UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media...

48
april - mei 2007 welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 Bestel uw gratis abonnement op www.weliswaar.be Adreswijziging? Vermeld uw abonnementnummer OPGELET! NIEUW REDACTIEADRES zie pagina 2 UV Afgiftekantoor 2300 Turnhout 1 - Standaard Uitgeverij nv - Mechelsesteenweg 203 - 2018 Antwerpen - Verschijnt vijfmaal per jaar in januari, maart, mei, augustus en oktober.Machtigingsnummer 2386570. Erkenningsnummer P3A8091. Dossier V Dossier V eiligheid eiligheid Kinder Kinder opv opv ang zonder zor ang zonder zor gen gen Hoe v Hoe v eilig zijn de Belgische ge eilig zijn de Belgische gev angenissen? angenissen? Werkstress bij verpleegkundigen Nieuwe reeks: Belgen in Nederland over zorg

Transcript of UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media...

Page 1: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

april - mei 2007

w e l z i j n s m a g a z i n e v o o r V l a a n d e r e n

nr 75

Bestel uw gratisabonnement op

www.weliswaar.be

Adreswijziging?Vermeld uw

abonnementnummer

OPGELET!NIEUW

REDACTIEADRESzie pagina 2

UV

Afgiftekantoor 2300 Turnhout 1 - Standaard Uitgeverij nv - Mechelsesteenweg 203 - 2018 Antwerpen - Verschijnt vijfmaal per jaar in januari, maart, mei, augustus en oktober. Machtigingsnummer 2386570. Erkenningsnummer P3A8091.

Dossier VDossier Vei l igheid ei l igheid KinderKinderopvopvang zonder zorang zonder zor gengenHoe vHoe veilig zijn de Belgische geeilig zijn de Belgische gevvangenissen?angenissen?Werkstress bij verpleegkundigenNieuwe reeks: Belgen in Nederland over zorg

Page 2: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

Wat u vandaag niet leest in Weliswaar,leest u morgen op

www.weliswaar.be

NU ONLINE MET

| NIEUWS | CAFE SOCIALactualiteiten tussen welzijn en cultuur

| WELNU | CONFERENTIEELuw activiteitenkalender Weliswaar was daar

| GEHOORD OF GELEZEN | BELEID welzijnswetenswaardigheden goed voor uitvoering

| KORTE BERICHTEN | FORUMkondig zelf uw initiatief aan u schrijft, wij blijven

| WAARVAN AKTE (NIEUW!)juridisch nieuws

Elke week up-to-date welzijnsnieuws en nog meer korte berichten.

| Redactie

Voor tips, informatie, reacties:

Vlaamse overheid – Departement WVGWeliswaarKoning Albert II-laan 35 bus 301030 BrusselTel.: 02-553 07 32 of 02-553 33 76Fax: 02-553 31 [email protected]

2 weliswaar

NIEUW REDACTIEADRES!| Secretariaat

Voor abonneringen, adreswijzigingen, annuleringen:

Surf naar www.weliswaar.beof contacteerSecretariaat WeliswaarTerlindenlaan 143090 OverijseTel.: 02-686 01 83Fax: 02-686 01 [email protected]

Page 3: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

VeiligheidVeiligheid en het onveiligheidsgevoel hebben het laatste decen-nium onafgebroken in de kijker gestaan. En toch is alles er nogniet over gezegd. Het aantal verkeersdoden en –gewonden ligt nogsteeds schrikbarend hoog. Tot voor kort wisten we niet hoe groothet aantal ongevallen in huis met kinderen of senioren was.Slachtofferhulp is niet meer weg te denken bij het werk van depolitie. Verhalen over probleemjongeren zijn dagelijkse kost in demedia. Werkelijk alle geledingen van de maatschappij krijgen metveiligheid en het verlangen ernaar te maken.

De grote aandacht voor dit thema doet uitschijnen dat de onvei-ligheid is toegenomen, terwijl net het omgekeerde waar is. Datonze maatschappij de criminaliteit kan terugdringen en tegelijker-tijd de alertheid voor bedreigingen kan aanscherpen, heeft wellicht te maken met het feit dat ze zich die verhoogde waak-zaamheid kan veroorloven. Want het uitvoeren van veiligheids-maatregelen kost geld. We letten er dus best op dat iedereen kanrekenen op een veiligere maatschappij en niet alleen de mensendie het kunnen betalen. Die uitdaging moet ook de welzijns- engezondheidssector elke keer weer aangaan. Wie kan zich een vei-lige auto aanschaffen, welke buurten genieten eerst van ingrepenin de verkeersinfrastructuur, wie kan zich aanpassingen in dewoning veroorloven voor valpreventie? De kwetsbaarste groepenstaan niet altijd vooraan wanneer de prijzen worden uitgedeeld.Onderzoek heeft uitgewezen dat net jongeren en mensen in armoe-de het vaakst slachtoffer zijn van geweld of criminaliteit.

Haaks op de toegenomen algemene veiligheid staat het groeiendeonveiligheidsgevoel. Hoe komt het dat inwoners van een welva-rende regio als Vlaanderen zich zo onveilig voelen? Zijn alle midde-len goed om de veiligheid te bevorderen? Repressie heeft nietalleen een impact op wie de maatschappij onveilig maakt.Blijkbaar maakt het sommige misdadigers alleen maar driester,zoals bij overvallen op geldtransporten of juweliers. Repressie legtook een druk op wie een rustig, vredevol leventje wil leiden. Meerblauw op straat geeft niet bepaald de indruk dat we veiligersamenleven. Ook de media die elk repressief optreden van de poli-tie of elk crimineel feit uitvergroten, stellen ons weinig op onsgemak. Het is echter geen optie blind te blijven voor feiten of dezaak op zijn beloop te laten.

In het veiligheidsdiscours is de rol van de welzijns- en gezond-heidssector alleen maar toegenomen. Vaak ligt de taak van de sec-tor in het verlengde van het veiligheidsbeleid. De sector moet lerenbalanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht. Hulpverleners enzorgverstrekkers kunnen het veiligheidsbeleid ondersteunen, maaropvoeders of hulpverleners in de slachtofferhulp kunnen de taakvan de politie niet overnemen. Een maatschappij die alles in func-tie stelt van veiligheid zou pas echt angstige mensen voortbrengendie luiken en deuren dichttimmeren.

Nico Krols

Inhoudfoto’s dossier veiligheid |Jan Locus

weliswaar 3

Dossier: Veiligheid

| Opgepast, gevaarlijke hond! . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4Het onveiligheidsgevoel in Vlaanderen

| Veiligheid op kindermaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7Met een gerust hart naar de kinderopvang

| Vlaanderen valt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10Hoe senioren op de been houden?

| Laatste hulp bij ongevallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12Slachtofferhulp in Vlaanderen

| Zin geven aan zinloosheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15Een betere opvang voor verkeersslachtoffers

| Verloren generatie met toekomst . . . . . . . . . . . . . . . . 19Youth at Risk helpt probleemjongeren

| Achter slot en grendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21Hoe veilig zijn de Belgische gevangenissen?

| Jongeren, allochtonen en verkeer maken ons bang . . . . 25

conferentieel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26Weliswaar was daar

waarvan akte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27uw vragen over uw rechten

welnu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27uw activiteitenkalender

gehoord of gelezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28welzijnswetenswaardigheden

beleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29goed voor uitvoering

personeelsbeleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30werken in de welzijnszorg

uitgelezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31een selectie nieuwe publicaties

NIEUW!reeks: Belgen in NederlandVerzakelijking.nl . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34Tien vragen aan Magda Slangen, een Vlaming in Nederlandswelzijnsland

reportageZorg dragen voor verzorgenden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36Werkstress bij verpleegkundigen

reportageOp het rechte pad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39Klinische paden stroomlijnen zorg

verslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41Nieuw licht op nachtwerkEen nachteconomie op maat

reportage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43Het Bulgaarse moerasEen samenleving op de rand van Europa

Weliswaar – welzijnsmagazine voor Vlaanderen – richt zichtot iedereen die bij het welzijnswerk betrokken is.Weliswaar is een sociaal vakblad dat bericht over dewetenschap, het beleid en het vele harde werk in dezachte sector. Weliswaar is een uitgave van de Vlaamseoverheid.

www.weliswaar.be

Page 4: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

samenleving aan het licht. Over de beteke-nis van onveiligheidsgevoelens is sinds-dien bijzonder veel inkt gevloeid. Ondermeer het werk van socioloog Mark Elchardusis hierin richtinggevend geweest. Met zijnonderzoeksgroep TOR (VUB) onderzoekt hijhoe Vlamingen reageren op maatschappe-lijke ontwikkelingen. Een belangrijke rodedraad in de publicaties van Elchardus ishet onveiligheidsgevoel als maatschappe-lijk probleem. Onze maatschappij kiest decriminaliteit als verklaring voor het gevoelvan kwetsbaarheid en bedreiging. Dit com-plexe systeem van angsten vat Elchardussamen met het begrip onbehagen.

Criminaliteit is slechts een van de veleaanleidingen om zich kwetsbaar te voelen.De buurt waarin je woont, speelt een bepa-lende rol. Als een buurt wordt gekenmerktdoor overlast, verloedering en etnischeheterogeniteit is het onveiligheidsgevoelvan de bewoners groter. Ook de mate waar-in je sociaal geïntegreerd bent, bepaalt ofje je veilig voelt. Financiële onzekerheiden negatieve toekomstverwachtingen zijnevenmin bevorderlijk voor het veiligheids-gevoel. Resultaat: in de metingen vanElchardus voelt de gemiddelde Vlamingzich behoorlijk angstig.

Een treffende illustratie van die verschil-lende vormen van onbehagen wordt gege-ven in Luisteren naar mensen over onvei-

dat Vlamingen zich veiliger voelen danWalen of Brusselaars. Vijfenzestigplussers,vrouwen en laaggeschoolden voelen zichdan weer bij elke meting opmerkelijkonveiliger dan andere bevolkingsgroepen.Dat is een paradox, want statistisch gezienlopen bejaarden en vrouwen minder veilig-heidsrisico’s.

Maatschappelijke fractuurToen in de lente van 1999 de dioxinecrisisuitbrak, besefte het hele land plots hoekwetsbaar de voedselketen was. De angst-psychose die erop volgde, had ongezienegevolgen en beïnvloedde zelfs de uitslag

van de federale verkiezingen in juni vandat jaar. Eerder dan een uitzondering wasdit massaal beleefde onveiligheidsgevoeleen bizar hoogtepunt van een decenniumdat door onveiligheidsgevoelens werdgedomineerd. Een van de vele lessen uit dedioxinecrisis is dat onveiligheid bijlangeniet alleen met criminaliteit of slachtoffer-schap te maken heeft. Bovendien heefthet weinig zin te spreken over kleine ofgrote, over reële of ingebeelde onveilig-heid.

Hetzelfde geldt voor de onveiligheidsge-voelens die de voedingsbodem van zwartezondag vormden. De electorale doorbraakvan het toenmalige Vlaams Blok op 23november 1991 bracht een breuk in de

Weinig maatschappelijke thema’s

hebben het afgelopen decennium

zo’n bepalende rol gespeeld als het

onveiligheidsgevoel. De politiek, de

inrichting van de samenleving en

de individuele beleving van welzijn

zijn er grondig door veranderd.

Na al die jaren blijft nog steeds de

vraag waar de reële onveiligheid

eindigt en het onveiligheidsgevoel

begint.

Feiten versus gevoelensVeiligheid is een amorf begrip. Anders dande temperatuur of het waterpeil is hetmoeilijk meetbaar en altijd onderhevig aaninterpretaties. Uiteraard zijn er de crimi-naliteitsstatistieken waarin de federalepolitie de geregistreerde feiten samen-brengt, maar zelfs die statistieken vormenvaak het onderwerp van discussie. En er isaltijd een dark number. Niet alle gepleeg-de feiten worden aangegeven. Die lijstenvan aangedaan leed maken alleszins dui-delijk dat misdaad, agressie, overlast engeweld een onvervreemdbaar deel vormenvan onze samenleving.

Niet iedereen ervaart veiligheid op dezelf-de manier. In de weken nadat Joe VanHolsbeeck op 12 april 2006 in het CentraalStation van Brussel was doodgestoken,hebben jongeren tussen vijftien en vieren-twintig zich onveiliger gevoeld. Na enkeleweken is dat acute gevoel verdwenen. Eenmaand later, op 11 mei 2006, werden deracistische moorden in Antwerpengepleegd. Die tragische feiten hadden danweer geen invloed op het onveiligheidsge-voel van de burgers. Sommige geweldsfei-ten waarover uitgebreid wordt bericht inde media, kunnen het onveiligheidsgevoelbij een specifieke bevolkingsgroep tijdelijkbeïnvloeden – maar niet altijd. Die vast-stelling kan je maken op basis van deVeiligheidsmonitor die sinds 1997 om detwee jaar wordt opgesteld in opdracht vande federale Minister van BinnenlandseZaken. Het is een van de weinige, tastbaremeetinstrumenten van het onveiligheids-gevoel. Het rapport is het resultaat vaneen telefonische enquête bij Belgen ouderdan vijftien. Voor de aflevering van 2006werden ruim 43.000 mensen uitgebreidbevraagd over hun ervaringen over veilig-heid en het functioneren van de politie.Een constante in de periode 1997-2006 is

Het onveiligheids-gevoel

in Vlaanderen

Opgepast,gevaarlijke

hond!

4 weliswaar

Page 5: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

ligheid, een omvangrijk rapport van deKoning Boudewijnstichting. De Stichtinglaat hierin gewone mensen aan het woorden geeft vijf ‘krachtlijnen voor meer vei-ligheid voor iedereen’. Het onveiligheids-gevoel moet ernstig worden genomen.Onveiligheid neemt vaak andere vormenaan. Een ongelijke geografische spreidingvraagt om een aanpak op maat.Onveiligheid treft iedereen, maar het isook ieders verantwoordelijkheid. En veilig-heid is een fundamenteel recht.

Luisteren naar mensen over onveiligheidtoont aan hoe veiligheid op enkele jarentijd van een verwerpelijk thema is veran-derd in een uiterst belangrijk maatschap-pelijk strijdpunt. Terwijl de bevolking ver-grijst, de globalisering onze economiedooreenschudt, de kennisrevolutie nieuweongelijkheden schept en diversiteit kleuraan de samenleving geeft, hebben we eralle baat bij om de boel bij elkaar te hou-den. Bij het wegnemen en begeleiden vanonzekerheid, kwetsbaarheid en onveilig-heid krijgt de zorgsector een hoofdrol toe-bedeeld. Soms staat de zorg ten dienstevan een gewapend bestuur dat overijverigis om de burgers te beschermen.Welzijnsbeleid wordt dan een verlengdevan het veiligheidsbeleid. Het straakhoek-werk is een berucht voorbeeld. Het socialeresultaat dat de straathoekwerker behaalt,wordt ook geïnterpreteerd als het inperkenvan overlast. De straathoekwerker als poli-tieagent in burger heeft echter weinigkans op slagen. Welzijnswerk is en blijfthet uitgangspunt.

Vlaamse veiligheidDe Vlaamse Gemeenschap is verantwoorde-lijk voor persoonsgebonden materies. Inhet grote veiligheidsverhaal valt ondermeer de sterke uitbouw van de eerstelijns-zorg op, waarbij preventie en laagdrempe-ligheid de ordewoorden zijn. Vlaanderen isonderverdeeld in zestig zorgregio’s waarhet zorgaanbod zo gespreid mogelijk wordtuitgebouwd. Het toegankelijke hulpaan-bod, bijvoorbeeld via het netwerk van deCAW’s, moet mensen ook ondersteunen bijhet zelf aanpakken van hun problemen enbij het versterken van hun basisrechten,zodat de afhankelijkheid van de zorg niette groot wordt. Er is ook een pragmatischereden voor die aanpak. Een stevige eerste-lijnszorg biedt een remedie tegen wacht-lijsten en beperkt de druk op het welzijns-budget. Hoe meer mensen afhankelijk zijnvan de zorgsector, hoe meer het budgetonder druk komt te staan.

Een andere evolutie is de omschakelingvan aanbodgestuurde naar vraaggestuurdezorg, zoals de Integrale Jeugdhulp. Decompetenties van de zorgsector zijnomvangrijk en bijzonder verscheiden. Deuitdaging van de toekomst is ongetwijfeldom de samenwerking tussen diensten,overheden, instellingen en projecten zogoed mogelijk te organiseren. Ook dat iseigen aan de hedendaagse zorgsector. Dejarenlange inspanning om de kwaliteit vande zorg te verbeteren ging gepaard meteen steeds scherper besef van de individu-

ele zorgvraag. Zorg op maat verondersteltniet alleen een uitgebreid zorgaanbod,maar ook een sector die de cliënt nietondergeschikt maakt aan de structuren.Overigens wordt de zorgsector hiertoe aan-gespoord door de cliënten zelf. Ze zijnmondiger geworden en kennen hun rech-ten beter.

De toename van de zorgvraag is ten deletoe te schrijven aan het feit dat mensenbewuster zijn geworden van hun situatieen minder tolerant tegenover onwelzijn.Die vaststelling staat los van de vraag ofde toename ook in alle gevallen echtbeantwoordt aan een reële behoefte.Tegelijkertijd hebben beleidsmakers begre-pen dat een goed georganiseerde zorgsec-tor de maatschappij leefbaarder kanmaken. De zorgsector moet dus beant-woorden aan hooggespannen verwachtin-gen.

Integrale veiligheidVeiligheidsplannen zijn op elk overheids-niveau niet meer weg te denken uit hetbeleid. De (federale) staat heeft in onzesamenleving het monopolie op geweld enheeft dus als uiterst belangrijke opdrachtde burgers en hun bezittingen te bescher-men. Geweld, agressie en criminaliteit zijneven oud als de mensheid, maar verande-ren voortdurend. Van computercrimina-liteit was twintig jaar geleden geen sprake,terwijl het vandaag een reëel gevaar is eneen bron van onveiligheidsgevoelens. Hetbeleid moet voortdurend worden aange-past, getuige hiervan de door de federaleMinisterraad goedgekeurde ‘KadernotaIntegrale Veiligheid’ (30 maart 2004):

“Integrale veiligheid ishet concept om crimina-liteit, overlast en verkeersveiligheid in alhun aspecten in een zo breed mogelijkecontext te benaderen. De kerngedachtehierbij is de permanente aandacht voorzowel preventie, repressie als de opvolgingvan daders en slachtoffers.” Die alomvat-tende aanpak komt tegemoet aan de com-plexe veiligheidsproblemen waarmee weworden geconfronteerd. Alleen door inter-nationale samenwerking kan je een rond-trekkende dadergroep of een terroristische

cel oprollen. Het bestrijden van sociale enecologische fraude vergt niet zeldenspitstechnologie en juridische krachttoe-ren. Oom agent lost dit niet in zijn eentjeop.

De misdaden die Marc Dutroux middenjaren negentig pleegde, zorgden voor eenrevolutie van de manier waarop we metveiligheid omgaan. De ontmaskering vanDutroux in de zomer van 1996 bracht eenfalend veiligheids- en politiebeleid aan hetlicht. In het onderzoek naar de zaak-Dutroux bleek dat de slechte organisatieen de openlijke concurrentie van over-heidsdiensten, magistratuur en politienefast waren geweest. Tijdens de openbarehoorzittingen van de parlementaire onder-zoekscommissie werd voor iedereen duide-lijk dat het systeem vierkant draaide. Ditscherpe inzicht leidde tot de beruchte her-vorming van de ordediensten: het zoge-naamde Octopusakkoord regelde de samen-smelting van de politiediensten. Het duur-de tot 2002 vooraleer de hervorming gro-tendeels werd doorgevoerd. ‘s Lands veilig-heid wordt sindsdien verzekerd door defederale en de lokale politie.

Door de massale publieke verontwaardi-ging in de zomer van 1996 kwam er ookmeer aandacht voor de rechten van hetslachtoffer en van het kind. Het volstondniet meer om veiligheid gelijk te stellenmet repressie. Om de veiligheid te verzeke-ren moest op alle mogelijke manieren devolledige maatschappelijke contextbetrokken worden bij het beleid.Repressie, preventie en nazorg werdenhoofdstukken van hetzelfde verhaal.

weliswaar 5

“Vlamingen voelen zich veiliger danWalen of Brusselaars.”

veiligheid

Page 6: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

veiligheid

Het Nationale Veiligheidsplan (2004-2007)dat de werkingsprincipes van de eenge-maakte politie bevat, legt dan ook denadruk op de gemeenschapsgerichte poli-tiezorg (‘community policing’). “Hetstreefdoel”, zo stelt de omzendbrief van 27mei 2003 over community policing, “is eenin de samenleving geïntegreerde politiedie ten dienste staat van de burger ensamen met de diverse gemeenschappennaar oplossingen zoekt door zich te rich-ten op de lokale omstandigheden die

onveiligheid veroorzaken.” De politiedien-sten trachten zo dicht mogelijk bij de bur-ger te staan en organiseren de veiligheids-zorg in samenspraak met andere actoren:de gemeente, het OCMW en scholen.

Vroeger was het niet beter?De angst voor de bedreiging van het wel-zijn is een gevoel dat alle mensen delen.Het is al even menselijk om de omvang vande bedreiging te meten aan de hand vanpersoonlijke herinneringen: vroeger washet beter. Het hedendaagse onveiligheids-gevoel is niet te begrijpen zonder die irra-tionele interpretatie van het heden en hetverleden erbij te betrekken. Toch is onvei-ligheid allerminst een nieuw thema. Zobeweerde de Canadese psycholoog StevenPinker, auteur van het controversiële boekHet onbeschreven blad, onlangs in de Britsekrant The Independent dat de wereldsteeds veiliger wordt. Pinker bekijkt degeschiedenis van de mensheid van op eenafstand en stelt vast dat we vandaag veelminder last hebben van bijgeloof, slaver-nij, mensenoffers, grootschalige vermin-king, standrechterlijke executies, pogromsen politieke moorden. Onwaarschijnlijk?Volgens Pinker wijst elk systematischhistorisch onderzoek naar onveiligheid opeen duidelijke daling, “hoewel dituiteraard gepaard gaat met een zigzagbe-weging”.

Het is net die zigzagbeweging in de onvei-ligheidscurve die het collectieve gevoelbepaalt. De twee wereldoorlogen hebben

bijvoorbeeld niet meteen een positievermensbeeld opgeleverd, maar de kans dat jevandaag in een willekeurige Vlaamse staddoor geweld om het leven komt, is gering.De jonge historicus Antoon Vrints heefthier onderzoek naar verricht. In zijn doc-toraat Het theater van de straat. Publiekgeweld, respectabiliteit en sociabiliteit inAntwerpen (ca. 1910-1950) trachtte hij teachterhalen hoe geweld en agressie zijngeëvolueerd. Ook Vrints raadt aan om metde nodige nuances over geweld en onvei-

ligheid te praten. Na de racistische moor-den in Antwerpen publiceerde hij eenopmerkelijk opiniestuk in De Tijd: “Waarkomt dan de indruk vandaan dat onzesamenleving steeds gewelddadiger wordt?De hedendaagse preoccupatie met geweldkan worden begrepen als een indicatie datde intolerantie tegenover geweld nogsteeds sterker wordt. Vanuit moreel stand-punt kan je die evolutie toejuichen. Zehoudt ook een risico in: de verontwaardi-ging vertroebelt de blik op geweld alsbetekenisvol fenomeen.”

Welzijn en onveiligheidNiet alleen het geweld wordt niet meergetolereerd in onze samenleving. Het is deonveiligheid in de brede zin van het woord– al wat het welzijn bedreigt – die aan dekaak wordt gesteld. En dat klinktuiteraard bekend voor al wie vertrouwd ismet de zorgsector. In het recente verledenhebben we een spectaculaire toenamegezien van zowel de gezondheids- als dewelzijnszorg. Demografische of sociologi-sche oorzaken (zoals de vergrijzing of detoename van de eenoudergezinnen) zijnhierbij bepalend. Maar de toegenomenweerstand tegen vormen van onwelzijnspeelt wellicht een even belangrijke rol,anders zouden we nog steeds asbestgebruiken bij de bouw van ziekenhuizen ofprobleemkinderen strikt repressief benade-ren. Ook onze welvaart zorgt ervoor dat weonwelzijn en onveiligheid afwijzen. Alsonze welvaartstaat niet zou bestaan, zou-den we niet kunnen terugvallen op de

hooggekwalificeerde zorg die we vandaagvanzelfsprekend vinden.

Omdat het onveiligheidsgevoel zo veelkan-tig is en ook steeds van vorm verandert,ontstaat de indruk dat het om iets loutersubjectiefs gaat. Dat is onterecht. Al washet maar omdat een groot deel van hetonveiligheidsgevoel door de samenlevingop objectieve wijze wordt bestreden. Er isbeleid ontwikkeld voor haast elke moge-lijke dreiging, van arbeidsongevallen totnatuurrampen. We doen er met zijn allenalles aan om die grote en kleine risico’s totnul te herleiden. Logisch, want door detoegenomen welvaart hebben we letterlijkveel meer te verliezen dan vroeger en doorhet vergrootglas van de media zijn we daarperfect van op de hoogte. Het multimedia-le project Een ongemakkelijke waarheid.Het gevaar van het broeikaseffect en wat weeraan kunnen doen van Al Gore is hetmeest recente voorbeeld van zo’n massaalgedeeld inzicht. De geschiedenis van hetonveiligheidsgevoel leert dat niets zo totverandering inspireert als een massalepaniekaanval. Er is altijd geluk bij eenongeluk.

tekst | Harold Polisfoto’s dossier veiligheid | Jan Locus

6 weliswaar

“Soms staat de zorg ten dienste van een gewapend bestuur dat overijverig is om

de burgers te beschermen. Welzijnsbeleid wordt dan een verlengde

van het veiligheidsbeleid.”

Info:De Veiligheidsmonitor en de criminali-teitsstatistiek kun je downloaden op desite van de federale politie: www.polfed-fedpol.be

Mark Elchardus en Wendy Smits |Bedreigd, kwetsbaar en hulpeloos.Onveiligheidsgevoel in Vlaanderen1998-2002 | In Vlaanderen gepeild 2003,Administratie Planning en Statistiek. Te downloaden op aps.vlaanderen.be.

| Luisteren naar mensen over onveilig-heid. Algemeen verslag over onveilig-heidsgevoelens |Koning Boudewijnstichting, 2006, 220 p.

‘Gewapende zorg’, themanummer vanAlert. Tijdschrift voor zorg en socialepolitiek, jrg.32 (2006), nr.1.

Page 7: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

Du Bois: “Soms worden we als te strengaanzien wanneer we zo’n procedure star-ten. Maar wanneer er iets ernstigs gebeurt,vraagt men zich af of we wel streng genoegzijn.”

| In documenten over veiligheid in dekinderopvang gaat het altijd over stati-sche en dynamische veiligheid. Wat ishet verschil?Du Bois: “Dynamische veiligheid is hoe jehet toezicht organiseert. Statische veilig-heid creëer je door een veilige inrichtingvan het gebouw. Eens je inrichting in ordeis, kan je daar vrij gerust in zijn. Al moetje regelmatig een analyse doen van moge-lijke mankementen die bijvoorbeeld doorslijtage ontstaan.” Cooreman: “Voldoende personeel inzettenis één ding. Maar de manier waarop ze hunwerk organiseren op de werkvloer is ookuiterst belangrijk. Het kan bijvoorbeeld

niet dat de meerderheid van het personeelbinnenzit, terwijl alle kindjes buiten aanhet spelen zijn. Het personeel moet ookcompetent genoeg zijn om risico’s in teschatten, te analyseren en te beheersen.Ze moeten gevaarlijke situaties op tijd zienaankomen en weten hoe ze er correct opmoeten reageren.”

| Is het eigenlijk verplicht een diploma tehebben om kinderen op te vangen? GeeftKind en Gezin opleiding over veiligheidaan mensen die met kinderopvang willenbeginnen?Cooreman: “Niet alle vormen van kinderop-

gepast telkens als er nieuwe vragen opdui-ken. Omdat stapels richtlijnen niet echthandig zijn, hebben we de regelgevingsamengebracht in Het Grote Kinderopvang-boek. Daar staat alles in wat iedereen diemet kinderopvang bezig is moet weten.Alle onthaalouders en opvangvoorzienin-gen hebben dit boek gekregen. Ze moetenhet niet van buiten leren, maar kunnenhet bij de hand houden om iets op te zoe-ken.”

| Zijn die aanbevelingen ook bindend?Cooreman: “Er is altijd een verschil tusseneen aanbeveling en maatregel die Kind enGezin kan afdwingen. Zo is het voor eenvoorziening in de kinderopvang wettelijkverplicht de veiligheid en gezondheid vande kindjes te garanderen. De tips die wegeven om bijvoorbeeld wiegendood tevoorkomen zijn aanbevelingen. Als eenopvangvoorziening bewust onze aanbeve-

lingen naast zich neerlegt, draagt ze daarzelf de verantwoordelijkheid voor. Onzeaanbevelingen zijn tips om aan de wette-lijke verplichtingen te kunnen voldoen.”

| Komt het voor dat een voorzieninggesloten moet worden omdat ze niet vei-lig is?Cooreman: “Dat gebeurt uiterst zelden.Soms wordt wel de procedure opgestart omhet attest van toezicht of de erkenning inte trekken. Als de voorziening onmiddel-lijk bijstuurt en aantoont dat het gevaargeweken is, dan zetten wij deze procedurestop.”

Kinderen gaan graag op ontdekking

en zien daarbij geen gevaar. Omdat

ze niet elke minuut in de gaten

kunnen worden gehouden, is een

veilige omgeving erg belangrijk.

