen stammenmogelijk af van één oersprookje. Destamboom van Roodkapje heeft driegrote vertakkingen.

Roodkapje in eenN ederlands pren-tenboek uit 1868,naar het origineelvan C harles Perrault.

FOTO

HET GEHEUGEN VAN NEDERLA

ND