Een ongeluk schuilt soms in een

klein hoekje, zowel thuis als in de

kinderopvang. Daarom zijn

permanent toezicht, een veilige

inrichting, een veiligheidsbeleid en

crisisplan geen overbodige luxe.

| Hoe ziet het landschap van de kinder-opvang er eigenlijk uit? Leen Du Bois, woordvoerster Kind enGezin: “De erkende sector behelst deerkende kinderdagverblijven, de dienstenvoor onthaalouders en de initiatieven voorbuitenschoolse kinderopvang. Er is ookeen zelfstandige sector. Daarin heb je watwe ‘gemelde opvang’ noemen – zonder con-trole of attest van toezicht. Er zijn ookzelfstandige onthaalouders, minicrèchesen zelfstandige kinderdagverblijven métattest van toezicht.”Sandra Cooreman, Kwaliteitshelpdesk Kinden Gezin: “De meeste zelfstandige voorzie-ningen die kinderen opvangen, strevennaar een attest van toezicht. Ze willen hetallemaal zo goed mogelijk doen. Ook demeeste zelfstandige onthaalouders hebbeneen attest van toezicht. Dit biedt deouders toch ook een aantal garanties.”

| Wat zijn de belangrijkste uitgangspun-ten voor een veilige kinderopvang?Cooreman: “Behalve permanent toezicht isinzicht hebben in risico’s en hoe ze tebeheersen het belangrijkste. Er moet vol-doende personeel zijn, in functie van hetaantal kindjes dat je wil opvangen.Natuurlijk moeten het gebouw en deinrichting aan bepaalde voorwaarden vol-doen. De inspectie komt bij de start vaneen kinderopvang langs en controleertnadien regelmatig of alles nog in orde is.Uiteraard wordt bij de minste klacht vanouders ook gecontroleerd en eventueelingegrepen.”

| Hoe vinden mensen die kinderenopvangen hun weg in de complexe regel-geving rond veiligheid?Du Bois: “We hebben een document metaanbevelingen gemaakt, omdat we veelvragen kregen over aansprakelijkheid enveiligheid. Dit document zal worden aan-

Met een gerust hartnaar de kinderopvang

Veiligheid op

kindermaat

weliswaar 7

Page 8: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

veiligheid

vang hebben een opleidingsverplichting.In de zelfstandige sector heb je geen spe-cifiek diploma nodig. Om een minicrèchete starten moet je eenentwintig zijn, eenattest van goed gedrag en zeden kunnenvoorleggen en een dokterattest waaruitblijkt dat je in goede gezondheid bent. Omin een erkend kinderdagverblijf te werkenmoet je een geschoolde kinderverzorgsterzijn. Geschoolde kinderverzorgsters staantijdens hun opleiding wel stil bij veilig-heid. Maar iedereen die kinderen opvangt,

wordt ook voortdurend door acties vanKind en Gezin gesensibiliseerd. We ervarenwel dat er hier en daar nog verbeteringmogelijk is.” Du Bois: “Kinderopvang is een vak.Welbevinden van de kindjes en betrokken-heid bij wat ze doen, is belangrijk.Veiligheid mag daarbij niet uit het oogverloren worden. Kinderopvang moet ookhygiënisch gebeuren en het personeelmoet pedagogische kwaliteiten hebben.Tijdens de opvang zijn kinderen creatief

bezig. Kind en Gezin heeft er begrip voordat het niet altijd makkelijk is om creati-viteit en veiligheid met elkaar in overeen-stemming te brengen. Het is steedsopnieuw zoeken naar een evenwicht.”

| Het is belangrijk dat ouders vertrou-wen hebben in de persoon die hun kind-jes verzorgt. Hoe kunnen ze zeker wetendat die begeleider hun vertrouwenwaard is?Du Bois: “We raden ouders altijd aan ter

8 weliswaar

Page 9: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

plekke te gaan en met de onthaalouder ofbegeleiders te praten. Het is belangrijk datze op dezelfde golflengte zitten. De eneopvangvoorziening legt de nadruk op zelf-standig leren eten en de dagelijkse gangvan zaken. Een andere voorziening legtdan weer nadruk op creativiteit. Daar moetje als ouder over praten. Als je kind veelslaapt, zoek je best een rustig dagverblijf.Als je zelf veel belang aan structuur enregelmaat hecht, zoek dan een onthaalou-der die dat ook belangrijk vindt. Kortom,zoek een opvang die bij je kindje en bijjouw manier van opvoeden past.”

| Wat als ouders iets opmerken dat nietin orde is?Cooreman: “We proberen ouders weerbaarte maken. We laten hen weten dat erinspectie langskomt, maar dat zij alsouders elke dag zien wat er gebeurt enveel sneller kunnen signaleren als het mis-loopt met de kwaliteit of de veiligheid. Weraden hen aan het probleem met de voor-ziening te bespreken en het, indien nodig,ook aan onze klachtendienst te signale-ren. Het is niet zo dat we onze verant-woordelijkheden willen afschuiven op deouders. Sommige ouders zijn echter terug-houdend om problemen te signaleren. Zezijn bijvoorbeeld bang dat de enige kin-deropvang in hun buurt gesloten zal wor-den of dat hun kindje er de gevolgen vanzal dragen. We laten hen weten dat ietssignaleren er lang niet altijd toe leidt dateen voorziening gesloten wordt.”

| Zijn er zaken waar ouders onvoldoendebij stilstaan of onvoldoende rekeningmee houden?Cooreman: “Ouders denken misschien snel:met mijn kind gebeurt er niets ergs. Dat isverkeerd. We kunnen niet genoeg bena-drukken hoe belangrijk alertheid en voort-durend toezicht zijn. Het gaat om eenbasishouding, zowel thuis als in de kinder-opvang.”

| Wat als er toch iets ernstig misloopt?Du Bois: “Als er onverwacht iets ergsgebeurt, ontstaat er paniek. Voor zulkegevallen moet de opvangvoorziening eencrisisscenario klaar hebben, een soortstappenplan. Als er iets met een kindjegebeurt en het moet naar de dokter of dedienst spoedgevallen, zorg dan dat jeiemand hebt die zich daarmee kan bezig-houden of iemand die even op de anderekindjes kan letten. Het is niet omdat eennoodsituatie uitzonderlijk is dat een planoverbodig is. Dat plan moet je altijd bij de

hand hebben, best ergens dichtbij de tele-foon. We bevelen ook aan dat iedereen diekinderen opvangt een basisopleiding rea-nimatie volgt en die opleiding regelmatigherhaalt.”

| Via de website van Kind en Gezin kun-nen onveilige kinderartikelen gemeldworden. Wat gebeurt er met zo’n mel-ding?Du Bois: “Die meldingen worden bekekendoor een stafmedewerker van het team

Gezondheidsbevordering, afdeling Preven-tie. Als het niet om een oneigenlijkgebruik gaat van een artikel (zoals hetgebruiken van een draagbare autostoel alsrelax), worden de gegevens anoniem aande Europese en federale instanties doorge-geven. Als het merk of de distributeur vanhet artikel bekend is, wordt er nagekekenof het artikel een Europese goedkeuringheeft en aan de geldende veiligheidsnormvoldoet. Er wordt onderzocht of er eeneenmalige fout gebeurde bij productie oftransport, of dat er een aanpassing aanhet ontwerp nodig is. In het ergste gevalkan het artikel helemaal uit de handelgenomen worden.”

| Wat doet de Kwaliteitshelpdesk vanKind en Gezin?Cooreman: “De Kwaliteitshelpdesk is tele-fonisch en per e-mail bereikbaar voor allevragen in verband met kwaliteit van kin-deropvang. Wij lanceren ook sensibilise-ringsacties, organiseren studiedagen,informeren starters, geven input voor dewebsite en Het Grote Kinderopvangboek.We worden gebeld met de gekste vragen:mogen de kindjes in de opvang met legewc-rolletjes spelen? Mag een begeleidstermet een diepe décolleté komen werken?Daaruit blijkt dat mensen ons ervan ver-denken de vreemdste regels op te stellen.Natuurlijk krijgen we ook gewonere vra-gen, zoals hoe een kinderdagverblijf veiligafgesloten kan worden van de straat. Wehebben een analyse gemaakt van de vra-gen die de kwaliteitshelpdesk in 2006 per

e-mail kreeg: 21% gingover veiligheid engevaar, 20% over gezondheid en ziekte,17% over gebouw en inrichting, 14% overhygiëne. Sommige van onze tips gaantegen de publieke opinie in. Zo beschou-wen wij huisdieren altijd als een potenti-eel gevaar en raden wij hun aanwezigheidin de opvang af: ze kunnen bijten, krab-ben en allergieën veroorzaken. Toch zijn erouders die absoluut een onthaalouder meteen hond willen, omdat ze thuis ook een

hond hebben en dat een meerwaarde vin-den. Sommige ouders leren hun baby aanom op de buik te slapen, omdat hun kind-je dan rustiger zou zijn. Terwijl een babysteeds op de rug moet slapen om wiegen-dood te voorkomen. We vinden onze aan-bevelingen niet uit om ouders het levenmoeilijk te maken. We streven alleen eenzo veilig mogelijke leefomgeving voor kin-deren na, zowel thuis als in de kinderop-vang.”

tekst | Liesbeth Van Braeckel

weliswaar 9

veiligheid

“We kunnen niet genoeg benadrukken hoe belangrijk

alertheid en voortdurend toezicht zijn,zowel thuis als in de kinderopvang.”

Kwaliteitshelpdesk voor ouders envoorzieningen: 02-533 12 14 of [email protected] onveilig kinderartikel meldenkan via een link op www.kindengezin.be

Page 10: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

mer genoeg nog niet. Voorlopig hebbeneen tiental ziekenhuizen (onder meer ZOL

in Genk, UZ-Leuven, AZ Sint-Lucas Brugge,Sint-Trudo in Sint-Truiden, Sint-Jan inTienen) gespecialiseerde afdelingen om

ouderen met valproblemen multidiscipli-nair te onderzoeken. “De valproblematiekbegint in Vlaanderen nu pas te leven. Integenstelling tot Nederland, waar vijftienziekenhuizen zich hebben verenigd in eenvalkoepel, kent Vlaanderen nog geen net-werk van valklinieken. Er wordt nog teweinig kennis en ervaring rond het opzet-ten van een valkliniek uitgewisseld. Deaanzet tot een uniform protocol voor dia-gnostiek en interventie is pas gegeven. Wijhebben ons onlangs aangesloten bij hetEuropees Netwerk Veiligheid Ouderen, datvooral door Nederlanders wordt getrok-ken,” zegt geriater Eddy Dejaeger, de coör-dinator van de Valkliniek van deUniversitaire Ziekenhuizen Leuven. “Hetaantal patiënten dat doorverwezen wordtnaar de valkliniek is klein, het gaat weke-lijks om twee mensen.”In opdracht van Vlaams minister vanWelzijn en Volksgezondheid Inge Vervotteleidde Eddy Dejaeger samen met KoenMilisen (Centrum voor Ziekenhuis- enVerplegingswetenschap van de KULeuven)de werkgroep ‘Uniforme AanpakValpreventie Vlaanderen’. De groep ontwik-kelde voor het eerst een eenduidig planvoor valpreventie in de thuiszorg, eenpraktijkrichtlijn gebaseerd op risicogroe-pen, specifieke valfactoren en preventieveacties. Dejaeger: “De richtlijn die exactuittekent hoe er met ouderen rond valpre-

lopen om te vallen. Meestal slaat de zwaar-tekracht thuis toe, in de vertrouwde omge-ving. De fysieke gevolgen zijn zwaar.Negen van de tien dodelijke privé-ongeval-len bij vijfenvijftigplussers worden veroor-

zaakt door een val. Bijna de helft van deouderen die vallen houdt er een lichame-lijk letsel aan over. Eén op de tien keergaat het om een breuk. Het aantal hospi-talisaties na een val ligt zes maal hoger bijde vijfenzestigplussers. Voor de meesteouderen betekent het vallen een domperop hun levenslust. Het is de aankondigingvan de gevreesde zorgafhankelijkheid.Hun angst om te vallen wordt zo groot, datze net meer vallen. Of ze komen het huisniet meer uit en durven niet meer alleenhet bad in. Het huis als kerker: valangstveroordeelt hen tot sociaal isolement enzorgafhankelijkheid. De levenskwaliteitvan ‘een valler’ zakt als een baksteen.

Kennis over vallenDe aandacht voor valpreventie zit momen-teel in de lift. In gidslanden Australië enNieuw-Zeeland bestaat een lange traditievan valpreventie en -sensibilisering. InVlaanderen is er de afgelopen jaren eenvoorzichtige beweging op gang gekomenom via een beter gestructureerde evaluatieen behandeling de valprevalentie te ver-minderen. Valcentra, valklinieken, valpre-ventieprojecten, maar ook valfolders en-brochures leren ouderen hoe ze valinci-denten moeten vermijden en, als hetnoodlot toch toeslaat, hoe ze het besttegen de vlakte gaan. Een Vlaams experti-secentrum voor valpreventie bestaat jam-

Hoe ouder je wordt, hoe sterker de

greep van de zwaartekracht.

Tot 35% van de thuiswonende

vijfenzestigplussers maakt elk jaar

een val. De impact op lichaam en

geest van het slachtoffer is groot,

net als de kost voor de

gezondheidszorg. Reden waarom

Vlaams minister van Welzijn

Inge Vervotte een uniforme aanpak

van de problematiek in de

thuiszorg liet ontwikkelen.

“Bejaarden en thuisverzorgenden

op één lijn krijgen zal moeilijker

zijn,” voorspelt professor

Eddy Dejaeger.

Hoe ouder, hoe groter de kans op een val-partij. Senioren vallen geregeld, eenlogisch maar geen onoverkomelijk gevolgvan de vergrijzing. Grijs Vlaanderen knijptliever een oogje dicht, want zo oud zijn zetoch niet. De angst dat ze thuis moeteninruilen voor rusthuis zorgt ervoor datsenioren niet durven vertellen dat zegevallen zijn. Vaak vertellen breuken,schaafwonden en blauwe plekken de art-sen en thuisverzorgenden meer dan deouderen zelf. Slechts één op vijf valinci-denten wordt aan de huisarts gerappor-teerd, zo blijkt uit nationaal en interna-tionaal onderzoek. Ook de andere cijfersover valincidenten bij ouderen zijn ont-hutsend. Elk jaar komen in Vlaanderenongeveer 30% van de thuiswonende vijfen-zestigplussers ten val. In die leeftijdscate-gorie is vallen het meest voorkomendetype ongeluk. Erger nog: valincidentenvormen maar liefst 80% van alle ongeval-len bij ouderen. Het is niet op straat of oponbekend terrein dat senioren meer risico

Hoe senioren op de been houden?

Vlaanderen valt

10 weliswaar

Page 11: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

ventie moet worden omgegaan, is intussenmet succes uitgetest door een honderdtalgezondheidswerkers bij 1.150 thuiswonen-de ouderen in Vlaanderen. Het is ook eentijdbesparende maatregel. We hebben nogslechts dertig minuten nodig voor eengoede evaluatie en interventie. Het zwak-ke punt is de invoering van de richtlijn opde werkvloer, bij ouderen en thuisverzor-genden. We hopen dat we een vervolgpro-gramma mogen ontwikkelen. We denkenaan een werkgroep die via de LOGO’s(Lokaal Gezondheids Overleg, nvdr) en SIT’s(Samenwerkingsiniatief Thuiszorg, nvdr)mensen opleidt die op hun beurt hun ken-nis verspreiden.”

Oorzaken van vallenVermijden dat je valt, betekent de oorza-ken van een val opsporen. De top vijf vanrisicovolle activiteiten bij senioren zijnopstaan uit bed, stoel of bad, fietsen, wan-delen op een oneffen oppervlakte, de uit-voering van huishoudelijke taken en wer-ken in de tuin. Tal van factoren kunnenbijdragen tot een valincident: chronischeziekten en aandoeningen, mobiliteitspro-blemen, slaapproblemen, maar ook medi-catie, aspecten van de woonomgeving,zichtcondities en het eigen gedrag. Ookeen passieve leefstijl, stijve gewrichten,slecht zien, incontinentie, duizeligheid, de

ziekte van Parkinson, depressies, angst omte vallen en cognitieve stoornissen vergro-ten de kans op vallen. Onderzoek heeftuitgewezen dat ouderen niet trager reage-ren dan jongeren, maar dat hun maximalekracht is afgenomen. Vooral de snelheidvan krachtopbouw is sterk verminderd bijouderen, wat een belangrijke rol kan spe-len bij het tekortschieten van herstelreac-ties en wat uiteindelijk leidt tot een val.Via training zouden ouderen hun maxima-

le kracht en krachtopbouw kunnen verbe-teren. Allerlei bewegingsprogramma’s rich-ten zich op evenwicht, spiersterkte en uit-houding. Tai chi blijkt de ideale vorm vanbeweging te zijn voor valpreventie.Onderzoek wijst uit dat ouderen die eentai-chiprogramma volgen 47% minder kanshebben om te vallen. “Toch lijken oefen-programma’s zoals tai chi me vooral bevor-derlijk voor de groepsgeest en de socialedynamiek onder ouderen,” meent EddyDejaeger. “Tai chi vermindert de valangsten geeft zelfvertrouwen.”

Multidisciplinaire benaderingPreventie betekent ook in samenwerkingmet alle actoren potentiële valouderenopsporen. De verschillende partijen in degezondheidszorg (huisarts, geriater, apo-theker, thuisverpleegkundige, kinesithera-peut en ergotherapeut) en welzijnszorgmoeten hun rol optimaal op elkaar afstem-men om een belangrijke bijdrage te leve-ren aan valpreventie. “Zo kunnen alle ele-menten die een val veroorzaken wordenopgespoord en kan er een gepaste strate-gie worden bedacht,” zegt Eddy Dejaeger.“Dit hoeft niet spectaculair te zijn.Misschien helpen een andere bril, beteresloffen, een veiligere inrichting van hethuis of een aanpassing van de medicatie.Het gedrag van ouderen veranderen isgeen sinecure. Advies alleen brengt geenzoden aan de dijk. Sensibilisering vermin-dert het aantal valpartijen niet. Ouderenmoeten gemotiveerd, begeleid en opge-volgd worden. Adviezen worden snel ver-geten, oude gewoonten duiken even snelweer op. Sommige mensen laten zich sim-pelweg niet overtuigen om bijvoorbeeldeen hulpmiddel zoals een looprek tegebruiken. Anderen gebruiken het niet

zoals het hoort. Alleeneen multidisciplinairebenadering van het probleem kan het aan-tal valpartijen bij thuiswonende ouderenstevig doen dalen,” zegt Eddy Dejaeger.“Over valpreventie bij ouderen in rusthui-zen, woon- en zorgcentra, RVT’s en zieken-huizen is nog maar weinig geweten. Eenglobale aanpak bestaat nog niet. Voorlopigverwijzen we verzorgenden naar de richt-lijn preventie van valincidenten bij oude-

ren van de Nederlandse Vereniging voorKlinische Geriatrie. Ook onderzoekscijferszijn zeldzaam. Vermoedelijk valt jaarlijks30 tot 70% van de ouderen in een rusthuisminstens eenmaal. In een ziekenhuis valt2 tot 15% van de hele populatie tijdenseen opname.” Of valpreventie ook daad-werkelijk het risico op breuken doet dalen,is volgens Dejaeger nog niet helemaal dui-delijk. “Naast aandacht voor de valrisico-factoren moet er gedacht worden aan oste-oporosescreening en therapie. Calcium envitamine D, eventueel in combinatie metbifosfonaten, zijn belangrijke componen-ten van een globaal valpreventiebeleid.”

ValpreventieDejaeger pleit voor meer onderzoek rondvalpreventie en een forsere financiëleondersteuning, zeker van secundaire pre-ventie bij risicopatiënten. “Naast het wel-zijn van de senioren, profiteert ook demaatschappij van meer en betere valpre-ventie. Iemand met een heupfractuur kostde sociale zekerheid bijvoorbeeld 18.000euro. Een heupfractuur is de duurste cate-gorie van alle trauma’s bij ouderen. Denomenclatuur moet wel herschreven wor-den om screening, evaluatie en interventieterug te laten betalen. Ook dat betaaltzich terug.” Wetenschappelijk onderzoekdient in Vlaanderen gestimuleerd te wor-den, evenals het opzetten van een geza-menlijk gegevensbestand. Er zitten immersnog heel wat vraagtekens in het valdossier.Hoe kosteffectief zijn de behandelingssy-stemen? Welke elementen in de multidisci-plinaire aanpak zijn het belangrijkst? Hoede valproblematiek bij demente personenaanpakken?

tekst | Peter Dupont

weliswaar 11

Voor senioren betekent vallen een domperop hun levenslust. Het is de aankondiging

van zorgafhankelijkheid.

veiligheid

| 28 tot 35% van de thuiswonende 65-plus-sers valt minstens een keer per jaar.| Een derde tot de helft valt minstens tweekeer per jaar.| Bij 75-plussers loopt dat op tot 42%, 80-plussers 50% en 90-plussers 90%.| Een onvrijwillig letsel is de vijfde doods-oorzaak bij 75-plussers; valaccidenten vor-men de belangrijkste oorzaak van dieonvrijwillige letsels.| Een derde van de bejaarden met eenheupfractuur door een val sterft binnenhet jaar.| Slechts 20% van de valincidenten wordtgemeld.| Vallers maken drie keer meer kans op eenrusthuisopname.| In rusthuizen en RVT’s valt 30 tot 70%minstens eenmaal, 15 tot 40% tweemaal.| 2% tot 15% valt minstens een keer tij-dens de ziekenhuisopname.| 8% tot 44% van de vallers valt meerderekeren tijdens een opname in het zieken-huis.Bron: www.valpreventie.be

Vallen in cijfers

Page 12: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

burenruzie of mensen die worstelen met deplotse dood van een vriend of familielid.Sommige mensen voelen zich bovendiennogal snel een slachtoffer. Het is niet mak-kelijk om iemand uit te leggen dat we hemniet kunnen helpen. Soms moeten we ookslachtoffers weigeren die door de politiezijn doorgestuurd. Vaak voelen die mensenzich dan van het kastje naar de muur

gestuurd. We moeten ergens een lijn trek-ken.”

Er zijn nog wachtenden voor uSlachtofferhulp is een vrij jonge vorm vanhulpverlening aan een relatief nieuwedoelgroep. In de ruim vijfentwintig jaardat slachtofferhulp bestaat, is er al bijzon-der veel veranderd in de wetgeving, desamenwerkingsakkoorden en de bekend-making van de slachtofferhulp bij een bre-der publiek. “Die vooruitgang heeft er meevoor gezorgd dat we zelf slachtoffer gewor-den zijn van ons succes,” zegt KrisVanderhoydonck. “Veel centra zitten aanhet maximum van hun kunnen. De sectorheeft ook nood aan meer wetenschappelijkonderzoek dat uitsluitsel geeft over enkeleprangende vragen. Hoeveel mensen wordente snel naar ons doorverwezen en hoeveelte laat? Wordt de juiste hulpverlening aaneen slachtoffer geboden? Wat hebbenslachtoffers nodig? Hoe kan onze werklastverminderen? Zijn er andere manieren vanorganisatie mogelijk? De overheid is zichbewust van onze vragen voor een betereomkadering, meer middelen en meer per-

heeft tweederde de weg naar slachtoffer-hulp al gevonden binnen de drie weken,”zegt teamverantwoordelijke KrisVanderhoydonck. “Twintig procent zelfsbinnen de vierentwintig uur. Toch blijfthet voortdurend aftasten of we de juistecliënten bereiken en of de cliënt op hetjuiste zorgniveau terechtkomt.” InVlaanderen is in elk gerechtelijk arrondis-

sement een dienst slachtofferhulp actief.Elke dienst is verbonden aan het CentrumAlgemeen Welzijnswerk van zijn regio.Toch is het niet voor alle slachtoffers dui-delijk of zij bij een CAW terechtkunnen.Soms hebben mensen genoeg aan slachtof-ferbejegening of -onthaal. Soms is hetbeter dat ze worden doorgestuurd naar eenvolgend niveau van zorg, zoals eenCentrum voor Geestelijke Gezondheids-zorg. “Ook voor ons is dit niet altijdgemakkelijk,” zegt Goedele Ceunen.“Politie en parket zien ons als de poort-wachters van de hulpverlening. Dat isbegrijpelijk, maar niet iedereen die zichslachtoffer voelt, is een slachtoffer dat wijkunnen helpen. Volgens onze regelgevingbeperken we ons tot slachtoffers en nabe-staanden van misdrijven, nabestaandenvan dodelijke verkeersongevallen en zelf-doding, slachtoffers van rampen, en degetuigen van al die drama’s. Andere schrij-nende gevallen, zoals slachtoffers van eenarbeidsongeval of van een zwaar verkeers-ongeval, moeten we jammer genoeg door-verwijzen. Ze moeten elders hulp zoeken.Hetzelfde geldt voor slachtoffers van een

Verdriet, verbittering, angst, pijn

en woede zijn de ongewenste

effecten van een traumatische

ervaring. Wie de pech heeft zo’n

ervaring mee te maken, hoeft niet

in de kou te blijven staan.

In Vlaanderen proberen de dertien

diensten slachtofferhulp

slachtoffers zo goed en zo kwaad

mogelijk bij te staan.

De fax bromt dagelijks verschillende kerenin het eenvoudige kantoor van hetCentrum voor Algemeen Welzijnswerk(CAW) Sonar in de Ursulinenstraat in Sint-Truiden. Ook de telefoon rust zelden.Politie of parket verwijzen voortdurendslachtoffers door naar één van de vijf dien-sten van Slachtofferhulp Limburg die wor-den aangestuurd door het CAW Sonar. In2006 zochten 1.368 slachtoffers hun heilbij de slachtofferdiensten in Genk,Hasselt, Sint-Truiden of Overpelt. Dat zijner ruim vierhonderd meer dan in 2005. Dekleine ploeg van Sonar (4,5 voltijdse equi-valenten en 7 vrijwilligers) trapt voortdu-rend op haar adem. Een doorsnee dag uithet leven van een medewerkster vanslachtofferhulp is zonder meer hectisch.“Ik moet mijn tijd in honderdduizendstukken verdelen. Mijn eerste cliëntdag namijn zwangerschapsverlof bracht me enke-le weken geleden onmiddellijk op tempo,”herinnert Goedele Ceunen zich. Ceunen iscontactpersoon slachtofferhulp. “Ik begonmet een vrouw die twaalf van de twintigjaar dat ze samenwoonde zwaar was mis-handeld door haar partner. Ze kwam mevertellen dat ze werd gestalkt. Dan volgdeeen echtpaar dat zijn zoon had verloren bijeen ongeluk. Ze waren aanvankelijk goedopgevangen, maar konden na drie maan-den bij niemand meer terecht met hun ver-haal. De man van mijn derde cliënt, eenmoeder van drie kinderen, had zelfmoordgepleegd. Ik sloot mijn dag af met eenzevenjarig meisje dat een trauma hadovergehouden aan een inbraak in deouderlijke woning.”

Poortwachters van de hulpverlening50 tot 60% van de slachtoffers belandt bijSonar via de politie. De andere wordendoorverwezen door het parket, de zieken-huizen en de huisartsen, of nemen zelf hetinitiatief. Bijna alle aangemelde slachtof-fers krijgen binnen de vijf dagen een hulp-verleningsaanbod. “Van deze slachtoffers

Slachtofferhulp in Vlaanderen

Laatste hulp bij

ongevallen

12 weliswaar

Page 13: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

soneel. Op lokaal niveau wordt de inhouden organisatie van slachtofferzorg ook inhet welzijnsteam met politie en parketbesproken. Onze samenwerking met depolitie is niet altijd even vanzelfsprekenden makkelijk. Niet elke politieman- ofvrouw is even alert voor slachtofferhulp.De wet bepaalt dat de politie informatiemoet verstrekken. Soms brengt de politiehet slachtoffer onvoldoende op de hoogtevan de hulpverleningsmogelijkheden. Dedoorverwijzingen uit de verschillende poli-

tiezones verschillen in kwantiteit en aard.Hieruit blijkt dat er een lacune zit in deopleiding van agenten.”

Profiel van een slachtofferZowel kinderen en jongeren, nog nietzolang geleden een ‘vergeten doelgroep’ inde slachtofferhulp, als volwassenen, kun-nen bij de diensten slachtofferhulp terechtvoor emotionele ondersteuning, praktischadvies en juridische informatie. De hulp isgratis. Het profiel van het slachtoffer is

vrijwel overal hetzelfde:tweederde van deslachtoffers die hulp zoeken is vrouw.Bijna zes op tien cliënten was rechtstreeksslachtoffer van een misdrijf, 30% was eennabestaande van een slachtoffer en 5%was getuige van een misdrijf. Sonar biedthet meeste hulp aan slachtoffers van eenvermogensdelict zoals inbraak (20%),naast slachtoffers van zedenfeiten (12%),slagen en verwondingen (18%), nabe-staanden van gestorven verkeersslachtof-

weliswaar 13

veiligheid

Page 14: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

veiligheid

fers (9%) en van zelfdoding (7%). GoedeleCeunen: “De kunst is om ook jezelf niet uithet oog te verliezen bij zoveel ellende enverdriet. Je mag alle leed en pijn niet meenaar huis nemen. Voor mij zijn de moei-lijkste gevallen de rouwdossiers, de dos-siers met mensen die een tweede keer meteen drama worden geconfronteerd, maarzeker ook de stalkingdossiers. De voortdu-rende, wurgende angst van de gestalktenis onvoorstelbaar. De verhalen die ze in demedia lezen, waarbij stalkers hun slachtof-fers vermoorden na een reeks klachten enpv’s, zijn weinig bemoedigend. Het valt meop dat er steeds meer gevallen slechtaflopen. Angstaanjagend is dat. ‘Wat kunt

u voor mij concreet doen,’ vragen de cliën-ten. Soms moet ik het antwoord schuldigblijven. Dan heb ik het gevoel dat iksamen met het slachtoffer wacht tot er ietsergs gebeurt. Geregeld kijk ik bang naarhet nieuws, hopend dat het niet mijn cliënt is die werd vermoord.”

Kandidaten gevraagdSlachtofferhulp is en blijft een hoofdzake-lijk vrouwelijke sector, zowel bij deberoepskrachten als de vrijwilligers. Vorigjaar werkte Sonar mee aan Agis, eenonderzoeksproject om vrijwilligers terekruteren uit moeilijk bereikbare groepen(mannen, jongeren, allochtonen, mensenmet diverse sociale achtergronden). Hetbleek net geen maat voor niets. KrisVanderhoydonck: “Wij hebben laatstejaarsstudenten gezocht die een sociale oplei-ding volgden, mensen met voorkennis. Wehebben immers geen ruimte voor vormingen coaching. Voorlopig hebben we viervrouwen geselecteerd uit vijftien kandida-ten. Er worden heel wat eisen gesteld aanvrijwilligers. Bovendien is het tijdsinten-sief en emotioneel belastend werk. Wehebben geen allochtone en mannelijkevrijwilligers gevonden. Die groepen zijn

ook ondervertegenwoordigd bij de slacht-offers die een beroep op ons doen. Zekerde slachtoffers van allochtone originebereiken we te weinig. Een probleem waarde hele sector mee kampt. Het klopt dat deallochtone mantelzorg nog heel wat pro-blemen opvangt. Maar het is ook waar datpolitiediensten allochtone slachtoffersniet altijd op dezelfde manier begeleidenals autochtone slachtoffers. Ook de manierwaarop de slachtofferhulp zich opensteltvoor die doelgroep kan misschien beter.”De moeilijkheid om vrijwilligers te vindendoet natuurlijk vragen rijzen over de zinvan vrijwilligerswerk in de Vlaamse slacht-offerhulp. “In het buitenland is hulpverle-

ning met vrijwilligers anders georgani-seerd. Als wij verder willen gaan met vrij-willigers, dan moeten we het anders aanpakken en minstens zorgen voor eenbetere ondersteuning en meer werkings-middelen. Het is ook nodig de doelgroepvan vrijwilligers beter af te lijnen.”

Kinderen: een nieuwe doelgroepSlachtoffers, zo blijkt uit de onthaalge-sprekken, geven vooral psychische en per-soonlijke problemen aan. Een kwart van devragen draait rond juridisch administratie-ve kwesties. “Veel mensen willen vooralhun verhaal doen en te horen krijgen dathun emoties normaal zijn,” zegt GoedeleCeunen. “Zeven op tien cliënten kunnenwe helpen tijdens de onthaalfase. Dertigprocent gaat echt in begeleiding bij hulp-verleners van slachtofferhulp.” Sommigeslachtoffers blijken wel moeilijk te helpen.“Ze verwachten dat je hun probleemoplost. Ze zijn verbitterd en beschouwenjou als een deel van het verfoeide systeem.Of ze begrijpen niet waarom de juridischemolen zo traag maalt of de dader zo snelwerd vrijgelaten. Hun frustraties krijgenwe vaak naar ons hoofd geslingerd.” Sonarbegeleidde in 2005 honderd kinderen. “In

2006 waren het er nog meer. Elke provin-cie heeft ook een kindercoördinator. Dieorganiseert elk jaar een rouwgroep voorkinderen als nabestaanden van dodelijkeverkeersongevallen en levensdelicten. Deaanpak blijkt succesvol”.

Media-aandachtDe media zijn een nieuwe, agressieve spe-ler in de wereld van de slachtoffers. Dejournalistieke jacht op slachtoffers vraagtom extra voorzichtigheid. “De media staansoms niet stil bij wat ze kunnen aanrich-ten,” zegt Goedele Ceunen. “Een van mijncliënten is bij haar schoonouders een arti-kel uit de krant gaan scheuren. Andershadden ze gelezen dat hun zoon haar hadproberen te wurgen. Ook de blog van eenvoor moord veroordeelde man op de websi-te van een krant gaat te ver. Hoe moetende nabestaanden van het slachtoffer zichvoelen? De media worden driester. Als zehet doodgereden slachtoffertje niet inbeeld krijgen, dan filmen ze wel zijn fietsdie onder een truck vandaan wordtgehaald. Media-aandacht is uiteraard eentweesnijdend zwaard. Sommige slachtof-fers stappen zelf naar de media om hungevoelens te ventileren. Op dat momentwordt het een verhaal van gebruiken engebruikt worden. Toch kan gepaste media-aandacht de positie van slachtoffers ookversterken.”

tekst | Peter Dupont

14 weliswaar

“Slachtofferhulp is en blijft eenhoofdzakelijk vrouwelijke sector,

zowel bij de beroepskrachten als de vrijwilligers.”

Page 15: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

Isabelle Deschrijver, directeur OVK: “Wevoelen ook dat er nood is aan trajectbege-leiding voor ouders van verkeersslachtof-fers. Een ongeval is altijd onverwacht. Inéén klap komt alles op je af: politie, bur-gerlijke partijstelling, verzekeringen, min-nelijke schikkingen, voorschotten, verlof,mutualiteit. Om nog te zwijgen van hetmedische jargon. Er moet een hele hoop

dingen simultaan geregeld worden, terwijlje wordt overmand door verdriet en niet instaat bent om er rustig over na te denken.Veel ouders kunnen pas aan hun rouwver-werking beginnen als het proces achter derug is.” Herbert: “Volgens een studie van deEuropese Federatie van Verkeersslachtofferszouden 80% van de mensen na het procesnog dieper in de put zitten dan ervoor. Jebent al een slachtoffer omdat je je kindverliest. Van het gerecht verwacht je dat jeerkenning krijgt als slachtoffer. Daarmeekrijg je je kind niet terug, maar je kan degebeurtenis een plaats geven en verder-gaan met je leven. Veel slachtoffers voelenzich echter na de gerechtelijke procedureslechter dan ervoor.”

Slachtofferhulp in het CAW

De Centra voor Algemeen Welzijnswerk zijnmidden jaren negentig ontstaan na eenfusie van heel wat bestaande organisaties,zoals de diensten Slachtofferhulp. Die

zijn gekomen. Families van verkeersslacht-offers voelen zich veel minder gesteunddoor de samenleving. Ongevallen wordenvaak gebanaliseerd. Ook in de krant zijndodelijke verkeersongevallen meestal nietmeer dan faits divers.” Begrip tonen voorde slachtoffers en hun families hoeft noch-tans niet altijd veel tijd, geld en moeite tekosten. Wetsdokters kunnen bijvoorbeeld

een bloem op het witte laken leggen wan-neer de familie naar het slachtoffer komtkijken. Zo’n klein gebaar maakt een grootverschil voor de ouders. Rechters kunnenhun empathie en menselijkheid tonendoor de voornaam van het slachtoffer tegebruiken tijdens zittingen in de recht-bank. Als er bewijsstukken moetengetoond worden, zoals kledingstukken vanhet slachtoffer, gebeurt dat nu vaak in eenbanale kartonnen doos van de supermarkt.Medewerkers van het gerecht staan er vaaknog niet bij stil, maar het zou een grootverschil maken voor de ouders als debewijsstukken met respect gepresenteerdzouden worden. Het melden van het slech-te nieuws door de politie gebeurt ook nietaltijd op een meelevende manier. Dat isgeen kwestie van slechte wil. Meestal ishet gewoon onwetendheid. In de politie-opleiding worden minder uren dan vroegerbesteed aan het omgaan met slachtoffersen hun familie. OVK ijvert er voor het aan-tal opleidingsuren weer te verhogen.”

Een verkeersongeval is altijd een

ingrijpende gebeurtenis.

Verkeersslachtoffers en hun

omgeving verwachten dan ook

opvang en ondersteuning. Vaak

krijgen ze te weinig steun en

voelen ze zich voor de tweede keer

slachtoffer. De vzw Ouders van

Verongelukte Kinderen (OVK), de

diensten Slachtofferhulp en vzw

ZEBRA ijveren samen voor

een betere begeleiding van

verkeersslachtoffers.

Midden jaren negentig bundelde een aan-tal ouders die hun kind verloren in hetverkeer hun krachten. Ze richtten eenactiegroep op. Elk jaar kwamen er onge-veer veertig families bij. Ondertussen teltde lotgenotenvereniging Ouders vanVerongelukte Kinderen vierhonderdvijftigfamilies in heel België. Vanaf het beginijverden ze voor een preventief beleid envoor een betere opvang van slachtoffers ennabestaanden. Francis Herbert, secretaris-generaal OVK: “België is met preventie veellater begonnen dan andere Europese lan-den. De paars-groene coalitie en de toen-malige federale minister van MobiliteitIsabelle Durant hebben er zo’n zes jaargeleden werk van gemaakt. In dezelfdeperiode heeft de Vlaamse minister vanMobiliteit Steve Stevaert ook heel watgerealiseerd. Politie en justitie zijn federa-le bevoegdheden. Maar de opvang van ver-keersslachtoffers is een bevoegdheid vande gemeenschappen. Op de tiende ver-jaardag van OVK lanceerden we dan ookeen oproep naar de gemeenschappen:zoals de federale overheid aan veilig ver-keer had gewerkt, zo zouden de gemeen-schappen aan de opvang van verkeers-slachtoffers moeten werken.” OVK ijvert voor een preventief beleid voorveilig verkeer. Hun prioriteit voor dekomende tien jaar is het professionaliserenvan hun lotgenotenwerking. Volgens OVK

speelt de perceptie van verkeersongevallenin de samenleving een grote rol in hoeslachtoffers en nabestaanden zich voelen.Herbert: “Families van verkeersslachtoffersof van seksueel of crimineel geweld heb-ben allemaal iets vreselijks meegemaakt.Het verschil is dat de families van slacht-offers van geweld zich – gelukkig maar –ondersteund voelen door de duizendenmensen die voor hun kinderen op straat

Een betere opvangvoor verkeers-

slachtoffers

Zin geven aan

zinloosheid

weliswaar 15

Page 16: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

veiligheid

diensten helpen slachtoffers van een mis-drijf en hun omgeving, slachtoffers vanrampen en hun omgeving, en nabestaan-den na een dodelijk verkeersongeval ofzelfdoding. Ook getuigen kunnen bijSlachtofferhulp terecht – ook mensen diegetuige zijn van een overval. Astrid

Rubbens ondersteunt de diensten vanuithet Steunpunt voor Algemeen Welzijns-werk. Rubbens: “Onze diensten ondersteu-nen slachtoffers en hun familie bij het ver-werkingsproces. We informeren mensenover de juridische en praktische aspectenvan slachtofferschap: wat doet de politie,hoe loopt een onderzoek, wat zijn detaken van een procureur, hoe moet je een

klacht indienen? We helpen hen ook methet bijeenzoeken van de nodige documen-ten. Wanneer ze vragen hebben over dedader, verwijzen we hen door naar slacht-offer-daderbemiddeling. Meestal verwer-ken mensen een bepaalde gebeurtenis opeen aantal weken, maanden of soms zelfs

jaren. Zolang de verwerking bezig is, kun-nen ze bij ons terecht. Wanneer de verwer-king vastloopt, verwijzen we hen doornaar gespecialiseerde hulpverlening.” De teams van de diensten Slachtofferhulpzijn multidisciplinair. Er werken maat-schappelijk assistenten, psychologen enmensen met juridische achtergrond. Deprofessionele teams worden bijgestaan

door vrijwilligers. Rubbens: “Op eenbepaald moment hebben we besloten omde nabestaanden van dodelijke verkeers-slachtoffers mee op te nemen in onze doel-groep. We kunnen niet alle gewonde ver-keersslachtoffers en hun familie opvangen.Daar hebben we spijtig genoeg te weinigmedewerkers voor. De nabestaanden vandodelijke slachtoffers vormen een relatiefkleine groep die niet snel met andere vor-men van opvang en hulpverlening in con-tact komt. Gewonde verkeersslachtoffersworden geholpen in ziekenhuizen en reva-lidatiecentra. Na de begrafenis wacht ervoor nabestaanden vaak een leegte.”

ZEBRA

In 2002 begon het Levenslijn Kinderfondsmet het inzamelen van geld rond hetthema kinderen en verkeer, met als sub-thema’s veilige mobiliteit, jonge verkeers-slachtoffers en wetenschappelijk onder-zoek. Aanvankelijk werden de middelenvoor jonge verkeersslachtoffers verdeeldonder organisaties die binnen dit thema

16 weliswaar

“Jonge slachtoffertjes en hun broers en zussen worden nog te vaak met

onwetendheid en onhandigheid benaderd.”

Page 17: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

werkten. Drie jaar geleden besloot meneen deel van het geld opzij te zetten omeen structuur op te richten die een bond-genoot van de jongeren kon worden enblijven, ook wanneer Levenslijn het themazou loslaten. Zo ontstond de vzw ZEBRA.Lieve Stappers, afgevaardigd bestuurderZEBRA: “We kozen voor de naam ZEBRA,omdat wij eigenlijk werken als een zebra-pad. Als je een straat wil oversteken, helpthet zebrapad je om aan de overkant tegeraken. ZEBRA is zelf geen hulpverlenen-de organisatie, maar brengt je onrecht-streeks wel tot bij de hulpverlening. Het isniet onze bedoeling een niche in het hulp-aanbod in te vullen door zelf voor de jon-geren te zorgen. Wel ondersteunen we deorganisaties die daar een rol in spelen.ZEBRA verzamelt informatie en verspreidtdie bij iedereen die ze kan gebruiken. Wewillen langzaamaan een kenniscentrumworden.”

Toen het verzamelen van informatiebegon, bleek al snel dat het hulpaanbod te

klein, te weinig gekend en te versnipperdwas. Er was weinig geweten over hulp aanzowel rechtstreekse als onrechtstreekseslachtoffers. Voor medische zorgen enrevalidatie bestaan er al heel wat gespe-cialiseerde afdelingen voor kinderen enjongeren. Maar om opnieuw in de samenle-ving te integreren was er weinig hulp tevinden. De website van ZEBRA (www.zebra-web.be) geeft een overzicht van de hulp-verlening aan jonge verkeersslachtoffers. Stappers: “De website bevat meer dan hetoverzicht alleen. Zo kan je er het charterondertekenen. Het charter bestaat uit vijfpuntjes waar iedereen die op de plaats vaneen ongeval in contact komt met jongeverkeersslachtoffers rekening mee kanhouden. Je vindt er ook alle informatieover onze projecten. Voor het piloot-knuf-felproject werden 1400 knuffels verdeeldover zeven politiezones in West-Vlaan-deren. Politieagenten geven kinderen diebetrokken raken bij een verkeersongevaleen knuffel met een kaartje aan. Datkaartje verwijst hen door naar onze websi-te, waar ze alle organisaties vinden diehen kunnen helpen. Omdat niet iedereentoegang heeft tot internet, is er ook deZeppereeks, een reeks boekjes vernoemdnaar Zeppe de Zebra. De boekjes bevattengetuigenissen van en verhalen over jongeverkeersslachtoffers en hun familie. In deboekjes staat ook een bijsluiter met tipsvoor ouders en leerkrachten. De Emobiel iseen tas met objecten die leerkrachten inhet lager onderwijs kunnen gebruiken. Erzit bijvoorbeeld een troostkussen in waarde klasgenootjes briefjes in kunnen ste-ken. Dat kussen kan dan afgegeven wor-den aan het klasgenootje in het zieken-huis. De tas bevat ook verkeersborden dieemoties uitdrukken. En natuurlijk eenhandleiding voor de leerkracht. Jongeslachtoffertjes en hun broers en zussenworden nog te vaak met onwetendheid enonhandigheid benaderd. Leerkrachten vre-zen vaak dat ze het verkeerd zullen aan-pakken en blijven dan maar bij de pakkenzitten. De Emobiel helpt om die onhandig-heid weg te nemen.”De website geeft ook uitleg bij het bele-vingsonderzoek dat ZEBRA uitbesteeddeaan het onderzoekscentrum Kind enSamenleving. Jongeren die deelnamen aanhet onderzoek ‘De stem van jonge ver-keersslachtoffers’ kregen toegang tot eenforum op de ZEBRA-site. Later zal dit forumvoor alle jonge verkeersslachtoffers open-gesteld worden. Dit is een eerste stap naareen lotgenotenwerking voor jongeren.Voor de broers en zussen van een veronge-

lukt kind zijn er de‘Missing You’-praatgroe-pen. Dat is de jongerenwerking van OVOK,Ouders van een Overleden Kind. Stappers: “Ons nieuwste project zijn deZeppedingetjes, een pakket dat scholenkunnen aanvragen wanneer er een leerlingrechtstreeks of onrechts bij een ongevalbetrokken raakt. Er zitten posters in, post-kaartjes die de leerlingen naar hun vriend-je in het ziekenhuis kunnen sturen, ennotitieboekjes met getuigenissen en tips.De massale vraag naar de pakketten – ookin scholen waar geen leerlingen betrokkenwaren bij een ongeval – betekent dat hetthema leeft.”

Staten-Generaal voor betere opvangen begeleidingIn februari 2005 stapten de drie organisa-ties samen naar de Vlaamse Regering meteen oproep. Beleidsmensen hadden al tekennen gegeven dat ze meer wilden doenvoor verkeersslachtoffers. Kort nadien ver-scheen er inderdaad een gezamenlijk pers-bericht van minister van Mobiliteit,Sociale Economie en Gelijke KansenKathleen Van Brempt, minister vanWelzijn, Volksgezondheid en Gezin IngeVervotte en minister-president YvesLeterme waarin ze verklaarden iets aan hetbeleid rond de opvang van verkeersslacht-offers te willen doen. Toen is het idee ont-staan een Staten-Generaal te organiseren.Bij de vorming van de huidige VlaamseRegering zat formateur Yves Letermesamen met de verenigingen voor verkeers-slachtoffers. Er werd gevolg gegeven aanhun vragen en voorstellen, want hetthema ‘betere opvang en begeleiding voorverkeersslachtoffers’ werd opgenomen inhet Vlaams Regeerakkoord 2004-2009.Begin 2006 begon de organisatie van eenStaten-Generaal voor een betere opvangen begeleiding voor verkeersslachtoffers.Deschrijver: “Er werden werkgroepensamengesteld die elk rond een themawerkten: medische hulpverlening, psycho-sociale hulpverlening, reïntegratie, mobi-liteit, politie, justitie, verzekeringen, ver-oorzakers en onderzoek. Na ruim een jaarhadden ze hun aanbevelingen klaar.” Herbert: “Het is fantastisch hoeveel werker verzet is op zo’n korte tijd. De medischesector was een van de blinde vlekken inonze kennis van de opvang van verkeers-slachtoffers. Ik ben heel erg tevreden overhun bijdrage. Ze hebben kritisch naar zich-zelf gekeken. Ze hebben niet alleen gezegdwat ze al doen, maar ook wat ze nog nietdoen, wat nog beter kan en waar ze het

weliswaar 17

veiligheid

1 Recht op respect en herkenning.2 Recht op het krijgen van informatie.3 Recht op het geven van informatie.4 Recht op juridische bijstand.5 Recht op bescherming en privacy.6 Recht op herstel.7 Recht op hulp.

De rechten van het slachtoffer

Bent u getuige van een ongeval waar kin-deren bij betrokken zijn, als slachtoffer ofgetuige? Hou dan deze vijf principes in hetachterhoofd:1 Ik let op de veiligheid van het gekwet-

ste kind;2 Ik scherm het kind af voor bijkomend

leed;3 Ik verwittig een familielid of vertrou-

wenspersoon van het kind;4 Ik laat spontane reacties van het kind

toe;5 Ik luister naar en reageer gepast op de

eerste vragen, angsten en zorgen vanhet kind.

Meer uitleg bij de principes vind je opwww.zebraweb.be/nl/projecten/charter.Daar kan je het charter ook ondertekenen.

Vijf principes vancorrecte eerste hulp

Page 18: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

veiligheid

geld niet voor hebben. Het verhaal van deStaten-Generaal is vrij uniek in Europa. Ophet vlak van preventie zaten we in destaart van het Europese peloton. Vandaagzijn we bij de eersten, als we al niet deeersten zijn.” Deschrijver: “We moeten niet allemaal hetwarm water uitvinden. Met een minimaleinspanning zou het een pak beter kunnen.Er zijn veel goede praktijken, maar ze zijnniet gekend. Er zou een expertisecentrummoeten komen dat alle goede voorbeeldenen informatie kan bundelen en versprei-den. De hulpverlening is een kluwen. Veleaanbevelingen van de werkgroepen verwij-zen naar coördinatie en samenwerking, en

naar trajectbegeleiding van de slachtoffersin de hulpverlening. Als we de zaak inte-graal aanpakken, kunnen we tot prachtigeresultaten komen. Onze verwachtingenzijn alvast hooggespannen.” Rubbens: “Voor ons zijn er twee prioritei-ten. Ten eerste willen we een betere ope-rationele ondersteuning van verkeers-slachtoffers. Vandaag kunnen we nabe-staanden van dodelijke slachtoffers opvan-gen, maar voor gewonde slachtoffers enhun omgeving bestaat er geen eerstelijnsaanbod. Als we de nodige mensen enmiddelen hadden, dan zouden we graagexpertise opbouwen en een aanbod voor-zien voor deze doelgroep. Daarnaast is erook nood aan een aanbod voor veroorza-kers van ongevallen. Sommige ongevallenworden veroorzaakt door roekeloos gedrag,maar veel vaker liggen slecht weer, eenkleine onoplettendheid of een samenloopvan omstandigheden aan de basis.Veroorzakers hebben – net als slachtoffers– veel vragen en nood aan ondersteuning.Ze kunnen terecht op de dienstenJustitieel Welzijnswerk van de CAW’s, maarin praktijk gebeurt dat amper. Het aanbodmoet dus op zijn minst duidelijkergemaakt worden.” Stappers: “De werkgroepen stelden samenmeer dan tweehonderd aanbevelingen op.Dat is één van de grote verdiensten van deStaten-Generaal. We zien nu des te betervoor welke uitdagingen we staan. We had-den een snelle voortgang verwacht, maar

een antwoord bieden op deze uitdagingenzal heel wat tijd kosten. Onze rol in hetverbeteren van de opvang van verkeers-slachtoffers is veel zwaarder dan we ooithadden ingeschat. De Staten-Generaalheeft het onderwerp op de agenda gezet.De aanbevelingen en kennis moetengecentraliseerd worden en iedereen moetaangespoord worden om eraan verder tewerken. De Staten-Generaal is geen eind-punt maar het begin van concrete acties.”

Sommige punten doken op bij haast allepresentaties van de aanbevelingen van dewerkgroepen. Zo pleitte bijna elke werk-groep voor de oprichting van een centraal

expertisecentrum. Daarnaast vroeg ookquasi elke sector een patiëntencoach oftrajectbegeleider die slachtoffers door deverschillende stadia van de hulpverleningloodst. Ook het gebrek aan empathie werddoor bijna alle betrokkenen aangehaald.Zowel in de rechtszaal, bij de politie, als bijhulpverleners ervoeren verschillendeslachtoffers en hun familie een gebrek aaninlevingsvermogen.

Na de presentatie van de meer dan twee-honderd aanbevelingen werd vol spanninguitgekeken naar wat de drie aanwezigeministers erover dachten. MinisterVervotte benadrukte dat knelpunten nietaltijd een kwestie van geldtekort zijn endat een betere of andere organisatie alheel wat helpt. Niettemin trekt zij dit jaar400.000 euro uit voor verkeersslachtoffers.De organisaties werden uitgenodigd ommet haar te komen praten over haar voor-stel om een partnerorganisatie van exper-ten op poten te zetten. Op datzelfde over-leg kunnen ook andere thema’s zoals detrajectbegeleiding en een beter uitge-bouwde lotgenotenwerking aan bodkomen. Minister Van Brempt wil de bussenvan De Lijn toegankelijker maken voormensen met een beperkte mobiliteit, zoalsslachtoffers die blijvende letsels hebbenovergehouden aan een ongeval. Een proef-project ‘basismobiliteit voor mindermobie-len’ zal in april van start gaan. Van Bremptbetreurt de gewenning die optreedt rond

het thema verkeersveiligheid. Ondanks hetfeit dat bijna iedereen wel iemand kent diebij een ongeval betrokken is geweest, lij-ken weinig chauffeurs hun rijstijl aan tepassen. De daling van het aantal dodelijkeongevallen dreigt hierdoor te stagneren.Minister-president Leterme komt met debelofte van de aanstelling van een ‘bijzon-dere commissaris voor verkeersslachtoffers’maar gedeeltelijk tegemoet aan de vraagvan de verenigingen om een centraal ken-niscentrum op te richten. De bijzonderecommissaris voor de verkeersslachtofferszal als taak hebben de aanbevelingen vande werkgroepen aan de bevoegde instan-ties door te spelen en zal een aanspreek-punt voor alle betrokkenen zijn. Om deaanbevelingen correct te kunnen filteren,zal de commissaris een Vlaams ForumVerkeersslachtoffers rond zich moeten ver-zamelen.Op de vraag naar een expertisecentrum ofeen ondersteuningscentrum is nog geenconcreet antwoord gekomen. De organisa-ties benadrukken dat de dialoog hieroveropen blijft. Ze wachten af op welke manierde Vlaamse Regering de conclusies zalomzetten in prioriteiten en concreteacties. Pas als dit gebeurt zal de verbete-ring van de opvang van verkeersslachtof-fers niet alleen een passage in het regeer-akkoord zijn, maar ook een dagelijkse rea-liteit. Voor de organisaties toonden hetvoorbereidingswerk en de Staten-Generaalin ieder geval aan dat er op het terrein eenzeer groot engagement bestaat.

tekst | Liesbeth Van Braeckel

18 weliswaar

“Veel slachtoffers voelen zich nade gerechtelijke procedure slechter

dan ervoor.”

vzw ZEBRA

Bondgenotenlaan 1343000 Leuvenwww.zebraweb.be

Steunpunt Algemeen WelzijnswerkDiksmuidelaan 502600 Berchemwww.slachtoffer-hulp.be

vzw Ouders van VerongelukteKinderenLéon Theodorstraat 851090 Brusselwww.ovk.be

Voor meer info en het eindrapport vande Staten-generaal: www.mobielvlaanderen.be/statengeneraal

Page 19: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

naar zelfexpressie en coaching. YAR

bestaat uit verschillende methodieken endat is meteen ook de kracht van het pro-gramma,” zegt Kris Claes. “De derde fase ishet vervolgtraject dat start op 4 juni eneindigt in februari 2008 met de slotcere-monie. Tijdens dit traject van negen maan-den worden de jongeren opgevolgd dooreen committed partner, de zogenaamdecoach. Dit is een vrijwilliger die de jonge-re begeleidt en steunt bij het bereiken vanzijn drie concrete doelen. In het natrajectwordt ook maandelijks een trainingsmo-ment ingelast. Tijdens dit coach to coach-

moment worden thema’s naar vorengeschoven die de doelstellingen ondersteu-nen. De professionele hulpverleners heb-ben iedere week contact met de coach enmet de jongere. Uiteindelijk zullen de jon-geren in februari 2008 aan ouders en bege-leiders hun doelstellingen presenteren entonen hoe ze gedurende die elf maandenveranderd zijn.”

Volgens de denkwijze van YAR verdienenalle jongeren een duurzame toekomst,ongeacht wat er hen overkomen is of hoemoeilijk de huidige omstandigheden zijn.YAR probeert de meest kwetsbare, moei-lijke en meest gekwetste jongeren eenander leven te bieden en laat hen werkenaan een toekomst waar ze anders nooit vanhadden durven dromen. Het programmabiedt zelfs aan de meest sociaal geïsoleer-de jongeren de kans om hun leven te ver-anderen. Verantwoordelijkheid is hierbij

verantwoordelijkheidsbesef. Er zijn criteriaverbonden om deel te nemen aan de trai-ningssessies. Jongeren komen niet in aan-merking als ze een mentale handicap heb-ben, een zware gediagnosticeerde psychia-trische problematiek, een harddrugversla-ving of als ze onvoldoende Nederlandskennen.

Je eigen verantwoordelijkheidHet Vlaamse project zal de komende driejaar drie trajecten afleggen met elk jaareen nieuwe groep jongeren. “Een YAR-tra-ject loopt elf maanden en is onderverdeeld

in verschillende fases. De eerste fase startop 23 april 2007. Tijdens het voortrajectworden op verschillende locaties inAntwerpen en Midden-Limburg oriëntatie-momenten georganiseerd om jongerenkennis te laten maken met het program-ma. De kern van Youth at Risk is dat dejongeren zelf kiezen welke doelen ze wil-len halen. In het voortraject wordt vanhen verwacht dat ze drie concrete doel-stellingen voor zichzelf opstellen. Ze moe-ten die doelen binnen de elf maanden con-creet maken, samen met de hulpverlenersen de vrijwilligers. De tweede fase is eenresidentiële trainingsweek die loopt van 29mei tot en met 3 juni. Ze wordt georgani-seerd in leercentrum De Heerlijckyt vanElsmeren in Geetbets. Hier worden de jon-geren een week lang intensief getraindmet behulp van verschillende methodie-ken: ervaringsleren, neurolinguistisch pro-grammeren, groepsdynamica, training

Vanaf dit jaar krijgt Vlaanderen er

een nieuwe vorm van hulpverlening

bij. Youth at Risk Vlaanderen is een

project van de Vlaamse overheid.

Het kadert in het Globaal Plan

Jeugdzorg 2007-2009 en wordt

georganiseerd door vzw De

Overstap, een begeleidingstehuis

voor jongeren uit Antwerpen die

een als Misdrijf Omschreven Feit

(MOF) hebben gepleegd. De vzw

werd opgericht in 2000 om in de

stad Antwerpen op een passende

wijze ‘risicojongeren’ te begeleiden.

Youth At Risk is een van oorsprongAmerikaans ambulant trainingsprogrammavoor jongeren met problemen op verschil-lende levensdomeinen. Het programmaloopt in tal van Europese landen. In deperiode 2007–2009 wordt in Vlaanderenjaarlijks een elf maanden durend program-ma uitgevoerd voor vijfentwintig jongerenuit de stad Antwerpen en Midden-Limburg.Het waren Ben Rose, een Britse mensen-rechtenactivist en advocaat, en TonyMorgan, die in 1992 het Amerikaanse ideenaar Europa haalden en het in Noord-Londen toepasten. De twee Britten warenteleurgesteld in de recidive van jonge cri-minelen die door de mazen van hetgerechtelijke net glipten. Ze zagen dat dejongeren hun levensstijl niet veranderdenen gedoemd waren tot een zelfdestructiefleven. Daarom besloten Morgan en Roseactie te ondernemen. Ze introduceerdenYouth at Risk met het oog op de vernieu-wende sociale interventieprogramma’s diezouden volgen. Youth at Risk heeft intus-sen in Engeland succes geoogst en heeftzijn vruchten afgeworpen in scholen,gevangenissen en psychiatrische centravoor jongeren.

“Uniek aan het programma is de inzet vangetrainde vrijwilligers naast professionelehulpverleners,” zegt Kris Claes, projectlei-der van Youth at Risk Vlaanderen.Voordien was Claes netwerkcoördinator bijIntegrale Jeugdhulp Limburg. Het pro-gramma is bedoeld voor jongens en meisjestussen zestien en eenentwintig. YAR bege-leidt hen en leert hen een nieuwe, positie-ve manier van denken aan. Ze hebben vaakte kampen met een combinatie van pro-blemen rond criminaliteit, opleiding entewerkstelling, relatieopbouw, gedrag en

Youth at Risk helptprobleemjongeren

Verloren generatie

met toekomst

weliswaar 19

Page 20: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

veiligheid

het sleutelwoord. Het vertrekpunt is hetidee dat iedereen leert verantwoordelijk tezijn voor zijn eigen leven. Daardoor win-nen de jongeren aan mentale kracht. Hethelpt hen om hun doelen te realiseren. Dejongeren worden getraind om hun verant-woordelijkheden te nemen, beloften tehouden en om te gaan met vergissingen enfouten. “Deze jongeren hebben meestal tekampen hebben met een grote mate vanexternalisatie. Ze zoeken de oorzaak vanhun gedrag of situatie buiten zichzelf: hun

ouders, leerkrachten of de maatschappij.De belangrijkste vraag voor een hulpverle-ner of vrijwilliger is hoe je die jongerenhun verantwoordelijkheden kunt latennemen. Hoe kunnen ze beseffen dat deoorzaak voor hun gedrag niet altijd buitenzichzelf ligt?” zegt Kris Claes. “Het pro-bleem van externalisatie is vaak nog nij-pender dan de andere problemen van dejongeren en niet zelden is het ook de oor-zaak van hun asociaal of agressief gedrag”.

Anders zien en denkenNet zoals in Engeland en Nederland, werktook YAR Vlaanderen samen met de overheiden andere verenigingen (vzw De Overstap).De methodes zijn vaak uitdagend en veel-eisend, maar altijd met mededogen voor dejongeren. YAR geeft persoonlijke trainingprogramma’sdie de kern van het probleem raken: waar-om staan die verwarde probleemjongerenzo los van het leven en de maatschappij?In een van de trainingen leren ze dat zezelf de kracht hebben om een keuze temaken, om níet te kiezen voor antisociaalgedrag, criminaliteit, werkloosheid endrugmisbruik. Ze kunnen een totaal nieu-we toekomst voor zichzelf te creëren, eentoekomst vol mogelijkheden. Claes: “Het isde bedoeling hen anders te laten zien endenken. Daarom zijn we er van ’s morgensvroeg tot ’s avonds laat mee bezig om dejongeren te ‘veranderen’ in positief den-kende wezens.”

In het YAR-programma is elke jongere dienaar de trainingen komt anders. De hulp-verleners benaderen alle deelnemers alsindividuen. Ze worden stap voor stap bege-leid en leren inzien wat ze met hun levenaanvangen, waarom ze dat doen en wat zezouden moeten doen. Het is heel belang-rijk dat de jongeren begrijpen dat ook heneen toekomst wacht die de moeite waard isom zich voor in te zetten. Door de trainingleren de jongeren nieuwe mogelijkhedenkennen. Zelfexpressie is volgens de denk-

wijze van YAR de sleutel tot zelfrespect enzelfvertrouwen, tot het ontwikkelen vanstabiele relaties en tot het deel uitmakenvan een gemeenschap. Een zelfbewustzijnontwikkelen, gevoelens en gedachtenuiten en leren communiceren zijn anderekernbegrippen bij de training. Uiteindelijkis communicatie onontbeerlijk. De jonge-ren leren werken en functioneren in eengemeenschap gebaseerd op respect enappreciatie, waar iedereen aan bijdraagt enwaar er duidelijke grenzen zijn voor aan-vaardbaar gedrag.

Perceptie en werkelijkheidHet is een uitdagend en emotioneel intensproces: strikte regels, duidelijke grenzen,absolute ondersteuning. Daarom is hetcruciaal dat de deelnemers actief kiezenom zich te engageren voor het programma,zich doelen te stellen die ze willen berei-ken en zich te engageren om die doelen tebereiken. De jongeren moeten tot hetbesef komen dat hun vroegere keuzes eennegatieve invloed hebben gehad op hunleven. Je toekomstvisie kan nu eenmaalveranderen, ook ten goede. Ze moetenbovendien beseffen dat er een groot ver-schil is tussen de feitelijke situatie en huninterpretatie ervan. Het is niet omdat zehet gevoel hebben dat ze geen deel uitma-ken van de maatschappij, dat het in wer-kelijkheid ook zo is. Ten slotte is hetbelangrijk om al die lessen in de praktijkte brengen. Dat geldt evenzeer voor het

programma zelf. “Binnen drie jaar zullenwe onderzoeken wat de effecten van dezetrainingen zijn op jongeren én op de maat-schappij,” zegt Kris Claes.

Er werken drie groepen mensen mee aanhet programma. In de eerste plaats zijn erde jongeren die begeleid worden en voorwie het programma is ontworpen. Zij wor-den begeleid door Vlaamse, Amerikaanseen Engelse professionele hulpverleners.Vervolgens heb je de vrijwilligers. Zij wor-den in de verschillende fasen ingezet bij debegeleiding. Er zijn vrijwilligers die in deeerste fase vooral de jongeren motiverenom te veranderen, maar ook om het pro-gramma te blijven volgen en de doelstel-lingen voor ogen te houden. Andere vrij-willigers bieden dan weer coaching enondersteuning tijdens de trainingsweek.En uiteindelijk zijn er ook vrijwilligers diein het natraject jongeren begeleiden.

“Minstens even belangrijk als de verande-ringen die ze aanbrengen in hun leven, ishet andere beeld dat de jongeren over vol-wassenen krijgen. Volwassenen zijn in hunogen vaak onbetrouwbaar. Na zo’n trainingzien ze hen niet meer als de vijand. Zehebben geleerd een volwassene als ver-trouwenspersoon te zien. Omgekeerd geldtdit natuurlijk ook: volwassenen zullen dejongeren anders bekijken.” Geen overbodi-ge luxe, volgens Kris Claes. Het gaat nueenmaal niet om de meest populaire doel-groep. “Het is een wisselwerking. Als dejongeren zich niet geliefd voelen, zullen zezich ook zo gedragen, zodat ze nog mindergeliefd zijn.”

tekst | Marjorie Blomme

20 weliswaar

“Het is heel belangrijk datde jongeren begrijpen dat ook heneen toekomst wacht die de moeitewaard is om zich voor in te zetten.”

Voor meer informatie over het projectvan YAR Vlaanderen, surf naar www.yarvlaanderen.be

Page 21: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

uur langer laten zitten. Logisch dat dieman zich zit op te vreten. Zijn vrouw moetdie avond misschien nog ergens naartoe,het kind zit klaar om naar bed te gaan ende gevangene is afhankelijk van de bewa-ker die maar niet opdaagt. Dit creëertspanningen. We hoeven geen loopjongensvan de gevangenen te worden, maar hen

ligheid. Passieve beveiliging is eenkwestie van sloten en veiligheidscamera’s.Actieve veiligheid groeit door een goedcontact met de gevangenen. Je moetonnodige frustraties voorkomen. Een manvraagt bijvoorbeeld om half zeven temogen telefoneren. Een bewaker kan hemtijdig uit zijn cel halen of hem een half

Normaal zijn het de bewakers die

de gedetineerden ‘lossen’, zoals dat

heet in bajestaal. In Dendermonde

ging het afgelopen zomer

andersom. Gevangenen bevrijdden

er de bewakers die door

voortvluchtigen waren opgesloten.

Het gevangeniswezen kwam in het

oog van de storm terecht.

Wat maakt onze gevangenissen

veilig of onveilig?

“Goede sloten zijn slechts een stukje vanhet verhaal,” vertelt Roland Mentens,directeur van de beruchte Dendermondsegevangenis. In augustus 2006 namen ermaar liefst achtentwintig gevangenen debenen. “Er bestaat passieve en actieve vei-

Hoe veilig zijn de Belgische

gevangenissen?

Achter sloten

grendel

weliswaar 21

Page 22: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

veiligheid

menselijk behandelen schept wel een vei-liger klimaat.”

Wim Adriaenssen, directeur van deAntwerpse gevangenis, is het er volmondigmee eens. “Wat versta je onder veiligheid?Als je het accent legt op de beschermingvan de buitenwereld, dan moet je zwaarinvesteren in sloten en elektronica. Jehoudt gevangenen best in een kale cel,met zo weinig mogelijk risicovolle voor-werpen. Maar als je de nadruk legt op eenhumaan gevangenisklimaat, dan kan jemoeilijk sigaretten, aanstekers, bestek ofeen scheerapparaat verbieden. Ook al kaneen vork een steekwapen worden als jeenkele tanden ombuigt.”Met de federale basiswet op het gevange-niswezen, goedgekeurd begin 2005 , kiestde wetgever er uitdrukkelijk voor zo wei-nig mogelijk ‘detentieschade’ te berokke-nen aan de gevangene. Op de vrijheidsbe-roving na, moet de gedetineerde een zonormaal mogelijk leven kunnen leiden.Naakt fouilleren na elk bezoek is een vande gebruiken die onlangs zijn afgeschaft. De maatregel werd echter zo onhandig enzonder overleg ingevoerd dat niemand nogwist waar hij aan toe was. Het personeelsteigerde. Guido Verschueren, directeur vanLeuven Centraal: “Als je op een weegschaalaan de ene kant veiligheid legt en aan deandere kant de waardigheid van de gedeti-neerde, dan heeft men in dit geval duide-lijk voor de waardigheid gekozen.” Omdatde richtlijn van het kabinet kwaad bloedzette en terechte veiligheidsvragenopwierp, gaat men in verschillende gevan-

genissen gewoon verder met het naaktfouilleren. “Je zou verbaasd staan van watlichaamsholtes aankunnen,” zegtMentens. Gsm’s worden gedemonteerd enin stukken naar binnen gesmokkeld. Opplaatsen waar alleen de kleren nog onder-zocht worden en niet meer het lichaam,kan een mobieltje gewoon op de rug wor-den geplakt. Bezoekers verstoppen drugsin ringen die ze uitwisselen, in de luiervan hun baby of in een tennisbal die overde gevangenismuur gesmeten wordt. Een

mens is vindingrijk, zeker als hij wordtopgesloten.

Adriaenssen, Mentens en Verschueren zijnduidelijk voorstander van een humaanregime. Gevangenen zoveel mogelijk eigenspullen laten houden en hen een maxi-mum aan mogelijkheid op werk, bezoek,opleiding en telefooncontact geven, houdtechter veiligheidsrisico’s in. Ofwel voer jeeen humaan beleid en neem je er de risi-co’s bij, ofwel installeer je een onmense-lijk, totalitair regime. Dat is nog minderbevorderlijk voor de veiligheid, want hetverandert gevangenen in tijdbommen. Hoehou je gevangenen dan wel veilig binnen?En hoe bewaar je de rust en vrede binnendie muren?

OntsnaptBezoekers hebben tegenwoordig weinigruimte om vals te spelen. Tien jaar geledenkon je in een aantal gevangenissen nogzonder veel controle binnen. Vandaagmoeten we overal onze gsm in een kastjeopbergen, onze identiteitskaart afgeven,een foto laten nemen en langs de metaal-detector passeren. Alleen de vingerafdruk-ken of de irisscan ontbreken nog. Ook voorhet bewakend personeel is de tijd voorbijdat iemand terloops in hun tas keek. Inbijna elke gevangenis zijn de voorbijejaren bewakers ontslagen die te ver gingenin hun handeltjes met gevangenen. InAntwerpen presteerde een bewaker het omde gevangenisdeur letterlijk open te zet-ten voor een kapitaalkrachtige bajesklant.Die man is uiteraard niet meer welkom in

het personeelsbestand van justitie. Met desleutelbevoegdheid van ‘penitentiairbeambten’, zoals bewakers officieel heten,gaat het ook achteruit. Met een sleutelbosdie goed is voor het ‘cellulair’, het cellen-complex, krijg je tegenwoordig geen bui-tendeuren meer open.Toch slagen sommige gevangenen er nogin te ontsnappen, zoals de Tsjetsjeenseparacommando’s in de Antwerpse gevange-nis. De vier mannen werden voor afzon-derlijke feiten binnengebracht. Omdat ze

dezelfde taal spraken, was het wel zo han-dig hen samen in een cel te zetten. Vier isdaarbij niet eens een hoog aantal in deAntwerpse gevangenis: sommigen zittenmet zeven in een cel. Officieel is er inAntwerpen plaats voor 440 klanten, inwerkelijkheid zitten er ongeveer 650.Vooral de beklaagden – ze vormen demeerderheid in Antwerpen – zijn een ‘las-tige’ groep. Niet alleen omdat ze meestalniet lang blijven, maar ook omdat zeldengeweten is hoe gevaarlijk ze zijn.Bovendien zorgen taalproblemen – zekerbij de voormalige Oostblokkers – geregeldvoor misverstanden.De Tsjetsjeense commando’s hielden zichkoest overdag en zaagden ‘s nachts rustigmet hun binnengesmokkeld diamantzaagjeaan de tralies. Hun cel was twee hoog, eentiental meter van de begane grond. Eensde klus geklaard was, wierpen ze een voor-werp met een sterke nylondraad naar hunkompanen over de muur. Langs dat lijntjehaalden ze enkele minuten later een heusekabel binnen. Als slangen kropen de man-nen door de nauwe opening en gleden zelangs de kabel naar de vrije wereld, waarde taxi al klaarstond. Een ontsnapping inonvervalste commandostijl. Voor het per-soneel een verrassing, maar heel wat min-der beangstigend dan een ontsnapping‘naar binnen’. Daarbij worden personeelsle-den letterlijk in het nauw gedreven.Drie penitentiair beambten die inDendermonde dienst liepen in de nachtvan 18 op 19 augustus 2006 kunnen erovermeepraten. De Kosovaarse Konta Peraj enzijn Albanese celmaat Zakaria Elaagbanihadden aanvankelijk een traditioneel ont-snappingsplan ‘naar buiten’ uitgewerkt.Toen dat mislukte, moest er snel gehan-deld worden. Ze gingen over tot plan B.Met een schroevendraaier bewerkten zehun celdeur die niet bestand was tegenhedendaagse gangsters. Binnen de kortstekeren stonden de gangsters bij de centralewachttoren, gewapend met spiegelscher-ven. Voor de bewakers het goed en welbeseften, waren ze hun sleutelbos kwijt.Na het vakkundig onklaar maken van detelefoons, werden de bewakers met huneigen sleutel opgesloten. Spijtig genoegvoor de voortvluchtigen pasten de buitge-maakte sleutels niet op de buitendeuren.Ze zorgden dan maar voor extra mankrachtom een deur te kunnen rammen en lietentientallen gevangenen vrij. Toen de poort-bewakers bizarre beelden op hun camera’szagen, belden ze Roland Mentens uit zijnbed. Zoals vele directeurs woont hij in degevangenis. Mentens zag met eigen ogen

22 weliswaar

“Ofwel voer je een humaan beleid en neem je er de risico’s bij,

ofwel installeer je een onmenselijk,totalitair regime.”

Page 23: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

de ene na de andere man over de gevange-nismuur verdwijnen. De directeur trok sneleen broek aan en rende nog achter eenvoortvluchtige aan. Mentens: “Helaas vol-stond mijn fysiek niet om hem te pakkente krijgen. Die nacht heeft me vijf jaar vanmijn leven gekost. Zo’n ontsnapping is eennachtmerrie voor elke directeur. We kon-den alleen de komst van de politie afwach-ten, want in het cellulair binnengaan wasop dat moment te gevaarlijk.” Mentenswas zeer bezorgd om het welzijn van zijnpersoneel. De drie bewakers hadden ver-geefs geprobeerd via de pc contact te leg-

gen met anderen. Op het moment dat depolitie arriveerde, waren ze al bevrijd dooreen aantal gevangenen die rustig met henzaten te praten. De ene groep gevangenensloot de bewakers op, de andere bevrijddehen.

Het zegt veel over de heterogene populatievan de Dendermondse gevangenis. Een-derde van de 160 tot 175 gedetineerdenbestaat uit beklaagden, tweederde uit ver-oordeelde recidivisten. De recidivisten zijnhet best gekend bij het personeel enkomen vaak op vertrouwensposten

terecht. Hoewel een deelvan de recidivisten dienacht bevrijd werd, nam geen enkele vanhen de benen.

AfrekeningenVeiligheid heeft duidelijk te maken methet profiel van de gedetineerden en hetinterne klimaat. Louis, een rondborstigeman van drieënvijftig met lange paarden-staart, is een veteraan van ons gevange-niswezen. Tussen 1972 en 2006 zat hij vastin Antwerpen, Turnhout, Breda,Merksplas, Sint-Gillis en Hasselt. Hij smok-

weliswaar 23

veiligheid

Page 24: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

veiligheid

kelde tonnen hasj van Spanje naar deNederlandse coffeeshops. Een lastigebajesklant was hij niet. Hij kreeg geenenkel tuchtrapport. Louis: “Het recept issimpel. Behandel een bewaker met respecten de meeste van hen zullen jou ook metrespect behandelen. Af en toe heb ik weleen medegevangene horen brullen die naarde strafcel gevoerd werd, maar wat had dieman misschien uitgestoken? Ik heb mezelfnooit bedreigd gevoeld, omdat ik me altijdver hield van de bendes en kliekjes.” Louis vertelt dat de wandeling het meestriskante moment is. “Als je tijdens eenwandeling in Hasselt tegen een balletjetrapt en dat ding vliegt over de muur, ris-keer je dat ze met tien op je vliegen. Ikhoud me dus afzijdig en kijk gewoon toe.Als er per ongeluk een bal tegen mijnbenen of hoofd terechtkomt, reageer iknooit. Je hebt de groepen van deMagrebjongens en die van het Oostblok. Zelaten elkaar gewoonlijk met rust, maar jewilt niet één van die groepen tegen je krij-gen. Er zijn in elke gevangenis mannen dieuit schrik niet meegaan op de wandeling.Als er afrekeningen gebeuren, is hetgewoonlijk daar. Wanneer de bewakers tus-senkomen, zijn de klappen allang uitge-deeld. Ook wie Nikes of een horlogedraagt, of praat over zijn belkrediet, issnel de pineut. Zaken verdwijnen. Zelf hebik maar een keer op het punt gestaan eenmedegedetineerde te slaan. De man profi-teerde van mij. Hij had zelf geen geld voorkantineartikelen of de huur van het tv-toestel, maar hij wilde wel alles bepalen inonze cel. Toen heb ik er een chef bij geroe-pen en gezegd: ‘Als je die gast nu nietweghaalt, plak ik hem tegen de muur.’Gelukkig hebben ze dat meteen gedaan.De chefs kenden me en wisten dat ik nietzo snel ontvlam. Je moet een goede relatieontwikkelen met de bewakers. Ze hebbendan geen last van jou en helpen je als erkleine dingen niet in orde zijn.”

Luisterend oorElke bajes vormt een eigen biotoop. Hoebeter je de mannen kent, hoe veiliger deomgang met hen wordt, meent GuntherVan Sinay. Hij is al veertien jaar penitenti-air assistent. Het leeuwendeel van zijnloopbaan bracht hij door in Sint-Gillis.Vandaag werkt hij in Dendermonde. Hoegroot is het verschil in klimaat tussengevangenissen? Van Sinay: “Dendermondeis een kleinere gevangenis dan Sint-Gillisen dat heeft positieve gevolgen voor hetcontact met de mannen. Het maakt eengroot verschil of je twintig of zestig man-

nen op een sectie moet ‘lossen’ voor eenwandeling. Als ik in Sint-Gillis praat meteen gefrustreerde gevangene, is de kansgroot dat ik onderbroken wordt omdat ikmannen moet lossen. Ik moet mijngesprekspartner dan midden in een zinlaten staan. ‘Ik kom straks terug,’ is eengok. Misschien zit dat er niet in. Het doetgeen goed aan de relatie met de mannen.Als je de tijd hebt om te luisteren, is dekans kleiner dat die man opgefokt achter-blijft. Omdat er minder tijd is voor contactin een gevangenis als Sint-Gillis, voel je jesneller onveilig. Als het op een rumoerigevleugel ineens rustig blijft, is dat meteenverdacht. Wellicht zit een van de kopman-nen van de groepen te stoken. Dan ben jeextra op je hoede. Zelf ben ik nooit aange-vallen door een groep mannen, wel dooreen enkeling. Je weet niet altijd of hetgaat om een psychopaat, een junk of

iemand die gestraft is. Gelukkig kunnenwe via walkietalkies en een alarmknopsnel hulp inroepen, zodat je er nooit langalleen voor staat. Ik geloof niet in meermateriaal om ons te beveiligen, behalvecamera’s. Stokken of veiligheidspakkenwerken vooral als een rode lap op eenstier. Ik heb een workshop conflicthante-ring gevolgd en probeer altijd eerst rustigte praten. Als dat niet helpt, wordt hetlastig. We hebben zo goed als geen oplei-ding gehad in fysieke houdgrepen. En datzou wel mogen. Ik zie wel een positieveevolutie. Op veertien jaar tijd heb ik een‘oogkleppenbeleid’ – regel is regel – zienveranderen in een meer sociale omgangmet de gedetineerden. Dat is goed voor derust.”Luc Neirynck van de christelijke vakbondACOD maakt hierbij wel een kanttekening:“Volgens onze preventiedienst is het aan-tal arbeidsongevallen van het personeel optwee jaar tijd gestegen van minder dan20% naar meer dan 30%, als gevolg vanagressie van gedetineerden.” Van Sinaymeent dan weer dat de veiligheid verbe-terd is, maar het onveiligheidsgevoel toe-

genomen, net als in andere segmenten vande samenleving.

TerritoriumstrijdElke gevangenis stippelt een beleid uit omde risico’s zo klein mogelijk te houden.Mentens: “We zetten geen groepMaghrebijnen en Oostblokkers samen in defitnesszaal. Die groepen raken vaak in eenterritoriumgevecht verwikkeld. DeMaghrebijnen verwijten de Oostblokkersdat ze hún business inpikken.” Er zijn nogeen rist andere maatregelen. De keuken-ploeg wandelt bijvoorbeeld afzonderlijk,om te vermijden dat ze onder druk gezetwordt om eten of een keukenmes te ste-len. Veroordeelden en beklaagden hebbeneen afzonderlijke wandeling, omdat ver-oordeelden soms buiten mogen en dusonder druk kunnen staan om voorwerpenbinnen te smokkelen. Geïnterneerden zijn

sowieso een kwetsbare groep, omdat ande-ren soms hun medicijnen aftroggelen. Ookpedofielen zijn meestal vragende partijvoor een afzonderlijke wandeling. Zij staanhelemaal onder aan de rangorde van debajesklanten.Als je alle risicofactoren en bronnen vanspanning optelt, is het een klein wonderdat er niet meer ongelukken gebeuren ingevangenissen. Soms helpt een spectacu-laire ontsnapping ons om middeleeuwsecellen of versleten deuren en sloten einde-lijk te kunnen vervangen. Na het voorvalin Dendermonde moesten alle gevangenis-directeurs lijstjes met veiligheidsrisico’sopstellen. Plots was veiligheid een prio-riteit. Maar de belangrijkste voorwaardenvoor veilige gevangenissen zijn alertebewakers die een menselijke invullinggeven aan detentie en een directeur dietijd heeft om de verzuchtingen van zijnbajesklanten te aanhoren. “Door kleinefrustraties op te lossen, vermijd je groteuitbarstingen,” besluit Mentens.

tekst | Ria Goris

24 weliswaar

“Er zijn in elke gevangenis mannen die uit schrik niet

meegaan op de wandeling.”

Page 25: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

een oplossing leveren, maar moet steunzoeken bij de schepenen van mobiliteit,welzijn, jeugd en sociale zaken. We willenopschuiven naar een maatschappelijk vei-ligheidsbeleid.” Dat dit geen overbodigeluxe is, bewijzen de resultaten van de eer-ste Veiligheidsscan duidelijk. Onveilig-heidsgevoelens zijn niet alleen oncomfor-tabel voor de individuele burgers, maartasten ook het vertrouwen in de politie enhet gemeentebestuur aan.

tekst | Maarten Van Craen

de burgers zelf. In het kader van hetgemeenschapsgerichte politiemodel probe-ren we niet alleen te luisteren naar onzeinwoners, maar ook actief met hen samente werken. Het stemt ons tevreden dat wein elk van de vier gemeenten van onzezone kandidaten gevonden hebben om eenopleiding tot enquêteur te volgen en oppad te gaan.”Dat de burgers de inspanningen van depolitie appreciëren, blijkt ook uit de resul-taten. Over de werking van de politie zijnrelatief weinig klachten te horen, al is hetheel wat korpschefs wel opgevallen dat debevolking een actievere communicatiepoli-tiek verwacht. “In onze zone zijn we daarvolop mee bezig,” benadrukt Hamaekers.“We hebben al een opendeurdag georgani-seerd en proberen met een nieuwe websiteen een politiekrant proactief informatie teverstrekken. Verder willen we de wijkagentbeter bekend maken bij de bewoners vande verschillende wijken.”Ter voorbereiding van de zonale veilig-heidsplannen voor de periode 2009-2012organiseren acht politiezones – in totaalachttien gemeentebesturen – samen methet Limburgse provinciebestuur en deUniversiteit Hasselt een nieuwe bevraging.“We beschikken nu over een nulmeting,maar het is belangrijk om op regelmatigetijdstippen te meten of de perceptie en deverwachtingen van de burgers verande-ren,” zegt Hamaekers. “Op basis van dieinformatie kunnen we dan op beleidsni-veau bijsturen.” “In de toekomst willen we nog sterker hetaspect leefbaarheid uitdiepen in de enquê-te en de link leggen naar het sociaalbeleid,” blikt Beynsberger vooruit. “Depolitie kan niet voor alle problemen zelf

Onveiligheidsgevoelens zijn in

belangrijke mate het gevolg van

jongerenoverlast, overdreven

snelheid en een negatieve houding

ten aanzien van allochtonen.

Dat blijkt uit onderzoek op basis

van de Veiligheidsscan, een nieuw

instrument om de veiligheid en

leefbaarheid van gemeenten en

politiezones in kaart te brengen.

Vooral het beeld dat mensen hebben vanjongeren en allochtonen bepaalt of ze zichin hun eigen buurt of gemeente al danniet onveilig voelen. Dat leert een face-to-face-enquête die in tien Limburgse politie-zones aan de hand van de Veiligheidsscanwerd afgenomen bij in totaal 4.622 res-pondenten. Naarmate inwoners zich hetvoorbije jaar vaker hebben gestoord aanrondhangende jongeren, drugoverlast engeluidoverlast van het uitgaansleven voe-len ze zich onveiliger in hun eigen woon-buurt. Een negatieve houding tegenoverallochtonen zorgt ervoor dat mensen zichminder op hun gemak voelen. Verrassendis wel dat slachtoffercijfers aangeven datallochtonen meer risico’s lopen om slacht-offer te worden van misdrijven danautochtonen. Een opvallende vaststelling is ook datoverdreven snelheid burgers bang maakt.“De verkeersproblematiek heeft een ster-kere impact op het onveiligheidsgevoeldan we dachten,” zegt Bertie Hamaekers,korpschef van de politiezone Beringen-Ham-Tessenderlo. Maar liefst 80% van derespondenten zegt dat er het voorbije jaar,naar eigen aanvoelen, te snel geredenwerd in de buurt waar ze wonen. Meer dan40% zegt dat dit dikwijls tot zeer dikwijlsgebeurde. Naast overdreven snelheid zijnook zwerfvuil en hondenpoep een bronvan ergernis. Een kleine 60% van de res-pondenten heeft zich het voorbije jaargestoord aan zwerfvuil. Aan hondenpoepop straten en pleinen heeft een goede 40%zich geërgerd. “De bedoeling van dit initiatief is om ver-der te kijken dan onveiligheid in de engezin van het woord,” zegt GuidoBeynsberger, coördinator van het projectin de politiezone Noordoost-Limburg.“Veiligheid en leefbaarheid hangen nauwsamen en elke partner heeft z’n rol te spe-len: de politie, maar ook de gemeenten en

Jongeren, allochtonen

en verkeermaken ons

bang

weliswaar 25

Meer info:M. Van Craen en J. Ackaert | De veilig-heidsscan. Instrument voor een lokaalveiligheids- en leefbaarheidsbeleid |Maklu, 2006. ISBN 90 4660 029 7.

Page 26: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

Het Platform Recht Op Inclusief Onderwijs voert een actie metBekende Vlamingen en houdt een Stille Wake. Ze uiten hier-mee hun steun aan en hun bezorgdheid over het nieuwe leerzorgplan van Vlaams minister van Onderwijs FrankVandenbroucke. “Een prima plan dat op enkele punten nogvoor verbetering vatbaar is,” zegt Xavier Van Dessel.

Minister Vandenbroucke wil leerlingen met specifieke noden bete-re onderwijskansen geven in een nieuw leerzorgkader. Het isbedoeld voor alle leerlingen van het kleuteronderwijs tot hetsecundair onderwijs, zowel in gewoon als het buitengewoononderwijs. Scholen voor buitengewoon onderwijs moeten kinderenmet diverse handicaps toelaten. Maar ook gewone scholen moetenmeer leerlingen met problemen opvangen. Buitengewoon engewoon onderwijs worden daarom ondergebracht in één structuur.

De huidige acht types in het buitengewoon onderwijs worden inhet voorstel vervangen door vier ‘clusters’. Cluster 1 gaat over leer-lingen zonder beperkingen, met eventuele extra ondersteuning,zoals anderstalige kinderen. Leerlingen met ernstige leerstoornis-sen en met een licht verstandelijke beperking (huidige types 1 en8) vallen onder cluster 2. Cluster 3 groepeert leerlingen met func-tiebeperkingen, zoals leerlingen met een verstandelijke, fysiekeen/of zintuiglijke handicap (huidige types 2, 4, 6 en 7). In cluster4 zitten de leerlingen met gedrags- en emotionele problemen,ADHD en autisme.

Het volledige onderwijssysteem wordt onderverdeeld in vijf ‘leer-zorgniveaus’. Hoe hoger het leerzorgniveau van het kind, hoe meerondersteuning. De clusters en leerzorgniveaus maken deel uit vandezelfde structuur, zodat er maar liefst dertien vormen van zorgin het onderwijs mogelijk worden. Het Centrum voorLeerlingenbegeleiding (CLB) beslist in welke cluster en op welkleerzorgniveau de leerling terechtkomt.

"Dit leerzorgkader is heel bepalend voor de uitbouwvan het inclusief onderwijs," zegt Xavier Van Dessel,voorzitter van het Platform Recht Op Inclusief Onderwijs (PRIO).Het Platform werd einde 2006 opgericht, nadat de werkgroepinclusief onderwijs van GRIP werd stopgezet. PRIO groepeert ver-enigingen die ijveren voor het recht op inclusief onderwijs inVlaanderen, zoals Gezin en Handicap, Inclusie Vlaanderen, Oudersvoor Inclusie, Het Vlaams Patiëntenplatform, Nema en De werk-groep ouders van het ION-project. PRIO zal op woensdagnamiddag7 maart een stille wake houden aan het Ministerie van Onderwijsen aan het Vlaams Parlement. Er komen op 26, 27 februari en 2 maart ook acties met BV’s die een inclusieproject bezoeken:Annick Segal, Marc De Bel, Martine Prenen en Stijn Coninx. "Wijzijn wat teleurgesteld dat het nieuwe voorstel nauwelijks reke-ning houdt met de bedenkingen van een aantal organisaties van

ouders van kinderen met een handicapof beperking," zegt Van Dessel. "Ookde keuzevrijheid van ouders blijftbeperkt. Het leerzorgkader biedtalleen voor leerlingen in leerzorg-niveau III meer mogelijkheden. Zijkunnen kiezen voor het gewoon of hetbuitengewoon onderwijs. Leerlingenvan leerzorgniveau IV worden echterbijna gedwongen om buitengewoononderwijs te volgen. Hiermee negeertde minister de bestaande inclusieprak-tijk, alle internationale trends enwetenschappelijk onderzoek rondinclusief onderwijs. Of een kind meteen handicap voldoende kansen krijgtin het gewoon onderwijs is niet afhan-kelijk van de ernst van de beperkin-gen, maar vooral van de wijze hoe deomgeving deze beperkingen kanopvangen en van de ondersteuning diehet kind krijgt."

"Wij vragen dat bij het bepalen van het leerzorgniveau de betrok-kenheid van de ouders vergroot wordt. Gaan ouders niet akkoordmet de beslissing van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding(CLB), dan staan ze met de rug tegen de muur. Er is geen beroeps-mogelijkheid tegen de CLB-beslissing. Het CLB krijgt in dit leer-zorgkader een rol als centrale beheerder. Dat is terecht. Maar hetCLB heeft een samenwerkingsverband met bepaalde scholen, diedus druk kunnen uitoefenen op een beslissing." Nog een heikelpunt: tot 2016 kan een gewone school vrij eenvoudig een leerlingweigeren op basis van draagkracht, meent het PRIO. Voor sommigegroepen leerlingen komt er al sneller een gefaseerde oplossing. VanDessel: "Ook nadien zou de school een inclusieleerling kunnen wei-geren, als de school al een bepaald percentage leerlingen met spe-cifieke noden ingeschreven heeft. De school hoeft dan zelfs geenalternatief voor te stellen. En ook na 2016 mogen leerlingen opleerzorgniveau IV zonder verdere motivatie geweigerd worden."

tekst | Peter Dupont

26 weliswaar

Actie voeren voor inclusief onderwijs

weliswaarwas daar

conferentieel

Correctie: De Week van de Kraamzorg vindt dit jaar niet plaats van 14 tot 19 mei, zoals onze kalender aangeeft die u als bijlage bij Weliswaar editie 73 ontving, maar wel van 7 tot 12 mei.

ZORGINTENSITEIT CLUSTER 1 CLUSTER 2 CLUSTER 3 CLUSTER 4 ONDERWIJSVORMaard - ondersteuning geen beperkingen leerbeperkingen functiebeperkingen beperkingen in de interactie resultaat

zorgniveau I zorgbeleid/GOK zorgbeleid/GOK zorgbeleid/GOK zorgbeleid/GOK gewoon onderwijsdifferentiëren speciale onderwijsleermiddelen eindtermen(re)mediëren certificering: gangbare diploma’s

teamondersteuning: en getuigschriftenPBD – CLB

zorgniveau II zorgbeleid/GOK zorgbeleid/GOK zorgbeleid/GOK zorgbeleid/GOK gewoon onderwijsfaciliteren, eindtermen

compenseren certificering: gangbare diploma’sdispenseren indicator basisfinanciering en getuigschriften

teamondersteuning:PBD - CLB - BuO speciale

individugerichte ondersteuning: onderwijsleermiddelenCLB

zorgniveau III zorgbeleid zorgbeleid zorgbeleid buitengewoon ofindividualiseren specifieke onderwijskundige specifieke onderwijskundige specifieke onderwijskundige ‘gewoon’ onderwijs

handelingsplanning ontwikkelingsdoelenen paramedische omkadering en paramedische omkadering en paramedische omkaderingteamondersteuning: en werkingsmiddelen en werkingsmiddelen en werkingsmiddelen alternatieve certificatenPBD - CLB – (BuO)

individugerichte ondersteuning:CLB – (BuO)

zorgniveau IV specifieke onderwijskundige, specifieke onderwijskundige, buitengewoonindividualiseren paramedische en paramedische en onderwijs

handelingsplanning therapeutische omkadering therapeutische omkadering ontwikkelingsdoelenteamondersteuning: residentiële / residentiële / alternatieve certificaten

PBD - CLB semi-residentiële zorg semi-residentiële zorgindividugerichte ondersteuning:

CLB

Afkortingen: PBD: pedagogische begeleidingsdiensten, CLB: centrum voor leerlingenbegeleiding, BuO: buitengewoon onderwijs, GOK: gelijke onderwijskansen

Schema bij discussienota ‘Leerzorg in onderwijs, een kader voor zorg op maat van elke leerling’ (19/12/2005)

Page 27: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

| Opleiding Lokaal Sociaal Beleid |Lokale besturen maken in 2007 hun LokaalSociaal Beleidsplan op. De Vereniging van VlaamseSteden en Gemeenten voorziet in een uitgebreid ondersteunings-aanbod. In samenwerking met de Vlaamse overheid en de provin-cies organiseert de VVSG vormingen voor medewerkers van lokalebesturen over de opmaak van het Lokaal Sociaal Beleidsplan. Demandatarissen kregen reeds een introductie in het thema. De VVSG

organiseert in 2007 ook een vormingscyclus voor regionale orga-nisaties rond verschillende thema’s die te maken hebben met de

weliswaar 27

heeft teweeggebracht en dit tijdens de werk-zaamheden waartoe hij werd aangesteld.

Hoe oordeelt de rechter?De houding van de rechter wordt duidelijkdoor een gelijkaardig praktijkgeval. Hetbeen van Mieke zit in het gips. Mieke wan-delt door de ziekenhuisgang naar de plaatswaar de verpleegkundigen zich bevinden.Tijdens een gesprek met een verpleegkun-dige gaat Mieke zitten op een stoel opwieltjes. Een slecht idee. De verpleegkun-dige slaat er echter geen acht op en waar-schuwt Mieke op geen enkel moment voorde gevaarlijke stoel. Het gesprek tussenMieke en de verpleegkundige is terloopsen heeft niets met de verzorging van debreuk te maken. Na het gesprek staatMieke recht. De stoel waarop ze zit, roltonverwacht vooruit. Mieke valt en bezeertzich. Mieke vindt dat de verpleegkundigeeen fout heeft begaan en acht het zieken-huis (als aansteller) aansprakelijk voor dedoor haar opgelopen schade. De partijenkomen niet tot een overeenkomst enMieke stapt naar de rechter.

Mieke baseert haar verweer op het eerdervermelde artikel 1384. Zij meent dat hetziekenhuis aansprakelijk is voor de schadedie veroorzaakt werd ten gevolge van eenonrechtmatige daad die door haar aange-stelde (de verpleegkundige) werd gesteld.Het feit dat de schade werd geleden tijdenseen gewoon gesprek met de verpleegkun-dige neemt volgens Mieke niet weg dat deaangestelde een fout beging door Miekeniet te wijzen op de gevaren van het plaats-nemen op een stoel met wieltjes. De ver-

Het is een vaak voorkomend fenomeen:een patiënt valt in het ziekenhuis enbezeert zich. Het ziekenhuis en de ver-pleegkundige van dienst worden doorhet slachtoffer met de vinger gewezen.De verpleegkundige zou een fout heb-ben gemaakt door een inbreuk te ple-gen op de zogenaamde algemene zorg-vuldigheidsplicht. En het ziekenhuis isaansprakelijk voor haar aangestelden.Wat zeggen de wet en de rechter overzo’n situaties?

Het uitgangspunt: artikel 1384Artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek isduidelijk: men is niet alleen aansprakelijkvoor de schade die men veroorzaakt doorzijn eigen daad, maar ook voor de schadedie veroorzaakt wordt door de daad vanpersonen voor wie men moet instaan. Wieanderen aanstelt (in dit geval het zieken-huis) is aansprakelijk voor de schade diede aangestelden (de verpleegkundigen)veroorzaken tijdens het uitvoeren van hunwerk.

Het slachtoffer kan dus op deze wetsbepa-ling een beroep doen, op voorwaarde dathij het bewijs kan leveren dat degene diehij aanspreekt de hoedanigheid van‘aansteller’ heeft. Er moet dus een verhou-ding van ondergeschiktheid bestaan tus-sen de aansteller en de aangestelde. Die‘ondergeschiktheid’ bestaat zodra een per-soon gezag en toezicht uitoefent op dedaden van een andere persoon.Voorts moet het slachtoffer ook bewijzendat de aangestelde (verpleegkundige) eenfout heeft begaan die werkelijke schade

pleegkundige had haar moeten verwittigen.

De rechter wijst de vordering van Miekeechter af. De rechter meent dat Mieke ingebreke blijft om aan te tonen dat de ver-pleegkundige een effectieve inbreuk heeftgepleegd op de ‘algemene voorzichtig-heidsnorm’, rekening houdend met de con-crete omstandigheden op het ogenblik dathet schadegeval zich voordeed. De ver-pleegkundige heeft zich volgens de rechterniet anders gedragen dan een andere ver-pleegkundige in dezelfde omstandighedenzou doen.Hij meent dan ook in deze zaak dat de ver-pleegkundige geen onrechtmatige daadheeft begaan en er aldus geen sprake kanzijn van een schending van artikel 1384,derde lid van het Burgerlijk Wetboek.

BesluitIn deze zaak krijgt de verpleegkundigegelijk van de rechter. Niet elke rechter zalechter tot dezelfde bevinding komen. Alleshangt af van de exacte omstandighedenwaarin het ongeval zich heeft voorgedaan.De rechter zal de situatie altijd op een soe-vereine manier beoordelen. In de praktijkis het dus moeilijk om de beslissing van derechter te voorspellen.

tekst | Solange Tastenoye

Waarvan akte is een nieuwe rubriek.Hebt u vragen over burgerlijk recht?Mail naar [email protected] gestelde vragen krijgenhier een antwoord.

uw vragenover uw rechten

waarvan akte

Is een verpleegkundige aansprakelijk voor een ongeval?

welnu uwactiviteitenkalender

| Cursus: omgaan met racisme |In de cursus 'omgaan met racisme' gaan de deelnemers op zoeknaar een persoonlijke en doeltreffende manier om in gesprek tegaan met mensen die zich racistisch uiten. Aan de hand van oefe-ningen, rollenspel en huistaken wordt inzicht verworven in deachtergronden van racistisch gedrag. De deelnemers gaan ook opzoek naar racistische 'sporen' in ons eigen denken. De cursus looptover drie avonden. Waar en wanneer: Stadspastoraal De Loodsenin Antwerpen op 8, 15 en 19 mei. Prijs: 25 euro voor de drieavonden. Meer info en inschrijvingen: [email protected], 02-502 11 28

Page 28: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

te winnen. Kinderen koesteren vaak de ijdelehoop dat ze hun ouders weer bij elkaar kunnenkrijgen. De Gezinsbond is niet onverdeeld enthousiast over hetspel. Minpunt: het spel is alleen in het Engels te verkrijgen.www.ziplandinteractive.comwww.gezinsbond.be

| Centrum Morele Dienstverlening in Genk |Sinds kort heeft ook Genk een Centrum Morele Dienstverlening.Het centrum is open van maandag tot en met vrijdag van 9.00 tot

begeleiding van de opmaak van een planningstraject (3 april, 8mei, 5 juni, 9 oktober) Vanaf september wordt een helpdeskgeorganiseerd waar medewerkers van besturen terechtkunnen metal hun vragen. Op provinciale zitdagen zal de VVSG dieper ingaanop de problemen die zich stellen bij het Lokaal Sociaal Beleid inuw gemeente. Nieuws en achtergrondinformatie over het themakan iedereen raadplegen op www.vvsg.be of in de losbladige uit-gave Lokaal Sociaal Beleid, VVSG-Politeia, Brussel, 2005. Meer info: [email protected] | www.vvsg.be

| Opleiding ‘Relaties en seksualiteit’ |Op maandag 23 april 2007 organiseert het cRZ (centrum voorRelatievorming en Zwangerschapsproblemen) een opleiding'Relaties en Seksualiteit' te Leuven. De opleiding is ervaringsge-richt en richt zich tot personeelsleden uit de instellingen voorBijzondere Jeugdzorg. Deelnemers aan deze opleiding kunnen nogeen aanvullende tweede dag volgen (27 april 2007). Tijdens detweede dag ligt de nadruk op counseling. Voor één dag betaal je50 euro, voor twee dagen 100 euro (broodjeslunch inbegrepen).Meer informatie over de opleiding vind je op de website:www.crz.be

| Studieweek Omgangskunde |Omgangskunde: ‘Sandwich tussen cliënt en werkgever’ en Afasiezijn de lezingen die de Vlaamse Federatie van Verzorgenden orga-niseert tijdens haar studieweek van 16 tot 20 april 2007.Voor meer inlichtingen kan je terecht bij www.vfvv.be of optel./fax: 02-217 68 94 | [email protected]

| Vormingen SIG vzw |SIG vzw organiseert vormingen voor mensen die niet-professio-neel actief zijn in de hulpverlening. Zo zijn er vormingen dieouders leren omgaan dementie, met slechthorenden en met agres-sief gedrag van hun pubers. Voor meer info en inschrijvingen:www.sig-net.be of [email protected]

| Informatiemomenten Gezin en Handicap |Gezin en Handicap organiseert naar goede gewoonte weer heelwat informatie- en vormingsmomenten, verspreid over heelVlaanderen, rond het thema handicap en inclusie. Tijdens diemomenten krijgen de aanwezigen gerichte informatie, kunnen zijervaringen uitwisselen en vragen stellen. Onderwerpen die tijdensinformatie- en vormingsmomenten aan bod komen zijn ondermeer inclusief onderwijs, inspraak in voorzieningen en gebrui-

kersrechten, ons kind en de toekomst, broers enzussen van personen met een handicap, netwer-ken, beschermingsmaatregelen, erfrecht, seksua-liteit. Gezin en Handicap organiseert een aantal cursussen en les-senreeksen: SMOG (spreken met ondersteuning van gebaren),Ontwikkeling Stimuleren, Kijken naar speelgoed. Meer info eninschrijvingen: www.kvg.be/gezinenhandicap Gezin en Handicap,A. Goemaerelei 66, 2018 Antwerpen | 03-216 29 90

| De Europese vaccinatieweek |Dit jaar neemt Vlaanderen deel aan deEuropese Vaccinatieweek die loopt van16 tot 22 april 2007.Deze eerste Vlaamse editie van deEuropean Immunization Week staat inhet teken van vaccinatie bij jongvolwas-

senen. Vooral de vaccinaties tegen kinkhoest, difterie, tetanus enmazelen-bof-rubella staan daarbij in de kijker. De boodschap ach-ter de campagne is simpel: zorg dat je je vaccinaties goed opvolgten aanvult waar nodig. Want vaccineren is niet enkel voor kleinekinderen. Maar liefst 95% van alle kinderen is ingeënt tegen de meest voor-komende infectieziekten. Dat blijkt uit de Vlaamse vaccinatie-graadstudie van 2005 (zie Weliswaar 73). De beschikbaarheid vanvaccins bij huisartsen en kinderartsen en het goed georganiseer-de aanbod van Kind en Gezin en de Centra voorLeerlingenbegeleiding dragen veel bij tot deze hoge vaccinatie-graad. Na het secundair onderwijs valt dat aanbod echter groten-deels weg. Jongvolwassenen moeten van dan af zelf hun vaccina-ties opvolgen en aanvullen waar nodig. En daar ligt precies de uit-daging: niet iedereen herinnert zich nog waartegen hij of zij in dejonge kinderjaren gevaccineerd werd. Toch is het belangrijk dat adolescenten en jongvolwassenen ade-quaat ingeënt zijn. Het doorstaan van ziekten als kinkhoest, maze-len, bof en rubella – bij velen gekend als typische kinderziekten –of tetanus is ook op latere leeftijd geen aantrekkelijke optie.Vooral wie vaak in contact komt met jonge kinderen, laat zich besteen extra vaccin of booster zetten tegen kinkhoest. Zo voorkom jeveel leed, bij jezelf én bij anderen. Neem dus geen risico. Meer info: www.vaccinatieweek.be

28 weliswaar

welnu uwactiviteitenkalender

gehoord of gelezen welzijnswetenswaardigheden

| Echtscheidingsspel |Earthquake in Zipland is een computerspel bedoeld voor kinderenvan ouders die gaan scheiden of gescheiden zijn. Het spel zou kin-deren van gescheiden ouders moeten leren omgaan met de nieu-we situatie en de gevoelens die daarbij horen. In Zipland woonthet elandkalfje Moose op een eiland met zijn ouders. Door eenaardbeving scheurt het eiland in twee stukken. Zip gaat op zoeknaar een ritssluiting om de twee eilanddelen weer aan elkaar tehechten. In het spel drijven de beide eilandhelften verder vanelkaar weg. Beide ouders hanteren strategieën om Moose voor zich

Page 29: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

bereikbaar maken en meer spreiden overVlaanderen. Eerder werd al 227.500 euro vrij-gemaakt voor het project ‘outreaching’ van hetPsychiatrisch Centrum Sleidinge en de gemeenschapsinstellingenvan Ruiselede en Beernem. Het behandelingsteam van het PC

Sleidinge komt naar de gemeenschapsinstelling wanneer hen datgevraagd wordt. Het gaat in de praktijk vaak om vragen voorondersteuning en raadplegingen, maar ook over crisisopnames enobservaties met diagnose. Indien nodig wordt de jongere na deinterventie opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis vanSleidinge.

| Prijzen en facturen rusthuizen transparanter |Als ouderen op zoek gaan naar een rusthuis, dan spelen nietalleen de nabijheid of de diensten in dat rusthuis een rol, maarook de prijs. Ouderen die in een rusthuis verblijven of dat vanplan zijn, moeten daarom steeds een juist beeld krijgen van dedagprijs en van de kosten in het rusthuis. Als ze een goede prijs-

weliswaar 29

met assistentie van een dier is een eenzameoudere bezoeken met een therapiehond.Geschikte informatie hierover is vaak moeilijk te vinden en ver-schilt sterk van kwaliteit. Daarom verricht het Laboratorium voorEthologie (UGent) niet alleen onderzoek over dit thema, maargeeft het ook projectgericht advies. Het laboratorium organiseertook tweemaal per jaar een rondetafel waar mensen uit de praktijk,onderzoekers en studenten hun ervaringen kunnen uitwisselen. Voor meer informatie: [email protected]

| In bed met de juf |Jaarlijks moeten heel wat kinderen tussen zes en achttien jaaroud langer dan een maand herstellen van een operatie, een ziek-te of een ongeval. Hun revalidatie houdt hen soms lang thuis. Hetgebeurt ook dat ze zware therapieën volgen in het ziekenhuis.Daardoor kunnen ze niet naar school. Volgens een onderzoek vande vzw Bednet gaat het in Vlaanderen om meer dan 2.000 kinde-ren op jaarbasis. Bednet werd in 2003 opgericht door KathyLindekens. De vzw garandeert het onderwijsrecht van alle leer-plichtige kinderen die langdurig of chronisch ziek zijn. Bednet wilde leerachterstand bij die kinderen beperken en er tegelijk voorzorgen dat ze in contact blijven met hun klasgenoten. Er wordteen virtuele leeromgeving ontwikkeld waarin elk langdurig ziekkind is verbonden met zijn of haar klas en leerkracht. Het is eengesloten omgeving die via breedband internet permanent bereik-baar is. Elke gebruiker (leerling, klasgenoten, leerkracht, ouder ofbegeleider) heeft een gebruikersnaam en een wachtwoord. Allegebruikers registreren zich bij Bednet. De vzw werkt aan eenduurzame oplossing die een plaats krijgt in het bestaande onder-wijsaanbod. Er wordt intensief samengewerkt met alle onderwijs-netten, de administratie Onderwijs van de Vlaamse overheid en deziekenhuisscholen. Ook de vrijwilligers in het thuisonderwijs, deprovincies en de mutualiteiten zijn belangrijke partners in dit ver-haal.Wie meer info wil of wil deelnemen aan proefprojecten kanterecht op www.bednet.be

17.00 uur. Op donderdagvoormiddag wordt er gezorgd voor koffieen een assortiment kranten en tijdschriften. Iedereen is welkom.De taken van een Centrum Morele Dienstverlening (CMD) wordeningedeeld in vier domeinen, met het klavertje vier als symbool:onthaal en informatie, vorming en begeleiding, morele dienstver-lening en morele bijstand. De dienst is laagdrempelig en vollediggratis. Informatie en documentatie over de meest uiteenlopendeonderwerpen worden ter beschikking gesteld aan alle bezoekers.Het documentatiecentrum en de bibliotheek zijn voor iedereentoegankelijk. Er zijn ook folders beschikbaar over zelfhulpgroe-pen, maatschappelijke diensten en instellingen, waar eventueelnaar kan worden doorverwezen. Ook voor het opstellen van eenwilsverklaring bij euthanasie kunnen mensen terecht in het CMD.Het CMD maakt deel uit van en werkt samen met een netwerk vanvrijzinnige verenigingen die voornamelijk werken met vrijwilli-gers. Het centrum organiseert vormingsactiviteiten rond moreleen vrijzinnige onderwerpen gericht op een breed publiek.Iedereen die wel eens een moeilijk moment heeft, kan in het CMD

terecht voor morele bijstand. Bij de morele consulent vinden zeeen luisterend oor. Hij vangt hen op en staat hen bij op hun zoek-tocht naar een oplossing. Deze bijstand volgt een humanistischebenadering, waarbij de kracht en de mogelijkheden van de cliëntals hulpmiddel worden gebruikt om de moeilijke situatie aan tepakken. Centrum Morele Dienstverlening, Bochtlaan 16 bus 6, 3600 Genk |089-51 80 40 | [email protected] | www.uvv.be

| Interventies met assistentie van dieren |Voortaan kunnen therapeuten, pedagogen of geïnteresseerden dieop zoek zijn naar algemene informatie over ‘Interventies metAssistentie van Dieren’, of over het opzetten van zulke program-ma’s, een beroep doen op een nieuw documentatie- en consulta-tiecentrum (www.ethology.ugent.be). Onderzoek leert dat er inBelgië de laatste jaren een toenemende interesse is voor ‘AnimalAssisted Therapy/Activities/Education’, kortweg ‘Interventies metAssistentie van Dieren’ (IAD) genoemd. Een mogelijke interventie

gehoord of gelezen welzijnswetenswaardigheden

goed vooruitvoering

beleid

| Extra plaatsen voor jonge delictplegers met een psychiatrische problematiek |Er komen zesendertig extra plaatsen voor de behandeling vanjonge delictplegers met een psychiatrische problematiek inVlaanderen, waarvan eenentwintig extra forensische bedden envijftien bedden voor crisiskinderpsychiatrie. De contracten zoudennog dit voorjaar toegewezen worden aan Vlaamse kinderpsychia-trische diensten. Minister Vervotte stelde eind 2006 al dat devoorzieningen van de Bijzondere Jeugdbijstand (zoals de gemeen-schapinstellingen) meer en meer geconfronteerd worden met jon-geren met ernstige psychische of psychiatrische problemen, waar-voor tijdelijke opvang nodig is. Deze jongeren moeten eigenlijkgespecialiseerde opvang krijgen bij een kinderpsychiatrische offorensische kinderpsychiatrische dienst. In Vlaanderen zijnmomenteel twee forensische kinderpsychiatrische diensten actief,elk met acht bedden. De financiering van die diensten is echtereen bevoegdheid van de federale overheid. De bijkomende plaat-sen moeten het aanbod aan kinderpsychiatrische zorg beter

Page 30: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

30 weliswaar

vergelijking kunnen maken, komen ze niet voor verrassingen testaan. De dagprijs moet duidelijk zijn en de factuur transparant.Een aantal resultaten uit een onderzoek naar de supplementen dieVlaamse rusthuizen aanrekenden:| Eén op de twee rusthuizen rekent het gebruik van handzeep en

shampoo aan. Toiletpapier wordt in 6% van de rusthuizen alssupplement op de rekening gezet.

| 10% van de rusthuisbewoner betaalt voor drinkbaar water.| Incontinentiemateriaal wordt in 17% van de rusthuizen aange-

rekend als supplement.| Eén op de vijf rusthuizen zet het wassen van niet-persoonlijk

linnen (zoals beddengoed) als supplement op de rekening.| In vier van de tien rusthuizen moest extra betaald worden voor

de nutsvoorzieningen, radio, televisie en telefoon.| Bewoners die hun maaltijd op de kamer gebruiken, moesten

daar in 3% van de rusthuizen voor bijbetalen.Al deze kosten moeten vanaf 1 juli verplicht opgenomen zijn inde dagprijs. Er mag geen supplement meer voor worden aangere-kend. Daarnaast wordt ook de rusthuisrekening verduidelijkt.Voor elk supplement dat moet worden betaald, krijgt men voor-taan een bewijs. Ten slotte mogen supplementen alleen nog wor-den aangerekend aan prijzen die ook buiten het rusthuis gangbaarzijn.Een tweede doelstelling is de financiële bescherming van de bewo-ners en hun nabestaanden verbeteren. In de schriftelijke over-eenkomst die een bewoner met de voorziening afsluit, wordendaarom voortaan een aantal principes op uniforme wijze vastge-legd: de opzegtermijn, regelingen bij tijdelijke afwezigheid van debewoner, de beëindiging van de schriftelijke overeenkomst en hoesnel de kamer ontruimd moet worden na overlijden.

| Vlaanderen investeert in seniorenzorg |Vlaanderen gaat via het Vlaams-Brusselfonds de volgende vier jaarzo’n 8 miljoen euro investeren in de Brusselse seniorenzorg. Erkomt ook nog geld van het Vlaams Infrastructuurfonds voorPersoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) en van privé-investeerders. Vlaams minister voor Brussel Bert Anciaux wil deachterstand op het vlak van Nederlandstalig seniorenwelzijn weg-

werken door acht zogenaamde woonzorgzones uitte werken in het noorden en westen van Brussel.De bedoeling van een woonzorgzone is dat senio-ren en zorgbehoevenden zolang mogelijk zelfstandig kunnenwonen en pas later in een rusthuis terecht komen. Omdat de ope-ratie heel wat verplegend personeel vergt, wil Vlaanderen sterkinvesteren in opleiding.

| Energiebesparende maatregelen in welzijns- en gezondheidsvoorzieningen |Er wordt 3 miljoen euro vrijgemaakt voor energiebesparendemaatregelen in de welzijns- en gezondheidsvoorzieningen. Methet initiatief wil minister Inge Vervotte een energiebewuste reflexcreëren bij het beheer van gebouwen. De maatregel kan de initia-tiefnemers zowel qua investering als qua exploitatie op korte enop lange termijn een financieel voordeel opleveren. Een eerstemaatregel ondersteunt energiebesparende infrastructuurprojectenin voorzieningen. Hiervoor wordt een budget voorzien van2.500.000 euro. De voorkeur gaat naar ingrepen die energieverliesvermijden en die tegelijk een verbeterd comfort voor de gebruikerrealiseren. Daarnaast kunnen duizend voorzieningen gratis eenopstartpakket voor energieboekhouding laten installeren (totalekostprijs 500.000 euro). Een energieboekhouding brengt in kaarthoeveel energie er wordt verbruikt en waarvoor. Bovendien wor-den bij de bouw van alle nieuwe welzijnsvoorzieningen de stren-ge VIPA-normen gehanteerd inzake energiezuinigheid. De Vlaamsewelzijns- en gezondheidsvoorzieningen zijn de pioniers van ener-giezuinige maatregelen. Dat blijkt ook uit verschillende innova-tieve projecten. Zo is er de school van de gemeenschapsinstellingDe Zande in Beernem. Die werd gebouwd volgens het zogenaamdepassiefhuisconcept. Het schoolgebouw is thermisch geïsoleerd,volledig winddicht en zo georiënteerd dat de zonnewinst maxi-maal is. Zo’n huis bouwen is duur, maar de meerkost wordt binnende zeven tot tien jaar teruggewonnen. Naargelang de energieprij-zen stijgen zal die terugverdientijd nog korter zijn.

goed vooruitvoering

beleid

personeelsbeleid werkenin de welzijnszorg

Eupora: Employee Assistance ProgramEupora is een afdeling van Kaleido, een human resources con-sultancykantoor. Eupora is afgeleid van het Griekse ‘euporia’,wat ‘gemak’ of ‘welzijn’ betekent. De afdeling is gespeciali-seerd in hulpprogramma’s voor werknemers. Deze program-ma’s, beter bekend onder de naam EAP (Employee AssistanceProgram), werken zowel preventief als curatief. Doordat ze inde bedrijfspolitiek geïntegreerd worden, kan de ondernemingwaken over het welzijn van haar werknemers en kan er con-crete hulp geboden worden bij problemen.

| Bij welke problemen kan een EAP een oplossing zijn?Bénédicte Taymans: “Een EAP is aangewezen bij heel uiteenlopen-de problemen, zowel professioneel als privé, die elkaar kunnen

beïnvloeden: uitputting, conflicten met collega's of een overste,pesterijen, stress, familiale problemen, verslaving. Die problemenkunnen nefaste gevolgen hebben voor de onderneming. Denkmaar aan absenteïsme, werkongevallen, vermindering van de pro-ductiviteit en van de motivatie op het werk, verlies van klanten.We behandelen zowel problemen thuis als op het werk, omdat wede mens in zijn totaliteit willen bekijken. Als een medewerkerzich privé niet goed voelt, neemt hij die negatieve gevoelens meenaar het bedrijf en kan hij concentratieproblemen krijgen.”

| Hoe kan een EAP een oplossing bieden voor al deze problemen?“Wanneer een bedrijf het programma aanbiedt, kan de werknemerof iemand van zijn gezin elke dag van de week, de klok rond bel-

Page 31: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

Enkele eenvoudige veranderingen kunnen vol-doende zijn om een wereld van verschil temaken. Het boek is een pleidooi voor gezondevoeding.

John Van Camp, e.a. | Voeding en gezondheid. Een overzichtvan functionele componenten in levensmiddelen en van derelatie voeding en gezondheid | Lannoo Campus, 2006, 132 p.19,95 euro. ISBN 9789020966008Welvaartsziekten zijn een kwaal van onze tijd. We wapenen onsertegen met voedsel met gezondheidsbevorderende ingrediënten.Dit boek is een hulpmiddel om de relatie tussen voeding engezondheid beter te begrijpen.

Nils Duquet, Ignace Glorieux, Ilse Laurijssen en Yolis VanDorsselaer | Wit krijt schrijft beter. Schoolloopbanen van al-lochtone jongeren in beeld | Garant, 2007, 106 p. 13,90 euro. ISBN 9789044120301.De aangekondigde sluiting van het Heilig-Hartcollege in

nemers met die kleine zorgen op hun werk. Alswe die kunnen wegnemen met preventieve begeleiding, kan ergervoorkomen worden.”

| Gezinsleden van werknemers mogen ook bellen. Gebeurt datvaak?“ Ja. Partners maken zich zorgen over te hard werken, mogelijkedepressies, over het contact met de kinderen. We bieden anonie-me en kosteloze eerstelijnshulp. Als het nodig is, sturen we dewerknemers en eventueel andere leden van hun gezin verder inhet traject naar de geschikte hulpverlener. Het onderscheid tus-sen privéproblemen en professionele problemen is moeilijk temaken. Mensen hebben stress, maar vaak kennen we de oorzaakniet. Indien er familiale problemen zijn, proberen we beide part-ners samen naar de consultant te laten gaan.”

| Ziet u specifieke problemen in de welzijnssector waar een EAP

een antwoord op zou kunnen bieden?“Veel organisaties in de zorgsector kampen met een personeelste-kort. Het werk is op zich al zwaar, zowel fysiek als mentaal. Wehebben nog geen EAP opgezet in een welzijnsorganisatie, maar wehebben toch al een aantal artsen en verpleegkundigen gehoorddie geïnteresseerd zijn. Wij staan er in ieder geval voor open enbekijken binnenkort hoe we de eerste stap naar de sector kunnenzetten.”

tekst | Liesbeth Van Braeckel

weliswaar 31

personeelsbeleid werkenin de welzijnszorg

len naar een gratis telefoonnummer. De werknemer kan dan aaneen speciaal opgeleide assistent uitleggen waar hij mee zit. Die zalhem een eerste afspraak voorstellen met een consultant uit zijnstreek. Afhankelijk van het probleem kan er een reeks van maxi-mum acht consultaties volgen. We werken oplossingsgericht.Verschillende scenario’s worden met de werknemer overlopen.Vaak zitten ze zo vast in hun emoties dat ze geen of slechts éénoplossing zien. Wij zetten alles met hen op een rijtje. Zo komenwe tot meerdere oplossingen voor eenzelfde probleem. We kunnener als buitenstaander objectiever naar kijken. We reiken geenoplossingen aan, maar helpen de werknemers zelf oplossingen tezien. Dan aanvaarden ze die ook veel beter. De consultaties zijnvolledig gratis voor de werknemer en vinden plaats buiten de kan-toorgebouwen en buiten de werkuren. Er is strikte geheimhou-ding, de consultant is gebonden aan het beroepsgeheim. Indien erbegeleiding op langere termijn nodig is, kan de consultant dewerknemer doorverwijzen naar een arts of psycholoog. Voor dewerkgever stellen we statistische en anonieme rapporten op. Uitdeze rapporten blijkt wat de grootste problemen zijn. We zettener ook aanbevelingen in waarmee bedrijven aan de slag kunnenom het welzijn van de werknemers te vergroten.”

| Jullie werken niet alleen voor werknemers die al grote pro-blemen hebben. Ook werknemers die met een eenvoudigevraag zitten kunnen bij jullie terecht.“Dat klopt. We werken curatief maar ook preventief. Mensen diethuis zijn omdat ze er helemaal door zitten, helpen we weer lang-zaam opbouwen. We helpen ook mensen die nog werken, maartoch problemen hebben. Maar ook wie gewoon een vraag heeft,kan bij ons terecht. We gaan ervan uit dat hoe vroeger mensen bijons komen, hoe beter het is. Zelfs lichte negatieve stress en zor-gen kan je eigenlijk ‘verdoken absenteïsme’ noemen: de mensenzijn fysiek aanwezig, maar mentaal niet 100%. Een deel van huntijd en werkkracht gaat verloren. Gemiddeld zit 20% van de werk-

Wie zelf de eerste stap naar Eupora wil zetten, kan terechtop www.eupora.be | [email protected] | Eupora, Roodebeeklaan 9, 1030 Brussel | 02-730 16 61

een selectienieuwe publicaties

uitgelezen

| Wat eten we vandaag? Tips en recepten voor gezonde baby-en peutervoeding | Kind & Gezin, 2006, 234 p. Info: www.kindengezin.be Ook baby’s en peuters genieten van een goeie maaltijd. Oudershebben echter niet elke dag tijd om een uitgebreide maaltijd tebereiden. In Wat eten we vandaag wordt een aantal handige recep-ten verzameld, per leeftijdsgroep. De eetgewoonten die je als kindkrijgt aangeleerd, bepalen in sterke mate het latere eetpatroon.Wat eten we vandaag wordt gratis aan ouders gegeven tijdens eenconsult bij Kind & Gezin.

Alex Richardson | Ze zijn wat je ze te eten geeft. Hoe voedinghet gedrag, de stemming en de schoolprestaties van je kindkan verbeteren | Standaard Uitgeverij, 2007, 450 p. 21,95 euro.ISBN 9789002222658De Britse arts Alex Richardson weet alles over de impact van voe-ding op het gedrag van kinderen. Hij legt in dit boek uit waarombepaalde voeding zo schadelijk kan zijn en tegelijk zo onweer-staanbaar. Richardson toont welk dieet het beste is voor je kind.

Page 32: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

wet, het eindeloopbaandebat, of de kwaliteit enhet vertrouwen in social-profitorganisaties.

Sabine Cocquyt | Over-hoop. Jongeren meteen hersenletsel na een verkeersongeval |Epo, 2006, 272 p. 18,50 euro. ISBN 9789064454257.Over-hoop kwam tot stand in samenwerkingmet de vzw ZEBRA, een vzw die ijvert voor eenbetere opvang van jonge verkeersslachtoffers(zie ook het artikel ‘Zin geven aan zinloos-heid’, op p. 15). Sabine Cocquyt schreef eer-der het nog steeds beschikbare De stille epi-demie. Leven na een tragisch ongeval (Epo,

ISBN 9789064452055). Aan de hand van verhalen van gezinnenmet een jongere die een hersenletsel opliep bij een verkeersonge-val schetst Cocquyt de impact van die tragische gebeurtenis. Deimpact is verregaand en heeft ook gevolgen voor de omgeving vanhet slachtoffer.

Theodore Dalrymple | Drugs. De mythes en de leugens |Nieuw Amsterdam, 2006, 160 p. 14,95 euro. ISBN 9789046801482.De gepensioneerde Britse gevangenisarts en psychiater TheodoreDalrymple schuwt de controverse niet. De Nederlandse vertalingvan een van zijn vorige boeken, Leven aan de onderkant. Hetsysteem dat de onderklasse instandhoudt (Het Spectrum, ISBN

9789027499172) zorgde voor een geanimeerd debat. In Leven aande onderkant beschrijft Dalrymple de rampzalige gevolgen die deverzorgingsstaat volgens hem heeft op de mentaliteit van deonderklasse in de grote steden. Volgens Dalrymple weten steedsmeer mensen door gebrek aan moraal, ambitie en kennis niet hoeze moeten leven. Ze zijn niet meer bereid verantwoordelijkheid tenemen voor hun eigen bestaan en voelen zich slachtoffer van eenonrechtvaardige samenleving. Een gelijkaardig mechanisme ligtvolgens Dalrymple aan de basis van de verslavingsepidemie die hetWesten in een greep houdt. In het niet minder geruchtmakendeDrugs. De mythes en de leugens tracht Dalrymple aan te tonen datverslaving ook een bewuste keuze is en dat de eenzijdige medi-sche aanpak van een drugsverslaving niet werkt. Dalrymple steltdat verslaving aan opiaten geen ziekte is en dat artsen die ver-slaving alleen nog maar verergeren. Door verslaafden als zieken tebeschouwen wordt hun eigen verantwoordelijkheid weggenomen.Om het probleem aan te pakken is er volgens Dalrymple een vol-strekt nutteloze medische bureaucratie in het leven geroepen, diezichzelf dient en instandhoudt.

Alfons Marcoen, Ria Grommen & Nancy Van Ranst | Als de scha-duwen langer worden. Psychologische perspectieven op ouderworden en oud zijn | Lannoo Campus, 2006, 300 p. 34,95 euro,ISBN 9789020967197.We leven langer en de groep ouderen in onze samenleving neemtin omvang toe. Ook de levensvisie van de ouderen wijzigt. Iemandvan zeventig voelt zich tegenwoordig nog geen bejaarde en wildus ook niet als zodanig worden behandeld. Dit boek geeft eenoverzicht van de belangrijkste hedendaagse inzichten in verbandmet de ouder wordende mens.

Ganshoren heeft nogmaals het pijnlijke bewijs geleverd dat heelwat kinderen van allochtone origine een weinig benijdenswaardi-ge plaats in ons onderwijs krijgen: helemaal onderaan. In de dis-cussie die ontstond na de aankondiging werd door alle betrokke-nen het belang van een goede opleiding benadrukt. In Wit krijtschrijft beter toont een aantal onderzoekers van de VUB echter hoegroot de leerachterstand kan zijn waarmee allochtone kinderenvaak kampen. Ze lopen die achterstand niet op in het middelbaaronderwijs. Taalachterstand bijvoorbeeld zorgt ervoor dat een deelvan het kwaad reeds is geschied nog voor de kinderen de peuter-school binnenstappen – als ze dat al doen. De concentratiescho-len zijn dus niet de grote oorzaak van de gebrekkige scholing,maar wel de omgeving waar het kind in opgroeit. Co-auteur IgnaceGlorieux pleit daarom voor een schoolplicht vanaf drie jaar.

Ludo Driesen | Hoe minder straffen? Een boek over eisen,straffen en belonen voor ouders, leerkrachten en andereopvoeders | Garant, 2007, 262 p. 24,90 euro. ISBN 9789044120882. Straffen van kinderen is onvermijdelijk. Door redelijke eisen testellen, het straffen zelf goed aan te pakken en weloverwogen tebelonen, kan straffen wel beperkt blijven. Dit boek is het vervolgop Straffen?, dat voor vele opvoeders een verplicht leerboek was.Psycholoog en gedragstherapeut Ludo Driesen schreef ook alMama, ik kan niet slapen!, Mama, mijn buik doet pijn en Kinderenen echtscheiding.

Mil Rosseau | Alleen natte baby`s houden van verandering.Versnellen van persoonlijke ontwikkeling en verandering inorganisaties | Acco, 2007, 92 p. 24,50 euro. ISBN 9789033459405.Een geplande verandering brengt niet altijd het gewenste resul-taat. Onbewuste en onderbewuste factoren verstoren somskrachtig onze slagkracht als individu en organisatie. Dit boekpleit voor het gebruik van inzichten en methodieken uit de klini-sche psychologie om deze hinderpalen te overwinnen. De auteurvolgt de aanpak van integrale kwaliteitszorg: een probleem kan jepas oplossen als de kernoorzaak gekend en aangepakt is.

Katrien Seynaeve | Praktijkgids competentieontwikkeling |Acco, 2006, 124 p. 20 euro. ISBN 9789033462412.Ook in de non-profitsector en de sociale economie is er steedsmeer aandacht voor het competentiedenken. Over het thema zijnin de literatuur over human resources al tal van concepten eninvalshoeken voorgesteld. Maar hoe pakken organisaties het nu inde praktijk aan? In Praktijkgids competentieontwikkeling gaat deauteur uitgebreid in op de praktische implementatie van het com-petentiedenken. Het boek is een synthese van ervaringen met pro-cessen in diverse organisaties, uit zowel profit- als non-profitsector.

| Social Profit Jaarboek. Vlaanderen 2006| Vlaamse Confederatie van Social ProfitOndernemingen/Standaard Uitgeverij, 2006,220 p. 36,04 euro. ISBN 9789034199829.Voor de tweede maal geeft de VlaamseConfederatie voor Social ProfitOndernemingen (VCSPO) het Social ProfitJaarboek uit. De editie 2006 biedt een der-tigtal bijdragen rond beleid en praktijk,onder meer over het maatschappelijk rende-

ment van sociale tewerkstelling, diversiteit en tewerkstelling vankansengroepen, de toepassingsproblemen van de gewijzigde vzw-

32 weliswaar

een selectienieuwe publicaties

uitgelezen

Page 33: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

weliswaar 33

een selectienieuwe publicaties

uitgelezen

Vlijmscherp portret van de VS als gevangenisstaat

Opgesloten staat netjes. Tegen die moderneonrechtvaardigheid heeft de Franse socio-loog Loïc Wacquant een striemende aan-klacht geschreven: Straf de armen. Het nieu-we beleid van de sociale onzekerheid.

De Verenigde Staten vormen het model voor ditverguisde systeem. De Amerikaanse overheidsluit burgers massaal op. De cultuur van inter-nering heeft zo’n omvang aangenomen dat zevoor een belangrijk deel is geprivatiseerd. InAmerika is het opsluiten van mensen eenlucratieve economie die stabiele inkomstenbiedt. Wacquant beschrijft uitvoerig hoe eenmoderne Westerse samenleving zo op drift isgeraakt. Hij stelt ook vast dat Europa, en meer-bepaald Frankrijk, in ijltempo de Amerikaansewaanbeelden overneemt.

De kern van het Amerikaanse probleem is vol-gens Wacquant het ontstaan van een niet teoverzien subproletariaat. Steeds meerAmerikanen zijn het slachtoffer van sociale onzekerheid. Na deTweede Wereldoorlog hebben stabiele werkomstandigheden incombinatie met een sociaal vangnet de Amerikaanse samenlevingrijk gemaakt. De Amerikaanse economie is echter al jarenlang ont-regeld, een ontwikkeling die wordt aangemoedigd door sommigeeconomen en politici. Zekerheid wordt in die omstandighedenzeer schaars. Een loopbaan is luxe. Een toenemend aantal mensenslaagt er niet meer in vast werk te krijgen en te houden.Bovendien komen steeds meer werknemers, de zogenaamde wor-king poor, niet meer rond met hun loon. De schizofrenie van deAmerikaanse samenleving geeft aanleiding tot een ongelijkheiddie je eerder verwacht in een ontwikkelingsland. Op 22 februaripubliceerde de Amerikaanse krantenuitgever McClatchy(www.mcclatchy.com) een rapport waaruit blijkt dat er sinds 1975nooit zoveel Amerikanen in diepe armoede leefden als vandaag.Ongeveer 16 miljoen Amerikanen leeft onder een diepe armoede-grens (een jaarinkomen van minder dan 9.903 dollar). Tussen2000 en 2005 nam dit aantal armen toe met 26%. Bij een iets rui-mere interpretatie van armoede geeft de teller 37 miljoen armeAmerikanen aan. De evolutie is opmerkelijk omdat vanaf 2000 ookde productiviteitsgraad fors steeg. De groei van de Amerikaanseeconomie ging echter niet gepaard met substantiële loonsverho-gingen en met een toename van het aantal arbeidsplaatsen.Economen noemen dit fenomeen een jobless recovery: de econo-mie draait gemiddeld beter, maar de werknemers hebben hetgemiddeld slechter.

De Amerikaanse samenleving is dit armenlegioen liever kwijt danrijk. Terwijl de burgerrechtenbeweging van de jaren zestig ijverdevoor meer sociale mobiliteit, streven de Verenigde Staten vandaagimmobilisme na. Op Mexico en Rusland na zijn de VerenigdeStaten het enige ontwikkelde land dat zo’n klein deel van hetbruto binnenlands product besteedt aan armoedebestrijding. Eenop drie Amerikanen zal tijdens zijn leven minstens één jaar indiepe armoede doorbrengen. Als je illegale immigranten mee inbeschouwing neemt, zijn de statistieken nog erger. Voor de

meeste Amerikanen is de vraag niet meer of zeooit arm zullen zijn, maar veeleer wanneer hendat onzalige lot te beurt zal vallen. De naoor-logse welvaartstaat, zo schrijft Wacquant, isvervangen door een gevangenisstaat. Mensenworden niet meer gesteund bij het zoeken naareen beter lot, ze wordt opgesloten. Ruim 7 mil-joen Amerikanen zitten vandaag achter slot engrendel. Eerder dan in opleiding en begeleidingte investeren, stopt de Amerikaanse staat geldin bewaking en gevangenissen.

Het hedendaagse lompenproletariaat is hetzichtbare resultaat van de economischeomwenteling die ook de Verenigde Staten doorelkaar schudt. Wacquant beschrijft hoe deonzekerheid die gepaard gaat met de mondiali-sering wordt geprojecteerd op de Amerikaanseonderklasse van armen, kleurlingen en illega-len. Hoewel de absolute misdaadcijfers inAmerika een eerder dalende tendens vertonen(net als in Europa), is het gevoel van onveilig-

heid enorm. Wacquant heeft het over een professioneel geënsce-neerde veiligheidshow die Amerika in de ban houdt. Angst ishaast een vorm van zingeving geworden. Alles staat in het tekenvan de veiligheidscultus. De Amerikaanse samenleving gaatgebukt onder een gewapend bestuur dat de welzijns- en gezond-heidszorg ondergeschikt maakt aan de repressie en opsluitingdoor de overheid. De grote illusie die verscholen zit achter hetAmerikaanse veiligheidsideaal is dat het bestrijden van overlastde criminaliteit terugdringt. De cijfers bewijzen het tegendeel.Gevangenissen zijn geen remedie tegen misdaad.

De vergelijking die Wacquant met Frankrijk maakt, leert dat ookEuropese landen het risico lopen om sociale problemen verregaandte criminaliseren. Met Straf de armen ontkracht Wacquant eenaantal hardnekkige veiligheidsmythes en toont hij de werkelijkeuitdaging van Westerse landen: werk en opleiding voor zoveelmogelijk mensen.

tekst | Harold Polis

Loïc Wacquant | Straf de armen. Het nieuwe beleid van desociale onzekerheid | Epo, 2006, 360 p. 25 euro. ISBN 9789064454028.

Page 34: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

1 | Wie is Magda Slangen?“Ik behoor tot de eerste lichting sociaal-pedagogen die in 1971 in Leuven afstu-deerde. Vandaag sta ik aan het eind vanmijn carrière. De meeste generatiegenotenkozen begin jaren zeventig voor de zachtesector in de hoop creativiteit in hun baante kunnen leggen. Dat heb ik jaren kun-nen doen, maar de welzijnssector inNederland heeft vanaf de jaren negentigeen sterke verzakelijking ondergaan. Hetis een concurrentiële markt geworden waarorganisaties niet langer op vaste subsidieskunnen teren.”“Mijn werkgever, die ondersteunendeopdrachten uitvoerde voor het welzijnsbe-leid van de provincie Limburg, fuseerdemet andere organisaties. Zo ontstondmedio jaren negentig de Stichting

Symbiose. Toen deze stichting ermeeophield, nam Spark Result van de MaeconGroep in Heerlen een aantal medewerkersover. Bij de afdeling Spark Result, eenadviesorganisatie op het terrein van maat-schappelijke vraagstukken, ben ik sindseen drietal jaar senior consultant voor deprogrammalijn ‘opvoeden & opgroeien’.”

2 | Met welke problematiek hebt u van-daag te maken?“Ik werk vooral als adviseur voor gemeen-ten en provincies rond preventie, integraaljeugdbeleid, opvoed- en opgroeiondersteu-ning, participatie van jongeren en veiligescholen. In de sterk gedecentraliseerdeNederlandse welzijnszorg spelen gemeen-ten een belangrijke rol. In de praktijk hebik veel te maken met de procesbegeleidingin ketenbenadering. Dat betekent dat alleinstanties die betrokken zijn bij een pro-blematiek onder gemeentelijke regie

samenwerken en afspraken maken.Convenanten leggen de samenwerking vande verschillende instanties vast. In eenproject ‘veilige school’ bijvoorbeeld pakkenwe de zaken integraal aan en betrekken wescholen, politie, justitie, welzijnswerk enbuurtorganisaties. Die complementaireaanpak op gemeentelijk niveau biedt veelvoordelen.”

3 | Hoe kwam u als Vlaming in hetNederlands welzijnswerk terecht?

“Begin jaren zeventig was dat bijna van-zelfsprekend. In Leuven was de Neder-landse professor Stalpers een autoriteit enmeestal gingen we bij onze Noorderburenop excursie. Voor het opbouwwerk wasNederland het modelland. Het solliciterenverliep gemakkelijk: Belgen hebben dereputatie hard te werken en betrokken tezijn.”

4 | Wat ziet u als de belangrijkste ver-schilpunten tussen het Vlaamse en hetNederlandse welzijnsbeleid?“Het welzijnsbeleid is in Vlaanderen meergecentraliseerd. Anders dan in Nederlandligt het zwaartepunt niet bij de gemeen-ten. Het beleid en de uitvoering zitten inVlaanderen ook vaker in één hand. Eenjeugdraad is er bijvoorbeeld meer eenbeleidsinstrument van de gemeente. Voortsis in Nederland de marktwerking verderdoorgedrongen. Bijna elke opdracht wordt

aanbesteed en er zijn veel kapers op dekust. Als ik zelf geen klanten verover, ver-liezen medewerkers hun baan. Ook gere-nommeerde adviesbureaus met een econo-mische achtergrond opereren op dezemarkt. De variatie in het aanbod is overhet algemeen positief, al kan je niet elkesituatie aan de markt overlaten.”“In Vlaanderen lijken veranderingen in hetwelzijnsbeleid wel doordachter te gebeu-ren. Het duurt er langer dan in Nederland,maar veranderingen worden geschraagd

Tussen Nederland en België loopter geen eenrichtingsverkeer.

Er zijn behoorlijk wat Belgen dienoordwaarts trekken en er het

mooie weer maken. Er zittentopmanagers, kunstenaars,

voetballers en mensen uit dezorgsector bij. Weliswaar zocht

enkele Belgen in de Nederlandsezorgsector op. Lees vanaf dit

nummer van Weliswaar de reeks‘Belgen in Nederland’.

Magda Slangen bijt de spits af.

Tien vragen aanMagda Slangen, een Vlaming in

Nederlands welzijnsland

34 weliswaar

Verzakelijking.nl

Nieuwe reeks: Belgen in Nederland

Magda Slangen

Page 35: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

toe gegroeid. En ik voel me altijd ontzet-tend gecharmeerd als ik in Vlaanderen eenproject kan uitvoeren. Ik ervaar er eendegelijkheid die me ligt. Dus twijfel ik. Hetzou alle kanten op kunnen.”

tekst | Eric Bracketekening | Ief Claessen

door een visie en men bouwt er een draag-vlak voor de uitvoering.”

5 | Waaraan ergert u zich het meest inhet Nederlands welzijnsmodel?“Aan het incidentenbeleid: als er ietsgebeurt gaan we met zijn allen om maat-regelen roepen. Achteraf blijkt vaak dat ervoor die overhaaste beslissingen geendraagvlak is en er te weinig aandacht aankwaliteitscontrole wordt gegeven. Mede alsgevolg van het incidentenbeleid, gunt menwelzijnsvoorzieningen en scholen te wei-nig tijd om met veranderingen te lerenleven. Een ander punt van ergernis is deovervloed aan Engelse termen inNederlandse teksten. Vlamingen hebbenmeer aandacht voor hun taal.”

6 | Mieke Vogels zei onlangs inWeliswaar: ‘Welzijn is in Vlaanderen eeninnovatieve sector.’ Hoe zit dat inNederland?“In Nederland is de welzijnssector eendolle projectenmachine. Dat heeft behalvevoordelen ook nadelen. Projecten zijn nogniet afgerond en de nieuwe worden al weeraangevraagd. Het houdt het welzijnswerkwel levendig, maar de vraag is of het wel-zijn van de burger er altijd mee gediendis.”

7 | Als u Vlaams minister van Welzijn zouzijn, wat zou u dan willen veranderen?“Ik geloof in de regierol van de gemeen-ten. Ik zou het gemeentelijk apparaatsterker maken zodat het die opdracht aanzou kunnen. Andere invalshoeken dan desociaal-culturele van de welzijnssector zijnook een verrijking. Er is ook een economi-sche component. Bedrijfjes zijn bijvoor-beeld belangrijk voor de leefbaarheid vaneen buurt. Misschien zit de welzijnssectorin Vlaanderen wat dat betreft nog iets teveel in een reservaat.”

8 | U hebt ervaring met grensoverschrij-dende samenwerking. Is dit zinvol?“De taal en de cultuur zijn een bindmiddeltussen Vlaanderen en Nederland. En geluk-kig zien we elkaar sinds enige tijd alsgelijkwaardig. Maar de uitwisseling is nogte vrijblijvend. Er wordt expertise uitge-wisseld en soms kopieert men een initiatiefdat naderhand geen succes blijkt te zijn. Het

“De aandacht voorhet doelgroepenbe-leid maakt stilaanplaats voor een diversiteitbeleid: mensenaanspreken als staatsburgers in plaats vanals lid van een groep. Diversiteit is veelmeer dan de tegenstelling tussen alloch-toon en autochtoon. Het heeft te makenmet jong en oud, functiebeperkingen, reli-gie of het hebben van werk.”

10 | Stel dat u opnieuw zou kunnen kiezen,wordt het dan Vlaanderen of Neder-land?“Toen was Nederland het model,maar het beleid in Vlaanderen en

Nederland is intussen naar elkaar

zou efficiënter zijn om mensen uit te wisse-len zodat ze een initiatief van binnenuit enin de context leren kennen.

Samenwerkingsinitiatieven moeten ook opbeleidsniveau onderschreven worden. Datbetekent datoverhe-

den een samenwerkingsbeleid moetenvastleggen. Anders beklijft grensover-schrijdende samenwerking niet en blijft zemarginaal.”

9 | Het tolerante Nederland van weleeris niet meer wat het geweest is. Heeftdat een weerslag op het welzijnsbeleid?

weliswaar 35

reeks

“Als ik zelf geen klanten verover, verliezen medewerkers hun baan.”

Page 36: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

Verhaeghe was zelf jarenlang verpleegkun-dige. Hij heeft het allemaal aan den lijveondervonden, dus lag de keuze voor hetonderwerp voor de hand. Als afgevaardig-de van een vakorganisatie kwam hij vaakin aanraking met mensen die te lijdenhadden onder stress en die vaak verkeerdbegrepen werden. Zelfs de beste werk-krachten zag hij soms kraken. Die ervaringinspireerde Verhaeghe om opnieuw te gaanstuderen: Medisch-Sociale Wetenschappen,optie Beheer en Beleid.

Voor zijn doctoraat deed Verhaeghe eenrondvraag bij 15.000 personeelsleden vantien Vlaamse ziekenhuizen Om een homo-gene groep te verkrijgen werden uit de8000 geldig ingevulde enquêtes de ver-pleegkundigen van hospitalisatieafdelin-gen geselecteerd. Ze werden ondervraagdover het stressniveau in hun job, hun job-tevredenheid en de steun die ze van colle-ga’s en baas krijgen. Die psychosociale fac-toren werden in verband gebracht metafwezigheid wegens ziekte.

| Hoe definieert u werkstress?Rik Verhaeghe: “Belangrijk is dat het gaatom perceptie van werkstress. Volgens dewetenschapper Robert Karasek wordtwerkstress bepaald door drie werkkenmer-ken: perceptie van jobvereisten, perceptievan regelmogelijkheden van de verpleeg-kundige bij het uitvoeren van de taken, ende sociale steun van collega’s en bazen.

Wanneer werknemers hoge jobvereisten,weinig regelmogelijkheden en weinigsteun ervaren, kan men volgens Karasekspreken van werkstress met risico opgezondheidsproblemen. Onderzoek heeftal verbanden aangetoond met verhoogderisico’s op depressies, hartproblemen enhoge cholesterolwaarden.”

| Hoe percipieerden de verpleegkundigenuit uw onderzoek werkstress?“Verpleegkundigen ervaren niet alleen eenhogere psychologische werkdruk, maar ookminder regelmogelijkheden bij het uitvoe-

ren van hun taken in vergelijking metwerknemers uit andere sectoren.Verpleegkundigen ervaren dus verhoogdewerkstress. Wie onder zware werkdrukstaat en weinig zelf kan regelen, loopt ookmeer risico op gezondheidsproblemen.Hoge jobvereisten in combinatie met veelregelmogelijkheden zorgen daarentegenvoor een dynamische en uitdagende jobdie leerpotentieel biedt. Als je het gelukhebt zo’n job uit te oefenen, dan werk jein een stimulerende omgeving en krijg jemeer voldoening. Sociale steun van colle-ga’s en leidinggevenden heeft ook eengrote impact. Hoe meer steun verpleeg-kundigen ervaren, hoe kleiner de kans opziekteverzuim: het percentage daalt met70 tot 80% in vergelijking met collega’s dieweinig steun ervaren. Spijtig genoeg kon-den we in ons onderzoek, om privacyrede-nen, geen onderscheid maken in de oorza-ken van de afwezigheid wegens ziekte.Sommige ziektedagen zijn eigenlijk baal-

dagen die worden gebruikt op zich weer‘op te laden’. Als we die baaldagen uit demeting hadden gebannen, dan hadden wenog duidelijkere verbanden kunnen leg-gen.”

| Stijgt het ziekteverzuim naarmate dejobvereisten hoger liggen?“Bij de verpleegkundigen is dat inderdaadzo. Buiten de zorgsector is dat verband erniet. Een mogelijke verklaring is dat men-sen bij verhoogde productie hun collega’sniet in de steek willen laten. Maar hoe zitdat dan bij verpleegkundigen? Ze voelen

zich niet minder plichtsbewust dan werk-nemers uit andere sectoren. Wellicht zittenverpleegkundigen door de aard van hunjob sneller aan het uiterste van hun moge-lijkheden.”

Veranderingen: bedreiging of uitdaging?| U onderzocht ook de impact van veran-deringen op werkstress. Leiden verande-ringen altijd tot meer stress?“Een ziekenhuis is een dynamische enflexibele omgeving. Verpleegkundigen krij-gen vaak nieuwe collega’s, hun taken enuren zijn wisselend. Het klopt dat ver-pleegkundigen meer stress ervaren, naar-mate ze meer veranderingen doormaken.Het zijn echter niet de veranderingen zelf,maar eerst en vooral de negatieve percep-tie van de veranderingen die de grootsteimpact heeft op het stressniveau.Verpleegkundigen die veranderingen alseen bedreiging zien, zijn minder tevreden

Verpleegkundigen tussen 35 en 59 jaar oud die in ziekenhuizen

werken, ondervinden meerwerkstress dan mensen in andere

sectoren. Het risico opziekteverzuim kan worden

teruggedrongen door‘jobhulpbronnen’, zoals de steun

van collega’s en baas, en demogelijkheid om zelf het werk inte delen. Rik Verhaeghe van het

UZ Gent schreef een doctoraat overhet onderwerp.

Zorg dragenvoor verzorgenden

Werkstress bij verpleegkundigen

36 weliswaar

Page 37: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

Sensibiliseren isbelangrijk. Stressmoet bespreekbaar gemaakt worden.”

| Tot slot: wat kunnen leidinggevendenin ziekenhuizen ondernemen om het wel-zijn van verpleegkundigen te vergroten?“Wie zich gesteund voelt door de super-visor en zijn taken zelfstandig kan inde-len, kan de impact van bedreigende veran-deringen op negatieve stress tegengaan.Het is dus belangrijk dat verantwoordelij-ken in de gezondheidszorg inzicht hebbenin de interactie tussen de jobvereisten ende jobhulpbronnen. Ze moeten ook wetenhoe die interactie het welzijn van ver-pleegkundigen op de werkvloer beïn-vloedt. Hierdoor zijn ze in staat omgerichte preventieve maatregelen tenemen en doelgerichte interventies op tezetten.”

Stressbeheersing in het Virga Jesse-ziekenhuisIn 2003 werd het Virga Jesseziekenhuis inHasselt uitgeroepen tot MensvriendelijkBedrijf van het Jaar. Die prijs kregen zeniet zomaar. Al jarenlang voeren ze aller-lei maatregelen door om het werk van de

weliswaar 37

reportage

met hun werk en hebben meer negatievestress. De kans op afwezigheid wegensziekte stijgt ook met 100 à 150% in verge-lijking met verpleegkundigen die verande-ringen als een lage bedreiging zien. Dietendens is zeer duidelijk bij verpleegkun-digen ouder dan vijfenveertig. Oorzaak engevolg zijn echter niet makkelijk vanelkaar te scheiden. Mensen kunnen ziekworden omdat ze de veranderingen nietaankunnen, maar het zou ook kunnen datsommigen de veranderingen niet aankun-nen omdat ze ziek zijn.”

| Hoe kan je het beste reageren als jemerkt dat één van je collega’s of werk-nemers stress heeft?“Mensen die veranderingen niet aankun-nen, worden snel als ‘loser’ of ‘zaag’bestempeld. Eigenlijk geven ze op tijd eenalarmsignaal, terwijl anderen hun gevoe-lens opkroppen tot ze breken. Je hebtdoorbijters met een dikke huid, die hetallemaal over zich heen laten gaan.Uiteindelijk blijven zij als laatsten over.Als ook de doorbijters uitvallen, dan zit jemet grote problemen. Je bent niet alleeneen aantal goede werknemers kwijt, maarer is ook een subcultuur gecreëerd waarin

het niet past om symptomen van stress teuiten en te aanvaarden. Ik wil aan werk-gevers de tip geven in te gaan op de klein-ste signalen. Schuif mensen die sympto-men van stress vertonen niet aan de kantom met de ‘sterkere’ verder te werken.Signalen zijn er niet om te negeren.”

| U hebt ook onderzocht hoe tevredenverpleegkundigen zijn met hun job. Hoewaren de resultaten voor dat onderdeel?“De jobtevredenheid bij verpleegkundigenligt erg hoog, wat het beste bewijs is vanhun grote motivatie. Verpleegkundigendragen zorg voor ons, maar blijkbaar vin-den maar weinig mensen het belangrijkook zorg te dragen voor de verpleegkundi-gen. In andere sectoren wordt vaak betervoor de werknemers gezorgd. Er zijn welziekenhuizen die actie ondernomen heb-ben nadat we hen de resultaten toonden.Sommigen hebben nu programma’s om job-stress te bespreken. Een teamverantwoor-delijke kan zich dan vrijwillig inschrijvenmet zijn team. Aan de hand van compu-terprogramma’s worden er testen uitge-voerd. De resultaten worden in teamver-band besproken. Dat zijn lovenswaardigeinitiatieven.

onder druk te staan. Er is nood aan eenkosteffectieve, alternatieve en comple-mentaire methode om stressklachten tevoorkomen en te behandelen, met weten-schappelijke onderbouw en een maat-schappelijk draagvlak.”ISW Limits, een spin-off van de KULeuven,doet onderzoek op vlak van werk en orga-nisatie, gedrag, welzijn en gezondheid.Samen met de Schotse klinisch psycholoogJim White ontwikkelde het een programmawaarmee angst, depressie en spanning ingroep worden aangepakt, met grote aan-dacht voor zelfzorg. “Ons pilootonderzoekbij een representatieve groep van tachtigdeelnemers aan de cursus stressbeheersingvan ISW Limits toont aan dat het program-ma effectief is en dat de effecten langdu-rig zijn,” zegt Dirk Hermans, die samen-werkte met professor Omer Van den Bergh.Hermans stelde deze resultaten beginmaart voor op het colloquium‘Stressbeheersing voor grote groepen’ inLeuven. “We volgden de mensen op tottwee jaar na de cursus en vergeleken deresultaten met een kleine controlegroep.We hadden een terugval verwacht, maardat bleek niet te kloppen. De deelnemers

Een groepsaanpak van angst, depressieen spanning heeft twee jaar na afloopnog steeds een positieve uitwerking opde cursisten. Dat blijkt uit een piloot-onderzoek van Dirk Hermans, verant-woordelijke van het Centrum voorLeerpsychologie en ExperimentelePsychopathologie van de KULeuven.

3% van de ruim twee miljoen werkendeVlamingen, 65.000 mensen, lijdt aan burn-out. Uit de jongste Vlaamse werkbaar-heidsmonitor blijkt ook dat 28,9% van deVlaamse werknemers met werkstressklach-ten kampt en dat 9,4% geregeld last heeftvan emotionele problemen zoals angst endepressiviteit. Huisartsen, psychologen enandere welzijnswerkers krijgen in hundagelijkse praktijk een stijgend aantalgespannen, angstige en depressieve men-sen over de vloer. De wachtlijsten zijngroot. Ook personeelsverantwoordelijkenworden met dit fenomeen geconfronteerd.“De traditionele aanpak bestaat erin omiemand met dergelijke klachten door eenpsycholoog of een psychiater afzonderlijkte laten behandelen,” zegt professor DirkHermans. “Die aanpak is duur en komt

Angst te lijf in groeppiekerden twee jaar later over het alge-meen minder, waren assertiever en minderoverspannen en hadden minder last vandepressieve gevoelens. Een groepsaanpakis efficiënt.”De aanpak is gericht op het aanbrengenvan oplossingsvaardigheden om met moei-lijke situaties om te springen. Hij isbovendien laagdrempelig. “Cursisten lerenbijvoorbeeld hoe ze moeten omspringenmet een lawaaierige buur of met werk-stress,” zegt Dirk Hermans. “Tussen de ses-sies door kunnen ze de vaardigheden oefe-nen en leren ze hun eigen hulpverlenerworden. Laagdrempelig betekent onderandere dat de deelnemers niet moetenspreken als ze niet willen. Mensen kunnenlangs de achterkant de zaal binnenglip-pen, niemand wordt verplicht om over zijnof haar problemen te communiceren. Erwordt gewerkt met een visnettechniek:veel vaardigheden worden aangeboden.Wat de cursist kan gebruiken, blijft han-gen.”

tekst | Peter Dupont

Page 38: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

life-balance niet meteen bevordert.Mensen die voltijds werken en studeren,zijn vaker ziek. Als ze hun werktijd redu-ceren met loopbaanonderbreking niet.Werknemers die een kindje krijgen, kun-nen hun bevallingsverlof verlengen metloopbaanonderbreking. Onze medewerkerskunnen werken tussen 33% en 100%. Wijbieden ook een systeem van arbeidsduur-vermindering aan. Vanaf vijfenveertig jaarkrijgen onze werknemers een dag extrabetaald verlof per maand, vanaf vijftig jaartwee dagen en vanaf vijfenvijftig driedagen. Zo is er voor elk tijdstip in hetleven een oplossing. Dat is heel belangrijkbij stressbeheersing. Mensen die voortdu-rend op de tippen van hun tenen lopen,gaan vroeg of laat in de fout. Dat proberenwe te vermijden.”

| Wat als er toch iemand in de proble-men komt?“Wanneer blijkt dat iemand het werk nietgoed meer aankan, passen we ons muta-tiebeleid toe. We bieden die mensen eenzogenaamde ‘comfortjob’ aan. Dat zijn jobsdie mentaal of fysiek minder belastendzijn, of comfortabelere werkuren bieden.Sommige verpleegkundigen krijgen hetmentaal soms moeilijk op de spoeddienstof op intensieve zorgen. Anderen hebbenproblemen met het volcontinue systeem.Medewerkers kunnen zich via een mutatie-lijst kandidaat stellen voor een comfort-job. Ze assisteren dan bij raadplegingenvan dokters, functiemetingen of beant-woorden de telefoon in het callcenter. Decomfortjobs zijn voorbehouden voor men-sen die al bij ons aan de slag zijn. Wegeven onze mensen de kans om uit hetvolcontinue systeem te stappen als ze hetniet meer aankunnen. Je moet hier hardwerken en je wordt ook geëvalueerd, maarals het even niet gaat, dan zorgen we ookvoor een alternatief.”

tekst | Liesbeth Van Braeckel

reportage

verpleegkundigen zo aangenaam mogelijkte laten verlopen. Het bewijs dat de maat-regelen werken is er. Open vacatures wor-den meteen ingevuld en het percentagewerknemers dat ontslag neemt, is verwaar-loosbaar.

| Wat doet het Virga Jesseziekenhuis omhet werken zo aangenaam mogelijk temaken voor de verpleegkundigen?Georges Swinnen, coördinator VerplegingVirga Jesseziekenhuis Hasselt: “We hebbeneen gezondheidspromotiecampagne opge-zet. Die steunt op vier pijlers: griepvacci-natie, cardiologisch onderzoek, rugbe-lasting, stress en preventie van burn-out.Om na te gaan of mensen cardiologischgezond zijn, wordt de body mass indexberekend en worden de cholesterol en hetsuikergehalte in het bloed gemeten. Hetziekenhuis betaalt de kosten van deonderzoeken. We wijzen onze werknemersook op het belang van gezonde voeding.Daarnaast krijgt iedereen rugscholing.Mensen die al problemen hebben met hunrug kunnen deelnemen aan een revalida-tieprogramma. De begeleiding gebeurtdoor kinesitherapeuten die aan het zie-kenhuis verbonden zijn. Onze verpleeg-kundigen kunnen zich ook op stress latenscreenen. Als ze in de risicogroep zitten,worden ze door arbeidsgeneesheer aange-sproken. Indien nodig verwijst hij hendoor naar een psycholoog van het zieken-huis. Die kijkt of het probleem verholpenkan worden door een opleiding stresshan-tering en -beheersing. Met de preventievan burn-out zijn we pas begonnen.Leidinggevenden krijgen een opleiding omsignalen van burn-out te herkennen bijhun medewerkers. Op die manier kunnenze sneller geholpen worden door dearbeidsgeneesheer of met een opleidingstressbeheersing. Dankzij de opleidingzien ze waar het fout gaat, wat de oorza-ken zijn en hoe ze stress kunnen voorko-men. Stress is vandaag nog een taboe.Mensen klagen makkelijk over rugklach-ten, maar als ze stress hebben, proberen zedit vaak te verbergen. Door de leidingge-venden op te leiden, hopen we dit taboe tedoorbreken en de drempel te verlagen.”

| Verpleegkundigen ervaren meestal eenhoge werkdruk. Houden jullie hier reke-ning mee?“De werkdruk is de laatste decennia sterkgestegen. Daar zijn we ons van bewust. Deligduur van patiënten is veel korter gewor-den. Operatietechnieken zijn tegenwoor-dig minder ingrijpend, waardoor mensen

minder lang, maar wel intensiever ver-zorgd moeten worden. We hebben ervoorgezorgd dat verpleegkundigen kunnenbezig zijn met taken waarvoor ze opgeleidzijn: met patiënten bezig zijn. Alle neven-activiteiten hebben we uit het takenpak-ket gehaald. Er is een tijd geweest dat ver-pleegkundigen ’s morgens de kar met heteten naar de afdeling moesten rijden enhet eten nog op borden moesten verdelen.Sinds een aantal jaren hebben we eennieuw systeem van voedselbedeling.Verpleegkundigen moeten het eten alleennog aan de patiënt geven en, indien nodig,hen helpen bij het eten en het opruimen.Ook de verdeling van verpleegkundigematerialen is sterk vereenvoudigd. Op alleafdelingen zijn de kasten op dezelfdemanier ingericht. De logistieke dienstkomt scannen wat er leeg is en aan dehand van die lijst vullen ze aan.Verpleegkundigen verliezen dus geen tijdmeer met het zoeken en halen van materi-alen in het magazijn. Ook het medicatie-systeem werd geïnformatiseerd, waardoorde medicatie per patiënt op de afdelingwordt aangeleverd. Patiënten gaan tijdenshun verblijf in het ziekenhuis een aantalkeer op consultatie bij de dokter, latenscans nemen of oefenen op de revalidatie-afdeling. Het vervoer van de patiënten vande kamer naar de onderzoeken gebeurdevroeger door de verpleegkundigen. Sindskort hebben we een aantal mensen aange-worven die samen de patiëntenvervoer-dienst vormen. Zo krijgen verpleegkundi-gen weer wat meer tijd voor hun kernta-ken.”

| Kunnen verpleegkundigen in het VirgaJesseziekenhuis makkelijk deeltijds wer-ken om de balans tussen werken en pri-véleven in evenwicht te houden?“We doen zeker aan leeftijdsbewust perso-neelsbeleid. Dat begint niet vanaf vijftigjaar, maar vanaf het moment dat mensenbij ons komen werken. De meeste van onzeverpleegkundigen beginnen hier in eenvoltijdse job. Sommigen beslissen om bij testuderen. Zij kunnen 80% werken en krij-gen voor 20% een loopbaanonderbrekings-uitkering van de RVA. Als ze in die tijd eenlangdurige opleiding volgen, dan wordt dieuitkering verdubbeld. Ze kunnen één dagvan de werkweek aan hun studies wijden.De financiële kant van de zaak houdt henniet tegen om te studeren. En ze kunnende balans tussen werk, studie én privéle-ven in evenwicht houden. In veel bedrij-ven blijven studerende werknemers voltijdaan de slag, wat een evenwichtige work-

38 weliswaar

Virga Jesseziekenhuis, Stadsomvaart11, 3500 Hasselt | www.virgajesse.beDr. Rik Verhaeghe, UZGent, De Pintelaan 185, 9000 Gent | 09-240 55 31 |[email protected] |www.uzgent.be

Page 39: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

Een verblijf in een ziekenhuis of een reva-lidatiecentrum is een drukke reis. Tussenopname en ontslag voert het traject depatiënt van de ene zaal naar de anderekamer. Er komt een golf van bewegingenen ontmoetingen op gang. Een patiënt dievoor openhartchirurgie in het Academischziekenhuis Utrecht belandt, om maar eenvoorbeeld te geven, doorloopt tijdens zijnacht tot tien dagen durend verblijf vijfafdelingen, krijgt te maken met achttienmedische disciplines en ontmoet meer danhonderd medewerkers. Nog niet zo langgeleden zorgde zo’n opname voor eenenorm administratief proces en een knet-terende communicatiestroom tussen ver-schillende diensten. Met alle discussies,conflicten, bijsturingen en misverstandendie daarbij horen. De patiënt ondergingeen reeks afzonderlijke, weinig gecoördi-neerde interventies en belandde in eenondoorgrondelijk labyrint. Elke verzorgerkwam met zijn of haar verhaal. Het waskoffiedik kijken hoe de opname zou ver-lopen. De patiënt, verstoken van informa-tie, kreeg last van onzekerheid en angst.

TotaalprogrammaZorgpaden of klinische paden, een praktijkdie eind jaren negentig overwaaide uit deVerenigde Staten, maakt van de opnameeen transparant proces voor patiënt enverzorgenden. Een klinisch pad is eengedetailleerd draaiboek voor een patiëntmet een bepaalde pathologie tijdens hetverblijf in de instelling. Het bevat eennauwkeurig uitgewerkt zorgplan voor, bij-voorbeeld, patiënten met een heupprothe-

se of met een liesbreuk. Artsen, verpleeg-kundigen, paramedici en ondersteunendediensten moeten afspraken maken om debehandeling van de patiënt zo aangenaamen efficiënt mogelijk te laten lopen. Eenklinisch pad is de bundeling van methodenen middelen die het de leden van het mul-tidisciplinaire en interprofessionele teamtoelaat om hun werk netjes op elkaar af testemmen en taakafspraken vast te leggen.Iedereen weet welke taak hij wanneermoet uitvoeren. Een klinisch pad bevat,

naast de verwachte verblijfsduur en doel-stellingen, ook de activiteiten om de doel-stellingen te bereiken. Het uiteindelijkedoel is meer zorgkwaliteit en patiëntvei-ligheid, een hogere patiëntentevredenheiden een zo optimaal mogelijk middelenver-bruik. Een klinisch pad volgt het perspectief vande patiënt en beperkt zich niet tot de acti-viteit van de arts. “Met klinische padenkan aan patiënten een totaalprogrammaworden aangeboden,” zegt Walter Sermeus,gewoon hoogleraar verbonden aan hetCentrum voor Ziekenhuis- en Verplegings-wetenschap van de KULeuven. “Dat ver-kleint de onzekerheid van de patiënt engeeft meer kwaliteitsvolle zorg. Ook hetziekenhuis heeft hier baat bij. We gaan uitvan vijfentwintig activiteiten per patiëntper dag: medicatie, wondzorg, onderzoe-ken en testen, consulten en maaltijden.Dit betekent voor een middelgroot zieken-huis dagelijks tussen de 10.000 en 15.000klinische orders. Zorgpaden scheppen ordein die chaos. Ze zijn vaak ook kostenbe-

sparend, omdat er meer en vlotter interdis-ciplinair en interprofessioneel wordtsamengewerkt. Er wordt ook beter op denoden van de patiënt ingespeeld. De padencoördineren de behandeling die een pa-tiënt krijgt van de verschillende leden vaneen zorgteam: zorgeilanden worden zorg-teams. Ze maken het mogelijk dat debehandeling op een uniforme manier ver-loopt. Voorts beschrijven ze meestal ookobjectieve indicatoren aan de hand waar-van de kwaliteit van behandeling in ver-

schillende ziekenhuizen kan worden verge-leken. Zorgpaden laten toe om na te den-ken over het beleid, over de wenselijkheidvan bepaalde processen en over het ver-minderen van de overbodige taken waar-mee elke organisatie kampt. Zonder zorg-paden is het in een ziekenhuis elke dagoverleven: iedereen is druk in de weer,maar een duidelijke richting ontbreekt.”

De patiënt die een klinisch pad volgt,krijgt een geïntegreerd zorgaanbod. In hetbeste geval krijgt hij een gedetailleerdoverzicht van zijn verblijf in het zieken-huis of het centrum. Dat leidt vaak totkortere verblijven. Na de invoering vaneen zorgpad voor een knieprothese in eenbepaald ziekenhuis bleven patiënten nogmaar tien in plaats van vijftien dagen inde instelling. In het Ziekenhuis Oost-Limburg (ZOL) daalde de verblijfsduur sig-nificant voor abdominale hysterectomie(9,6 naar 8,5 dagen) en voor een totaleheupprothese (14,5 naar 11,5 dagen). Hetverblijf op intensieve zorgen bij de verwij-

De invoering van ‘klinische paden’of zorgpaden, uitgewerkte

trajecten voor de patiënten,belooft meer kwaliteit en

efficiëntie in onzezorginstellingen. “Steeds meer

instellingen willen hun klinischepaden ook buiten de muren laten

doorlopen,” zegt de Leuvenseprofessor Walter Sermeus.

“De patiënt wordt van voor deopname tot na zijn ontslag

begeleid.”

Op het rechte

pad

Klinische padenstroomlijnen zorg

weliswaar 39

Page 40: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

p a de n ,waarbij ook

de eerstelijns-zorg betrokken wordt. Ze lopen in zieken-huizen die pionieren in de ontwikkelingvan klinische paden, zoals het VirgaJesseziekenhuis in Hasselt, AZ Sint-Blasiusin Dendermonde, het ZOL in Genk, UZ

Leuven, ZNA Antwerpen, Sint-Augustinus inWilrijk of het Atrium Medisch CentrumHeerlen. Voor de patiënt maakt het trans-murale klinische pad de overgang tussenziekenhuis en thuissituatie heel wat mak-kelijker. Samen met het AcademischCentrum voor Huisartsgeneeskunde van deKULeuven proberen we tot 2009 enkele vandie transmurale zorgpadprojecten rondborst- en prostaatkanker uit in de proefre-gio’s Limburg, Leuven en Brugge. Inopdracht van de Koning Boudewijn-

stichting loopt in het AZ Maria Middelareseen ander transmuraal project. Samen metde huisartsen uit de regio Gent en Schelde-Leie werd er een 'transmuraal klinisch padobesitas' ontwikkeld. De patiënt wordt inde eerste plaats geholpen door zijn huis-arts. Indien nodig wordt hij doorverwezennaar de ziekenhuisspecialist. Vroeger werder pas ingegrepen bij klachten of complica-ties door overgewicht. Vandaag schiet menin actie zodra een te ruime buikomtrek opobesitas wijst: meer dan 80 centimetervoor vrouwen, meer dan 94 centimetervoor mannen.”Klinische paden zijn geen passe-partout. Zezijn niet even bruikbaar voor alle patiëntenen zorgsituaties. Een voldoende aantal

patiënten en een sterke mate van voor-spelbaarheid zijn belangrijke voor-waarden om een klinisch pad te kun-nen uitwerken. “Zorgpaden werkenprima bij abdominale hysterectomie,diverticulitis en de verwijdering vanintracraniële tumoren. Het is ook eengoede oplossing bij normaal postpar-tumverblijf, CVA, coronaire bypassope-ratie, chronisch obstructief longlijden,hartaanval of de verwijdering van deprostaat. Voor erg complexe patholo-gieën zoals dementie is een eenvoudigklinisch pad niet werkbaar,” zegtWalter Sermeus. “Daarvoor gebruik jebeter een beslissingsboom waar klini-sche paden gedeeltelijk in wordengeïntegreerd. Ook bij de dienst spoed-gevallen is een meer complexe aanpakaangewezen. Bij problemen zoals eenpolytrauma, een ernstig tot levensbe-

dreigend trauma waarbij meerdere orga-nen zijn beschadigd, moet de aanpak vandag tot dag worden bijgestuurd.”Walter Sermeus verwacht dat klinischepaden de volgende jaren nog aan popula-riteit zullen winnen. “Ze zijn ook populairbij de Vlaamse en federale overheid, die nual serieuze interesse tonen. Er moet danwel een nieuw financieringsmodel vooralgemene ziekenhuizen komen, zodat depatiëntgestuurde zorg wordt gesteund.Waarom kwaliteit niet financieel belonen?We moeten uitvissen hoe we verschillendeklinische paden in een instelling integre-ren en hoe we de thuiszorg bij de transmu-rale zorg betrekken. Misschien bieden lan-delijke taakafspraken, zoals in Nederland,een oplossing.”

tekst | Peter Duponttekening | Ief Claessen

reportage

40 weliswaar

dering van intracraniële tumoren daaldevan 21 uur en 36 minuten naar 18 uur en6 minuten. “Als er ‘waste’ wordt wegge-knipt, verhoogt dit vaak de zorgkwaliteiten vermindert de opnameduur. Toch istijdsbesparing niet altijd het gevolg vaneen zorgpad,” waarschuwt Walter Sermeus.“In sommige gevallen blijkt zelfs dat eenlangere opnameduur wenselijk is. Zo bleektijdens een project rond kinderen met dia-betes dat de kinderen te weinig tijdkregen om vertrouwd te gerakenmet hypoglycemie, een te lagebloedglucosespiegel. De opnameduurbleek voor enkele kinderen te kort omdit fenomeen, dat we meestal zelf moetenuitlokken, te leren herkennen.”

Goede resultatenOveral worden de afgelopenjaren zorgpaden aangelegd.Ongeveer driekwart van deVlaamse ziekenhuizen gebruiktminstens één klinisch pad. Vierop de tien Belgische ziekenhui-zen hanteert zorgpaden voornormale bevallingen en voorCVA. Een derde doet dat voortotale heupprotheses en knie-protheses. Ongeveer 20% van deziekenhuizen hanteert klini-sche paden voor borstcarcino-men en keizersneden. Voor dia-betes, een liesbreuk of een her-nia schommelen de cijfers tus-sen de 15 en de 20%. In het jaar2000 ging het Vlaams-Nederlands Netwerk KlinischePaden van start. Het is een ini-tiatief van het Centrum voor Ziekenhuis-en Verplegingswetenschap van de KU-Leuven en werkt samen met hetNederlandse kwaliteitsinstituut voor degezondheidszorg CBO en de UniversitéCatholic de Louvain. Momenteel helpt ditnetwerk 101 ziekenhuizen, revalidatiecen-tra en thuiszorgorganisaties bij de ontwik-keling, implementatie en evaluatie van kli-nische paden. Walter Sermeus: “HetCentrum voor Ziekenhuis- en Verplegings-wetenschap ontwikkelde een dertigstap-penplan voor het aanleggen van een kli-nisch pad. De organisaties kunnen dit aanhun noden aanpassen en omvormen toteen draaiboek. We geven praktijkgerichteopleidingen aan de coördinatoren, organi-seren meetings voor kennisoverdracht,voeren samen met andere universiteitenwetenschappelijk onderzoek uit en stellenrond moeilijke problemen groepen samen.Die klinische werkgroepen, bijvoorbeeld

rond verloskunde, vergelijken zorgresulta-ten. In intervisiegroepen bespreekt eenmultidisciplinair team ervaringen met eenzorgpad in een bepaald medisch domein,zoals de palliatieve zorg.” Momenteel lopen er ruim duizend projec-ten rond klinische paden in Belgische enNederlandse instellingen. Sermeus:“Daarvan zijn 9% transmurale klinische

Page 41: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

Eindhoven, lichthoofdstad van Nederland.Het auditorium van de TechnischeUniversiteit, elf uur ‘s avonds. Een hon-derdtal symposiumgangers zoekt een zitjevoor de nachtmarathon van deNederlandse Stichting Onderzoek Licht enGezondheid. Tot half zeven ’s ochtendskomen slaap- en lichtexperts uit heelNederland praten. Het thema van het sym-posium is nachtwerk. Net geen acht uurlater, het is dan zeven uur ‘s ochtends,schuifelt iedereen doodop weer naar bui-ten, doordrongen van het besef dat demoderne mens een volslagen lichtbarbaaris. Het belang van gezonde lucht kentiedereen, dat van gezond licht begint nu

pas door te sijpelen. Wie de nacht negeert,speelt met zijn gezondheid. Miljoenennachtwerkers plegen nietsvermoedendroofbouw op lichaam en geest. “De enigeechte remedie is slaap,” zegt één van desprekers. Tegen het ochtendgloren klinktdat zeer aannemelijk.

Licht heeft een biologisch effect op hetlichaam. Het onderzoek naar de relatietussen licht en onze biologische klokstartte veertig jaar geleden. "Astronautengingen rondjes draaien om de aarde enhadden een onregelmatig dag-nachtritme.Ze kregen zware problemen met hun func-

tioneren en slapen," zegt Wout vanBommel, voorzitter van de Stichting Lichten Gezondheid van de TUE (TechnischeUniversiteit Eindhoven). In diezelfde jarenvonden de eerste operaties plaats waarbijmensen die door een ernstig ongeval blindwaren geworden, kunstogen kregen. Datleidde bij sommige tot ernstige slaappro-

blemen. Later bleek dat met het verwijde-ren van de ogen ook een ‘slaapmecha-nisme’ was verdwenen. "Toevallig ontdektemen dat onbekende slaapmechanisme inons lichaam dat soms het juiste licht endan weer de juiste donkerte verlangde,”zegt van Bommel. “Een en ander heeft temaken met de relatie tussen ons 24-uurs-ritme, het stresshormoon cortisol en hetslaaphormoon melatonine."

Meer dan een eeuw al is bekend dat delichaamstemperatuur volgens een vastpatroon varieert: 's ochtends, na zonsop-gang, stijgt ze met 0,4 graden. Na zons-

ondergang, daalt ze. De lichaamstempera-tuur volgt de cyclus van licht en donker.Hetzelfde patroon doet zich voor bij deaanmaak voor twee hormonen: cortisol enmelatonine. De aanmaak van cortisol piekt's ochtends rond zes uur en neemt daarnageleidelijk af. Bij melatonine gaat hetanders: 's avonds vanaf tien uur neemt

deze toe om vroeg in deochtend een top te berei-ken. Overdag zakt hetniveau sterk terug. Decycli van beide hormonenzorgen dat we 's ochtendsfit opstaan en 's avondsde slaap goed kunnenvatten. Van Bommel:“Ogen spelen in deze bio-logische processen eenbelangrijke regulerenderol. Licht bereikt via hetoog een ‘centrale klok’ inde hersenen die verschil-lende kleine klokjes inhet lichaam regelt. Het

Zonder geregelde lichtdouches enaangepast werk- en nachtlicht

raakt de hormonenhuishoudingvan nachtwerkers zwaar op drift.

Dat werd duidelijk tijdens hettweede Nachtsymposium van de

Nederlandse Stichting OnderzoekLicht en Gezondheid.

De gezondheidsgevolgen op langetermijn zijn nog niet gekend,

maar de sterk groeiendenachteconomie vraagt dringendom lichtvriendelijke strategieën

voor nachtwerkers. “Af en toe eenlichtje scheppen helpt,”

zegt expert Wout van Bommel.

Nieuw licht op nachtwerk

Een nachteconomieop mensenmaat

weliswaar 41

Page 42: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

tegen slaperigheid is slaap.” Ook VanEekelen vindt dat werkgevers meer moetendoen om nachtwerkers te ondersteunen.Hij wordt bijgetreden door MennoGerkema, chronobioloog aan deRijksuniversiteit Groningen. “Verbijsterendhoe slecht de voorzieningen zijn in bedrij-ven met ploegendiensten. De kantine isvaak dicht. Terwijl goede maaltijden in denachtdienst nog belangrijker zijn dan inde dagdienst.” De mens heeft vele biologi-sche klokjes in zijn lichaam, onder meeréén in de lever. Uit onderzoek bij muizenblijkt dat de biologische klok in de herse-nen altijd doortikt. Die in de lever gaatalleen 'aan' bij beweging en door het toe-dienen van voedsel. Gerkema: “Licht isbelangrijk, voedsel is voor sommige orga-nen minstens zo belangrijk.Spijsverteringsproblemen komen bij nacht-werkers veel voor. Wat gaan ze doen?Snacken. Veel mensen die 's nachts werkenzijn zwaarlijvig. Anderen slaan maaltijdenover en zijn chronisch ondervoed. Dat isnog erger. Hun productiviteit zakt naarhet nulpunt.”

Ook sport helptZelfs zonder nachtwerk wijkt het natuur-lijke ritme van de mens een beetje af vanhet 24-uursritme waarmee de aarde omhaar as draait. Het natuurlijke ritme isgemiddeld gesproken niet 24 uur, maar 24uur en 20 à 30 minuten. Mensen die dage-lijks buitenlucht zien, corrigeren dat ver-schil ongemerkt. Hun biologische klokwordt automatisch gelijkgezet met decyclus van licht en donker. Maar bij men-sen die dag in, dag uit werken in ruimtenwaar geen daglicht is – zoals warenhuizenen magazijnen –, vindt er geen correctieplaats. Na 24 dagen zitten zij 12 uur – 24keer een half uur – uit fase. Ze producerenmaximaal melatonine als ze maximaalcortisol moeten produceren en omgekeerd.Als gevolg daarvan hebben ze overdag pro-blemen om wakker te blijven en 's avondsmoeite met slapen. Na nog eens 24 dagenloopt dat weer vlot en voelen ze zich pret-tig. Conclusie: ieder mens is gebaat bij eenportie daglicht. Ook sport helpt, meentsportarts Ton Brandon. “Een goed uursporten kan de melatoninedip twee uuruitstellen. Mensen die goed getraind zijn,kunnen in ieder geval beter tegen die hor-monale schommelingen. Maar het beste isniet 's ochtends vroeg te sporten, want datverhoogt je kans op een hartinfarct.”

tekst | Peter Dupontillustratie | Ief Claessen

verslag

bestaan van die centrale klok is de weten-schap nog maar vijf jaar bekend." Zonderlicht gedijt een mens niet. Een zonnigedag bombardeert ons met 100.000 lux (deeenheid van licht, PD). Een sombere dagmet 20 à 30.000 lux, terwijl de normenvoor de hoeveelheid lux in een afgeslotenruimte slechts op 500 lux en in een kan-toor op 1000 lux liggen. Hoe meer luxoverdag, hoe beter de slaap. Exactewaarden zijn nog niet bekend, maar er zijnaanwijzingen dat een hoog lichtniveau(1000-1500 lux) nodig is voor een gezon-de werkomgeving. Momenteel liggen delichthoeveelheden op het oog in de kan-tooromgeving vaak ver beneden dezewaarden, soms wel tot 100 lux.”

Ongezond slaaptekortDe gevolgen van een ontregeld slaap- enwaakritme staan elke week in de media."Een helder voorbeeld is de Belgische tou-ringcar die in Duitsland van de weg afschoof," zegt Van Bommel. “Tsjernobil ende ramp met de tanker Exxon Valdez zijnandere bekende voorbeelden.” Ongeveer16% van de beroepsbevolking werkt nietvan negen tot vijf. Dat is zo in de gezond-heidszorg, het transport, de industrie of inde horeca. Volgens onderzoek is de kans ophet krijgen van een verkeersongeluk ofeen bedrijfsongeval tijdens de nacht veelgroter. "De mens is een dagdier dat 'snachts moet werken. Naast gezondheids-klachten op lange termijn, zoals hart- envaatziekten en kanker, geeft het ook ern-stige problemen op korte termijn.Nachtwerkers zijn vaak slaperig en ver-moeid, hebben last van concentratiestoor-nissen en zijn minder alert."

Eén van de meest verontrustende gezond-heidsproblemen is borstkanker. VolgensDorine Coenen van de NederlandseGezondheidsraad laat onderzoek een dui-delijk verband zien tussen het optredenvan borstkanker bij vrouwen en tientallenjaren werken in nachtdienst. Ze toontgegevens uit langdurige onderzoeken vanverpleegsters en luchtvaartpersoneel waar-uit blijkt dat bij vrouwen die jarenlangnachtdiensten hebben gedraaid meerborstkanker voorkomt, tot 80%. “Of lang-durig nachtwerk een oorzaak is van borst-kanker is daarmee echter niet aangetoond.De onderzoeken verschillen te fel om ereenduidige conclusies uit te trekken. Somszijn de risicofactoren voor borstkankerniet meegenomen. Nader onderzoek isnodig om na te gaan of er sprake is vaneen oorzakelijk verband. Op dit moment is

er dan ook geen reden om vrouwen dielangdurig nachtwerk doen extra te scree-nen.” Wel een verband tussen nachtwerken borstkanker, maar geen duidelijk oorza-kelijk verband, dus niets aan de hand? Dezaal reageert wat verbouwereerd opCoenens logica.

Nachtwerkers hoeven niet alleen tegen hetzandmannetje te vechten. Gepaste licht-maatregelen kunnen het risico op nachte-lijke incidenten aanzienlijk verminderen.Bijvoorbeeld het gebruik van dynamischlicht, waarbij verschillende soorten gedo-seerd en getimed licht worden gebruikt opde werkvloer. Christiaan Rense van delichttherapiegroep MediluX legt uit hoehet licht op de afdeling oncologie van hetUniversitair Medisch Centrum in Utrechtzo is veranderd dat het makkelijker werdom nachtdiensten te draaien. Niet alleende lichtintensiteit wisselt, ook de kleurvan het licht. “Het ziekteverzuim in hetziekenhuis is na de invoering van hetnieuwe lichtplan fors gedaald,” aldusRense. En er zijn nog andere maatregelenom de slaap af te houden. ChronobioloogMarijke Gordijn: "Ochtend- en avondmen-sen bestaan echt. De biologische klok van'late chronotypes' loopt wat trager. Ze heb-ben dus de neiging steeds later naar bed tegaan. Het zou verstandig zijn om ploegen-diensten te verdelen tussen extreem vroe-ge en extreem late types." Gordijns collegaEllie de Groot vindt de nachtdiensten insommige landen dan weer veel te snelroteren. "Bij de eerste shift in de nacht-dienst lukt het ze vaak niet om alert teblijven. Ze zitten nog in de oude cyclusvan nauwelijks cortisol en de maximalehoeveelheid melatonine. Het is knap lastigom je in een snel tempo te moeten aan-passen aan je nieuwe ritme. Ik onderzoekof daar wat aan te verhelpen valt door opbepaalde momenten een shot licht tehalen in een rustruimte."

Het loopt tegen de ochtend aan. Hier endaar verlaat een enkeling het auditorium.Sommige mensen gapen, anderen wrieme-len op hun te harde stoel. Het effect vande lichtschermen die tijdens de pauze wer-den opgesteld en de koffie begint tetanen. “Wat verzinnen mensen tijdens hunnachtdienst om wakker te blijven?” vraagtSander van Eekelen van Timetools, eengezondheidsbedrijf gericht op bedrijvenmet ploegendiensten. “Koffie drinken, nogmeer koffie drinken, het raam open zet-ten, een rondje lopen. Maar er bestaatgeen enkel substituut, het enige wat helpt

42 weliswaar

Page 43: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

Bulgarije is een land met twee snelheden.De eenentwintigste eeuw is zeker aange-broken in het centrum van het mondaineSofia, in de wintersportcentra en aan deZwarte Zeekust. De rest van Bulgarije looptnog enigszins achter. We zijn op onzetocht ontsnapt aan tientallen kuilen in hetpokdalige Bulgaarse wegdek. Tot er tochéén onze wagen fataal wordt. We zittendiep in het sprookjesachtige Rilagebergte.De nacht is pekzwart en berekoud. De uit-eindelijke redding door een bergteam, naeenentwintig uur wachten, wordt op deterugweg gevolgd door het hoongelach vannegen Roma-arbeiders. Ze hebben ons dedag voordien met geruststellende woordenhet onherbergzame gebied ingestuurd. DeBulgaar die onze slijkmobiel terug naarhet stadje Sapareva Banya rijdt, reageertkort op hun gejoel: “Vuiligheid.” Dit isBulgarije, aspirant-lid van de EuropeseUnie, anno 2006. Een multicultureel labo-ratorium, een fascinerend land, maar ookhet Wilde Oosten van het oude continent.Met 80.000 kindarbeiders, bomaanslagentegen journalisten en bedrijven, eenagressieve maffia, schrijnende armoede eneen onuitroeibare corruptie. Vijf decennialang heeft het communistische regimeroofbouw gepleegd op het sociale weefselvan het land. Bulgarije is er nog steedsniet volledig van hersteld. Tegelijkertijdverslapt ook het oude, multiculturele kor-set. Racisme en xenofobie zijn in opmars.De Bulgaarse regering doet er alles aan omEuropa de indruk te geven dat de oudekwalen, zoals de vreselijke behandelingvan de Roma en van personen met eenmentale handicap, met forse middelen

worden aangepakt. Onze tocht langs deBulgaarse welzijnszorg laat echter deimmense afstand zien tussen het kleineland en de rest van de EU.

Wantoestanden in instellingenEerste vaststelling voor de reiziger:Bulgarije gonst van de bedrijvigheid. Debelangrijkste wegen zijn of worden onderhanden genomen. Overal rijst hetzelfdeblauwe bord met gele sterren op. Hetpeperdure prijskaartje van de heraanleg.Betaald door de EU. Aan de kant van deweg beloven duizenden billboards, vaak inbetere staat dan de wegen zelf, de chauf-feur een kapitalistische hemel. Buiten-landers worden gelokt met aantrekkelijkeappartementen en goedkope grond.Weelderige dromen in ruil voor harde euro’s.Maar net naast en soms zelfs op de wegenleeft het echte Bulgarije: paard en kar,afval en modder, brakende fabriekspijpenen verbijsterend natuurschoon. En, voor

wie niet terugdeinst voor de gruwel, deinstellingen voor mentaal gehandicapten.De psychiatrische zorg in Bulgarije doetbijna middeleeuws aan. Ondanks weinigverhullende rapporten van AmnestyInternational worden vele patiënten nogsteeds verwaarloosd en in mensonterendeomstandigheden opgevangen. De meesteBulgaren zijn zelfs niet op de hoogte vanhet bestaan van deze instellingen. Intotaal gaat het om een honderdtal instel-lingen waar acht- tot tienduizend kinde-ren en volwassenen worden opgevangen.Het failliet van de Bulgaarse psychiatri-sche zorg kwam in 2001 aan het licht toeneen journalist in een instelling in

Sanandinovo op twintig vrouwen stoottedie in een smerige metalen kooi warenopgesloten. De stank was niet te harden.De wanden van de kamers hingen vol uit-werpselen. De bedden waren die naam nietwaardig. Amnesty ontdekte dezelfde wan-toestanden ook in andere Bulgaarse instel-lingen. Patiënten konden er nauwelijksberoep doen op enige vorm van rehabilita-tie en therapie. Medicatie diende om hente bedwingen, niet om hen te genezen.Elektroshocktherapie werd zonder spier-ontspannende en verdovingsmiddelen toe-gediend. Niet verwonderlijk dat 20% vande patiënten in een instelling stierf doorondervoeding, ziekte of verwaarlozing.

Dramatisch slechte infrastructuurIn het indrukwekkende Rilagebergte ligthet dorpje Pastra, op tachtig kilometer vande Griekse en twintig kilometer van deMacedonische grens. Pastra duikt al enke-le jaren op in de rapporten van Amnesty

International. Het is een smet op het wel-zijnsblazoen van Bulgarije. Patiënten wor-den opgesloten in smerige gebouwen, lij-den kou, worden rustig gehouden, maarniet behandeld. Zoals alle Bulgaarse instel-lingen voor patiënten met mentale proble-men is ook deze instelling haast verstoptin de wildernis, ver weg van verontrusteburger. Tegen valavond bereiken we hetminuscule dorpje. Kapotte autowrakkenliggen tegen de oude huizen, op enkelehonden na is er geen kat te zien. Na eenhalf uur vergeefs rondrijden wijst eenvrouw ons de weg naar de instelling. Het iseen lang, gevaarlijk en hobbelig pad debergen in, tot aan drie voormalige gebou-

De nieuwe EU-lidstaat Bulgarijepoetst in ijltempo zijn

welzijnsblazoen op. Wie zich diepin de Bulgaarse steden of in deBalkan waagt, botst echter nog

steeds op sporen van bedenkelijkepraktijken. Weliswaar trok

oostwaarts en trachtte teachterhalen hoe er in de uithoekvan Europa wordt omgesprongen

met welzijn en zorg.

Het Bulgaarsemoeras

Een samenleving opde rand van Europa

weliswaar 43

Page 44: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

ater. Hoe vaak die langskomen, wil of kande directeur niet vertellen. Op het momentdat wij er zijn, is er alvast geen arts aan-wezig in de instelling. Acen toont ons

trots een boek met foto’s van recente pa-tiëntentrips naar Sofia en andere steden.Het contrast met de dagelijkse realiteitwaarin zijn patiënten leven, kan moeilijkgroter zijn. Het is duidelijk dat de schizo-frene patiënten een uiterst beperkt con-tact met de buitenwereld hebben. “Eenzestal patiënten gaat af en toe voor koffie,tonic of sigaretten naar het dorp. Demeesten krijgen nooit een familielid te

reportage

wen van een oude watercentrale. Hier is deinstelling gevestigd. Eén gebouw staattegen een lelijke damrug en dient voor delastigste patiënten, het andere ligt ietsjelager in de vallei. Groene hekken omcirke-len de woonblokken die een totale capa-citeit hebben van 105 patiënten. Ze zwer-ven zonder enige vorm van begeleidingrond. Sommigen slapen buiten op degrond. De enige begeleidster die ’s avondsin het complex aanwezig is, vraagt ons ’smorgens terug te komen. “De directeur isal naar huis.” Van verpleegkundigen geenspoor, hoewel dit jaar nog een van de pa-tiënten werd vermoord. “Brengt u morgensigaretten mee?” vraagt een boomlangeschizofrene man.

“Onze infrastructuur is dramatisch slecht,”geeft directeur Acen de volgende ochtendtoe. In zijn kantoor lijken de jaren vijftigtot leven gewekt. “Het is een erfenis vanons communistische verleden. Toenmoesten deze mensen zo ver mogelijk vande samenleving worden gehouden. Wij pro-beren ons zo goed en zo kwaad mogelijk tebehelpen. Een lichtpuntje is dat we begin

2007 eindelijk met de huidige achtenze-ventig patiënten verhuizen naar het nabu-rige stadje Rila.” Acen runt sinds 2002deze instelling voor schizofrene mannen

en heeft de mensen van AmnestyInternational al verschillende keren overde vloer gekregen. “Elk jaar gaat het eenbeetje beter. De gebouwen dateren uit1928 en worden volgend jaar waarschijn-lijk gesloopt. De instelling heeft zich hiergevestigd in 1980.” De directeur wordt bij-gestaan door een hoofdverpleegkundige enenkele begeleiders. De patiënten wordenbehandeld door twee artsen en een psychi-

44 weliswaar

“Geen enkel rapport geeft eenrealistisch beeld van het sociale moeras

waaruit Bulgarije weg probeert te raken.”

Page 45: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

ten – geeft eenrealistisch beeldvan het sociale moeras waaruit Bulgarijeweg probeert te raken. Heel wat kinderen,onder wie vele Roma, worden door hunouders in de steek gelaten. In de weeshui-zen vormen ze een makkelijke prooi voorpedofielen. En de toekomst belooft geenverbetering. De toetreding tot de EU zal,net als in Roemenië, veel ouders naar hetbuitenland lokken. Het contingent instel-lingskinderen zal aangroeien. Ook ouderenhebben het steeds moeilijker om rond tekomen en vallen steeds meer terug op deeigen moestuin, de kippen en het varken.“Met mijn pensioen kan ik alleen water enelektriciteit betalen,” zegt een vrouw inde industriestad Pernik. Zij zit de hele dagop een stoeltje achter een weegschaal. Eenhalve lev voor een weegbeurt. Zo probeertze een cent bij te verdienen.

Eldorado voor plunderaarsDe enige weg vooruit voor de Bulgaren ishet lidmaatschap van de EU. Twee dagenvoor we in het Rilagebergte stranden,maken we het ‘grote’ openluchtconcert

zien,” weet de directeur. “De familie wilhen niet meer. Het is dan ook jammer datde patiënten meestal tot hun overlijden inde instelling blijven.” Acen troont ons meenaar een lokaaltje waar twee patiënten zit-ten te tekenen. “Therapie,” zegt hij. In deeetzaal kijken drie andere patiënten naareen kleine televisie die in een kapotte gla-zen kast is opgeborgen. De klank staat af.Bulgaarse mussen pikken ondertussen deresten van het ontbijt van de tafel en degrond. De gangen van de instelling wordenverlicht door peertjes. Toiletten hebbengeen bril of licht. Maar de verf op dekamermuren bladdert niet meer af, zoalsAmnesty vorig jaar meldde. Sommige pa-tiënten liggen in bedden – “net gekregenuit Oostenrijk” – of dwalen doelloos rond.Ze vragen sigaretten en geld. “Geld is onsgrote probleem,” zucht de directeur terwijlhij aan zijn Turkse koffie nipt en ons delijst toegediende geneesmiddelen toont.Maandelijks krijgt de instelling van hetministerie van financiën 70 lev, dat is 35euro, per patiënt. Voor echt zware gevallenkan dat oplopen tot 90 lev. De patiëntenzelf geven we 7 euro zakgeld per maand.

Zij klagen nooit, wij doen niets anders. DeEU zal ons veel meer regels opleveren, maarzeker niet meer euro’s.”

Onbekend en onverzorgd BulgarijeDe toestanden in Pastra zijn geen uitzon-dering. Bulgarije ligt al decennia lang bui-ten het bereik van de westerse radar. Integenstelling tot buurland Roemenië konhet land de afgelopen jaren nauwelijksrekenen op de welwillende aandacht vaneen leger NGO’s, adoptiedorpen en anderehulporganisaties. Want het Westen kreeggeen Bulgaarse riool- en aidskinderen opde televisie te zien. Bulgarije werd nietuitgeperst door een psychopatische dicta-tor en de regering discrimineerde deRomapopulatie niet. Althans toch niet zoopvallend als in Roemenië. Bulgarije heeftdan ook geen gezicht in het Westen. Het isvoor de grote meerderheid van deEuropeanen een terra incognita. Het cyril-lische schrift en de afwezigheid van onaf-hankelijke Engelstalige media maken hetniet makkelijk om objectieve informatieover het land te verkrijgen. Geen enkelrapport – ook niet de officiële EU-rappor-

weliswaar 45

reportage

Page 46: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

Wie hen aanspreekt, wordt steevast omgeld gevraagd. “Ik vrees dat zij niet te veelop medelijden van de burger moeten reke-nen,” weet een politieman in Plovdiv.“Iedereen weet dat de Roma na het ver-dwijnen van de muur goede zaken hebbengedaan in West-Europa. Ze hebben ergeleerd om het slachtoffer te spelen.”

tekst | Peter Dupontfoto’s | Tim Dirven

reportage

mee in Sofia ter ere van de laatste duizenduren voor het EU-lidmaatschap. De typi-sche etnojazz en de Bulgaarse gezangendoen het prima op televisie. Maar op poli-tici en zakenlui na, lijken weinige feest-vierders echt enthousiast door het vooruit-zicht op EU-broederschap. Krasimir, eenkelner uit Bansko, vertolkt het algemenegevoel: “Alles zal duurder worden en wijblijven gemiddeld 200 tot 250 euro permaand verdienen. Fabrieken sluiten nu alof slanken massaal af. Volgens mij zullende Roma het nog het hardst te verdurenkrijgen door alle regels en beperkingen dieEuropa ons zal opleggen.” Bulgaarse nuch-terheid ten top. Wel aan de orde van dedag in het nationalistische Bulgarije is eenartikel in het tijdschrift NationalGeographic dat voor massale verontwaardi-ging zorgde. Het Balkanland wordt erinomschreven als het ‘Eldorado voor plunde-raars’. Sinds de val van het communisme isde jacht immers open op Thracische schat-ten die verborgen liggen in de tienduizen-den tumuli die het land rijk is.“Waarschijnlijk zijn die plunderaars Roma.Als ik wist ik hoe ik het moest doen, danwas ik ook aan het graven,” zegt Krasimir.Hij vermoedt dat het artikel propagandais. “Servië, Roemenië, Turkije, Macedoniëen de andere landen, ze moeten deBulgaren niet.”

Bulgarije is een smeltkroes van minderhe-den en religies. Behalve Turken leven erRussen, Armeniërs, Macedoniërs,Sarakatsani, Gagaoezen, Tataren,Circassians, Pomaken en Roma, lange tijdde vergeten minderheid die jaarlijks aan-zwelt. Discriminatie is altijd een deel vande Bulgaarse geschiedenis geweest. Maarde kloof tussen Roma en de andere min-derheden is enorm groot. “Ze zijn smerig,lui en leven van stelen,” zo formuleert eenernstige hoteleigenaar de dominante over-tuiging. “Ze stinken, drinken en makenlawaai. Deze mensen willen niet integre-ren. Ze weigeren hun kinderen naar schoolte laten gaan. Ze willen niet werken ofbelastingen betalen. Rechten kennen ze,plichten niet. Het spreekt voor zich dat demeeste moorden door Roma gebeuren endat 90% van hen niet werkt,” orakelt hij.De Bulgaarse media brengen vele verhalenover discriminatie tegen Roma. De afkeervan de Romacultuur is wijdverspreid envisceraal. De feiten bewijzen dit. Minderdan 1% van de Bulgaren kan zich voorstel-len ooit met een Roma te trouwen. De pop-corn op de bodem van een zak wordt‘zigeuner’ genoemd. Het Bulgaarse idioom

barst van de negatieve spreekwoorden metde Roma als onderwerp. De haat is weder-zijds. Roma kijken neer op de andereBulgaren. En ze voelen zich steeds sterkerin de wetenschap dat Europa toekijkt endat hun aantal groeit. Momenteel zijn dezigeuners officieel met 400.000, maar hunware aantal ligt tussen de 700.000 tot800.000, een tiende van de 7,9 miljoenBulgaren. Sommige noemen zich Bulgaarsof Turks. Tegen 2050 verwachten de Romade meerderheid uit te maken in Bulgarije.De bevolking zal dan gedaald zijn tot min-der dan 6 miljoen inwoners. Die daling isingezet in de jaren negentig.

Regering houdt de schijn opVolgens de EU doet de Bulgaarse regeringsteeds meer inspanningen om de Roma alsvolwaardige burgers te accepteren. Maarorganisaties als het Bulgaarse HelsinkiComité vertellen een ander verhaal. Deoverheid zou nauwelijks actie onderne-men, op wat schoonmaakoperaties na. Inverschillende steden werden getto’s vanRoma plat gesmeten zonder dat de bewo-ners een alternatieve verblijfplaats kregen.Discriminatie en uitsluiting van Roma zijnde regel, haatspeeches geen uitzondering.“Een Romagemeenschap dicht bij eenwoonbuurt is tien keer schadelijker daneen afvalberg,” beweerde de burgemeestervan een district in Plovdiv onlangs in hetopenbaar. In Plovdiv, de tweede grootstestad van Bulgarije en de stad met de groot-ste concentratie Roma, spreken we af metzigeunerprins Angel Rashkov. Locatie: deSheker Mahala, een vuile wijk aan de randvan Plovdiv. Een modaal Romagezin metvijf tot acht kinderen verdient maandelijks100 euro. Rashkov, eigenaar van een brou-werij en distilleerderij, belt echter netvoor de ontmoeting af. “Ik word door destaatsveiligheid gevolgd. Het is te gevaar-lijk om net voor de toetreding tot de EU

zware kritiek te leveren. Bel me begin2007.” Of hij nog achter de voor deBulgaarse overheid zeer kritische uitspra-ken staat die hij in de Britse krant DailyTelegraph deed, op 13 september 2006.“Zeker, de overheid geeft de EU de indrukdat ze onze belangen beter behartigt.Maar meer dan schijn is het niet. De gevelsvan huizen in de Romagetto’s wordenopgeknapt, de rest mag blijven verpaupe-ren.” Behalve met de Romaorganisaties ishet moeilijk in contact treden met Roma.In elke stad of dorp zijn ze een opgemerk-te aanwezigheid met hun paarden en kar-ren, hun armtierige huisvesting en hungescharrel in vuilbakken en afvalbergen.

46 weliswaar

Page 47: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.

Wat u vandaag niet leest in Weliswaar,leest u morgen op www.weliswaar.be

Elke week up-to-date welzijnsnieuws en nog meer korte berichten.

weliswaarWelzijnsmagazine voor Vlaanderenuitgegeven door de Vlaamse overheid - Departement Welzijn,Volksgezondheid en Gezin

jaargang 13 | nummer 2 april - mei 2007

redactie || Nico Krols ||Liesbeth Van Braeckel

eindredactie || Harold Polis

medewerkers || Eric Bracke || Jeroen FranssensRia Goris || David Nolens || Marleen Teugels || Maarten Van Craen || Jelle Van Riet

tekeningen en cartoons || Ief Claessen |||| Mieke Lamiroy || Nora Theys

fotografie || Jan Locus || Stephan Vanfleteren|| Lies Willaert

directie ||Liesbeth Van Huffelen

verantwoordelijke uitgever ||Marc Morris - Secretaris-generaal ||Koning Albert II-laan 35, bus 30 || 1030 Brussel

contactpunt Nederland || Arthur Jansen Advies

productie || Standaard Uitgeverij ||Mechelsesteenweg 203 ||2018 Antwerpen

oplage || 38.100 ||

abonnementensecretariaat: abonnementenabonneringen, adreswijzigingen, annuleringen:www.weliswaar.beTel: 02-686 01 83 || Fax: 02-686 01 88 ||Terlindenlaan 14 || 3090 Overijse

Bij adreswijzigingen oud en nieuw adres en abonneenummer vermelden.Ontvang je te weinig of te veel exemplaren?Laat het ons weten. Geef het nummer op van jeabonnement dat bij je adres vermeld staat.

redactietips, info en reacties:[email protected].: 02-553 07 32 || 02-553 33 76 ||Fax: 02-553 31 40Vlaamse overheid - Departement WVG

WeliswaarKoning Albert II-laan 35 bus 30 || 1030 Brussel

Wil je een kort bericht plaatsen?www.weliswaar.be

Weliswaar wordt gedrukt op milieuvriendelijk papier.De inhoud van de artikelsweerspiegelt niet noodzakelijkde visie van het ministerie.

WWeliswaar kan helaas geen lezersbrieven opnemen. Je reactie is altijd welkom op het redactieadres of op www.weliswaar.be

WIW 75.07 - JG. 13/nr. 2

Lid van de Unie vande Periodieke Pers

weliswaar 47

Page 48: UV welzijnsmagazine voor Vlaanderen nr 75 april - mei 2007 › sites › default › files › media › wiw75.pdf · De sector moet leren balanceren tussen hoofdtaak en nevenopdracht.